De herijking van de businesscase van Leaseplan voor civiele dienstauto’s zoals genoemd in de Najaarsnota 2018 |
|
Joost Sneller (D66), Salima Belhaj (D66) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met de herijking van de businesscase van het Leaseplan voor civiele dienstauto’s bij Defensie?1
Ja. De businesscase civiele dienstauto’s en de herijking daarvan zijn opgesteld door Defensie.
Klopt het dat vanaf nu civiele dienstauto’s bij Defensie elke twee jaar worden vervangen in plaats van iedere vier jaar?
De businesscase uit 2016 ging uit van een vervangingstermijn van twee jaar voor alle voertuigen. In de herijkte businesscase uit 2017 zijn de cijfers die ten grondslag liggen aan de vaststelling van de vervangingstermijn geactualiseerd (zie ook het antwoord op vraag 5). Sindsdien gelden er verschillende termijnen voor verschillende percelen, variërend van twee tot vier jaar, en zes jaar voor functiespecifieke voertuigen.
Kunt u de herijkte businesscase van het Leaseplan voor civiele dienstauto’s nader toelichten met gegevens over het aantal en type auto’s, exploitatie-, onderhouds- en verzekeringskosten, brandstofgebruik en fiscale baten-lasten, dan wel deze aan de Kamer verstrekken?
De verdeling van de auto’s over de percelen is als volgt:
Perceel
Voorbeeld-auto
Aantal auto's in bestand
Gebruikte vervangingstermijn (in jaren)
Bestelvoertuigen (BA)
Peugeot Partner
260
4
Bestelvoertuigen (BB – pers)
Renault Trafic Passenger
580
4
Bestelvoertuigen (BB – aan)
Renault Trafic
580
4
Bestelvoertuigen (BB – vracht)
Citroën Jumpy
230
4
Personenvoertuigen (PB)
Peugeot 208
1.200
2
Personenvoertuigen (PC)
Renault Mégane
1.000
2
Functie specifieke voertuigen (FS)
Functiespecifiek
1.880
6
De aantallen auto’s wijken in deze tabel af van de businesscase, vooral omdat er doorgaans ongeveer 200 voertuigen in het vervangingsproces zitten.
Defensie betaalt geen verzekeringspremie, omdat het een eigen risicodrager is. De brandstofkosten voor deze voertuigen zijn moeilijk te bepalen omdat deze kosten op verschillende manieren worden gefactureerd. Bovendien zijn de brandstofkosten voor beide businesscases (in 2016 en 2017) gelijk en dus geen relevante variabele. De totale exploitatiekosten staan in de tabel in antwoord 7.
Kunt u de 59,2 miljoen euro neerwaartse bijstelling van de inruilwaarde van dienstvoertuigen nader specificeren?
Op grond van praktijkervaringen bij Defensie zijn de uitgangspunten van de businesscase ingrijpend veranderd. De neerwaartse bijstelling van de inruilwaarde bedraagt cumulatief € 59,2 miljoen voor de jaren 2019 – 2023 en betreft ongeveer 5.500 voertuigen. In de nieuwe businesscase is beter rekening gehouden met de gevarieerde samenstelling van het wagenpark en met de lagere marktwaarde van sommige types auto’s. Voor autotypes waarvan de exploitatiekosten lager uitvallen dan verwacht, kan het lonen ze langer aan te houden, met een lagere inruilwaarde als gevolg.
Welke belastingen zijn niet meegeteld in de voorheen te hoog ingeschatte verkoopopbrengsten van de civiele dienstauto’s? Om welk bedrag gaat het per belastingsoort? Om welke periode, waarin deze opbrengsten te hoog zijn ingeschat, gaat het? Hoe heeft dit kunnen ontstaan?
Bij het opmaken van de herijkte businesscase is vastgesteld dat in de oorspronkelijke businesscase de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) ten onrechte is meegerekend in de verkoopwaarde. Die verkoopwaarden dienen met het bedrag van de BPM te worden verlaagd.
In de oorspronkelijke businesscase was met één type auto als gemiddelde auto gerekend; de Renault Mégane. Voor deze Renault is de BPM na twee jaar € 1.400. In de herijking is gekozen voor zes percelen, met verschillende autotypes en verschillende BPM-tarieven.
Wat waren de exploitatiekosten voor de civiele dienstauto’s vóór de herijkte businesscase van het Leaseplan voor civiele dienstauto’s? Kunt u dit schematisch weergeven over de afgelopen vier jaar in een baten-laten schema?
De onderstaande tabel laat de exploitatiekosten zien (in duizenden euro) voor onderhoud en schade. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van een batenrekening waarop niet uitgevoerde onderhoudskosten worden teruggeboekt (ontvangsten, geen restwaarde afrekeningen).
De tabel laat zien dat de lasten sterk dalen en dat de ontvangsten stijgen. Per saldo dus lagere kosten voor Defensie. Dit komt door voordeligere afgesloten onderhoudscontracten en is beperkt gerelateerd aan de businesscase of de herijking daarvan.
2015
2016
2017
2018
Onderhoud (preventief en correctief)
13.536
13.491
10.137
10.913
Ontvangsten
20
4
2.594
2.895
Voor voertuigonderhoud betaalt Defensie een vast bedrag per maand, waarna Defensie op grond van nacalculatie teveel betaalde onderhoudskosten terug krijgt. Dat zijn de ontvangsten.
Er is een groot verschil tussen de «ontvangsten» van 2015 en 2016 en de jaren erna. Dit heeft een boekhoudkundige verklaring. Tot en met 2016 werden de ontvangsten vanwege de niet uitgevoerde onderhoudskosten geboekt op de grootboekrekening «onderhoud/schade». Vanaf 2017 worden deze ontvangsten geboekt op de post «ontvangsten».
Kunt u de herijkte businesscase van Leaseplan voor civiele dienstauto’s uiteenzetten in een baten-laten schema voor de komende vier jaar?
In de onderstaande tabel (in miljoenen euro’s) is aangegeven wat de uitgaven en ontvangsten zijn (planbedragen) zoals deze bij start van de herijkte business-case zijn opgesteld.
Investeringen
26,8
26,8
26,8
268,0
Exploitatie DOSCO
11,7
11,3
11,3
113,0
Verkoopopbrengsten (art. 6)
9,5
9,5
9,5
95,0
Totaal
29,0
28,6
28,6
286,0
Aantal voertuigen
5.468
5.468
5.468
Een onzichtbaar cyberleger |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Het cyberleger is er wel, maar mag weinig»?1
Ja.
Klopt het dat het Defensie Cyber Commando (DCC) in plaats van de nagestreefde 200 militairen slechts met 80 tot 100 militairen gevuld is? Zo ja, vindt u hiervan en wat gaat u hieraan doen?
Een formatie van 200 personen is geen specifiek streven van het DCC. Het kabinet heeft 95 miljoen euro extra geïnvesteerd in cybersecurity, waarvan 20 miljoen voor Defensie. Van dit bedrag wordt een aanzienlijk deel geïnvesteerd in personele versterking van het DCC.
In hoeverre bestaat er onduidelijkheid over wat het commando precies kan, mag en wil? Zo ja, op welke onderwerpen bestaat die onduidelijkheid?
Over de inzet van het DCC is geen onduidelijkheid. Net als de offensieve inzet van elk militair middel, geldt dat daarvoor een politiek besluit tot inzet nodig is, waarbij een mandaat en «rules of engagement» worden vastgesteld. Dit kan in het kader van expeditionaire inzet van de krijgsmacht, alsook in geval van verdediging van ons land of ons bondgenootschappelijk grondgebied, in overeenstemming met het internationaal recht.
Herkent u zich in de kritiek van onderzoekers dat het vermogen om hoogwaardige doelen uit te schakelen nog niet aanwezig is en dat de budgetten tekortschieten?
De bruikbaarheid van onze cybercapaciteiten is, zoals voor al onze capaciteiten geldt, volledig afhankelijk van de context waarin de krijgsmacht wordt ingezet. Om op voorhand te stellen dat het DCC per definitie niet in staat is hoogwaardige doelen aan te grijpen, is ongefundeerd.
Klopt het dat het Amerikaanse cybercommando websites van terreurorganisatie ISIS met propagandamateriaal weg heeft gehaald en het de toegang van cyberpropagandisten van ISIS tot social media accounts heeft geblokkeerd?
In openbare bronnen, zoals de verslagen van gesprekken van de Amerikaanse Senaat met de commandant van het USCYBERCOM, wordt uitgebreid verslag gedaan van de bijdrage van het Amerikaanse cyber commando aan de strijd tegen ISIS. Hierin valt te lezen dat dit onder andere de vernietiging van de online propaganda-infrastructuur van ISIS behelst.
Mag het DCC soortgelijke operaties uitvoeren? Zo nee, waarom niet?
Het mandaat voor de inzet van digitale middelen door de krijgsmacht wordt per militaire missie of operatie vastgesteld. De bestaande volkenrechtelijke regels inzake het gebruik van geweld zijn van toepassing op digitale aanvallen.
Is het waar dat cybersoldaten van het DCC elders worden gedetacheerd? Hoe vaak gebeurt dit? Wat is de reden hiervan?
Ja, dit gebeurt met enige regelmaat, met name bij de MIVD. Zoals uitgelegd in onder andere de Defensie Cyber Strategie, komen de benodigde kennis en vaardigheden voor het uitvoeren van offensieve cyberoperaties sterk overeen met die voor het uitvoeren van digitale inlichtingenoperaties. Door middel van detacheringen over en weer tussen verschillende defensieonderdelen die in het cyberdomein opereren, versterken we defensiebreed onze cybervaardigheden.
Klopt het dat de vorige commandant van het DCC de strijd verloor om het cybercommando een rol te laten spelen bij de bescherming van de Rotterdamse haven, de digitale bescherming van kerncentrales en andere mogelijke doelwitten? Zo ja, wat is de reden hiervan?
Van strijd om de verdediging van vitale infrastructuur is geen sprake. Om Nederland digitaal veilig te houden wordt op gecoördineerde wijze samengewerkt door zowel publieke als private organisaties. In het regeerakkoord is vastgelegd dat Defensie een grotere rol gaat spelen bij de digitale beveiliging en bewaking van Nederland. In de Defensie Cyber Strategie heb ik uitgelegd dat Defensie zich hierbij, onder coördinatie van de NCTV, specifiek gaat richten op de vitale infrastructuur.
Welke bijdrage levert het DCC aan het bereiken van de doelstellingen in de recent uitgebrachte Defensie Cyber Strategie 2018? Waarom wordt het DCC nauwelijks in de Defensie Cyber Strategie 2018 genoemd?
Het DCC levert een belangrijke bijdrage aan het realiseren van de doelstellingen van de Defensie Cyber Strategie. Het kabinet heeft 95 miljoen euro extra geïnvesteerd in cybersecurity, waarvan 20 miljoen voor Defensie. Van dit bedrag wordt een aanzienlijk deel geïnvesteerd in personele versterking van het DCC. Door te investeren in de capaciteiten van het DCC werken we aan een krijgsmacht die effectief inzetbaar is in het digitale domein. Ook wordt door het ontwikkelen van geloofwaardige, offensieve digitale capaciteiten van het DCC, bijgedragen aan de afschrikkingsfunctie van de krijgsmacht. Nederland heeft zich bereid verklaard om waar nodig en mogelijk met digitale capaciteiten bij te dragen aan NAVO-missies en -operaties.
Tot slot gaat Defensie de uitvoering van de derde hoofdtaak in het digitale domein versterken door een grotere bijdrage te leveren aan bestaande civiele structuren. Vraag en aanbod van cybercapaciteiten van Defensie worden in overleg met de civiele autoriteiten en betrokken publieke en private partners in kaart gebracht. Gezien de aard van de dreigingen richt Defensie zich daarbij met name op de vitale infrastructuur door intensievere samenwerking met de daartoe bij wet aangewezen organisaties, met name het Nationaal Cyber Security Centre.
Hoe verhoudt zich een en ander tot de doelstelling in de Defensienota om één defensieve en/of offensieve cyberoperatie uit te voeren, alsmede de motie Bruins Slot c.s.2 over investeringen in cyber als volwaardig vijfde militair domein en een grotere rol voor Defensie in het kader van de derde hoofdtaak en de motie Diks3 over de capaciteit van het Defensie Cyber Commando en de inzet van cybercapaciteiten in het kader van de internationale rechtsorde?
Zie antwoord vraag 9.
De toespraak van Greta Thunberg tijdens de COP24 in Katowice |
|
Eva Akerboom (PvdD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Erkent u dat u medeverantwoordelijkheid draagt voor het Nederlandse klimaatbeleid, aangezien het kabinetsbeleid wordt vastgesteld door de ministerraad?
Heeft u de toespraak gehoord die de 15-jarige Zweedse klimaatactivist Greta Thunberg heeft gegeven tijdens de klimaatconferentie in Katowice, Polen?1
Heeft u gehoord dat ze zei: «Veel mensen zeggen dat Zweden maar een klein land is en dat het niet uitmaakt wat we doen. Maar ik heb geleerd dat je nooit te klein bent om een verschil te maken. En als slechts een paar kinderen over de hele wereld de krantenkoppen halen, door simpelweg niet naar school te gaan, stel je dan eens voor wat we met zijn allen zouden kunnen bereiken, als we maar zouden willen»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar om dat te doen, moeten we helder spreken, ongeacht hoe oncomfortabel dat kan zijn». Bestrijdt u de stelling van Thunberg dat eerlijke en heldere communicatie geboden is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U heeft het alleen maar over groene oneindige economische groei, omdat u bang bent om impopulair te zijn»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt? Zo nee, heeft u inmiddels uw standpunt over economische groei gewijzigd en durft u inmiddels te erkennen dat voortdurende economische groei op een (reeds overbelaste) planeet onmogelijk is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U praat alleen over stappen vooruit zetten met dezelfde slechte ideeën die ons in deze situatie hebben doen belanden, terwijl het enige verstandige zou zijn om aan de noodrem te trekken»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn niet volwassen genoeg om te zeggen waar het op staat. Zelfs die last laten jullie over aan ons, kinderen»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar populair zijn interesseert me niet. Wat mij interesseert, is klimaatrechtvaardigheid en een levende planeet»? Vindt u dat inspirerend? Zou u een voorbeeld kunnen nemen aan Thunberg, denkt u?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Onze beschaving wordt opgeofferd voor de mogelijkheid voor een zeer klein aantal mensen om door te gaan met het verdienen van een enorme hoeveelheid geld. Onze atmosfeer wordt opgeofferd zodat rijke mensen in landen als de mijne, in luxe kunnen leven. Het is het lijden van velen, die betalen voor de luxe van enkelen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «In het jaar 2078, zal ik mijn 75ste verjaardag vieren. Als ik kinderen heb, zullen zij die dag misschien met mij doorbrengen. Misschien zullen ze mij vragen naar jullie. Misschien zullen ze vragen waarom jullie niets gedaan hebben, toen er nog tijd was om te handelen»? Welke antwoord zou Thunberg haar kinderen kunnen geven wat u betreft?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U zegt dat u van uw kinderen houdt, boven al het andere. Maar u steelt hun toekomst, voor hun ogen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Totdat u gaat focussen op wat er moet gebeuren, in plaats van op wat er politiek mogelijk is, is er geen hoop»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We kunnen een crisis niet oplossen zonder het als een crisis te behandelen»? Bestrijdt u deze logica van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We moeten de fossiele brandstoffen in de grond laten, en we moeten focussen op billijkheid»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «En als oplossingen binnen het bestaande systeem niet te vinden zijn, dan moeten we misschien het systeem zelf veranderen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We zijn hier niet gekomen om de wereldleiders te smeken of ze zich (om ons) willen bekommeren. Jullie hebben ons in het verleden genegeerd en jullie zullen ons weer negeren»? Wat vindt u ervan dat jongeren als Thunberg tot de conclusie zijn gekomen dat ze niet kunnen rekenen op hun politieke leiders?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn door je excuses heen, en we zijn door onze tijd heen. We zijn hier gekomen om jullie te laten weten dat verandering eraan komt, of jullie dat nou leuk vinden of niet. De echte macht behoort toe aan het volk»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Wat gaat u na het horen van de toespraak doen om ervoor te zorgen dat u kinderen zoals Greta Thunberg weer recht in de ogen kunt kijken?
Bent bereid om u in de ministerraad sterk te maken voor een Nederlands klimaatbeleid dat niet meegaat in het scenario dat kinderen hun toekomst afpakt?
Bent u bereid op uw eigen ministerie alle maatregelen te nemen die de noodzaak van het beperken van de klimaatverandering tot 1,5 graad Celsius vraagt?
Bent u bijvoorbeeld bereid over te stappen op een (veel) plantaardiger catering in de bedrijfskantine, bij vergaderlunches en officiële diners, door plantaardig de norm te maken en dierlijk de uitzondering, zoals diverse Nederlandse universiteiten en de gemeente Utrecht al doen?
Nederlandse onderhandelingen met de Taliban in 2010 over een ontvoerde Nederlander |
|
Sadet Karabulut |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Klopt het dat in 2010 met de Taliban is onderhandeld (in Dubai of waar dan ook)?1
Nee, de Nederlandse overheid onderhandelt niet met ontvoerders of terroristische organisaties.
Klopt het dat met de Taliban is onderhandeld over de vrijlating van de ontvoerde hulpverlener, Peter Oosterhuis?
De Nederlandse overheid onderhandelt niet met ontvoerders, betaalt geen losgeld en komt ook anderszins niet tegemoet aan eisen van terroristen.
Klopt het dat losgeld is betaald voor de ontvoerde Nederlander? Zo ja, hoeveel?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de zogeheten Ahmed, «de baas», 7.500 euro ter beschikking had voor zijn inlichtingenwerk in dienst van de Nederlandse missie in Afghanistan?2 Zo nee, wat was dan zijn budget?
Klopt het dat deze man nu, in 2018, nog schulden heeft, die hij maakte uit hoofde van zijn werk in Afghanistan om aldus contactpersonen tevreden te houden?3 Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Klopt het dat hij behalve de vergoeding van deze schulden ook een schadevergoeding wenst? Zo ja, hoeveel? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Klopt het dat de Nederlandse regering de «de baas» jaarlijks zijn tijdelijke verblijfsvergunning verlengt, maar dat hij een paspoort wil en niet krijgt?4 Zo ja, waarom geeft u hem geen paspoort?
Klopt het dat hij een ex-medewerker was van de Afghaanse geheime dienst KHAD (Khadamat-e Aetla'at-e Dawlati)?5 Klopt het het tevens dat hij daarom een zogeheten «1f-er» is?
Wat heeft het verhoor met de verantwoordelijke van de ontvoering van de hulpverlener opgeleverd nadat hij in december 2012 is gearresteerd door de Afghaanse veiligheidsdienst NDS? Is het losgeld teruggevonden? Is de dader tot een gevangenisstraf veroordeeld?6
Bent u bereid schoon schip te maken en informatie aan de Kamer te geven over alle geheime en/of speciale operaties die sinds 2002 door Nederland in Afghanistan zijn uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?
Speciale operaties gaan over de inzet van daartoe specifiek aangewezen onderdelen van de krijgsmacht in complexe situaties en geheime operaties over het inzetten van personeel in het kader van de Wet op de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten 2017(Wiv 2017). Voor beide soorten operaties is geheimhouding noodzakelijk.
Deelt u de conclusie dat onderhandelingen met Taliban over tactische problemen beter hadden kunnen worden vervangen door internationale onderhandelingen over de toekomst van het land? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Nederlandse overheid onderhandelt niet met terroristische groeperingen.
Wat is de huidige positie van de regering over spreken of onderhandelen met de Taliban? Wordt er gesproken of onderhandeld? Zo nee, ook niet in het geheim? Zo ja, waarover en met wie?
Zie antwoord vraag 11.
Wat zijn volgens u de concrete resultaten van 17 jaar permanente oorlog in Afghanistan, afgezet tegen de door u gestelde doelen?
Afghanistan is een land met grote problemen, waaronder een zorgelijke veiligheidssituatie. De oorzaken voor deze problemen zijn complex, diepgeworteld en gaan veel verder terug dan 17 jaar geleden. Zo stelde het kabinet in 2001 al dat de Afghaanse bevolking op dat moment «al 22 jaar [leed] onder de voortdurende conflicten in hun land» (zie Kamerstuk 27 925, nr. 35). Afghanistan staat er thans in veel opzichten beter voor dan in 2001, maar duurzame verbetering van de veiligheid en sociaaleconomische omstandigheden in het land is een zaak van lange adem.
In de recente artikel 100 brieven ter zake zet het kabinet zijn doelen in Afghanistan uiteen (zie bijvoorbeeld Kamerstuk 27 925, nr. 630). Het is in ieder geval helder dat dit proces naast militaire inzet bovenal een inclusieve politieke oplossing vergt, waarbij de grondoorzaken van het conflict worden aangepakt door middel van ontwikkelingssamenwerking. Nederland doet dit in samenwerking en in nauwe afstemming met internationale partners.
De mogelijkheid tot ‘politiek verlof’ voor militairen |
|
André Bosman (VVD), Tobias van Gent (VVD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Hebt u kennisgenomen van het initiatief van diverse Roosendaalse gemeenteraadsleden om de mogelijkheid tot politiek verlof voor militairen mogelijk te maken?1
Ja.
Klopt het dat het voor militairen die op uitzending gaan op dit moment niet mogelijk is om tijdelijk hun (gemeenteraads)zetel af te staan? Kunt u toelichten welk onderdeel van de Kieswet deze mogelijkheid verhindert?
Het raadslidmaatschap is een nevenfunctie. Voor militairen die op uitzending gaan is het niet mogelijk is om tijdelijk hun Kamer-, staten- of raadszetel af te staan aan een vervanger. De Grondwet biedt geen grondslag voor vervanging van raadsleden die voor hun beroep al dan niet vrijwillig worden uitgezonden naar het buitenland. Er is uitsluitend een vervangingsmogelijkheid bij zwangerschap, bevalling en langdurige ziekte.
Bent u bereid te onderzoeken of en hoe dit «politieke verlof» voor militairen alsnog mogelijk gemaakt kan worden, bijvoorbeeld door deze mogelijkheid op te nemen in de wet?
Ik zie geen noodzaak om een vervangingsmogelijkheid voor militairen te introduceren. Voor mijn argumentatie verwijs ik kortheidshalve naar mijn beantwoording van vraag 6 van de leden Belhaj (D66), Kerstens (PvdA) en Den Boer (D66) over politiek verlof voor militairen om uitzending mogelijk te maken (ingezonden 6 december 2018, nummer 2018Z23177).
Politiek verlof voor militairen om uitzending mogelijk te maken |
|
John Kerstens (PvdA), Monica den Boer (D66), Salima Belhaj (D66) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Uit de raad door Defensie: Roosendaler Raggers (D66) vecht voor «politiek verlof» voor militairen»?1
Ja.
Kunt u aangeven op welke gronden raadsleden tijdelijk hun zetel in de gemeenteraad over kunnen dragen of op verlof gaan, zonder afstand te hoeven doen van hun zetel?
Er bestaat een vervangingsmogelijkheid voor volksvertegenwoordigers bij ziekte en zwangerschap/bevalling.
Kunnen militairen politiek verlof krijgen voor het bijwonen van vergaderingen en zittingen van publiekrechtelijke colleges en voor het verrichten van daaruit voortvloeiende werkzaamheden ten behoeve van deze colleges? Geld dit ook voor militairen die eventueel worden uitgezonden op een missie in het buitenland?
Op militairen is de Militaire Ambtenarenwet 1931 van toepassing. Deze wet voorziet in een buitengewoon verlof voor militairen die in een publiekrechtelijk college zijn benoemd of verkozen. Bepaald is dat indien de functie in het publiekrechtelijk college, gezien de omvang van de daaruit voortvloeiende werkzaamheden, niet gelijktijdig met het werk als militair kan worden vervuld, de militair op non-activiteit wordt gesteld. Als de functie wel gelijktijdig kan worden vervuld en non-activiteit niet nodig is, wordt de betrokken militair buitengewoon verlof verleend voor het bijwonen van vergaderingen en zittingen van het publiekrechtelijk college en voor het verrichten van daaruit voortvloeiende werkzaamheden.
Voor militairen die als raads- of statenlid zijn gekozen, betekenen de bepalingen in de Militaire Ambtenarenwet dat aan hen buitengewoon verlof wordt verleend voor de vergaderingen van de gemeenteraad of provinciale staten. Door de tijd die raads- en statenleden gemiddeld kwijt zijn aan hun politieke functie heeft dit buitengewoon verlof tot gevolg dat de betrokken militair in beginsel niet beschikbaar is voor uitzending voor zover de dienst dit toelaat. Het zal niet vaak voorkomen dat een volksvertegenwoordiger als militair wordt uitgezonden in het kader van een vredesmissie. Luitenant-kolonel Raggers heeft zich vrijwillig aangemeld om op uitzending te gaan. Vervolgens heeft hij aangegeven dat er geen belemmeringen waren en is hij opgeroepen om op uitzending te gaan.
Is het waar dat de Kieswet gemeenteraadsleden alleen de mogelijkheid biedt om tijdelijk hun zetel in de gemeenteraad over te dragen wanneer er sprake is van zwangerschap of ziekte? Zo nee, op welke gronden kunnen raadsleden nog meer tijdelijk hun zetel overdragen?
De Grondwet en de Kieswet bieden inderdaad uitsluitend bij zwangerschap/bevalling en ziekte een vervangingsmogelijkheid.
Acht u het wenselijk dat gemeenteraadsleden tijdelijk afstand kunnen doen van hun zetel om zo aan andere beroepsverlichtingen te voldoen (bijvoorbeeld militaire missies in het buitenland)?
Om op andere gronden dan zwangerschap of ziekte tijdelijk verlof te verlenen en een vervangingsmogelijkheid te introduceren, is voor volksvertegenwoordigers wijziging van de Grondwet en de Kieswet noodzakelijk. De artikelen 57a en 129, derde lid, van de Grondwet en artikel X10 van de Kieswet voorzien op dit moment alleen in de mogelijkheid van tijdelijke vervanging wegens zwangerschap en bevalling en ziekte. Alleen een aanpassing van de Kieswet volstaat niet.
In 2007 heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen.2 De motie vroeg de regering te voorzien in tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers die als militair door de Nederlandse regering worden uitgezonden in het kader van vredesmissies. In reactie op de motie gaf de regering aan3 dat in oktober 2006 een regeling in werking was getreden die ziet op de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers bij zwangerschap, bevalling en ziekte. Bij de voorbereidende wetsbehandelingen is ook aan de orde geweest of naast bevalling en zwangerschap niet meerdere vervangingsgronden zouden moeten worden opgenomen. De vraag was of de regeling bijvoorbeeld niet ook zou moeten gelden voor volksvertegenwoordigers die een kind adopteren, voor ouderschapsverlof, voor langdurige ziekte of voor verblijf in het buitenland. De regering is in de uiteindelijke regeling tegemoet gekomen aan het destijds aangevoerde bezwaar dat het vorige voorstel te beperkt was. Gekozen is voor een uitbreiding van de mogelijkheid tot tijdelijke vervanging wegens langdurige ziekte.
Artikel X 10 van de Kieswet is de uitwerking van de artikelen 57a en 129, derde lid, van de Grondwet waarin het mogelijk is gemaakt om uitsluitend bij ziekte of zwangerschap en bevalling tijdelijk ontslag te nemen als volksvertegenwoordiger en een vervanger te benoemen. Het is voor een volksvertegenwoordiger niet mogelijk om in andere gevallen gebruik te maken van artikel X 10 van de Kieswet. Aan een eventuele wijziging van artikel X 10 van de Kieswet, zou eerst een wijziging van de Grondwet vooraf moeten gaan.
In de eerste lezing van de Grondwetsherziening heeft de regering het standpunt verwoord dat de regeling, naast zwangerschap, tevens een vervangingsmogelijkheid wegens ziekte diende te omvatten, maar dat – ook gelet op het bijzondere van het ambt van volksvertegenwoordiger – verdere verruimingen niet aangewezen waren. Het persoonlijke karakter van het ambt stelt beperkingen aan de mogelijkheid van vervanging, zo stelde de regering.4 In de behandeling in de Eerste Kamer is dat door de regering verder toegespitst: «De fysieke onmogelijkheid vormt tegelijkertijd een afgrenzing ten opzichte van andere, door sommigen gewenste redenen om tot een vervangingsregeling over te gaan, bijvoorbeeld het adoptieverlof of het ouderschapsverlof. De regering beperkt het tot de fysieke onmogelijkheid die iemand ondervindt om zijn functie te kunnen uitoefenen.»5
Een uitbreiding van de vervangingsmogelijkheid bij buitenlandse missies van militairen vereist dus een wijziging van de Grondwet. Dat roept dan opnieuw de vraag op naar de reikwijdte van de vervangingsregeling. Het kabinet heeft uiteraard grote waardering voor de militairen die voor vredesmissies worden uitgezonden en in vaak moeilijke omstandigheden hun werk verrichten. Daarmee is echter nog niet gezegd dat voor deze specifieke gevallen van verblijf in het buitenland een grondwettelijke voorziening tot vervanging als volksvertegenwoordiger dient te worden getroffen. De vraag is hoe deze vervangingsgrond zich zou verhouden tot de gevallen waarover in het verleden is beraadslaagd en tot andere gevallen die zich mogelijk in de toekomst zullen voordoen en tot discussie leiden. Gelet op het bovenstaande ben ik niet overtuigd van de noodzaak de Grondwet op dit punt aan te passen voor de sporadische gevallen dat een Kamer-, staten- of raadslid er zelf voor kiest om te worden uitgezonden voor een vredesmissie of dat de belangen van de dienst vorderen dat het verlof niet wordt verleend.
Zijn er aanpassingen in de wet nodig om raadsleden op andere gronden dan zwangerschap of ziekte tijdelijk verlof te verlenen zonder dat zij afstand hoeven te doen van hun zetel? Zo ja welke? Wat is uw appreciatie in deze?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe verhouden de Regeling verlof voor militaire ambtenaren2 en artikel 12c Militaire Ambtenarenwet 19313 zich tot artikel X 10 van de Kieswet?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 3.
Het bericht dat de belastinginspecteur besloten heeft om de RVU-boete voor de gouden handdrukken van bijna 200 miljoen aan de belastingdienst kwijt te schelden |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Herinnert u zich dat uw ambtsvoorganger gewaarschuwd is over de Regeling Vervroegde Uittreding (RVU)-boete, dat de Raad van Bestuur van de Belastingdienst gewaarschuwd is over het risico van de RVU-boete, maar dat geen van deze waarschuwingen teruggevonden werd toen de Kamer daarom vroeg en dat zij pas boven kwamen drijven na extern onderzoek?1
Ja.
Klopt het dat de Belastingdienst met de inspecteur is overeengekomen dat de Belastingdienst geen RVU boete meer hoeft te betalen over de vertrekregeling?2
Het Ministerie van Financiën heeft over de uitkeringen ingevolge de vrijwillige vertrekregeling van de Belastingdienst RVU-eindheffing afgedragen en heeft – vanwege onzekerheid over dit standpunt in de jurisprudentie – tegen deze eigen afdrachten die vanaf eind 2016 zijn gedaan, formeel bezwaar gemaakt. Deze bezwaren zijn, in afwachting van de afronding van een lopende procedure in een andere zaak met een vrijwillige vertrekregeling, aangehouden. Na het arrest van 22 juni 2018 over die andere zaak is de inspecteur overgegaan tot het beoordelen van de vertrekregeling van de Belastingdienst op basis van de door de Hoge Raad in dat arrest geformuleerde criteria. Die beoordeling heeft uiteindelijk geleid tot zijn conclusie dat ook deze vertrekregeling geen RVU is en dat er geen heffing is verschuldigd. Op 10 oktober 2018 heeft de inspecteur in die zin uitspraak op bezwaar gedaan.
Heeft u kennisgenomen van de opinie van de advocaat-generaal bij de Hoge Raad die in de zaak waarop de intrekking van de RVU-boete wordt gebaseerd, het volgende oordeelde: «7.11 De in onderdeel 7.9 vermelde, en mogelijke andere, factoren impliceren echter dat de nu door de Hoge Raad te geven oordelen niet noodzakelijkerwijs – in elk opzicht – ook voor de vertrekregeling van de Belastingdienst gelden.»?3
Ja.
Op welke manier wordt het arrest van de Hoge Raad van 22 juli 2018 – dat de Belastingdienst verloor – nu precies in het voordeel van de Belastingdienst uitgelegd?
De inspecteur heeft bij de behandeling van het bezwaar de bedoeling van de vrijwillige vertrekregeling van de Belastingdienst beoordeeld op haar objectieve kenmerken en voorwaarden. De feitelijke uitstroom en de hoogte van de feitelijk overeengekomen vertrekvergoedingen zijn daarbij, aldus de Hoge Raad in zijn arrest van 22 juni 2018, niet relevant.
Welke regels en beleidsbesluiten hanteert de Belastingdienst sinds 22 juli 2018 bij de RVU?
Vanaf de datum van het arrest, 22 juni 2018, is de rechtsopvatting van de Hoge Raad over hoe vertrekregelingen op de aanwezigheid van een RVU-karakter beoordeeld moeten worden geldend recht en voor de inspecteur de rechtsregel. Eerder uitgebrachte beleidsbesluiten die daarmee niet overeenkomen zijn in zoverre per direct achterhaald en bevatten niet langer de toe te passen rechtsregel(s).
Waarom heeft u de Kamer niet duidelijk geïnformeerd over de grote gevolgen voor de door de staat betaalde RVU-regeling? Kunt u dat hier alsnog doen?
Op 10 oktober 2018 is de formele uitspraak van de belastinginspecteur over de door de Staat betaalde RVU-heffing ontvangen. De Kamer is op het eerstvolgende mogelijk moment, te weten de Najaarsnota en de 2e suppletoire begroting 2018, geïnformeerd over deze uitspraak. Hierin is gemeld dat het in 2018 nog resterende bedrag van € 6 mln. vrijvalt. Ook is hierbij aangegeven dat de in het verleden betaalde RVU-heffing naar verwachting in 2019 worden terug ontvangen op de Financiënbegroting. De terug te ontvangen bedragen (circa € 95 mln. in 2019) en de vrijvallende budgetten in 2019 (€ 30 mln.) en 2020 (€ 43 mln.) worden betrokken bij de voorjaarsbesluitvorming 2019. De Kamer wordt hierover bij Voorjaarsnota 2019 geïnformeerd.
Krijgt de Belastingdienst de reeds betaalde RVU-premie terug? Zo ja, wanneer en waar op de begroting wordt dit verantwoord?
Naar verwachting wordt in 2019 circa € 95 mln. terugontvangen op artikel 1 Belastingen op de Financiënbegroting.
Kunnen werkgevers, die naar aanleiding van een reorganisatie onvrijwillig tegen een RVU-boete opliepen, alsnog een beroep doen op de uitspraak van de Hoge Raad?
Ja, alleen niet indien ten tijde van het arrest een opgelegde RVU-heffing al onherroepelijk vaststond.
Konden andere werkgevers, net als de werkgever Belastingdienst, de afspraak maken met de inspecteur dat ze niet hoefden te procederen en dat hun bezwaar beoordeeld zou worden naar aanleiding van lopende zaken? Zo nee, heeft dat dan geen ongelijkheid gecreëerd?
Ja, ook andere werkgevers konden tegen de eigen afdracht van een RVU-heffing in bezwaar komen en vervolgens de inspecteur verzoeken de uitspraak van de Hoge Raad in de toentertijd lopende procedure af te wachten voor de beoordeling van het bezwaar.
Bent u ervan op de hoogte dat volgens de nog geldende beleidsbesluiten (zoals BLKB2013/2200M) de Belastingdienst gewoon RVU verschuldigd is?
Het is mij bekend dat die besluiten er nog liggen. Ze bevatten evenwel geen geldend recht meer voor zover zij strenger – in het nadeel van de belastingplichtige – zijn.
De besluiten zullen binnenkort bij een actualisering van het verzamelbesluit over pensioenen4 worden ingetrokken.
Kunt u aangeven wat het nieuwe beleid voor de RVU-heffing precies inhoudt, zodat werkgevers (inclusief het Ministerie van Defensie) er rechtszekerheid aan kunnen ontlenen?
De inspecteur past het recht toe zoals de Hoge Raad dat heeft aangegeven in zijn arrest. De in het loonbelastingmaterieel opgenomen passages over de RVU-heffing, zoals onder meer in het Handboek Loonheffingen, worden daarmee in overeenstemming gebracht. Ook zal de Belastingdienst gelijktijdig met het uitbrengen van het bovengenoemde verzamelbesluit over pensioenen een Handreiking RVU op www.belastingdienstpensioensite.nl plaatsen.
Het Ministerie van Defensie zal in bezwaar gaan tegen de eigen RVU-heffing.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen een week beantwoorden in verband met de Najaarsnota?
De vragen zijn elk afzonderlijk beantwoord, alleen helaas niet binnen de hier gevraagde termijn.
Het bericht ‘Rusland: buitenlandse marineschepen niet meer zomaar langs kust Siberië’ |
|
André Bosman (VVD), Sven Koopmans (VVD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Rusland: buitenlandse marineschepen niet meer zomaar langs kust Siberië»?1
Ja.
Klopt het dat de Russische autoriteiten vanaf nu wensen te worden ingelicht alvorens buitenlandse (marine)schepen gebruik willen maken van de Noordelijke Zeeroute?
Mikhail Mizintsev, Hoofd Nationaal Defensie Centrum van het Russische Ministerie van Defensie, deed tijdens een bijeenkomst voor Russische ambtenaren de uitspraak dat vanaf 2019 een meldingsplicht zou gaan gelden voor buitenlandse marineschepen die willen varen over de Noordelijke Zeeroute.
Over de precieze inhoud en reikwijdte van de (mogelijk voorgenomen) maatregel is niets bekend.
Klopt het dat het (ook) internationale wateren betreft? Zo ja, hoe verhoudt dit besluit zich dan tot het zeerecht?
De precieze inhoud en reikwijdte van de (mogelijk voorgenomen) maatregel is niet bekend. Om die reden is het ook niet mogelijk om aan te geven hoe een dergelijk voorstel zich tot het internationaal recht van de zee zou verhouden.
In algemene zin geldt dat op basis van het internationaal recht van de zee buitenlandse marineschepen recht hebben op onschuldige doorvaart in de territoriale zee en vrijheid van navigatie in de exclusieve economische zone. Het vereisen van voorafgaande notificatie in deze zeegebieden zou in strijd zijn met het recht op onschuldige doorvaart en de vrijheid van navigatie. In de binnenwateren van Rusland mag voorafgaande notificatie wel worden vereist.
Deelt u de zorg dat dergelijke claims de internationale handel, stabiliteit en mogelijk ook de wetenschap – nu en in de toekomst – kunnen schaden?
Daar de precieze inhoud van de (mogelijk voorgenomen) maatregel niet bekend is, kan het kabinet niet in een appreciatie voorzien. Wel is het kabinet van mening dat het internationaal recht van de zee moet worden nageleefd en er geen onnodige beperkingen moeten worden opgelegd aan de zeevaart. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft dat beginsel ook onderstreept tijdens de NAVO-ministeriële bijeenkomst (4–5 december jl.) en de OVSE-ministeriële bijeenkomst van 6 december jl.
Kunt u zich de oproep van het lid Becker inzake het herijken van de Arctische strategie in 2019 herinneren?2 Zo ja, kunt u al inschatten wanneer de Kamer deze strategie, of de herijking van de vorige, kan verwachten?
Ja. Ik bevestig hierbij mijn toezegging dat er een update van het veiligheidsdeel van de Nederlandse Polaire Strategie 2016–2020 komt. Daarin zal ik ingaan op de veiligheidsrisico’s rond het Noordpoolgebied en wat dit betekent voor verbindingen die onze veiligheid en welvaart genereren (flow security). Want voedsel, grondstoffen, andere goederen en ook diensten moeten ongestoord kunnen worden ingevoerd en uitgevoerd.
Deze update zal u medio 2019 in de vorm van een Kamerbrief worden toegestuurd. In 2020 volgt een geheel geactualiseerde Polaire Strategie 2021–2025.
Hebt u tevens kennisgenomen van de diverse berichten over toegenomen Russische onderzeebootactiviteit3, de (voorbereiding van) plaatsing van Russische raketsystemen4 en de bouw van een nieuwe militaire basis5 in de Arctische regio? Zo ja, hoe beoordeelt u deze berichten? Deelt u de zorgen over deze militaire activiteit, in het bijzonder gezien de recente berichtgeving over Russische provocatie van Nederlandse en Britse mariniers in de regio, zoals recent beschreven door de commandant van het Korps Mariniers?6
Het kabinet heeft hiervan kennisgenomen. Zoals ook in de Kamerbrief van 19 oktober jongstleden (kamerstuknummer 33 694-22) staat vermeld, is er sprake van een veranderende veiligheidsomgeving. De uitbreiding van de Russische militaire activiteiten in diverse regio’s en de plaatsing van Russische raketsystemen aan de grenzen van de NAVO zijn enkele voorbeelden van deze toegenomen Russische assertiviteit. Ten aanzien van de voornemens van het kabinet aangaande de versterking van de NAVO verwijs ik u naar het «Nationaal Plan Defensie-uitgaven ten behoeve van de NAVO» dat u op vrijdag 14 december jl. toeging.
Het kabinet houdt de militaire opbouw van de Russische Federatie nauwlettend in de gaten, maar blijft zich tegelijkertijd inspannen om de dialoog met Rusland gaande te houden, zowel via bilaterale diplomatieke kanalen als via de EU en de NAVO. Het kabinet heeft daarbij speciale aandacht voor het voorkomen van misverstanden, incidenten en spanningen, die kunnen voortkomen uit bewuste of onbewuste provocaties.
Bent u bereid in de nieuwe Arctische strategie in te gaan op de recente geopolitieke ontwikkelingen in de regio, de betekenis van de toegang tot de Noordelijke Zeeroute, de maatregelen die worden getroffen om stabiliteit in deze regio te garanderen en hoe de Nederlandse strategie zich verhoudt tot de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS) en de Defensienota enerzijds en de diverse relevante strategieën van onze bondgenoten anderzijds?
De nieuwe arctische strategie zal ook de recente geopolitieke ontwikkelingen in de regio en de betekenis van de toegang tot de Noordelijke Zeeroute adresseren waarbij de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS) en de Defensienota enerzijds en de diverse relevante strategieën van onze bondgenoten anderzijds mede in beschouwing worden genomen.
Het bericht dat cyberoorlog zich ook op zee afspeelt |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat cyberoorlog zich ook op zee afspeelt?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de NAVO heeft aangeven dat «recent een toename is van «inmenging» in het GPS-signaal en andere onderdelen in het elektromagnetische spectrum?» Zo nee, waarom niet?
Elektronische oorlogsvoering, waarbij signalen in het elektromagnetisch spectrum worden gebruikt om informatie te verkrijgen over wapensystemen en om signalen van tegenstanders te verstoren, wordt al sinds lange tijd toegepast. Door technologische ontwikkelingen nemen de mogelijkheden toe. De Nederlandse marine heeft te maken met «jamming» en «spoofing» van telecommunicatie en met GPS-verstoring. Hierover wordt gerapporteerd aan de MIVD of de NAVO. Over de precieze aard van deze activiteiten kan ik, net als de NAVO, geen gedetailleerde mededelingen doen, omwille van de vertrouwelijkheid en het inzicht dat dat zou geven in de capaciteiten van de krijgsmacht.
Kunt u aangeven of de Nederlandse marine te maken heeft gehad met «jamming» of «spoofing»? Zo nee, is het bekend dat andere NAVO-bond genoten hier last van hebben gehad? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u deze gevallen met de Kamer delen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven wat de staat is van de cyberbeveiliging van de marine en de marineschepen? Zo nee, waarom niet?
De gehele defensieorganisatie moet zijn voorbereid op cyberdreigingen en zich hiertegen kunnen beschermen. Dit behelst onder andere het monitoren en het analyseren van dataverkeer, het onderkennen van digitale aanvallen en de reactie hierop. Defensie moet daartoe bekend zijn met de mogelijke dreigingen in het digitale domein en de kwetsbaarheden van haar eigen netwerken en systemen. Vanuit veiligheidsoverwegingen kan ik hierop niet specifieker ingaan.
Deelt u de mening dat alleen de NAVO, en niet de Europese Unie, ook op zee zorgt voor vrede en veiligheid? Zo nee, waarom niet?
De EU heeft een belangrijke rol in het bewaren en bevorderen van vrede en veiligheid op het Europese continent. Dit geldt evenzeer op zee. Zo is de EU actief op de Middellandse Zee in het terugdringen van mensensmokkel en de uitvoering van het wapenembargo richting Libië. Ook draagt de Europese Unie bij aan het waarborgen van vrije wereldhandel middels de anti-piraterijmissie voor de kust van Somalië
Tekortschietend onderzoek naar ongewenst gedrag |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Onderzoek van defensie naar ongewenst gedrag schiet tekort»?1
Ja.
Welke maatregelen gaat u nemen naar aanleiding van de conclusies van de commissie-Giebels?
In de Kamerbrief (Kamerstuk 35 000 X nr. 13) van 15 oktober 2018 ben ik ingegaan op de aanbeveling van de commissie voor het inrichten van één centraal en onafhankelijk meldpunt. Dit onafhankelijke centrale meldpunt zal worden belegd bij de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) en is begin volgend jaar operationeel. In het verlengde hiervan neemt Defensie aanvullende maatregelen om de meldstructuur te vereenvoudigen en een cultuur van transparantie en openheid binnen de organisatie te bevorderen. Daarnaast heb ik u in dezelfde brief gemeld dat ik voor het einde van 2018 met een uitgebreide beleidsreactie kom op het eindrapport van de commissie-Giebels.2
Bent u bereid te overwegen, al dan niet gedurende een overgangsperiode, een extern meldpunt op te zetten, nu is gebleken dat een cultuurverandering binnen Defensie meer vergt dan de tot nu toe getroffen verbetermaatregelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zijn de voordelen van een intern meldpunt ten opzichte van een extern meldpunt, nu is gebleken dat een extern meldpunt vooralsnog beter werkt?2
Zie antwoord vraag 2.
Wat gaat u doen om de medewerkers van Defensie te overtuigen van de verbeterde werkwijze?
Vindt u ook dat Defensie zich extra moet inzetten om het vertrouwen van haar medewerkers terug te winnen dan wel te vergroten?
In de Kamerbrief (Kamerstuk 35 000 X, nr. 13) van 15 oktober 2018 ben ik ingegaan op de concrete plannen om de sociale veiligheid binnen Defensie te verbeteren. De verdere uitwerking hiervan ontvangt u later dit jaar.
Ziet u in het kader daarvan de betekenis van een goede cao en bent u bereid een (sterk) verbeterd bod te doen, teneinde te komen tot een cao-akkoord waarin de medewerkers de waardering die zij verdienen ook in hun portemonnee terugzien?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht dat de Europese parlement killerrobots wil verbieden |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Europees Parlement wil «killer robots» verbieden»1?
Ja.
Klopt het dat het Europees Parlement van mening is dat zogenoemde «killerrobots» verboden zouden moeten worden?
Het Europees Parlement roept met de resolutie van 12 september 2018 over autonome wapensystemen (2018/2752 RSP) de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, de EU-lidstaten en de Europese Raad op om (1) een gezamenlijke positie ten aanzien van «lethal autonomous weapon systems (LAWS)» overeen te komen en (2) zich sterk te maken voor internationale onderhandelingen over een juridisch instrument om dodelijke autonome wapensystemen te verbieden.
Hierbij definieert het Europees Parlement LAWS als wapensystemen «die zonder beduidende menselijke controle de kritische taken van het kiezen en aanvallen van afzonderlijke doelwitten verrichten» en geeft daarbij ook aan dat «geautomatiseerde, op afstand bediende systemen» geen LAWS zijn. In de resolutie komt de term «killer robots» niet voor.
Klopt het dat het Europees Parlement wil dat de Europese Unie (EU) en de afzonderlijke lidstaten het voortouw nemen in het proces om dergelijke volledig geautomatiseerde wapensystemen internationaal taboe te verklaren?
Zie antwoord vraag 2.
Welke acties heeft u ondernomen na aanleiding van het rapport van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) over autonome wapensystemen van oktober 2015? Wat zijn uw vervolgstappen naar aanleiding van het AIV-rapport uit 2015?
Het kabinetsstandpunt en de voorgenomen inzet ten aanzien van de internationale discussie zijn verwoord in de kabinetsreactie op het advies «Autonome wapensystemen: de noodzaak van betekenisvolle menselijke controle» van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) en de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV)2, waarin het kabinet het advies heeft overgenomen. Kern van voorgenoemd rapport en kabinetsstandpunt is dat alle wapensystemen, inclusief autonome wapensystemen, onder betekenisvolle menselijke controle moeten staan. Het kabinet verwerpt op voorhand de ontwikkeling en inzet van autonome systemen die niet onder menselijke controle staan.
De Ministeries van Defensie en van Buitenlandse Zaken hebben met het oog op de praktische invulling van het concept van betekenisvolle menselijke controle in autonome wapensystemen de afgelopen jaren uiteenlopende onderzoeksprojecten gefinancierd, waaronder projecten van de Nederlandse Organisatie voor Toegepast-Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO), van het United Nations Institute for Disarmament Research (UNIDIR), van het Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI) en ook een promotieonderzoek van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU).
De uitkomsten van die onderzoeken zijn ingebracht in het internationale debat over autonome wapensystemen dat plaatsvindt binnen de Convention on Certain Conventional Weapons (CCW) van de Verenigde Naties. Daarnaast is Nederland bij elke vergadering van de CCW over autonome wapensystemen met een brede delegatie van experts aanwezig en heeft Nederland non-papers ingediend voor een betere discussie.
Het kabinet is zich ervan bewust dat toekomstige ontwikkelingen, in het bijzonder technologische ontwikkelingen en de toepassing daarvan, lastig te voorspellen zijn. Om die reden heeft het kabinet reeds toegezegd het AIV/CAVV-advies 5 jaar na verschijning, in 2020, opnieuw tegen het licht te willen houden. Tevens volgt het kabinet de (technologische) ontwikkelingen op dit terrein op de voet zodat het, indien de ontwikkelingen daar aanleiding toe geven, hier meteen op kan reageren. Hiertoe heeft het kabinet de onderwerpen robotica en kunstmatige intelligentie tot speerpunttechnologie in aangrenzend beleid bestempeld.
Wat vind u van de opmerking in het artikel over de uitspraak van de indieners dat er geen Europees geld in onderzoek en ontwikkeling van autonome wapensystemen gestoken zou mogen worden?
Zoals vermeld in eerdergenoemde kabinetsreactie is het kabinet tegen de ontwikkeling en de inzet van volledig autonome wapensystemen waarbij geen sprake meer is van betekenisvolle menselijke controle. Het is daarom niet wenselijk dat dergelijke systemen ontwikkeld zouden worden. Overigens lijkt zich in de CCW al consensus tussen de lidstaten af te tekenen dat autonome wapensystemen altijd onder menselijke controle moeten staan.
Autonome wapensystemen die beschikken over betekenisvolle menselijke controle kunnen echter ook belangrijke militaire voordelen hebben, zoals het genoemde AIV-rapport ook concludeert. Deze systemen kunnen vaak sneller en preciezer reageren dan mensen, waardoor de risico’s voor eigen eenheden en de burgerbevolking kunnen afnemen. Ook kunnen zulke systemen opereren in een omgeving die voor mensen moeilijk bereikbaar en/of gevaarlijk is. Het kabinet verwacht dan ook dat dergelijke wapensystemen, voorzien van betekenisvolle menselijke controle, de komende decennia wereldwijd (verder) worden ontwikkeld en zullen worden ingezet.
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 4, heeft het kabinet de onderwerpen robotica en kunstmatige intelligentie tot speerpunttechnologie in aangrenzend beleid bestempeld. Onderzoek naar «mens-machine-teaming» is ook een van de speerpunten van de Strategische Kennis en Innovatie Agenda (2016–2020) van het Ministerie van Defensie.
Waarom heeft Nederland nog geen wetgeving omtrent autonome wapen systemen? Wat weerhoudt u op dit moment om tot wetgeving te komen?
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het AIV/CAVV-rapport, is het kabinet geen voorstander van een verbod of moratorium op de ontwikkeling van autonome wapensystemen. Het kabinet is van mening dat voor elk wapen geldt, dat het altijd de mens moet zijn die bepaalt of een wapen wordt ingezet conform het internationale recht en niet het wapen zelf. De kernvraag daarbij, die verder strekt dan wapensystemen, is hoe mensen in controle kunnen blijven en de verantwoordelijkheid kunnen blijven dragen voor systemen die in toenemende mate beschikken over een bepaalde mate van autonomie, zelflerend vermogen, of meer in het algemeen kunstmatige intelligentie.
Die ontwikkeling in kunstmatige intelligentie is allereerst een technologische ontwikkeling in tal van civiele sectoren, zoals vervoer, telecommunicatie, internet, medische zorg, financiële handel, enz. Het betreft ook niet één specifieke technologische ontwikkeling, maar een breed pallet aan technologische ontwikkelingen. Bij een verbod of moratorium op autonome wapensystemen rijst dan ook al snel de vraag, een verbod waarop? Het kabinet is daarom van mening dat regulatie van kunstmatige intelligentie-technologieën, enkel met mogelijke toekomstige wapensystemen in gedachten, nuttige civiele ontwikkelingen kan frustreren, aangezien de grenzen tussen militaire en niet-militaire technologie niet altijd helder zijn. Daar komt bij dat de CCW er tot op heden ook niet in is geslaagd om een algemeen aanvaarde definitie van LAWS op te stellen.
In de visie van het kabinet voldoet het huidige internationale recht, in het bijzonder het humanitair oorlogsrecht. Artikel 36 van het Eerste Aanvullend Protocol bij de Geneefse Verdragen verplicht landen om de ontwikkeling en verwerking van nieuwe middelen en methoden van oorlogsvoering te toetsen aan het internationaalrechtelijke kader. In Nederland is hiermee de Adviescommissie Internationaal Recht en Conventioneel wapengebruik (AIRCW) van het Ministerie van Defensie belast. De AIRCW beoordeelt in voorkomend geval ook of de inzet van wapensystemen met autonome functies onder betekenisvolle menselijke controle kan worden uitgevoerd. In het internationale debat over autonome wapensystemen onderstreept Nederland het belang van een goede uitvoering van artikel 36.
Het kabinet neemt, zoals eerder aangegeven, actief deel aan het internationale debat over autonome wapensystemen dat plaatsvindt binnen de CCW met het standpunt dat alle wapensystemen, inclusief autonome wapensystemen, onder betekenisvolle menselijke controle moeten staan. Het kabinet verwerpt op voorhand de ontwikkeling en inzet van autonome systemen die niet onder menselijke controle staan.
Bent u bereid om het voortouw te nemen in het proces om volledig geautomatiseerde wapensystemen internationaal taboe te verklaren en de nodige wet- en regelgeving hiervoor voor te bereiden? Bent u bereid hier ook in EU-verband bij uw collega’s op aan te dringen?
Zie antwoord vraag 6.
Het testen van zenuwgassen op proefdieren door Defensie |
|
Frank Wassenberg (PvdD), Femke Merel Arissen (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de brandbrief van Animal Rights, waarin wordt opgeroepen een einde te maken aan dierproeven voor defensiedoeleinden, zoals het testen van zenuwgassen?
Ja.
Vindt u het ethisch aanvaarbaar dat cavia’s en ratten in opdracht van Defensie worden blootgesteld aan zenuwgassen via de huid, inhalatie of een canule, waardoor hun ogen beschadigd worden en de dieren blind worden en waardoor de dieren ademhalingsproblemen ondervinden, kwijlen, ernstige tremoren vertonen, door hun poten zakken, en waarbij de dieren sterven tijdens het experiment of na afloop worden gedood?
Defensie en onderzoeksinstellingen die in opdracht werken van Defensie hebben de plicht om goed en verantwoordelijk met proefdieren om te gaan, hierbij hoort ook dat het ongerief dat deze dieren ondervinden tot een minimum blijft beperkt. In overeenstemming met de Wet op Dierproeven worden de dierexperimenten alleen uitgevoerd als er geen alternatieven zijn. Het zelfstandig bestuursorgaan de Centrale Commissie Dierproeven toetst vooraf of onderzoeken waarbij dieren worden gebruikt aanvaardbaar zijn. Bij het al dan niet toestaan van dierproeven is de afweging tussen het belang van de proef en het ongerief van het dier, dat wil zeggen de ethische toets, zwaarwegend.
Defensie heeft een verantwoordelijkheid voor zowel het genereren als het in stand houden van alle nationale kennis op het gebied van Chemische, Biologische, radioactieve en Nucleaire (CBRN) strijdmiddelen, dit op het vlak van detectie, waarschuwing, bescherming, ontsmetting en medische tegenmaatregelen. Zenuwgassen vallen onder CBRN-strijdmiddelen. Voor de verbetering van medische behandeling tegen zenuwgasvergiftiging is onderzoek nodig. Voor goed en betrouwbaar onderzoek is, vanwege het ontbreken van voldoende alternatieven, het gebruik van proefdieren nog steeds noodzakelijk. Tijdens het onderzoek wordt er naar gestreefd de duur van het ongerief zo kort mogelijk te laten zijn en waar mogelijk de dierproef onder verdoving te laten plaatsvinden.
Wat vindt u ervan dat voor deze experimenten speciaal gefokte haarloze cavia’s worden gebruikt uit Amerika, omdat de huid van deze dieren het zenuwgas goed opneemt? Klopt de aanname dat deze in Amerika gefokte dieren extra leed ondervinden, doordat zij vele uren op transport gaan voordat zij aankomen in het laboratorium en worden blootgesteld aan experimenten?
Dieren mogen niet worden gebruikt voor onderzoek, tenzij daar zwaarwegende belangen tegenover staan. Uit de overwegingen moet onder meer blijken dat het onderzoek waarvoor het dier wordt gebruikt voldoende wetenschappelijk is verantwoord. De cavia is een wetenschappelijk geaccepteerde diersoort voor onderzoek met zenuwgassen. Doordat eerder onderzoek eveneens met deze diersoort is uitgevoerd, zijn resultaten bovendien te vergelijken. Indien mogelijk worden dieren betrokken van leveranciers op korte afstand, echter zijn niet alle diersoorten leverbaar in Europa. Het transport vanaf de leverancier naar de onderzoeksinstelling wordt verzorgd door gecertificeerde transportbedrijven en is in lijn met voorwaarden voor vervoer van levende dieren en de specifieke condities van de te vervoeren soort.
Wat vindt u ervan dat deze experimenten met zenuwgassen al ruim vijftien jaar in Nederland plaatsvinden?
Defensie heeft een nationale taak bij CBRN-incidenten. Kennis over CBRN-strijdmiddelen is noodzakelijk voor de effectieve detectie, bescherming, ontsmetting en medische tegenmaatregelen. De dreiging van inzet met CBRN-strijdmiddelen is nog steeds actueel. Recente voorbeelden zijn de gifgasaanslag op Russische dubbelspionnen in Engeland, de aanslag op een familielid van Kim Jong-Un in Maleisië en de inzet op grotere schaal in Syrië. De ontwikkeling van deze strijdmiddelen door kwaadwillenden gaat helaas continue door.
De dierproeven maken deel uit van een groter achterliggend onderzoek. Dat onderzoek is van wezenlijk belang, omdat ze bijdragen aan de kennisopbouw en -ontwikkeling over de werking en mogelijke behandeling van zenuwgas teneinde Nederlandse militairen en burgers beter te kunnen beschermen tegen zenuwgasaanvallen, blootstelling adequaat te kunnen vaststellen en medische hulp te kunnen verlenen door effecten op de gezondheid tegen te gaan. Om de dierproeven tot een minimum te beperken wordt voor de kennisontwikkeling nauw samengewerkt met NAVO-partners. Zie ook het antwoord op vraag 7.
Kunt u aangeven hoeveel dieren er de afgelopen vijftien jaar in Nederland zijn gebruikt voor het testen van zenuwgassen? Kunt u aangeven hoeveel dieren zijn gebruikt voor militaire doeleinden van andere landen? Kunt u aangeven welke experimenten dit zijn geweest en welk lijden ze hebben veroorzaakt bij de proefdieren (angst, pijn, stress)? Zo nee, waarom niet?
Er worden geen dieren ingezet voor het testen van zenuwgassen. Er worden dieren ingezet voor onderzoek naar medische tegenmaatregelen daartegen. Het aantal dierproeven dat in opdracht van Defensie wordt uitgevoerd en de mate van ongerief dat de dieren daarbij ondervinden, wordt jaarlijks gerapporteerd en gepubliceerd in het jaaroverzicht dierproeven en proefdieren «Zo doende» dat wordt uitgegeven door de Nederlandse Voedsel- en Waren autoriteit en wordt gepubliceerd op internet. Mede door het Rijksbeleid om het gebruik van dierproeven te verminderen, vervangen en/of verfijnen (3V-beleid), is de afgelopen 15 jaar het aantal gebruikte proefdieren verminderd. Het aantal dieren betreft circa 100 knaagdieren (cavia’s en ratten) per jaar.
Nee. De wettelijke registratieplicht zoals vastgelegd in de Dierproevenregeling 2014 draagt Nederlandse vergunninghouders op jaarlijks informatie te leveren over het gebruik van aantallen proefdieren, gegevens over dierproeven waaronder het doel van de proef en de mate van ongerief. Deze informatie wordt jaarlijks gepubliceerd in het jaaroverzicht «Zo doende». Of een proef met dieren wordt uitgevoerd in opdracht van een ander land is geen onderdeel van de registratieplicht.
Kunt u aangeven hoeveel geld Defensie de afgelopen jaren heeft besteed aan onderzoek met proefdieren en hoeveel geld aan de ontwikkeling van proefdiervrije onderzoeksmethoden? Zo nee, waarom niet?
Met dit onderzoek is € 150.000 per jaar gemoeid. Defensie investeert daarnaast per jaar € 150.000 in proefdiervrij- en alternatievenonderzoek.
Werkt u samen met andere landen om proefdiervrije onderzoeksmethoden te ontwikkelen? Kunt u aangeven of u tevreden bent op de voortgang die hiermee binnen Defensie geboekt is? Kunt u aangeven welke alternatieve onderzoeksmethoden er inmiddels zijn ontwikkeld? Zo nee, waarom niet?
Er wordt nauw samengewerkt met NAVO-partners en er is sprake van intensieve wetenschappelijke kennisdeling. Met deze kennisdeling wordt voorkomen dat hetzelfde onderzoek met proefdieren op meerdere plaatsen wordt uitgevoerd. Hierbij hoort ook kennisdeling over ontwikkeling van proefdiervrije methodes en overige alternatieven, in het kader van vervanging, verfijning en vermindering. Proefdiervrije alternatieven bieden echter nog onvoldoende zekerheid over de werkelijke werking en veiligheid van behandelmethoden voor de mens.
Heeft u transitiebeleid opgesteld waarbij wordt ingezet op het vervangen van dierproeven voor defensiedoeleinden? Zo ja, hoe ziet dit beleid eruit en hoeveel budget is hier voor gereserveerd? Zo nee, waarom niet?
Dierproeven worden uitgevoerd conform de Wet op Dieren, waarbij het 3V-principe leidend is:
Het onderzoek naar risico’s en behandeling van blootstelling aan giftige stoffen in een militaire context wordt zo mogelijk uitgevoerd op gekweekte (lichaams)cellen en waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van computerberekeningen en computermodellen. Ook wordt dit type onderzoek internationaal besproken en gedeeld met onderzoeksinstituten van NAVO-landen om het aantal experimenten aanvullend op elkaar en minimaal te doen zijn. Hierbij gaat de aandacht ook uit naar het ontwikkelen en toepassen van proefdiervrije methodologie. Zie ook de antwoorden op vraag 6 en 7.
Bent u voornemens om het testen van zenuwgassen op dieren zo spoedig mogelijk te beëindigen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Defensie zal stoppen met dierproeven zodra met dierproefvrije methoden voldoende kennis over de bescherming, ontsmetting en medische tegenmaatregelen tegen de effecten van CBRN-strijdmiddelen kan worden opgebouwd. Het is helaas niet de verwachting dat dit op korte termijn het geval zal zijn. Tot die tijd blijven dierproeven onontbeerlijk.
Het bericht ‘Defensie betaalt fikse rekeningen van Kroon’ |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Defensie betaalt fikse rekeningen van Kroon»?1
Ja.
Kunt u aangeven onder welke feiten en omstandigheden Defensie militairen en veteranen tegemoet komt in de kosten voor rechtskundige hulp? Wat zijn hiervoor de richtlijnen?
Vergoeding van juridische kosten kan plaatsvinden op basis van artikel 115 van het AMAR, artikel 88 van het BARD of op basis van de Regeling tegemoetkoming kosten rechtskundige hulp (RTKR). Elke aanvraag tot vergoeding van juridische kosten wordt op basis van de specifieke omstandigheden en feiten van het individuele geval beoordeeld.
Wat is de maximale tegemoetkoming in de kosten voor rechtskundige hulp waarop militairen en veteranen een beroep kunnen doen?
De maximale vergoeding voor aanspraken op grond van de RTKR bedraagt € 25.000 met een maximum uurtarief van € 250. De vergoeding wordt per geval bepaald.
Wat is uw afwegingskader om af te wijken van de (financiële) richtlijnen rondom het tegemoetkomen in de kosten voor rechtskundige hulp voor militairen en veteranen?
Vergoedingen voor rechtskundige hulp worden in beginsel toegekend op basis van de RTKR. In uitzonderlijke gevallen kan daarvan worden afgeweken. Omdat het hier feitelijk om een hardheidsclausule gaat, is het vooraf inkaderen daarvan niet wenselijk. Of een zaak als uitzonderlijk moet worden aangemerkt, wordt per geval beoordeeld aan de hand van de specifieke omstandigheden en feiten van het individuele geval. Wat betreft majoor Kroon is daarbij het volgende overwogen. In 2009 werd majoor Kroon als eerste persoon in ruim 50 jaar benoemd tot Ridder der Militaire Willemsorde. De bijzondere positie van majoor Kroon in de samenleving als gevolg van deze benoeming en de daaraan gerelateerde grote aandacht, ook in de media, waren leidend bij de gemaakte afwegingen.
Geeft u goedkeuring voor het afwijken van regels rondom het tegemoetkomen in de kosten voor rechtskundige hulp voor militairen en veteranen?
Er is geen sprake van een afwijking, maar van toepassing van een andere grondslag in de gevallen waarin zaken daarvoor in aanmerking komen. Wat betreft de goedkeuring verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Wat is uw reactie op het bericht «Defensie betaalt fikse rekeningen van Kroon»?
Ik heb kennis genomen van het artikel.
Wat is uw reactie op andere militairen en veteranen die het met minder financiële tegemoetkoming in de kosten voor rechtskundige hulp moeten doen en ook in de publiciteit zijn gekomen?
Elke aanvraag tot vergoeding van juridische kosten wordt op basis van de specifieke omstandigheden en feiten van het individuele geval beoordeeld. Dergelijk maatwerk leidt onvermijdelijk tot verschillen in de uiteindelijke beslissingen tot vergoeding. Ik kan me voorstellen dat die verschillen in sommige gevallen tot gevoelens van onvrede kunnen leiden, mede doordat er uit oogpunt van privacy geen volledige openheid kan worden gegeven over de afwegingen in elke individuele situatie.
Herinnert u zich dat tijdens de behandeling van de Veteranennota op 26 juni 2018 over de rechtspositionele regelingen voor veteranen de D66-fractie haar zorgen heeft geuit over het maximale budget van € 7.500 voor rechtskundige hulp voor veteranen, aangezien dit geen recht doet aan de complexe en tijdrovende trajecten waar veteranen zich doorheen moeten vechten? Bent u bereid om de ervaringen van Defensie rondom de zaak Kroon te betrekken bij de reeds eerder gevraagde evaluatie over de rechtspositionele regelingen voor veteranen?
De Regeling volledige schadevergoeding (RVS) wordt dit jaar nog geëvalueerd. Een van de onderwerpen van deze evaluatie is de hoogte van de vergoeding voor rechtsbijstand. Daarbij zal primair gekeken worden naar de zaken die inmiddels via de RVS zijn afgehandeld en naar die situaties waarbij via de hardheidsclausule meer dan 7.500 euro is toegekend. De RVS is juist ingesteld om (complexe) juridische procedures te voorkomen. Het is daarom niet te vergelijken met kosten voor rechtsbijstand die gepaard gaan met een feitelijke juridische procedure voor de rechter.
Het bericht ‘Eerste energieneutrale kazerne ter wereld op Aruba’ |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Eerste energieneutrale kazerne ter wereld op Aruba»?1 Is het realiseren van een energieneutrale kazerne een ontwikkeling die alleen op Aruba plaats vindt of zijn er meer dergelijke ontwikkelingen binnen defensie?
Ja.
Kunt u aangeven waar en hoe er binnen de Nederlandse Defensieorganisatie meer van dergelijke initiatieven plaatsvinden? Kunt u deze vraag zo mogelijk beantwoorden inclusief een tabel die een overzicht geeft van waar en wat voor projecten plaatsvinden?
Defensie is sinds 2009 bezig met de verduurzaming van haar vastgoed. Er loopt een programma om bij het bestaande vastgoed energiebesparende maatregelen uit te voeren. Daarnaast wordt alle nieuwbouw op defensieterreinen conform Europese regelgeving verregaand energieneutraal ontworpen en uitgevoerd.
Op het Nieuwe Haventerrein in Den Helder is als pilot een Energiemanagementsysteem opgezet, dat al tot energie- en kostenbesparingen van € 130.000 per jaar heeft geleid. Komend jaar zal die pilot worden uitgebreid naar drie andere kazernes.
Daarnaast loopt het rijksbrede project «Opwekken duurzame energie», waarbij het Rijksvastgoedbedrijf een inventarisatie maakt van alle locaties op Rijksgronden waar installaties voor de grootschalige opwekking van duurzame energie kunnen worden gerealiseerd. Dat heeft bij Defensie tot nu toe geleid tot de bouw van drie windmolens op het magazijnencomplex Coevorden, een zonnepark van 4.000 zonnepanelen op kampement De Vliehors op Vlieland en het vervangen van de straatverlichting op de Willem Lodewijk van Nassaukazerne in het Lauwersmeer door LED-verlichting. Op vliegbasis Eindhoven wordt dit najaar gestart met de bouw van een zonnepark van 12.000 panelen.
Naast de in onderstaande tabel genoemde acht projecten bevinden zich nog vijftien projecten in de fase van verkennende gesprekken met gemeenten en bedrijven of in een nader onderzoeksfase naar de technische en financiële mogelijkheden. Het betreft projecten op het gebied van windmolens, zonneparken, grootschalige opwekking van zonne-energie op daken, geothermie, aansluiting van defensieobjecten op stadsverwarming en warmte-koude-opslag.
Zijn de ontwikkelingen, zoals die nu op Aruba plaatsvinden, onderdeel van een groter beleid?
In de Defensie Energie- en Milieubeleidsnota (DEM) 2015–2018 wordt het nationale beleid op energie- en milieugebied doorvertaald naar maatregelen. Een onderdeel hiervan is het energiebeleid voor het vastgoed, waarin onder andere energiebesparende maatregelen voor gebouwen en maatregelen zijn opgenomen om het aandeel duurzame energie te verhogen. Een locatie als Aruba met veel potentieel voor wind- en zonne-energie levert bij het uitvoeren van energiebesparende en duurzame energieprojecten in korte tijd zowel financiële als milieuwinst op.
Daarnaast is er de Operationele Energiestrategie, die het energiebeleid voor het operationele materieel en de kampementen tijdens operaties beschrijft.
De beleidsperiode van de Defensie Energie- en Milieunota loopt dit jaar ten einde. Er wordt nu gewerkt aan de opvolger voor de periode 2019–2022. De Operationele Energiestrategie en de Defensie Energie en Milieubeleidsnota zullen worden samengevoegd, zodat er komend voorjaar één integraal beleidsdocument ligt dat het energiebeleid voor zowel vastgoed als materieel bevat.
Welk beleid om Defensie klimaat- en energievriendelijker te maken kent Defensie?
Zie antwoord vraag 3.
Tonen de ontwikkelingen, zoals die nu op Aruba plaatsvinden, niet aan dat het goed mogelijk is om Defensie aanzienlijk energieneutraler te laten worden zonder dat dit het militair-operationele presteren aantast? Bent u bereid structureel beleid te ontwikkelen dat gericht is op het energieneutraler maken van de gehele defensieorganisatie?
De maatregelen aan de gebouwen, die op Aruba al zijn genomen en nog toegepast zullen worden, laten zien dat het in het vastgoeddomein technisch gezien mogelijk is om tot energiebesparing te komen. Bij nieuwbouw worden gebouwen nu al bijna energieneutraal ontworpen en gebouwd. Voor het bestaande vastgoed ligt er naast verduurzaming een forse opgave op het gebied van brandveiligheid en achterstallig onderhoud. Dit maakt dat er een continue prioriteitstelling moet plaatsvinden.
Een aandachtspunt bij het nemen van energiemaatregelen in het vastgoed is dat ze niet met het militair-operationele optreden in conflict komen. Zo zijn er op vliegvelden terreindelen waar vanwege hinderlijke schitteringen voor het vliegverkeer geen zonnepanelen geplaatst kunnen worden. Op andere terreindelen kan het wel en Defensie doet dat ook: op Vlieland is recent een zonnepark van 4.000 panelen geopend en op vliegbasis Eindhoven wordt binnenkort met de bouw van een zonnepark van 12.000 panelen gestart.
Bij het opstellen van de nieuwe Defensie Energie- en Milieunota 2019, zoals aangekondigd in onze Kamerbrief over de Evaluatie van de Operationele Energiestrategie (Kamerstuk 33 763 nr. 142 d.d. 13 juli 2018), zullen de Operationele Energiestrategie en de Defensie Energie- en Milieubeleidsnota worden samengevoegd en zal net als in de voorgaande milieunota’s beleid gericht op het energieneutraler maken van de organisatie worden opgenomen. De nieuwe DEM zal voorjaar 2019 gereed zijn.
Bent u bereid deze vragen voor de behandeling van de nota «Defensie Energiestrategie: beleid en bijdrage aan de energietransitie» op 10 september 2018 te beantwoorden?
Dat is helaas niet gelukt.
Het bericht dat reservisten ingezet worden bij een terroristische aanslag |
|
Emiel van Dijk (PVV) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Reservist bij terreur opgeroepen voor beveiliging»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat beroepsmilitairen geen tijd meer hebben om in actie te komen bij een terroristische aanslag door een te hoge missiedruk en andere taken? Zo nee, waarom niet?
Defensie is in staat om aan alle toegezegde militaire taken te voldoen, ook bij een terroristische aanslag. Beroepsmilitairen zijn voltijds beschikbaar voor alle vormen van inzet, ook voor nationale inzet bij een terroristische aanslag. Maar de wereld om ons heen verandert snel. We moeten inspelen op het onbekende waarbij de defensiecapaciteit wendbaar en breed inzetbaar moet zijn. Daarvoor is een opbouw van het personeelsbestand nodig met beroepsmilitairen, reservisten en burgerpersoneel. De krijgsmacht kan daardoor bij pieken, zoals tijdens operaties tevens sneller en flexibeler een beroep doen op expertise. Dit is geheel in lijn met de aan de Tweede Kamer toegezonden Reservistennota (34 000X nr. 34), het Plan van aanpak uitvoering Total Force Concept (34 550X nr. 73) en de Defensienota (34 919X nr. 1).
Bent u bereid missies te schrappen, zodat onze Landmacht weer in staat wordt gesteld om ons eigen land te beschermen tegen terreur? Zo ja, welke missies? Zo nee, waarom niet?
Nee, Defensie voert nationale en internationale missies uit om het eigen land, bondgenoten en de internationale rechtsorde te beschermen. De Landmacht heeft juist daarom inzetbare capaciteiten ter beschikking die voor delen uit reservisten bestaan, zoals die van de Nationale Reserve voor territoriale taken. De bijdrage van reservisten is onmisbaar, omdat mede daardoor expeditionaire inzet mogelijk is en blijft.
Kunt u aangeven hoeveel geld/beroepsmilitairen/materieel Defensie momenteel tekort komt om onze nationale veiligheid naar behoren te bewaken? Zo nee, waarom niet?
De krijgsmacht beschermt op basis van artikel 97 van de Grondwet de Nederlandse belangen wereldwijd en handhaaft de internationale rechtsorde. Defensie vervult bij nationale inzet een ondersteunende rol, ook wel de derde hoofdtaak van Defensie. Hiertoe behoort ook ondersteuning in het kader van terrorismedreiging. Voor deze taak stelt Defensie desgevraagd capaciteiten beschikbaar vanuit haar reguliere organisatie. Het deel waar Defensie voor verantwoordelijk is, kan met beperkingen worden uitgevoerd. Het oplossen van de beperkingen is onderdeel van de Defensienota (34 919 nr. 17) die is opgesteld naar aanleiding van de recente intensiveringen in Defensie.
Deelt u de mening dat bescherming van onze nationale veiligheid een grondwettelijke taak is van onze krijgsmacht en daarom niet enkel overgelaten kan worden aan reservisten, maar juist primair door beroepsmilitairen moet worden gegarandeerd? Zo nee, waarom niet?
Nationale veiligheid is een breder begrip dan de grondwettelijke taken van de krijgsmacht met betrekking tot de verdediging en bescherming van de belangen van het Koninkrijk. Niettemin kunnen ook reservisten worden ingezet voor grondwettelijke taken zodra zij daartoe zijn opgeleid en getraind. Er bestaat tijdens de inzet in actieve dienst geen onderscheid tussen reservisten en beroepsmilitairen; voor alle militairen geldt dat zij moeten zijn opgeleid en getraind om hun taken goed te kunnen uitvoeren.
De ernstig vervuilde grond van het beoogd terrein voor de Marinierskazerne in Vlissingen |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht "Beoogde locatie nieuwe marinierskazerne Vlissingen ernstig vervuild met zware metalen, giftige stoffen en asbest» van 10 juli 2018?1
Ja.
Is het correct dat het terrein in Vlissingen waar de nieuwe marinierskazerne staat gepland ernstig verontreinigd is?
Ten tijde van het besluit in 2012 om een nieuwe marinierskazerne in Vlissingen te ontwikkelen (Kamerstuk 32 733 nr. 59), was bij Defensie, als ook bij de provincie, bekend dat het terrein vervuild was. Ook was bekend dat binnen het terrein voormalig stortplaatsen lagen. De relevante diensten van de provincie Zeeland, de gemeente Vlissingen en de Dienst Vastgoed Defensie hebben de locatie onderzocht en gekeken of er wettelijke en praktische ruimtelijke ordenings- en milieuaspecten zijn die beperkingen kunnen opleggen. Daarbij is onder andere gekeken naar bodemgesteldheid. Het rapport van 1 maart 2012 van de gezamenlijke werkgroep van vertegenwoordigers van Zeeland en van Defensie is gelijktijdig met de beleidsbrief aangeboden aan de Kamer (Kamerstuk 32 733, nr. 59). In dit rapport wordt geconcludeerd dat de grond vanwege vervuiling en de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven weliswaar gebruiksbeperkingen kent en met het oog op de veiligheid en de gezondheid van het personeel gesaneerd diende te worden, maar dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van de nieuwe kazerne. Deze conclusies veranderden niet nadat de precieze omvang en aard in aanvullende onderzoeken van de regio en Defensie na 2012 is vastgesteld. Uit deze onderzoeken bleek dat delen van het terrein verontreinigd zijn met zware metalen PAK’s, minerale olie, pcb’s en asbest. In het saneringsplan, gebaseerd op de vigerende wet- en regelgeving, is opgenomen welke grond wel en niet gesaneerd dient te worden. Als laatste stap bij het uitvoeren van de saneringen worden nieuwe bodemonderzoeken uitgevoerd, waarmee zal moeten worden aangetoond dat het terrein volgens wet- en regelgeving een geschikte locatie is voor het beoogde gebruik en dat de bodemverontreinigingen die in de grond blijven zitten, met inachtneming van de gebruiksbeperking, geen bedreiging vormen voor de veiligheid en de gezondheid van het personeel.
Sinds wanneer is Defensie van die ernstige verontreiniging op de hoogte? En sinds wanneer bent u op de hoogte van de ernstige verontreiniging?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u hierover contact gehad met de Provincie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de reactie van de Provincie? Sinds wanneer is de Provincie op de hoogte van de ernstige verontreiniging?
De provincie heeft zelf ten tijde van en na het besluit om een nieuwe marinierskazerne in Vlissingen te ontwikkelen, verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. Onder andere hierop zijn ook de beschikkingen van de Regionale Uitvoeringsdienst uit 2016 en 2017 inzake bodemverontreiniging gebaseerd.
Defensie heeft met de provincie Zeeland verschillende gesprekken gevoerd over en afspraken gemaakt de verontreiniging van de grond en over de kostenverdeling van de sanering. Over de voortgang van deze gesprekken is de Kamer verschillende keren geïnformeerd (AO Vastgoed 12 december 2013, Vastgoedrapportage 4 december 2015, Vastgoedrapportage 30 mei 2016, Vastgoedrapportage 6 december 2016, antwoorden 20 februari 2017 op schriftelijke Kamervragen over de Vastgoedrapportage 2016).
Is er door de Provincie ook een alternatieve locatie aangeboden? Zo ja, wat heeft de doorslag gegeven bij de keuze voor deze locatie?
De gezamenlijke werkgroep van de provincie Zeeland en Defensie die zich destijds bezig heeft gehouden met het onderzoek naar de locatie, heeft na vergelijking van een aantal terreinen in Zeeland geconcludeerd dat de locatie Buitenhaven bij Vlissingen voorziet in de behoefte van Defensie en de beste mogelijkheden bood om de nieuwe marinierskazerne onder te brengen. In de beleidsbrief van Minister Hillen van 10 april 2012 is de keuze voor de locatie Buitenhaven bij Vlissingen, ook ten opzichte van alternatieve locaties in Doorn, De Peel en Budel, toegelicht (Kamerstuk 32 733 nr. 59).
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat deze grond zo vervuild is geraakt? Welke consequenties worden hieraan verbonden?
Volgens de beschikkingen van de Regionale Uitvoeringsdienst is een deel van de verontreinigingen veroorzaakt door de voormalige aanwezigheid van stortlocaties. Ook is het perceel in gebruik geweest als gronddepot voor de gemeente Vlissingen en als baggerdepot van waterschap Scheldestromen. Eind jaren tachtig is een watergang gedempt met materiaal van onbekende herkomst en kwaliteit. Op een gedeelte het perceel was een sloopterrein voor autowrakken gevestigd, wat voor vervuiling heeft gezorgd.
Het 70 hectare grote terrein beslaat verschillende percelen, waarbij, zoals overal in Nederland, de functie van het terrein leidend is voor de saneringseisen. Bij het bouwrijp maken van de grond gaat Defensie uit van een veilig en gezond werk- en leefklimaat en vindt sanering plaats conform de vigerende wet- en regelgeving. Pas na sanering draagt het Rijksvastgoedbedrijf het terrein over aan het consortium dat zorgdraagt voor de bouw.
Van de in totaal 70 hectare wordt 2 hectare in ieder geval gesaneerd. Dit betreft vervuilde grond waarvan verwacht wordt dat er op gaat worden gebouwd en een aantal andere ernstige verontreinigingen waarvoor sanering noodzakelijk is. Daarnaast betreft 3 hectare van het terrein het voormalig perceel van camping Zeelandia, die is gebouwd op een afgedekte stortlocatie. De afdeklaag op dit perceel zal waar nodig worden hersteld en hierop wordt niet gebouwd. Voor deze deklaag geldt bovendien een gebruiksbeperking: hier mag niet worden gegraven. De bodemverontreinigingen vormen, nadat de grond bouwrijp is gemaakt en met inachtneming van de genoemde gebruiksbeperking, geen belemmering voor het beoogd gebruik.
De overige 65 hectare kent enkele niet-ernstige verontreinigen, die gezien het beoogde gebruik, niet gevaarlijk zijn voor mens of milieu. Deze verontreinigingen worden niet gesaneerd, tenzij het ontwerp van het winnende consortium vereist dat op die plaatsen de grond wordt geroerd, bijvoorbeeld vanwege graaf- of heiwerkzaamheden. In dat geval zal daar conform de wet tevens worden gesaneerd. Daarmee is de locatie geschikt voor het beoogde gebruik en voldoet ze aan de vereisten van de Wet bodemsanering en de Circulaire bodembescherming van 1 juli 2013. Er zijn tot op heden geen onmogelijk te saneren verontreinigingen aangetroffen. Als laatste stap bij het uitvoeren van de saneringen worden nieuwe bodemonderzoeken uitgevoerd, waarmee zal moeten worden aangetoond dat het terrein volgens wet- en regelgeving een geschikte locatie is voor het beoogde gebruik en dat de bodemverontreinigingen die in de grond blijven zitten, met inachtneming van de gebruiksbeperking, geen bedreiging vormen voor de veiligheid en de gezondheid van het personeel.
Klopt het dat bedoelde ernstige verontreiniging niet aan het Korps Mariniers en vakbonden is gemeld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer en wat was de reactie van het Korps Mariniers en de vakbonden?
Tijdens de jaarlijkse studiedagen van de (onder)officieren van het Korps Mariniers, op de Intranetsite van de Projectdirectie MARKAZ en in het QPO magazine is in de jaren 2014–2017 diverse keren ingegaan op de ontwikkelingen rondom de marinierskazerne, waaronder de bodemverontreiniging, de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven en de voorziene bodemsanering. Ook is de gezondheidseffectscreening (GES) uit 2014 zowel in het technisch werkverband arbeidsomstandigheden en veiligheid (TWAV) van de bonden met Defensie als aan de medezeggenschap in juni 2015 gepresenteerd. Deze screening betreft een bureaustudie die de op dat moment bekende effecten van het terrein op het beoogde gebruik beschrijft. Aan de hand van deze bureaustudie hebben Defensie en de regio verder veldonderzoek gedaan, met als doel te bezien hoe het terrein klaar kan worden gemaakt voor het beoogd gebruik, volgens de vigerende de wet- en regelgeving. Het GES-rapport zelf en de opvolging daarvan zijn op verzoek van de bonden met de TWAV gedeeld in april 2018.
De medezeggenschap heeft in de periode 2014–2016 regelmatig bij de Projectdirectie navraag gedaan naar het gronddossier. Daarop is de medezeggenschap geïnformeerd dat vervuilde plaatsen waar nodig worden gesaneerd. Voor de medezeggenschap geldt wel dat, zoals gesteld door de geschillencommissie, deze in de hoedanigheid van de TRMC niet tijdig betrokken is in het algemene proces van het project MARKAZ. Hierdoor geldt dat in de periode waarin de meeste ontwikkelingen op het gronddossier plaatsvonden, tot en met 2016, er met name is gesproken met de (informele) voorlopers van de TRMC MARKAZ Verhuizing. Ten tijde van de instelling van de TRMC MARKAZ Verhuizing in 2017 vonden op het gronddossier minder ontwikkelingen plaats, waren over de verontreiniging sluitende afspraken met de regio gemaakt en was dit dossier daarmee minder een onderwerp van gesprek. We zullen er zorg voor dragen dat gedurende het vervolg van het overleg met de TRMC de medezeggenschap over de verdere ontwikkelingen in het gronddossier op de hoogte wordt gehouden en wij de formele procesgang hierin volgen.
Indien de grond inderdaad zo ernstig vervuild is en daarom «ronduit gevaarlijk», wat betekent dat voor mariniers die daar gestationeerd zullen gaan worden?
Zie het antwoord op vraag 6.
Indien u op de hoogte was van de ernstige verontreiniging van de grond, waarom zijn de plannen voor de verhuizing en de nieuwbouw dan niet aangepast?
In algemene zin was de bodemverontreiniging in de behoeftestellingsfase reeds bekend. Bij de risicoanalyse is geconstateerd dat deze verontreiniging in principe geen risico vormt voor het functioneren van de kazerne en dit is dan ook geen reden geweest om niet voor de locatie Buitenhaven bij Vlissingen te kiezen.
Hoe is het mogelijk dat na de ervaring van het werken met Chroom-6 en andere gevaarlijke stoffen, Defensie wederom een (potentieel) gevaar voor de eigen medewerkers niet heeft willen delen?
Zie het antwoord op vraag 7.
De verwarring die is ontstaan over het marineterrein in Amsterdam |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Kent u de berichten «Gevecht om Marineterrein»1 en «Defensie wil in Amsterdam blijven»?2
Ja.
Klopt het dat Defensie de locatie van de marine kazerne in Amsterdam nog niet heeft overgedragen aan de gemeente? Zo ja, kunt u toelichten waarom dit nog niet gebeurd is?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de brief over de samenwerking bij de ontwikkeling van het Marineterrein Amsterdam, die u reeds van de Minister van Defensie heeft ontvangen.
Klopt het dat er een relatie is tussen de verhoging van de Defensiebegroting en een mogelijke aanpassing van de vastgoedplannen? Zo ja, zijn de extra middelen die nu naar Defensie gaan niet vooral bedoeld om de basisgereedheid op orde te brengen? Zo nee, waarom niet?
In de Defensienota (Kamerstuk 34 919, nr. 1) is uiteengezet hoe de extra financiële middelen worden ingezet, met de nadruk op de modernisering van de slagkracht en de versterking van informatiegestuurd optreden. Met een deel van de extra middelen worden ook extra defensielocaties opengehouden. Zes locaties worden in de Defensienota genoemd, over het Marine Etablissement Amsterdam (MEA) werd nog nagedacht.
Hoeveel extra kosten zouden gemoeid zijn met het behoud van het marineterrein in Amsterdam voor Defensie? Zowel in het behoud van het terrein als in de toekomstige exploitatie?
In achtereenvolgende vastgoedrapportages staat dat de afstoting van het MEA een besparing op de exploitatie oplopend tot € 4,2 miljoen per jaar zou opleveren. Pas als met de andere partijen is overeengekomen welk terreindeel Defensie behoudt, kan worden berekend wat dit betekent voor de exploitatielasten. Ook de investeringen voor nieuwbouw en voor aanpassing van bestaande gebouwen zijn dan pas te berekenen. Dan zal ook de Kamer worden geïnformeerd.
In hoeverre maakt het (eventuele) behoud van het marineterrein in Amsterdam onderdeel uit van de veiligheidsstrategie van Nederland?
Zoals in de genoemde brief naar voren komt, is de wens tot behoud van een deel van het terrein vooral ingegeven door de zorg voor de openbare orde in de hoofdstad en voor de nationale veiligheid.
Deelt u de opvatting dat de veiligheidssituatie dusdanig aan het veranderen is, dat Defensie aanwezig moet zijn in Amsterdam? Zo ja, waarom? Zo nee, wat zijn goede redenen om een marineterrein te behouden in Amsterdam?
Die opvatting deel ik. Amsterdam is regelmatig het toneel van grootschalige nationale en internationale evenementen die beveiliging eisen door bijzondere eenheden van de Nationale Politie en Defensie. Dat vereist een opstelterrein voor voertuigen en ander materieel, dat tevens als uitvalsbasis kan dienen. Aanslagen in omringende landen tonen aan hoe kwetsbaar onze samenleving is geworden voor internationaal opererende terreurorganisaties.
Overweegt u het marineterrein in Amsterdam geschikt te maken voor het Korps Mariniers?
Nee.
Bent u voornemens dit terrein over te dragen aan het Rijksvastgoedbedrijf of zou dit terrein in eigen beheer blijven?
Defensie houdt een deel van het terrein aan en doet voor de ontwikkeling van het terrein, onderhoud aan gebouwen en nieuwbouw een beroep op het Rijksvastgoedbedrijf.
Wanneer informeert u de Kamer over uw plannen met het marineterrein in Amsterdam en welke plaats neemt dit complex in binnen het geheel van de vastgoedplannen van Defensie?
In de brief die u reeds van de Minister van Defensie heeft ontvangen, wordt u geïnformeerd over de wens een deel van het terrein aan te houden. Te zijner tijd wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomst van de besprekingen met het Rijksvastgoedbedrijf en de gemeente Amsterdam.
De frauduleuze praktijken van NAVO’s cateraar Suprême |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Hoe cateraar Supreme de NAVO een oor aannaaide» van 23 juni 2018?1
Ja.
Heeft u contact gehad met andere landen over hun ervaringen met het contracteren met private bedrijven? Zo ja, met welke landen? Zo nee, waarom niet?
Bij iedere missie onderzoekt Defensie of zij taken zelf uitvoert of dat zij deze uitbesteedt. Hierbij spelen bedrijfsvoerings-, financiële en pragmatische overwegingen een rol. Aanbestedingen verlopen volgens een procedure en worden zorgvuldig toegekend. Waar mogelijk wordt daarbij samengewerkt met bondgenoten, of met de NAVO Support and Procurement Agency. Dit is een uitvoerend orgaan van de NAVO waarmee landen worden ondersteund voor logistieke zaken en aanbesteding.
Gezien de logistieke uitdagingen en veiligheidsrisico’s voor het bevoorraden van de operaties is slechts een gering aantal bedrijven in staat deze diensten te leveren. Supreme Group (SG) is in Afghanistan, na het zorgvuldig doorlopen van de aanbestedingsprocedure, de opdracht gegund.
Wanneer contracten met leveranciers reeds zijn gesloten, worden deze in principe niet gedeeld tussen partners, vanwege commerciële vertrouwelijkheid. Het is echter bekend dat andere bondgenoten in Afghanistan ook gebruik maakten van de diensten van de SG.
Waarom is er voor gekozen, ondanks de onervarenheid met contracten met private beveiligers, zelf een contract met Supreme af te sluiten? Is overwogen om voor de proviand voorziening aansluiting te zoeken bij een ander land? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Waren ten tijde van het afsluiten van het contract met Supreme ook andere leveranciers werkzaam in Afghanistan? Zo ja, heeft u contact gehad met de andere leveranciers?
Zie antwoord vraag 2.
Was u op de hoogte van de hoorzitting van de Amerikaanse senaatscommissies van Toezicht in 2013? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke gevolgen heeft u aan de uitkomst van die hoorzitting gegeven?
Ja. De uitkomst van de hoorzitting had voor de samenwerking tussen SG en Nederland geen gevolgen.
Heeft u contact gehad met uw ambtgenoot in de Verenigde Staten (VS) na afloop van de hoorzitting van de Amerikaanse senaatscommissies van Toezicht in 2013? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke opvolging heeft u daaraan gegeven?
Gelet op de bovenstaande beantwoording was daar geen aanleiding toe.
Op basis van welke totaalkosten over de periode 2006–2009 heeft u de 2,8 miljoen teveel betaalde euro’s van Supreme teruggekregen? Hoe is het teveel betaalde bedrag berekend en door wie?
In de antwoorden op de Kamervragen uit 2016 (kenmerk 2016Z11247) wordt de werkwijze van de Audit Dienst Defensie (ADD, tegenwoordig Auditdienst Rijk, ADR) toegelicht. Bedragen en berekeningen zijn te vinden in de brief van 6 juli 2016 (kenmerk BS2016011591) waarin uw Kamer vertrouwelijk de rapporten over de bij SG gehouden audits zijn aangeboden.
Heeft u ooit overwogen een ruwe schatting te (laten) maken van het teveel betaalde aan Supreme op basis van openbare gegevens? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is daarvan de uitkomst?
Ik heb vertrouwen in de audits die zijn gedaan en het oordeel van de ADR. Ik zie dan ook geen reden om de audits over te doen.
Had de ambtenaar van de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID), die de melding van Chris Vos heeft ontvangen, nog andere mogelijkheden om de kwestie intern aan te kaarten? Zo ja, welke? Zo nee, welke instructies gelden er nu voor vergelijkbare meldingen bij de COID die wel de integriteit betreffen met negatieve gevolgen voor Defensie maar geen integriteitsschendig zijn van een Defensiemedewerker?
Meldingen die bij de COID kenbaar worden gemaakt, worden, met instemming van de melder, door de integriteitsadviseur doorgeleid naar de verantwoordelijke lijnmanager of aanbestedende partij. Als de melding betrekking heeft op strafbare feiten wordt de melder ook altijd aangegeven dat hij of zij hier aangifte van kan doen bij de politie of, als het Defensiepersoneel betreft, de Koninklijke Marechaussee.
Wanneer Defensie private partijen inhuurt, hoe is dan de controle op integriteitsschendingen geregeld? Hoe kunt u voorkomen dat vergelijkbare gevallen van integriteitsschending door derden, die ten nadele zijn van Defensie, zich wederom voordoen?
Bij het sluiten van contracten door de rijksoverheid geldt in bepaalde gevallen een auditbeding, zo ook bij SG. Dit betekent dat de ADR tijdens de looptijd van contracten audits kan uitvoeren over de geleverde dienstverlening.
Private partijen kunnen, in geval van een Europese aanbesteding, op basis van de Aanbestedingswet uitgesloten worden van deelneming. Afhankelijk van het type opdracht kan de inkooporganisatie facultatieve uitsluitingsgronden toevoegen zoals prestaties uit het verleden.
Overweegt u alsnog een strafrechtelijke vervolging analoog aan de VS? Zo nee, waarom niet?
Bij de audits over de dienstverlening is geconstateerd dat Supreme Groupe G Defensie te veel had berekend voor een aantal diensten. Naar aanleiding van de audits is gezamenlijk gewerkt aan herziening van de contractvoorwaarden om herhaling te voorkomen en de overeenkomst te verbeteren. Vanwege de aard van de bevindingen en het feit dat het te veel betaalde bedrag is terugbetaald aan Defensie, heeft de ADR geoordeeld dat er geen aanleiding was voor aangifte.
Hoe gaat u voorkomen dat de uitbesteding van de logistiek voor de militaire missie in Afghanistan de staat verzwakt als de beveiliging van de private transporten deze (mogelijk) ondermijnt?
Zoals beschreven in de reactie op het AIV advies aangaande de inzet van civiele dienstverleners in operatiegebieden (Kamerstuk 31 200 X, nr. 116) werkt Defensie aan het verbeteren van veiligheid en stabiliteit ter bevordering van staatsvorming. Stimuleren van de lokale economie draagt hieraan bij. Vanuit wederopbouwperspectief is het van belang om, indien de veiligheidssituatie het toelaat, diensten door lokale partijen te laten uitvoeren. Een andere reden om van lokale partijen gebruik te maken, is om de inzet van militaire capaciteiten zoveel mogelijk te richten op het uitvoeren van militaire kerntaken binnen het vastgestelde mandaat.
In deze kabinetsreactie is tevens gemeld dat de groei van de inzet van particuliere beveiligingsbedrijven in operatiegebieden niet onomstreden is. Er moet altijd een zorgvuldige afweging gemaakt worden bij de inhuur van (lokale) beveiligingsdiensten. De regering ondersteunt nationale en internationale initiatieven om het functioneren van deze sector aan duidelijke normen en regels te binden.
Wat is uw standpunt over de aansprakelijkheid van Nederland voor slachtoffers die vallen bij de door Defensie ingehuurde private bedrijven? Op welke manier geeft u invulling aan de aanbeveling van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) om een zo ruim mogelijke invulling aan het beginsel staatsaansprakelijkheid te hanteren?
Nederland is niet aansprakelijk voor schade die zich bij de civiele dienstverlener en derden (waaronder de werknemers van die dienstverleners) voordoen. In de kabinetsreactie op het desbetreffende AIV-advies (Kamerstuk 31 200 X, nr. 116) wordt het kabinetsstandpunt ten aanzien van staatsaansprakelijkheid nader toegelicht.
Wat was de contractduur met Supreme omtrent de levering van proviand? Waarom heeft u de samenwerking met Supreme tot 1 december 2017 laten doorlopen, ondanks eerdere berichten dat Supreme onnodige hoge kosten doorberekende bij leveranties? Heeft u bij de NAVO geïnformeerd nadat zij in 2015 het brandstofcontract met Supreme niet heeft verlengd of er andere leverancier voorhanden waren die eventueel de levering van proviand hadden kunnen overnemen? Zo nee, waarom niet?
Defensie heeft diensten aan SG uitbesteed in Afghanistan (tot 2010) en Mali (t/m 2017). Defensie heeft in 2011 een raamovereenkomst gesloten met vaste prijzen en tarieven met een looptijd tot 1 augustus 2015. Hierna zijn tot aan 1 december 2017 langer lopende nadere overeenkomsten gesloten. De redenen hiervoor waren bovenal een pragmatische aanpak en zekerheid. Destijds was nog niet bekend hoe lang de missie zou duren en of het zinvol zou zijn om een aanbestedingsprocedure, welke minimaal zes maanden duurt, te starten.
Daarnaast was het eerdere geschil met SG naar behoren opgelost en waren er geen klachten over de dienstverlening.
De levering van proviand aan Nederland en de levering van brandstof aan de ISAF-missie in Afghanistan zijn twee verschillende opdrachten voor verschillende diensten van SG. Voor nadere informatie over de brandstofleveranties in Afghanistan verwijs ik u graag naar de beantwoording van de Kamervragen die eerder naar uw Kamer zijn gestuurd op 13 januari 2017 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 943).
Bij wie kopen de Duitsers het proviand voor de missie in? Welke kosten zijn daar voor Nederland aan verbonden?
Duitsland heeft in Gao, Mali (Camp Castor), een contract met Valiant Integrated Services. Dit bedrijf heeft SG overgenomen. De precieze kosten die verbonden zijn aan de levering van proviand door Duitsland aan Nederland worden momenteel nader uitgewerkt in een overeenkomst.
Gezamenlijke productie van S500-raketten door Turkije en Rusland |
|
Han ten Broeke (VVD), André Bosman (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Turkey proposes Russia «joint production of S-500 missiles»»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Republiek Turkije een voorstel heeft gedaan aan de Russische Federatie om gezamenlijk S500-raketten – die onder andere ballistische raketten kunnen onderscheppen – te produceren?
Het betreft berichten in de Turkse media. Nederland noch de NAVO is over een dergelijk voornemen geïnformeerd. Het kabinet kan deze berichten daarom niet bevestigen en wil hier niet over speculeren.
Heeft de NAVO, bijvoorbeeld bij monde van de secretaris-generaal, of NAVO-bondgenoten reeds gereageerd op het Turkse voornemen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt het Turkse voornemen zich tot in NAVO-verband gemaakte afspraken over ontwikkeling of productie van dergelijk materieel (met niet-bondgenoten)?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de zorg dat dergelijke samenwerking zowel de eenheid als de afschrikkingskracht van het NAVO-bondgenootschap zou kunnen ondermijnen?
De aanschaf van wapensystemen is een soevereine aangelegenheid. Ook in het NAVO-bondgenootschap blijft deze autonomie gewaarborgd. Er bestaat geen NAVO-regelgeving voor de aanschaf van wapensystemen voor nationale toepassing, noch heeft de NAVO de bevoegdheid om de aanschaf van wapensystemen tegen te houden. Wel wordt ernaar gestreefd de nationale wapensystemen van bondgenoten zoveel mogelijk op elkaar te laten aansluiten, onder meer met het oog op efficiency en interoperabiliteit.
Kunt u zich herinneren dat de ambtsvoorganger van de Minister van Buitenlandse Zaken op 15 november 2018 in antwoord op vragen van de Tweede Kamer over de S400-systemen liet weten dat «Nederland noch de NAVO formeel [is] geïnformeerd over een overeenkomst met Rusland»?2 Zijn de NAVO en/of Nederland inmiddels wel over de overeenkomst tussen Turkije en Rusland over de S400-systemen geïnformeerd?
Tot op heden is Nederland noch de Noord-Atlantische Raad formeel geïnformeerd over de overeenkomst. Het valt niet te zeggen of kritiek op de voorgenomen aanschaf al dan niet effect heeft gehad.
Heeft de Amerikaanse kritiek op de aanschaf van S400-systemen van de Russische Federatie door Turkije iets opgeleverd?3
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u zich herinneren dat uw ambtsvoorgangers op 28 augustus 2017 schreven dat het «nagenoeg [is] uitgesloten dat een S-400 luchtverdedigingssysteem, dat mogelijk door Turkije wordt aangeschaft, zal worden geïntegreerd met NAVO-systemen en entiteiten»?4 Kan ook (nagenoeg) worden uitgesloten dat de S400-systemen, zodra deze in Turkse handen zijn, niet worden bediend door Russisch personeel? Zo nee, is deze zorg enkel door de VS of ook door andere verdragspartijen aangekaart?
Voordat wapensystemen kunnen worden toegepast in NAVO-netwerken en systemen moeten deze aan de NAVO-eisen voldoen. Hier worden zowel technische specificaties als veiligheidsoverwegingen meegewogen, zoals het weglekken van technologie naar niet NAVO-landen. Het is daarom nagenoeg uitgesloten dat een S-400 luchtverdedigingssysteem zal worden geïntegreerd met NAVO-systemen en entiteiten.
De aanschaf van wapensystemen is een soevereine aangelegenheid. Ook binnen het NAVO-bondgenootschap blijft deze autonomie gewaarborgd. Er bestaat binnen de NAVO dan ook geen regelgeving voor de aanschaf van wapensystemen voor nationale toepassing, noch heeft de NAVO de bevoegdheid om de aanschaf van wapensystemen tegen te houden. Hetzelfde geldt voor de omgang met de wapensystemen wanneer deze in gebruik zijn genomen. Nederland doet geen uitspraken over standpunten van andere bondgenoten. Wel kan het kabinet delen dat meerdere bondgenoten hun zorgen hebben uitgesproken over de Turkse intentie om het S-400 systeem aan te schaffen. Ook Nederland heeft zorgen uitgesproken bij SG NAVO.
Kunt u aangeven waarom u van mening bent dat 77 Nederlandse Marechaussees op afroep beschikbaar moeten worden gesteld om in Kosovo aan een «crowd and riot control»-peloton te worden toegevoegd?
Vanwege de geografische nabijheid is het voor Europa en Nederland van direct belang om te investeren in de rechtsstaat en stabiliteit in Kosovo. Een slecht functionerende Kosovaarse rechtsstaat zou kunnen resulteren in grensoverschrijdende criminaliteit, irreguliere migratiestromen en radicalisering. De missie EULEX Kosovo heeft sinds haar oprichting in 2008 significant bijgedragen aan de ontwikkeling van de rechtsstaat in Kosovo. De Nederlandse bijdrage aan EULEX past binnen de bredere Nederlandse inzet in Kosovo en de Westelijke Balkan, met veiligheid, stabiliteit, rechtsstatelijkheid en sociaaleconomische ontwikkeling als prioriteitsgebieden.
De verlenging van het mandaat voor EULEX Kosovo tot medio juni 2020 voorziet in een verdere afbouw van de missie en gedeeltelijke overdracht van haar taken aan de Kosovaarse autoriteiten en de andere EU-instellingen in het land. In het nieuwe operationele plan wordt voorzien in de oprichting van politiële reserve forces, op afstand afroepbaar binnen twee weken voor uitzending naar Kosovo. Het doel van de reserve forces is om ondersteuning achter de hand te hebben indien de context waarin EULEX haar werkzaamheden uitvoert daartoe aanleiding geeft. Zoals aangegeven in het verslag van de RBZ van 28 mei jl. (TK 2017–2018 Kamerstuk 21 501-02 nr. 1876) onderzoekt het kabinet naar aanleiding van een verzoek van de European Gendarmerie Force (EGF) de mogelijkheid om vanaf het vierde kwartaal van 2019 voor de duur van zes maanden een gecertificeerd Crowd and Riot Control-peloton van de Koninklijke Marechaussee op afroep voor deze reserve-eenheden beschikbaar te stellen.
Deelt u de mening dat deze 77 Marechaussees beter in Nederland kunnen inzetten om onze nationale grenzen te bewaken in plaats van hen voor een dubieus projectje van de Europese Unie (EU) naar een land te sturen waar Nederland helemaal niets te zoeken heeft?
Met uw vraag verwijst u naar mogelijke onwenselijke verdringingseffecten voor het werk van de Koninklijke Marechaussee in Nederland. Het onderzoek waarnaar in het antwoord op vraag 1 wordt verwezen, moet ook uitwijzen of dergelijke effecten kunnen worden verwacht. Dit aspect zal een voorname rol spelen in de afweging om – in overleg met andere gezagsdragers – tot beschikbaarstelling te komen. In de brief over de Nederlandse bijdragen aan snelle reactiemachten zal de Kamer worden geïnformeerd over de bevindingen van het onderzoek.
Deelt u de mening dat het vreemd is dat de EU nu al weet dat men eind 2019 behoefte heeft aan een «crowd and riot control»-peloton in Kosovo? Kunt u aangeven wat de EU van plan is?
Een daadwerkelijke inzet van de reserve-eenheden zal alleen plaatsvinden wanneer de lokaal aanwezige capaciteit in Kosovo ontoereikend blijkt te zijn. In geval van ongeregeldheden is de Kosovaarse politie vanzelfsprekend de eerst aangewezen partij om ingezet te worden. Mocht verdere inzet nodig zijn, dan zal een Poolse eenheid die voor dat doel ter plaatse is, worden ingezet. Pas in derde instantie zal een beroep worden gedaan op de EGF om capaciteit te leveren in de vorm van op afstand afroepbare reserve forces. Het zal van de ontwikkelingen ter plaatse afhangen of inzet van deze eenheden daadwerkelijk aan de orde zal zijn.
Bent u bereid om dit onzalige EU plan om onze militaire politie in Kosovo aan het werk te zetten van tafel te vegen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.