De angst bij zorgmedewerkers om aangifte te doen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Mishandelde zorgverleners te bang voor aangifte»1 en het bijbehorende nieuwsbericht in het RTL nieuws?
Ja.
Begrijpt u dat medewerkers in de zorg geen aangifte van geweld durven te doen, omdat zij bang zijn voor de gevolgen als bij de dader bekend wordt wie er aangifte gedaan heeft?
Ja. Daarom bestaan er binnen de kaders van het recht op een eerlijk proces mogelijkheden om in bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden de identiteit van de melder, aangever of getuige af te schermen. Dit is geregeld in de «Handleiding opnemen (deels) anonieme aangifte/verklaring» van het Openbaar Ministerie (OM).
Is het waar dat het Openbaar Ministerie (OM) in principe aangiftes van werkgevers op kan nemen, waarbij van het betrokken personeel alleen personeelsnummers opgenomen worden? Voeren de arrondissementsparketten gelijk beleid bij het behandelen van aangiftes op personeelsnummer?
Het doen van aangifte op (personeels)nummer is mogelijk. Dit heeft recent in een concreet geval bij het Slingelandziekenhuis geleid tot een succesvolle strafzaak.
Gegeven het belang dat wij hechten aan het bevorderen van het doen van aangifte in de zorg, is dit een belangrijk aandachtspunt in het Actieplan Veilig Werken in de zorg dat wij hebben opgesteld met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en sociale partners in de zorg. Daarbij zetten wij zowel in op beschermd aangifte doen als het doen van aangifte door de werkgever.
Tijdens de algemeen overleggen veilig werken in de zorg van 23 mei 2012 en veilige publieke taak van 5 juni 2012 heb ik toegezegd dat er een regeling komt die het mogelijk maakt aangifte op nummer te doen. Deze regeling geldt uiteraard voor alle sectoren van de publieke taak en niet alleen voor de zorg. In september van dit jaar stuur ik u een brief waarin staat hoe ik dit ga doen.
Is het waar dat aangiftes op personeelsnummer vaak niet in behandeling worden genomen? Welke afweging wordt hierbij gemaakt door het OM? Speelt extra werkdruk voor het OM hierbij een rol?
Zie antwoord vraag 3.
Herinnert u zich uw toezegging in het debat naar aanleiding van het verslag van het algemeen overleg op 21 december 2011 met betrekking tot de aangehouden motie-Kuiken/Marcouch2 over aangifte op personeelsnummer? Heeft naar aanleiding hiervan het overleg inmiddels plaatsgevonden? Wat is hiervan de uitkomst?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom wordt de mogelijkheid om anoniem, op personeelsnummer, aangifte te doen niet genoemd in het actieplan «Veilig werken in de zorg», dat u op 22 maart 2012 naar de Kamer heeft gestuurd?
Zie antwoord vraag 3.
Wilt u ervoor zorgen dat medewerkers in de zorg, die een reële angst ervaren als hun naam opgenomen wordt in een aangifte van geweld, voor 1 september 2012 overal door hun werkgevers in staat gesteld worden om met personeelsnummer aangifte te doen? Hoe gaat u dit nieuwe beleid richting de zorgsector bekend maken, zodat de angst voor het doen van aangifte vermindert?
Zie antwoord vraag 3.
Vermijdbare sterfte in de zorg en het Kinderformularium |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het waar dat het Kinderformularium per 1 juli 2012 gaat verdwijnen omdat overheid, ziekenhuizen en zorgverzekeraars dit project niet meer willen financieren?1
Ik heb gehoord van het mogelijk opheffen van het Kinderformularium per 1 juli as. Mijn ministerie is hier echter niet rechtstreeks bij betrokken, aangezien er vanaf het verlenen van de subsidie in 2008 slechts sprake is geweest van een startsubsidie. Mijn ambtsvoorganger heeft daarbij aangegeven dat het Nederlands Kenniscentrum voor Farmacotherapie bij Kinderen (NKFK) zelf financiering zou zoeken voor de continuering van het Kinderformularium. Ziekenhuizen zijn tot nu toe niet betrokken geweest bij de financiering van het formularium. Zorgverzekeraars alleen incidenteel (zie antwoord op vraag 1).
Hoe vaak wordt het Kinderformularium per jaar geraadpleegd? Door wie?
Kinderartsen en ziekenhuisapothekers raadplegen dit formularium het meest. Anderen onder wie openbare apothekers, andere medische specialisten en huisartsen raadplegen het formularium eveneens. Het Kinderformularium wordt dagelijks (op werkdagen) ongeveer 4000 keer geraadpleegd en op jaarbasis ongeveer 800 000 keer. Deze gegevens zijn afkomstig van het Nederlands Kenniscentrum voor Farmacotherapie bij Kinderen (NKFK).
Hoe wordt het Kinderformularium nu precies gefinancierd? Kunt u aangeven welke argumenten worden gebruikt om de financiering stop te zetten?
Tot nu toe heeft het Ministerie van VWS het Kinderformularium gefinancierd met een subsidie ter hoogte van € 950 000 in totaal over een reeks van jaren. De afspraak was, vanaf het begin van de verlening van deze subsidie, dat het een projectsubsidie of startsubsidie betrof en dat het NKFK voor de continuering andere partijen zou zoeken. Het in totaal uitgegeven bedrag is € 1,3 miljoen. Het verschil wordt veroorzaakt doordat in 2010 en 2011 het Innovatiefonds Zorgverzekeraars en de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) financieel hebben bijgedragen.
Is het waar dat een bedrag van € 300 000 voldoende is om het voortbestaan van het Kinderformularium mogelijk te maken?
Volgens de gegevens van het NKFK is het benodigde bedrag € 200 000.
Welk deel van de medische missers betreft kinderen? Welk deel daarvan betreft medicatiefouten, verkeerde doseringen of elkaar nadelig beïnvloedende medicatie (interacties)? Deelt u de mening dat het waarschijnlijk is dat dit soort fouten vaker voor zal gaan komen als het Kinderformularium verdwijnt?
Ik heb geen kwantitatieve gegevens over medicatiefouten, verkeerde doseringen of nadelige interacties tussen de verschillende geneesmiddelen die aan kinderen worden voorgeschreven. Het is een logische veronderstelling dat de kans op het ontstaan van deze fouten zal toenemen indien het Kinderformularium verdwijnt.
Deelt u de mening dat het Kinderformularium onmisbaar is voor veilige medicatie? Zo ja, vindt u dat het voortbestaan van het Kinderformularium een noodzakelijke bijdrage levert aan uw beleid om het aantal medische missers met 50 procent te reduceren?
Ik ben het met u eens dat dit formularium onmisbaar is voor het veilig voorschrijven van geneesmiddelen aan kinderen en bijdraagt aan het terugdringen van medicatiefouten.
Bent u bereid om zo snel mogelijk in overleg met de convenantpartijen achter het Kinderformularium (Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP), Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK), Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA) en Nederlands Kenniscentrum Farmacotherapie bij Kinderen (NKFK) in overleg te treden en tot een oplossing te komen? Welke bijdrage wilt u zelf leveren aan het voortbestaan van het Kinderformularium?
Ambtelijk overleg hierover heeft al eerder dit jaar plaatsgehad met de genoemde partijen (met uitzondering van de NVZA). Daarnaast heeft ook ambtelijk overleg plaatsgevonden met ZN, met individuele zorgverzekeraars en met de NFU. De KNMP heeft, als enige partij tot nu toe, financiële steun toegezegd. Het NKFK overlegt nu verder met de bovengenoemde en nog enkele andere partijen.
Deelt u de mening dat het benodigde bedrag van € 300 000 eenvoudig betaald zou kunnen worden uit bijvoorbeeld de in het Budgettair Kader Zorg (BKZ) veel te hoog geraamde kosten voor geneesmiddelen voor 2012, die dankzij preferentiebeleid en uit patent lopen van geneesmiddelen veel lager uitvallen dan werd verwacht? Zo ja, wilt u toezeggen het voortbestaan van het Kinderformularium te garanderen en de Kamer daarover berichten? Zo nee, waarom bent u niet bereid een relatief kleine bijdrage te leveren aan een veilige medicatie voor kinderen?
Ik ben bereid tot een financiering van het NKFK gedurende de overbruggingstijd die nodig is om de partijen met elkaar tot overeenstemming te laten komen over hoe zij onderling gaan afspreken het voortbestaan van het Kinderformularium te garanderen. Ik geeft partijen hiertoe tot maart 2013 de tijd. Ik ben geen voorstander van een structurele financiering door de overheid omdat er dan een instellingssubsidie wordt gecreëerd. De verantwoordelijkheid voor het veilig voorschrijven van geneesmiddelen aan kinderen ligt primair bij de beroepsgroepen, maar is in feite ook van groot belang voor de zorgverzekeraars en de zorginstellingen. Deze partijen hebben laten weten dat zij het Kinderformularium een belangrijk instrument vinden bij het veilig voorschrijven. Ik ga ervan uit dat zij bereid zijn onderling afspraken te maken over het garanderen van het voortbestaan van het Kinderformularium.
De vergoeding van IVF |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Het u kennisgenomen van voorstellen om de vergoeding van IVF-behandelingen te beperken tot vrouwen jonger dan 41 jaar?1 Wat is uw mening hierover?
Ja. Naar aanleiding van het Regeerakkoord, mijn toezegging alternatieven te onderzoeken en de motie (32500 XVI, nr. 46) zijn met betrokken partijen alternatieve maatregelen ontwikkeld. Zo, ook de optie om een leeftijdsgrens te gaan hanteren voor de vergoeding van IVF-behandelingen. Dit is ingebracht door de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG), waarvan de voorzitter op 13 mei in Brandpunt het door u aangehaalde voorstel toelichtte. Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) heeft deze en de andere alternatieven getoetst en hierover advies uitgebracht. In mijn brief van 22 juni 2012 heb ik de Kamer hierover geïnformeerd en de adviezen van het CVZ meegezonden. In deze brief geef ik aan dat ik heb besloten om de aanbevelingen van het CVZ om een leeftijdsgrens van drieënveertig jaar voor ivf en alle andere vruchtbaarheidsbehandelingen in te voeren. Ik verwijs voor verdere details naar deze brief.
Herinnert u zich uw toezegging om bruikbare voorstellen nader te onderzoeken en in mei 2012 een besluit te nemen over het continueren van de vergoeding van drie IVF-behandelingen? Bent u voornemens drie IVF-behandelingen te blijven vergoeden?
Ja. Zie ook antwoord bij 1. De maatregelen die ik voorstel bieden gezamenlijk voldoende besparingspotentieel om te dienen als alternatieve dekking van de besparingsopgave van 30 miljoen en leveren daarbij substantiële doelmatigheid- en kwaliteitswinst op. Hierdoor blijft de collectieve vergoeding van drie IVF-behandelingen in stand. De voorstellen zijn tevens verwerkt in het ontwerpbesluit zorgverzekeringen 2013.
Wat is de opbrengst van het doelmatiger voorschrijven van geneesmiddelen voor vruchtbaarheidsbehandelingen?
Het CVZ geeft aan dat maatregel «doelmatig gebruik medicatie» door middel van het voorschrijven van een kleinere dosis maximaal 10 miljoen kan opbrengen. Daarnaast zijn er besparingen te realiseren door middel van het vaker voorschrijven van urinaire middelen in plaats van recombinantpreparaten. Volgens het CVZ-advies is het maximale besparingspotentieel daarvan circa 8 mln. Het doelmatig voorschrijven zou kunnen worden versterkt door overheveling van gonadotrofines naar het ziekenhuiskader, waardoor ziekenhuizen verantwoordelijk worden voor de inkoop van deze middelen. Dat is evenwel niet voor 1 januari 2014 te realiseren. Dit hoeft echter het behalen van de beoogde besparingen niet in de weg te staan. Als daadwerkelijk overgegaan wordt tot het voorschrijven van een kleinere dosis, conform de afspraak, en vervanging van recombinantvarianten door urinaire preparaten wordt de beoogde besparing bereikt. Dit zal uit de monitor blijken.
Op welke wijze zouden IVF-behandelingen doelmatiger plaats kunnen vinden? Welke wijzigingen ten opzichte van de huidige gang van zaken zijn daarvoor aangewezen? Welke kostenbesparing zou hiermee kunnen worden behaald?
Hiervoor verwijs ik u naar mijn brief van 22 juni 2012 en de bijgevoegde rapporten van het CVZ.
Deelt u de mening dat het niet verstandig is om de vergoeding van IVF stop te zetten, omdat dit zou betekenen dat mensen die het kunnen betalen dan uitwijken naar het buitenland en het waarschijnlijk is dat het grotere aantal meerlingzwangerschappen dat hierdoor zou ontstaan ook tot hogere zorgkosten zal leiden?
Ik heb niet besloten tot het stopzetten van de vergoeding van IVF.
Deelt u de mening dat het niet eerlijk en niet fatsoenlijk is om de vergoeding voor IVF te beperken, omdat vrouwen die een kinderwens hebben niet voor hun plezier IVF ondergaan en IVF gezien dient te worden als een medisch noodzakelijke behandeling?
De vergoeding van IVF wordt niet beperkt. Er worden ook per 1 januari 2013 nog steeds drie pogingen vergoed. Wel worden er maatregelen getroffen zodat ivf doelmatiger en kwalitatief beter wordt uitgevoerd. Dat geldt ook voor de daarbij behorende medicatie. Met de introductie van een leeftijdsgrens van 43 jaar wordt rekening gehouden met het einde van de vruchtbare levensfase. Het CVZ heeft dit in het recente rapport dat ik aan de Kamer gestuurd heb nader onderbouwt.
Contact met de alcohol en tabakslobby |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen van 12 april 20121 en tijdens het vragenuur van 15 mei 2012?
Ja.
Herinnert u zich de toezegging tijdens het vragenuur van 25 oktober 20112 dat u alle contacten met de alcohol- en tabakslobby openbaar zou maken? Zo ja, waarom hebt u dit niet met betekenisvolle gegevens voor beide sectoren gedaan?
Begrijpt u dat niet alle details noodzakelijk zijn, maar betekenisvolle informatie en dat het geheel uitblijven hiervan de controle onmogelijk maakt?
Waarom geeft u de Kamer geen betekenisvolle informatie over contacten met de alcohol- en tabakslobby, maar stuurt u vage en nietszeggende lijstjes over gesprekken, maar niets over inhoud?3
Waarom verwijst u in bovengenoemde antwoorden op vragen om informatie te ontvangen over contact met de lobby naar een WOB-verzoek (Wet Openbaarheid van Bestuur)? Deelt u de mening dat Kamerleden recht hebben op informatie en niet afhankelijk mogen zijn van een WOB-procedure van een journalist?1
Waarom is gestopt met het maken van verslagen van directeurenoverleggen alcohol? Vindt u dit transparant?
Waarom worden geen verslagen gemaakt met betekenisvolle informatie van gesprekken met de tabakslobby? Acht u dit transparant?
Waarom worden er geen gespreksverslagen gemaakt van bijeenkomsten en gesprekken tussen uw ministerie en de alcohol- en tabakslobby, zoals dat in Europa wel gebeurt?
Is het waar dat onder uw verantwoordelijkheid door ambtenaren bezoeken zijn gebracht aan een sigaretten- en bierfabriek? Zo ja, waarom vermeldt u dit niet?
Waarom bent u van mening dat u transparant bent over de contacten met de alcohol- en tabakslobby, terwijl er geen betekenisvolle gespreksverslagen met conclusies zijn?
Herinnert u zich uw antwoorden op vragen waarin u erkent dat u als verantwoordelijk minister volgens het FCTC-verdrag (Framework Convention on Tobacco Control) transparant moet zijn over contacten met de industrie? Vindt u dat u hieraan met de gebruikte vage bewoordingen voldoet?4
Bent u bereid vanaf nu lobbygesprekken tussen uw ministerie en de alcohol- en tabakslobby vast te leggen in een gespreksverslag, met daarbij de getrokken conclusies en betekenisvolle uitspraken? Zo nee, waarom niet?
Praat u als minister van volksgezondheid met de alcoholindustrie over preventie en alcohol en tegelijk als minister van sport met dezelfde alcoholindustrie over sponsoring van sportevenementen?
Vertegenwoordigers van de alcoholindustrie, maar ook van de retail, de horeca, de GGD, de gemeenten en het Trimbos-instituut maken allen deel uit van het DOA-overleg op ambtelijk niveau. Momenteel wordt er in een reeks strategische sessies gewerkt aan een gezamenlijke ambitie om verantwoord alcoholgebruik te stimuleren en daarop toe te zien. Daaronder valt ook de dimensie van alcoholgebruik bij sportevenementen. Zodra de conclusies van deze strategische werkgroep beschikbaar zijn zullen deze aan de Kamer worden toegezonden.
Daarnaast vond er op 11 april jl. een Ronde Tafel «Alcoholgerelateerde Overlast» plaats, waarvan ik in het AO Alcoholbeleid van 9 februari 2012 had toegezegd deze te zullen organiseren. Daaraan heeft STIVA als vertegenwoordiger namens de alcoholindustrie deelgenomen. Het verslag van deze bijeenkomst zal nog deze maand aan de Kamer worden toegezonden.
Het artikel “De Slavische slavencontracten” en de handel in jonge voetballers |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het artikel « De Slavische slavencontracten»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u dit artikel? Hoe beoordeelt u dergelijke contracten?
Op basis van een artikel kan ik geen oordeel geven over specifieke situaties zoals in het artikel beschreven. In zijn algemeenheid ben ik van mening dat van betrokken partijen verwacht mag worden dat zij bestaande sportregels en regels van goed fatsoen in acht nemen.
Op grond van FIFA- en KNVB-regelgeving mag een spelersmakelaar slechts de belangen behartigen van een speler of club indien hiertoe een schriftelijke overeenkomst is gesloten met de desbetreffende partij. Het is niet toegestaan een dergelijke overeenkomst te sluiten met een duur langer dan twee jaar. Een verlenging van de schriftelijke overeenkomst is mogelijk, maar wederom voor maximaal twee jaar. Het is aan de nationale bond die een licentie verstrekt aan een spelersmakelaar om controle hierop uit te oefenen en maatregelen te treffen indien niet aan de regelgeving wordt voldaan. In dit specifieke geval zou dat de Zwitserse voetbalbond zijn.
Hoe beoordeelt u het feit dat de landskampioen voetbal overweegt een minderjarige speler aan te trekken die wordt uitgebuit door zijn makelaar? Bent u met financieel directeur, Jeroen Slob, van mening dat het niet aan de club is om een ethische afweging te maken als zij jonge spelers in dienst wil nemen, of ziet u wel een verantwoordelijkheid voor clubs als zij jonge spelers onder contract willen stellen? Zo ja, hoe ziet die verantwoordelijkheid eruit? Zo nee, waarom niet?
Clubs zouden niet moeten willen werken met spelers die aan wurgcontracten gebonden zijn. Ik vind het de verantwoordelijkheid van de clubs om niet alleen naar de sportieve en de daarmee samenhangende financiële belangen te kijken maar ook de mogelijke maatschappelijke voorbeeld functie die van het voetbal kan uitgaan in hun handelen moeten betrekken.
Is de houding van Ajax aanleiding voor nader overleg met de KNVB? Zo ja, op welke termijn vindt dit overleg plaats en bent u bereid om de Kamer te informeren over de uitkomsten van dit overleg? Zo nee, waarom niet?
De KNVB heeft aangegeven dat geregeld met de clubs over spelersmakelaars en de regelgeving dienaangaande gesproken wordt. Aangelegenheden zoals in het artikel beschreven komen in deze overleggen aan de orde.
Ik zie daarom geen aanleiding voor nader overleg met de KNVB.
Welke waarde hecht u aan de opmerking in het artikel dat alle ploeggenoten van de toen veertienjarige voetballer al een zaakwaarnemer hadden? Deelt u de mening dat de handel in jonge spelers bestreden moet worden? Heeft u zicht op de omvang van het «zaakwaarnemen» voor zeer jonge spelers? Zo ja, om hoeveel spelers gaat het in Nederland? Zo nee, bent u bereid hiernaar onderzoek te doen?
Het is niet duidelijk in welke context de betreffende opmerking is gemaakt en of en in hoeverre deze opmerking feitelijk juist is. Duidelijk voor mij is wel dat handel in jonge spelers ten principale verwerpelijk is en door betrokkenen bestreden moet worden. De KNVB is zeer alert op berichtgeving in de media dan wel op andere signalen over spelers jonger dan 16 jaar die zouden worden begeleid door spelersmakelaars. Als hier aanleiding toe bestaat wordt een onderzoek ingesteld en kan een sanctie volgen. Dit is in het verleden een aantal keer voorgekomen.
Wat betreft het aantal contracten heeft de KNVB alleen zicht op die contracten die de KNVB ontvangt van spelersmakelaars betreffende spelers vanaf 16 jaar. Dat geldt niet voor de omvang van het «zaakwaarnemen» voor zeer jonge spelers. Ik zie overigens geen aanleiding om hier nader onderzoek naar in te stellen.
Op welke wijze worden uit binnen- en buitenland afkomstige jonge spelers in Nederland beschermd tegen wurgcontracten en uitbuiting door spelersmakelaars? Bent u van mening dat deze bescherming adequaat is? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hier aan doen?
Zoals gezegd heeft de KNVB (als enige bond) in haar regelgeving opgenomen dat een spelersmakelaar zich moet onthouden van activiteiten en werkzaamheden voor zover het spelers jonger dan 16 jaar betreft. Ook moet in het spelerscontract worden aangegeven welk bedrag de makelaar heeft ontvangen voor de betreffende transfer zodat (ook) de speler hier een goed inzicht in krijgt.
Indien er een geschil is tussen speler en makelaar over een bepaling uit het contract, kan dit worden voorgelegd aan de arbitragecommissie van de KNVB of aan de FIFA indien het een internationaal geschil betreft. Spelersmakelaars die een licentie van de KNVB hebben verkregen, moeten de contracten ter registratie aan de KNVB voorleggen. Indien hierin bepalingen staan die strijdig zijn met de regelgeving, dan onderneemt de KNVB actie.
Verder is het aan partijen wat zij af willen spreken in een contract. Een speler heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid, net als zijn ouders (indien het minderjarige spelers betreft). Ik heb vertrouwen in de in ons land geldende regelgeving en de rol van de KNVB daarin. Ik ben verder niet van plan om in de individuele vrijheid van spelers en hun ouders te treden.
De nieuwe kritiek op het psychiatrische handboek DSM-5 |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Nieuw handboek psychiatrie is onverantwoord»?1
Zoals ik in mijn beantwoording van de Kamervragen van mevrouw Wolbert (2011Z16003) al heb gesteld, wil ik geen beleidsmatig oordeel vellen over de herziening van de Diagnostic and Statistical Manual (DSM) op basis van een artikel in de Volkskrant. Het is aan de American Psychiatric Association (APA) om, zoals gebruikelijk, wereldwijd expertgroepen van beroepsbeoefenaren te raadplegen, die gezamenlijk het classificatiesysteem up to date houden. Daar waar dit leidt tot onderlinge controverse zullen zij zelf moeten zorgen voor een passende oplossing, die recht doet aan de wetenschappelijke stand van zaken en die eenduidige toepassing van de DSM in de praktijk mogelijk maakt.
Vindt u het zorgwekkend dat na de eerdere kritiek over de belangenverstrengeling er nu ook inhoudelijke kritiek wordt geleverd door iemand uit de DSM-5 werkgroep?
Zie antwoord vraag 1.
Acht u het verantwoord dat zorgverzekeraars hun vergoeding gaan baseren op DSM-5? Zo ja, kunt u dat toelichten?
Zoals ik eerder in de beantwoording van de Kamervragen van mevrouw Wolbert heb gemeld, zal ik kritisch kijken naar eventuele gevolgen van herziening van de DSM voor het verzekerde pakket en gepast gebruik hiervan. Ik deel met u de opvatting dat onnodige medicalisering moet worden voorkomen. Zowel uit het oogpunt van kwaliteit van zorg als van kostenbeheersing. Eventuele toename van te vergoeden behandeling is in beginsel niet (eenzijdig) afhankelijk van het door professionals gehanteerde classificatiesysteem. Voor vergoeding van behandeling voor psychiatrische patiënten is binnen het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw) het basispakket leidend. Hiervoor moet duidelijk zijn wanneer er sprake is van onbetwistbare geneeskundige ggz en wanneer van niet-noodzakelijke vormen van ggz-zorg.
Vandaar dat aan het CVZ is gevraagd om in haar pakketadvies:
Inmiddels is het eerste deel van het pakketadvies voor de geneeskundige ggz gepubliceerd, dat ingaat op de nadere invulling van aanspraken. Publicatie van een tweede advies staat voor december 2012 gepland. Hierin zal worden ingegaan op de andere twee punten. Op basis hiervan zal ik zonodig mijn beleid aanpassen.
Deelt u de mening dat DSM-5 zal leiden tot een nieuwe epidemie aan valse diagnosen, overmedicalisering en kostenstijging binnen de geestelijke gezondheidszorg (ggz)?
Zie antwoord vraag 3.
Ziet u mogelijkheden om de invoering van DSM-5 in Nederland tegen te houden en een vereenvoudigd DSM-4 te gaan gebruiken, zoals hoogleraar Roel Verheul voorstelt?
Zie antwoord vraag 3.
Het artikel 'Sionsberg gaat geboortezorg afbouwen' |
|
Margreeth Smilde (CDA), Sander de Rouwe (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Sionsberg gaat geboortezorg afbouwen»?1
Om klinische verloskunde op een verantwoorde wijze te kunnen leveren is het van belang aan de geldende normen voor kwaliteit en bereikbaarheid te voldoen. De IGZ heeft aangegeven dat de (acute) zorg in de Sionsberg op onderdelen onvoldoende aan de randvoorwaarden van kwaliteit van zorg voldeed en heeft de Raad van Bestuur van het ziekenhuis gevraagd om een toekomstbestendig zorgbeleidsplan op te stellen. Daarop besloot de Raad van Bestuur van de Sionsberg in het najaar van 2011 tot een nieuw en toekomstbestendig zorgprofiel zonder acute zorgfunctie en zonder klinische verloskunde. Een belangrijke reden voor dit besluit was dat het de Sionsberg al sinds jaren niet goed lukt om een continue bezetting te garanderen van voldoende en deskundig medisch en verpleegkundig personeel, ook tijdens avond-, nacht- en weekenddiensten. Het beëindigen van de klinische verloskunde was daarmee onontkoombaar. De IGZ en zorgverzekeraar De Friesland hebben het zorgbeleidsplan in januari 2012 goedgekeurd onder de conditie dat er een aanvullend plan voor de geboortezorg moest worden gemaakt waarin de klinische verloskunde op zorgvuldige wijze wordt afgebouwd, conform het door de raad van bestuur gekozen zorgprofiel. Dit plan diende voor 1 mei 2012 gereed te zijn. Het plan voor de geboortezorg dat de Sionsberg recent heeft besproken met de zorgverzekeraar en IGZ gaat uit van het bieden van volledige klinische verloskundige zorg en is daarmee niet in overeenstemming met het, door het ziekenhuis gekozen zorgprofiel, waarin immers geen acute zorgfunctie resteert. In de komende weken zal een onafhankelijke werkgroep voorstellen doen hoe de geboortezorg in Noordoost Friesland op een verantwoorde wijze geleverd kan worden. De voorstellen van de werkgroep dienen aan te sluiten bij de bereikbaarheids- en kwaliteitsnormen, de zorgplicht van de verzekeraar en de regiospecifieke behoefte.
Wat betekent dit besluit voor de toegankelijkheid van de (acute) klinische verloskundige zorg in het adherentiegebied van ziekenhuis De Sionsberg in Dokkum? Wordt voldaan aan de norm van 45 minuten?
In aansluiting op het besluit van de het bestuur van de Sionsberg om te kiezen voor een nieuw en toekomstbestendig (acute) zorgprofiel heeft de zorgverzekeraar de Friesland eind 2011 extra ambulancevoorzieningen getroffen, waaronder een extra ambulancepost geplaatst in Metslawier. Hierdoor is de 45 minuten norm niet in het geding. Gezien de specifieke geografie in het gebied en de eventuele risico’s die dat met zich meebrengt voor mensen die aan de randen van het gebied wonen is het wel van belang dat verder wordt ingezet op gezamenlijk overleg tussen eerste en tweede lijn, goede overdracht en tijdige verwijzing naar het ziekenhuis.
Deelt u de opvatting dat iedereen in Nederland recht heeft op goede en volwaardige geboortezorg, inclusief inwoners van dunbevolkte gebieden, zoals Noordoost Fryslân?
Ja, het recht op goede en volwaardige geboortezorg is juist één van de redenen dat het aanbod van klinische geboortezorg in de Sionsberg zal moeten stoppen. Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 1.
Zijn de eerstelijns verloskundigen betrokken bij de plannen, aangezien de eerste- en tweedelijn naadloos op elkaar moeten aansluiten?
Vertegenwoordigers van twee eerstelijns verloskundigen praktijken in de regio waren betrokken bij de plannen die het ziekenhuis zou maken voor een verantwoorde afbouw van de tweedelijns verloskunde in Dokkum. Dit overleg heeft zoals nu blijkt niet geleid tot een plan voor verantwoorde afbouw, maar tot een rudimentair plan voor het behoud van de tweedelijns verloskunde dat niet in overeenstemming is met de geldende eisen voor verantwoorde zorg. Immers voor de tweedelijns verloskunde is een ziekenhuis nodig met voldoende capaciteit aan personeel en 7x24 uur beschikbaarheid van acute zorgfuncties. In de uitwerking van de nieuwe voorstellen door de onafhankelijke werkgroep zullen ook de verloskundigen weer worden betrokken.
Welke eisen stelt u aan toekomstige plannen voor de borging van geboortezorg in Noordoost Fryslân? Wanneer is er duidelijkheid over de uitwerking hiervan, en wat is de rol van de Inspectie bij de verdere planontwikkeling? Wordt het College voor Perinatale Zorg hierbij betrokken?
Naast de landelijk geldende eisen voor kwaliteit en bereikbaarheid dienen de plannen ook in overeenstemming te zijn met de specifieke behoeften in de regio en de mogelijkheden van het ziekenhuis zelf. De bestuurders van het ziekenhuis de Sionsberg en zorgverzekeraar De Friesland hebben zich samen verantwoordelijk verklaard voor een snelle oplossing voor de huidige impasse. Zo is er een onafhankelijke werkgroep ingesteld die naar verwachting in juni met concrete voorstellen voor een definitieve en toekomstbestendige oplossing voor Noordoost Friesland komt. Hierbij wordt ook het College voor Perinatale Zorg betrokken. Deze oplossing moet garanderen dat bevallingen nog steeds veilig kunnen plaatsvinden in deze regio. De Inspectie toetst het plan, nadat dat is vastgesteld door partijen, aan de normen voor kwaliteit en bereikbaarheid.
Passen deze plannen in de opdracht die het College voor Perinatale Zorg op grond van de motie Arib/Smilde2 kreeg om voor 1 januari 2012 een landelijk dekkend netwerk van eerste- en tweedelijnsverloskunde te realiseren? Zo ja, hoe?
De motie verzoekt de regering het College Perinatale Zorg (CPZ) op te dragen voor 1 januari 2013 een landelijk dekkend netwerk van regionale zorgstandaarden voor geboortezorg te presenteren. De huidige verloskundige samenwerkingsverbanden (VSV) worden met andere woorden uitgebreid naar regionale samenwerkingsverbanden. Het CPZ werkt momenteel aan een checklist die beschrijft waar de regionale samenwerkingsverbanden aan moeten voldoen. Deze checklist is een startdocument en is opgesteld aan de hand van de conclusies van het Stuurgroepadvies en wordt nu al gebruikt om regionale samenwerkingsverbanden te ondersteunen en te toetsen. Van belang is dat in de regionale samenwerkingsverbanden de acute verloskundige zorg georganiseerd dient te zijn als onderdeel van de regionale keten van zorg bij zwangerschap en geboorte. Het CPZ geeft op dit moment advies bij de planvorming in onder andere Dokkum en Meppel en zal beoordelen in hoeverre deze plannen in overeenstemming zijn met de conceptchecklist voor regionale samenwerkingsverbanden.
Het bericht dat alsnog sluiting dreigt van de spoedeisende verloskunde in ziekenhuis De Sionsberg |
|
Nine Kooiman , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op berichten dat in overleg tussen de Raad van Bestuur van De Sionsberg, de Friesland Zorgverzekeraar en de Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) is besloten om de klinische tweedelijns geboortezorg te beëindigen?1
Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 1 van de Kamervragen van het lid Smilde en De Rouwe (2012Z09631, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2591).
Herinnert u zich nog dat u applaus kreeg toen u tijdens een recent debat stelde dat afstand en bereikbaarheid bij de acute verloskundige zorg «ongelooflijk belangrijk» zijn en dat u niet wilt dat het landelijk gebied voor wat betreft deze zorg verschraalt? Wat mogen de mensen die toen voor u hebben geapplaudisseerd van u verwachten nu de verloskunde in Dokkum dreigt te verdwijnen? Wilt u uw antwoord toelichten?2
De aanleiding van het onder de loep nemen van de geboortezorg in Nederland was de relatief hoge babysterfte die wij in vergelijking met andere landen hadden. De Tweede Kamer heeft daarop ook sterk aangedrongen. Voor alle verloskundige zorg in Nederland is het derhalve van belang dat deze voldoet aan de normen voor bereikbaarheid én kwaliteit. Aangezien de verloskundige zorg, zoals ik in antwoord op vraag 1 beschrijf, niet op verantwoorde wijze in De Sionsberg kan worden aangeboden, zal naar alternatieve oplossingen moeten worden gezocht. Om die reden heeft de IGZ het ziekenhuis verzocht een zorgbeleidsplan op te stellen. Het is aan De Sionsberg om in overleg en afstemming met de zorgverzekeraar tot een toekomstbestendige oplossing voor de regio te komen. De IGZ zal de uiteindelijke plannen toetsen aan de geldende normen voor kwaliteit en bereikbaarheid. Daarnaast heb ik in het debat aangegeven samen met kleine ziekenhuizen en de IGZ te bezien of er ook extra tussenvormen/voorzieningen van zorg mogelijk zijn. Ook deze tussenvormen zullen moeten voldoen aan kwaliteitseisen van de inspectie.
Wat is uw reactie op de waarschuwing van medisch-specialisten van De Sionsberg voor toenemende sterfgevallen onder moeders en kinderen en het onmogelijk maken van veilig thuis bevallen? Wilt u deze waarschuwingen serieus nemen en de ziekenhuisbestuurders, de zorgverzekeraar en de IGZ terugfluiten? Zo nee, waarom niet?
De medisch specialisten verwijzen in hun reactie naar een onderzoek dat het Erasmus Medisch centrum uitvoerde voor de Stichting Algemene Ziekenhuizen. De volledige conclusie van dit onderzoek luidt echter: Concentratie van ziekenhuizen volgens het «kleinste eerst» scenario (scenario 1) verdubbelt de gemiddelde reistijd van zwangeren, en verhoogt de sterfte met 10%. Als de kleinste ziekenhuizen worden gesloten, onder vermijding van het gelijktijdig sluiten van meerdere ziekenhuizen in rurale gebieden (scenario 2), neemt de sterfte juist licht af. Dit is precies de reden dat de IGZ vorig najaar aan het ziekenhuis heeft aangegeven dat de verloskunde niet direct kon sluiten maar dat er eerst een goed plan voor een verantwoorde overgangssituatie in de regio opgesteld diende te worden.
Daarnaast wil ik aangeven dat het zeer onwenselijk zou zijn om, als de IGZ oordeelt dat zorg niet aan de kwaliteitseisen voldoet, dit oordeel als politiek in de wind te slaan door de IGZ terug te fluiten. De kerntaak van de IGZ is toezicht te houden op kwaliteit en daar moet de politiek niets aan af willen doen.
Wat is de betrokkenheid van de IGZ, die opereert onder uw verantwoordelijkheid, bij deze sluitingsplannen? Waarom werkt de IGZ mee aan de ontmanteling van De Sionsberg, terwijl dit ziekenhuis het laagste sterftecijfer heeft in de regio? Welke belangen dient de IGZ hier, en waarom handelt zij in strijd met uw opvatting over de bereikbaarheid van geboortezorg?
De IGZ handelt in de casus van de Sionsberg in het belang van verantwoorde zorg voor de patiënt. Het ziekenhuis heeft een zorgbeleidsplan opgesteld met als uitgangspunt dat de zorg die zij leveren op verantwoorde wijze ook in de toekomst kan worden geboden. Het is de taak van de IGZ om de randvoorwaarden voor het leveren van verantwoorde zorg te beoordelen op risico’s voor de patiënt. Een patiënt die zich aandient bij het ziekenhuis moet kunnen rekenen op kwalitatief goede en veilige zorg. Als de IGZ vaststelt dat de randvoorwaarden voor de zorg niet aan de normen en richtlijnen voldoet, moeten er veranderingen worden doorgevoerd. Politieke interventies op beoordeling van kwaliteit zijn zeer onwenselijk, dat is de reden waarom wij een onafhankelijke toezichthouder hebben in Nederland.
Deelt u de mening dat sluiting van de afdeling verloskunde op termijn het einde zal betekenen voor ziekenhuis De Sionsberg? Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Nee, die mening deel ik niet. Ik wijs in dit verband op de portfoliokeuze die De Sionsberg in het zorgbeleidsplan van januari van dit jaar heeft gemaakt en de instemming van de IGZ en de zorgverzekeraar heeft. Het zorgbeleidsplan richt zich op de zorg die door het ziekenhuis op verantwoorde wijze in de toekomst kan worden geleverd. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 1 ga ik ervan uit dat de keuze die de Sionsberg heeft gemaakt juist betekent dat ook in de toekomst verantwoorde zorg voor de regio overeind blijft. Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 1 van de Kamervragen van het lid Smilde en De Rouwe (2012Z09631, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2591). Overigens geldt dat het ziekenhuis verantwoordelijk is voor de kwaliteit van zorg die zij levert.
Kunt u voor uw rekening nemen dat de sterftekans voor moeder en kind toeneemt door sluiting van de verloskundige afdeling, conform waarschuwingen van de medisch-specialisten en de uitkomsten van het onderzoek van de Samenwerkende Algemene Ziekenhuizen (SAZ)? Zo ja, op grond waarvan? Zo nee, op welke wijze grijpt u in?3
Zie het antwoord op de vragen 3 en 4.
Het niet vergoeden van een hernia-operatie |
|
Willie Dille (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending van Radar «Geen vergoeding hernia-operatie»?1
Ik ken de uitzending. Ik ga hieronder in op uw specifieke vragen.
Bent u er van op de hoogte dat dankzij de PTED-techniek, de Kamerleden Agema en Gerbrands maar 2 weken afwezig zijn geweest na hun hernia-operatie?
Daar was ik niet van op de hoogte.
Vindt u dat behandelingen die patienten sneller op de been helpen gestimuleerd moeten worden?
Ja, als die behandelingen voldoen aan het criterium «stand van de wetenschap en praktijk». Voor iedere behandeling die nieuw in het verzekerde pakket wordt opgenomen geldt dat eerst aangetoond dient te worden dat deze beter is dan de standaardbehandeling. Hiervoor is goed onderzoek noodzakelijk. Dit is primair de verantwoordelijkheid van de betrokken beroepsgroep en hun wetenschappelijke verenigingen. Als uit onderzoek blijkt dat dat inderdaad het geval is, dan behoort de betreffende behandeling tot het verzekerde pakket en kunnen zorgverzekeraars door selectieve zorginkoop bevorderen dat de beste behandeling wordt toegepast. Snelheid van herstel is daarbij ook een belangrijk criterium.
In hoeverre bent u het eens met het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) dat er geen reden is om het PTED-standpunt te herzien? Kunt u dit toelichten?
Herziening van een standpunt van het CVZ, en dus ook van het PTED standpunt, is afhankelijk van het beschikbaar komen van nieuwe gegevens en van de duiding van die gegevens door de betrokken beroepsgroepen.
Inmiddels heeft het CVZ overleg gehad met een vertegenwoordiger van één van de beroepsgroepen (te weten de Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie). CVZ en de beroepsgroepen zullen in de komende periode samenwerken om tot een actueel standpunt te komen. Daartoe wordt het overzicht van de medisch wetenschappelijke literatuur over endoscopische technieken geactualiseerd. Hieruit kan, als de gegevens daartoe aanleiding geven, een gewijzigd standpunt van het CVZ voortkomen. Vervolgens kunnen de beroepsgroepen waar nodig hun richtlijnen aanpassen.
Deelt u de vrees dat door de starre houding van het CVZ een groot aantal herniapatiënten, ondanks indicatie voor de PTED-techniek, hier geen gebruik van kunnen maken omdat het niet vergoed wordt?
Ik deel die vrees niet. Er is een «gouden standaard» behandeling voor hernia die wel onder het verzekerde pakket valt, namelijk microdisectomie. Er is nog niet aangetoond dat de PTED-techniek daaraan equivalent of superieur is. Momenteel wordt door het CVZ met de beroepsgroepen het standpunt geactualiseerd.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat innovatieve behandelingen voor iedereen bereikbaar worden, en niet alleen voor rijke patiënten?
Ik hecht eraan dat bij het vaststellen van het verzekerde pakket de wettelijke criteria zoals «stand van de wetenschap en praktijk» en «plegen te bieden» voorop staan. Vanuit het oogpunt van verantwoord pakketbeheer is van groot belang dat alleen die zorg waarvan de meerwaarde is aangetoond is opgenomen in het basispakket. Dat neemt niet weg dat er ook ruimte moet zijn voor vernieuwing van de zorg en de uitvoering van het verzekerde pakket. Daartoe bestaan reeds de volgende mogelijkheden.
Zodra een innovatieve behandeling bewezen (kosten)effectief is, is deze opgenomen in het verzekerde pakket.
Daarnaast is, zoals ik u heb gemeld in mijn brief van 10 juni 20112, in 2012 gestart met een pilot voor voorwaardelijke toelating. Daarbij wordt zorg, waarbij twijfel bestaat over de effectiviteit of waarvan de effectiviteit of kosteneffectiviteit niet of nog niet bewezen is, tijdelijk vergoed op voorwaarde dat onderzoek wordt gedaan naar de therapeutische meerwaarde en de (kosten)effectiviteit.
Vernieuwing van zorg en uitvoering van het verzekerde pakket zijn niet alleen de verantwoordelijkheid van de minister en het CVZ. Naast de minister en het CVZ ligt hier ook een duidelijke verantwoordelijkheid bij het veld. De zorgaanbieders en zorgverzekeraars zijn, door het maken van gerichte afspraken, samen met patiëntenorganisaties in staat te bereiken dat de juiste gegevens beschikbaar komen zodat een oordeel over de effectiviteit van de zorg op een goede wijze kan worden gevormd.
Bent u bereid het CVZ op te dragen innovatieve behandelingen juist te bevorderen in plaats van tegen te werken?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht dat zorgverzekeraars belang hebben bij het in de schulden laten zitten van verzekerden |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel waarin wordt gesteld dat zorgverzekeraars voor iemand met premieachterstanden meer geld binnenkrijgen dan voor de gemiddelde verzekerde? Deelt u de mening dat zorgverzekeraars door dit voordeel onvoldoende geneigd zijn verzekerden uit de schuldenregeling te krijgen? Zo nee, waarom niet?1
In het artikel wordt gedoeld op de bijdrage die een zorgverzekeraar voor een wanbetaler (met een premieachterstand ter hoogte van zes maanden) ontvangt uit het Zorgverzekeringsfonds. De hoogte van deze bijdrage is gelijk aan de standaardpremie (de gemiddelde nominale premie die de verzekerden in 2012 voor een zorgverzekering moeten betalen verhoogd met het gemiddelde verplicht eigen risico dat een verzekerde naar verwachting betaalt). Deze wanbetalersbijdrage wordt alleen verstrekt indien de zorgverzekeraar de dekking van de verzekering in stand laat, de wettelijk voorgeschreven incasso-inspanningen verricht en voldoende medewerking verleent aan activiteiten die zijn gericht op aflossing van de schuld. Uit de gestelde voorwaarden blijkt juist dat verzekeraars het nodige dienen te doen om te voorkomen dat verzekerden in het systeem van de bestuursrechtelijke premie terecht komen.
Mijns inziens kan dan ook niet worden gesteld dat zorgverzekeraars verdienen aan verzekerden met premieachterstanden. Wel ben ik van mening dat verzekeraars meer zouden kunnen doen in het voortraject. Derhalve bereid ik, zoals ik mijn brief van 4 november 2011 in reactie op de evaluatie van de wanbetalersregeling heb aangegeven, maatregelen voor om een deel van deze compensatie in te zetten voor versterking van de preventieve fase. Daardoor kunnen zorgverzekeraars worden gestimuleerd om, in samenwerking met gemeenten, schuldhulpverlening en kredietbanken, nadere preventieve activiteiten te ontwikkelen om het ontstaan van problematische schulden te voorkomen.
Deelt u de mening dat voor mensen die wegens persoonlijke omstandigheden hun premie niet kunnen betalen een uitzichtloze situatie ontstaat, door de boete die zij bovenop de premie moeten betalen, alsmede de achterstallige premie en bijkomende kosten? Zo nee, welk uitzicht biedt u hen? Zo ja, deelt u de mening dat de aanpak van betalingsachterstanden moet worden gewijzigd?
Nee, ik deel deze mening niet. Uit de evaluatie blijkt dat de wanbetalersregeling werkt. Het bestuursrechtelijke premieregime blijkt in de praktijk voor nieuwe gevallen de beoogde afschrikkende werking te hebben en de (hogere) bestuursrechtelijke premie bevordert dat een wanbetaler zo snel mogelijk wil terugkeren naar het normale premieregime.
Mensen met lage inkomens worden beschermd door de ondergrens van de zgn. beslagvrije voet, zoals geregeld in artikel 18f van de Zorgverzekeringswet en in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, welke door beslaglegger en gerechtsdeurwaarder dient te worden gerespecteerd. Deze beslagvrije voet strekt ertoe te borgen dat een basispercentage van periodieke inkomsten (zoals loon en uitkeringen) blijft toekomen aan de betrokkene om te kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan.
Uit de evaluatie van de wanbetalersregeling is gebleken dat de regeling op essentiële onderdelen (preventieve werking, succesvolle inning) kan worden verbeterd. Zoals ik in mijn brief van 4 november 2011 aan uw Kamer en in het algemeen overleg op 16 februari 2012 heb uiteengezet, zet ik de komende tijd allereerst in op verbetering en versterking van de preventieve fase om te voorkomen dat mensen in het bestuursrechtelijke premieregime terechtkomen.
Thans geven zorgverzekeraars op uiteenlopende wijze invulling aan de preventieve fase. Om hier een beter beeld van te krijgen laat ik een verkenning uitvoeren naar hoe vorm en inhoud kan worden gegeven aan schuldpreventie als gezamenlijke activiteit van zorgverzekeraars en gemeenten. Een goede samenwerking op lokaal niveau zorgt voor maatwerk, gericht op de specifieke schuldenaar en diens schuldensituatie, waardoor de betaal- en afloscapaciteit van schuldenaren zo optimaal mogelijk kan worden aangewend om problematische schulden te voorkomen dan wel op te lossen.
Daarnaast worden maatregelen voorbereid voor het optimaliseren van het bestuursrechtelijke premieregime en het bevorderen van de uitstroom.
Is het waar dat zorgverzekeraars verdienen aan verzekerden met premieachterstanden, doordat zij ter compensatie een bedrag krijgen dat hoger ligt dan gebruikelijk is in de «markt»? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de verdediging van de zorgverzekeraars dat zij veel kosten moeten maken voor het treffen van een betalingsregeling geen doel treft, aangezien deze regeling na zes maanden automatisch verloopt via het College voor Zorgverzekeringen of de sociale dienst? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals reeds in de vraag wordt gesteld, wordt de bestuursrechtelijke premie pas opgelegd nadat de verzekeringnemer een betalingsachterstand van zes premiemaanden heeft opgebouwd. Voordat het zover is, dient een zorgverzekeraar in elk geval na twee maanden respectievelijk vier maanden de verzekerde per brief te informeren over de achterstand, een betalingsregeling aan te bieden en te wijzen op de gevolgen wanneer de schuld verder oploopt. Vervolgens blijft de zorgverzekeraar, na het ingaan van het bestuursrechtelijke premieregime, aan zet voor de inning van de (nog openstaande) nominale premie van de periode vóór overdracht aan het CVZ. Hier is ook het belang van de wanbetaler mee gediend. Wanneer de wanbetaler alsnog de schulden aan de verzekeraar heeft afgelost en de zorgverzekeraar betrokkene heeft afgemeld, is het CVZ namelijk bevoegd de opslag van 30% kwijt te schelden. Als daarnaast tussen de wanbetaler en de zorgverzekeraar een schuldregeling tot stand is gekomen, stopt vanaf dat moment het voor de wanbetaler financieel nadeligere bestuursrechtelijke premieregime. Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 1 en 3 al heb aangegeven, worden momenteel activiteiten ontwikkeld om de preventieve fase te versterken.
Op welke wijze pakt u zorgverzekeraars aan die door laksheid mensen onnodig in de problemen brengen of laten zitten? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik beschik niet over aanwijzingen die deze stelling in zijn algemeenheid staven.
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ziet er op toe dat de zorgverzekeraar zich houdt aan de voorwaarden die zijn verbonden aan het recht op de wanbetalersbijdrage. Ook ziet de NZa erop toe dat verzekerden niet ten onrechte worden aangemeld voor het bestuursrechtelijke premieregiem. Ik heb inmiddels, als uitvloeisel van de aanbeveling uit het evaluatierapport, gesprekken gevoerd met de NZa over een verscherping van het toezicht op de naleving van het incassoprotocol.
Wel acht ik, zoals ik reeds aangaf in mijn antwoord op vraag 2, de wijze waarop thans door zorgverzekeraars vorm wordt gegeven aan de preventieve fase voor verbetering vatbaar.
Ik verwacht dat de in mijn antwoord op vraag 2 aangehaalde verkenning hieraan een belangrijke bijdrage zal kunnen leveren. In het kader van deze verkenning zullen onder andere goede praktijkvoorbeelden van bestaande arrangementen tussen zorgverzekeraars en gemeenten in beeld worden gebracht.
Deelt u de mening dat een inkomensafhankelijke zorgpremie kan helpen in het voorkomen van betalingsachterstanden, aangezien een flink deel van deze achterstanden niet worden veroorzaakt door onwil, maar financiële onmacht van verzekerden? Zo nee, waarom niet?
Nee. Een belangrijk uitgangspunt bij de Zorgverzekeringswet, als onderdeel van de Nederlandse sociale verzekeringen, is juist dat door verzekeringnemers naar draagkracht aan de bekostiging wordt bijgedragen. De helft van de kosten van de uitvoering van de Zorgverzekeringswet wordt om die reden gedekt door een inkomensgerelateerde bijdrage die de Belastingdienst int.
De andere helft van de kosten wordt gedekt door de nominale premie die de verzekeringnemer zelf betaalt aan de verzekeraar. Deze nominale premie is weliswaar inkomensonafhankelijk, maar de verzekerde kan op grond van de Wet op de zorgtoeslag aanspraak maken op een zorgtoeslag ingeval de nominale premie in verhouding tot diens inkomen te hoog is.
De nieuwe baan van de oud-bestuurder van het Maasstad ziekenhuis, de heer P. Smits |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nieuwe baan oud-bestuurder Maasstad»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat deze dysfunctionerende Maasstadbestuurder als interim-directielid bij Zorgpartners Friesland aan de slag gaat?
Zorgpartners Friesland is vrij om bestuurders aan te nemen. Dit is een verantwoordelijkheid van de zorgorganisatie zelf. Als minister van VWS heb ik geen rol bij de benoeming of het ontslag van bestuurders, dit is een exclusieve bevoegdheid van de raad van toezicht
Hoe staat het met uw toezegging om een zorgbestuurderstoets in te voeren?
Ik heb toegezegd het instrument bestuurderstoets te onderzoeken. De bestuurderstoets zal worden behandeld in de brief over goed bestuur die ik deze zomer aan de Tweede Kamer zal sturen. Gezien de demissionaire status van dit kabinet zal dit een beschrijving worden van de voor- en nadelen van dit instrument en zal de brief geen voornemen om wel of geen toets in te voeren bevatten.
Is het waar dat volgens de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) de heer Smits IGZ-aanwijzingen onvoldoende opvolgde bij de klebsiëlla-uitbraak in het Maasstad ziekenhuis, waardoor in ieder geval 3 patiënten zijn overleden? Gaat u de IGZ vragen verscherpt te controleren bij Zorgpartners Friesland?
Allereerst is het van belang op te merken dat de genoemde patiënten op het moment dat de IGZ betrokken werd bij de uitbraak al waren overleden. Er is derhalve geen verband tussen het niet voldoende opvolgen van de aanwijzingen van de IGZ en het overlijden van de drie patiënten.
Er zijn op dit moment geen redenen om aan te nemen dat er bij Zorgpartners Friesland niet-verantwoorde zorg wordt geleverd. Derhalve is er van corrigerende maatregelen geen sprake.
Deelt u de vrees dat patiënten onder zijn bestuur gevaar lopen en dat kans op herhaling van het drama in het Maasstad ziekenhuis aanwezig is?
Het bestuur en de raad van toezicht van de zorgaanbieder zijn zelf verantwoordelijk voor goed bestuur en toezicht binnen de zorgaanbieder. De relevante stakeholders zoals de cliëntenraad, de ondernemingsraad de verzekeraar en de bank houden het bestuur en de raad van toezicht scherp. De IGZ zal eventueel betrokken raken als er sprake is van kwaliteitsproblemen, maar als minister heb ik geen rol bij het ontslaan of benoemen van bestuurders.
Het voornemen om de verloskundige zorg in Zuid-Limburg te concentreren op één locatie |
|
Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de ziekenhuizen AZM, Atrium en Orbis de 24-uurs verloskundige zorg willen concentreren op één locatie? Vindt u het aanvaardbaar dat de bereikbaarheid van deze levensreddende voorziening wordt verminderd? Wilt u uw antwoord toelichten?1
De drie Zuid-Limburgse ziekenhuizen geven aan op geen enkele manier in gesprek te zijn over concentratie van de verloskundige zorg op één locatie. Wel wordt gewerkt aan een mogelijke fusie tussen Orbis en Atrium.
Vindt u het aanvaardbaar dat de keuzevrijheid van vrouwen in Zuid-Limburg wordt ingeperkt? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Is de kwaliteit van de geboden zorg thans zo onder de maat dat een zwaar middel als concentratie noodzakelijk wordt geacht om deze kwaliteit te verbeteren? Zo nee, deelt u de mening dat dit dan een oneigenlijk argument is? Zo ja, waarom is door u kennelijk niet adequaat ingegrepen via de Inspectie voor de Gezondheidszorg?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het voornemen van concentratie van verloskundige zorg de ambitie van deze krimpregio om meer jonge gezinnen aan te trekken, frustreert? Zo nee, hoe denkt u dat het onder druk zetten van de beschikbaarheid van verloskundige zorg bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van deze regio voor jonge gezinnen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de stelling dat de voor het aanbieden van 24-uurs verloskundige zorg noodzakelijke investering pas loont bij 3 000 bevallingen? Deelt u de mening dat de beschikbaarheid van vitale zorg niet afhankelijk mag zijn van bedrijfseconomische analyses als ware het een fabriek? Zo nee, waarom niet?
De aanleiding om opnieuw naar de verloskundige zorg in Nederland te kijken is dat de babysterfte in Nederland ten opzichte van andere landen bijzonder hoog was. Naar aanleiding daarvan is een Stuurgroep zwangerschap en geboorte ingesteld die aanbevelingen heeft gedaan over hoe deze zorg kwalitatief te verbeteren voor moeder en kind. Er zijn in dat advies geen uitspraken gedaan over het aantal bevallingen dat nodig is om kwalitatief goede zorg te leveren. Een algemeen geldende bedrijfseconomische ondergrens of minimum volumenorm voor het kunnen aanbieden van 24-uurs verloskundige zorg is mij niet bekend. Het is de verantwoordelijkheid van ziekenhuizen, in overleg met de betrokken verzekeraar om de afweging te maken in hoeverre mogelijke concentratie van zorg leidt tot een verbetering van kwaliteit en/of doelmatigheid, binnen de bereikbaarheidsnorm.
Bestaat er een kwalitatieve ondergrens voor het aantal bevallingen dat noodzakelijk is om de kwaliteit te garanderen die wij in Nederland wenselijk achten? Zo ja, welke en waar is deze op gebaseerd?
Er bestaat geen minimum volumenorm voor de klinische verloskunde. Zie verder mijn antwoord op vraag 5.
Zijn er adviesbureaus betrokken bij de plannen voor concentratie? Zo ja, welke?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Bent u bereid om u in te spannen om de plannen voor concentratie van tafel te krijgen en te zorgen dat er een sluitende samenwerking komt tussen verloskundigen en gynaecologen om de risico’s te verkleinen en de kwaliteit te verbeteren zonder dat de beschikbaarheid afneemt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het declareren van psychische zorg door niet-geregistreerde hulpverleners |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat, onder meer via de stichting Europsyche, voor miljoenen euro's aan psychische zorg is gedeclareerd die door niet-geregistreerde zorgverleners is verleend? Deelt u de mening dat veel verzekerden gedupeerd zijn, doordat zij hierdoor niet de zorg hebben gekregen waarvoor zij hebben betaald? Zo nee, waarom niet?1
Naar aanleiding van eerdere berichtgeving over Europsyche heb ik de NZa en IGZ gevraagd nader onderzoek in te stellen naar de mate waarin Europsyche en andere vergelijkbare zorgaanbieders in hun functioneren voldoen aan alle wettelijke kaders en mij daarover te informeren. Deze onderzoeken lopen nog. Over de uitkomsten van deze onderzoeken zal ik met verzekeraars en toezichthouders (IGZ en de NZa) in gesprek gaan.
Zodra de onderzoeken van NZa en IGZ zijn afgerond zal ik de kamer nader kunnen informeren, zoals ik reeds heb medegedeeld naar aanleiding van de vragen van het Kamerlid Bouwmeester (PvdA) over vergoeding van alternatieve therapieën uit het basispakket (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2658).
Uiteraard geldt dat zorgaanbieders en zorgverzekeraars moeten voldoen aan alle geldende wet- en regelgeving. Het is de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder om goed te declareren. Daarna is het de verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars om de gedeclareerde zorg te controleren op onrechtmatigheden. Zorgverzekeraars voeren formele en materiële controles uit om te kijken of er juist is gedeclareerd. In de formele controles wordt gecheckt of de declaraties juist zijn ingediend volgens de wet- en regelgeving. In de materiële controles gaat de zorgverzekeraar na of de gedeclareerde zorg ook daadwerkelijk is geleverd.
Wanneer zorg niet zoals voorgeschreven in de wet en regelgeving wordt gedeclareerd kan de NZa op grond van artikel 35 Wmg tegen de zorgaanbieder optreden met een aanwijzing om deze praktijk stop te zetten, met last onder dwangsom en met een bestuurlijke boete. Wanneer een zorgverzekeraar dergelijke onrechtmatig gedeclareerde zorg vergoedt, kan de NZa in principe op gelijke wijze ook tegen de zorgverzekeraar optreden.
Deelt u de mening dat uit deze casus wederom blijkt dat de Diagnose Behandeling Combinatie (DBC) een ondoorzichtig financieringssysteem is dat fraude in de hand werkt en derhalve afgeschaft dient te worden? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw mening niet. Voor mijn overwegingen om vast te houden aan de dbc-systematiek verwijs ik u naar de voorhangbrief invoering prestatiebekostiging van 21 februari 2012 (TK 25 424 nr. 160) en het Verslag van een Schriftelijk Overleg over dat onderwerp, vastgesteld op 16 april 2012 (TK 25 424 nr. 175).
Vindt u het terecht dat Europsyche naar de rechter stapt om geld van zorgverzekeraars te eisen, terwijl deze stichting kennelijk zelf jarenlang het onterecht declareren van alternatieve en zelfs omstreden therapieën vanuit de basisverzekering heeft gefaciliteerd? Wilt u uw antwoord toelichten?
Indien twee partijen een dispuut hebben over een vordering, staat het een partij uiteraard vrij om de rechter om een uitspraak hierover te vragen. Dat geldt ook voor Europsyche. Het is niet aan mij, maar aan de rechter, om een uitspraak te doen over de rechtmatigheid van de eis van Europsyche. De rechter heeft inmiddels op 16 mei zorgverzekeraar CZ in het gelijk gesteld.
Zie verder mijn antwoord op vraag 1.
Wordt Europsyche strafrechtelijk onderzocht op fraude? Zo nee, waarom niet?
Mij zijn geen strafrechtelijke onderzoeken naar Europsyche bekend. Overigens zou ik, indien dergelijke onderzoeken mij wel bekend waren, u daarover niet kunnen berichten, omdat dit een strafrechtelijk onderzoek kan belemmeren.
Zorgverzekeraars dragen doorgaans onderzoeken naar zorgaanbieders waarbij ze fraude hebben vastgesteld over aan de NZa. De NZa besluit vervolgens in overleg met het OM en de FIOD of een zaak al dan niet bestuurs- of strafrechtelijk wordt opgepakt. Op dit moment zijn zorgverzekeraars nog bezig met het onderzoek.
Deelt u de mening dat zogenaamde verlengde-armconstructies, waarbij een geregistreerde psychiater feitelijk fungeert als stempelmachine voor het declareren van zorg zonder de patiënt te hebben gezien, moet worden teruggedrongen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wordt dit bewerkstelligd?
Ik heb twijfels over de verlengde arm constructie. Voor hierover besluiten worden genomen wil ik de voor- en nadelen graag op een rijtje zetten nadat ik de onderzoeksresultaten van de NZa en IGZ heb ontvangen. Ik heb het CVZ gevraagd mij te adviseren over deze constructie en over GGZ behandelingen die in het pakket thuishoren en welke niet. Het CVZ komt eind dit jaar met haar advies.
Wat is uw reactie op de constatering dat zorgverzekeraars weinig belang hebben bij fraudeonderzoek? Wat is hiervoor uw verklaring, en wat doet u hieraan?
De uitspraak in het artikel herken ik niet. Zorgverzekeraars hebben wel degelijk belang bij fraudeonderzoek. Zorgverzekeraars Nederland heeft onlangs de fraudecijfers over 2011 bekend gemaakt. Er is € 7,7 miljoen aan fraude opgespoord. Via de materiële controles[1] is er € 167 miljoen teruggevorderd en via de formele controles[2] hebben de zorgverzekeraars ongeveer € 800 miljoen bespaard. Het aantal fte dat bij zorgverzekeraars belast is met fraudeonderzoek vertoont een stijgende lijn. Fraudeonderzoek zorgt ervoor dat onterechte betalingen kunnen worden gestopt en zo mogelijk teruggevorderd.
Ik vind het van groot belang dat zorgverzekeraars actief fraude opsporen en heb daarom onlangs laten onderzoeken of en in hoeverre verzekeraars hierbij gebruik maken van beschikbare geavanceerde technieken. Een onderzoeksbureau is dit in mijn opdracht nagegaan. Een van de aanbevelingen uit dit rapport luidt dat geautomatiseerde fraudebestrijding centraal georganiseerd zou moeten worden. Ik heb ZN gevraagd dit op te pakken.
Wat is uw reactie op de bewering van de bestuurder van Europsyche dat het declareren van psychiatrische zorg, die feitelijk niet heeft plaatsgevonden, een gebruikelijke gang van zaken is in de geestelijke gezondheidszorg (ggz)? Deelt u deze mening? Zo ja, deelt u dan de mening dat hiernaar uitgebreid onderzoek dient te worden verricht? Zo nee, waarom niet?
In het betreffend artikel wordt door niemand beweerd dat het declareren van psychiatrische zorg die feitelijk niet heeft plaatsgevonden een gebruikelijke gang van zaken is. Wel stelt de bestuurder van Europsyche dat de werkwijze van zijn instelling in de reguliere ggz «heel gebruikelijk» is. Zoals gezegd heb ik de NZa en IGZ gevraagd nader onderzoek in te stellen naar de mate waarin Europsyche en andere vergelijkbare zorgaanbieders in hun functioneren voldoen aan alle wettelijke kaders. Ik heb twijfels over de verlengde arm constructie. Voor hierover besluiten worden genomen wil ik de voor- en nadelen graag op een rijtje zetten zetten nadat ik de onderzoeksresultaten van de NZa en IGZ heb ontvangen.»
Zie verder mijn antwoord op vraag 1.
Deelt u voorts de mening dat het verplicht vermelden van op de patiënt herleidbare diagnose-informatie niet de juiste manier is om dit probleem aan te pakken, gelet op de gerechtelijke uitspraken tegen deze schending van het beroepsgeheim en de medische privacy, en dat het beter is om behandelaren zelf hun eigen behandelingen te laten declareren zonder tussenkomst van organisaties als Europsyche, waarbij door middel van steekproeven de juistheid kan worden gecontroleerd? Zo nee, waarom niet?
Bij vraag 1 heb ik toegelicht op welke wijze verzekeraars gedeclareerde zorg kunnen controleren op onrechtmatigheden. Verder wil ik u verwijzen naar mijn antwoorden van 7 mei 2012 op uw vragenhet declareren van psychische zorg door niet-geregistreerde hulpverleners (2012Z09480). Daarin ben ik uitvoerig ingegaan op de consequenties van deze uitspraak.
Is het niet verstandiger het DBC-financieringssyteem in de ggz te vervangen door een niet op verrichtingen gebaseerd financieringsstelsel, wat leidt tot onnodige kostenstijgingen in de ggz? Zo neen, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
De toename van ouderen met een alcoholprobleem |
|
Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Toename verslaafde babyboomers» en het artikel «Ouderen kind aan huis in kliniek»?1
Ik vind het zorgelijk dat het aantal probleemdrinkers onder ouderen toeneemt. Zeker als het gaat om ouderen die alcohol drinken in combinatie met het gebruik van medicijnen, omdat zij extra kans hebben op ongevallen.
Wat is volgens u de verklaring voor de toename van alcoholproblemen onder ouderen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Vooral bij de «jongere» ouderen (tussen 55 en 65 jaar, de babyboomers) is alcoholproblematiek een groeiend probleem. Deskundigen geven als verklaring dat deze generatie is opgegroeid in een tijd dat «sociaal drinken» gewoner werd gevonden, zij voldoende financiële mogelijkheden hebben en een deel van de groep nu ook meer vrije tijd heeft in verband met pensionering.
Hoeveel ouderen in Nederland kampen met alcoholproblemen, en zijn er verschillen bij ouderen met alcoholproblemen die thuis wonen en ouderen met alcoholproblemen die in een zorginstelling verblijven? Kunt u uw antwoord toelichten?
Naar schatting van het Trimbos instituut gaat het om ca. 150 000 tot 200 000 probleemdrinkers2 van 55 jaar en ouder.
In verpleeg- en verzorgingshuizen drinken ouderen gemiddeld meer alcohol dan zelfstandig wonende ouderen.3
Hoeveel hulp- en voorlichtingsprogramma’s zijn er voor ouderen met alcoholproblemen? Hoeveel behandelplekken zijn er voor ouderen met alcoholproblemen? Is dit voldoende? Wanneer u niet over deze gegevens beschikt bent u dan bereid dit uit te zoeken?
Voor volwassenen is reguliere voorlichting beschikbaar via folders, internet en bijvoorbeeld huisartsen. Zoals de websites alcoholinfo.nl, minderdrinken.nl of de folder «Hoeveel drink ik eigenlijk?». Zie ook mijn antwoord op vraag 5.
Ouderen met alcoholproblemen kunnen terecht bij de reguliere behandelprogramma’s van de verslavingszorg. Daarvoor zijn geen aparte behandelplekken nodig, met uitzondering van behandelafdelingen in de verslavingszorg waar ook verpleegzorg wordt geboden. Wel is binnen de behandeling bijzondere aandacht nodig voor bijvoorbeeld medicijngebruik (zie ook het antwoord op vraag4.
Binnen het programma Resultaten Scoren wordt momenteel een quickscan uitgevoerd naar behandelingen en protocollen op het gebied van ouderen in de verslavingszorg.5 De resultaten van de quickscan worden dit najaar verwacht.
Is volgens u de reguliere voorlichting die momenteel via folders, internet en professionals gegeven wordt, voldoende om alcoholproblemen onder ouderen aan te pakken? Zo nee, welke maatregelen gaat u treffen om dit te verbeteren?
Om de alcoholproblematiek onder ouderen terug te dringen is het van belang dat het patroon van veel drinken onder deze ouderen wordt doorbroken. Goede voorlichting en interventies kunnen mensen daartoe stimuleren. Ook professionals in de eerste- en tweedelijnszorg moeten goed met dit thema om kunnen gaan. In 2011 is een platform gecreëerd voor de ontwikkeling en implementatie van vroegsignalering en kortdurende interventies voor ouderen. Dit platform vormt onderdeel van het Partnership Vroegsignalering Alcohol dat door VWS wordt gesubsidieerd. Ik heb het platform gevraagd bij de door hen te organiseren bijeenkomsten ook de verpleeg- en verzorgingssector te betrekken. Daarnaast ben ik met het Landelijk Overleg Cliëntenraden Zeggenschap in Zorg (LOC Zeggenschap)6 in overleg om te bezien hoe we het thema ouderen en alcohol beter op de agenda van verzorgingshuizen kunnen krijgen.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de hoofdbehandelaar Ouderen van Centrum Maliebaan dat de behandeling van ouderen speciale aandacht vereist? Bent u bereid de aanpak van alcoholproblemen onder ouderen een even hoge prioriteit te geven als de aanpak van alcoholproblemen onder jongeren? Zo ja, hoe gaat u dit doen?
De behandeling van ouderen is anders dan die van jongeren. Denk bijvoorbeeld aan de combinatie alcohol en medicijngebruik of alcoholgebruik onder ouderen dat sneller kan leiden tot vallen. Juist daarom zijn speciaal op ouderen gerichte voorlichting en protocollen e.d. op zijn plaats. Denkt u hierbij aan de door VWS gesubsidieerde website alcoholinfo.nl, aan bijsluiters van medicijnen, aan het hiervoor genoemde platform ouderen en alcohol of bijvoorbeeld voorlichting door VeiligheidNL7. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 al aangaf, ben ik met LOC Zeggenschap in overleg om te bezien hoe we het thema ouderen en alcohol beter op de agenda binnen verzorgingshuizen kunnen krijgen. Zoals in de Landelijke Nota Gezondheidsbeleid staat aangegeven is het tegengaan van alcoholgebruik onder jongeren een van de speerpunten van het gezondheidsbeleid van dit kabinet. Dat neemt niet weg dat ook de alcoholproblematiek bij ouderen onze aandacht heeft.
Gaat u aanvullende maatregelen nemen om alcoholproblemen onder ouderen aan te pakken? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 5 en 6.
Belangen van huisartsen in de tabaksindustrie |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Pensioenfonds huisartsen verzilvert sigaretaandeel» en «Roken is goed voor huisartsen en leraren»?1
Ja.
Was u eerder bekend met het gestelde dat het pensioenfonds voor huisartsen in de tabaksindustrie belegt? Zo ja, heeft u op enige wijze uw eventuele zorg hierover aan de huisartsen laten blijken?
Hoeveel heeft het genoemde pensioenfonds in de tabaksindustrie belegd?
Hebben andere pensioenfondsen vanuit de medische sector in de tabaksindustrie belegd? Zo ja, welke fondsen en hoeveel?
Hebben pensioenfondsen vanuit de medische sector belegd in de drankindustrie? Zo ja, welke fondsen en hoeveel?
Deelt u de mening dat huisartsen een belangrijke rol spelen in het terugdringen van tabaksverslaving? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot het feit dat er financiële banden blijken te zijn tussen het pensioenfonds voor huisartsen en de tabaksindustrie? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat genoemde financiële banden de geloofwaardigheid van huisartsen als bestrijders van tabaksgebruik schaden? Zo ja, op welke wijze kunt u hiertegen optreden? Zo nee, waarom niet?
Contractering Audiologie |
|
Eeke van der Veen (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat geen enkel zelfstandig Audiologisch Centrum tot 24 april jl. een concreet contract heeft met zorgverzekeraars?1 Wat is uw mening hierover?
Ik heb het bericht gelezen. Audiologische centra waren tot 31 december 2011 begrotingsgefinancierd waardoor zij geen eigen vermogen konden opbouwen. De begrotingssystematiek was gebaseerd op zogenaamde jaarkaarten en een loonkostentoets. Aan de hand van een verrekenpercentage werden aan het einde van het jaar de opbrengsten aangesloten bij de exploitatiekosten. Per 2012 is deze systematiek losgelaten en kunnen de audiologische centra eigen vermogen opbouwen. Dit kan zowel via de prijzen voor audiologische producten die ingedeeld zijn in het vrije segment, als via het schaduwbudget als onderdeel van het transitiemodel dat voor de audiologische centra van toepassing is bij de overgang naar prestatiebekostiging. De opbouw van eigen vermogen is in de onderhandelingen tussen audiologische centra en zorgverzekeraars een issue dat tot vertraging leidt in de onderhandelingen.
Over de ontstane situatie is gesproken met de vertegenwoordigers van zorgverzekeraars en audiologische centra. Afgesproken is de problematiek bij deze centra op te lossen binnen het beschikbare macrokader. Zorgverzekeraars hebben aangegeven dat zij wat betreft de afspraken over groeiruimte voor 2012 coulant zullen zijn richting de audiologische centra. Gezamenlijk uitgangspunt is dat wordt voorkomen dat op de korte termijn knelpunten bij deze instellingen ontstaan.
Bent u bekend met het bericht dat zelfstandige audiologische centra tot 31 december 2011 geen eigen vermogen mochten hebben? Welke gevolgen heeft dat op dit moment voor de audiologische centra?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de transitie van het huidige zorgstelsel op zich niet mag leiden tot het omvallen van zorginstellingen en in dit specifieke geval de audiologische centra?
Omdat ik ook van mening ben dat de transitie naar prestatiebekostiging op zichzelf niet mag leiden tot het omvallen van zorginstellingen heb ik ervoor gekozen om in overleg met de betrokken aanbieders een transitiemodel in te stellen waarin de systeemrisico’s als gevolg van de transitie naar prestatiebekostiging afdoende beheerst worden.
Voor de audiologische centra in het bijzonder is gekozen voor een driejarig transitiemodel (in plaats van 2 jaar bij de ziekenhuizen) vanwege het gebrek aan eigen vermogen bij aanvang van de transitie.
Bent u bekend met het bericht dat banken de kredieten terugtrekken bij deze aanbieders vanwege de bedrijfsrisico’s die nu ontstaan door onduidelijkheid in contractering en verplichte opbouw van eigen vermogen binnen de afgesproken transitieperiode? Welke concrete gevolgen heeft dit volgens u?
Ik ben op de hoogte van genoemd bericht. Met de afspraken die recentelijk met de vertegenwoordigers van zorgverzekeraars en audiologische centra zijn gemaakt heb ik er vertrouwen in dat de bedoelde bedrijfsrisico’s en daarmee de onzekerheden ten aanzien van kredieten van banken weggenomen kunnen worden.
Bent u bekend met het bericht dat ook patiënten inmiddels afspraken afzeggen doordat men geen zekerheid heeft dat hun verzekeraar de basisverzekerde audiologische zorg ook daadwerkelijk gaat inkopen bij deze centra? Welke zekerheid kunt u deze patiënten op korte termijn bieden? Hoeveel patiënten worden per jaar geholpen in de audiologische centra?
Met gezamenlijke oplossing die nu is gevonden verwacht ik dat verzekeraars om richting hun verzekerden te kunnen voldoen aan hun zorgplicht voldoende basisverzekerde audiologische zorg zullen inkopen. Mocht er geen contract tot stand komen tussen een verzekeraar en een instelling die audiogische zorg levert, dan heeft dat in beginsel geen gevolgen voor al gestarte behandelingen. In die situatie is volledige vergoeding het uitgangspunt. In andere gevallen is de vergoeding afhankelijk van de voorwaarden in de afgesloten polissen, en die kunnen onderling verschillen. In 2011 zijn ruim 72 000 patiënten behandeld in de zelfstandige audiologische centra.
Deelt u de mening dat het Bestuurlijk Hoofdlijnen Akkoord onvoldoende rekening houdt met het structurele vraagstuk dat zich nu acuut openbaart in de audiologie? Zo nee, waarom niet? In welke andere sectoren binnen de zorg spelen dergelijke problemen?
Insteek van het bestuurlijk hoofdlijnenakkoord is dat er binnen een beheerste kostenontwikkeling een basis wordt gelegd voor meer dynamiek en kwaliteitsverbetering in de ziekenhuiszorg. Met name het beperken van de jaarlijkse groei (niet hoger dan 2,5%) vergt veel inspanning van alle betrokken partijen. Dit is ook aan de orde bij de audiologie. Ik wil daarbij benadrukken dat de noodzaak om gezamenlijk hier aan te werken door alle partijen wordt onderkend. De specifieke situatie over de opbouw van eigen vermogen speelt overigens alleen in de audiologische centra en is niet van toepassing op overige sectoren.
Bent u bereid om met de sector op de kortst mogelijke termijn een oplossing te zoeken voor de specifieke problemen die zich nu manifesteren in de transitie van de bekostiging van de audiologie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe en wanneer kunt u de Kamer informeren over deze oplossing?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 1 en 2.
Het bericht "Verbod dumpprijs bier levert 100 miljoen op" |
|
Sabine Uitslag (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Verbod dumpprijs bier levert 100 miljoen op»?1
Ja.
Welk percentage van de verkochte alcoholische drank wordt aangeboden tegen dumpprijzen?
Dat is mij niet bekend.
Deelt u de mening dat goedkope drank vooral een grote aantrekkingskracht heeft op jongere drinkers en zware (verslaafde) drinkers?
Ik kan mij inderdaad voorstellen dat goedkope drank aantrekkelijk is voor jongeren en zware drinkers. Om het alcoholgebruik onder jongeren tegen te gaan voer ik een afgewogen beleid, met o.a. voorlichting op school en via social media, leeftijdsgrenzen en voorlichting aan ouders. Ook werk ik samen met maatschappelijke partners (betrokken bedrijfsleven en gezondheidsorganisaties) aan het voorlichtingslogo «Geen 16, geen druppel». Met de nieuwe Drank- en Horecawet worden jongeren strafbaar wanneer zij onder de leeftijdsgrens alcohol in bezit hebben. Ook prijsbeleid maakt deel uit van de aanpak om schadelijk alcoholgebruik tegen te gaan. Er wordt accijns geheven op alcoholhoudende drank. Burgemeesters krijgen daarnaast met de nieuwe Drank- en Horecawet extra bevoegdheden om op lokaal niveau ongewenste prijsacties met alcohol tegen te gaan, zoals stuntprijzen of happy hours, in het belang van de openbare orde of de gezondheid. Of binnen een gemeente hier gebruik van wordt gemaakt is een lokale afweging. Immers, de mate van overlast door alcoholgebruik verschilt per gemeente. Ik werk dus aan een totaalaanpak, waar bepaalde vormen van prijsbeleid deel van uitmaken.
Deelt u de mening dat prijsbeleid op het terrein van alcoholverkoop een goed instrument is om de vraag naar alcohol, met name onder de genoemde risicogroepen, terug te dringen?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u van een systeem met minimumprijzen, zoals Groot-Brittannië in 2014 zal invoeren?
Zoals ik hierboven heb aangegeven vind ik dergelijke prijsmaatregelen een zaak waar een lokale afweging noodzakelijk is. Daarom heb ik in de nieuwe Drank- en Horecawet extra verordenende bevoegdheden opgenomen voor burgemeesters om op lokaal niveau ongewenste prijsacties met alcohol tegen te gaan, zoals stuntprijzen of happy hours, in het belang van de gezondheid of openbare orde. Deze vorm van lokaal maatwerk prefereer ik boven een landelijk systeem met minimumprijzen.
Deelt u de mening dat het tijd is voor een totaalaanpak van dit maatschappelijke probleem?
Zie antwoord op vraag 3/4
De mogelijke Duitse boycot van het EK voetbal |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Frans Timmermans (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Duitsland een politieke boycot van het EK voetbal overweegt?1
Ja.
Wat is uw opvatting over de situatie van de oppositie in Oekraïne?
Ik heb al langer zorgen over de rechtsstaat en de mensenrechten in Oekraïne, die zijn verergerd door berichten over mogelijke mishandeling van mevrouw Timosjenko tijdens detentie. Ook enkele andere oppositiepolitici zijn veroordeeld tot lange gevangenisstraffen, waarbij sprake lijkt te zijn van politiek gemotiveerde, selectieve vervolging die niet in overeenstemming is met de beginselen van de rechtsstaat.
Bent u bereid het voorbeeld van Duitsland te volgen en geen afvaardiging naar het EK voetbal te sturen, gezien de in het bericht beschreven situatie? Zo nee, waarom niet?
Door het kabinet is eerder aangegeven dat als de situatie van mevrouw Timosjenko niet voldoende zou verbeteren, Nederland niet op politiek niveau naar Oekraïne zou gaan om wedstrijden van het Nederlands elftal tijdens EK Voetbal 2012 bij te wonen. Daarbij is aangegeven dat de regering op basis van de dan geldende stand van zaken en mede in het licht van de opstelling van andere EU-lidstaten kort voor aanvang van het EK Voetbal een definitieve afweging over politieke aanwezigheid zou maken. Op 9 juni jl. heeft minister Schippers namens het kabinet de wedstrijd Nederland-Denemarken bijgewoond. Het besluit om de eerste groepswedstrijd van Nederland in Kharkiv bij te wonen is genomen vanwege de verbeterde situatie in de gevangenschap van mevrouw Timosjenko. Haar medische behandeling is verbeterd, onder toezicht van artsen van haar keuze, ze mag bezoek ontvangen in het hospitaal en bij haar beroepsproces zullen waarnemers aanwezig zijn. Van belang is ook dat mevrouw Timosjenko zelf heeft aangegeven geen politieke boycot te willen en heeft verzocht aandacht te geven aan de mensenrechtensituatie in Oekraïne. In EU-verband is afgesproken dat iedere lidstaat zelf over bijwoning op politiek niveau van wedstrijden zijn eigen afweging maakt en daarbij zoveel mogelijk tot afstemming komt met de tegenstander in het toernooi, in dit geval Denemarken. Om uiting te geven aan de Nederlandse zorgen over de mensenrechten in Oekraïne, heeft minister Schippers, samen met haar Deense collega Elbaek, een flankerend programma gericht op de mensenrechten gevolgd. Overigens wijs ik erop dat de verantwoordelijke Duitse minister Friedrich weliswaar heeft aangegeven niet naar de groepswedstrijden van het Duitse elftal in Oekraïne te zullen gaan, maar hierbij geen relatie met de situatie in Oekraïne heeft gelegd. Mocht Duitsland de finale halen, dan zal worden bezien of bondskanselier Merkel de wedstrijd in Oekraïne zal bijwonen.
Bent u bereid de regering van Oekraïne aan te spreken op de positie van Julia Timosjenko en haar partij? Zo nee, waarom niet?
Op 15 mei jl. vond een EU-Oekraïne-samenwerkingsraad plaats, waarbij Oekraïne is aangesproken op de verslechtering van de rechtsstaat in Oekraïne. De situatie van mevrouw Timosjenko is hierbij – mede op Nederlands aandringen – uitdrukkelijk aan de orde gesteld. In het EU-Oekraïne-sub comité voor Justitie, Vrijheid en Veiligheid, dat op 31 mei – 1 juni jl. in Kiev plaatsvond, zijn de problemen van de rechtsstaat in Oekraïne meer in detail besproken, waarbij ook over individuele zaken opheldering is gevraagd aan de Oekraïense autoriteiten. Ook bij andere voorkomende gelegenheden wordt Oekraïne hierop, in bilateraal en in EU-verband, aangesproken.
Het bericht dat er weer meer comazuipers zijn |
|
Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Weer meer comazuipers in 2011»?1
Er is helaas al een paar jaar een stijgende lijn in het aantal jongeren dat met alcoholvergiftiging in het ziekenhuis belandt. Ook in 2011 is er weer een stijging. Tegelijkertijd laat onderzoek zien dat kinderen minder vroeg beginnen met drinken en onder de 16 gemiddeld minder drinken dan voorheen. Mijn beleid is gericht op het voortzetten van deze positieve trend en tegelijkertijd de stijging van het aantal jongeren dat met een alcoholvergiftiging op de poliklinieken belandt om te zetten in een daling. Mijn beleid bestaat uit het veel strikter handhaven van de wet- en regelgeving en het aanscherpen van de Drank- en Horecawet. Deze is op 22 mei jl. door de Eerste Kamer aangenomen. Alcoholpoliklinieken behandelen de meest extreme alcoholproblemen bij jongeren. VWS is vanaf het begin betrokken geweest bij de opzet van deze poliklinieken. Ik neem daarnaast maatregelen waarmee het brede probleem van jongeren en alcoholgebruik wordt aangepakt. Zo bevat de Drank- en Horecawet verschillende maatregelen om alcoholgebruik door jongeren tegen te gaan. Ook zijn er effectieve voorlichtingsprogramma’s over middelengebruik, van de bovenbouw van de basisschool tot en met het MBO. Ouders worden daarbij betrokken. Op school zijn er ook de Zorg advies teams die tijdig signaleren en waar kinderen en leraren terecht kunnen met gezondheidsvragen. Ook buiten school is er voorlichting voor jongeren en informatie en ondersteuning voor hun ouders, bijvoorbeeld via de alcohol en drugsinfolijn, via www.watdrinkjij.nl en www.hoepakjijdataan.nl voor ouders.
Voor de zorg en de jeugdgezondheidszorg is een protocol ontwikkeld voor signalering, screening en kortdurende interventie van risicovol alcoholgebruik door jongeren.
Ik heb in mijn begroting voor 2012 € 1 mln. extra uitgetrokken voor jeugd, bestemd voor preventie op scholen en sterkere inzet van social media. Ik werk hierbij samen met de leefstijl instituten, zoals het Trimbos-instituut. Voor de jaren 2013 en 2014 heb ik € 2,5 mln. per jaar voor deze intensivering gereserveerd.
Wat is uw verklaring voor de stijging van jongeren die met een acute alcoholvergiftiging in het ziekenhuis belanden? Wilt u uw antwoord toelichten?
Enerzijds neemt het aantal jongeren dat alcohol drinkt af en neemt de leeftijd toe. Tegelijkertijd stijgt het aantal extreme gevallen ook. Op basis van de huidige registraties zijn echter geen harde conclusies te trekken: niet overal wordt goed geregistreerd en ziekenhuizen zien niet alle gevallen van alcoholvergiftiging.
Kunt u aangeven hoe het staat met de landelijke uitrol van het aantal alcoholpoli’s in Nederland? Hoeveel alcoholpoli’s zijn er inmiddels, en hoeveel komen er nog? Wilt u uw antwoord toelichten?
In 2012 zal volgens de planning een polikliniek voor jeugd en alcohol in Zeeland, Limburg, Drenthe, Friesland, Noord-Brabant, Noord-Holland en Zuid-Holland te vinden zijn. De participerende ziekenhuizen liggen in regio's die actief zijn op het gebied van preventie van alcoholmisbruik bij jongeren waardoor een goede samenwerking tot stand kan worden gebracht tussen de verschillende organisaties. De pilot loopt tot en met 2013 en ook volgend jaar zal er nog een aantal poliklinieken bij komen. De geboden zorg is verzekerde zorg. Hoeveel poliklinieken jeugd en alcohol er uiteindelijk zullen zijn, wordt vooral bepaald door de ontwikkeling van het aantal alcoholintoxicaties onder jongeren, de regionale spreiding daarvan en de bereidheid van ziekenhuizen om de nazorg te organiseren.
Wat is uw reactie over de jonge leeftijd waarop jongeren een acute alcoholvergiftiging oplopen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik vind dat zorgelijk en aanleiding om met alle betrokkenen te zoeken naar maatregelen om dit tegen te gaan. Vandaar dat ik op 11 april j.l. een ronde tafelgesprek heb gevoerd met verschillende betrokken partijen (o.a. gemeenten, politie, GGD, ambulancedienst, verslavingszorg en betrokken bedrijfsleven) om samen te kijken welke stappen snel en welke stappen op de middellange termijn nodig zijn. Deze ronde tafel was bedoeld als een aftrap. Voor de zomer krijgt u van mij voorstellen om extra stappen te zetten in het tegengaan van deze vreselijke trend.
Wat is uw reactie over de verschillen van alcoholvergiftiging in provincies, en bent u bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Kamer hierover te informeren?
Volgens de betrokken artsen, komt dit verschil zeer waarschijnlijk door gebrekkige registratie in sommige regio’s. De registratie is een onderdeel van de pilot poliklinieken jeugd en alcohol en moet de komende tijd verbeteren.
Is u bekend wat de verklaring ervoor is dat de gemiddelde duur van de coma door middel van acute alcoholvergiftiging langer duurt dan voorheen? Wilt u uw antwoord toelichten?
De opgenomen kinderen bleken in 2011 gemiddeld een licht hoger alcoholpromillage te hebben dan in 2010. Er zijn dus niet alleen meer jongeren met een alcoholcoma geweest, die betrokken jongeren hebben gemiddeld ook iets meer gedronken dan het jaar ervoor.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de heer Van der Lely, dat het wachten is op de eerste dode?
Ik kan me zijn zorgen goed voorstellen. Als minister probeer ik het probleem van alcoholmisbruik aan te pakken. Primair ligt de verantwoordelijkheid hiervoor overigens bij de jongere en vooral bij de ouders. Ik wil hen hiervan bewust maken via de eerdergenoemde projecten en informatievoorziening.
Welke aanvullende maatregelen gaat u nemen om de toename van comazuipers zo ver mogelijk terug te dringen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 1 en 4.
Illegale besnijdenissen in Engeland |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat duizenden vrouwen in Groot-Brittannië verminkt worden door illegale besnijdenis?1
Ja.
Is het waar dat in Groot-Brittannië medisch personeel bereid was besnijdenis bij meisjes uit te voeren en dat het argument door medisch personeel werd gebruikt dat het beter is besnijdenis in Engeland uit te voeren dan in Afrika?
Ik kan niet bevestigen of deze berichtgeving klopt.
Bent u ervan op de hoogte dat een aantal gemeenschappen in Nederland waar meisjesbesnijdenis tot een traditie behoort vaak naar Engeland reizen of verhuizen? Zo ja, zouden deze gemeenschappen mogelijk hun dochters in Engeland laten besnijden? Zo nee, waarop baseert u dit?
Het is bekend dat veel zogenaamde risicogezinnen tijdens vakanties op bezoek gaan bij familie in het buitenland, waaronder Engeland. Ook verhuizen sommige van deze gezinnen naar het buitenland. Ik kan niet uitsluiten dat meisjes uit deze gezinnen in het buitenland worden besneden.
Bent u bereid met uw Britse collega van Volksgezondheid en in Europees verband een onderzoek te doen naar de mate waarin meisjesbesnijdenis in Europa zich voordoet en hoeveel mensen vanuit Nederland zich hieraan schuldig maken?
De International Centre for Reproductive Healthvan de universiteit van Gent verricht reeds een Europese studie naar de huidige situatie en trends op het terrein van vrouwelijke genitale verminking in de EU-lidstaten en Kroatië. Het onderzoek wordt gefinancierd door het European Institute for Gender Equality en verzamelt en analyseert de informatie over Vrouwelijke Genitale Verminking (VGV) die in de betreffende landen aanwezig is. Het rapport verschijnt naar verwachting eind 2012.
In Nederland wordt momenteel door Pharos een prevalentie-onderzoek verricht. Dit onderzoek moet meer duidelijkheid geven over het aantal besneden meisjes en vrouwen in Nederland. Ook het risico voor een in Nederland woonachtig meisje uit de doelgroep om besneden te worden, wordt onderzocht. De resultaten van het onderzoek worden in 2013 verwacht.
Kunt u aangeven wat de resultaten zijn van het gevoerde beleid in Nederland ten aanzien van het besnijden van meisjes? Heeft u een beeld van de omvang waarin meisjesbesnijdenis zich in Nederland voordoet? Heeft u actuele gegevens over het aantal meisjes dat de laatste 3 jaar is besneden?
Het Nederlandse beleid heeft ertoe geleid dat het onderwerp VGV in de betreffende doelgroepen bespreekbaar is geworden.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg concludeerde in november 2007 dat er geen aanwijzingen waren dat meisjesbesnijdenissen in Nederland werden uitgevoerd door medici, maar dat normen en richtlijnen op dit gebied ontbraken. Op verzoek van de IGZ hebben de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie (NVPC) en de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) toen richtlijnen ontwikkeld. Deze zijn in april 2008 verschenen. Uit onderzoek van de IGZ in 2010 bleek dat Nederlandse klinieken het standpunt over het (niet) verrichten van VGV onderschrijven. Er waren ook in 2010 geen aanwijzingen dat VGV in Nederland door medici wordt verricht.
Kunt u aangeven hoeveel meldingen tot nu toe zijn gedaan over meisjesbesnijdenis door huisartsen, jeugdartsen, verloskundigen enz.? Zo nee, waarom niet?
Sinds 2007 registreert het AMK de aard van de mishandeling, waaronder een aparte categorie meisjesbesnijdenis. Vanaf 2007 tot en met 2010 zijn 61 onderzoeken verricht naar aanleiding van meldingen die met VGV te maken hebben. Het gaat met name over gevallen waarbij de angst bestaat dat meisjes besneden gaan worden.
Kunt u aangeven hoeveel mensen die zich schuldig hebben gemaakt aan meisjesbesnijdenis in Nederland zijn veroordeeld?
Er is in Nederland nog niemand veroordeeld voor meisjesbesnijdenis. Wel heeft het OM een aantal zaken in behandeling.
Bent u bereid in Europees verband met een gezamenlijke aanpak te komen om deze mensonterende praktijk te bestrijden? Zo ja, hoe?
Ja. De Europese commissie is voornemens te komen tot een Europese strategie over geweld tegen vrouwen. Hierin zal bijzondere aandacht worden geschonken aan VGV.