Bloedvergieten op Papoea |
|
Sadet Karabulut , Joël Voordewind (CU), Bram van Ojik (GL), Martijn van Helvert (CDA), Kees van der Staaij (SGP), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Bloedige dag op Papoea: 20 doden en 65 gewonden»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat maandag 23 september 2019 twintig doden en 65 gewonden zijn gevallen tijdens het met bruut geweld neerslaan van een demonstratie op Papoea door Indonesische veiligheidstroepen?
Het kabinet heeft met grote zorg geconstateerd dat bij de onlusten in Wamena, Papua, op maandag 23 september minstens 32 doden en vele tientallen gewonden zijn gevallen. Over de toedracht is nog veel onduidelijk. Wel is duidelijk dat diverse kanten geweld hebben gebruikt, en dat aan diverse kanten slachtoffers zijn gevallen. De Indonesische autoriteiten en de Indonesische mensenrechtencommissie doen onderzoek naar de gebeurtenissen.
Ook was sprake van interetnisch geweld tussen inwoners van Papua die afkomstig zijn uit andere delen van Indonesië (zogeheten «migranten») en Papua’s. Uit informatie die voorhanden is over het incident in Wamena op 23 september, blijkt dat de meerderheid van de dodelijke slachtoffers migranten waren. De groep gewonden bestaat voor ongeveer de helft uit migranten en de andere helft uit Papua’s. Deze cijfers bevestigen de complexiteit van de situatie ter plekke.
De demonstraties ontstonden naar aanleiding van berichtgeving over een scholier in Wamena die racistisch bejegend zou zijn.
Klopt het dat deze demonstratie een gevolg was van smeulende frustraties onder de Papoeabevolking vanwege het racisme en de discriminatie waarmee zij onder het Indonesische bewind te kampen hebben?
De sociaaleconomische ontwikkeling van Papua is een prioriteit voor president Widodo. De president heeft de provincies sinds zijn aantreden regelmatig bezocht. Naar aanleiding van de recente onlusten in Papua heeft Widodo zich uitgesproken over het tegengaan van racistische en etnische discriminatie in Papua. Widodo gaf daarbij aan graag in dialoog te gaan met vertegenwoordigers van de Papua bevolking. Ondanks pogingen van de federale regering om de ontwikkeling van Papua te bevorderen, blijft er sprake van sociaaleconomische achterstelling. Ook is er discriminatie vanuit de samenleving jegens de Papua bevolking. Recente incidenten met racistische uitlatingen hebben de gevoelens onder de Papua’s dat ze worden achtergesteld en gediscrimineerd versterkt en aanleiding gegeven voor de heftige reacties.
Wat komt er tot op heden terecht van de beloften van de Indonesische president Widodo om discriminatie tegen Papoea’s tegen te gaan en ontwikkeling te bevorderen?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt het door de Indonesische autoriteiten afgekondigde demonstratieverbod zich tot relevante internationaalrechtelijke bepalingen?
De vrijheid van burgers om te demonstreren is een fundamenteel recht en dient te worden gerespecteerd door overheden. Ook het internationaal recht, waaronder het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten waar Indonesië partij bij is, beschermt dit grondrecht. Aan het recht om te demonstreren kunnen beperkingen worden gesteld, indien er sprake is van bedreiging van de nationale veiligheid of openbare orde. Het inperken van het demonstratierecht mag echter alleen met inachtneming van de beginselen van noodzakelijkheid en proportionaliteit.
Wat is de huidige status van de Nederlandse deelname aan het Community Policing Programme? Kunt u bevestigen dat de Nederlandse bijdrage hieraan per juli 2019 is beëindigd?2
De Nederlandse bijdrage is beëindigd.
Kunt u tevens aangeven in hoeverre onze deelname heeft bijgedragen aan goed functionerende Community Policing Forums (CPF’s)?
Met behulp van het Community Policing Programme van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) zijn in Papua en de Molukken 47 Community Policing Forums (CPFs) opgezet en intensief begeleid. De CPFs bieden een effectieve manier om de gemeenschap op provincie-, district-, sub-district- en dorpsniveau samen te brengen om ontwikkelingen in de gemeenschappen te bespreken. In veel van de gemeenschappen dienen CPFs als platform om (dreigende) conflicten binnen de gemeenschap op te lossen.
De CPF’s van het IOM project hebben tevens als voorbeeld gediend voor de 249 CPF’s die inmiddels zijn opgezet door lokale partijen zelf. IOM beschouwt 115 CPF’s van deze fora als actief, omdat zij aan de volgende criteria voldoen: 1) zij komen regelmatig bijeen, 2) zij verrichten probleemoplossende activiteiten, 3) zij hebben een organisatiestructuur, en 4) zij worden operationeel gefinancierd door de gemeenschap of de overheid).
De CPF’s hebben in de afgelopen jaren o.m. een rol gespeeld in het adresseren van zaken van lokale veiligheid, huiselijk geweld, en landconflicten. In totaal zijn er 1130 zaken geregistreerd als opgelost in het kader van de door IOM ondersteunde CPF’s (346 in 2017, 387 in 2018 en 397 in 2019). In de praktijk blijkt het vooral van belang dat het CPF een platform biedt waarbij een inclusief proces gecombineerd wordt met traditionele conflictbeheersingsmechanismen die van oudsher in de gemeenschap aanwezig zijn.
Waar hebben de Nederlandse diplomatieke inspanningen op hoogambtelijk niveau en tijdens bilaterale gesprekken tot op heden toe geleid?3
Door dit onderwerp op de agenda te houden, toont Nederland dat het zeer hecht aan de bescherming van mensenrechten in Papua en het vinden van een duurzame oplossing voor de problematiek in dit gebied. Dankzij onze inzet hebben wij dit onderwerp bespreekbaar kunnen maken, ook op het hoogste politieke niveau. President Widodo gaf bij zijn recente ontmoeting met Minister-President Rutte aan dat verbetering van de situatie in Papua ook tijdens zijn nieuwe termijn hoog op zijn persoonlijke agenda zal staan.
Bent u bereid binnen de diplomatieke relaties met Indonesië nog meer prioriteit toe te kennen aan het opkomen voor de belangen van Papoea’s, onder meer in het kader van handelsmissies?
Het kabinet volgt de ontwikkelingen in Papua nauwgezet, en geeft er prioriteit aan deze ontwikkelingen als vast onderdeel bij de Indonesische autoriteiten aan te kaarten. Op 7 oktober jl. heeft Minister-President Rutte de ontwikkelingen in Papua met Indonesische president Widodo besproken en daarbij benadrukt dat dialoog en terughoudendheid de beste middelen zijn om tot een duurzame oplossing te komen. Op 25 september jl. sprak ik met mijn Indonesische collega Retno Marsudi over de situatie in Papua, waarbij ik mijn zorg over de onlusten in Papua heb overgebracht, en het belang van een bezoek van de VN-Hoge Commissaris voor de Mensenrechten aan Papua heb benadrukt. Minister Marsudi bevestigde dat de Hoge Commissaris is uitgenodigd.
Op hoog ambtelijk niveau wordt eveneens regelmatig over de situatie in Papua gesproken. De Nederlandse ambassade in Jakarta bespreekt deze situatie, inclusief de recente ontwikkelingen, geregeld met de Indonesische autoriteiten.
Anticonceptie in Nederland |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de petitie van Bureau Clara Wichmann «anticonceptie in het basispakket», die is ondertekend door ruim 55.000 mensen? Hoe oordeelt u over de wens van deze 55.000 mensen?1
Ja. In mijn antwoorden op de volgende vragen ga ik nader in op de wens om anticonceptie in het basispakket op te nemen.
Hoeveel mensen in Nederland maken gebruik van anticonceptie? Hoeveel mannen in Nederland maken gebruik van anticonceptiemiddelen? Hoeveel vrouwen in Nederland maken gebruik van anticonceptiemidddelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er zijn geen exacte cijfers, maar in het rapport Seksuele Gezondheid in Nederland 2017 worden wel percentages gegeven over gebruik van de diverse anticonceptie methoden2. Zie verder mijn antwoorden op vragen 13 tot en met 17.
Deelt u de mening dat de kosten voor goede anticonceptie niet alleen bij vrouwen moeten komen te liggen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Tot 21 jaar wordt anticonceptie vergoed vanuit het basispakket. Vanaf 21 jaar komen de kosten voor anticonceptie voor eigen rekening. Ik ga niet over of en hoe deze kosten binnen een relatie worden gedeeld.
Deelt u de mening dat goede reproductieve zorg niet enkel in het belang is van de vrouw, maar van de samenleving als geheel? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik deel uw mening dat goede reproductieve zorg voor eenieder van belang is en van grote invloed is op de zelfbeschikking van de vrouw. Dat met name kwetsbare vrouwen (zoals dak- en thuisloos, illegaal, verstandelijk beperkt, verslaafd, sociaal geïsoleerd, zeer jong, of psychisch belast) onvoldoende toegang tot seksuele en reproductieve zorg kunnen ervaren is uiteraard geen wenselijke ontwikkeling.
Op 11 september 2018 hebben zowel de Minister van VWS als de Staatssecretaris u geïnformeerd over respectievelijk het traject onbedoelde (tiener) zwangerschappen en het programma Kansrijke start. Ongeplande en ongewenste zwangerschappen zijn vooral een probleem bij kwetsbare vrouwen. Het programma Nu Niet Zwanger (NNZ) voorkomt kwetsbaar ouderschap bij deze specifieke doelgroep via een kortdurende, intensieve begeleiding op maat rond het bespreken van seksualiteit, de kinderwens, de situatie van de vrouw (en partner) en door passend (langdurig) anticonceptiegebruik te realiseren. Vrouwen worden zo ondersteund om regie te nemen over hun kinderwens, seksualiteit en anticonceptie. Dit doet Nu Niet Zwanger door het gesprek aan te gaan, bij hun leefwereld aan te sluiten en te kijken naar hun vragen, behoeften, barrières en mogelijkheden bij kinderwens, seksualiteit en anticonceptie. Het Nu Niet Zwanger programma loopt inmiddels in 18 regio’s en wordt de komende twee jaar verder landsdekkend uitgerold naar 50 regio’s.
Deelt u de mening dat goede anticonceptie een grote invloed heeft op de zelfbeschikking van de vrouw? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe vindt u het in dat licht dat er in Nederland vrouwen zijn die geen gebruik maken van anticonceptiemiddelen gebruiken omdat dit te duur voor hen is?
De kosten van de pil bedragen – afhankelijk van welke pil het betreft – 8 tot 40 euro per kwartaal. De gemiddelde prijs van de anticonceptiepil is 13,95 euro per kwartaal, dat is dus minder dan 5 euro per maand.
In april 2010 oordeelde het toenmalige College voor Zorgverzekeringen (CvZ, huidige Zorginstituut) dat de kosten van de pil zo laag waren dat mensen het zelf konden betalen. Ook voor jongeren met een beperkt budget en dat is nog steeds zo. Volledig schrappen leek daarom in de rede te liggen. Het risico was daarbij echter dat het aantal tienerzwangerschappen en abortussen bij meisjes mogelijk zou gaan stijgen als de pil niet meer in het pakket zou zitten. Dit eventuele effect werd door het CvZ zwaarder voor deze doelgroep zwaarder gewogen dan het «voor eigen rekening» argument. Het CvZ adviseerde daarom de pil voor vrouwen tot en met 21 jaar in het basispakket te houden. Destijds heeft Minister Klink dit advies overgenomen en alleen de pil voor vrouwen boven de 21 uit de basisverzekering geschrapt.
Hoeveel vrouwen in Nederland maken er precies geen gebruik van anticonceptie vanuit een kostenoverweging? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hierover zijn geen gegevens beschikbaar. Elke vrouw zal een afweging maken of zij anticonceptie gebruikt en welk middel. Hierbij kunnen verschillende afwegingen een rol spelen.
Hoeveel vrouwen kiezen uit kostenoverweging voor de anticonceptiepil terwijl een ander anticonceptiemiddel beter bij haar situatie zou passen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ook hier geldt dat elke vrouw een individuele keuze maakt welk anticonceptiemiddel zij gebruikt en welke afwegingen zij daarbij maakt. Er zijn daarover geen gegevens beschikbaar.
Bent u van mening dat in een welvarend en geëmancipeerd land als Nederland passende anticonceptie voor iedereen beschikbaar moet zijn, ongeacht de dikte van de portemonnee?
Zie mijn antwoord op vraag 6.
Bent u van mening dat bij de keuze voor een anticonceptiemiddel kostenoverwegingen geen rol mag spelen?
Ik ben van mening dat iedereen een goede afweging moet kunnen maken voor de keuze van een anticonceptiemiddel. Diverse overwegingen kunnen daarbij een rol spelen zoals of je er dagelijks aan wil denken, of je hormonen wil gebruiken et cetera. Ik zie niet in waarom daarbij het kostenaspect in deze afweging geen rol zou mogen spelen.
Hoeveel vrouwen die een abortus hebben ondergaan vanwege een ongeplande zwangerschap gebruikten geen anticonceptiemiddel toen zij zwanger raakten? Hoeveel van hen gebruikte niet het anticonceptiemiddel dat het beste bij haar paste vanwege kostenoverwegingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uit de Landelijke Abortus Registratie 20153 blijkt dat een derde van de vrouwen die een zwangerschapsafbreking ondergaat, geen anticonceptie gebruikte voorafgaand aan de zwangerschap. Twee derde van de vrouwen die een zwangerschapsafbreking ondergaat, geeft aan dat de zwangerschap is ontstaan ondanks dat zij anticonceptie gebruikte, waarbij de meest gebruikte anticonceptiemiddelen de pil en het condoom zijn. De meeste vrouwen schrijven de oorzaak van de onbedoelde zwangerschap toe aan het falen van de gebruikte anticonceptiemethode. Er zijn geen cijfers bekend van het aantal vrouwen dat vanwege kostenoverwegingen niet het anticonceptiemiddel gebruikte dat, gelet op haar levenswijze, het beste bij haar past.
Hoe beoordeelt u het feit dat een derde van de vrouwen die een abortus ondergaat, aangeeft de anticonceptiepil te gebruiken, wat doet vermoeden dat zij de anticonceptiepil niet op de juiste manier gebruikte? Hoeveel van deze vrouwen raakten ongepland zwanger omdat zij niet het voor haar meest passende anticonceptiemiddel gebruikten?
Slechts 15,6% van de vrouwen die de anticonceptiepil gebruikt en een abortus heeft ondergaan, geeft aan dat zij zelf een fout heeft gemaakt in het gebruik van de pil. Nu de betrouwbaarheid van de anticonceptiepil 99% bij correct pilgebruik is, is het aannemelijk dat mogelijk sprake is van een onderrapportage van het aantal gebruikersfouten. Gebruikersfouten kunnen verschillend van aard zijn, bijvoorbeeld het vergeten van een of meerdere pillen, een te lange stopweek, diarree of overgeven en gecombineerd gebruik met bepaalde geneesmiddelen. Er kan dus niet de conclusie getrokken worden dat de anticonceptiepil voor vrouwen waarbij sprake is van een gebruikersfout niet de meest passende vorm van anticonceptie is. Er zijn dan ook geen cijfers beschikbaar van het aantal vrouwen dat ongepland zwanger raakt omdat zij niet het voor haar meest passende anticonceptiemiddel gebruikt.
Hoeveel vrouwen maken gebruik van de anticonceptiepil? Wat zijn de kosten per jaar voor het individu bij gebruik hiervan? Welke kosten zijn gemoeid met opname van de anticonceptiepil in het basispakket?
Er gebruiken ongeveer 2,1 miljoen vrouwen de pil. De kosten per jaar liggen tussen de 40 en 160 euro, afhankelijk van welke pil een vrouw kiest. Indien de pil wordt opgenomen in het basispakket worden de kosten geschat op 30 miljoen.
Hoeveel vrouwen maken gebruik van het hormoonspiraal? Welke kosten maken mensen die hiervan gebruikmaken? Wat zijn de kosten per jaar voor het individu bij gebruik van het hormoonspiraal? Welke kosten zijn gemoeid bij het opnemen van zowel de aanschaf- als plaatsingskosten van het hormoonspiraal in het basispakket, gespecificeerd voor plaatsing door de huisarts en voor plaatsing door de gynaecoloog?
Ongeveer 100.000 vrouwen maken gebruik van de hormoonspiraal. De Mirena spiraal wordt het meest gebruikt. Die kost 160 euro en kan vijf jaar blijven zitten. De aanvullende plaatsingskosten van een spiraal bij de huisarts bedragen 63,53 euro door de gynaecoloog vaak meer dan 200 euro.
Hoeveel vrouwen maken gebruik van een koperspiraal? Welke kosten maken zij die hier gebruik van maken? Wat zou het kosten wanneer zowel de aanschaf als de plaatsing van het koperspiraal (bij zowel de huisarts als de gyneacoloog) worden vergoed vanuit de basisverzekering?
Uit het rapport Seksuele gezondheid 20174 blijkt dat ongeveer 17% van de vrouwen een spiraal (koper of hormoon) gebruikt. Voor verzekerden jonger dan 21 jaar worden bepaalde anticonceptie hulpmiddelen zoals het pessarium of een koperhoudende spiraaltje vergoed. Condooms worden niet vergoed. Bij plaatsing in het ziekenhuis zijn deze hulpmiddelen onderdeel van de ziekenhuiskosten. De zorgverzekeraar vergoedt de kosten dan rechtstreeks aan het ziekenhuis. Indien deze hulpmiddelen door een huisarts worden geplaatst worden de kosten voor de hulpmiddelen door de zorgverzekeraar vergoed. In 2017 maakten 940 verzekerden onder 21 jaar gebruik van deze extramurale aanspraak. Door de Zorgverzekeraar werd gemiddeld € 55 vergoed voor de aanschaf van het pessarium en € 49 voor het koperspiraaltje. De totale kosten bedroegen € 49.700. De aanvullende plaatsingskosten van een koperspiraal bij de huisarts bedragen 63,53 euro en door de gynaecoloog vaak meer dan 200 euro.
Vanaf 21 jaar moet de vrouw de spiraal zelf betalen en indien de gynaecoloog de spiraal plaatst ook de kosten daarvoor, voorzover het eigen risico nog niet is opgemaakt. Het eigen risico is voor de huisarts uitgezonderd. Daar betaalt de vrouw dus niets voor de plaatsing.
Hoeveel vrouwen maken gebruik van het hormoonstaafje? Welke kosten maken mensen die hier gebruik van maken? Wat zou het kosten wanneer zowel de aanschaf als de plaatsing van het hormoonstaafje (bij zowel de huisarts als de gyneacoloog) worden vergoed vanuit de basisverzekering?
Van het hormoonstaafje maken in totaal ongeveer 15.500 vrouwen gebruik.
De kosten van het hormoonstaafje zijn gemiddeld 132 euro. De aanvullende plaatsingskosten van een hormoonstaafje bij de huisarts bedragen 63,53 euro en door de gynaecoloog vaak meer dan 200 euro.
Hoeveel mensen laten zich in Nederland steriliseren? Hoeveel van hen zijn man? Hoeveel van hen zijn vrouw? Wat zijn de kosten van deze ingreep per individu? Wat zou het kosten wanneer deze behandeling wordt vergoed vanuit de basisverzekering?
Circa 35.000 mannen en 10.000 vrouwen laten zich jaarlijks steriliseren.
De kosten hiervan bedragen circa 400 euro voor mannen, en circa 1.500 euro voor vrouwen. Op basis van deze getallen zouden de kosten voor de basisverzekering circa 30 miljoen bedragen.
Wat zou het kosten wanneer alle anticonceptie wordt opgenomen in het basispakket? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
De kosten zijn afhankelijk van diverse factoren. Voor de anticonceptiepil is de vraag voor welk merk pil een vrouw kiest. Voor het hormoonstaafje en hormoonspiraal zijn de kosten afhankelijk van het merk en wie het staafje of spiraal plaatst. Voor de koperspiraal zijn geen volledige gegevens beschikbaar, maar ook daar geldt dat de kosten afhankelijk zijn van wie de koperspiraal plaatst. Om die reden kan niet worden aangegeven wat de kosten zouden zijn als alle anticonceptiemethoden worden opgenomen in het basispakket, maar dat het om vele tientallen miljoenen zal gaan is duidelijk. Immers, sterilisatie en opname van de anticonceptiepil zal al 60 miljoen zijn.
Wat zijn de jaarlijkse kosten van onjuist gebruik van anticonceptie?
Ik heb geen gegevens over de jaarlijkse kosten van onjuist gebruik van anticonceptie.
Bent u er bekend mee dat er vrouwen zijn die anticonceptiemiddelen niet alleen gebruiken ter voorkoming van een ongewenste zwangerschap maar ook voor het tegengaan van een onregelmatige cyclus, overmatige menstruatie, hevige menstruatiepijnen of endometriose? Vindt u dat er voor deze groep sprake is van een medische noodzaak? Zo ja, zou voor deze groep de anticonceptiemiddelen moeten worden opgenomen in het basispakket?
Ja, het is mij bekend dat anticonceptiemiddelen ook gebruikt worden voor andere doelen dan voorkoming van een ongewenste zwangerschap. Maar zoals ik in mijn antwoord op vraag 6 aangaf, de kosten voor anticonceptiemiddelen zijn niet hoog, waardoor ik geen aanleiding zie om de anticonceptiemiddelen in geval van eventuele medische noodzaak in het pakket op te nemen.
Wat zijn de effecten van goede en passende anticonceptie op de arbeidsproductiviteit van vrouwen? Kunt u in uw antwoord een onderscheid maken tussen de effecten voor het individu en de effecten voor de samenleving als geheel?
Hierover zijn mij geen gegevens bekend.
Kunt u een opsomming maken van alle baten van goede reproductieve zorg? Wat is de economische waarde van goede en passende anticonceptie? Hoeveel arbeidsproductiviteit gaat verloren door gebruik van het verkeerde anticonceptiemiddel?
Ook hierover zijn geen gegevens bekend.
Zou u deze vragen kunnen behandelen voor de begrotingsbehandeling VWS?
Ja.
De Nieuwsuur-uitzending 'Nederlandse regering heeft morele verplichting West-Papoea te helpen' |
|
Joël Voordewind (CU), Martijn van Helvert (CDA), Bram van Ojik (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de Nieuwsuur-uitzending «Nederlandse regering heeft morele verplichting West-Papoea te helpen»?1 En bent u ook bekend met het bericht «Zeker twintig doden bij rellen Indonesische provincie Papoea»?2
Ja.
Wat is uw laatste informatie over het recente optreden van de Indonesische veiligheidsdiensten in de provincie West-Papoea? Welke informatie heeft u over het aantal doden en gewonden dat is gevallen als gevolg van het optreden van militairen en politieagenten in deze provincie de afgelopen weken?
Het kabinet heeft met grote zorg geconstateerd dat bij de onlusten in Wamena, Papua, op maandag 23 september minstens 32 doden en vele tientallen gewonden zijn gevallen. Over de toedracht is nog veel onduidelijk. Wel is duidelijk dat diverse kanten geweld hebben gebruikt, en dat aan diverse kanten slachtoffers zijn gevallen. De Indonesische autoriteiten en de Indonesische mensenrechtencommissie doen onderzoek naar de gebeurtenissen.
Ook was sprake van interetnisch geweld tussen inwoners van Papua die afkomstig zijn uit andere delen van Indonesië (zogeheten «migranten») en Papua’s. Uit informatie die voorhanden is over het incident in Wamena op 23 september, blijkt dat de meerderheid van de dodelijke slachtoffers migranten waren. De groep gewonden bestaat voor ongeveer de helft uit migranten en de andere helft uit Papua’s. Deze cijfers bevestigen de complexiteit van de situatie ter plekke.
De Nederlandse ambassade in Jakarta volgt de situatie nauwlettend en bespreekt deze regelmatig met NGO’s, kennisinstituten, journalisten en overheidsfunctionarissen. Deze gesprekken bevestigen de complexiteit van de situatie waarin meerdere conflicten samen lijken te komen.
De Indonesische autoriteiten benadrukken dat de verhoogde aanwezigheid van veiligheidspersoneel in Papua tijdelijk is, en dat het veiligheidspersoneel nadrukkelijk instructies heeft gekregen om zich terughoudend op te stellen door alleen defensief te handelen.
Hoe beoordeelt u dit optreden van de Indonesische politie en militairen?
Het handhaven van de orde en veiligheid is de verantwoordelijkheid van de Indonesische autoriteiten. Daarbinnen hebben zij de bevoegdheid om veiligheidstroepen te sturen wanneer zij oordelen dat een situatie hierom vraagt. Proportionaliteit en de mogelijkheid tot transparant onderzoek achteraf zijn hierbij cruciaal en dit benadrukken wij ook in onze contacten met Indonesische autoriteiten.
Heeft u sinds het uitbreken van deze nieuwe protesten contact opgenomen met de Indonesische autoriteiten over deze situatie? Welke rol speelt uw ambassade in Jakarta hierin?
De situatie in Papua, met inbegrip van de mensenrechtensituatie, is vast onderdeel van de bilaterale dialoog tussen Nederland en Indonesië. Meteen na het uitbreken van de recente onlusten, heeft Nederland op hoogambtelijk niveau zorg overgebracht over de ontwikkelingen in Papua. Op 25 september jl. sprak ik met mijn Indonesische collega Retno Marsudi over de situatie in Papua, waarbij ik het belang van een bezoek van de VN-Hoge Commissaris voor de Mensenrechten aan Papua heb benadrukt. Minister Marsudi bevestigde dat de Hoge Commissaris is uitgenodigd. Meest recent heeft Minister-President Rutte de situatie in Papua tijdens zijn bezoek aan Indonesië op 7 oktober jl. met Indonesische president Widodo besproken.
De Nederlandse ambassade in Jakarta bespreekt deze situatie, inclusief de recente ontwikkelingen, geregeld met de Indonesische autoriteiten. In contacten met de Indonesische autoriteiten benadrukt Nederland dat terughoudendheid en dialoog de beste middelen zijn om tot een duurzame oplossing te komen.
Bent u bereid uw ernstige zorgen over te brengen aan de Indonesische autoriteiten, en er bij hen op aan te dringen dat zij de mensenrechten en de rechten van de Papoea’s respecteren?
Zie antwoord vraag 4.
Herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen over het onafhankelijkheidsreferendum en het Drooglever-rapport3, waarin u aangeeft dat het rapport een academisch werk is, maar u geen eigen oordeel vormt over deze gebeurtenissen? Bent u bereid alsnog uw analyse hierover te delen, gezien de Nederlandse rol in deze gebeurtenissen?
Ik zie geen aanleiding om de lijn in de Kamerbrieven van 22 november 2005, stuk 30 300V, en van 29 april 2016, stuk 2420, te herzien. Het academische onderzoek van professor Drooglever vormt een nadere bijdrage aan de beschrijving van de eigen geschiedenis van Papua en het verloop van de gebeurtenissen rond de «Act of Free Choice».
Papua is onderdeel van de Republiek Indonesië en de Nederlandse regering respecteert de territoriale integriteit van Indonesië volledig. De verplichting om de rechten van de Indonesische inwoners, waaronder Papua’s, te beschermen ligt in dat kader bij de Indonesische autoriteiten. Niettemin gaat het lot van de Papua's het kabinet zeker ter harte en de situatie in Papua is dan ook vast onderdeel van de dialoog tussen Nederland en Indonesië. Om tot een duurzame oplossing te komen is het belangrijk dat de centrale autoriteiten en de lokale bevolking gezamenlijk de problemen ter hand nemen en ontwikkeling in de provincies bevorderen. Ook dit benadrukt het kabinet in contacten met de Indonesische autoriteiten.
Hoe beoordeelt u de uitspraak in deze uitzending dat «De Nederlandse regering [...] een morele verplichting [heeft] om ons [de Papoea’s] te helpen en serieus naar de zaak te kijken»? Hoe beoordeelt u de opvatting dat Nederland vanwege het verleden in de voormalige Nederlandse kolonie Nederlands-Nieuw-Guinea een bijzondere verplichting heeft om op te komen voor de rechten van deze bevolkingsgroep?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht dat Amerikaanse diplomaten samenwerken met conservatieve staten om seksuele en reproductieve rechten in te perken |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Trump Administration steps up war on reproductive rights»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over het bericht dat de regering Trump bezig is om een coalitie te vormen met sociaal ultraconservatieve regeringen, van Brazilië tot Saudi-Arabië, met als doel te proberen seksuele en reproductieve rechten in te perken? Zo ja, kunt u toelichten wat u van deze coalitie verwacht tijdens de VN-top later deze maand?
De groeiende regressieve druk op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), onder andere door het opbrengen van tekstvoorstellen tot afzwakken of schrappen van verwijzingen naar SRGR in VN-teksten, geeft reden tot grote zorg. Het betreft hier immers verworven rechten, essentieel voor duurzame ontwikkeling en de 2030 Agenda, en onderdeel van de BHOS-nota «Investeren in Perspectief». Inperking van deze rechten zou onder meer kunnen betekenen dat minder mensen (in plaats van meer) toegang krijgen tot essentiële gezondheidsdiensten en -middelen (zoals moeder- en kindzorg, anticonceptie en HIV-testen en -behandeling); ontwikkeling raakt hierdoor achterop.
Op 23 september, en marge van de VN High Level Meeting on Universal Health Coverage (UHC), presenteerde Alex Azar, Secretary of the United States Department of Health and Human Services, een verklaring namens negentien landen. In deze verklaring maken deze landen onder meer bezwaar tegen SRGR in VN-documenten omdat dit in hun visie onder meer de rol van het gezin zou ondermijnen en abortus zou promoten.
Tijdens de Wereldgezondheidsassemblee van 20–28 mei jongstleden in Genève uitten de VS bezwaren tegen verwijzing naar SRGR in de – toen nog – draft tekst van de Politieke Verklaring over UHC. De VS distantieerden zich van deze paragraaf maar lieten uiteindelijk de resolutie met de draft Politieke Verklaring ongemoeid.
Het is voor de gezondheid en rechten van vrouwen en meisjes van essentieel belang vast te houden aan internationale afspraken. Nederland ziet de rechten van vrouwen en meisjes als een graadmeter voor rechten in het algemeen. Als deze rechten onder druk komen, volgen andere rechten ook. Daarnaast is toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg ook van belang voor kwetsbare en gemarginaliseerde bevolkingsgroepen waaronder de LHBTI-gemeenschap. In de Politieke Verklaring van de UHC staat nu een sterke SRGR-paragraaf (artikel 68). Nederland heeft daar actief aan bijgedragen, onder meer door deelname aan coalities van landen die hiervoor samen hebben geijverd (groep van 43 landen tijdens de Wereldgezondheidsassemblee).
Tijdens de UN High-Level Meeting on UHC tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York op 23 september jongstleden sprak ik een door 58 lidstaten ondersteunde verklaring uit over behoud van SRGR. In de verklaring werd benadrukt dat SRGR een integraal onderdeel is van UHC en de SDG’s, dat het investeren in SRGR heeft bewezen haalbaar, kosteneffectief en kostenbesparend te zijn en dat gender gerelateerde barrières voor toegang tot UHC en het investeren in Comprehensive Sexuality Education (CSE) in UHC meer aandacht behoeven. Deze boodschap werd gedurende gehele AVVN-week herhaald door KNL delegatieleden, zo ook door de Minister President van Aruba en de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking bij een SheDecides evenement op 23 september.
Tijdens de door Kenia, Denemarken en het VN Bevolkingsfonds (UNFPA) georganiseerde top in Nairobi ter ere van het 25-jarig bestaan van het Actieprogramma van de Internationale Bevolkingsconferentie (ICPD) presenteerde ik op 12 november jongstleden namens Nederland samen met ministers uit Zuid-Afrika en Finland een verklaring namens 55 landen waarin steun wordt uitgesproken voor de ICPD, SRGR, vrouwenrechten en gendergelijkheid. Tijdens de Top, die door zo’n 9.500 afgevaardigden uit ruim 170 landen werd bijgewoond, werd duidelijk dat de overgrote meerderheid van landen genoemde thema’s steunt. Een door de VS gepresenteerde verklaring langs lijnen van de verklaring van negentien landen rond de UHC, kon rekenen op ondersteuning door tien landen.
Nederland blijft zich bilateraal en in EU- en VN-kader samen met gelijkgezinde landen inzetten voor SRGR en vrouwenrechten en behoud van bestaande afspraken op dit gebied o.a. door vast te houden naar verwijzingen naar SRGR in VN-teksten.
Is het u bekend dat de Verenigde Staten eenzelfde tactiek hanteerde tijdens een grote conferentie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) die in mei heeft plaatsgevonden? Zo ja, heeft Nederland zich hier destijds tegen uitgesproken?
Zie antwoord vraag 2.
Maakt u zich ook zorgen over de gevolgen van deze samenwerking tussen de Verenigde Staten en sociaal conservatieve landen op de toegang tot goede reproductieve en seksuele zorg voor miljoenen vrouwen en meisjes? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Hebt u met uw ambtsgenoot in de Verenigde Staten gesproken over seksuele en reproductieve rechten? Zo nee, bent u bereid om dit alsnog op korte termijn te doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nederland zal het belang van SRGR en de Nederlandse zorgen terzake blijven benadrukken bij de geëigende Amerikaanse autoriteiten. En marge van de International Conference on Mental Health and Psycho-Social Support bracht Plaatsvervangend Directeur-Generaal Internationale Samenwerking dit op bij de Deputy Assistant Administrator van het United States Agency for International Development (USAID).
Zal Nederland tijdens de VN-top later deze maand seksuele en reproductieve rechten actief verdedigen en zich uitspreken tegen de pogingen van de coalitie onder leiding van de Verenigde Staten om reproductieve en seksuele rechten in te perken? Zo ja, heeft u hierover contact met Nederlandse bondgenoten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Nederland heeft zich tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties actief ingespannen voor SRGR en behoud van bestaande internationale afspraken op dit gebied. Zo heeft Nederland mede namens 58 landen een verklaring gepresenteerd waarin deze landen het belang bepleiten van SRGR in Universal Health Coverage (UHC) speciaal voor vrouwen, meisjes, adolescenten en gemarginaliseerde groepen mensen. De Politieke Verklaring over UHC bevat nu een sterke SRGR-paragraaf conform de 2030 Agenda en de Sustainable Development Goals (SDG’s). Nederland blijft zich bilateraal en in EU- en VN-kader inzetten voor vrouwenrechten en SRGR en behoud van bestaande afspraken op dit gebied o.a. door vast te houden naar verwijzingen naar SRGR in VN teksten.
Het faillissement van GGZ-instelling Vincere Groep |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Verslavingskliniek failliet: schuld van 10 miljoen euro»?1
Ja.
Bent u het eens dat het zorgelijk is dat instellingen als deze van de een op de andere dag failliet worden verklaard?
Een faillissement van een zorgorganisatie is een ingrijpende gebeurtenis, in de eerste plaats voor de cliënten en het personeel. Tegelijkertijd zijn zorgaanbieders zelf verantwoordelijk voor hun financiële bedrijfsvoering en kunnen zij in het meest ongunstige scenario failliet gaan. Voor mij is het in dat geval van belang dat de cliënten kunnen blijven rekenen op kwalitatief goede en veilige zorg. Het is aan de curator en het bestuur van de organisatie om te zorgen voor een goede overdracht van de patiëntenzorg. De zorgverzekeraars blijven ondertussen gehouden aan hun zorgplicht en moeten zorgen dat er voldoende zorg beschikbaar blijft voor hun verzekerden.
Wat betekent de sluiting voor patiënten en cliënten van de Vincere Groep? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Vincere Groep heeft op het moment van faillissement zo’n 250 cliënten in actieve zorg voor onder meer behandeling van alcohol-, drugs- en gokverslavingen. De curator heeft mij laten weten zich tezamen met de organisatie er voor in te zetten alle huidige behandelingen conform plan af te ronden. Wel is inmiddels besloten voorlopig geen nieuwe patiënten in behandeling te nemen. In hoeverre de patiënten op de wachtlijst alsnog bij Vincere zorg kunnen ontvangen zal de komende weken duidelijk gaan worden, als er meer bekend is over een mogelijke doorstart. Volgens de curator hebben verschillende partijen inmiddels belangstelling getoond om de zorgactiviteiten van Vincere over te nemen. De curator is met deze partijen in gesprek en staat eveneens in actief contact met de diverse zorgverzekeraars.
De IGJ houdt toezicht op de veiligheid en kwaliteit van de zorg bij de overdracht van patiënten naar andere zorgverleners en/of bij de continuïteit van de zorg na een mogelijke overname. Daarnaast is het beheer, de opslag en de overdracht van actuele en afgesloten patiëntendossiers een belangrijk onderdeel van het toezicht. De IGJ houdt voor het uitvoeren van haar toezicht activiteiten contact met de curator. De NZa blijft er ondertussen op toezien dat de verzekeraars hun zorgplicht naleven. Beide toezichthouders informeren elkaar over hun bevindingen.
Wat betekent de sluiting voor mensen in Limburg die wachten op ggz-zorg, of mensen die acute zorg nodig hebben?
Vincere Groep is een ongecontracteerde zorgaanbieder en heeft cliënten uit heel Nederland. Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht en het is hun taak om voldoende zorg in te kopen, de NZa ziet daar op toe. Vincere Groep bood geen crisiszorg. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 3 hebben verschillende partijen inmiddels belangstelling getoond om de zorgactiviteiten van Vincere over te nemen.
Wat betekent het faillissement van de Vincere Groep voor de 200 medewerkers van de instelling?
De curator heeft mij laten weten dat hij vanwege het faillissement, op grond van zijn wettelijke bevoegdheid daartoe, de dienstbetrekkingen met het personeel heeft moeten opzeggen. De medewerkers van Vincere is door de curator gevraagd hun werkzaamheden voorlopig (d.w.z. gedurende de opzegtermijn) voort te zetten. Het UWV is ingeschakeld om de loongarantieregeling in werking te stellen, aldus de curator. Hierdoor ontvangen de werknemers hun loon via het UWV. Zodra er meer bekend is over een mogelijke doorstart of overname van Vincere zal duidelijk worden wat het faillissement precies betekent voor de medewerkers van de instelling.
Welke invloed heeft de sluiting voor de beschikbaarheid en toegankelijkheid van geestelijke gezondheidszorg in Limburg? Kunt u een overzicht geven van de wachtlijsten voor geestelijke gezondheidszorg in Limburg? En kunt u inzicht geven in de impact die sluiting van deze instelling zal hebben op de toch al toegenomen wachtlijsten?2
De impact van een eventuele sluiting hangt in grote mate af van de beschikbare capaciteit van andere zorgaanbieders op dat moment, gecombineerd met de maatregelen die zorgverzekeraars (zullen) ondernemen om patiënten op te vangen. Zorgverzekeraars hebben zorgplicht en het is hun taak om voldoende zorg in te kopen. Zie ook mijn antwoord op vraag 4.
De NZa ontvangt van ggz-aanbieders geen informatie over wachtlijsten, maar over gemiddelde wachttijden uitgesplitst naar hoofddiagnosegroep. Bij brief van 10 juli 2019 (Kamerstukken 25 424, nr. 481) heb ik uw Kamer de informatiekaart wachttijden ggz van de NZa aangeboden. Deze bevat de meest recente landelijke wachttijdencijfers in de ggz. Voldoende gevalideerde regionale cijfers heeft de NZa op dit moment nog niet. Voor het einde van dit jaar levert de NZa een nieuwe informatiekaart met de laatste stand van de cijfers op. De NZa streeft ernaar in die informatiekaart ook regionale cijfers op te nemen. Daarnaast werkt de NZa er samen met het RIVM aan om de wachttijden op landelijk en regionaal niveau
maandelijks te ontsluiten via de website van het RIVM (www.volksgezondheidenzorg.info) en de website De Staat van Volksgezondheid en Zorg.
Kunt u ingaan op de oorzaak van het faillissement van Vincere Groep? Klopt het dat de manier van bekostiging oorzaak van het faillissement is geweest omdat de instelling aan steeds strengere eisen van zorgverzekeraars moest voldoen? En welke rol speelde het feit dat Vincere Groep een niet gecontracteerde zorgaanbieder was. Kunt u een toelichting geven?
Het is aan de curator van de Vincere Groep om onderzoek te doen naar de oorzaken van het faillissement. Dit onderzoek zal in de komende maanden moeten worden uitgevoerd.
De curator heeft mij op basis van zijn eerste gesprekken met het bestuur laten weten dat strengere eisen van zorgverzekeraars inderdaad een rol speelden in aanloop naar het faillissement. De extra administratieve handelingen als gevolg van bijvoorbeeld het cessieverbod en de uitbreiding van de machtingsvereiste resulteerde volgens de curator in hogere kosten. Daarnaast had Vincere behandellocaties in het buitenland. Verschillende verzekeraars hebben enkele maanden geleden aangekondigd deze zorg niet meer te vergoeden, aldus de curator.
In het Hoofdlijnenakkoord ggz 2019 t/m 2022 hebben de partijen afspraken gemaakt om de contractering te stimuleren. Het bevorderen van de contracteergraad wordt door alle partijen (zorgaanbieders, patiëntenorganisaties en zorgverzekeraars) als een belangrijk doel gezien, omdat het aandeel niet-gecontracteerde zorg de afgelopen jaren in de ggz in hoog tempo toeneemt. Partijen maken zich zorgen over de gevolgen die deze ontwikkeling kan hebben. Ze onderschreven in het akkoord dat contractering hét vehikel is om afspraken te maken over doelmatigheid, kwaliteit, innovatie, organiserend vermogen en de juiste zorg op de juiste plek. Partijen hebben afspraken gemaakt voor een groot aantal maatregelen om het contracteerproces in de zorg te verbeteren en om contracteren te stimuleren. In dat kader hebben partijen ook afspraken gemaakt over het cessieverbod en machtigingsvereiste. Erkend werd dat zorgverzekeraars deze instrumenten in de praktijk gebruiken en dat daarvan een stimulering uit kan gaan om contracten te sluiten. In de brief van de Minister van VWS en mijzelf aan de Tweede Kamer d.d. 9 november jl. (Kamerstukken 29 689, nr. 941) inzake het bevorderen van zorgcontractering zijn de maatregelen nader toegelicht.
De bemoeienis van zorgverzekeraars ten aanzien van het vergoeden van zorg is zowel bij de contractering aan de orde als bij een machtigingsprocedure. In ons stelsel hebben zorgverleners de verantwoordelijkheid om indicaties te stellen en hebben zorgverzekeraars de verantwoordelijkheid om te toetsen of zorg rechtmatig en doelmatig geleverd wordt.
Hoewel ik begrijp dat een machtigingsprocedure en cessieverbod voor de zorgverleners in de praktijk soms als een last ervaren kan worden, ben ik met de partijen in het veld van mening dat het goede instrumenten zijn om de
doelmatigheid en rechtmatigheid van de zorg te borgen en contractering te stimuleren. De typische last van deze instrumenten kan worden voorkomen door contracten te sluiten.
Zijn er andere ggz-organisaties die kampen met financiële problemen en die het risico lopen de deuren te moeten sluiten?
Ik kan deze vraag niet beantwoorden. Het is de verantwoordelijkheid van zorgaanbieders zelf om tijdig maatregelen te nemen om financiële problemen aan te pakken en hierover in overleg te treden met hun stakeholders. Van zorgverzekeraars wordt verwacht dat zij zorgen over de continuïteit van de zorgaanbieder en de zorg die verleend wordt melden bij de NZa. De NZa monitort vervolgens of zorgverzekeraars de nodige maatregelen nemen om continuïteit van zorg te borgen. Als het moet komen tot afbouw c.q. verplaatsing van zorg, dan zien de NZa en IGJ er op toe dat dit proces zorgvuldig verloopt en dat alle belanghebbenden adequaat worden geïnformeerd. Pas op het moment dat de IGJ en NZa desondanks risico’s zien voor de kwaliteit en/of continuïteit van de patiëntenzorg wordt dit gemeld bij VWS.
Sinds wanneer was u op de hoogte van het financiële tekort bij de Vincere Groep? Zijn er maatregelen genomen om het faillissement te voorkomen? Zo ja, welke?
De IGJ heeft mij na het faillissement op de hoogte gebracht van de situatie en mij laten weten dat de patiëntenzorg wordt voorgezet in aanloop naar een definitieve overname. In de tussentijd blijft de IGJ toezicht houden op de kwaliteit en veiligheid van de geboden zorg. Zie ook mijn antwoord op vraag 3.
De curator heeft mij laten weten dat er – voorafgaande aan het faillissement – een business case (in de vorm van een soort reddingsplan) is uitgewerkt, welke is voorgelegd aan betrokken stakeholders. Deze is akkoord bevonden, maar het is spaak gelopen bij de financiering voor het uitvoeren van deze business case. Een faillissement bleek vervolgens onafwendbaar, aldus de curator.
Het bericht ‘Regenwoudmaffia’ vermoordt en bedreigt inwoners Amazone’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Regenwoudmaffia vermoordt en bedreigt inwoners Amazone» van 17 september jl. en van het rapport «Rainforest Mafias» van Human Rights Watch?1
Ja.
Deelt u de zorgen over de ontwikkelingen die er gaande zijn in het Amazonegebied nu sinds het aantreden van president Bolsonaro de handhaving van milieuwetgeving is teruggeschroefd?
Ja.
Wat vindt u van de kritiek van de Braziliaanse president op mensen en belangenorganisaties die het regenwoud proberen te beschermen?
Het is onduidelijk op welke uitspraken van de president de artikelen doelen. Duidelijk is dat president Bolsonaro meent dat er meer ruimte zou moeten komen voor economische exploitatie van de Amazone, en daarbij tegenover belangenorganisaties komt te staan die bescherming van het regenwoud centraal stellen. Waar dit leidt tot kritiek op en verbale bedreigingen van milieuorganisaties, is dit uiterst zorgelijk. Waar dit leidt tot geweld en mensenrechtenschendingen is dit onacceptabel.
Heeft u over deze uitspraken contact opgenomen met uw ambtsgenoot om uw zorgen over te brengen? Zo ja, wat was de reactie? Zo nee, waarom niet?
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft en marge van de AVVN op 26 september gesproken met zijn ambtgenoot Ernesto Araújo en daarbij de Nederlandse zorgen uitgesproken over de ontbossingsproblematiek in Brazilië.
Heeft u contact opgenomen met uw ambtsgenoot om uw zorgen te uiten over het vermoorden en bedreigen van de mensen die het oerwoud willen beschermen tegen illegale houtkap door criminele organisaties? Zo ja, is het bekend wat de Braziliaanse overheid doet tegen deze criminele organisaties? Zo nee, bent u bereid alsnog deze zorgen over te brengen en te vragen naar een plan van aanpak?
De Nederlandse regering blijft in de dialoog Brazilië aandringen op adequate bescherming van mensenrechten en van de Amazone. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft de ontbossingsproblematiek ook aangekaart bij zijn ambtgenoot Ernesto Araújo. Ook in overleg met EU-partners zijn dit terugkerende thema’s. Geconstateerd moet worden dat het wetgevend kader om op te treden tegen criminele organisaties aanwezig is, maar de financiële middelen en de politieke wil om dat kader te handhaven tekort schieten.
Is er na de politieke consultaties van de Directeur Generaal Politieke Zaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken met zijn Braziliaanse ambtgenoot in Brasilia in mei 2019 nog op dit niveau contact geweest? Zo ja, is ook over dit onderwerp gesproken? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse ambassadeur spreekt met grote regelmaat met verschillende Braziliaanse ministers over de situatie in de Amazone, zowel bij gezochte als ongezochte gelegenheden. Daarbij komt de gebrekkige handhaving van de eigen milieuwetgeving ook ter sprake. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft de ontbossingsproblematiek ook aangekaart bij zijn ambtgenoot Ernesto Araújo in een gesprek op 26 september jl.
Hoe vaak heeft de Nederlandse ambassadeur in de afgelopen weken over de Amazone gesproken met de Braziliaanse overheid? Zijn de criminele organisaties daarbij ook ter sprake gekomen?
Zie antwoord vraag 6.
In hoeverre heeft u over het bovenstaande contact opgenomen met uw Europese ambtsgenoten om hierbij gezamenlijk op te trekken?
Zowel in Brussel als in Brasilia is de Amazone geregeld onderwerp van gesprek tussen Europese partners.
Is er sprake van samenwerking op Europees niveau in het contact met de Braziliaanse overheid als het de zorgen over het Amazone gebied betreft? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Kunt u aangeven over welke nieuwe initiatieven wordt gesproken in de dialoog en samenwerking met de Braziliaanse overheid en andere belanghebbenden ter verduurzaming van de productie van agrarische grondstoffen?
In de dialoog met de Braziliaanse overheid wordt op verschillende niveau’s gezocht naar samenwerking t.a.v. het tegengaan van ontbossing en verduurzaming van landbouw en veehouderij in Brazilië, waarbij ook het Wereldnatuurfonds en partners als Solidaridad en IDH een belangrijke rol spelen.
Overweegt u naar aanleiding van deze ontwikkelingen maatregelen om uw zorgen met betrekking tot de illegale houtkap van het Amazonegebied kracht bij te zetten? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het tegengaan van illegale houtkap is expliciet in het duurzaamheidshoofdstuk van het EU-Mercosur Handelsakkoord opgenomen.
In algemene zin is de Nederlandse inzet gericht op de verduurzaming van de wijze waarop soja wordt geproduceerd, inclusief de milieuproblematiek, de verbetering van arbeidsomstandigheden en naleving van mensenrechten. Dit geldt ook de inzet voor de samenwerking met Brazilië. In dit beleid stimuleert Nederland de private sector om duurzaam geproduceerde grondstoffen in te kopen en de marktvraag naar gecertificeerd duurzame en ontbossingsvrije producten binnen de Europese Unie en daarbuiten te vergroten.
De Nederlandse overheid stimuleert dit met een actieve inzet binnen het Amsterdam Declarations Partnership (ADP). In het ADP werkt Nederland samen met Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk naar een gezamenlijke aanpak tegen ontbossing t.b.v. de uitbreiding van landbouwgrond voor soja. Mede op aandringen van het ADP heeft de Europese Commissie in juli een Mededeling gepubliceerd waarin maatregelen worden voorgesteld voor een Europese aanpak ter bescherming en het herstel van bossen in de wereld met bijzondere aandacht voor de aanjagers van ontbossing zoals soja. Het BNC-fiche over de Mededeling is onlangs aan uw Kamer toegestuurd.
Wat vindt u van de oproep van milieuorganisaties tot het matigen van het gebruik van Braziliaanse soja om het regenwoud te beschermen?
Die oproep vindt het kabinet begrijpelijk, de vraag naar soja uit Brazilië voor de Europese en Nederlandse markt is echter over de jaren stabiel. De sterk groeiende vraag naar soja komt vooral uit China. Vanwege de belangrijke positie als marktpartij en importeur van soja uit Latijns- Amerika is ons land in een goede positie een bijdrage te leveren aan het tegengaan van ontbossing en kunnen wij meepraten over de duurzaamheid van de teelt in andere delen van de wereld en zo een gunstig hefboomeffect hebben op internationale milieu en natuurdoelen en biodiversiteit.
Overigens wil de EU vanwege de zorgen en risico’s bij de productie van soja minder afhankelijk worden van import en meer zelfvoorzienend worden in de productie van plantaardige eiwitten. Deze oproep van de EU zal worden uitgewerkt in een nationale eiwitstrategie toegesneden op de Nederlandse situatie.
Bent u in gesprek met bedrijven die soja uit Brazilië importeren en hun (mogelijke) rol bij de gebeurtenissen in het Amazonegebied en op welke wijze zij een bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van die omstandigheden?
Er is een effectief Amazone Moratorium waarbinnen Braziliaanse sojaverwerkers en handelaren in juni 2006 hebben besloten, in overleg met de Europese industrie en maatschappelijke organisaties, geen sojabonen meer te kopen van land dat is ontbost in het Amazone-regenwoud na 24 juli 2006. De uitbreiding van de soja concentreert zich nu in de Cerrado en Gran Chaco. De Nederlandse overheid is met de handelaren en andere partijen betrokken bij de uitbreiding van het soja-areaal in deze regio’s in gesprek om met hen een oplossing te vinden voor het tegengaan van ontbossing.
Het bericht dat transgenderzorg wordt belemmerd door een monopolie |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Hoe transgenderzorg door een monopolie belemmerd wordt»?1
Ja.
Bent u het eens dat iedereen in Nederland zeker moet kunnen zijn van betaalbare, goede en snelle zorg, ook wanneer het transgenderzorg betreft?
Ik ben het ermee eens dat iedereen in Nederland binnen de daarvoor bestaande normen recht heeft op de zorg die in het basispakket van de Zorgverzekeringswet zit. Het is ook van belang dat transgenders tijdig de juiste zorg ontvangen. Daarom heb ik samen met Zorgverzekeraars Nederland besloten een kwartiermaker voor de transgenderzorg aan te stellen, die als een van de belangrijkste doelstellingen het terugdringen van de wachttijden heeft. Ik verwacht van de zorgverzekeraars en zorgaanbieders dat zij vol hierop inzetten. Ik heb ook de stellige indruk dat ze dat doen. Uit de voortgangsbrief van de kwartiermaker transgenderzorg, die ik op 28 juni jl. aan u heb toegestuurd blijkt dat de wachttijden voor de intake van kinderen en jongeren bij het Amsterdam UMC – de grootste aanbieder van transgenderzorg voor kinderen en jongeren in Nederland – significant zijn gedaald. En dat terwijl de kwartiermaker ook aangeeft dat de vraag naar transgenderzorg sinds december 2018 weer is gestegen, met name bij jongeren onder de 18 jaar. Ook geeft de kwartiermaker in zijn voortgangsbrief aan dat de capaciteit van de transgenderzorg voor (met name) jongeren bij het UMC Groningen zal stijgen, en dat het Radboudumc voornemens is om te starten met de zorg voor (jonge) transgenders per begin 2020 mits de medezeggenschapsraad daarmee akkoord gaat. Daarnaast zijn er andere ziekenhuizen, GGZ-instellingen en zelfstandige klinieken die het aanbod van zorg voor transgenders willen gaan uitbreiden.
Bent u het eens dat wachttijden van ruim 2 jaar, bij een norm van 4 weken, onacceptabel zijn? Zo ja, welke maatregelen worden er genomen om deze wachttijden in te perken en de 1500 mensen die nu op de wachtlijst staan te helpen? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u zicht op de effecten van de huidige wachttijden voor patiënten die transgenderzorg nodig hebben? Zo ja, wat zijn die effecten? Zo nee, bent u bereid deze in kaart te brengen?
Om zicht te hebben op de effecten van wachttijden voor patiënten die transgenderzorg nodig hebben, is het onder meer van belang om meer fundamenteel inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de vraag naar transgenderzorg. De kwartiermaker heeft onlangs in hechte samenwerking met patiëntenvereniging Transvisie en onderzoekers vanuit het Amsterdam UMC en de Radboud Universiteit, een onderzoek naar patiëntbehoeften en -tevredenheid uitgezet. De respons op deze online enquête is hoog geweest. De resultaten van dit uitgebreide onderzoek zullen zowel kwantitatief als kwalitatief inzicht geven en aanknopingspunten bieden voor wat er in de toekomst nodig is. In het onderzoek komen ook de effecten van de huidige wachttijden voor mensen die transgenderzorg nodig hebben aan de orde. Ik verwacht de conclusies van dit onderzoek nog dit jaar te ontvangen, en zal de Kamer hier uiteraard over informeren.
Hoe oordeelt u over de conclusie van het artikel dat de bijna-monopoliepositie (in het geval van kinderen de monopoliepositie) van het Amsterdamse UMC de transgenderzorg niet ten goede komt?
Mijn inzet is dat transgenderzorg zich steeds meer gaat ontwikkelen tot netwerkzorg. Dus naast de expertisecentra die er zijn, moeten meer en meer zorgverleners kennis krijgen en kunnen behandelen. In de transgenderzorg is samenwerking in een netwerk nodig en logisch omdat vrijwel per definitie meerdere zorgaanbieders betrokken zijn bij het zorgpad van een transgender. De inspanningen van de kwartiermaker transgenderzorg zijn er in 2019 in belangrijke mate op gericht om de wachttijden te verlagen en de capaciteit voor transgenderzorg te vergroten. De kwartiermaker verwacht dat de capaciteit bij bestaande en toekomstige aanbieders van academische zorg, psychologische zorg en plastische chirurgie de komende maanden naar verwachting zal toenemen. Zie in dit verband ook het antwoord op vraag 3 rondom nieuwe aanbieders. Het stemt positief dat de kwartiermaker aangeeft dat de bereidheid in de sector om tot oplossingen te komen groot is, en dat men hier constructief en in gezamenlijkheid aan wil werken. In november 2019 zal de kwartiermaker wederom een voortgangsbrief schrijven waarin ook de bovengenoemde onderwerpen en de voortgang aan de orde komen.
Bent u het eens dat het beter zou zijn wanneer patiënten die transgenderzorg nodig hebben op meerdere plekken in Nederland voor zorg terecht zouden kunnen?
Ja.
Hoe vindt u het dat andere zorgaanbieders die overwegen transgenderzorg te leveren zeggen zich ontmoedigd te voelen door het Amsterdamse UMC? Herkent u deze signalen? Bent u bereid om hierover met het Amsterdam UMC en andere partijen die transgenderzorg leveren in gesprek te gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
De kwartiermaker heeft herhaaldelijk contact met zorgaanbieders. In gesprekken met het Amsterdam UMC geeft het Amsterdam UMC aan dat het informatie verschaft over de werkwijze binnen het Amsterdam UMC aan artsen die daarom vragen. Dat heeft niet het oogmerk andere artsen te ontmoedigen, en het Amsterdam UMC geeft aan daar nog beter op te gaan toezien. Tegelijkertijd is het wenselijk dat zorgverleners met inhoudelijke vragen over het bieden van transgenderzorg zich op meer plekken gaan, en kunnen informeren dan alleen bij het Amsterdam UMC. De kwartiermaker zal zich ervoor inzetten om vragen uit het veld te beantwoorden of door te verwijzen naar zorgverleners met expertise, zowel binnen als buiten het Amsterdam UMC. De kwartiermaker ziet geen reden om aan te nemen dat het Amsterdam UMC doelbewust zorgverleners ontmoedigt om zorg te verlenen. Mochten er, bijvoorbeeld uit het onderzoek naar ervaringen van transgenders in de zorg, meer signalen over dit onderwerp komen dan zal de kwartiermaker daar nog specifiek naar informeren.
Welke rol spelen volgens u zorgverzekeraars bij het tegenhouden van nieuwe zorgaanbieders en zorgsystemen met betrekking tot transgenderzorg?
Ik heb niet de indruk dat zorgverzekeraars nieuwe zorgaanbieders tegenhouden. Er worden momenteel door zorgverzekeraars contracten gesloten met aanbieders waar voorheen geen contractrelatie mee was. De kwartiermaker spoort zorgverzekeraars daar ook toe aan en heeft na consultatie met het veld een handreiking voor netwerksamenwerking opgesteld die zorgaanbieders kan ondersteunen bij het aangaan van samenwerking, en zorgverzekeraars bij het inkopen van zorg in netwerkverband. De kwaliteitsstandaard somatische transgenderzorg is inmiddels geautoriseerd door de veldpartijen en deze zal binnenkort worden vastgesteld. De verwachting is dat de kwaliteitsstandaard zorgverzekeraars nog meer handvatten biedt voor het inkopen van de zorg en daarmee een bijdrage levert aan de uitbreiding van de capaciteit van transgenderzorg. Zie verder het antwoord op vraag 3.
De toegankelijkheid van de tijdelijke huisvesting van de Tweede Kamer voor blinden en slechtzienden |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Deelt u de mening dat blinden en slechtzienden een goede toegang moeten hebben tot de tijdelijke huisvesting van de Tweede Kamer?
Ja.
Zal in de tijdelijke huisvesting ook een audiomaquette worden geplaatst zodat blinden en slechtzienden door middel van tast en audio zich een beeld van de Tweede Kamer kunnen vormen? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Uw gedachte heeft mijn sympathie. Het plaatsen van een audiomaquette als onderdeel van de voorzieningen in de tijdelijke huisvesting is echter vanwege de rolverdeling tussen het Rijksvastgoedbedrijf en de gebruikers van de tijdelijke huisvesting, een zaak van de Tweede Kamerorganisatie. De Tweede Kamerorganisatie heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de komst en het onderhoud van de audiomaquette die nu staat opgesteld in de Statenpassage. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft daar destijds, vanwege de genoemde rolverdeling, geen betrokkenheid bij gehad. Omdat de maquette vooral de plenaire zaal beslaat, geef ik u in overweging om de Tweede Kamerorganisatie te verzoeken de bestaande maquette mee te laten nemen. De zaal in de tijdelijke huisvesting is immers vergelijkbaar. Door de gesproken teksten aan te passen is de maquette goed bruikbaar in de tijdelijke huisvesting. Ik zal ook van mijn kant de Tweede Kamerorganisatie hierop laten attenderen.
Welke andere voorzieningen die de toegankelijkheid voor blinden en slechtzienden bevorderen zullen in de tijdelijke huisvesting van de Tweede Kamer aanwezig zijn? Zijn deze voorzieningen toereikend om een goede toegang voor blinden en slechtzienden te garanderen?
De voor het publiek toegankelijke ruimten en de vleugel met de vergaderruimten zullen voldoen aan de eisen volgens het ITs Publiek (Integrale toegankelijkheid standaard 2012), bijvoorbeeld brailleteksten in de lift, leuningen bij hoogteverschillen in publieke gebieden en voelbare markering van de bovenste en de onderste traptrede. Voor de overige niet-publieke ruimten worden de bestaande voorzieningen (zoals een invalidentoilet) gecontinueerd.
Het bericht dat mensen onvoldoende op de hoogte zijn om een passende zorgverzekering te kiezen |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat mensen onvoldoende op de hoogte zijn om een passende zorgverzekering te kiezen?1
Het artikel bericht over een onderzoek dat Independer door onderzoeksbureau Q&A heeft laten uitvoeren over de bekendheid van het verlagen van de collectiviteitskorting van 10% naar 5% in 2020. Uit de steekproef blijkt dat 90% daarvan niet op de hoogte is. Eerder heb ik aangegeven dat het wat mij betreft aan zorgverzekeraars en andere aanbieders van zorgverzekeringen is om de klanten hierover te informeren. Ik zie dit ook al gebeuren. Veel zorgverzekeraars informeerden hun verzekerden na Prinsjesdag over de wijzigingen voor komend jaar, waaronder de verlaging van de maximale collectiviteitskorting van 10% naar 5% in 2020. Ook heb ik al vergelijkingssites gezien die hun bezoekers hierover informeren.
Wanneer en hoe gaat u verzekeraars aanspreken om verzekerden beter voor te lichten?
Ik heb zorgverzekeraars opgeroepen om hun verzekerden te informeren over de verlaging van de maximale collectiviteitskorting van 10% naar 5%. Zorgverzekeraars geven aan al begonnen zijn. Ik verwacht dat zij hiermee zullen doorgaan of starten in het aankomende overstapseizoen.
Hoe en wanneer gaat u controleren of verzekeraars daadwerkelijk voldoende informatie en voorlichting geven over de wijzigingen in de collectieve verzekeringen?
Over collectiviteiten wordt al geruime tijd gesproken. Aanvankelijk met de betrokken veldpartijen en uw Kamer. Vorig jaar heb ik mijn besluit over de maatregel aangekondigd om de maximale wettelijke korting te verlagen van 10 naar 5% en is daar in de media uitvoerig aandacht aan besteed. Inmiddels heb ik invulling gegeven aan de maatregel door de AMvB in werking te laten treden, die de maximaal toegestane korting verlaagt naar 5% in 2020. Idee is dat zorgverzekeraars en aanbieders van collectiviteiten bewuster omgaan met het verstrekken van de korting en deze korting in de toekomst kunnen legitimeren, in plaats van financieren uit een opslag. De overheid is geen partij bij de overeenkomst tussen zorgverzekeraars en aanbieders van collectiviteiten en beschikt niet over een integrale lijst van alle collectiviteiten. Het is aan zorgverzekeraars en aanbieders van collectiviteiten om te bepalen hoe de nieuwe korting wordt vastgesteld. Ik ga ervan uit dat die onderhandelingen tussen partijen gaande zijn. Het is dan ook aan deze partijen om de aangesloten verzekerden te informeren over het nieuwe kortingspercentage voor het betreffende collectief. Dat zal in ieder geval gebeuren bij de prolongatiebrieven met het nieuwe polisaanbod. De NZa ziet er als toezichthouder op toe dat de wettelijke kaders worden nageleefd op de zorgverzekeringsmarkt. Dat doet de NZa met het huidige wettelijk maximum van 10% korting en dat zal de NZa doen met het nieuwe maximum van 5% korting.
Hoeveel verzekerden zijn met hun huidige collectieve verzekering duurder uit dan met een individuele polis?
Het bericht geeft aan dat mensen vooral bij collectieve verzekeringen een relatief dure aanvullende polis afsluiten. Of iemand daarmee duurder uit is dan wanneer hij of zij een individuele basisverzekering zou hebben afgesloten (met een goedkopere aanvullende verzekering of zonder aanvullende verzekering), hangt af van hoeveel en welke zorg iemand nodig verwacht te hebben in het betreffende jaar. Omdat dit voorafgaand aan het jaar onzeker is, speelt de risicobereidheid van de betrokken verzekerden een belangrijke rol in het bepalen waar iemand beter mee af is. Is de risicobereidheid laag, dus is iemand nauwelijks bereid het risico te lopen een deel van zijn zorgkosten buiten het basispakket om zelf te dragen, dan past een meer uitgebreide en daarmee relatief dure aanvullende verzekeringspolis. Ook is het relevant om af te wegen of hogere kosten zelf opgevangen kunnen worden of dat het beter opgevangen kan worden via een aanvullende verzekering.
Over de brede linie laat de Monitor Zorgverzekeringen 2019 van de NZa zien dat het relatieve prijsvoordeel van collectief verzekerden op de basisverzekering gemiddeld steeds verder afneemt van 4,4% in 2015 naar 1,9% in 2019. Dit komt doordat de korting uit een premieopslag wordt gefinancierd en de individuele polis gemiddeld steeds goedkoper wordt. Het is echter een gemiddelde. Of de collectief verzekerde financieel voordeel heeft bij de korting is afhankelijk van het feit of de korting hoger is dan de gemiddelde opslag op de polis. Er worden polissen zonder collectiviteiten aangeboden, waarin dus ook geen opslag is verwerkt in de premie. De verzekerde betaalt de netto prijs. Verzekerden die individueel verzekerd zijn op een polis die wel collectiviteiten aanbiedt, betalen via de opslag mee aan de korting die anderen ontvangen. Dit geldt ook voor de collectief verzekerden met een lagere korting dan de opslag. Dit alles betreft de basisverzekering.
De aanvullende verzekering kan ook een extra dekking bevatten, omdat de werkgever bijvoorbeeld waarde hecht aan extra fysiotherapie voor zijn werknemers vanwege de belastende arbeid die zij verrichten. De werknemer krijgt dan via de aanvullende verzekering bijvoorbeeld 18 behandelingen vergoed in plaats van 15. Met extra aanspraken stijgt over het algemeen de premie. Omdat deze extra fysiotherapie ook in het belang is van de werkgever om verzuim te voorkomen en arbokosten te besparen, vergoeden werkgevers via sommige CAO’s deze hogere premie. Of dit relevant is voor de betreffende verzekerde is aan de persoon zelf om te beoordelen.
Ik heb geen inzicht in het precieze aanbod van alle duizenden collectiviteiten in Nederland. Evenmin ken ik de verwachte zorgvraag en risicobereidheid van alle Nederlanders. Ik raad mensen altijd aan in het najaar goed na te denken over hun persoonlijke situatie en te kijken naar het aanbod, om zodoende een passende basisverzekering af te sluiten (al dan niet in combinatie met een aanvullende verzekering en al dan niet gebruik makend van een collectief aanbod).
Vindt u het ook de taak van verzekeraars om mensen te informeren dat zij met een collectieve verzekering vaak te ruim verzekerd zijn en in een aantal gevallen goedkoper uit zijn met een individuele verzekering? Zo nee, waarom niet, zo ja, op welke wijze gaat u daarbij controleren of verzekeraars hier voldoende informatie over verspreiden?
Zorgverzekeraars hebben als taak om mensen een duidelijke polis aan te bieden, goede zorg in te kopen en die tegen een scherpe premie aan te bieden. Via de NZa krijgen de zorgverzekeraars diverse aanwijzingen om mensen op een transparante manier van de juiste informatie te voorzien. Wat het beste bij iemand past, hangt af van de individuele voorkeuren en behoefte van verzekerden (zie ook mijn antwoord op vraag 4). Verzekerden doen er goed aan om zich breed te oriënteren en daarbij verschillende zorgverzekeraars, polissen en eventueel ook collectiviteiten met elkaar te vergelijken. Veel mensen raadplegen vergelijkingssites, die via vragentools en telefonische ondersteuning mensen kunnen helpen bij het maken van een keuze.
Vindt u het alleen een taak voor verzekeraars om verzekerden goed te informeren over de inhoud van zorgverzekeringen, of vindt u dat de overheid daar ook een taak in heeft. Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Uiteraard is er bij het informeren over de inhoud van de zorgverzekeringen ook een taak weggelegd voor de overheid. Burgers kunnen via rijksoverheid.nl en ikregelmijnzorggoed.nl informatie vinden over hoe de zorgverzekering in Nederland is geregeld. Deze websites bevatten informatie over een verscheidenheid aan onderwerpen, zoals wat er in het basispakket zit, wanneer het eigen risico van toepassing is en wanneer niet.
Vanuit het Ministerie van VWS gaat jaarlijks een voorlichtingsteam het land in die in persoonlijke gesprekken met burgers wijzen op de mogelijkheid om over te stappen, de inhoud van zorgverzekeringen en bijvoorbeeld het eigen risico. Dit team wordt door het Ministerie van VWS getraind. Daarnaast worden er tijdens de najaarscampagne rond het overstapseizoen radiospotjes uitgezonden. Ook op social media publiceert het Ministerie van VWS video’s die wijzen op de mogelijkheid om over te stappen. Deze video’s zijn ook terug te vinden op de website van het ministerie. Begin 2020 informeert het Ministerie van VWS burgers via social media over wanneer het eigen risico betaald moet worden en wanneer niet.
Deze informatie is ook beschikbaar bij de zorgverzekeraars en wordt ook gebruikt in hun communicatie richting verzekerden. Zo zorgen de overheid en zorgverzekeraars er samen voor dat mensen zo goed mogelijk via verschillende kanalen geïnformeerd worden over de zorgverzekering.
Op welke datum maakt u de balans op ten aanzien van de informatie die zorgverzekeraars aan hun verzekerden geven en gaat u zo nodig zelf zorgen dat mensen goed geïnformeerd hun zorgverzekering kunnen kiezen en niet onnodig te veel betalen?
Ieder jaar wordt het overstapseizoen gemonitord door de NZa. Zij houden daarbij toezicht op hun eigen Regeling informatieverstrekking ziektenkostenverzekeraars aan consumenten (TH/NR-017). Als zorgverzekeraars iets doen wat in strijd is met deze regeling worden zij hierop aangesproken door de NZa. Als zij vervolgens geen aanpassingen doen kan de NZa handhavend optreden. Binnen het Ministerie van VWS wordt het overstapseizoen ook in de gaten gehouden. Als wij signalen ontvangen of opvangen dan geven wij die door aan de NZa. De NZa doet dit najaar specifiek onderzoek naar de vindbaarheid van informatie, omdat uit de onderzoeken tijdens het vorige overstapseizoen bleek dat deze nog te wensen overlaat. Bovendien laat ik komend jaar verschillende onderzoeken doen naar onder meer het polisaanbod en overstapbelemmeringen voor zorggebruikers. Zo houden we zorgverzekeraars scherp om constant de informatievoorziening op de behoeften van verzekerden te laten aansluiten.
De inperking van vrijheden in Brazilie onder president Bolsonaro |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Rio Mayor Orders Censorship of Comic Book at Rio de Janeiro Book Biennial»?1
Ja.
Hoe vindt u het dat een stripboek waarin twee zoenende jongens worden afgebeeld, wordt gecensureerd?
Blijkens persberichten heeft de burgemeester van Rio de Janeiro aan de organisatoren van een boekenfestival in die stad opdracht gegeven een stripboek van de beurs te verwijderen omdat het een tekening bevat van twee zoenende jongens. De organisatie van, en deelnemers aan, het boekenfestival hebben hier afwijzend op gereageerd en ook vanuit de Braziliaanse samenleving is een scherpe reactie gekomen tegen dit besluit. Daags na het besluit van de burgemeester werd dat onconstitutioneel verklaard door het Braziliaanse Hooggerechtshof, dat oordeelde dat vrijheid van meningsuiting een essentieel onderdeel is van een democratie.
Maakt u zich ook zorgen over de aanvallen op culturele, seksuele en democratische vrijheden in Brazilië? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Hoewel de relevante wetgeving in Brazilië niet is veranderd sinds het aantreden van president Bolsonaro, is het discours van de Braziliaanse federale regering t.a.v. de genoemde vrijheden minder liberaal geworden. Het lijkt erop dat in sommige gevallen andere overheidsinstanties, zoals in dit geval het gemeentebestuur van Rio de Janeiro, dit discours overnemen en maatregelen treffen tegen uitingen die voorheen getolereerd zouden worden.
Overigens moet worden geconstateerd dat het onderhavige geval ook aantoont dat de Braziliaanse rechtstaat goed functioneert.
Hebt u uw zorgen hieromtrent geuit aan uw Braziliaanse ambtsgenoot? Zo ja, wanneer? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nederland brengt zijn zorgen over de mensenrechtensituatie in bredere zin bij alle in aanmerking komende gelegenheden over aan de Braziliaanse autoriteiten. Hierbij komen de vrijheid van meningsuiting en de gelijke rechten van LHBTI’s uiteraard aan bod. Ook in overleg met EU-partners is dit een terugkerend thema. Ook wordt actief ingezet op «zichtbare» ondersteuning van genoemde vrijheden, o.a. door het organiseren van activiteiten met en voor de LGBTI-gemeenschap, deelname aan Gay Prides en financiering van een She Decides-project van het bevolkingsfonds van de Verenigde Naties (UNFPA), ter ondersteuning van seksuele en reproductieve gezondheid van vrouwen en meisjes in Brazilië.
Deelt u de mening dat sinds het aantreden van president Bolsonaro de mensenrechten in Brazilië onder druk zijn komen te staan?
Zie het antwoord op vraag 3 en 4.
Bent u bereid om met uw Braziliaanse ambtsgenoot in gesprek te gaan over de mensenrechtensituatie in Brazilië?
Ja. Mensenrechten vormen een vast onderdeel van gesprekken met de Braziliaanse autoriteiten.
Hebt u uw zorgen over de situatie in Brazilië onder de aandacht gebracht binnen de EU?
Ja, zie ook het antwoord op vraag 4.
De huisartsenpost in Limburg die onder druk komt te staan |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten «Huisartsenzorg onder druk»1 en «Huisartsen vaak hindernis bij stages»?2
Ja.
Is het u bekend dat een dreigend tekort van 200 doktersassistenten in Limburg dreigt?
De uitdaging op het gebied van arbeidsmarkt voor de huisartsenzorg en de gehele sector zorg en welzijn is mij bekend. Ook is mij bekend dat er in Limburg in 2023 een tekort van circa 200 doktersassistenten wordt verwacht als er niets (anders) wordt gedaan en dat er sprake is van een verwacht tekort aan praktijkondersteuners. Het genoemde artikel uit De Limburger verwijst naar onderzoek door het Nivel en Prismant naar landelijke en regionale balans in vraag en aanbod in de huisartsenzorg waar ik vorig jaar samen met de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) opdracht voor heb gegeven. Op 20 december 2018 heb ik het onderzoeksrapport met mijn reactie aan de Tweede Kamer aangeboden.3
Is het u ook bekend dat er een tekort aan praktijkondersteuners dreigt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de zorgen over de kwaliteit van huisartsenzorg die door het tekort aan doktersassistenten onder druk kom te staan? Zo ja, welke maatregelen neemt u om het tekort van doktersassistenten in Limburg tegen te gaan?
Ik vind het belangrijk dat iedereen overal in Nederland toegang heeft tot de huisarts, ook in regio’s waar de balans in vraag en aanbod verstoord is of dreigt te raken Daar waar dreigt dat een patiënt niet binnen een redelijke tijd toegang heeft tot voldoende en goede huisartsgeneeskundige zorg, heeft de zorgverzekeraar vanuit zijn zorgplicht de verantwoordelijkheid om na te gaan of deze patiënt bij een andere zorgverlener kan worden geholpen. Zorgverzekeraars hebben mij laten weten dat zij deze bemiddelende rol actief uitvoeren om patiënten op korte termijn bij een huisartsenpraktijk te kunnen plaatsen. Zij bieden daarnaast regionaal ondersteuning, gezamenlijk met relevante partijen, bij het oplossen van ervaren problemen van een tekort aan huisartsen. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft mij laten weten ook te zien dat er regionale oplossingen worden ontwikkeld door betrokken partijen, vaak in samenwerking met de zorgverzekeraar.
Indien mensen signalen hebben over de geleverde zorg, kunnen zij zich melden bij het Landelijk Meldpunt Zorg. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) kan naar aanleiding van deze signalen onderzoek doen en/of de signalen meenemen in haar risico gestuurde toezicht. Navraag bij de IGJ leert dat bij de inspectie tot nu toe geen signalen zijn binnengekomen waarbij een tekort aan doktersassistenten wordt genoemd.
Zoals ik in antwoord op eerdere vragen van lid Ploumen over tekorten aan doktersassistenten heb aangegeven4 geldt voor alle arbeidsmarktregio’s, dus ook voor Limburg, dat ik met de Minister en Staatssecretaris van VWS samen met landelijke en regionale partijen zorgbreed inzet op het terugdringen van de personeelstekorten in zorg en welzijn. De kern van het programma is een regionale aanpak met in iedere regio een actieplan van werkgevers met onderwijs en andere partijen waar naast een focus in instroom van nieuw personeel ook wordt ingezet op behoud van personeel en anders werken. Over de voortgang van dit actieprogramma Werken in de Zorg wordt de Tweede Kamer tweemaal per jaar geïnformeerd, voor het eerst weer in het najaar van dit jaar.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de formele erkenning van het beroep van doktersassistent, nadat u op 12 maart 2019 toezegde hierover met de doktersassistenten in gesprek te gaan?3 Zijn er deze zomer vorderingen gemaakt? Heeft dit gesprek inmiddels plaatsgevonden? Kunt u een toelichting geven over de stand van zaken?
Op 16 augustus en 2 juli ben ik in mijn beantwoording op vragen van het lid Ploumen inzake het tekort aan doktersassistenten6, waarin onder andere wordt gevraagd naar de erkenning van de doktersassistent in de Wet BIG, reeds ingegaan op deze vragen. Ik verwijs dan ook naar de beantwoording van 2 juli jl. op vraag 8 en 9 en naar de beantwoording van 16 augustus jl. op vraag 5.
Tevens verken ik met de sector, waaronder de huisartsenzorg, aanvullende maatregelen tegen agressie. Op 10 oktober a.s. is er een overleg met de NVDA waar o.a. dit aan de orde zal komen.
Hoe vindt u het dat er op de opleiding tot doktersassistenten jaarlijks maar 45 leerlingen kunnen starten als gevolg van een gebrek aan stageplaatsen?
Ik vind het belangrijk dat iedere leerling en student kan rekenen op een stageplek en dat er voldoende ruimte is voor begeleiding. Ook in de opleiding voor de doktersassistent. Daar waar krapte is, is het des te meer van belang dat studenten zich goed oriënteren op het betreffende werkveld. Vanuit VWS steunen we via het Actieprogramma Werken in de Zorg werkgevers in het aanbieden van stages via het Stagefonds (112 mln per jaar) en de scholingsimpuls SectorplanPlus (420 mln voor de periode 2017–2021). Voor stages in het kader van de opleiding tot doktersassistent is binnen het stagefonds een relatief hogere vergoeding beschikbaar om het aanbieden van deze stageplaatsen nog eens extra te stimuleren. Werkgevers kunnen in het kader van SectorplanPlus subsidie aanvragen voor de Beroepsbegeleidende Leerweg (BBL)-variant van de opleiding tot doktersassistent en voor opleidingen van praktijkbegeleiders en trainingen gericht op de nieuwe instroom waarmee ook extra opleidingscapaciteit kan worden gecreëerd.
Het kabinet geeft dus al een forse impuls om dokterspraktijken te ondersteunen bij het aanbieden van voldoende stageplaatsen. Onderzoek door Nivel7 laat zien dat in Limburg het aanbod van stageplaatsen voor doktersassistenten ruim voldoende lijkt om aan de vraag vanuit de opleidingen te voldoen. In de praktijk blijken er echter vaak minder plaatsen te worden aangeboden dan er in theorie beschikbaar zouden zijn. Daarom is het ook belangrijk dat bij de regionale actieplannen – de RAAT’s – vraag en aanbod inzichtelijk worden gemaakt en dat afspraken gemaakt worden om te komen tot een op de behoefte afgestemd aanbod van voldoende en goede stageplekken in de regio.
Bent u het eens dat mogelijk een deel om het tekort aan doktersassistenten in Limburg kan worden teruggebracht door het aantal stageplaatsen voor doktersassistenten te vergroten? Zo ja, bent u van plan zich in te zetten om het aantal stageplaatsen bij dokterspraktijken te vergroten? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht 'Bahrein brengt drie terrorisme-verdachten ter dood' |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Bahrein brengt drie terrorisme-verdachten ter dood» van 27 juli jl?1
Ja.
Heeft u naar aanleiding van dit bericht contact gehad met uw Bahreinse ambtsgenoot om te weten te komen waarom, ondanks een oproep van de VN en mensenrechtenorganisaties tot het niet uitvoeren van de doodstraf, deze toch is uitgevoerd? Zo ja, wat is de reactie van de Bahreinse overheid? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft een principieel standpunt tegen de uitvoering van de doodstraf en bepleit de afschaffing van de doodstraf onder alle omstandigheden wereldwijd en trekt hierin op in EU-verband. Deze welbekende positie wordt uitgedragen in bilaterale contacten met landen waar de doodstraf wordt toegepast en in multilaterale fora zoals de VN. Mede namens Nederland is een EU-verklaring uitgegaan waarin de executies zijn veroordeeld. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Heeft u in reactie op dit bericht uw afkeuring over het uitvoeren van de doodstraf uitgesproken richting uw Bahreinse ambtsgenoot? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is het u bekend hoeveel politici en mensenrechtenactivisten in Bahrein in de gevangenis zijn beland sinds de opstand van de sjiitische oppositie in 2011? Zo ja, kunt u aangeven hoeveel dat er (ongeveer) zijn? Zo nee, waarom niet?
De getallen hierover zijn bijzonder moeilijk vast te stellen omdat er geen verifieerbare informatie beschikbaar is.
Hoe oordeelt u over de ontwikkelingen in Bahrein sinds 2011? Is er sprake van een verslechterende mensenrechtensituatie? Zo ja, heeft u in bilateraal verband stappen ondernomen om verslechterende mensenrechtensituatie te bespreken? Welke reactie(s) heeft u op hierop ontvangen?
Zoals het Kabinet uw Kamer heeft geïnformeerd in beantwoording van Kamervragen op 23 januari jl. (kenmerknr. 2018–2019 nr. 1269) en op 21 maart jl. (kenmerknr. 2018–2019 nr. 1979), blijkt uit verschillende bronnen dat de mensenrechtensituatie in Bahrein verslechterd is. Dit geldt met name voor kritische geluiden vanuit de oppositie op het bewind, mensenrechtenactivisten en journalisten. Zorgen over de mensenrechtensituatie zijn eind april op hoog ambtelijk niveau aangekaart in gesprekken met de autoriteiten van Bahrein.
Heeft u contact gehad met uw Europese collega’s over de situatie in Bahrein? Zo ja, is er een gezamenlijke draagvlak om de mensenrechtenschendingen in Bahrein te veroordelen? Zo nee, waarom niet?
Ja, in reactie op de executies waar u naar verwijst is direct een verklaring van de EU woordvoerder van Hoge Vertegenwoordiger Mogherini uitgegaan waarin de executies in de sterkste termen worden veroordeeld en Bahrein wordt opgeroepen tot de instelling van een officieel moratorium als eerste stap richting volledige afschaffing van de doodstraf.2
Dergelijke verklaringen zijn vaker uitgegaan, zoals bijvoorbeeld op 17 en 28 januari 2019, 5 november 2018 en 27 oktober 2017. Binnen relevante EU Raadswerkgroepen wordt de mensenrechtensituatie in Bahrein met regelmaat besproken.
Hoe vaak heeft u tot nu toe mensenrechtenschendingen in Bahrein geagendeerd bij de VN-Mensenrechtenraad? Met welke landen hebt u daarbij opgetrokken? Hoe schetst u het draagvlak in de VN-Mensenrechtenraad?
Het kabinet zet zich in internationale gremia, waaronder de VN-Mensenrechtenraad, in om zorgelijke mensenrechtensituaties waar ook ter wereld aan te kaarten. Nederland steunt actief de periodieke landen-examens van de VN op het gebied van de mensenrechten (de zogeheten Universal Periodic Reviews -UPR-) en de opvolging van de aanbevelingen door de deelnemende landen. Bahrein werd tijdens de laatste UPR stevig aangesproken op de krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging en demonstratie, en opgeroepen tot de instelling van een moratorium op de doodstraf. De volgende UPR voor Bahrein staat gepland voor 2022.
Bent u bereid het voortouw te nemen in de VN-Mensenrechtenraad om te komen tot een gezamenlijke verklaring over de mensenrechtenschendingen in Bahrein?
Zie antwoord vraag 7.
Wanneer en in welke gremia (waaronder de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, de VN-Veiligheidsraad, de VN-Mensenrechtenraad, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa) heeft u stappen ondernomen om mensenrechtenschendingen in Bahrein te veroordelen? Hoe is uw inzet daar ontvangen?
Zie antwoord vraag 7.
De aanhoudende onlusten in West-Papoea |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Roep om vrijheid in Papoea houdt aan, Indonesië stuurt meer militairen» en «Roep om referendum voor West-Papoea blijft klinken»?1 2
Ja.
Hoe oordeelt u over het harde ingrijpen van het Indonesische leger, dat aan zeker zes mensen het leven heeft gekost?
Het handhaven van de orde en veiligheid is de verantwoordelijkheid van de Indonesische autoriteiten. Daarbinnen hebben zij de bevoegdheid om veiligheidstroepen te sturen wanneer zij oordelen dat een situatie hierom vraagt. Proportionaliteit en de mogelijkheid tot transparant onderzoek achteraf zijn hierbij cruciaal en dit benadrukken wij ook in onze contacten met Indonesische autoriteiten.
De Nederlandse regering vindt de berichten over oplopende spanningen in Papua zorgwekkend. De Nederlandse ambassade in Jakarta volgt de situatie nauwlettend en bespreekt deze regelmatig met NGO’s, kennisinstituten, journalisten en overheidsfunctionarissen.
Uit deze gesprekken blijkt dat er geen eenduidig beeld bestaat over de aantallen en omstandigheden waarin mensen om het leven zijn gekomen bij demonstraties in de Indonesische provincies Papua en West Papua. Het is duidelijk dat er aan beide kanten slachtoffers te betreuren vallen, en dat ook niet alle demonstranten geweldloos handelden.
De Indonesische autoriteiten benadrukken dat de verhoogde aanwezigheid van veiligheidspersoneel in Papua tijdelijk is, en dat het veiligheidspersoneel nadrukkelijk instructies heeft gekregen om zich terughoudend op te stellen door alleen defensief te handelen.
Hoe vindt u het dat Indonesië militairen stuurt in reactie op de protesten voor vrijheid van West-Papoea?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u, gezien de Nederlandse geschiedenis in West-Papoea, van mening dat Nederland een verantwoordelijkheid heeft ten opzichte van de demonstranten? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het buitenlandse beleid met betrekking tot Indonesië en Papua neemt de regering de bestaande situatie als vertrekpunt. Papua is nu een onderdeel van de Republiek Indonesië en de Nederlandse regering respecteert de territoriale integriteit van Indonesië volledig. Het is niet aan de Nederlandse regering om te oordelen over de opportuniteit van een nieuw referendum over onafhankelijkheid.
Het lot van de Papua's gaat het kabinet zeker aan het hart en de situatie in Papua is dan ook vast onderdeel van de bilaterale dialoog tussen Nederland en Indonesië.
Hoe oordeelt u, gezien de geschiedenis met de Act of Free Choice in 1969, over een nieuw referendum over onafhankelijkheid?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid met uw Indonesische ambtsgenoot in gesprek te gaan over de wensen van de demonstranten? En wilt u uw ambtsgenoot aanspreken op het harde politie-ingrijpen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De situatie in Papua, met inbegrip van de mensenrechtensituatie, is vast onderdeel van de bilaterale dialoog tussen Nederland en Indonesië. Meest recent sprak ik op 24 september jl. met mijn Indonesische collega Retno Marsudi over de situatie in Papua, waarbij ik het belang van een bezoek van de VN-Hoge Commissaris voor de Mensenrechten aan Papua heb benadrukt. Minister Marsudi bevestigde dat de Hoge Commissaris is uitgenodigd.
Op hoog ambtelijk niveau wordt eveneens regelmatig over de situatie in Papua gesproken, waaronder ook over de recente ontwikkelingen. Daarbij staat de veiligheidssituatie en gelijke behandeling van de Papua’s nadrukkelijk op de agenda. In contacten met de Indonesische autoriteiten benadrukt Nederland dat terughoudendheid en dialoog de beste middelen zijn om tot een duurzame oplossing te komen.
Het bericht dat Iran vrouwelijke activistes steeds harder straft |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Iran straft steeds harder: activiste krijgt 24 jaar voor afdoen hoofddoek»?1
Ja.
Bent u het eens dat vrouwen moeten kunnen opkomen voor hun recht om zelf te beslissen of zij een hoofddoek dragen, ongeacht waar ter wereld zij wonen?
Ja.
Hebt u in uw contacten met Iran aandacht gevraagd voor de vrijlating van deze vrouwen, die zijn veroordeeld en vastzitten nadat zij hebben geprotesteerd tegen de verplichte hoofddoek? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, het kabinet stelt de rechten van vrouwen in Iran met regelmaat aan de orde. Op 3 september heeft een hoogambtelijke delegatie van mijn Ministerie de door u aangehaalde zaken nog aangekaart bij het Directoraat-Generaal Mensenrechten van het Iraanse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Tevens refereer ik in mijn gesprekken met mijn Iraanse ambtsgenoot aan de schrijnende mensenrechtensituatie in Iran. Meest recentelijk heb ik dit persoonlijk gedaan tijdens mijn laatste gesprek met mijn Iraanse ambtsgenoot tijdens de Algemene Vergadering van de VN (AVVN) van september 2018. Als ik hem tijdens de aankomende sessie van de AVVN spreek, zal ik dit wederom ter sprake brengen. Ook tijdens de jaarlijkse bilaterale consultaties tussen Nederland en Iran staan mensenrechten immer op de agenda.
Tot slot dringt Nederland er met succes op aan dat de EU de rechten van vrouwen in Iran aan de orde stelt (zie ook antwoord op vraag2.
Bent u bereid om zich in te spannen voor de vrijlating van deze vrouwen?
Zie antwoord vraag 3.
Hebt u in uw contacten met Iran aandacht gevraagd voor de onderdrukking van vrouwen in het land? Zo ja, kunt u een overzicht geven van de keren dat u aandacht hebt gevraagd voor vrouwenonderdrukking in Iran?
Zie antwoord vraag 3.
Wat hebt u nog meer ondernomen om de situatie van Iraanse vrouwen te verbeteren? Kunt u een toelichting geven?
Nederland is uitgesproken over de schrijnende mensenrechtensituatie in Iran en roept Iran met regelmaat en in zowel bilaterale als multilaterale fora op de situatie te verbeteren. Dit doet Nederland onder meer in de Mensenrechtenraad en tijdens de Interactieve Dialoog met de Special Rapporteur voor de Mensenrechtensituatie in Iran. Ook steunt Nederland jaarlijks de specifieke landenresolutie over Iran in de Derde Commissie van de AVVN. In bilaterale gesprekken met Iran refereert Nederland altijd aan mensenrechten en de situatie waarin Mensenrechtenverdedigers zich verkeren.
Bent u het eens met Amnesty International, die stelt dat de mensenrechtensituatie in Iran verslechtert? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Ik constateer dat met name mensenrechtenverdedigers de afgelopen jaren steeds zwaarder gestraft worden in Iran. Dit bleek ook uit de buitensporig hoge straf voor mensenrechtenadvocate en Sachorov-prijs ontvanger Nasrin Sotoudeh, straffen tegen milieuactivisten en nu weer uit deze bijzonder hoge straffen tegen vrouwenrechtenactivisten. Het kabinet is hierover zeer bezorgd en dit kaart ik zoals gezegd aan bij de Iraanse autoriteiten. Zie ook het antwoord op de vragen 3, 4 en 5.
Welke maatregelen bent u in uw contacten met Iran bereid te nemen die de druk kunnen opvoeren om de positie van vrouwen en mensenrechten in het algemeen te verbeteren?
Behalve in bilaterale contacten en in multilaterale verbanden (zie het antwoord op vraag3 zet Nederland zich ook op EU-niveau actief in voor de verbetering van mensenrechten in het algemeen en vrouwenrechten in het bijzonder in Iran. Vrouwenrechten staan op de gespreksagenda van de reguliere EU-Iran mensenrechtenconsultaties (die aan EU-zijde worden geleid door de EU Speciaal Vertegenwoordiger voor Mensenrechten). Ook is Nederland actief betrokken bij de jaarlijkse herziening van de EU-mensenrechtensancties tegen Iran, waarbinnen personen in Iran die betrokken zijn bij ernstige mensenrechtenschendingen op zwarte lijsten van de EU worden geplaatst (inreisverbod; bevriezing tegoeden).
Bent u van mening dat de EU druk moet uitoefenen op de overheid van Iran om de rechten van vrouwen in het land te verbeteren? Zo ja, hebt u hierop aangedrongen bij uw Europese collega’s? Kunt u een toelichting geven?
Zie antwoord vraag 8.
Een aanval op de democratie in Turkije |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Sadet Karabulut , Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU), Lammert van Raan (PvdD), Lilianne Ploumen (PvdA), Bram van Ojik (GL) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Is het u bekend dat Turkije opnieuw democratisch gekozen burgemeesters in het zuidoosten van Turkije heeft opgepakt en loyale bestuurders heeft aangesteld?1
Het kabinet is bekend met de berichtgeving over de arrestatie van drie gekozen burgermeesters in het zuidoosten van Turkije en het aanstellen van toezichthouders in hun plaats.
Kunt u bevestigen dat Turkije sinds 2016 zo’n honderd burgemeesters van de Democratische Partij van de Volkeren (HDP) uit hun functie heeft gezet en vervangen door zogenaamde toezichthouders? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Het kabinet beschikt niet over precieze aantallen. Uit publieke berichtgeving blijkt dat tussen begin 2017 en september 2018 94 HDP-burgemeesters in zuidoost Turkije uit hun functie zijn ontheven. Ook zijn een aantal CHP-burgemeesters uit hun functie ontheven.
Deelt u het oordeel van Human Rights Watch hierover, namelijk dat het oppakken van volksvertegenwoordigers een keiharde aanval op de democratie is en hiermee allerlei (politieke) rechten worden geschonden? Zo nee, waarom niet?2
Het kabinet is met onder andere de Europese Commissie en de Venetië Commissie van de Raad van Europa van mening dat het vervangen van gekozen burgemeesters een serieus punt van zorg is omdat het de uitkomst van democratische processen ondermijnt.
Bent u bereid de arrestatie van de gekozen volksvertegenwoordigers in heldere woorden te veroordelen? Zo nee, waarom niet? Bent u daarnaast bereid in EU-verband aan te dringen op een stevige veroordeling?
Mede dankzij Nederlands inzet heeft de Europese Unie op 19 augustus grote zorgen uitgesproken over de recente arrestatie van drie gekozen burgemeesters in Turkije. Ook de President van het Congres van Lokale en Regionale Autoriteiten van de Raad van Europa deelde op 20 augustus jl. zijn zorgen over deze arrestaties. Nederland sluit zich volledig aan bij deze verklaringen. In de VN Mensenrechtenraad roept de EU Turkije bovendien consequent op de rechtsstaat, onafhankelijke rechtspraak, mensenrechten en fundamentele vrijheden te beschermen.
Hoe spannen Nederland en de EU zich in om het respect voor democratische beginselen in Turkije te herstellen?
Zowel Nederland als de EU stellen de zorgen over de democratie en rechtstaat in Turkije regelmatig aan de orde. Nederland deelt deze zorgen voortdurend en op alle niveaus in bilaterale contacten met Turkije, meest recent tijdens het bezoek van Minister Kaag aan Turkije op 11 september jl. Daarnaast monitort Nederland samen met andere EU-lidstaten rechtszaken tegen politici in Turkije om op deze manier te laten zien dat Nederland verwacht dat Turkije de standaarden van een functionerende rechtsstaat accepteert. Bovendien ondersteunt Nederland via projecten en op andere manieren non-gouvernementele organisaties in Turkije die zich bezighouden met versterking van de democratie.
Welke gevolgen moet dit antidemocratische Turkse optreden hebben voor de relatie tussen Nederland/de EU en Turkije?
Zoals eerder gemeld, deelt het kabinet de zorgen van de Europese Commissie over de achteruitgang ten aanzien van de rechtsstaat, democratie en mensenrechten in Turkije. Tijdens de Raad Algemene Zaken van 18 juni jl. heeft Nederland daarom en in lijn met de motie-Omtzigt/Koopmans (Kamerstuk 32 623 nr. 265) en de motie-Karabulut (Kamerstuk 32 623 nr. 261) bepleit om de toetredingsonderhandelingen formeel stop te zetten en de Commissie verzocht om alternatieve vormen van samenwerking uit te werken. Zoals bekend kreeg het Nederlandse pleidooi voor stopzetten van de onderhandelingen geen bijval. De toetredingsonderhandelingen met Turkije zijn echter wel tot stilstand gekomen en er kunnen geen hoofdstukken worden geopend of gesloten, zoals herbevestigd door de genoemde Raad op 18 juni 2019.
De financiële ondersteuning van Europese anti-abortus clubs door Amerikaanse miljardairs |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «US billionaires funding EU culture war»?1
Ja.
Hoe vindt u het dat Amerikaanse miljardairs anti-abortus clubs financieren die in Europa beleid en wetgeving proberen te beïnvloeden?
Veel organisaties die door middel van lobbywerk beleid en wetgeving proberen te beïnvloeden zijn afhankelijk van particuliere giften en donoren. Dit zal ook gelden voor anti-abortus organisaties.
Of financiële steun uit een bepaalde hoek geaccepteerd wordt, is aan de ontvangende organisaties zelf.
Is bekend of ook Nederlandse organisaties die pleiten voor het inperken van het recht van vrouwen om zelf te kiezen of, met wie en wanneer ze kinderen willen door Amerikaanse geldschieters worden gefinancierd? Zo ja, kunt u een overzicht geven van de donaties?
Op welke wijze dergelijke Nederlandse organisaties gefinancierd worden is mij niet bekend. Uit de openbare jaarverslagen van twee grote anti-abortus organisaties die in Nederland actief zijn, is wel op te maken dat zij voor een groot deel afhankelijk zijn van giften.
Deelt u de mening dat het zorgwekkend is dat op deze manier wordt geprobeerd het recht van vrouwen om zelf te kiezen of, met wie en wanneer zij kinderen krijgen in te perken?
Al eerder heb ik mij buitengewoon helder uitgelaten over het recht van vrouwen op vrije toegang tot abortuszorg. Ik acht het van belang dat iedere vrouw die een zwangerschapsafbreking overweegt, in vrijheid een weloverwogen keuze kan maken. Daar sta ik voor.
De Nederlandse abortuswetgeving is tot stand gekomen na intensieve politieke en maatschappelijke debatten. In de Wet afbreking zwangerschap is het evenwicht verankerd tussen aan de ene kant het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen en aan de andere kant de beschermwaardigheid van het leven.
Dit gevonden evenwicht doet recht aan het maatschappelijk draagvlak. Dit draagvlak in Nederland voor de huidige abortuswetgeving is groot. In 2017 steunde 74% van de Nederlanders het huidige abortusbeleid, tegenover 60% in 1992. Ik heb geen aanleiding te veronderstellen dat het draagvlak aan het afnemen is.
Deelt u de zorgen over de rechten van vrouwen die in bepaalde delen van Europa, waaronder Polen, steeds verder onder druk komen te staan? Zo ja, bent u bereid om hierover met uw ambtsgenoten in gesprek te gaan?
Ik constateer dat voortdurende waakzaamheid geboden blijft om de rechten van vrouwen te bevorderen en verworven rechten te verdedigen. Ik denk bijvoorbeeld aan druk in verschillende Europese landen op vrouwenrechtenorganisaties als onderdeel van bredere druk op de ruimte («civic space») voor maatschappelijke organisaties. Een ander voorbeeld is de discussie rond het Istanbul Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, dat door meer dan tien lidstaten van de Raad van Europa niet wordt geratificeerd. Daarentegen hebben in Europa in de afgelopen anderhalf jaar België, Cyprus, Ierland, Isle of Man (VK), IJsland, Duitsland en Noord-Macedonië hun abortusbeleid verruimd. Voor wat betreft Polen geldt dat de toegang tot veilige abortus wettelijk niet is ingeperkt ondanks pogingen daartoe.
In reguliere contacten met ambtsgenoten bespreek ik waar nodig en opportuun zorgen over vrouwenrechten en dat zullen ik en andere leden van het kabinet blijven doen.
Bent u het eens dat het recht van vrouwen om zelf te bepalen of, met wie en wanneer zij kinderen krijgen moet worden verdedigd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Het terughalen van Duitse kinderen uit Syrië door Duitsland |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Ook Duitsland haalt IS kinderen terug»?1
Ja.
Hebt u hier voorafgaand aan het terughalen van de Duitse kinderen door Duitsland contact over gehad met uw Duitse ambtsgenoot? Of was Nederland op een andere manier op de hoogte van het Duitse voornemen om deze kinderen naar Duitsland terug te halen?
Nee. Nederland was van tevoren niet op de hoogte van de Duitse actie om kinderen vanuit Syrië naar Duitsland over te brengen. Er zijn weliswaar regelmatige contacten tussen de landen in de Schengen-zone over uitreizigers, maar ieder land neemt eigenstandige beslissingen over het al dan niet terughalen van uitreizigers en/of hun kinderen.
Zo ja, is overwogen om tijdens deze missie ook Nederlandse kinderen op te halen?
Nee. Staand kabinetsbeleid is dat Nederland niet actief uitreizigers en hun kinderen ophaalt uit Syrië. Zoals nader beschreven in de brief aan uw Kamer van 21 februari 2019 (Kamerstuk 29 754 nr. 492) kan een andere afweging worden gemaakt voor Nederlandse weeskinderen die alleen achterblijven in Syrië, omdat hun ouders zijn overleden. In dergelijke gevallen bestudeert het Kabinet of en hoe de kinderen van overleden uitreizigers terug kunnen keren naar Nederland.
Bent u het eens dat het onwenselijk is dat Nederlandse kinderen onder erbarmelijke omstandigheden in Syrië verblijven?
Ja. Zie verder antwoord op vraag 6.
Hoeveel Nederlandse kinderen bevinden zich momenteel in Syrische kampen? Wat is hun leeftijd? En hoeveel verblijven er zonder ouderlijk gezag?
Het is onbekend hoeveel Nederlandse kinderen zich momenteel in Syrische kampen bevinden. Uit cijfers van de AIVD blijkt dat in opvangkampen in Syrian Democratic Forces-gebied zich op dit moment circa 85 kinderen «met een Nederlandse link» bevinden.2 Deze kinderen hebben een of twee ouders met de Nederlandse nationaliteit of ouders die langere tijd in Nederland hebben gewoond. Dat betekent dat niet alle kinderen «met een Nederlandse link» de Nederlandse nationaliteit hebben. Minder dan een kwart van de minderjarigen is door een of beide ouders meegenomen naar het strijdgebied, ruim driekwart is daar geboren. Er zijn op dit moment geen gevallen bekend van Nederlandse (wees)kinderen die «zonder ouderlijk gezag» in Syrië verblijven.
Hoe oordeelt u over de uitspraak van de Duitse Minister van Buitenlandse Zaken, Heiko Maas: «Ze kunnen niet verantwoordelijk worden gesteld voor de daden van hun ouders, en daarom willen we helpen»? Deelt u zijn visie? Zo ja, welke maatregelen neemt u om deze kinderen te helpen? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten?
Kinderen kunnen inderdaad niet verantwoordelijk worden gehouden voor de daden van hun ouders. Daarom beschouwt het kabinet kinderen van uitreizigers in eerste instantie als slachtoffers van de verwerpelijke keuzes van hun ouders. Het terughalen van kinderen kan niet los worden gezien van hun ouders, aangezien het scheiden van kinderen en ouders in beginsel onwenselijk is en juridisch complex ligt. Zoals nader beschreven in de brief aan uw Kamer van 21 februari 2019 (Kamerstuk 29 754 nr. 492) kan een andere afweging worden gemaakt voor Nederlandse weeskinderen die alleen achterblijven in Syrië, omdat hun ouders zijn overleden.
Hoe is het gesteld met de veiligheidssituatie in de kampen waar Nederlandse kinderen verblijven? Is deze in de afgelopen weken verslechterd? Kunt u een toelichting geven over de omstandigheden in deze kampen?
30 humanitaire partners verlenen hulp in deze opvangkampen, waaronder kamp Al Hol. Ondanks dat hulporganisaties doen wat ze kunnen om alle mensen te helpen, zijn er grote tekorten. Uit recente rapporten van de VN (OCHA) blijkt dat de grootste tekorten bestaan in de sectoren gezondheidszorg, water en sanitatie en bescherming. De toegang voor humanitaire hulporganisaties tot die delen van de kampen waar buitenlandse strijders en families in detentie worden gehouden is nog steeds slecht.
Uit VN-rapporten blijkt dat informatie over familieleden in detentie niet/nauwelijks wordt gedeeld, wat leidt tot spanningen in het kamp, inclusief veiligheidsincidenten en demonstraties. Als reactie hierop militariseert de kampleiding het opvangkamp door het plaatsen van hekken en (gewapende) beveiliging. Dit is zorgwekkend. Humanitaire organisaties blijven benadrukken dat Al Hol een ontheemdenkamp is en geen detentiecentrum en roepen op het civiele karakter van het kamp te bewaken daar het voornamelijk bestaat uit kinderen.
Hoe is het gesteld met de lichamelijke gezondheid van deze kinderen?
Er is geen zicht op de kinderen met een Nederlandse link die in de kampen in Syrian Democratic Forces-gebied verblijven. Het is daarom niet mogelijk precieze informatie te geven over de lichamelijke en geestelijke gezondheid van deze kinderen. Zie verder antwoord op vraag 12.
Overweegt u, net als Duitsland, kinderen met ernstige medische problemen terug te halen naar Nederland, ook wanneer zij geen wees zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Het terughalen van kinderen kan niet los worden gezien van hun ouders, aangezien het scheiden van kinderen en ouders in beginsel onwenselijk is en juridisch complex ligt. Zoals nader beschreven in de brief aan uw Kamer van 21 februari 2019 (Kamerstuk 29 754, nr. 492) bestudeert het kabinet of en hoe kinderen van overleden uitreizigers terug kunnen keren naar Nederland.
Hoe is het gesteld met de geestelijke gezondheid van de Nederlandse kinderen in de opvangkampen? Van hoeveel van deze Nederlandse kinderen kan gesteld worden dat ze kampen met trauma’s en psychische problemen als gevolg van hun ervaringen in het detentiekampen? Kunt u een toelichting geven?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bekend met de uitspraak van hoogleraar psychologie Gerrit Loots in een interview in de Volkskrant na diens bezoek aan kinderen in Noord-Syrische kampen: «Niet repatriëren is vragen om aanslagen»?2
Ja.
Hoe oordeelt u over diens waarschuwing dat in de Koerdische detentiekampen kinderen getraumatiseerd raken en daarmee de kans groter is dat ze later wraak zullen nemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is schrijnend dat deze veelal jonge kinderen zijn blootgesteld aan ernstige omstandigheden. Het is waarschijnlijk dat deze kinderen trauma’s hebben opgelopen. Deze kinderen zullen indien zij naar Nederland terugkeren adequate zorg nodig hebben. De aanpak die Nederland bij terugkeer hanteert, is gericht op het verlenen van deze zorg en begeleiding. De Raad voor de Kinderbescherming staat klaar om kinderen uit het strijdgebied bij te staan bij terugkeer in Nederland. Indien een Nederlandse minderjarige mogelijk met zijn of haar ouder(s) uit Syrië of Irak naar Nederland terugkeert is er een landelijk werkend multidisciplinair adviesteam minderjarige terugkeerders (LAT). Dit team van specialistische experts adviseert over opvang, veiligheid, zorg en onderwijs aan lokale partijen.
Een verboden lhbti-manifestatie op de Westoever |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Palestijnse politie verbiedt lhbti-bijeenkomst op Westoever»?1
Ja.
Vindt u ook dat lhbti-demonstranten overal ter wereld in vrijheid en veiligheid moeten kunnen demonstreren?
Ja. De bevordering van gelijke rechten van LHBTI’s is één van de prioriteiten binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Nederland zet zich daarbij onder meer specifiek in voor het tegengaan van discriminatie en geweld en het bevorderen van sociale acceptatie.
Bent u het eens dat het onwenselijk is dat burgers worden opgeroepen «verdachte» activisten van Al-Qaws aan te geven, opdat ze voor een rechtbank kunnen verschijnen?
Ja. De betreffende verklaring van de Palestijnse politie is inmiddels ingetrokken. Het recht van een ieder op vrijheid van meningsuiting, vreedzame vereniging en vergadering zijn fundamentele mensenrechtennormen die tevens essentieel zijn voor het streven naar een onafhankelijke, vrije en democratische staat. Het kabinet dringt er bij de PA op aan in lijn met deze normen te handelen en spreekt waar nodig zorg uit als dit niet het geval is.
Bent u bereid uw zorgen hieromtrent kenbaar te maken aan de Palestijnse Autoriteit? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Nederlandse vertegenwoordiger in Ramallah heeft de zaak terstond opgebracht bij de PA, waaronder de premier. Ook heeft de Nederlandse vertegenwoordiging contact opgenomen met alQaws, de desbetreffende organisatie, om haar steun te betuigen. De Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah is bovendien in gesprek met alQaws om te bezien wat Nederland nog meer kan doen.
De demonstraties in Hong Kong |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Hoe kijkt u aan tegen de aanhoudende protesten in Hong Kong?
Het kabinet volgt de ontwikkelingen in Hongkong nauwgezet. Het reisadvies voor Hongkong wordt regelmatig geactualiseerd om Nederlanders zo goed mogelijk in staat te stellen een inschatting te maken van de veiligheidsrisico’s. De demonstraties van de afgelopen maanden zijn voor het overgrote deel vreedzaam verlopen, maar helaas hebben zich ook een aantal gewelddadige incidenten voorgedaan. Het is daarom van groot belang dat alle partijen zich terughoudend opstellen en geweld afwijzen. Om de situatie te de-escaleren is het nodig een inclusieve dialoog op gang te brengen met betrokkenheid van alle partijen. De Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid heeft daartoe opgeroepen in een verklaring op 17 augustus jl.1 Ik sluit mij daarbij aan.
Maakt u zich zorgen over de groeiende macht van Beijing over Hong Kong? Maakt u zich in dat licht zorgen om de toekomst van de vrijheden van de inwoners van Hong Kong?
De onafhankelijke rechtspraak, de openmarkteconomie en het respect voor burgerlijke vrijheden zijn de belangrijkste fundamenten van het succes van Hongkong als samenleving en als financieel-economisch centrum. Deze zaken zijn bovendien vastgelegd in de Basic Law – de «minigrondwet» van Hongkong. Op grond daarvan geniet Hongkong binnen het zogenaamde One Country, Two Systems-model een hoge mate van autonomie binnen de Volksrepubliek China. Het is van belang dat alle betrokken partijen dit respecteren.
Maakt u zich ook zorgen om de mensenrechtenschendingen en het politiegeweld tegen demonstranten tijdens de protesten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het recht op demonstratie, waar door velen in Hongkong op vreedzame wijze gebruik van is gemaakt de afgelopen maanden, is een groot goed. Excessief geweld en vernielingen, zowel van de zijde van de demonstranten als van de zijde van de politie, keur ik uiteraard af.
Maakt u zich ook zorgen om de vrijheid van meningsuiting van de inwoners van Hong Kong? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nederland hecht zeer aan de vrijheid van meningsuiting en de mogelijkheid om via democratische weg invloed uit te oefenen op het bestuur. De demonstraties tonen aan dat veel inwoners van Hongkong daar evenzeer aan hechten. Ze tonen ook aan dat er in Hongkong ruimte is zich hierover publiekelijk te uiten. De vrijheid van meningsuiting is een van de fundamentele vrijheden die zijn vastgelegd in de Basic Law, en het is van belang dat alle partijen die blijven respecteren.
Hebt u uw zorgen aangekaart bij uw Chinese ambtsgenoot? Zo ja, kunt u een toelichting geven op het gesprek dat u hierover met uw ambtsgenoot hebt gehad?
Op 9 juli jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over het gesprek dat ik op 19 juni jl. voerde met de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi (Kamerstuk 35 000 V, nr. 85). In dat gesprek heb ik onder andere de ontwikkelingen in Hongkong ter sprake gebracht.
Hoe oordeelt u over de opmerking dat er westerse krachten achter de betogingen zouden zitten? Deelt u die opvatting met uw ambtsgenoot? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik herken mij niet in het beeld dat er westerse krachten achter de betogingen zouden zitten. De inwoners van Hongkong zijn zeer wel in staat hun eigen mening te vormen en daar uiting aan te geven, al dan niet in de vorm van betogingen.
Bent u bereid uw zorgen met betrekking tot de protesten en de invloed van China hierop bij China kenbaar te maken?
Het kabinet staat volledig achter de verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger, die in samenspraak met de EU-lidstaten tot stand is gekomen.
De benarde situatie van Papoea’s in Indonesië |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Minstens 182 doden door honger en ziekte in Papoea (Indonesië)»?1
Ja.
Vindt u het ook zorgelijk dat als gevolg van het separatistisch conflict in de Indonesische provincie Papoea er sinds december al minstens 182 mensen door honger of door ziekte om het leven zijn gekomen en dat door de operaties van de Indonesische autoriteiten al meer dan 20.000 mensen noodgedwongen hun huis hebben moeten verlaten? Zo ja, bent u bereid uw zorgen hieromtrent aan te kaarten bij uw ambtsgenoot uit Indonesië? Zo nee, kunt u een toelichting geven?
De Nederlandse regering is bekend met de cijfers die worden gepresenteerd in het rapport van de «Nduga Civil Society Coalition». De Nederlandse ambassade in Jakarta besprak de bevindingen van dit rapport reeds met verschillende stakeholders (waaronder ngo’s, kennisinstituten, overheidsfunctionarissen en de schrijvers van het rapport). Uit deze gesprekken blijkt dat er geen eenduidig beeld bestaat over de aantallen en omstandigheden waaronder deze mensen overleden zijn. De Indonesische regering geeft aan een ander aantal (53) te hanteren als het gaat om het aantal overledenen als gevolg van het conflict in Nduga.
Niettemin vindt de Nederlandse regering dat de situatie in de provincies Papua en West-Papua, met inbegrip van de humanitaire situatie, zorgelijk. Daarom wordt de situatie in Papua, ook die in Nduga, nauwlettend gevolgd en regelmatig besproken met de Indonesische autoriteiten (zie vraag 3).
Wat doet u om de situatie van de Papoea's bij uw Indonesische collega onder de aandacht te brengen? Welke stappen hebt u daartoe in de afgelopen jaren ondernomen? Kunt u een toelichting geven?
De situatie in Papua, inclusief de mensenrechtensituatie, is vast onderdeel van de bilaterale dialoog tussen Nederland en Indonesië. Zo heb ik op 5 april jl. met mijn Indonesische collega Retno Marsudi over de situatie in Papua gesproken. Op 7 februari jl. heb ik de mensenrechtensituatie in Papua ook besproken met de Indonesische Minister van Justitie en Mensenrechten, Yasonna Laoly. Op hoog ambtelijk niveau wordt eveneens regelmatig over de situatie in Papua gesproken, waaronder ook over dit rapport en de recente ontwikkelingen. Daarnaast vormt de situatie in Papua in EU-verband vast onderdeel van de dialoog met Indonesië. Zo wordt de mensenrechtensituatie in Papua besproken in de jaarlijkse EU-Indonesië Mensenrechtendialoog.
Wat is uw oordeel over de wijze waarop de – dit jaar exact 50 jaar geleden – voormalig Nederlandse kolonie Nieuw-Guinea opging in Indonesië? Wat is op dit moment, naar de huidige maatstaven en met alle informatie die nu beschikbaar is, uw opvatting over de wijze waarop destijds de volksraadpleging is verlopen?
Zoals ook in Kamerbrieven van 28 april 2016, stuk 2420, en 22 november 2005, stuk 30 300 V, nr. 19 is toegelicht, vormt het academische onderzoek van professor Drooglever een nadere bijdrage aan de beschrijving van de eigen geschiedenis van Papua en het verloop van de gebeurtenissen rond de «Act of Free Choice».
Het onderzoek naar die gebeurtenissen laat onverlet dat de regering in het buitenlandse beleid met betrekking tot Indonesië en Papua de bestaande situatie als vertrekpunt neemt. Papua is nu een onderdeel van de Republiek Indonesië en de Nederlandse regering respecteert de territoriale integriteit van Indonesië volledig.
Het lot van de Papua's gaat het kabinet zeker ter harte en de situatie in Papua is, zoals reeds aangegeven, dan ook vast onderdeel van de bilaterale dialoog tussen Nederland en Indonesië.
Deelt u de mening dat gezien de historische band en de omstreden rol die Nederland heeft gespeeld bij het onafhankelijkheidstraject van Papoea en de uiteindelijke overdracht van Papoea aan Indonesië, Nederland een verantwoordelijkheid heeft richting de Papoea’s?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is uw visie op de uitkomsten van het Drooglever-rapport «Een daad van vrije keuze: De Papoea’s van westelijk Nieuw-Guinea en de grenzen van het zelfbeschikkingsrecht»?
Zie antwoord vraag 4.