De schrikbarende stijging van het aantal ‘plaasmoorde’ in Zuid-Afrika |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Aantal «plaasmoorde» stijgt schrikbarend»?1
Ja
Kunt u bevestigen dat alleen al in de eerste twee maanden van 2017 ruim 30 (blanke) boeren en gezinsleden vermoord werden? Deelt u de grote zorg over deze moorden?
Het kabinet deelt uw zorg als het gaat over de omvang en toename van het aantal moorden in Zuid-Afrika. In 2015 en 2016 registreerde de Zuid-Afrikaanse politie 18.673 moorden. Dit is een toename van 4,9 procent ten opzichte van 2015. Deze officiële statistieken maken echter geen specifiek onderscheid tussen huidskleur en beroepsgroep van het slachtoffer. Studies naar de geweldsrisico’s voor boeren zijn bovendien niet eenduidig.2 Het kabinet kan daarom de gestelde aantallen in uw vraag niet met zekerheid bevestigen.
Kunt u een duiding geven van de redenen waarom deze moorden plaatsvinden, en van de oorzaak van de toename in het aantal moorden?
Volgens overheidsonderzoek is een grote meerderheid van de moorden het gevolg van het gebruik van grof geweld bij roofovervallen op boerderijen. Soms spelen andere motieven een rol, zoals verstoorde werkrelaties. Daarnaast geldt in algemene zin dat boeren een kwetsbare groep vormen door de vaak geïsoleerde ligging van boerderijen. Hierdoor duurt het relatief langer voordat veiligheidsdiensten ter plaatse zijn.
Welk beleid hanteert de Zuid-Afrikaanse regering om deze moorden te bestrijden en in hoeverre acht u dit beleid succesvol?
De Zuid-Afrikaanse politie heeft in 2011 een strategie ontwikkeld om geweldsincidenten, waaronder moorden, in rurale gebieden te bestrijden. In januari 2016 heeft de hoofdcommissaris van de Zuid-Afrikaanse politie de bestrijding van aanvallen en moorden op boerderijen als prioriteit gesteld. Hierna heeft de Zuid-Afrikaanse politie een aantal bijeenkomsten georganiseerd met landbouw-vakbonden, getroffen lokale gemeenschappen en andere betrokkenen om samenwerking te versterken en informatie uitwisseling te bevorderen.
Het kabinet constateert dat dit nog niet afdoende is geweest om de toename van geweldincidenten in rurale gebieden effectief te adresseren.
Dit heeft grotendeels te maken met de grote schaal waarop criminaliteit in het land voorkomt (500 procent hoger dan in de Verenigde Staten en 3000 procent hoger dan in West-Europa) en de beperkte capaciteit die de politie in Zuid-Afrika tot haar beschikking heeft.
Op welke wijze werkt Nederland samen, of gaat Nederland samenwerken met de Zuid-Afrikaanse overheid, om te streven naar een goed functionerende rechtsstaat ten behoeve van een veilige, inclusieve en discriminatie-vrije samenleving, waarbij ook de verantwoordelijken voor de «plaasmoorde» effectief worden vervolgd en bestraft?
Er is op ad-hoc basis sprake van operationele samenwerking met de Zuid-Afrikaanse overheid wanneer het gaat om activiteiten die direct een Nederlands belang raken (bijv. illegale handel in drugs, andere ernstige vormen van internationaal georganiseerde misdaad en Nederlandse verdachten in Zuid-Afrika). Het vervolgen en bestraffen van de verantwoordelijken voor «plaasmoorde» is een eigen verantwoordelijkheid van de Zuid-Afrikaanse overheid. Het kabinet staat open voor structurelere politionele samenwerking in het geval daartoe de Zuid-Afrikaanse overheid een verzoek bij Nederland neerlegt.
Is Nederland bereid zich internationaal duidelijker uit te spreken voor het belang van bescherming van blanke boeren en andere slachtoffers van dodelijk geweld in Zuid-Afrika?
Het beschermen en bevorderen van mensenrechten, waaronder ook die van blanke boeren, vormt een hoeksteen van het Nederlandse buitenlands beleid. Mensenrechten is een belangrijk onderdeel van de dialoog tussen Nederland en Zuid-Afrika en van de dialoog tussen Zuid-Afrika en de EU op het gebied van mensenrechten en justitie.
De gang van zaken in de nasleep van de moord op drie vrouwen in Parijs |
|
Harry van Bommel , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Is bij de Nederlandse autoriteiten bekend dat de verdachte van de Parijs-moorden Ömer Güney, die in december 2012 samen met 54 andere personen in Ellemeet werd opgepakt, in december 2016 in Frankrijk is overleden?1
Zijn overlijden was bij het Openbaar Ministerie, tot de mediaberichtgeving daarover, niet bekend.
Heeft Nederland over de drievoudige moord in Parijs en de arrestatie van de hoofdverdachte vijf weken daarvoor in Nederland contact gehad met de Franse autoriteiten? Zo ja, wanneer was er contact en welke informatie is daarbij uitgewisseld?
Naar aanleiding van het aantreffen van de lichamen van de drie vrouwen in Parijs in de nacht van 9 op 10 januari 2013 is door Nederland en Frankrijk informatie uitgewisseld. Dit gebeurde tussen zowel de politiële autoriteiten als tussen de justitiële autoriteiten op basis van rechtshulpverzoeken. Over de inhoud van deze informatie-uitwisseling doe ik geen mededelingen.
Is bij u bekend dat de verdachte volgens de aanklacht van het Franse openbaar ministerie in opdracht van de Turkse geheime dienst MIT infiltreerde in Koerdische kringen en dat ook zijn aanwezigheid in Ellemeet in de aanklacht expliciet genoemd wordt als onderdeel van deze infiltratie?
De «drievoudige moord» in Parijs is een lopend strafrechtelijk onderzoek in Frankrijk. Over lopende strafrechtelijke onderzoeken doe ik geen uitspraken. Verder behoort het Franse Openbaar Ministerie niet tot mijn verantwoordelijkheid zodat ik u over de door dit Openbaar Ministerie opgestelde aanklacht niet kan informeren.
Deelt u de visie van het Franse openbaar ministerie dat er aanwijzingen zijn dat de verdachte van de drievoudige moord al in Nederland bezig was met het beramen van een moordaanslag?
Het staat mij niet vrij de visie van het Franse Openbaar Ministerie te becommentariëren.
Ik volsta derhalve met de mededeling dat de Nationale Recherche op 3 december 2012 55 deelnemers van een bijeenkomst van de (verboden terroristische organisatie) PKK heeft aangehouden. Eén van deze aangehouden verdachten was Ömer Güney. In verband met het ontbreken van ernstige bezwaren ter zake enig misdrijf werd hij enkele dagen later in vrijheid gesteld.
Heeft Turkije Nederland geïnformeerd over de aanwezigheid van een Turkse infiltrant bij een Koerdische bijeenkomst in de eerste week van december 2012 en/of wist Nederland via andere kanalen van de aanwezigheid van deze geheim agent?
Het OM heeft laten weten dat er binnen het opsporingsonderzoek geen informatie voorhanden was over de mogelijke aanwezigheid van een infiltrant.
In bij de informatieuitwisseling in het kader van de samenwerking tussen Nederland en Turkije in de strijd tegen terrorisme mogelijk onbedoeld informatie beschikbaar gesteld die later is misbruikt tegen Koerdische activisten?
Turkije is één van de vele landen waarmee wordt samengewerkt in de strijd tegen terrorisme. Hoe landen de door hen, in het kader van die samenwerking, verkregen informatie gebruiken is door Nederland niet te beantwoorden.
Wat kunt u doen om te voorkomen dat informatie in verkeerde handen valt dan wel wordt misbruikt om afrekeningen op te kunnen zetten?
In het algemeen is goede informatiebeveiliging noodzakelijk. Daarnaast speelt het toepassen van het zogenaamde «need-to-know principe» ook een rol. Iemand heeft dan alleen toegang tot informatie die nodig is voor het uitoefenen van zijn of haar functie. Tot slot ben je afhankelijk van je samenwerkingspartner en andere partijen die onderdeel uitmaken van de betreffende zaak.
Heeft de aanslag in Parijs en de eerdere aanwezigheid in Nederland van de hoofdverdachte van die aanslag geleid tot terughoudendheid in de samenwerking met Turkije?
De samenwerking met Turkije is door dit specifieke incident niet gewijzigd.
Wat doet Nederland, gelet op nieuwe moordcomplotten waarover Duitse media hebben bericht, om afrekeningen op Nederlands en Europees grondgebied te voorkomen?2
Indien er een concreet vermoeden bestaat dat dergelijke ernstige strafbare feiten worden beraamd, voorbereid of gepleegd in Nederland, door Nederlanders of jegens Nederlandse staatsburgers, zal door politie en het OM strafrechtelijk onderzoek worden gedaan.
De situatie in het zuidoosten van Turkije |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Human rights abuses alleged in southeast Turkey»?1
Ja.
Welk beeld heeft u van de ernstige mensenrechtenschendingen in Korukoy, waarvan de Turkse autoriteiten in het bij vraag 1 genoemde artikel worden beschuldigd? Klopt het dat er een avondklok geldt en bijna niemand het gebied meer in of uit kan? Kunt u uw antwoord toelichten?
In Korukoy gold van 11 februari tot 2 maart een uitgaansverbod. Gedurende deze periode konden alleen personen die dringende medische zorg nodig hadden het dorp verlaten. Internet- en telefoonaansluitingen waren gedurende deze periode afgesloten. Volgens de Turkse autoriteiten was er sprake van een operatie gericht tegen PKK-strijders die zich in het dorp zouden bevinden. De Turkse autoriteiten hielden journalisten en mensenrechtenorganisaties tegen die gedurende deze periode probeerden het dorp binnen te komen. Berichten van mensenrechtenorganisaties en Koerdische politici over marteling, moord, vernielde woningen en andere mensenrechtenschendingen zijn reden tot zorg, maar kunnen nog niet worden geverifieerd.
Deelt u de zorgen van Amnesty International over mogelijke schendingen van de mensenrechten in Kurokoy, aangezien hier elders eerder ook al sprake van is geweest, bijvoorbeeld in Cizre? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om per direct contact op te nemen met uw Turkse collega’s en aan te dringen op het toelaten van onafhankelijke waarnemers en hulpverleners tot het gebied en op een onafhankelijk onderzoek naar de beschuldigingen van mensenrechtenschendingen? Zo nee, waarom niet?
Het is te betreuren dat de omstandigheden zodanig waren dat maatregelen als veiligheidszones met een beperking van de mobiliteit nodig zijn geacht. Deze maatregelen belemmeren het dagelijkse leven van burgers in deze gebieden en bemoeilijken hun bewegingsvrijheid. Dat is voor het kabinet reden tot zorg. Het kabinet heeft er al eerder op gewezen dat de maatregelen van de Turkse regering tegen terroristische dreigingen proportioneel moeten zijn.
De wijziging van het zetelverdrag van het Joegoslaviëtribunaal |
|
Steven van Weyenberg (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kunt u bevestigen dat het zetelverdrag inzake de vestiging van het Joegoslaviëtribunaal per 1 september 2016 zo is gewijzigd, dat gezinsleden van medewerkers van het tribunaal met terugwerkende kracht tot 1 januari 2009 onder de AOW-verzekering vallen?1
In 2009 heeft het Joegoslaviëtribunaal de wens kenbaar gemaakt tot wijziging van het zetelverdrag. Op 21 september 2015 heeft de VN een formeel verzoek hiertoe gedaan. Het Joegoslaviëtribunaal is in 2016 opgegaan in het Internationaal Restmechanisme voor Straftribunalen (MICT). Daarom heeft het Koninkrijk der Nederlanden bij dat zetelverdrag verklaard dat het AOW-stelsel per 1 januari 2009 op familieleden van werknemers van het MICT van toepassing zal zijn. Het MICT-zetelverdrag is per 1 september 2016 in werking getreden.
Is het waar dat de VN op 21 september 2015 de Nederlandse regering hebben verzocht om gezinsleden met terugwerkende kracht tot 29 juli 1994 onder de AOW-verzekering te laten vallen?
Ja, in de note verbale van 21 september 2015 waarin de VN formeel verzocht om de wijziging van het zetelverdrag, heeft de VN tevens het voorstel ingediend om de wijziging met terugwerkende kracht tot 29 juli 1994 te laten gelden.
Kunt u toelichten waarom de terugwerkende kracht slechts tot 1 januari 2009 geldt? Bent u bereid om de terugwerkende kracht alsnog tot 29 juli 1994 te realiseren? Zo nee, waarom niet?
In 2009 heeft het Joegoslaviëtribunaal de wens kenbaar gemaakt om de familieleden van werknemers onder het Nederlandse AOW stelsel te doen vallen. Omdat het politieke besluit om het zetelverdrag Joegoslaviëtribunaal zo te wijzigen om aan de wens te voldoen in 2010 werd genomen, maar het formele verzoek van de VN pas in 2015 werd verstuurd, is besloten om de wijziging met terugwerkende kracht tot 1 januari 2009 te doen gelden. Het besluit met betrekking tot de terugwerkende kracht is niet gebaseerd op een (internationaal) juridische verplichting, maar is gekozen als tegemoetkoming voor het MICT (voormalig Joegoslaviëtribunaal) op basis van het moment waarop het Joegoslaviëtribunaal de wens om de familie leden onder het Nederlandse stelsel te doen vallen kenbaar heeft gemaakt. Omdat er in 1994 in het zetelverdrag expliciet is opgenomen dat familieleden uitgesloten zouden zijn van het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel, en niet eerder de wens kenbaar is gemaakt om dit te veranderen, is er geen reden om de terugwerkende kracht tot 1994 te doen gelden.
De toestroom van Venezolaanse vluchtelingen naar Curaçao |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Plots is Curaçao Venezolaans toevluchtsoord»?1
Ja.
Wat is de reden dat u de Kamer niet proactief heeft geïnformeerd over de enorme toename van het aantal vluchtelingen in Curaçao?
Alhoewel de kop van het genoemde artikel suggereert dat er sprake zou zijn van duizenden Venezolaanse vluchtelingen die hun heil zouden zoeken op Curaçao, wordt dit in hetzelfde artikel ontkracht door de woordvoerder van de lokale autoriteiten en de directeur van de Kustwacht Caribisch Gebied.
Er is geen sprake van een massale migratiestroom richting het Caribisch deel van het Koninkrijk. Op basis van cijfers van de Kustwacht kan er wel worden gesteld dat er een lichte toename is van migranten uit Venezuela die het Caribisch deel van het Koninkrijk illegaal proberen te bereiken om daar tijdelijk in een inkomen te voorzien en vervolgens veelal weer terugkeren. Dit neemt niet weg dat de situatie in Venezuela zeer verontrustend is. Door de politieke spanningen worden de grote economische en humanitaire uitdagingen waar het land voor staat onvoldoende geadresseerd. De oplossing daarvoor ligt niet in verdere politieke escalatie maar in de bereidheid tot dialoog en hervormingen, met respect voor democratische principes en scheiding der machten.
De inschatting van het kabinet blijft dat, mocht de situatie in Venezuela nog verder verslechteren, er geen massale migratiestroom op gang komt richting het Caribisch deel van het Koninkrijk. De verwachting is eerder dat Venezolanen naar andere plekken in Venezuela zullen gaan; of over land richting de buurlanden zoals Colombia of Brazilië zullen vertrekken. Ondanks deze inschatting, bereidt het Koninkrijk der Nederlanden zich wel degelijk voor op een toenemende migratiestroom.
Tijdens het recente bezoek van de Minister van Buitenlandse Zaken aan Aruba en Curaçao werden zorgen gedeeld over de verslechterde situatie in Venezuela en de mogelijke consequenties voor de Caribische delen van het Koninkrijk, zoals een toename van illegaal verblijf. Met de Taskforce Venezuela (o.l.v. directeur Risisobeheersing en Rampenbestrijding) op Curaçao is gesproken over migratie, opnamecapaciteit en samenwerking binnen het Koninkrijk. In dit verband sprak de Minister o.m. over acties van de Kustwacht. Tijdens het overleg met de Taskforce was ook toenmalig Minister-President Koeiman aanwezig. Er zijn diverse afspraken gemaakt die op deze problematiek zien en die een Koninkrijksbrede aanpak voorstaan, met behoud van de autonome verantwoordelijkheden van de Landen. Deze afspraken betreffen onder andere het contact met derde staten en internationale organisaties, waaronder de inzet van het IOM.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de Kustwacht, de Directies Buitenlandse Betrekkingen en andere relevante instituties in Aruba en Curaçao blijven alert op de situatie en hebben hierover frequent contact. Er zijn maatregelen genomen, zoals het intensiveren van patrouilles en striktere grenscontroles.
Bent u nog steeds van mening dat geen sprake is van een massale migratiestroom richting het Caribisch deel van het Koninkrijk als gevolg van een verslechterende situatie in Venezuela, en dat dit ook niet zal gebeuren, zoals u eerder meermaals stelde?2
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel geregistreerde Venezolaanse vluchtelingen zijn op dit moment op de Caribische eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden?
Bij navraag door de lokale autoriteiten in Curaçao bij het lokale Rode Kruis is aangegeven dat er tot nu toe 20 asielaanvragen door Venezolanen zijn gedaan. Vijf aanvragen zijn afgewezen omdat deze niet aan de voorwaarden voldeden. Er zijn nu nog 14 aanvragen in behandeling. Een familie van drie personen heeft via de UNHCR de status van vluchteling gekregen.
Aruba heeft aangegeven dat per november 2016 twee aanvragen zijn gedaan, waarvan één door een gezin met een kind. Beide aanvragen zijn nog in behandeling.
Tot op heden zijn er geen verzoeken om bescherming door Venezolanen ingediend op Bonaire.
Kunt u een schatting geven van hoeveel Venezolaanse vluchtelingen in totaal op dit moment op de Caribische eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden zijn, dus inclusief ongeregistreerde vluchtelingen?
Zie voor het totaal aantal Venezolaanse vluchtelingen het antwoord op vraag 4. Zoals genoemd artikel zelf aangeeft, is het onduidelijk hoeveel illegale Venezolaanse migranten zich in de Caribische landen van het Koninkrijk bevinden.
Hoeveel vluchtelingen kunnen de Caribische eilanden Curaçao, Aruba en Bonaire op dit moment opvangen?
Het kabinet blijft van oordeel dat de (ei)landen gezien hun beperkte omvang, inwonertal en budgetten niet de capaciteit hebben om duizenden Venezolanen die hun land ontvluchten, op te vangen. Zoals uit antwoord op vragen 2 en 3 (hierboven) blijkt, blijft de inschatting dat er geen massale migratiestroom op gang komt richting het Caribisch deel van het Koninkrijk, ook niet als de situatie in Venezuela verder verslechtert. Dat bleek ook weer uit het recente bezoek van de Minister van Buitenlandse Zaken aan Aruba en Curaçao, alwaar onder meer met Kustwacht, Ministerie van Justitie en Directie Risicobeheersing en Rampenbestrijding is gesproken. Dat neemt niet weg dat de Caribische delen van het Koninkrijk en Nederland voorbereidingen en preventieve maatregelen treffen voor mogelijke opvang van Venezolaanse migranten, zoals, in samenwerking met relevante Haagse ministeries, het opstellen van crisisplannen. Bij het opstellen van deze plannen is kennis en expertise uitgewisseld tussen de landen van het Koninkrijk, inclusief de relevante Haagse departementen. Op verzoek van Aruba en Curaçao is er tevens contact met internationale organisaties als het IOM en UNHCR voor het verder verfijnen van de crisisplannen.
Deelt u nog steeds de mening dat de capaciteit van de vluchtelingenopvang op de Caribische eilanden van het Koninkrijk niet voldoende is, zoals u ook eerder stelde?3
Zie antwoord vraag 6.
Welke scenario’s heeft u ontwikkeld voor een eventuele crisissituatie, zoals u eerder stelde?4
Zoals eerder gesteld is er intensief contact tussen de landen van het Koninkrijk over de ontwikkelingen in Venezuela en wat de gevolgen zouden kunnen zijn voor Aruba, Curaçao en Bonaire. Waar het gaat om Venezolanen die hun land ontvluchten zijn Aruba en Curaçao, ook in geval van crisis, primair zelf verantwoordelijk voor de opvang. Er zijn diverse (hypothetische) situaties mogelijk: een situatie waarbij sprake is een zeer klein aantal personen, een situatie van een noemenswaardiger aantal personen dat Venezuela ontvlucht, maar die Aruba en Curaçao nog wel zelf het hoofd kunnen bieden, en een situatie waarbij het aantal Venezolanen de eigen capaciteit van de Caribische Koninkrijkslanden te boven gaat. Indien de laatste situatie zich voordoet en de landen dus over onvoldoende capaciteit en middelen beschikken om het probleem zelfstandig de baas te kunnen, wordt rekening gehouden met een scenario waarbij een verzoek gedaan wordt om ondersteuning aan de Koninkrijksregering.
Voor wat betreft Bonaire heeft het Ministerie van Veiligheid en Justitie een scenario uitgewerkt voor de registratie en eerste opvang van Venezolanen die om bescherming vragen.
Op welke wijze heeft u hulp geboden aan de Caribische eilanden Curaçao, Aruba en Bonaire om de verwachte vluchtelingenstroom op te vangen? Zijn er maatregelen genomen om de vluchtelingen op te vangen en de situatie beheersbaar te houden? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Sinds geruime tijd vindt er regulier overleg plaats tussen de landen van het Koninkrijk en de betrokken ministeries in Nederland over de situatie in Venezuela, en de eventueel te treffen maatregelen indien deze situatie toch onverhoopte gevolgen mocht krijgen voor het Caribisch deel van het Koninkrijk. Er is in de afgelopen maanden ingezet op uitwisseling van kennis en expertise, zowel in Koninkrijksverband als met internationale hulporganisaties, opdat de landen elk in staat zijn de eigen verantwoordelijkheden te kunnen waarmaken indien nodig. De landen zijn primair zelf verantwoordelijk voor de crisisplannen, zoals ook het geval is bij bijvoorbeeld natuurrampen. Indien nodig kunnen zij gebruik maken van de aanwezige kennis en expertise in Nederland.
Bent u zich bewust van het ontbreken van relevante wet- en regelgeving wat betreft asiel en migratie op Curaçao, Aruba en Bonaire?
De toelating van vreemdelingen betreft in het land Curaçao een landsaangelegenheid en valt onder de politieke verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie van Curaçao. Er is geen wetgeving in Curaçao met betrekking tot het verlenen van asiel. Curaçao is wel gehouden aan art. 3 EVRM (verbod op onmenselijke behandeling). In het geval van een asielverzoek in Curaçao is de procedure dat de overheid in contact treedt met het Rode Kruis en UNHCR. Asielzoekers dienen een asielaanvraag in bij UNHCR, door tussenkomst van het Rode Kruis Curaçao die de aanvragen registreert en een eigen administratie bijhoudt. Gedurende het onderzoek van UNHCR wordt de asielzoeker het land niet uitgezet. Tijdens de onderzoeksperiode ontvangt de asielzoeker een document van UNHCR dat aangeeft dat een verzoek tot asiel is ingediend en dat onderzoek naar de status van de vreemdeling gaande is. De asielzoeker krijgt toegang tot het land voor de periode waarin de asielprocedure via UNHCR loopt. Dit is een gedoogstatus maar geen (tijdelijke) verblijfsvergunning. Indien de status van vluchteling wordt toegewezen wordt hulp door de International Organisation for Migration (IOM) geboden om te zoeken naar een veilig onderkomen in het buitenland, derhalve niet in Curaçao.
Ook in Aruba is de toelating van vreemdelingen een landsaangelegenheid. De asielprocedure is wettelijk vastgelegd. Ook is Aruba aangesloten bij het Protocol bij het Vluchtelingenverdrag (1967) en EVRM. Een asielbeoordelingscommissie adviseert de Minister van Integratie over het al dan niet toekennen van asiel. Er is geen officiële opvang: mede daarom krijgt een asielzoeker voor de duur van de asielprocedure op verzoek een vergunning tot tijdelijk verblijf en mag hij/zij werken. Het Rode Kruis verstrekt in bepaalde gevallen opvang.
In Caribisch Nederland en dus Bonaire zijn het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag voor de bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM), in bijzonder artikel 3 van toepassing. Artikel 12a van de Wet Toelating en uitzetting BES biedt de mogelijkheid om een verzoek om bescherming in te dienen bij de openbare lichamen.
Welke inspanning levert u om wetgeving op het terrein van asielbeleid op de eilanden op niveau te brengen?
Zoals in het antwoord op vraag 10 beschreven is de wetgeving en het asielbeleid in Curaçao en Aruba een aangelegenheid van de autonome landen zelf. Desgevraagd is Nederland bereid om de Caribische landen van het Koninkrijk van advies te dienen. De regelgeving voor Caribisch Nederland voldoet aan de Internationale verdragen.
Welke oplossing stelt u voor nu de Caribische eilanden zich geconfronteerd zien met grote aantal vluchtelingen vanuit Venezuela, ondanks uw eerder bezweringen dat een dergelijk scenario onvoorstelbaar is?
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de antwoorden op de vragen 2, 3 en 4.
Het programma Ontvoerd |
|
Jasper van Dijk , Michiel van Nispen |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Is het waar dat de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Veiligheid en Justitie medewerking verlenen aan het RTL-programma «Ontvoerd»? Zo ja, wat zijn de exacte afspraken en hoe is deze samenwerking tot stand gekomen?1
Zoals ik heb aangegeven in antwoord op de vragen 3, 8, 9 en 11 van het lid Yücel is er vamnuit de Centrale autoriteit algemene informatie verstrekt aan de programmamakers. In 2012 en 2013 hebben drie gesprekken plaatsgevonden tussen ambtenaren van de Centrale autoriteit en de redactie. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is evenmin betrokken bij de totstandkoming van het programma, maar wordt wel op de hoogte gehouden van de plannen van het programma. Internationale kinderontvoeringszaken zijn altijd kwetsbaar en gevoelig. Het is daarom van belang dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken kan waarschuwen voor mogelijke nadelige gevolgen van bepaalde acties in het buitenland. Daarnaast is het de verantwoordelijkheid van het ministerie om Nederlandse burgers consulaire bijstand en advies te bieden en waar nodig, reisdocumenten te verstrekken.
Klopt het dat op het Ministerie van Buitenlandse Zaken is gewaarschuwd voor «ernstig leed bij de betrokken kinderen» en dat er zelfs sprake zou zijn van zelfmoordpogingen? Zo ja, hoe kan het dat u hieraan uw medewerking verleent?
Dit is niet bekend bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat een internationale kinderontvoering voor alle betrokkenen, maar vooral voor het kind een veelal ingrijpende en emotionele gebeurtenis is. De Centrale autoriteit heeft destijds signalen ontvangen dat in een aantal zaken waarin RTL-Ontvoerd de terugkeer heeft bewerkstelligd, kinderen met problemen zouden kampen. Of deze eventuele problemen in causaal verband staan met de betrokkenheid van RTL-Ontvoerd, is door mij niet vast te stellen. Zoals ik heb aangegeven in antwoord op de vragen 1 en 10 is van medewerking aan de totstandkoming van het programma geen sprake geweest.
Hoe kan het dat er kinderen in het programma zijn teruggebracht naar ouders, «ondanks nog hangende juridische procedures»? Hoe heeft u dat afgestemd met de juridische instanties in het buitenland?
Kinderontvoeringen worden voor alle betrokkenen, maar vooral voor het kind, als ingrijpend en soms zelfs als traumatisch ervaren. Kinderontvoeringen zijn veelal complexe juridische dossiers. Er kunnen naast een verzoek tot teruggeleiding op grond van het HKOV ook nog andere juridische procedures lopen in Nederland en/of in het buitenland. Op het moment dat ouders kinderen terughaalden, lag er een beslissing van een Nederlandse of buitenlandse rechter op grond waarvan in beginsel de terugkeer van het kind naar Nederland door de achtergebleven ouder mogelijk werd gemaakt.
In het geval een kind, al of niet door het programma, wordt teruggebracht naar zijn gewone verblijfplaats (land waar het kind verbleef vóór de ontvoering) terwijl er nog een juridische procedure loopt onder het Haags Kinderontvoeringsverdrag, is het de rol van de Centrale autoriteit om op grond van artikel 7 onder i. van het Haags Kinderontvoeringsverdrag, de Centrale autoriteit van het land waarnaar het kind was ontvoerd, te informeren over de terugkeer van het kind. Het is dan aan deze Centrale autoriteit om de juridische instanties aldaar van de terugkeer in kennis te stellen.
Is het waar dat een effect van het programma is dat achtergebleven ouders zelf het heft in eigen handen gaan nemen en niet meer de juiste procedures volgen?
Het is de verantwoordelijkheid van de desbetreffende ouder of hij/zij gebruik maakt van de procedure van het Haags Kinderontvoeringsverdrag om zijn/haar kind terug naar Nederland te krijgen. Ouders zijn hiertoe niet verplicht.
Klopt het dat een ambtenaar van het Ministerie van Veiligheid en Justitie bij de gesprekken met het programma aanwezig was? Waarom is hiervoor gekozen? Gaat u deze samenwerking stopzetten?
Zoals ik heb aangegeven in antwoord op de vragen 1, 10 en 11 hebben in 2012 en 2013 drie gesprekken plaatsgevonden tussen ambtenaren van de Centrale autoriteit en de redactie van RTL-Ontvoerd. Gemeld is dat de Centrale autoriteit de programmamakers alleen van algemene informatie kan voorzien en er niet op individuele zaken kan worden ingegaan.
Was de actieve wijze waarop oud-Staatssecretaris Teeven zich inzette voor Ontvoerd op alle fronten geoorloofd? Was er geen sprake van belangenverstrengeling?
Zoals in antwoord op de vragen 3, 8, 9, en 11 van Yücel is aangegeven, heeft in 2013 een gesprek plaatsgevonden op het departement tussen de toenmalige Staatssecretaris, de heer Van den Heuvel en twee ambtenaren, waarin in algemene zin is teruggekeken op de eerste 2 seizoenen van RTL-Ontvoerd. Van ongeoorloofde inzet of belangenverstrengeling is mij niet gebleken.
Deelt u de mening van de Kinderombudsvrouw, die grote vraagtekens plaatst bij de werkwijze van het programma? Deelt u haar mening dat mediabelangen nooit zwaarder mogen wegen dan de rechten van kinderen?
De bezwaren van de Kinderombudsvrouw ten aanzien van de werkwijze van RTL-Ontvoerd zien op het feit dat internationale kinderontvoering een ernstige zaak is. Zij vraagt zich af of het belang van het kind met de werkwijze van RTL voldoende wordt gerespecteerd. Ik ben bekend met de bezwaren van de Kinderombudsvrouw. Voor de Nederlandse overheid staat het belang van het kind altijd voorop. Wanneer een ouder met gezag over zijn/haar kind besluit medewerking te verlenen aan het tv-programma om te pogen het kind terug te halen uit een ander land, is het aan deze ouder om dit belang af te wegen.
Hoe kan RTL uitzending van dit programma rechtvaardigen, mede in het licht van de eerdere discussie over Hulp-TV? Is het programma volledig in lijn met de vernieuwde gedragscode, opgesteld naar aanleiding van de ophef over Hulp-TV?2
Omroepen en producenten van programma’s bepalen zelf de inhoud en vorm van hun media-aanbod. Bovendien zijn deelnemers zelf verantwoordelijkheid voor de afweging om aan een dergelijk programma mee te werken.
Deelt u de mening dat kijkcijfers nooit boven kinderbelangen mogen gaan? Kunt u volhouden dat kijkcijfers geen rol spelen bij het programma Ontvoerd?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u het eens dat de zorgen over dit programma reëel zijn en dat daarom uw samenwerking met dit programma moet worden stopgezet? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe gaat u de schade herstellen die mogelijk is aangericht als gevolg van uw medewerking aan dit programma?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u uitzending van het vierde seizoen nog langer verantwoord? Zo nee, gaat u hierover in gesprek met RTL, zeker waar het gaat om de onderdelen waaraan u uw medewerking heeft verleend?
Omroepen en producenten van programma’s bepalen zelf de inhoud en vorm van hun media-aanbod.
De berichten dat Hongarije en Oostenrijk buiten de EU om immigratiebeleid willen gaan voeren |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de regering van Hongarije migranten in kampen wil opsluiten tijdens de behandeling van hun asielaanvraag, ondanks de ferme kritiek vanuit de Europese Unie (EU) op haar migratiebeleid?1
Ja.
Bent u bekend met de plannen van Oostenrijk om in de Central European Defence Cooperation een voorstel te doen asielzoekers voortaan buiten de EU hun asielaanvraag te laten doen, en daarbij een maximum te stellen aan het aantal migranten dat in de EU wordt toegelaten?2
Ja.
Hoe ziet u de voorstellen van Hongarije met betrekking tot het internationaal en het Europees vluchtelingenrecht?
De Hongaarse regering heeft een wetsvoorstel ingediend bij het parlement dat onder meer ziet op de uitbreiding van de mogelijkheden voor detentie van asielzoekers bij de Hongaars-Servische grens. Dit voorstel is op 7 maart jl. door het Hongaarse parlement aangenomen. De wet roept vragen op en bij de uitwerking zal scherp moeten worden gekeken hoe de nieuwe wet zich verhoudt tot het Europees en internationaal vluchtelingenrecht. Het is aan de Europese Commissie om toe te zien op de naleving van EU wet- en regelgeving. De Commissie heeft dan ook op 8 maart jl. aangekondigd dat de Europese Commissaris voor Migratie, Binnenlandse Zaken en Burgerschap binnenkort naar Hongarije zal afreizen om in gesprek te gaan met de autoriteiten over de aangekondigde maatregelen. Dit ter voorbereiding op een nadere juridische analyse vanuit de Commissie.
Het kabinet is bezorgd over de algemene aanpak en houding van de Hongaarse regering ten opzichte van migranten, zoals aangegeven in de kabinetsreactie3 op de uitslag van het referendum in Hongarije d.d. 2 oktober 2016 en de beantwoording4 van Kamervragen van de leden Gesthuizen (SP), Voortman (GroenLinks), Sjoerdsma (D66) en Voordewind (ChristenUnie) aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het illegaal de grens overzetten van migranten naar Servië. De Hongaarse regering heeft zich tot dusver bovendien niet bereid getoond tot het herplaatsen van asielzoekers uit Italië en Griekenland. De Europese afspraken over de herplaatsing van asielzoekers zijn bindend. Hongarije heeft, door toe te treden tot de EU, het gehele acquis aangenomen, inclusief de bepalingen over hoe de Unie besluiten neemt. Naar mening van het kabinet verkleint een dergelijke houding de mogelijkheid om nadere overeenstemming te vinden over de aanpak van het thema migratie in de EU.
Bent u bereid om u in Europees c.q. bilateraal verband in te zetten teneinde er voor te zorgen dat beleid van de EU-lidstaten dat in strijd is met internationaal of Europees recht niet ingevoerd wordt? Zo ja, op welke manier bent u van plan die inzet vorm te geven?
Het is aan de Europese Commissie om toe te zien op naleving van EU wet- en regelgeving. Indien de Commissie aanleiding ziet om lidstaten op hun verplichtingen aan te spreken, verwacht het kabinet dan ook dat de Commissie dit zal doen. Zie overigens het antwoord op vraag 6.
Op welke manieren zet u ervoor in dat er binnen de EU zoveel mogelijk eenduidig immigratiebeleid wordt gevoerd?
De Europese Commissie heeft verschillende wetgevende voorstellen gepresenteerd tot herziening van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS). Met deze voorstellen ambieert de Commissie onder meer een verdergaande harmonisatie te bereiken tussen lidstaten in bijvoorbeeld de wijze waarop de asielprocedure in de lidstaten wordt vorm gegeven. Nederland onderschrijft deze ambitie, langs de lijnen zoals uiteengezet in de BNC-fiches waarmee het kabinet uw Kamer heeft geïnformeerd over zijn beoordeling van de inhoud van de verschillende voorstellen. Dit is een manier om tot een eenduidig migratiebeleid te komen. Daarnaast is het ook van belang dat de regels eenduidig worden toegepast door lidstaten. Hierin kan het nieuwe EU Agentschap voor Asiel (het huidige Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken) een rol spelen. Verder heeft Nederland, tijdens zijn voorzitterschap van de Raad van de EU, het initiatief genomen om te komen tot meer harmonisatie van het asielbeleid dat lidstaten voeren voor asielzoekers uit hetzelfde land van herkomst. Dit initiatief heeft zijn weg gevonden naar de verschillende voorstellen tot herziening van het GEAS.
Wat gaat u doen teneinde het draagvlak binnen de EU-lidstaten voor de voorstellen van de Europese Commissie (COM (2016) 270) te vergroten, in het licht van de plannen van Oostenrijk en Hongarije die hiermee op gespannen voet staan?
In zijn rol als voorzitter van de Raad van de EU probeert Malta overeenstemming te bereiken onder de lidstaten over de voorstellen tot herziening van het GEAS. Deze zoektocht naar compromissen is geen eenvoudige opgave gelet op het krachtenveld tussen lidstaten. De lidstaten zijn het wel eens over het belang van het meer onder controle brengen van de instroom van irreguliere migranten en de noodzaak te voorkomen dat we teruggaan naar de ongecontroleerde situatie van vorige jaren. Deze irreguliere migratiestromen vragen om een gemeenschappelijke Europese aanpak, maar over de wijze waarop bestaat minder overeensteming. Het kabinet blijft zich hier inzetten voor een constructieve en solidaire aanpak van het thema migratie en zal zich blijven uitspreken tegen initiatieven op migratieterrein die afbreuk doen aan fundamentele waarden van de Unie als rechtsstatelijkheid, eenheid en solidariteit.
Het wegduiken van lidstaten bij gevoelige kwesties in Europa |
|
Rien van der Velde (PvdA), Marit Maij (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Lidstaten mogen niet meer wegduiken bij hete kwesties»?1
Ja.
Wat zijn de knelpunten die de Europese Commissie met dit voorstel wil adresseren? Om welke kwesties gaat het? In welke mate heeft «wegduiken» gevolgen voor de Nederlandse landbouwsector?
In de besluitvorming over de vaststelling van uitvoeringshandelingen (maatregelen ter uitvoering van EU-richtlijnen, besluiten of -verordeningen) door de Europese Commissie (verder te noemen: de Commissie) onder toezicht van de lidstaten (de zgn. «comitologie») kunnen zich impasses voordoen. Dit is het geval wanneer er geen gekwalificeerde meerderheid van lidstaten voor of tegen een voorgestelde uitvoeringshandeling kan worden gevormd. Dergelijke impasses in de besluitvorming zijn vooralsnog opgetreden bij onderwerpen op het terrein van gezondheid en veiligheid van mensen, dieren en planten. Dit specifiek in verband met de toepassing van genetische modificatie (gg) technieken voor de productie van levensmiddelen en diervoeders of de teelt van genetisch gemodificeerde gewassen, alsmede gewasbeschermingsmiddelen als glyfosaat. In dergelijke situaties is het op basis van de huidige regelgeving aan de Commissie om een uiteindelijk besluit te nemen.
In zijn «State of the European Union» van september 2016 gaf Commissievoorzitter Juncker aan het onwenselijk te vinden dat de Commissie een uitvoeringshandeling vaststelt als daarvoor niet de vereiste gekwalificeerde meerderheid bereikt kan worden, omdat het volgens hem afdoet aan het democratisch gehalte van besluitvorming. Daarom kondigde hij aan met de nu voorliggende voorstellen te willen komen om de politieke verantwoordelijkheid voor besluitvorming over uitvoeringshandelingen in grotere mate bij de lidstaten neer te leggen.
In hoeverre doet Nederland mee aan dit «wegduiken»; is dit exemplarisch? In welke situaties en bij welke onderwerpen? Waarom wordt voor die strategie gekozen?
Nederland loopt niet weg voor zijn verantwoordelijkheid en heeft voor Europese besluitvorming duidelijke beleidsuitgangspunten die leidend zijn voor de Nederlandse positiebepaling. Dit volgt voor de onder 2 genoemde onderwerpen uit de voor u reeds bekende posities van Nederland op het gebied van GGO’s2 of gewasbeschermingsmiddelen. Conform het kabinetsbeleid stemt Nederland voor toelating van GGO’s in Europa indien deze, gebaseerd op een technisch-wetenschappelijke onderbouwing, veilig zijn bevonden voor mens, dier en milieu.
Bij gewasbeschermingsmiddelen geldt een «nee, tenzij» beleid, dat ook Nederland volgt. Er is geen goedkeuring van werkzame stoffen of toelating van middelen mogelijk, zonder dat er een beoordeling conform het wettelijke EU toetsingskader heeft plaatsgevonden. Er mag geen schadelijk effect zijn op mens en dier en geen onaanvaardbaar effect op het milieu. Als die effecten er inderdaad niet zijn kan Nederland instemmen met de voorgestelde uitvoeringshandeling («approval of the substance»). Over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen die in de landbouwsector worden gebruikt wordt besloten middels een uitvoeringshandeling, op basis van wetenschappelijk onderbouwde criteria.
Deelt u de mening dat juist bij belangrijke onderwerpen zoals GMO’s (genetically modified organisms) het van belang is dat lidstaten een oordeel geven over de voorgestelde regelgeving? Zo ja, doet Nederland dit ook in de praktijk? Zo nee, waarom niet?
De Commissie wint, conform het EU toetsingskader, wetenschappelijk advies in bij het EFSA (European Food Safety Agency) voor de beoordeling van de effecten van stoffen zoals GGO’s en gewasbeschermingsmiddelen voor de veiligheid en gezondheid van mensen, dieren en planten en voor het milieu. In deze procedure zijn wetenschappelijke instituten uit alle lidstaten betrokken. Voor Nederland zijn dat het RIVM, het RIKILT en het Bureau Risicobeoordeling & Onderzoeksprogrammering van de NVWA, die altijd duidelijk hun visie geven. Bij de standpuntbepaling over de toelating van stoffen baseert Nederland zich op de inhoudelijke kennis en objectiviteit van de genoemde wetenschappelijke instituten. Voor GGO’s wordt bovendien ook nog door de COGEM geadviseerd.
In de besluitvorming over uitvoeringshandelingen kunnen alle lidstaten door al dan niet met een voorgestelde uitvoeringshandeling in te stemmen deze zowel goedkeuren als afwijzen, of zich onthouden van stemming. De comitologieprocedures bieden derhalve ampele mogelijkheden aan de lidstaten om hun oordeel te geven over voorgestelde regelgeving en dienovereenkomstig hun stem uit te brengen. Nederland neemt in de praktijk, zoals ook aangegeven onder vraag 3, altijd een standpunt in, in overeenstemming met de daarvoor geldende beleidsuitgangspunten.
Wat is uw appreciatie van het voorstel van de Europese Commissie?
Op dit moment wordt de appreciatie van het kabinet nog geformuleerd. U zult het kabinetsstandpunt zoals gebruikelijk voor wetgevingsvoorstellen ontvangen in de vorm van een BNC-fiche.
Hoe beoordelen de andere lidstaten de voorgestelde maatregelen?
De onderhandelingen over het voorstel moeten nog van start gaan. De standpunten van de andere lidstaten (en van het Europees parlement) zijn nog niet bekend.
Op welke wijze zullen de voorstellen verder behandeld worden in de Europese Unie?
Het is op dit moment nog niet bekend hoe deze voorstellen verder zullen worden behandeld.
Het bericht inzake de illegale opstelling van raketten door Rusland |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Russia Deploys Missile, Violating Treaty and Challenging Trump»1?
Ja.
Klopt het dat de Russische krijgsmacht, in strijd met eerdere afspraken, nieuwe middellangeafstandsraketten heeft opgesteld?
Hoewel het beeld van het bericht in brede zin overeenkomt met de Nederlandse beoordeling, kan de regering het opstellen van een grondgelanceerd kruisvluchtwapen met een bereik van 500 kilometer tot 5.500 kilometer door de Russische krijgsmacht vooralsnog niet bevestigen. Het opstellen van een dergelijk grondgelanceerd kruisvluchtwapen door een verdragspartij zou in strijd zijn met de verplichtingen onder het Intermediate-Range Nuclear Forces (INF-) verdrag.
Kunt u toelichten, voor zover u dit bericht kunt bevestigen, in hoeverre een dergelijke handeling strijdig is met internationale afspraken?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u tevens toelichten in hoeverre de in het artikel vermelde Russische kritiek dat juist de Amerikanen deze afspraken hebben geschonden, gerechtvaardigd is? Heeft de Russische regering dit verwijt onderbouwd? Zo ja, hoe?
De Russische regering zou de vermeende opmerkingen hebben gemaakt tijdens een bijeenkomst van de Speciale Verificatiecommissie van INF-verdragspartijen. Nederland heeft als niet-verdragspartij geen zitting in deze commissie.
Hebben de NAVO en/of NAVO-lidstaten, bijvoorbeeld de Verenigde Staten, reeds gereageerd op het bericht? Zo ja, hoe?
Nederland heeft nauw contact over dit onderwerp met de NAVO-bondgenoten, in het bijzonder met de Verenigde Staten als partij bij het INF-verdrag. Het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op 14 februari jl. in een persverklaring laten weten dat Rusland de verplichtingen onder het INF-verdrag niet nakomt.
Dit laat onverlet dat Nederland het van groot belang acht dat de NAVO en Rusland in dialoog blijven, vooral om ongevallen, misverstanden en escalatie te vermijden en transparantie op militair gebied te bevorderen. Mede op aandringen van Nederland kwam de NAVO-Rusland Raad (NRR) in 2016 drie keer bijeen op ambassadeursniveau. Nederland bepleit dat de NRR regelmatig bijeen blijft komen om dergelijke onderwerpen te bespreken.
Signaleert u in algemene zin toename van het aantal provocaties met strategische en/of tactische wapens van Russische zijde, dan wel een toename van het aantal pogingen om bestaande afspraken over beheersing van dergelijke wapens te ondermijnen?
Het afgelopen decennium is er in toenemende mate sprake van opzichtig oefenen met strategische en tactische wapens door Rusland en het vermelden ervan in de openbare woordvoering. Rusland heeft bovendien de Plutonium Management and Disposition Agreement (PMDA) met de Verenigde Staten vorig jaar geschorst en de samenwerking onder het Cooperative Threat Reduction programma (ook wel de Nunn-Lugar Act) in 2015 beëindigd.
De verdergaande ondermijning van de rechtsstaat en de democratie in Polen |
|
Harry van Bommel , Michiel van Nispen |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht van de Raad voor de Rechtspraak dat de onafhankelijkheid van de Poolse rechtspraak klap na klap krijgt?1
Van de berichtgeving van de delegatie van de Nederlandse Raad voor de rechtspraak heeft het kabinet kennis genomen. Het kabinet volgt de rechtsstatelijke ontwikkelingen in Polen op de voet en met aanzienlijke zorg. In de brief aan de Kamer van 16 januari jl. (Kamerstuk 34 648, nr. 2) is uiteengezet dat aan het waarborgen van rechtsstatelijke principes in de EU groot belang wordt gehecht. Daarover is op 19 januari jl. met de kamer (Kamerstuk 34 648, nr. 3) verder gesproken en tijdens dit debat heeft het kabinet zijn benadering van dit onderwerp verder toegelicht en benadrukt dat inzet vereist blijft op EU niveau en in bilaterale contacten. In antwoord op de vraag 5 wordt op die benadering verder in gegaan.
De Europese Commissie heeft mede op basis van analyses van de Venetië Commissie, een «systematische bedreiging van de rechtsstaat» in Polen geconstateerd, die samenhangt met het effectief functioneren van het Constitutioneel Hof. Op 21 december 2016 heeft de Europese Commissie nieuwe aanbevelingen gedaan, waarop de Poolse regering binnen de gestelde termijn (20 februari jl.) heeft gereageerd. Thans wordt de niet-openbare reactie van de Poolse regering door de Europese Commissie bestudeerd. De rol van de Europese Commissie in de dialoog met Polen verdient onze steun en wat het kabinet betreft zullen deze ontwikkelingen ook in de Raad aan de orde moeten komen.
In hoeverre acht u de door de Poolse president genomen maatregelen met betrekking tot de rechtspraak in strijd met de Poolse Grondwet resp. de standaarden van the European Network of Councils for the Judiciary (ENCJ)? Hoe duidt u deze ontwikkelingen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat betekent dit voor de samenwerking tussen Polen en Nederland op onder andere justitieel gebied? In hoeverre worden uitspraken van het Constitutioneel Hof nog erkend en in hoeverre worden mensen uitgeleverd of overgeleverd aan Polen?
Binnen de samenwerking op justitieel gebied in de EU vormen mensenrechten en rechtsstaat het kader waarbinnen wordt gewerkt. Aan deze samenwerking ligt wederzijds vertrouwen ten grondslag. Eventuele tekortkomingen in de rechtsstaat staan samenwerking met de betreffende lidstaat niet in de weg. Dit kan anders zijn wanneer in een individueel geval in het strafproces of bij sanctietoepassing zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat een persoon na zijn uitlevering of overlevering een reëel gevaar loopt te worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling. In dat geval wordt tenuitvoerlegging uitgesteld totdat bijvoorbeeld helderheid is verschaft over de omstandigheden waaronder een persoon zal worden gedetineerd. Dergelijke gronden of bezwaren ten aanzien van Polen zijn niet gebleken.
Welke consequenties zitten er aan schendingen zoals die nu in Polen plaatsvinden en plaats zullen gaan vinden? Klopt het dat de EU tijdelijk het stemrecht Polen zou kunnen bevriezen, als de Poolse regering niet van koers verandert en respect toont voor de democratische principes?2 Kunt u het proces dat naar deze stap leidt in detail beschrijven, en aangeven in welke fase de onderhandelingen tussen Polen en de EU zich nu bevinden?
De Europese Commissie heeft het afgelopen jaar duidelijk stelling genomen ten aanzien van ontwikkelingen in Polen. Indien de dialoog tussen Commissie en de betreffende lidstaat aan het einde van de rit onverhoopt niet leidt tot een oplossing, kan de mogelijkheid om de artikel 7 procedure in werking te stellen worden overwogen. De eerste fase van de artikel 7 procedure, kan geïnitieerd worden door een-derde van de lidstaten, door het Europees parlement (EP), of door de Europese Commissie. Vervolgens kan de Raad, na goedkeuring door het EP en na het horen van de betrokken lidstaat, bij vier-vijfde meerderheid vaststellen dat in een lidstaat een duidelijk gevaar bestaat voor ernstige schending van EU waarden. In de eventuele volgende fase kan een ernstige en voortdurende schending van de EU-waarden door de Europese Raad worden vastgesteld met eenparigheid van stemmen. Daarna kan de Raad sancties opleggen, waaronder het opschorten van het stemrecht van de lidstaat in kwestie. 3
Welke rol ziet u hierin voor uzelf weggelegd en wat kan de EU hierin betekenen? Bent u bereid, in overleg met de Raad voor de Rechtspraak, te bezien welke mogelijkheden u heeft iets aan de verslechterende situatie te doen?
De rechtsstaat is een van onze leidende principes, zoals vastgelegd in de Europese verdragen. Daar moeten we elkaar aan kunnen houden. Het kabinet spant zich zowel in EU-kader als via bilaterale contacten in om de ontwikkelingen rond rechtsstatelijkheid aan de orde te blijven stellen. In EU-verband doet Nederland dit door rechtsstatelijkheid hoog op de agenda te houden en continu te werken aan een cultuur van bespreekbaarheid. De kring van landen die zich willen inzetten voor de rechtsstaat in de EU moet vergroot worden. Daarvoor is dialoog nodig: bilateraal met betrokken regeringen, in Raadsverband, in het Europees parlement, binnen Europese politieke partijen, tussen nationale parlementen en ook in andere fora. Deze benadering is ook aan bod gekomen tijdens het al genoemde debat op 19 januari jl. over rechtsstatelijkheid met uw Kamer.
In bilateraal verband stelt het kabinet waar mogelijk de zorgen over rechtsstatelijkheid aan de orde, zoals tijdens het bezoek van de Minister van Buitenlandse Zaken aan Warschau op 3 oktober 2016, tijdens de ontmoeting van premier Rutte met zijn Poolse ambtsgenoot op 8 februari jl. in het Catshuis en recentelijk op 5 maart jl. tijdens de ontmoeting van de Visegrád en Benelux ministers van Buitenlandse Zaken te Brussel.
In de contacten van de Nederlandse ambassade in Warschau neemt het thema rechtsstatelijkheid een prominente plek in. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een recente bijeenkomst waaraan zowel de oud-voorzitter van het Constitutioneel Hof alsook een vertegenwoordiger van de regering deelnamen. Daarnaast brengt de ambassade rechtsstatelijkheid regelmatig op in de overleggen met de Poolse regering, ambassades van andere EU-lidstaten en de vertegenwoordiging van de Europese Commissie in Warschau. Het is van belang om de zorgelijke situatie van de rechtstaat te blijven agenderen. Ook contacten tussen instanties van de rechterlijke macht zijn daarbij behulpzaam. In dit verband kan worden gewezen op het recente bezoek dat de Raad voor de rechtspraak aan Polen bracht.
De inzet van het kabinet blijft derhalve dat in Polen, door continue dialoog met de Commissie en ondersteund door de eerder genoemde andere partijen, een oplossing wordt gevonden die voor iedereen aanvaardbaar is. Het in werking stellen van de artikel 7 procedure is vooralsnog niet aan de orde.
Kunt u reageren op de suggestie van Kaczynski, de leider van de politieke partij Recht en Rechtvaardigheid, dat een EU van verschillende snelheden, onder andere ondersteund door Duitsland en de Benelux, zou leiden tot de «uiteenval, en de facto opheffing, van de EU in haar huidige vorm»?3
In de discussies over de Toekomst van de Unie is wat het kabinet betreft ruimte voor de bespreking van versterkte samenwerking zoals ook benadrukt in de verklaring van de Benelux6. De Benelux hebben in diezelfde verklaring opgenomen dat regelingen ten aan zien van versterkte samenwerking inclusief en transparant moeten zijn, en er gestreefd moet worden naar de grootst mogelijke betrokkenheid van de EU lidstaten en de Europese instellingen. De discussie over de toekomst van de Unie en versterkte samenwerking staat los van de toepassing van artikel 7 VEU.
Deelt u de mening dat de eenheid van de EU die Kaczynski bepleit zich niet laat rijmen met de stelselmatige ondermijning van de democratie en rechtsstaat in Polen?4 Zo ja, wat impliceert dit voor de eventuele toepassing van artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, waarmee Polen het stemrecht in de Raad kan worden ontnomen?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u reageren op de volgende uitspraken van Kaczynski, namelijk dat het opvangen van de door de Europese Commissie gevraagde hoeveelheid vluchtelingen in Polen een «absurde gedachte» zou zijn en dat de EU Rusland bij zou moeten kunnen benen als het gaat om de uitgaven aan en opwekking van nucleaire energie?5 Wat zijn de gevolgen als Polen inderdaad blijft weigeren om vluchtelingen op te nemen?
De aangehaalde uitspraken van de heer Kaczynski worden voor diens rekening gelaten. Zoals ook aan uw Kamer medegedeeld in de kabinetsreactie op het referendum over migratie in Hongarije (Kamerstuk 32 317, nr. 442) zijn de Europese afspraken over de herplaatsing van vluchtelingen bindend. Polen heeft, door toe te treden tot de EU, het gehele acquis overgenomen, inclusief de bepalingen over hoe de Unie besluiten neemt. Naar de mening van het kabinet zijn de uitspraken van partijleider Kaczynski niet bevorderlijk voor de mogelijkheid om nadere overeenstemming te vinden over de aanpak van een gezamenlijke Europese aanpak van de migratieproblematiek. Alle lidstaten, inclusief Polen, dienen op dit vlak hun verantwoordelijkheid te nemen. Ook Polen is gehouden invulling te geven aan de Europese afspraken in dit kader. Het is aan de Europese Commissie om toe te zien op naleving van de verdragen en te besluiten over het instellen van eventuele infractieprocedures.
Nederland onderschrijft het doel van een kernwapenvrije wereld. Het idee van een «EU-kernsupermacht» dat de heer Kaczynski oppert zou in strijd zijn met het Non-Proliferatieverdrag (NPV) en past daarmee niet in het Nederlandse beleid.
De lobby om het Europese geneesmiddelenagentschap naar Nederland te halen |
|
Hanke Bruins Slot (CDA), Raymond Knops (CDA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Klopt het dat het uw voornemen is om in de lobby om het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA) naar Nederland te halen1, vooral in te zetten op een vestigingslocatie in de nabijheid van Schiphol?2
Zoals aangegeven in de brief die op 16 januari jongstleden aan uw Kamer is gestuurd, zal Nederland zich kandidaat stellen voor het naar Nederland halen van het Europees geneesmiddelenagentschap (EMA). Daarbij zal inderdaad ingezet worden op een vestigingslocatie in de nabijheid van Schiphol.
Kunt u aangeven waarom er gefocust wordt op een locatie in de nabijheid van Schiphol? Kunt u tevens aangeven hoe groot het zoekgebied voor een geschikte locatie wat u betreft is?
De EMA is haar werkzaamheden afhankelijk van samenwerking met 40 geneesmiddelenautoriteiten en ruim 3.750 experts afkomstig uit alle EU lidstaten.
Jaarlijks ontvangt de EMA 65.000 bezoekers, die zo’n 30.000 hotelovernachtingen boeken. Daarnaast ontvangt de EMA dagelijks bezoekers uit de VS, Azië en Australië. Optimale bereikbaarheid en ruim voldoende voorzieningen zijn daarom van essentieel belang voor het functioneren van de EMA. De nabijheid van Schiphol Airport vormt, vanwege het grote aantal vliegbestemmingen en de hoge frequentie van vluchten van en naar Schiphol Airport, een zeer belangrijke troef voor de Nederlandse kandidatuur.
Het zoekgebied is gedefinieerd aan de hand van criteria die door de EMA zijn gesteld, zoals de nabijheid van een grote luchthaven, lokaal korte reistijden, hoogfrequent openbaar vervoer, ruim voldoende aanbod van kwalitatief hoogwaardige hotelaccommodatie en nabijheid van voorzieningen voor het personeel van het agentschap, zoals huisvesting en internationale scholen. Door in te zetten op deze criteria, kan Nederland het best mogelijke bod uitbrengen, dat zich zeer goed kan meten met datgene wat de belangrijkste concurrerende landen te bieden hebben.
Wordt bij de beoordeling of een locatie voor het EMA voldoende bereikbaar is ook gekeken naar de kansen (net) over de grens, zoals internationale luchthavens in Duitsland en België? Zo nee, waarom niet?
Bij de initiële vraag welke steden of regio’s geschikt zouden zijn voor vestiging van de EMA, is ook gekeken andere regio’s. Op basis van de behoeften van de EMA zoals hierboven weergegeven, bleek dat de onmiddellijke nabijheid van Schiphol het beste en meest concurrerende bod voor de Nederlandse kandidatuur oplevert.
Erkent u dat bijvoorbeeld Zuid-Limburg zowel per spoor als per vliegtuig ook uitstekend internationaal bereikbaar is met diverse luchthavens om de hoek?
Het kabinet erkent dat Zuid-Limburg zeker goed is gelegen ten opzichte van verbindingen in omringende lidstaten. Met acht vliegbestemmingen op vooral de toeristische routes biedt Maastricht-Aken echter beperkte mogelijkheden. De vliegvelden van Düsseldorf en Keulen in het Oosten en Brussel in het Zuidwesten bieden flink meer verbindingen, maar liggen allen op ruim 100 km afstand vanaf Maastricht. Voor het grote aantal inreizende bezoekers en experts van het Europees geneesmiddelenagentschap betekent deze afstand fors meer reistijd, hetgeen een Nederlands bod veel minder aantrekkelijk zou maken.
Deelt u tevens de mening dat Zuid-Limburg om diverse redenen een goede locatie voor het EMA zou kunnen zijn, vanwege onder andere: de centrale ligging in de Euregio Maas-Rijn en de nabijheid van belangrijke Europese steden (Brussel, Luxemburg, Düsseldorf, Keulen en Luik); de directe aansluiting met de Topsectoren Lifesciences- and Health en Agri- en Food via de Brightlands Campussen in Maastricht, Sittard-Geleen en Venlo alsook de Smart Services Campus in Heerlen; de nabijheid van zowel de Chemelot Campus als de Maastricht Health Campus; de actieve betrokkenheid van de Universiteit Maastricht bij de innovatie van medische toepassingen en de verbreding richting «regeneratieve geneeskunde»?
De regio Zuid-Limburg heeft zeer veel te bieden op het vlak van de wetenschappelijk onderzoek op het vlak van Lifesciences & Health (LS&H). Het kabinet is ervan overtuigd dat een eventuele vestiging van de EMA in Nederland op middellange termijn een positief effect zal hebben op de ontwikkeling van deze sector in heel Nederland.
Voor de EMA zelf is de directe nabijheid van een LS&H-cluster, dat op meerdere locaties in Nederland beschikbaar is, interessant maar geen beslissende factor voor haar vestiging. Factoren zoals hierboven genoemd in het antwoord op vraag 2 zijn dat wel.
Bent u bereid met de provincie Limburg en de diverse gemeenten in Zuid-Limburg in gesprek te gaan over de kansen om Zuid-Limburg als mogelijke vestigingslocatie voor het EMA te betrekken? Zo nee, waarom niet?3
Voor de vestiging van de EMA zijn momenteel waarschijnlijk al zo’n 20 lidstaten kandidaat. Nederland moet concurreren met enkele landen die ook goede locatie bieden als Italië, Zweden, Denemarken, Oostenrijk, Ierland, Duitsland, Spanje en wellicht ook Frankrijk.
Veel landen zullen een zeer concurrerend aanbod op tafel leggen. Nederland wil het best mogelijke bod op tafel leggen en het kabinet is van mening dat Nederland het meest kansrijke aanbod creëert met een locatie van de EMA in de nabijheid van Schiphol.
Bent u bereid in uw lobby om de EMA naar Nederland te halen, gezien de argumenten in de voorgaande vragen, expliciet ook de mogelijkheid mee te nemen om het EMA in Zuid-Limburg te vestigen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Het opheffen van de bibliotheek van het Vredespaleis |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kunt u toelichten waarom u voornemens bent om de subsidie voor de bibliotheek van het Vredespaleis per 1 januari 2019 stop te zetten?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken verstrekt subsidie aan de Carnegie Stichting. De Carnegie stichting is verantwoordelijk voor het beheer en de exploitatie van het Vredespaleis, voor de bibliotheek en voor de ondersteuning van de hoven. Er is geen sprake van een aparte subsidie voor de bibliotheek van het Vredespaleis.
Bent u bekend met het feit dat de Nederlandse staat al sinds 1931 jaarlijks subsidie verstrekt aan de Carnegie stichting en de bibliotheek van het Vredespaleis?
Zie 1.
Bent u zich ervan bewust dat stopzetting van de subsidie aan de bibliotheek van het Vredespaleis in feite betekent dat deze bibliotheek ophoudt te bestaan?
Zie 1 en 2. Er is geen sprake van een aparte subsidie voor de bibliotheek van het Vredespaleis.
Hoeveel bedraagt de subsidie aan de bibliotheek van het Vredespaleis per jaar?
De subsidie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan de Carnegie Stichting bedraag 4,4 miljoen euro per jaar. De bibliotheek van het Vredespaleis ontvangt geen eigen subsidie.
Wat vindt u er van dat het verdwijnen van de bibliotheek van het Vredespaleis tot gevolg heeft dat een hoogstaande en unieke collectie gericht op internationaal recht zal verdwijnen?
Het beheer van de bibliotheek van het Vredespaleis is de verantwoordelijkheid van de Carnegie Stichting. Er is geen reden om aan te nemen dat de bibliotheek zal verdwijnen.
Bent u zich bewust dat de bibliotheek van het Vredespaleis diverse nationale en internationale organisaties in Den Haag bedient, zoals het Internationaal Gerechtshof, het Permanent Hof van Arbitrage, het Internationaal Strafhof, de Nederlandse Hoge Raad en de Haagse Academie voor Internationaal Recht en dat deze bibliotheek ook kan worden gebruikt door studenten, wetenschappers en andere geïnteresseerden? Op welke wijze wilt u deze organisaties, onderzoekers en de academische wereld bedienen wanneer de collectie in de bibliotheek van het Vredespaleis niet langer voorhanden is?
Zoals hiervoor uiteengezet, verleent het Ministerie van Buitenlandse Zaken geen aparte subsidie voor de bibliotheek van het Vredespaleis. Er kan dus ook geen sprake zijn van stopzetten van deze subsidie.
Hebt u bij uw besluit tot het stopzetten van de subsidie aan de bibliotheek van het Vredespaleis het Internationaal Gerechtshof of andere (inter)nationale organisaties die gebruik maken van de bibliotheek van het Vredespaleis geconsulteerd? Zo ja, wat waren de reacties? Zo nee, waarom niet? Bent u dan bereid dit alsnog te doen?
Zie antwoord vraag 6.
Hebt u kennisgenomen van de oprichtingsakte van de Carnegie stichting1 waarin wordt gesteld dat het doel van deze stichting is om te voorzien in de oprichting en onderhoud van een gerechtsgebouw en een bibliotheek? Bent u er tevens van op de hoogte dat deze oprichtingsakte ook voorschrijft dat Nederland zich verplicht voor eeuwig te zorgen voor het onderhoud en de efficiency van de Carnegie stichting, en dat deze oprichtingsakte is ondertekend door een gezant van Hare Majesteit? Zo ja, kunt u verklaren hoe deze contractuele verplichtingen die voortvloeien uit deze oprichtingsakte zich verhouden tot uw besluit om de subsidie stop te zetten? Zo nee, bent u bereid alsnog kennis te nemen van die oprichtingsakte en u nader te verklaren?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe beoordeelt u het feit dat het verdwijnen van de bibliotheek van het Vredespaleis haaks staat op het imago van Den Haag als juridische hoofdstad van de wereld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Een ter dood veroordeelde in Iran |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «VUB-wetenschapper in Iran ter dood veroordeeld»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de in België werkzame Iraniër Ahmadreza Djalali in Iran ter dood veroordeeld is? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Voor zover bekend heeft de rechtszaak van de heer Jalali nog niet plaatsgevonden. Volgens de echtgenote van de heer Jalali zal deze mogelijk over enkele weken plaatsvinden. Tijdens een eerste verhoor is de heer Jalali naar verluidt door de rechter medegedeeld dat hij zal worden berecht voor de misdaad van «samenwerking met vijandige staten» en dat hij hiervoor de doodstraf zal krijgen. Dit is echter niet bevestigd; de officiële aanklacht tegen de heer Jalali is nog niet bekend en er heeft ook nog geen formele zitting plaatsgevonden. De heer Jalali was volgens berichten sinds 26 december jl. in hongerstaking, maar heeft deze inmiddels beëindigd. Er zijn ernstige zorgen om zijn gezondheid.
Kunt u bevestigen dat de Iraniër een oneerlijk proces heeft gehad dat niet in lijn is met internationale standaarden hiervoor, en dat er ernstige problemen zijn met zijn gezondheid? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid met spoed contact op te nemen met uw Iraanse collega’s om erop aan te dringen dat de opgelegde doodstraf niet wordt uitgevoerd en dat de heer Djalali een eerlijk proces krijgt of wordt vrijgelaten? Zo nee, waarom niet?
Ja. Als waarnemend lokaal EU-voorzitter heeft de Nederlandse ambassadeur in Teheran er namens de EU bij de mensenrechtenraad van de Iraanse rechterlijke macht op aangedrongen dat de heer Jalali een eerlijk proces krijgt. Voorts sprak zij zorgen uit over de gezondheidstoestand van de heer Jalali en verzocht zij om adequate medische zorg voor hem. Zij bracht tevens het EU standpunt over ten aanzien van de doodstraf in het algemeen en verzocht om afzien van de doodstraf in dit geval. Ook andere internationale partners, waaronder Italië, Zweden en België hebben bij de Iraanse autoriteiten aangedrongen op een eerlijk proces voor de heer Jalali. De mensenrechtenraad heeft toegezegd dat zij de zaak zullen bestuderen en zich in zullen zetten voor een eerlijk proces.
Het bericht dat in Turkije geen televisieberichtgeving over aanslagen is toegestaan |
|
Emre Ünver (PvdA), Marit Maij (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Turkse TV geen verslag meer mag doen van terroristische aanslagen?1
Ja.
Klopt het dat deze maatregel van overheidswege is opgelegd? Wat is uw reactie op deze nieuwe inperking van de persvrijheid in Turkije?
Met het van overheidswege uitvaardigen van deze instructie wordt het Turkse media in de periode direct volgend op een aanslag uitsluitend nog toegestaan om officiële regeringsmededelingen door te geven aan het publiek. De instructie zou gelden zolang de noodtoestand van kracht is in Turkije.
Op dit moment verblijven ten minste 154 journalisten in detentie. 160 mediabedrijven zijn gesloten. Ten minste 3.000 journalisten zijn sinds januari 2016 ontslagen. Van honderden journalisten is de persaccreditatie ingetrokken. De meeste journalisten zijn nog in afwachting van hun proces.
Pers- en internetvrijheid zijn fundamentele Europese waarden. Nederland brengt het belang van deze waarden in deze context frequent aan de orde, zowel in bilaterale contacten met Turkije als in EU-verband.
Deelt u de mening dat deze maatregelen van de Turkse regering van president Erdogan een inbreuk vormen op onafhankelijke berichtgeving in Turkije en die indruisen tegen het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens? Zo ja, op welke wijze kan dat effectief in Europees verband richting Turkije aan de orde gesteld worden?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid erop aan te dringen dat de Nederlandse vertegenwoordiging in de Raad van Europa pleit voor het aanspreken van Turkije op deze inbreuk op mensenrechten en de persvrijheid? Zo ja, wanneer en op welke wijze?
De Raad van Europa volgt de ontwikkelingen in Turkije sinds de mislukte couppoging op diverse manieren. Verschillende commissies hebben bezoeken gebracht aan Turkije en kritische rapporten gepubliceerd over de staat van de mensenrechten en de rechtsstaat in Turkije. Op 15 februari jl. publiceerde de Mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa een kritisch memorandum over vrijheid van meningsuiting en mediavrijheid in Turkije. In maart zal ook de Venetiëcommissie een opinie over dit onderwerp uitbrengen.
Het kabinet hecht zeer aan de rol van de Raad van Europa in deze en blijft en zal zich inzetten en ook oproepen tot naleving van de adviezen en actieve en concrete samenwerking tussen de Raad van Europa en Turkije.
Hoeveel klachten zijn er bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens inmiddels ingediend tegen Turkije vanwege inbreuken op de persvrijheid? Wat is het resultaat van deze rechtszaken?
Het kabinet is niet bekend met de hoeveelheid klachten die op dit onderwerp zijn ingediend tegen Turkije. Het kabinet tekent daarbij aan dat het EHRM ingediende klachten niet altijd aan de direct betrokken staat – in casu Turkije – communiceert. Er zijn uitspraken van het EHRM in eerdere zaken tegen Turkije waarbij een schending is geconstateerd van artikel 10 van het EVRM, waar persvrijheid onder valt.
Wat zijn de overige ontwikkelingen in Turkije met betrekking tot de persvrijheid de laatste maanden?
Zie antwoord vraag 2.
In welke mate is in Turkije onafhankelijke berichtgeving over aanslagen, maar ook over overige zaken, regeringsbeleid etc. momenteel nog mogelijk? Welke laatste actuele gegevens heeft u over het sluiten van media en/of het oppakken en veroordelen van journalisten in Turkije?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze ondersteunt Nederland of ondersteunen Nederlandse organisaties onafhankelijke Turkse media om hen te helpen in hun strijd voor onafhankelijke, vrije pers?
Via het MATRA en Mensenrechtenprogramma van de Nederlandse ambassade in Ankara worden op dit moment drie verschillende projecten gesteund die Turkse media helpen op onafhankelijke wijze hun werk te doen. Daarnaast zijn extra middelen vrijgemaakt voor projecten in Turkije die vrijheid van meningsuiting beschermen en onafhankelijke media ondersteunen.
Honderdduizenden kinderen die vastzitten in Mosul, in Irak |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «350.000 kinderen lopen gevaar in westen van Mosul»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat naar schatting 350.000 kinderen vastzitten in het belegerde westen van de Iraakse stad Mosul, dat onder controle staat van Islamitische Staat, en dat er groot gebrek is aan humanitaire hulp? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Op basis van VN-bronnen woonden er in het westelijke gedeelte van Mosul-stad naar schatting 750.000 burgers voordat ISIS de stad overnam. Gezien het hoge aandeel jongeren in de Iraakse bevolking lijkt het aantal van 350.000 kinderen een realistische schatting. Doordat de stad al twee jaar onder ISIS-controle staat, zijn er echter geen betrouwbare cijfers beschikbaar.
Deelt u de zorgen van Save the Children dat burgers extreme risico’s lopen als er gevochten wordt om de straten van Mosul en dat er niet of nauwelijks vluchtmogelijkheden zijn?
Deze berichten zijn zeer zorgwekkend. Het westelijke deel van de stad is op dit moment nog onder controle van ISIS en daardoor kan er op dit moment geen exact beeld gevormd worden van hetgeen zich in dat deel van de stad afspeelt. Er zijn onder meer berichten over de inzet van burgers als menselijk schild door ISIS, executies van vluchtende burgers en het inzetten van kindsoldaten.
De bevrijding van West-Mosul zal een lastige operatie worden. Het valt niet te voorkomen dat burgers risico’s lopen tijdens de bevrijdingsoperatie. Het is aan de Iraakse autoriteiten, in samenwerking met de anti-ISIS coalitie, om deze risico’s te minimaliseren. Uit de bevrijding van Fallujah (in 2016) al zijn belangrijke lessen getrokken, die bij de bevrijdingsoperatie in Oost-Mosul zijn toegepast. Bescherming van burgers is een integraal element van het militaire plan van het Iraakse leger. Eén van de getrokken lessen is betere communicatie door de strijdkrachten richting de burgerbevolking en de humanitaire gemeenschap. Dit heeft in Oost-Mosul mede ertoe geleid dat het aantal ontheemden lager uitviel dan vooraf verwacht en de humanitaire gemeenschap beter in staat was te reageren op humanitaire noden.
Kunt u bevestigen dat tot nu toe bijna de helft van alle slachtoffers in het conflict burgers zijn?
Ja. Lise Grande, VN humanitaire coördinator voor Irak, heeft op 12 januari jl. aangegeven dat circa 47% van de slachtoffers in Mosul burgers zijn, als gevolg van directe aanvallen door ISIS.
Bent u bereid in coalitieverband het belang te benadrukken dat burgers te allen tijde beschermd worden en dat alle mogelijke maatregelen worden genomen om burgerslachtoffers te voorkomen?
Ja. Nederland heeft dit ook steeds krachtig aan de orde gesteld in internationale fora, zoals de Irak pledging conferentie in Washington, de Mosul conferentie te Parijs en de coalitiebijeenkomsten. Hier is benadrukt dat de militaire en humanitaire organisaties in Irak met elkaar moeten samenwerken om de burgers te beschermen. Een belangrijk onderdeel is het maken van afspraken over hoe vluchtwegen uit Mosul ingesteld worden en waar de opvangkampen geplaatst kunnen worden. Minister Koenders besprak tijdens zijn bezoek aan Irak op 18 december jl. het belang van de bescherming van de burgerbevolking in Mosul met de Iraakse premier Abadi. Minister Ploumen heeft het belang van bescherming van burgers tijdens haar bezoek aan Irak begin januari besproken met de VN en diverse humanitaire organisaties. Ook de EU heeft, door middel van een verklaring op 26 januari jl., benadrukt dat het aantal burgerslachtoffers geminimaliseerd moet worden en opgeroepen tot onderzoek t.a.v. mensenrechtenschendingen.
Ziet u mogelijkheden voor de leverantie van humanitaire hulp aan de mensen in nood in Mosul? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het leveren van humanitaire hulp in Mosul is zeer complex en gevaarlijk. Humanitaire organisaties, zoals de VN, het Rode Kruis en NGOs, zijn actief in gebieden in het oosten van Mosul die onlangs bevrijd zijn. Minister Ploumen heeft tijdens haar reis naar Irak op 10 januari jl. 5 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het lenigen van noden in Irak, waaronder die van de mensen uit Mosul. In West-Mosul is het momenteel onmogelijk voor humanitaire organisaties om hulp te leveren. Nederland blijft met de VN, Rode Kruis en de Dutch Relief Alliance in gesprek om te kijken of humanitaire hulp geleverd kan worden aan de mensen in het westen van Mosul en spreekt de VN aan op het belang van realistische contingency planning voor Mosul.
Weer een lancering van een ballistische raket door Iran |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Report: Iran launches ballistic missile test in violation of UN resolution»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Iran opnieuw een ballistische raket heeft afgevuurd als onderdeel van een reeks testen om het bereik en de nauwkeurigheid van deze raketten te vergroten? Graag een toelichting.
Het kabinet kan bevestigen dat Iran op 29 januari jl. een ballistische raket heeft afgevuurd van het type «Khorramshahr». Dit is een middellangeafstandsraket met een geschat bereik van 1000–3.000 km. Het kabinet kan geen uitspraken doen over de mogelijke intenties van Iran met deze lancering.
Is deze test weer een schending van VN-resolutie 2231, waarin staat bepaald dat Iran geen ballistische raketten mag ontwikkelen waarmee nucleaire ladingen gelanceerd kunnen worden, laat staan deze wapens mag testen? Graag een toelichting.
De afgevuurde raket valt binnen de «Categorie 1 Systemen», zoals door het Missile Technology Control Regime (MTCR) gedefinieerd. Op basis van deze richtlijnen kan worden gesteld dat zulke «Categorie 1 Systemen» in theorie in staat zijn om massavernietigingswapens te vervoeren. Het afvuren van dit soort raketten is juridisch gezien geen schending van VNVR-Resolutie 2231 (2015), maar wel inconsistent met paragraaf 3 van Annex B van die resolutie, waarin Iran wordt opgeroepen geen activiteiten te ondernemen m.b.t. ballistische raketten die ontworpen zijn om in staat te zijn kernwapens te vervoeren.
Kunt u nader toelichten of er inmiddels maatregelen zijn getroffen tegen Iran – zoals het instellen van nieuwe sancties – naar aanleiding van vorige lanceringen van ballistische raketten door Iran in 2015 en 2016? Om welke maatregelen gaat het?
Zoals vermeld in de beantwoording van schriftelijke vragen gesteld op 19 juli 2016 (Kamerstuk 2016D32174) is bij voorgaande ballistische raketlanceringen door Iran gebleken dat er onvoldoende draagvlak bestond binnen de VNVR en EU voor het instellen van nieuwe maatregelen jegens Iran. Nederland heeft tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van de EU op 12 maart 2016 zijn zorgen kenbaar gemaakt over de ballistische raketlanceringen door Iran en gepleit voor een gezamenlijke reactie van de Europese Unie. Ook heeft de EU, mede op aandringen van Nederland, in een verklaring (d.d. 14 juli 2016) Iran opgeroepen af te zien van activiteiten die inconsistent zijn met VNVR-Veiligheidsraad resolutie 2231.
Heeft u aangedrongen in VN- en/of EU-verband op dergelijke maatregelen? Heeft u getracht het ontbrekende draagvlak daarvoor te versterken? Zo ja op welke wijze? Zo nee, waarom niet? En bent u van plan om dat nu wel te doen? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het niet normaal is dat landen – in dit geval Iran – ongestraft wegkomen met (herhaaldelijke) schendingen van VN-resoluties? Bent u eveneens van mening dat Iran deze onwelwillendheid om in te grijpen kan opvatten als vrijbrief om door te gaan met de ontwikkeling van ballistische raketten, hetgeen ook de Nederlandse veiligheid en die van onze bondgenoten raakt? Graag een toelichting.
Het kabinet acht het van groot belang dat de VNVR en de EU ballistische raketlancering die inconsistent zijn met Annex B van VNVR-resolutie 2231 consequent bij Iran aankaarten. De onderhandelingen over het Iraanse nucleaire akkoord hebben aangetoond dat de internationale gemeenschap de meeste kans op resultaat heeft als het samen optrekt.
Ik heb in zeer recente bilaterale politieke contacten met Iran het ongenoegen over de raketlancering geuit. Het kabinet is overigens van mening dat omdat het om inconsistenties met een VN-Veiligheidsraadresolutie gaat, de VNVR het primaire gremium is waarin hierover gesproken moet worden. Dit is consequent gebeurd: bij de Iraanse raketlanceringen in maart 2016, oktober 2016 en ook op 31 januari jl. is de VN-Veiligheidsraad op verzoek van de Verenigde Staten in een spoedzitting bijeengekomen om te spreken over de lancering van 29 januari jl. De Verenigde Staten heeft op 3 februari jl. 13 individuen en 12 entiteiten toegevoegd aan reeds bestaande, niet-nucleair gerelateerde sanctielijsten. Het kabinet dringt er ook in EU-verband op aan dat Iran wordt aangesproken op deze lanceringen.
Deelt u inmiddels de mening dat Iran zich klaarblijkelijk weinig aantrekt van voorgaande waarschuwingen en van de zorgen die heersen binnen de internationale gemeenschap ten aanzien van deze lanceringen door de houding van Iran? Zo ja, wat gaat u eraan doen om hier verandering in aan te brengen?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat de verwachting dat Iran zich na de nucleaire deal gematigder en meer meewerkend op zou stellen niet is uitgekomen en dat het land zich nog steeds niet gedraagt volgens de binnen de internationale gemeenschap breed gedeelde normen en waarden? Wat moet er volgens u gebeuren om hier verandering in aan te brengen?
Iran maakt sinds het bereiken van het nucleaire akkoord, na jarenlange isolement, weer deel uit van de internationale gemeenschap. Het akkoord is het bewijs dat multilaterale diplomatie effectief is en dat met Iran verifieerbare afspraken te maken zijn. De gewenste constructieve rol van Iran in de regio laat echter op zich wachten. Iran speelt een sleutelrol in m.n. Syrië en Irak. De assertievere rol van Iran in de regio baart de Soennitische landen grote zorgen en wordt door hen gezien als een bedreiging. Het kabinet zal, zoveel mogelijk gezamenlijk met de EU-partners, druk op Iran moeten blijven opvoeren. Het is belangrijk te kijken hoe dit zo effectief mogelijk te doen. Gesprekken met Iran, bilateraal -bijvoorbeeld zoals tijdens de ontbieding van de Iraanse ambassadeur over de situatie in Syrië d.d. 14 december 2016, maar ook in EU verband, worden benut om het land te overreden zich constructiever op te stellen.
Het bericht dat ‘geheime’ wetten de EU nog minder democratisch maken |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Hoe «geheime» wetten de EU nog minder democratisch maken»?1
Ja.
Beaamt u dat er binnen de Europese Unie een trend zichtbaar is wat betreft het verkorten van het wetgevingsproces middels het overslaan van een tweede lezing?
Het is juist dat er meer besluitvorming plaatsvindt in de eerste lezing dan in de tweede lezing. Ik onderschrijf hiermee overigens niet de stelling dat hierdoor het besluitvormingsproces standaard wordt verkort. De tweede lezing kan worden gebruikt indien in de eerste lezing geen overeenstemming wordt bereikt conform de procedure van artikel 294 EU-werkingsverdrag.
In hoeverre onderschrijft u dat het overslaan van een tweede lezing de informatievoorziening over Europese wetgeving aan het bredere publiek inperkt? In hoeverre acht u dit een wenselijke situatie, ook gezien de toenemende onvrede over een Europa dat ver van de burgers staat?
Ik onderschrijf deze stelling niet. In het artikel wordt de aanname gedaan dat er sprake is van een slechtere informatievoorziening omdat het Europees parlement enkel in de tweede lezing, en niet in de eerste lezing, in het openbaar debatteert tijdens de plenaire debatten van het Europees parlement. Dit is een onjuiste aanname. Het Europees parlement debatteert zowel in de eerste lezing als in de tweede lezing in het openbaar. Daarnaast kan in de eerste lezing gebruik worden gemaakt van trilogen. Echter worden dergelijke overleggen ook in de tweede lezing gebruikt.
Deelt u de mening dat het feit dat besluitvorming over wetgeving in toenemende mate achter gesloten deuren plaatsvindt, de transparantie over de precieze achtergrond en totstandkoming van Europese wetgeving ernstig belemmert, en dat dit er uiteindelijk zelfs aan kan bijdragen dat de democratische legitimiteit van deze wetgeving wordt ondermijnd?
Ik kan niet op basis van dit artikel concluderen dat de wetgeving in toenemende mate achter gesloten deuren plaatsvindt. Om tot een gezamenlijk besluit te kunnen komen tussen de EU instellingen is het nodig om ook in beslotenheid te kunnen spreken. Dat laat onverlet dat Nederland wel mogelijkheden ziet in de verbetering van de transparantie rondom trilogen.
In de Raad van Algemene Zaken van 24 juni is daarom op basis van een Nederlands voorstel (extranet: 10120/1/16/REV 1) gesproken (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1642) over deze mogelijkheden.
Wilt u een plan ontwikkelen om in Europees verband concrete stappen te zetten om de gesignaleerde trend te keren en de democratische verantwoording omtrent Europese wetgeving te verbeteren, onder meer door in te zetten op transparante besluitvorming en open en volledige informatievoorziening aan burgers, journalisten, (nationale) politici en andere betrokkenen?
Al geruime tijd maakt het kabinet zich sterk voor de verbetering van de transparantie van het Europees besluitvormingsproces. Deze inzet gaat verder dan alleen de verbetering van de transparantie van trilogen. In de brief van 16 september 2016 (Kamerstuk 22 112, nr. 2205) is uw Kamer geïnformeerd over de bereikte resultaten op dit gebied tijdens het Nederlands EU voorzitterschap. Deze inzet blijft onverminderd van kracht.
Het weren van maatschappelijke organisaties door de Indiase overheid |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Vindt u het ook zeer zorgelijk dat de Indiase overheid maatschappelijke organisaties weert en/of tegenwerkt, waaronder Amnesty International, Greenpeace, Navsarjan Trust en Compassion, en al maandenlang de financiële tegoeden bevriest?1
Ja, dat vind ik zorgelijk. Een actief en levendig maatschappelijk middenveld is zeer belangrijk voor de duurzame sociale en economische ontwikkeling van een land.
Erkent u dat het wegvallen van de projecten van Compassion in India ernstige gevolgen heeft voor 145.000 kinderen die in extreme armoede leven? Bent u bereid om met Compassion Nederland in overleg te treden, aangezien de organisatie gedwongen is om half maart de steun stop te zetten?
Inmiddels hebben vertegenwoordigers van het ministerie contact opgenomen met Compassion Nederland. Op korte termijn vindt overleg plaats in Den Haag. De ambassade in New Delhi heeft op 3 februari de zaak aan de orde gesteld bij de Indiase autoriteiten.
Erkent u dat het stopzetten van de financiering aan Navsarjan Trust ernstige gevolgen heeft voor de bestrijding van kastendiscriminatie en de toegang tot onderwijs voor Dalit-kinderen?2
India telt meer dan drie miljoen maatschappelijke organisaties. Vele NGO’s zetten zich in voor de rechten van Dalits en (indirect) de bestrijding van kastendiscriminatie. Navsarjan Trust maakt deel uit van de paraplu organisatie «International Dalit Solidarity Network» (IDSN) en is één van de organisaties die zich inzet voor bovengenoemde rechten. Het stopzetten van de financiering van een NGO die zich voor deze rechten inzet is zeker te betreuren. Er zijn gelukkig nog vele andere organisaties actief om voor de positie van Dalits op te komen, inclusief voor de toegang tot onderwijs.
Erkent u dat India handelt in strijd met de internationale mensenrechten en dat de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging onder grote druk staan?
India kent een democratisch gekozen parlement, een democratisch gekozen regering en een onafhankelijke rechtspraak. Daarnaast is er sprake van een levendig maatschappelijk middenveld. De vrijheid van meningsuiting is vastgelegd in de Indiase Grondwet. Ook spelen diverse nationale media in India een belangrijke rol in maatschappelijke discussies en stellen zij misstanden aan de orde. Wetgeving kan niettemin mogelijk beperkend zijn voor de vrijheid van meningsuiting als de openbare orde in het geding komt. Een wet die de vrijheid van meningsuiting kan beperken is de Information Technology Act. Wetgeving kan in India door de rechter worden getoetst aan de Grondwet. Zo heeft het Hooggerechtshof in India in maart 2015 ingegrepen omdat zij van mening was dat Section 66A van de Information Technology Act onverenigbaar is met het recht op vrijheid van meningsuiting zoals in de Grondwet is vastgelegd.
Bent u bereid om in overleg te gaan en druk te zetten op de Indiase overheid om deze maatregelen terug te draaien, in het bijzonder de zeer restrictieve Foreign Regulation and Contribution Act, zoals ook is geadviseerd door Marina Kiai, de Speciale VN Rapporteur voor Vrijheid van Vereniging en Vergadering?3
De Nederlandse overheid deelt de zorgen van VN-rapporteur Maina Kiai over de wet gericht op buitenlandse giften zoals beschreven in «Analysis on International Law, Standards and Principles applicable to the Foreign Contributions Regulation Act 2010 and Foreign Contributions Regulation Rules 2011». Deze wet die buitenlandse giften aan Indiase organisaties reguleert, kan beperkend werken voor de financiering van het maatschappelijk middenveld. Nederland heeft zich op verschillende niveaus in bilaterale contacten en in multilateraal verband ingespannen om aandacht te vragen voor deze situatie en zal dit onverminderd blijven doen. Zo werd de kwestie in New Delhi opgebracht door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in juni 2015, en op hoogambtelijk niveau in juni 2016. Naast het overleg dat hierover wordt gevoerd door de Ambassade in New Delhi zal Nederland ook tijdens de volgende bilaterale consultaties, thans voorzien in maart 2017, het onderwerp opbrengen bij de Indiase autoriteiten.
Ben u bovendien bereid aan te dringen bij de Europese Commissie op actie richting de Indiase overheid en ook zelf bij de Indiase overheid aan te dringen op het stopzetten van het bevriezen van tegoeden van onder meer Compassion en Navsarjan Trust?
Het kabinet zal in EU-verband aandacht vragen voor de beperkingen die maatschappelijke organisaties ondervinden van de Foreign Contributions Regulation Acten ondergeschikte regelgeving van de Indiase overheid. Als het gaat om onze bilaterale inspanningen wordt verwezen naar vraag 5.
Wilt u deze vragen met spoed beantwoorden gezien de nijpende situatie voor de organisaties?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De bouw van nederzettingen in Oost-Jeruzalem na aantreden van Trump |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Nieuwbouw in Oost-Jeruzalem na vertrek Obama»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het dat de aankondiging van de bouw van 566 nieuwe huizen in Oost-Jeruzalem is aangehouden tot het vertrek van president Obama en het aantreden van zijn opvolger president Trump?
Het kabinet maakt zich ernstige zorgen over de voortdurende uitbreiding van Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Nederzettingen zijn strijdig met internationaal recht en vormen een groot obstakel voor het bereiken van een twee-statenoplossing. Deze positie is onlangs herbevestigd in Veiligheidsraadresolutie 2334 van 23 december jl. en tijdens de conferentie over het Midden-Oosten vredesproces in Parijs op 15 januari jl.
Het kabinet neemt afstand van de uitspraken van de locoburgemeester van Jeruzalem. Ongeacht het standpunt van de Amerikaanse regering is het kabinet van mening dat het Israëlische nederzettingenbeleid niet consistent is met het door premier Netanyahu eerder uitgesproken commitment ten aanzien van de twee-statenoplossing. Het kabinet en de EU spreken de Israëlische regering consequent en nadrukkelijk aan op de illegaliteit van nederzettingen en wijzen erop dat dit beleid het perspectief op een twee-statenoplossing ondermijnt. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft deze boodschap afgelopen week wederom afgegeven in een gesprek met de Israëlische viceminister Oren.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de locoburgemeester van Jeruzalem, dat met het aantreden van president Trump de spelregels zijn veranderd en dat dit ervoor zorgt dat de Israëlische regering de handen vrij heeft om eindelijk weer nederzettingen te bouwen? Deelt u de zorgen over het feit dat alleen al het aantreden van president Trump blijkbaar concrete gevolgen heeft voor de situatie in het Midden-Oosten?2
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat bovengenoemde uitspraak en de uitspraak van de burgemeester van Jeruzalem dat de acht jaar van de regering-Obama moeilijk zijn geweest vanwege de druk om de bouw van nederzettingen te stoppen, bewijst dat internationale druk op de Israëlische regering tot concrete resultaten kan leiden?
De vorige Amerikaanse president Obama en secretary of state Kerry hebben een duidelijke positie ingenomen ten aanzien van de uitbreiding van nederzettingen. Amerikaanse politieke druk en dialoog heeft er mede toe geleid dat verschillende plannen voor uitbreiding zijn bevroren.
Wat is de laatste stand van zaken aangaande de voorgenomen verplaatsing van de Amerikaanse ambassade van Tel Aviv naar Jeruzalem? Hoe groot schat u de kans in dat een dergelijke stap daadwerkelijk wordt gezet? Deelt u de mening dat deze stap een uiterst negatieve werking zal hebben op het perspectief op een betekenisvol vredesproces?
Het kabinet heeft kennisgenomen van uitspraken die de Amerikaanse president voorafgaand aan zijn inauguratie over de verplaatsing van de Amerikaanse ambassade naar Jeruzalem heeft gedaan. Het kabinet begrijpt dat er momenteel meerdere opties worden overwogen door de Amerikaanse regering. Het kabinet is van mening dat van een verplaatsing van de Amerikaanse ambassade een negatief politiek signaal ten aanzien van het vredesproces zou uitgaan en dat een dergelijke stap tot verdere spanningen zou kunnen leiden.
Bent u bereid om er in EU-verband voor te pleiten deze nieuwe aankondiging van uitbreiding van nederzettingen met 566 huizen sterk te veroordelen en om maximale druk op de Israëlische regering aangaande het nederzettingenbeleid uit te oefenen, ook indien de nieuwe Amerikaanse regering een andere koers kiest?
De EU heeft in een verklaring namens de Hoge Vertegenwoordiger benadrukt dat de recente uitbreidingen van nederzettingen het vooruitzicht op een levensvatbare twee-statenoplossing ernstig ondermijnen. De EU betreurt in de verklaring voorts het feit dat Israël doorgaat met het nederzettingenbeleid ondanks de voortdurende op alle niveaus geuite internationale zorgen en bezwaren.
Het kabinet blijft, zowel bilateraal als via de band van de EU, een actief beleid voeren ten behoeve van het behoud en de totstandkoming van de twee-statenoplossing. In de huidige context dringen Nederland en de EU bij partijen aan op positieve stappen ter behoud van de twee-statenoplossing en ter vergroting van wederzijds vertrouwen. Tegelijk spreken Nederland en de EU partijen aan op stappen die hier haaks op staan, zoals de recente aankondigingen van uitbreiding van nederzettingen. Ook tijdens het lidmaatschap van de Veiligheidsraad zal Nederland zich actief inzetten conform het geldende kabinetsbeleid ten aanzien van het Midden-Oosten vredesproces.
Bent u bereid om bilateraal, in EU-verband en via de gedeelde zetel in de VN-Veiligheidsraad te pleiten voor consolidatie van de internationale consensus ten aanzien van het Israëlische nederzettingenbeleid, naar voorbeeld van de vorige maand aangenomen VN-resolutie 2334, die nogmaals stelt dat de bouw van nederzettingen een flagrante schending is van het internationaal recht en oproept tot een onmiddellijke en volledige stop van nederzettingenactiviteiten in bezet Palestijns gebied, inclusief Oost-Jeruzalem?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat wanneer de Israëlische regering met het aantreden van president Trump overgaat tot een versnelde uitbreiding van illegale nederzettingen en daarmee de kans op constructieve vredesbesprekingen nog verder ondermijnt, de EU zich zal moeten beraden op concrete maatregelen, bijvoorbeeld door opschorting van samenwerkingsovereenkomsten (conform de motie-Servaes c.s.)?3
Het kabinet wil niet vooruitlopen op mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 6 februari a.s. zal een bespreking plaatsvinden van de EU-inzet ten aanzien van het Midden-Oosten vredesproces voor de komende tijd. Het kabinet zal hierbij het belang benadrukken van eensgezind optreden door de EU, waarbij alle mogelijke beleidsopties ten bate van het behoud van de twee-statenoplossing tegen het licht worden gehouden (zie ook de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken die op 27 januari 2017 naar uw Kamer werd gestuurd)(Kamerstuk 21 501-02, nr. 1715). Voor de inzet van het kabinet wordt voorts verwezen naar het antwoord op vragen 6 en 7.
Deelt u de mening dat dit een «strategisch moment» is om de Palestijnse staat te erkennen?
Het kabinetsstandpunt ten aanzien van erkenning is niet gewijzigd. Het kabinet wil erkenning inzetten op een strategisch moment als het effectief, reëel en opportuun is in het vredesproces. Het kabinet wil dat doen op een moment waarbij het een bijdrage levert aan het vredesproces. Daarvan is op dit moment geen sprake. Erkenning van een Palestijnse staat is een krachtig instrument dat maar één keer kan worden ingezet. Het betreft een nationaal besluit. Het kabinet zal zijn eigen afweging maken over erkenning. Daarbij zal Nederland meewegen wat andere Europese landen doen en afstemming met EU-partners zoeken.
De mensenrechtensituatie van de Rohingya-bevolking in Myanmar |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Boris Johnson urged to press Aung San Suu Kyi over Rohingya on Myanmar trip»1 en het vorige maand verschenen schokkende rapport van Amnesty International «We are at breaking point» – Rohingya: Persecuted in Myanmar, neglected in Bangladesh»?2
Ja.
Wat is uw reactie op het genoemde artikel en het rapport? Deelt u de conclusies dat er sprake is van ernstige mensenrechtenschendingen en van disproportioneel optreden door het leger van Myanmar als reactie op een aanval op drie grensposten van 9 oktober jl.?
Het genoemde artikel en het rapport schetsen een zeer zorgwekkend beeld van de situatie van de Rohingya in Rakhine. Het kabinet hecht eraan dat mensenrechtenschendingen worden onderzocht en dat eventuele daders worden vervolgd. Dat is de reden dat Nederland zich bilateraal als in EU-verband hard maakt voor onbeperkte toegang voor onafhankelijke onderzoekers en journalisten tot de getroffen gebieden. Nederland pleit met andere EU lidstaten voor een onafhankelijk en geloofwaardig onderzoek naar de aanvallen van 9 oktober en het optreden van het leger en een adequaat antwoord van de regering op de bevindingen.
Deelt u de boodschap van het Britse parlement aan uw collega Boris Johnson dat het tijd is voor een hardere opstelling richting Myanmar om de ernstige mensenrechtenschendingen tegen de Rohingya-bevolking te stoppen? Bent u bereid om in EU- en VN-verband u ervoor in te spannen dat de internationale gemeenschap zich op korte termijn zo krachtig mogelijk uitspreekt in de richting van Myanmar en ook andere mogelijkheden onderzoekt om druk te zetten op de Myanmarese regering en legerleiding?
Nederland heeft herhaaldelijk ernstige zorgen over de situatie van de Rohingya geuit. Het kabinet zet zich in om bij te dragen aan een duurzame oplossing van de onderliggende problemen in Rakhine en aan het verbeteren van de humanitaire en mensenrechtensituatie in Rakhine. De Minister van Buitenlandse Zaken besteedde tijdens zijn bezoek aan Myanmar (11–13 oktober jl.) specifiek aandacht aan deze situatie. Ook heeft de Nederlandse ambassadeur eind januari in gesprek met State Counselor en Minister van Buitenlandse Zaken Aung San Suu Kyi de Nederlandse zorgen over de situatie van de Rohingya onder de aandacht gebracht. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft 18 februari jl. en marge van de Munich Security Conference de Myanmarese National Security Advisor, U Thaung Tun, aangesproken om zijn grote zorgen over te brengen over de mensenrechtenschendingen in Rakhine. Ook besprak de Minister het belang van humanitaire toegang en onafhankelijk en geloofwaardig onderzoek. De EU zal in de komende zitting van de VN Mensenrechtenraad een resolutie indienen waar specifiek de situatie van Rohingya aan de orde wordt gesteld en de Myanmarese regering wordt opgeroepen tot het instellen van een onafhankelijk en geloofwaardig onderzoek.
Klopt het dat hulporganisaties het gebied in de deelstaat Rakhine, waar de genoemde acties van het Myanmarese leger plaatsvinden, nog altijd niet binnenkomen? Zo ja, wat is hiervan de reden? Bent u bereid om de Myanmarese regering nogmaals met urgentie op te roepen om het gebied open te stellen voor hulporganisaties?
De toegang tot het gebied voor humanitaire organisaties is inmiddels grotendeels hervat. De periodieke belemmeringen die organisaties nog ondervinden worden met regelmaat opgebracht door de Nederlandse ambassade bij de Myanmarese autoriteiten, maar ook in EU kader wordt dit aan de orde gesteld. Het garanderen van onbeperkte humanitaire toegang krijgt de hoogste prioriteit in contacten met de autoriteiten.
Wat is de laatste stand van zaken rondom de door Aung San Suu Kyi opgezette brede commissie van voormalig VN Secretaris-Generaal Kofi Annan, die met aanbevelingen moet komen voor een duurzame oplossing voor de situatie in Rakhine, zoals door u beschreven in het verslag van uw bezoek aan Myanmar van 11 tot 13 oktober? Zijn er al aanbevelingen bekend en zo ja, zijn deze al doorgevoerd?3
De door State Counselor en Minister van Buitenlandse Zaken Aung San Suu Kyi opgezette brede commissie onder leiding van voormalig VN Secretaris-Generaal Kofi Annan komt binnen enkele maanden met de eerste aanbevelingen. De commissie heeft in januari nogmaals een bezoek gebracht aan Rakhine. Van 28 januari tot 2 februari bezocht de commissie ook Bangladesh om de situatie daar te onderzoeken. De commissie benadrukte tijdens de bezoeken de noodzaak voor het verlenen van staatsburgerschap aan Rohingya en het waarborgen van hun waardigheid om een duurzame oplossing voor de huidige crisis te vinden.
Klopt het dat de regering van Myanmar de aantijgingen uit het genoemde Amnesty-rapport ontkent? Heeft Aung San Suu Kyi, die de facto de regeringsleider is van Myanmar, zich al persoonlijk uitgesproken over de meest recente gebeurtenissen?
Aung San Suu Kyi heeft nog geen publieke uitspraken gedaan naar aanleiding van het geweld in Rakhine. Een nationale onderzoekscommissie, die onder leiding staat van de vicepresident Myint Swe en door de Myanmarese overheid is aangesteld om de aanvallen op 9 oktober en het optreden van het leger te onderzoeken, heeft in een interim--rapport geconcludeerd dat er geen bewijs is gevonden voor ernstige mensenrechtenschendingen. Nederland onderstreept bij de Myanmarese autoriteiten zowel bilateraal als in EU-verband de noodzaak tot het instellen van een onafhankelijk en geloofwaardig onderzoek naar de aanvallen en het optreden van het leger en het belang om zich duidelijk uit te spreken over de recente ontwikkelingen in Rakhine.
Klopt het dat inmiddels een aantal politieagenten is opgepakt naar aanleiding van het schokkende filmpje dat begin deze maand verscheen waarin enkele gevangen genomen Rohingya’s worden mishandeld? Zo ja, is er zicht op een eerlijk proces en daadwerkelijke veroordeling van deze agenten? Wat doet de Nederlandse ambassade in Myanmar om dit proces te monitoren?
Tegen acht betrokken politieagenten zijn disciplinaire maatregelen genomen. De meest betrokken agenten hebben straffen gekregen oplopend tot 60 dagen gevangenschap. Andere agenten hebben demoties gekregen. De Nederlandse ambassadeur in Myanmar heeft in gesprek met Aung San Suu Kyi het belang van onafhankelijk en geloofwaardig onderzoek en gepaste straffen aangekaart.
Klopt het dat VN mensenrechtengezant Yanghee Lee vorige week in Myanmar is aangekomen voor een 12-daags bezoek? Zo ja, heeft Yanghee Lee volledig toegang gekregen tot de getroffen regio en de vrijheid gehad om met iedereen te spreken, zodat een compleet beeld van de situatie kan worden gekregen? Wanneer worden zijn bevindingen gepubliceerd?
Speciaal Rapporteur Lee bracht van 9 tot en met 21 januari een bezoek aan Myanmar. Zij gaf aan dat zij een voor haar acceptabele mate van toegang heeft gekregen tot de essentiële crisisgebieden, waaronder het noorden van Rakhine State. Voor een beoogd bezoek aan Laiza kreeg zij geen toestemming. In Laiza wordt zwaar gevochten tussen het Myanmarese leger en het Kachin IndependenceArmy (KIA). Haar rapport verschijnt tijdens de aankomende zitting van de VN Mensenrechtenraad die zal plaatsvinden van 27 februari tot en met 24 maart.
Bent u bereid om bij de Myanmarese autoriteiten en binnen de VN te pleiten voor een onafhankelijk onderzoek naar het genoemde optreden van het Myanmarese leger, eventueel naar aanleiding van het bezoek van Yanghee Lee? Zo nee, waarom niet?
Ja, zie ook het antwoord op vraag 3.
Wat zijn de uitkomsten van het topoverleg dat Myanmar en Bangladesh onlangs voerden over de situatie rondom Rohingya-vluchtelingen?
Het bezoek van de Myanmarese viceminister van Buitenlandse Zaken, U Kyaw Tin, aan Bangladesh van 10 januari jl. was een eerste stap in het starten van een dialoog over de Rohingya tussen beide landen. Bilaterale relaties tussen Myanmar en Bangladesh verslechterden de afgelopen jaren, grotendeels vanwege het Rohingya-dossier. Ondanks dat het bezoek niet leidde tot concrete afspraken over terugkeer van de Rohingya, kan het bezoek wel worden gezien als positieve eerste stap.
Heeft u eerder dan wel bilateraal dan wel in EU- of VN-verband bij Bangladesh aangedrongen op vrije toegang voor Rohingya-vluchtelingen uit Myanmar? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was de reactie van Bangladesh? Is het mogelijk en wenselijk om Bangladesh op enige manier hulp te bieden bij de opvang deze vluchtelingen?
Zowel bij bilaterale gesprekken als in EU- en VN-verband is de afgelopen drie jaar met Bangladesh gesproken over de situatie van de Rohingya-vluchtelingen uit Myanmar. Bangladesh stelde zich hierbij op het standpunt dat de oplossing voor het probleem in Myanmar ligt. Met beroep op een mogelijke aanzuigende werking stelde Bangladesh voorts niet bereid te zijn nieuwe Rohingya-vluchtelingenkampen in te richten en ook niet de bestaande beperkte infrastructuur van de huidige opvang te verbeteren.
Bangladesh zoekt echter sinds oktober 2016 actief naar een internationale of regionale oplossing. Hoewel Bangladesh geen partij is bij het Vluchtelingenverdrag van 1951, noch het Protocol van 1967, werkt het al lange tijd samen met IOM en UNHCR en nu ook met UNICEF, WFP, WHO, Solidarités International, Action Contre la Faim en nationale NGOs om de gevluchte Rohingya in Bangladesh op te vangen. Nederland draagt in 2017 ongeoormerkt € 46 mln. bij aan UNHCR, € 36 mln. aan WFP, € 17 mln. aan UNICEF en € 55,5 mln. aan CERF. Eind december 2016 heeft de Europese Commissie € 300.000 beschikbaar gesteld voor humanitaire hulp aan 7500 nieuw gearriveerde Rohingya vluchtelingen in het kustgebied bij Cox’s Bazar. NL blijft zich diplomatiek inzetten voor goede opvang van de Rohingya – zowel in Myanmar als in de buurlanden – en volgt de situatie nauwgezet.
Klopt het dat terreurorganisaties zoals IS proberen om aanhang te verwerven onder de Rohingya-bevolking? Zo ja, hoe groot is het risico dat terreurorganisaties als IS daar voet aan de grond krijgen en dat ook steeds meer Rohingya’s bereid zullen zijn om geweld te gebruiken of aanslagen te plegen?
Een recent rapport van de International Crisis Group genaamd «Myanmar: A New Muslim Insurgency in Rakhine State» gaat in op het risico dat de uitzichtloze situatie van de Rohingya kan zorgen voor radicalisering van de Rohingya. Het kabinet beschikt echter niet over bewijs dat terreurorganisaties zoals IS actief proberen om aanhang te verwerven onder de Rohingya-bevolking.