De steekpartij in Den Haag |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de artikelen «Dader steekpartij Den Haag komt uit Syrië»1 en «Kramp rondom de steek-Syriër?2
Ja.
Kunt u aangeven waarom er direct geconcludeerd wordt dat deze steekpartij is veroorzaakt door verward gedrag, nu in het artikel is te lezen dat de dader van deze steekpartij bij de politie en andere hulpdiensten bekend was vanwege verward gedrag? Worden er nog andere motieven voor deze daad onderzocht?
Zoals eerder gemeld, is de verdachte bekend bij politie en hulpverleningsinstanties vanwege verward gedrag. Op dit moment kan nog niet met zekerheid worden gesteld wat hem tot zijn daden heeft gebracht.
Maandag 23 juli a.s. is de eerste pro forma zitting. Op de voorlopige tenlastelegging staan drie pogingen moord dan wel doodslag, al dan niet met terroristisch oogmerk, alsmede twee bedreigingen met zware mishandeling. Dit wordt nu nog verder onderzocht.
Wat is de asielstatus is van de verdachte die volgens het artikel afkomstig is uit Syrië? Was bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) of een andere overheidsinstantie reeds bekend dat deze persoon gewelddadig gedrag kon vertonen? Is in dit individuele geval sprake geweest van begeleiding bij de inburgering in verband met verward gedrag? Zo ja, hoe kan het dan dat deze persoon drie mensen neersteekt, terwijl overheidsinstanties weten van zijn verwarde gedrag? Wat is er bij dit voorval misgegaan? Kunt u daarbij ook ingaan op eerdere voorvallen van deze persoon, zover bekend bij politie?
Betrokkene is in het bezit van een verblijfsvergunning. Bij de IND was geen informatie bekend waaruit bleek dat betrokkene verward gedrag vertoonde of veroordeeld is inzake gewelddadige gedragingen. Zoals hierboven vermeld was verdachte bij politie en hulpverleningsinstanties wel bekend vanwege verward gedrag. Er wordt niet verder ingegaan op de vreemdelingrechtelijke aspecten van deze individuele zaak. Voor het overige verwijs ik u naar mijn antwoord bij vraag 2.
Kunt u aangeven of er begeleiding is voor asielzoekers met verward gedrag? Zo ja, waaruit bestaat die begeleiding? Is er sprake van een samenwerking in integraal verband? Heeft de politie beschikking over informatie uit een eventueel begeleidingstraject? Hoe wordt die begeleiding georganiseerd?
Een asielzoeker maakt aanspraak op zorg via de Regeling Zorg Asielzoekers (RZA) die op dit moment wordt uitgevoerd door Arts en Zorg en betaald wordt vanuit het Ministerie van JenV. Het medisch personeel in de eerste lijn op asielzoekerscentra kan asielzoekers doorverwijzen naar de tweede lijn (o.a. specialistische zorg, ziekenhuiszorg, geestelijke gezondheidszorg). Daarbij kunnen tolken worden ingeschakeld.
Naast de reguliere asielzoekerscentra is er een aantal (opvang)voorzieningen waar asielzoekers terecht kunnen die extra (psychische) zorg of aandacht nodig hebben. Het betreft hier:
Kunt u in algemene termen aangeven wat de huidige stand van zaken is van het beleid rondom personen met verward gedrag? Is er bij de begeleiding van personen met verward gedrag sprake van specifieke problematiek rond asielzoekers? Zo ja, hoe wordt die problematiek aangevlogen?
Ik sta in nauw overleg met de Staatssecretaris van VWS over het beleid rondom personen met verward gedrag. Hoewel incidenten nooit volledig zullen zijn uit te sluiten, houden wij de lokale en regionale aanpakken en infrastructuren voor personen met verward en/of risicovol gedrag nauwgezet tegen het licht om ervoor te zorgen dat de kans daarop zo klein mogelijk blijft. Wij verwachten uw Kamer hierover dit najaar bij brief nader te kunnen informeren. Daarmee zal dan tegelijkertijd worden tegemoetgekomen aan het verzoek van uw Kamer zoals gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 3 juli naar aanleiding van het steekincident in de Amsterdamse metro.
Het bericht dat door regionale stakingen het streekvervoer is ontregeld in de regio's Utrecht en Twente en rond Arnhem en Nijmegen |
|
Maurits von Martels (CDA) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat door regionale stakingen het streekvervoer in de regio's Utrecht en Twente en rond Arnhem en Nijmegen is ontregeld?1
Ja.
Kunt u aangeven op welke wijze rekening wordt gehouden met mensen die afhankelijk zijn van streekvervoer en feitelijk niet voor een alternatieve vervoerswijze kunnen kiezen?
Ik betreur dat het arbeidsconflict tussen werkgevers en werknemers in het regionale openbaar vervoer uitmondt in stakingen en dat reizigers hinder ondervinden. Alle groepen die van het openbaar vervoer gebruik maken, kunnen hierdoor getroffen worden. Zie ook het antwoord op vraag 5. De werknemers maken gebruik van het stakingsrecht uit het Europees Sociaal Handvest. Per staking zijn er verschillen in het aantal werknemers dat meedoet, de duur en het tijdstip van de staking en de omvang qua gebied en modaliteiten. Ik kan daarom niet in algemene zin aangeven welke bestemmingen wel en niet bereikbaar blijven met het openbaar vervoer. Doelgroepenvervoer dat bijvoorbeeld in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning in opdracht van gemeenten wordt uitgevoerd, valt buiten de staking.
Kunt u aangeven of alle bezoek aan ziekenhuizen, artsen en hulpverleners wel mogelijk blijft? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Worden reizigers voldoende geïnformeerd over de gevolgen van de stakingen? Op welke wijze geschiedt deze informatievoorziening?
De vervoerders informeren de reizigers zo goed mogelijk over de staking. Uit informatie van de provincies Utrecht, Gelderland en Overijssel concludeer ik dat vooral gebruik wordt gemaakt van social media, dynamische informatie bij haltes en persberichten om de lokale media te informeren. Een goede informatievoorziening is belangrijk omdat reizigers daarmee de hinder kunnen beperken door afspraken te verzetten, individuele vervoermogelijkheden te kiezen of de hulp van familie, vrienden of buren in te roepen.
Waar kunnen mensen zich melden die afhankelijk zijn van noodzakelijk openbaar streekvervoer? Op welke wijze wordt omgegaan met dergelijke signalen?
Uit informatie van de bovengenoemde provincies blijkt dat er geen andere meldpunten zijn dan de servicebalies van de vervoerders. Dit verandert niets aan de situatie dat reizigers aangewezen zijn op de alternatieven die beschreven zijn in het antwoord op vraag 4. De rechtmatigheid van een staking kan op verzoek van de werkgevers of andere belanghebbenden door de rechter getoetst worden.
De antisemitische uitspraken van president Abbas |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Palestijnse president Abbas verwijt de Holocaust aan gedrag van de Joden»?1
Ja.
Deelt u de mening dat president Abbas, met zijn opmerkingen over de Joodse en Israëlische geschiedenis, waaronder de ontkenning van de Joodse connectie met het land Israel, het benoemen van Israel als een «Europees» en «koloniaal» project en het noemen van samenwerking tussen Hitler en Zionisten, zich niet alleen schuldig maakt aan flagrante geschiedvervalsing maar zich ook willens en wetens zeer kwetsend opstelt?
Het kabinet deelt de mening van de Hoge Vertegenwoordiger van de EU dat de speech van de Palestijnse president Abbas op 30 april jl. – die ingaat op het ontstaan van de Holocaust en de legitimiteit van Israël – onacceptabele delen bevat. Nederland heeft in een tweet op 3 mei jl. aangegeven deze EU-verklaring volledig te onderschrijven. De Nederlandse Vertegenwoordiger in Ramallah heeft direct geprotesteerd bij de Palestijnse Autoriteit, waarbij is aangegeven dat Nederland deze delen van de speech fout, onnodig, onbehulpzaam, onrechtvaardig en ongelukkig acht. Een dergelijke boodschap is ook door de vertegenwoordiger van de EU bij de Palestijnse Autoriteit afgegeven namens alle EU-lidstaten. Nederland heeft deze boodschap eveneens herhaald in de VN Veiligheidsraad. Zowel bilateraal als in EU-verband, blijft Nederland – zowel de Palestijnse Autoriteit als Israël – aanspreken op opruiende retoriek.
Beaamt u dat president Abbas met deze antisemitische opmerkingen antisemitisme onder Palestijnen aanwakkert?
Zoals de Hoge Vertegenwoordiger van de EU ook stelt, werkt dergelijke retoriek diegenen die een twee-statenoplossing afwijzen, in de hand. Hoewel president Abbas meermaals steun heeft uitgesproken voor een twee-statenoplossing, acht het kabinet het zorgelijk dat de uitspraken een dergelijke negatieve werking kunnen hebben.
Welke gevolgen hebben de uitspraken van president Abbas voor de Palestijnse opstelling binnen het vredesproces, en voor de kans van slagen van dit proces?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief over de stand van zaken van het Midden-Oosten Vredesproces (d.d. 16 april 2018, kenmerk 23432–444/2018D02479), is de twee-statenoplossing steeds meer onder druk komen te staan. Het Kwartet (de EU, de VS, Rusland en de VN) identificeerde in diens rapport van juli 2016 een aantal trends die de verwezenlijking van de twee-statenoplossing bemoeilijken, waaronder opruiende retoriek. Deze trends zijn nadien niet veranderd. Delen van de speech van president Abbas op 30 april jl. passen niet bij een leider die vrede nastreeft met diens Israëlische buren. Tegelijkertijd moet gesteld worden dat aan Israëlische zijde eveneens onbehulpzame uitspraken zijn gedaan, zoals de openlijke suggesties van verschillende politici om delen van de Westelijke Jordaanoever te annexeren of opmerkingen over Palestijnen of Palestijnse moeders die allemaal terroristen zouden zijn. Het kabinet is van mening dat dergelijke uitspraken het wederzijds vertrouwen ondergraven en een klimaat scheppen, waarbij beide partijen meer en meer vast komen te zitten in hun eigen posities en gelijk.
Bent u net als de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) van mening dat deze uitspraken onacceptabel zijn? Wordt er in EU-verband verdere vervolgactie overwogen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke politieke en financiële consequenties verbindt u aan de uitspraken van president Abbas?
Nederland heeft, net als de EU, nadrukkelijk stelling genomen tegen de uitspraken en president Abbas heeft zijn excuses aangeboden. Het kabinet ziet geen aanleiding om de Nederlandse steun aan de Palestijnse gebieden (gedeeltelijk) op te schorten of te beëindigen.
Het bericht 'Onacceptabel risico' op instorten bruggen en viaducten in Noord-Holland |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving van EenVandaag en NH Nieuws over het zeer gebrekkige onderhoudsniveau en de grote risico’s op instorten van bruggen en viaducten in de provincie Noord-Holland? Zo ja, in welke mate was u hier bekend mee en hoe beoordeelt u deze schokkende constatering op basis van de beoordeling van ruim 200 onderhoudsrapporten die opgevraagd zijn bij Rijkswaterstaat?1 2
Ja, naar aanleiding van een verzoek op basis van de wet Openbaarheid van bestuur hebben NH-Nieuws en Eenvandaag in totaal 212 onderhoudsrapporten van objecten in Noord-Holland ter beschikking gekregen. NH-Nieuws en Eenvandaag hebben vervolgens 14 voorbeelden genoemd van objecten in Noord-Holland waar sprake zou zijn van onacceptabele risico’s.
Er is geen sprake van instortingsgevaar bij bruggen en viaducten. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van alle bruggen en viaducten die behoren tot het hoofd(vaar)wegennet. Om deze taken goed uit te kunnen voeren worden alle objecten periodiek geïnspecteerd. Van iedere controle wordt een rapport opgesteld. Rijkswaterstaat heeft de bevindingen van NH-Nieuws en EenVandaag ten aanzien van deze 14 objecten geanalyseerd. Daaruit is gebleken dat door het nemen van passende maatregelen gericht op de genoemde onacceptabele risico’s, deze zijn weggenomen en dat er geen sprake is van instortingsgevaar of een andere voor de (vaar)weggebruikers onveilige situatie.
Incidenten zijn nooit volledig uit te sluiten. Rijkswaterstaat doet er echter alles aan om risico’s te beheersen en onderneemt altijd actie als uit de inspecties blijkt dat de veiligheid van de (vaar)weggebruikers direct in het geding is
Hoe beziet u de constatering in de berichtgeving dat dit enorme risico voor de veiligheid van bruggen en viaducten niet alleen voor de provincie Noord-Holland geldt maar eigenlijk voor dergelijke infrastructuur in heel Nederland?
De staat van de bruggen en viaducten in beheer van Rijkswaterstaat in Nederland wijkt gemiddeld genomen niet af van de staat van de bruggen en viaducten in beheer van Rijkswaterstaat in Noord-Holland. Zoals hiervoor aangegeven deel ik de conclusie dat er sprake zou zijn van instortingsgevaar voor bruggen en viaducten in beheer van het Rijk niet. Dat geldt dus voor Noord-Holland maar ook voor de rest van het land.
Is het bijvoorbeeld correct dat er bij meerdere viaducten van knooppunt Amstel door overbelasting scheuren in het beton zitten en dat er te weinig wapening in het beton zit waardoor de dragende constructie de huidige belasting niet aan kan? Zo ja, waarom is er in dit geval nog niks gedaan met de door het adviesbureau Royal Haskoning in 2014 geadviseerde maatregelen voor versterking van de constructie?
Rijkswaterstaat heeft naar aanleiding van het betreffende inspectierapport een second opinion laten uitvoeren. De uitkomst was dat er geen direct veiligheidsrisico aan de orde was. Wel bleek daaruit de noodzaak tot versterkingsmaatregelen, welke tijdig in 2018 worden uitgevoerd.
Is het daarnaast bijvoorbeeld correct dat er veel mankementen geconstateerd zijn aan de aanlegsteigers van de veerboot tussen Texel en Den Helder en dat gebruikers en personeel daardoor meer gevaar lopen? Klopt het dat groot onderhoud pas is voorzien voor 2022–2023? Zo ja, hoe verhouden de gebrekkige staat en het vergrote risico voor gebruikers alsmede de lange termijn voor groot onderhoud zich tot elkaar wat betreft de noodzakelijke veiligheid waar mensen hier van uit moeten kunnen gaan?
Het is correct dat er meerdere mankementen aan de aanleginrichtingen zijn geconstateerd. Vervanging van de aanleginrichting wordt voorbereid en is voorzien in de periode 2022–2024 binnen het programma Vervanging en Renovatie. In het reguliere overleg dat RWS met TESO heeft zijn recent alle onacceptabele en hoge risico’s besproken. Afgesproken is dat in 2018 beheersmaatregelen voor de valbeveiliging van de beweegbare brug worden genomen. Dit is inmiddels gerealiseerd. Voor de andere geconstateerde risico’s wachten we niet tot de renovatie, maar bekijkt Rijkswaterstaat per risico wanneer ingrijpen noodzakelijk wordt. Dit om de veiligheid blijvend te garanderen. Inspecties van de onderhoudsaannemer en eigen inspecties leveren daartoe de actuele status op veiligheidsgebied en geven inzicht in de noodzaak tot eventueel ingrijpen.
Hoe kan het dat bij verschillende geconstateerde gebreken aan onder andere bruggen en viaducten, die ook als zeer risicovol en onacceptabel omschreven worden, dringende maatregelen niet genomen zijn of onderhoud in sommige gevallen nog vele jaren vooruitgeschoven wordt?
Indien bij een object een onacceptabel risico wordt geconstateerd waarbij de veiligheid van de gebruikers in het geding is, worden direct maatregelen genomen. De kwalificatie onacceptabel wordt ook gebruikt voor bijvoorbeeld risico’s op een toename van het aantal gebreken en storingen. Er wordt dan een bandbreedte geadviseerd voor de periode waarbinnen een maatregel zou moeten worden uitgevoerd. Er kan bewust gekozen worden om maatregelen na het laatste jaar van de bandbreedte uit te voeren, bijvoorbeeld omdat onderhoud op een later moment gecombineerd kan worden met andere maatregelen. Dit kan efficiënt zijn en de hinder voor de weggebruiker beperken. Ook kan het zijn dat uit een (jaarlijkse) toestandsinspectie blijkt dat de situatie minder urgent is dan eerder gedacht bij de instandhoudingsinspectie. Het uitstellen van maatregelen kan echter alleen als de veiligheid niet in het geding is en als het risico tot die tijd op een andere wijze afdoende wordt beheerst, bijvoorbeeld door het uitvoeren van extra inspecties of tijdelijke versterkingsmaatregelen.
Deelt u de in de berichtgeving geuite constatering dat de gebrekkige staat van de bruggen en viaducten en het gebrek aan onderhoud voorkomt uit de strijd tussen financiële middelen voor nieuw aan te leggen infrastructuur en benodigde geld voor onderhoud, waarbij die laatste noodzaak veelal aan het kortste eind lijkt te trekken bij deze strijd? Zo ja, bent u het eens dat dit betekent dat dit een andere prioritering van financiële middelen vraagt, waarbij onderhoud en dus veiligheid meer voorop gesteld wordt? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 17 januari 2018 (Kamerstuk 29 385, nr. 95) vind ik het effectief en nodig om naast aanleg te investeren in het verjongen en vernieuwen van bestaande infrastructuur omdat uitval en storingen leiden tot maatschappelijke schade. Komende jaren wordt er als gevolg van de toegenomen leeftijd van de infrastructuur daarom fors meer geïnvesteerd in het vervangen en renoveren van de bestaande infrastructuur. Ik verwijs daarbij ook naar de brief inzake voortgang MIRT (Kamerstuk 34 300 A, nr. 70) waarin is aangegeven dat de middelen die vrijkomen door de verlenging van het MIRT bij voorrang worden ingezet voor het dekken van de doorlopende verplichtingen, zoals de uitgaven die zijn benodigd voor de instandhouding inclusief de vervangingsopgave van het huidige areaal.
Hoe beoordeelt u de reactie van organisaties, zoals de ANWB en werkgeversorganisatie VNO-NCW, die deze situatie met groot achterstallig en meerjarig onderhoud en de grote veiligheidsrisico’s als onacceptabel betitelen?
Zoals ik hiervoor heb aangegeven, deel ik de berichtgeving dat er sprake zou zijn van instortingsgevaar voor bruggen en viaducten in beheer van het Rijk niet.
Hoe verklaart u de forse discrepantie tussen de geconstateerde onderhoudsgebreken, de daarbij behorende toegenomen risico’s en onveiligheid die uit de onderhoudsrapporten blijken en de bagatelliserend overkomende reactie vanuit Rijkswaterstaat waarin wordt gesteld dat er van onveiligheid geen sprake zou zijn?
Rijkswaterstaat stelt de veiligheid van de infrastructuur altijd voorop en neemt in voorkomende gevallen direct passende maatregelen. Ik hoop met de antwoorden op uw vragen en de brief met de algemene reactie op de bevindingen meer en afdoende uitleg te hebben gegeven.
Bent u bereid om met spoed actie te ondernemen met betrekking tot de veiligheid van dergelijke infrastructurele voorzieningen, waarbij snelle maatregelen nodig zijn om te zorgen dat verkeersgebruikers er zeker van kunnen zijn dat deze bruggen en viaducten veilig zijn? Zo nee, waarom niet?
Indien bij een object een risico wordt geconstateerd waarbij de veiligheid van de gebruikers in het geding is worden direct maatregelen genomen door Rijkswaterstaat. Er is dus geen noodzaak om aanvullende acties te nemen bovenop de bestaande aanpak. Naast het reguliere onderhoud wordt binnen het programma vervanging en renovatie de komende jaren een groot aantal objecten en kunstwerken aangepakt. Verder verwijs ik graag nogmaals naar mijn brief van 17 januari 2018 met kenmerk RWS-2017/49054 waarin ik het belang om de infrastructuur te verjongen en vernieuwen heb aangegeven.
Bent u bereid de Kamer gedetailleerd te informeren over de wijze waarop u deze onacceptabele risico’s structureel gaat aanpakken de komende jaren, in welke mate de extra middelen (circa € 200 miljoen extra) voor vernieuwing van de infrastructuur hier toereikend voor zou zijn en hoe u de veiligheidsrisico’s denkt te kunnen beheersen? Zo nee, waarom niet?
Over de inzet van de middelen voor het programma Vervanging en Renovatie informeer ik de Kamer jaarlijks via de begroting en het MIRT-overzicht. Daarin zijn de objecten die binnen dit programma worden aangepakt – inclusief planning en beschikbaar budget – opgenomen. In de instandhoudingsbijlage van de begroting van het Infrastructuurfonds en het jaarverslag wordt de Kamer daarnaast onder meer geïnformeerd over de door Rijkswaterstaat geleverde prestaties op het gebied van beheer en onderhoud, de omvang van het uitgesteld en achterstallig onderhoud en de beschikbare budgetten en verwachte budgetbehoefte voor instandhouding.
Het artikel ‘Weedkiller products more toxic than their active ingredient, tests show’ |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Weedkiller products more toxic than their active ingredient, tests show» alsmede met de achterliggende studie waarnaar in het bericht wordt verwezen?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de inhoud van de achterliggende studie waarnaar in het bericht wordt verwezen?
De onderzoekers verstrekken geen informatie over de daadwerkelijke samenstelling van de verschillende gewasbeschermingsmiddelen op basis van de werkzame stof glyfosaat. Hierdoor is het niet mogelijk om de achterliggende studie te duiden, waarnaar het bericht verwijst.
Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) is momenteel bezig met het herbeoordelen van alle toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen op basis van de werkzame stof glyfosaat in Nederland. Het Ctgb beschikt daarvoor over de samenstelling van deze middelen. Het Ctgb neemt in de herbeoordeling ook de mogelijke effecten van de hulpstoffen mee, die naast de werkzame stof, in een product zijn verwerkt. Dit kan aanleiding geven tot het wijzigen of intrekken van toelatingen, zoals is gebeurd in geval van de hulpstof POE-tallowamine (Kamerstuk 27 858, nr. 394). Ik wacht de resultaten van deze herbeoordeling af.
Geeft deze studie aanleiding tot heroverweging van het besluit van de European Food Safety Authority (EFSA) ten aanzien van de toelating van het middel glyfosaat?
Nee, omdat deze studie ziet op de mogelijke effecten van verschillende gewasbeschermingsmiddelen met daarin de werkzame stof glyfosaat en niet op de mogelijke effecten van de werkzame stof glyfosaat zelf. De Europese besluitvorming eind 2017 betrof de werkzame stof.
De behandeling van klokkenluider Roelie Post door de Europese Commissie |
|
Renske Leijten , Michiel van Nispen |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van VPRO-Argos «Roelie Post. Het leven van een klokkenluider»?1 Was u reeds bekend met deze zaak?
Ja, het kabinet heeft kennisgenomen van de uitzending, het kabinet was niet bekend met alle aspecten die in de uitzending aan de orde kwamen.
Wat is uw reactie op het feit dat Roelie Post, die als ambtenaar bij de Europese Commissie als een van de eersten corruptieschandalen rondom adopties uit Roemenië aan het licht bracht, te maken kreeg met forse tegenwerkingen en bedreigingen die inmiddels zo ernstig zijn dat ze ondergedoken moet leven?
In algemene zin geldt dat het kabinet elke bedreiging tegen ambtsdragers in de publieke sector, ook bij de Europese Commissie, als onacceptabel beschouwt.
Deelt u de mening dat het schrijnend is dat iemand die zich kwetsbaar opstelt als klokkenluider niet alleen te maken heeft met ernstige bedreigingen, maar (inmiddels) ook een slepend conflict heeft met haar werkgever, de Europese Commissie, die haar nooit heeft beschermd maar ook niet erkent als klokkenluider en nu zelfs met forse strafmaatregelen dreigt? Deelt u de mening dat een dergelijke behandeling niet acceptabel is?
Het kabinet acht het van belang dat bescherming van klokkenluiders adequaat geregeld is, zowel in Nederland als in de Europese Unie. In de afgelopen jaren is de aandacht voor klokkenluiders toegenomen.
In Nederland heeft die aandacht geleid tot de Wet Huis voor Klokkenluiders die werkgevers o.a. verplicht om een interne meldregeling te hebben en die het mogelijk maakt dat (potentiële) klokkenluiders advies en ondersteuning krijgen van het externe, onafhankelijke Huis voor Klokkenluiders.
Ook binnen de Europese instellingen is de aandacht voor klokkenluiden en de bescherming van klokkenluiders toegenomen. Personeel van de instellingen van de EU, genieten klokkenluidersbescherming op grond van het statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie. In 2004 zijn hier procedures aan toegevoegd voor het melden van fraude, corruptie of ernstige onregelmatigheden, en om personeelsleden die inbreuken melden bescherming te bieden tegen negatieve gevolgen.
In 2012 heeft de Commissie nieuwe Guidelines voor klokkenluiden gepubliceerd (SEC 2012 679 final2) met als doel om de effectieve toepassing van de eigen regels met betrekking tot het melden van misstanden en de bescherming van melders/klokkenluiders te verbeteren en te versterken. Hierin onderschrijft de Europese Commissie het belang van een duidelijke procedure en bescherming voor klokkenluiders. Deze Guidelines benoemen de noodzaak «to ensure that members of staff who report serious wrongdoings or concerns in good faith are afforded the utmost confidentiality and greatest degree of protection against any retaliation as a result of their whistleblowing». De Guidelines noemen verschillende interne en externe kanalen (waaronder de Europese Ombudsman) voor werknemers die vermoedens van misstanden kenbaar willen maken en gaan in op verschillende beschermende maatregelen.
Wat zegt het volgens u over de Europese Commissie dat Roelie Post niet de enige is, maar dat in de uitzending van Argos meer voorbeelden worden genoemd van mensen die corruptieschandalen onthulden maar vervolgens in de problemen kwamen? Hoeveel mensen zitten thuis wegens het luiden van de klok?
Het kabinet hecht aan de Guidelines die de Commissie in 2012 heeft aangenomen en de toepassing van deze Guidelines door de instellingen. Het kabinet is niet bekend met de omgang van de Commissie met de in de Argos-uitzending genoemde personen. Het kabinet is niet op de hoogte van het totale aantallen klokkenluiders bij de Commissie die op non-actief staan.
Wat vindt u er van dat niemand bij de Europese Commissie wilde meewerken aan deze uitzending van Argos over deze klokkenluider, en dat ook Eurocommissaris Timmermans nooit iets van zich liet horen in deze kwestie ondanks herhaald verzoek?
Het is een eigenstandige overweging van de Europese Commissie om al dan niet mee te werken aan een uitzending.
Vindt u ook dat, nu er zeer recent door Eurocommissaris Timmermans nieuwe regels zijn aangekondigd om klokkenluiders beter te beschermen, het niet zo kan zijn dat Roelie Post precies het omgekeerde overkomt namelijk dat zij gestraft wordt in plaats van beschermd?2
De recente voorstellen van de Commissie hebben geen betrekking op de positie van medewerkers van de Europese Commissie; hiervoor verwijst het kabinet naar de onder antwoord drie genoemde Guidelines die van toepassing zijn op medewerkers van de Commissie.
Welke mogelijkheden zijn er voor u om te bemiddelen in het conflict tussen Roelie Post en de Europese Commissie? Wat kunt u voor deze klokkenluider betekenen?
De specifieke aspecten van het geschil tussen de Commissie en de betreffende medewerker zijn bij het kabinet niet bekend. In principe gelden voor medewerkers van de Commissie de vastgelegde procedures uit de verordening voor het statuut van Europese ambtenaren, die in deze gevallen van toepassing zijn. Ook verwijst het kabinet naar de onder antwoord drie genoemde Guidelines voor klokkenluiders. Voor het kabinet ligt er om deze reden geen bemiddelende rol voor de hand. Dat laat onverlet dat het kabinet het positief zou vinden indien er naar de inhoud en de geest van de geldende Europese regelgeving een voor beide partijen bevredigende oplossing wordt gevonden in dit geschil.
Het ILVO-onderzoek naar de effecten van de pulsvisserij |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de resultaten van het onderzoek van het Vlaamse Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) naar de effecten van de (garnalen) pulsvisserij?1
Ja.
Hoe waardeert u de resultaten van het genoemde onderzoek?
Het genoemde onderzoek draagt bij aan het inzichtelijk maken van de neveneffecten van de pulsen in de garnalenvisserij op de eerste levensstadia van kabeljauw en tong, en de invloed van de pulsen op de prooidetectie van haaien. Positief voor het gebruik van de pulsvisserij is de conclusie uit dit onderzoek dat de prooidetectie niet wordt aangetast door de pulsen, en dat deze geen misvormingen bij visseneitjes en -larven veroorzaken. Daarnaast brengt het eventuele onzekerheden aan het licht die meegenomen kunnen worden in het vervolgonderzoek.
Bent u voornemens de (positieve) resultaten van het onderzoek bij de Europese Commissie, andere Europese lidstaten en de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) onder de aandacht te brengen?
Ontwikkelingen en resultaten aangaande pulsvisserij onderzoek en -onderzoeksresultaten worden onder andere besproken in de jaarlijkse International Dialogue Meetings met internationale betrokkenen op 2 juli 2015 en 20 januari 2017, waaronder de Europese Commissie en andere Europese lidstaten. De volgende International Dialogue meeting vindt plaats op 19 juni 2018. ICES brengt haar adviezen uit op basis van bestaande onderzoeksresultaten en ook dit onderzoek zal naar ik aanneem in (toekomstige) beoordelingen worden betrokken. Mijn inbreng in de discussie over de plek van de pulsvisserij in de Verordening Technische Maatregelen baseer ik op de resultaten van het onderzoek naar de pulsvisserij.
Wat is de stand van zaken in de triloog over de Verordening Technische Maatregelen?
Op 29 mei vond de derde triloog plaats over de Verordening Technische Maatregelen tussen de Europese Commissie, de Raad en het Europees parlement. Het onderwerp pulsvisserij stond niet op de agenda en is in de voorgaande trilogen ook niet besproken. De vierde triloog staat gepland op 19 juni, waarbij zeer waarschijnlijk pulsvisserij wordt besproken.
Wat is nu het verwachte tijdpad met betrekking tot de genoemde triloog en het vervolg erop?
Helaas is het tijdpad nog onduidelijk. Naast pulsvisserij zijn er nog belangrijke discussiepunten, met name de formulering van concrete streefdoelen vormt een heet hangijzer. De voortgang en de snelheid van het proces wordt bepaald door de discussie over deze punten. Bedacht moet worden dat de volgende Raadsvoorzitter (Oostenrijk) op het gebied van visserij een overvol programma heeft en daarom graag zou zien dat de Verordening Technische Maatregelen spoedig kan worden afgerond. Ook het Europees parlement zal wellicht snelle voortgang wensen vanwege de naderende verkiezing voor een nieuw parlement.
Is bij andere lidstaten een verandering in het denken over de pulsvisserij merkbaar?
Het Raadsmandaat is tot nu toe niet gewijzigd (beperking van de pulsvisserij tot 5% van de boomkorvloot). Alleen Frankrijk heeft expliciet aangegeven het Europees parlement te willen volgen in het voorgestelde verbod op de pulsvisserij. Vele lidstaten hebben aangegeven groot belang te hechten aan voortgang van innovatie en aan visserijbeleid dat op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek is gebaseerd.
Het bericht ‘Wijkagent: ‘Haal dat bord met Joodse huizen weg’’ |
|
Arno Rutte (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Wijkagent: «Haal dat bord met Joodse huizen weg»»?1
Ja
Heeft een wijkagent in Amsterdam inderdaad gevraagd een bord van «Open Joodse huizen – Huizen van verzet» weg te halen? Zo ja, is dit beleid bij de Amsterdamse politie en wat vindt u daarvan?
De Minister van Justitie en Veiligheid is politiek-bestuurlijk verantwoordelijk voor de organisatie en het beheer van de politie. De burgemeester is voor de aansturing van de politie verantwoordelijk voor wat betreft de bestuursrechtelijke handhaving van de openbare orde in zijn of haar gemeente en de officier van justitie voor de aansturing van de strafrechtelijke handhaving. Het kan voorkomen dat de politie moet adviseren over bepaalde symbolen of uitlatingen als die mogelijk de rechtsorde of openbare orde in het geding brengen. De burgemeester van Amsterdam heeft mij bericht dat hij de gemeenteraad nader zal informeren over het genoemde voorval.
In onderhavige casus heeft de politie meegedacht met de ondernemer over de veiligheid, waarbij verschillende scenario’s in openheid zijn besproken. Het weghalen van het bord was daar één van.
Adviseert de (Amsterdamse) politie ondernemers en bewoners over het gebruik van Joodse symbolen en uitingen? Zo ja, wat is de lijn in deze advisering? Adviseert de politie ook over uitingen van andere religies?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat de (Amsterdamse) politie om met agressie en/of geweld gestoeld op antisemitisme?
Vorig jaar is er een samenwerkingsconvenant gesloten tussen de politie, het openbaar ministerie en antidiscriminatie voorzieningen om de aanpak van discriminatie, waaronder antisemitisme, een impuls te geven. Deze samenwerking leidt ertoe dat er een beter beeld wordt verkregen van discriminatiezaken in Nederland. Op basis van dit beeld worden maatregelen om discriminatie aan te pakken gerichter ingezet. De politie screent landelijk de politiesystemen op mogelijke discriminatiezaken, waaronder antisemitisme. Per 1 maart 2018 ontvangen alle eenheden tweewekelijks een overzicht van mogelijke discriminatiezaken voor een snelle en goede opvolging van deze zaken. Gemeenten worden ook door dit kabinet gestimuleerd om de lokale aanpak van discriminatie op te pakken of te versterken.2
Daarnaast beschikt de politie over verschillende netwerken, zoals Roze in Blauw, Marokkaans, Turks en Joods Netwerk. Deze netwerken houden zich naast preventie eveneens bezig met het signaleren van discriminatie, waaronder antisemitisme.
Daarbij wijs ik er op dat in EU-verband op verschillende manieren aan het onderwerp aandacht wordt besteed. Het Oostenrijkse EU-Voorzitterschap heeft bij de lunchbespreking van JBZ-Ministers bijeen op 12 juli jl. het onderwerp van de strijd tegen antisemitisme geplaatst in de context van Europese waarden, hetgeen waardering kreeg van de aanwezige Ministers. Ook het EU-Grondrechtenagentschap (Fundamental Rights Agecy, FRA) te Wenen is actief bezig met het onderwerp antisemitisme, zoals ik in mijn gesprek met de FRA-directeur O’Flaherty in april jl. vaststelde en bleek uit zijn inbreng bij de genoemde bespreking op 12 juli jl. De EU-Ministers benadrukten een bredere benadering van het probleem antisemitisme. Hun pleidooi was om de aanpak van antisemitisme niet te isoleren, maar dit te integreren in de strijd tegen alle vormen van discriminatie, racisme, xenofobie of intolerantie. Daarnaast moet het niet alleen gaan over het bestrijden van alle vormen van discriminatie, maar ook over preventie, voorlichting en bewustwording.
Wordt er ook aan preventie gedaan? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u signalen dat antisemitisme groeit in Nederland? Zo ja, wat doet u om dit tegen te gaan?
Op dit moment zijn er geen signalen dat het antisemitisme groeit in Nederland. De aangiften van antisemitisme blijven constant.
Deelt u de mening dat niemand zijn identiteit zou moeten hoeven te verbergen omwille van de eigen veiligheid en dat iedereen altijd veilig en vrij over straat moet kunnen?
Die mening deel ik.
De de uitgaven en de resultaten van de investeringsagenda en de gevolgen voor de plannen uit het regeerakkoord |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Herinnert u zich dat uw voorganger in 2015 begonnen is met de Investeringsagenda van de Belastingdienst, een programma dat u nu gaat herijken?
De herijking van de Investeringsagenda heeft in 2017 plaats gevonden.1 In de Aprilbrief heb ik de aanpak van beheerste vernieuwing aangekondigd.
Kunt u een precies overzicht geven van de totale middelen die zijn uitgegeven aan deze Investeringsagenda tussen 2014 en nu?
Onderstaand overzicht geeft de uitgaven per jaar weer met het voor de Investeringsagenda vrijgegeven budget. Ten opzichte van het overzicht in mijn brief «besteding Investeringsagenda-middelen» van 9 oktober is het overzicht bijgewerkt t/m februari 2018.2
a) Instroom personeel
–
17
35
81
b) Randvoorwaardelijk (activiteiten die randvoorwaardelijk zijn voor het slagen van de Investeringsagenda)
38
17
51
16
c) Projecten
–
15
35
4
d) Vertrekregeling/Switch (werk- en mobiliteitsbedrijf van de Belastingdienst)
–
182
91
16
De uitputting van budget voor de instroom van eigen personeel wordt niet maandelijks afzonderlijk gemonitord en is in dit overzicht gelijk gesteld aan 2/12e van het voor instroom toegekende budget.
Kunt u een precies overzicht geven van de van te voren vastgestelde doelen van deze Investeringsagenda, die tot nu toe gehaald zijn?
De hoofddoelstellingen van de Investeringsagenda zijn «Beter, Goedkoper en Meer in control». De vernieuwingsopgave van de Belastingdienst bevat een financiële besparing oplopend tot structureel € 292 miljoen vanaf 2020. Deze besparing komt voort uit een beoogde uitstroom van circa 5.000 fte lager gekwalificeerd personeel als gevolg van een voorziene productiviteitsverhoging. Daarnaast is een instroom van circa 1.500 fte met vaardigheden voorzien die passen in de nieuwe werkwijze.3
In de herijking van de Investeringsagenda, waarover u in september 2017 bent geïnformeerd, is met betrekking tot de vernieuwingsopgave gefocust op zes van de dertien primaire processen.4 De geraamde werkpakketreductie binnen de voor de herijking gestarte projecten en de zes primaire processen telt op tot 2.400 fte waarvan reeds 550 fte is gerealiseerd zoals gemeld in de Kamerbrief herijking van 19 september. De overige werkpakketreductie zal door efficiencybesparingen en binnen de overige zeven en ondersteunende processen worden gerealiseerd. Begin maart 2018 is met vijf nieuwe projecten gestart, zoals is toegelicht in de Kamerbrief over beheerste vernieuwing.5 Deze vijf projecten leiden tot een verwachte werkpakketreductie van circa 550 fte. In lijn met de aanpak van beheerste vernieuwing zijn andere projecten in voorbereiding, die ook zullen bijdragen aan de beoogde werkpakketreductie.6
De herijking van de Investeringsagenda heeft als doel de Belastingdienst efficiënter en effectiever te maken en de interactie met de belastingbetaler te moderniseren.7 Dit is vertaald naar een groot aantal projecten waarover uw Kamer in september 2017 is geïnformeerd.
Kunt u aangeven hoeveel middelen beschikbaar zijn voor de herijkte agenda?
In tabel 2 van bijlage 1 bij de Kamerbrief beheerst vernieuwen is de beoogde besteding van de resterende beschikbare middelen uiteen gezet.8 Daaruit blijkt dat er na Voorjaarsnotabesluitvorming cumulatief (tot en met 2024) nog € 1.171 miljoen voor beheerst vernieuwen beschikbaar is op de Aanvullende Post.
1. Vernieuwing investeringen
39
135
125
105
93
81
76
654
2. Reguliere modernisering
0
65
78
85
75
64
54
421
3. Stabiliteit uitvoering
0
20
28
29
19
0
0
97
Kunt u aangeven of er enig zicht is dat er per jaar 750 miljoen euro extra geïnd wordt zoals beoogd met de Investeringsagenda?
Zoals mijn voorganger de Kamer in zijn brief van 30 juni 2016 heeft laten weten en ik in mijn brief van 23 februari jl., is gebleken dat het zowel ex ante als ex post niet mogelijk is een directe relatie te leggen tussen specifieke investeringen en meer belastingopbrengsten.9 Dit heeft de Algemene Rekenkamer (ARK) geconcludeerd in het onderzoek naar de uitvoering van de Belastingdienst naar de business case ITI in 2013 en 2014 dat op 11 februari 2016 naar uw Kamer is gegaan.10 Deze conclusie is de reden dat de opbrengsten van de Investeringsagenda – anders dan die van de ITI business case – niet zijn ingeboekt in de begrotingsramingen van het kabinet.
Voor een paar specifieke IA-projecten die een betere risicoselectie ten doel hebben en daarmee een grotere ex ante correctiepotentieel is – mede naar aanleiding van het ARK-rapport – besloten een meetmethodiek te ontwikkelen. In december 2017 heeft de Belastingdienst de meetmethodiek voor het risicoselectiemodel negatieve aangiften omzetbelasting gerealiseerd. Een externe wetenschapper heeft dit model gevalideerd. De meetmethodiek meet het ex ante batenpotentieel van het nieuwe risicoselectiemodel ten opzichte van de oude werkwijze van selecteren. De daadwerkelijke meting van het batenpotentieel vindt begin 2019 plaats over kalenderjaar 2018. Voor de inkomensheffing niet-winst is een meetmethodiek in ontwikkeling.
Kunt u aangeven of er onderdelen van het regeerakkoord zijn die niet of niet tijdig uitgevoerd kunnen worden door de problemen bij de Belastingdienst? Indien die er zijn, kunt u per onderdeel aangeven welke maatregelen niet (tijdig) uitvoerbaar zijn?
De Belastingdienst heeft tijdens de formatie al zoveel mogelijk geadviseerd over de uitvoeringsaspecten. In mijn brief Fiscale beleidsagenda heb ik aangegeven dat bij de uitwerking van wet- en regelgeving – zo ook voor maatregelen vanuit het regeerakkoord – uitvoeringstoetsen worden opgesteld die definitief inzicht moeten geven in de gevolgen voor de uitvoering.11 Hieronder vallen ook de implementatietermijnen. De uitvoeringstoets is belangrijk om zorgvuldig af te kunnen wegen hoe de maatregelen verantwoord en beheersbaar kunnen worden ingepast in het werkpakket van de Belastingdienst. In mijn brief over beheerst vernieuwen ben ik ingegaan op de complexe en verouderde ICT-systemen, daarom is het belangrijk om de gevolgen voor de automatisering te minimaliseren.12 Ik heb nu geen concrete aanleiding om te denken dat voorstellen niet gaan lukken, maar kan niet garanderen dat maatregelen niet een andere fasering gaan krijgen bij ommekomst van de uitvoeringstoets. De uitkomst van de uitvoeringstoets is voor mij leidend.
Kunt u aangeven of er zaken zijn in de fiscale beleidsagenda die moeilijker of niet tot stand komen door de problemen bij de Belastingdienst?
Ook met betrekking tot de voorstellen voor wet- en regelgeving in de Fiscale Beleidsagenda – die grotendeels een uitvloeisel zijn van het regeerakkoord – geldt dat de Belastingdienst deze toetst met de uitvoeringstoets. Ik heb nu geen concrete aanleiding om te denken dat voorstellen niet gaan lukken, maar kan niet garanderen dat maatregelen niet een andere fasering gaan krijgen bij ommekomst van de uitvoeringstoets. De uitkomst van de uitvoeringstoets is voor mij leidend.
Kunt u deze vragen een voor een en voor het algemeen overleg over de fiscale beleidsagenda op 17 mei 2018 beantwoorden?
Voor de beantwoording van deze vragen houd ik mij aan de gestelde termijn.
De berichten ‘Situatie buitendijkse haven is onvoorstelbaar’ en ‘Komst buitendijkse haven nog niet zeker’ |
|
Remco Dijkstra (VVD), Helma Lodders (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Situatie buitendijkse haven is «onvoorstelbaar»» en «Komst buitendijkse haven nog niet zeker» van Omroep Flevoland?1 2
Ja.
Herkent u de problemen en de patstelling, zoals geschetst in het bericht «Komst buitendijkse haven nog niet zeker»? Zo ja, hoe lang speelt deze situatie? Zo nee, kunt u reflecteren op het gestelde?
De Maritieme Servicehaven Noordelijk Flevoland wordt voor het belangrijkste deel ontwikkeld in het IJsselmeer, binnen het beheergebied van Rijkswaterstaat.
Op 19 juli 2017 hebben het Rijk en de provincie Flevoland afspraken vastgelegd in een Bestuursovereenkomst Maritieme Servicehaven Noordelijk Flevoland. In deze overeenkomst committeren partijen zich aan het mogelijk maken van de haven, onder andere door het opstellen van een erfpachtovereenkomst tussen de Staat (het Rijksvastgoedbedrijf) en de provincie Flevoland. Een verkoop van de betreffende gronden aan de provincie is overigens niet aan de orde; de gronden blijven immers deel uitmaken van het beheergebied van Rijkswaterstaat. Bovendien is een verkoop niet nodig om de Maritieme Servicehaven Noordelijk Flevoland te faciliteren.
Het Rijksvastgoedbedrijf bepaalt onder welke voorwaarden er een recht van erfpacht voor de betreffende gronden kan worden gegeven.
Er is de afgelopen periode gewerkt aan de erfpachtovereenkomst, conform de uitgangspunten van de Bestuursovereenkomst. Eén van de vastgelegde uitgangspunten is de duur van de erfpachtperiode (40 jaar, met de mogelijkheid tot een hervestiging van het erfpachtrecht voor nogmaals 40 jaar).
In een bestuurlijk overleg d.d. 12 februari 2018 tussen Rijkswaterstaat, Rijksvastgoedbedrijf en de provincie Flevoland, is ter sprake gekomen dat het Rijksvastgoedbedrijf en de provincie niet tot overeenstemming lijken te komen over de voorwaarden van deze erfpachtovereenkomst. Daarna heeft nog verschillende keren overleg plaatsgevonden tussen Rijk en provincie. Het kabinet is van mening dat noch de afgesproken duur van het recht van erfpacht, noch de algemene voorwaarden van de Staat bij erfpacht een belemmering hoeven te vormen voor de realisatie van de Servicehaven en ik ga graag verder met de provincie in overleg over de vraag hoe eventuele door de provincie ervaren belemmeringen zouden kunnen worden weggenomen. De geschetste patstelling herken ik als zodanig niet.
Is het u bekend dat verschillende banken geen hypotheek willen verstrekken vanwege het gebrek aan rechten en zekerheden? Zo ja, wat vindt u hiervan? Zo nee, bent u bereid zich hierover te doen informeren?
Ja, dat is mij bekend. De afgesproken duur van het recht van erfpacht, noch de algemene voorwaarden van de Staat bij erfpacht zijn als zodanig beperkend voor het verkrijgen van externe financiering. Het probleem lijkt met name te zitten in de voorgenomen opzet dat de ondernemers via de provincie uitsluitend een onder-ondererfpachtrecht verkrijgen. Verschillende banken zijn van mening dat zij hierdoor onvoldoende zekerheden verkrijgen om een hypotheek te verstrekken.
Ik ben van mening dat door middel van een aanpassing van de door provincie beoogde opzet, waarbij bijvoorbeeld rechtstreeks aan de ondernemer(s) een zelfstandig recht van erfpacht wordt verleend, er een situatie ontstaat waarbij er voor banken wel voldoende zekerheden zijn en de Maritieme Servicehaven Noordelijk Flevoland kan worden gerealiseerd.
Wat vindt u ervan dat de ontwikkeling van de buitendijkse haven in gevaar dreigt te komen door een gebrek aan rechten en zekerheden, wat bevestigd wordt door ondernemers en banken?
Zie het antwoord op vraag 3.
Wat vindt u ervan dat de ontwikkeling van de buitendijkse haven een initiatief is van een groep innovatieve ondernemers die al een aantal jaren daarmee bezig is? Bent u ermee bekend dat een dergelijke haven voor een lange periode wordt aangelegd en dat daarmee de mogelijkheden om over te gaan tot ontwikkeling al zeer beperkt zijn?
De Maritieme Servicehaven Noordelijk Flevoland sluit aan op de Maritieme Strategie van het Rijk. De nieuwe haven kan bijdragen aan de verbetering van de Nederlandse maritieme infrastructuur. Ik sta derhalve positief ten opzichte van het initiatief, dat oorspronkelijk afkomstig is van zeven maritieme bedrijven. Nadat gebleken is dat de bedrijven in gezamenlijkheid de haven niet zelf konden realiseren, heeft de provincie Flevoland enkele jaren geleden, mede op verzoek van de gemeenten Urk en Noordoostpolder, een trekkersrol op zich genomen in de ontwikkeling van deze haven. Het is evident dat een dergelijke haven voor een lange periode wordt aangelegd.
Zijn er recent soortgelijke situaties geweest waar het Rijk en een provincie of het Rijk en een gemeente tot overeenstemming moesten komen? Zo ja, kunt u aangeven welk(e) project(en) dat geweest zijn? Kunt u aangeven op welke manier is omgegaan met rechten en zekerheden?
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de afgelopen jaren talloze projecten uitgevoerd in samenwerking met decentrale overheden, zoals gemeenten, provincies en waterschappen. Een greep uit dit soort projecten kunt u vinden via: https://www.rijksvastgoedbedrijf.nl/expertise-en-diensten/z/zakendoen-met-het-rijksvastgoedbedrijf/documenten/brochure/2017/12/01/gebiedsontwikkeling-in-nederland-de-rol-van-het-rijksvastgoedbedrijf
Een aansprekend voorbeeld is de ontwikkeling van Flevokust Haven, de nieuwe multimodale containerterminal en overslaghaven met een «nat» – havengebonden en havengerelateerd – bedrijventerrein ten noorden van Lelystad. Flevokust Haven is eveneens voor een belangrijk deel gerealiseerd binnen het beheergebied van Rijkswaterstaat. In privaatrechtelijke zin is deze haven eveneens geregeld via een erfpachtovereenkomst tussen de Staat (Rijksvastgoedbedrijf) en de provincie Flevoland. Inmiddels zijn de eerste containers verladen via Flevokust Haven. Medio 2018 zal de haven volledig operationeel zijn.
Welke oplossing(en) ziet u om de ontwikkeling van de buitendijkse haven niet langer te frustreren, zodat kan worden overgegaan tot uitvoering?
De grondhouding van zowel Rijkswaterstaat als het Rijkvastgoedbedrijf om de ontwikkeling van de haven ook in privaatrechtelijke zin te faciliteren is positief. In de Bestuursovereenkomst Maritieme Servicehaven Noordelijk Flevoland van 19 juli 2017, zijn goede afspraken gemaakt tussen het Rijk en de provincie Flevoland over de ontwikkeling van de haven. Van Rijkszijde treden wij graag verder in overleg met de provincie om tot een snelle realisatie van de Maritieme Servicehaven te komen.
Bent u bereid om op korte termijn het gesprek met de provincie Flevoland aan te gaan (en eventueel andere relevante partijen) om te komen tot een maatwerkoplossing? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zie ook mijn antwoorden bij de vragen 2 en 7.
Deelt u de mening dat een dergelijke haven van belang is voor de economie van noordelijk Flevoland en voor banen in de regio? Zo ja, welke stappen wilt u zetten om een spoedige realisatie te bewerkstelligen?
De Maritieme Servicehaven Noordelijk Flevoland sluit aan op de Maritieme Strategie van het Rijk. De nieuwe haven kan bijdragen aan de verbetering van de Nederlandse maritieme infrastructuur. Het belang van de ontwikkeling van de buitendijkse Maritieme Servicehaven staat voor mij derhalve niet ter discussie.
Bent u bereid deze vragen voor het algemeen overleg Maritiem op 17 mei 2018 te beantwoorden?
Ja.
Het proces rondom afschaffing van de dividendbelasting |
|
Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich dat u in de aanloop van het debat over stukken met betrekking tot de dividendbelasting slechts enkele van de documenten, die uit de inventarisatie naar aanleiding van het WOB-verzoek naar boven kwamen, openbaar heeft gemaakt? Wat waren – per document gespecificeerd – de gronden om de overige documenten niet te openbaren?
In mijn brief van 24 april jongstleden en in het debat met uw kamer op 25 april jongstleden ben ik ingegaan op de overwegingen om, in afwijking van de staande praktijk en het WOB-besluit ter zake, een aantal stukken op grond van artikel 68 Gw aan uw Kamer te verstrekken. Ten aanzien van andere stukken was er geen aanleiding af te wijken van de inhoud en motivering van het WOB-besluit (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/wob-verzoeken/2018/03/16/besluit-inzake-wob-verzoek-inzake-dividendbelasting). Ik wijs er voor de goede orde op dat dit besluit onder de rechter is.
Wat is de datering van memo 12 (het zogenaamde «VVD-memo»)?
Is aan die memo door ambtenaren gewerkt? Klopt wel wat u in het debat stelde, namelijk dit tot de gebruikelijke ondersteuning bij de kabinetsformatie behoort?1 Is dit door een of meer VVD-bewindslieden vaker voorgekomen? Zo ja, op welke terreinen?
Hoe vaak en op welke wijze hebben de toenmalige oppositiepartijen CDA, D66, ChristenUnie en GroenLinks tijdens de formatie op eenzelfde wijze (onderdelen van) partijmemo’s, stukken of bescheiden laten samenstellen?
Wie heeft de bedrijven die eerst waren weggelakt in de notitie gezet?
Op wiens initiatief zijn die namen gelakt?
Deelt u de opvatting zoals bij RTL Z verwoord dat deze bedrijven geen goede voorbeelden zijn van de veronderstelde noodzaak de dividendbelasting af te schaffen? Hoe kan het dat in memo’s op onterechte gronden bronnen worden aangehaald, was dit tijdens de formatie reeds bekend?
Herinnert u zich dat u niet op de inhoud van de twee telefonische contacten met de Staatssecretaris van Financiën over het WOB-verzoek wilde ingaan? Had dat te maken met de positie van individuele bedrijven, met de verhoudingen tussen landen of andere redenen?
Ik heb op 25 april jongstleden in uw Kamer gemeld niet nader te kunnen ingaan op de inhoud van de betreffende contacten zonder de belangen van derden te schaden. Dat is thans nog steeds het geval.
Misstanden in een Colombiaanse haven |
|
Sadet Karabulut |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Hoe is uw reactie op het artikel over misstanden in een Colombiaanse haven in de Groene Amsterdammer tot stand gekomen? Met wie heeft u gesproken om u te informeren over de feiten?1
In februari jl. heb ik uw Kamer schriftelijk geïnformeerd over de betrokkenheid van de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V. (FMO) bij het havenproject TC Buen in Buenaventura, Colombia. Mijn reactie is tot stand gekomen mede op basis van reeds beschikbare informatie binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken, aangevuld met informatie van FMO en de Nederlandse ambassade in Colombia.
Zowel ambassade als FMO hebben bij verschillende gelegenheden in de afgelopen jaren gesproken met meest betrokken partijen in Buenaventura waaronder havenbedrijf TC Buen, havenautoriteiten, het VN mensenrechtenkantoor in Buenaventura, wijkcomités en verschillende maatschappelijke organisaties waaronder Pastoral Social en Proceso de Comunidades Negras (PCN).
Op vrijdag 8 juni jl. informeerde FMO mijn medewerkers dat TC Buen conform de afgesproken looptijd de lening aan FMO inmiddels volledig heeft terugbetaald. FMO zal de komende jaren de ontwikkelingen rond TC Buen blijven volgen.
Met welk vertegenwoordigers en bewoners van de omringende wijken van TC Buen is gesproken? Klopt het dat dit enkel de JAC (Junta de Acción Comunal) is geweest? Welke banden zijn er tussen TC Buen en de JAC? Klopt het dat de JAC geld krijgt van TC Buen waardoor JAC nooit objectief en kritisch kAN zijn ten opzichte van TC Buen? Hoe weet u dat de consultatierondes voorafgaand aan de aanleg van TC Buen op juiste manier, volgens de Performance Standards van de IFC en het beleid van FMO, zijn verlopen? Hoe verklaart u dan het grootschalige protest tegen het project?
Conform mijn reactie aan uw Kamer van 16 februari jl. (Kamerstuk 33 625 nr. 254) bezoekt de Nederlandse ambassade Buenaventura regelmatig. Meest recentelijk bezocht de Nederlandse ambassadeur de stad in mei 2018. Tijdens dat bezoek is gesproken met verschillende betrokkenen in Buenaventura, waaronder vertegenwoordigers van het kantoor van de Verenigde Naties voor de Mensenrechten, alsmede met diverse vertegenwoordigers van het lokale maatschappelijk middenveld, waaronder Pastoral Social en Proceso de Comunidades Negras (PCN) en vertegenwoordigers van wijkcomités Juntas de Acción Comunal. De vertegenwoordigers van de wijkcomités Juntas de Acción Comunal worden door middel van democratische verkiezingen gekozen door de bewoners.
Er is sprake van een verschil van mening tussen een aantal vertegenwoordigers van lokaal maatschappelijke organisaties en vertegenwoordigers van aangrenzende wijkcomités. Waar eerstgenoemden een direct verband blijven leggen tussen de havenbouw en -activiteiten en de sociale noden van omwonenden en de hele stad, zijn laatstgenoemden kritisch-constructief over de wijze waarop zij waren geconsulteerd over de aanleg van de haven, de respons van TC Buen op klachten over geluidsoverlast en de impact van de haven op de veiligheidssituatie in de wijken zelf.
Uit het rapport van de Ombudsman van de International Finance Corporation (IFC) uit september 20102 heb ik opgemaakt dat voorafgaand aan de bouw van het havenproject onderzoek is verricht naar de sociale en milieu effecten van het havenproject. Het rapport beschrijft ook dat er gedurende de bouw van het project constructieve consultaties tussen TC Buen en bewoners plaatsvinden. Deze consultaties zijn tot op heden in stand gebleven.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze consultatie gesprekken doorlopend en met de juiste personen plaatvinden, nu het conflict dusdanig escaleert dat betrokkenen gevaar lopen voor eigen leven?
Conform mijn reactie aan uw Kamer van 16 februari jl. (Kamerstuk 33 625 nr. 254) vindt op regelmatige basis monitoring plaats en schetste ik de grote sociale en veiligheidsproblemen in Buenaventura. Die problemen zijn er nog steeds. Ik heb geen aanwijzingen waaruit blijkt dat er een escalatie is van een conflict met TC Buen en betrokkenen.
Klopt het dat er niets is gedaan met de uitspraak van het Colombiaans Constitutioneel Hof dat de Afro-Colombianen uit Comuna 5 geraadpleegd moeten worden? Zo nee, wat is hiermee dan gebeurd? Zo ja, bent u bereid de FMO te vragen hier met spoed zorg voor te dragen?
Mijn medewerkers hebben geen uitspraak van het Constitutionele Hof gevonden waarin wordt gestipuleerd dat de bewoners van Comuna 5 geraadpleegd moeten worden. Wel is er een uitspraak uit 2015 (T-550) naar aanleiding van een klacht van een bewoner van een andere, elders gelegen wijk, Malecón Bahia. In die uitspraak krijgen de autoriteiten inderdaad de opdracht de lokale bevolking nauwer te betrekken bij de voorgenomen werken.
TC Buen heeft regelmatig overleg met de door bewoners democratisch gekozen vertegenwoordigers van de omliggende wijkcomités, Juntas de Acción Comunal, en handelt in de geest van de uitspraak van het Colombiaans Constitutioneel Hof.
Waarom meent u dat het onderzoek in de Groene Amsterdammer onvoldoende gestaafd is met feiten? Waaruit blijkt dat de beweringen niet zouden kloppen?
Het kabinet probeert zich een goed beeld van de feiten te vormen en heeft daarom vertegenwoordigers van lokaal maatschappelijk middenveld en anderen de mogelijkheid gegeven om hun visie op het havenproject te delen. Uit deze informatie komt het beeld naar voren dat er door TC Buen conform internationaal geldende normen zorgvuldig wordt gehandeld in een moeilijke context. Het resettlement proces is goed gedocumenteerd. Luchtfoto’s bevestigen dat zich geen huizen bevonden op het TC Buen terrein voor de constructie. TC Buen wordt regelmatig ter plekke gecontroleerd door medewerkers van IFC en FMO om te beoordelen of internationale standaarden worden nageleefd. Daarnaast vindt ook controle plaats door Colombiaanse autoriteiten en door ingehuurde consultants in opdracht van de betrokken ontwikkelingsbanken.
Deelt u de mening dat het frappant is dat u exact dezelfde woorden – «onderzoek onvoldoende op feiten gestaafd is» – gebruikt als de FMO die niet op de hoogte was van de situatie in Buenaventura en nog nooit de wijken om TC Buen hadden bezocht? Hoe verklaart u deze exact zelfde woordkeuze?
Zie antwoord vraag 5.
Wat heeft de Nederlandse ambassade precies ondernomen in Colombia? Met wie, wanneer en waarover hebben zij gesproken?
De Nederlandse ambassadeur in Colombia bezocht Buenaventura in mei 2018, zijn plaatsvervanger bezocht de havenstad in oktober 2017. Daarbij werd onder andere gesproken met havenbedrijven waaronder TC Buen, havenautoriteiten, Kamer van Koophandel, het VN mensenrechtenkantoor in Buenaventura, wijkcomités en verschillende maatschappelijke organisaties. De ambassade informeert zich in algemene zin over de politieke, economische en mensenrechtensituatie in Buenaventura waarbij specifieke aandacht wordt gegeven aan het havenproject van TC Buen.
Deelt u de mening dat het niet voldoende is voor de FMO om slechts uit te gaan van rapporten die zij krijgt van de IFC en TC Buen, maar dat zij ook zelf op onderzoek moet gaan en met de omwonenden dient te spreken?
Om de directe en indirecte impact van een investeringsproject op omwonenden en hun leefomgeving goed te kunnen begrijpen, is het essentieel dat FMO gedurende het due diligence proces en ook daarna, voortdurend op de hoogte blijft van alle ontwikkelingen rond een investering en daartoe een breed netwerk aan contacten onderhoudt en actie neemt bij onregelmatigheden. Ontwikkelingsbanken werken waar mogelijk onderling samen en huren ook vaak professionele deskundigen in die situaties ter plekke analyseren.
Ik ondersteun deze inzet en constateer dat medewerkers van IFC en FMO, alsook onafhankelijke professionele milieudeskundigen en sociale consultants, regelmatig spreken met omwonenden, vissers en werknemers van het havenproject TC Buen.
Hoe rijmt u de positieve invloeden die de haven in Buenaventura zou kunnen hebben met de wekenlange staking in de stad vorig jaar juni? Deelt u de mening dat als de haven enkel positieve effecten zou hebben zoals u schrijft er geen staking zou zijn geweest en er dus iets meer aan de hand moet zijn?
Zoals ook beschreven in mijn reactie aan uw Kamer van 16 februari jl. kampt de stad Buenaventura met grote maatschappelijke ongelijkheid, een geschiedenis van grootschalige georganiseerde misdaad, drugssmokkel en paramilitaire groepen die strijden om invloed en grote sociale problemen en onveiligheid in Buenaventura als gevolg van gebrekkig lokaal bestuur. Het samenspel tussen havens en stad, beiden gevestigd op een dichtbevolkt eiland, is verre van gemakkelijk. Dit is niet gemakkelijk oplosbaar zonder krachtige rol van de publieke sector en investeringen in sociale ontwikkeling (water, elektriciteit, sanitatie, huisvesting).
Op 6 juni 2017 is er een akkoord gesloten tussen de Colombiaanse regering en de leiders van de genoemde staking gericht op verbetering van publieke voorzieningen zoals drinkwater, zorg, onderwijs en meer werkgelegenheid.
Tijdens het recente bezoek van de Nederlandse ambassadeur in Colombia aan Buenaventura in mei jl., werd dit besproken met verschillende betrokken partijen.
Gesprekspartners waren positief over het akkoord, maar kritisch over de voortgang. Pas in december 2017 is een wet aangenomen voor de oprichting van een fonds ter waarde van bijna een half miljard euro, waaruit over een periode van tien jaar een deel van de afgesproken sociale investeringen moeten worden gefinancierd.
Wat is uw reactie op het verhaal van Rocio uit het artikel in de Groene Amsterdammer en de intimidatie van TC Buen?
Het is begrijpelijk dat mevrouw Rocio boos is over de slechte publieke voorzieningen in haar wijk en verwachtingen heeft over de rol die TC Buen kan spelen bij het verbeteren hiervan. Het is van belang dat bewoners en het bedrijf constructief het gesprek blijven aangaan.
Wat is uw reactie op de aantijgingen over de link tussen het aanhoudende geweld en de komst van TC Buen? Klopt het dat er in de periode dat TC Buen begon met bouwen veel moorden zijn geweest? Wat is uw reactie op de aantijgingen van botten en schedels onder het project TC Buen en de bewering van Pacheco die vertelt dat hij daar zelf lichamen heeft gedumpt?
De sociaaleconomische situatie in Buenaventura moet bezien worden in een context van decennia van schrijnende ongelijkheid en ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht door illegaal gewapende groepen met onder meer ontheemding en verdwijningen als gevolg.
Zoals ook in de kamerbrief is aangegeven kampt de stad Buenaventura met grote maatschappelijke ongelijkheid, een geschiedenis van grootschalige georganiseerde misdaad, drugssmokkel en paramilitaire groepen die strijden om invloed en grote sociale problemen en onveiligheid in Buenaventura als gevolg van gebrekkig lokaal bestuur. Daarnaast gold dat in 2011, de periode dat de haven werd gevestigd, er sprake was van een gewapend conflict in Colombia en golden Buenaventura en de kustregio als conflictgebied. Bovenstaande factoren verklaren vooral het geweld en de onveiligheid in Buenaventura.
De bij de bouw van het havenproject betrokken bedrijven (ingenieursbureau, aannemer en onderaannemer) ontkennen het gerucht van het toedekken van grafresten. Er zijn voor zover bekend geen bewijzen voor het bestaan van grafresten. Ook zijn er geen aanwijzingen, zoals klachten, aangiftes en/of uitkomsten van onderzoek, die wijzen op het gebruik van gewapende groepen, intimidatie van de lokale bevolking of vertegenwoordigers van de lokale bevolking door TC Buen.
Welke verklaring heeft u voor de moord op een van de leiders van de gemeenschapsleden die tegen de uitbreiding van de haven was? Waarop baseert u deze inzichten?
De moord op de heer Temistocles Machado, een leider en vertegenwoordiger van de wijk Isla de la Paz, is zeer verontrustend en betreurenswaardig. De heer Machado was in mei 2017 betrokken bij protesten en stakingen voor verbetering van publieke voorzieningen, zoals drinkwater, zorg en onderwijs en meer werkgelegenheid in Buenaventura. De wijk Isla de la Paz ligt hemelsbreed op meer dan drie kilometer van TC Buen. De Nederlandse ambassade in Colombia, noch FMO, hebben aanwijzingen die een verband leggen tussen protesten van de heer Machado en TC Buen.
Klopt het dat mensen gedwongen werden om huizen te verkopen of vluchten, waardoor de grond uiteindelijk goedkoop voor TC Buen te kopen was?
Mijn medewerkers hebben geconstateerd dat het resettlement proces door TC Buen gedocumenteerd en geverifieerd is door een externe consultant en betrokken ontwikkelingsbanken. Luchtfoto’s bevestigen dat zich geen huizen bevonden op het TC Buen terrein voor constructie van het havenproject.
Voor zover mij bekend heeft TC Buen geen huizen en/of grond gekocht in de wijk Santa Fé, zoals beschreven in het artikel in De Groene Amsterdammer.
Hoe kan het dat de Groene Amsterdammer spreekt over slechts 31 werknemers van TC Buen uit het aangrenzende Comuna 5, terwijl u aangeeft dat 80% van de 400 werknemers uit Buenaventura komt?
TC Buen heeft trainingsprogramma’s opgezet voor bewoners uit aangrenzende wijken. Doel is om hen scholing en technische vaardigheden aan te bieden zodat hun kans om in dienst te treden bij TC Buen wordt vergroot.
Daarnaast creëert TC Buen werkgelegenheid bij de leveranciers van diensten aan TC Buen. Van deze «indirecte banen», zoals beveiliging, schoonmaak en voedselbereiding, is volgens FMO ongeveer de helft afkomstig van de aangrenzende wijken.
Hoe kan het dat FMO zelf toegeeft dat de ontwikkeling in Buenaventura niet per se bij de armste bevolking terecht komt, terwijl u vooral positief schrijft over de positieve aspecten voor ongeschoolde arbeidskrachten?
Onderdeel van mijn beleid is om bedrijven aan te sporen dat economische groei zo inclusief mogelijk wordt, zeker ook in economieën met een grote inkomensongelijkheid, zoals die in Latijns-Amerika. Effectieve armoedebestrijding kan niet zonder bijdrage van het bedrijfsleven. Het bedrijfsleven is dé banenmotor en een cruciaal onderdeel om duurzame werkgelegenheid en inclusieve groei te creëren.
Zoals ook in de kamerbrief is aangegeven kan TC Buen ook in Buenaventura een grote bijdrage leveren aan duurzame economische groei, mits deze wordt ondersteund door publieke investeringen in sociale ontwikkeling door de Colombiaanse overheid (zoals op het gebied van water, elektriciteit, sanitaire voorzieningen, huisvesting en veiligheid).
Hoe staat het met het salaris en de arbeidsomstandigheden bij TC Buen? Wat is uw reactie op de aantijgingen van slavernij en het gebruik maken van de afhankelijkheid van de arme bewoners van Buenaventura? Wat gaat u hieraan doen?
Er zijn mij geen aanwijzingen bekend dat er in dit bedrijf sprake zou zijn van slavernij. TC Buen spant zich in voor het realiseren van een leefbaar loon voor haar arbeiders. Ik zie geen aanleiding om FMO tot nadere actie aan te sporen.
Wat is uw reactie op het feit dat het continue aan- en afvaren van grote schepen zorgt voor afnemende visvangsten, waardoor vissers in plaats van een a twee uur moesten roeien nu soms meer dan acht uur moeten varen voor goede visgrond? Deelt u de mening dat dit een grote klap is voor de lokale visserscultuur
In de haven van TC Buen meren gemiddeld zestien schepen per maand aan en dit heeft nog geen substantieel effect gehad op de visstand. Het is met name de brede regionale economische ontwikkeling die op de langere termijn de leefomgeving van de vissers en vispopulatie negatief kan beïnvloeden.
Daarom heeft de Nederlandse ambassadeur in Colombia zowel bij TC Buen als Sociedad Portuaria (de grootste haven) bepleit dat de drie havens van Buenaventura nadrukkelijker gezamenlijk in gesprek moeten gaan over thema’s die de verantwoordelijkheid en actieradius van één haven overstijgen. Het gaat dan vooral over de cumulatieve sociale en milieueffecten van hun activiteiten (bijvoorbeeld de impact op de traditionele vissers) en om plannen om deze effecten te adresseren.
Wat is uw reactie op het gewelddadige gedrag van de privébeveiliging ten opzichte van de lokale vissers? Wat gaat u hieraan doen?
TC Buen is een goed beveiligde haven om onder meer smokkel van drugs en wapens of diefstal te voorkomen. Er zijn volgens de ambassade geen incidenten bekend van of klachten ingediend door vissers die zich geïntimideerd voelen door TC Buen beveiligingspersoneel.
Welke lessen hebben de FMO en de verantwoordelijke ministeries van Buitenlandse Zaken (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) en Financiën getrokken uit de vreselijke gebeurtenissen rond de Agua Zarca-zaak in Honduras bijna twee jaar geleden als het gaat om investeringen in gebieden waar mensenrechtenverdedigers die tegen projecten protesteren simpelweg vermoord kunnen worden? Hoe worden deze door FMO toegepast in het monitoren en aanpassen van het Buenaventura project en in de omgang met hun klant TC Buen? Hoe worden die door de Nederlandse overheid, waaronder de Nederlandse ambassade in Bogota, toegepast rondom de investering in Buenaventura?
De afgelopen jaren heeft FMO het duurzaamheidsbeleid verder uitgewerkt. Het kabinet constateert dat FMO extra heeft geïnvesteerd in het creëren van de juiste checks en balances rond grote investeringsprojecten. Voordat er een definitieve investeringsbeslissing wordt genomen over deze projecten, worden ze online gepubliceerd. Zodat derden, waaronder het maatschappelijk middenveld, hun zienswijze op de projecten kunnen delen en risico’s kunnen signaleren. Ook heeft FMO heeft haar investeringsbeleid, onder meer ten aanzien van conflictlanden waar een hoog risico op geweld is, op basis van een publiek consultatieproces verder aangescherpt.
Bent u van mening dat FMO nu over genoeg waarborgen beschikt om te voorkomen dat nog meer mensenrechtenschendingen – waaronder moord – plaatsvinden rondom het TC Buen project en andere infrastructuurprojecten waar FMO in investeert? Kunt u garanderen dat FMO haar eigen beleid en richtlijnen, onder andere op «Broad Community Support» en consultatie, naleeft, ook in projecten waar u als medefinancier later instapt (zoals in Buenaventura)?
FMO heeft naar de mening van het kabinet haar beleid en werkwijze de afgelopen jaren dermate aangepast dat er voldoende waarborgen zijn om mensenrechtenschendingen en andere negatieve sociale gevolgen bij haar investeringen te voorkomen.
De overheid bespreekt geregeld met FMO het beleid en de toepassing van maatschappelijk verantwoord ondernemen, plus de wijze waarop FMO dat naleeft. Dit gebeurt in het beleidsoverleg tussen Buitenlandse Zaken, Financiën (aandeelhouder) en FMO.
Nieuwe budgetvluchten naar New York |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het feit dat prijsvechter Norwegian Airlines op de lijn Amsterdam Schiphol–New York vanaf heden vluchten aanbiedt voor absurde bodemprijzen, vanaf 199 euro?1
Op grond van het luchtvaartakkoord tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten mogen Europese luchtvaartmaatschappijen als Norwegian Airlines hun prijzen vrijelijk vaststellen. Daarbij hoeven de gehanteerde prijzen niet aan mij ter goedkeuring voorgelegd te worden.
Klopt het dat het toebedelen van de slots aan deze prijsvechter het gevolg is van de voorwaarde die is gesteld door de Europese Commissie dat slots moesten worden afgestaan in het geval van schaarste? Zo ja, deelt u de mening dat dit marktmechanisme de «race-to-the-bottom» faciliteert? Zo nee, hoe heeft de besluitvorming hierover dan plaatsgevonden?
KLM heeft op grond van Europese mededingingswetgeving een aantal slots afgestaan aan Norwegian Airlines zodat deze haar operaties op de route Amsterdam-New York vanaf mei kan uitvoeren. KLM komt hiermee tegemoet aan voorwaarden die de Europese Commissie in 2015 heeft gesteld bij goedkeuring van de samenwerking tussen Air France KLM, Delta en Alitalia op een aantal routes tussen Europa en New York om mogelijke verstoring van de mededinging te voorkomen.
Deelt u de mening dat de prijzenoorlog die hiermee wordt ontketend zeer onwenselijk is voor onder andere het klimaat en de leefomgeving (waaronder geluidshinder, gezondheidseffecten en veiligheid)? Zo nee, kunt u dit toelichten?2
De marktontwikkeling zal plaats moeten vinden binnen de grenzen die vanuit het oogpunt van milieu en veiligheid worden gesteld. Op Schiphol zijn tot en met 2020 maximaal 500.000 vliegtuigbewegingen per jaar toegestaan.
Welke mogelijkheden ziet u voor het tegengaan van deze concurrentie op prijs?
Ik zie hiertoe geen mogelijkheden. Zoals ik al in reactie op uw eerste vraag heb aangegeven staat het Europese luchtvaartmaatschappijen die op de Verenigde Staten opereren vrij om hun tarieven vast te stellen.
Deelt u de mening dat het wenselijk is om de concurrentie in te zetten op andere aspecten zoals duurzaamheid? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u hiervoor? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Het kabinet zet zich in voor een duurzame ontwikkeling van de luchtvaart. Zoals toegezegd in het debat over Schiphol en Lelystad op 15 mei ontvangt uw Kamer voor het eind van het jaar een brief over de voortgang en bereikte resultaten op dit gebied. Wat concurrentie betreft zijn de luchtvaartmaatschappijen uiteraard zelf primair aan zet. Uiteraard binnen de wettelijke grenzen van onder meer duurzaamheid, veiligheid en de mededingingswetgeving. Hun inzet op het gebied van duurzaamheid is daarbij beslist ook een aspect waarmee ze zich op de luchtvaartmarkt kunnen onderscheiden.
Deelt u de mening dat voor de toekenning van slots gebruik dient te worden gemaakt van tenminste de volgende duurzaamheidscriteria: Zo nee, kunt u dit toelichten?
Hiervoor bestaan op dit moment binnen de huidige Europese kaders geen mogelijkheden. De Europese slotverordening noemt bij de verdelingscriteria geen milieukenmerken. Zoals ik in januari in een AO luchtvaart heb aangegeven wil ik in het kader van de Luchtvaartnota nader in kaart brengen wat wel en niet mogelijk is bij de verdeling van slots. Ik blijf ook met de Europese Commissie in gesprek om te onderzoeken hoe milieukenmerken kunnen worden meegewogen bij de verdeling van slots.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het plenaire debat over Schiphol en Lelystad Airport op 15 mei 2018?
Beantwoording van deze op 8 mei ingezonden vragen bleek niet mogelijk binnen deze termijn.
Het bericht 'Agenten bezorgd over privacy: uniformen nog steeds thuis bezorgd' |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Agenten bezorgd over privacy: uniformen nog steeds thuis bezorgd»?1
Ja.
Bent u het eens met het standpunt van (veel) agenten dat het veiliger is dat de levering van de politie-uniformen via centrale uitgifte wordt gedaan per eenheid of per bureau? Zo ja, per wanneer kan dat geregeld worden? Zo nee, waarom niet?
Sinds 1 juli 2017 is de werkwijze voor de uitgifte van politie-uniformen en andere uitrustingsstukken herzien. Alle postpakketten worden sindsdien bezorgd middels een zogenoemd track and trace-systeem, bezorgd door een gescreende postpakketbezorger, en is door de politie met de postpakketbezorger afgesproken dat het postpakket uitsluitend aan de geadresseerde in persoon wordt geleverd. Sinds die datum kan de ontvangende politieambtenaar kiezen tussen het afleveren van een postpakket op het huisadres of op een politiebureau. Tot en met 30 april 2018 zijn na keuze van de politieambtenaar 88.068 postpakketten verstuurd naar het huisadres van een politieambtenaar en 7.471 postpakketten naar een politiebureau.
Mocht dat niet mogelijk zijn, bent u in ieder geval bereid om de mogelijkheid van centrale uitgifte op enigerlei wijze te betrekken bij de evaluatie die nu plaatsvindt? Zo nee, bent u dan bereid om deze mogelijkheid zo spoedig mogelijk te laten onderzoeken en de Kamer vervolgens van de uitkomst op de hoogte te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Een drugsbaron als consul op Aruba |
|
Machiel de Graaf (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de mening dat Nederland alleen buitenlandse diplomaten dient te accepteren wier reputatie niet in opspraak is?
De verdragsrechtelijke afspraken voor het accepteren van buitenlandse diplomaten verschillen met betrekking tot verschillende diplomatieke posities (bijvoorbeeld ambassadeur, consul, overige diplomatieke staf). In dit geval betreft het een consul-generaal, waardoor het Koninkrijk een exequatur dient te verlenen. De zendstaat is verantwoordelijk voor de voordracht van de kandidaat consul-generaal. Met het oog op effectieve internationale betrekkingen is het gebruikelijk dat de ontvangende staat slechts om zwaarwegende redenen een dergelijke kandidatuur weigert. Dit is ook het Nederlandse beleid.
Herinnert u zich nog de blamage die uw ambtsvoorganger zich op de hals haalde met de acceptatie van Carvajal als consul van Venezuela op Aruba
Over de situatie met betrekking tot Carvajal heeft mijn ambtsvoorganger diverse Kamervragen beantwoord in 2014 en 2015.
Waarom heeft nu ook u ingestemd met (opnieuw) een benoeming van een Venozolaanse consul van bedenkelijke reputatie op Aruba?1
Er zijn op dit moment geen aanwijzingen, zoals een veroordeling voor ernstige strafbare feiten, die een exequatur voor de heer Mata Figueroa in de weg staan. Anders dan in het aangehaalde artikel verondersteld, staat de heer Mata Figueroa niet op de Specially Designated Nationals and Blocked Persons lijst van de Treasury Department van de Verenigde Staten.
Ziet u in dat daardoor de reputatie van Aruba, en dus ook van het Koninkrijk der Nederlanden, als draaischijf in de internationale drugshandel daardoor bevestigd wordt?
Dat Aruba de reputatie heeft te fungeren als draaischijf in de internationale drugshandel is mij niet bekend.
Bent u bereid dit ongelukkige besluit zo snel mogelijk terug te draaien? Zo nee, waarom niet?
Ik zie, met verwijzing naar de antwoorden op vraag 1 en 3, momenteel geen reden om het besluit terug te draaien.
Het bericht ‘Privacywet of niet, Kadaster deelt privégegevens’ |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Privacywet of niet, Kadaster deelt privégegevens»?1
Dit bericht is mij bekend.
Wat is uw reactie op de bevindingen in het artikel wat betreft het gemak waarmee zeer persoonlijke gegevens opgevraagd kunnen worden?
Privacy en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer vind ik belangrijke waarden in onze samenleving. Een belangrijk element daarbij is de verwerking en openbaarheid van privacygevoelige informatie. Ten aanzien van het gemak waarmee persoonsgegevens kunnen worden opgevraagd bij het Kadaster heeft de Autoriteit Persoonsgegevens advies uitgebracht. Dit advies is uitgebracht naar aanleiding van een verzoek van de Vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie (thans Justitie en Veiligheid). Gezien de verantwoordelijkheid voor het Kadaster wordt de kabinetsreactie opgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Ik verwacht voor het zomerreces de kabinetsreactie hierop toe te kunnen zenden aan de Tweede Kamer. In deze kabinetsreactie ga ik ook in op de vraag van lid Verhoeven.
Ziet u risico’s op het gebied van identiteitsfraude door het relatieve gemak waarmee persoonsgegevens opgevraagd kunnen worden?
Ik acht de kans op identiteitsfraude op basis van informatie uit het Kadaster zeer beperkt.
Uit de meldingen over identiteitsfraude die bij BZK binnenkomen blijkt dat de risico’s voor identiteitsfraude vooral liggen in het combineren van persoonsgegevens zoals het BSN met persoonsgegevens uit andere bronnen. En dan nog is er om identiteitsfraude te kunnen plegen ook vaak (een kopie van) een identiteitsdocument nodig.
In kadastrale registratie zijn alleen NAW-gegevens zichtbaar en opvraagbaar en gegevens zoals geboortedatum, burgerlijke staat en financiële gegevens zoals koopprijs, hypotheekbedrag en de naam van de hypotheekverstrekker. In Notariële akten die worden ingeschreven in de openbare registers van het Kadaster zijn daarnaast gegevens zoals aard en nummer van een identiteitsdocument opgenomen. Ook deze gegevens zijn openbaar. Daar staat tegenover dat noch in de Kadastrale Registratie, noch in de openbare registers van het Kadaster BSN-nummers openbaar zijn. Ook identiteitsdocumenten of kopieën van identiteitsdocumenten worden niet opgenomen in de openbare registers van het Kadaster. Vandaar dat ik stel dat het risico op identiteitsfraude op basis van informatie uit het Kadaster zeer beperkt is.
Welke afwegingen maakt u in dergelijke gevallen tussen het belang van rechtszekerheid in de vastgoedmarkt en de privacy van personen, zonder dat beiden in het geding komen?
Deze punten komen aan de orde in de onder vraag 2 genoemde kabinetsreactie.
Bent u bereid te onderzoeken op wat voor manier bepaalde persoonlijke gegevens beter afgeschermd kunnen worden, bijvoorbeeld door alleen toegang toe te staan voor personen met een gerechtvaardigd belang, zoals makelaars, notarissen en taxateurs?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u nader ingaan op de in het artikel genoemde oplossing voor uitzonderingsgevallen? Naar welke algemene maatregel van bestuur wordt in dit kader verwezen?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is uw reactie op het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens om het Kadaster adviezen te laten geven aan notarissen over dingen die niet meer in aktes mogen worden opgenomen?
Zie antwoord vraag 4.
Werken zonder loon in de vijf gemeenten in de Hoeksche Waard |
|
Jasper van Dijk , Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de brief van Werk & Inkomen Hoeksche Waard (WIHW) van de vijf gemeenten in de Hoeksche Waard, waarin staat dat mensen met een bijstandsuitkeringen moeten werken zonder loon?1
Ja, de brief is mij bekend.
Bent u bekend met het Dove-traject van Werk & Inkomen Hoeksche Waard (WIHW)? Valt dit traject onder de noemer «tegenprestatie»? Zijn dit echter geen gewone banen, waardoor er sprake is van werken zonder loon voor mensen met een bijstandsuitkering?
Ik heb mij naar aanleiding van de brief aan uitkeringsgerechtigden door WIHW laten informeren over dit traject. Het betreft geen tegenprestatie, maar een opstap naar werk via het opdoen van werkervaring.
Uitkeringsgerechtigden worden selectief uitgenodigd voor dit traject om hun werknemersvaardigheden te verbeteren tijdens het doen van inpakwerk. Zo kunnen mensen die lang in de bijstand zitten bijvoorbeeld weer wennen aan het werkritme. Er is begeleiding van een werkleider en jobcoach. Op de werkvloer bij WIHW staat niet de productie, maar de ontwikkeling voorop. Op de werkervaringsplaats ontmoeten uitkeringsgerechtigden werkgevers die hen advies geven over solliciteren in de sector en waar werkgevers op letten wanneer zij een nieuwe werknemer zoeken. Het traject duurt maximaal drie maanden, waarin er maximaal 40 uur per week wordt gewerkt, omdat veel vacatures in de sector fulltime functies betreffen. Deelname en arbeidsbelasting moeten passend zijn voor de uitkeringsgerechtigde, aldus WIHW.
In de eerste ronde stroomden 7 van de 12 deelnemers binnen enkele weken uit naar betaald werk. Naar aanleiding van de uitstroom zijn nieuwe uitkeringsgerechtigden uitgenodigd om deel te nemen.
Werken met behoud van uitkering moet binnen de kaders van de wet worden toegepast. In de Participatiewet is bepaald dat gemeenten een vergoeding moeten bedingen bij een opdrachtgever, die de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord mag beïnvloeden. Uit de informatie van WIHW maak ik op dat de opdrachtgever een marktconform tarief betaalt aan WIHW, dat is gebaseerd op het WML, met een opslag voor logistieke en overheadkosten.
Uit jurisprudentie volgt tevens dat gemeenten werken met behoud van uitkering kunnen inzetten, mits het traject is gericht op arbeidsinschakeling en een beperkte duur heeft. WIHW geeft aan dat het traject is gericht op de ontwikkeling en arbeidsinschakeling van de uitkeringsgerechtigde en selectief wordt ingezet. Dit zijn wat mij betreft waardevolle aspecten, waarop de voormalig Staatssecretaris ook wees in de Kamerbrief «Werken met Flextensie» van 24 oktober 2017.
Is het gemeenten, zoals de vijf gemeenten in de Hoeksche Waard, toegestaan om mensen te verplichten aan werktrajecten deel te nemen zonder dat daar loon tegenover staat? Zo nee, bent u bereid om hiertegen op te treden? Zo ja, vindt u dit wenselijk?
Uitkeringsgerechtigden hebben een inspanningsverplichting (Participatiewet artikel 9, eerste lid, onderdeel b). WIHW geeft aan dat zij de uitnodiging aan uitkeringsgerechtigden op dit punt ongelukkig heeft geformuleerd. Het gebruik van re-integratievoorzieningen moet altijd passend zijn. Bij de selectie van de kandidaten voor een traject wordt maatwerk geleverd. De in de brief genoemde bijeenkomst is daarvoor een toetsingsmoment. Op basis van de informatie van WIHW zie ik geen reden om aan te nemen dat hier sprake is van ongeoorloofde dwang of onderbetaling. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Vindt u het ook zorgelijk dat hierdoor verdringing van betaalde banen ontstaat? Zo ja, bent u bereid om deze ongewenste praktijk bij de gemeente Hoeksche Waard kenbaar te maken, zodat er geen verdringing van betaalde banen ontstaat?
Gemeenten genieten in grote mate vrijheid om te bepalen hoe zij mensen het best kunnen ondersteunen bij het vinden van betaald werk. Wanneer werken met behoud van uitkering wordt ingezet, is het wel belangrijk om scherp te zijn op het voorkomen van verdringing. De Participatiewet en jurisprudentie bieden daarbij kaders en houvast. In mijn brief aan uw Kamer van 19 juni 2015 (Kamerstuk 29 544, nr. 624) heb ik de kaders uiteengezet. Het is aan gemeenten om werken met behoud van uitkering binnen de kaders van de wet toe te passen. De verantwoordelijkheid voor de juiste uitvoering van de Participatiewet ligt bij het college van burgemeester en wethouders en de controle bij de gemeenteraad.
Het voorkomen van verdringing van betaalde banen is belangrijk. In mijn antwoorden op vraag 2 en 3 heb ik geschetst hoe WIHW dit borgt via het toepassen voor wettelijke en niet-wettelijke kaders. Van WIHW heb ik ook vernomen dat de klantmanagers waken voor verdringing wanneer wordt overwogen om werken met behoud van uitkering in te zetten. Er vindt intervisie plaats op de werkvloer.
Hoe presteren de vijf gemeenten in de Hoeksche Waard met betrekking tot de banenafspraak en het aantal beschut werkplekken?
WIHW heeft mij informatie verstrekt over de voortgang van de realisatie van haar aandeel van de regionale doelstelling. Voor de banenafspraak bedroeg deze 7 plaatsingen in 2017. Er zijn er 11 gerealiseerd. De 6 beoogde plaatsingen in 2018 zijn ook reeds gerealiseerd.
Voor beschut werk was de doelstelling in 2017 5 plekken van 31 uur. Ultimo 2017 waren er 3 plekken van 31 uur gerealiseerd, dit betrof 4 personen. De doelstelling voor 2018 betreft 11 plekken van 31 uur. WIHW verwacht deze taakstelling volledig te realiseren.
Vindt u het ook niet verstandiger als deze gemeenten zich meer gaan inzetten om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen in plaats van mensen te laten werken zonder loon?
In 2018 verwacht Hoeksche Waard zowel de doelstelling voor de banenafspraak als voor beschut te realiseren. Gemeenten hebben de taak om mensen met een arbeidsbeperking én mensen zonder arbeidsbeperking aan het werk te helpen.
De afhandeling van oude schades |
|
Sandra Beckerman , Henk Nijboer (PvdA), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Vraagtekens bij succesverhaal wegwerken oude schades door de NAM»?1
Ja.
Bent u het eens met de kwalificatie dat het voorspoedig afhandelen van oude schades slechts «schone schijn» is? Zo ja waarom? Zo nee, waarom niet?
Op 26 april 2018 heb ik uw Kamer de eerste voortgangsrapportage van NAM gestuurd over de afhandeling van de oude schademeldingen (Kamerstuk 33 529, nr. 460). In de begeleidende brief heb ik geconstateerd dat NAM hard werkt aan een oplossing voor de oude gevallen en dat inmiddels 2035 aanbiedingen zijn verstuurd. Eigenaren die op het aanbod reageren (901) hebben in 95 procent van de gevallen het aanbod van NAM geaccepteerd. Ik heb mij daar positief over uitgesproken. Tegelijk besef ik dat nog niet is vast te stellen of de aanpak door NAM succesvol is. Meer duidelijkheid zal naar verwachting kunnen worden gegeven op basis van de voortgangsrapportage die op 31 mei 2018 door NAM zal worden opgeleverd. Op dat moment zal naar verwachting 90 procent van de eigenaren een aanbod hebben ontvangen.
Herkent u zich in het geschetste beeld dat gedupeerden een te laag aanbod ontvangen?
Nee. Op dit moment beschik ik enkel over cijfers over de respons op de aanbiedingen die NAM heeft gedaan. Daaruit valt niet af te leiden of en hoe vaak bewoners een bod te laag vinden.
Wat vindt u van de kritiek dat het onmogelijk is een goede calculatie te maken als er niet ter plaatse geïnspecteerd wordt?
De calculatie wordt gemaakt op basis van een rapport van de schade dat is opgesteld door een expert die wel degelijk ter plaatse heeft geïnspecteerd.
Bent u van mening dat zes weken te kort is voor gedupeerden om hun zaak aan te melden bij de arbiter?
Zes weken is een gangbare termijn. De Algemene wet bestuursrecht kent ook een termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift van zes weken (artikel 6:7 Awb). Het nieuwe Reglement Arbiter Bodembeweging, dat op korte termijn zal worden gepubliceerd, zal een clausule bevatten waarmee de Arbiter tot 1 september 2018 zaken in behandeling kan nemen als een eigenaar een goede reden heeft waarom aanmelden binnen zes weken niet mogelijk was.
Gaat u voor uw oordeel over hoe succesvol de afhandeling van de oude schades enkel af op berichten van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) en de commissaris van de Koningin in Groningen?
Een oordeel over het succes van de aanpak baseer ik op de feiten. De mate waarin aanbiedingen worden geaccepteerd en zaken worden beslecht is daarbij leidend. Daarnaast is een onafhankelijk onderzoek naar de afhandeling van oude schademeldingen gestart. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek informeren.
Klopt het dat gedupeerden uit het voormalig «buitengebied» volgens de brief van de NAM recht hebben op de waardevermeerderingsregeling maar deze niet bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) aan kunnen vragen? Kunt u toezeggen dat deze groep zo snel mogelijk gebruik kan maken van deze regeling?
SNN zal voor het voormalige buitengebied een met de waardevermeerderingsregeling vergelijkbare regeling uitvoeren, betaald door NAM. SNN is bezig om dit in te richten en online beschikbaar te maken. Bewoners kunnen zich via het mailadres waardevermeerdering@snn.nl aanmelden om een bericht te ontvangen zodra het zover is.
Kunt u toezeggen ook onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de tevredenheid van de gedupeerden?
Op dit moment wordt in opdracht van de commissaris van de Koning in Groningen, NAM en mij onderzocht hoe de afhandeling van de oude schademeldingen verloopt. Zodra de resultaten van dit onderzoek er zijn, zal ik uw Kamer hierover informeren.
Is er een onafhankelijk meldpunt waar gedupeerden zich met vragen en klachten kunnen melden? Bent u indien dat niet het geval is bereid een meldpunt op te laten richten?
Eigenaren met vragen en klachten over de afhandeling van schademelding kunnen zich melden bij de Onafhankelijke raadsman.
Kunt u een termijn stellen waarbinnen de NAM uitspraken van de arbiter moet opvolgen?
Ik kan NAM niet dwingen een bepaalde termijn in acht te nemen. Ik zal NAM wel in gesprekken oproepen zo snel mogelijk uitvoering te geven aan uitspraken van de Arbiter Bodembeweging.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het rondetafelgesprek over gaswinning uit het Groningenveld op 17 mei 2018?
Ja.
Het bericht dat de FMO een kolencentrale in Senegal heeft gefinancierd |
|
Sadet Karabulut |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Hoe Nederland een Senegalese vissersplaats met een vuile kolencentrale opscheepte»?1
Ja.
Klopt het dat tussen 2009 en 2014 geen enkele ontmoeting met de lokale bevolking is georganiseerd, terwijl dit wel had gemoeten en er vele legitieme zorgen leefden? Hoe kan dit? Wat is hierop het beleid?
In de periode tussen 2009 en 2014 lag de bouw van de energiecentrale stil. Het onafhankelijke klachtenpanel dat FMO zelf heeft ingesteld concludeert in haar rapport uit oktober 2017 dat er gedurende de stopzetting van de bouw van de energiecentrale onvoldoende is gecommuniceerd met omwonenden, ondanks herhaalde oproepen vanuit FMO richting haar klant om de dialoog met omwonenden te intensiveren.
Het onafhankelijk klachtenpanel stelt in haar rapport vast dat FMO richtlijnen en procedures dient aan te scherpen die ervoor zorgen dat klanten van FMO ook gedurende de projectontwikkelingsfase informatie tijdig delen met betrokkenen.
Mede op basis van de bevindingen en aanbevelingen van het onafhankelijk klachtenpanel en een publieke consultatie heeft FMO haar beleid aangescherpt om zorgen van belanghebbenden in de toekomst beter te kunnen signaleren.
Waarom heeft de FMO de partners niet onder druk gezet door middel van het niet overmaken van het geld totdat aan de eisen werd voldaan? Wat is hierop het beleid?
Er is regelmatig overleg met FMO over haar investeringsbeleid en de manier waarop FMO verantwoordelijkheid neemt voor het beschermen van mens en milieu. Het financieringscontract voor de eerste kolengestookte energiecentrale in Senegal stamt uit 2009 en is nog van vóór de invoering van FMO’s no-coal beleid. FMO zou tegenwoordig een dergelijke investering niet meer doen.
FMO vraagt van haar klanten om effectrapportages op te stellen om milieu, sociale en mensenrechtenimpacts van hun activiteiten inzichtelijk te maken. Als een effectrapportage niet is uitgevoerd op het moment dat FMO een transactie overweegt wordt de klant bij de uitvoering ervan ondersteund.
Voorafgaand aan alle uitbetalingen beoordeelt FMO in welke mate haar klant voldoet aan de OESO-richtlijnen en IFC Performance Standards. Voor de Sendou energiecentrale is een analyse uitgevoerd om te bepalen welke aspecten verbeterd moeten worden op het gebied van arbeidsomstandigheden, milieubelasting, aantasting biodiversiteit, landrechten en herhuisvesting.
Op basis van deze analyse heeft FMO in samenwerking met andere financiers de klant een verbetertraject opgelegd dat is uitgewerkt in een concreet en meetbaar actieplan. Dit actieplan maakt onderdeel uit van het financieringscontract. Ik heb er vertrouwen in dat FMO conform haar huidige beleid erop toeziet dat afgesproken verbetertrajecten door haar klanten worden geïmplementeerd binnen een afgesproken tijdspad.
Deelt u de mening dat voordat er geld wordt overgemaakt aan alle eisen voldaan moet zijn ook al komt het voortbestaan van een project in gevaar? Zo ja, bent u bereid hierover in gesprek te gaan met de FMO en hierover beleid te maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke manier heeft de FMO het duurzaamheidsbeleid aangescherpt en in hoeverre is dat bindend?
De afgelopen jaren heeft FMO het duurzaamheidsbeleid verder uitgewerkt. De investeringsprojecten worden voordat er een definitieve investeringsbeslissing wordt genomen online gepubliceerd zodat derden, waaronder het maatschappelijk middenveld haar zienswijze op de projecten kan delen en risico’s kan signaleren. Ook heeft FMO heeft haar investeringsbeleid, onder meer ten aanzien van conflictlanden waar een hoog risico op geweld is, na een publieke consultatie aangescherpt.
FMO werkt op basis van relevante standaarden zoals de IFC Performance Standards en de OESO Richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de VN-richtlijnen voor bedrijven en mensenrechten.
Hoe functioneert het klachtenmechanisme van de FMO en hoe kan het dat het lang geduurd heeft voor er actie werd ondernomen? Op welke manier kan dit verbeterd worden?
FMO beschikt sinds 1 januari 2014 over een onafhankelijk klachtenmechanisme dat is opgesteld in samenwerking met maatschappelijke organisaties. Dit klachtenmechanisme maakt het mogelijk voor onder meer de lokale bevolking om bezwaren te uiten. De onafhankelijkheid van het klachtenmechanisme en de transparantie ten aanzien van de bevindingen zijn daarbij zeer belangrijk. Het is aan FMO en de leden van het onafhankelijke klachtenpanel om afspraken te maken over de condities en werking van het klachtenmechanisme. Ik heb van FMO begrepen dat het onafhankelijke klachtenpanel inmiddels meer middelen heeft gekregen om efficiënter te kunnen opereren en klachten sneller af te kunnen handelen.
Op welke manier werkt de FMO aan een oplossing voor omwonenden en deelt u de mening dat compensatie in ieder geval een deel van de oplossing moet zijn? Bent u bereid de FMO te manen tot een spoedige bevredigende oplossing?
FMO ziet er samen met de andere investeerders op toe dat de eigenaren van de energiecentrale de geconstateerde klachten naar redelijkheid opvolgen. FMO zal conform het beleidskader dat geldt voor het klachtenmechanisme de uitkomsten publiekelijk bekend maken. Ik heb er vertrouwen in dat FMO dit zal doen. Het betreft immers de opvolging van een door FMO zelf ingesteld klachtenmechanisme.
Hoe wordt erop toegezien dat de FMO zich aan haar eigen beleid en beloftes in deze zaak houdt?
FMO heeft zich gecommitteerd de opvolging van de klachten open te publiceren waardoor het voor externe partijen mogelijk is zich een eigen oordeel te vormen of de klachten adequaat zijn opgevolgd.
Het kabinet heeft conform het staatsdeelnemingenbeleid regelmatig overleg met FMO over strategie en uitvoering conform de geldende regelgeving.
Bent u bereid de Kamer te informeren over de afhandeling van deze kolencentrale en de compensatie van de slachtoffers?
FMO heeft zich gecommitteerd openbaar te rapporteren over de opvolging van de klachten. Hiermee is naar mening van het kabinet maximale transparantie gewaarborgd en is het voor iedereen mogelijk zich een oordeel te vormen of de klachten adequaat worden opgevolgd.
Aanvallen op de Kerem Shalom-grensovergang in Israël |
|
Martijn van Helvert (CDA), Joël Voordewind (CU), Bente Becker (VVD), Han ten Broeke (VVD), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat Gazaanse demonstranten op 4 mei 2018 niet alleen hebben geprobeerd het hek op de grens tussen Israël en de Gazastrook te vernielen, maar ook hebben geprobeerd de grensovergang Kerem Shalom te vernielen dan wel af te branden?1
Ja.
Hebt u kunnen vaststellen of de grensovergang en in het bijzonder de door Nederland gefinancierde containerscanners hierdoor beschadigd zijn? Is de aan-en afvoer van goederen, ook humanitaire goederen, die soms tot 500 vrachtwagens per dag beloopt, tot stilstand gekomen of aanzienlijk verminderd? Welke directe effecten heeft dit voor de leefbaarheid in Gaza?
Op vrijdag 4 mei hebben Gazaanse demonstranten aan Palestijnse zijde van de Kerem Shalom / Karm Abusalem grensovergang beschadigingen aangebracht. Aan Israëlische zijde is geen sprake geweest van schade. De door Nederland gefinancierde containerscanners staan aan de Israëlische zijde van de grensovergang en zijn niet beschadigd geraakt. Op zondag 6 mei is de grensovergang weer opengesteld. De beschadigingen hebben minimale gevolgen gehad op de aan- en afvoer van goederen en de leefbaarheid in Gaza.
Hoeveel vrachtvervoer is, voor zover u kunt achterhalen, dit jaar de Kerem Shalom-grensovergang gepasseerd?
Volgens het Office for the Coordination of Humanitarian Affairsvan de VN zijn er 34.551 vrachtladingen de grensovergang gepasseerd tussen 1 januari en april 2018. Voor de maand mei zijn nog geen cijfers bekend.
Deelt u de volkenrechtelijke opvatting van de Israëlische regering dat de inmiddels wekelijkse demonstraties aan de Gazaans-Israëlische grens gekwalificeerd dienen te worden als daden van agressie, en de situatie derhalve dient te worden behandeld als (hybride) oorlogssituatie?2
Nee. Op basis van het internationaal recht beschouwt het Kabinet de Gazastrook als door Israël bezet gebied. Bepalend voor deze kwalificatie is de mate van feitelijke controle die Israël uitoefent op het Gazaanse luchtruim, de zee en de grenzen. Op basis van het bezettingsrecht, dat onderdeel uitmaakt van het humanitair oorlogsrecht, is Israël als bezettende mogendheid verplicht de openbare orde en het openbare leven in het bezette gebied zo veel als mogelijk te herstellen en te verzekeren. Dit sluit de mogelijkheid van geweldgebruik bij het handhaven van de openbare orde niet uit, mits voldaan wordt aan de voorwaarden van noodzakelijkheid en proportionaliteit. Tegelijkertijd dragen ook de organisatoren van de demonstraties verantwoordelijkheid voor de veiligheid van demonstrerende burgers. Zij mogen niet als menselijk schild worden gebruikt.