Fraude met kwarteleieren |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kent u het bericht «Veluwse scharrelkwarteleitjes van Jumbo kwamen uit Franse legbatterij»? Heeft u ook de uitzending van de Keuringsdienst van Waarde over ditzelfde onderwerp gezien?1 2
Ja.
Kunt u bevestigen dat kwartels in de Europese veehouderij vrijwel altijd in legbatterijen gehouden worden en dat er geen keurmerk bestaat voor scharrelkwarteleieren, ook niet in Nederland?3
Het is mij niet bekend hoeveel kwartels in de Europese veehouderij in legbatterijen worden gehouden. Conform bijlage II van Verordening (EG) nr. 589/2008 moeten scharreleieren (van kippen) afkomstig zijn van inrichtingen die tenminste aan de voorwaarden van artikel 4 van Richtlijn 1999/74/EG voldoen. Voor kwarteleieren zijn dergelijke bepalingen er niet. Er is in Nederland ook geen keurmerk voor kwarteleieren. Het enige keurmerk voor kwarteleieren dat mij bekend is, is het Franse Label Rouge. Dit keurmerk wordt door de Franse overheid toegekend en is op het etiket terug te vinden. Het houden van Label Rouge kwartels gebeurt in volières.
Kunt u bevestigen dat het in Nederland überhaupt verboden is om kwartels te houden voor de productie van vlees of eieren, gelet op het feit dat deze dieren niet op de lijst staan van dieren die in Nederland voor productiedoeleinden gehouden mogen worden? Kunt u bevestigen dat de kwartel ook nooit op deze lijst heeft gestaan?4
Ik kan bevestigen dat het zonder ontheffing niet is toegestaan om in Nederland kwartels te houden voor productiedoeleinden. De kwartel heeft nooit op de lijst van dieren die mogen worden gehouden voor productiedoeleinden gestaan.
Had het Nederlandse bedrijf dat kwarteleieren zou hebben geleverd aan Eicom een tijdelijke ontheffing van het verbod op het houden van kwartels voor productiedoeleinden? Zo ja, kunt u inzichtelijk maken wanneer en onder welke voorwaarden deze ontheffing is verleend en tot wanneer de ontheffing geldig was?
Nee, er is nooit een ontheffing afgegeven aan het betreffende bedrijf. Dit bedrijf hield kwartels op het moment dat het een ontheffingsaanvraag indiende. Het bedrijf is met het afwijzen van de ontheffing een overgangstijd gegund om de dan zittende legperiode af te maken en op uiterlijk 31 december 2016 alle dieren van het bedrijf verwijderd te hebben.
Kunt u uiteenzetten hoeveel ontheffingen er de afgelopen tien jaar voor het houden van kwartels zijn verleend, aan welke bedrijven en onder welke voorwaarden? Hoe is gecontroleerd of aan de voorwaarden is voldaan en wat waren de uitkomsten van die controles?
Er zijn in het verleden geen ontheffingen verleend voor het houden van kwartels voor productiedoeleinden.
Kunt u bevestigen dat er op dit moment geen geldige ontheffing is van het verbod op het houden van kwartels voor productiedoeleinden in Nederland, gelet op het feit dat een dergelijke ontheffing niet vermeld staat op de lijst met tijdelijke ontheffingen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)?5
Er zijn op dit moment geen ontheffingen verleend van het verbod op het houden van kwartels voor productiedoeleinden.
Kan ervan worden uitgegaan dat een onverhoopt nog bestaande tijdelijke ontheffing niet wordt verlengd en dat u geen toestemming verleent voor nieuwe aanvragen tot ontheffing van het verbod op het houden van kwartels voor productiedoeleinden? Zo nee, kunt u uitleggen waarom niet en hoe een ruimhartig ontheffingsbeleid zich verhoudt tot de wettelijke bepalingen, zoals ook verwoord door RVO, dat een ontheffing slechts bij hoge uitzondering mogelijk is en dat de activiteit de gezondheid of het welzijn van dieren niet mag schaden?6
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 zijn er op dit moment geen ontheffingen verleend van het verbod op het houden van kwartels voor productiedoeleinden. Een nieuwe aanvraag voor het verlenen van een dergelijke ontheffing zal op zichzelf worden beoordeeld.
Heeft u signalen dat er in Nederland kwartels worden gehouden voor productiedoeleinden zonder ontheffing van het verbod daarop? Zo nee, kunt u uitsluiten dat dit gebeurt?
Op 27 maart 2018 heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) drie locaties van de betreffende kwartelboer waar mogelijk kwartels gehouden zouden worden voor productiedoeleinden geïnspecteerd. De NVWA heeft op geen van deze locaties kwartels aangetroffen. De NVWA doet onderzoek naar overige signalen dat er in Nederland kwartels worden gehouden voor productiedoeleinden zonder ontheffing van het verbod daarop.
Wat is er gebeurd met de betreffende kwarteleieren van Eicom die bij Jumbo uit de schappen zijn gehaald?
Jumbo heeft eind februari 2018 de laatste kwarteleieren, geleverd door Eicom, verkocht en heeft daarna voor een andere leverancier van kwarteleieren gekozen.
Zijn of waren er nog andere afnemers van deze kwarteleieren in Nederland? Zo ja, welke en welke acties zijn daar gevolgd op de onthulling dat Eicom legbatterijeieren verkocht als scharreleieren?
Er is contact geweest met andere afnemers van deze kwarteleieren in Nederland, zoals horecabedrijven, die de eieren vaak gebruiken in hun gerechten zonder claims over afkomst en type houderij te geven. Dit onderzoek loopt nog.
Kunt u bevestigen dat Eicom de etiketten op de doosjes pas heeft aangepast nadat de Keuringsdienst van Waarde eind februari om opheldering vroeg?
Het bedrijf heeft de etiketten laten aanpassen. Deze worden sinds 7 maart 2018 door het bedrijf gebruikt.
Hoe vaak zijn Eicom en de betreffende kwartelboer in de laatste tien jaar gecontroleerd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit? Kunt u nader in gaan op de aanleiding en constateringen tijdens deze eerdere controles? Zijn er in het verleden al boetes opgelegd geweest aan deze bedrijven? Zo ja, voor welk vergrijp? En wat was het bedrag van deze boetes?
Eicom wordt sinds juli 2012 gecontroleerd door de Nederlandse Controle Autoriteit Eieren (NCAE) op de naleving van hygiëne- en dierlijke bijproducten regelgeving en op de naleving van de handelsnormen en daarvoor door het Controlebureau Pluimvee, Eieren en Eiproducten (CPE). De NCAE laat weten dat geen gegevens bekend zijn van inspecties door CPE bij Eicom vóór juli 2012. In de periode juli 2012 tot en met maart 2018 zijn in totaal 64 contactmomenten geweest, waarbij toezicht op verschillende aspecten is uitgevoerd. In die periode zijn er drie tekortkomingen geconstateerd op vlak van hygiëneregelgeving en één op het vlak van handelsnormen voor kippeneieren. In dat laatste geval heeft het Tuchtgerecht, dat wordt toegepast bij overtredingen van de handelsnormenverordeningen, een boete opgelegd van € 100,– in verband met het onvoldoende stempelen van kippeneieren. De NVWA en de NCAE hebben op 15 maart 2018 een gezamenlijke inspectie uitgevoerd bij Eicom. Deze inspectie heeft geleid tot een rapport van bevindingen. Deze zaak loopt nog. De NVWA heeft de betreffende kwartelboer op 27 maart 2018 bezocht voor een inspectie. Ik verwijs u hiervoor ook naar mijn antwoord op vraag 8. Er is een onderzoek ingesteld naar het al dan niet naleven van het verbod op het houden van kwartels als productiedier. Dit onderzoek loopt nog.
Kunt u bevestigen dat kwartels gevoelige, schuwe dieren zijn die zich in het wild het liefst schuilhouden tussen begroeiing? Kunt u bevestigen dat het tot het natuurlijk gedrag van kwartels behoort om een groot deel van de dag te besteden aan het zoeken naar voedsel, zoals zaden, insecten, bessen en jonge bladeren, en om meermalen per dag een stofbad te nemen?7
Uit de literatuurscan die Wageningen Livestock Research in het kader van een ontheffingsaanvraag (zie ook mijn antwoord op vraag 4) heeft uitgevoerd, blijkt inderdaad dat kwartels overdag vooral op de grond tussen begroeiing leven en op en in de grond naar voedsel zoeken gedurende ongeveer 8% per dag. In totaal besteden kwartels circa 10% van de tijd aan verenpoetsgedrag en 4% aan stofbaden.
Kunt u bevestigen dat er in de Europese Unie jaarlijks zo’n 400.000 kwartels worden gehouden voor de productie van eieren? Kunt u bevestigen dat 90% van deze dieren in krappe kooien zit, ook wel ’s werelds kleinste legbatterijen genoemd?
Ik heb hierover geen informatie tot mijn beschikking.
Kunt u bevestigen dat er in de Europese Unie ruim 140 miljoen kwartels worden gehouden voor vlees? Kunt u bevestigen dat verreweg de meeste van deze dieren in krappe, kale kooien dan wel in overvolle schuren worden gehouden? Kunt u bevestigen dat kwartels die gehouden worden voor hun vlees al na vijf weken naar de slacht gaan? Hoeveel kwartels worden er in totaal jaarlijks in de EU geslacht?
Ik heb hierover geen informatie tot mijn beschikking.
Kunt u bevestigen dat kwartels in de Europese vee-industrie amper de ruimte hebben om te bewegen en hun natuurlijke gedrag te uiten? Kunt u bevestigen dat de schuwe dieren uit angst vaak opspringen waar de krappe kooien niet eens ruimte voor bieden?
Ik kan bevestigen dat kwartels bij schrikken opvliegen en dat een legbatterij hiervoor geen ruimte laat.
Is het u bekend dat kwartels en kwarteleieren vaak worden aangeprezen als een «natuurproduct», «luxe» en een «delicatesse»? Heeft u de indruk dat Nederlandse consumenten een correct en/of volledig beeld hebben van de omstandigheden waaronder kwartels hebben geleefd en geleden voor de productie van vlees en eieren? Zo ja, waar baseert u dat op?
Kwarteleieren worden inderdaad regelmatig verkocht als «natuurproduct» of «luxeproduct». Hiermee wil de producent de exclusiviteit van deze producten laten zien. Het geeft geen beeld van de leefomstandigheden van de kwartels. Of hiermee consumenten op het verkeerde been worden gezet, hangt ook af van de verdere context (beeld, foto) en is van geval tot geval ter beoordeling door de toezichthouder. Producenten zijn verantwoordelijk voor een juiste etikettering van levensmiddelen. Het is belangrijk dat consumenten op basis van eerlijke en eenduidige informatie een bewuste keuze kunnen maken voor een voedingsmiddel. Consumenten mogen niet op «het verkeerde been» worden gezet. Correcte informatie draagt ook bij aan het vertrouwen van consumenten in voedsel.
Wat is uw oordeel over de leefomstandigheden van kwartels in de Europese houderij?
Ik kan geen oordeel vellen over de leefomstandigheden van kwartels in de Europese houderij, omdat ik daar geen goed beeld heb van heb. Zoals ik ook heb aangegeven op de vragen van het lid De Groot (D66) (kenmerk 2018Z04854) zouden naar mijn mening binnen de Europese Unie nadere restricties moeten worden gesteld aan het houden van kwartels voor de eiproductie. Legbatterijen zullen niet tegemoet komen aan de natuurlijke behoeften van kwartels, zoals de behoeften aan schuilen en stofbadgedrag.
Deelt u de mening dat in elk geval de legbatterij waarin deze dieren mogen worden gehouden, net als de legbatterij voor kippen, verboden moet worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn gaat u aandringen op een Europees verbod op de legbatterij voor kwartels?
Zie antwoord vraag 18.
Het bericht ‘Langer in kliniek door tekort aan thuiszorg’ |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Langer in kliniek door tekort aan thuiszorg»?1
Ja.
Hoe groot is het tekort aan wijkverpleegkundigen en wijkziekenverzorgenden op dit moment (maart 2018), in absolute aantallen en percentagegewijs? Kunt u alstublieft een concreet aantal en percentage noemen en niet verwijzen naar een website?
Volgens het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn werken er naar schatting momenteel circa 15.000 wijkverpleegkundigen (hbo), circa 20.000 verpleegkundigen in de wijk (mbo) en circa 49.000 verzorgenden in de thuiszorg. Er zijn geen exacte cijfers beschikbaar over de tekorten aan personeel in de wijk op dit moment. Dit is alleen bij benadering aan te geven op basis van het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn. Als de ontwikkeling in de wijk vergelijkbaar is aan die van de beroepsgroep als geheel in de huidige trends en ontwikkelingen, zal het in 2018 bij benadering gaan om een tekort aan circa 1.000 hbo wijkverpleegkundigen, 1.000 mbo wijkverpleegkundigen en 550 wijkverzorgenden.
Verder beschikt het UWV over cijfers over het aantal openstaande vacatures voor de brede beroepsgroep gespecialiseerd verpleegkundigen, hieronder valt de wijkverpleegkundige. Deze cijfers geven het totale aantal openstaande vacatures op een bepaald peilmoment en staan daarmee niet gelijk aan de omvang van het tekort. De meest recente cijfers van het UWV (peilmoment vierde kwartaal van 2017) laten zien dat er naar schatting 1.700 vacatures voor gespecialiseerd verpleegkundige openstaan. Ter vergelijk: in het vierde kwartaal van 2016 was dit circa 1.400. Het is niet mogelijk om hierbinnen een nauwkeurige schatting te geven over de wijkverpleegkundige, noch om aan te geven welk aandeel moeilijk vervulbaar is. Wel is bekend dat de arbeidsmarkt voor verpleegkundigen (en ook specifiek die voor wijkverpleegkundigen) zeer krap is momenteel2 en dat naar verwachting veel van de vacatures moeilijk vervulbaar zijn.
Hoeveel mensen konden in de afgelopen zes maanden door het tekort aan wijkverpleegkundigen en wijkziekenverzorgenden niet thuis sterven? Hoeveel mensen die thuis wilden sterven kregen te maken met een wachttijd van meer dan acht uur voor de zorg thuis?
Ten aanzien van deze gevraagde gegevens zijn mij geen cijfers bekend.
Waarom kan er na berichtgeving in de media wel de benodigde zorg geleverd worden? Moet iedereen voortaan contact opnemen met de media om wel zorg te krijgen? Wat zegt dit over het systeem?
Wanneer een verzekerde aanspraak maakt op zorg, dan moet de zorg geleverd worden die nodig is. Op grond van de zorgverzekeringswet heeft een zorgverzekeraar een zorgplicht tegenover zijn verzekerden. Wanneer een patiënt te maken krijgt met een situatie dat de nodige zorg in eerste instantie niet geleverd wordt, dan raad ik hem/haar aan om contact op te nemen met zijn/haar zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar kan dan zorgbemiddeling starten. Mocht dit geen soelaas bieden, dan kan door de patiënt contact worden opgenomen met de Nederlandse Zorgautoriteit (Nza). De NZa houdt toezicht op de rechtmatige uitvoering van de zorgverzekeringswet door zorgverzekeraars. De Nza kan handhavend optreden als blijkt dat een zorgverzekeraar onvoldoende uitvoering geeft aan zijn zorgplicht.
Hoe lang duurt het nog voordat het tekort aan wijkverpleegkundigen en wijkziekenverzorgenden is opgelost? Kunt u een concrete streefdatum noemen?
De tekorten in de wijk staan vanzelfsprekend niet op zichzelf. Voor de gehele zorg en welzijn geldt de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerde medewerkers als belangrijke opgave. Daarom heb ik samen met de Minister voor Medische Zorg en Sport en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport onlangs het Actieprogramma Werken in de Zorg gepresenteerd. Samen met landelijke en regionale partners zetten we in op drie actielijnen: meer kiezen voor de zorg; beter leren in de zorg en anders werken in de zorg.
Dit vraagt tijd, de opgave die voorligt is immers niet van de ene andere op de andere dag opgelost. De focus ligt daarbij op de regio: daar wonen, leren en werken mensen. In elke zorgregio worden regionale actieplannen aanpak tekorten (RAAT) opgesteld waarin werkgevers in zorg en welzijn met onderwijs regionale ambities uitspreken en zich committeren aan de daaruit volgende acties. Bijvoorbeeld door voldoende passende stageplaatsen te bieden, door zorgonderwijs goed te laten aansluiten op de werkpraktijk en door het optimaal inrichten van zorgprocessen en functies. De gezamenlijke ambitie die hierin is geformuleerd is fors: we streven naar het terugdringen van de personeelstekorten in zorg en welzijn naar nul in 2022 of daar dichtbij.
Het bericht ‘Politiechef wil meer agenten in buitenland’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Politiechef wil meer agenten in buitenland»?1
Ja.
Klopt het dat in het regeerakkoord additioneel geld is vrijgemaakt voor de inzet van extra agenten in het buitenland? Zo ja, om hoeveel geld gaat dit exact?
Ja. Het regeerakkoord investeert structureel 267 miljoen extra voor onder andere meer agenten in de wijk en versterking van de opsporing. Hieronder valt ook investeren in internationaal opsporingsonderzoek. Het regeerakkoord benoemt onder andere de plaatsing van een vaste politieliaison in bronlanden van mensenhandel.
Criminaliteit houdt zich steeds minder aan landsgrenzen. Het aanpakken van criminaliteit bij de bron is noodzakelijk gezien de huidige mondiale ontwikkelingen en de groei van de georganiseerde criminaliteit, terrorisme, cybercrime en migratie gerelateerde criminaliteit. Door te investeren in de bronlanden – de landen waar grote drugsnetwerken of wapenhandelaren hun wortels hebben – kan effectiever en slimmer worden ingegrepen. Internationale samenwerking en informatie-uitwisseling met buitenlandse politie-en justitiediensten wordt daarbij alleen maar belangrijker. Dit heb ik onlangs ook bij mijn Duitse en Belgische collega’s benadrukt. Het inzetten van politiemedewerkers in het buitenland is daarmee van cruciaal belang om de veiligheid in de Nederland te vergroten. De investering in internationaal opsporingsonderzoek behoeft naast meer inzet van medewerkers in het buitenland en internationale organisaties, nadrukkelijk ook een investering binnen de eigen organisatie in de operationele opvolging en ondersteuning van de internationale inzet.
De uitwerking van de verschillende aspecten uit het regeerakkoord zal de komende periode nader vorm krijgen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de verdeling van de extra sterkte over de eenheden, de bestedingsplannen 2019 e.v. en de eventuele actualisatie van de sterkte verdeling.
In mijn brief van 20 december 20172 heb ik reeds toegezegd uw Kamer rond juni 2018 nader over deze aspecten informeren. Hierbij zal ik ook aandacht besteden aan de investeringen in de internationale inzet van de politie.
Deelt u de mening dat het inzetten van extra agenten in het buitenland niet ten koste zou mogen gaan van het budget dat volgens het regeerakkoord aan de nationale politie is toegekend?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het eveneens de bedoeling zal zijn dat uitgezonden agenten met de lokale politie onderzoeken uitvoeren die verband houden met Nederland? Deelt u de mening dat deze activiteiten een extra belasting zullen inhouden voor de lokale politie en dat deze ontwikkeling – zeker onder de huidige omstandigheden waarin de werkdruk reeds extreem hoog is – niet wenselijk is? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de activiteiten in het buitenland geen extra belasting zullen inhouden voor de toch al overbelaste lokale agenten?
Het inzetten van Nederlandse politiecapaciteit in bron- en transitlanden van georganiseerde criminaliteit is onderdeel van de totale verstorings- en opsporingsstrategie om de gevolgen van georganiseerde criminaliteit in Nederland te reduceren. Door effectief en slim in te grijpen in het begin van de keten vermindert de toestroom van criminaliteit naar Nederland. De veiligheid in Nederland- ook lokaal- heeft derhalve baat bij inzet van Nederlandse politiefunctionarissen in het buitenland. Daarnaast wordt er ook geïnvesteerd in de operationele opvolging van de internationale inzet om de belasting bij andere politiemedewerkers niet te vergroten.
Het bericht ‘Doorstroming van oudere in ziekenhuis ligt plat door griep’ |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Doorstroming van oudere in ziekenhuis ligt plat door griep»?1
Ja.
Hoe groot is het tekort aan (voormalig) verzorgingshuisplekken inmiddels geworden? Wilt u alstublieft een concreet aantal als antwoord geven?
In het artikel in de Nationale Zorggids wordt gesproken over «verpleeghuisplekken» waar ouderen na een ziekenhuisopname kunnen aansterken, om vervolgens weer naar huis te gaan. De benaming «verpleeghuisplekken» is echter onjuist. Bij dergelijk tijdelijk verblijf gaat het om het eerstelijnsverblijf (ELV); de langdurige zorg is bedoeld voor mensen die niet meer terug naar huis kunnen.
Eén van de factoren die een rol hebben gespeeld bij de drukte in de ziekenhuizen ten gevolge van de griepepidemie was inderdaad een gebrekkige doorstroming van patiënten richting vervolgzorg. Ik heb onder meer op dat punt dan ook afspraken met het Landelijk Netwerk Acute Zorg, ActiZ en Zorgverzekeraars Nederland gemaakt, voor zowel de korte als de langere termijn.
Wij hebben afgesproken dat de Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT) sector op korte termijn zou zorgen voor een soepele toegang voor de patiënt en waar nodig en mogelijk gezamenlijk extra capaciteit in de regio zou organiseren, voor extra doorstroom uit de ziekenhuizen richting vervolgzorg. Ik heb geen overzicht over of en zo ja, hoeveel extra capaciteit er per regio nodig was; de Regionale Overleggen Acute Zorg (ROAZen) hebben hierover het gesprek met de Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg aanbieders in hun regio gevoerd. Zorgverzekeraars zijn verplicht ervoor te zorgen dat er voldoende zorg voor hun verzekerden beschikbaar is; de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft in het kader van zijn toezicht op de zorgplicht van zorgverzekeraars wekelijks contact met alle zorgverzekeraars gehad over de drukte in de ziekenhuizen tijdens de griepepidemie en de maatregelen die de zorgaanbieders en zorgverzekeraars in dat kader namen.
Belangrijk is dat de aanbieders van vervolgzorg bij het organiseren van een soepele toegang en extra capaciteit geen belemmeringen in de financiering ervaren. Zorgverzekeraars Nederland heeft bevestigd dat zorgverzekeraars in die regio’s waar problemen waren afspraken moesten maken met de partijen om te komen tot verlichting van de keten, en daarbij het voorbeeld van Rotterdam genoemd. Daar hebben de Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg aanbieders een acute opname afdeling met extra bedden gerealiseerd; zorgverzekeraar Zilveren Kruis heeft aangegeven garant te staan voor de financiering van deze bedden tijdens de huidige epidemie.
Voor een soepele toegang van patiënten tot vervolgzorg vind ik het ook belangrijk dat er in alle regio’s goed werkende coördinatiepunten voor eerstelijnsverblijf zijn, en dat deze regionale coördinatiepunten eind dit jaar zijn verbreed naar alle vormen van vervolgzorg (tijdelijk, niet medisch-specialistisch, verblijf). Met behulp van dergelijke coördinatiepunten wordt het voor de ziekenhuizen (en ook voor de huisartsen) makkelijker om snel een bed in de regio te vinden voor patiënten die een plaats in eerstelijnsverblijf, respijtzorg of een andere vorm van «vervolgzorg» nodig hebben. De Tweede Kamer ontvangt van mij één dezer dagen een aparte brief over de stand van zaken ten aanzien van deze coördinatiepunten.
Hoe veel groter is het tekort als er zoveel ouderen zoals nu geveld zijn door griep? Wilt u alstublieft een concreet aantal als antwoord geven?
Zie antwoord vraag 2.
Basisscholen die dreigen te verdwijnen uit de Gelderse dorpen Spijk en Lathum |
|
Michel Rog (CDA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Bent u bekend met het gegeven dat de St. Willibrordus basisschool in Spijk en de Ds. Jonkersschool in Lathum (beide in de gemeente Zevenaar) onder de gemeentelijke opheffingsnorm komen? Hoe beoordeelt u deze situatie?
Ja, deze situatie is mij bekend. De betrokken schoolbesturen hebben laten weten dat het leerlingenaantal van zowel de St. Willibrordusschool als de Ds. Jonkersschool al enkele jaren onder de gemeentelijke opheffingsnorm zit. Het sluiten van een school is in geen enkel geval een gemakkelijke beslissing, alleen al vanwege het feit dat dit altijd directe gevolgen heeft voor de leerlingen. Het is aan het schoolbestuur om, in afstemming met betrokken partijen de afweging te maken of een school open kan blijven of niet. Bij beide scholen hebben de schoolbesturen na intensief overleg met betrokkenen (ouders, dorpsraden, gemeente) besloten om op termijn de scholen te sluiten. Ik heb geen redenen om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de besluitvorming.
Deelt u de mening dat kleine dorpsscholen bestaansrecht hebben omdat zij invulling geven aan de sociale verbondenheid in kleinere leefgemeenschappen, mits de kwaliteit van het onderwijs voldoende is gewaarborgd?
Ik hecht veel waarde aan thuisnabij en pluriform onderwijs en ik deel de mening dat kleine scholen een cruciale functie kunnen vervullen in kleine gemeenschappen. Daarom heb ik in mijn brief van 13 maart (Kamerstuk 31 293, nr. 388) aangekondigd dat de kleinescholentoeslag structureel verhoogd zal worden om zo kleine scholen te ondersteunen.
Bent u op de hoogte van het experiment van Westerbroek waarbij kleine scholen, die op de nominatie stonden om te worden gesloten, zich hebben afgescheiden van hun toenmalige schoolbestuur en zich aansloten bij de Verenigde Zelfstandige Dorpsscholen, die kringen vormden van zeven scholen met een eigen rijksbekostigd bestuur?
Ja, ik ben bekend met het experiment. Het betreft overigens een experiment met één school en niet meerdere scholen. Daarnaast is het zo dat de Verenigde Zelfstandige Dorpsscholen (VZD) wel het initiatief voor dit experiment heeft genomen, maar er geen sprake van is dat de school zich bij de VZD heeft aangesloten. Er is een nieuwe stichting opgericht die het bestuur van de school in Westerbroek vormt. Enkele leden van de VZD zitten in de Raad van Toezicht.
Ziet u mogelijkheden om het experiment van de Verenigde Zelfstandige Dorpsscholen uit te breiden, opdat de scholen in Spijk en Lathum kunnen worden gered? Zo ja, wanneer kunt u de Kamer dan informeren over het resultaat? Zo nee, waarom niet?
Dit experiment is gestart in augustus 2017 en loopt vijf jaar, dus tot 2022. In een brief van mijn voorganger is uw Kamer geïnformeerd dat gedurende deze vijf jaar het experiment niet wordt uitgebreid, omdat het van belang is om eerst de resultaten op de Jan Ligthartschool te monitoren. Daarbij betreft het een onderwijskundig experiment dat niet als doel heeft om scholen open te houden, maar om een onderwijsconcept te toetsen. Het experiment biedt dan ook geen mogelijkheid om de scholen in Spijk en Lathum open te houden. Het experiment wordt door de Erasmus Universiteit Rotterdam gevolgd voor wetenschappelijk onderzoek. In 2020 volgt er een tussenevaluatie waarover ik uw Kamer zal informeren.
Ik vertrouw op het besluitvormingsproces dat door beide schoolbesturen zorgvuldig is doorlopen.
Het bericht ‘Mbo'ers lossen tekorten arbeidsmarkt niet op’ |
|
Pia Dijkstra (D66), Vera Bergkamp (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Mbo'ers lossen tekorten arbeidsmarkt niet op»?1
Ja
Hoe groot is het deel zij-instromers en herintreders binnen de sector zorg en welzijn, zowel in absolute aantallen als relatief gezien, ten opzichte van de totale instroom? Kunt u aangeven hoe deze aantallen zijn veranderd, zowel absoluut als relatief, sinds 2010?
80.400
96.900
119.200
30,8 (38%)
37,2 (38%)
42,4 (36%)
27,7 (34%)
34,8 (36%)
44,4 (37%)
Bron: Pensioenfonds Zorg en Welzijn
De totale instroom betreft de instroom van buiten de sector zorg en welzijn. Herintreders zijn hierbij gedefinieerd als medewerkers die ooit in de zorg en welzijn sector werkzaam waren, daarna deze sector hebben verlaten en nu opnieuw instromen binnen zorg en welzijn. Zij-instromers zijn gedefinieerd als personen die instromen, nog nooit in de zorg en welzijn sector werkzaam waren en boven de 25 jaar zijn. De instroom van onder de 25 jaar, wordt gezien als instroom vanuit het initiële onderwijs. Wij beschikken alleen over cijfers voor de periode 2015 t/m 2017.
Deelt u de mening dat zowel herintreders als zij-instromers van groot belang zijn in het licht van de uitdagingen voor de arbeidsmarkt in de zorg? Welke maatregelen onderneemt u om de instroom van herintreders en om de hoeveelheid zij-instroom te vergroten?
Ja, ik deel deze mening. Vanuit het Zorgpact zien we al veel mooie initiatieven in de regio om het aantal herintreders en zij-instromers te vergroten. Het Zorgpact geeft deze initiatieven een podium en een netwerk waardoor initiatieven nu ook op meerder locaties worden uitgerold.
Daarnaast zetten we met het actieprogramma Werken in de Zorg, naast het vergroten van de instroom van jongeren vanuit het voortgezet onderwijs, ook in op het aantrekken van herintreders en zij-instromers. Mensen die voorheen al in zorg en welzijn hebben gewerkt, zijn relatief snel inzetbaar en kunnen op korte
termijn een bijdrage leveren aan het oplossen van personeelstekorten. Bij zij-instroom gaat het om mensen die nu nog werkzaam zijn in een andere sector, maar liever in de zorg zouden werken. Ook kan het gaan om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of die net hun baan zijn verloren bij een faillissement of reorganisatie. Het is zaak dat we deze mensen naar de zorg toe- en terugleiden, ze aantrekkelijke banen aanbieden – al dan niet in combinatie met scholing – en ze geschikt maken voor een functie binnen de zorg.
In de regio’s worden hierover door ondermeer werkgevers en onderwijsinstellingen afspraken gemaakt. Via de regionale actieplannen tekorten wordt een belangrijke impuls gegeven aan de instroom van herintreders en zij-instromers. VWS ondersteunt dit financieel ondermeer via het project «Sterk in je werk» en SectorplanPlus. Via het project «Sterk in je werk» is ruimte voor 25.000 persoonlijke loopbaangesprekken om mensen die een stap richting de zorg overwegen, verder te helpen. Daarnaast is vaak extra scholing nodig om nieuwe medewerkers te laten starten of goed te laten functioneren. De scholingsimpuls Sectorplanplus levert hier een belangrijke bijdrage aan. Vanuit VWS stellen we in totaal 320 miljoen euro beschikbaar voor om-, her- en bijscholing van vooral nieuwe medewerkers. Hiermee kunnen naar verwachting ongeveer 170 duizend scholingstrajecten worden ingezet voor met name nieuw personeel. Sinds augustus 2017 zijn de instellingen en hun medewerkers al aan de slag gegaan met ongeveer 58,5 duizend trajecten.
Op hoeveel plaatsen in het land worden opleidingen aangeboden voor zij-instromers in de zorg?
Alle ROC’s bieden opleidingen aan binnen zorg en welzijn waar ook zij-instromers aan deelnemen. Het gaat om 41 ROC’s die op één of meerdere locaties, verdeeld over het land onderwijs aanbieden. Zij-instromers kunnen er daarnaast ook nog voor kiezen om scholing te volgen bij een particuliere onderwijsaanbieder.
Op hoeveel plaatsen in het land worden opleidingen aangeboden voor de herregistratie Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) voor verpleegkundigen?
Het scholingsprogramma voor verpleegkundigen voor herregistratie in het BIG-register wordt op meerdere plaatsen in vier regio’s (Noord-Oost, Noord-West, Zuid-Oost en Zuid-West) in Nederland aangeboden2.
Klopt het dat er geen openbaar oefenmateriaal beschikbaar is voor het examen herregistratie BIG? Deelt u de mening dat dit kan leiden tot onduidelijkheid over de vraagstelling van het examen? Bent u bereid oefenmaterialen beschikbaar te stellen? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat er op dit moment nog geen openbaar oefenmateriaal beschikbaar is. De huidige werkwijze is dat tijdens het scholingsprogramma van ongeveer 10 lesdagen de lesstof wordt behandeld, de deelnemers worden dan ook voorbereid op examinering. De docenten van de opleiding zijn in de gelegenheid gesteld om de gehele batch te bekijken waaruit de toetsen worden samengesteld om het algemene toetsbeeld over te kunnen brengen op de deelnemer van de scholing.
Bovendien wordt op dit moment oefenmateriaal ontwikkeld in opdracht van de MBO Raad. Dit zal gaan om generieke voorbeeldvragen en voor elk specialisme ook een voorbeeld van een casustoets.
Welke kosten zijn er verbonden aan de scholing voor het examen BIG Herregistratie voor de mensen die deze scholing volgen? En welke kosten zijn er verbonden aan de deelname aan het examen BIG Herregistratie voor de mensen die dit examen maken? Kunnen deze kosten, volgens u, een barrière vormen voor herregistratie? Zo ja, wat kunt u hieraan doen?
De kosten voor deelname aan het scholingsprogramma zijn € 1.550,–. De kosten voor het examen zijn € 450,–. De verpleegkundige kan er voor kiezen om alleen deel te nemen aan het examen en de voorbereiding middels zelfstudie te doen. Werkgevers kiezen er regelmatig voor om de scholingskosten te vergoeden. Ook de scholingimpuls SectorPlanPlus, waarin in totaal 320 miljoen beschikbaar wordt gesteld voor om-, her- en bijscholing kan hier een bijdrage aan leveren.
Is het waar dat slagingspercentages van het examen BIG Herregistratie niet openbaar zijn? Wanneer dit het geval is, bent u bereid deze slaginspercentages toch openbaar te maken?
Het klopt dat de slagingspercentages op dit moment niet openbaar zijn. De MBO Raad is bereid deze slagingspercentages openbaar te maken, ik zal daartoe contact opnemen met de MBO Raad.
Is het waar dat het examen BIG Herregistratie maar een aantal keer per jaar op één locatie in Nederland wordt afgenomen? Kunt u uitleggen waarom daarvoor gekozen is?
Dat klopt, het examen wordt zesmaal per jaar aangeboden in Utrecht. De samenwerkende scholen die de opleiding en het examen aanbieden hebben, na een evaluatie met de MBO bedrijfstakgroep Zorg, Welzijn en Sport van het scholingsmodel tot januari 2014, voor dit model gekozen om het examen op een zo efficiënt mogelijke manier aan te bieden. Door het examen op een centrale locatie aan te bieden, hebben herintredende verpleegkundigen onafhankelijk van hun woonplaats, zesmaal per jaar de mogelijkheid deel te nemen aan het examen.
Bent u bereid naar het aantal examens per jaar te kijken met het oog op een uitbreiding van de examendata? Zo nee, waarom niet?
De MBO Raad heeft de mogelijkheden verkend om het examen te digitaliseren. Door digitalisering zou het mogelijk kunnen worden het examen op meerdere plekken in het land aan te bieden en ook vaker. Hier is al een pilot voor gedraaid, die goed is bevallen bij zowel de uitvoerende partij als de deelnemende cursisten. De MBO Raad zal in het najaar een keuze maken hoe verder te gaan met het traject rondom digitalisering van de examens.
Bent u bereid naar het aantal examenlocaties te kijken met het oog op een uitbreiding van de examenlocaties? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
De Nederlandse steun aan het Vrije Syrische Leger, waarvan delen op dit moment samen met Turkije vechten in Afrin |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Een commandant van oppositiebeweging het Vrije Syrische Leger (FSA) zegt dat 25.000 strijders zich bij de Turkse legereenheden hebben gevoegd die in Noord-Syrië een offensief zijn begonnen tegen de Koerden»1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het artikel in de New York Times, waarin over de aanval op Afrin het volgende staat: «Turkey mobilized hundreds of C.I.A.-trained Syrian Arab fighters from the opposition Free Syrian Army to spearhead its attack, and bombarded the enclave with jets and artillery fire»2
Ja.
Bent u bekend met de brief van uw ambtsvoorganger, die in april 2015 aan de Kamer schreef dat Nederland via uitvoeringsorganisaties in Turkije en Jordanië «non lethal support» ging geven aan gewapende groepen in Syrië?3
Ja.
Kunt u alle overdrachtsbewijzen – die er volgens de Kamerbrief zijn – van goederen aan de Kamer doen toekomen?4
Uit veiligheidsoverwegingen maakt het kabinet geen informatie openbaar
waaruit kan worden afgeleid welke groepen door Nederland worden of werden gesteund of waar ze zich precies bevinden. Op dit moment verstrekt Nederland geen steun aan groepen in het Noorden van Syrië. Aanwijzingen dat bepaalde groepen Westerse steun ontvangen maakt ze een belangrijker doelwit voor ISIS, het Assad-regime of voor andere extremistische groepen. Door overdrachtsbewijzen aan de Kamer te versturen worden namen en locaties openbaar. Aan dit verzoek kan het kabinet dan ook niet voldoen.
Herinnert u zich dat uw ambtsvoorganger in 2016 aan de Kamer schreef dat alle steun van Nederland aan gewapende groepen in Syrie naar het vrije Syrische leger ging: «De Free Syrian Army (FSA) is een los samenwerkingsverband van verschillende gewapende groeperingen in Syrië. Het kabinet beperkt de steun tot groepen die aan de door het kabinet vastgestelde criteria voor ontvangst van steun voldoen. Vooralsnog zijn dat alleen groepen die zich tot de FSA rekenen.»5
Het klopt dat mijn voorganger dit toen geschreven heeft. De steun wordt beperkt tot groepen die aan de criteria voor de ontvangst van steun voldoen. Er wordt nauwgezet op toegezien dat de goederen in handen van de geselecteerde groepen blijven.
Herinnert u zich dat u op 14 maart 2018 (zes weken nadat de aanval op Afrin was begonnen) aan de Kamer schreef dat de steun aan groepen in Noord-Syrië was stopgezet: «De ontwikkelingen in Idlib zijn aanleiding voor het kabinet om het Non Lethal Assistance (NLA) programma voor de Syrische gematigde gewapende oppositie in die provincie te beëindigen. Het kabinet constateert dat de mogelijkheden om deze groepen te ondersteunen met NLA te beperkt zijn geworden, vanwege de complexe situatie op de grond en het verlies van grondgebied door de gematigde oppositiegroepen. Nederland blijft de Syrische gematigde gewapende oppositie ondersteunen waar dit kan. In het relatief stabiele zuiden van Syrië wordt het NLA programma voortgezet.»6
Ja.
Hoeveel «non lethal support» heeft Nederland aan strijdgroepen binnen het Vrij Syrische Leger gegeven sinds 2015?
Uw Kamer is regelmatig geïnformeerd over Nederlandse Non-Lethal Assistance.Zoals eerder is aangegeven in het meest recente projectenoverzicht Syrië, dat op 23 januari jl. met uw Kamer is gedeeld, heeft Nederland sinds 2015 25.573.329 euro aan steun verstrekt (Bijlage Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 953).
Zijn er groepen die samen met het Turkse leger vechten in Noord-Syrië, die «non lethal support» van Nederland ontvangen hebben? Zo ja, wat hebben zij ontvangen en tot wanneer hebben zij die steun ontvangen?
Voor de antwoorden op deze vragen verwijs ik u graag naar de vertrouwelijke Kamerbrief van 23 januari jl, over steun aan gewapende Syrische oppositie (Kamerstuk 32 623, nr. 184).
Kunt u uitsluiten dat groepen, aan wie Nederland «non lethal support» gegeven heeft in het verleden, meevechten met Turkije in Afrin en omgeving (operatie olijftak)?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u graag naar de vertrouwelijke Kamerbrief van 23 januari jl, over steun aan gewapende Syrische oppositie (Kamerstuk 32 623, nr. 184).
Kunt u deze vragen een voor een (dus de laatste twee vragen apart en uitgebreid) en binnen een week beantwoorden, gezien de misdrijven die nu in Afrin en omgeving gepleegd worden?
De vragen zijn een voor een en zo spoedig mogelijk beantwoord.
Kunt u in de beantwoording ook de overige vragen meenemen over dit onderwerp gesteld in het plenair debat van 20 maart 2018 over de Europese Top?
De overige vragen over dit onderwerp zijn beantwoord in de Kamerbrief van 22 maart jl. (Kamerstuk 32 623, nr. 201).
Het bericht 'Gegevens miljoenen Facebook-gebruikers gestolen voor politieke reclame' |
|
Sven Koopmans (VVD) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Gegevens miljoenen Facebook-gebruikers gestolen voor politieke reclame»1
Ja.
Is u bekend of ook Nederlanders slachtoffer zijn van de genoemde dataroof? Is u bekend of vergelijkbare dataroof- en datamisbruik-praktijken ook in Nederland plaatsvinden?
Tegenover de NOS heeft Facebook verklaard dat (ten hoogste) 90.000 Nederlandse Facebookprofielen mogelijk zijn getroffen door de datapraktijken rond Facebook en Cambridge Analytica.2 Uit navraag bij Facebook blijkt dat het gaat om 89.373 personen, bestaande uit 28 personen die de app hadden geïnstalleerd en 89.345 contacten die mogelijk getroffen zijn. Mede hierom staat de Autoriteit persoonsgegevens in nauw contact met de privacytoezichthouder in het Verenigd Koninkrijk, de Information Commissioner’s Office (ICO), die heeft aangekondigd onderzoek te doen naar de kwestie.
Andere, vergelijkbare datamisbruik-praktijken in Nederland zijn mij niet bekend. Het NOS Journaal berichtte op 19 maart jl. weliswaar dat ook Nederlandse politieke partijen de mogelijkheid gebruiken om gericht te adverteren via Facebook, maar dat is op geen enkele wijze te vergelijken met de praktijken van Cambridge Analytica, dat volgens berichtgeving uit o.a. de NRC van 20 maart jl. en een undercover-reportage van de Britse TV-zender Channel 4, door microtargeting op basis van nepnieuws en gedragspsychologie op sentimenten van kiezers heeft ingespeeld en daarbij juridische grenzen heeft overschreden.3 Microtargeting door politieke partijen in Nederland is door de privacyregelgeving die in Nederland geldt aan striktere regels verbonden. Zo wordt politieke voorkeur als bijzonder persoonsgegeven aangemerkt, dat zonder expliciete toestemming van betrokkene niet mag worden verwerkt. In Nederland lijkt microtargeting door politieke partijen zich dan ook te beperken tot vormen van profiling die selecties van potentiële kiezers opleveren aan wie op internet in banners verkiezingsboodschappen kunnen worden verstrekt. Het gaat hier om een praktijk die niet per definitie in strijd is met de privacywetgeving.
Verder is van belang dat de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) per 25 mei 2018 striktere eisen stelt aan toestemming: de toestemming moet expliciet gevraagd én verkregen worden, en mag niet «verstopt» zitten in bijvoorbeeld de algemene voorwaarden. Cambridge Analytica heeft daarentegen op grote schaal gebruik gemaakt van gegevens van personen die daarvoor op geen enkele wijze toestemming hadden gegeven.
Hoe kunnen potentiële slachtoffers van dataroof en datamisbruik achterhalen of zij slachtoffer zijn? Is hier ruimte voor collectieve actie? Hoe kunnen slachtoffers worden gecompenseerd voor hun schade?
Er is op 9 april een tool van Facebook online gekomen waarmee Facebook-gebruikers kunnen zien of ook hun data mogelijk zijn gedeeld met Cambridge Analytica door de app This Is Your Digital Life.4
Voor wat betreft een collectieve schadevergoedingsactie geldt dat dit wordt geregeld door het daartoe strekkende bij uw Kamer aanhangige wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de afwikkeling van massaschade in een collectieve actie mogelijk te maken (Kamerstukken 34 608). Ook de EU heeft wetgeving hierover in voorbereiding.5
Overigens staat, zoals gezegd, de AP in nauw contact met de privacytoezichthouder in het Verenigd Koninkrijk, de Information Commissioner’s Office (ICO), die heeft aangekondigd onderzoek te doen naar de kwestie.
Binnenkort spreek ik met vertegenwoordigers van een aantal internetbedrijven, waaronder Facebook. Ik zal Facebook ook aanspreken op hun verantwoordelijkheid in dezen.
Is het gegevensverwerkers toegestaan data die zij verwerken zonder expliciete toestemming van de betrokken burgers te verschaffen aan wetenschappers of journalisten? Is enkele instemming met de algemene voorwaarde voldoende hiervoor?
Als er eenmaal een geldige rechtsgrond voor de verwerking van persoonsgegevens voor een bepaald doel is, dan kan die rechtsgrond inderdaad ook als rechtsgrond voor verdere verwerking met het oog op wetenschappelijk onderzoek dienen (artikel 5, eerste lid, onder b, AVG). In dat geval is geen afzonderlijke toestemming meer vereist. Dat mag echter alleen onder strikte voorwaarden:
Om als verwerking van persoonsgegevens met het oog op wetenschappelijk onderzoek te worden aangemerkt, moet de verwerking aan specifieke voorwaarden voldoen, met name wat betreft het publiceren of anderszins openbaar maken van persoonsgegevens voor wetenschappelijke onderzoeksdoeleinden (zie overweging 159 AVG).
Ook ten aanzien van verdere gegevensverwerking voor journalistieke doeleinden moet altijd sprake zijn van een geldige rechtsgrond. Dat hoeft niet per definitie toestemming te zijn. Echter, in lijn met vaste jurisprudentie kan een eenmaal verkregen toestemming in beginsel niet worden ingetrokken. De mogelijkheid voor betrokkene om zijn of haar toestemming voor het verwerken van persoonsgegevens te allen tijde in te kunnen trekken, is uitgezonderd. Dit is een van de uitzonderingen en afwijkingsmogelijkheden die geregeld is voor de gegevensverwerking die noodzakelijk is voor journalistieke doeleinden, gelet op het recht van vrijheid van meningsuiting en informatie. Ook het verbod op het verwerken van bijzondere persoonsgegevens is niet van toepassing als dit noodzakelijk is voor het journalistieke doel.
Zoals blijkt uit het bovenstaande, is expliciete toestemming van de betrokkene voor de verwerking van persoonsgegevens voor wetenschappelijke of journalistieke doeleinden niet altijd vereist, maar kunnen er wel strenge eisen gesteld zijn aan deze (verdere) verwerking. Bij overtreding kan de AP handhavend optreden.
Aan welke kwaliteitsvereisten moet men voldoen voordat men zich, conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), kan voorstellen als wetenschapper of journalist?
Voor de AVG is niet zozeer van belang of iemand wetenschapper of journalist is, maar of sprake is van wetenschappelijk onderzoek of van journalistieke doeleinden. Een wetenschapper of journalist dient voor zover die niet bezig is met wetenschappelijke of journalistieke activiteiten immers gelijk te worden behandeld aan niet-wetenschappers en niet-journalisten.
De term «wetenschappelijk onderzoek» moet volgens overweging 159 van de AVG ruim worden opgevat en omvat bijvoorbeeld technologische ontwikkeling en demonstratie, fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek en uit particuliere middelen gefinancierd onderzoek.
Van een verwerking voor journalistieke doeleinden kan sprake zijn indien de verwerking van persoonsgegevens als doel heeft de bekendmaking aan het publiek van informatie, meningen of ideeën. Deze activiteiten zijn niet voorbehouden aan mediaondernemingen en kunnen een winstoogmerk hebben.6 Volgens overweging 153 van de AVG moet het begrip journalistiek ruim worden uitgelegd.
Is voldoende gewaarborgd dat de betrokken wetenschappers en journalisten de data niet misbruiken voor andere doeleinden, gezien de AVG minder zware eisen stelt aan gegevensverwerking voor onder meer wetenschappelijke en journalistieke doeleinden?
Misbruik van persoonsgegevens voor andere doeleinden wordt verboden door artikel 5, eerste lid, onder b (doelbinding), en artikel 6, vierde lid, AVG (verdere verwerking is uitsluitend toegestaan bij verenigbaar gebruik, bij expliciete toestemming of bij een wettelijke grondslag ter waarborging van een of meer van de doelstellingen van algemeen belang). Dit geldt zowel bij verwerkingen voor journalistieke doeleinden als bij verwerkingen voor bij wetenschappelijke doeleinden, met dien verstande dat verdere verwerking voor wetenschappelijke doeleinden door artikel 5 AVG onder strikte voorwaarden wordt toegestaan zonder in strijd te komen met het beginsel van doelbinding (zie antwoord 4). De AP zal erop toezien dat deze regels worden nageleefd en kan zo nodig zeer forse boetes opleggen.
Welke verplichtingen rusten er op de gegevensverstrekkers en de gegevensverwerkers om zorg te dragen dat de verschafte data niet door (beweerdelijke) wetenschappers en journalisten worden misbruikt? Zijn zij medeverantwoordelijk indien slecht beveiligde data wordt geroofd of misbruikt? Kan dit effectief worden gehandhaafd?
Zie antwoord vraag 6.
Wat betekent het voor het vertrouwen van de Nederlandse overheid in het gebruik van Facebook voor diverse vormen van overheidscommunicatie, nu Facebook deze dataroof kennelijk twee jaar geheim heeft gehouden? Welke consequenties verbindt u hieraan?
Het staat buiten kijf dat Facebook zich aan de Europese en nationale privacyregelgeving moet houden. De AP ziet hierop toe in samenwerking met de toezichthouders in de andere lidstaten van de Europese Unie, en krijgt met ingang van 25 mei 2018 ruimere toezichts- en sanctiebevoegdheden.
Vanwege de grote invloed die sociale media hebben op de samenleving, rust op de aanbieders van deze diensten een zware verantwoordelijkheid. Dat geldt bij uitstek voor een mondiale aanbieder zoals Facebook. Privacy is geen luxe en de handel in persoonsgegevens mag niet uitsluitend als verdienmodel worden gezien. Ik zal met Facebook en andere aanbieders in gesprek gaan om hen nog eens op hun verantwoordelijkheid te wijzen. Een verantwoordelijkheid die zich ook uitstrekt tot hetgeen gebruikers van dergelijke diensten online zetten, in de vorm van bijvoorbeeld wraakporno en andere vernederende of beledigende uitingen jegens personen. In het najaar zal ik de Tweede Kamer informeren over mijn voornemens om betere waarborgen te creëren voor de bescherming van deze zogenaamde horizontale privacy.
Facebook heeft een groot bereik en is daarom voor overheidscommunicatie een belangrijk medium. Ik zie thans geen aanleiding om uit het incident inzake Cambridge Analytica consequenties te trekken voor de overheidscommunicatie via Facebook.
Het bericht dat asbest is vrijgekomen uit een vrachtwagen |
|
Cem Laçin |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht over het afsluiten van de A4 tussen Hoogmade en Roelofarendsveen vanwege de verspreiding van een lading asbest?1
Ja.
Welke regels gelden op basis van de huidige wet- en regelgeving voor het transport van asbest voor zowel particulieren als professionals? Deelt u de mening dat deze informatie moeilijk of niet te achterhalen is op de website van de rijksoverheid?
Particulieren mogen asbesthoudend afval zelf vervoeren naar de milieustraat in hun gemeente. Het asbest moet op een degelijke manier verpakt zijn zodat er geen vezels vrijkomen. Milieustraten nemen het asbesthoudend afval alleen aan als dit op een deugdelijke wijze is verpakt (vaak een dubbele plastic zak die luchtdicht is afgesloten). De gemeentelijke websites geven informatie over hoe particulieren asbesthoudend afval kunnen afgeven bij milieustraten. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg door professionals is geregeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (WVGS), het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen (Bvgs) en de Regeling vervoer over land van gevaarlijk stoffen (VLG). Daarnaast is de Arbeidsomstandighedenregeling, Bijlage XIIIa behorend bij artikel 4.27 ook van toepassing. Artikel 46 van deze bijlage stelt regels aan het vervoer van asbesthoudend afval. Op de website van de rijksoverheid is voldoende informatie te vinden over het vervoer van gevaarlijke stoffen2. Ik deel uw mening niet dat de informatie hierover niet of moeilijk te vinden is op deze website.
Voldeed het betreffende transport aan de geldende regelgeving?
Op het moment dat de melding binnenkwam bij Rijkswaterstaat was niet meer te achterhalen van welk voertuig het asbest afkomstig was. Het is zodoende niet vast te stellen of het transport particulier of professioneel was en of het aan de geldende regelgeving voldeed. Het afval was wel verpakt in het juiste type folie.
Welke soort asbest is bij het ongeval op de A4 geconstateerd? Hoe lang heeft het geduurd voordat de omgeving asbestveilig of asbestvrij is verklaard?
Het betrof een golfplaat van asbestcement en bevatte de asbestsoort chrysotiel. Vanaf het moment dat de melding binnenkwam tot het moment dat de weg weer volledig opengesteld werd, zijn ca. negen uur verstreken. Dit was van 15:15 tot 00:30 uur.
Bent u van mening dat niet-luchtdoorlatende folie een afdoende verpakking is voor het vervoeren van verwijderde asbest?
Ja. Bij normaal gebruik van deze folies is de kwaliteit voldoende om emissie van asbestvezels naar het milieu te voorkomen. Asbest dient verpakt te worden in lucht- en vezeldicht materiaal van deugdelijk, stoot- en scheurbestendige folie (polyethyleen van minimaal 0,2 mm dik).
Forse aanblijfbonussen van bankiers bij beursgang NIBC |
|
Renske Leijten |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Wat vindt u van de exorbitant hoge bonussen bij de Haagse zakenbank NIBC? Vindt u dit een goed signaal van NIBC na de ophef rond de beloningen bij de ING?1
Uit het prospectus voor de beursgang blijkt dat de drie bestuurders van NIBC een retentievergoeding ontvangen van 180% van hun vaste beloning. Drie andere leden uit de Executive Committee krijgen een retentievergoeding van 165% van hun vaste beloning.
De Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (Wbfo), zoals voorgesteld door het vorige kabinet en in oktober 2014 aangenomen door uw Kamer, stelt regels aan het toekennen van retentievergoedingen. De wet staat onder voorwaarden een retentievergoeding tot 200% toe.4 Daarbij moet er sprake zijn van een duurzame organisatiewijziging, of in ieder geval van een zeer vergevorderd stadium van onderhandelingen. De vergoeding mag uitsluitend strekken tot het behouden van individuele personen. In de praktijk betreft dit niet elke willekeurige medewerker, maar veelal specialistisch hoogwaardig personeel dat van belang is voor de continuïteit en waarde van de onderneming. Verder mag het totaal aan variabele beloningen, te weten de som van de reguliere variabele beloning en de retentievergoeding, de Europese maxima als opgenomen in de richtlijn kapitaalvereisten niet overschrijden. Deze maxima bedragen 100%, of 200% met toestemming van aandeelhouders of eigenaren. Omdat de retentievergoeding een variabele beloning betreft, betekent dit dat moet zijn voldaan aan alle vereisten die voor een variabele beloning gelden, waaronder uitgestelde uitbetaling en gedeeltelijke uitbetaling in financiële instrumenten. Hiermee is aangesloten bij de richtsnoeren die de Europese Bankenautoriteit heeft uitgevaardigd op dit punt.
Daarnaast is de uitkering van een retentievergoeding uitsluitend mogelijk na instemming hiertoe van de toezichthouder. DNB toetst dergelijke retentievergoedingen aan de wettelijke vereisten. Omwille van de toezichtsvertrouwelijkheid kan DNB geen nadere informatie over deze specifieke casus delen. In het prospectus voor de beursgang geeft NIBC zelf aan toestemming te hebben gevraagd aan DNB voor de retentievergoedingen en deze te hebben verkregen.
Retentievergoedingen zijn derhalve juridisch mogelijk. Tegelijkertijd vind ik niet, dat alles wat juridisch kan ook nodig of wenselijk is. Het is aan de raad van commissarissen van NIBC om zich daarover te verantwoorden.
In dit verband kan nog het volgende worden opgemerkt. De Wbfo wordt op dit moment geëvalueerd. De uitkomsten zullen voor de zomer aan uw Kamer worden gezonden. Zoals ik ook tijdens het debat met uw Kamer op 4 april jl. aangaf, is de wettelijke regeling omtrent retentievergoedingen onderdeel van deze evaluatie.
Vindt u het terecht dat NIBC deze bonussen uitkeert, terwijl zij een garantieregeling van de Staat kreeg ten tijde van de crisis waardoor zij obligaties mocht uitgeven die werden gedekt door de overheid?2
Zie antwoord vraag 1.
Bent u op de hoogte van het feit dat De Nederlandsche Bank (DNB) groen licht moest geven aan een zogenaamde retentiebonus en dit klaarblijkelijk heeft gedaan?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u van de hoogte van de bonus? Vindt u het normaal dat DNB haar goedkeuring aan dit soort hoge bonussen geeft en wat gaat u hier aan doen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat hoge beloningen in de financiële sector een hypergevoelig onderwerp zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Gaat u ingrijpen bij NIBC?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u op de hoogte van het feit dat de aanblijfbonus niet valt onder het bonusplafond van 20% van het vaste jaarsalaris? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de aanblijfbonus «in het belang van de stabiliteit van de bank» kan worden genomen, zoals staat omschreven in het prospectus van de bank? Of verwerpt u dit argument? Vindt u voorts dat hier sprake is van een «duurzame organisatiewijziging»?3
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat NIBC onwaarheden op haar site verkondigt, namelijk dat het zonder overheidssteun de financiële crisis overleefde? Zo ja, wat zegt dit over de geloofwaardigheid van deze bank?4
Zoals in vraag 2 al gesteld, heeft NIBC staatsgegarandeerde leningen uitgegeven onder de garantieregeling van het Ministerie van Financiën. Deze garantieregeling heeft goedkeuring ontvangen van de Europese Commissie, waardoor deze zich kwalificeert als geoorloofde staatssteun als bedoeld in artikel 107(3)b van het EU verdrag. Op 2 december 2014 heeft NIBC de laatste staatsgegarandeerde leningen afgelost. Vanaf dat moment was het bonusverbod bij staatsgesteunde ondernemingen niet langer van toepassing op NIBC.
Het bericht ‘Kleine ondernemers in actie voor lagere pinkosten’ |
|
Mahir Alkaya |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u de uitzending van Een Vandaag (5 maart 2018) «Kleine ondernemers in actie voor lagere pinkosten?1
Ja.
Hoe verklaart u de verschillen in tarieven voor ondernemers van een noodzakelijke dienst als het digitale betalingsverkeer? Wanneer een groot bedrijf een voordeel behaalt, dan kan dat toch ook gelden voor andere bedrijven die dezelfde markt bedienen?
De verschillen in pintarieven zijn het gevolg van verschillen tussen afnemers. Betaaldiensten, waaronder de acceptatie van pinbetalingen, worden aangeboden door private partijen in een vrije en concurrerende markt. Onder deze aanbieders bevinden zich zowel Nederlandse banken als ook niet-bancaire Nederlandse en buitenlandse partijen, waaronder Adyen, iZettle, Sumup of mijnPIN.
Sinds de aanbevelingen van de Commissie Wellink uit 2002 zijn regelgeving en eigendom van collectieve betaalproducten gescheiden van transactieverwerking.2 Bij collectieve betaalproducten, waaronder pin, is de doelstelling dat deze toegankelijk zijn. Bij transactieverwerking is sprake van open markttoegang. Hierdoor kunnen aanbieders concurreren op het pinproduct. Voor afnemers (ondernemers bij wie met pin wordt betaald) is er ruimte om maatwerk overeen te komen en te bezien welke aanbieder hem voor het totale pakket aan af te nemen diensten de beste prijs-kwaliteitverhouding biedt. Aanbieders en ondernemers bepalen in een concurrerende markt zelf de prijzen.
Zoals De Nederlandsche Bank (DNB) op grond van het rapport van de Commissie Wellink al voorzag, zullen daarbij grote zakelijke gebruikers bij de banken gunstiger condities weten af te dwingen dan de relatief kleinere gebruikers.3 De tarieven die dergelijke aanbieders hanteren zijn in de regel namelijk afhankelijk van het pinbetalingsvolume: hoe meer pintransacties bij die ondernemer, hoe lager het tarief dat de afnemende ondernemer betaalt. Pintransacties brengen kosten mee voor afnemers. Aanbieders gebruiken de opbrengsten onder andere voor investeringen met als doel het pinbetalingsverkeer zo robuust, snel, veilig en betrouwbaar mogelijk te maken en te houden. Dit heeft ertoe geleid dat pintarieven mogelijk niet zijn afgenomen. De tarieven zijn evenwel ook niet gestegen; hierover zijn afspraken gemaakt die ik in het antwoord op de vragen 4 en 6 zal toelichten. De tarieven voor pinbetalingen in Nederland zijn zeer concurrerend ten opzichte van andere Europese lidstaten.4
Waarom dalen de pintarieven voor kleine zelfstandigen en het midden- en kleinbedrijf (mkb) niet, ondanks een grote groei van het aantal pinbetalingen?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat kleine zelfstandigen en het mkb als melkkoe worden gebruikt?
In de markt van betaaldiensten, waaronder pindiensten maar ook online betaalmethodes zoals iDeal, is sprake van voldoende aanbieders en een divers aanbod. Het staat ondernemers vrij om in zee te gaan met de aanbieder van betaaldiensten die hun voorkeur heeft. Daarnaast zijn in het Convenant Betalingsverkeer 2005 en de Nadere Overeenkomsten uit 2009 en 2014 door aanbieders (banken) en afnemers (de detailhandel, horeca en tankstations) samen afspraken gemaakt voor een betrouwbaar, veilig, efficiënt en innovatief betalingsverkeer. Als onderdeel hiervan zijn tariefafspraken voor pinbetalingen gemaakt die ertoe leidden dat pintarieven voor ondernemers tot respectievelijk 1 januari 2014 (maatwerktarieven) en 1 januari 2018 (venstertarieven en transactiebundels) niet konden worden verhoogd.5 Bovendien is in de Nadere Overeenkomst 2014 afgesproken dat de convenantpartijen ernaar streven dat het efficiënte Nederlands betalingsverkeer met lage maatschappelijke kosten wordt behouden, ook na afloop van de tariefgaranties. De convenantafspraken worden doorlopend gemonitord en worden in 2018 geëvalueerd.6
Omdat er keuzevrijheid is en aanbieders en afnemers bovenstaande afspraken hebben gemaakt, heb ik op dit moment geen reden om aan te nemen dat de markt voor betaaldiensten niet voor iedereen toegankelijk is of er sprake is van ongelijke behandeling. Desalniettemin zal ik (preventief) de convenantpartijen via het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB)7 verzoeken om aandacht te hebben voor de positie van kleine ondernemers en hun pintarieven in het kader van de evaluatie van de Nadere Overeenkomst, die in 2018 zal plaatsvinden.8 Op basis van die evaluatie kan ik een oordeel vormen over de werking van de markt en mate waarin de dienstverlening voor iedereen toegankelijk en betaalbaar is.
Welke financiële instellingen rekenen hogere pinkosten voor deze gebruikers?
Het is mij op dit moment niet bekend welke aanbieders precies welke kosten rekenen voor welke klantsegmenten. Zoals aangegeven geldt over het algemeen dat de tarieven die aanbieders hanteren, afhankelijk zijn van het volume: hoe groter het pinbetalingsvolume, hoe lager het pintarief dat afnemers weten te bedingen. Zoals de EenVandaag-rapportage laat zien lijken kleine zelfstandigen en het mkb doorgaans goed in staat zich te verenigen in een inkoopcollectief, zodat zij een betere onderhandelingspositie kunnen creëren.9 De exacte kosten per aanbieder en per contract zijn weliswaar niet bekend maar in het kader van de hierboven genoemde Nadere Overeenkomst is er doorlopend aandacht, mede door middel van monitoring, voor een toegankelijk en efficiënt betalingsverkeer in Nederland.
Deelt u de mening dat de digitalisering van de economie met zich meebrengt dat alle bedrijven gelijk dienen te worden behandeld als het om de toegankelijkheid van het betalingsverkeer gaat?
Zie antwoord vraag 4.
Wat gaat u doen om samen met ondernemers en de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) de pintarieven voor kleine zelfstandigen en het mkb te verlagen?2
Door de marktwerking en door de samenwerking van aanbieders en afnemers binnen het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB)11 en binnen het Convenant Betalingsverkeer en de Nadere Overeenkomsten, kent Nederland een relatief betrouwbaar, veilig en efficiënt betalingsverkeer. Dit heeft ook te maken met het grote aandeel pintransacties. Pinnen is in vergelijking met andere betaalmiddelen een veilige en goedkope manier van betalen.12 De tarieven voor pinbetalingen in Nederland zijn zeer concurrerend ten opzichte van andere Europese lidstaten.13 Ondernemers lijken goed in staat om zich te verenigen en zo gunstiger condities af te dingen bij betaaldienstaanbieders. Dit, in combinatie met de monitoring van de afspraken in het kader van de Nadere Overeenkomst geven op dit moment voldoende vertrouwen dat het niet noodzakelijk is om in te grijpen in de vrije markt. Wel zal ik de convenantpartijen via het MOB vragen om aandacht te hebben voor de positie van kleine ondernemers en hun pintarieven in het kader van de evaluatie van de Nadere Overeenkomst, die in 2018 zal plaatsvinden.
Basisscholen die dreigen te verdwijnen uit de Gelderse dorpen Spijk en Lathum |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «The Rohingya children trafficked for sex» van 20 maart 2018?1
Ja.
Wat gaat u doen met de bevindingen van zowel BBC News als de Foundation Sentinel, die op basis van hun onderzoek concluderen dat Rohingya meisjes uit de vluchtelingenkampen in Bangladesh worden uitgebuit in de seksindustrie?
De bevindingen in genoemd artikel zijn weerzinwekkend. Helaas treft dit probleem niet uitsluitend de Rohingya vluchtelingen. Mensensmokkel en uitbuiting vinden in de gehele regio plaats.
Daarom houden de VN en andere hulpverlenende organisaties zich sinds het begin van de crisis bezig met het risico van mensensmokkel van Rohingya meisjes. Er worden op dit moment diverse maatregelen getroffen om te voorkomen dat meisjes uit de vluchtelingenkampen worden uitgebuit in de seksindustrie. Nadruk ligt hierbij op de verantwoordelijkheid van de Bangladeshi autoriteiten om mensenhandel en seksuele uitbuiting te bestrijden en schuldigen te vervolgen. Zo heeft UNICEF een Memorandum of Understanding met de Bangladeshi overheid gesloten over mensensmokkel en uitbuiting. Hierdoor kunnen maatschappelijk werkers zich nu ook over Rohingya meisjes ontfermen, waar dit daarvoor niet het geval was. De VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR zet in op twee zaken: opname van Rohingya vluchtelingen in het nationale mensenhandel-plan van Bangladesh en verbeterde regionale samenwerking, omdat slachtoffers vaak in de regio terecht komen, zoals ook in het BBC artikel wordt genoemd. Ook dringt de VN er bij de Bangladeshi autoriteiten op aan om de nationale hulplijn voor slachtoffers van mensenhandel en uitbuiting, die nu enkel voor Bangladeshi openstaat, ook open te stellen voor Rohingya. Ook spant de VN zich in om de registratie van vluchtelingen zo spoedig mogelijk te voltooien, omdat het zonder registratie eenvoudiger is om mensen te laten verdwijnen.
Bescherming van kwetsbare groepen, waaronder in het bijzonder vrouwen en meisjes, is een belangrijk onderdeel van de hulpverlening, ook bijvoorbeeld voor de Nederlandse NGO’s verenigd in de Dutch Relief Alliance. Maatregelen variëren van de opvang van slachtoffers, toegang tot anticonceptie en veilige abortus, bewustwordingsactiviteiten, gezondheids- en hygiënepakketten, maar ook beschermingsmaatregelen als het creëren van voldoende verlichte latrines specifiek voor vrouwen.
Daarnaast financiert de Nederlandse ambassade in Dhaka twee zogenaamde «women friendly spaces» van de VN in de opvangkampen, waar dagelijks 70–80 vrouwen komen. Vrouwen kunnen daar met hun kinderen komen om veilig te ontspannen, te praten met hulpverleners, maar ook bijvoorbeeld veilig en schoon te douchen.
De Nederlandse ambassade is zeer actief om de situatie van de Rohingya vluchtelingen te verbeteren, in overleg met andere donoren, de VN en de Bangladeshi overheid. In deze overleggen kaarten zij zaken als seksueel geweld en uitbuiting regelmatig aan en dringen zij aan op maatregelen.
De Nederlandse regering zal de Bangladeshi regering, de VN en hulporganisaties aanspreken op het nemen van maatregelen om meisjes beter te beschermen tegen seksueel geweld en uitbuiting. Zo zal de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 21 april in Washington samen met UNHCR en Bangladesh een bijeenkomst bijwonen en marge van de Wereldbank Voorjaarsvergadering, om meer aandacht voor deze crisis te genereren en concrete oplossingen te bespreken. Zij zal bij deze gelegenheid het probleem van seksueel geweld tegen en uitbuiting van Rohingya meisjes expliciet aankaarten.
Welke mogelijkheden ziet u om de noodzakelijke extra beschermingsmaatregelen te treffen ten behoeve van meisjes die slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld in de vluchtelingenkampen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke concrete stappen gaat u zetten in reactie op de oproep van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties (VN) om vrouwen en meisjes in conflictgebieden beter te beschermen?
Nederland ziet er in gesprek met de autoriteiten en hulporganisaties op toe dat er voldoende geïnvesteerd wordt in bescherming van kwetsbare groepen en in het bijzonder van meisjes en vrouwen bij het verstrekken van noodhulp in Bangladesh.
Het gaat hier niet alleen om directe beschermingsmaatregelen in de opvangkampen. Gezinnen moeten worden ondersteund om zelfvoorzienend en economisch daadkrachtiger te zijn, zodat voorkomen kan worden dat overleving alleen mogelijk is door meisjes gedwongen uit te huwelijken of te laten werken in de seksindustrie. De oplossing ligt dan niet alleen in beschermingsmaatregelen en voorlichting, maar ook in adequate hulp (in goederen of in geld) aangevuld met mogelijkheden voor werk en onderwijs. Dit wordt ook door de Secretaris-Generaal onderschreven.
Nederland zet zich wereldwijd in voor het bestrijden van straffeloosheid en zal dus via de kanalen die tot onze beschikking staan via het lidmaatschap aan de VNVR, het Internationale Strafhof en via de Europese Unie aandringen op vervolging van daders van seksueel geweld. Onder vraag 5 t/m 7 wordt hier verder op in gegaan.
Gaat u zich in internationaal verband inspannen om seksueel geweld tegen meisjes en vrouwen gerichter te bestraffen zoals het instellen van een thematisch sanctieregime? Zo nee, waarom niet?
Seksueel geweld in conflictsituaties heeft dramatische vormen aangenomen. Dit is voor Nederland onacceptabel en onaanvaardbaar. Daarom zet het kabinet zich actief in voor het voorkomen en bestrijden van seksueel geweld in conflictsituaties, inclusief middels het instellen van sancties. Uitgangspunten van deze aanpak zijn effectiviteit en impact.
Bestaande VN-sanctieregimes en de daaronder opgenomen mensenrechtencriteria bieden nu reeds in beginsel een mogelijkheid om plegers van seksueel geweld te sanctioneren, zoals bijvoorbeeld gebeurt in het sanctieregime Zuid-Soedan en Democratische Republiek Congo.
Onlangs werd, met steun van het Koninkrijk, seksueel geweld als separaat criterium opgenomen onder het sanctieregime voor de Centraal Afrikaanse Republiek. Dit is een nieuwe en hoopvolle ontwikkeling en zou nog systematischer dienen te gebeuren, om zo seksueel geweld explicieter naar voren te laten komen in de bestaande sanctieregimes en het gebruik van dit criterium te bevorderen.
Dat is ook de oproep die de Secretaris-Generaal doet aan de VN-Veiligheidsraad in zijn rapport deze maand over seksueel geweld in conflict: om seksueel geweld op te nemen als onderdeel van land-specifieke sanctieregimes. De bijlage bij dit jaarlijkse rapport noemt landen en groeperingen die zich schuldig maken aan seksueel geweld bij naam. Het kabinet gebruikt deze bijlage als leidraad bij de herziening van sanctieregimes voor deze landen om erop toe te zien dat seksueel geweld voor die landen als sanctiegrond wordt genoemd.
Zoals eerder aan uw Kamer medegedeeld, acht het kabinet het opzetten van een aanvullend, wereldwijd thematisch sanctieregime onvoldoende kansrijk en weinig effectief. Een wereldwijd sanctieregime zal zonder enige twijfel getroffen worden door een veto van een of meer permanente Veiligheidsraadleden. Dat is ook de inschatting van gelijkgezinden en Europese partners. Ook is de inschatting van het kabinet dat de handhaving van een wereldwijd regime zeer problematisch zal zijn.
De Secretaris-Generaal heeft tijdens zijn bezoek aan Nederland in december 2017 benadrukt dat sancties geen alternatief kunnen zijn voor vervolgen van mogelijke internationale misdrijven. VN-sancties blijven een drukmiddel om een politiek proces te helpen, en zijn niet gericht op gerechtigheid. De inzet van het kabinet is er daarom op gericht dat ook andere kanalen, zoals het Internationaal Strafhof, worden gebruikt voor het bestrijden van straffeloosheid – inclusief in Myanmar.
Welke mogelijkheden ziet u om tijdens het lidmaatschap van Nederland van de VN Veiligheidsraad een voortrekkersrol te spelen bij het instellen van zo een thematisch sanctieregime? Bent u bereid om te inventariseren bij gelijkgestemde landen hoe men aankijkt tegen het instellen van een thematisch sanctieregime om seksueel geweld tegen vrouwen te bestraffen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven welke lidstaten van de Europese Unie in de VN Veiligheidsraad een thematisch sanctieregime steunen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De uitvoering van de Wet beëdigde tolken en vertalers |
|
Michiel van Nispen , Maarten Groothuizen (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Overheid moddert aan met tolken en wil nu ook nog voor een prikkie op de eerste rang»?1 Kunt u specifiek reageren op de kritiek van de Nederlandse Unie van Beëdigde Tolken en Vertalers in het Publieke Domein (Nubveto) op uw wijzigingsplannen?
Ja.
De in het artikel geciteerde zorgpunten betreffen inhoudelijk het borgen van het kwaliteit van tolken die bij de overheid worden ingezet en de voorwaarden die intermediairs hanteren richting tolken ten aanzien van kwaliteit en prijs. In reactie hierop benadruk ik dat de overheid zoekt naar een goede balans tussen kwaliteit en prijs. De kwaliteit van tolken is essentieel. De adviezen die in het rapport van ABDTOPConsult op deze punten zijn meegegeven zijn: werk toe naar een functionerend kwaliteitsstelsel en ga vanuit een heldere marktvisie professioneel inkopen. Het programma Tolken in de Toekomst heeft de opdracht gekregen om alle adviezen integraal op te pakken en zorgvuldig uit te werken in een voorziene periode van twee jaar. De integrale aanpak zal moeten leiden tot een betere borging van kwaliteit en integriteit, tot professionele en rechtmatige inkoop in een gezonde markt voor tolkdiensten.
Om voldoende inzicht te krijgen in de problematiek en gerichte adviezen te kunnen geven, heeft ABDTOPConsult gesprekken gehad met alle relevante partijen, naast beroepsorganisaties ook met marktpartijen. Input van alle relevante partijen is meegenomen in de afwegingen en adviezen. De gesprekken met alle betrokkenen zijn hiervoor van groot belang geweest.
In hoeveel gevallen in de afgelopen twee jaren is er een beroep gedaan op een beëdigd tolk of vertaler en kunt u dat aantal uitsplitsen naar de taal die deze tolken of vertalers machtig waren?
In beginsel dienen de op basis van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) aangewezen organisaties tolken uit het Register beëdigde tolken en vertalers in te zetten.2 In bijlage 1 is een overzicht gegeven van tolkdiensten van deze zogenoemde afnameplichtige organisaties uitgesplitst per taal over 2016. Vertalingen zijn buiten beschouwing gelaten. Deze vallen buiten de primaire scope van het programma en zijn niet centraal beschikbaar.
Hoe vaak kon dat beroep worden gehonoreerd?
In bepaalde gevallen is er een mogelijkheid gebruik te maken van niet-Rbtv-tolken, bijvoorbeeld als er geen Rbtv-tolk beschikbaar is, of niet tijdig. In deze mogelijkheid is voorzien in de Wbtv. Van het totaal van circa 475.000 tolkdiensten bij afnameplichtige organisaties in 2016 werd ongeveer de helft uitgevoerd door een Rbtv-tolk.
Hoe vaak werd in de overige gevallen gebruik gemaakt van de zogeheten Uitwijklijst?
In circa 11.500 tolkdiensten werd in 2016 gebruik gemaakt van een tolk van de uitwijklijst.
Is de kwaliteit van de vertalingen van de beëdigde tolken en vertalers en tolken en vertalers geregistreerd op de Uitwijklijst bekend? Zo ja, hoe beoordeelt u die?
Aan de Uitwijklijst zijn inschrijvingseisen verbonden. Tolken die worden ingeschreven op de Uitwijklijst voldoen aan deze eisen. Daarmee is bekend op welk kwaliteitsniveau deze tolken ingezet kunnen worden. Bij klachten over de inzet van deze tolken zijn klachtenprocedures van toepassing vanuit de Wbtv.
Klopt het dat grote afnemers, die zich moeten houden aan de Wet beëdigde tolken en vertalers, gebruik maken van eigen tolken en vertalers in afwijking van die wet? Zo ja, welke organisaties zijn dit?
Zoals in antwoord op vraag 3 is gemeld voorziet de Wbtv in de mogelijkheid een niet-Rbtv-tolk in te zetten. Met andere woorden, het gemotiveerd inzetten van een niet-Rbtv-tolk door een afnameplichtige organisatie is geen afwijking van de Wbtv. Het OM, de IND en de politie beheren voor hun planningsadministratie gegevens van zowel Rbtv- als niet-Rbtv-tolken.
Wat is de reden dat die organisaties eigen lijsten opstellen en daarmee afwijken van het wettelijke regime? Indien dat onwenselijk is, welke maatregelen worden hier dan tegen genomen en zijn die afdoende?
Door afnameplichtige organisaties wordt voor een tolkdienst eerst gezocht naar een beschikbare Rbtv-tolk. Wanneer er geen mogelijkheid is om een Rbtv-tolk in te zetten dan is een organisatie genoodzaakt gebruik te maken van andere, niet-Rbtv-tolken. In het antwoord op vraag 3 is te lezen dat in ongeveer de helft van de tolkdiensten een Rbtv-tolk wordt ingezet. Dat laat zien dat, zoals het rapport van ABDTOPConsult ook gesignaleerd werd, het aanbod van Rbtv-tolken regelmatig niet volstaat. Het OM, de IND en de politie beheren voor hun plannings-administratie gegevens van zowel Rbtv- als niet-Rbtv-tolken. Deze gegevens zijn dynamisch en kunnen al naargelang de actuele vraag naar tolken verschillen. Het komt bovendien voor dat tolken voor meer dan één talencombinatie ingezet kunnen worden en slechts voor een deel van de talencombinaties ingeschreven staan in het Rbtv. Tot slot is het zo dat niet-registertolken in alle gevallen aannemelijk moeten maken dat zij geschikt zijn voor de opdrachten bij afnameplichtige organisaties waarvoor zij ingezet worden. Niet-Rbtv-tolken zijn dan ook niet gelijk te stellen aan ongekwalificeerde tolken. Om deze redenen is de vraag naar gegevens per organisaties niet eenduidig te beantwoorden.
Kunt u per organisatie met een eigen lijst aangeven hoeveel tolken niet-geregistreerd en ongekwalificeerd zijn?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe waarborgt u de kwaliteit van de beëdigd tolken en vertalers nu u het register waarin zij zijn opgenomen gaat veranderen om de beschikbaarheid te vergroten?
De inzet van professionele, betrouwbare tolken is voor de overheid essentieel. De verandering van het Rbtv is erop gericht de kwaliteit en integriteit van tolken die opdrachten voor de overheid verrichten op eenduidige wijze te borgen. Dit leidt tot een register met tolken van wie is vastgesteld dat zij voldoen aan de inschrijfeisen van het niveau waarvoor zij geregistreerd zijn. Zo ontstaat meer grip op de goede kwaliteit van de tolken. Voor de tolken levert het nieuwe register transparante en eenduidige voorwaarden om bij de overheid ingezet te worden.
Hoeveel van de tolken is het Nederlands niet goed machtig? Indien dit niet bekend is, hoe zal dit alsnog worden getoetst?
Tolken ingeschreven in het Rbtv en de Uitwijklijst voldoen aan de daarvoor gestelde inschrijvingseisen. Niet-registertolken die voor de overheid werken moeten in alle gevallen aannemelijk maken dat zij geschikt zijn voor de opdrachten waarvoor zij ingezet worden. Zoals gezegd is van deze laatste tolken het niveau niet op eenduidige wijze vastgesteld. Bij klachten over de inzet van deze tolken zijn klachtenprocedures van toepassing vanuit de Wbtv, de diverse opdrachtgevende organisaties en intermediairs.
De introductie van een gedifferentieerd Rbtv is belangrijk omdat daarmee de werking van het register verbeterd zal worden. De aanpassing leidt tot een register met voldoende aanbod van tolken, van wie is vastgesteld dat zij voldoen aan de inschrijfeisen, waaronder de taalvaardigheid, van het niveau waarvoor zij geregistreerd zijn. Dat geldt dus ook voor de beheersing van de Nederlandse taal.
Wat gaat u in het nieuwe register veranderen om er voor te zorgen dat de tolken en vertalers de Nederlandse taal wel voldoende machtig zijn?
Zie antwoord vraag 10.
Hoe voorkomt u bij het nieuwe register dat grote bemiddelingsbureaus aan wie de overheid opdrachten aanbesteedt de goedkoopste oplossing zullen kiezen en niet de best gekwalificeerde?
In de contracten met intermediairs zal nadrukkelijk aandacht zijn voor het naleven van de voorwaarden die aan de kwaliteit van de toekomstige dienstverlening worden gesteld. Door het hanteren van heldere en eenduidige voorwaarden ten aanzien van de kwaliteit van tolkdiensten, wordt dus niet alleen op het prijsaspect geselecteerd.
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de door u overgenomen adviezen van ABDTOPConsult?2
Sinds april 2017 werkt het programma Tolken in de Toekomst aan de uitwerking van de adviezen van ABDTOPConsult. Er is veel informatie opgehaald en zorgen en belangen zijn in beeld gebracht. Hiervoor is op verschillende manieren contact gezocht met betrokkenen, waardoor signalen en ideeën maximaal konden worden meegenomen. In de loop van 2018 kristalliseert het beeld van de nieuwe systematiek zich verder uit: met een goed werkend register, een transparant speelveld en een goede borging van kwaliteit en integriteit. De verwachting is dat de nieuwe systematiek in de loop van 2019 uitgerold kan worden.
Klopt het dat, nu u de adviezen van ABDTOPConsult gaat overnemen, Nubveto niet is gekend in de uitkomsten van het rapport? Zo ja, waarom is Nubveto hierin niet gekend en bent u in dat geval bereid dit alsnog te doen?
Vanaf de start van het programma is met alle betrokken marktpartijen en beroepsverenigingen, waaronder ook Nubveto, actief contact gezocht zodat alle inzichten maximaal meegewogen konden worden in de ontwikkeling van de nieuwe systematiek. Ook nieuwsbrieven, enquêtes en bijeenkomsten hebben bijgedragen aan de inzichten. De benaderde partijen hebben deze mogelijkheden meer en minder actief benut.
Op donderdag 3 april jl. heeft bestuurlijk overleg plaatsgevonden, waarin is aangeboden voor de achterban een toelichting te geven op de stappen die het ministerie voor staan. Bovendien is Nubveto (en FNV) nogmaals in de gelegenheid gesteld hun bezwaren te uiten.
Foute overboekingen bij ING |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Drie miljoen dubbele afboekingen bij ING?»1
Ja.
Klopt het dat er steeds vaker fouten worden gemaakt bij banken met overboekingen? Hoe vaak kwam dit in het verleden voor en komt het nu nog voor?
Er worden geen statistieken bijgehouden over het aantal fouten dat bij banken wordt gemaakt met overboekingen. De indruk van banken is dat dergelijke fouten incidenteel voorkomen, en dat dergelijke fouten nu niet vaker worden gemaakt dan in het verleden.
Wat is de oorzaak van deze fout? Is deze fout menselijk of houdt deze verband met bijvoorbeeld DDoS-aanvallen of automatiseringsproblemen?
In het onderhavige geval was sprake van een menselijke fout, en niet van DDoS-aanvallen of automatiseringsproblemen. In de nacht van 20 op 21 maart heeft ING een aanpassing in haar betaalsystemen doorgevoerd. Als gevolg van die aanpassing trad een technisch incident op. Op het moment dat dit incident werd opgelost, is een bepaalde batch (een verzamelbetaling, ofwel een groot aantal betalingen dat in één keer wordt uitgevoerd) die al was verwerkt, per abuis nog een keer verwerkt. Hierdoor werden de in deze batchopgenomen betalingen op woensdag 21 maart twee keer van de betaalrekening van de betreffende klanten afgeschreven. In de loop van woensdagmiddag is de fout door ING hersteld.
Hoe lang kunnen mensen niet bij hun geld? Als mensen vanwege een dubbele afschrijving ineens niet kunnen betalen, bijvoorbeeld bij een tankstation, hoe wordt dit dan opgelost? Worden klanten dan gecompenseerd?
Voor het onderhavige incident geldt dat alle dubbele afboekingen die in de nacht van dinsdag 20 op woensdag 21 maar zijn uitgevoerd op woensdagmiddag 21 maart om kwart voor 4 waren gecorrigeerd: toen waren alle teveel afgeschreven bedragen weer teruggeboekt op de betaalrekeningen van de gedupeerde klanten. Tot die tijd hebben de dubbele afboekingen invloed gehad op het saldo op de betaalrekeningen van deze klanten: gedurende enkele uren hadden zij minder bestedingsruimte of kampten zij met roodstand. Bij klanten die door de dubbele
afboekingen gedurende die uren in de problemen kwamen met betalingen en contact zochten met ING, heeft ING handmatige correctieboekingen doorgevoerd. Hierdoor hebben zij toch kunnen betalen.
Toonbankinstellingen, horecagelegenheden en (bemande) tankstations bieden soms de zogeheten SEPA Eenmalige Machtiging Pinnen (EMP) als alternatief voor pinbetalingen aan. De EMP houdt in dat de klant een formulier invult waarmee hij de winkelier of (horeca- of tankstation)uitbater machtigt om het verschuldigde bedrag eenmalig af te laten schrijven van zijn betaalrekening. Daarnaast zijn maatwerkafspraken denkbaar: de winkelier of uitbater zou met de betreffende klant kunnen afspreken om op een later tijdstip terug te komen om te betalen, of zou de klant een factuur mee kunnen geven die hij elders en op een later tijdstip kan voldoen.
Is er verschil tussen banken in gemaakte fouten? Scoren ABN en ING bijvoorbeeld slechter dan ASN of Triodos op dit gebied?
Ik heb geen signalen ontvangen over verschillen tussen banken op dit punt. In het algemeen geldt dat hoe groter een bank is en hoe meer klanten een bank bedient, hoe sterker een dergelijk incident voelbaar zal zijn in de maatschappij. Een vergelijkbaar incident bij een relatief kleine bank, zal minder impact hebben. De Betaalvereniging Nederland publiceert cijfers over de beschikbaarheid van het elektronisch betalingsverkeer, waaronder de pinbetaalketen en het internet- en mobielbankieren in Nederland per bank.2 Die cijfers zeggen echter niets over de aard van gemaakte fouten.
Hoe vaak viel de dienstverlening bij banken uit door respectievelijk technische storingen, DDoS-aanvallen en menselijke fouten?
Bij incidenten waar sprake is van dubbele afboekingen, zoals het onderhavige incident, is geen sprake van uitval van dienstverlening. De betaalsystemen voor het elektronisch betalingsverkeer blijven dan beschikbaar, en zowel pinbetalingen als betalingen via internet- en mobielbankieren kunnen doorgaan voor zover het saldo en de bestedingsruimte op de betaalrekening van betreffende klanten toereikend is. Hoe vaak de dienstverlening uitviel en wat de oorzaak per incident is geweest, is niet bekend. Voor de beschikbaarheid van het elektronisch betalingsverkeer verwijs ik naar de cijfers die door de Betaalvereniging Nederland worden gepubliceerd. Uit het Jaarverslag 2016 van de Betaalvereniging blijkt dat de feitelijke beschikbaarheid van de pinketen in 2016 ruim 99,8% was, en die van het internet- en mobielbankieren in dat jaar rond de 99,7% lag.3 De Betaalvereniging heeft aangegeven dat de beschikbaarheid van de pinketen over 2017 ruim 99,9% betrof.
Deelt u de mening dat ontslagen en heel geringe salarisstijging van medewerkers, duurdere betalingspakketten voor klanten en storingen, tot het inzicht moeten leiden dat ING moet afzien van verdere voorstellen voor hogere beloningen van de top met weer een nieuwe «competitive remuneration policy», zoals vorige week aangekondigd?
Het voorstel van de raad van commissarissen van ING was – in mijn ogen – buitensporig en deed daardoor afbreuk aan het proces van herwinnen van het vertrouwen in de financiële sector. Ik vind het verstandig dat de raad van commissarissen gevoelig is geweest voor het moreel appel vanuit de samenleving, het kabinet en uw Kamer.
In het persbericht van 13 maart 2018 heeft ING ook aangegeven te onderzoeken hoe ING tot een duurzaam en concurrerend beloningsvoorstel kan komen. De voorzitter van de raad van commissarissen van ING heeft op 28 maart 2018 in uw Kamer aangegeven hierover in gesprek te gaan met stakeholders. Tijdens de aandeelhoudersvergadering van 23 april 2018 heeft de raad van commissarissen nogmaals aangegeven uitgebreid de tijd te zullen nemen voor analyse en voor overleg met betrokken partijen. Daarbij werd ook aangegeven dat er op dit moment geen nieuw voorstel in de pijplijn zit. De raad van commissarissen en in het verlengde daarvan de aandeelhouders zijn verantwoordelijk voor het beloningsbeleid en beloningen van bestuurders van financiële ondernemingen. Het is aan de raad van commissarissen van ING om zich daarover te verantwoorden en maatschappelijk draagvlak voor het beloningsbeleid te creëren.
Als een bank drie miljoen fouten maakt, zou u dat dan kwalificeren als een prestatie op «Eredivisie» niveau?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht ‘Brandweer smijt met miljoenen’ |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Brandweer smijt met miljoenen»?1
Ja.
Klopt het bericht dat er in totaal 3,9 miljoen euro onrechtmatig is uitgekeerd aan brandweerlieden?
De veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland is volgens de Wet veiligheidsregio’s werkgever van het brandweerpersoneel. Het algemeen bestuur van de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland legt over haar personeelsbeleid en financiën verantwoording af aan de gemeenteraden in de regio. Dit geldt ook voor de uitkomsten van de twee onderzoeken die hebben plaats gevonden op verzoek van de veiligheidsregio en de opvolging hiervan.
Bent u bekend met het aanvullend onderzoek door een in arbeidsrecht gespecialiseerd advocatenkantoor, waaruit blijt dat het bedrag van 3,9 miljoen euro niet meer terug te vorderen zou zijn? Zo ja, op welke gronden is het betreffende bedrag niet meer terug te vorderen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe is het mogelijk dat de vorige brandweercommandant nimmer heeft ingegrepen toen hem onderhavige praktijken ten gehore kwamen?
De handelwijze zoals geschetst in het media artikel past volstrekt niet bij de manier waarop we met publieke middelen moeten omgaan.
Sinds de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s op 1 oktober 2010 ben ik als Minister van Justitie en Veiligheid verantwoordelijk voor de inrichting en werking van het stelsel van veiligheidsregio’s en zijn de besturen van de veiligheidsregio’s verantwoordelijk voor de organisatie en uitvoering van de taken van de veiligheidsregio. Dit houdt onder andere in dat zij de werkgever zijn van het personeel dat in dienst is van hun regio, zoals ook het brandweerpersoneel. Het functioneren van een brandweercommandant is, daarop aansluitend, een interne regionale aangelegenheid.
De regelingen, zoals het Functioneel leeftijdsontslag (FLO), zijn de verantwoordelijkheid van de werkgevers, in afstemming met de vakbonden. De werkgever, toen de gemeentes, werden ten tijde van het opstellen van de regeling vertegenwoordigd door de VNG. Inmiddels is dit werkgeverschap overgegaan naar de veiligheidsregio.
Bovendien is ook de cultuur binnen de brandweerorganisatie een verantwoordelijkheid van het bestuur van de regio. De leden van het algemeen bestuur leggen over het gevoerde beleid op onder andere dit soort onderwerpen verantwoording af aan de gemeenteraden in hun eigen regio.
Ik ondersteun het feit dat de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland onderzoek heeft laten doen naar onrechtmatige uitkeringen en dat het algemeen bestuur van de veiligheidsregio maatregelen neemt. De regelingen zijn inmiddels gestopt. Ook vind ik het positief dat de plaatsvervangend voorzitter van de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland besloten heeft de uitkomsten van de onderzoeken met de overige 24 regio’s te delen.
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat het beleid bij de brandweer zodanig wordt gevoerd c.q. aangepast dat dit soort praktijken niet meer voorkomen en de zogeheten foute bedrijfscultuur de kop in wordt gedrukt?
Zie antwoord vraag 4.
Wat gaat u doen met de opmerking van burgemeester Eenhoorn dat de regeling omtrent het Functioneel Leeftijds Ontslag dermate ingewikkeld is dat het hem niets zou verbazen als er in andere korpsen ook afwijkingen zijn?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht ‘Gezellig. Cursussen koran voorlezen op de Vrije Universiteit gescheiden voor mannen en vrouwen’ |
|
Harm Beertema (PVV), Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Gezellig. Cursussen koran voorlezen op de Vrije Universiteit gescheiden voor mannen en vrouwen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar is dat er in de hoofdvestiging van de Vrije Universiteit, de Boelelaan, cursussen worden gegeven waarbij de vrouwen (door de islam gedwongen) worden gescheiden van de mannen?
In Nederland zijn mannen en vrouwen gelijkwaardig en dienen zij ook als dusdanig behandeld te worden. Al eerder heeft de VU te kennen gegeven dat segregatie tussen mannen en vrouwen tegen haar interne regels is en dat ze voor bijeenkomsten waar sprake is van segregatie tussen mannen en vrouwen geen ruimte beschikbaar stelt (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 54 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 812).
In dit geval organiseerde de Islamitische studentenvereniging Amsterdam (ISA) cursussen Tajwid op de VU, waarbij de mannen en vrouwen in aparte zalen zaten. Zodra de VU hier signalen over ontving, zijn ze in gesprek gegaan met de studentenvereniging en is aangegeven dat dergelijke segregatie op de VU niet is toegestaan. Aan de betreffende studentenvereniging is de keuze voorgelegd om de groepen samen te voegen, conform de reglementen van de VU. Er is toen door de studentenvereniging besloten om de cursussen op een externe locatie verder te laten gaan. Ik zie dus ook geen reden om hier met de VU verder over in gesprek te gaan.
Bent u bereid de VU te bewegen deze facilitering van islamitische sekse-apartheid te stoppen en ervoor zorg te dragen dat dit in Nederland niet meer voorkomt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat de zaak van Jannie Knot nog altijd niet is afgehandeld |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Jannie Knot, ondanks dat zij op 31 oktober 2017 in het gelijk is gesteld door de Arbiter Bodembeweging en ondanks een toezegging van het Centrum Veilig Wonen (CVW) op 15 december 2017, nog steeds wacht op schadeloosstelling van haar gaswinningsschade?1
Ja.
Deelt u de mening dat het ronduit schandalig is dat Jannie Knot zo lang moet wachten op de schadeloosstelling waar zij recht op heeft?
Zoals ik steeds benadruk sta ik op het standpunt dat schade als gevolg van gaswinning moet worden vergoed, en wel op een manier die de benadeelde niet onnodig opzadelt met juridisch of administratief gedoe. Daarbij merk ik op dat de actie van de hongerstakers aantoont dat er gevoelens van angst, frustratie en onzekerheid zijn bij de inwoners van Groningen als gevolg van de schadelijke gevolgen van de gaswinning. Het kabinet zet zich daarom in om de veiligheid in het gebied te herstellen en de schade te vergoeden. We brengen de gaswinning zo snel mogelijk terug, verbeteren de schadeafhandeling en werken aan toekomstperspectief van Groningen.
Ten aanzien van de oude schademeldingen, waar de hongerstakers met hun actie aandacht voor vragen, heb ik met NAM afgesproken dat zij een ultieme poging doet om al deze schadegevallen vóór 1 juli 2018 naar tevredenheid van bewoners af te handelen. In mijn brief van 9 maart 2018 (Kamerstuk 33 529, nr. 455) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop NAM invulling geeft aan deze afspraak. De commissaris van de Koning van Groningen en ik volgen dit en hebben hierover contact met de NAM.
Over de specifieke zaak waar uw vragen over gaan heb ik me door de NAM laten informeren. Omdat het hier over een individuele casus gaat en over de persoonlijke situatie van een bewoonster met schade wil ik hier niet in detail op ingaan. Het betreft in ieder geval een ingewikkelde schadezaak die de Arbiter Bodembeweging, op voorspraak van de NCG, met voorrang in behandeling heeft genomen. De afhandeling van deze schade heeft naar mijn mening veel langer geduurd dan nodig en gepast was, gezien de situatie van de bewoonster en haar gezin.
NAM en de zaakwaarnemer van de bewoonster zijn met elkaar in overleg om zo spoedig mogelijk tot een oplossing te komen. NAM heeft toegezegd vooruitlopend daarop een voorschot te verstrekken zodat zij in haar persoonlijk levensonderhoud kan voorzien.
Wat is de reden dat de uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van ruim vier maanden geleden nog steeds niet is uitgevoerd? Kan zij de aan haar verschuldigde schadeloosstelling zo spoedig mogelijk ontvangen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid, gezien de ernst van de situatie, deze zaak zelf op te pakken? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen, gezien de urgentie, binnen een week beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat Mariniers Vlissingen niet zien zitten en massaal weglopen |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Leegloop bij Korps Mariniers: militairen zien verhuizing van Doorn naar Vlissingen niet zitten»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe groot de leegloop in uw ogen moet zijn voordat de gevechtskracht en/of operaties wel in gevaar komen? Bij welke aantallen is dat?
Irreguliere uitstroom van personeel heeft gevolgen voor de organisatie en voor de operationele gereedheid. Maar de gevolgen kunnen verschillen al naar gelang de personeelscategorieën die het betreft. Algemene uitspraken zijn dan ook niet goed mogelijk. Maar het Korps Mariniers blijft in staat aan zijn huidige inzetverplichting te voldoen. Ik zie geen reden om met militaire missies te stoppen als gevolg van het personeelsverloop. Om hier ook in de toekomst aan te kunnen blijven voldoen, is het van belang de eenheden weer volledig te vullen.
Kunt u aangeven wat er destijds nodig was om de kazerne in Doorn te behouden? Zo nee, waarom niet?
Al eerder, in Kamerstuk 32 733, nr. 70 van 22 juni 2012, is met de Kamer gedeeld dat de jarenlange contacten met de gemeente niet hebben geleid tot een oplossing voor het ruimtegebrek op de kazerne, ingeklemd tussen de bebouwing van Doorn en de natuur: «Een oplossing door aankoop van het golfterrein (2 ha) stuitte op verzet van de golfclub. Een oplossing in de vorm van een bestemmingswijziging van het Stamerbos ten zuiden van de kazerne bood geen soelaas. De gemeente werkte hieraan niet mee, omdat het een belangrijk natuurgebied betrof en schadeclaims dreigden.»
In dit Kamerstuk werd ook verwezen naar de eveneens met de Kamer gedeelde Massastudie naar aanleiding van de businesscasevan de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Hierin concludeerde Defensie dat de gerenoveerde Van Braam Houckgeestkazerne alleen onder voorwaarden aan de gestelde ruimtelijke eisen kon voldoen en er vervolgens geen ontwikkelingsmogelijkheden meer zouden zijn.
Deelt u de mening dat de veiligheid van Nederland gebaat is bij een sterke Korps Mariniers? Zo ja, kunt u aangeven wat u gaat doen om deze maritieme helden te behouden en deze leegloop te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zoals ik op 6 april jl. schreef in antwoord op de eerdere vragen over het bericht dat Defensie gevechtsonderdelen opheft wegens personeelstekort, is het behoud van personeel bij Defensie een prioriteit de komende jaren. Niet voor niets staat het personeel voorop in de recent uitgegeven Defensienota.
In het plan van aanpak Behoud en Werving en de Defensienota staan maatregelen die zijn gericht op zowel de werving als het behoud van personeel. Zo krijgen commandanten meer mogelijkheden om maatwerk te leveren en hiermee tegemoet te komen aan de loopbaanwensen van militairen, wordt de legering verbeterd, het toelagensysteem aangepast, kan personeel langer op een functie blijven, wordt het personeelssysteem aangepast en worden behoudspremies uitgekeerd. Ook het concept van de adaptieve krijgsmacht moet bijdragen aan het op orde krijgen van de personele gereedheid, bijvoorbeeld door de inzet van reservisten.
Het bericht ‘Videodiensten moeten kinderen beschermen tegen gewelddadige porno’ |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht «Videodiensten moeten kinderen beschermen tegen gewelddadige porno»?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het oordeel van het Commissariaat voor de Media dat de morele ontwikkeling bij jongeren rond de 16 jaar nog onvoldoende ontwikkeld is?2 Wat betekent dit oordeel voor de bescherming van minderjarigen tegen online pornografie? Worden minderjarigen momenteel voldoende beschermd, in aanmerking nemende dat de wettelijke bepalingen zich hoofdzakelijk beperken tot het voorkomen van ernstige schade?
Online pornografie kent verschillende verschijningsvormen. Als het gaat om video’s aangeboden in een commerciële mediadienst op aanvraag (cmoa), afkomstig van een in Nederland gevestigde aanbieder, dan is de Mediawet 2008 van toepassing. De Mediawet 2008 verlangt van aanbieders van cmoa’s dat zij media-aanbod dat ernstige schade kan toebrengen aan de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van jongeren onder de 16 jaar, afschermen. Voor aanbieders van cmoa’s stelt de Mediawet op dit moment nog geen vereisten voor de bescherming van minderjarigen tegen voor hen schadelijke beelden.3 Een gemiddelde pornografische video zal doorgaans in deze categorie vallen. Overigens hebben een aantal aanbieders van cmoa’s zich al vrijwillig aangesloten bij het NICAM, de organisatie achter Kijkwijzer, om hun aanbod op basis van Kijkwijzer te classificeren en van pictogrammen te voorzien (o.a. Pathé Thuis en HBO).
Het Commissariaat heeft er in zijn rapportage metatoezicht 2016 op gewezen dat het voor de bescherming van minderjarigen, die in toenemende mate gebruik maken van online en on demand content, noodzakelijk is dat leeftijdsclassificaties ook in het online domein worden toegepast.4 In 2015 is een hiertoe strekkende motie aangenomen, ingediend door het lid Heerma.5 Mijn ambtsvoorganger heeft hierop aangegeven dit verzoek te willen bezien in samenhang met het voorstel van de Europese Commissie tot herziening van de Europese Audiovisuele Mediadiensten (AVMD) Richtlijn. De verwachting is dat deze medio 2018 zal worden afgerond. Hoewel de uitkomst van de onderhandelingen tussen Europees parlement, de Raad van Ministers en de Europese Commissie nog niet vaststaat, ziet het ernaar uit dat de Richtlijn het belang van classificatie en afscherming ook binnen het online domein zal onderstrepen.
Deelt u de mening dat het moeilijk is om de mate waarin pornografie schadelijk is scherp te onderscheiden en dat het wenselijk is minderjarigen zoveel mogelijk bescherming te bieden tegen ongewenste invloeden? Bent u bereid te verkennen op welke wijze de Britse Digital Economy Act Nederland ten voorbeeld kan dienen, onder meer ten aanzien van de verplichte leeftijdsverificatie voor online pornografie?
Ik vind het van groot belang dat minderjarigen ook online zoveel mogelijk beschermd worden tegen voor hen mogelijk schadelijke beelden. Ik ben er dan ook voorstander van dat het beschermingsniveau dat het NICAM de afgelopen jaren met de Kijkwijzer heeft bereikt voor de lineaire diensten doorgetrokken wordt naar het online media-aanbod. Zodra de herziening van de AVMD is vastgesteld, ga ik aan de slag met de implementatie daarvan. Dit krijgt zijn beslag in de Mediawet.
De uitzending van EenVandaag ‘Meer homogeweld en veel zaken komen niet bij Openbaar Ministerie terecht’ |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de uitzending van EenVandaag «Meer homogeweld en veel zaken komen niet bij Openbaar Ministerie terecht»?1
Ja.
Hoeveel melding van geweld tegen en bedreiging, belediging en/of discriminatie van homoseksuelen zijn er in 2016 en 2017 gedaan?
In Nederland is iedereen gelijkwaardig en heeft men de vrijheid om te houden van wie men wil en om zichtbaar zichzelf te zijn. Daar waar die vrijheid wordt ingeperkt, er sprake is van discriminatie, of mensen zelfs onveilig zijn, treedt de overheid actief op.
Een melding van homodiscriminatie kan worden gedaan bij de politie, bij een anti-discriminatievoorziening (ADV), bij het College voor de Rechten van de Mens, bij het Meldpunt internetdiscriminatie (MiND), bij een aantal belangenorganisaties en/of bij enkele particuliere initiatieven. Bij discriminatie in combinatie met geweld ligt het doen van aangifte het meest voor de hand.
De politie registreerde op basis van het totale aantal aangiftes in 2017 954 incidenten van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid. Dat zijn 341 incidenten minder dan in 2016. Van de registraties van discriminatie in 2017 had 27% betrekking op de discriminatiegrond seksuele gerichtheid; dat was in 2016 30%. Hiervan was 90% gerelateerd aan homoseksualiteit. De meeste incidenten speelden zich af in de directe woonomgeving of op de openbare weg. Vaak ging het om een discriminerende uitlating; soms ging dit gepaard met fysiek geweld. Een deel van de registraties had betrekking op incidenten waarbij het woord «homo» als algemeen scheldwoord werd gebruikt, zonder dat bij de daders (of bij de politie) bekend was wat de seksuele gerichtheid van het slachtoffer was. Andere incidenten waren wel expliciet gericht op de seksuele gerichtheid van het slachtoffer.2
Bij ADV’s zijn in 2017 duidelijk minder meldingen over discriminatie op grond van seksuele gerichtheid gedaan dan in 2016: de ADV’s registreerden 195 meldingen in 2017 tegenover 380 in 2016. Het niveau van meldingen in 2017 is in lijn met de jaren voor 2016. Terwijl ADV’s veel minder meldingen van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid registreerden dan de politie, ging het bij deze meldingen in de meeste gevallen wel om gerichte discriminatie, in de zin dat melders zich gediscrimineerd voelden op grond van hun seksuele gerichtheid. Bij twee op de drie ADV-meldingen op grond van seksuele gerichtheid ging het om een belediging of schelden. De meldingen gingen vooral over discriminatie van homoseksuele mannen.
Bij het Meldpunt internetdiscriminatie (MiND) werden in 2017 67 meldingen van de discriminatie op grond van seksuele gerichtheid geregistreerd. Met ingang van 1 januari 2017 is het niet meer mogelijk om discriminatie op het internet bij het Meldpunt Discriminatie op Internet (MDI) te melden. Het MDI heeft het afhandelen van de meldingen overgedragen aan MiND en richt zich nu uitsluitend op onderzoek. De afbouw van het meldpunt van het MDI is al in de loop van 2016 begonnen. Bij MiND en MDI kwamen in 2016 54 meldingen binnen over discriminatie op grond van seksuele gerichtheid.3
Het College voor de Rechten van de Mens (CRM) ontving in 2017 zes verzoeken om een oordeel te geven dat is gerelateerd aan de discriminatiegrond seksuele gerichtheid. Het jaar ervoor waren dat er zeven.4
Bij welke instanties worden deze meldingen gedaan? Hoe verloopt de registratie?
Zie antwoord vraag 2.
Welke trends ziet u in deze meldingen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel aangiftes van geweld tegen en bedreiging, belediging of discriminatie van homoseksuelen zijn er in 2016 en 2017 gedaan bij de politie?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeveel van de onder vraag 5. genoemde zaken heeft de politie een proces-verbaal ingestuurd naar het openbaar ministerie (OM)?
In 2017 zijn bij het Openbaar Ministerie 144 specifieke discriminatiefeiten ingestroomd, behorend tot 138 verschillende zaken. Bij 8% ging het daarbij om de discriminatiegrond «seksuele gerichtheid».5 Daarnaast stroomden er 187 CODIS6-feiten in, behorend tot 154 verschillende zaken. Bij 29% van de gronden was het discriminatie-aspect gericht op de discriminatiegrond «seksuele gerichtheid».
In 2016 ging het om 163 specifieke discriminatiefeiten, waarbij het in 10% de seksuele gerichtheid betrof. In 2016 waren er 232 CODIS-feiten, waarbij het in 9% seksuele gerichtheid betrof.
Daarbij moet aangetekend worden dat de cijfers uit de antwoorden 2 tot en met 5 en bovenstaande cijfers niet een op een met elkaar te vergelijken zijn. Zo kan het zijn dat meerdere aangiftes over één geval van discriminatie leiden tot de instroom van één enkel discriminatiefeit. Ook is het mogelijk dat één zaak meerdere feiten omvat: een verdachte in één zaak, met één parketnummer, kan immers verdacht worden van meerdere feiten.
In hoeveel van de onder vraag 6. genoemde zaken heeft het OM de zaak zelf afgedaan?
In 2017 heeft het Openbaar Ministerie 182 discriminatiefeiten afgedaan. In 79 gevallen (44%) werd besloten de verdachte voor de rechter te brengen; in acht gevallen (4%) werd het feit afgedaan met een transactie; in 32 gevallen (17%) met een OM-strafbeschikking; in 12 gevallen (7%) met een voorwaardelijk sepot; in 36 gevallen (19%) met een onvoorwaardelijk sepot; in 10 gevallen (6%) met een oproep ter terechtzitting naar aanleiding van verzet. In vijf gevallen (3%) volgde een andere afdoening.
Ten aanzien van de onvoorwaardelijke sepots geldt dat 26 sepots een beleidssepot betreffen. Zeven betreffen een technisch sepot en drie onvoorwaardelijke sepots zijn administratieve sepots.
De categorie «oproep ter terechtzitting naar aanleiding van verzet» houdt in dat een verdachte een OM-strafbeschikking heeft geweigerd, en dat hij daarna alsnog is gedagvaard om voor een rechter te verschijnen.
In 2016 werd bij 159 discriminatiefeiten een beslissing over de afdoening genomen. Deze 159 feiten hoorden bij 150 zaken. Bij 53% van de discriminatiefeiten werd besloten om te dagvaarden. Bij 3% van de afgedane feiten werd besloten tot een transactie. Bij 11% van de feiten werd een OM-strafbeschikking uitgevaardigd. 23% van de feiten werd geseponeerd. Van alle geseponeerde feiten kreeg 59% een technisch sepot en 41% een beleidssepot. 20% werd onvoorwaardelijk, en 3% werd voorwaardelijk geseponeerd.7
Daarbij moet worden aangetekend dat het aantal ingestroomde feiten kan verschillen van het aantal feiten dat in een bepaald jaar wordt afgedaan. Het gaat daarbij ook niet per se om dezelfde feiten. Een feit kan immers in het ene jaar instromen en in het daaropvolgende jaar worden afgedaan.
Hoeveel van de onder vraag 5. genoemde zaken zijn door het OM geseponeerd? Wat waren daarvoor de redenen?
Zie antwoord vraag 7.
In hoeveel van de onder vraag 5. genoemde zaken is door het OM een verdachte gedagvaard? Hoe zijn deze zaken door de rechter afgedaan?
In 2017 waren er 87 rechterlijke beslissingen in zaken waarin een specifiek discriminatieartikel ten laste was gelegd, tegenover 77 beslissingen in 2016. Het betreft uitspraken van de rechter die zien op zaken als geheel, en dus niet enkel op het specifieke discriminatiefeit. De weergegeven uitspraak kan daarom andere, niet aan discriminatie gerelateerde, delicten betreffen, die geheel los staan van het discriminatiefeit. Aangezien een veroordeling geen betrekking hoeft te hebben op alle tenlastegelegde feiten kan het ook zijn dat het discriminatiefeit niet bewezen is verklaard. In 62 van de 87 gevallen kwam het tot een veroordeling.8 Ook bij deze cijfers moet worden aangetekend dat het aantal ingestroomde feiten kan verschillen van het aantal feiten dat in een bepaald jaar wordt afgedaan. Het gaat daarbij ook niet per se om dezelfde feiten. Een feit kan immers in het ene jaar instromen en in het daaropvolgende jaar worden afgedaan. Zie voor het overige mijn antwoord op de vragen 7 en 8.
Hoe beoordeelt u bovengenoemde uitkomsten? Welke maatregelen kunt u nemen om de aanpak van geweld tegen en belediging van homoseksuelen te verbeteren?
Uit de rapportages van politie en Openbaar Ministerie over discriminatie kan niet worden afgeleid dat er sprake is van een toename van homogeweld, zoals EenVandaag stelt. Tegelijkertijd wil het kabinet zich niet blindstaren op statistieken: de geringe meldings- en aangiftebereidheid van de LHBTI-community blijft een punt van zorg. Het kabinet zal mede daarom uitvoering geven aan het onderdeel van de motie van de leden Van den Hul en Sjoerdsma9 dat oproept een actieplan op te stellen om geweld tegen LHBTI’s tegen te gaan.