Een vacaturesite die mogelijk discriminatie in de hand werkt |
|
Jasper van Dijk |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Kent u het bericht «Vacaturesite biedt mogelijkheid te filteren op geloof en uiterlijk»?1 Wat is uw oordeel daarover?
Ja. Het kabinet zet stevig in op het tegengaan van arbeidsmarktdiscriminatie, onder andere door te stimuleren dat bedrijven en organisaties selecteren zonder vooroordelen en op basis van objectieve criteria. Dit om te bewerkstelligen dat kenmerken als culturele achtergrond, geslacht en geloof geen grond vormen voor uitsluiting. Dit is een prominent onderdeel van het vernieuwde Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie 2018–2021. De wijze van matching als beschreven in het bericht staat hier haaks op.
Deelt u de mening dat bij vacatures het gebruik van zoekfilters zoals onder andere uiterlijk, geloofsovertuiging en politieke voorkeur, neerkomt op discriminatie? Zo nee, waarom niet?
Arbeidsmarktdiscriminatie is niet toegestaan. We vragen alle Nederlanders om zoveel mogelijk duurzaam te participeren op de arbeidsmarkt, daartoe moeten zij dan ook gelijke kansen krijgen. Niet ter zake doende persoonskenmerken mogen niet gebruikt worden om mensen te weren uit de sollicitatieprocedure. Onderscheid maken tussen kandidaten op basis van bijvoorbeeld geloof of politieke voorkeur is niet in alle gevallen discriminatie. Zo kan het voor een instelling op bijvoorbeeld godsdienstige of politieke grondslag noodzakelijk zijn dat een sollicitant een bepaalde godsdienst of politieke gezindheid heeft om goed invulling te geven aan de functie. De godsdienst of de politieke gezindheid kan in die gevallen een wezenlijke, legitieme en gerechtvaardigde beroepsvereiste zijn. Ook mag in bepaalde situaties onderscheid gemaakt worden tussen kandidaten in sollicitatieprocedures, bijvoorbeeld wanneer vrouwen onvoldoende zijn vertegenwoordigd of als een kandidaat aan bepaalde zeer specifieke eisen moet voldoen om de functie goed uit te kunnen voeren. Dit onder voorwaarden, welke zijn vastgelegd in de gelijkebehandelingswetgeving.
Deelt u de mening dat een werkgever pas tijdens een sollicitatiegesprek kan bepalen of een kandidate voldoet aan de functie-eisen, of ze nu een hoofddoek draagt of niet?
Of iemand geschikt is voor een functie hangt af van de kennis en vaardigheden van de sollicitant en niet van persoonskenmerken die niet relevant zijn voor de uitvoering van de functie.
Bent u bereid onderzoek te doen naar mogelijk strafbaar handelen, wanneer sprake is van het selecteren van personeel op afkomst, huidskleur, geslacht, geloofsovertuiging of politieke voorkeur? Zo nee, waarom niet?
Op grond van de Algemene wet gelijke behandeling is arbeidsdiscriminatie in vacatures ontoelaatbaar. De beoordeling of er in een concreet geval sprake is geweest van verboden onderscheid, is aan de rechter of het College voor de Rechten van de Mens. De oordelen van het College zijn niet bindend, maar worden wel op zijn website gepubliceerd en worden in de meeste gevallen opgevolgd. Daarnaast hechten rechters in civiele procedures doorgaans grote waarde aan een uitspraak van het College. Arbeidsdiscriminatie is strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht, vervat in de artikelen 137g Sr en 429quater Sr. Het is aan het Openbaar Ministerie om in eerste instantie te bepalen of mogelijk sprake is van een strafbaar feit dat aan de rechter kan worden voorgelegd.
Momenteel wordt een verkenning uitgevoerd naar onder meer de mogelijkheden om de handhavende rol van de Inspectie SZW, met betrekking tot toezicht op discriminatie bij werving en selectie te versterken.
Deelt u de mening dat deze selectiemethode zeer ongewenst is? Zo ja, bent u bereid met deze onderneming in gesprek te gaan om deze werkwijze te schrappen? Zo nee, waarom niet?
Dit kabinet zet zich in voor een eerlijke en inclusieve arbeidsmarkt waar bedrijven en organisaties selecteren zonder vooroordelen en op basis van objectieve criteria. De invloed van algoritmen en geautomatiseerde systemen om werkgevers en sollicitanten te matchen zal groter worden in de aankomende jaren. Ik ben voornemens hier onderzoek naar te doen om te bezien wat de impact kan zijn wat betreft discriminatie en hoe hier op geanticipeerd moet worden in de toekomst. Deze casus neem ik hierin mee.
Het instellen van een bouwdepot voor gebouweigenaren in het Groningse aardbevingsgebied |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Liever afgekocht dan weggezakt in ’t moeras»?1
Ja.
Begrijpt u de hierin verwoorde kritiek dat de wijze van implementatie van het besluit om de gaswinning te stoppen ervaren wordt als een vlucht vooruit, waardoor alle deelstappen die de afgelopen jaren zijn gezet op het terrein van schadeafhandeling, versterking, dorpsvernieuwing en nieuw perspectief voor de regio (weer) op losse schroeven zijn komen te staan?
Het besluit om de gaswinning op afzienbare termijn volledig te beëindigen betekent een koerswijziging. De aardbevingsproblematiek die als gevolg van de gaswinning is ontstaan, wordt hiermee bij de oorzaak aangepakt. Dat vraagt om herbezinning op de versterkingsoperatie zoals die nu is ingericht, die nog uitgaat van een voortdurende gaswinning op een winningsniveau hoger dan dat van vandaag en geen rekening houdt met de versnelde en volledige afbouw van de gaswinning. Vanzelfsprekend is met dit besluit niet van de ene op de andere dag het risico op aardbevingen verdwenen. Zolang er woningen zijn die niet aan de veiligheidsnorm voldoen zal, versterking nodig zijn en blijven plaatsvinden. Alle inspanningen zijn erop gericht om ervoor te zorgen dat dit zowel snel als zorgvuldig en volgens de meest actuele inzichten gebeurt, zonder daarbij voorbij te gaan aan in de lopende versterkingsoperatie ontstane verwachtingen.
Het beeld dat alle deelstappen die de afgelopen jaren op verschillende terreinen zijn gezet op losse schroeven zijn komen te staan, herken ik niet. De schadeafhandeling is inmiddels publiek georganiseerd en een wetsvoorstel voor de wettelijke verankering hiervan is op 3 juli 2018 in consultatie gegaan. Daarnaast ben ik met de regio in gesprek over de invulling van een nieuw toekomstperspectief voor de regio. Hierbij koersen we op een gezamenlijke, ambitieuze meerjarige aanpak van Rijk en regio met daarbij passende investeringen, bijvoorbeeld in de vergroening van de industrie, het behoud van het Groningse erfgoed en dorp- en stadsvernieuwing. Ik verwacht uw Kamer dit najaar te informeren over de voortgang.
Wat is uw weerwoord op deze kritiek en welke stappen gaat u zetten (en wanneer) om de zorgen uit het artikel weg te nemen en de Groningers op alle vier de terreinen de duidelijkheid te geven die ze verdienen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid een onafhankelijk onderzoek te laten doen naar het voorstel dat Susan Top, secretaris van het Groninger Gasberaad en auteur van het artikel, doet om een bouwdepot in te stellen voor eigenaren van gebouwen in het aardbevingsgebied, dat eigenaren meer grip geeft op hun situatie doordat zij zelf – binnen een tijdsbestek van vijf jaar – kunnen kiezen om dit bouwdepot in te zetten bijvoorbeeld voor versterken, voor waarde vermeerderende ingrepen of (bij een zelfgekozen vertrek) voor het aflossen van hun restschuld op de hypotheek?
Op dit moment vindt een herijking van de versterkingsaanpak plaats aan de hand van het advies van de Mijnraad en de afspraken op hoofdlijnen die de regiobestuurders en ik naar aanleiding daarvan hebben gemaakt (Kamerstuk 33 529, nr. 502). In het kader van de ontwikkeling van een nieuwe aanpak worden verschillende mogelijkheden om invulling te geven aan het advies, waaronder ook de mogelijkheid van een bouwdepot, in samenhang verkend en afgewogen.
De maatschappelijke organisaties die tot nu toe betrokken zijn geweest bij de versterkingsoperatie, zullen ook in het proces om tot een nieuwe versterkingsaanpak te komen worden betrokken in aanloop naar bestuurlijke besluitvorming. Mijn streven is om uw Kamer op korte termijn te informeren over de voortgang.
Bent u middels dit onderzoek bereid de Kamer inzicht te bieden in de mogelijke voor- en nadelen van deze benadering en deze benadering ook te laten beoordelen in vergelijking met het op dit moment gevoerde beleid?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om het Groninger Gasberaad te laten deelnemen aan de begeleidingscommissie van dit onderzoek?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u bevestigen dat u in uw brief aan de Tweede Kamer van 18 juli jl. schrijft de aanstoot te betreuren die u heeft gegeven door de uitspraken? Klopt het dat u slechts de ophef betreurt en niet de bewoordingen?1
In mijn brief aan de Tweede Kamer van 18 juli jl. (Kamerstuk 34 775-V, nr. 89) heb ik geschreven dat mijn inbreng tijdens de besloten bijeenkomst Touch Dutch Base deels erop gericht was te prikkelen. Om dat doel te bereiken heb ik de scherpte van de discussie opgezocht en illustraties en bewoordingen gebruikt die niet alleen ongelukkig maar ook onzorgvuldig zijn. Dat had ik niet moeten doen, zeker niet in mijn rol als Minister van Buitenlandse Zaken. Dit spijt mij.
Staat u nog altijd achter de inhoud van uw uitspraken, los van of u tevreden bent met de maatvoering van uw bewoordingen en de effecten van uw bewoordingen?
Zoals in mijn brief van 18 juli jl. en hierboven aangegeven heb ik mijn uitspraken deels gedaan om te prikkelen en de discussie tijdens de besloten bijeenkomst te voeden. Teneinde een compleet beeld te geven van de uitspraken tijdens deze bijeenkomst, is het gehele transcript als bijlage toegevoegd2. Aangezien het een transcript betreft van een besloten bijeenkomst, zijn de namen van de vragenstellers weggelaten. Ik ben de discussie aangegaan tegen de achtergrond van mijn motivatie om als Minister van Buitenlandse Zaken, samen met het ministerie en de ambassades wereldwijd, het hoofd te bieden aan serieuze onderliggende maatschappelijke vragen en internationale uitdagingen.
Ik hecht eraan nogmaals te benadrukken dat mijn inzet als Minister van Buitenlandse Zaken ten volste gericht is en zal blijven op multilateralisme, juist in het Nederlands belang. In die context heb ik tijdens de bijeenkomst ook gesproken over de grote veranderingen die zich voordoen in de wereld en het door mensen ervaren van een verlies aan zekerheden dat daarmee gepaard gaat. Ik doelde met mijn uitspraken over de multiculturele samenleving bijvoorbeeld op spanningen die in de samenleving (kunnen) ontstaan wanneer sprake is van een grote en/of ongecontroleerde komst van irreguliere migranten en op de zorgen die dat geeft bij mensen in diezelfde samenleving. Zo heb ik gezegd dat we ook goed naar die mensen moeten luisteren en hun zorgen – waar die terecht zijn – serieus moeten nemen. Ik heb daaraan toegevoegd dat ik vind dat Nederland een humaan asielbeleid moet blijven voeren en dus open moet zijn en blijven voor die mensen die op de vlucht zijn en daadwerkelijk hulp nodig hebben, maar tegelijkertijd selectief en helder moet zijn naar diegenen die niet binnen die categorie vallen.
Mijn uitspraak over dat het waarschijnlijk in onze genen zou zitten om in een overzichtelijke groep te leven en we daardoor niet goed in staat zijn binding aan te gaan met ons onbekende mensen had ik niet moeten doen. Mijn woorden zijn op geen enkele manier bedoeld als vrijbrief voor racisme of uitsluiting van bepaalde bevolkingsgroepen. Het in goede banen leiden van de komst van nieuwkomers en hun voorspoedige integratie in de Nederlandse samenleving is een belangrijk onderdeel van het kabinetsbeleid. Ik onderschrijf dat beleid volledig.
Ten aanzien van mijn uitspraken over burden sharing heb ik getracht te wijzen op de gevoeligheden die spelen bij het proces om te komen tot een solidair asielbeleid binnen de EU, waarbij lidstaten elkaar onderling steunen, bijvoorbeeld door middel van een herverdelingsmechanisme. Binnen dit vraagstuk hebben lidstaten uiteenlopende belangen en verschillende ideeën over de gewenste uitkomst van dit proces. Ook hierbij heb ik voorbeelden en bewoordingen gebruikt die ik zorgvuldiger had moeten kiezen en formuleren. Dat heb ik ook erkend in de contacten die ik naar aanleiding van mijn uitspraken heb gehad met mijn Poolse en Tsjechische ambtsgenoten. Ondanks de bestaande gevoeligheden en obstakels blijft het kabinet vertrouwen hebben in de onderhandelingen en zal onverminderd worden ingezet op een solidair asielbeleid binnen de EU. Nederland verwelkomt in dat kader ook het Commissievoorstel – voor de volgende Meerjarig Financieel Kaderperiode – om een sterkere koppeling te maken tussen aan de ene kant de opname en integratie van asielgerechtigde migranten en aan de andere kant de toekenning van structuurfondsen.
Zijn er uitspraken waar u niet achter staat? Vindt u bijvoorbeeld echt dat «waarschijnlijk ergens diep in onze genen we een overzichtelijke groep willen hebben om mee te jagen of om een dorpje te onderhouden. En dat we niet goed in staat zijn om een binding aan te gaan met ons onbekende mensen»? Zo ja, over welke uitspraken gaat het dan concreet en bent u ook bereid deze onverkort terug te nemen? Zo nee, waarom niet?
Hierbij verwijs ik graag naar het antwoord op vraag 1 en 2.
Deelt u de mening dat het op deze manier onderscheid maken tussen verschillende groepen in de samenleving slecht is voor Nederland en op geen enkele manier door de beugel kan?
Mijn woorden waren op geen enkele manier bedoeld als vrijbrief voor racisme of uitsluiting van bepaalde bevolkingsgroepen. Ik heb in mijn uitspraken dan ook op geen enkele wijze onderscheid willen maken tussen verschillende groepen binnen de Nederlandse samenleving.
Heeft u in andere, al dan niet besloten, (inter)nationale gremia soortgelijke uitspraken gedaan? Zo ja, op welke momenten?
In mijn rol als Minister van Buitenlandse Zaken heb ik niet eerder soortgelijke uitspraken gedaan in (inter)nationale gremia.
Kunt u de vraag die u bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken hebt uitgezet over vreedzame multiculturele samenlevingen met de Kamer delen? Kunt u eveneens het antwoord met de Kamer delen?
Een dergelijke vraag is niet formeel in het ministerie uitgezet, wel heb ik deze vraag sinds mijn aantreden een enkele keer in het kader van interne discussies opgeworpen. Dit heeft niet geresulteerd in een specifiek antwoord.
Zijn er contacten geweest met vertegenwoordigers van regeringen van andere landen over uw uitspraken? Zo ja, met welke vertegenwoordigers en waar bestonden deze contacten uit?
Ik heb contact gezocht met de premiers van de Caribische landen van ons Koninkrijk alsook met de Minister van Buitenlandse Zaken van Suriname. Ook heb ik contact gezocht met andere landen die zich gekwetst hadden kunnen voelen door mijn uitspraken.
Kunt u zich voorstellen dat landen als Singapore, Suriname, Tsjechië en Polen schrikken van uw uitspraken? Wat gaat u doen om de schade als gevolg van uw uitspraken te beperken?
Zie antwoord vraag 7.
Wat zou u ervan vinden als buitenlandse bewindspersonen vergelijkbare teksten over Nederland hadden geuit? Had u dan verzocht om rectificatie?
Het kabinet zou per specifiek geval een eigen afweging maken hoe te reageren. Het is mijns inziens niet zinvol om verder te speculeren over een dergelijk hypothetisch voorbeeld.
Kunt u bevestigen dat u in uw brief van 18 juli jl. aan de Kamer schrijft dat u zich in blijft zetten om tot een solidair asielbeleid te komen, waarbij lidstaten elkaar onderling steunen? Welke invloed denkt u dat uw uitspraken hebben op dat streven?2
Zie ook het antwoord op vraag 2. Als Minister van Buitenlandse Zaken blijf ik mij – samen met mijn collega’s in het kabinet – volledig inzetten voor het uitvoeren van het regeerakkoord, waaronder een toekomstbestendig en goed functionerend Europees asielsysteem. Voor Nederland is het belangrijk dat daarbij de juiste balans wordt gevonden tussen solidariteit en verantwoordelijkheid.
Het bericht dat tabaksfabrikanten festivaljongeren voor zich blijven winnen |
|
Femke Merel Arissen (PvdD) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat ondanks kritiek, tabaksfabrikanten festivaljongeren voor zich blijven winnen?1
Ja.
Is het waar dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op de hoogte is van de genoemde schending van de sponsoringsregels, maar niet ingrijpt wegens andere prioriteiten? Zo ja, wat maakt die andere prioriteiten van groter belang dan de gezondheid van jongeren?
De Tabaks- en rookwarenwet verbiedt reclame en sponsoring voor tabaksproducten en aanverwante producten. Vorig jaar heeft de NVWA onderzoek gedaan naar reclame en sponsoring bij studentenverenigingen. De NVWA stuitte daarbij op verboden contracten en deelde 9 boetes uit. Op dit moment doet de NVWA onderzoek naar reclame en sponsoring op festivals. De NVWA beoordeelt per geval of er sprake is van verboden sponsoring of reclame en neemt maatregelen als blijkt dat het verbod op reclame en sponsoring wordt overtreden.
Handhaving van het verbod op reclame en sponsoring bij studentenverenigingen, op festivals of in andere risicovolle settings past al binnen de prioriteiten van de NVWA. In het jaarplan voor 2018 is namelijk opgenomen dat de NVWA prioriteit zal geven aan het toezicht op verboden reclame en sponsoring voor tabak2. Ik zal op deze handhavingsactiviteiten terugkomen in mijn jaarlijkse brief met handhavingscijfers.
Bent u bereid een verkoopverbod voor sigaretten te overwegen tijdens festivals die met name door jongeren bezocht worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
De NVWA constateert dat naleving van het rookverbod bij evenementen aandacht behoeft. Steeds meer evenementen besluiten zelf om geen sigaretten meer te verkopen. Het staken van de verkoop van tabaksproducten kan voor evenementen één van de maatregelen zijn waarmee zij zelf de naleving kunnen verbeteren. Ik wil verkennen met de sector of zij bereid zijn om vrijwillig af te zien van de
verkoop van sigaretten, met name als het om festivals gaat waar kinderen onder de 18 jaar komen. Een verkoopverbod voor tabaksproducten of aanverwante producten bij evenementen is op dit moment niet aan de orde.
Bent u bereid de NVWA op te dragen alsnog handhavend op te treden op grond van de geconstateerde overtredingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt de geconstateerde sponsoring zich tot het EU-reclameverbod op tabak tijdens grote evenementen?
In de Tabaks- en rookwarenwet is een reclame- en sponsoringverbod opgenomen, deels gebaseerd op de Europese richtlijn 2003/33/EG. Reclame en sponsoring van tabaksproducten is in Nederland sinds 7 november 2002 grotendeels verboden. Reclame is onder voorwaarden bijvoorbeeld toegestaan in tabaksspeciaalzaken. Op grote evenementen is noch reclame noch sponsoring toegestaan.
Het opheffen van de visumplicht voor Kosovo |
|
Vicky Maeijer (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Visumliberalisering: Commissie bevestigt dat Kosovo aan alle voorwaarden voldoet»?1
Ja.
Deelt u de mening van de Europese Commissie dat Kosovo klaar is voor visumliberalisatie? Zo ja, wanneer wordt besluitvorming hierover verwacht en bent u van plan in te stemmen met het opheffen van de visumplicht voor 1.7 miljoen Kosovaren? Zo nee, hoe gaat u dit tegenhouden?
Het uitgangspunt van het kabinet ten aanzien van visumliberalisatievoorstellen is strikt en fair. Het kabinet ziet er nauwgezet op toe dat landen die in aanmerking willen komen voor visumliberalisatie aan alle strenge eisen voldoen en blijven voldoen (zie BNC fiche van 10 juni 2016 betreffende de afschaffing van de visumplicht voor Kosovo (Kamerstuk 22 112, nr. 2152)). In het rapport van de Commissie op 18 juli jl. geeft de Commissie aan dat Kosovo aan alle voorwaarden in het stappenplan voor visumliberalisatie heeft voldaan. De Commissie heeft daarbij, mede op aandringen van Nederland, ook hernieuwd gekeken naar de benchmarks waaraan eerder was voldaan. Het kabinet zal dit rapport nauwgezet bestuderen alvorens een standpunt in te nemen. Uw Kamer zal hierover worden geïnformeerd. Besluitvorming over Europees visumbeleid geschiedt volgens de gewone wetgevingsprocedure door het Europees parlement en de Raad (met gekwalificeerde meerderheid). Een eerste bespreking van het Commissierapport zal na de zomer plaatsvinden.
Hoe is het mogelijk dat hiervan sprake is nu bekend is dat het opheffen van de visumplicht voor Albanezen een ware misdaadgolf heeft opgeleverd die natuurlijk niet voor herhaling vatbaar is?
Elk land wordt afzonderlijk beoordeeld m.b.t. het voldoen aan de gestelde criteria. Visumliberalisatie gaat vergezeld van een omvangrijk pakket aan voorwaarden en flankerende maatregelen die erop zijn gericht mogelijke negatieve effecten zo veel mogelijk tegen te gaan. Dat is ook het geval op het thema openbare orde en veiligheid. Het kabinet acht het noodzakelijk dat vooraf helderheid en zekerheid bestaat ten aanzien van het volledig voldoen aan de gestelde voorwaarden voor visumliberalisatie door Kosovo, waaronder die op het terrein van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en corruptie. Dit zal uiteraard worden meegewogen in de standpuntbepaling na bestudering van het rapport van de Europese Commissie door het kabinet.
Deelt u de mening dat het afschaffen van de visumplicht, en het daarmee nog makkelijker maken om naar de EU te reizen, het stomste is wat je kunt doen gelet op alle terreur, massa-immigratie en islamisering die de open grenzen van de Europese Unie al over Nederland afroepen?
Visumliberalisatie is niet vrijblijvend. Een land zal aan alle gestelde voorwaarden, inclusief die op het terrein van illegale migratie, nationale veiligheid en openbare orde, moeten voldoen voordat tot visumliberalisatie kan worden overgegaan en zal dit ook na de afschaffing van de visumplicht moeten blijven doen. Mede op aandringen van Nederland ziet de Europese Commissie erop toe dat landen ook na afschaffen van de visumplicht aan de voorwaarden blijven voldoen. Het Kabinet beschouwt visumliberalisatie als een effectief instrument om hervormingen aan te jagen, of samenwerking op belangrijke gebieden te bewerkstelligen. Daarnaast versterkt visumliberalisatie de handels- en intermenselijke contacten.
De blootstelling aan Chroom-6 bij de Koninklijke Marine |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat de leverancier van de boten een garantie heeft afgegeven dat de boten vrij van Chroom-6 waren? Indien zo’n garantie is afgegeven en er toch Chroom-6 is aangetroffen, wat betekent dit dan? Welke consequentie wordt daaraan verbonden?
Ja, de leverancier heeft bij de offerte verklaard dat er geen kankerverwekkende stoffen toegepast zullen worden. Chroom-6 is een kankerverwekkende stof. Defensie heeft in 2009 aan de leverancier een opdracht verstrekt om Fast Raiding, Interception and Special Forces Craft (FRISC) vaartuigen te leveren die vrij zijn van kankerverwekkende stoffen.
Op dit moment wordt onderzocht welke onderdelen met chroom-6 zijn behandeld. Op het moment dat de resultaten van dit onderzoek bekend zijn én blijkt dat er inderdaad sprake is van behandeling met chroom-6, zullen we uiteraard nadere maatregelen treffen bij onderhoud aan de FRISC-vaartuigen. Voorts zal ik in een dergelijke situatie de leverancier aansprakelijk stellen voor geleden of in de toekomst mogelijkerwijs nog te lijden schade.
Bent u bereid bij de aankoop van materieel contractueel vast te leggen dat deze geen chroom-6 houdende verf mag bevatten en dat bij het onderhoud ervan Chroom-6 houdende verf benodigd is? Zo nee, waarom niet?
Ja, dat gebeurt al. Bij de verwerving van materieel hanteert Defensie een lijst van verboden en beperkt toepasbare stoffen (sinds 2014 bekend als List Banned and Restricted Substances). Bij marktverkenningen voor de verwerving van materieel worden producenten/leveranciers geïnformeerd over de restricties voor het toepassen van stoffen om milieubelasting en blootstelling aan gevaarlijke stoffen te reduceren.
Ten aanzien van chroom-6 wordt bij verwerving van materieel (met uitzondering van luchtvaartuigen), vermeld: «De wetgever staat niet toe dat nieuw aan te schaffen militaire landvoertuigen, schepen en gronduitrusting zijn voorzien van een corrosiewerend coatingsysteem, welke chroom-6 verbindingen bevatten».
Ten aanzien van chroom-6 wordt het volgende bij verwerving van luchtvaartuigen vermeld: «De wetgever staat niet toe dat een coatingsysteem welke chroom-6 bevat op die vliegtuigdelen wordt aangebracht, waarvoor de Original Equipment Manufacturer (OEM) een chroom-6 vrij coatingsysteem heeft gecertificeerd. Indien een chroom-6 houdend coatingsysteem wordt toegepast, moet het gehalte aan chroom-6 verbindingen zo laag zijn als technisch verantwoord is».
Defensie staat het toepassen van chroom-6 houdende verf dus in de regel niet toe; er zijn vaak alternatieven beschikbaar. Op het moment dat deze alternatieven voorhanden zijn, is er geen noodzaak meer aanwezig om chroom-6 houdende verf tijdens onderhoud van materieel aan te brengen. Echter, een beperkt aantal gevallen (vaak luchtvaart gerelateerd) is ook bij onderhoud toepassing van chroom-6 houdende verf noodzakelijk.
Betaaltermijnen aan mkb’ers |
|
Martin Wörsdörfer (VVD) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Mkb’er wacht lager op betalingen»?1
Ja, daar ben ik bekend mee.
Kunt u verklaren waarom uit het onderzoek van Betaalme.nu blijkt dat ondernemers in het midden- en kleinbedrijf (mkb'ers) gemiddeld langer moeten wachten op betalingen terwijl in de beantwoording van de vragen van de leden Wörsdörfer en Veldman2 juist gesteld wordt dat bedrijven hun facturen sneller betaald krijgen?
De beantwoording van de Kamervragen waar u aan refereert was gebaseerd op de monitor van Graydon (Barometer Betaalgedrag over 2017) die op dat moment de meest actuele informatie bevatte. Betaalme.nu heeft in het voorjaar van 2018 onder een beperkte groep mkb’ers navraag gedaan naar de betaaltermijnen. Tevens is inmiddels de Graydon Barometer Betaalgedrag over de eerste helft van 2018 uitgekomen die de meting van Betaalme.nu bevestigt. Beide onderzoeken hebben evenwel een beperktere scope dan de jaarrapportage en zijn daarom niet één op één vergelijkbaar. Voor het onderzoek van Betaalme.nu geldt dit in termen van doelgroep en voor de halfjaarrapportage van Graydon in termen van tijd en seizoenseffecten.
Deelt u de mening dat de strengere wetgeving juist een verbetering van betaalgedrag aan onder meer mkb’ers tot doel had?
Ja, die mening deel ik. Ik roep uw Kamer evenwel in herinnering dat in de reactie van de toenmalige Minister van Economische Zaken op het initiatiefwetsvoorstel van 19 februari 20163 reeds is aangegeven dat niet te garanderen is dat de wet dit positieve effect op betaaltermijnen ook daadwerkelijk zal hebben.
Bent u bereid de evaluatie van de wetgeving met het oog op het tegengaan van onredelijk lange betaaltermijnen die begin 2019 gepland staat al in het najaar van 2018 uit te voeren? Zo nee, waarom niet?
Nee, het starten van een evaluatie eerder dan het geplande tijdstip van medio 2019 acht ik niet zinvol. De wetgeving bestaat uit twee componenten, waarvan de tweede pas op 1 juli 2018 in werking is getreden. Dit betreft de verplichte aanpassing tot maximaal 6 maanden van overeengekomen betaaltermijnen in lang lopende overeenkomsten tussen grote afnemers en kleinere aanbieders. In het MKB-actieplan heb ik echter reeds aangegeven dat ik met ondernemers in contact ben om tot het moment van evaluatie de markt te monitoren.
Wilt u bij de invulling van de evaluatie expliciet onderzoek doen naar eventuele aanvullende voorwaarden die afnemers mogelijk stellen aan mkb’ers voor een tijdige betaling? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik kan niet op voorhand beloven naar aanvullende voorwaarden te kijken. De betaaltermijn is een onderdeel van het contract tussen afnemer en toeleverancier dat een veelheid aan afspraken omvat. Deze afspraken zijn alleen te vinden in die privaatrechtelijke overeenkomst die tussen partijen gesloten wordt. Dit maakt deze informatie bijzonder moeilijk vindbaar en verifieerbaar. Te zijner tijd zal een afweging gemaakt moeten worden tussen het nut van deze gegevens en de kosten van zo’n onderzoek. Verder is de overeenkomst het resultaat van onderhandeling tussen partijen die weliswaar niet altijd gelijkwaardig zijn aan elkaar, maar wel beide hun akkoord geven. In die zin rust er ook een eigen verantwoordelijkheid op beide contractpartijen om niet in te stemmen met voorwaarden die (te) nadelig zijn.
Wilt u tevens in kaart brengen hoe de kaders voor betaaltermijnen zijn in ons omringende landen en daarbij bezien of sprake is van een gelijk speelveld op de Europese interne markt? Zo nee, waarom niet?
De regelgeving inzake betaaltermijnen is gebaseerd op de Richtlijn 2011/7/EU van het Europees parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand in handelstransacties. De Europese Commissie monitort de implementatie van de richtlijn en de ontwikkelingen met betrekking tot betaaltermijnen in de lidstaten en rapporteert hierover4.
Bij deze periodieke evaluaties worden ook best practices in de lidstaten betrokken. De rapportages van de Europese Commissie voorzien in de informatiebehoefte omtrent de stand van zaken van het beleid in omringende landen.
Wilt u, tot slot, ook ingaan op de risico’s van een trend van langere betaaltermijnen voor mkb’ers die concurreren met grote bedrijven die minder geraakt worden door langere betaaltermijnen?
Blijkens onderzoek van Betaalme.nu ervaren ondernemers op dit moment weinig hinder van lange betaaltermijnen. Dit hangt vermoedelijk samen met de lage rentestand en de gunstige economische omstandigheden. In principe is dit een goed moment, ook voor minder sterke leveranciers op de markt, om de betaaltermijnen die zij hun afnemers bieden wat in te korten. Aan de gemeten betaaltermijnen is (nog) niet zichtbaar dat ondernemers deze gelegenheid ook inderdaad aangrijpen. Risico’s ontstaan vooral wanneer de marktomstandigheden op enig moment verslechteren. Dan kunnen lange betaaltermijnen opnieuw leiden tot liquiditeitsproblemen bij het mkb.
Bent u bekend met het bericht «State Department Silent on MH17 Anniversary Following Trump-Putin Firestorm»?1
Ja.
Kunt u aangeven of en in hoeverre het onderzoek naar de daders van MH17 aan de orde is gekomen tijdens de top tussen de Amerikaanse president Trump en Russische president Poetin in Helsinki van 16 juli jl.?
Het ministerie heeft een verslag op hoofdlijnen ontvangen. Zoals de Kamer bekend kunnen op basis van bondgenootschappelijke afspraken geen mededelingen worden gedaan over door bondgenoten vertrouwelijk gedeelde informatie.
Heeft het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken een verslag van de ontmoeting in Helsinki ontvangen van onze Amerikaanse bondgenoten? Zo ja, kunt u dit verslag op korte termijn delen met de Kamer?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe waardeert u het feit dat het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken de verklaring over de ramp met MH17 zou hebben ingetrokken dan wel afgezwakt?2 Kunt u aangeven hoe dit bericht zich verhoudt tot de heldere verklaring van de G7-landen van 15 juli jl?3
Er bestaat geen enkele twijfel over de steun van de VS voor de inzet van het kabinet. De Verenigde Staten steunt de inspanning om waarheidsvinding en gerechtigheid te bewerkstellingen ten aanzien van MH17 volledig.
De VS heeft op 18 juli verklaard, bij monde van de woordvoerder van Secretary of State Pompeo dat er geen verandering is in het standpunt van de VS met betrekking tot MH17.
De Verenigde Staten hebben op zowel 24 als 25 mei jl. twee verklaringen afgegeven waarin ze de conclusies van het JIT volledig onderschrijven én de stap van Nederland en Australië om Rusland aansprakelijk te stellen ten zeerste ondersteunen. Daarna heeft de VS als lid van de G7 een verklaring afgegeven op 16 juli waarin de G7 Rusland oproept om onmiddellijk in goed vertrouwen te engageren met Nederland en Australië ten einde de schendingen van het internationaal recht te beantwoorden. Deze oproep is herhaald door de VS na afloop van de bilaterale ontmoeting met Australië op 24 juli jl.
Kunt u aangeven of deze berichten een verandering duiden in de Amerikaanse houding ten aanzien van haar steun voor het JIT?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe waardeert u de uitspraken van de Amerikaanse ambassadeur Pete Hoekstra van 5 juni jl. dat Nederland zich agressiever moet opstellen ten opzichte van Rusland in het MH17-dossier na de mogelijke intrekking van de Amerikaanse verklaring over de ramp met MH17? In hoeverre verhouden de woorden van ambassadeur Pete Hoekstra dat Nederland de Russen verantwoordelijk moet houden, zich met de eerder genoemde verklaring van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken en de ontmoeting in Helsinki?4
Het kabinet heeft op 25 mei jl. besloten om Rusland aansprakelijk te stellen voor zijn aandeel in het neerhalen van MH17. Het wacht het antwoord van Rusland af en loopt niet vooruit op mogelijke volgende stappen. Zoals gesteld in antwoord op vraag 4 en 5 kan Nederland daarbij rekenen op volledige steun van de VS.
Kunt u een appreciatie geven over de uitspraken van het Russische Ministerie van Buitenlandse Zaken waarbij Rusland het onderzoek naar het neerhalen van MH17 schandalig noemt?5
De ongefundeerde kritiek van Rusland is bekend en is de afgelopen jaren bij verschillende gelegenheden, waaronder de speciale zitting van de VN Veiligheidsraad op 29 mei jl., weersproken.
Het bericht ‘AirBridgeCargo verkiest Luik boven Schiphol als Europese hub’ |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten: AirBridgeCargo verkiest Luik boven Schiphol als Europese hub1, AirBridgeCargo kiest Luik als alternatief voor Schiphol2, en Deal tussen KLM en AirBridgeCargo redt honderd banen op Schiphol?3
Ja.
Wat vindt u ervan dat het bedrijf Volga-Dnepr Group met haar dochters AirbridgeCargo en CargoLogicAir voortaan circa dertig vluchten per week zal gaan uitvoeren vanaf de Belgische luchthaven en niet meer vanaf Schiphol?
AirBridgeCargo heeft Luik weliswaar verkozen als luchthaven waar zij een Europese hub wil opzetten, maar heeft mij bevestigd daarnaast via Schiphol te blijven opereren.
Welke bedrijven die actief zijn in de luchtvracht verplaatsen hun activiteiten of hebben hun activiteiten al eerder verplaatst naar het buitenland? Welke nadelen leverde dit op? Wat betekent dit voor ondernemers die mogelijk geen gebruik meer kunnen maken van luchtvracht vanuit Nederland? Is te becijferen welke schade dit oplevert?
Enkele vrachtmaatschappijen hebben hun operaties gedeeltelijk verplaatst naar andere luchthavens omdat zij het vorige IATA winterseizoen (2017/2018) minder slots op Schiphol hebben kunnen krijgen dan waarom zij verzocht hadden.
Dit levert onzekerheid op voor de vrachtsector op Schiphol, maar het is op dit moment niet mogelijk om de potentiële schade op betrouwbare wijze te becijferen. Om hier meer inzicht in te verkrijgen ben ik van plan om nader onderzoek te verrichten naar het belang en de economische bijdrage van luchtvracht voor Nederland.
Welke invloed heeft het slot op Schiphol met de capaciteitsbeperking tot 500.000 vliegbewegingen dan wel het onvoldoende beschikbaar hebben van voldoende slots voor luchtvracht? Klopt het dat Luik profiteert van schaarste aan start- en landingsrechten (of slots) op Schiphol? Geldt dat ook voor Brussel of elders?
Als resultaat van een zorgvuldige afweging van belangen is er een capaciteitsbeperking afgesproken van 500.000 vliegtuigbewegingen tot en met 2020.
De toenemende vraag naar slots op Schiphol heeft inderdaad gevolgen voor met name vrachtmaatschappijen die in het verleden geen historische rechten op slots hebben opgebouwd. Sinds het IATA Winterseizoen (2017/18) hebben enkele vrachtmaatschappijen hun operaties gedeeltelijk verplaatst naar andere luchthavens zoals Luik of Brussel, omdat zij niet alle slots op Schiphol konden verkrijgen waarom ze verzocht hadden.
Wat is ondernomen, door wie en wat heeft u gedaan om dergelijke luchtvrachtactiviteiten op Schiphol te behouden?
Ik onderken het belang van de luchtvrachtsector voor de Nederlandse economie en realiseer me dat de schaarse capaciteit op Schiphol tot gevolg heeft dat verschillende vrachtmaatschappijen niet alle slots kunnen verkrijgen waarom zij verzoeken. Daarom onderzoek ik, binnen de kaders van de EU slotverordening, in samenspraak met de luchthaven Schiphol, de slotcoördinator ACNL en de sector de mogelijkheden om de beschikbare capaciteit van Schiphol optimaal vast te stellen en te verdelen.
In oktober jl. heeft mijn ambtsvoorganger in het belang van de vrachtsector de luchthaven Schiphol verzocht om tot een gedragen voorstel voor een lokaal richtsnoer voor slotsverdeling te komen. Het Coordination Committee Netherlands (CCN) heeft mij daarop in februari een lokaal richtsnoer ter goedkeuring voorgelegd. Zoals ik uw Kamer per brief van 15 juni heb meegedeeld (Kamerstuk 29 655, nr. 329) heb ik dat lokaal richtsnoer niet kunnen goedkeuren omdat er met invoering een risico zou kunnen ontstaan van overschrijding van het afgesproken jaarlijkse maximum van 500.000 vliegbewegingen tot en met 2020. Daarbij heb ik aangegeven welwillend tegenover een aangepast voorstel voor een lokaal richtsnoer van het CCN te staan.
Wanneer ontvangt de Kamer de gecorrigeerde local rule en wanneer komt er eindelijk zicht op voldoende ruimte voor luchtvracht?
Zoals ik in antwoord op vraag 5 heb aangegeven, heb ik eerder een voorstel voor een lokaal richtsnoer (local rule) voor de luchthaven Schiphol ten behoeve van de vrachtsector moeten afkeuren vanwege het risico van overschrijding van het afgesproken maximum van 500.000 bewegingen bij toepassing van het lokaal richtsnoer.
Ik heb vernomen dat een werkgroep van het CCN eind juli bijeengekomen is om het lokaal richtsnoer zodanig aan te passen dat dit risico wordt weggenomen.
Als deze aangepaste versie van het lokaal richtsnoer door het CCN wordt aanvaard en aan mij ter goedkeuring wordt voorgelegd, kan ik overgaan tot toetsing ervan.
Ik wacht de uitkomst van dat proces met belangstelling af.
Is er nu zicht op eventueel verlies van banen, tegen de achtergrond dat in november 2017 door het dreigende vertrek van AirBridgeCargo een ontslag van ruim honderd banen bij vrachtafhandelaar Menzies voorkomen werd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, om hoeveel banen gaat het? Wat is de rol van de vakbonden hierin?
Ik heb op dit moment geen indicaties van mogelijk verlies van banen in de vrachtsector.
Hoe rijmt u banen- en connectiviteitsverlies met de tekst uit het regeerakkoord over «een goede luchthaven Schiphol, <...> is belangrijk voor de Nederlandse economie en onze aantrekkingskracht als vestigingsplaats»?
Zoals ik in antwoord op vraag 7 heb aangegeven, heb ik op dit moment geen indicaties van mogelijk banenverlies in de vrachtsector. Zoals ook in het regeerakkoord is aangegeven zijn er uitdagingen die we gezamenlijk zullen moeten oppakken, waarbij de sector door de inzet van slimmere en schone vliegtuigen ruimte kan creëren voor de groei van het aantal vluchten.
Bent u van mening dat luchtvracht essentieel onderdeel is van de faciliteiten die Schiphol te bieden heeft en dat beperking daarvan schade aan onze economie kan berokkenen? Wat is uw visie op luchtvracht vanaf Schiphol in het algemeen? Welke rol speelt luchtvracht in relatie ander mainportgebonden luchtverkeer, zoals transferspassagiers, intercontinentale of zakelijke bestemmingen?
Ik onderken het economisch en maatschappelijk belang van de luchtvracht en aanverwante activiteiten voor de positie van Schiphol. Luchtvracht levert een bijdrage aan de netwerkkwaliteit van Schiphol en aan het rendabel maken van haar internationale verbindingen, omdat vracht zowel in vrachttoestellen als in de buik van passagierstoestellen kan worden vervoerd. Hiermee versterken het internationale passagiers- en vrachtvervoer elkaar en levert het luchtvrachtvervoer een belangrijke bijdrage aan het internationale netwerk van bestemmingen dat op Schiphol beschikbaar is.
Zoals ik in antwoord op vraag 3 heb aangegeven, ben ik van plan nader onderzoek te verrichten naar de economische bijdrage van luchtvracht voor Nederland. Mede op basis van de uitkomsten van dat onderzoek wil ik mijn luchtvrachtbeleid in de nieuwe Luchtvaartnota waar nodig herijken.
In hoeverre kan Maastricht Aachen Airport een alternatief zijn om banen in ieder geval binnen Nederlands grondgebied te behouden?
Zoals in antwoorden op eerdere Kamervragen van het lid Dijkstra over Maastricht Aachen Airport (MAA) is aangegeven (Aanhangsel van de handelingen nummer 622, vergaderjaar 2017–2018) is MAA in de discussie over de slotschaarste voor vracht op Schiphol nadrukkelijk genoemd als mogelijk alternatief voor een deel van de vracht op Schiphol.
Ik heb ACN, Evofenedex en verschillende vrachtmaatschappijen eerder ook opgeroepen om de luchthaven van Maastricht als serieus alternatief voor Schiphol te overwegen. Dat heeft ertoe geleid dat de luchthaven in samenspraak met de luchtvrachtsector heeft verkend in hoeverre zij een oplossing kan bieden om de vrachtmarkt voor Nederland te behouden en waar mogelijk te versterken binnen de groeiruimte die MAA nog heeft op basis van de huidige gebruiksvergunning. Hieruit is gebleken dat de beschikbaarheid van een baan van 2.750 meter essentieel is om iets in deze kwestie te kunnen betekenen. Dat is ook één van de overwegingen geweest om het gebruik van de volledig beschikbare baanlengte van 2.750 meter voor startend vrachtverkeer op MAA vanaf eind 2017 toe te staan. De luchthaven is hiermee aantrekkelijker geworden voor de luchtvrachtsector, omdat vrachtvliegtuigen daarmee een grotere non-stop afstand kunnen afleggen en meer vracht kunnen meenemen.
Daartegenover staat wel dat MAA – in tegenstelling tot Schiphol – in de nacht gesloten is. Uiteindelijk is het aan de luchtvaartmaatschappijen om een afweging te maken op welke luchthaven zij willen opereren.
De invloed van accountantskantoren Deloitte, KPMG, EY en PwC (Big Four) op Europees niveau op belastingbeleid en belastingontwijking |
|
Renske Leijten |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Kunt u reageren op het uitgebreide onderzoek van Corporate Europe Observatory (CEO) over de wijze waarop de vier grootste accountantskantoren (Deloitte, KPMG, EY en PwC) het beleid van de EU beïnvloeden?1
Het rapport van de Corporate Europe Observatory stelt in grote lijnen dat de accountantskantoren Deloitte, KPMG, EY en PwC (aangeduid als de «Big Four») niet de mogelijkheid moeten hebben om onderzoeken te verrichten of adviezen uit te brengen voor de beleidsbepaling en besluitvorming van de Europese Commissie (hierna: de Commissie) op het gebied van het bestrijden van belastingontwijking.
Het rapport schetst het beeld dat er een draaideur bestaat van mensen die in de belastingadviespraktijk werken en vervolgens bij de Commissie gaan werken of andersom. Het komt natuurlijk wel voor dat accountants of fiscalisten bij een van de genoemde kantoren een carrièreoverstap maken om bij de Commissie te gaan werken. De omgekeerde situatie is ook denkbaar. Dit geldt niet alleen voor medewerkers van grote kantoren, maar ook voor medewerkers van belastingdiensten en andere organisaties. Het fiscale werkveld is dynamisch en overstappen tussen adviespraktijk, beleid, wetgeving en wetenschap is mogelijk en gebeurt. Van belang is dat enkel het arbeidsverleden van een medewerker niets zegt over zijn integriteit, objectiviteit of onafhankelijkheid.
Ik vind het belangrijk dat bij de vormgeving van fiscaal beleid en bij de totstandkoming van fiscale wetgeving, zowel internationaal als nationaal, gesproken wordt met partijen die met het beleid en de wetgeving in de praktijk in aanraking komen, zoals adviseurs, bedrijfsleven, niet-gouvernementele organisaties en burgers en bij hen advies wordt ingewonnen, bij voorkeur door tussenkomst van overkoepelende organisaties. In Nederlandse fiscale wetsvoorstellen wordt in de paragraaf «Advies en consultatie» aangegeven voor welke maatregelen advies is ingewonnen of overleg heeft plaatsgevonden met externe organisaties. Waar dit het geval is, wordt dit toegelicht bij de toelichting van de desbetreffende maatregelen. Ook kunnen externe partijen geconsulteerd worden door middel van een internetconsultatie. Deelname aan een internetconsultatie geschiedt op vrijwillige basis en niet in opdracht van het Ministerie van Financiën. Van belang is dat geen enkele externe partij een doorslaggevende stem heeft bij de vormgeving van fiscaal beleid of bij de totstandkoming van fiscale wetgeving. Dat externe partijen opkomen voor een deelbelang is op zichzelf niet bezwaarlijk. Een dergelijk deelbelang hoeft niet overeen te komen met het algemeen belang (dat kan uiteraard wel). Uiteindelijk is het de verantwoordelijkheid van het kabinet om een belangenafweging te maken op welke wijze het algemene belang het beste wordt gediend. De Eerste Kamer en de Tweede Kamer hebben altijd de mogelijkheid om het kabinet hierop aan te spreken en hebben in elk geval het laatste woord bij wetgeving.
Herkent u het beeld uit het onderzoek van CEO dat er een enorme draaideur bestaat van mensen die eerst belastingadvies geven aan multinationals namens een accountantskantoor om vervolgens als beleidsmaker bij de Europese Commissie te gaan werken (of andersom)? Bestaat deze draaideur in Nederland ook?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het wenselijk dat de belastingadvieskantoren voor multinationals ook als adviseur worden ingehuurd door de Europese Commissie zelf, vaak via miljoenencontracten? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Bij overheidsopdrachten volgt de Commissie de regels van de Financiële Verordening (Vo. (EU) 2015/1929 en uitvoeringsverordening Vo. (EU) 2015/2462). Die lijken sterk op de regels voor aanbestedingsprocedures zoals die gelden voor de lidstaten op basis van richtlijn 2014/24/EU en daarop gebaseerde nationale regelgeving. Deze procedures beogen zorgvuldigheid en transparantie te creëren. Om die transparantie te bevorderen worden opdrachten van de Commissie, net als aanbestedingen door de lidstaten, gepubliceerd op het Europese systeem Tenders Electronic Daily (TED). De uiteindelijke selectie van de meest geschikte partij in een concreet geval is aan de Commissie. Die selectie doet zij op basis van vooraf vastgestelde, openbare criteria. Belastingadvieskantoren worden niet per definitie uitgesloten van overheidsopdrachten op basis van het enkele feit dat ze ook voor partijen uit het bedrijfsleven werkzaam zijn. Als de Commissie van oordeel is dat er sprake is van conflicterende belangen kan zij, op basis van de voor haar geldende financiële verordening, de inschrijving terzijde leggen met als argument dat het kantoor niet over de vereiste beroepsbekwaamheid beschikt.
Erkent u dat er in grote mate sprake is van belangenconflicten omdat de vier grote accountantskantoren grote internationale ondernemingen adviseren over belastingconstructies en tegelijkertijd de Europese Commissie adviseren over belastingontwijking? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat accountantskantoren die betrokken zijn bij (veel) fraudezaken of belastingontwijkingszaken noch invloed moeten kunnen kopen op beleidsvorming, noch als «experts» moeten worden erkend op de terreinen waarop zij een flinke scheve schaats rijden of hebben gereden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er kan nooit sprake zijn van het kopen van invloed op beleidsvorming. Een onderzoek of advies op een specifiek terrein door een kantoor dat op dat gebied een flinke scheve schaats heeft gereden dient naar mijn mening kritisch beoordeeld te worden.
Erkent u dat het, na Lux Leaks, Panama Papers, Paradise Papers en vele andere voorbeelden van belastingontduiking door multinationals, gewoon bekend is dat juist de vier grootste accountantskantoren tot op hun nek betrokken zijn bij belastingconstructies die het daglicht niet kunnen verdragen? Kunt u uw antwoord toelichten?3
De gepubliceerde documenten in de Lux Leaks, de Panama Papers, de Paradise Papers en andere onderzoeken bevestigen het belang dat het kabinet hecht aan de bestrijding van belastingontduiking en belastingontwijking. Er is internationaal al een groot aantal maatregelen getroffen om belastingfraude en belastingontwijking tegen te gaan, onder meer in OESO-, VN- en EU-verband. In dit verband wijs ik op de recentelijk aangenomen richtlijn voor verplichte automatische uitwisseling van informatie op het gebied van belastingen ten aanzien van potentieel agressieve belastingstructuren (mandatory disclosure). Het doel van deze richtlijn is het verkrijgen van meer inzicht in grensoverschrijdende mogelijk agressieve belastingstructuren waarbij financiële tussenpersonen een belangrijke rol spelen. Op grond van deze richtlijn worden intermediairs, waaronder de genoemde kantoren, verplicht potentieel fiscaal agressieve belastingstructuren te melden bij de belastingdienst. Daarnaast stelt het kabinet maatregelen voor om belastingontduiking en belastingontwijking aan te pakken.4
Hoe kwalificeert u vervolgens de 10,5 miljoen euro die dit jaar is toegekend aan PwC, Deloitte en KPMG door the European Commission’s Directorate-General for Taxation and Customs Union voor studies over «verschillende belasting- en douanekwesties»? Wat gaat u eraan doen om dit soort opdrachten te weigeren?
Dit zijn opdrachten die via de reguliere aanbestedingsprocedures zijn verleend. Zoals bij het antwoord op de vragen 3 en 4 is uiteengezet, is het aan de Commissie om in een concreet geval op een transparante wijze de opdrachtnemer te selecteren dan wel te weigeren, op basis van vooraf vastgestelde criteria. De Commissie beschikt over juridische mogelijkheden om belangenverstrengeling bij dit soort opdrachten te voorkomen, zoals hierboven in antwoord op de vragen 3 en 4 is aangegeven.
Vindt u het antwoord van de Commissie: «De Commissie vraagt regelmatig om onderzoek van adviesbureaus over de hele wereld. Dit zijn slechts vier van de duizenden bedrijven die studies voor ons uitvoeren» ook ernstig naïef? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Het antwoord van de Commissie moet in bredere context worden opgevat. De Commissie schakelt een groot aantal bedrijven in voor onderzoek en advies, zonder dat één of enkele van deze bedrijven een doorslaggevende stem heeft in de beleidsvorming van de Commissie. Ik ga ervan uit dat de Commissie de vier grote accountantskantoren op dezelfde wijze behandelt als andere bedrijven en organisaties.
Wat gaat u ondernemen om in Brussel duidelijk te maken dat het afgelopen moet zijn met de ernstige belangenverstrengeling? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op dit moment zie ik geen aanleiding om actie te ondernemen in Brussel. Ik vertrouw op de deskundigheid, onafhankelijkheid en integriteit van de Commissie en de procedures die belangenverstrengeling tegengaan en transparantie bevorderen. In dit verband wijs ik op het systeem voor financiële transparantie en het zogenoemde transparantieregister van de Europese Commissie en het Europese parlement dat een overzicht geeft van de activiteiten van belangenvertegenwoordigers die actief zijn in Brussel. Op belastinggebied heeft de Commissie haar uiterste best gedaan om ervoor te zorgen dat in het Platform for Tax Good Governance, waarin ontwikkelingen rond en maatregelen tegen belastingontduiking en belastingontduiking worden besproken, naast de EU-lidstaten zowel maatschappelijke organisaties als vertegenwoordigers van het bedrijfsleven participeren.
Kunt u een overzicht geven van de opdrachten die het Ministerie van Financiën verleend heeft aan de Big Four, de hiervoor genoemde kantoren, in de afgelopen acht jaar, alsmede van de gemaakte kosten voor die onderzoeken?
Voor zover ik heb kunnen achterhalen, heeft het Ministerie van Financiën in de afgelopen acht jaar geen betaalde opdrachten gegeven voor onderzoeken op fiscaal terrein aan Deloitte, PwC, Ernst&Young of KPMG. Er worden wel werkzaamheden in opdracht van het Ministerie van Financiën verricht door deze kantoren op andere terreinen. Het gaat dan bijvoorbeeld om werkzaamheden op het gebied van ICT, organisatie inrichting of audits.
Het rapport ‘Report on the Situation of Human Rights in Kashmir’ |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het Report on the Situation of Human Rights in Kashmir van de Office of the United Nations High Commissioner for Human Rights?
Ja.
Hoe beoordeelt u de bevindingen in dit rapport?
Het is betreurenswaardig dat Pakistan en India het onafhankelijke OHCHR-onderzoeksteam geen toegang tot de regio heeft verleend. De informatie over de mensenrechtensituatie is dan ook onder andere via contacten met mensenrechtenverdedigers, ngo’s en journalisten verzameld. De OHCHR heeft deze informatie niet via eigen onderzoek ter plekke kunnen verifiëren.
Heeft Nederland of de EU of één van de Europese bondgenoten zich binnen de VN uitgesproken over dit rapport? Zo nee, waarom niet?
Nederland, noch de Europese Unie of een van de andere EU-lidstaten, heeft zich uitgesproken over het rapport dat op 14 juni 2018 door de OHCHR openbaar werd gemaakt en op 19 juni 2018 in Geneve in de VN-Mensenrechtenraad aan de orde kwam. Het rapport is nauwelijks onderwerp van gesprek geweest, mede door de hoeveelheid landensituaties die op dat moment speelde in de VN-Mensenrechtenraad. India, Pakistan en Bhutan waren de enige landen die tijdens het debat reageerden op het specifieke rapport.
Onderschrijft u de aanbeveling van de High Commissioner for Human Rights aan de Mensenrechtenraad om een onderzoekscommissie op te zetten om een alomvattend onafhankelijk internationaal onderzoek te ondernemen naar mensenrechtenschendingen in Kashmir?
Alle lidstaten van de Europese Unie, waaronder Nederland, vinden dat vermeende mensenrechtenschendingen transparant en onafhankelijk onderzocht moeten kunnen worden, in lijn met internationale verplichtingen. Het is van belang dat alle partijen aan een dergelijk onderzoek meewerken door toegang te verlenen en informatie te verschaffen. De OHCHR doet onafhankelijk onderzoek. Op basis van de uitkomsten van volgende onderzoeken moet worden bezien of er voldoende steun en noodzaak is om naar een zwaardere vorm van onderzoek over te gaan.
Deelt u de mening dat India en Pakistan toegang zouden moeten verlenen aan de VN-instellingen en Niet-Gouvernementele Organisaties (NGO’s) om vermeende mensenrechtenschendingen te onderzoeken?
Zie antwoord vraag 4.
Welke vervolgacties zouden in uw ogen binnen de VN genomen moeten worden om de aanbevelingen uit het rapport op te volgen? Hoe zou Nederland hieraan kunnen bijdragen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beziet u het verschil tussen de leerkrachten in het basisonderwijs die er gemiddeld 8,5 procent op vooruitgaan en een bonus erbij krijgen van bijna een half maandsalaris en onderwijsondersteunend personeel dat slechts 2,5 procent extra loon krijgt en geen forse bonus?1
In de nieuwe cao is voor alle werknemers in het primair onderwijs in 2018 een algemene loonstijging van 2,5% afgesproken en een eenmalige uitkering van € 750 (op voltijdsbasis). Daarmee gaan alle werknemers, inclusief onderwijsondersteunend personeel, in de sector erop vooruit. Vanuit het Regeerakkoord wordt extra geïnvesteerd in verbetering van de lerarensalarissen.
Heeft deze ontwikkeling ermee te maken dat niemand aan de onderhandelingstafel voor de nieuwe CAO specifiek opkwam voor het personeel in de lagere salarisschalen in het basisonderwijs, zoals conciërges en klassenassistenten?
Het maken van cao-afspraken is een zaak van sociale partners in casu de PO-raad en de vakorganisaties, waarbij de verschillende belangen tegen elkaar worden afgewogen. Vakorganisaties vertegenwoordigen de belangen alle de werknemers in de cao-onderhandelingen, ook van conciërges en klassenassistenten.
Sociale partners hebben in deze cao een loonstijging van 2,5% afgesproken en een eenmalige uitkering van € 750 (op voltijdsbasis). Deze loonstijging geldt voor alle werknemers dus ook voor conciërges en klassenassistenten.
Welke gevolgen vallen op termijn te verwachten voor de beschikbaarheid van dit onderwijsondersteunend personeel?
Er zijn mij geen signalen bekend dat er een tekort is aan onderwijsondersteunend personeel.
Dreigen de goede voornemens om de werkdruk voor leerkrachten in het basisonderwijs te verminderen op termijn teniet te worden gedaan, doordat leerkrachten noodgedwongen meer taken zullen overnemen die normaliter door onderwijsondersteunend personeel worden gedaan? Zo nee, op welke gronden sluit u dit risico uit? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen?
Met het werkdrukakkoord is € 237 miljoen beschikbaar gekomen om de werkdruk aan te pakken. Dit loopt op tot € 430 miljoen. De teams op scholen mogen zelf bepalen hoe zij dit geld willen inzetten. Een voorbeeld is het werven van extra ondersteunend personeel. Zo had bijna de helft van alle scholen een vacature voor onderwijsondersteunend personeel in de klas en 20 procent had een vacature van andersoortig ondersteunend personeel. Van deze vacatures was op 19 juli al driekwart vervuld.2
De gevolgen van het no deal -scenario voor Nederlandse en EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk |
|
Lodewijk Asscher (PvdA), Pieter Omtzigt (CDA), Johannes Sibinga Mulder |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de enigszins chaotische situatie in de Britse regering met negen afgetreden bewindspersonen de afgelopen week en de daardoor toegenomen kans op een no deal-scenario?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de Europees toezichthouder voor de financiële sector nu partijen vraagt zich voor te bereiden op het no deal-scenario?1
Ja.
Begrijpt u dat ook de EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk en de Britse burgers in de EU feitelijk gedwongen worden zich voor te bereiden op een no deal-scenario?
De huidige situatie brengt veel onzekerheid met zich mee, ook voor de EU-burgers in het Verenigd Koninkrijk en Britse burgers in de EU. Het kabinet probeert de Britse burgers in Nederland zo goed mogelijk te informeren over de potentiële gevolgen van de Brexit. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft hiertoe een pagina op de website van de IND2 geplaatst die Britse burgers woonachtig in Nederland kunnen raadplegen om te bezien welke acties zij nu al kunnen ondernemen, ongeacht de uitkomsten van de onderhandelingen. Voor de informatievoorziening aan Nederlandse burgers in het VK wordt verwezen naar het antwoord op vraag 9.
Ziet u mogelijkheden om er samen met alle huidige 28 EU-lidstaten voor te zorgen dat de deal over burgerschap wordt vastgelegd en dat hij uitgevoerd wordt in alle Brexitscenario’s inclusief het no deal-scenario? (Als het antwoord op deze vraag een ondubbelzinnig ja is, hoeft u de vragen hieronder niet te beantwoorden.)
Ondanks het op 19 maart 2018 gepresenteerde principeakkoord blijft het risico op een uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU zonder terugtrekkingsakkoord (het cliff edge scenario) bestaan. Immers, over zaken zoals de Iers/Noord-Ierse grenskwestie en de governance van het uittredingsakkoord moet nog verder worden onderhandeld. Hierbij geldt dat er pas een akkoord is als er overeenstemming is op alle onderdelen. Bovendien moet het terugtrekkingsakkoord door het Europees parlement en het nationale parlement van het Verenigd Koninkrijk worden goedgekeurd, voordat het in werking kan treden. Het kabinet bereidt zich dan ook voor op een no deal-scenario. Het is echter niet in het belang van de onderhandelingen om nu al op deelterreinen, onder andere over de situatie van burgers, afspraken te maken voor het geval de onderhandelingen mislukken.
Welk perspectief hebben gemengde Nederlands/Britse stellen om in het Verenigd Koninkrijk te blijven wonen en werken onder het no deal-scenario?
De Britse regering heeft op 21 juni jl. een EU Settlement Scheme: Statement of Intent uitgebracht waarin staat hoe de Britse regering om zal gaan met EU-burgers woonachtig in het Verenigd Koninkrijk. Dit EU Settlement Scheme heeft de gemaakte afspraken in het principeakkoord als uitgangspunt: EU-burgers die vijf jaar of langer woonachtig zijn in het Verenigd Koninkrijk kunnen een permanente verblijfsvergunning aanvragen; EU-burgers die korter dan 5 jaar in het Verenigd Koninkrijk wonen, kunnen een tijdelijke verblijfsvergunning aanvragen die na vijf jaar kan worden omgezet in een permanente verblijfsstatus. Hiermee biedt de Britse regering perspectief aan Nederlands/Britse stellen om in het Verenigd Koninkrijk te blijven wonen en werken na de Brexit.
Dit Statement of Intent biedt echter geen harde garanties. De Britse regering heeft vooralsnog niet gecommuniceerd of het EU Settlement Scheme ook wordt toegepast in een no deal-scenario. Bovendien zal veel afhangen van hoe (streng) het Verenigd Koninkrijk de voorwaarden voor het verkrijgen van een nieuwe verblijfsstatus voor de EU-burgers in de praktijk gaat toetsen. Ook dient het Britse parlement nog in te stemmen met de werkwijze zoals geformuleerd in dit Statement of Intent.
Klopt het dat de Britse regering, behalve veel goede intenties, geen enkele garantie geboden heeft over verblijfsrechten (settled status) voor EU-burgers in het VK in het geval van een no deal-scenario?
Zie antwoord vraag 5.
Voor welke datum moet een gehuwd Brits/Nederlands koppel bij een no deal-scenario en een no deal-Brexit in maart 2019 naar Nederland komen, waarbij de Britse partner een verblijfsstatus krijgt zonder inburgeringscursus? Acht u het redelijk dat zij dus zeer snel na maart 2019 een besluit moeten nemen? Zo nee, wilt u de termijn dan verlengen?
In het scenario dat het Verenigd Koninkrijk de EU verlaat zonder geratificeerd terugtrekkingsakkoord is er op geen enkel onderwerp een overeenkomst, dus ook niet over een transitieperiode. Indien geen terugtrekkingsakkoord tot stand komt, zal vanaf de datum van uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU het recht op toegang voor burgers uit het Verenigd Koninkrijk in beginsel worden beheerst door de nationale regelgeving van de lidstaten van de EU en door de relevante EU-wetgeving voor derdelanders.
Het is inderdaad van belang dat Britse burgers zich ook informeren over mogelijke gevolgen van de Brexit voor hun (toekomstige) verblijfsstatus. Informatie over verblijfsrechtelijke gevolgen van de Brexit is te vinden op bovengenoemde website van de IND.
Kunt u aangeven welke acties andere landen (Duitsland, Frankrijk, België) ondernemen voor hun burgers in het VK?
De voorbereidingen op de gevolgen van Brexit voor burgers zijn interne aangelegenheden binnen lidstaten. Ik kan dan ook niet aangeven welke acties andere EU lidstaten ondernemen voor hun burgers in het Verenigd Koninkrijk.
Bent u bereid om bij de ambassade en de consulaten van Nederland in het VK een helpdesk in te richten voor Nederlandse burgers in het VK, waar ze antwoord kunnen krijgen op hun zeer specifieke vragen rondom verblijfsrechten in Nederland en in het VK voor henzelf, hun partners en hun minderjarige en meerderjarige kinderen?
Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk kunnen al contact opnemen met de ambassade voor specifieke consulaire informatie, ook omtrent de Brexit. De Nederlandse ambassade in Londen heeft een aparte pagina met betrekking tot de Brexit ingericht op de website. De ambassade informeert Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk onder andere over wat de Brexit voor hun verblijfsrecht kan betekenen en wat hierbij hun handelingsperspectief is. Ook informeert de ambassade Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk door middel van Brexit-informatiebijeenkomsten (met een livestream via Facebook).
Andere digitale informatiebronnen ten behoeve van Nederlanders in het buitenland over het verkrijgen en verliezen van de Nederlandse nationaliteit zijn de websites van de rijksoverheid3 en het Brexit-loket4. Verder is in de periode van juni tot en met december 2017 de campagne «Dubbele nationaliteit? Raak je Nederlandse niet kwijt!» gehouden.
Bent u bereid om in augustus of september met een niet-vertrouwelijke brief de Kamer te informeren over alle aspecten van burgerschap en het no deal-scenario?
In september wordt de Tweede Kamer in de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken geïnformeerd over de stand van zaken van de Brexit onderhandelingen en de voorbereidingen op de gevolgen ervan. Naar aanleiding van de motie Omtzigt c.s. over draaiboeken voor het no-deal scenario wordt de Tweede Kamer in oktober in een besloten technische briefing nader geïnformeerd over de voorbereidingen op het no deal scenario, waarbij ook het thema burgers aan bod komt.5
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
De brute werkwijze van de Libische kustwacht jegens bootvluchtelingen |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Libiërs laten migranten aan hun lot over op Middellandse Zee»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Libische kustwacht inderdaad drie bootvluchtelingen aan hun lot heeft overgelaten op zee en de rubberboot heeft vernield? Zo ja, wat is uw reactie hierop? Zo nee, wat is er volgens uw informatie gebeurd?
Migranten die via de Middellandse Zee Europa trachten te bereiken doen dat vaak onder buitengewoon schrijnende omstandigheden. De berichten over de drie in het artikel genoemde personen worden vooralsnog niet bevestigd door derde partijen als de Internationale Organisatie voor Migratie. Op basis van onze inlichtingen kan dus niet geconcludeerd worden dat het incident ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Kunt u zich voorstellen dat de betreffende drie bootvluchtelingen weigerden om aan boord te klimmen bij de Libische kustwacht? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het is bekend dat reddingsoperaties van de Libische kustwacht soms worden gecompliceerd door het feit dat sommige drenkelingen niet door de Libische kustwacht willen worden gered. Migranten ondernemen een kostbare reis naar Europa en worden dan in de laatste fase gered op zee. Dat geeft spanningen en teleurstelling.
In de afgelopen jaren neemt de inzet toe, en daarmee ook het aantal mensen dat in nood op zee wordt gered door de Libische kustwacht. Dit wordt ook bevestigd door meerdere waarnemers, waaronder UNHCR. Tot eind juli van dit jaar heeft de Libische kustwacht volgens schattingen van UNHCR ca. 13.000 personen gered. Bij het merendeel van de ontschepingen zijn UNHCR en IOM, samen met andere hulpverleners aanwezig bij specifiek ingerichte centra waar de drenkelingen vervolgens aan wal worden gebracht.
Klopt het dat de betrokken Libische kustwacht geld ontvangt vanuit de EU om dit werk te verrichten? Zo ja, deelt u de mening dat de kustwacht niet eigenstandig de keuze had mogen maken om de bootvluchtelingen aan hun lot over te laten?
De Libische kustwacht wordt gesteund via verschillende projecten vanuit het EU Trustfund for Africa en via de Operatie EUNAVFOR MED Sophia als onderdeel van een menswaardig en effectief migratiebeleid zoals vaker met uw Kamer gewisseld. Migranten mogen niet aan hun lot worden overgelaten. Of dat daadwerkelijk is gebeurd, kan niet worden bevestigd.
Welke afspraken zijn er gemaakt met de Libische kustwacht om humaan om te gaan met bootvluchtelingen? Welke mogelijkheden heeft de EU om bij inhumaan optreden door de kustwacht in te grijpen?
De EU en de VN zijn voortdurend in dialoog met de Libische autoriteiten over de bescherming en behandeling van migranten die via de zeeroute Europa trachten te bereiken. In het kader van de operatie Sophia is in dit verband ook een monitoringsmechanisme opgesteld.2 Daarbij worden de Libische autoriteiten ook aangesproken op berichten over vermeende incidenten van de Libische kustwacht tegenover deze migranten. Ook in bilateraal verband spreekt Nederland de Libische autoriteiten aan, zowel op politiek als op (hoog) ambtelijk niveau. Over deze inzet, het optreden van de Libische kustwacht en de monitoring daarvan is eerder informatie tussen het kabinet en uw Kamer gewisseld.3
Herkent u het beeld dat de Libische kustwacht vaker op brute wijze omgaat met bootvluchtelingen? Zo nee, waarom niet?
Nee. De omstandigheden van migranten op overvolle boten zijn vaak schrijnend en een aantal migranten wil niet worden gered door de kustwacht. Tegelijkertijd herkent het kabinet niet het beeld dat de Libische kustwacht stelselmatig op brute wijze omgaat met migranten. Dit blijkt evenmin uit rapportages van UHCR en IOM die doorgaans aanwezig zijn op de locaties waar geredde drenkelingen door de Libische kustwacht aan land worden gebracht en opgevangen. Wel onderkent het kabinet dat de Libische kustwacht nog niet altijd optimaal functioneert. Daarom hecht Nederland belang aan intensieve en effectieve monitoring van de Libische kustwacht. Zie voorts beantwoording van vraag 7.
Bent u, al dan niet in Europees verband, in gesprek met de Libische kustwacht en betrokken lokale autoriteiten om bootvluchtelingen beter te beschermen? Zo ja, wat heeft dit reeds opgeleverd? Zo nee, op welke termijn gaat u dit doen?
Over het beter beschermen van migranten zijn wij voortdurend in gesprek, zowel met de Libische autoriteiten als met andere Europese Lidstaten. Het kabinet acht van het groot belang om vrijwillige terugkeer naar landen van herkomst op te schalen, de toegang voor internationale organisaties tot detentiecentra te verbeteren en de monitoring van de Libische kustwacht te versterken. Met een integrale aanpak kunnen migranten beter beschermd worden of uit onveilige situaties worden gehaald.
Als gevolg van het aandringen van het kabinet op intensievere monitoring bij de Libische kustwacht is hiertoe binnen de missie een monitoringsmechanisme opgericht. Deze houdt toezicht op het functioneren van de Libische kustwacht in het algemeen en het onderhoud van het door de EU geleverde materiaal. Monitoring wordt gedaan door middel van webcams aan boord van de missieschepen van Sophia, observatie vanuit de lucht met drones, analyse van de positie van kustwachtschepen, rapportages van de Libische autoriteiten zelf en dagbezoeken aan de operationele hoofdkwartieren van de Libische kustwacht. Op basis van deze monitoring worden bijvoorbeeld de opleidingsprogramma’s en instroom van nieuwe rekruten aangepast. Ook wordt de Libische kustwacht ondersteund via trainingen om mensenrechten om te gaan.
Kunt u inzichtelijk maken wat de gevolgen waren van uw eerdere oproep om Libische detentiecentra te sluiten wegens inhumane omstandigheden? Welke stappen heeft u ondernomen en hebben deze tot het gewenste effect geleid? Welke lessen trekt u daaruit om ook met de Libische kustwacht te werken aan verbeteringen?
Zoals uw Kamer bekend, is het doel van het kabinet en de EU om de situatie in de Libische detentiecentra te verbeteren met als inzet dat deze uiteindelijk worden gesloten en vervangen door alternatieve ontvangst- en transitcentra.4 Er zijn al verschillende detentiecentra gesloten. Het aantal mensen dat in de overgebleven centra vast wordt gehouden fluctueert.
Hoewel er sprake is van verbeteringen in de centra blijven de inspanningen van de EU-AU-VN taskforce hard nodig. Deze taskforce heeft, na de EU-AU top in november jl., er mede voor gezorgd dat vele duizenden extra migranten uit detentiecentra zijn teruggekeerd naar landen van herkomst en vluchtelingen zijn geëvacueerd. Nederland steunt zowel de vrijwillige terugkeer als de evacuaties in het kader van de werkzaamheden van de AU-EU-VN Taskforce.
In samenwerking met de centrale Libische autoriteiten is de toegang van UNHCR, IOM en andere hulpverleners sterk verbeterd. Dit jaar heeft UNHCR bijvoorbeeld 660 monitoringbezoeken uitgevoerd naar de verschillende centra. Mede daardoor is UNHCR ook in staat om meer vluchtelingen en asielzoekers in Libië te registreren. Dankzij de inspanningen van UNHCR mogen meer van deze mensen de centra verlaten. Dit jaar gaat het in totaal om ten minste 1.396 personen. Een groot deel is door UNHCR geëvacueerd naar Niger of naar andere landen. Recente spanningen en geweld in Tripoli bemoeilijken presentie en monitoring in de stad.
Samen met UNHCR, IOM en de EU blijft het kabinet bij de Libische autoriteiten aandringen op alternatieven voor de detentiecentra. Als gevolg van de opgeschaalde inspanningen van de internationale gemeenschap via de EU-AU-VN Taskforce blijft het aantal migranten dat met behulp van IOM vrijwillig terugkeert, toenemen. Alleen al in 2018 gaat het om 8.710 migranten. Dat is goed nieuws.
Het tekort van de VN voor vluchtelingenopvang in de regio |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat de VN meer dan 4 miljard dollar tekort komt voor de opvang van Syrische vluchtelingen in de regio?1
Ja.
Wat heeft Nederland tot nu toe ondernomen om in EU-verband het tekort van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR van 4 miljard aan te vullen? Hoe legt u de tekorten uit gezien de toezeggingen die eerder op EU-niveau zijn gedaan? Zijn alle financiële toezeggingen die de lidstaten hebben gedaan, ook daadwerkelijk overgemaakt? Zo nee, wat is dan de huidige stand van zaken?
Ik verwijs u graag naar de Kamerbrief van 12 juli jl. waarin het kabinet reageert op de noodkreet van de VN.2 Het tekort van 4 miljard US dollar waarover de VN de noodklok luidde, betreft de achterblijvende bijdragen aan het regionale responsplan (het zogenaamde 3RP) van de VN voor de opvang en bescherming van Syrische vluchtelingen. Het tekort van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR vormt hier onderdeel van.3 Uit de Financial Tracking Service (FTS) van UNOCHA blijkt dat de verschillende donoren tot op heden gezamenlijk 2,16 miljard US dollar aan het 3RP hebben bijgedragen, waarmee voor 38,5% tegemoet gekomen is aan de noden voor 2018.4 De FTS geeft ook inzage in de bijdragen per donor. Het totale tekort van de VN voor de opvang en bescherming van Syrische vluchtelingen bedraagt momenteel nog 3,45 miljard US dollar.
Het kabinet trekt de komende vier jaar ten minste EUR 400 miljoen uit voor de verbetering van de perspectieven van vluchtelingen en gastgemeenschappen in de Syrië regio, zoals door mij is toegezegd tijdens de CEDRE (Conférence économique pour le développement par les réformes et avec les entreprises) conferentie in Parijs (6 april jl.) en de Syrië-conferentie in Brussel (25 april jl.). Er wordt daarbij met name ingezet op onderwijs, bescherming, duurzame economische ontwikkeling en werkgelegenheid in de focuslanden Libanon, Jordanië en Irak. Deze inzet wordt vormgegeven in nauwe samenwerking met VN-organisaties, waaronder UNHCR. Nederland blijft daarnaast andere landen, onder andere in EU-verband, aansporen om bij te dragen aan het lenigen van noden en het realiseren van duurzaam perspectief voor mensen in de Syrië regio.
Bent u bereid in te springen nu de scholen dreigen te sluiten in Jordanië? Wat is het aantal UNHCR-hervestigingen vanuit Jordanië naar Nederland? Bent u bereid meer te doen?
De druk op het Jordaanse onderwijssysteem blijft onverminderd hoog. Ondanks inspanningen van de Jordaanse overheid, hulporganisaties en donoren bestaat er nog altijd een tekort aan scholen, materiaal en leerkrachten. Dit dwingt de Jordaanse overheid tot kostenefficiëntere planning. Als onderdeel hiervan worden momenteel bij scholen die dubbele diensten draaien, in de ochtenden voor Jordaniërs en in de middag voor Syrische vluchtelingen, de middagdiensten afgeschaft in gebieden waar relatief minder Syrische kinderen verblijven. Daarnaast kampt VN-organisatie UNRWA met significante tekorten, waardoor het risico bestaat dat een deel van de 172 UNRWA-scholen voor Palestijnse vluchtelingen in Jordanië komend schooljaar niet zal kunnen openen. UNICEF heeft aangegeven er vertrouwen in te hebben komend schooljaar onderwijs voor alle Syrische kinderen in de vluchtelingenkampen te kunnen realiseren.5
Zoals ook beschreven in de BHOS-beleidsnota, wendt het kabinet een aanzienlijk deel van de extra middelen die beschikbaar zijn voor «opvang in de regio» aan voor onderwijs. Nederland financiert programma’s die zich richten op capaciteitsopbouw van lokale onderwijssystemen, informeel onderwijs voor kinderen met een leerachterstand en vakopleidingen, studiebeurzen en zogenaamde «life skills»voor jongeren. Zo draagt Nederland sinds 2016 bij aan een programma van UNICEF in Jordanië dat onder andere extra onderwijs biedt aan kinderen die gedurende lange tijd geen les hebben gevolgd. Tijdens mijn recente bezoek aan Jordanië is een verhoging van de Nederlandse bijdrage met EUR 7 mln. aan UNICEF toegezegd, waarmee de totale bijdrage aan het programma tot maart 2019 uitkomt op EUR 14 mln.
Door middel van hervestiging van vluchtelingen die in de opvanglanden in de regio van het Syrië conflict het meest kwetsbaar zijn, toont Nederland verdere solidariteit met landen als Jordanië die grote groepen vluchtelingen opvangen. Tot op heden heeft Nederland in Jordanië ongeveer 160 vluchtelingen geselecteerd voor hervestiging. Alle hervestigingen naar Nederland vinden plaats op voordracht van UNHCR. De hervestigingsmissies naar Jordanië zijn onderdeel van de intensivering van de samenwerking met Jordanië op het gebied van vluchtelingenopvang zoals benoemd in het regeerakkoord. Zowel in 2018 als 2019 voert Nederland hervestigingsmissies uit naar onder andere Jordanië, Libanon en Turkije. Nederland doet dit op grond van het nationale beleidskader hervestigingen en in het kader van Europese migratieafspraken met derde landen, zoals de EU-Turkije Verklaring. Binnen deze kaders zal Nederland in de periode 1 januari 2018 tot november 2019 circa 3.000 vluchtelingen hervestigen.
Hoe zet Nederland zich in voor meer banen voor vluchtelingen in de regio? Klopt het dat slechts 12% van de Syrische werkvergunningen voor vrouwen is en wat gaat u doen om dat te veranderen?
Nederland zet zich op verschillende manieren in voor het vergroten van de werkgelegenheid en de toegang tot werk voor zowel Syrische vluchtelingen als gastgemeenschappen in de Syrische buurlanden. Zo draagt Nederland bij aan programma’s die vluchtelingen en gastgemeenschappen de kans bieden om op de markt toegesneden opleidingen te volgen en relevante vaardigheden te ontwikkelen. Voorts zet Nederland zich in voor de ontwikkeling van de lokale private sector en verbetering van het algemene investeringsklimaat in de regio. Daarbij gaat specifieke aandacht uit naar sectoren waarin relatief veel vluchtelingen werkzaam zijn, zoals de land- en tuinbouwsector. Ten slotte draagt Nederland in totaal EUR 50 miljoen bij aan de concessionele leenfaciliteit van de Wereldbank, waarmee omvangrijke programma’s op het gebied van publieke infrastructuur, economische hervormingen en werkgelegenheid worden gesteund.
De arbeidsparticipatie van Syrische vrouwen verschilt per land waarin vluchtelingen worden opgevangen, maar is over het algemeen laag. Werkvergunningen zijn voor Syrische vluchtelingen (zowel voor mannen als vrouwen) lastig te verkrijgen en beperkt tot een aantal sectoren. In Jordanië was van de in totaal 108.600 werkvergunningen voor Syrische vluchtelingen die sinds januari 2016 zijn afgegeven slechts 4% voor vrouwen.6 Ook de arbeidsparticipatie van vrouwen in gastgemeenschappen in de Syrische buurlanden is in vergelijking met mannen laag. De redenen hiervoor zijn uiteenlopend. Zo bestaan er culturele en economische belemmeringen. Binnen de hierboven omschreven Nederlandse inzet in de buurlanden van Syrië gaat speciale aandacht uit naar het oplossen van deze belemmeringen en bevordering van de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Zo steunt Nederland in Libanon onder andere de Non-Gouvernmentele Organisatie (NGO) Concern als partner van de NGO Alliance2015. Er wordt bijvoorbeeld samengewerkt met een zuivelcoöperatie in het noorden van Libanon bij de grens met Syrië, waar veel Syrische vluchtelingen hun toevlucht hebben gezocht. Hier werken 364 Syriërs en Libanezen, van wie ruim 60% vrouw. De coöperatie geeft training aan 100 vrouwen die uit rurale gebieden in Syrië zijn gevlucht. De vrouwen leren onder andere over ondernemerschap en over het verbeteren van de kwaliteit en kwantiteit van hun zuivelproducten zoals kaas en yoghurt. In Jordanië steunt Nederland de International Labour Organization (ILO) bij het opzetten van zogeheten employment centres binnen en buiten vluchtelingenkampen, waar Jordaanse en Syrische werkzoekenden aan werkgevers met vacatures worden gekoppeld. Tot en met mei 2018 heeft dit al 950 mensen aan een baan geholpen, van wie het merendeel vrouw (632). Het aantal Syrische vrouwen dat hiermee wordt bereikt is echter nog laag (58).
Bent u bereid zich hard te maken voor een ruimere toepassing van de «rules of origin»?
Het kabinet vindt het belangrijk dat de EU Jordanië ondersteunt in de opvang van vluchtelingen, het vergroten van hun weerbaarheid en die van hun gastgemeenschappen. Nederland zet zich daarom op EU-niveau in voor verdere flexibilisering van de regeling, zodat deze economische groei stimuleert in Jordanië en bijdraagt aan het creëren van werkgelegenheid voor Jordaniërs en vluchtelingen. Naar verwachting bespreekt de Europese Raad in september mogelijke aanpassingen van deze regeling.
Deelt u de mening dat toegang weigeren aan hulpverleners onder omstandigheden moet worden gekwalificeerd als een oorlogsmisdaad? Bent u bereid zich in internationaal verband hard te maken om die ongehinderde toegang mogelijk te maken?
Het toegang weigeren aan hulpverleners tijdens een gewapend conflict kan onder omstandigheden worden gekwalificeerd als een oorlogsmisdrijf. In de Wet Internationale Misdrijven (WIM) is het opzettelijk gebruikmaken van uithongering van burgers als methode van oorlogvoering door hen goederen te onthouden die onontbeerlijk zijn voor hun overleving, waaronder het opzettelijk belemmeren van de aanvoer van hulpgoederen zoals voorzien in de Verdragen van Genève, strafbaar gesteld als oorlogsmisdrijf. Tot voor kort was deze strafbaarstelling alleen op internationale gewapende conflicten van toepassing. Op 29 juni jl. is de WIM gewijzigd, waardoor de strafbaarstelling ook geldt voor niet-internationale gewapende conflicten.
Nederland pleit in internationaal verband voor ongehinderde toegang voor hulpverleners tot burgers in nood. Zo heeft Nederland bijvoorbeeld het initiatief genomen voor het aannemen door de VN Veiligheidsraad van een resolutie over de verbanden tussen conflict en voedselonzekerheid, resolutie 2417. In deze resolutie bevestigt de Veiligheidsraad dat het uithongeren van burgers als oorlogsmisdrijf kan worden gekwalificeerd. De Veiligheidsraad veroordeelt het onrechtmatig weigeren van toegang aan hulpverleners, en wijst expliciet op de mogelijkheid om sancties op te leggen aan individuen die moedwillig humanitaire hulp, zoals voedselkonvooien, blokkeren. Daarnaast is in samenwerking met Clingendael de Humanitarian Negotiation faciliteit opgericht om humanitaire hulpverleners onderhandelingstraining te geven, en zo bij te dragen aan het vergroten van humanitaire toegang en de veiligheid van hulpverleners.
Tevens steunt NL de International NGO Safety Organisation (INSO). Deze organisatie verstrekt veiligheidsrelevante informatie aan hulpverleners in het veld, zodat NGO’s een gedegen risicoanalyse kunnen maken.
De uitspraken van minister Blok over de multiculturele samenleving |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de volgende uitspraken van Minister Blok: «Noem mij een voorbeeld, van een multi-etnische of multiculturele samenleving, waar de oorspronkelijke bevolking nog woont (...) en waar een vreedzaam samenlevingsverband is. Ik ken het niet», en «Je loopt vrij snel tegen de grenzen van wat een samenleving kan hebben. Vandaar dat ik ook zeg: Ik begrijp de mensen in Amsterdam-West en in de Schilderswijk. Want als je in Benoordenhout woont, is het hartstikke leuk om op zondag naar de Turkse bakker te gaan. Je hebt ook geen last van een aantal bijeffecten. Maar als je er middenin woont, heb je enorm last.» en «Waarschijnlijk zit ergens diep in onze genen dat we een overzichtelijke groep willen hebben om mee te jagen of om een dorpje te onderhouden. En dat we niet goed in staat zijn om een binding aan te gaan met ons onbekende mensen.» en «Ik denk niet dat het gaat lukken om op centraal Europees niveau af te dwingen dat ieder land evenveel vluchtelingen gaat accepteren. Oost-Europeanen gaan er nooit mee akkoord.» en «Stel, we zouden ze helemaal de arm op de rug draaien en ze zeggen ja, dan nog, loop eens over straat in Warschau of in Praag. Daar lopen helemaal geen gekleurde mensen. Die mensen zijn binnen een week weg, worden letterlijk waarschijnlijk in elkaar geslagen. Die hebben daar geen leven.»1
Ja. Ik verwijs u hierbij ook naar mijn brief aan uw Kamer met kenmerk 2018Z14238 van 18 juli jl. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2849) en de beantwoording van de vragen van het lid Ploumen (PvdA) naar aanleiding van dezelfde berichtgeving.
Bent u het met deze uitspraken eens en heeft Minister Blok namens het kabinet gesproken?
De uitspraken van de Minister van Buitenlandse Zaken zijn gedaan op 10 juli jl. tijdens een besloten bijeenkomst met Nederlanders die werkzaam zijn bij internationale organisaties. Het doel van de Minister was een open uitwisseling te stimuleren en van de deelnemers hun ervaringen te horen. De inbreng van de Minister tijdens de vraag en antwoord sessie was er deels op gericht te prikkelen. De uitspraken veranderen niets aan het staande kabinetsbeleid.
Waarom voert u een beleid dat volstrekt haaks staat op de woorden van Minister Blok door multiculturalisme te koesteren in plaats van te bestrijden, door mensen in wijken te laten wonen waar ze enorm last van de bijeffecten van de multiculturele samenleving hebben en iedere dag meer door uw open grenzen, door tegen onze genen in met onbekende mensen een binding aan te moeten gaan en door in te zetten op een Europees immigratiebeleid dat zal falen in plaats van de Nederlandse grenzen te sluiten en na een Nexit ons eigen immigratiebeleid te voeren en door wél te proberen Oost-Europese landen de arm op de rug te draaien, waardoor gekleurde mensen in elkaar zullen worden geslagen?
Zie vraag 2. De uitspraken veranderen niets aan het kabinetsbeleid.
Bent u bereid naar aanleiding van de uitspraken van Minister Blok het beleid direct aan te passen en om te gooien conform de uitspraken van Minister Blok en de multiculturele samenleving te begraven, de wijken in Nederland van multiculturaliteit te ontdoen, uit de EU te stappen en onze grenzen te sluiten en de Oost-Europese landen niet langer de arm op de rug te draaien? Zo nee, waarom niet?
Nee.
Wilt u deze vragen nog deze week beantwoorden?
Ja.
Bent u bekend met het bericht dat de gemeente Utrecht voornemens is een vorderingsbesluit in te zetten om Basisschool De Klimroos te verplichten klaslokalen beschikbaar te stellen aan de nieuwe islamitische basisschool Al Arqam?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat met de komst van islamitische waarden die een islamitische school nu eenmaal met zich meebrengt het Nederlandse karakter en het Nederlandse pedagogische klimaat van openheid, vrijheid en respect voor vrouwen, seksueel anders geaarden en ongelovigen ernstig in gevaar komt en te allen tijde vermeden moet worden? Zo nee, waarom niet?
Nee. De vrijheid van godsdienst is net als de vrijheid van onderwijs een belangrijk grondrecht in onze samenleving waar het kabinet pal voor staat. Tegelijkertijd is het uitdragen van de fundamentele waarden van onze democratische rechtsstaat een taak van alle scholen. Dat geldt ook voor het bevorderen van onderlinge verbinding in de samenleving.
Deelt u onze verwachting dat het voortbestaan van openbare school De Klimroos in gevaar komt, omdat Nederlandse ouders hun kinderen in andere scholen zullen onderbrengen, daar zij terecht niet willen dat hun kinderen dagelijks geconfronteerd zullen worden met leerlingen die vanuit de islamitische ideologie worden opgevoed in afkeer van het Westen, van Nederland en in dit specifieke geval in afkeer van de Nederlandse kinderen die zij in het gebouw en op het schoolplein tegenkomen? Zo nee, waarom niet?
In de praktijk zijn er talloze voorbeelden van openbare en bijzondere scholen (van verschillende richtingen) die zonder problemen een schoolgebouw delen. Het is ook heel gebruikelijk dat een gemeente leegstaande ruimte binnen bestaande schoolgebouwen tijdelijk inzet voor een startende nieuwe school.
Bent u van mening dat de gemeente Utrecht, onder aanvoering van D66-wethouder Anke Klein, alle mogelijke scenario’s dient te verkennen alvorens de gemeente Utrecht overgaat tot de zwaarst mogelijke bestuurlijke dwangmaatregel, namelijk die van vordering? Zo nee, waarom niet?
De gemeente is verantwoordelijk voor de huisvesting van scholen. Op basis van de (openbare) informatie2 van de gemeente Utrecht constateer ik dat de gemeente vanuit die verantwoordelijkheid diverse huisvestingsmogelijkheden heeft onderzocht.
Bent u bereid Basisschool De Klimroos te steunen in de ongelijke strijd tegen deze activistische wethouder en erop toe te zien dat zij geen klaslokalen beschikbaar hoeft te stellen aan de islamitische basisschool Al Arqam? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om te voorkomen dat de haatdragende en intolerante ideologie van onderwerping die de islam is, zich nestelt binnen de muren van Basisschool De Klimroos?
In Nederland staat het iedereen vrij om een school op te richten. Als is aangetoond dat er voldoende leerlingpotentieel is, dan is de gemeente verplicht om te voorzien in huisvesting. Het is heel gebruikelijk dat een gemeente leegstaande ruimte binnen bestaande schoolgebouwen tijdelijk inzet voor een startende nieuwe school. Naarmate het leerlingenaantal van de startende school groeit, wordt gezocht naar permanente huisvesting. Dit is ook het geval in Utrecht. De gemeente Utrecht geeft aan in gesprek te willen blijven met beide schoolbesturen om, waar nodig en mogelijk, het huidige gebouw aan te passen en om op termijn afspraken te maken over permanente huisvesting.
De brief van Hoge Vertegenwoordiger van de EU Federica Mogherini aan de Israëlische minister van Strategische Zaken Gilad Erdan |
|
Han ten Broeke (VVD), Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «EU Blasts Israëli Minister: You Feed Disinformation and Mix BDS, Terror»?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht «Charity channelled millions of dollars to development centre that employed leader of terrorlisted group»?2
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat de Palestijnse organisatie Ma’an Development Center een man in dienst had die door het terroristische Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP) wordt aangeduid als «lid van het leiderschap van de PFLP in Deir al Balah»?
De betreffende man verrichtte tot 18 maart 2018, twee maanden voor zijn overlijden, op projectbasis veldwerk voor Ma’an Development Center, en was niet in vaste dienst. Ma’an stelt niet op de hoogte geweest te zijn van de veronderstelde affiliatie tussen betrokkene en de PFLP. Het kabinet heeft geen eigenstandige informatie waaruit blijkt wat de veronderstelde affiliatie zou zijn, of waaruit zou blijken dat de betrokkene zich schuldig gemaakt zou hebben aan terroristische activiteiten.
Klopt het dat via het Secretariat ook Nederlands belastinggeld terecht is gekomen bij het Ma’an Development Center?
Het Ma’an Development Center is in 2014 gefinancierd via het Human Rights and International Humanitairan Law Secretariat, waar Nederland destijds samen met Zwitserland, Zweden en Denemarken aan bijdroeg.
Bent u het eens met de stelling dat NGO’s die subsidies van Nederland en/of de EU ontvangen, nooit en te nimmer mensen in dienst mogen hebben die tevens lid zijn van door de EU als terroristisch aangeduide organisaties? Zo ja, wilt u toezeggen dat deze eis wordt meegenomen bij de procedure van projectenondersteuning door zowel Nederland als de EU?
Zoals bekend wil het kabinet op geen enkele manier steun bieden aan terroristische organisaties of personen, die als zodanig door de EU of Nederland zijn aangemerkt. Dit geldt ook voor organisaties die terrorisme verheerlijken, dan wel subsidies doorgeven aan organisaties die zich daaraan schuldig maken. Activiteiten die gefinancierd worden door Nederland mogen niet in strijd zijn met het Nederlandse buitenlandse beleid. De huidige selectiecriteria zijn toereikend om effectief te kunnen optreden tegen misstanden. Fondsen van zowel Nederland als de EU worden pas verstrekt zodra zorgvuldige selectieprocedures zijn doorlopen. Beschuldigingen van steun aan terroristische organisaties worden door Nederland en de EU serieus genomen en individueel onderzocht en beoordeeld. Indien geconstateerd wordt dat er sprake is van schending van de (subsidie)voorwaarden zullen maatregelen worden getroffen, waarbij het opschorten of beëindigen van de bijdrage tot de mogelijkheden behoort.
Bent u bereid het Nederlandse beleid ten aanzien van NGO’s te herzien om dergelijke misstanden in de toekomst te voorkomen?
Herziening van het Nederlandse beleid ten aanzien van NGO’s is op dit moment niet aan de orde. Nederland hanteert een zorgvuldige selectieprocedure als het gaat om de mate waarin organisaties in staat worden geacht op effectieve wijze resultaten te boeken in de Palestijnse Gebieden en Israël. Hierbij is voldoende waarborging verzekerd op het terrein van te behalen resultaten, monitoring, transparantie en verantwoording van door Nederland beschikbaar gestelde fondsen.
De procedures bieden voldoende mogelijkheden om adequaat op te treden indien er sprake blijkt te zijn van schending van de (subsidie)voorwaarden. Indien dit daadwerkelijk het geval is, dan treedt het kabinet hiertegen op. Dit heeft Nederland in het verleden ook gedaan, zoals bij het Women’s Affairs Technical Committee (WATC).
Als de Israëlische Minister Erdan ingaat op de uitnodiging van HV Mogherini om zijn bewijzen in Brussel te presenteren, bent u dan bereid een vertegenwoordiger van de Nederlandse overheid bij deze presentatie aanwezig te laten zijn en hiervan verslag uit te brengen aan de Kamer?
Mocht deze gelegenheid zich voordoen, dan zal een Nederlandse vertegenwoordiger aanwezig zijn, indien mogelijk.
Bent u bereid het Nederlandse beleid ten aanzien van NGO’s te herzien, wanneer de Israëlische Minister Erdan daadwerkelijk met concrete bewijzen komt die zijn beschuldigingen bevestigen?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht dat Russische trollen ook actief zijn in Nederland |
|
Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat een leger van Russische trollen ook actief is in Nederland?1
Ja.
Wat is uw reactie op en duiding van dit nieuws?
Het kabinet vindt ongewenste buitenlandse inmenging zeer kwalijk aangezien dit het politieke en maatschappelijke systeem kan ondergraven en raakt aan het fundament van de Nederlandse democratische rechtsorde en open samenleving.2
In samenwerking met betrokken departementen en diensten is daarom een aanpak tegen ongewenste buitenlandse inmenging ontwikkeld. Daarnaast kunnen onderzoeken van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten bijdragen aan het in kaart brengen van ongewenste buitenlandse inmenging. Hiermee worden de kwetsbaarheden en dreigingen voor Nederland inzichtelijk gemaakt, waarmee ook de weerbaarheid tegen ongewenste buitenlandse inmenging gericht versterkt kan worden. Tevens wordt de inzet van diplomatieke instrumenten overwogen, zoals het starten van een dialoog of het aanspreken van de landen die aanleiding geven tot zorg.
Een ander onderdeel van de aanpak is het gecoördineerd optreden bij (dreigende) incidenten. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van verschillende instrumenten die variëren van monitoren tot het nemen van maatregelen ten behoeve van het handhaven van de openbare orde.
Gaat het hier om strafbare feiten? Zo nee, waarom niet?
Of er sprake is van een strafbaar feit hangt af van de inhoud van de berichten. Het kan om uitingsdelicten gaan waarbij naast de inhoud van het bericht tevens de omstandigheden waarin de uitingen worden gedaan relevant zijn bij de beoordeling van de strafbaarheid. Uiteraard geldt in alle gevallen dat de beoordeling of een concrete uitlating en context het vermoeden van een strafbaar feit oplevert en vervolgd gaat worden, voorbehouden is aan het OM.
Deelt u de mening dat buitenlandse beïnvloeding van de publieke opinie schadelijk is voor het functioneren van onze democratie en onze rechtsstaat? Zo ja, bent u bereid in overleg met de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) een actieplan op te stellen om deze schade aan onze democratie en rechtsstaat tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid met Twitter en Facebook om tafel te gaan om de heimelijke beïnvloeding van de publieke opinie via sociale platforms nog veel actiever tegen te gaan?
Er worden geregeld gesprekken gevoerd met de grote IT-ondernemingen, waaronder Twitter en Facebook over diverse onderwerpen. Onderwerp van deze gesprekken is onder andere welke maatregelen door deze bedrijven vanuit hun maatschappelijke verantwoordelijkheid getroffen kunnen worden om de verspreiding van desinformatie tegen te gaan en waarbij tegelijkertijd rekening wordt gehouden met de vrijheid van meningsuiting en andere fundamentele vrijheden. Daarnaast wordt besproken welke stappen de grote IT-ondernemingen zetten in het kader van de Europese aanpak van desinformatie. Het kabinet verwelkomt de vrijwillige deelname van beide bedrijven aan het Multi-stakeholder forum on online disinformation dat op verzoek van de Europese Commissie een Gedragscode opstelt voor bedrijven om de verspreiding van online desinformatie tegen te gaan.3 Uiteraard zal het kabinet met deze partijen in gesprek blijven.
Bent u bereid dit in EU-verband aan te kaarten vanwege de manipulatie van semistatelijke actoren?
Het onderwerp online desinformatie, inclusief verspreiding door of in opdracht van statelijke actoren staat vanwege het grensoverschrijdende karakter nadrukkelijk op de agenda van de EU. Nederland kan de bespreking van deze problematiek in Europees verband dan ook ondersteunen en agendeert in dit verband dergelijke ongewenste activiteiten actief bij de relevante Europese expertgroepen en werkgroepen binnen de Raad. Nederland vraagt daarbij ook steeds nadrukkelijk aandacht voor het waarborgen van Europese waarden, zoals vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, bij het inrichten van de aanpak tegen desinformatie.4
Eind april 2018 heeft de Commissie de Mededeling: Bestrijding online desinformatie – een Europese aanpak over dit onderwerp gepubliceerd en het kabinet heeft middels het BNC fiche een reactie op de Mededeling geformuleerd.5
Het bericht dat wild op de Veluwe lijdt onder extreme droogte. |
|
Femke Merel Arissen (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Veluwse jagers krijgen hulp, jonge biggen dood door droogte»?1
Ja.
Kent u het bericht «Wild op de Veluwe in problemen, het lijkt wel een zandbak»?2
Ja.
Deelt u de mening dat het bejagen van dieren die zich in problematische, levensbedreigende omstandigheden bevinden onethisch, in jagerstermen «onweidelijk» is? Zo nee, waarom niet?
Nee, het kan juist uit dierenwelzijnsoogpunt beter zijn om het geplande afschot in het kader van populatiebeheer te laten plaatsvinden in gevallen waarin het overleven van de betreffende dieren bemoeilijkt is door andere omstandigheden, zoals droogte of voedseltekort.
Is het waar dat sinds 1 juli jl., midden in de zoogtijd, pasgeboren biggen bejaagd worden, ondanks de droogte, ondanks het feit dat de moederdieren nauwelijks melk kunnen geven, ondanks het feit dat de melkgift lijdt onder droogte en stress?
In de door de provincie Gelderland verleende ontheffing aan de Faunabeheereenheid Gelderland is bepaald dat het afschot van wilde zwijnen kan plaatsvinden vanaf 1 juli. Bij het afschot van wilde zwijnen worden de zieke en uitgeputte exemplaren als eerste gedood. Afschot van moederzwijnen en pasgeboren biggen vindt in de regel niet plaats, tenzij sprake is van ernstig lijden of ziekte.
Bent u bereid tot het instellen van een onmiddellijk algemeen jachtverbod, zoals ook wordt toegepast in strenge winterse situaties en besluiten daarover niet aan provincies over te laten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Ik kan niet overgaan tot het instellen van een algemeen jachtverbod. Volgens artikel 3.22, 4e lid, van de Wet natuurbescherming komt aan gedeputeerde staten de bevoegdheid toe om de jacht voor de provincie of een deel daarvan te sluiten als bijzondere weersomstandigheden dat vergen.
Deelt u de mening dat het zonder noodzaak bejagen van dieren in noodsituaties afgekeurd en vermeden dient te worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wilt u deze opvatting vertalen in beleid terzake?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven, kan in het geval van populatiebeheer noodzakelijk afschot plaatsvinden in situaties van droogte en voedseltekort, waarbij de dieren die verzwakt zijn het eerste in aanmerking komen voor afschot om verder lijden te voorkomen. Zo is er bijvoorbeeld bij wilde zwijnen sprake van een noodzaak tot populatiebeheer. Op de Veluwe is de omvang van de wilde zwijnenpopulatie thans fors groter dan de doelstand, zoals vastgelegd in het Faunabeheerplan. Door middel van afschot wordt de populatie tot het gewenste niveau teruggebracht.
Deelt u de mening dat berichtgeving als «zou de droogte hulp bieden aan de jagers» een onterecht beeld oproept als zou het doden van pasgeboren biggen een maatschappelijk nuttige of zelfs noodzakelijke activiteit zijn en dat de nu optredende droogte daaraan een bijdrage levert? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om actief te werken aan het veranderen van deze beeldvorming via actieve voorlichting?
Ik kan niet inschatten welke invloed het genoemde artikel heeft in de beeldvorming over de jacht. Het artikel gaat alleen in op het effect van de droogte op de sterfte van biggen. Zoals in antwoord op vraag 4 aangegeven, vindt er in de regel geen afschot van pasgeboren biggen plaats. Deskundigen van Wageningen University and Research (WUR) verwachten dat als gevolg van het huidige voedsel- en watertekort een verhoogde natuurlijke sterfte onder de biggen zal optreden. Bij het bepalen van het afschot teneinde de doelstand te bereiken, wordt rekening gehouden met deze natuurlijke sterfte.
Bent u bereid tot het nemen van maatregelen om in het wild levende dieren die lijden onder de extreme droogte extra drinkplaatsen te bieden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Volgens informatie van de verantwoordelijke natuurbeheerders hebben zij extra drinkgelegenheid voor de wilde zwijnen geregeld door het creëren van poelen en drinkplaatsen. Met behulp van de brandweer worden deze poelen en drinkplaatsen van water voorzien. Zie bijvoorbeeld https://www.destentor.nl/dossier-kurkdroog-zomer-2018/veluwse-drinkplaatsen-met-succes-gevuld-met-water~ab465664/
Bent u bereid deze vragen versneld te beantwoorden en de daaruit voortvloeiende noodmaatregelen versneld uit te voeren gelet op de nu heersende noodsituatie voor dieren? Zo nee, waarom niet?
Gezien de beantwoording van de voorgaande vragen was er geen aanleiding tot een versnelde beantwoording van deze vragen.