De veiligheid op rangeerterrein Kijfhoek in Zwijndrecht |
|
Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u het bericht gelezen dat de veiligheid in Kijfhoek structureel in gevaar is?1
Ja.
Bent u ook geschrokken van de conclusie uit het genoemde bericht dat veiligheidsinstructies bij groot onderhoud niet worden nageleefd en dat treindienstleiders de verantwoordelijken daar niet op aanspreken?
De geconstateerde feiten zijn ernstig. Ik neem deze zaak daarom heel serieus. Mijn ministerie heeft hier afgelopen periode op verschillende niveaus uitvoerig contact over gehad met ProRail, en daarin zijn zorgen geuit. Aan de zijde van ProRail is deze zorg erkend. Voorts staan wij ook in nauw contact met de ILT over hun bevindingen.
Daarnaast heb ik persoonlijk over deze situatie contact gehad met de burgemeesters van Zwijndrecht en Barendrecht.
Wat is uw visie op de conclusie van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) dat ProRail bij werkzaamheden voorrang geeft aan het rangeren boven veiligheid?
De ILT stelt in haar brief dat ProRail prioriteit gaf aan het heuvelproces ten opzichte van het uitvoeren van geplande werkzaamheden Dat kan veroorzaken dat de werkzaamheden onder tijdsdruk moeten worden uitgevoerd en dat kan een onveilige situatie tot gevolg hebben. De ILT heeft dit tijdens haar inspectie op Kijfhoek geconstateerd en in een brief aan de directies van ProRail en de onderhoudsaannemer gemeld. Deze incidenten zijn onder andere het gevolg van menselijke fouten tijdens het uitvoeren van werkzaamheden. Ik onderschrijf de analyse van de ILT en ik deel de opvatting dat dergelijke incidenten voorkomen moeten worden. De directie van ProRail heeft direct na de incidenten zelf maatregelen getroffen en werkt volledig mee aan de maatregelen van de ILT om dit soort incidenten in de toekomst niet meer te kunnen laten plaatsvinden.
Was het u bekend dat de veiligheid op Kijfhoek in deze ernstige mate in het geding is? Zo ja, sinds wanneer? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat wordt bij veiligheidsincidenten altijd door de ILT en ProRail geïnformeerd. Op 15 juni, 15 juli en 18 juli hebben zich incidenten voorgedaan waarbij is afgeweken van veiligheidsvoorschriften. ProRail heeft de feitenrapporten van deze incidenten met het ministerie gedeeld.
De ILT stelt dat deze incidenten het gevolg waren van structurele gebreken in de organisatie van werkzaamheden waardoor menselijke fouten zijn gemaakt.
ProRail heeft direct na deze incidenten zelf beheersmaatregelen ingesteld zoals het aanscherpen van procedures en het aanstellen van een manager die integraal verantwoordelijk is voor de veiligheid. Daarnaast heeft de ILT verscherpt toezicht ingesteld met betrekking tot de onderhoudswerkzaamheden aan de spoorweginfrastructuur in verband met bijvoorbeeld storingsherstel. Dit betekent dat de ILT een 100% controle uitvoert van de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden en nauwgezet de door ProRail aan te brengen structurele verbeteringen beoordeelt. De ILT is tevens nauw betrokken bij de door ProRail uit te voeren risicoanalyse en de afweging om de werkzaamheden weer op te starten.
Deelt u de conclusie, dat het onacceptabel is dat de onveiligheid al zeer veel jaren voortduurt?1
Er is geen sprake van een al jaren voortdurende onveiligheid op Kijfhoek. In uw vraag refereert u aan een onderzoek uit 2011 door de toenmalige Inspectie Verkeer en Waterstaat naar informatie-uitwisseling met betrekking tot gevaarlijke stoffen. Een aantal vervoerders is destijds beboet omdat zij onvoldoende duidelijk hadden gemaakt welke lading vervoerd werd. Sindsdien zijn hier gericht maatregelen voor getroffen. Recent heb ik uw Kamer geïnformeerd4dat inmiddels circa 92% van de wagons met gevaarlijke stoffen op emplacementen correct is geregistreerd, en heb ik aangegeven welke acties in gang zijn gezet om de registratie volledig te kunnen automatiseren
De incidenten van de afgelopen periode hadden niets te maken met een (onvolledige) registratie van de inhoud van wagons, maar spelen op het gebied van veilig werken. Daarbij hebben zich onder andere situaties voorgedaan waarbij niet aan alle eisen voor veilig werken werd voldaan. In deze situaties is vanwege het veiligheidsbelang en verscherpt toezicht het heuvelproces korte tijd en beheerst stilgelegd tot het moment dat de beheersmaatregelen wel volledig in praktijk konden worden gebracht.
Deelt u de conclusie van de ILT dat, hoewel zij het onderzoek pas in november kan afronden, de eerste uitkomsten zo schrikbarend zijn dat het terecht is dat ze nu al naar buiten worden gebracht? Zo ja, welke acties gaat u daarop nemen? Zo nee, waarom niet?
Primair zijn ProRail, de aannemers en vervoerders aan zet om te komen tot een snel herstel en (waar nodig) verbetering van de veiligheidssituatie op Kijfhoek.
De ILT heeft in haar rol van toezichthouder op basis vande incidenten van de afgelopen twee maanden onderzoek ingesteld. Op basis van de eerste bevindingen heeft ILT besloten om vooruitlopend op de afronding van het onderzoek verscherpt toezicht in te stellen op zowel ProRail als de aannemer ten aanzien van de onderhoudswerkzaamheden.
Het feit dat ProRail haar verantwoordelijkheid heeft genomen en meteen na het eerste incident beheersmaatregelen heeft getroffen, onderstreept ook de noodzaak tot snel ingrijpen.
Over de ontstane situatie en de acties heb ik contact gehad met de gemeenten Zwijndrecht en Barendrecht. Ik heb ook afgesproken via bestuurlijk overleg de voortgang van de acties te zullen bewaken. Voorts zal een vertegenwoordiging vanuit het ministerie plaatsnemen in de begeleidingscommissie voor het onafhankelijk en extern uit te voeren onderzoek naar de veiligheidsmaatregelen en -cultuur op Kijfhoek.
Heeft u afspraken gemaakt met ProRail en anderen inzake deze problematiek? Zo ja, wilt u die delen met de Kamer en daarbij aangeven volgens welke tijdsplanning gewerkt wordt aan verbeteringen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Door ProRail zijn beheersmaatregelen getroffen en is onder meer een integraal manager als eindverantwoordelijke voor Kijfhoek aangesteld. De ILT heeft naar aanleiding van de incidenten en het stilleggen van het onderhoud voorwaarden gesteld waaronder het werk weer hervat mocht worden. ProRail verleent volledige medewerking aan de invulling van deze voorwaarden. Naast het verscherpt toezicht door de ILT worden door de ILT, ProRail en de aannemer onaangekondigde veiligheidsinspecties uitgevoerd. Voorafgaand aan iedere dienst spreken ProRail en de aannemer de veiligheidsprocedures door. Over tussentijdse (kleine) incidenten worden de direct betrokken overheden door ProRail goed geïnformeerd.
Naar de oorzaak van de incidenten vindt onderzoek plaats door de ILT. Zij verwacht dit in de loop van november af te kunnen ronden. Daarnaast is vanwege de opvolging van de incidenten in korte tijd de vraag opgeworpen hoe het is gesteld met de veiligheidscultuur op Kijfhoek. In overleg tussen ProRail en direct betrokken overheden is daarom afgesproken om onafhankelijk en extern onderzoek te laten uitvoeren naar zowel de veiligheidsmaatregelen als de veiligheidscultuur op Kijfhoek. Dit onderzoek wordt momenteel door ProRail in samenspraak met de betrokken partijen voorbereid en moet op korte termijn starten.
Op welke wijze zijn en worden gemeentebesturen, veiligheidsregio’s en omwonenden geïnformeerd?
ProRail en de ILT hebben in de gemeenteraad van Zwijndrecht uitleg gegeven over incidenten op het rangeerterrein en de voortgang van getroffen veiligheidsmaatregelen. Zowel de Omgevingsdienst Zuid Holland-Zuid, de Veiligheidsregio Zuid Holland-Zuid als de gemeente Zwijndrecht worden door ProRail en de ILT zorgvuldig en frequent geïnformeerd en bijgepraat. Voorafgaand aan het instellen van het verscherpte toezicht zijn deze organisaties door de ILT ook op de hoogte gesteld. Daarnaast is er bestuurlijk overleg tussen het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en de burgemeesters van Zwijndrecht en Barendrecht, en heeft Zwijndrecht de gemeenteraad en buurgemeenten geïnformeerd. Daar waar blijkt dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn, treedt de ILT op, zoals nu bij Kijfhoek.
Kunt u schetsen hoe de veiligheidssituatie in het goederenvervoer in het algemeen is en hoe die is op andere rangeerterreinen? Welke acties en/of verbeterplannen worden er geïmplementeerd?
Het bericht ‘Honderden Nederlandse academici publiceerden artikelen in neptijdschriften’ |
|
Paul van Meenen (D66) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Honderden Nederlandse academici publiceerden artikelen in neptijdschriften»?1
Ja.
Kloppen de beweringen van het onderzoekscollectief International Consortium of Investigative Journalists (ICIJ) dat het gaat om «neptijdschriften» die artikelen publiceren zonder de kwaliteit te beoordelen?
Het is bekend dat er al jaren neptijdschriften bestaan. Ik vind het een kwalijke zaak dat bedrijven zich op een malafide manier verrijken. De bedragen die onderzoekers betalen voor article processing charges ten behoeve van het open access publiceren zijn onder meer bedoeld voor het organiseren van peer review. Nu deze niet heeft plaatsgevonden is er sprake van bedrog. Overigens zijn er ook uitgevers die, in weerwil van de mondiale transitie naar open access, onderzoeksresultaten achter betaalmuren houden en hoge winstmarges realiseren. Dit terwijl het onderzoek met publieke middelen wordt gefinancierd en de resultaten door eveneens publiek gefinancierde onderzoekers in het kader van peer review worden beoordeeld. Het spreekt voor zich dat ook deze ontwikkeling mij zorgen baart.
Wat zijn de gevolgen voor de betrokken wetenschappers en universiteiten van deze onthullingen?
Ik ga er niet vanuit dat de betrokken wetenschappers te kwader trouw zijn geweest en zie geen aanleiding om aan het publiceren in de betrokken tijdschriften consequenties te verbinden voor de betrokken wetenschappers of hun instellingen.
Welke stappen gaat u nemen om in de toekomst te voorkomen dat Nederlandse wetenschappers per abuis hun onderzoeksresultaten in dergelijke «neptijdschriften» publiceren?
Universiteitsbibliotheken doen er al veel aan om neptijdschriften eruit te vissen en wetenschappers hiervoor te waarschuwen. Van wetenschappers mag worden gevraagd zich goed te vergewissen van de reputatie van tijdschriften. Dat kan bijvoorbeeld via Web of Science, Scopus of de Directory of Open Access Journals (DOAJ), of aan de hand van door de instellingen zelf ontwikkelde checklists. Een «sluitende controle» op neptijdschriften is echter niet mogelijk. Als gevolg van de digitalisering is het gemakkelijker geworden om een tijdschrift op te zetten, er hoeft immers geen abonneebestand te worden opgebouwd. Dit is een goede ontwikkeling, maar hierdoor ontstaat – zoals blijkt uit het artikel – ook ruimte voor malafide uitgevers. Ook wordt het steeds gebruikelijker om wetenschappelijke artikelen op te slaan in repositories. Deze ontwikkeling juich ik toe. Het deponeren van wetenschappelijke artikelen in vrij toegankelijke repositories draagt ertoe bij dat meer mensen kennis kunnen nemen van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek.
Welke invloed heeft de (wereldwijde) publicatiedruk onder wetenschappers volgens u gehad op het ontstaan van dergelijke neptijdschriften en hoe kan een dergelijke situatie in de toekomst voorkomen worden?
Ongetwijfeld kunnen er tijdschriften op de markt komen door de publicatiedruk. Ik vind het geen goede zaak om maar zo veel mogelijk te publiceren. Aan de andere kant vind ik dat resultaten van met publiek geld gefinancierd onderzoek openbaar en voor een breed publiek toegankelijk moeten zijn. Ook dienen de data van dit onderzoek toegankelijk te zijn, bijvoorbeeld om de dataverzameling te kunnen repliceren en de data-analyse te kunnen herhalen. Tevens is van belang dat ook negatieve onderzoeksresultaten publiek worden gemaakt.
De risico’s van de sterk dalende koers van de Turkse lira |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Welke directe (krediet)risico’s, kwalitatief en kwantitatief, lopen de Nederlandse systeembanken bij het falen van het Turkse financiële systeem?
Nederlandse banken hebben over het algemeen directe blootstellingen aan het buitenland. In sommige gevallen is er daardoor sprake van een valutarisico. Het valutarisico is vaak afgedekt middels contracten. Op alle blootstellingen van banken is echter sprake van een kredietrisico. Dit is ook het geval indien er banken zijn met blootstellingen aan partijen in Turkije. Eventuele verliezen hierop zullen banken zelf moeten afboeken. Hiervoor houden banken kapitaal aan. Als er sprake is van een concentratie van blootstellingen in opkomende landen, zoals Turkije, dan moet er bovendien extra kapitaal worden aangehouden.1
Van de Nederlandse grootbanken heeft ING een dochteronderneming in Turkije. De totale balans van de dochteronderneming bedroeg eind 2017 zo’n 13,8 mld euro en ING rapporteerde een blootstelling van 1,8 mld euro aan de Turkse lira. Figuur 1 geeft een beeld van de balansomvang en het resultaat van de dochteronderneming. Sinds 2015 daalt de balansomvang en in deze jaren is het resultaat positief geweest. ING dient net als elke bank kapitaal aan te houden voor het geval zich eventuele verliezen voordoen. Verder heeft ook de Rabobank activiteiten in Turkije, die kleiner zijn, namelijk zo’n 1,3 mld euro aan leningen.2 Het kapitaal van de Nederlandse grootbanken is in staat om forse klappen op te vangen in het geval deze zich voordoen.
Bron: Jaarverslag ING (https://www.ing.com/Investor-relations/Annual-reports.htm)
Welke indirecte (krediet)risico’s, bijvoorbeeld via Spaanse, Franse en Italiaanse banken, lopen de Nederlandse systeembanken bij het falen van het Turkse financiële systeem?
Uit cijfers van de Europese Bankenautoriteit (EBA)3 blijkt dat de banken die door het lid Bruins worden genoemd ten opzichte van andere Europese banken relatief gezien een grotere blootstelling kennen aan Turkije. Zij hebben activiteiten in Turkije, net als ING. Er geldt overigens een sterke prikkel om niet te veel staatsobligaties van de Turkse overheid te bezitten. Voor blootstellingen aan overheden buiten de EU en in andere valuta gelden forse risicogewichten – tot wel 150% – en concentratielimieten. Dit betekent dat Europese banken fors kapitaal dienen aan te houden voor hun blootstelling aan de Turkse overheid en dat ook een limiet geldt op hoeveel staatsobligaties zij mogen bezitten. Ook voor blootstellingen aan de private sector in een land met hogere risico’s moet meer kapitaal worden aangehouden.
Meerdere Europese banken ontplooien activiteiten buiten de EU, zo ook in Turkije. Los hiervan werken ontwikkelingen op mondiale markten door op Europese markten. Daardoor zijn ontwikkelingen buiten Europa van invloed op Europese banken. Het doel van de bankenunie is er niet op gericht om Europese banken volledig te isoleren van mondiale ontwikkelingen en risico’s. Eén van de doelen van de bankenunie is wel om banken weerbaarder te maken. Mede daarom is de Raad begin dit jaar een pakket aan maatregelen inzake risicoreductie overeengekomen. Dat pakket bevat onder andere de verplichting voor banken om meer kapitaal aan te houden voor het opvangen van eventuele verliezen, voldoende buffers aan te houden voor bail-in en meer liquiditeit aan te houden om periodes van onrust te doorstaan.4 Het kabinet blijft zich inzetten om verdere risicoreductie in de Europese bankensector te realiseren, bijvoorbeeld op het gebied van niet-presterende leningen (NPLs) en de prudentiële behandeling van staatsobligaties op bankbalansen.5
Volgens de Financial Times zou de European Central Bank (ECB) zich vooral zorgen maken om het Spaanse BBVA, het Italiaans UniCredit en het Franse BNP Paribas, hoe verhoudt zich deze ontwikkeling tot de dit voorjaar gemaakte risicoreductieafspraken met betrekking tot de Europese bankensector en tot de wens van een aantal lidstaten om snel over te gaan tot risicodeling?
Zie antwoord vraag 2.
Welke Nederlandse banken hebben entiteiten in Turkije? Hoe groot is met name het risico voor ING en haar Turkse dochter?
Zie antwoord vraag 1.
Welke Nederlandse banken hebben de afgelopen vijf jaar extra geïnvesteerd in Turkse banken, ondanks het zorgwekkende begrotingstekort en het onvoorspelbare politieke klimaat?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze is de huidige (investerings)situatie van Nederlandse banken in Turkije vergelijkbaar met die in Griekenland voor de bankencrisis in 2008? Wat is er anders? Wat is er sindsdien geleerd en verbeterd?
De situatie is op meerdere vlakken anders, mede omdat Griekenland onderdeel uitmaakt van de Eurozone en Turkije niet. Binnen de Eurozone vond besmetting plaats richting lidstaten die zich economisch in een deels vergelijkbare situatie bevonden. Bovendien zijn Nederlandse en Europese banken ten opzichte van 2008 aanzienlijk weerbaarder geworden. Zo zijn banken beter gekapitaliseerd voor eventueel schokken en houden zij meer liquiditeit aan.6
Welke maatregelen gaat u nemen of welke afspraken gaat u maken met Nederlandse (systeem)banken om ervoor te zorgen dat Nederlandse banken en de Nederlandse overheid minder gevoelig worden voor de effecten van het onverantwoordelijke begrotingsbeleid van de Turkse regering en de op krediet draaiende Turkse economie?
Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 2 en 3 gelden voor blootstellingen aan overheden buiten de EU en in andere valuta forse risicogewichten – tot wel 150% – en concentratielimieten. Ook bestaan er beleidsregels met als doel te waarborgen dat de activa van Nederlandse banken niet in te grote mate wordt uitgezet naar een land buiten de EER zoals Turkije.7 Het is aan de toezichthouder om ervoor te zorgen dat deze regels worden nageleefd. Bij de grootbanken houdt de Europese Centrale Bank direct toezicht. Voor kleinere banken is dit De Nederlandsche Bank (DNB), onder eindverantwoordelijkheid van de ECB.
Hiernaast is ook de rol van de Single Resolution Board (SRB) relevant. Mocht een grote bank onverhoopt toch in problemen komen dan zorgt de SRB voor een ordentelijke afwikkeling met zo min mogelijk negatieve gevolgen voor het financiële systeem.
Zijn er naar uw inzicht extra maatregelen nodig vanuit de ECB om een volgende kredietcrisis en eurocrisis te voorkomen? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 7.
Tzorg dat gedurende de zomerperiode het aantal uren huishoudelijke verzorging halveert |
|
Maarten Hijink , Henk van Gerven |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op Tzorg, dat gedurende de zomerperiode in tenminste Breda, het aantal uren huishoudelijke hulp halveert?
Van het eenzijdig (tijdelijk) terugbrengen van de omvang van de ondersteuning, met als gevolg dat deze niet langer als passend kan worden aangemerkt, mag geen sprake zijn.
Een ieder die daarop is aangewezen, dient de zorg en ondersteuning te krijgen die passend is. Dit stevig in de wet verankerde uitgangspunt geldt voor het gehele jaar, dus ook in de zomerperiode. Gemeenten zijn op basis van de Wmo 2015 verantwoordelijk om zorg te dragen voor de maatschappelijke ondersteuning van hun inwoners ter bevordering van hun zelfredzaamheid en participatie. Het gemeentebestuur is verantwoordelijk voor de kwaliteit, waaronder te rekenen de continuïteit van de voorzieningen. Deze kwaliteitseisen dienen adequaat te worden doorvertaald in afspraken met de betrokken aanbieders. Het is primair aan de gemeenteraad om het college van burgemeester en wethouders te controleren op de adequate uitvoering van de wet en het gemeentelijk beleid.
Ik vind het daarbij erg belangrijk dat de communicatie met cliënten over hun ondersteuning in de zomerperiode zorgvuldig verloopt. Het komt voor dat cliënten zelf aangeven geen vervanging te wensen tijden de vakantie van hun vaste hulp. Deze wens wordt als regel gerespecteerd. Daar waar dit niet zo is dient sprake te zijn van een goede afstemming over vervanging. Gemeenten kunnen in een goed gesprek met cliënten een beroep doen op hun flexibiliteit en afspreken dat er een vervangende hulp wordt ingezet en/of dat de ondersteuning tijdelijk op een ander moment wordt geboden.
Met het oog op de door u gestelde vraag heb ik contact opgenomen met de gemeente Breda. De gemeente heeft mij desgevraagd laten weten het signaal van de cliënten en medewerkers van Tzorg uit het artikel van de omroep Brabant zeer serieus te nemen. Er zijn over dit bericht ook vragen aan het college van B&W gesteld door de gemeenteraad van Breda. In de begeleidende tekst bij het antwoord op de raadsvragen geeft het college aan dat voor hun ook voorop staat dat de cliënten de zorg en ondersteuning moeten ontvangen die zij nodig hebben, ook in de zomermaanden. Het college stelt in haar beantwoording dat de suggestie in de berichtgeving, dat het aantal uren huishoudelijke hulp in de zomerperiode gehalveerd zou zijn, feitelijk onjuist is. Tzorg zou in alle gevallen getracht hebben de zorg te continueren op de vastgestelde momenten. Bij 130 van de 1140 cliënten is het voorgekomen dat een enkel zorgmoment niet heeft plaatsgevonden. Bij 23 cliënten zou Tzorg er niet in geslaagd zijn om vooraf het goede gesprek over de ondersteuning tijdens de zomerperiode te voeren. Tzorg zou in alle gevallen bij deze cliënten en de betrokken vaste hulpen hebben getoetst of het resultaat (schoon huis) behaald wordt.
Specifiek met het oog op de zomerperiode vinden voorafgaand extra overleggen plaats gericht op de continuïteit van de zorg en ondersteuning aan huis. Ondanks alle inspanningen, is gebleken dat de communicatie over de inzet tijdens de zomerperiode met cliënten niet altijd goed is verlopen. Daarom is er door de gemeente Breda een overleg ingepland met de gecontracteerde aanbieders op welke manier de gewenste vorm van proactieve communicatie kan worden gewaarborgd. In de beantwoording geeft het college verder aan dat Tzorg en andere zorgaanbieders in Breda kampen met de gevolgen van de arbeidsmarktkrapte. Om het arbeidsmarktprobleem aan te pakken is in de regio van Breda onlangs een Zorgpact gesloten.
Op grond van mij door de gemeente Breda aangereikte informatie en de beantwoording door het college van de vragen van de gemeenteraad concludeer ik dat het gewenste gesprek over de uitvoering van de Wmo 2015 op lokaal niveau op dit moment op een goede manier plaats vindt.
Is het voor u acceptabel dat cliënten gedurende de zomerperiode niet het aantal uren huishoudelijke hulp krijgen waar zij recht op hebben?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid uit te zoeken of Tzorg, landelijk actief in circa 300 gemeenten, ook in andere plaatsen dan Breda uren huishoudelijke zorg heeft geschrapt in de zomerperiode?
Ik zie geen aanleiding om hiertoe zelf landelijk onderzoek te doen.
Het is daarnaast de verantwoordelijkheid van de gemeente om in te staan voor de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning, inclusief de continuïteit van voorzieningen tijdens de zomerperiode. Het is primair aan de gemeenteraad om het college van burgemeester en wethouders te controleren op de adequate uitvoering van de wet en het gemeentelijk beleid.
Zijn er ook andere thuiszorgorganisaties die in deze en voorgaande zomerperiodes hebben geschrapt in het aantal uren huishoudelijke hulp of verzorging?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u een inschatting maken hoeveel thuiszorgorganisaties onterecht belastinggeld hebben ontvangen voor niet geleverde huishoudelijke hulp of verzorging in de zomerperiode?
Het is de verantwoordelijkheid van individuele gemeenten om toe te zien op een goede naleving van gemaakte afspraken over levering van huishoudelijke hulp of verzorging door de betrokken aanbieders. Het is daarbij aan de gemeenten om in gesprek te gaan met de aanbieder indien zij tot de conclusie komen dat de contractuele afspraken niet of niet in voldoende mate zouden worden nagekomen.
Bent u ook van mening dat indien huishoudelijke hulp of verzorging niet is geleverd in de zomerperiode, gemeenten dit geld ook terug moeten eisen van de thuiszorgorganisaties?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid gemeenten erop aan te spreken meer oog te hebben voor de huishoudelijke hulp of verzorging die mensen ontvangen in de zomerperiode? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoorden op de vragen 1 en 2. Ik heb geen aanleiding om de veronderstellen dat onhelderheid bestaat over de wettelijke opdracht oor gemeenten. Dit doet niets af aan het grote belang van continuïteit van (passende) zorg en ondersteuning, ook tijdens de zomerperiode.
Hoe gaat u er voor zorgen dat in de toekomst mensen met recht op huishoudelijke hulp of verzorging, die ook gedurende de zomerperiode ontvangen?
Zie antwoord vraag 7.
Het rapport ‘Beschikbaarheid van Nederlandse verse houtige biomassa’, van Probos, d.d. 10 augustus 2018 |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het rapport »Beschikbaarheid van Nederlandse verse houtige biomassa in 2030 en 2050», uitgebracht door Probos op 10 juli 2018?1
Ja.
Deelt u de kernconclusie uit dit onderzoeksrapport dat de vraag naar verse houtige biomassa in Nederland zeer waarschijnlijk op korte termijn (2018–2020) met ongeveer 80% zal groeien? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de conclusie uit het rapport dat de verwachte groei van hernieuwbare energie productie uit verse houtachtige biomassa zal leiden tot een hogere groei naar de vraag van dit type biomassa. De groei van de vraag is mede afhankelijk van de realisatiegraad van de projecten in voorbereiding. Vraag en aanbod van verse, houtige biomassa varieert tussen regio’s in Nederland. Met name grotere stadsverwarmingsprojecten hebben moeite om voldoende lokale biomassa uit de directe omgeving te betrekken. Om ook deze projecten de mogelijkheid te geven te verduurzamen zonder de markt voor verse houtige biomassa verder te belasten, zal ik een categorie stadsverwarming voor ketels op basis van houtpellets open gaan stellen vanaf de voorjaarsronde SDE+ 2019 (Kamerstuk 31 239, nr. 290). Houtpellets zijn een duurdere, hoogwaardige vorm van houtige biomassa met een grotere energie-inhoud die daardoor geschikt zijn om over grotere afstanden te vervoeren en zijn daarmee niet afhankelijk van het lokale aanbod.
Deelt u tevens het oordeel van voor het rapport geïnterviewde deskundigen dat daarmee de rek in de Nederlandse (aanbod)markt van verse houtige biomassa echt bereikt zal worden? Zo nee, waarom niet?
Ik realiseer me dat het aanbod van snoei- en dunningshout in de nabije toekomst beperkend kan worden om te voldoen aan de toenemende vraag naar duurzame warmte. Deze toenemende vraag kan naar verwachting slechts voor een klein deel worden opgevangen door meer verse, houtige biomassa te produceren of te importeren uit buurlanden. Vandaar dat ik voor grotere stadsverwarmingsprojecten ook de mogelijkheid wil geven om een project op basis van duurzame houtpellets te realiseren.
Erkent u dat deze ontwikkeling twee grote risico’s met zich mee brengt, namelijk een toename van de kans dat er goedkope – en daarom niet voldoende duurzaam geproduceerde – biomassa wordt geïmporteerd en/of het ontstaan van prijsstijgingen die het gebruik van biomassa (nog) onrendabeler maken en de businesscase onder bestaande installaties ondermijnen?
Zie mijn antwoord op vraag 5 en 6.
Hoe groot schat u het eerste risico in en welke maatregelen bent u van plan voor te bereiden om dit te voorkomen?
De markt voor verse houtige biomassa is voornamelijk regionaal. Uit het rapport van Probos blijkt dat de meeste geïnterviewde experts verwachten dat dit in de toekomst zo zal blijven. Het is duur om biomassa met een hoog vochtpercentage over lange afstanden te vervoeren, ik verwacht niet dat dit rendabel is. Vandaar dat ik het risico op de import van niet voldoende duurzaam geproduceerde biomassa niet hoog inschat.
Houtige biomassa met een hogere energiedichtheid, zoals houtpellets, wordt wel over langere afstanden vervoerd. Om de duurzaamheid van geïmporteerde houtige biomassa te borgen hanteer ik voor de nieuwe categorie stadsverwarming op duurzame houtpellets zeer strenge duurzaamheidseisen, net zoals ik dit ook heb gedaan voor bijvoorbeeld de productie van biostoom.
Hoe groot schat u het tweede risico in en welke maatregelen bent u van plan voor te bereiden om dit te voorkomen?
Het ligt voor de hand dat prijzen stijgen bij een toenemende vraag indien het aanbod geen gelijke tred houdt. Het is aan de ondernemer om maatregelen te nemen om met dit risico om te gaan. Het is niet wenselijk dat de subsidies voor duurzame energie meestijgen met de biomassaprijzen. Daarom hanteer ik al geruime tijd als uitgangspunt voor de berekeningen van de basisbedragen voor de SDE+ dat de (voor algemene inflatie geïndexeerde) biomassaprijzen niet hoger worden dan in 2014 het geval was. Het openstellen van de categorie stadsverwarming voor ketels op basis van houtpellets vanaf 2019 draagt bij aan het beperken van de vraag naar snoei- en dunningshout.
Bent u nu al bereid om initiatiefnemers op dit terrein proactief te wijzen op een mogelijk tekort aan verse houtige biomassa? Zo nee, waarom niet?
Het rapport door Probos is op mijn verzoek opgesteld en openbaar gemaakt. Hiermee geef ik initiatiefnemers inzicht in de ontwikkelingen op de biomassamarkt. Zij kunnen informatie uit dit rapport gebruiken bij hun afwegingen om een bioenergie installatie op verse houtige biomassa te bouwen. Mijn beeld is dat ondernemers in de bioenergie en hun financiers zich bewust zijn van de effecten van vraag- en aanbod schommelingen van biomassa en dit proberen te ondervangen door lange termijncontracten en strategische samenwerkingen. Ik zie geen aanvullende rol voor de overheid om hier proactief op te wijzen.
Overweegt u ook al aanpassingen aan te brengen in de SDE+-regeling, bijvoorbeeld als het gaat om bestaande of mogelijk nieuwe subsidies voor het toepassen van zogenaamde «chips» en «shreds»? Zo nee, waarom niet?
Ik ben altijd op zoek naar mogelijkheden op de SDE+-regeling te verbeteren. Op dit moment overweeg ik nog geen aanpassingen specifiek voor de toepassing van «chips’en «shreds». Deze soorten biomassa kunnen reeds worden toegepast en diverse projecten hebben hiervoor subsidie aangevraagd of zijn in voorbereiding.
Hoe groot schat u de Nederlandse en internationale beschikbaarheid van voldoende duurzaam geproduceerd houtige biomassa eigenlijk in en wie maakt volgens u daar de meest betrouwbare inschattingen van?
Diverse organisaties maken inschattingen van de Nederlandse en internationale beschikbaarheid van biomassa. Een voorbeeld van een rapport waarin de resultaten van verschillende studies op dit terrein worden vergeleken is «Beschikbaarheid houtige biomassa voor energie in Nederland» van Ecofys uit 2017 (beschikbaar via de website van RVO.nl)
Overweegt u een importnorm te ontwikkelen voor de import van voldoende duurzaam geproduceerde houtige biomassa, bijvoorbeeld door vast te stellen dat dit maximaal een bepaald percentage mag zijn van de houtige biomassa die op voldoende duurzame wijze in Nederland wordt geproduceerd? Zo nee, waarom niet?
Nee, een importnorm voor houtige biomassa staat op gespannen voet met een open economie en internationale afspraken over markttoegang in WTO-kader. Daarnaast wordt de houtverordening gehandhaafd, die gericht is op het voorkomen van illegaal gekapt hout op de Nederlandse markt. Zie verder ook mijn antwoord op vraag 5.
De oorlog in Jemen |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met berichten over recente luchtaanvallen en explosies waarbij veel burgerdoden zijn gevallen in Jemen?1
Ja.
Heeft u deze militaire inzet veroordeeld? Zo nee, waarom niet? Wilt u dat alsnog doen?
Nederland heeft de recente aanvallen in Jemen veroordeeld in de VN-Veiligheidsraad op vrijdag 10 augustus jl.
Deelt u de opvatting dat het veelgenoemde aantal van 10 duizend doden in de oorlog in Jemen waarschijnlijk aan de (zeer) lage kant is en de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië, die ook een moordende blokkade in stand houdt, verantwoordelijk is voor het overgrote deel van de slachtoffers? Zo nee, waarom niet?2
De omstandigheden in Jemen maken het moeilijk exacte aantallen over slachtoffers te verkrijgen. Duidelijk is dat de oorlog groot menselijk leed veroorzaakt en inmiddels duizenden slachtoffers heeft geëist. Het directe oorlogsgeweld door beschietingen, gevechten en zeker ook bombardementen heeft vele mensenlevens gekost, maar evenzeer de indirecte gevolgen van oorlog, zoals hongersnood, ziektes en gebrek aan medische voorzieningen. De obstakels die de bij het conflict betrokken partijen opwerpen bij het toelaten van zowel humanitaire hulp als essentiële commerciële goederen verergeren de situatie. Alle partijen die betrokken zijn bij het conflict in Jemen dienen zich maximaal in te spannen om burgerslachtoffers te voorkomen en humanitaire hulp ongehinderde toegang te verlenen.
Deelt u de vrees dat Jemen op het punt van een nieuwe cholera-uitbraak staat, die opnieuw het leven van duizenden mensen kan kosten?3
Nederland deelt de zorgen die de VN heeft over de dreiging van een nieuwe cholera-uitbraak in Jemen. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft met inzet van 3000 personen een choleravaccinatie-actie voor circa 500.000 mensen in en rond de havenstad Hodeidah gestart. Volgens de laatste berichten van de hulpverlenende organisaties is een groot deel van de doelgroep gevaccineerd. Doordat de strijd rond Hodeidah weer oplaaide kon echter niet iedereen bereikt worden.
Hoe beoordeelt u de analyse dat de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië in Jemen de facto samenwerkt met Al Qaida? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Nederland heeft van deze berichtgeving kennisgenomen, maar beschikt niet over informatie op basis waarvan het uitspraken kan doen.
Kunt u aangeven hoe Nederland, indachtig de aangenomen motie hierover, de oorlog in Jemen als prioriteit beschouwt tijdens het huidige jaar in de Veiligheidsraad en initiatieven neemt om te komen tot beëindiging van de militaire handelingen, en om humanitaire toegang tot het gebied te verbeteren?5 Kunt u uw antwoord toelichten?
Nederland blijft zich in de VN onverminderd inzetten voor Jemen en ondersteunt de inspanningen van de Speciaal Gezant voor Jemen, Martin Griffiths, om het politieke proces opnieuw op gang te brengen. Eerder werd tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de VN-Veiligheidsraad (VNVR) een voorzitterschapsverklaring over de humanitaire situatie in Jemen aangenomen. Op 10 augustus jl. heeft de VNVR, op verzoek van o.a. Nederland, met spoed gesproken over de recente aanvallen op burgers in Jemen. De VNVR sprak ernstige zorgen uit over de recente aanvallen en riep op tot een transparant en geloofwaardig onderzoek.
Bent u bereid in VN-verband steun te vergaren voor een oproep voor een direct staakt-het-vuren voor alle partijen en hiertoe een resolutie op te stellen? Zo nee, waarom niet?
Nederland steunt de inzet van Speciaal Gezant Martin Griffiths in zijn pogingen om tot een politieke oplossing te komen voor het conflict in Jemen. Nederland wil geen eigen initiatieven nemen die dit proces kunnen doorkruisen.
Het bericht ‘Te weinig personeel bij zorgcentra van Liante’ |
|
Henk van Gerven , Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Kent u het bericht dat zorggroep Liante door middel van een brief de hulp van familieleden van zorgcentrumbewoners inroept om het tekort aan personeel op te vangen?1 Wat is uw reatie daarop?
De brief van Zorggroep Liante aan familieleden is mij bekend. Navraag bij Liante leert dat men deze oproep heeft gedaan, omdat op enkele locaties de roosters niet helemaal volledig ingevuld konden worden. Dit had te maken met een samenloop van een tijdelijk verhoogd ziekteverzuim en het vertrek van een aantal medewerkers vlak voor de zomervakantie, waarvoor nog geen vervangers aangesteld konden worden.
Waar de roosters niet volledig ingevuld konden worden, wordt door Liante allereerst gekeken naar de extra inzet van de huidige medewerkers en uitzendkrachten. Mocht dat onvoldoende soelaas bieden, dan kunnen familieleden eventueel ingeschakeld worden. Niet voor de zorgtaken die voorbehouden zijn aan zorgprofessionals, maar voor de meer ondersteunende werkzaamheden.
Er lijkt hier sprake te zijn van overmacht. De inzet van familieleden, evenals die van vrijwilligers, kan alsdan een bijdrage leveren aan het oplossen van een dergelijk (tijdelijk) probleem. Wel is daarbij belangrijk dat snel een structurele oplossing wordt gevonden en de (zorg)handelingen die voorbehouden zijn aan zorgprofessionals ook daadwerkelijk door zorgprofessionals uitgevoerd worden. Liante heeft mij verzekerd dat dit ook haar uitgangpunt is geweest bij het verzoek dat men aan de familieleden heeft gedaan. Daarover is evenwel niet heel duidelijk gecommuniceerd.
Wat vindt u ervan dat een beroep gedaan wordt op familieleden waar eigenlijk professionele hulp geboden is? Is wat hier gebeurt niet een brug te ver?
De instelling dient te allen tijde te voldoen aan de verplichtingen van de Wet kwaliteit klachten geschillen zorg (Wkkgz). De Wkkgz bepaalt dat de zorginstelling goede zorg moet leveren. De zorginstelling dient de zorgverlening op dusdanige wijze te organiseren, ook de inzet van het personeel, dat een en ander redelijkerwijze leidt tot goede zorg.
Zoals bij het antwoord op vraag 1 aangegeven, worden de familieleden bij Liante niet ingezet voor het verlenen van professionele hulp. Zij worden tijdelijk gevraagd voor de niet-zorgtaken. De zorgprofessionals worden daarmee zoveel mogelijk ontlast, waardoor zij voldoende tijd houden voor de noodzakelijke zorgtaken. De inzet van familieleden leidt er onder andere toe dat de dagbesteding van de bewoners zoveel mogelijk ingevuld kan worden op de wijze die de bewoners gewend zijn.
Wie is eindverantwoordelijk indien tijdens de ondersteuning door familieleden iets mis gaat?
De zorginstelling is altijd eindverantwoordelijk voor het verblijf van en de zorg voor de bewoners die in de zorginstelling verblijven. De inzet van familieleden en/of vrijwilligers doet daar niets aan af. Ook dit is geregeld in de Wkkgz.
Wat is de oorzaak van het grotere personeelstekort deze zomer in vergelijking met eerdere jaren? Wordt het niet van kwaad tot erger? Waar eindigt dit?
Of een probleem met de invulling van de roosters in de verpleeghuizen deze vakantieperiode groter zijn dan in eerdere jaren is niet vast te stellen. Wel is sprake van een algemene krapte op de arbeidsmarkt, ook in de zorg. Daardoor kunnen de problemen met de personele bezetting tijdens vakantieperiodes pregnanter worden. Samen met betrokkenen in de sector wordt hard gewerkt om de vacatureproblemen in de zorg zoveel mogelijk te beperken. In het voorjaar is daartoe het actieprogramma «Werken in de Zorg» van start gegaan. En ook in het programma «Thuis in het Verpleeghuis» wordt ingezet op voldoende personeel voor de verpleeghuizen.
De inspanningen van de verpleeghuizen, ondersteund door landelijke en regionale partijen, om meer personeel beschikbaar te krijgen voor de verpleeghuiszorg beginnen ook vruchten af te werpen. Er wordt meer opgeleid in de verpleeghuizen en er komt meer personeel in dienst.
Met betrekking tot de bezetting in de vakantieperiode heb ik onlangs aan Actiz gevraagd om de leden te stimuleren met de opleidingen voor verpleegkundigen en verzorgenden in gesprek te gaan over de inzet van studenten in de verpleeghuizen gedurende de zomerperiode. Actiz heeft daar positief op gereageerd. Overigens geldt ook bij de inzet van studenten, evenals bij de inzet van familieleden, dat zij geen handelingen mogen verrichten waarvoor zij niet bekwaam en/of bevoegd zijn.
Hoe wordt voorkomen dat in komende zomers wederom zo’n groot personeelstekort ontstaat dat een beroep op familieleden gedaan moet worden? Welke stappen gaat u daartoe ondernemen?
Zie antwoord vraag 4.
Het toelatingsbeleid van Turkije |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met berichten dat bepaalde burgers uit lidstaten van de Europese Unie (EU) om politieke redenen niet tot Turkije worden toegelaten?1
Het kabinet is bekend met berichten over burgers uit EU-lidstaten die de toegang tot Turkije is geweigerd.
Welk beeld heeft u van de omvang hiervan de afgelopen paar jaar? Is dit (erg) toegenomen in deze periode?
Ik beschik niet over een volledig beeld van de omvang, noch over een eventuele trend. Wanneer een Nederlander aan een grens wordt tegengehouden, is dit in de eerste plaats een interne aangelegenheid waarover de Nederlandse overheid in de regel door de buitenlandse autoriteiten noch door betrokkene zelf wordt geïnformeerd. Incidenteel meldt een Nederlander die niet tot een ander land wordt toegelaten zich bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken met een hulpvraag.
Klopt het dat ook Nederlanders aan de grens zijn teruggestuurd? Om hoeveel mensen gaat dit?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u contact met andere EU-landen die hiermee te maken hebben? Zo ja, wat bespreekt u hierover?
Er is geen sprake van structureel contact met andere EU-landen over dit onderwerp.
Bent u bereid om, bij voorkeur samen met andere EU-landen, het Turkse beleid om mensen om politieke redenen toegang tot het land te weigeren te veroordelen? Zo nee, waarom niet?
Het staat buiten kijf dat een inreisbeperking voor een individu aan wie dit wordt opgelegd, erg vervelend kan zijn. Ieder land heeft echter, met inachtneming van de internationaalrechtelijke verplichtingen, het recht om personen wel of niet toe te laten op grond van de geldende regelgeving van dat land. Een Nederlander die niet tot een ander land wordt toegelaten en direct terugkeert naar Nederland kan besluiten een klacht in te dienen bij de betreffende autoriteiten.
Hoe beoordeelt u de handelwijze van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) inzake het terughalen van CDCA (chenodeoxycholzuur), waardoor de magistrale bereiding van het middel voor een vijftigtal patiënten met de zeldzame stofwisselingsziekte CTX (cerebrotendineuze xanthomatose) door het Academisch Medisch Centrum (AMC) is stil komen te liggen?1
De firma Leadiant heeft een handhavingverzoek ingediend bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (inspectie). De Algemene wet bestuursrecht verplicht de inspectie om zo’n handhavingonderzoek uit te voeren als een belanghebbende daarom verzoekt. Er is een ontvangstbevestiging van het verzoek verzonden aan de verzoeker en er is door de inspectie aangegeven wanneer op het verzoek zal worden beslist. Er is verder geen contact geweest tussen de firma Leadiant en de inspectie.
Naar aanleiding van dat verzoek heeft de inspectie een onderzoek ingesteld bij het Amsterdam UMC (voorheen: AMC). Daarbij zijn monsters genomen van de werkzame stof voor analytische testen door het RIVM. Het RIVM heeft de testen uitgevoerd volgens de wettelijke voorschriften uit de Europese Farmacopee. Uit die testen bleek dat er onbekende onzuiverheden in de werkzame stof aanwezig zijn boven de limiet die daarvoor is gesteld in de desbetreffende monografie van de Europese Farmacopee. Daarnaast is door Amsterdam UMC niet onderzocht of de werkzame stof voldeed aan de algemene monografie «Substances for Pharmaceutical use» uit de Europese Farmacopee. Na overleg met de inspectie is het Amsterdam UMC daarop gestopt met de bereiding en terhandstelling van CDCA. De inspectie heeft toegelicht aan welke voorwaarden tenminste moet zijn voldaan om bereiding te kunnen laten plaatsvinden.
Is er contact geweest tussen het farmaceutisch bedrijf Leadiant Biosciences (Leadiant) en de IGJ over het feit dat het AMC zelf tot bereiding is overgegaan van CDCA? Zo ja, wat was de inhoud van dit contact? Hoe vaak is er contact geweest? Klopt het dat Leadiant heeft aangedrongen op onderzoek en ingrijpen van de IGJ om zodoende de magistrale bereiding te frustreren?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw oordeel over de magistrale bereidingswijze door het AMC? Is deze niet uiterst zorgvuldig?2
Zoals ik aangaf in mijn antwoorden op vraag 1 en 2 heeft de inspectie een onderzoek ingesteld. Dit is nog niet afgerond.
Kunt u de situatie in België schetsen? Wie maakt CDCA in België en levert deze aan de patiënten? Is het juist dat CDCA daar ook op vergelijkbare magistrale wijze wordt bereid en verstrekt wordt aan patiënten vergelijkbaar met de AMC-werkwijze? Wat is uw oordeel daarover?
De magistrale bereiding met CDCA wordt in België alleen in het Universiteitsziekenhuis UZ Gasthuisberg in Leuven bereid. Dit ziekenhuis behandelt een 5-tal patiënten met een metabole aandoening met CDCA. Sinds 2015 werkt dit ziekenhuis met de magistrale bereiding omdat een geregistreerd geneesmiddel niet meer te verkrijgen was op de internationale markt. Het ziekenhuis laat de grondstof analyseren volgens de voorschriften uit de Europese Farmacopee. Daarna wordt de grondstof gebruikt voor de magistrale bereiding.
Uit de informatie die ik heb ontvangen van mijn Belgische collega lijkt het dat het Amsterdam UMC en het UZ Gasthuisberg in Leuven grondstof van verschillende fabrikanten gebruiken.
Wat is de prijs van CDCA in België? Krijgen de patiënten CDCA volledig vergoed in België?
Uit informatie van het UZ Gasthuisberg in Leuven blijkt dat de prijs per capsule van 250 mg momenteel € 1,51130 is. De prijs kan variëren omdat de kosten van de grondstof variëren.
De therapie wordt niet terugbetaald door de ziekteverzekering. Vergoeding van de magistrale bereiding met CDCA gebeurt via het Bijzonder Solidariteitsfonds (BSF). De wijze waarop het UZ Gasthuisberg de kostprijs berekent, en het feit dat de kostprijs hierdoor van batch tot batch kan variëren, werd besproken met en aanvaard door het BSF.
Is het juist dat in België door de internationale farmaceutische groep Sigma-tau, die haar naam later wijzigde in Leadiant, CDCA onder de naam Xenbilox in 2014 werd verkocht tegen een prijs van 660 euro per 100 tabletten van 250 mg, gelijk de maandelijkse behandelkosten voor een patiënt?3
Mijn Belgische collega heeft mij hierover de volgende informatie gegeven.
Het geneesmiddel Chenodeoxycholic Acid Leadiant wordt in België niet in de handel gebracht. Xenbilox stond nooit op de lijst van de vergoedbare farmaceutische specialiteiten. Er bestaat bij de Federale Overheidsdienst Economie ook geen toegelaten prijs voor Xenbilox / Chenodeoxycholic Acid Leadiant.
Uit een rondvraag bij de belangrijkste Belgische universitaire ziekenhuizen blijkt dat het geneesmiddel alleen in het Universiteitsziekenhuis UZ Gasthuisberg te Leuven werd gebruikt.
Dit ziekenhuis heeft de volgende informatie doorgegeven. In het UZ Gasthuisberg werden vóór 2010 patiënten behandeld met de Belgische specialiteit Chenofalk. Nadien werd het geneesmiddel verkregen door import van Quenobilan, Xenbilox en Chino caps. Sinds 2015 is de specialiteit niet meer verkrijgbaar op de internationale markt. Vanwege de schaarste werd Chino caps sinds 2015 voorbehouden voor de Japanse markt. De laatst gekende prijs voor Xenbilox 250 mg bedroeg € 9,1025 per capsule.
Is het juist dat CDCA al tientallen jaren wordt gebruikt als medicijn bij de behandeling van CTX? Klopt het dat het farmaceutische bedrijf Leadiant de prijs van dit «oude doos»-middel, welke 20.000 tot 25.000 euro per jaar bedroeg, wil opschroeven naar een prijs tussen de 160.000 en 220.000 euro per jaar waardoor het AMC met steun van zorgverzekeraars zich geroepen voelde om op magistrale wijze CDCA te maken?
Het klopt dat CDCA al tientallen jaren wordt gebruikt als geneesmiddel bij de behandeling van CTX. CDCA was sinds 1999 geregistreerd als Xenbilox (capsules 250 mg CDCA) voor de behandeling van galstenen. Sigma-tau was de handelsvergunninghouder van Xenbilox. Xenbilox werd ook «off-label» gebruikt voor de behandeling van CTX. In 2015 heeft Sigma-tau een aanvraag voor een handelsvergunning als weesgeneesmiddel ingediend voor CDCA (capsules 250 mg) voor een nieuwe indicatie, namelijk CTX. Hiervoor heeft de firma een overzicht gemaakt van bestaande relevante literatuur en twee historische dataverzamelingen geanalyseerd om te laten zien dat het geneesmiddel doet wat al jaren in de praktijk ervaren werd.
Sigma-tau heeft dus niet zelf ontdekt dat CDCA werkzaam is in de behandeling van CTX, maar heeft middels retrospectief onderzoek en op basis van een literatuuronderzoek de werkzaamheid en veiligheid van CDCA voor de behandeling met CTX onderbouwd. In 2017 heeft Sigma-tau de handelsvergunning overgedragen aan Leadiant.
In de periode dat CDCA Laediant als geregistreerd geneesmiddel in Nederland in de handel was stond het in de Z-index voor € 153.000,– per persoon per jaar. In de Horizonscan van het Zorginstituut Nederland wordt voor CDCA Leadiant het bedrag genoemd van € 163.000,– per persoon per jaar.
Het klopt ook dat het Amsterdam UMC mede door deze prijsstelling van CDCA Leadiant besloot om in 2018 over te gaan tot magistrale bereiding van CDCA.
Hoe verklaart u dat Leadiant onder de naam Sigma-tau hetzelfde CDCA in België verkocht voor ongeveer 8.000 euro per jaar aan kosten per patiënt?
Sigma-tau heeft CDCA als het geneesmiddel Xenbilox eerder verkocht tegen aanzienlijk lagere prijzen dan de bedragen die in het antwoord op vraag 7 worden genoemd. Met de vragensteller kwalificeer ik het zonder motivering ophogen van prijzen tot € 153.000,– of € 163.000,– inderdaad als maatschappelijk onaanvaardbaar.
Het is op zich een goede zaak als een geneesmiddel dat off-label wordt gebruikt uiteindelijk geregistreerd wordt voor de desbetreffende indicatie. Maar de prijs van het geregistreerde geneesmiddel moet wel in verhouding staan tot de geleverde inspanning. Daarvan is hier geen sprake, en ontstaat de indruk dat Leadiant misbruik maakt van de monopoliepositie die het heeft verkregen met dit weesgeneesmiddel, en naar het zich laat aanzien ook met de toelevering van de grondstof. Ik heb begrepen van het Amsterdam UMC dat de grondstoffenfabrikant die levert aan Leadiant niet bereid is om de grondstof te leveren aan het Amsterdam UMC.
De prijsstelling van CDCA Leadiant lijkt kennelijk ingegeven door het streven naar winstmaximalisatie. Ik keur het gedrag van Leadiant dan ook ten zeerste af.
Ik plan een gesprek met Leadiant om deze opvatting rechtstreeks kenbaar te maken, en met Leadiant te spreken over het belang van een acceptabele prijs.
Wat vindt u van de prijsstelling door Leadiant van het middel CDCA? Waar is deze op gebaseerd? Zou u de prijs die Leadiant vraagt kwalificeren als een vorm van «diefstal van publieke middelen» en «maatschappelijk onaanvaardbaar»?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u uw invloed aanwenden om ervoor te zorgen dat de magistrale bereiding van CDCA doorgang kan vinden? Is het niet een goede zaak als het AMC dit voor de hele Nederlandse patiëntenpopulatie zou kunnen doen?
Ik vind het een goede zaak als de magistrale bereiding in het Amsterdam UMC doorgang kan vinden. De grondstoffen die worden gebruikt moeten uiteraard wel deugdelijk zijn en voldoen aan de normen, ook in het belang van de patiënt. De inspectie kan en mag hiervoor de ogen niet sluiten.
Is het de bedoeling dat CDCA in het verzekerde pakket komt via het Geneesmiddelensysteem (GVS), bijlage 1b? Stuurt Leadiant hier op aan?
Ja. Heden is daarover bij het Zorginstituut een advies in voorbereiding. Publicatie van dit advies is voorzien in september / oktober 2018.
Is het niet wijzer om CDCA onder de medisch-specialistische zorg te scharen en via de «add-on»-systematiek te bekostigen, zodat het voor ziekenhuizen gemakkelijker is om CDCA magistraal te bereiden? Kunt u dit toelichten?
Het magistraal bereiden van geneesmiddelen kent een eigen juridisch kader. Dit bepaalt in welke situatie en voor wie geneesmiddelen magistraal bereid mogen worden. Dit kader staat los van de vraag of een geneesmiddel onderdeel uitmaakt van het basispakket en dus vergoed wordt.
De aanspraak, en daarmee de vergoeding van CDCA «verschuiven» van de extramurale, farmaceutische zorg naar de medisch specialistische zorg zal het daarom voor de ziekenhuizen niet «makkelijker» maken om dit geneesmiddel magistraal te bereiden. Zij moeten nog steeds aan hetzelfde juridische kader voldoen.
De vele berichten dat kinderen en volwassenen verdrinken in de zomerperiode |
|
Michiel van Nispen |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten van (soms hele jonge) kinderen, maar ook volwassenen die verdrinken in de zomerperiode omdat zij niet of onvoldoende zwemvaardig zijn?1 2 3 4 5 6 7 8 9
Ja. Uit de berichten wordt niet altijd duidelijk of onvoldoende zwemvaardigheid de oorzaak van de verdrinking is.
Wat is uw reactie op de observatie van de Reddingsbrigade Nederland dat te zien is dat kinderen steeds minder goed kunnen zwemmen, onder andere sinds het schoolzwemmen is afgeschaft?10 Bent u het eens met deze observatie? Kunt u uw visie geven hoe u ervoor gaat zorgen dat allé kinderen de basisschool verlaten mét minimaal een zwemdiploma, en dat eigenlijk het Zwem-ABC nodig is om voldoende zwemveilig te zijn in open water?
Met mijn brief van 17 april 2018, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1836 heb ik uw Kamer geantwoord op vragen van het lid Westerveld over zwemvaardigheden.
In dat antwoord heb ik nogmaals mijn steun aan het plan van de Nationale Raad Zwemveiligheid, om in 2020 te komen tot een nationaal plan van aanpak NL Zwemveilig en zwemvaardig, uitgesproken en toegelicht.
Ik vertrouw erop dat dit plan voldoende in gaat op de diverse aspecten die u hiervoor noemt. Zo zal dit najaar het project NL Zwemveilig, dat de Raad coördineert, inzicht bieden in de zwemvaardigheid van leerlingen van basisscholen in de jaren nadat ze hun zwemdiploma’s behaalden. Zwemveiligheid in open water is daarbij één van de speerpunten van dat project.
Uit een publicatie van het CBS op 16 augustus 2018 blijkt dat het aantal verdrinkingen in Nederland met 86 in 2017 gelijk is aan dat in 2016.
Het aantal verdrinkingen ligt de laatste 10 jaar rond de 80 waarvan gemiddeld 9 kinderen. Daarbij valt op dat het aantal verdrinkingen onder mensen met een niet-westerse migratieachtergrond verhoudingsgewijs drie keer hoger ligt dan bij mensen met een Nederlandse achtergrond. Onder jongeren uit deze doelgroep in de leeftijd tussen de 10 en 20 jaar is dat zes keer hoger.
Tegelijkertijd blijkt ook uit de CBS cijfers dat voor de gehele groep mensen met niet-westerse migratieachtergrond het aantal verdrinkingen verhoudingsgewijs daalt. In de periode 1996 tot en met 2002 verdronken nog 1,5 op de 100.000 inwoners van deze groep. In de periode 2010 tot en met 2016 was dat 33 procent minder, namelijk 1 op de 100.000 inwoners.
Ik zal richting de Nationale Raad Zwemveiligheid nogmaals benadrukken dat ze in hun plan aandacht besteden aan de voorgenoemde verschillen op grond van migratieachtergrond. Overigens is de Raad juist voor jongeren uit deze groep, samen met een aantal partners, begin juli 2018 met een mini-vlog campagne gestart om hen op de risico’s te wijzen.
Hoe gaat u in uw beleid meenemen dat juist ook de kinderen van ouders met een laag inkomen of met een niet-westerse herkomst leren zwemmen en daardoor voldoende zwemvaardig worden en blijven?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze kan volgens u het beste het bewustzijn bij kinderen en hun ouders worden vergroot dat water niet alleen plezier betekent maar ook risico’s met zich meebrengt?
Zie antwoord vraag 2.
Neemt u in uw beleid ook mee hoe kinderen en volwassenen zwemvaardig blijven, ook al hebben zij een zwemdiploma behaald, gezien de plotselinge gevaren die zich voor kunnen doen bij zwemmen in de natuur, in zee, in rivieren en in recreatieplassen? Kunt u uw antwoord toelichten? Wat verwacht u op dit gebied van het door de Reddingsbrigade Nederland, de Koninklijke Nederlandse Zwem Bond (KNZB) en de Vereniging Werkgevers in Zwembaden en Zwemscholen (WiZZ) gesloten Zwemakkoord?11
Zie antwoord vraag 2.
Kent u het Haagse initiatief ABZee, waarin kinderen en ouders een workshop krijgen hoe zij veilig en met plezier in de zee kunnen zwemmen? Deelt u de mening dat een dergelijk lesprogramma voor alle kinderen (in ieder geval die in het kustgebied wonen) noodzakelijk is? Zo ja, bent u bereid dit initiatief te verbreden en te betrekken bij de uitwerking van uw sportbeleid? Zo neen, waarom niet?12 13
Ja. Zie verder mijn antwoord onder 5.
Welke partijen zijn nu verantwoordelijk voor het toezicht op recreatieplekken en hoe effectief is dit toezicht nu volgens u? Waarom zijn beheerders van recreatieplekken nu niet verplicht om toezichthouders aan te stellen? Bent u van plan hierin maatregelen nemen, om zo goed mogelijk te voorkomen dat kinderen en volwassenen die niet voldoende zwemvaardig zijn komen te verdrinken?
Toezichthouden op zwemwater is geregeld in de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Whvbz) en onderliggend besluit (Bhvbz). De eigenaar van een badinrichting of van een zwemlocatie in oppervlaktewater dient ervoor te zorgen dat er gedurende de openstelling voldoende toezicht wordt uitgeoefend. Toezicht is niet verplicht bij peuterbaden en bij zwemlocaties in oppervlaktewater waar geen sprake is van bedrijfsmatige exploitatie.
De provincies zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving.
Het bericht 'Politie werkt in asbestpand, rapport werd ‘stilgehouden’' |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Politie werkt in asbestpand, rapport werd «stilgehouden»»?1
Ja.
Welke versie van het verhaal is waar, die van de Landelijke Eenheid, inhoudende dat de aanwezigheid van asbest bekend is op de werkvloer, of die van de ondernemingsraad die zegt niet op de hoogte te zijn van het rapport dat de aanwezigheid van asbest meldt?
Het asbestrapport voor de locatie van de Landelijk Eenheid aan de Voorwateringweg 99 in Rotterdam van maart 2018 was uitsluitend bekend bij de dienst Facilitair Management van de politie. De uitkomst van dit asbestrapport gaf geen aanleiding voor het treffen van directe maatregelen, maar wel het advies om per kwartaal een luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren, zodat een vinger aan de pols kan worden gehouden voor wat betreft de gezondheidsrisico’s. Het vervolgonderzoek naar de luchtkwaliteit, uitgevoerd door een gespecialiseerd bureau op 29 mei jl., laat vervolgens zien dat er geen direct gevaar bestaat voor de gezondheid van de medewerkers en andere gebruikers ter plekke. Helaas heeft over de metingen en de noodzaak om de daken te vervangen niet meteen communicatie met de medewerkers plaatsgevonden, dit was onzorgvuldig. Er heeft ook geen communicatie plaats gevonden over dit onderwerp met de ondernemingsraad.
Begrijpt u dat, ongeacht welke versie de ware is, de aanwezigheid van asbest ervoor zorgt dat de agenten die aldaar werkzaam zijn, zich (ernstig) zorgen maken? Zo ja, wat gaat u hier aan doen?
Ik begrijp de zorgen van de agenten en overige gebruikers van het pand over de aanwezigheid van asbest in het pand. De veiligheid en gezondheid van de agenten en overige gebruikers van het pand staat voorop. Het uitgangspunt is dat de werkgever gezonde en veilige werkomstandigheden moet bieden voor werknemers en overige gebruikers van het pand door risico’s te inventariseren en daarop doeltreffende maatregelen te nemen. De korpschef meldt mij dat, hoewel het onderzoeksrapport naar de luchtkwaliteit bevestigt dat er geen gezondheidsrisico’s zijn, inmiddels is besloten de asbesthoudende daken op de locaties in Rotterdam en Groningen vanwege brandveiligheids- en verweringsrisico’s voor de gebruikers en omwonenden op korte termijn, zo mogelijk nog in 2018, te saneren en te vernieuwen. De voorbereidingen hiervoor zijn inmiddels gestart. Medewerkers in de betreffende panden zijn hierover geïnformeerd. Ook is er voor hen op korte termijn een voorlichtingsbijeenkomst.
Vindt u dat de aanwezigheid van asbest in een bedrijfspand getuigt van goed werkgeverschap? Zo nee, wat gaat u hier aan doen?
Asbest is tot ver in de jaren tachtig van de vorige eeuw veel gebruikt bij de bouw van bedrijfspanden en woningen. Er zijn weinig panden van voor 1994 (toen het gebruik van asbest in Nederland verboden werd) waar het niet verwerkt zit. Inmiddels is 90% van de politiepanden van vóór 1994, ongeveer 350, onderzocht op de aanwezigheid van asbest, zoals wettelijk verplicht, de rest volgt op korte termijn. Bij een deel van de panden is asbest gevonden. Het gaat hier in de meeste gevallen om asbest dat is verwerkt in vensterbanken en kitvoegen en dergelijke. Dat brengt geen gevaar voor de gezondheid van de gebruikers met zich mee, maar maatregelen zijn wel nodig als er verbouwd wordt, bijvoorbeeld het vervangen van een kozijn. De maatregelen die bij dergelijke verbouwingen door de werkgever genomen worden om risico’s voor de gezondheid van de medewerkers en overige gebruikers uit te sluiten worden ook meegenomen in de communicatie in de richting van de medewerkers.
Uitzondering hierop zijn, voor zover tot op heden bekend, de twee politiepanden in Rotterdam en Groningen waar de asbest is gebruikt in de golfplaten voor het dak. Bij brand of bij grootschalige afbrokkeling van de golfplaten kunnen daar wel risico’s ontstaan voor gebruikers van het pand en omwonenden. Daarom is bij deze twee panden besloten om de asbesthoudende daken op korte termijn te saneren en vervangen.
Deelt u de mening dat het advies in het rapport om het pand «op KORTE termijn» te saneren in strijd is met de uiting van de Landelijke Eenheid namelijk dat de betreffende daken «op termijn» worden vervangen? Zo ja, gaat u er voor zorgen dat op korte termijn aan het rapport wordt voldaan? Zo nee, kunt u garanderen dat de agenten en een ieder die in het betreffende pand werkzaam is en nog zal zijn, geen gezondheidsrisico lopen?
Zie antwoord vraag 3.
De afname van het aantal duikteams bij de brandweer |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Aantal duikteams brandweer in 15 jaar gehalveerd»?1
Ja.
Is het waar dat vanwege de afname van het aantal duikteams de brandweer minder goed in staat is op het water levens te redden? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo nee, hoe kunnen met minder duikteams toch dan toch dezelfde inspanningen worden geleverd voor het redden van levens?
Er kan niet een eenduidig verband worden gelegd tussen het aantal duikteams en het redden van levens op het water. Binnen de brandweer wordt ook gebruik gemaakt van grijpreddingen en van oppervlaktereddingen om te water geraakten te redden.
Zijn u voorvallen bekend waarbij de brandweer vanwege het feit dat er geen duikteam was of vanwege een langere aanrijtijd niet op tijd kon zijn, slachtoffers zijn gevallen? Zo ja, hoe vaak komt dit voor? Zo nee, waarom niet?
Nee, die zijn mij niet bekend. De inrichting van de ondersteuning bij waterongevallen is een regionale aangelegenheid. Het regiobestuur bepaalt onder meer de opkomsttijden van de diverse teams voor deze taak van de veiligheidsregio.
Wat zijn de oorzaken van het feit dat het aantal duikteams is afgenomen? In hoeverre heeft dit te maken met de regionalisering van de brandweer?
Bij de regionalisering van de brandweer is gewerkt aan een doelmatige inrichting van de taken. Hierbij is rekening gehouden met schaalgrootte van de veiligheidsregio’s. Ook de ondersteuning bij waterongevallen is sindsdien op regionaal niveau georganiseerd wat onder meer de vermindering van het aantal duikteams tot gevolg heeft gehad.
De arbeidsveiligheid speelt ook een rol bij de verlaging van het aantal duikteams. In de loop der jaren zijn de regels en de eisen aan opleidingen en trainingen aangescherpt om duikers beter te beschermen. Het duiken bij de brandweer heeft een spoedeisend karakter en stelt daarmee extra hoge eisen aan de vakbekwaamheid van de duikers. De veiligheidsregio’s hebben om die redenen teams samengevoegd of vervangen door oppervlaktereddingsteams.
Waar is het tekort aan duikteams het grootst?
Mij hebben tot op heden geen signalen bereikt vanuit de veiligheidsregio’s dat er sprake is van een tekort aan duikteams.
Acht u het wenselijk dat iedere veiligheidsregio over een duikteam kan beschikken? Zo ja, gaat u dit verplicht stellen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het is aan het bestuur van een veiligheidsregio om te bepalen op welke wijze invulling wordt gegeven aan de ondersteuning bij waterongevallen. Regio-specifieke omstandigheden en afwegingen spelen daarbij dan een rol. Ik zie geen aanleiding om, gegeven het belang van die regionale afweging, die regelgeving aan te passen.
Wat gaat u doen om er voor te zorgen dat de brandweer beter in staat wordt gesteld levens op het water te redden?
Het is aan het bestuur van een veiligheidsregio om te bepalen of er aanvullende maatregelen nodig zijn. Er is voor mij geen aanleiding om in de verantwoordelijkheid van de besturen van de veiligheidsregio’s te treden.
De berichten 'Vliegboot Catalina uit de lucht door geldgebrek' en 'Catalina voortijdig aan de grond door motorpech' |
|
Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de artikelen «Vliegboot Catalina uit de lucht door geldgebrek»1 en «Historische Catalina voortijdig aan de grond door motorpech»?2
Ja.
Klopt het dat strengere regels en geldgebrek leiden tot het verdwijnen van dit legendarische antieke toestel uit Nederland?
Ik begrijp uit uitspraken van de heer Drost3 en de brief die de stichting vrienden van de Catalina aan de donateurs heeft gestuurd dat geldgebrek inderdaad de reden is die leidt tot het stoppen van de activiteiten van de stichting die tot nu toe de Catalina in de lucht probeerde te houden. De ILT heeft bij het toezicht op de historische luchtvaart uitvoering gegeven aan de uitkomst van een uitspraak van de Raad van State. In hoger beroep deed de Raad, in een zaak die een vergelijkbare stichting betrof, namelijk de uitspraak dat vliegen met betalende passagiers, ook al zijn dit donateurs van een stichting, conform de huidige regelgeving als een commerciële operatie gezien moet worden, hetgeen een beperking van de exploitatiemogelijkheden van de Catalina betekent.
Welke mogelijkheden zijn er regelgeving aan te passen en zo een bijdrage te leveren aan behoud van dit toestel voor Nederland? Welke mogelijkheden zijn er, bijvoorbeeld als het gaat om subsidies voor cultureel (mobiel) erfgoed, om te werken aan behoud van dit toestel in Nederland? Bent u bereid dit spoedig te bespreken met uw collega-minister, die gaat over cultureel erfgoed, en zo mogelijk naar een oplossing te zoeken?
EU nr. 216/2008 zal per 11-9-2018 vervangen worden door een nieuwe basisverordening Luchtvaartveiligheid. In deze nieuwe basisverordening zijn zowel de definitie van commerciële operaties als artikel 4.5(g) vervallen en zal het vliegen met historische luchtvaartuigen weer onder de nationale regelgeving kunnen worden uitgevoerd. De Regeling historische luchtvaart met de daarin gestelde voorwaarden is dan weer van toepassing, de basis voor het buiten werking stellen hiervan door de Raad van State is dan vervallen. De regelgeving is dan voor de Catalina geen beperkende factor aangezien onder de voorwaarden van die nationale regeling voor de historische luchtvaart weer ruimere exploitatie mogelijkheden ontstaan.
De vraag inzake de mogelijkheden voor subsidies voor cultureel(mobiel) erfgoed behoort toe aan de portefeuille van mijn collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan wie ik de vraag heb voorgelegd.
Er zijn mogelijkheden voor ondersteuning van mobiel erfgoed via onder meer het Mondriaan Fonds. In antwoord op een verzoek van de Stichting Exploitatie Catalina (SEC) voor een financiële bijdrage voor de aankoop van het toestel is dat eerder aangegeven. Ook de bond Heemschut heeft recent gepleit voor de aankoop van het toestel door het Rijk om zo het behoud van het toestel voor Nederland te garanderen. Mijn collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft begrip voor de verzoeken en voor de betekenis die de Catalina als type vliegtuig in onze geschiedenis heeft gehad (dit specifieke toestel heeft oorspronkelijk overigens dienst gedaan bij de Amerikaanse marine) en is bereid om naar mogelijkheden te kijken om het toestel in Nederland te houden. Maar een inspanning vanuit het Rijk is alleen zinvol als er ook voldoende belangstelling is bij andere partijen die het behoud en de exploitatie van het vliegtuig op zich kunnen nemen en het ook in bedrijf kunnen houden.
Waarom duurt het zo lang voordat de toezichthouder Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) een hernieuwde uitgifte kan doen van het bewijs van luchtwaardigheid? Klopt het dat de ILT niet erg meewerkend is? Zo ja, waarom zou dit het geval zijn, aangezien iedereen een dergelijk vliegend icoon zou moeten koesteren? Welke rol speelt de crash van de antieke Convair in Zuid-Afrika hier mogelijk in?
De ILT behandelt de aanvragen binnen de wettelijke termijnen en zo snel als mogelijk. In dit specifieke geval, na een ongeval in de zomer van 2017 met de Catalina, en de uitvoerige reparatie daarvan, is er diverse malen contact geweest met de eigenaar om een inspectie op het vliegtuig uit te voeren. Daarna is door de ILT binnen vijf weken – en derhalve ruim binnen de wettelijke termijn – een bewijs van luchtwaardigheid (BVL) afgegeven. Van uw veronderstelde gebrek aan medewerking bij de ILT is mij niets gebleken. De crash van de antieke Convair 340 in Zuid-Afrika heeft bij de beoordeling geen enkele rol gespeeld.
Is het mogelijk voor antieke vliegtuigen een uitzondering te maken als het gaat om het maken van commerciële rondvluchten die essentieel zijn om voldoende fondsen bijeen te krijgen voor behoud van dergelijke vliegtuigen? Waarom is regelgeving aangescherpt en tot welke gevolgen leidt dit? Welke toestellen treft dit mogelijk nog meer?
Zoals reeds gememoreerd bij vraag 3 wordt binnenkort de nationale Regeling historische luchtvaart weer van kracht waardoor het weer mogelijk wordt om onder de voorwaarden van die regeling met sponsors en/of leden/donateurs van de stichting een vlucht te maken.
Klopt het dat het watervliegtuig zeer waarschijnlijk tijdens de jaarlijkse herdenking bij het Indië-monument op 15 augustus a.s. zijn laatste rondjes boven Nederland vliegt? Zo ja, wat vindt u daarvan? Zou dat niet eeuwig zonde zijn? Maakt het feit dat inmiddels bekend is dat zelfs dat door motorpech niet meer gaat lukken, het verlies van dit cultureel vliegend erfgoed niet extra zuur?
Door nieuwe technische problemen met een motor zal het watervliegtuig dit seizoen niet meer vliegen. De Catalina heeft ook niet bij de jaarlijkse herdenking bij het Indië-monument gevlogen, wat zeker een tegenvaller was voor alle betrokkenen en belangstellenden van de jaarlijkse herdenking.
Het bericht ‘Het is een puinhoop bij RVO.nl’ |
|
Helma Lodders (VVD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Het is een puinhoop bij RVO.nl»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe de procedure is voor het overhevelen van fosfaatrechten, qua inhoud en qua tijdsverloop?
Het overdragen van fosfaatrechten start met het indienen van het formulier «fosfaatrechten overdragen» bij RVO.nl. Na ontvangst van het formulier verstuurt RVO.nl een factuur voor het betalen van de leges en controleert RVO.nl of de verkoper beschikt over voldoende fosfaatrechten. Zodra de leges zijn ontvangen voert RVO.nl de andere vereiste controles uit. Gecontroleerd wordt bijvoorbeeld of er al dan niet sprake is van lease; of er al dan niet een blokkaderecht rust op de fosfaatrechten; en of er al dan niet een beslag op de fosfaatrechten ligt. Wanneer wordt geconstateerd dat de overdracht doorgang kan vinden gaat RVO.nl na of er sprake moet zijn van afroming van 10%. RVO.nl verwerkt de overdracht van fosfaatrechten binnen 8 weken na ontvangst van de leges, tenzij uit de vereiste controles blijkt dat de overdracht (nog) niet verwerkt kan worden. Dat is bijvoorbeeld het geval als er nog een blokkaderecht aanwezig is en de hypotheekhouder akkoord moet gaan met de overdracht van de fosfaatrechten. Pas op het moment van registratie van de kennisgeving van overgang is de overgang een feit. Na registratie ontvangen de betrokken partijen elk voor hun onderneming een actueel overzicht van de geregistreerde fosfaatrechten.
Kunt u aan de hand van een fictieve casus uitgebreid aangeven welke handelingen er bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) plaats moeten vinden om fosfaatrechten over te hevelen, inclusief een toelichting op de inhoud van de handelingen en het tijdsverloop?
De procedure voor het overdragen van fosfaatrechten en de handelingen die worden verricht zijn beschreven in het antwoord op vraag 2. Indien er geen sprake is van vleesvee of van een volledige bedrijfsoverdracht, vindt een overdracht in de regel plaats ruim binnen de gestelde termijn van 8 weken na betaling van de leges. Momenteel is de doorlooptijd minder dan 4 weken (zie ook het antwoord op vraag 5).
Klopt het dat de overheveling van fosfaatrechten acht weken in beslag kan nemen?
De wettelijke termijn voor de afhandeling van de overdracht van fosfaatrechten is 8 weken, te rekenen vanaf het moment dat de leges zijn ontvangen en de termijn voor eventuele blokkade door een hypotheekhouder is verstreken.
Kunt u een overzicht geven van de doorlooptijden (overheveling fosfaatrechten) over de afgelopen maanden, per maand gerangschikt?
De gemiddelde doorlooptijd bij RVO.nl van een kennisgeving voor de overdracht van fosfaatrechten is in 2018 als volgt:
Maand van indiening kennisgeving
Doorlooptijd registratie
januari
77 dagen
februari
62 dagen
maart
46 dagen
april
48 dagen
mei
37 dagen
juni
38 dagen
juli
28 dagen
augustus
15 dagen
Deze cijfers zijn exclusief de aangehouden transacties van vleesveehouders.
Klopt het dat sommige mensen drie tot vijf maanden moeten wachten tot dit geregeld is? Zo ja, hoe vaak is dit voorgekomen?
De overdracht van fosfaatrechten is mogelijk per 1 januari 2018. In de eerste maanden van 2018 was sprake van een opstartfase, vanaf maart is de gemiddelde doorlooptijd bij RVO.nl binnen de wettelijke termijn (zie het antwoord op vraag 5). Er zijn thans circa 25 aanvragen voor overdracht van fosfaatrechten die al langere tijd in behandeling zijn. Ik verwijs hiervoor naar de betreffende paragraaf in de brief2 waar deze beantwoording als bijlage is bijgevoegd. In deze brief heb ik ook vermeld dat transacties van vleesveehouders worden aangehouden totdat hun beschikkingen zijn herzien op basis van de beleidsregel. Ik wil hiermee voorkomen dat zij in financiële problemen komen als (een deel van) hun toegekende rechten komen te vervallen, omdat deze ongeoorloofde staatssteun betreffen.
Vindt u dit wenselijk?
Nee, RVO.nl probeert een overschrijding van de wettelijke termijn zoveel mogelijk te voorkomen. Voor wat betreft de vleesveehouders streeft RVO.nl ernaar om in de tweede helft van oktober alle beschikkingen te hebben herzien. Ik realiseer mij dat het aanhouden van transacties van vleesveehouders onzekerheid geeft voor alle bij de transactie betrokken partijen. Zoals echter in de Meststoffenwet is bepaald, kan pas aanspraak worden gemaakt op van een ander bedrijf afkomstige fosfaatrechten met ingang van het tijdstip van registratie van de kennisgeving van overdracht door RVO.nl. Partijen moeten er bij het maken van verkoopafspraken dus rekening mee houden dat de transactie pas kan worden voltooid nadat deze registratie heeft plaatsgevonden. Kennisgevingen zullen normaliter zo spoedig mogelijk worden geregistreerd. In verband met de herziening van de beschikkingen van vleesveehouders, vind ik het echter van belang te voorkomen dat ten onrechte toegekende rechten worden overgedragen. Niet alleen om te voorkomen dat de herziening van het aantal rechten wordt gecompliceerd, maar ook omdat als gevolg van de aangekondigde herziening zowel voor de koper als voor de verkoper onzeker zou zijn of de voltooide overdracht rechtsgeldig is. Daarom heb ik besloten de registratie van kennisgevingen van vleesveehouders aan te houden.
Wat zou een maximale doorlooptijd voor overheveling fosfaatrechten moeten zijn?
De wettelijke termijn is 8 weken, te rekenen vanaf het moment dat de leges zijn ontvangen en de termijn voor eventuele blokkade door een hypotheekhouder is verstreken.
Herkent u de constatering in het artikel «het systeem faalt al bij kleine afwijkingen»? Zo ja, wat wordt bedoeld met kleine afwijkingen en hoe vaak is dit de afgelopen maanden voorgekomen, per maand gerangschikt? Zo nee, waarop wordt in dit artikel dan gedoeld?
Nee, ik herken de constatering niet en ik weet ook niet waarop wordt gedoeld in het artikel.
Wat is de meest voorkomende fout bij het niet goed invullen van de formulieren?
De meest voorkomende fout bij het invullen van de formulieren betreft een onvolledige verstrekking van gegevens over een eventueel op het bedrijf rustend blokkaderecht van banken of andere hypotheekverstrekkers.
Hoeveel «klachten», «telefoontjes» of andere contactmomenten zijn er de eerste zeven maanden van 2018 binnengekomen over de fosfaatrechten, de overheveling van fosfaatrechten en overige in relatie tot de fosfaatrechten? Kunt u dit weergeven in een overzicht per maand met verwijzing naar de aard van de klachten?
RVO.nl heeft de volgende klantcontacten gehad in 2018 (tot en met juli), meestal via telefoon, soms via e-mail en een enkele keer via sociale media.
2018
jan
feb
maart
april
mei
juni
juli
aug
klantcontact
3.711
2.434
2.353
1.477
1.647
2.024
2.166
1.808
waarvan signalen
51
31
67
79
50
82
190
247
Dit betrof vragen over de procedures, de termijnen en de afhandeling van bezwaren. De signalen betroffen opmerkingen over de duur van de verwerking van bedrijfsmutaties, de overdracht van fosfaatrechten en het uitblijven van een beschikking fosfaatrechten.
Kunt u een actuele stand van zaken geven over het aantal klachten of bezwaarprocedures die nog in behandeling zijn over de toewijzing van de fosfaatrechten/fosfaatbeschikking?
Met betrekking tot het fosfaatrechtenstelsel zijn beschikkingen afgegeven voor de vaststelling van de hoeveelheid fosfaatrechten per bedrijf. RVO.nl heeft in dit kader ca. 20.000 primaire besluiten genomen. Hiertegen zijn 6.795 bezwaarschriften ingediend, waarvan er op 11 september 2018 3.358 waren afgehandeld (50%). RVO.nl heeft vanaf 1 januari 2018 15 formele klachten ontvangen over fosfaatrechten. Daarvan zijn er 11 afgehandeld, de overige 4 zijn nog in behandeling.
Kunt u aangeven wanneer de verwachting is dat deze afgehandeld zijn?
RVO.nl stelt alles in het werk om de grote hoeveelheid bezwaarschriften zorgvuldig en binnen de wettelijke termijnen af te handelen. Ik verwijs kortheidshalve naar de brief over de stand van zaken van het fosfaatrechtenstelsel, waar deze beantwoording als bijlage bij is gevoegd.
Leidt de vertraging in de afhandeling tot problemen bij melkveehouders die nog niet weten waar ze aan toe zijn? Zo ja, welke problemen zijn dit? Zo nee, heeft u hierover dan ook geen signalen ontvangen?
Uit de signalen en klachten die RVO.nl ontvangt, is op te maken dat sommige melkveehouders vrezen voor financiële problemen door het verloop van de afhandeling van aanvragen en eventuele bezwaren.
Wilt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Ja.
Milieustickers in Franse steden |
|
Maurits von Martels (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel waaruit blijkt dat drie Franse steden de meest vervuilende auto's de toegang hebben ontzegd?1
Ja.
Deelt u de visie dat de (lokale) autoriteiten in Frankrijk eenzijdig een ingewikkeld systeem van milieustickers voor auto’s hebben ontwikkeld dat voor buitenlandse toeristen amper te begrijpen en na te leven is?
Franse steden nemen maatregelen om een goede luchtkwaliteit te waarborgen en de gezondheid van inwoners te beschermen. Het is met name lastig voor de Nederlandse automobilist om rekening te houden met tijdelijke milieuzones. Ik kan mij vinden in het advies van de ANWB aan alle Nederlandse vakantiegangers die Frankrijk bezoeken om ongeacht de bestemming ruim voor vertrek de juiste sticker aan te schaffen. Deze zijn online voor een geringe vergoeding aan te vragen. De ANWB geeft daarbij tips over het invullen van de aanvraag, zie https://www.anwb.nl/vakantie/frankrijk/informatie/milieuzones. Ter plaatse worden de weggebruikers onder andere via matrixborden geïnformeerd welke toegangseisen van kracht zijn.
Klopt het dat de overheid aldaar per dag kan besluiten grote steden te verklaren tot een zone waarin alleen auto’s met een sticker mogen komen of zelfs bepaalde auto’s in het geheel niet meer mogen komen? Zo ja, op welke wijze zouden Nederlandse toeristen zich op de hoogte moeten stellen van dergelijke wetgeving?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de aanschaf van de benodigde milieusticker voor bijvoorbeeld een stad als Lyon 2 tot 3 weken voor vertrek gekocht moet zijn, terwijl die alleen online verkrijgbaar is?
Dat klopt.
Is het u bekend hoeveel Nederlandse toeristen de dupe zijn geworden van deze werkwijze van invoeren en handhaven van milieuzones?
Dat is mij niet bekend.
Deelt u de gedachte dat de veelheid aan verschillende soorten milieustickers in Europese landen en steden begint te lijken op het bekende bos waarvan we de bomen niet meer zien? Zo ja, bent u bereid om in Europees verband te pleiten voor afstemming, stroomlijning en eenduidigheid van milieustickers en -vignetten?
Ik pleit in Europa voor effectieve handhaving via automatische nummerplaatherkenning. Door de verschillende systemen op dit punt te stroomlijnen, wordt ook de aanschaf van stickers overbodig.
Met het geharmoniseerde systeem voor milieuzones in Nederland, waarvan ik de contouren 29 juni jl. aan uw Kamer heb gestuurd2, sluit ik zo veel mogelijk aan bij de systemen van onze buurlanden en de Euronormen van de voertuigen, zodat de toegangseisen voor weggebruikers, inclusief de buitenlandse, duidelijk zijn.
Het bericht dat particulier onderwijs een vlucht neemt |
|
Peter Kwint |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Kent u het bericht dat particulier onderwijs de afgelopen jaren sterk is gegroeid?1 Wat is uw reactie daarop?
Ja. Hoewel het aantal particuliere scholen de afgelopen jaren inderdaad sterk is gegroeid, volgt nog altijd slechts een zeer beperkt deel van de Nederlandse leerlingen particulier onderwijs.
Waarom kiezen volgens u ouders steeds vaker voor particulier onderwijs, zowel qua basisschool, middelbare school als particulier schaduwonderwijs? Deelt u de analyse van Particulier Onderwijs Nederland dat vooral de teruglopende kwaliteit van het regulier onderwijs de oorzaak is van deze vlucht naar het particulier onderwijs?
Ik deel de analyse van Particulier Onderwijs Nederland niet. Hoewel de prestaties van bekostigde scholen van elkaar verschillen, beoordeelt de inspectie de kwaliteit van het onderwijs op bijna alle scholen als voldoende. Het onderwijs in Nederland is van goede kwaliteit. Ouders hebben verschillende redenen om te kiezen voor particulier onderwijs.
Wat is uw reactie op de constatering van Particulier Onderwijs Nederland dat reguliere klassen te vol zijn en leraren te druk zijn?
Leraren moeten voldoende tijd en ruimte hebben om lessen voor te bereiden en zichzelf te ontwikkelen. Dat komt de kwaliteit van het onderwijs ten goede. Dat leerkrachten werkdruk ervaren is me bekend en dat is ook erkend door het kabinet. Voor het primair onderwijs is het werkdrukakkoord afgesloten. Voor het voortgezet onderwijs richten we ons op de ruimte die nog binnen de huidige juridische en financiële kaders te vinden is voor leraren. In het najaar kom ik daartoe met een publicatie over ruimte in regelgeving.
Constateert u een verschil in de onderwijskwaliteit tussen particulier en regulier onderwijs? Is daarin een toe- of afname waarneembaar?
Dat kan ik in zijn algemeenheid niet zeggen. De inspectie houdt toezicht op zowel bekostigde als particuliere scholen. In beide gevallen toetst de inspectie aan de deugdelijkheidseisen, maar bij particuliere scholen zijn deze eisen beperkter van karakter.
Vindt u het wenselijk dat steeds meer ouders ervoor kiezen om hun kind particulier onderwijs te laten volgen?
Ik hecht veel waarde aan de vrijheid van onderwijs. Zolang wordt voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de Leerplichtwet 1969, zijn ouders vrij om hun kind op de school die zij voor hem of haar het meest geschikt achten in te schrijven.
Ziet u een rol weggelegd voor het Ministerie van OCW in het voorkomen dat ouders kiezen voor particulier onderwijs? Zo ja, welke rol zou dit dan zijn?
Zoals ik in het antwoord op vraag 5 heb aangegeven, hecht ik veel waarde aan de vrijheid van onderwijs. Ik zie dan ook geen reden om vanuit het ministerie ouders te ontmoedigen hun kind in te schrijven op een particuliere school.
Wat zijn volgens u de belangrijkste redenen waarom ouders de keuze voor particulier onderwijs maken? Deelt u de constatering van Particulier Onderwijs Nederland dat hier een risico van tweedeling op de loer ligt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om deze tweedeling en toename van kansenongelijkheid te keren?
In de meest recente Staat van het Onderwijs 2016/2017 is te lezen dat inspecteurs op particuliere exameninstellingen vaak horen dat de individuele aandacht die leerlingen dankzij de kleinschaligheid op de particuliere school krijgen, de doorslaggevende factor is bij de keuze voor dit onderwijstype. Uit eerder onderzoek blijkt dat de wijze van leren of lesgeven, de visie op de ontwikkeling van kinderen, meer persoonlijke begeleiding en de manier waarop particuliere scholen met opvoedkundige vraagstukken omgaan een belangrijke rol spelen in de keuze van ouders voor een particuliere school.2
Ik realiseer me dat iedere vorm van betaalde (extra) ondersteuning of particulier onderwijs het risico van tweedeling in zich draagt. Mijn uitgangspunt is echter dat het reguliere onderwijs leerlingen voldoende kansen biedt om hun talenten te ontplooien. Dat is van groot belang, omdat alle kinderen in Nederland recht hebben op goed onderwijs, mede met het oog op het voorkomen van sociale tweedeling. Het mag niet uitmaken wat je ouders verdienen of welk diploma zij hebben gehaald. Alle talent moet kansen krijgen. Het is een taak van de school om met verschillen tussen leerlingen om te gaan. Daarom zet ik in op meer maatwerk in het reguliere onderwijs. Anderzijds kan het onderwijs niet tegemoet komen aan iedere wens en behoefte van elke afzonderlijke deelnemer. Ouders zijn vrij om gebruik te maken van het onderwijsaanbod dat de particuliere sector biedt, of om in aanvulling op het reguliere onderwijsaanbod aanvullende ondersteuning in te kopen voor hun kinderen.
Heeft u enig inzicht in de gemiddelde kosten voor ouders die gepaard gaan met de keuze voor particulier onderwijs?
Er zijn grote verschillen in de inrichting en visie tussen particuliere scholen, evenals in de bedragen die ouders betalen om hun kinderen aan een dergelijke school onderwijs te laten volgen. Zo zijn er scholen waar het volgen van onderwijs € 3.600,– per jaar kost, maar ook scholen waar het schoolgeld € 27.900,– per jaar bedraagt. Een gemiddelde is niet te geven, maar zou ook geen helder beeld bieden omdat de bedragen die scholen vragen zo sterk uiteen lopen.
Kunt u deze vragen te beantwoorden ruim voor het algemeen overleg over schaduwonderwijs op 17 oktober 2018?
Ja.
Het bericht 'Personeel Arduin slaat alarm' |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Personeel Arduin slaat Alarm»?1
Ja.
Zijn er meer instellingen voor gehandicaptenzorg die te kampen hebben met personeelstekort of staat de kwestie Arduin op zich zelf?
Tekort aan personeel is één van de belangrijkste uitdagingen waar instellingen binnen de zorg mee te maken hebben. Dit geldt ook voor de gehandicaptenzorg. De arbeidsmarkt in de regio Zeeland is daarbij relatief krap.
Met het actieprogramma «Werken in de zorg» zetten we vol in op het tegengaan van personeelstekorten in de zorg.
Hoe kan het dat dit incident zich heeft voorgedaan, ondanks dat de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) Arduin al in de gaten houdt?
De inspectie volgt Arduin intensief, zo blijkt ook uit mijn beantwoording van eerdere Kamervragen2. Uiteraard worden ook de signalen uit de brandbrief hierin meegenomen. Arduin moet de inspectie iedere 3 maanden informeren over de voortgang van de verbetermaatregelen die zijn genomen ten behoeve van goede en veilige zorg. Daarnaast brengt de inspectie onaangekondigde bezoeken aan locaties van Arduin om te onderzoeken of de benodigde verbetermaatregelen zijn genomen en de geboden zorg veilig is. Waar nodig legt de inspectie maatregelen op om de kwaliteit en de veiligheid van de zorg te borgen. Zo heeft zij onlangs bij locatie Aagtekerke een bevel opgelegd. De inspectie blijft de situatie in Aagtekerke en ook bij Arduin in het algemeen intensief volgen. Hierbij wordt ook de regionale situatie in ogenschouw genomen.
Desondanks kunnen zich te allen tijde incidenten voordoen. Dit is betreurenswaardig en ingrijpend voor alle betrokkenen. De bestuurder van de instelling dient hier adequaat op te acteren, opdat herhaling wordt voorkomen.
Is de brandbrief van het personeel van Arduin voldoende aanleiding voor de IGJ om nadere maatregelen te nemen? Zo ja, welke nadere maatregelen worden door de IGJ genomen richting het bestuur en de raad van toezicht van Arduin?
Zie antwoord vraag 3.
Welke maatregelen kan het personeel nemen indien ze constateren dat er te weinig personeel is om de zorg in een instelling voor gehandicaptenzorg op adequate wijze te verlenen?
Indien personeel zorgen heeft over het op adequate wijze kunnen verlenen van zorg vanwege personeelstekort, kunnen ze dat in eerste instantie aankaarten bij hun leidinggevende, het bestuur en de Ondernemingsraad. Ook kunnen ze wanneer de kwaliteit van zorg in het geding dreigt te raken een melding doen bij de inspectie.
Op welke wijze biedt het actieprogramma Werken in de Zorg mogelijkheden voor instellingen in de gehandicaptenzorg om voldoende personeel aan te trekken?
Met het actieprogramma «Werken in de zorg» zetten we samen met andere partijen (ondermeer werkgevers, werknemers, onderwijs, medeoverheden en zorginkopers) vol in op het tegengaan van personeelstekorten. Dat doen we langs drie actielijnen:3 Meer kiezen voor de zorg, 2 Beter leren in de zorg en4 Anders werken in de zorg.
Met name actielijn 1 (Meer kiezen voor de zorg) richt zich op het aantrekken van extra personeel. Met de wervingscampagne «IK ZORG» zetten we samen met het veld in op het (weer) interesseren van mensen voor Zorg en Welzijn. Daarbij is ook aandacht voor de gehandicaptensector. Via actiecentra in elke regio worden geïnteresseerden – eventueel na loopbaanoriëntatie – toegeleid naar een opleiding en/of een baan in de zorg op maat. Met Sectorplanplus faciliteren we instellingen bij het scholen van nieuwe medewerkers.
Alleen inzetten op meer medewerkers is echter onvoldoende. Het moet ook anders en beter. De actielijn «Beter leren in de zorg» richt zich ondermeer op het stimuleren van uitdagende vormen van onderwijs, zoals leren in de praktijk en cross-overs, zodat meer leerlingen en studenten hun opleiding afmaken. Via de actielijn «Anders werken in de zorg» zetten we in op het behouden van mensen voor de zorg doordat het werk gezonder is, er minder werkdruk, minder ziekteverzuim, minder agressie en meer werkzekerheid is. En door inzet op meer gebruik van innovatie en technologie ter ondersteuning van medewerkers. Door de talenten van medewerkers beter te benutten en medewerkers in te zetten waarvoor ze zijn opgeleid – zonder overbodige administratieve lasten – blijft er meer tijd over voor de patiënt.
Is de instelling Arduin actief betrokken bij de regionale arbeidsmarktplannen die onderdeel uitmaken van het actieprogramma Werken in de Zorg?
Ja, Arduin is deelnemer aan het regionale actieplan aanpak tekorten in de regio Zeeland.
Het bericht ‘Geen reactie op uitstelverzoek door storing bij fiscus’ |
|
Helma Lodders (VVD), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het feit dat er tussen 10 april en 20 juli 2018 een aantal bevestigingen en/of afwijzingen op een uitstelverzoek door een technische storing bij de Belastingdienst niet zijn verstuurd?1
Ja.
Wanneer is deze technische storing aan het licht gekomen en wanneer is deze opgelost?
Nog in de eerste helft van april is geconstateerd dat er sinds 10 april bij de verzoeken om uitstel geen schriftelijke reacties werden verzonden. Voor dit probleem is op 20 juli een oplossing gerealiseerd in de ICT-omgeving. Voor de tussenliggende periode is een handmatig proces ingericht om er voor te zorgen dat de reacties toch werden verzonden. Medio juli bleek echter dat in deze tussenliggende periode, ondanks het handmatige proces, een groot aantal schriftelijke reacties toch niet is verstuurd. Het betrof hier de verzoeken om uitstel voor de middelen inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, erfbelasting en uitstel voor de opgaaf wereldinkomen (zie ook antwoord op vraag 3). De verzoekers (particulieren en intermediairs) zijn of worden op korte termijn middels een excuusbrief geïnformeerd inclusief een toelichting op de verlate verzending. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de gehele periode intermediairs via elektronische weg wel een terugkoppeling van hun verzoek hebben gehad (het zogenaamde SBU bericht).
Kunt u aangeven om welke aantallen bevestigingen en/of afwijzingen het gaat? Zo nee, waarom niet?
Onderstaande tabel geeft het aantal aanvragen voor uitstel per middel weer voor de tussenliggende periode zoals bedoeld in het antwoord op vraag 2. Van de 29.203 verzoeken gaat het om 380 afwijzingen. Van het totaal aantal verzoeken zijn er 4.931 ingediend door intermediairs.
Inkomensbelasting
21.205
Vennootschapsbelasting
6.836
Niet in Nederland belastbaar inkomen (NINBI)
280
Erfbelasting
882
Wat vindt u ervan dat de Belastingdienst de mensen in deze kwestie voor vragen heeft verwezen naar de BelastingTelefoon, terwijl de BelastingTelefoon ervan uitging dat er minder telefoontjes zouden plaatsvinden?
Bij een verstoring staat het belang van de belastingplichtige voorop. De BelastingTelefoon is dan een van de kanalen die kan worden ingezet om belastingplichtigen te informeren. De leiding van de BelastingTelefoon wordt meegenomen in de verstoring en past indien noodzakelijk en mogelijk de capaciteit aan.
Bij een dergelijke verstoring wordt een melding gedaan in het verstoringenhoekje op de website om belastingplichtigen te informeren. In het verstoringenhoekje is met betrekking tot deze verstoring op 3 augustus de volgende tekst opgenomen:
Intermediairs hebben doordat zij via de BelastingTelefoon direct worden doorverbonden met de afdeling geen extra wachttijden ervaren.
Heeft de betreffende afdeling van de Belastingdienst waar de technische storing is opgetreden voorafgaand aan de doorverwijzing naar de BelastingTelefoon contact opgenomen met het dienstonderdeel BelastingTelefoon? Zo nee, waarom niet?
Nadat gebleken was dat een groot aantal schriftelijke reacties niet was verzonden is dit als «damage» aangemerkt en is, als onderdeel van de bijbehorende procedure, contact geweest met het onderdeel klantinteractie en services (KI&S) waar de BelastingTelefoon en de website onderdeel van uitmaken om de communicatie af te stemmen. Dit heeft geleid tot het verstoringenbericht dat op 3 augustus is geplaatst. Voor een omschrijving van deze procedure verwijs ik u graag naar het antwoord op vraag 6.
Hoe is de procedure in voorkomende gevallen vastgelegd (bijvoorbeeld: afdeling x van de Belastingdienst constateert een storing of fout en verwijst mensen naar de BelastingTelefoon, op welke wijze gebeurt dit, welke maatregelen worden getroffen, wordt er extra personeel ingezet, enzovoorts)?
De procedure die in werking treedt bij een verstoring is de damageprocedure. Een damage is een verstoring in het primaire proces die leidt tot ongewenste effecten bij stakeholders van de Belastingdienst. Deze procedure richt zich op het voorkomen van (nog meer) foutproductie,- het herstel van het proces en nazorg om gevolgschade te herstellen. De procedure start bij de melding van een incident door een medewerker. Zodra een melding wordt gedaan treedt het incidentmanagementproces in werking. Na kwalificatie als verstoring wordt een regisseur benoemd. Deze formeert een tafel waaraan alle betrokken afdelingen en disciplines aanschuiven. Deze tafel analyseert de verstoring en formuleert oplossingsvoorstellen voor de beslisser. De beslisser overlegt met de ketenmanagers over de te volgen route en de keuze voor een oplossingsrichting. In het gehele proces is aandacht voor de communicatie richting belastingplichtigen. Onderdeel van de procedure is dat de storing wordt gemeld op de website van de Belastingdienst in het Verstoringenoverzicht. Indien de ernst of de omvang van de verstoring daar om vragen wordt de Staatssecretaris geïnformeerd via een spoednotitie. Deze afweging wordt gemaakt in overleg met de DG.
Kunt u aangeven of de afdeling Centrale Verwerking Uitstelregeling (CVU) met wachttijden te maken heeft?
De afdeling Centrale Verwerking Uitstelregeling (CVU) heeft met wachttijden te maken. Deze afdeling is geen onderdeel van de BelastingTelefoon. De wachttijden bij de CVU zijn relatief kort.
In onderstaande tabel is de gemiddelde wachttijd per maand voor intermediairs die bellen naar de afdeling CVU weergegeven:
januari 2018
1.495
268
0:57
februari 2018
1.691
201
0:45
maart 2018
2.843
308
0:56
april 2018
2.747
285
0:55
mei 2018
2.430
317
1:02
juni 2018
3.227
311
1:05
juli 2018
3.936
382
1:02
Kunt u per maand een overzicht geven van de wachttijden bij de BelastingTelefoon voor belastingadviseurs?
In onderstaande tabel is de gemiddelde wachttijd per maand voor intermediairs opgenomen:
01–2017
15
02–2017
18
03–2017
17
04–2017
19
05–2017
18
06–2017
17
07–2017
18
08–2017
16
09–2017
14
10–2017
13
11–2017
15
12–2017
17
01–2018
17
02–2018
21
03–2018
19
04–2018
19
05–2018
27
06–2018
37
Deze wachttijd is kort omdat de intermediairs via de BelastingTelefoon via een speciale toegangscode rechtstreeks worden doorverbonden.
Klopt het dat een op de vier belastingadviseurs afhaakt vanwege de lange wachtrij? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Nee dit klopt niet. Op de website belastingdienst.nl publiceren wij open data, waaronder een bestand met geaggregeerde informatie over onze wachttijden. Deze data is door de media gebruikt voor een artikel over wachtrijen bij de BelastingTelefoon. Dit artikel bevatte een op basis van deze data juiste analyse van de ontwikkeling van de wachttijden op diverse werkstromen. Hierdoor is het beeld ontstaan dat ca. 250.000 intermediairs (één op de vier) zijn afgehaakt in de wachtrij. Na publicatie van het artikel is een analyse gedaan van de cijfers die zijn gebruikt. De conclusie is dat er sinds maart onjuiste data in het open databestand zat die de wachttijden van de werkstroom intermediairs betrof. De feitelijke situatie op basis van de juiste informatie is dat er ca. 24.000 intermediairs zijn afgehaakt in de wachtrij. De wachttijden die in het antwoord op vraag 7 en 8 zijn vermeld laten tevens zien dat dit niet aan de orde is.
Hoe wilt u de bereikbaarheid voor belastingadviseurs die particulieren en kleine ondernemers bijstaan verbeteren?
Zoals uit mijn antwoord op vraag 9 blijkt is er feitelijk geen situatie dat de bereikbaarheid bij de intermediairs om extra maatregelen vraagt. In mijn beantwoording van de Kamervragen van 9 juli jl. heb ik aangegeven dat ik 160 fte extra capaciteit beschikbaar stel om de bereikbaarheid van de BelastingTelefoon weer op het niveau te brengen van de 1e helft 2017 en 50 fte voor het verbeteren van de kwaliteit van beantwoording van de wet- en regelgevingsvragen.2
Wilt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Ja.
De storing in kerncentrale Borssele |
|
Sandra Beckerman |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u op de hoogte gesteld van de recente storing in de kerncentrale Borssele, waarbij de kerncentrale is stilgelegd?1
Ja.
Hoe oordeelt u over het feit dat dit de derde storing is binnen een jaar? Waar ligt het aan dat drie keer in zo'n korte tijd vitale onderdelen van deze kerncentrale het hebben begeven?
Om conclusies te trekken over een ongewone gebeurtenis (met als mogelijk gevolg een afschakeling) is het noodzakelijk om de totale impact van een gebeurtenis op de veiligheid van een installatie en de omgeving te beoordelen. Zoals bij complexe industriële installaties is het bij kerncentrales niet ongebruikelijk dat er ongewone gebeurtenissen plaatsvinden. Sinds 2015 hebben er in de kerncentrale Borssele in totaal 15 ongewone gebeurtenissen plaatsgevonden. Uit zowel de aard als het aantal ongewone gebeurtenissen en afschakelingen bij de kerncentrale Borssele is geen patroon af te leiden. Overigens is bij een ongewone gebeurtenis in een kerncentrale de veiligheid geborgd door back-up systemen in combinatie met veiligheidsvoorzieningen, bijvoorbeeld het automatisch afschakelen van de reactor en voorzieningen in het ontwerp om te voorkomen dat radioactiviteit naar buiten komt.
Is er voor u of voor de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) aanleiding om hier een patroon in te zien? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Op welk niveau van de International Nuclear and Radiological Event Scale (INES) bevinden de incidenten van het afgelopen jaar zich?
Alle ongewone gebeurtenissen bij de kerncentrale Borssele zijn sinds 2015 tot op heden ingeschaald op INES-0. Geen van de gebeurtenissen heeft een significante impact gehad op de veiligheid van de installatie.
Voorlopig is de ongewone gebeurtenis van 4 augustus jl. ingeschaald op INES-0. De inschaling van deze ongewone gebeurtenis zal na nader onderzoek en analyse definitief worden vastgesteld.
Waarom is er niets over de laatste storing op de tijdlijn van ongewone gebeurtenissen op de site van de ANVS geplaatst?2 Hoe verhoudt dit zich tot de aanbeveling van de Onderzoeksraad voor Veiligheid om sneller en beter duiding te geven over incidenten in kerncentrales?3
De informatievoorziening over de ongewone gebeurtenis is, conform de wettelijke regels4, verricht door de vergunninghouder Electriciteits Produktiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ). Op 4 augustus jl. heeft EPZ volgens vergunningsvoorschrift melding gedaan aan de ANVS en ook de veiligheidsregio op de hoogte gesteld. Later diezelfde dag heeft de ANVS erop toegezien dat EPZ middels een bericht op haar website het publiek informeerde over de gebeurtenis en vervolgens heeft de ANVS via twitter verwezen naar die berichtgeving.
De ANVS heeft op 4 augustus contact gehad met de veiligheidsregio en de nucleaire toezichthouder van België geïnformeerd (Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle) in lijn met de aanbevelingen van het rapport5 van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Vervolgens heeft de ANVS op 7 augustus jl. de ongewone gebeurtenis vermeld op haar website in de tijdlijn ongewone gebeurtenissen, toen details over de achtergrond, oorzaak en mogelijke consequenties van de ongewone gebeurtenis duidelijk waren. Zoals gesteld is de desbetreffende ongewone gebeurtenis voorlopig beoordeeld als INES-0: een kleine afwijking zonder veiligheidsconsequenties.
Plastic als belangrijke bron van broeikasgas |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de resultaten van het onlangs gepubliceerde wetenschappelijk onderzoek, waaruit blijkt dat plastics die terechtkomen in de natuur en in oceanen een belangrijke bron van broeikasgassen vormen?1
Ja.
Zijn er schattingen van de omvang van de broeikasgasuitstoot veroorzaakt door zwerfplastics in Nederland? Zo ja, welke schattingen zijn er? Zo nee, bent u bereid tot onderzoek en monitoring hiernaar?
Nee, er zijn voor zover bekend geen schattingen van de omvang van de broeikasgasuitstoot veroorzaakt door zwerfplastics, noch in Nederland, noch elders in de wereld. Het artikel waar de vragen op gebaseerd zijn meldt, op basis van eigen analyses, dat de hoeveelheid methaan die momenteel vrijkomt veroorzaakt door zwerfplastics niet significant is ten opzichte van de wereldwijde emissie. Gegeven de nog steeds stijgende plasticproductie en de hoeveelheden die daarvan in het milieu terecht komen zouden de emissies in de toekomst naar hun mening echter wel degelijk relevant kunnen worden. Hiervoor is meer onderzoek nodig. De Emissieregistratie van het RIVM zal het internationale onderzoek op dit terrein volgen en beoordelen of verder onderzoek en/of monitoring opportuun is.
Wordt in het klimaatbeleid al rekening gehouden met de uitstoot aan broeikaskassendoor zwerfplastics? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet en bent u voornemens dit alsnog te doen?
Er wordt in het klimaatbeleid momenteel geen rekening gehouden met de uitstoot aan broeikasgassen door zwerfplastics omdat dit tot nu toe niet beschouwd is als relevante emissiebron met een substantiële emissie. Indien uit verder (internationaal) onderzoek blijkt dat dit wel het geval is, zullen we deze emissiebron bij het toekomstig klimaatbeleid betrekken.