Het bericht interim gezaghebber stapt per onmiddellijk op |
|
André Bosman (VVD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «interim gezaghebber stapt per onmiddellijk op»?1
Ja.
Is hier sprake van een vertrouwensbreuk tussen het Bestuurscollege en de interim gezaghebber?
Door de in het artikel genoemde ontwikkelingen kan men spreken van een verstoorde relatie tussen de gedeputeerden en de waarnemend gezaghebber. De negatieve bejegening die zij door de genoemde ontwikkelingen ervaarde en de negatieve berichtgeving heeft haar doen besluiten haar functie per direct neer te leggen. Mevrouw Betancourt heeft zich echter na een gesprek met de waarnemend Rijksvertegenwoordiger gelukkig bereid getoond haar termijn tot 1 februari uit te dienen. Ik heb mevrouw Betancourt persoonlijk bedankt voor haar inzet, met name voor haar inzet in de periode dat de gezaghebber vanwege familieomstandigheden niet in staat was het ambt te vervullen.
Welke consequenties heeft dit ontslag voor de bestuurbaarheid van Bonaire?
Een waarnemend gezaghebber neemt de functie van de gezaghebber waar in geval van zijn of haar afwezigheid. Mevrouw Betancourt heeft, na gesprek met de waarnemend Rijksvertegenwoordiger, haar functie vervuld tot het moment dat haar benoeming op 1 februari afliep. Dit sloot aan op de aanvang van de benoeming van de nieuwe waarnemend gezaghebber, de heer Curvin George. Hiermee heeft het geen directe consequenties voor de bestuurbaarheid van Bonaire.
In hoeverre is hier nog sprake van goed bestuur?
De verschillende wisselingen van én binnen bestuurscolleges, alsmede de wisselingen in de Eilandsraad, zijn een nadrukkelijk punt van zorg. De snelle opeenvolging van bestuurscolleges en de gepolariseerde politieke situatie draagt niet bij aan stabiel bestuur, dat er in slaagt beschikbare budgetten om te zetten in betekenisvolle verbeteringen in het leven van burgers. Met de Gezaghebber, het Bestuurscollege en de leden van de Eilandsraad heb ik hier indringend over gesproken tijdens mijn bezoek aan Bonaire begin januari 2018. Ik heb het Bestuurscollege opgeroepen om dit te verbeteren. Tevens is er concreet afgesproken dat het Bestuurscollege zo spoedig mogelijk een breed gedragen actieplan opstelt, waaraan het kabinet waar mogelijk een bijdrage levert. Hierbij moet uiteraard wel aan de voorwaarden van goed bestuur en financieel beheer worden voldaan, zoals neergelegd in het Regeerakkoord. Over de gemaakte afspraken heb ik uw Kamer geïnformeerd bij brief van 18 januari 2018, waarin ik verslag doe van mijn kennismakingsreis naar de Benedenwindse eilanden.
In hoeverre bent u het eens dat deze bestuurlijke onzekerheid niet langer mag voortduren?
Zie antwoord vraag 4.
Wat gaat u er aan doen om de bestuurbaarheid te waarborgen?
Zie antwoord vraag 4.
De slechte omgang van de politie met zieken |
|
Ronald van Raak |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Waarom houdt de politieorganisatie zich niet aan de afspraken op het moment dat agenten ziek worden en hulp nodig hebben?1
Goed werkgeverschap, vanuit de waardering voor het vaak moeilijke werk van de agenten, heeft de volle aandacht binnen de politieorganisatie. Het terugbrengen van verzuim en het goed helpen re-integreren van collega’s is daarbij speerpunt.
Loonsancties volgen als het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) vindt dat er onvoldoende informatie over ziektegevallen is verstrekt of als er volgens het UWV niet op de juiste wijze is geprobeerd een medewerker weer aan de slag te krijgen. Dit betekent niet automatisch dat er een gebrek aan aandacht of waardering voor de medewerker is. Wel is het zo dat als gevolg van de reorganisatie een aantal (administratieve) werkprocessen bij de politie de afgelopen jaren niet op orde was. De stijging in het aantal opgelegde sancties kan onder andere hierdoor worden verklaard. Er worden inmiddels extra inspanningen verricht, zie het antwoord op vraag 6.
Begrijpt u dat agenten het gebrek aan aandacht en re-integratie zien als een gebrek aan waardering voor hun werk?
Zie antwoord vraag 1.
Begrijpt u dat de slechte omgang met zieke collega’s het vertrouwen van agenten in de Nationale Politie verder doet afnemen?
Omdat een goed re-integratiebeleid van belang is, is in 2016 in samenspraak met de politievakorganisaties nieuw beleid vastgesteld. Recent is een evaluatieonderzoek uitgevoerd. De uitkomsten hiervan neemt de korpschef mee in het plan van aanpak voor het terugdringen van ziekteverzuim. Conform toezegging zal ik u dit plan van aanpak voor het mei-reces aanbieden2.
Onderkent u het probleem dat de roosters steeds moeilijker worden gevuld en veel agenten in hun werk worden overvraagd?
De politieorganisatie moet ervoor zorgen dat er een juiste balans wordt gezocht tussen het welzijn van de medewerker en het verrichten van de politietaak met de beschikbare capaciteit.
Voor de concrete maatregelen die momenteel worden getroffen op het gebied van capaciteitsmanagement verwijs ik u naar bijlage 1 van de Voortgangsbrief Politie, die op 20 december 2017 aan uw Kamer is verzonden.3
Klopt het dat het moeilijk vullen van de roosters een reden is dat agenten soms langer moeten doorwerken dan wenselijk is?
Zie antwoord vraag 4.
Waarom zijn de administratie en de dossiers van zieke werknemers bij de Nationale Politie nog altijd niet op orde?
De politie maakt sinds 1 januari 2015 gebruik van een landelijk registratiesysteem voor verzuimdossiers. Op dit moment voldoet meer dan 80% van de verzuimdossiers aan de Wet verbetering Poortwachter, zoals toegezegd door mijn voorganger.4 Dat percentage neemt toe door extra inspanningen die op dit gebied worden verricht.
Erkent u dat de politievakbonden weinig vertrouwen meer hebben dat de problemen rondom ziekte en roosters worden opgelost?
Er vindt doorlopend overleg plaats met de politievakorganisaties, ook over de problemen met ziekte en roosters.
Begrijpt u dat de slechte omgang met zieke agenten voor nieuwe collega’s geen aanmoediging is om bij de Nationale Politie te blijven?
Zie antwoord vraag 3.
Begrijpt u dat de berichten over de slechte behandeling van agenten jonge mensen niet aanmoedigt om zelf bij de politie te gaan?
De politie zet zich iedere dag in om goede personeelszorg te bieden en een aantrekkelijk werkgever voor iedereen te zijn. Voor hoogopgeleiden onder 45 is de politie in 2017 voor de derde keer door Intermediair uitgeroepen tot de favoriete werkgever in de non-profit sector.5
Welke maatregelen gaat u nemen om te voorkomen dat de Nationale Politie vanaf nu nog boetes krijgt van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)?
Een verbeterde registratie van het verzuim, het toenemend aantal verzuimdossiers dat voldoet aan de Wet Verbetering Poortwachter en de inspanningen van het korps op het gebied van het re-integratiebeleid zullen naar verwachting bijdragen aan het verminderen van het aantal opgelegde loonsancties. Voor het terugdringen van het verzuim bij de politie binnen twee jaar tot een significant lager percentage zal ik uw Kamer voor het mei-reces een plan van aanpak sturen, zoals ik ook heb aangegeven in antwoord op vraag 3 en 8. In dat plan komt specifiek aandacht voor het daarvoor benodigde instrumentarium voor leidinggevenden bij de politie.
De plotselinge versobering van het nabestaandenpensioen |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Kunt u zich herinneren dat op grond van het besluit van uw voorganger (Besluit van 6 november 2015, nr. BLKB2015/830M (Stcrt. 2015, 40404)) het mogelijk was om een knip aan te brengen in het nabestaandenpensioen, zodat het hoger nabestaandenpensioenpercentage op de jaren voor 2015 van toepassing bleef en het lagere percentage daarna?
Ja, de mogelijkheid van deze knip in het partner- en wezenpensioen op risicobasis was opgenomen in onderdeel 11.2 van het besluit van 6 november 2015, nr. BLKB2015/830M (Stcrt. 2015, 40404). Bij de actualisering van het besluit is deze goedkeuring overgenomen in onderdeel 10.2 van het besluit van 24 november 2017, nr. 2017-126948 (Stcrt. 2017, 70301). De goedkeuring is inhoudelijk niet gewijzigd en de knip in het nabestaandenpensioen op risicobasis is dus nog steeds mogelijk.
Weet u hoeveel pensioenregelingen en hoeveel deelnemers een pensioenknip in het partnerpensioen hebben?
Nee, deze gegevens zijn alleen bekend bij de pensioenuitvoerders die de knip in het nabestaandenpensioen op risicobasis hebben aangeboden.
Kunt u zich herinneren dat op basis van de Witteveenwetgeving eindloonregelingen een hogere franchise kenden voor het nabestaandenpensioen dan middelloonregelingen, maar dat middelloonregelingen die hun nabestaandenpensioen op het eindloon baseerden, wel gebruik konden maken van de lagere franchise?
Ja, deze tijdelijke goedkeuring was opgenomen in onderdeel 11.4 van het besluit van 6 november 2015, nr. BLKB2015/830M (Stcrt. 2015, 40404) en is onder dezelfde voorwaarden als permanente aanwijzing opgenomen in onderdeel 8.7 van het besluit van 24 november 2017, nr. 2017-126948 (Stcrt. 2017, 70301).
Weet u hoeveel pensioenregelingen en hoeveel deelnemers een middelloonregeling hebben met een nabestaandenpensioen op risicobasis met een lage franchise en eindloon?
Nee, deze gegevens zijn alleen bekend bij de pensioenuitvoerders die dit product aanbieden.
Kunt u zich herinneren dat u op 8 december 2017 een besluit in de Staatscourant publiceerde, waarin u het eerder genoemde besluit intrekt, maar wel goedkeurt dat de pensioenknip in stand blijft en dat de lagere franchise van toepassing blijft voor het nabestaandenpensioen?
Ja, zie hiervoor de antwoorden op de vragen 1 en 3.
Herinnert u zich dat u echter niet toestaat dat een nabestaandenregeling de knip handhaaft en tegelijkertijd de lagere franchise hanteert (voorwaarde 3 in paragraaf 8.7 van het besluit)?
Ja, zoals hiervoor bij antwoord 3 is opgemerkt, is de mogelijkheid van het hanteren van de middelloonfranchise voor een risiconabestaandenpensioen op eindloonbasis onder dezelfde voorwaarden opgenomen in het besluit van 24 november 2017, nr. 2017-126948 (Stcrt. 2017, 70301). Voorwaarde 3 bij deze aanwijzing luidt:
Deze voorwaarde is gelijk aan voorwaarde 3 van de gelijkluidende goedkeuring bij onderdeel 11.4 van het besluit van 6 november 2015, nr. BLKB2015/830M (Stcrt. 2015, 40404). In dat besluit was de volgende passage van gelijke strekking opgenomen:
Van een versobering van het nabestaandenpensioen is dan ook geen sprake.
Weet u hoeveel pensioenregelingen en hoeveel deelnemers in 2017 een middelloonregeling hadden met een nabestaandenpensioen op risicobasis met een lage franchise en eindloon en tegelijkertijd een pensioenknip?
Nee, dit gegeven is niet bij mij bekend.
Indien een pensioenregeling gewijzigd moet worden zoals het nabestaandenpensioen, welke organen moeten daarvoor dan toestemming verlenen?
Op bedrijfstakniveau kunnen sociale partners (werknemers- en werkgeversorganisaties) overeenkomen om het nabestaandenpensioen in de pensioenovereenkomst te wijzigen. Dit werkt door in de individuele pensioenovereenkomst van een werknemer.
Indien er geen sprake is van een CAO of een verplichte bedrijfstakpensioenregeling moet de ondernemingsraad van een bedrijf instemmen met de wijziging van de pensioenregeling. Instemming van de ondernemingsraad vervangt niet de individuele instemming van de werknemer op de wijziging van de pensioenovereenkomst.
Is het redelijk dat voor het wijzigen van de inhoud van de regeling een periode van een maand beschikbaar was?
Zoals in de antwoorden op de vragen 1 en 3 is opgenomen is er geen sprake van een inhoudelijke aanpassing van het besluit.
Kunt u uitleggen welke rechten een deelnemer heeft indien de werkgever of uitvoerder de pensioenregeling eenzijdig versobert zonder de procedures rond medezeggenschap te doorlopen? Heeft de deelnemer dan recht op de oude (royalere) regeling of de nieuwe (sobere) regeling? Kunt u hierop uitgebreid antwoorden?
In algemene zin geldt dat een pensioenovereenkomst met wederzijds goedvinden kan worden gewijzigd. In bepaalde situaties kan de werkgever de pensioenovereenkomst eenzijdig wijzigen. Hierbij moet er sprake zijn van een wijzigingsbeding in de pensioenovereenkomst en er moet sprake zijn van een zwaarwichtig belang van de werkgever om tot wijziging over te gaan. Indien hiervan geen sprake is, kan de pensioenovereenkomst niet eenzijdig gewijzigd worden en is de werknemer in beginsel niet gebonden aan de wijziging die desondanks door de werkgever is doorgevoerd.
Het besluit houdt echter geen versobering van het nabestaandenpensioen in.
Hoe verhoudt deze versobering van de ruimte voor het nabestaandenpensioen zich tot de zin in het regeerakkoord: «Het stelsel bevat een adequate dekking voor het nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen»?
Zoals in de antwoorden op vragen 1 en 3 is opgenomen is er geen sprake van een versobering van de ruimte voor het nabestaandenpensioen.
Is er een besparing beoogd met deze maatregel? Zo ja, hoe groot is die dan en waar staat die in de begroting?
Zie antwoord vraag 11.
Bent u bereid deze maatregel terug te draaien?
In het licht van de hiervoor gegeven antwoorden is het terugdraaien niet aan de orde.
Deelt u de mening dat het verstandig is indien de ruimte voor de pensioenregeling verandert, daar minimaal een half jaar, maar beter nog een jaar eerder een besluit over te nemen?
Zoals in de antwoorden op de vragen 1 en 3 is opgenomen is er geen sprake van een inhoudelijke aanpassing van het besluit.
Kunt u deze vragen een voor een en zo spoedig mogelijk beantwoorden, bij voorkeur binnen 10 dagen, omdat deze wijziging leidt tot veel omzettingen en deze Kamervragen vragen om het terugdraaien van de maatregel?
Ja.
De levering van twee Fokker 70-toestellen die in het bezit van de luchtmacht van Myanmar zijn gekomen |
|
Sadet Karabulut |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Is het waar dat de luchtmacht van Myanmar twee toestellen van de Fokker-70 heeft verworven?1 Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Nee. Navraag bij KLM leert dat KLM Cityhopper begin 2017 twee Fokker-70 vliegtuigen heeft verkocht en geleverd aan MWG Limited, een bedrijf uit Singapore. Deze vliegtuigen zijn na de verkoop omgebouwd tot vliegtuigen voor VIP-vervoer en er worden VIP-vluchten mee uitgevoerd in, van en naar Myanmar. De vliegtuigen zijn nog steeds in bezit van MWG Limited en worden geleased aan de overheid van Myanmar, waarbij de luchtmacht de vluchten en het onderhoud uitvoert.
Is het waar dat deze toestellen zijn aangeworven via de firma Air KBZ die in maart 2017 twee Fokker-70 toestellen in Nederland heeft aangeschaft om er binnenlandse vluchten mee uit te voeren?2
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat een uitvoervergunning aan Air KBZ is verleend? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zijn daarbij voorwaarden gesteld om te voorkomen dat deze toestellen zouden worden doorgeleverd aan de luchtmacht van Myanmar?
Er is geen vergunning verleend aan Air KBZ, evenmin als aan MWG Limited of aan KLM Cityhopper B.V. voor de uitvoer van Fokker-70 vliegtuigen naar Myanmar. Aangezien het civiele vliegtuigen zijn, was geen uitvoervergunning (ten behoeve van Singapore) nodig.
Naar aanleiding van de berichten heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken contact opgenomen met KLM over de verkoop van de twee Fokker-toestellen. Hieruit is gebleken dat KLM due diligence heeft toegepast en pas tot verkoop is overgegaan nadat het zich ervan had vergewist dat deze civiele vliegtuigen konden worden verkocht aan de kopende Singaporese partij voor het gebruik in Myanmar. Zoals onder het antwoord op vraag 1 aangegeven, zijn ze vervolgens geleased aan de overheid van Myanmar.
Nederland pleit voor strikte naleving van het EU-wapenembargo ten aanzien van Myanmar. Het leasen van civiele toestellen aan de luchtmacht van Myanmar valt ook bij strikte lezing echter niet onder dit wapenembargo.
Deelt u de opvatting dat de doorlevering van de Fokker-70 toestellen ongewenst is, want in strijd met het militair embargo, en dat het noodzakelijk is de toestellen terug te eisen aangezien de luchtmacht van Myanmar als deel van de krijgsmacht verantwoordelijk moet worden gesteld voor ernstige repressie in Myanmar?3
Zie antwoord vraag 3.
De publicatieplicht van moskeeën en kerken die de ANBI-status hebben en de transparantie van geldstromen uit onvrije landen |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
Herinnert u zich de brief waarin uw ambtsvoorganger stelde: «Van de circa 9.600 kerkelijke instellingen met een ANBI-status (peildatum 1 mei 2017) heeft de Belastingdienst er 1.532 gecontroleerd op hun publicatieplicht, daarbij zijn 632 omissies vastgesteld die tijdig zijn hersteld, of waarvoor de periode voor herstel nog niet is overschreden»?1
Ik heb hier inmiddels kennis van genomen.
Kunt u aangeven hoeveel van de circa 9600 kerkelijke ANBI-instellingen gecontroleerd zijn, hoeveel gebreken er gevonden zijn en hoeveel van de eerder geconstateerde 632 omissies uiteindelijk hersteld zijn?
De publicatieverplichting op internet voor ANBI’s is van kracht per 1 januari 2014 maar geldt (zoals toegelicht in de brief van 28 mei 20132) voor kerkgenootschappen alsmede hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zijn verenigd die door middel van een groepsbeschikking als ANBI zijn aangemerkt, met ingang van 1 januari 2016.
De in de brief van 31 mei 2017 genoemde omissies van 632 zien op de controle van de publicatieplicht van kerkgenootschappen. Over het tijdvak 2016 – 2017 zijn er op 31-12-2017 2.135 kerkinstellingen op de publicatieplicht gecontroleerd. Daarbij zijn 970 omissies geconstateerd. Circa de helft van deze gevallen betrof ANBI’s die niet beschikten over een website. Van die 970 omissies zijn er 884 hersteld en heeft één omissie tot een intrekking geleid. Met 85 instellingen is nog overleg gaande over het herstel.
Herinnert u zich dat de Tweede Kamer in juni 2017 naar aanleiding van de eerdergenoemde brief een lijst van 38 vragen voorlegde aan de regering?2
Ook van deze lijst van vragen heb ik inmiddels kennis genomen.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden, aangezien na een half jaar alle redelijke termijnen wel overschreden zijn?
De beantwoording van die vragen is als bijlage bijgevoegd.
Klopt het dat uit de cijfers die gepubliceerd worden, niet te herleiden valt of er geld ontvangen is uit onvrije landen?
Het klopt dat uit de cijfers die gepubliceerd worden naar aanleiding van de publicatieplicht van ANBI-instellingen niet herleid kan worden of er geld ontvangen is uit onvrije landen. De wettelijke bepalingen met betrekking tot de publicatieplicht voor ANBI-instellingen bevatten geen specifieke voorschriften inzake informatie over de herkomst van ontvangsten.
Herinnert u zich dat het regeerakkoord de volgende passage bevat: «Beïnvloeding vanuit onvrije landen en organisaties via social media of door de financiering van organisaties in Nederland is onwenselijk. Voorkomen moet worden dat vanuit het buitenland via geldstromen naar politieke, maatschappelijke en religieuze organisaties onwenselijke invloed wordt gekocht. Daartoe zullen deze geldstromen meer transparant gemaakt worden. Wederkerigheid vormt hierbij een belangrijke toetssteen. Geldstromen vanuit onvrije landen, waarbij misbruik wordt gemaakt van onze vrijheden, zullen zoveel mogelijk worden beperkt»?
Ja. De passage uit het regeerakkoord sluit aan bij het reeds onder kabinet Rutte II ingezette traject om beter inzicht te verkrijgen in ongewenste buitenlandse financiering. In de brief die op 4 december 2016 aan uw Kamer is verzonden is een set van aanvullende maatregelen aangekondigd waarvan een deel reeds in werking is getreden4. Voorbeelden hiervan zijn de versterkte diplomatieke dialoog met een aantal landen in het Midden-Oosten om transparantie rondom financieringsstromen vergroten, alsook de inmiddels opgestarte pilot binnen het Financieel Expertise Centrum (FEC). De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is de coördinerende bewindspersoon waar het gaat om ongewenste financiering van instellingen en activiteiten maar trekt hierin nauw op met de andere betrokken ministeries. De Minister voor Rechtsbescherming zal voor het eind van het eerste kwartaal van 2018 per brief uw Kamer een verkenning sturen over de wijze waarop aan de passage in het regeerakkoord over transparantie van geldstromen uitvoering kan worden gegeven.
Zullen deze geldstromen transparant gemaakt worden via belastingwetten, zoals de regelgeving rondom ANBI’s? Zo ja, wanneer zal dat gebeuren en in welke wetgeving zal dat gebeuren?
Zie het antwoord op vraag 6.
Indien dit niet via de fiscale wetgeving zal gebeuren, hoe zal het dan wel gebeuren en binnen welke termijn kan de Kamer concrete voorstellen verwachten?
Zie het antwoord op vraag 6.
Indien een burger bezorgd is dat een politieke, maatschappelijke of religieuze organisatie geldstromen uit het buitenland ontvangt, tot wie kan hij/zij zich dan wenden teneinde duidelijkheid af te dwingen over de herkomst van gelden en dan met name gelden uit onvrije landen?
Burgers kunnen zich in het maatschappelijk verkeer in eerste instantie bij de desbetreffende organisaties melden met een verzoek om informatie. Ook kunnen burgers zich bij de daarvoor bevoegde instanties zoals de Kamer van Koophandel of de politie melden om te bezien in welke mate de niet-naleving van wettelijke bepalingen in het geding is.
Indien een burger geen openheid van geldstromen kan afdwingen, wie kan c.q. zal het dan wel doen?
Zie het antwoord op vraag 6.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen de reguliere termijn van drie weken beantwoorden?
Met de onderhavige beantwoording voldoe ik aan dit verzoek.
Het bericht ‘Geen OV op Oudejaarsavond’ |
|
Erik Ziengs (VVD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht dat er weer geen openbaar vervoer (ov) op oudejaarsavond was?1
Ja.
Vindt u het onwenselijk dat er op oudejaarsavond vanaf 20.00 uur geen ov beschikbaar is in het grootste deel van het land?
Sinds jaar en dag ligt het openbaar vervoer tijdens de jaarwisseling enkele uren grotendeels stil. Dit is enerzijds ingegeven vanuit de wens om het personeel van het openbaar vervoer de mogelijkheid te geven het nieuwjaarsmoment te vieren en anderzijds betreft het een afweging van kosten en baten in relatie tot het aantal te verwachten reizigers.
Ik begrijp de wens om deze afweging uit het verleden in het huidig tijdsgewricht opnieuw tegen het licht te houden. Ik ben dan ook graag bereid te verkennen of de reizigers geholpen zouden zijn met openbaar vervoer tijdens de jaarwisseling.
Elke concessieverlenende overheid heeft hierover overigens een eigen afweging en eigen afspraken gemaakt met haar vervoerder. Zo staat in de huidige vervoerconcessie voor het hoofdrailnet, net als in de vorige, dat NS van 31 december na 20:00 uur tot 1 januari 10:00 uur niet hoeft te rijden (artikel 44 lid 1c). In de praktijk hervat NS op 1 januari al om 01:00 uur de normale dienstregeling van de reguliere nachttreinen.2 Omdat dit een vraag betreft die ook de andere overheden en vervoerders aangaat, zal ik met hen dit vraagstuk verkennen en bespreken aan de Landelijke OV- en Spoortafel. We kunnen dit namelijk – gezien de rechten en plichten binnen alle concessies – alleen realiseren als we hier met z’n allen toe besluiten. Ik zal u over dit gesprek informeren in mijn brief over de uitkomsten van de Landelijke OV- en Spoortafel.
Kunt u aangeven hoe groot de vraag naar ov is op oudejaarsavond?
Er zijn geen cijfers bekend over de vraag naar openbaar vervoer op oudejaarsavond. Wél heb ik Schiphol gevraagd hoeveel (lucht)reizigers er in de betreffende uren aankomen en vertrekken. Met uitsluiting van reizigers die op Schiphol overstappen (en dus per definitie geen verplaatsing in Nederland maken) zijn dat er ongeveer 7.000. Een deel van de reizigers van/naar Schiphol gebruikt het openbaar vervoer; anderen reizen met de eigen auto, taxi of worden gebracht/opgehaald. Dit geldt naar verwachting ook voor de 7.000 reizigers rond de jaarwisseling. Aan de Landelijke OV- en Spoortafel zal ik ook specifiek het vervoer van en naar Schiphol aan de orde stellen.
Is het, tegen de achtergrond dat ook vanaf Schiphol geen ov beschikbaar was terwijl vliegtuigen wel gewoon opstegen en landden, nog van deze tijd een luchthaven niet per ov te ontsluiten op oudejaarsavond?
Zie antwoord vraag 3.
Het ov in steden is een lokale aangelegenheid, maar wat voor zin heeft het om trams, bussen en metro’s naar stations te laten rijden als men daar niet kan overstappen op de trein? Kunt u daarom aangeven hoe u voor de gehele ov-keten een werkbare dienstregeling voorziet op oudejaarsavond?
Zoals hiervoor aangegeven zal ik dit met de decentrale overheden bespreken aan de Landelijke OV- en Spoortafel.
Waarom stopt het personeel in de ov-keten wel om 20.00 uur zodat het in de gelegenheid is de laatste uren van het jaar thuis te vieren met vrienden en familie, maar geldt dit niet voor alle andere sectoren waarin mensen gewoon doorwerken tijdens de jaarwisseling?
Ik kan niet in de afweging, argumenten en afspraken van organisaties en bedrijven in andere sectoren treden. Wat de openbaar vervoersector betreft, heeft elke concessieverlener zijn eigen bevoegdheden. In de vervoerconcessie zijn met NS hierover afspraken gemaakt (zie antwoord 2). Welke afspraken decentrale overheden in hun concessies met andere vervoerders hebben gemaakt en of daardoor al het openbaar vervoer overal om 20:00 uur stopt, is mij niet bekend. Maar precies daarom zal ik dit met overheden en vervoerders verkennen aan de Landelijke OV- en Spoortafel.
Welke stappen wilt u zetten om tot een oplossing te komen?
Zie het antwoord op vraag 2.
De brandbrief aan de directie van de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) |
|
Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat luchtverkeersleiders een brandbrief aan de directie van de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) hebben geschreven?1
Ja.
Wat is uw reactie op het bericht?
Ik beschouw dit primair als een interne aangelegenheid bij Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL). De informatie in de media is gebaseerd op interne stukken en individuele opvattingen van medewerkers.
In algemene zin wil ik aangeven dat ik veel waardering heb voor de manier waarop verkeersleiders er elke dag weer er in slagen om het groeiende luchtverkeer in goede banen te leiden, op een manier waarbij veiligheid en efficiency voorop blijven staan. Ik heb dat recent tijdens mijn bezoek met Staatssecretaris Visser aan LVNL en de verkeerstoren op Schiphol kunnen zien.
Het bestuur van LVNL heeft aangegeven met de medewerkers in gesprek te zijn en te werken aan oplossingen voor de gesignaleerde knelpunten. Het is goed als medewerkers in een organisatie waar de veiligheid en continuïteit van de dienstverlening de hoogste prioriteit hebben hun knelpunten benoemen, dat draagt juist bij aan het verder verbeteren van de veiligheid.
Meer operationeel personeel en verdere modernisering van de verkeerstoren behoren tot de topprioriteiten van LVNL. Ik heb uw Kamer eerder al geïnformeerd over het door LVNL opgezette programma «Voldoende Verkeersleiders»2 3 4. Komende jaren zullen daar de resultaten van zichtbaar worden. Daarnaast is een proces gestart om te komen tot concrete verbeteringen van de werkomgeving en de interne communicatie. Ik heb dan ook vertrouwen in de verbeteringen waar LVNL aan werkt.
Sinds wanneer is het u bekend dat er onrust is binnen de LVNL?
LVNL heeft mijn ministerie eind december geïnformeerd dat een deel van het luchtverkeersleidingspersoneel hun zorgen en standpunten schriftelijk heeft gedeeld met het bestuur en dat het bestuur heeft afgesproken hierover begin januari met de medewerkers in gesprek te gaan.
Welke aspecten betreft het in uw visie en welke stappen gaat u zetten teneinde op de oorsprong van die onrust een passend antwoord te geven?
Zie beantwoording van vraag 2.
a en b. LVNL en het Gilde van luchtverkeersleiders hebben aangegeven dat de veiligheid op Schiphol op dit moment niet in het geding is en er zijn ook geen signalen daartoe uit het toezicht door de ILT. Het is van belang dat binnen LVNL open over de zorgen gesproken wordt en dat stappen gezet worden om knelpunten op te lossen. Het bestuur van LVNL is hier direct mee aan de slag gegaan nadat de signalen bekend werden.
In hoeverre is de implementatie van de aanbevelingen van de OVV (zie het rapport van april 2017) in het geding door de huidige ontstane situatie?
De implementatie van de aanbevelingen van de OVV door de sector gaat door conform de aanpak zoals opgenomen in de reactie van de sector5. Het verder verbeteren van de veiligheid is een speerpunt binnen alle geledingen van LVNL, en bij de andere luchtvaartpartijen. Zowel de implementatie van de aanbevelingen van de OVV als het veiligheidsmanagement systeem van LVNL dragen bij aan het verhogen van de veiligheid.
Bent u bereid de onrust binnen LVNL nauwgezet te volgen en daar waar nodig de helpende hand te bieden?
Ik volg het functioneren van LVNL nauwgezet, zowel beleidsmatig, als eigenaar van het zbo en door het toezicht van ILT.
Wilt u de Kamer over de vervolgstappen informeren?
Waar opportuun houd ik de Kamer vanzelfsprekend op de hoogte van de ontwikkelingen. Ik blijf u in ieder geval informeren over de voortgang in de implementatie van de OVV aanbevelingen.
Berichten in de media die het rapport 'Veiligheid Vliegverkeer Schiphol' van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OVV) bevestigen |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent de brandbrief van de luchtverkeersleiders?1 2
Ja. Ik wil u ook graag verwijzen naar mijn reactie op de Kamervragen van het lid Amhaouch (CDA) die specifiek over deze brandbrief gaan.
Het rapport «Veiligheid vliegverkeer Schiphol» van de OVV benoemt een aantal risico’s voor de veiligheid van het vliegverkeer rondom Schiphol zoals de sterke toename in het aantal vliegbewegingen, het steeds vaker afwijken van procedures, het veelvoorkomend wisselen van baancombinaties en de enorme werkdruk bij luchtverkeersleiders; deelt u de constatering dat dit dezelfde problemen zijn die de luchtverkeersleiders in de brandbrief naar voren brengen?3 Zo nee, waarom niet?
De brandbrief gaat mijns inziens met name over zaken als waardering, de inrichting en het functioneren van de organisatie en betrokkenheid van verkeersleiders bij ontwikkelingen. Ik beschouw dit primair als een interne aangelegenheid bij Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL). Het is belangrijk dat binnen LVNL open over de zorgen gesproken wordt en dat stappen gezet worden om in de brandbrief gesignaleerde knelpunten op te lossen. Het bestuur van LVNL is hier direct mee aan de slag gegaan nadat de signalen bekend werden. Ook wordt over onder meer de werkdruk gesproken. Dit ligt in het verlengde van de signalen van de OVV.
De implementatie van de aanbevelingen van de OVV door de sector gaat door conform de aanpak zoals opgenomen in de reactie van de sector4. Het verder verbeteren van de veiligheid is een speerpunt binnen alle geledingen van LVNL, en bij de andere sectorpartijen. Ook meer operationeel personeel behoort tot de topprioriteiten van LVNL. Ik heb uw Kamer eerder al geïnformeerd over het door LVNL opgezette programma «Voldoende Verkeersleiders»5 6 7.
Kunt u, nu de luchtverkeerleiders stellen dat het «niet de vraag is of het fout gaat maar wanneer», garanderen dat de veiligheidsrisico’s voor vliegen boven Nederland en Schiphol in het bijzonder niet onnodig hoog zijn? Zo ja, hoe strookt dat met de huidige berichtgeving? Zo nee, waarom vindt u dat acceptabel?
LVNL en het Gilde van luchtverkeersleiders hebben aangegeven dat de veiligheid op Schiphol op dit moment niet in het geding is en er zijn ook geen signalen daartoe uit het toezicht door de ILT. Schiphol, LVNL en de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen voldoen aan de strenge regels die internationaal worden gesteld aan de veiligheid van de luchtvaart. Zij zijn gecertificeerd en hebben onder meer goed ontwikkelde veiligheidsmanagementsystemen, waarmee zij risico’s analyseren en waar nodig maatregelen treffen om incidenten te voorkomen of te kunnen beheersen. Ook de OVV stelt in het rapport van april 2017 dat er geen signalen zijn dat de veiligheid onvoldoende is.
In het OVV-rapport valt verder te lezen dat het risico van vogelaanvaringen als aandachtspunt is opgenomen in het State Safety Programme, maar hoe is dat te rijmen met het nieuws dat met de nieuwe vliegroutes rondom Lelystad de kans op vogelaanvaringen tien keer groter is en de gevaren bij een vogelaanvaring op die routes vele malen groter zijn?4
Het vogelaanvaring-risico is wereldwijd een belangrijk aandachtspunt voor de luchtvaart en luchthavens en zo ook in Nederland. Het is bekend, onder meer ook uit gegevens van de Koninklijke Luchtmacht, dat bijna 98% van alle vogelaanvaringen plaatsvinden beneden een hoogte van 3.000 voet (ca 1.000 meter). Kenmerkend voor het civiele commerciële luchtverkeer is dat slechts gedurende een korte periode en alleen in de directe omgeving van de luchthaven, onder een hoogte van 3.000 voet wordt gevlogen. Op grotere hoogte is het risico op vogelaanvaringen gering.
Momenteel wordt er, zoals afgesproken, een nulmeting uitgevoerd op en rondom de luchthaven Lelystad. Hierin worden ook de gegevens van SOVON (Samenwerkende Organisaties Vogel Onderzoek Nederland) betrokken. Daarnaast zullen de vogelradargegevens van de Koninklijke Luchtmacht worden gebruikt voor een risicoanalyse met betrekking tot vogelaanvaringen met trekvogels op de tijdelijke aansluitroutes, van en naar de luchthaven Lelystad.
Is het instellen van de voorgenomen nieuwe aanvliegroutes naar Lelystad niet in strijd met het State Safety Programme en met de stelling van de OVV dat de veiligheidsrisico’s structureel verminderd moeten worden?
De routes voor Lelystad worden zodanig ontworpen door LVNL en het Commando Luchtstrijdkrachten van Defensie (CLSK) dat ze veilig gevlogen kunnen worden. Veiligheid is een randvoorwaarde in het ontwerpproces, dit wordt gevalideerd door onder andere simulaties en validatie vluchten in de praktijk uit te voeren. De routes worden vervolgens getoetst op de wettelijke veiligheidseisen door de ILT en de Militaire Luchtvaartautoriteit, als regulier onderdeel van het proces van totstandkoming van vliegroutes.
Waarom maakt de Luchtmacht wel gebruik van het vogeltrekwaarschuwingssysteem om vogelaanvaringen te voorkomen en de burgerluchtvaart nog niet?
Het vogeltrekwaarschuwingssysteem van de Koninklijke Luchtmacht is 25 jaar geleden specifiek ontwikkeld voor de militaire luchtvaart. Het waarschuwingssysteem maakt sinds vijf jaar gebruik van de twee weerradars van het KNMI. Op basis van de gegevens van deze radars geeft het systeem elke vijf minuten informatie over de vogeldichtheid in hoogtebanden van 200 m, tot een hoogte van 4.000 m. Deze informatie kan voor straaljagers en andere vaste (militaire) vleugeltoestellen leiden tot aanpassingen van de geplande missie, bijvoorbeeld door deze te verplaatsen in tijd, ruimte, hoogte of het niet uitvoeren van de missie.
Kenmerkend voor de burgerluchtvaart is dat er in korte tijd geklommen wordt naar een hoogte waar het gevaar voor vogelaanvaringen gering is (zie ook vraag 4). Ook voor de aansluitroutes van Lelystad Airport die op een hoogte liggen vanaf 1.800 m wordt verwacht dat dit aanvaringsgevaar gering is. Zoals bij de beantwoording van vraag 4 is aangegeven, zal er, om het aanvaringsrisico met trekvogels op deze aansluitroutes in beeld te brengen, aanvullend onderzoek worden uitgevoerd. Hiervoor zullen de opgeslagen gegevens van het vogeltrekwaarschuwingssysteem worden gebruikt. Op basis van dit onderzoek wordt bekeken of en zo ja welke maatregelen nodig zijn.
Vindt u, met de OVV, dat de Alderstafel in het algemeen een belangrijke rol speelt in het bestuurlijke stelsel rond de Schiphol Group en daarmee met de luchtvaart in Nederland? Zo nee, wat is dan uw inschatting van de rol van de Alderstafel?
Met de oprichting van de Omgevingsraad Schiphol (ORS) per 1 januari 2015 zijn de Commissie Regionaal Overleg Schiphol (CROS) en de Alderstafel onder één dak gebracht. Hiermee is regionale consultatie en informatie-uitwisseling als ook advisering over inpassing van de luchthaven in zijn omgeving aan één tafel geconcentreerd en structureel gemaakt.
De rol van de Omgevingsraad Schiphol is omschreven in het wettelijk kader waarmee het nieuwe normen- en handhavingsstelsel (NNHS) verankerd wordt. In toekomstig artikel 8.35 lid 2 van de wet luchtvaart is opgenomen dat de ORS-partijen als gezamenlijk uitgangspunt hebben om door middel van overleg, consultatie en advies te zoeken naar de balans tussen het versterken van de netwerkkwaliteit van de luchthaven, een ruimtelijk-economische structuurversterking en het vergroten van de kwaliteit van de leefomgeving rond de luchthaven. In toekomstig artikel 8.35 lid 3 van de wet luchtvaart is opgenomen dat de ORS bij haar taakuitoefening het nationale luchthavenbeleid in acht neemt dat door de Minister over de luchthaven Schiphol is vastgelegd. Hiermee is de adviserende rol van de ORS vormgegeven.
Deelt u de conclusie dat de Alderstafel Lelystad (Lelystad is onderdeel van de Schiphol Group) dus ook een belangrijke rol speelt?
De Alderstafel Lelystad heeft een belangrijke functie. Vanaf 2009 (verstrekking adviesopdracht en -aanpak) heeft de Tafel belangrijke adviezen verstrekt over de ontwikkelingsrichting van Lelystad Airport en vervolgens een werk- en uitvoeringsprogramma opgesteld. Op dit moment is de monitoring van de afspraken een belangrijke taak om tot een goede afronding te komen.
Verder heeft iedere regionale luchthaven van nationale betekenis op basis van de wetgeving een Commissie Regionaal Overleg. Voor Lelystad Airport is de Commissie Regionaal Overleg luchthaven Lelystad (CROL) in mei 2015 ingesteld naast de Alderstafel. Zodra Lelystad Airport opengesteld wordt voor groot commercieel verkeer neemt de CROL de werkzaamheden van de Alderstafel over en wordt deze opgeheven.
Kent u de berichtgeving omtrent de nieuwjaarstoespraak van de heer Verbeek, commissaris van de Koning5 in Flevoland, deelnemer van de Alderstafel Lelystad?6
Ja. Ik merk daarbij overigens op dat de provincie Flevoland aan de Alderstafel Lelystad wordt vertegenwoordigd door de heer Lodders, gedeputeerde voor onder andere ruimte, mobiliteit en de luchthaven, en niet door de heer Verbeek.
Kent u de uitspraak van de heer Verbeek « In 2018 worden de laatste voorbereidingen gedaan voor de opening – in april 2019 – van het vliegveld Lelystad. De gebruikelijke, bijna rituele rimpelingen bij onze buurprovincies zullen dit naar mijn mening niet uitstellen»?7
Ja.
Vindt u dat bovenstaande uitspraak van de heer Verbeek bijdragen in uw pogingen om «dat vertrouwen weer terug te winnen «, zoals u bepleitte in het luchtvaartdebat van 19 december jl.?8 Zo ja, op welke manier, zo nee, hoe beoordeelt u dan een dergelijke uitspraak?
De uitspraak van de heer Verbeek is voor zijn rekening. Ik zie geen aanleiding om daarop te reageren.
Deelt u de mening dat de berichten van de afgelopen dagen van de Luchtverkeersleiders en de Vogelbescherming, passen in het beeld dat de veiligheid van het vliegverkeer boven Nederland en rondom Schiphol in het bijzonder niet langer gegarandeerd kan worden? Zo nee, waarom niet?
De veiligheid van de operatie is niet in geding, zie daartoe de antwoorden op de vragen 3 en 5.
Deelt u voorts de mening dat de berichten van de afgelopen dagen van de commissaris van de Koning Flevoland, passen in het beeld dat de besluitvorming rondom Lelystad een «gelopen race» is? Zo nee, hoe dragen zijn uitspraken dan bij aan het tegenbeeld dat u wil uitstralen?
Ik richt mij op een zorgvuldige en transparante besluitvorming over Lelystad Airport. Daarom wordt momenteel gewerkt aan een actualisatie van het MER, dat ik onafhankelijk zal laten toetsen door onder andere de commissie m.e.r., en voer ik de komende periode nog divers (bestuurlijk) overleg. Begin februari zal ik u, zoals ik eerder heb aangegeven, daarover nader informeren. De uitspraken van de heer Verbeek hebben daar geen invloed op.
Kan worden geconcludeerd dat de nieuwe informatie over de werkwijze en werkdruk bij de luchtverkeersleiding en de tien keer grotere kans op vogelaanvaringen nieuwe aanwijzingen zijn dat de vliegveiligheidsrisico’s onacceptabel hoog zijn?
De veiligheid van de operatie is niet in geding, zie daartoe de antwoorden op de vragen 3 en 5.
Deelt u de mening dat met deze nieuwe aanwijzingen, de conclusie van de OVV: «Er zijn geen aanwijzingen dat de luchthaven op dit moment onveilig is, maar partijen moeten de veiligheidsrisico’s structureel verminderen» achterhaald is, omdat die aanwijzingen er nu wel zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Deelt u de mening dat gezien de onveilige situatie, de ontstane onrust en het verdwenen vertrouwen in de bestuurlijke besluitvorming alle plannen met betrekking tot de groei van de luchtvaart de ijskast in moeten totdat er orde op zaken is gesteld en de risico’s voor mens en dier tot een absoluut minimum zijn teruggebracht? Zo nee, waarom niet?
Tot en met 2020 is er een plafond van 500.000 vliegtuigbewegingen per jaar op Schiphol. De OVV constateert in het onderzoek dat er geen signalen zijn dat de veiligheid op Schiphol onvoldoende is. Het vraagstuk is wat de effecten voor het huidige stelsel zijn als Schiphol in de toekomst groeit boven de 500.000 vliegtuigbewegingen. Deze groei moet uiteraard veilig plaatsvinden. Daarom is inzicht nodig in de gevolgen voor de veiligheid. Als eerste stap wordt in mijn opdracht een analyse uitgevoerd naar de effecten van een beperkte groei binnen het huidige operationele concept op de veiligheid. Daarnaast zal de Omgevingsraad Schiphol (ORS) mij adviseren over deze toekomstige ontwikkeling van de luchthaven. Na deze advisering zal pas besloten worden over de verdere ontwikkeling van Schiphol.
Deelt u de mening dat met een significante daling van het aantal vliegtuigbewegingen op Schiphol, naar bijvoorbeeld 300.000, zowel de klimaatdoelstellingen van Parijs, als de aanbevelingen uit het OVV-rapport veel beter te realiseren zijn? Zo nee, waarom niet?
De uitstoot van CO2 wordt uiteraard minder als het aantal vliegbewegingen bijna halveert. De bijdrage van het internationale vliegverkeer wordt geregeld via internationale afspraken binnen ICAO. Daarnaast spant het kabinet zich ook in om verlaging van emissies te bevorderen. Daarbij wordt ingezet op financiële maatregelen, het bevorderen van nieuwe technologie en biofuels.
De OVV heeft in hun rapport vermeld geen signalen te kennen dat het vliegverkeer op Schiphol onveilig is. Teruggaan naar bijvoorbeeld 300.000 vliegtuigbewegingen is omwille van veiligheid niet noodzakelijk.
Het bericht ‘Stormachtig begin’ |
|
Rudmer Heerema (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht een «stormachtig begin»?1
Ja, ik ben bekend met het bericht.
Bent u op de hoogte wat het effect van de Westerstorm van 3 januari jl. op dit deel van onze kust is geweest? Bent u voorts bekend met het feit dat de genoemde ondernemer in het artikel dicht moest omdat de zandvoorraad niet op peil gehouden wordt?
Ja, ik ben op de hoogte van het effect van de Westerstorm van 3 januari jl. op dit deel van de kust. Tevens ben ik bekend met het feit dat de genoemde ondernemer om redenen van bouwveiligheid op eigen initiatief het paviljoen korte tijd heeft gesloten. De Nederlandse overheid waarborgt de veiligheid van de Nederlandse kust. Het wegslaan van zand is onderdeel van het natuurlijk dynamische systeem van de kust. Dit maakt het bijvoorbeeld mogelijk dat wanneer er strand afslaat tijdens stormcondities er hiervan herstel op kan treden bij rustige weersomstandigheden. Als blijkt dat er structurele achteruitgang optreedt, neemt de overheid maatregelen via het programma Kustlijnzorg, dat wordt uitgevoerd door Rijkswaterstaat, door het aanbrengen (suppleren) van zand. Uit een meting die op 4 januari jl. is uitgevoerd, blijkt dat de zandvoorraad op dit traject langs de kust op peil is voor de waterveiligheid. Bouwen in het dynamische deel bij de kust is voor eigen risico. De strandpaviljoenhouder heeft op eigen initiatief het paviljoen korte tijd gesloten.
Bent u bekend met de situatie bij Camperduin waar voordat de Westerstorm van 3 januari jl. onze kust trof reeds een grote hoeveelheid van het opgespoten zand was weggeslagen zonder dat dit hersteld werd?
Ja, ik ben bekend met de situatie bij Camperduin. De kust is hier in 2014 en 2015 zeewaarts versterkt. Het weggeslagen zand brengt de waterveiligheid niet in het geding en hoeft daarom niet acuut te worden hersteld.
Zijn er meer plekken bij de Nederlandse kust waar het opgespoten zand veel sneller afgeslagen is dan berekend was? Wat zijn de risico’s hiervan voor de veiligheid en het kustbeheer?
De Nederlandse kust is een dynamisch systeem (zie antwoord op vraag 2). De kustlijn wordt jaarlijks door RWS gemonitord. Als er risico’s ontstaan voor de veiligheid en het kustbeheer worden er maatregelen getroffen.
Bent u bekend met het feit dat Boskalis, uitvoerder van de opdracht, pas over twee à drie maanden verantwoordelijkheid neemt voor het op peil houden van de hoeveelheid zand, waardoor gemeente, rijkswaterstaat, provincie en hoogheemraadschap nu niet aan te spreken zijn op de veiligheid en kustbeheer?
Op dit moment is de zandvoorraad nog op peil. De erosie van het strand is hier de afgelopen maanden echter sneller gegaan dan verwacht. Om deze reden zal de aannemer in het voorjaar van 2018 wel zand suppleren om de kustlijn ter hoogte van Camperduin ook voor de komende jaren te handhaven.
Bent u bereid Rijkswaterstaat, als opdrachtgever, direct te laten interveniëren zodat Boskalis kan acteren? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 5. Er is geen reden voor Rijkswaterstaat om op dit moment te interveniëren.
Het bericht ‘Pedofielen delen massaal Nederlandse kinderfoto’s op openbare Russische site’ |
|
Martijn van Helvert (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Halbe Zijlstra (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «pedofielen delen massaal Nederlandse kinderfoto’s op openbare Russische site»?1
Ja, ik ben met dit bericht bekend.
Bent u op de hoogte van het feit dat de site «Image Search» niet is verborgen op het darkweb, maar gewoon voor iedereen toegankelijk is op internet? Dat op deze site meer dan drie miljoen kinderfoto’s staan, waarvan naar schatting honderden foto’s van Nederlandse kinderen, en dat deze foto’s worden voorzien van de meest walgelijke teksten?
Ja, dat vind ik walgelijk.
Hoe beoordeelt u het gegeven dat op deze site e-mailadressen worden uitgewisseld en wordt opgeroepen meer materiaal te delen?
Op dit moment is er ten aanzien van de genoemde Russische website geen gezamenlijk onderzoek met de Belgische autoriteiten gaande of onderzoek gedaan naar afbeeldingen van Nederlandse kinderen. Reden hiervoor is dat er (nog) geen strafbaar beeldmateriaal van Nederlandse kinderen is aangetroffen. Indien dit in de toekomst wel wordt aangetroffen en er verdenking ontstaat van seksueel misbruik van kinderen die binnen de Nederlandse jurisdictie valt, zal het Openbaar Ministerie zo mogelijk een strafrechtelijk onderzoek opstarten. De ontwikkelingen worden nauwlettend in de gaten gehouden.
De Belgische politie gaat onderzoek doen naar de site en naar de foto’s van Belgische kinderen die op deze site zijn geplaatst2; werkt de Nederlandse politie hierin met hen samen? Zo nee, waarom niet? Wordt ook onderzoek gedaan naar afbeeldingen van Nederlandse kinderen?
Zie antwoord vraag 3.
De Vlaamse politiechef Goethals stelt dat de site meer en meer een plaats is waar pedofielen hun eerste contacten leggen. De informatie die nu bovenkomt, zou de start van een groter onderzoek kunnen betekenen, dat later tot huiszoekingen en veroordelingen zou kunnen leiden. Deelt u deze mening?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u toelichten welke afwegingen de Nederlandse politie heeft gemaakt teneinde de site en foto’s niet te onderzoeken? Kunt u daarbij ook aangeven welke afwegingen er worden gemaakt teneinde te bezien wat hier wel strafbaar is en wat eraan gedaan kan worden?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u zich ervan bewust dat ouders zelf niet op de site kunnen nagaan of hun eigen foto’s zijn gebruikt omdat het zoeken op de site mogelijk strafbaar is? Kunt u zich voorstellen dat dat voor veel ouders zeer verontrustend is dat zij dus niet weten of foto’s die zij online hebben geplaatst op facebook of instagram misschien wel zijn gebruikt en op deze site zijn geplaatst?
Ik kan me zeer goed voorstellen dat de publicatie van dergelijke foto’s bij ouders tot grote ontsteltenis leidt. Op de genoemde website is kinderpornografisch materiaal te vinden. Het verzamelen, downloaden of bekijken van kinderpornografisch materiaal is inderdaad strafbaar. Het bezoeken van de website wordt door de politie dan ook afgeraden.
Zoals ik in het antwoord op vraag 4, 5 en 6 heb aangegeven, zal het Openbaar Ministerie indien er strafbaar beeldmateriaal van Nederlandse kinderen wordt aangetroffen zo mogelijk een strafrechtelijk onderzoek opstarten.
Bent u ook van mening dat ouders meer bewust moeten worden gemaakt van de gevaren van het plaatsen van foto’s online? Zo ja, wat zijn de mogelijkheden vanuit de overheid om hieraan bij te dragen, bijvoorbeeld via een aanvullende bewustwordingscampagne?
Het is van belang dat naast jongeren ook ouders zich bewust zijn van mogelijke gevolgen van hun online gedrag, zoals de gevaren van het plaatsen van foto’s online van hun kinderen. Via Mediawijzer.net, het Nederlandse netwerk voor mediawijsheid, wordt bevorderd dat – naast jongeren en scholen – ook ouders verstandig omgaan met de nieuwe media en zich bewust zijn van mogelijke gevaren. Eén van de bij Mediawijzer.net aangesloten netwerkpartners die zich hiervoor inzet is Ouders Online, de grootste online ouders-community van Nederland. Dit internetplatform gericht op ouders bevat (mogelijkheden tot uitwisseling van) informatie over het veilig gebruik van internet.
Weet u of de Russen actie ondernemen tegen deze misdadige site? Zo nee, bent u dan bereid via diplomatieke wegen de Russen hiertoe te bewegen?
Het kabinet zal bij de Russische autoriteiten informeren naar eventuele actie tegen deze site dan wel tegen bepaalde daarop geplaatste afbeeldingen.
Diyanet |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Halbe Zijlstra (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht Diyanet: «9 yaşina giren kız evlenebilir, gebe kalabilir»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de relatie die u heeft met Diyanet Nederland (ISN/HDV), die voor 100% verbonden is met de moederorganisatie van Diyanet, dat huwelijken met en bezwangeren van 9-jarige meisjes goedkeurt?
De Islamitische Stichting Nederland is één van de vele gesprekspartners van de Nederlandse overheid. Er is geen sprake van formele samenwerking. Diyanet heeft middels een persverklaring aangegeven huwelijken met minderjarigen nadrukkelijk af te keuren.
In Nederland bestaat de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van vereniging. Belangrijke grondrechten van onze rechtsstaat. Van het sluiten van moskeeën of het ontmantelen van een religieuze organisatie kan dus geen sprake zijn, mits zij handelen binnen de kaders van de Nederlandse rechtsstaat.
Deelt u de mening dat u al onze waarschuwingen aangaande uw samenwerking met Diyanet onterecht in de wind heeft geslagen, aangezien 70% van de Turken in Nederland het beleid van Erdogan, dus Diyanet Turkije, steunt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de samenwerking met Diyanet Nederland (ISN/HDV), dat eenderde van de moskeeën in Nederland beheert en ideologisch aanstuurt, per direct te beëindigen, hun moskeeën te sluiten en Diyanet te ontmantelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid uw Turkse ambtgenoot duidelijk te maken dat pedofilie, ook al is het bedoeld als nabootsing van het gedrag van de profeet Mohammed, nooit en nergens te tolereren valt? Zo nee, waarom niet?
Evenals in Nederland bestaat ook in Turkije wetgeving die seksuele handelingen met minderjarige verbiedt. Ik zie dan ook geen noodzaak om dit met mijn Turkse ambtgenoot te bespreken.
Bent u bereid de Turkse ambassadeur het land uit te sturen en de diplomatieke banden met Turkije te verbreken? Zo nee, waarom niet?
Nederland onderhoudt diplomatieke betrekkingen met vrijwel alle landen. Dat zijn niet alleen landen die er dezelfde opvattingen op na houden als wij, maar ook landen waarmee we over veel onderwerpen van mening verschillen. Diplomatieke betrekkingen zijn naast samenwerking op gebieden als veiligheid en handel ook nodig om meningsverschillen over bijvoorbeeld de rechtstaat en eerbiediging van mensenrechten met andere landen te bespreken. Gezien de Turkse wetgeving en de verklaring van Diyanet is hier over geen verschil van mening. Daarnaast is er op dit moment geen Turkse ambassadeur in Nederland geaccrediteerd.
Het bericht dat Diyanet, het Turkse ministerie voor geloofszaken met 140 moskeeën in Nederland, de uitspraak heeft gedaan dat kinderen in de puberteit, voor meisjes vanaf 9 jaar en voor jongens vanaf 12 jaar, een religieus huwelijk aan mogen gaan |
|
Bente Becker (VVD), Han ten Broeke (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Klopt het bericht dat Diyanet – via een fatwa – uitgesproken heeft dat jonge kinderen uitgehuwelijkt mogen worden?1
Diyanet heeft een persverklaring afgegeven, waarin zij nadrukkelijk afstand doen van deze interpretatie zoals beschreven in het oorspronkelijke artikel in de Turkse krant Sözcü. Diyanet geeft aan huwelijken met minderjarigen af te keuren en zij stellen dat dergelijk gedachtegoed niet in overeenstemming is met hun interpretatie van de Islam. Aanvullend wordt verwezen naar eerdere uitspraken van Diyanet, waarin men zich ook uitspreekt tegen kindhuwelijken.2
Klopt het voorts dat deze uitspraak bezien kan worden in een reeks fatwa’s waarbij de rechten van vrouwen en kinderen grof geschonden worden, zoals de uitspraak van 7 december 2017 waarbij mannen via de telefoon, fax, brief, sms of e-mail, zonder instemming van hun vrouw, kunnen scheiden?
Zie antwoord op vraag 1.
Nederland kent 140 Diyanet moskeeën; wat betekenen deze fatwa’s voor het werk en het handelen van de muftis en andere religieuze leiders in dienst van Diyanet in Nederland en de veiligheid van jonge kinderen die deze moskeeën bezoeken?
Diyanet heeft afstand gedaan van de interpretatie uit het krantenartikel, dat minderjarige meisjes in het huwelijk mogen treden.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat in Nederland kindhuwelijken gepredikt of vergoelijkt worden en dat we te allen tijde kinderen in Nederland hiervoor moeten beschermen?
Ja.
In Nederland is er een verbod op kindhuwelijken (onder de 18 jaar) en het sluiten van zo’n huwelijk is strafbaar.
Deelt u voorts de mening dat het onacceptabel is als het Turkse ministerie voor geloofszaken via de moskeeën in Nederland dergelijk gedachtegoed verspreidt? Zo ja, wat voor actie bent u voornemens te ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Indien dergelijk gedachtegoed zou worden verspreid, zou dat onacceptabel zijn. De vrijheid van godsdienst behoort tot de fundamentele principes van de Nederlandse rechtstaat, zolang dit binnen de kaders van de Nederlandse rechtsorde plaatsvindt.
Buitenlandse financiering van religieuze instellingen vergroot het risico op gedrag dat integratie tegengaat, antidemocratisch en onverdraagzaam is; wat is de stand van zaken van de toezeggingen op de vragen van de leden Azmani (VVD), Karabulut (SP), Knops (CDA) en Sjoerdsma (D66) betreffende het gebrek aan transparantie bij de financiële steun aan religieuze instellingen?2
De passage uit het regeerakkoord over ongewenste invloed en buitenlandse financiering sluit aan bij het reeds onder kabinet Rutte II ingezette traject om beter inzicht te verkrijgen in ongewenste buitenlandse financiering. In de brief die op 4 december 2016 aan uw Kamer is verzonden is een set van aanvullende maatregelen, waarnaar de in de vraag genoemde toezeggingen verwijzen, aangekondigd. Een deel daarvan is reeds in werking is getreden. Voorbeelden hiervan zijn de versterkte diplomatieke dialoog met een aantal landen in het Midden-Oosten om transparantie rondom financieringsstromen vergroten en zo ongewenste financiering te ontmoedigen, alsook de inmiddels opgestarte pilot binnen het Financieel Expertise Centrum (FEC).
De Kamer is middels een gezamenlijke brief met de Minister voor Rechtsbescherming op 29 maart jl. hierover geïnformeerd.4 De Minister voor Rechtsbescherming voert momenteel een verkenning uit naar de mogelijkheden om financieringsstromen naar maatschappelijke organisaties in Nederland, waaronder religieuze en levensbeschouwelijke organisaties, transparanter te maken. Naar aanleiding van het regeerakkoord ben ik een verkenning gestart naar de mogelijkheden om ongewenste buitenlandse financiering te beperken.
16 miljard belastingontwijking van Google via Nederland |
|
Renske Leijten |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
Vindt u het terecht dat Google geen belasting betaalt over 16 miljard Euro aan royalty’s die via een Nederlandse dochter-bv terecht komt in Bermuda, waar ook geen belasting hoeft te worden betaald?1 Kunt u uw antwoord toelichten?
Over belastingaangelegenheden van een individuele belastingplichtige kan ik gelet op artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen geen mededelingen doen.
In zijn algemeenheid kan ik u melden dat dit kabinet het gebruik van vennootschappen zonder reële activiteiten, die Nederland gebruiken om bijvoorbeeld royalty’s door te betalen aan bijvoorbeeld laagbelaste jurisdicties, zeer onwenselijk acht. Dit blijkt ook uit het feit dat het kabinet maatregelen aankondigt om brievenbusconstructies tegen te gaan, zoals het invoeren van een bronheffing op rente en royalty’s in misbruiksituaties en naar laagbelaste jurisdicties.2 Ik zal uw Kamer binnenkort in een brief uitgebreider informeren over de inzet van dit kabinet bij de aanpak van belastingontwijking en -ontduiking en brievenbusconstructies. Hierin zal ik ook ingaan op de plannen voor deze bronheffingen.
Hoeveel multinationals vennootschappen in Nederland hebben met weinig tot geen substance is niet precies te zeggen. In 2013 is het SEO-rapport «Uit de schaduw van het bankwezen» verschenen.3 Uit dit rapport blijkt dat in Nederland circa 12.000 bijzondere financiële instellingen (bfi’s) aanwezig zijn. Hier is geen splitsing in aangebracht hoeveel bfi’s onderdeel zijn van een multinational en door hen worden beheerd. Het is ondoenlijk om van 12.000 bfi’s te onderzoeken met welk motief zij zijn opgericht.
Is aan te geven voor hoeveel aan vennootschapsbelasting Ierland en Singapore benadeeld zijn door het gebruiken van de Nederlandse dochter-bv voor royalty’s?
Nederland heeft zowel met Ierland als met Singapore een belastingverdrag gesloten en tussen Nederland en Ierland geldt de Interest- en Royaltyrichtlijn. Bovendien is de Nederlandse wet en regelgeving openbaar toegankelijk. Nederland handelt volledig in lijn met zijn belastingverdragen, de Europese richtlijnen en met de Nederlandse wet. Bovendien zijn landen soeverein om hun eigen vennootschapsbelastingstelsel vorm te geven en toe te passen. Van enige «benadeling» van deze landen door Nederland is geen sprake.
Erkent u dat de Nederlandse dochter-bv een lege huls is en daarmee behoort te worden gerekend tot een activiteit die valt onder de trustsector – er staat immers geen enkele substance? Zo ja, hoeveel meer multinationals beheren zelf van dit soort lege dochter-bv’s in Nederland, enkel om het feit dat zij er royalty’s onbelast doorheen kunnen sluizen? Bent u bereid dit uit te zoeken?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid toe te geven dat Google een belastingafspraak (ruling) heeft met de Nederlandse Belastingdienst? Zo nee, het toegeven van het bestaan van een ruling, legt toch nog niets bloot over de afspraak die het betreft?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht ‘De beerput van Bilal L.’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Bent u bekend met de berichten «De beerput van Bilal L.»1, «Van snuffelstage naar de dood»2 en «Ombudsman keek niet naar rol Bilal. L.»?3
Ja.
Deelt u de mening dat de burgemeester van Amsterdam nooit buiten de controle van de gemeenteraad om had mogen handelen? Zo nee, waarom zou het in het geval van het zogenaamde deradicaliseringsbeleid wel mogen?
Gemeente Amsterdam is verantwoordelijk voor de uitvoer van de eigen lokale aanpak tegen het jihadisme en geeft eigenstandig vorm aan dit beleid.
Bent u bereid de hele Amsterdamse (de)radicaliseringsbeerput rond het gemeentebestuur, Bilal L., Saadia a.-T., Fatima E. en hun netwerk te laten onderzoeken door de Rijksrecherche, aangezien de Amsterdamse gemeenteraad er niet in slaagt de onderste steen boven te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Nee. De bevoegdheid voor het opstarten van dergelijke onderzoeken is voorbehouden aan het OM. Het OM heeft mij laten weten dat er momenteel een strafrechtelijk onderzoek tegen Saadia a.-T loopt. Gedurende het onderzoek doe ik geen uitspraak over deze zaak.
Deelt u de mening dat, in plaats van zogenaamde deradicaliseringsprogramma's, jihadisten en sympathisanten van de jihad, zoals bijvoorbeeld Bilal L., direct in administratieve detentie gezet moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Administratieve detentie, in de zin van preventieve detentie zonder dat sprake is van een redelijke verdenking, is geen gerechtvaardigde vrijheidsontneming. Het OM beschikt over voldoende wettelijke instrumenten om strafrechtelijk op te treden.
Naast het strafrecht bestaan er vreemdelingrechtelijke en andere bestuursrechtelijke maatregelen die de overheid kan nemen. Deze bestuursrechtelijke maatregelen zijn recent uitgebreid met de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding, die reeds enkele malen is toegepast.
Het bericht ‘Maatregelen tegen witwassen weinig effectief’ |
|
Roald van der Linde (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Maatregelen tegen witwassen weinig effectief»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC)? Hoe verhoudt zich dit met de reactie van de directeur van Transparency International, Anne Scheltema Beduin, op de onderzoeksresultaten die stelt dat de bevindingen nauwelijks gebaseerd zijn op data en weinig diepgravend zijn?
De doelstelling van de WODC-onderzoeken Nationale Risico Analyses (NRA’s) is het in kaart brengen van risico’s voor Nederland op het terrein van witwassen en terrorismefinanciering. Deze risico’s zijn nader gepreciseerd door middel van een identificatie van de risico’s met de grootste potentiële impact. Tevens is de weerbaarheid onderzocht van het bestaande beleidsinstrumentarium dat is gericht op de preventie en repressie van de geïdentificeerde risico’s. Het WODC heeft deze onderzoeken verricht in opdracht van het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De onderzoeken zijn per brief van 19 december 20172 aan uw Kamer aangeboden.
De rapporten nemen als vertrekpunt de eisen die de Financial Action Taskforce (FATF) stelt aan dergelijke risicoanalyses, alsmede de resultaten van een verkennend onderzoek door het WODC naar de toe te passen methoden en data.3 In de gekozen aanpak zijn de ISO-gecertificeerde fasen van het systeem van risicomanagement doorlopen, te weten contextanalyse, risico-identificatie en risico-evaluatie. Op basis van interviews, mailenquêtes en documenten- en literatuuronderzoek4 is zowel voor witwassen als voor terrorismefinanciering een zogenoemde longlist met dreigingen opgesteld. De longlists zijn beoordeeld en waar nodig aangevuld door experts van verschillende organisaties, te weten toezichthouders, opsporingsdiensten en handhavers alsook koepel en branche-organisaties van meldingsplichtige instellingen.5 Uit deze aangevulde longlists zijn door de experts de tien risico’s met de naar hun oordeel grootste potentiële impact geïdentificeerd.6 Deze experts hebben aangegeven dat zij in beginsel goed uit de voeten kunnen met het beschikbare beleidsinstrumentarium – ze missen geen belangrijke elementen – en geven tevens aan in welke mate het beschikbare beleidsinstrumentarium in hun ogen de risico’s wegneemt. Dat is de weerbaarheid van het beleidsinstrumentarium tegen de benoemde risico’s.7
Door Transparency International wordt gesteld dat de NRA’s te weinig houvast bieden voor het inventariseren van risico’s en het bedenken van oplossingen. Die opvatting deel ik niet. Met de NRA’s is meer inzicht verkregen in de risico’s op het gebied witwassen en terrorismefinanciering. Dit is van belang omdat op basis daarvan wordt bezien waar mogelijk nadere invulling nodig is voor het voeren van risicogebaseerd beleid ter voorkoming en bestrijding van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen en terrorismefinanciering. Daarnaast zullen de in de rapporten opgenomen lessen8 worden betrokken bij het opstellen van de volgende NRA’s, die ook met uw Kamer zullen worden gedeeld.
Hoe kijkt u aan tegen de conclusie dat witwassen via bijvoorbeeld virtuele valuta of goederenhandel nauwelijks wordt tegengegaan door bestaande wet- en regelgeving? Bent u voornemens hier snel met nieuwe wet- en regelgeving te komen teneinde het witwassen tegen te gaan?
In de NRA’s wordt onderkend dat aan virtuele valuta een groot potentieel risico is verbonden, vanwege de hoge mate van anonimiteit die met transacties in virtuele valuta gepaard gaat. Dit is in lijn met internationale bevindingen en de Europese Commissie heeft dan ook voorgesteld om platforms voor het omwisselen van virtuele valuta en zogenaamde «custodian wallet providers»9 binnen de reikwijdte van de vierde EU anti-witwasrichtlijn te brengen. Op 15 december 2017 is overeenstemming bereikt over dit richtlijnvoorstel. Dit leidt ertoe dat de voornoemde instellingen in de toekomst verplicht worden om, gelijk de instellingen die al binnen de reikwijdte van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) vallen, cliëntenonderzoek te verrichten en ongebruikelijke transacties te melden bij de FIU-Nederland. In de tussentijd dienen de huidige Wwft-instellingen op grond van de bestaande wet- en regelgeving reeds rekening te houden met de risico’s die aan transacties met virtuele valuta zijn verbonden.
Deelt u de mening dat alles in het werk moet worden gesteld teneinde witwassen tegen te gaan? Zo ja, bent u van plan een uitgebreide analyse te geven van de witwassenpraktijken in Nederland teneinde tot betere maatregelen te kunnen komen?
Witwassen en financieren van terrorisme vormen een ernstige bedreiging voor de samenleving. De opvatting dat alles in het werk moet worden gesteld om witwassen en financieren van terrorisme tegen te gaan, deel ik om die reden.
In de eerste helft van dit jaar worden, eveneens van het WODC, twee rapporten verwacht over de effectiviteit van het Nederlandse beleidskader ter voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. Deze zogeheten beleidsmonitors maken tezamen met de NRA’s deel uit van een terugkerende cyclus.10 Wanneer deze beleidsmonitors witwassen en terrorismefinanciering beschikbaar zijn, zullen deze aan uw Kamer worden gezonden en zal een integrale beleidsreactie worden voorbereid op zowel de beleidsmonitors als de NRA’s.
het artikel ‘Gemeente Tilburg mag niet specifiek speuren naar Turkse bijstandsfraudeurs’ |
|
Sven Koopmans (VVD), Chantal Nijkerken-de Haan (VVD) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «gemeente Tilburg mag niet specifiek speuren naar Turkse bijstandsfraudeurs»1 en de betreffende uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB)2?
Ja.
Klopt het dat in het spoeddebat dat de Kamer op 31 maart 2011 heeft gevoerd over vermeende fraude met bijstand door een niet-westerse allochtoon de toenmalig Staatssecretaris heeft aangegeven dat de bijstandspopulatie in geval van verdenking van fraude ook kan worden gescreend op basis van land van herkomst? Is het voor gemeenten nog steeds mogelijk op basis van deze screening verzoeken tot onderzoek voor te leggen aan het internationaal bureau fraude-informatie?
Tijdens het spoeddebat van 31 maart 2011 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, Handelingen, 68) heeft de toenmalige Staatssecretaris aangegeven dat de bijstandspopulatie ook kan worden gescreend naar het land van herkomst, maar hij zei daarbij ook dat er sprake moet zijn van een verdenking.
In de beantwoording van de Kamervragen van de leden Kuzu en Öztürk (beiden DENK) van 19 december jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2017–2018, Aanhangsel, 753) heb ik reeds aangegeven dat handhaving van de inlichtingenplicht nodig is, ook in het buitenland, vanwege een rechtmatige verstrekking van uitkeringen. Dit dient uiteraard te gebeuren binnen de kaders van wet- en regelgeving en de beginselen van behoorlijk bestuur. De consequentie van de uitspraak van de CRvB is dat selecteren op basis van land van herkomst, als enkele feit, in strijd is met het discriminatieverbod zoals neergelegd in artikel 14 EVRM en artikel 1 van Protocol 12 bij het EVRM.
Indien gemeenten zich daaraan niet houden, kan dat tot gevolg hebben dat de rechter het verkregen bewijs als niet rechtmatig aanmerkt. Om dit te voorkomen zet ik me de komende kabinetsperiode in om de bekendheid met het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) bij gemeenten te vergroten en de samenwerking tussen het IBF en gemeenten te verbeteren. De wetgever heeft in de Wet SUWI het IBF aangewezen als het coördinatiepunt voor gemeenten voor grensoverschrijdende uitwisseling van fraude-informatie. Er is dus een goede publieke voorziening bij onderzoek naar grensoverschrijdende fraude. Hiermee wordt ook beoogd dat gemeenten in samenwerking met het IBF steekproeven hanteren die de toets van de CRvB kunnen doorstaan.
Deelt u de mening dat bijstandsfraudeurs hard aangepakt moeten worden, ook als zij vermogen in het buitenland hebben?
Ja. Ik acht het van groot belang voor het draagvlak voor sociale voorzieningen, en dat alleen die mensen die er recht op hebben, de voorzieningen ontvangen. Daarom zet ik stevig in op handhaving en naleving. De Participatiewet biedt een duidelijk wettelijk kader inzake de verplichtingen die bijstandsgerechtigden moeten naleven en hoe gemeenten deze moeten handhaven. Een onderzoek naar middelen in het buitenland kan daarbij noodzakelijk zijn, hoe complex dat soms ook is. Uiteraard moet dat plaatsvinden binnen de kaders van wet- en regelgeving en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Deelt u de mening dat het discriminatieverbod van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens niet mag betekenen dat uitkeringsfraudeurs die bezit verbergen in het buitenland er beter vanaf komen dan net zo laakbare uitkeringsfraudeurs die dit doen in Nederland? Zo ja, hoe kijkt u aan tegen de schokkende uitspraak van de CRvB dat het vermogensonderzoek naar een risicogroep door de gemeente Tilburg niet gebruikt mag worden omdat het naar oordeel van de CRvB heeft gehandeld in strijd met het discriminatieverbod?
Zie antwoord vraag 2.
Welke consequentie heeft de recente uitspraak van de CRvB voor overige fraude-onderzoeken in het buitenland? Wat kunt u doen teneinde te voorkomen dat deze uitspraak het aanpakken van bijstandsfraude bemoeilijkt? Bent u bereid hieraan gevolg te geven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat kunt u doen teneinde gemeenten maximaal bij te staan in het opsporen en bestraffen van internationale uitkeringsfraude? Bent u bereid hier gevolg aan te geven? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in bovengenoemde beantwoording op de Kamervragen van de leden Kuzu en Öztürk (beiden DENK) van 19 december jl. heb aangegeven, zal ik de uitspraak van de CRvB en de gevolgen hiervan alsmede de mogelijkheden die het IBF biedt bij grensoverschrijdende fraude, allereerst onder de aandacht brengen bij gemeenten. Daarnaast wil ik de samenwerking tussen het IBF en gemeenten verbeteren. Ik denk hierbij aan samenwerking tussen het Ministerie van SZW, het IBF, het Kenniscentrum Handhaving en Naleving (KCHN) van de VNG, Divosa en de Beroepsvereniging voor Klantmanagers (BvK).
Deze samenwerking kan worden verbeterd door te verkennen of het mogelijk is om door middel van protocollen of handreikingen en door het geven van advies aan gemeenten, bijvoorbeeld door de SVB, het IBF en het KCHN, vast te stellen op welke wijze steekproeven kunnen worden gedaan die de toets van de CRvB kunnen doorstaan.
De illegale smokkel van Russische olie naar Noord-Korea |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Russische olie via zee naar Noord-Korea gesmokkeld»?1 Kunt u bevestigen dat deze smokkel heeft plaatsgevonden, nu de Amerikaanse regering deze leveranties heeft bevestigd?
Het kabinet is bekend met dit bericht, maar kan de inhoud ervan niet eigenstandig bevestigen. Nederland moedigt meldingen aan van eventuele sanctieschendingen bij het krachtens VN-Veiligheidsraadsresolutie 1718 (2006) opgerichte sanctiecomité. Dit comité, waarvan Nederland dit jaar voorzitter is, is belast met toezicht op de implementatie van het uitgebreide sanctieregime tegen Noord-Korea. Het Expertpanel dat het 1718-Sanctiecomité bijstaat in de uitvoering van zijn mandaat onderzoekt zulke meldingen. Voor Nederland staat vast dat er sprake is van een sanctieovertreding als dit door het Expertpanel wordt geconstateerd. Uit het aanstaande rapport van het Expertpanel, dat medio maart wordt gepubliceerd, zal moeten blijken of het Panel onderzoek heeft gedaan naar deze vermeende schendingen.
Hoe beoordeelt u in algemene zin het leveren van olie in het licht van de sancties door de VN-Veiligheidsraad naar aanleiding van het Noord-Koreaanse raketprogramma?
In algemene zin is Nederland tegen elke levering van olie, indien die in strijd is met VN-Veiligheidsraadssancties. Resoluties van de VN-Veiligheidsraad dienen door alle landen nauwgezet te worden geïmplementeerd. Nederland heeft hiervoor ook actief aandacht gevraagd tijdens de ministeriële bijeenkomst over Noord-Korea die op 15–16 januari in Vancouver plaatsvond. Indien vaststaat dat een land de sancties niet naleeft, moet dat land daarop stevig worden aangesproken.
Deelt u de mening dat geen enkele staat, laat staan een lid van de VN-Veiligheidsraad, zich aan de sancties kan onttrekken?
Ja.
Welke rol kan Nederland, als voorzitter van het comité dat toezicht houdt op de naleving van VN-sancties, in gevallen als deze vervullen?
Volledige en effectieve uitvoering van de sancties is een prioriteit van Nederland als voorzitter van het 1718-Sanctiecomité. VN-lidstaten dienen in hun nationale implementatierapporten aan te geven op welke wijze zij uitvoering geven aan het sanctieregime tegen Noord-Korea. Nederland zet als voorzitter in op robuuste en tijdige rapportage door alle VN-lidstaten en heeft daarvoor op de ministeriële bijeenkomst in Vancouver ook aandacht gevraagd. Daarnaast zal Nederland voorlichtingsactiviteiten organiseren in de relevante regio’s om het complexe sanctieregime inzichtelijker te maken voor overheden en bedrijven. Nederland zal ook landen oproepen om meldingen van eventuele schendingen van sancties aan te kaarten bij het Expertpanel dat het 1718-Sanctiecomité bijstaat.
Bent u tevens bekend met de berichten dat Noord-Korea de voor het fabriceren van raketten noodzakelijke technologie heeft verkregen dankzij Russische hulp?2
Het kabinet heeft kennis genomen van deze zorgelijke berichten, maar kan ze niet eigenstandig bevestigen.
Hoe gaat u het lidmaatschap van de VN-Veiligheidsraad en het voorzitterschap van de VN-sanctiecomité»s benutten om elke vorm van illegale samenwerking met het Noord-Koreaanse regime aan te pakken, teneinde de effectiviteit van de internationale sancties te maximaliseren?
Nederland is voorstander van het opvoeren van de druk op Noord-Korea, mede door volledige implementatie van bestaande sancties door alle landen, met als doel Noord-Korea naar de onderhandelingstafel te krijgen en tot een diplomatieke oplossing te komen. Ook heeft Nederland VN-Veiligheidsraadsresolutie 2379 (2017) verwelkomd, waarin is bepaald dat de Veiligheidsraad zal overgaan tot verdere inperking van export van olieleveranties aan Noord-Korea in geval van een nieuwe kernproef of lancering van een intercontinentale raket. Daarnaast zal Nederland als voorzitter van het 1718-Sanctiecomité speciale aandacht besteden aan wereldwijde sanctie-implementatie, zoals hierboven omschreven in antwoord op vraag 4.
Het bericht 'Te weinig geld voor bijstandsuitkering vluchtelingen' |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Léon de Jong (PVV) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Te weinig geld voor bijstandsuitkering vluchtelingen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het absurd is dat gemeenten miljoenen tekort komen om bijstandsuitkeringen te verstrekken door de groei van het aantal bijstandsontvangers als gevolg van de grote migranteninstroom van de afgelopen jaren?
In 2016 is sprake van een tekort op het budget voor bijstandsuitkeringen. Ongeveer de helft van dit tekort wordt verklaard door de verhoogde instroom van statushouders, die leidt tot een toenemend beroep op bijstand. Het budget voor gemeenten voorziet met één jaar vertraging in dit toenemende beroep. Voor 2016 en 2017 zijn daarom bestuurlijke afspraken gemaakt met VNG. Afgesproken is dat het Rijk gemeenten op aanvraag tegemoetkomt in de extra bijstandskosten middels een voorschot. De verstrekte voorschotten maken geen onderdeel uit van het macrobudget.
Welk percentage vormen de niet-westerse allochtonen in de bijstand? Wat kost dit per jaar? Deelt u de mening dat de oververtegenwoordiging van niet-westerse allochtonen in de bijstand een ongekende druk legt op de houdbaarheid van onze verzorgingsstaat en dat hardwerkende Nederlanders daar iedere dag weer de prijs voor moeten betalen? Zo nee, waarom niet?
In september 2017 ontvingen 273.000 mensen met een niet-westerse migratieachtergrond een bijstandsuitkering. Dit is circa de helft van het bijstandbestand. Exacte gegevens zijn niet beschikbaar, maar dit betreft bij benadering een overeenkomstig deel van de uitgaven aan algemene bijstand. Het kabinet berust er niet in dat deze groep relatief vaak afhankelijk is van de bijstand. Daarom is er door mijn ministerie een programma gestart om de positie van Nederlanders met een migratieachtergrond en statushouders op de arbeidsmarkt te verbeteren met als doel om de participatie te verhogen.
Deelt u voorts de mening dat het zijn van een verzorgingsstaat en het zijn van een immigratieland een onmogelijke combinatie is?
In Nederland wordt er bescherming geboden aan vluchtelingen en als het nodig is kunnen statushouders, net als iedereen, terugvallen op een bijstandsuitkering. Op basis van internationale verdragen kan hierbij geen onderscheid worden gemaakt tussen statushouders en andere ingezetenen. Net als voor Nederlanders in de bijstand geldt voor statushouders een activerend beleid dat gericht is op een snelle uitstroom naar werk. Door de goede economische omstandigheden nemen voor mensen in de bijstand de kansen om uit te stromen naar werk toe. Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten om waar nodig daarbij ondersteuning te bieden. Voorts geldt dat staand beleid reeds is dat verwijtbaar niet voldoen aan de inburgeringsplicht consequenties heeft voor de hoogte van de sociale voorziening. Bovendien geldt dat als ze zich onvoldoende inspannen om de taal te leren, hun bijstandsuitkering wordt verlaagd. Ik zie geen reden om de regels hieromtrent aan te passen.
Bent u bereid maatregelen te nemen teneinde onze verzorgingsstaat te beschermen en houdbaar te houden voor de toekomst en derhalve te bewerkstelligen dat alle bijstandsuitkeringen van statushouders per direct worden ingetrokken en tevens niet meer worden verstrekt aan statushouders en dat alle bijstandsuitkeringen per direct worden ingetrokken van mensen die niet voldoen aan de taaleis dat voorts immigranten pas nadat zij tien jaar in Nederland hebben gewoond en gewerkt en geen strafbare feiten hebben gepleegd eventueel aanspraak kunnen doen op de bijstand en dat de Nederlandse grenzen worden gesloten voor alle asielzoekers en voor alle immigranten uit islamitische landen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat een euro maar één keer kan worden uitgegeven en dat derhalve iedere euro die wordt uitgegeven aan niet-westerse allochtonen uit bijvoorbeeld de bijstandspot niet meer kan worden uitgegeven aan onze eigen mensen en dat dit leidt tot onmiskenbare achterstelling van hardwerkende Nederlanders, ouderen en gehandicapten?
Alle ingezeten van Nederland met een inkomen onder het sociaal minimum kunnen van rechtswege terugvallen op een bijstandsuitkering. Verstrekking hiervan doet niets af aan de rechtspositie van andere ingezetenen. Van discriminatie van welke bevolkingsgroep dan ook is geen sprake. Voorts is het budget dat gemeenten ontvangen voor de financiering van bijstandsuitkeringen niet geoormerkt. Gemeenten hebben een stevige financiële prikkel om het beroep op de bijstand te beheersen. Door de goede economische omstandigheden nemen ook voor mensen in de bijstand de mogelijkheden om uit te stromen naar werk toe. Gemeenten hebben beleidsvrijheid in het besteden van een overschot en het dekken van een tekort. De afweging tussen verschillende beleidsprioriteiten vindt derhalve decentraal plaats.
Kunt u uitsluiten dat de oplopende tekorten, die zijn ontstaan door de hoge migratiestromen de afgelopen jaren, niet zullen leiden tot extra discriminatie van Nederlanders en extra (decentrale) bezuinigingen op de zorg, ouderenbeleid, infrastructuur en zaken die Nederlanders in hun portemonnee raken?
Zie antwoord vraag 6.
Recente ontwikkelingen in de strijd tegen corruptie in Oekraïne |
|
Maarten Groothuizen (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van wetsvoorstel 7440 en het daarmee samenhangende wetsvoorstel 7441, die op 22 december 2017 aanhangig zijn gemaakt bij het Oekraïense parlement?
Ja.
Deelt u de mening dat een onafhankelijke speciale anti-corruptie rechtbank van groot belang is in de strijd tegen corruptie? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Hoe beoordeelt u bovengenoemde wetsvoorstellen in het licht van de aanbevelingen van de Venice Commission van 9 oktober 2017?1
De wetsvoorstellen voor de oprichting van een onafhankelijke anti-corruptie rechtbank zijn gebaseerd op adviezen van de Venetië Commissie van de Raad van Europa, experts van de OVSE en internationale beproefde methoden. Uit analyses van de nu uitgebrachte wetsvoorstellen van internationale organisaties komt naar voren dat niet alle elementen uit de adviezen van de Venetië Commissie zijn overgenomen.
De zorgen hebben met name betrekking op de onafhankelijkheid van selectieprocedures van rechters en het type zaken dat de rechtbank zal behandelen. Zo kan een veto van internationale leden van de selectiecommissie tegen de benoeming van een rechter worden verworpen met een twee derde meerderheid van de Hoge Kwalificatiecommissie, een separaat (Oekraïens) juridisch orgaan, dat benoemingen van rechters moet goedkeuren. De mogelijkheid tot het terzijde schuiven van dit veto is volgens de opstellers van de wet opgenomen om zeker te stellen dat Oekraïne als soevereine staat uiteindelijk als laatste zeggenschap heeft. Daarnaast is er een risico dat de nieuwe anti-corruptie rechtbank wordt overspoeld met kleinere zaken. Het wetsvoorstel definieert grote zaken als zaken met een financiële omvang van ten minste 500 maal het minimuminkomen (zaken met een omvang van ten minste $ 30.000). Dit zou ervoor kunnen zorgen dat de rechtbank niet toekomt aan de daadwerkelijk «grote vissen».
Het kabinet deelt bovengenoemde zorgen. De verwachting is dat deze punten aan de orde zullen komen tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in het parlement. Nederland zal in de bilaterale contacten en internationale gremia het belang van een daadwerkelijk onpartijdig en onafhankelijk Hof, en het opvolgen van de adviezen van de Venetië Commissie blijven benadrukken. Zie ook antwoorden op vragen 8, 9 en 11
Ziet u in de bovengenoemde wetsvoorstellen voldoende waarborgen voor de instelling van een onafhankelijk, onpartijdig rechtscollege belast met het berechten van (grote) corruptiezaken? Zo ja, waarom? Zo nee, welke stappen gaat u nemen om de instelling van een dergelijke rechtbank te bevorderen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het eens met de kritiek van de Oekraïense Niet-Gouvernementele Organisatie ANTAC op wetsvoorstel 7440?2 Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland heeft begrip voor de zorgen van het maatschappelijk middenveld. De praktijk en ervaring leert dat corruptiebestrijding op veel hindernissen stuit, zeker ook in Oekraïne. De kwaliteit van wetgeving is essentieel om voortgang te boeken in de strijd tegen corruptie.
Nederland vindt het van groot belang dat niet alleen de Raad van Europa via de Venetië Commissie, maar ook het maatschappelijk middenveld actief betrokken blijft bij het proces van totstandkoming van de anti-corruptierechtbank, zodat deze rechtbank onafhankelijk en effectief is bij de bestrijding van corruptie. Zie ook het antwoord op vragen 8, 9 en 11.
Deelt u de mening, dat het van groot belang is om bestaande succesvolle onafhankelijke anti-corruptie instituties in Oekraïne te ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Hoe beoordeelt u in dat licht het voortslepende conflict tussen de Oekraïense Procureur-Generaal Lutsenko en het Oekraïense anti-corruptie bureau NABU?
Er is een grijs gebied tussen het mandaat van het Openbaar Ministerie in Oekraïne en het Oekraïense anti-corruptie bureau NABU. NABU moet onafhankelijk kunnen opereren en daarom is het van belang dat NABU zijn mandaat met betrekking tot grote corruptiezaken kan uitvoeren en hierin niet wordt gehinderd door het Openbaar Ministerie. NABU wordt hierin gesteund door hervormingsgezinde krachten, het maatschappelijk middenveld en de internationale gemeenschap.
Welke stappen heeft Nederland, al dan niet in Europees verband, ondernomen in reactie op deze gebeurtenissen?
Nederland stelt het belang van onafhankelijke instituties die corruptie bestrijden systematisch aan de orde tijdens bilaterale contacten met de Oekraïense autoriteiten, in EU-verband en in andere multilaterale fora. Daarbij onderstreept Nederland het belang van voortgang met het invoeren van anti-corruptie hervormingen. Instrumenten zoals het MATRA-programma, het Mensenrechtenfonds en het Accountability Fund worden actief ingezet op Nederlandse prioriteiten. De inzet van deze fondsen is sinds de Maidan en de ratificatie van het Associatieakkoord (nog) sterker gericht op hervormingen op het gebied van goed bestuur, toegang tot een eerlijk proces, vrijheid van media, bescherming van mensenrechtenverdedigers en corruptiebestrijding. De Nederlandse ambassade in Kiev is nauw betrokken bij deze projecten en neemt daarnaast actief deel aan internationaal overleg waarin acties worden afgestemd.
In het kader van het Associatieakkoord voert de EU bovendien een stevige dialoog met Oekraïne over de hervormingsagenda, waarvan corruptiebestrijding een belangrijk onderdeel vormt. De EU-delegatie monitort dit in goed overleg met vertegenwoordigers van de Lidstaten, en trekt hierin samen op met andere partners. Nederland steunt deze inspanningen. Binnen het IMF-programma is de invoering van hervormingen zelfs een harde voorwaarde om leningen te krijgen. Dus ook het IMF houdt de voortgang op dit punt scherp in de gaten.
Kan de Europese Unie een rol spelen in het oplossen van de voortdurende conflicten tussen verschillende Oekraïense opsporingsdiensten en corruptiebestrijders?
Zie antwoord vraag 8.
Heeft u kennisgenomen van het ontslag door het Oekraïense parlement van het hoofd van het comité voor de preventie en bestrijding van corruptiebestrijding Ihor Soboliev? Hoe beoordeelt u dat ontslag?
Ja. De heer Soboliev speelde een actieve rol in het ontwikkelen van het beleid ter bestrijding van corruptie. Internationale organisaties beoordelen zijn ontslag in het licht van andere aanvallen op het Oekraïense anti-corruptie bureau NABU. De verdenking bestaat dat het ontslag van de heer Soboliev politiek gemotiveerd is.
Nederland betreurt deze ontwikkeling en zal met internationale partners blijven volgen welk effect het besluit van het Oekraïense parlement om de heer Soboliev te ontslaan heeft op de bestrijding van corruptie in Oekraïne.
Welke instrumenten heeft u om bestaande en nieuwe anti-corruptie instituties te ondersteunen? Welke rol kunnen de Europese Unie en het IMF daarbij spelen?
Zie antwoord vraag 8.
Tekorten aan huisartsen in de regio |
|
Leendert de Lange (VVD), Aukje de Vries (VVD) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de berichten «Wie wil de huisarts van Balk worden?» in de NRC d.d. 20 december 2017 en het bericht «Acuut tekort aan huisartsen in Leeuwarden: «Het is crisis» in de Leeuwarder Courant» d.d. 30 september 2017?
Ik ben van mening dat iedereen met zijn zorgvraag bij een huisarts terecht moet kunnen. In Nederland hebben wij voldoende huisartsen opgeleid. Mijn ambtsvoorganger heeft de afgelopen jaren zelfs meer opleidingsplaatsen voor huisartsen beschikbaar gesteld dan het Capaciteitsorgaan adviseerde.
Daar waar het lastiger is om een huisarts te vinden, vind ik het een verantwoordelijkheid van de regio om naar een oplossing te zoeken. Zorgverzekeraars hebben hierbij, mede vanwege hun zorgplicht, een belangrijke rol. Zij bemiddelen bijvoorbeeld wanneer een patiënt zich in de situatie bevindt waarbij het niet lukt om een nieuwe huisarts te vinden.
Ik acht het daarnaast van belang dat huisartsen de tijd die zij hebben zoveel mogelijk kunnen besteden aan patiëntenzorg. Hier geven we invulling aan door ons met de sector onverminderd in te blijven zetten op het verlagen van de regeldruk en het bijvoorbeeld mogelijk te maken in de bekostiging dat huisartsen een praktijkmanager kunnen aanstellen voor het overnemen van niet-patiëntgebonden taken. Daarnaast hebben we mogelijkheden gecreëerd dat de huisarts bepaalde vormen van zorg (de relatief eenvoudige zorgvragen en de geprotocolleerde chronische zorg) binnen de eigen praktijk kan overdragen aan praktijkondersteuners, physician assistants en verpleegkundig specialisten. Tot slot dragen goede samenwerkingsafspraken tussen bijvoorbeeld huisartsen, andere eerstelijnszorgverleners en gemeenten er aan bij dat de huisarts er niet alleen voor staat en de patiënt gericht kan verwijzen naar een andere zorg- of hulpverlener. Ik ben met het veld in gesprek over hoe we het beste uitvoering kunnen geven aan de juiste zorg op de juiste plek.
Deelt u de zorg dat patiënten straks mogelijkerwijs geen huisarts meer kunnen krijgen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe wordt voorkomen dat patiënten niet meer bij een huisarts terecht kunnen vanwege bijvoorbeeld een patiëntenstop, dan wel hoe wordt voorkomen dat zittende huisartsen niet overbelast raken?
Zie antwoord vraag 1.
Welke acties ondernemen de zorgverzekeraars teneinde het probleem in de regio op te lossen en tegelijkertijd te kunnen blijven voldoen aan hun zorgplicht?
De preferente zorgverzekeraar in Friesland, De Friesland Zorgverzekeraar (hierna DFZ), heeft mij te kennen gegeven dat zij al een aantal jaren concrete acties onderneemt om de continuïteit van huisartsenzorg op lange termijn te waarborgen. DFZ investeert bijvoorbeeld in de inzet van praktijkmanagers die de samenwerking tussen de praktijken moeten gaan realiseren.
Om de continuïteit in de toekomst verder te borgen zijn er in 2017 op initiatief van DFZ meerdere sessies georganiseerd waarbij alle stakeholders (huisartsen, opleidingsinstituten, gemeente, provincie, waarneemhuisartsen, ROS Friesland en GGD Fryslân) aanwezig waren. Zij streven ernaar om dit voorjaar een gezamenlijk actieplan gereed te hebben dat ingaat op: hoe ziet een moderne huisartsenpraktijk eruit, hoe kan de vestiging van huisartsen worden vergemakkelijkt, hoe kan een huisarts ondersteund worden bij de start van een nieuwe praktijk en welke technologische middelen kunnen worden ingezet. Op korte termijn ondersteunt DFZ zoveel mogelijk bij acute problemen. De afdeling Wachtlijstbemiddeling van DFZ brengt verzekerden (ook van andere verzekeraars) onder bij verschillende huisartsenpraktijken.
Welk overleg voert u met de Landelijke Huisartsenvereniging en de zorgverzekeraars teneinde het tekort aan huisartsen in de regio’s op te lossen?
Op dit moment voer ik geen overleg met de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV) en zorgverzekeraars om specifiek het tekort aan huisartsen in de regio’s op te lossen. Juist ook omdat er landelijk geen tekort aan huisartsen is, maar dat in enkele regio’s problemen met opvolging zich voordoen. De regio is zelf aan zet om het aantrekkelijk te maken dat huisartsen daar willen komen werken. Daarnaast hebben verzekeraars een zorgplicht en daarmee een belangrijk rol in het toegankelijk houden van de huisartsenzorg.
Hoe wordt het overschot en tekort aan huisartsen bijgehouden c.q. gemonitord? Kunt u een overzicht geven van de regio’s waar een tekort aan huisartsen is dan wel een tekort aan huisartsen in de komende vijf tot tien jaar wordt verwacht, en waar er overschotten zijn? Klopt het dat bijvoorbeeld 20% van de 340 Friese huisartsen in de komende zeven jaar stoppen, omdat zij de pensioengerechtigde leeftijd bereiken en de komende tien tot vijftien jaar bijna de helft van de Friese huisartsen verdwijnen en dat eenderde van de 250 Zeeuwse huisartsen de komende jaren met pensioen gaat?
Het Capaciteitsorgaan raamt hoeveel huisartsen er in de (nabije) toekomst landelijk nodig zijn en dientengevolge moeten worden opgeleid, waarbij op landelijk niveau gekeken wordt naar zaken die te maken hebben met de zorgvraag, het zorgaanbod en het werkproces (bijvoorbeeld de takenverdeling binnen de huisartsenpraktijk). Het Capaciteitsorgaan heeft een model ontwikkeld om het aantal benodigde huisartsen zo goed mogelijk te ramen. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van indicatoren zoals de demografie, epidemiologie en sociaal-culturele ontwikkelingen, de openstaande vacatures in de regio, eventuele wachttijden en de NIVEL zorgregistratie wat betreft het aantal fte huisartsen, het huisartstype en het aantal huisartsen per provincie.
Door het NIVEL wordt jaarlijks gerapporteerd over de verhouding tussen het aantal FTE van huisartsen en het aantal inwoners per provincie en per COROP-gebied1. Daarmee wordt zicht gekregen op de vraag of er op dit moment grote tekorten of overschotten zijn aan huisartsen.
Daarnaast biedt de NIVEL Zorgmonitor Krimpgebieden2 de mogelijkheid om de ontwikkeling in het zorggebruik, zorgaanbod en zorgkosten in de krimp- en anticipeerregio’s met elkaar te vergelijken.
Volgens de meest recente peiling van het NIVEL3, was er nauwelijks sprake van verschillen tussen de provincies in het aantal FTE van huisartsen per 10.000 inwoners in 2016. Gemiddeld voor geheel Nederland zijn er 4,3 FTE huisartsen per 10.000 inwoners. Dit varieert van 4,2 FTE per 10.000 inwoners in bijvoorbeeld Zuid-Holland tot 4,7 FTE per 10.000 inwoners in Drenthe. Voor Friesland en Zeeland gaat het overigens om 4,5 FTE per 10.000 inwoners. De huisartsen zijn dus redelijk verspreid over het land en op basis daarvan zijn er zeker geen provincies met grote tekorten of overschotten.
Op COROP-niveau was de regionale spreiding in 2016 eveneens redelijk verdeeld. Voor de 40 COROP-gebieden geldt dat in de meeste van deze gebieden er tussen de 4,2 en 4,4 FTE huisartsen zijn per 10.000 inwoners. De gebieden met het geringste aantal huisartsen zijn Groot Rijnmond, Delft en Westland en de Zaanstreek. Deze hebben alle drie 4,0 FTE per 10.000 inwoners. Gebieden met een relatief groot aantal huisartsen, zijn vaak de wat perifere gebieden, zoals Delfzijl en omgeving (5,5), Zuidwest Drenthe (5,1) en Zuidwest Friesland (5,0).
Uitstroomverwachtingen voor de huisartsen per provincies of regio, zijn geen onderdeel van de jaarlijkse NIVEL-rapportage. Naar aanleiding van deze Kamervragen heeft het NIVEL wel de leeftijdsverdeling van de huisartsen in Friesland en Zeeland vergeleken met de landelijke verdeling. De leeftijdsverdeling van de huisartsen in Friesland blijkt slechts in geringe mate af te wijken van het landelijke gemiddelde. Het aandeel 55-plussers is daar 34%, tegen 31% landelijk. Voor Zeeland geldt daarentegen dat daar momenteel wel sprake is van een opvallend hoog aantal 55-plussers, namelijk 46%. Deze percentages zijn daarbij een grove indicatie van wat er aan uitstroom op basis van pensioen verwacht mag worden in de komende 10–12 jaar.
Klopt het dat niet overal wordt gemonitord of er een overschot of tekort aan huisartsen is? Zo ja, deelt u de mening dat er in ieder geval monitoring moet plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe wordt het tekort aan huisartsen in de regio meegenomen in de brede arbeidsmarktagenda die begin 2018 wordt gepresenteerd? Welke oplossingsrichtingen ziet u daarvoor? Welke maatregelen kunt u inzetten en helpen het huisartsentekort in de regio op te lossen?
De regionale tekorten aan huisartsen maken deel uit van de brede opgave van voldoende goed opgeleide, tevreden en gezonde medewerkers in zorg en welzijn. Zoals ik in mijn brief van 1 december (Kamerstuk 29 282, nr. 292) heb vermeld, vraagt dit om een zorgbrede aanpak. De start van de brede aanpak is gemaakt met de vorming van regionale actieplannen aanpak tekorten. Deze richten zich op de regionale opgave als geheel, en niet specifiek op de tekorten van huisartsen. Wij ondersteunen deze actieplannen financieel via het SectorplanPlus. Werkgevers in zorg en welzijn kunnen al gebruik maken van deze meerjarige subsidie om een impuls te geven aan opleidingsprojecten gericht op onder andere het aantrekken van nieuwe medewerkers en opscholing binnen de organisatie. Deze subsidie is ook toegankelijk voor de huisartsenzorg en zij maken hier reeds goed gebruik van voor bijvoorbeeld het versterken van praktijkondersteuning. Op dit moment werken we aan een verdere versteviging van de aanpak. In het voorjaar van dit jaar zal ik u zoals toegezegd in mijn brief van 1 december een uitgewerkte aanpak doen toekomen.
Op welke wijze speelt bij deze problematiek mee dat 67% van alle huisartsen parttime werkt? Zo ja, is hiervoor een verklaring te geven? Wordt er met de beroepsgroep naar mogelijkheden gekeken teneinde het fulltime werken aantrekkelijker te maken?
Het is niet meer van deze tijd dat je kan verwachten dat alle mensen, en dus ook huisartsen, fulltime werken. Afgelopen tien jaar is het aantal huisartsen met 21% gestegen. Het aantal FTe huisartsen is in diezelfde periode met 9% gestegen. Daaruit blijkt dat in verhouding meer huisartsen parttime zijn gaan werken.
Daarnaast is in de afgelopen tien jaar het aantal vrouwelijke huisartsen sterk gegroeid (75%) en het aantal mannelijke huisartsen gedaald (10%). Ik zie geen reden waarom dit een probleem zou zijn. Het Capaciteitsorgaan houdt in zijn ramingen expliciet rekening met de ontwikkelingen binnen de samenstelling van de beroepsgroep.
Op welke wijze worden huisartsen in opleiding gestimuleerd ervaring op te doen in huisartspraktijken buiten de Randstad? Hoe zou dit verder kunnen worden geïntensiveerd?
Bij inschrijving voor de opleiding moet de betreffende arts een voorkeurslijst van instituten/dependances opgeven. Hoe meer plaatsen op deze lijst worden ingevuld, hoe groter de kans wordt dat de betreffende persoon wordt geplaatst. Wanneer inschrijving niet heeft geleid tot plaatsing op een opleidingsplaats, dan kan de geschikte en niet-geplaatste arts binnen de geldigheidsduur van de selectie-uitkomst nog maximaal één keer meedoen aan de plaatsingsprocedure. Op deze manier worden artsen die de opleiding tot huisarts willen volgen gestimuleerd om opleidingsplaatsen buiten de Randstad op te geven en daar hun opleiding te volgen. Voor 2018 is door de opleidingsinstituten een voorstel gedaan om de opleidingsplaatsen optimaal te spreiden. Hierbij wordt ernaar gestreefd dat de opleidingscapaciteit in relatie wordt gebracht met het inwonertal van een opleidingsgebied. Op korte termijn zal de Huisartsen Opleiding Nederland samen met de Universitair Medische Centra bezien of de opleidingsplaatsen in het Noorden, Oosten en Zuiden nog beter zouden kunnen worden gevuld.
Daarnaast is een aantal concrete voorbeelden te noemen van manieren waarop in bepaalde regio’s buiten de Randstad wordt getracht huisartsen in opleiding aan te trekken. In Zeeland is een aparte website gemaakt om de aantrekkelijkheid van de huisartsopleiding in Zeeland onder de aandacht te brengen. Daarnaast geldt voor een huisarts in opleiding die een opleidingsplaats in Zeeland heeft, dat een deel van de reistijd als werktijd kan worden gezien en hotelovernachtingen kunnen worden gedeclareerd. Huisartsen in opleiding die hun opleiding willen volgen in Zeeuws-Vlaanderen krijgen een toeslag op het salaris, in de hoop dat Zeeuws-Vlaanderen zo goed bevalt dat ze daar willen blijven. Huisartsen in opleiding op de Waddeneilanden krijgen een vergoeding voor extra woonlasten.
Welke oplossingen c.q. mogelijkheden ziet u voor het overschot aan huisartsen in de Randstad voor het invullen van het tekort aan huisartsen in gebieden buiten de Randstad?
Ik heb bij zorgverzekeraars nagevraagd wat zij doen in situaties waarin een tekort aan huisartsen gesignaleerd wordt. Meerdere zorgverzekeraars geven aan het probleem van huisartsen op regionaal niveau te herkennen. Dit speelt zowel in krimpgebieden als in achterstandswijken in grote steden.
Om vestiging in krimpgebieden aantrekkelijker te maken of onder de aandacht te brengen nemen zorgverzekeraars verschillende maatregelen. Ik noem enkele voorbeelden.