Huiseigenaren die door de energietransitie op kosten worden gejaagd |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Energie-omschakeling kost wat»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het knettergek is dat gemeenten – zoals Utrecht, Woerden en Wageningen – «aardgasvrije proefwijken» hebben aangewezen, waar huiseigenaren worden gedwongen binnen tien jaar van het gas af te gaan en worden opgezadeld met kosten oplopend tot tienduizenden euro’s? Zo nee, waarom niet?
De energietransitie kost geld. Deze kosten komen ten laste van de gehele samenleving, zowel bedrijven als huishoudens. Het is mijn inzet om de transitie zo kosteneffectief mogelijk te laten verlopen.
Ik realiseer mij dat kosteneffectief niet betekent dat de gevraagde investeringen in alle gevallen makkelijk op te brengen zijn. De verdeling van de lasten is een van de grootste vraagstukken waar ik me op dit moment mee bezig houd. Het is daarom ook van belang dat er toegesneden financieringsinstrumenten worden ontwikkeld die de gevraagde investeringen van partijen ondersteunen.
Bent u ertoe bereid deze gemeenten tot de orde te roepen en ervoor te zorgen dat deze absurde projecten direct van tafel gaan? Gaat u voorkomen dat huiseigenaren – als gevolg van de torenhoge kosten – worden gedwongen tot «huisgebonden leningen» en daarmee in de financiële ellende worden gestort? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat deze wereldvreemde projecten het failliet van uw eigen krankzinnige energie- en klimaatbeleid aantonen? Deelt u de mening dat dit haaks staat op uw eigen uitspraak dat de energietransitie «betaalbaar» moet zijn en blijven? Zo nee, wat bedoelt u dan met «betaalbaar»?
Nee, dit deel ik niet. Een betaalbare energietransitie wordt in mijn ogen gekenmerkt door effectieve en proportionele maatregelen die gedragen kunnen worden door de samenleving. Daarmee bedoel ik dat we voor de meest kosteneffectieve maatregelen kiezen, waarbij de kosten in verhouding staan tot de te behalen duurzaamheidsopbrengsten en de kosten ook redelijkerwijs door huiseigenaren, bedrijven en overige partijen gedragen kunnen worden.
Deelt u de mening dat de energietransitie onbetaalbaar, onzinnig en – gezien het feit dat burgers niets te zeggen hebben – ondemocratisch is? Zo nee, waarom niet?
Alle landen in de wereld en dus ook Nederland zullen de overstap moeten maken naar meer schone energie en minder CO2-uitstoot. Hierover hebben we afspraken gemaakt met elkaar in het Klimaatakkoord van Parijs. In het regeerakkoord zijn deze ambities verder uitgewerkt en vastgelegd. Het kabinet legt hierover ook verantwoording af. Hoewel het duidelijk is dat de energietransitie geld kost, biedt het ook kansen om onze economie te versterken en nieuwe banen te creëren. De noodzaak van de energietransitie staat voor mij dan ook buiten kijf. Zo kunnen de nieuwe technieken en producten die nu ontwikkeld worden vermarkt worden in het buitenland.
Wanneer zet u eens een streep door de energietransitie en gaat u zorgen voor lagere lasten?
Zie antwoord vraag 5.
De risico's die de overbelasting van de elektriciteitsvoorziening brengt voor de digitale koppositie van Nederland |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «overbelasting van stroomsector brengt digitale koppositie van Nederland in gevaar»?1 Klopt het dat u ook een brief van de Dutch Data Center Association (DDA) over deze problematiek heeft ontvangen?
Ja dat bericht is mij bekend. De DDA heeft mij eveneens per brief benaderd over moeilijkheden die zij voorziet voor tijdige aansluiting van datacenters op de elektriciteitsvoorziening.
Klopt het dat er al sprake is van een dreigend tekort aan stroom op favoriete vestigingslocaties voor datacenters, zoals Schiphol, het Science Park in Amsterdam en Amsterdam Zuid-Oost?
De landelijke netbeheerder TenneT onderzoekt periodiek de leveringszekerheid op regionaal en nationaal niveau en publiceert de uitkomsten jaarlijks in het Rapport Monitoring Leveringszekerheid. De meest recente uitkomsten laten geen (dreigend) tekort aan elektriciteit zien. Wel is in de afgelopen vier jaar zowel het aantal datacenters als de omvang en de energie intensiteit ervan met name in de omgeving van Amsterdam sterk toegenomen.
Omdat het vinden van een geschikte locatie voor een nieuw onderstation in de gemeente Haarlemmermeer tijd kost vanwege lopende gesprekken met belanghebbende partijen, kunnen momenteel in de Schipholregio nog geen nieuwe datacenters worden aangesloten. In de overige genoemde regio’s kan de regionale netbeheerder -Liander- op dit moment alle aanvragen faciliteren.
Dient de recente stroomstoring op Schiphol als een uiting van een gebrek aan stroom in deze regio gezien te worden? Zo nee, wat was dan de exacte oorzaak van die storing?
De oorzaak van de storing die zich 29 april jl. op Schiphol heeft voorgedaan is nog niet bekend. Schiphol heeft aangegeven een extern onderzoek naar deze storing uit te laten voeren. Overigens geven Liander en TenneT aan dat zich in geen van de stations die Schiphol voeden een onderbreking van de stroomvoorziening heeft voorgedaan, maar dat mogelijk sprake was van een spanningsdip die binnen de toegestane grenzen bleef.
Klopt het dat een «flink datacenter» ongeveer 10% van de stroombehoefte van Amsterdam vertegenwoordigt?
Gekeken vanuit de piekbelasting vraagt een gemiddeld datacenter tussen de 40 en 80 MVA terwijl Amsterdam in pieksituaties 1000MVA kan vragen.
Als er inderdaad sprake is van een dreigend gebrek aan stroom dat de komst van nieuwe Datacenters verhinderd, wordt dat dan veroorzaakt door de combinatie van de volgende drie oorzaken, te weten (a) de nieuwbouw van kantoren en woningen in die regio, (b) het gebrek aan vakkrachten, en (c) de extra capaciteit die nodig is om de via zon- en wind opgewekte energie te transporteren? Zo nee, welke andere factoren spelen dan verder nog mee?
De netbeheerders worden zodanig gereguleerd dat zij slechts die investeringen doen die maatschappelijk doelmatig zijn. Dit leidt er toe dat zij over gaan tot investeringen in de uitbreiding van de infrastructuur als er concreet zicht is op benutting van die extra infrastructuur. Deze regulering leidt over het algemeen tot voldoende investeringen om aan de vraag naar elektriciteit te voldoen. In de genoemde regio is echter sprake van onverwachts snelle groei van het aantal datacenters alsmede van het aantal zonneparken die bij elkaar tot een onverwacht snelle groei van de vraag naar transportcapaciteit leiden. Omdat de bouwtijd van een datacentrum ongeveer 1 jaar bedraagt en zonneparken nog sneller kunnen worden gerealiseerd, lopen de uitbreidingen in het elektriciteitsnetwerk die met name vanwege de ruimtelijke inpassing doorlooptijden kennen van 5 tot 7 jaar, momenteel achter op de vraag naar capaciteit. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Is het bijvoorbeeld juist dat het aanvragen van benodigde vergunningen voor zaken die rond een (nieuw) datacenter onder de grond moeten worden aangelegd tot veel vertraging leidt?
Voor zaken boven de grond zoals transformator- en schakelstations is voor de ruimtelijke inpassing een periode van meerdere jaren benodigd. Deze locatie moet bereikbaar zijn voor de voedende hoogspanningskabels, meestal onder de grond, en de afgaande kabels naar klanten en woonwijken – altijd onder de grond waarvoor eveneens vergunningen nodig zijn. Er kan pas worden gebouwd nadat alle bezwaar- en beroepsprocedures die met het verkrijgen van een omgevingsvergunning samenhangen zijn afgerond.
Welke stappen gaat u nemen om deze problematiek op te lossen?
Ik heb in de Wet Voortgang Energietransitie de planning van investeringsbeslissingen door de netbeheerders beter gestroomlijnd door de invoering van het investeringsplan. Tweejaarlijks moeten investeringsplannen worden ingediend die zijn gebaseerd op realistische prognoses van de verwachte transportcapaciteit. In het proces van de totstandkoming van investeringsplannen is tijd ingeruimd om zienswijzen naar voren te brengen, bijvoorbeeld met betrekking tot de ontwikkelingscenario’s waar de netbeheerder zijn voorziene investeringen op baseert.
De snelle groei van het aantal datacenters heeft voor netbeheerders gevolgen die vergelijkbaar zijn met de snelle groei van duurzame opwek in bepaalde gebieden van Nederland. Om tijdig op deze ontwikkelingen te kunnen inspelen ruimtelijke regie op decentraal niveau van groot belang. Daarmee wordt de voorspelbaarheid van ontwikkelingen vergroot en kunnen netbeheerders daarop beter anticiperen. Ik heb in mijn brief over de kabinetsinzet voor het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 163) al aangegeven belang te hechten aan goede afspraken over deze regie.
Bent u bereid aan te geven wat u vindt van de drie suggesties die de DDA per brief aan u heeft voorgelegd, te weten (a) om een werkgroep met een mandaat en middelen te formeren om te investeren in de stroominfrastructuur, (b) te onderzoeken of vergunningstrajecten verkort kunnen worden en (c) te bevorderen dat de investeringshorizon van stroomleveranciers (nog) beter gaat aansluiten op de snelle ontwikkelingen in de digitale markt?
Ik begrijp de wensen van de DDA en deze passen in de algemene doelstelling om tijdig voor iedereen voldoende elektriciteit beschikbaar te hebben. Zie ook het antwoord op vraag 7. Een afzonderlijke werkgroep voor één sector, die buiten alle andere afspraken en regels zou moeten functioneren, draagt niet bij aan het beleid rondom aansluitingen op het elektriciteitsnet. Er zijn meerdere partijen, zoals bijvoorbeeld de bij het antwoord op vraag 7 genoemde duurzame opwekkers, die graag aangesloten willen worden. Veel van deze onderwerpen worden daarnaast ook besproken binnen de context van het overeen te komen Klimaatakkoord.
In het geval u van mening bent dat deze suggesties al onderdeel van staand beleid zijn of daar juist mee botsen, kunt u dan aangeven welke andere stappen er dan wel mogelijk en wenselijk zijn?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u tot slot bevorderen dat deze problematiek ook aan de elektriciteitstafel van de onderhandelingen over het klimaatakkoord besproken wordt?
Dit vraagstuk komt aan de orde bij de besprekingen over het Klimaatakkoord.
Zie ook mijn antwoorden op vraag 7, 8 en 9.
De Tweede Kamer aangaande de agenda van de informele Ecofinraad van 27 en 28 april 2018 te Sofia |
|
Renske Leijten |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Kunt u aangeven waarom de Kamer de agendastukken van de informele Ecofinraad van 27 en 28 april 2018 pas vrijdag 27 april om 9.21 uur ontving, terwijl de Ecofinraad al om 8.00 uur begon?1 2
De informele Ecofin begon op 27 april om 13:00 lokale tijd in Sofia, Bulgarije, met een informele lunch.3 De Eurogroep begon die dag om 9:00.
Nederland zet zich in voor het vergroten van transparantie in Europese besluitvorming. In het geval van de informele Ecofin is het uiteindelijk aan het voorzitterschap om te bepalen wanneer de stukken die het hiervoor opstelt openbaar worden gemaakt. Zo zijn bij de informele Ecofin die door Nederland was georganiseerd onder Nederlands voorzitterschap in de eerste helft van 2016 de stukken van tevoren openbaar gemaakt. In de aanloop naar deze informele Ecofin heeft Nederland meerdere malen bij het huidige Bulgaarse voorzitterschap aangedrongen op vroege publicatie van de stukken. Hierbij heeft het Bulgaarse voorzitterschap gekozen voor publicatie op de dag dat de informele Ecofin in de middag startte. Bij andere informele bijeenkomsten van ministers van de EU onder dit voorzitterschap lijkt publicatie van voorbereidende papers niet de praktijk geweest te zijn. Informele bijeenkomsten zijn geen besluitvormende of wetgevende lichamen van de EU en dienen ter gedachtewisseling.
Ontving u de agendastukken eerder dan het moment van publicatie van het Bulgaars voorzitterschap? Zo ja, wanneer precies?
De volledige set aan stukken voor de vergadering zijn op de dag van het algemeen overleg woensdag 18 april in de middag aan de lidstaten verstuurd. Bij een normale, wetgevende, Ecofinraad worden de voorliggende stukken ook verspreid via het delegates portal waartoe de Kamer ook toegang heeft. Voor informele Ecofins wordt hier in de regel geen gebruik van gemaakt omdat dit geen formele overleggen zijn.
Kunt u aangeven hoe u deze bijeenkomst voorbereidt wanneer de stukken pas na start van de bijeenkomst beschikbaar zijn?
De agenda en de te bespreken onderwerpen zijn over het algemeen vroegtijdig bekend en zijn vaak ook geen verassing omdat in de Ecofinraad de actuele relevante onderwerpen besproken worden. Ook zonder de uiteindelijke stukken verdiept Nederland zich in de verschillende onderwerpen en bepaalt haar inzet. De discussievragen die door het voorzitterschap bij de informele Ecofin worden opgesteld dienen vooral om de discussie te voeden.
Welke ambtelijke voorbereiding en afstemming over de agenda is er tussen het algemeen overleg over de Eurogroep/Ecofinraad/IMF van 18 april 2018 en de uiteindelijke informele raad geweest? Kunt u de Kamer een overzicht sturen? Zo nee, waarom niet?
Er is na het algemeen overleg met de Kamer geen overleg of afstemming geweest gericht op de agenda van de informele Ecofin.
Op welke wijze heeft u de vragen beantwoord die bij de «questions for discussion» van de vijf issue notes door het Bulgaars voorzitterschap waren geformuleerd? Kunt u aangeven waarom u die inzet niet heeft toegezonden aan de Kamer?
De discussievragen die door het voorzitterschap bij de informele Ecofin worden opgesteld dienen om de discussie te voeden en worden niet stelselmatig afgelopen tijdens de vergadering zelf. Een weergave van de Nederlandse inbreng tijdens de Informele Ecofin vindt u terug in het verslag van de informele Ecofin.
Waarom zijn de stukken over de Capital Markets Union (CMU) en van het Centre for European Policy Studies (CEPS), respectievelijk met publicatiedata van 10 april en 9 april 2018, niet eerder met de Kamer gedeeld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ook hier geldt dat het uiteindelijk aan het Bulgaarse voorzitterschap is om te bepalen wanneer de stukken die worden opgesteld voor de informele Ecofin openbaar worden gemaakt. Nederland heeft in de aanloop naar de informele Ecofin meerdere malen aangedrongen bij het voorzitterschap op vroege publicatie van de stukken. Hierbij heeft het voorzitterschap gekozen voor publicatie op de dag dat de informele Ecofin in de middag startte.
Erkent u dat de Kamer op deze wijze geen goed gesprek met u en de regering over Europese raden kan hebben, omdat zij onvoldoende op de hoogte wordt gesteld over de inhoudelijke vragen die voorliggen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe en vooral wanneer is dit democratische tekort opgeheven?
Via de geannoteerde agenda voor Europese vergaderingen wordt voorafgaand aan de Eurogroep en Ecofinraad de agenda gedeeld, een inzicht gegeven in de te bespreken onderwerpen en waar mogelijk een weergave gegeven van de stukken, voor zover die reeds zijn ontvangen. Daarnaast is elke keer voorafgaand aan de Eurogroep en Ecofinraad een Algemeen Overleg (AO) met de Kamer. Ook ontvangt de Kamer elke keer na afloop een verslag. Nederland is wat dat betreft een van de lidstaten die zich inzet voor het vergroten van transparantie in Europese besluitvorming en democratische verantwoording.
Komen de stukken voor Ecofinraden – al dan niet informeel – sinds de nieuwe voorzitter de heer Centeno later of eerder dan onder het voorzitterschap van de heer Dijsselbloem? Kunt u een overzicht geven?
De heer Centeno is de voorzitter van de Eurogroep en niet de Ecofinraad. De Ecofinraad wordt, net als elke andere Raad, voorgezeten door de Minister uit het land dat voorzitter is van de Raad van de Europese Unie (EU). Dit wisselt elk half jaar en op dit moment is dat Bulgarije. De Minister van Financiën van Bulgarije is zodoende de voorzitter van de Ecofinraad.
Toen Nederland in de eerste helft van 2016 voorzitter was van de Raad van de EU is er speciale aandacht besteed aan het vergroten van transparantie. Zo zijn bij de informele Ecofin die door Nederland was georganiseerd wel de stukken van tevoren openbaar gemaakt.
Ten aanzien van de Eurogroep heeft Nederland zich altijd hard gemaakt voor meer transparantie en zal dit ook blijven doen. Om transparantie van de Eurogroep te vergroten zijn de afgelopen jaren in de Eurogroep verschillende afspraken gemaakt.4 Zo worden geannoteerde agenda’s van Eurogroepen vooraf gepubliceerd, wordt na afloop van een Eurogroep een samenvattende brief gepubliceerd, en worden documenten ter voorbereiding op thematische discussies in principe voor de Eurogroep en na bespreking in de Eurogroup Working Group (EWG) gepubliceerd.
Wat zijn de mooie woorden over de wil tot transparantie waard als de Kamer pas de agendastukken ontvangt als een Ecofinraad al begonnen is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet deelt het belang dat het parlement hecht aan de versterking van transparantie van de Europese besluitvorming. Daarnaast streeft het kabinet ernaar om de Kamer altijd tijdig en zo volledig mogelijk te informeren over Europese besluitvorming binnen de juridische kaders waaraan alle EU-lidstaten en instellingen gebonden. Zo ontvangt de Kamer voorafgaand aan de Eurogroep en Ecofinraad een geannoteerde agenda waarmee getracht wordt de Kamer zo goed en volledig mogelijk te informeren over wat er tijdens de vergaderingen wordt besproken. Daarnaast heeft de Kamer de gelegenheid om met de Minister en Staatssecretaris van Financiën voorafgaand aan de Eurogroep en Ecofinraad via een openbaar AO over de Nederlandse inzet van gedachte te wisselen en vragen te stellen. Ook ontvangt de Kamer elke keer na afloop een verslag.
Nederland heeft zich altijd hard gemaakt voor meer transparantie in Europese besluitvorming en zal deze proactieve agenda blijven voeren in de Raad.
Verwaarloosde veiligheidsmaatregelen in en om munitieopslagplaatsen van Defensie |
|
Sadet Karabulut |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Wanneer, op welke datum, hebt u het besluit genomen alle munitieopslagen langs de strengste norm te gaan controleren en indien nodig aan te passen?1
De eisen waaraan de bliksembeveiligingsinstallatie op de munitiecomplexen van Defensie moet voldoen, zijn vastgelegd in het «Voorschrift opslag en behandeling ontplofbare stoffen en voorwerpen MP 40-21». Dit voorschrift is in 2015 zodanig aangepast dat deze eisen naast nieuwbouw ook van toepassing zijn op bestaande munitiemagazijnen. In de praktijk is er daarna onduidelijkheid ontstaan over de interpretatie van de eisen over de wijze waarop de bliksembeveiliging mag worden uitgevoerd bij bestaande bouw. Om hieraan een einde te maken is op 23 april jl. besloten dat alle munitiemagazijnen aan de nieuwste norm moeten voldoen.
Welke bevindingen van de 89 tekortkomingen zijn nog niet verholpen, en van de grotendeels al verholpen bevindingen? Kunt u dat toelichten?
De geconstateerde tekortkomingen betreffen voornamelijk infrastructurele voorzieningen, keuringen van gereedschappen en apparatuur, aanwezige kennis van regelgeving en correcte opslag. De belangrijkste geconstateerde tekortkoming betreft de bliksembeveiligingsinstallaties.
De tekortkomingen die de lokale verantwoordelijken van Defensie zelf konden aanpakken zijn opgelost. Zo zijn reparaties uitgevoerd aan luchtbehandelingsinstallaties, markeringsborden vervangen of geplaatst, drempelplaten voorzien van aardkabels en is een calamiteitencentrum verplaatst. Voor het oplossen van de infrastructurele tekortkomingen op onder meer keuringen en bliksembeveiliging (overspanningsbeveiliging) is Defensie afhankelijk van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). De aanpassing van de bliksembeveiliging betreft een groot aantal oude bunkers waarvan de complexe bliksembeveiligingsinstallaties moeten worden aangepast of vervangen. Dit vereist ingrijpende verbouwingen die zorgvuldig moeten worden uitgevoerd. Op dit moment wordt hiervoor, in nauwe samenwerking met het RVB, een plan van aanpak opgesteld en voorgelegd aan de I-SZW.
Daarnaast inventariseert het RVB momenteel of de tekortkomingen in de bliksembeveiliging zich ook op andere munitiecomplexen voordoen. Deze inventarisatie zal naar verwachting in juli 2018 worden voltooid. Tot die tijd worden, in nauw overleg met I-SZW, voorzorgs- en herstelmaatregelen genomen, zodat het werk op een veilige manier kan worden uitgevoerd. Dit uitgangspunt staat uiteraard altijd voorop.
Naast de verbetertrajecten per locatie wordt een defensiebreed verbetertraject opgestart die zich onder meer richt op regelgeving, opleidingen en kennis. Gezien de omvang van dit traject zal dit enige tijd in beslag nemen.
Wanneer denkt u alle geconstateerde problemen verholpen zijn? Kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Defensie Materieel Organisatie (DMO) de boetes doorgestuurd aan het Rijksvastgoedbedrijf? Zo ja, zijn deze boetes door het Rijksvastgoedbedrijf voldaan? Zo nee, waarom niet en wie heeft ze uiteindelijk betaald?2
Nee, het vorige Nadere Uitwerking Opdrachtgeversconvenant Defensie (NUOD) met het RVB voorzag niet in het kunnen doorsturen van boetes, derhalve heeft Defensie deze voldaan. Het NUOD is recent aangepast, waardoor boetes nu wel worden verrekend.
Deelt u de constateringen van de Volkskrant dat de samenwerking tussen relevante onderdelen van Defensie (met namen de DMO) en het Rijksvastgoedbedrijf niet goed genoeg is om het veiligheidsvraagstuk op het hoogste niveau te kunnen behandelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wordt de samenwerking van DMO met het Rijksvastgoedbedrijf vormgegeven? Denkt u dat die samenwerking kan zonder overleg met Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid en IL&T? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Het Defensie Ondersteuningscommando is namens Defensie de reguliere gesprekspartner van het RVB. Er is voldoende ruimte om elkaar aan te spreken op verantwoordelijkheden. Veiligheidsvraagstukken worden dan ook zonder belemmeringen besproken. Overleg tussen Defensie, het RVB en de inspecteurs van I-SZW en IL&T vindt plaats op basis van de resultaten van de inspecties. Daarnaast vindt er periodiek op hoog ambtelijk niveau overleg plaats over de samenwerking.
Acht u het op basis van deze ervaringen wenselijk de coördinatie van de onderhoudsverantwoordelijkheid (thans bij het Rijksvastgoedbedrijf) en aansprakelijkheid voor ongelukken (DMO) anders te gaan organiseren? Zo ja, hoe en wanneer wilt u dat geregeld hebben? Zo nee, waarom niet? Kunt u dat toelichten?
Defensie moet invulling geven aan de verantwoordelijkheden van werkgever en objectvergunninghouder zoals wettelijk vastgelegd. Het RVB is verantwoordelijk voor de instandhouding van de infrastructuur. Aan beide zijden is er tot op het hoogste niveau het volle besef dat de samenwerking en de prestaties beter moeten en daaraan wordt hard gewerkt.
Het ETS in het kader van het rapport Groene groei van het CBS |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het rapport Groene groei van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)?1
Ja.
Hoe verklaart u dat Nederland in 2016 ten opzichte van 2005 een reductie van slechts 4,3% in de ETS2 (Emissions Trading System)-sectoren heeft behaald, ver onder het Europese gemiddelde van 27%?
De prikkels vanuit het ETS om bij te dragen aan CO2-reductie zijn voor Nederlandse energieproducenten en de energie-intensieve industrie beperkt. Dit komt doordat de energiecentrales en bedrijven in Nederland op Europese schaal erg efficiënt zijn en in sterke mate exportgeoriënteerd zijn.
Botst de Europese ETS-richtlijn (2021–2030) waarin bepaald wordt om emissierechten (bij een te groot overschot) op te kopen en toe te voegen aan de markstabilisatiereserve (MSR) of vanuit het MSR terug naar de markt te laten vloeien (bij een te klein overschot) met het Nederlandse voornemen uit de Fiscale Beleidsagenda om vanaf 2020 een minimum CO2-prijs te hanteren voor bepaalde sectoren? Zo nee, waarom niet?3
De maatregelen botsen niet. Met de MSR wordt het overschot aan emissierechten op de markt teruggedrongen, door ze niet te verkopen maar in een reserve op te nemen. Het doel daarvan is het stabieler maken van de markt. Daarnaast wordt vanaf 2023 een deel van de emissierechten in de MSR vernietigd. De nationale minimum CO2-prijs voor elektriciteitsopwekking moet gezien worden als maatregel specifiek gericht op het bieden van zekerheid over de CO2-kosten van de emissies van elektriciteitsopwekking binnen het ETS. De maatregel beprijst CO2-uitstoot in Nederland in aanvulling op het ETS. De minimumprijs bestaat uit een combinatie van de CO2-prijs die volgt uit het ETS en een aanvullende nationale CO2-heffing. De minimumprijs is vooraf vastgesteld waardoor, naarmate de ETS-prijs toeneemt, de nationale heffing zal dalen.
Hoe wordt bepaald hoe groot het jaarlijkse overschot aan emissierechten is, waarvan een gedeelte in de MSR wordt opgenomen (2021–2030)?4
Het overschot aan emissierechten wordt bepaald door het verschil tussen de totale hoeveelheid emissierechten die in circulatie zijn gebracht en de totale hoeveelheid emissies gemeten vanaf 2013.
Leiden de transacties van de MSR (2021–2030) tot een vaste Europese ETS-prijs of een prijs met een bepaalde vastgestelde groeiontwikkeling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is die prijs, dan wel de vastgestelde groeiontwikkeling?
Met de MSR wordt gestuurd op de hoeveelheid emissierechten in circulatie en niet op een bepaalde CO2-prijs.
Deelt u de mening dat een bindende reductiedoelstelling (dus niet gebaseerd op een prijsmechanisme) veel effectiever en daarmee wenselijker is dan systemen die uitgaan van een prijsmechanisme (zoals het ETS of zoals het invoeren van minimumprijzen)? Zo nee, waarom niet?
Ik deel deze mening niet. Het ETS werkt weliswaar met een CO2-prijs die op de markt tot stand komt, maar haalt op effectieve wijze de bindende reductiedoelstelling: 21% emissiereductie in 2020 ten opzichte van 2005 en 43% in 2030 ten opzichte van 2005 voor de bedrijven gezamenlijk die onder de reikwijdte van het ETS vallen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg over de Fiscale Beleidsagenda op 17 mei 2018?
Dit is helaas niet mogelijk gebleken.
De failliet verklaarde Ipadscholen |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Heeft u de uitzending «Ondernemer in het onderwijs» van 25 april jl. gezien?1
Ja.
Klopt de bewering dat de Ipadscholen met het concept van Onderwijs 4 Nieuwe Tijd een voorkeursbehandeling kregen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap? Hebben zich in de aanvraagprocedure bijzonderheden voorgedaan?2
Van een voorkeursbehandeling is geen sprake. De onderhavige scholen zijn gesticht met inachtneming van de wettelijke bepalingen voor schoolstichting (artikel 73 e.v. van de Wet op het primair onderwijs). Conform die bepalingen zijn de scholen op het plan van scholen van de gemeente Amsterdam geplaatst nadat die gemeente op grond van de bij de aanvraag overgelegde gegevens had vastgesteld dat aannemelijk was te achten dat de voor de gemeente geldende stichtingsnorm zou worden gehaald. Dit plan van scholen is vervolgens door mijn ambtsvoorganger beoordeeld en goedgekeurd. Dit vond plaats op grond van artikel 79 van de Wet op het primair onderwijs waarin limitatief is opgesomd wanneer goedkeuring moet worden onthouden. Er was op basis van deze wettelijke bepaling geen grond aanwezig om goedkeuring te weigeren.
Van de zijde van het Ministerie van OCW, de PO-Raad, de VO-raad en het Ministerie van EZ bestond interesse voor de scholen in het kader van het zogenoemde doorbraakproject. Het betreft hier een breed onderzoek naar gepersonaliseerd leren met ICT waarmee het ministerie kennis wil opdoen over de werking van uitgangspunten uit innovatieve onderwijsconcepten zoals gebruik van adaptieve software, inzet van tablets en leerlinggestuurd leren3. Een van de onderhavige scholen is meegenomen in dat onderzoek.
Verder is, mede in overleg met uw Kamer, bezien of het wenselijk zou zijn om, in het kader van gepersonaliseerd leren met ICT, experimenten toe te staan waarbij de wettelijk voorgeschreven onderwijstijd flexibeler kan worden ingevuld4. Hiervan is uiteindelijk op advies van de Raad van State afgezien.
Bent u voornemens om bij de oprichting van nieuwe scholen, beter vooraf te toetsen of het onderwijsconcept is gebaseerd op deugdelijk onderzoek, zodat er garanties zijn dat het onderwijs kwalitatief gezien op orde is? Kunnen er lessen getrokken worden uit deze casus voor het wetsvoorstel Nieuwe ruimte voor nieuwe scholen?
Het voornemen is om in het wetsvoorstel Meer ruimte voor nieuwe scholen een kwaliteitstoets te introduceren. Volgens dat wetsvoorstel wordt een aanvraag tot het starten van een nieuwe school nog voor de start getoetst op deugdelijkheidseisen die inzicht geven in de te verwachten kwaliteit van een school.
Kent u het artikel «Schoolstichting Maurice de Hond failliet verklaard»? Hoe kan het dat de Stichting Onderwijs 4 Nieuwe Tijd na oktober 2016 negen maanden lang onderwijsgeld heeft gekregen voor Ipadschool De Voorsprong zonder daar onderwijs te verzorgen?
Ja, het aangehaalde artikel is mij bekend. Alvorens de bekostiging in te trekken of te verlagen, wordt in gevallen als het onderhavige eerst een onderzoek ingesteld naar de financiële rechtmatigheid en de naleving van bij of krachtens onderwijswetten gegeven voorschriften (zie artikel 3 van de Wet op het onderwijstoezicht). Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de inspectie van het onderwijs. In het onderhavige geval is dat onderzoek ingesteld naar aanleiding van de mededeling van het bestuur dat op de onderhavige school – iPadschool De Voorsprong – nog slechts één leerling stond ingeschreven die tijdelijk elders onderwijs volgde. Deze mededeling is gedaan tijdens een gesprek in het kader van het aangepast financieel toezicht op 15 februari 2017. Desgevraagd heeft het bestuur op 1 maart 2017 een nadere toelichting gegeven welke voor de inspectie aanleiding vormde nog diezelfde maand een onderzoek in te stellen.
Na het doorlopen van de hoor- en wederhoorprocedure is het rapport van het onderzoek op 1 juni 2017 vastgesteld en op 4 juli 2017 openbaar gemaakt. Rond dezelfde tijd maakte het bestuur door middel van een 29 juni 2017 gedateerd formulier zelf melding van de opheffing van de school per 1 augustus 2017. In de tussentijd was de procedure voor intrekking en terugvordering van bekostiging in gang gezet, maar de voorgeschreven stappen in die procedure lieten geen ruimte voor stopzetting van de bekostiging vóór 1 augustus 2017, de datum die het bestuur zelf al had opgegeven als datum van opheffing van de school. Conform artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de procedure namelijk ingeleid met het voornemen tot het nemen van een besluit waarop het schoolbestuur een zienswijze kan geven. Daarvoor laat DUO schoolbesturen een termijn van vier weken. Gevoegd bij de voorbereidingstijd van het voorgenomen en het definitieve besluit, liet de procedure daarmee geen ruimte voor stopzetting van de bekostiging vóór 1 augustus 2017. In het kader van die procedure is vervolgens de bekostiging teruggevorderd over de 9 maanden dat de school geen onderwijs had verzorgd. Hiertegen heeft het bestuur een bezwaarschrift ingediend dat nog in behandeling is.
Wist de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) dat er sinds oktober 2016 op de betreffende school nog maar één leerling stond ingeschreven? Zo nee, hoe kan dat? Zo ja, heeft DUO hierover contact gezocht met het schoolbestuur en de Inspectie van het Onderwijs? Wat is er vervolgens gebeurd?
Zie het antwoord op vraag 4. Alvorens de bekostiging in een geval als het onderhavige te kunnen intrekken, dient eerst een onderzoek van de inspectie plaats te vinden als bedoeld in artikel 3 van de Wet op het onderwijstoezicht.
Waarom wist de inspectie pas half februari 2017 dat de school gesloten was en dat er nog één leerling ingeschreven stond, terwijl het schoolbestuur al maanden onder aangepast financieel toezicht stond? Waarom heeft de inspectie vervolgens pas eind maart een onderzoek ingesteld naar de bekostiging?
Het schoolbestuur stond sinds september 2016 onder aangepast financieel toezicht. Van de onderhavige school was bij de inspectie bekend dat deze in afbouw was. Op teldatum 1 oktober 2016 stonden nog vijf leerlingen ingeschreven, zodat geen aanleiding bestond voor een onderzoek naar de bekostiging. Die aanleiding diende zich pas aan toen het bestuur de inspectie op 15 februari 2017 meedeelde dat nog slechts één leerling stond ingeschreven die tijdelijk elders onderwijs volgde. Naar aanleiding daarvan heeft de inspectie opheldering gevraagd. Omdat er onvoldoende duidelijkheid kwam, heeft de inspectie vervolgens op 21 maart 2017 besloten niet langer te wachten en per direct een onderzoek in te stellen naar de beëindiging van de onderwijsactiviteiten en naar de bekostiging van de school. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 4 is het rapport van dat onderzoek, na het doorlopen van de hoor- en wederhoorprocedure, op 1 juni 2017 vastgesteld en op 4 juli 2017 openbaar gemaakt.
Waarom liet DUO de bekostiging voor De Voorsprong nog tot en met juli 2017 doorlopen in afwachting van het inspectierapport, terwijl in februari/maart al duidelijk was dat de school gesloten was? Bent u bereid de procedures rondom het terugvorderen van middelen te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op de vragen 4 en 5. De handelwijze van DUO was in overeenstemming met de hier toepasselijke procedure.
Kent u het artikel «Failliete schoolbestuur De Hond laat lege boedel achter?»3 Is het mogelijk om nog een deel van de 196 duizend euro schuld aan DUO terug te vorderen, zodat het bedrag weer in het onderwijs gestoken kan worden?
Onder verwijzing naar het besluit waarbij het genoemde bedrag is teruggevorderd bij het bestuur, heeft DUO inmiddels een vordering ingediend bij de curator. Of een deel van het bedrag kan worden terugontvangen is afhankelijk van het verdere verloop van het faillissement.
Het bericht 'Streep door 2500 studentenwoningen na ‘verraad’ ministerie' |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend het artikel «Streep door 2500 studentenwoningen na «verraad» ministerie»?1
Ja.
Is het waar dat de plannen voor uitbreiding van Uilenstede zijn vormgegeven samen met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (later Infrastructuur en Waterstaat)? Wat was de inbreng van het ministerie?
Nee. In de voorbereidingsfase heeft enkele keren overleg plaatsgevonden tussen het toenmalige Ministerie van IenM en de gemeente Amstelveen. Door IenM is tijdens deze overleggen aangegeven aan welke aspecten in een vvgb-aanvraag aandacht moet worden besteed om te komen tot een volledige aanvraag, zodat de afweging van de vvgb-aanvraag goed zou kunnen worden gemaakt. Daarnaast is bij ieder overleg expliciet aangegeven dat pas een standpunt over de vvgb-aanvraag inzake het plan Kronenburg zou worden ingenomen op grond van een ingediende en complete vvgb-aanvraag.
Klopt het dat de plannen voor uitbreiding van Uilenstede nu door datzelfde ministerie zijn afgewezen? Zo ja, op welke gronden? Hoe kan het dat het ministerie plannen mee ontwikkelde waarover de eigen Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) stelt: «Het aantal woningen, ook al zijn het tijdelijke studentenkamers, is zo buiten proportie van wat is toegestaan dat zowel wat betreft veiligheid als gezondheid van toekomstige bewoners risico’s ontstaan»?
Ja. De Minister van IenW heeft haar bevoegdheid om vvgb-aanvragen te beoordelen gemandateerd aan de ILT. Voor dit plan moest een vvgb worden aangevraagd omdat niet werd voldaan aan het maximale aantal woningen toegestaan in dit gebied. Het plan behelst namelijk een uitbreiding van Uilenstede met maximaal 2.500 studentenwoningen waar er op basis van het wijzigingsbesluit LIB maximaal 25 zijn toegestaan. De ILT heeft de vvgb-aanvraag beoordeeld. Vanwege het beroep op bijzondere omstandigheden, en het besef dat het een complexe opgave betreft, heeft de ILT een bredere belangenafweging gemaakt. De ILT heeft besloten de verklaring niet af te geven op grond van risico’s voor veiligheid (groepsrisico) en gezondheid (geluidhinder) als gevolg van het vliegverkeer van- en naar Schiphol. Zie tevens het antwoord op vraag 2.
Vindt u dat de rijksoverheid zich met deze gang van zaken een betrouwbare partner heeft getoond?
Ja.
Deelt u de observatie dat er sprake is van woningnood in de regio Amsterdam, zowel in het algemeen als meer specifiek voor studenten? Wat vindt u ervan dat een belangrijk bouwproject na jarenlange voorbereiding wordt gefrustreerd door een weifelende rijksoverheid?
Ja, de regio Amsterdam kent een grote behoefte aan woningen, voor alle doelgroepen. De wens om zoveel mogelijk woningen bij te bouwen zal steeds moeten worden afgewogen tegen andere belangen. Voor een beoordeling van bouwprojecten zijn de criteria zoals opgenomen in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) het uitgangspunt. Daarin is ook opgenomen dat in geval van bijzondere omstandigheden een verklaring van geen bezwaar kan worden aangevraagd. Er is geen sprake van een weifelende rijksoverheid, maar het toepassen van regelgeving en het maken van een nadere afweging of er redenen zijn die het toestaan van het project rechtvaardigen. Dit in het besef dat het een complexe opgave betreft. In de beoordeling van de vvgb voor Kronenburg is in het bijzonder het belang van studentenhuisvesting afgewogen tegen het belang van gezondheid (geluidhinder) en veiligheid (groepsrisico) als gevolg van het vliegverkeer van- en naar Schiphol. Bij deze beoordeling heeft het belang van gezondheid en veiligheid zwaarder gewogen dan het belang van woningbouw. De gemeente Amstelveen heeft hier bij het opstellen van de vvgb-aanvraag een andere weging in gemaakt. Momenteel is het bezwaar van de gemeente Amstelveen tegen de weigering een vvgb te verlenen in behandeling. Dit zal conform het LIB en de Awb-regels worden afgehandeld.
Hoe beoordeelt u de kwalificatie «verraad» van de gemeente Amstelveen? Snapt u dat de gemeente teleurgesteld is?
Deze kwalificatie laat ik bij de gemeente Amstelveen. Uiteraard is er begrip voor de teleurstelling van de gemeente; het tegengaan van kantorenleegstand, het in stand houden van de leefbaarheid en het toevoegen van studentenhuisvesting in een gebied zo dichtbij Schiphol leiden tot een complexe opgave. De Minister van IenW en de Minister van BZK hebben gegeven de grote vraagstukken die er in het gebied spelen daarom samen met de gemeente Amstelveen gesproken. Door de Minister van IenW is vervolgens aan de gemeente Amstelveen voorgesteld in ORS-verband aandacht te vragen voor de wens meer variatie in soorten woonbestemmingen mogelijk te maken, zodat de ORS zich hierover ook kan uitspreken in het advies inzake de middellang termijn oplossing voor het vraagstuk wonen en vliegen.
Wat gaat u doen om te zorgen dat er alsnog voldoende studentenwoningen in de regio Amsterdam worden gebouwd?
De Minister van BZK werkt samen met de Minister van OCW en met gemeenten, onderwijsinstellingen, studentenhuisvesters en studentenvertegenwoordigers aan een nieuw actieplan en convenant studentenhuisvesting, waartoe ook is opgeroepen via de motie Futselaar/Ozdil. Een regionale/lokale benadering staat hierin voorop; de verantwoordelijkheid voor het zorgdragen voor voldoende huisvesting is daar neergelegd. Vanuit BZK en OCW zal onder andere worden ingezet op het verbeteren van de cijfermatige inzichten, zodat alle partijen over een gedeeld beeld beschikken van de opgaven en de mogelijkheden in het aanbod. Uw Kamer wordt hierover voor de zomer 2018 nader geïnformeerd.
De Nederlandse deelname aan de Iran Oil Show |
|
Sadet Karabulut , Sandra Beckerman |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de deelname van Nederlandse bedrijven aan het Holland-Paviljoen op de Iran Oil Show?1
Ja.
Deelt u de mening dat deelname van Nederlandse bedrijven haaks staat op een klimaatbeleid waarin afscheid wordt genomen van fossiele energieopwekking?
In het Parijs Akkoord hebben we internationale klimaatdoelen voor de lange termijn vastgelegd. Het bereiken van deze doelen vergt een ambitieus klimaatbeleid. Internationaal hebben landen met elkaar afgesproken dat elk land een eigen invulling geeft aan de benodigde transitie. Tijdens de transitie zullen fossiele brandstoffen nog een belangrijke, maar steeds verder afnemende rol spelen om te voorzien in de mondiale energiebehoefte. Het is aan individuele bedrijven om te bepalen aan welke internationale bijeenkomsten zij willen deelnemen.
Nederlandse bedrijven dragen bij aan de Nederlandse ambitie op klimaatgebied en de energietransitie, onder meer door deelname aan de gesprekken over het nationaal klimaatakkoord.
Deelt u de mening dat om klimaatverandering tegen te gaan steun vanuit Nederland bij de exploitatie van Iraanse gasvelden ongewenst is in het kader van het Nederlands klimaatbeleid? Zo nee, waarom niet?
Er is geen sprake van Nederlandse overheidssteun aan de exploitatie van Iraanse gasvelden. Het is aan Iran om te bepalen hoe het de doelen van Parijs wil bereiken en hoe het de benodigde transitie vormgeeft. Voor bedrijven geldt dat zij er verstandig aan doen om in hun hele bedrijfsmodel te anticiperen op de benodigde transitie, zonder dat dit overigens betekent dat er niet meer geïnvesteerd kan worden in de winning van fossiele brandstoffen
Op welke wijze ondersteunt u bedrijven op deze beurs? Kunt u een overzicht geven van bedrijven die directe financiële ondersteuning ontvangen indien directe financiële ondersteuning wordt geboden?
De Nederlandse overheid biedt geen directe financiële steun aan individuele bedrijven.
Vanuit de overheid wordt via de lokale ambassade de beurs gesteund door middel van het organiseren van een netwerk event. De ambassade verleent soortgelijke assistentie aan Nederlandse bedrijven die oplossingen bieden op het gebied van o.m. duurzame energie en water.
Bent u bereid om in het kader van een coherent en effectief klimaatbeleid uw steun en dat van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) aan Dutch Energy Solutions en het FME-programma dat gericht is op het veroveren van de Iraanse gasmarkt2, stop te zetten? Zo nee, waarom niet?
Nee. De Nederlandse energiesector is een belangrijke economische sector die innovatieve producten en diensten biedt waarmee kan worden bijgedragen aan een duurzame(re) exploitatie en productie van energie, zowel op het terrein van hernieuwbare energie als fossiele brandstoffen.
Onderdeel van het programma Partners International Business (PIB) van Dutch Energy Solutions voor Iran is het onderzoeken van mogelijkheden tot vermindering van CO2-uitstoot, onder meer door toepassing van wind- en zonne-energie op installaties.
Kunt u een overzicht geven van directe en indirecte ondersteuning aan de internationale promotie van de Nederlandse olie- en gassector?
Nederland biedt actieve ondersteuning aan de internationalisering van het Nederlandse bedrijfsleven in het buitenland, waaronder bedrijven in de energiesector. Daarbij wordt onder meer in beperkte mate gebruik gemaakt van het economisch instrumentarium binnen de ontwikkelingssamenwerking-portefeuille en het handelsinstrumentarium.
Bij verschillende handelsinstrumenten vindt een IMVO-beoordeling plaats. Zo maakt bijvoorbeeld bij het Dutch Trade and Investment Fund een (I)MVO-beoordeling integraal onderdeel van de financieringsaanvraag. Deze toetsing werkt ondersteunend aan projecten op het terrein van hernieuwbare energie. Voorts kan het voorkomen dat bij handelsmissies aandacht uitgaat naar zakelijke mogelijkheden binnen de energiesector.
Ook binnen de ontwikkelingssamenwerking-portefeuille zijn verschillende instrumenten beperkt inzetbaar voor de ontwikkelingen van de olie- en gassector, zoals het programma voor ontwikkelingsrelevante infrastructuurontwikkeling ORIO (inmiddels Develop2Build en Drive), de Private Sector Development Apps, het Dutch Good Growth Fund, de financiering van fossiele energieprojecten door ontwikkelingsbank FMO en de subsidieregeling voor demonstratieprojecten, haalbaarheids- en investeringsvoorbereidingsstudies. Het merendeel van deze projecten is gericht op training, verbeterde wet- en regelgeving bij de ontwikkeling van de energiesector en veelal ook ondersteuning van een energietransitie op langere termijn.
De uitnodiging voor een Defensie Iftar op donderdag 24 mei 2018 |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitnodiging door Defensie voor een Defensie Iftar op 24 mei in de Marinekazerne Den Helder?1
Ja.
Deelt u de mening dat de islam een totalitaire ideologie is, die haaks staat op de normen en waarden waar wij als samenleving voor staan en die wij met onze militairen wereldwijd ook proberen uit te dragen? Zo nee, waarom niet?
De vrijheid van godsdienst of levensovertuiging is één van de klassieke grondrechten die eenieder in Nederland heeft behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet. Deze vrijheid beschouw ik als een kernwaarde van de Nederlandse samenleving.
De Nederlandse krijgsmacht kent al meer dan 100 jaar een in de krijgsmacht geïntegreerde Diensten Geestelijke Verzorging (DGV). Deze organisatie bestaat uit zes diensten van verschillende religieuze en levensbeschouwelijke overtuigingen.2
De Diensten Geestelijke Verzorging dragen bij aan het (geestelijk) welbevinden van militairen, veteranen, het thuisfront en overig defensiepersoneel. De kerntaken van de DGV zijn het organiseren van bijeenkomsten en activiteiten en het bieden van een vertrouwelijke plaats voor defensiepersoneel om hun verhaal te doen.
Zou het niet beter zijn om in plaats van deze totalitaire ideologie, die vrouwenhaat, Jodenhaat, homohaat en discriminatie voorstaat, te bestrijden in plaats van daarvoor te capituleren en binnen Defensie te faciliteren?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om dit door de belastingbetaler betaalde bewieroken van een gewelddadige ideologie per direct af te blazen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat er binnen onze seculiere krijgsmacht geen plaats is voor extremistische uitingen, zoals die van een totalitaire ideologie zoals de islam dat is? Zo nee, waarom niet?
Binnen de krijgsmacht is geen plaats voor extremistische uitingen op welke grond dan ook. Verder wijs ik u naar het antwoord op de vragen 2, 3 en 4.
Het bericht ‘Hoornse Zedenzaak: Somalische verkrachter nog in Nederland’ |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Hoornse Zedenzaak: Somalische verkrachter nog in Nederland»?1
Ja.
Bent u bekend met de uitspraken van uw voorganger de heer Dijkhoff en zijn voornemen de dader in de «Hoornse zedendzaak» Nederland uit te zetten?2
Ja.
Klopt het artikel waarin staat dat de veroordeelde dader elk moment vrij kan komen en dat de dader tijdens zijn straf uitgezet zou worden uit Nederland? Kunt u uitleggen waarom deze dader Nederland nog niet is uitgezet?
Na het uitzitten van zijn strafdetentie is betrokkene aansluitend in vreemdelingenbewaring gesteld ter fine van uitzetting. Hij kon niet onmiddellijk worden uitgezet, omdat hij op 22 februari 2018 een opvolgende asielaanvraag heeft ingediend. Deze is op 26 maart 2018 afgewezen en de rechtbank heeft op 9 mei het beroep ongegrond verklaard. Het hoger beroep dat de vreemdeling hiertegen heeft ingesteld, is op 23 mei 2018 kennelijk ongegrond verklaard. Op 25 mei 2018 is betrokkene succesvol uitgezet naar Mogadishu.
In een strafzaak ontvangen slachtoffers standaardformulieren waarin wordt gevraagd of zij op de hoogte willen worden gehouden tijdens de strafrechtelijke procedure. In strafzaken met een grote impact op het slachtoffer en de maatschappij wordt een zaakcoördinator aan de zaak toegevoegd, die het slachtoffer gedurende de strafzaak begeleidt en informeert. Daarnaast kan de zaaksofficier van justitie in een gesprek met het slachtoffer een toelichting geven over de strafzaak zoals de stand van zaken of de strafeis. Ook in het onderhavige geval heeft de zaaksofficier van justitie meerdere malen contact gehad met het slachtoffer, ook ten aanzien van de invrijheidsstelling van de veroordeelde.
Kunt u aangeven wat u voornemens bent te doen teneinde ervoor te zorgen dat deze dader wel het land wordt uitgezet, precies zoals uw voorganger voor ogen had? Wanneer kan deze dader uitgezet worden?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat deze dader vast blijft laten zitten in de gevangenis tot hij het land kan worden uitgezet? Indien u deze mening niet deelt, hoe denkt u deze dader dan te gaan opsporen en hem vervolgens het land uit te zetten?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat volgens het artikel het slachtoffer niet op de hoogte is gebracht over het niet-uitzetten van deze man en dat zij daar zelf achter moest komen? Deelt u de mening dat dat een onwenselijk situatie is? Kunt u aangeven hoe u van plan bent het slachtoffer te informeren over de vorderingen in deze zaak? Hoe bent u van plan slachtoffers in een meer algemene zin te informeren over de vorderingen in een strafzaak?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat Iran stiekem delen van het atoomprogramma zou hebben voortgezet |
|
Joël Voordewind (CU), Bente Becker (VVD), Han ten Broeke (VVD), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Hebt u kennisgenomen van de onthullingen van de Israëlische Minister-President inzake de vermeende Iraanse voortzetting van een atoomwapenprogramma?1
Ja.
In hoeverre is deze informatie nieuw voor respectievelijk het kabinet en het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA)?
De informatie die de Israëlische minister-president Netanyahu presenteerde leidt niet tot nieuwe inzichten over het Iraanse nucleaire programma. In 2011 stelde het IAEA in het rapport «Implementation of the NPT Safeguards Agreement and relevant provisions of Security Council resolutions in the Islamic Republic of Iran» (GOV/2011/63) dat Iran tot 2003 bezig is geweest met activiteiten die relevant zijn voor de ontwikkeling van een kernwapen en dat tot 2009 er ook nog incidentele activiteiten zijn geweest, maar niet in de vorm van een gestructureerd programma. In 2015 stelde het IAEA dat er geen geloofwaardige aanwijzingen zijn dat na 2009 nog activiteiten hebben plaatsgevonden die relevant zijn voor de ontwikkeling van een kernwapen. Sindsdien concludeerde het IAEA in tien opeenvolgende rapporten dat Iran zich aan haar verplichtingen onder het JCPOA houdt. Tegelijkertijd is het kabinet niet naïef over de wens van Iran om de mogelijkheid te behouden een kernwapen te ontwikkelen. Het kabinet acht het dan ook van groot belang dat het JCPOA in stand blijft om de wegen naar een Iraans kernwapen te blokkeren, en zet zich hier, ook na het besluit van President Trump om Amerikaanse steun in te trekken, onverminderd voor in.
Is de informatie, die vooral bestaat uit documenten die uit een archief in Teheran zouden zijn buitgemaakt, ondertussen gedeeld met de IAEA? Heeft het kabinet ook inzage verzocht in het kader van haar positie als tijdelijk lid van de VN-Veiligheidsraad en als lid van het comité dat toeziet op de naleving van het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA)?
Minister-president Netanyahu gaf in zijn presentatie aan de informatie ook te delen met het IAEA en bondgenoten. Wanneer Nederland de informatie ontvangt zal het een nader eigenstandig oordeel vormen. Voor het functioneren van Veiligheidsraadresolutie 2231 is het echter van veel groter belang dat de internationaal gemandateerde, onafhankelijke en technische organisatie, het IAEA, de informatie ontvangt en meeneemt in zijn analyses. Nederland dringt daar dan ook op aan bij Israël.
Hoe beoordeelt u de door de Israëlische Minister-President verschafte informatie, in het bijzonder de bewering dat delen van het Iraanse atoomprogramma nog na het sluiten van het JCPOA zijn voortgezet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoe de conclusies van de Israëlische regering zich verhouden tot de door internationale partners uitgesproken overtuiging dat Iran zich aan de in het JCPOA vastgelegde afspraken houdt?
Zie antwoord vraag 2.
Welke pogingen worden door Nederland ondernomen om het JCPOA in stand te houden na het moment waarop de Amerikaanse president een besluit moet nemen over het al dan niet «certificeren» van het akkoord?
Op 8 mei heeft President Trump besloten dat hij de Amerikaanse steun aan het JCPOA intrekt en de Amerikaanse nucleair-gerelateerde sancties (opgeschort onder het JCPOA) weer opnieuw invoert. Het opschorten van deze sancties is een verplichting onder het JCPOA. Deze beslissing heeft daardoor ook een impact op het akkoord. Ondanks deze beslissing vervalt het JCPOA niet onmiddellijk. Dat komt doordat onder Veiligheidsraadresolutie 2231 eerst een aantal stappen genomen moeten worden om te bemiddelen in het geval van een conflict, waaronder het voorleggen van de ontstane situatie aan de Veiligheidsraad.
Over het besluit van President Trump en een eerste appreciatie ging op 11 mei jl. een brief uit naar uw Kamer2.
Zowel Nederland als de Europese Unie hebben hun onverminderde steun voor het JCPOA uitgesproken. Het akkoord werkt en is niet gebaseerd op vertrouwen, maar op rigoureuze verificatie door het IAEA. Nederland blijft ook na het besluit van President Trump in nauw contact met Europese partners en zal bij alle partijen van het JCPOA erop aandringen om het akkoord in stand te houden. In de rol van Facilitator ziet Nederland toe op de implementatie van resolutie 2231. Ook zet Nederland zich als Facilitator in voor het goed functioneren van het «procurement channel»: het kanaal van het JCPOA dat zorgt voor gecontroleerde handel in gevoelige goederen. Nederland deelt de zorgen van partners over het ballistische programma van Iran en de zorgen over de Iraanse rol in de regio, maar deze zorgen dienen buiten het kader van het JCPOA geadresseerd te worden.
Kunt u zo snel mogelijk de in het algemeen overleg Jemen toegezegde brief sturen met een appreciatie van de verlenging van de EU-sancties richting Iran met een jaar? Kunt u daarin ook ingaan op eventuele aanvullende sancties voor het ballistische programma?
Graag verwijs ik u naar het Verslag Raad Buitenlandse Zaken3 voor de in het Algemeen Overleg Jemen d.d. 12 april 2018 toegezegde appreciatie van de verlenging.
Nederland is momenteel in overleg met Europese partners over de te nemen maatregelen in het kader van het ballistische raketprogramma van Iran. Sancties behoren tot de opties die worden overwogen.
Heeft het kabinet stappen gezet om in EU-verband het op eerdere momenten besproken «snap-back»-mechanisme te bepleiten, dat ervoor kan zorgen dat sancties tegen Iran opnieuw zullen gelden indien wordt vastgesteld dat Iran de afspraken van het JCPOA niet naleeft?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld4 bevat het nucleaire akkoord met Iran geen vermelding van een automatische «snap-back» van EU-sancties. Een automatische «snap-back», vergelijkbaar met het mechanisme voor de VN-sancties, bleek juridisch niet haalbaar onder het Verdrag van Lissabon. De Nederlandse inzet in 2015 voor het zo krachtig mogelijk maken van het «snap-back» mechanisme heeft destijds geresulteerd in een Raadsverklaring die is aangenomen op 18 oktober 2015. Hierin hebben alle EU-lidstaten zich gecommitteerd om onverwijld EU-sancties opnieuw in te stellen bij significante niet-naleving van de JCPOA-afspraken door Iran.
Kunt u aangeven of uit de vermeende leugens van het Iraanse regime inzake het bestaande programma kan worden afgeleid dat het een weg heeft open willen houden voor een herstart van het atoomwapenprogramma na de inwerkingtreding van de «sunset-clausule» (het verstrijken van de afspraken na 2025) in het JCPOA? Kunt u dit toelichten?
Het kabinet is niet naïef over de wens van Iran om de mogelijkheid te behouden een kernwapen te ontwikkelen.Het kabinet acht het dan ook van groot belang dat het JCPOA in stand blijft om de wegen naar een Iraans kernwapen te blokkeren.
In het JCPOA staat opgenomen dat Iran het Additioneel Protocol van het IAEA moet ratificeren. Dat betekent dat het IAEA het recht heeft om overal – en niet alleen op de door Iran aangegeven nucleaire locaties – inspecties uit te voeren. Hiermee kan het IAEA zich een volledig beeld vormen van het Iraanse nucleaire programma. In het JCPOA staat opgenomen dat Iran zijn Additioneel Protocol uiterlijk 2020 ter ratificatie aan het parlement moet aanbieden. Hiermee zal volledige IAEA-verificatie ook na het verstrijken van bepaalde limieten binnen het JCPOA door gaan.
Gebrekkige veiligheid in gevangenissen door bezuinigingen |
|
Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht: «FNV wil snel structurele afspraken over veiligheid gevangenissen»1, en de wens van de FNV met de Overheid en de hoofddirecteur Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) snel om tafel te gaan en extra afspraken te maken ten behoeve van de veiligheid in de penitentiaire inrichtingen? Wat is daarop uw reactie?
Ik heb kennisgenomen van de genoemde berichten en oproep. Ik neem de bevindingen van de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: Inspectie) zeer serieus net zoals de eerdere signalen van de medewerkers, de Centrale Ondernemingsraad (COR) en de FNV. De bestuurder van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), de COR en de vakbonden hebben eind vorig jaar een convenant gesloten waarin afspraken zijn opgenomen ten behoeve van de personele bezetting, de veiligheid en de werkzekerheid. Ook zijn afspraken gemaakt over het investeren in het vakmanschap van de medewerkers. Over dit convenant heb ik u bij brief van 28 november 2017 bericht.3
In mijn beleidsreactie op het Inspectierapport «Uit Balans» heb ik u geinformeerd over aanvullende maatregelen. 4 Zo wordt een onderzoek naar de kwaliteit van de taakuitvoering in zes locaties binnen het Gevangeniswezen uitgevoerd. Verder heb ik aangegeven dat onder meer de wervingscampagne wordt voortgezet, de toename in PAS- en ouderschapsverlof wordt gecompenseerd en voor de bestrijding van contrabande experimenten en onderzoeken naar het gebruik van nieuwe technologie worden uitgevoerd.
Herinnert u zich dat op 2 februari jl. ook al aandacht is gevraagd aangaande de oproep van de FNV voor meer geld voor het gevangeniswezen teneinde de veiligheid te garanderen2 Hoe vaak moeten FNV, werknemers en de Centrale Ondernemingsraad nog de noodklok luiden voordat u concrete maatregelen gaat treffen teneinde de veiligheid in gevangenissen te waarborgen?
Zie antwoord vraag 1.
U schrijft in uw reactie op het rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid: «Uit Balans», dat u het door de inspectie geconstateerde zeer serieus neemt, welke serieuze maatregelen gaat u per direct nemen teneinde de geconstateerde, ernstige problemen structureel het hoofd te bieden?
Zie antwoord vraag 1.
Personeel klaagt al langer dat er te veel bezuinigd zou zijn en dat daardoor de veiligheid in de gevangenissen achteruit ging, erkent u dat het personeel gelijk had? Zo ja, had er dan wellicht niet eerder ingegrepen kunnen dan wel moeten worden?
De onzekerheid rondom de aanpak van de dalende behoefte aan capaciteit en de aantrekkende economie hebben geleid tot een versnelde uitstroom van personeel. Op het moment dat duidelijk werd dat krapte in het personeelsbestand ontstond en daarmee de veiligheid in sommige inrichtingen onder druk kwam te staan, is meteen ingegrepen. U bent hierover geïnformeerd per brief van de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 29 mei 2017.5 Deze druk was niet het gevolg van bezuinigingen.
Heeft het hoge ziekteverzuim onder het personeel volgens u te maken met de hoge werkdruk? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke concrete, structurele maatregelen mag het personeel op dit vlak van u verwachten?
Het ziekteverzuim wordt beïnvloed door verschillende factoren, die per inrichting kunnen verschillen. Belangrijke factoren die van invloed zijn op het ziekteverzuimpercentage zijn onder meer de leeftijdsopbouw van het personeel, de zwaarte van de doelgroep, maar ook externe omstandigheden zoals een griepgolf. Daarnaast kunnen incidenten, baanonzekerheid en werkdruk van invloed zijn op het ziekteverzuim Het ziekteverzuim binnen DJI schommelt rond de 7% en is meerjarig gezien stabiel. In 2017 was sprake van een lichte stijging naar 7,4%. Voor de cijfers en de structurele aanpak van ziekteverzuim verwijs ik uw Kamer naar de brief van de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 24 oktober 2016 en de antwoorden op de Kamervragen het lid Van Nispen van 25 oktober 2017.6
Klopt het dat u in uw reactie op het rapport «Uit Balans» schrijft u dat op dit moment met de bonden en de Centrale Ondernemingsraad overlegd wordt hoe de afspraken in het convenant over Netto Personele Inzet kunnen worden geconcretiseerd en welke financiële middelen vanuit het convenant hiervoor beschikbaar zijn? Geeft u daarmee aan dat er reeds een bedrag gekoppeld is aan het convenant? Hoe is dit bedrag tot stand gekomen en kan de hoogte van dit bedrag nog aangepast worden?
Voor de uitvoering van het convenant is voor vier jaren een bedrag van € 100 miljoen in totaal vrijgemaakt. Hierover heb ik uw Kamer bij eerdergenoemde brief van 28 november 2017 geïnformeerd. Het bedrag is gebaseerd op een inschatting van de extra investeringen die op relatief korte termijn nodig zijn om de werkdruk te verlichten, voor invulling van het programma Vakmanschap en ten behoeve van het vergroten van de veiligheid. Het in november 2017 beschikbaar gestelde bedrag staat vast en op dit moment bestaat geen aanleiding om dit bedrag te verhogen. Hierbij is van belang dat maatregelen ten behoeve van een solide personeelsplan, dan wel het bevorderen van de veiligheid in detentie die niet zijn opgenomen in het convenant maar wel worden genomen, niet door middel van extra geld hoeven te worden gefinancierd. Gedacht kan hierbij worden aan het ondersteunen van inrichtingen in een goede sturing op het plan- en roosterproces in hun inrichtingen.
Bent u van mening dat, naar aanleiding van het rapport «Uit Balans», de afgesproken maatregelen in het DJI convenant 2018–2021 voldoende zijn of moet er meer geld beschikbaar gesteld worden vanuit uw ministerie en moeten er dus aanvullende maatregelen getroffen worden?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht ‘Proefverlof ophanden voor vader die zijn zes kinderen de dood injoeg.’ |
|
Geert Wilders (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Proefverlof ophanden voor vader die zijn zes kinderen de dood injoeg»? Zo nee, waarom niet?1
Ja.
Deelt u de mening dat een man die zes kinderen in 2002 heeft vermoord en volgens het vonnis nu in tbs had moeten zitten, geen proefverlof mag krijgen?
De rechter heeft de verdachte in deze zaak in 2003 een gevangenisstraf van 15 jaar en tbs met verpleging opgelegd. De tbs-maatregel is erop gericht mensen veilig terug te laten keren in de samenleving. Het proefverlof is een cruciaal onderdeel van de resocialisatie van tbs-gestelden en de laatste fase van een stapsgewijze uitbreiding van vrijheden binnen de behandeling. Voordat een tbs-gestelde met proefverlof kan moet hij eerst de stappen van begeleid verlof, onbegeleid en transmuraal verlof (betrokkene verblijft buiten de tbs-kliniek in een instelling voor Beschermd Wonen (RIBW) of een psychiatrische instelling) succesvol hebben doorlopen. Hierdoor wordt op een verantwoorde wijze toegewerkt naar terugkeer van de tbs-gestelde in de samenleving.
De verlofprocedure vindt zorgvuldig plaats en is alleen mogelijk na uitvoerige beoordeling door verschillende partijen, waaronder het onafhankelijke Adviescollege verloftoetsing tbs (Avt). Ook een slachtofferonderzoek, waarin een analyse van mogelijke gevolgen en veiligheidsrisico’s van het verlenen van verlof voor het slachtoffer of zijn of haar omgeving wordt gemaakt, maakt onderdeel uit van de verlofaanvraag.
Proefverlof betekent overigens niet dat de tbs-maatregel eindigt. Bij proefverlof houdt de reclassering toezicht en blijft de tbs-kliniek verantwoordelijk voor de tbs-gestelde. Na deze laatste verloffase kan de rechter de tbs voorwaardelijk beëindigen. Tijdens de voorwaardelijke beëindiging houdt de reclassering toezicht. De rechter kan de voorwaardelijke beëindiging telkens met één of twee jaar verlengen, zolang hij dit nodig acht.
Deelt u de mening dat van het jarenlang in de watten leggen van deze gruwelijke crimineel, die zijn zes kinderen heeft vermoord, geen enkel afschrikwekkend effect uit gaat? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de rechter om te bepalen welke straf en/of maatregel past bij het gepleegde delict. De rechter houdt daarbij onder andere rekening met de aard en de ernst van het strafbare feit, de omstandigheden van het individuele geval en het advies van gedragswetenschappers. Het is niet aan mij om een oordeel te geven over de strafmaat in deze zaak.
Wanneer gaat u eens logisch nadenken en komt u tot het heldere inzicht dat het invoeren van hoge minimumstraffen voor dit soort misdaden de enige oplossing is om criminelen ècht rechtvaardig te straffen?
Met het aantreden van het vorige kabinet in 2012 is het wetsvoorstel omtrent het invoeren van minimumstraffen voor recidive bij zware misdrijven ingetrokken. Uw Kamer is hierover bij brief van 12 februari 20132 op de hoogte gesteld. Ik zie op dit moment geen aanleiding voor de invoering van minimumstraffen.
Bent u bereid gebruik te maken van de mogelijkheid dit proefverlof tegen te houden? Zo nee, waarom niet en hoe gaat u dit aan de (nabestaanden van) de slachtoffers uitleggen?
Verloven van tbs-gestelden kunnen als ingrijpend worden ervaren door slachtoffers en nabestaanden. Ik hecht er dan ook aan dat slachtoffers en nabestaanden tijdig geïnformeerd worden over verloven en dat de slachtofferbelangen worden meegewogen bij de verlofaanvraag, zoals ook als vereiste is gesteld in de Verlofregeling tbs. Slachtoffers en nabestaanden worden over verlof geïnformeerd door het Informatiepunt Detentieverloop van het OM.3
Ik ga hier niet verder in op de besluitvorming en de details van deze specifieke zaak.
Een lek in het nucleaire gedeelte van kernreactor Doel 1 |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Belgische kernreactor Doel 1 ligt stil tot oktober», waaruit blijkt dat de reactor van de kerncentrale Doel 1 is stilgelegd vanwege een lek in het nucleaire gedeelte?1
Ja.
Kunt u aangeven wanneer u door de Belgische autoriteiten op de hoogte bent gebracht van deze lekkage en met welke risicobeoordeling? Bent u tevreden over de communicatie? Zo nee, waarom niet?
De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) heeft op 23 april 2018 contact gezocht met het Federaal Agentschap Nucleaire Controle (FANC) naar aanleiding van de berichtgeving over deze kwestie in de media. Door een administratieve vergissing was de ANVS, tegen de afspraken in, niet actief door de Belgische autoriteiten geïnformeerd over het opgetreden lek in de kerncentrale Doel-1. Het FANC gaf aan dat er geen gevolgen waren voor de veiligheid van de installatie of de omgeving en de bevolking in Nederland.
Nu er naar het oordeel van FANC geen gevolgen waren voor veiligheid en milieu heeft de melding mij op dat moment niet bereikt. Dit is wel gebeurd naar aanleiding van vragen vanuit de regio en aandacht in de media, op 28 april 2018.
De voorlopige INES-inschaling als INES-0 (geen impact voor de veiligheid) is door het FANC op 2 mei 2018 vastgesteld en gecommuniceerd. Vanaf 23 april 2018 is juist en consequent door alle betrokkenen meegedeeld dat er geen gevolgen waren voor de veiligheid. Dat is goed gegaan. Waar ik niet tevreden over ben is dat de ANVS niet meteen is geïnformeerd. Ook constateer ik dat uit de eerste publiekscommunicatie vanuit ENGIE onvoldoende duidelijk was wat de aard en locatie van de gebeurtenis was.
Kunt u beoordelen of de Belgische autoriteiten adequaat hebben gereageerd op de lekkage? Zo ja, wat is uw oordeel? Zo nee, waarom niet?
Het FANC heeft bevestigd dat de vergunninghouder ENGIE (als primair verantwoordelijke) de juiste acties heeft ondernomen in reactie op de constatering van de lekkage zoals deze zijn vastgelegd in de technische specificaties van de installatie. Er was dus tijdens het voorval geen noodzaak voor het FANC om vanuit zijn rol als toezichthouder in te grijpen. Wel is geconstateerd dat de Belgische autoriteiten ten onrechte de ANVS niet hebben geïnformeerd.
Ook heeft Minister Jambon aangegeven dat ENGIE 5 dagen te laat (op 30 april 2018) pas een voorstel heeft ingediend voor een INES-inschaling van de gebeurtenis. Het FANC heeft op 2 mei 2018 deze gebeurtenis voorlopig vastgesteld als INES-0, een afwijking zonder gevolgen voor de veiligheid, en deze gecommuniceerd. Het FANC geeft aan dat dit incident geen enkele impact heeft op de veiligheid van de personeelsleden, de bevolking of het leefmilieu.
Kunt u uitsluiten dat Nederlandse burgers gevaar hebben gelopen? Zo ja, waarop baseert u dat? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven of het lek te maken heeft met de ouderdom van de kerncentrale? Zo nee, waarom niet?
Onderzoek moet uitwijzen wat de oorzaak is van het lek. Daarna pas kunnen er door het FANC als toezichthouder conclusies worden getrokken. Vooralsnog heeft het FANC de gebeurtenis ingeschaald als INES-0. Dat wil zeggen dat het een afwijking was zonder impact op de veiligheid, maar ik vind het belangrijk dat er bij het onderzoeken van dit incident, maar ook in het algemeen, wordt gekeken naar risico’s door veroudering.
Bent u bereid om u, in het belang van de veiligheid van inwoners en in het belang van het milieu, uit te spreken tegen de levensduurverlenging van de kerncentrales in Doel en Tihange? Zo nee, waarom niet?
Levensduurverlenging van de Belgische kerncentrales en keuzes op het gebied van het Belgische energiebeleid zijn beslissingen die vallen onder de bevoegdheid van de Belgische overheid. Dat neemt niet weg dat ik de besluitvorming over levensduurverlenging van de kerncentrales in België, waartoe onlangs een principebesluit is genomen door het Belgische kabinet, de komende tijd nauwlettend zal volgen en mij zal laten informeren over de veiligheidsaspecten hiervan, voor zover gerelateerd aan de veiligheid van de bevolking in Nederland. Daarbij vormen verouderingsaspecten een bijzonder aandachtspunt, zoals ik hierboven eerder heb aangegeven. Indien hierover twijfel zal ontstaan zal ik niet aarzelen hierover in overleg te treden met de regering van België. Op dit moment vindt een Europese peer review-sessie plaats in Luxemburg door de Europese toezichthouders, specifiek gericht op veroudering in kernreactoren. Nederland zal hierbij specifiek aandacht besteden aan de presentatie en toelichting van België hieromtrent.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het algemeen overleg Nucleaire Veiligheid, dat plaatsvindt op 17 mei 2018?
Ja.
Het bericht “Veiligheid schiet tekort bij veel munitiedepots” |
|
Emiel van Dijk (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Veiligheid schiet tekort bij veel munitiedepots»?1
Ja.
Kunt u een gedetailleerd overzicht geven van de tekortkomingen bij de munitiedepots, wat er inmiddels is gedaan om de veiligheid te herstellen en hoe u gaat voorkomen dat dit in de toekomst niet meer zal voorvallen? Kunt u een overzicht geven, uitgesplitst naar locatie, situatie, veiligheidsrisico’s, ondernomen acties en te ondernemen acties met tijdspad?
De geconstateerde tekortkomingen betreffen voornamelijk infrastructurele voorzieningen, keuringen van gereedschappen en apparatuur, aanwezige kennis van regelgeving en correcte opslag. De belangrijkste geconstateerde tekortkoming betreft de bliksembeveiligingsinstallaties.
De tekortkomingen die de lokale verantwoordelijken van Defensie zelf konden aanpakken zijn opgelost. Zo zijn reparaties uitgevoerd aan luchtbehandelingsinstallaties, markeringsborden vervangen of geplaatst, drempelplaten voorzien van aardkabels en is een calamiteitencentrum verplaatst. Voor het oplossen van de infrastructurele tekortkomingen op onder meer keuringen en bliksembeveiliging (overspanningsbeveiliging) is Defensie afhankelijk van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). De aanpassing van de bliksembeveiliging betreft een groot aantal oude bunkers waarvan de complexe bliksembeveiligingsinstallaties moeten worden aangepast of vervangen. Dit vereist ingrijpende verbouwingen die zorgvuldig moeten worden uitgevoerd. Op dit moment wordt hiervoor, in nauwe samenwerking met het RVB, een plan van aanpak opgesteld en voorgelegd aan de I-SZW.
Daarnaast inventariseert het RVB momenteel of de tekortkomingen in de bliksembeveiliging zich ook op andere munitiecomplexen voordoen. Deze inventarisatie zal naar verwachting in juli 2018 worden voltooid. Tot die tijd worden, in nauw overleg met I-SZW, voorzorgs- en herstelmaatregelen genomen, zodat het werk op een veilige manier kan worden uitgevoerd. Dit uitgangspunt staat uiteraard altijd voorop.
Naast de verbetertrajecten per locatie wordt een defensiebreed verbetertraject opgestart die zich onder meer richt op regelgeving, opleidingen en kennis. Gezien de omvang van dit traject zal dit enige tijd in beslag nemen.
Deelt u de mening dat dit het zoveelste brevet van onvermogen is van de Defensie Materieel Organisatie, om de veiligheid van ons defensiepersoneel en omwonenden te garanderen, en dat het hoog tijd is om de bezem grondig door deze organisatie te halen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Om Defensie een organisatie te laten zijn waar veiligheid de norm is, is de gezamenlijke inzet van alle medewerkers, zowel militairen als burgers, op elk niveau nodig. Zoals verwoord in het plan van aanpak «Een veilige defensieorganisatie» dat op 28 maart 2018 is verzonden aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstuk 34 919, nr. 4) is het veiliger maken van de werkomgeving een topprioriteit voor de komende jaren.
Veiligheidshuizen en het delen van informatie tussen de ketenpartners |
|
Leendert de Lange (VVD), Foort van Oosten (VVD) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Van opnamewet naar behandelwet»?1
Ja.
Klopt het dat het Veiligheidshuis geen eigen wettelijke taak heeft, waardoor geen rechtsgrond bestaat gegevens te delen die nodig zijn bij de besluitvorming over verplichte zorg, juist ten behoeve van de bescherming van de samenleving? Zo ja, wat vindt u daarvan?
Een zorg- en veiligheidshuis is een samenwerkingsverband van verschillende partijen uit het zorg- en veiligheidsdomein. Een zorg- en veiligheidshuis heeft geen eigenstandige wettelijke basis om persoonsgegevens te verwerken. De partijen die deelnemen aan het samenwerkingsverband hebben wel ieder separate rechtsgronden voor de verwerking van persoonsgegevens, op basis waarvan ook gegevens kunnen worden gedeeld. Op deze wijze kunnen er door partijen gegevens worden gedeeld over verplichte zorg ten behoeve van de bescherming van de samenleving.
Voor een rechtmatige gegevensdeling moet aan een aantal juridische randvoorwaarden zijn voldaan. Deze zijn door alle samenwerkende partijen in het zorg- en veiligheidsdomein uitgewerkt in het handvat gegevensuitwisseling in het zorg- en veiligheidsdomein2. Uitgangspunt is dat het zorg- en veiligheidshuis de juridische basis om gegevens te verwerken en uit te vragen bij ketenpartners uitsluitend kan ontlenen aan de bevoegdheid van de ketenpartner die de casus aanbrengt.
Binnenkort gaat het wetsvoorstel gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden in consultatie. Dit wetsvoorstel heeft tot doel de mogelijkheden te verbeteren tot gezamenlijke verwerking van persoonsgegevens binnen samenwerkingsverbanden.
Voor wat betreft de verplichte geestelijke gezondheidszorg biedt de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), die op 1 januari 2020 in werking treedt, mogelijkheden voor ketenpartners om gegevens te delen ten behoeve van de besluitvorming over verplichte zorg. In de Wvggz zijn voor alle voorzienbare noodzakelijke gegevensverstrekkingen grondslagen in de wet opgenomen die aangeven welke informatie onder welke voorwaarden mag worden uitgewisseld.
Voor ons staat centraal dat de praktijk met het genoemde handvat uit te voeten moet kunnen en professionals gegevens delen die nodig zijn om de samenleving te beschermen. Het genoemde handvat en de trainingen die momenteel aan professionals worden gegeven moeten hierbij helpen.
Om in kaart te brengen welke belemmerende dan wel onnodig complicerende wet- en regelgeving aangepast moet worden lopen verschillende trajecten, bijvoorbeeld in het kader van het programma Sociaal Domein3. Er worden binnen dit programma momenteel drie complexe vraagstukken uitgewerkt waar het mogelijk ontbreken van wettelijke grondslagen centraal staat: 1. gemeentelijke regie, 2. vroegsignalering en 3. integraal werken. Op basis van de uitwerking wordt bezien of en welke wet- en regelgeving moet worden aangepast.
Bent u voornemens een wettelijke grondslag voor het Veiligheidshuis te creëren zodat het uitwisselen van informatie tussen alle cruciale ketenpartners bij het bieden van verplichte zorg mogelijk wordt? In het bijzonder ter bescherming van de samenleving en ter voorkoming van slachtoffers? Zo ja, op welke termijn bent u voornemens een wetsvoorstel hiervoor in te dienen? Zo nee, waarom niet? Is het mogelijk hetzelfde resultaat te bereiken zonder wetswijziging? Kunt u dat uiteenzetten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe voorkomt u dat het medisch beroepsgeheim als reden opgevoerd kan worden teneinde cruciale informatie, die nodig is om adequate inschattingen te maken betreffende noodzakelijk ingrijpen, niet te delen met ketenpartners?
Van belang is voor ogen te houden dat het medisch beroepsgeheim cq. de zwijgplicht van de arts cruciaal is voor de toegankelijkheid van de zorg: een ieder moet ervan uit kunnen gaan dat hetgeen hij deelt met zijn arts ook tussen de arts en patiënt blijft. De hoofdregel is dat informatie gedeeld in de behandelrelatie tussen arts en patiënt alleen met toestemming van de patiënt met anderen gedeeld kan worden. Op die hoofdregel zijn wel uitzonderingen. In bepaalde gevallen mag een zorgverlener – ook zonder toestemming van de patiënt – informatie met anderen delen. Dit is het geval als er sprake is van een wettelijk(e) meldplicht of meldrecht of er een conflict van plichten bestaat. Een dergelijk conflict van plichten kan een rechtvaardiging bieden om de zwijgplicht te doorbreken en informatie over een patiënt te verstrekken aan derden, zoals betrokkenen in een zorg- en veiligheidshuis.
Van een conflict van plichten is sprake als het niet doorbreken van de zwijgplicht, voor de patiënt of cliënt zelf of voor een ander ernstige schade oplevert en de hulpverlener in gewetensnood verkeert door het handhaven van de zwijgplicht. Er geldt een aantal voorwaarden: zo moet geprobeerd zijn om toestemming van de betrokkene te verkrijgen, is het doorbreken van het beroepsgeheim de enige mogelijkheid en moet het duidelijk zijn dat de ernstige schade voorkomen kan worden door het doorbreken van het beroepsgeheim. Of aan deze voorwaarden voldaan is, is een afweging die alleen de betrokken zorgprofessional kan maken op grond van de situatie. Binnen de regels van het medisch beroepsgeheim zijn er dus – zeker als het gaat om cruciale informatie – mogelijkheden om die informatie te delen.
In hoeverre verandert de inwerkingtreding van de Algemene Verordening Gegevensbescherming iets aan de uitwisseling van informatie tussen ketenpartners in dit kader?
De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) geeft aan dat bij gezamenlijke gegevensverwerkingen, zoals bij de zorg- en veiligheidshuizen, de partijen duidelijke en transparante afspraken moeten maken over wie invulling geeft aan diverse rechten en plichten die voortvloeien uit de AVG. Om hier goed aan te kunnen voldoen zijn op landelijk niveau recentelijk een modelconvenant en een protocol voor de zorg- en veiligheidshuizen opgesteld4.
Het lot van Nederlandse IS-kinderen |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Coalitie oneens over ophalen IS-kinderen»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de actuele verblijfplaats van de naar schatting 175 Nederlandse kinderen die in voormalig IS-gebied verblijven of hebt u daar tenminste een indicatie van? Zo ja, waar verblijven deze kinderen? Zo nee, waarom bent u hiervan niet op de hoogte?
Op dit moment verblijven er ten minste 145 kinderen met een Nederlandse link in het overgebleven strijdgebied in Syrië en Irak. Daarnaast bevinden zich ten minste 30 kinderen met een Nederlandse link (in de regio) buiten het strijdgebied, waaronder in de opvangkampen in Noord-Syrië. Het gaat om kinderen met de Nederlandse nationaliteit of kinderen die hierop aanspraak kunnen maken.
Beschikt u over signalen dat er kinderen van relatief veilige Koerdische gebieden naar IS-gebieden worden overgebracht? Zo ja, waar bestaan die signalen uit? Zo nee, komt dat omdat u geen actueel beeld hebt van de verblijfplaats van deze kinderen of zijn er andere redenen waarom u dat niet weet?
Deze berichten zijn vanuit meerdere kanalen tot mij gekomen, onder meer vanuit familieleden van uitreizigers. Hen bereikte het bericht dat men mogelijk bezig zou zijn om vrouwen en kinderen uit een vluchtelingenkamp terug naar IS gebied te brengen. Vooralsnog kunnen deze berichten niet bevestigd worden.
Heeft u actief contact gezocht met de autoriteiten van de Koerdische Autonome Regio of gaat Nederland dat nog doen, om u op de hoogte te stellen van de situatie waarin de Nederlandse IS-kinderen zich bevinden en of er sprake is van een verplaatsing naar IS-gebied? Zo ja, wat is de uitkomst van dat contact? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft, via haar Consulaat Generaal in Erbil, structureel contact met de autoriteiten van de Koerdische Autonome Regio in Irak over uiteenlopende onderwerpen. In Noord Syrië is er geen formeel contact met de lokale groepering die de leiding hebben over de kampen, zoals de Syrian Democratic Forces/ Partiya Yekîtiya Demokrat. Wel hebben er recentelijk in Nederland met medewerkers van het Ministerie van BZ en JenV gesprekken plaatsgevonden met deze groepering.
Deelt u de mening dat als blijkt dat er Nederlandse kinderen naar IS-gebied worden overgebracht, dat een groter gevaar voor die kinderen oplevert en er ook toe kan leiden dat zij nog verder van de Nederlandse samenleving komen af te staan? Zo ja, wat verandert dat aan het kabinetsstandpunt ten aanzien van het naar Nederland terugbrengen van IS-kinderen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook aangegeven in mijn reactie op het standpunt van de Kinderombudsman die tegelijkertijd met deze beantwoording naar uw Kamer is gezonden, zie ik deze kinderen in de eerste plaats als slachtoffer van de door hun ouders gemaakte, gevaarlijke keuzes en de als gevolg daarvan ontstane victimisatie. In de belangenafweging worden naast de belangen van de kinderen, diplomatieke verhoudingen, de veiligheid van de betrokkene en nationale veiligheidsbelangen afgewogen. Deze weging leidt ertoe dat dat het kabinet niet actief inzet op het terughalen van volwassen uitreizigers en hun minderjarige kinderen uit Syrië en Irak. Dit laat onverlet dat de situatie voortdurend wordt gemonitord.
Alweer een ernstige mishandeling bij het Groningse studentencorps Vindicat atque polit |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het bericht dat opnieuw een lid van Vindicat atque Polit op de sociëteit van het Groningse studentencorps ernstig blijkt mishandeld, maar dat Vindicat het incident in strijd met de gedragscode voor studentenverenigingen – niet heeft gemeld bij de Rijksuniversiteit Groningen of de burgemeester van Groningen?1
Vindicat atque Polit heeft zich hiermee niet aan de, door hen zelf ondertekende, gedragscode gehouden. Ik vind het daarom zeer begrijpelijk dat de colleges van bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen en de Hanzehogeschool nu hebben besloten om definitief de bestuursbeurzen voor dit collegejaar in te trekken. Deze beurzen waren naar aanleiding van een eerder incident in het najaar al opgeschort.
Wat zegt het excuus van de rector van Vindicat dat de meldplicht hem onbekend was, terwijl het geweldsincident zich afspeelde op 3 december 2017 en enkele weken daarna via de uitzending van Rambam er in de media juist veel aandacht was voor de gedragscode in verband met de ontgroeningsmisstanden, over de mate waarin Vindicat serieus de ontgroeningsmisstanden wil tegengaan?2
Ik vind het onbegrijpelijk dat de rector van Vindicat heeft aangegeven niet bekend te zijn met het bestaan van de meldplicht. Dit laat onverlet dat ik de indruk heb dat Vindicat, samen met de Rijksuniversiteit Groningen, de Hanzehogeschool en de gemeente Groningen, druk bezig is met een cultuurverandering.
Vindt u het bij zo’n ernstig geweldsincident te billijken dat het bestuur van Vindicat zelf geen aangifte heeft gedaan, maar dit heeft overgelaten aan het slachtoffer?
Ik heb begrepen dat het bestuur van Vindicat in nauw overleg met het slachtoffer heeft besproken of de vereniging aangifte moest doen. Uiteindelijk heeft het slachtoffer, naar ik heb vernomen, zelf aangifte gedaan. Het is niet aan mij om te beoordelen wie in dit geval aangifte had moeten doen.
Ziet u in dit volgende incident in een reeks van incidenten aanleiding om te bevorderen dat de Rijksuniversiteit Groningen nu definitief de banden met Vindicat verbreekt? Zo ja, hoe gaat u dit aanpakken? Zo nee, waarom niet?
Vanaf de eerste incidenten hebben de Rijksuniversiteit Groningen en de Hanzehogeschool ingezet op een groot verandertraject bij deze vereniging. In de zomer van 2017 heeft Vindicat van de Rijksuniversiteit Groningen en Hanzehogeschool een accreditatie gekregen voor een jaar, waarbij Vindicat de opdracht kreeg binnen een jaar te voldoen aan enkele strikte voorwaarden. Komende tijd wordt door de ingestelde Accreditatiecommissie bezien of Vindicat hieraan voldoet. De uiterste sanctie leidt tot het niet verlengen van de accreditatie, definitieve uitsluiting van financiële ondersteuning uit het Profileringsfonds voor de komende jaren of uitsluiting van officiële plechtigheden. Dit lijken mij de juiste stappen om een gewenste cultuurverandering voor elkaar te krijgen.
De daling van het aantal uitzettingen |
|
Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Uitzetting stokt: duizenden afgewezen immigranten gaan niet weg»?1
Ja.
Waarom laat u afgewezen vreemdelingen vrij in onze samenleving rondlopen, zelfs als ze bijvoorbeeld jarenlang als krakersbende door de hoofdstad trekken?
Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik u naar mijn antwoorden op de vragen van uzelf en het lid Kops, die op 25 april 2018 naar de Kamer zijn verzonden (Tweede Kamer, Vergaderjaar 2017–2018, Aanhangsel van de Handelingen 1940).
Realiseert u zich dat u het illegalenprobleem door dit laffe gedoogbeleid niet oplost maar erger maakt?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid alle illegalen eindelijk van straat te halen, vast te zetten en uit te zetten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u tevens bereid landen van herkomst die niet meewerken aan uitzettingen eindelijk eens te sanctioneren? Zo nee, waarom niet?
Landen zijn op basis van internationaal recht verplicht hun onderdanen terug te nemen. Dit gebeurt in onvoldoende mate ten aanzien van een aantal landen. Hierin ligt de noodzaak voor een brede aanpak van positieve en negatieve prikkels om die landen tot betere samenwerking te bewegen. Dit staat dit kabinet ook voor. Ook op EU-niveau zet ik mij in voor het behalen van betere terugkeerresultaten. Voor de EU is terugkeer een beleidsprioriteit, waarbij een «more for more» en «less for less»-aanpak wordt gehanteerd. De (onder meer door Nederland gesteunde) aankondiging van mogelijke maatregelen op het terrein van het visumbeleid door de EU heeft geleid tot verbetering van de terugkeersamenwerking met Bangladesh. Met gezamenlijk optreden van de EU kunnen dus resultaten op terugkeer worden bereikt. Net als bij alle maatregelen binnen de strategische landenbenadering is de inzet maatwerk, waarbij steeds moet worden gekeken naar effectiviteit en proportionaliteit. Er zal bij het inzetten van negatieve prikkels altijd oog moeten worden gehouden voor mogelijke repercussies in de bilaterale relaties van zowel NL als van de EU.
Deelt u de mening dat degenen die (nog) niet gedwongen kunnen worden uitgezet ook moeten worden vastgezet totdat ze zelfstandig uit ons land vertrekken? Zo nee, waarom niet?
Nee. De aanwezigheid van een zicht op uitzetting is een uit artikel 5 van het EVRM volgende voorwaarde voor vreemdelingenbewaring. Zonder zicht op uitzetting is bewaring in strijd met dat verdrag. Wel kan een vreemdeling worden vastgehouden als aan zijn uitzetting gewerkt wordt, en er wordt voldaan aan de overige criteria die worden gesteld aan bewaring. Zoals opgenomen in het regeerakkoord zet het kabinet in op het vergroten van de mogelijkheden om vreemdelingen in bewaring te kunnen stellen maar dit vindt vanzelfsprekend zijn grens in de fundamentele waarborgen van het EVRM.
Kunt u Nederland in plaats van een illegalenparadijs niet beter een paradijs voor Nederlanders laten zijn?
Ik kan mij in de omschrijving van Nederland als een illegalenparadijs niet vinden.
De opties rond de verhuizing van de Van Braam Houckgeestkazerne te Doorn |
|
Isabelle Diks (GL) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u nauwkeurig laten berekenen wat het annuleren van het besluit tot verhuizing van de Van Braam Houckgeestkazerne te Doorn naar Vlissingen zou kosten en de resultaten hiervan aan de Kamer doen toekomen?1 Zo nee, waarom niet?
Ter voorbereiding van de bouw van de marinierskazerne in Vlissingen zijn de volgende kosten gemaakt:
Deze posten bedragen in totaal € 36,8 miljoen. Daarnaast is het mogelijk dat, in het geval van het stopzetten van het aanbestedingsproces, de drie consortia die aan de dialoog deelnemen een vergoeding vragen voor de daadwerkelijk gemaakte kosten. Ik houd er rekening mee dat er in het geval van het annuleren van het besluit nog meer claims voor kostenverrekening worden ingediend en dit zal resulteren in hogere kosten voor Defensie. Bij het annuleren van het besluit tot verhuizing geldt nog steeds dat er een oplossing zal moeten worden gezocht voor de huidige verouderde huisvesting in Doorn.
Bent u bereid scenario's te onderzoeken waarbij de Van Braam Houckgeestkazerne na renovatie als volwaardige marinierskazerne in gebruik blijft en er in Vlissingen een nieuwe multidisciplinaire (voor onderhoud aan schepen, oefenplek etc.) kazerne wordt gebouwd met faciliteiten die momenteel in de rest van het land ontbreken? Zo nee, waarom niet?
In het verleden zijn verschillende scenario’s ten aanzien van de mogelijkheden in Doorn, Vlissingen, De Peel en Budel verkend. Zoals blijkt uit de Kamerbrief van 10 april 2012 (Kamerstuk 32 733, nr. 59) en uit de brief van 22 juni 2012 met antwoorden op schriftelijke vragen (Kamerstuk 32 733, nr. 70) is de businesscasevan de gemeente Utrechtse Heuvelrug indertijd bestudeerd. In een uitvoerige bijlage 3) bij deze antwoorden ontving de Kamer het Onderzoek naar volledigheid financiële onderbouwing businesscase VBHKAZ en rapport Zeeland.
De realiteit is dat er in 2012 een besluit is genomen dat niet zonder consequenties kan worden teruggedraaid. Naar aanleiding van de signalen van vertrekkende mariniers wordt nu wel een analyse van de cijfers van de irreguliere uitstroom gemaakt. Hierbij wordt gekeken naar de eerste zes maanden van dit jaar.
Deelt u de constatering dat bij herbestemming van het beoogde kazerneterrein in Vlissingen ten behoeve van een multifunctionele kazerne voor het Rijk niet alle tot op heden gemaakte kosten voor niets waren? Zo nee, waarom niet? Welke kosten waren dan wel voor niets?
Zie antwoord vraag 2.
Van welke totale kosten voor de bouw van de nieuwe marinierskazerne in Vlissingen gaat u momenteel uit? Hoe verhoudt die raming zich tot de oorspronkelijke raming voor een «state of the art» kazerne zoals door uw ministerie gemaakt in 2012?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de commercieel vertrouwelijke bijlage bij deze brief. Dit antwoord gaat in op de bouwkosten. Daarnaast houdt Defensie in de financiering van het project rekening met exploitatiekosten. Uw Kamer wordt zoals gebruikelijk voorafgaand aan de gunning geïnformeerd over het te sluiten contract en de totale kosten.
Kunt u uw eerdere stellingname in antwoorden op Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1932), dat het annuleren van het verhuisbesluit «tientallen miljoenen euro's» zou kosten, financieel onderbouwen? Zo nee, waarom niet? Waaruit bestaan bijvoorbeeld de kosten á 13,8 miljoen euro, waarvan de provincie Zeeland zelf zegt dit uit te hebben gegeven aan de kazerne, terwijl er nog geen schep in de grond is gegaan?
Voor de berekening van de kosten die Defensie kwijt zou zijn in geval de aanbesteding wordt afgebroken verwijs ik naar het antwoord op vraag 1.
In de voortgangsrapportage van de provincie aan provinciale staten van eind maart 2018 over het project MARKAZ staat, dat van het beschikbare budget van ruim € 18 miljoen (€ 15 miljoen van de provincie en ruim € 3 miljoen van de gemeente Vlissingen) nog ca. € 4,2 miljoen resteert. De provincie en de gemeente hebben tot nu toe € 13,8 miljoen besteed aan onderzoek en planvorming, grondverwerving, sloopkosten, explosievenruiming, engineering en aanleg van nutsvoorzieningen, een afkoopsom voor bouwrijp maken, communicatie en promotie.
Welke financiële risico’s zitten er aan de bouw en aan de exploitatie van de nieuw te bouwen kazerne in Vlissingen? Wat is de financiële omvang van deze risico's? Zijn deze risico’s groter door de gekozen DBFMO-constructie?
De financiële risico’s gedurende de bouw en de exploitatie van de kazerne zijn op geld gewaardeerd in de commercieel vertrouwelijke Public Sector Comparator(PSC). De PSC maakt onderdeel uit van de DBFMO-constructie. Voor deze waardering verwijs ik u graag naar de commercieel vertrouwelijke bijlage bij deze brief.
In de DBFMO-overeenkomst betaalt Defensie een prestatie-gerelateerde vergoeding. Daarmee liggen deze risico’s bij het consortium, dat deze risico’s het beste kan mitigeren. Tot die tijd bestaan de financiële risico’s voor Defensie uit mogelijke gevolgen van de ontwerpkeuze, algemene marktrisico’s zoals rente en inflatie, het aanbestedingsresultaat en prijsontwikkelingen in de vastgoedsector.
In hoeverre is de inrichting van de nieuw te bouwen kazerne in Vlissingen vergelijkbaar met de raming in 2012? Klopt het bijvoorbeeld dat de geplande schietbanen bij de nieuw te bouwen kazerne in Vlissingen maar half zo groot zijn als door de mariniers was gevraagd, en dat hierdoor slechts met zes mariniers tegelijk kan worden getraind in plaats van de vaste aanvalsteams van zestien personen, en dat er niet of beperkt geschoten kan worden? Zo ja, bent u voornemens een alternatieve faciliteit in gebruik te nemen voor oefeningen met zestien mariniers waar geen schietbeperkingen zijn en wat zijn daarvan de meerkosten?
Sinds 2012 is de behoeftestelling op onderdelen aangepast. Er is bijvoorbeeld nu voorzien in de huisvesting van marechaussees en van de NATRES op het terrein, en in de opslag van Viking rupsvoertuigen. Daarnaast is het aantal parkeerplaatsen voor civiele personenauto’s conform normering naar beneden bijgesteld.
Het aantal schietpunten van een reguliere schietbaan, zoals op de kazerne in Vlissingen is voorzien, wordt bepaald op basis van gebruiksintensiteit per jaar. De in de huidige ontwerpspecificatie opgenomen schietfaciliteiten zijn op basis van de hierbij horende capaciteitsberekening nog steeds afdoende. Door het treffen van geluidwerende maatregelen, hetgeen onderdeel is van de uitvraag bij de consortia, voldoet het gehele operationele gebied aan de wet- en regelgeving en zijn er geen schietbeperkingen.
Ten aanzien van een aantal onderdelen in de behoeftestelling en bijbehorende outputspecificatie, waaronder onder andere het aantal schietpunten, overkappingen voor het stallen van militaire voertuigen en havenfaciliteiten, heeft de medezeggenschap aangegeven dat zij de huidige outputspecificatieniet vinden voldoen. Hierover is Defensie intern nog in gesprek.
Klopt het dat niet alle gewenste helikoptertrainingen bij de nieuw te bouwen kazerne in Vlissingen uitgevoerd kunnen worden en dat voor bepaalde trainingen uitgeweken gaat moeten worden naar andere locaties? Zo ja, wat zijn daarvan de meerkosten?
Net als nu in Doorn zijn de mariniers na de verhuizing naar Vlissingen voor helikoptertrainingen aangewezen op trainingslocaties zoals de vliegbases Gilze-Rijen en Deelen, en op laagvlieggebieden op een aantal locaties waar ook geïntegreerd geoefend wordt (dit betreft de Oirschotse heide, Leusderheide, Weerter- en Budelerheide, Ederheide en de Marnewaard). Daarnaast zullen de mariniers jaarlijks oefeningen houden op terreinen als ISK Harskamp, ASK Oldebroek en op Texel. Voor het bereiken van deze terreinen is de kazerne in Doorn gunstiger gelegen.
Bij verhuizing naar Vlissingen kan in de toekomst voor het trainingsprogramma van de mariniers ook gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden die de in Zeeland aangeboden terreinen bieden. Momenteel is Defensie in gesprek met terreineigenaren, gemeenten en de provincie Zeeland over het medegebruik van verschillende terreinen. Voor een aantal terreinen is al een contract afgesloten.
De meerkosten van de verhuizing naar Vlissingen betreffen voornamelijk reis- en verblijfkosten. In 2012 zijn de hieruit voortkomende exploitatiekosten op enkele honderdduizenden euro’s geraamd. Deze kosten zijn echter afhankelijk van een aantal factoren, zoals de oefen- en trainingsschema’s van de mariniers en dienstreizen ten behoeve van opleidingen en bedrijfsvoeringactiviteiten. Dit zijn factoren die nog niet vastliggen en per marinier zullen verschillen. Het is daarom niet mogelijk om deze kosten exact te duiden.
Klopt het dat bij de nieuw te bouwen kazerne in Vlissingen geen oefeningen uitgevoerd kunnen worden tijdens het broed- en strandseizoen? Moet hier een alternatief voor worden gezocht? Zo ja, wat zijn daarvan de meerkosten?
Net als op de oefenterreinen van Defensie elders in Nederland wordt in Zeeland rekening gehouden met natuurwaarden. Voor de oefen- en trainingsfaciliteiten op de kazerne leveren het broed- en het strandseizoen geen beperkingen op. Op twee gebieden buiten de kazerne, namelijk de Kop van Schouwen en Krammer-Volkerak, gelden beperkingen gedurende het broedseizoen. Hiermee kan rekening worden gehouden in de planning en hiervoor zijn zodoende geen alternatieven nodig.
Voor het medegebruik van terreinen van Staatsbosbeheer en North Sea Port zal Defensie, zoals gebruikelijk bij dit soort terreinen, rekening houden met recreatieve medegebruikers.
Welke kosten gaan gepaard met de extra reistijd en reiskosten die gemaakt moeten worden voor de veel grotere afstand die mariniers moeten afleggen vanuit Vlissingen ten opzichte van Doorn om bij andere militaire bases te komen, zoals bijvoorbeeld Den Helder, Gilze-Rijen en de Harskamp?
Zie het gecombineerde antwoord op vraag 8 en 10.
Gedurende hoeveel jaren verwacht u dat extra accommodatie nodig is voor personeel dat niet verhuist en daardoor op de nieuw te bouwen kazerne in Vlissingen moet worden gehuisvest? Wat zijn de financiële consequenties als deze verwachting niet uitkomt? Kunt u uw antwoord toelichten?
In de behoeftestelling is ervan uitgegaan dat gedurende tien jaar extra behoefte aan legering bestaat. Als er gedurende een langere tijd extra legering nodig is, gaat dit gepaard met extra exploitatiekosten. De hoogte hiervan is sterk afhankelijk van de invulling van een contract met een consortium. Deze kosten kunnen daarom nu nog niet worden berekend.
Klopt het dat de gemeente Utrechtse Heuvelrug inmiddels een nabij de Van Braam Houckgeestkazerne gelegen golfbaan heeft opgekocht, terwijl het niet kunnen aankopen van deze golfbaan een struikelblok was voor eventuele uitbreiding van de kazerne?
De gemeenteraad heeft op 14 maart jl. bepaald dat Utrechtse Heuvelrug het perceel zal overnemen. Indertijd heeft Defensie gepoogd dit perceel te kopen, om het bij de kazerne te kunnen trekken. Dit is toen niet gelukt.
Bent u bereid met de gemeente Utrechtse Heuvelrug in gesprek te gaan om te bezien wat de mogelijkheden op het moment zijn en welke oplossingen eventueel kunnen worden gevonden voor de plannen die de gemeente inmiddels heeft voor het terrein van de Van Braam Houckgeestkazerne? Zo nee, waarom niet?
Zie het gecombineerde antwoord op vraag 2, 3, 13 en 14.
Bent u, mede gelet op de uitlating van voormalig Minister Hans Hillen dat hij een scenario van instandhouding van de Van Braam Houckgeestkazerne nooit serieus heeft genomen2, bereid nauwkeurig en serieus te laten onderzoeken welke besparingen ten opzichte van het huidige besluit kunnen worden bereikt met het in stand houden van de Van Braam Houckgeestkazerne, zoals bijvoorbeeld besparingen op het gebied van verhuiskosten en het aantal boordplaatsers? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Welke besluiten met betrekking tot het vastgoed van Defensie zijn sinds 2012 teruggedraaid of aangepast? Wat waren hier de financiële consequenties van?
In de nota «In het belang van Nederland» van 17 september 2013 was onder meer besloten tot de sluiting en afstoting van de Van Ghentkazerne in Rotterdam en de Johan Willem Frisokazerne in Assen. Deze maatregelen zijn in de maanden daarna teruggedraaid. Civiel medegebruik maakte voor deze kazernes kostenverdeling en een meer optimale bezetting mogelijk.
Onlangs is in de Defensienota 2018 aangekondigd dat een aantal defensielocaties openblijft: het Complex Brasserskade in Den Haag, het munitiecomplex in Alphen, de Korporaal van Oudheusdenkazerne in Hilversum, de Joost Dourleinkazerne op Texel, Kamp Nieuw Milligen in Uddel en de Koningin Wilhelminakazerne in Ossendrecht. Enkele andere locaties worden nog onderzocht.
Dit leidt tot een verhoogde exploitatie en in voorkomend geval het wegvallen van geraamde verkoopopbrengsten. Daarnaast zijn op bepaalde locaties investeringen benodigd. Defensie actualiseert de Vastgoedportefeuille Strategie. De daar uit volgende stand van zaken en de financiële gevolgen van de defensielocaties die open zijn, open blijven, en in de toekomst nog open zullen gaan, zullen worden verwerkt in het Materieel Projecten Overzicht, de begroting en het jaarverslag.
Deelt u de mening dat in onze moderne samenleving het werk van de partner even belangrijk is als dat van de marinier en het weinig emancipatoir is van hem of haar te verlangen dat hij/zij zijn/haar werk, familie en sociaal leven achterlaat om met de marinier mee te verhuizen? Bent u bereid bij uw onderzoek naar de oorzaken van de verhoogde uitstroom bij het Korps Mariniers de consequenties voor partners en kinderen expliciet te onderzoeken en mee te laten wegen? Zo nee, waarom niet?
Defensie kent naast de mariniers veel meer uitgezonden militairen van wie velen niet wonen in de nabijheid van hun kazerne, vliegbasis of de marinehaven in Den Helder. De beslissing over het al dan niet meeverhuizen van gezinsleden is altijd aan de individuele militair geweest. Ik ben me er terdege van bewust dat een verhuizing naar Vlissingen invloed zal hebben op de privésituatie van de mariniers, zeker als partners van de mariniers momenteel in de omgeving van Doorn werkzaam zijn.