Het Nederlandse meisje Insiya, die 6 jaar geleden is ontvoerd naar India |
|
Agnes Mulder (CDA), Lucille Werner (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met de BNR uitzending: Nadia Rashid moet haar dochter al zes jaar missen: «Met kerst wordt het erger»?1
Ja, het is erg verdrietig dat de moeder van Insiya haar dochter al zo lang moet missen.
Kunt u aangeven welke acties er sinds mei 2022 zijn ondernomen om Insiya terug te laten keren naar Nederland?
De schrijnende zaak van Insiya heeft op zowel het Ministerie van Buitenlandse Zaken als het Ministerie van Justitie en Veiligheid onverminderd de aandacht. Het is verschrikkelijk dat haar moeder Insiya al zo lang moet missen. Nederland kaart op verschillende niveaus en op diverse manieren, de zaak bij de Indiase autoriteiten aan als dit voor de zaak van Insiya opportuun is. Daarbij wordt nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de uitvoering van het bevel van de Indiase rechter om het contact tussen de moeder en Insiya te herstellen. Ten aanzien van het afdwingen van de naleving van de uitspraak van het India Supreme Court voor contactherstel heeft de moeder van Insiya een contempt of court bij de Mumbai High Court ingediend. Ter bevordering van de justitiële samenwerking worden Nederlandse gerechtelijke uitspraken en ontwikkelingen gedeeld met de Indiase autoriteiten, en wordt aangedrongen op een snellere Indiase rechtsgang in de lopende zaken.
Welke toezeggingen over deze zaak heeft de president van India gedaan tijdens het staatsbezoek aan Nederland van 5 en 6 april 2022 en hoe is hier in de periode daarna door India uitvoering aan gegeven?
Nederland brengt deze zaak bij bilaterale gesprekken met India op, ook tijdens het inkomende staatsbezoek op 5 en 6 april 2022. Het belang dat moeder en dochter contact met elkaar kunnen hebben is wederom onderstreept. Daarop heeft India aangegeven dat er voor wat betreft de door de vader van Insiya aangespannen, en nog steeds openstaande rechtszaken niet in de lokale rechtsgang kan worden getreden, en nogmaals is benadrukt dat ten behoeve van contactherstel het van belang is dat de moeder van Insiya een contempt of court indient.
Heeft de premier tijdens de G20 top in Bali gesproken met de Minister president van India? Zo ja, heeft de premier toen ook deze zaak aangekaart bij de Indiase Minister president? En zo nee, is er dan in ieder geval tussen de delegaties van beide landen gesproken over deze zaak? En wat waren de uitkomsten van deze gesprekken?
Nee. De Premier heeft geen bilateraal onderhoud gehad met Premier Modi tijdens de G20. Ook op delegatieniveau heeft geen gesprek met India plaatsgevonden.
Heeft u de indruk dat India serieus meewerkt en meedenkt om tot een oplossing te komen?
In contacten op verschillende niveaus met de Indiase regering is door India aangegeven dat niet in de lokale rechtsgang kan worden getreden, net zoals dat in Nederland het geval zou zijn. Wel hebben Indiase gesprekspartners zich ingespannen om contactherstel tussen Insiya en haar moeder mogelijk te maken. Tot nu toe helaas zonder resultaat. Mijn medewerkers en ik blijven ons, samen met de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming, voor Insiya en haar moeder inspannen.
Hoe ziet het voortgangsproces rond de terugkeer van Insiya eruit; of moet worden geconcludeerd dat er op dit moment geen voortgang wordt geboekt?
Er is helaas op dit moment geen termijn te geven voor de terugkeer van Insiya. Dit is afhankelijk van de uitkomst van de juridische procedures in India. Met als doel hereniging van Insiya met haar moeder, blijven mijn medewerkers en ik, ons samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid inspannen voor Insiya en haar moeder.
De medische toestand van de in gevangenschap gehouden voormalig president van Georgië Mikheil Saakashvili |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht op POLITICO «Saakashvili fears for his life in Georgian detention»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over dit bericht?
De inhoud van het POLITICO bericht is zorgelijk.
Kunt u bevestigen dat de gezondheid van Mikheil Saakashvili hard achteruit gaat en hij in levensgevaar is?
Een groep van artsen, opgericht door de Public Defender (ombudsman) van Georgië om de medische behandeling van Mikheil Saakashvili te monitoren, heeft Mikheil Saakashvili op 4 december 2022 onderzocht en één van hen heeft op 5 december 2022 opnieuw de kliniek bezocht waar Mikheil Saakashvili verblijft. In hun publieke rapportage van 6 december 2022 verklaren deze artsen dat de gezondheidssituatie van Mikheil Saakashvili aanzienlijk is verslechterd ten opzichte van het vorige bezoek in april 2022. De artsen omschrijven zijn gezondheidssituatie in het rapport als «ernstig».
De artsen concluderen ook dat Mikheil Saakashvili als patiënt alle beschikbare zorg in Georgië heeft ondergaan, maar dat zijn conditie niettemin snel achteruit gaat. Om onomkeerbare schade aan zijn gezondheid te voorkomen, bevelen de artsen aan dat «tijdige en fundamentele maatregelen» worden genomen.
Heeft u informatie om aan te nemen dat Mikheil Saakashvili vergiftigd is?
Ik heb geen andere informatie dan hetgeen naar buiten is gebracht door artsen en advocaten van Mikheil Saakashvili, waaronder de Amerikaanse arts die in het POLITICO bericht wordt genoemd.
Bent u in contact met de Georgische autoriteiten over de vrijlating van Mikheil Saakashvili?
De Nederlandse zorgen omtrent de gezondheid van Mikheil Saakashvili en het belang dat al zijn rechten, inclusief het recht op adequate medische zorg, worden gerespecteerd, worden consequent en regelmatig proactief aangekaart bij de Georgische autoriteiten, op zowel politiek als hoogambtelijk bilateraal niveau. Nederland kan zich echter niet mengen in de rechtsgang van een ander land. Dat geldt ook voor Georgië.
Op 8 december 2022 heeft de woordvoerder van de Europese Dienst voor Extern Optreden een verklaring uitgebracht, waarin wordt aangegeven dat de EU de recente, zorgwekkende rapporten over de verslechterende gezondheid van Mikheil Saakashvili nauwlettend volgt. Ook is hierin aangegeven dat de Georgische autoriteiten verantwoordelijk zijn voor de gezondheid en het welzijn van Mikheil Saakashvili en dat zij alle noodzakelijke maatregelen moeten nemen opdat hij passende medische zorg kan ontvangen.
Bent u bereid een medische spoedevacuatie naar de EU voor te stellen aan de Georgische autoriteiten voor de voormalig president van Georgië? Zo ja, op welke termijn kan dit geregeld worden? Zo nee, waarom niet?
De Georgische rechtbank heeft momenteel een verzoek in behandeling van de advocaten van Mikheil Saakashvili om het vonnis uit te stellen c.q. de rechtsgang te onderbreken, waardoor Saakashvili zou kunnen vertrekken voor medische behandeling in het buitenland. Ook hier geldt dat Nederland kan zich niet kan mengen in de rechtsgang van een ander land.
Wat zouden de consequenties zijn voor de EU-kandidatuur van Georgië als Mikheil Saakashvili in gevangenschap door hongerstaking of vergiftiging zou omkomen?
De overgang van EU-perspectief naar EU-kandidaat-status voor Georgië is verbonden met de twaalf EU-prioriteiten voor Georgië. De situatie van Mikheil Saakashvili wordt daar niet expliciet in genoemd. Tegelijkertijd zijn de Georgische autoriteiten verantwoordelijk voor de gezondheid en het welzijn van Mikheil Saakashvili en het respecteren van al zijn rechten, inclusief toegang tot adequate medische zorg en een goede rechtsgang. Van alle (potentiële) kandidaat-lidstaten wordt verwacht dat zij tijdens het toetredingsproces het EU-acquis al zo veel mogelijk respecteren/overnemen. Respect voor mensenrechten is hier onderdeel van. Mocht een potentiële kandidaat-lidstaat zich verder af bewegen van de EU dan is het aan de Raad om hier eventueel consequenties aan te verbinden. Deze mogelijke consequenties variëren van het aanspreken van de (potentiële) kandidaat-lidstaat tot het omkeren van stappen in het toetredingsproces. De Raad besluit hierover met unanimiteit.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en met spoed beantwoorden?
Ja.
De protesten in Iran |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Heeft de Nederlandse overheid contact met Iraanse democratische bewegingen en mensenrechtenactivisten en ondersteunt de Nederlandse overheid hen?
Sinds de start van de protesten in september jl. heb ik, evenals andere leden van het kabinet, meermaals gesproken met leden van de Iraanse gemeenschap in Nederland over de situatie in Iran. Laatstelijk op 10 januari jl. heb ik gezamenlijk met de Minister-President een delegatie Iraanse Nederlanders ontvangen. Tijdens die bijeenkomst is gesproken over de ervaringen van de deelnemers, de Nederlandse inzet en mogelijke handelingsperspectieven voor het kabinet – waaronder ondersteuning van mensenrechtenactivisten. Conform Tweede Kamer Motie van het lid Jasper van Dijk (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1985) zal het kabinet deze contacten voortzetten en de Iraanse gemeenschap blijven raadplegen over mogelijke maatregelen.
Wat heeft het kabinet gedaan om protesterende Iraniërs te helpen?
Het kabinet heeft Iran vanaf het begin van de protesten herhaaldelijk opgeroepen om het (dodelijke) geweld tegen demonstranten te staken, mensenrechten te respecteren en daders ter verantwoording te roepen. Dit doet Nederland via alle kanalen, zowel voor als achter de schermen en zowel bilateraal, via de EU als in multilateraal verband.
Op 9 december en 22 december jl. heb ik met de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken gesproken en nogmaals de ernstige zorgen over de mensenrechtensituatie in Iran in heldere taal overgebracht. Op 15 december jl. heb ik tevens de Iraanse ambassadeur in Nederland ontboden vanwege de executies van twee jonge demonstranten op 8 en 12 december jl. Daarbij heb ik bovengenoemde boodschappen nogmaals onderstreept en specifiek opgeroepen om af te zien van nieuwe executies. In respons op de executie van twee demonstranten in Iran op 7 januari 2023 heb ik opnieuw de Iraanse ambassadeur ontboden en deze executies veroordeeld. Nederland heeft tevens andere EU lidstaten opgeroepen hetzelfde te doen. Naar aanleiding van de executie van een Brits-Iraanse burger is de Iraanse ambassadeur op 16 januari wederom ontboden en aangesproken op de zeer slechte mensenrechtensituatie. Daarnaast wordt momenteel – mede op initiatief van Nederland – een vierde pakket mensenrechtensancties voorbereid.
Vanwege de ernstige zorgen over een gebrek aan gerechtigheid en een eerlijk rechtsproces in Iran zelf, blijft Nederland daarnaast inzetten op het internationaal ter verantwoording roepen van daders van mensenrechtenschendingen in Iran. Binnen de VN-Mensenrechtenraad was Nederland cosponsor van de speciale zitting over Iran op 24 november 2022, waar met grote meerderheid een resolutie werd aangenomen voor een onafhankelijke Fact Finding Mission. Dit is een belangrijk instrument om bewijzen van mensenrechtenschendingen te verzamelen en deze schendingen internationaal aan de kaak te stellen.
Wat onderneemt het kabinet op Europees niveau voor actie tegen de repressie in Iran en hoe toont het support voor Iraniërs die protesteren?
Mede op initiatief van Nederland is inmiddels een significant aantal personen en entiteiten op grond van het EU Iran mensenrechtenregime gesanctioneerd en zijn ook sancties vanwege Iraanse droneleveranties ingesteld. Dit betekent concreet dat het verboden is om vanuit de EU handel te drijven met Iraanse personen of entiteiten die zijn gesanctioneerd onder het EU Iran mensenrechtensanctieregime of die zijn gesanctioneerd ten aanzien van de dronesleveranties van Iran aan Rusland. Ook mogen de personen op de lijst de EU niet inreizen. Het kabinet onderzoekt tevens de mogelijkheden om deze maatregelen uit te breiden. Mede op initiatief van Nederland heeft de Raad Buitenlandse Zaken op 12 december 2022 een derde pakket aan mensenrechtensancties op Iran aangenomen. Aanvullende sancties zijn in voorbereiding.
Ook heeft Nederland zich in EU-verband ingezet voor de verwijdering van Iran uit de VN CSW, met als oogmerk dat de EU lidstaten die zitting hebben in ECOSOC stemden voor de door VS ingediende resolutie die daarin voorziet. Zelf heb ik hier ook voor gepleit bij de Raad Buitenlandse Zaken van 12 december 2022. Op 14 december 2022 stemden alle EU lidstaten voor de verwijdering van Iran uit de VN CSW.
Zijn er Nederlanders of Iraans-Nederlanders opgepakt in Iran de afgelopen tijd? Als dat het geval is, om hoeveel mensen gaat het en wat heeft de regering gedaan voor deze Nederlanders?
Er is momenteel één casus bekend van een Nederlander die is opgepakt in relatie tot de onrusten in Iran. Zoals ook aangegeven in de beantwoording van Kamervragen van het lid Sjoerdsma d.d. 23 december 2022 met kenmerk 2022Z21781 verleent Nederland consulaire bijstand in deze casus. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat tevens in contact met de familie van deze Nederlander, maar doet geen (publiekelijke) uitspraken over individuele casuïstiek.
Daar waar de grote repressie en het geweld door het Iraanse regime tot een vluchtelingenstroom kunnen leiden, voelt Nederland zich verantwoordelijk om deze mensen op te vangen en een veilige haven te bieden?
Een ieder die stelt te vrezen voor vervolging kan in Nederland een asielaanvraag indienen. Indien aannemelijk is dat een persoon bij terugkeer vervolgd wordt of een reëel risico loopt op ernstige schade of onmenselijke behandeling, geeft dit recht op internationale bescherming. Dit is echter een individuele beoordeling. Er kan niet in generieke zin gesteld worden dat alle personen die uit Iran naar Nederland komen per definitie internationale bescherming zullen verkrijgen.
Bent u van plan om naar Mahsa Amini en haar dood onderzoek te laten doen?
Nederland heeft sinds september jl. de Iraanse autoriteiten meermaals opgeroepen om een gedegen, transparant en onpartijdig onderzoek in te stellen naar de dood van Mahsa Amini. Deze boodschap heb ik in september jl. overgebracht in een gesprek met de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken tijdens de Algemene Vergadering van de VN in New York en sindsdien ook publiekelijk herhaald. Diezelfde boodschap is tevens in heldere bewoordingen kenbaar gemaakt in gesprekken op hoog-ambtelijk niveau met de Iraanse Ambassadeur in Den Haag als ook door de Nederlandse Ambassadeur in Teheran in zijn gesprekken met de Iraanse autoriteiten aldaar. Ook heeft Nederland hiervoor gepleit in multilateraal verband, waaronder in de VN-Mensenrechtenraad. Nederland blijft onverminderd oproepen tot een gedegen en onpartijdig onderzoek naar de dood van Mahsa Amini.
Is of wordt de Iraanse ambassadeur ter verantwoording geroepen voor de harde repressie van de protesten, het geweld tegen demonstranten en discriminatie van etnische minderheden?
Zie mijn antwoorden op vraag 2 en 6.
De werkwijze van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) |
|
Lisa Westerveld (GL), Tom van der Lee (GL) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «DUO negeert wet en verdragen en schendt het evenredigheidsbeginsel»?1
Ja.
Klopt het dat artikel 22 Paspoortwet bedoeld is om mensen binnen Nederland te houden en ze niet naar het buitenland te laten ontkomen?2
Nee, dat klopt niet. Artikel 22 van de Paspoortwet is bedoeld om te voorkomen dat personen met publiekrechtelijke schulden of wettelijke of door een rechter opgelegde onderhoudsverplichtingen zich door vertrek naar het buitenland3 aan deze schulden kunnen onttrekken.4 Wanneer een persoon nalatig is in het voldoen van zijn schulden én het gegronde vermoeden bestaat dat deze persoon zich door vertrek naar het buitenland aan de wettelijke mogelijkheden tot invordering van de schulden zal onttrekken, kan een signalerende instantie een verzoek tot opname van de betreffende persoon in het Register Paspoortsignaleringen (RPS) indienen.5 Van een gegrond vermoeden is bijvoorbeeld sprake wanneer iemand geen woon- of verblijfplaats in het buitenland heeft opgegeven.6
De signalering in het RPS op grond van artikel 22 van de Paspoortwet heeft tot doel om, indien er geen andere mogelijkheden zijn om betrokkene tot nakoming van zijn betalingsverplichtingen te bewegen, nog een laatste mogelijkheid te hebben om in contact te treden met de debiteur en om zo te bezien op welke wijze deze aan zijn schulden kan voldoen. Op die manier wordt zo veel mogelijk voorkomen dat openstaande schulden aan de overheid of niet voldane onderhoudsverplichtingen open blijven staan, omdat dit geld is dat ook weer voor andere publieke doelen wordt gebruikt. Omdat er in het buitenland minder mogelijkheden zijn om schulden in te vorderen, kan paspoortsignalering worden ingezet wanneer er een gegrond vermoeden bestaat dat deze persoon zich door vertrek naar het buitenland aan zijn betalingsverplichtingen zal onttrekken.
Uit de memorie van toelichting bij de Paspoortwet blijkt dat signalering van de betrokkene zowel kan plaatsvinden wanneer de betrokkene nog in het Koninkrijk is gevestigd als wanneer de betreffende persoon zich in het buitenland heeft gevestigd. Wanneer de betrokkene zich in Nederland bevindt zal de gewone weg tot invordering van de verschuldigde gelden moeten zijn bewandeld voordat tot signalering zal worden overgegaan.7 Wanneer de betreffende persoon zich in het buitenland heeft gevestigd, waardoor de invorderingsmogelijkheden aanzienlijk beperkter zijn, zal signalering sneller kunnen plaatsvinden.8
Aangezien de actuele contactgegevens van een debiteur vaak ontbreken op het moment van signalering – en dit vaak de aanleiding is voor signalering – zorgt signalering in het RPS er dan voor dat er een nieuw contactmoment kan ontstaan tussen de debiteur en de crediteur op het moment dat de gesignaleerde debiteur zich bij een tot uitgifte bevoegde instantie meldt voor de aanvraag van een nieuw reisdocument. Dat is het moment waarop de bevoegde autoriteit moet beslissen over het al dan niet weigeren van het nieuw aangevraagde reisdocument of het vervallen verklaren van het bij de aanvraag overgelegde reisdocument. In die procedure kan het contact tussen de debiteur en de crediteur die het verzoek tot signalering in het RPS heeft gedaan, worden hersteld.
Bent u het ermee eens dat DUO op basis van artikel 22 Paspoortwet en gezien de memorie van toelichting3 niet het recht heeft om oud-studenten in het buitenland op de paspoortsignaleringslijst te zetten en ze het recht om terug te keren naar eigen land te ontnemen? Zo nee, waarom niet?
Daar ben ik het niet mee eens. DUO is een van de signalerende instanties die op grond van artikel 22 van de Paspoortwet bevoegd is om een verzoek tot opname in het RPS in te dienen. Daar zijn wel specifieke voorwaarden aan verbonden. Zo moet het gegronde vermoeden bestaan dat deze persoon zich door het verblijf in het buitenland zal onttrekken aan de wettelijke mogelijkheden tot invordering van de schulden. Bovendien moet er sprake zijn van een betalingsachterstand van ten minste vijfduizend euro.
Een opname in het RPS houdt echter niet in dat deze personen het recht om terug te keren naar Nederland wordt ontnomen. Wanneer DUO een verzoek tot signalering heeft ingediend en de gesignaleerde een nieuw reisdocument (in veel gevallen zal dit een paspoort zijn) aanvraagt, zal de gesignaleerde persoon hiervan (opnieuw) op de hoogte worden gesteld. Bovendien zal de tot uitgifte bevoegde instantie contact opnemen met DUO om na te gaan of de gronden voor de signalering nog steeds bestaan en wat de hoogte van de totale vordering is. Nadat de tot weigering bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de gronden tot signalering nog bestaan, krijgt de betrokkene de mogelijkheid om op grond van artikel 44, vierde lid, alsnog overeenstemming te bereiken met DUO.
In vrijwel alle gevallen kan DUO betalingsafspraken maken met de aanvrager van het reisdocument en kan het reisdocument alsnog worden verstrekt. Hierbij kan sprake zijn van een reisdocument met een beperkte geldigheid. De tot uitgifte bevoegde instantie behoudt de bevoegdheid om te beslissen dat een dergelijke situatie onevenredig bezwarend zou zijn voor betrokkene en om te beslissen dat een reisdocument al dan niet met reguliere geldigheid verstrekt zou moeten worden.
Hierbij dient te worden benadrukt dat ook wanneer het aangevraagde reisdocument toch wordt geweigerd, dit niet betekent dat de betrokkene het recht om naar Nederland terug te keren, wordt ontnomen. Opname in het RPS heeft ten eerste geen gevolgen voor de aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart, omdat een Nederlandse identiteitskaart op grond van artikel 46a van de Paspoortwet niet kan worden geweigerd (op één uitzondering na10) of vervallen kan worden verklaard. Betrokkene kan dus altijd vrij reizen tussen de landen binnen het Schengengebied, de EU-lidstaten en de landen Andorra, Albanië, Bosnië en Herzegovina, Faeröer, Georgië, Kosovo, Noord-Macedonië, Monaco, Montenegro, San Marino, Servië, Turkije. Ten tweede kan aan de betrokkene die verblijft buiten de landen waar met een Nederlandse identiteitskaart kan worden gereisd, op grond van artikel 46, tweede lid, door de Minister van Buitenlandse Zaken een nooddocument worden verstrekt voor terugkeer naar Nederland. Die mogelijkheid is in de wet opgenomen om het recht op terugkeer, internationaalrechtelijk erkende uitzondering daargelaten, te handhaven.11
Deelt u de constatering dat DUO misbruik maakt van de paspoortwetgeving om Nederlandse oud-studenten, die zich hebben gevestigd in het buitenland, een reisdocument te onthouden? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik deel deze constatering – zie de beantwoording op vraag 2 en 3 – niet.
Bent u bekend met het bericht «Forse schuld voor student die zijn diploma te laat opstuurde»?4
Ja.
Vindt u het proportioneel dat een oud-student de studiefinanciering volledig moet terugbetalen, ondanks het behalen van een diploma binnen de gestelde termijn?
In de Wet studiefinanciering 2000 zijn de rechten en plichten van (oud-)studenten uiteengezet. Op het moment dat een student een prestatiebeurs of lening aanvraagt bij DUO, mag verwacht worden dat de student zich ook informeert over de plichten die daarbij horen. Dat dient uiteraard gekoppeld te worden aan zorgvuldige informatievoorziening vanuit de overheid – iets wat bij DUO continu op de agenda staat.
Daarnaast moet er voldoende aandacht zijn voor het doenvermogen van de (oud-)student – oftewel, kunnen we ervan uit gaan dat de (oud-)student voldoende in staat is om zelf actie te ondernemen. In dit specifieke geval is dan de vraag of de oud-student al eerder zelf de informatie had kunnen vinden over het opsturen van het diploma. De rechtbank heeft een uitspraak gedaan en een antwoord gegeven op die vraag.
De rechtbank heeft in deze uitspraak aangegeven dat het de oud-student valt toe te rekenen dat hij niet zelf actief op zoek is gegaan naar informatie en heeft aangegeven dat op de website van DUO voldoende informatie beschikbaar is over de voorwaarden van de prestatiebeurs. In aanvulling hierop merk ik op dat DUO oud-studenten een bericht stuurt voordat de terugbetaalverplichtingen starten, dat is ongeveer twee jaar nadat de oud-student is afgestudeerd. Uit dat bericht valt ook op te maken of de prestatiebeurs is omgezet. Op het moment dat de student dat bericht ontvangt – en nog niet eerder in MijnDUO heeft gekeken – is er nog voldoende tijd om alsnog een diploma aan te leveren, zodat de prestatiebeurs kan worden omgezet. Daarbij geldt wel dat een student zelf het juiste adres in MijnDUO moet doorgeven als hij in het buitenland woont of in MijnDUO moet kijken. Het voorgaande doet er niet aan af dat er een vervelende situatie is ontstaan voor de oud-student, omdat de prestatiebeurs niet is omgezet in een gift.
Deze uitspraak van de rechtbank ontslaat ons voorts niet van de plicht om continu te bekijken hoe onze wet- en regelgeving uitpakt in de praktijk. Casuïstiek uit de praktijk helpt ons daarbij om knelpunten te identificeren. Dat geldt ook voor deze casus, die ons laat nadenken over de termijnen in onze wetgeving. Ik ben voornemens om een onderzoek te doen naar de verschillende termijnen in de wet en of die nog passen bij hoe we nu naar onze burgers kijken en hun doenvermogen. Mocht daar uit volgen dat aanpassingen van de regelgeving wenselijk zijn, dan zal ook goed in beeld gebracht worden wat de mogelijkheden en gevolgen daarvan zijn.
Kan DUO gebruikmaken van de hardheidsclausule, indien een oud-student de prestatiebeurs volledig moet terugbetalen, ondanks het behalen van een diploma binnen de gestelde termijn?
Het is theoretisch gezien mogelijk om de hardheidsclausule in te zetten. Daarbij moet nog wel vast komen te staan dat de specifieke situatie leidt tot onevenredige effecten voor de burger.
Bent u het ermee eens dat hier sprake is van een hardheid of knellende wetgeving? Zo ja, bent u voornemens om hierover in gesprek te gaan met DUO?
De rechtbank heeft geoordeeld geen reden te zien voor inzet van de hardheidsclausule.
In het oordeel van de rechtbank is tevens opgenomen dat de termijn van vijf jaar «zeer ruim» is en bovendien begunstigend afwijkt van de wettelijke termijn van drie maanden. Daarmee lijkt de gestelde regel in reguliere situaties geen knellende wetgeving. Tegen de uitspraak is hoger beroep ingesteld door de oud-student.
Overigens ben ik voortdurend met DUO in overleg over de uitwerking van de regelgeving rondom studiefinanciering. Gezamenlijk worden casussen besproken en gekeken of regelgeving moet worden aangepast of dat er wellicht sprake is van een uitzonderlijke situatie, waarin maatwerk geboden moet worden. Zoals hiervoor al benoemd zal ik ook een verkenning naar de verschillende termijnen gaan doen.
Kunt u aangeven hoe vaak het voorkomt dat een oud-student de studieschuld terug moet betalen, omdat het diploma, ondanks dat het binnen de gestelde termijn is behaald, niet op tijd is opgestuurd naar DUO? Zo nee, wilt u dit in kaart brengen?
DUO registreert niet hoe vaak deze specifieke situatie zich voordoet. De inschatting is dat het jaarlijks ongeveer 25 oud-studenten betreft, waarvan 10 een bezwaar indienen.
Het bericht 'Akkoord over beperken export chiptech naar China' |
|
Alexander Hammelburg (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Klopt het dat kabinet heeft ingestemd met exportbeperkingen van chipmachines en chiptechnologie aan China? Zo ja, waarom heeft u de Kamer hier niet over geïnformeerd?1
Op de inhoud van gesprekken die Nederland voert met partnerlanden kan ik vanwege de vertrouwelijkheid niet ingaan. Zoals eerder gemeld, zal ik u uiteraard informeren in geval van beleidswijzigingen: deze zijn op dit moment niet aan de orde. Ik verwijs u graag naar de Kamerbrief van 1 december jl., en de vertrouwelijke technische briefing die 8 december plaatsvond.
Wilt u zo snel mogelijk met de Kamer delen welke afspraken er zijn gemaakt?
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn de effecten van de afspraken op Nederlandse bedrijven? Zijn deze bedrijven geconsulteerd in het proces?
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn de effecten op onze (economische) veiligheid?
In de Kamerbrief van 1 december bent u geïnformeerd over de overwegingen van exportcontrolebeleid in het algemeen, en halfgeleidertechnologie in het bijzonder. De bescherming van nationale veiligheid is het uitgangspunt. Op basis daarvan, heeft het kabinet drie strategische doelen gedefinieerd voor halfgeleidertechnologie: 1) Voorkomen dat Nederlandse goederen bijdragen aan ongewenst eindgebruik, zoals militaire inzet of in massavernietigingswapens. 2) Voorkomen van ongewenste strategische afhankelijkheden. 3) Behoud van Nederlands technologisch leiderschap en westerse standaarden. U bent op 8 december jl. tijdens een vertrouwelijke briefing hierover nader geïnformeerd. Indien van beleidswijzigingen sprake is, zal ik uw Kamer informeren. Dat is nu niet het geval.
Wat zijn de effecten op de veiligheid van Europa?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u de veiligheidsaspecten met uw Brusselse collega’s besproken? Zo ja, wat kwam hieruit en zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in Kamerbrief van 1 december, is internationale samenwerking een essentieel onderdeel van exportcontrolebeleid. Europese wetgeving is de basis van het Nederlandse exportcontrolebeleid, en Nederland streeft naar eensgezinde uitvoering hiervan. Nederland voert doorlopend gesprekken hierover. Primaire partners zijn de EU lidstaten en de Europese Commissie. Op de inhoud van die gesprekken kan ik niet in het openbaar ingaan.
Welke veiligheidsrisico’s waren er voor Nederland geweest als deze afspraken niet waren gemaakt?
Zie antwoord vraag 4.
Wat staat er tegenover het moeten beperken van onze export? Bent u van mening dat dit proportioneel is?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is uw verwachting van de klacht die China tegen de VS heeft ingediend bij de WTO? Verwacht u een gelijke klacht aan het adres van Nederland?
Het kabinet heeft kennisgenomen van de klacht die China heeft ingediend tegen de VS in het kader van WTO geschillenbeslechting. Het gaat om een klacht over exportcontrole maatregelen voor halfgeleidertechnologie die de VS heeft aangekondigd op 7 oktober jl. ter bescherming van de nationale veiligheid. China claimt dat deze motivatie niet consistent is met WTO-regels. In het kader van deze klacht zullen China en de VS eerst bilaterale consultaties houden. Op de uitkomst hiervan kan ik niet vooruitlopen. Wel merk ik op dat de WTO regels uitzonderingsgronden kennen, waaronder ten behoeve van nationale veiligheid, op basis waarvan exportcontrole maatregelen worden genomen. Zoals ik eerder heb aangegeven, maakt Nederland een eigen afweging als het gaat om exportcontrole. Ik ga niet speculeren over mogelijke klachten die Nederland zou kunnen ontvangen.
Verwacht u nog verdere reacties vanuit China, zowel economisch als diplomatiek? Welke impact denkt u dat de exportbeperkingen hebben op de technologische ontwikkeling in China en daarmee op militaire macht van China en de mensenrechtenschendingen binnen China zelf?
Ik ga niet speculeren over mogelijke reacties vanuit het China. In de brief die u heeft ontvangen op 1 december jl. en in het antwoord op vragen 4, 5, 7 en 8 staan de uitgangspunten voor exportcontrolebeleid van halfgeleidertechnologie.
Op welke manier heeft u de mogelijkheden voor exportbeperkingen besproken met uw collega’s in Brussel?
Zie antwoord vraag 6.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Wapenexportbeleid op 21 december?
Ja.
De documentaire 'Het laatste woord' en de straf die Jurriën in erbarmelijke omstandigheden uitzit in Tunesië |
|
Michiel van Nispen , Jasper van Dijk |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de documentaire «Het laatste woord», waarin wordt ingegaan op de casus van Jurriën die in Tunesië is veroordeeld tot een celstraf van 20 jaar?1
Ja.
Wat is uw reactie hierop?
De schrijnende situatie van Jurriën is het Ministerie van Buitenlandse Zaken terdege bekend en heeft onze onverminderde aandacht. Jurriën heeft bij aanvang van zijn detentie een beroep gedaan op consulaire bijstand. Hij is afgelopen jaren zeer regelmatig bezocht, meerdere gratieverzoeken zijn ondersteund en er is uitvoerig contact met zijn familie.
Heeft u kennisgenomen van de serieuze twijfels die zijn gerezen over het daderschap van Jurriën en de juistheid van de veroordeling, zoals in de documentaire verwoord?
Deze aspecten vragen een strafrechtelijke en inhoudelijke beoordeling. De Nederlandse overheid verleent consulaire bijstand, maar kan geen invloed uitoefenen op de rechtsgang in een ander land of een buitenlands strafproces inhoudelijk beoordelen. Net zoals andere landen geen invloed op de rechtsgang in Nederland kunnen uitoefenen. Het is aan de gedetineerde en zijn advocaat de aspecten ten aanzien van de rechtsgang en rechtsmiddelen aan de orde te stellen en aan de rechter hierover vervolgens te beslissen.
Heeft u eveneens kennisgenomen van de erbarmelijke omstandigheden zoals een gebrek aan eten en de koude temperatuur van de detentielocatie, die ervoor zorgen dat Jurriën gezondheidsproblemen heeft?
De detentieomstandigheden in alle Tunesische gevangenissen zijn zwaar. Deze detentieomstandigheden zijn de belangrijkste reden dat Tunesië in het kader van consulaire bijstand aan gedetineerden door het Ministerie van Buitenlandse Zaken is aangemerkt als zogenoemd zorgland. De elementen van de begeleiding van Nederlandse gedetineerden in een zorgland staan in de Staat van het Consulaire van 7 december 20182.
De Nederlandse ambassade in Tunis heeft meerdere malen de gezondheidssituatie van Jurriën bij de Tunesische autoriteiten onder de aandacht gebracht. Als gevolg daarvan heeft recent een medisch onderzoek in een extern ziekenhuis plaatsgevonden. Omwille van persoonsgegevensbescherming kan ik over de aard van de onderzoeken geen nadere mededelingen doen.
Wat vindt u ervan dat deze detentielocatie waar Jurriën zijn straf uitzit wordt omschreven als onbegaanbaar voor buitenstaanders zoals zijn familie en journalisten?
In de meeste landen, zo ook in Tunesië, is vooraf toestemming nodig voor bezoeken. Op één na zijn alle bezoekaanvragen vanuit de ambassade voor Jurriën door Tunesië gehonoreerd. De detentieomstandigheden in alle Tunesische gevangenissen zijn zwaar. De gevangenis waarin hij verblijft behoort echter niet tot de slechtsten van het land. De bezoekduur die betrokkene wordt toegestaan is gemiddeld langer dan regel is in deze gevangenis. Ook heeft hij als uitzondering op de algemene regel bezoek mogen ontvangen in een separate ruimte zonder glasafscheiding.
Op welke vorm of mate van consulaire bijstand of hulp vanuit Buitenlandse Zaken mogen Nederlanders die zijn aangemerkt als verdachten in landen buiten de Europese Unie rekenen?
In de zogenoemde zorglanden, waartoe ook Tunesië wordt gerekend, biedt het Ministerie van Buitenlandse Zaken vanwege de detentieomstandigheden uitgebreidere consulaire bijstand dan in andere landen met adequatere omstandigheden. De Staat van het Consulaire van 7 december 20183 beschrijft de elementen van consulaire bijstand in zorglanden en niet-zorglanden.
In welke vorm of mate is sprake geweest van consulaire bijstand of hulp vanuit Buitenlandse Zaken in deze zaak? Hoe vaak is Jurriën bezocht door medewerkers van de Nederlandse ambassade?
Jurriën ontvangt sinds aanvang van zijn detentie de consulaire bijstand die wordt geboden in een zorgland. Zie het antwoord op vraag 2, Jurriën is in de afgelopen negen jaar op initiatief van de Nederlandse ambassade in Tunis 54 keer bezocht.
Kunt u zich via diplomatieke kanalen richting Tunesië maximaal inspannen voor gratieverlening in het geval van Jurriën om zijn straf in Nederland te kunnen uitzitten?
De Nederlandse ambassade in Tunis heeft het door betrokkene ingediende gratieverzoek mondeling en schriftelijk meermaals op humanitaire gronden bij de Tunesische autoriteiten ondersteund. Vanaf 2023 heeft Jurriën de helft van zijn gevangenisstraf uitgezeten. De kans van slagen van een gratieverzoek wordt daarmee groter, gezien de Tunesische regel dat gratieverzoeken pas nadat de helft van de straf is uitgezeten door de autoriteiten in overweging worden genomen.
Nederland en Tunesië hebben geen bilateraal verdrag voor strafoverdracht. Ook is Tunesië geen partij bij het multilaterale Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen (VOGP). Voor een strafoverdracht naar Nederland is dat wel vereist (artikel 2 Wots). Alle verzoeken in Tunesië richten zich derhalve op strafvermindering en/of vrijlating en niet op strafoverdracht.
Het rapport dat het ministerie van Buitenlandse Zaken zich schuldig maakt aan institutioneel racisme |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Zou u willen ingaan op de conclusie uit het rapport1, 2 dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich schuldig maakt aan institutioneel racisme op basis van maar liefst zes structurele processen? Zou u, gegeven dat in de managementreactie op het rapport dit niet één keer wordt genoemd, alsnog expliciet willen bevestigen en erkennen dat het ministerie zich schuldig maakt aan institutioneel racisme zoals weergegeven in het rapport?
Het onderzoeksbureau dat de verkenning naar racisme heeft uitgevoerd, concludeert dat verschillende processen en mechanismen op het ministerie ruimte bieden aan racisme, dan wel onvoldoende waarborg vormen om racisme te voorkomen. Het gaat hierbij om oneerlijke processen in de instroom en doorstroom van medewerkers, alsmede om oneerlijke processen die bijdragen aan uitstroom. Daarnaast ontbreken volgens de onderzoekers een sterke sociale norm van non-discriminatie, een goed functionerende klachtenprocedure en een inclusieve organisatiecultuur. Op basis hiervan trekken de onderzoekers de conclusie dat er sprake is van institutioneel racisme. Daarbij geven zij aan dat dit voornamelijk betrekking heeft op ongeschreven informele regels en de organisatiecultuur. De secretaris-generaal heeft, namens de bestuursraad, excuses aangeboden en spijt betuigd voor het feit dat het kennelijk niet is gelukt een werkomgeving te bieden waarin voor dit soort gebeurtenissen geen plaats is en erkend dat hier dus sprake van is. In gesprekken met medewerkers hebben wij dit ook herhaald.
Zou u willen reflecteren op het citaat van de managementreactie op het rapport waar staat dat de secretaris-generaal: «ervan overtuigd is dat nagenoeg al onze collega’s wereldwijd racisme veroordelen en dat zij zich met ons krachtig willen inzetten voor het voorkomen en bestrijden ervan», en toelichten op welke informatie deze uitspraak is gebaseerd? Bent u het eens met de stelling dat het tegenovergestelde te concluderen is met de uitkomst van het rapport, gezien het wijdverbreide en institutionele karakter van racisme binnen het ministerie – zowel in Den Haag als op de posten wereldwijd? Is het rapport niet juist aanleiding om onderzoek te doen naar het naleven en uitdragen van racistisch en extreemrechts gedachtegoed onder ambtenaren bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken?
De geciteerde zin uit de managementreactie is gebaseerd op gesprekken, eigen waarnemingen in de dagelijkse praktijk en heeft tevens een normstellend karakter. De bescherming en bevordering van mensenrechten, waaronder het non-discriminatiebeginsel, vormen een belangrijke pijler van het Nederlandse buitenlandbeleid en zijn daarmee deel van het dagelijkse werk van veel medewerkers van Buitenlandse Zaken, zowel in Den Haag als op de posten in het buitenland. De bevindingen van het rapport dat veel van de respondenten structureel racisme ervaren hebben zijn niet strijdig met onze stelling dat nagenoeg al onze collega’s wereldwijd racisme veroordelen. In de woorden van de onderzoekers: «Institutioneel racisme betekent ook niet per definitie dat er altijd sprake is van kwade bedoelingen. Sommige processen kunnen ook duiden op blinde vlekken en onder meer voortkomen uit handelingsverlegenheid en onbewuste vooroordelen.»
Wij zullen aan de hand van de aanbevelingen uit de verkenning onze processen en organisatiecultuur kritisch tegen het licht houden. Daaruit zal blijken welk vervolgonderzoek wenselijk is.
Hoe kijkt u naar de bevindingen uit het rapport die wijzen op alledaags racisme jegens medewerkers op het ministerie, en het feit dat dit tot op heden onopgemerkt is gebleven? Welke conclusies trekt u uit het feit dat dit zo lang onopgemerkt heeft kunnen plaatsvinden, zonder enig ingrijpen? Hoe reflecteert u op de getuigenis van de voormalig coördinator diversiteit en inclusie waaruit blijkt dat ze dagelijks met schrijnende verhalen werd geconfronteerd en al lange tijd de indruk had dat er een onverbeterbare angstcultuur heerst binnen het Ministerie van Buitenlandse zaken?3
Elke ervaring met racisme is er één te veel. De Bestuursraad heeft dan ook onmiddellijk na de presentatie van het rapport bij monde van de secretaris-generaal zijn excuses aangeboden en spijt betuigd voor het feit dat het kennelijk niet is gelukt een werkomgeving te bieden waarin voor dit soort gebeurtenissen geen plaats is. Zorgen over het vóórkomen van racisme binnen het ministerie ontstonden mede naar aanleiding van de Black Lives Matter beweging en zijn voor de Bestuursraad aanleiding geweest om de verkenning te laten uitvoeren. Nu moeten, naast verdiepende gesprekken om de resultaten te erkennen en naar medewerkers te luisteren om meer gedetailleerd inzicht te krijgen in de problematiek, stappen worden gezet om de conclusies en aanbevelingen om te zetten in actie en te bouwen aan een inclusieve organisatie waarin geen plaats is voor racisme. Een projectgroep op hoog-ambtelijk niveau zal het werk coördineren, voortbouwend op de stappen die in de afgelopen periode al zijn gezet.
Zou u willen reflecteren op het feit dat er tot op heden geen officiële klachten zijn ingediend, en wat dat zegt over de meldingsbereidheid en dus het veiligheidsgevoel van mensen binnen de organisatie? Gaat er onderzoek verricht worden naar eventuele strafbare feiten die door ambtenaren zijn gepleegd op een manier die de veiligheid en anonimiteit van slachtoffers garandeert?
De verkenning is bewust op basis van anonimiteit gedaan om het veiligheidsgevoel van geïnterviewde personen te garanderen. Er is tijdelijk een extra externe vertrouwenspersoon aangesteld waar medewerkers terecht kunnen voor een luisterend oor en desgewenst advies over vervolgstappen, zoals het doen van een melding. Dit als nazorg en om de drempel voor meldingen te verlagen.
Tegelijk met de verkenning naar het voorkomen van racisme is binnen het ministerie onderzoek verricht naar het veilig melden van integriteitsschendingen om te bezien of en, zo ja, waar de obstakels liggen om deze te melden. Deze interne evaluatie wordt in januari 2023 gepresenteerd en zal het startpunt vormen voor verdere maatregelen om de melddrempel voor integriteitsschendingen te verlagen.
Op het ministerie zal de norm van zero tolerance for inaction ook ten aanzien van racistische incidenten worden gehanteerd. Elk incident wordt op passende wijze opgevolgd. Wanneer melding van een integriteitsschending wordt gedaan, kunnen na onderzoek disciplinaire maatregelen volgen. Zulke onderzoeken worden uiteraard zeer zorgvuldig uitgevoerd. Het ministerie heeft professionele onderzoekers in dienst.
Bent u van plan de cultuur binnen de organisatie drastisch te evalueren, en bent u bereid om radicaal in te grijpen om het veiligheidsgevoel van werknemers te verbeteren? Zo ja, welke stappen kunnen we daartoe verwachten? Hoe oordeelt u over het feit dat in het onderzoek duidelijk wordt dat leidinggevenden racisme niet alleen tolereren, maar er zelf structureel schuldig aan zijn? Welke stappen worden ondernomen om hen ter verantwoording te roepen voor racistisch gedrag, en het falen van het garanderen van veiligheid op de werkvloer?
De verkenning is een belangrijke eerste stap in de evaluatie van de organisatiecultuur. Wij gaan naar aanleiding hiervan onze organisatie structureel versterken om racisme te voorkomen en te bestrijden door betere preventie, betere actie in het geval dat zich desondanks een incident voordoet, en institutionele veranderingen gericht op het aanpakken van uitsluitende processen. Dit onderzoek is de start van een proces, dat inzet zal vergen van alle medewerkers, de Bestuursraad voorop. Daarbij verwacht ik ook van alle leidinggevenden en medewerkers dat zij een actieve bijdrage leveren – dat is niet optioneel. Daarom zijn alle leidinggevenden direct na de presentatie van dit rapport geïnstrueerd hierover met al hun medewerkers het gesprek aan te gaan. Van elke leidinggevende wordt expliciet verwacht dat zij of hij actief werkt aan een veilige en inclusieve werkcultuur, waarin collega’s elkaar aanspreken en ondersteunen; dit zal worden geïncorporeerd in de personeels- (=beoordelings) cyclus.
Kunt u definitief uitspreken dat er voor mensen die zich op wat voor manier dan ook schuldig hebben gemaakt aan racistische en andere stigmatiserende uitspraken, opmerkingen en denkbeelden op geen enkele manier nog plaats mag zijn binnen de organisatie, en dat overtreders dus ook zullen worden ontslagen en vervolgd? Zo ja, hoe gaat u dit naleven?
De politieke leiding, Bestuursraad en het senior management zullen actief uitdragen dat voor racisme en andere vormen van uitsluiting en discriminatie bij Buitenlandse Zaken geen enkele plaats is en hebben daar sinds het verschijnen van het rapport op diverse plekken expliciet aandacht aan besteed. Daar waar deze norm overtreden wordt, volgt per geval een adequate reactie, zoals beschreven in het antwoord op vraag 4.
Aangezien in de managementreactie wordt uiteengezet welke acties het ministerie zal ondernemen om gevolg te geven aan de aanbevelingen van het rapport, zou u kunnen toelichten wanneer hiervoor een gedetailleerd en uitgewerkt plan komt dat integraal is en zichtbaar aansluit bij het Nationaal Programma Racisme en Discriminatie van de Nationaal Coördinator tegen Racisme en Discriminatie (NCRD)? Op welke wijze en wanneer wordt voortgang op deze acties gemonitord en wanneer kunnen we het eerste voortgangsrapport verwachten?
Hangende het onderzoek is hierover gesproken met de Nationaal Coördinator tegen Racisme en Discriminatie, die ook aanwezig was bij de presentatie van het rapport binnen Buitenlandse Zaken op 12 december 2022. Met de NCRD is afgesproken om met elkaar te blijven samenwerken op dit dossier, met name voor de opvolging binnen het ministerie zelf. Voor de uitvoering van de onderzoeksaanbevelingen is een projectgroep op hoog-ambtelijk niveau ingesteld.
Waarom wordt er geen melding gemaakt in de managementreactie van de suggesties voor vervolgonderzoek die vermeld staan in de aanbevelingen van het rapport? Op welke wijze worden deze onderzoeksaanbevelingen alsnog ingebed? Kunnen deze met een tijdspad worden toegelicht?
De focus ligt nu in eerste instantie op het erkennen van de resultaten, het leren van de fouten en het luisteren naar, en adresseren van, de grieven en wensen van de medewerkers die het betreft. Vervolgens zullen we bekijken welk vervolgonderzoek nodig is dat hierbij kan helpen.
Zou u willen reflecteren op de berichten dat leidinggevenden specifieke culturen uitmaakte voor «luilakken» en «criminelen», dat Afrikaanse landen door ambtenaren uitgemaakt zijn voor «apenlanden», en dat deze racistische uitingen ook gehoord zijn op afdelingen die zich richten op ontwikkelingssamenwerking met Afrikaanse landen? Gaat er onderzoek verricht worden hoe racisme en discriminatie effect heeft gehad op formeel beleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, aangezien een momenteel onbekend deel van dit beleid is aangestuurd door mensen die zich structureel schuldig maken van racistische overtuigingen? Gaat er onderzoek verricht worden hoe racisme en discriminatie effect hebben gehad op contacten met burgers en lokale bevolkingen? Zo nee, waarom?
De schokkende citaten waar u naar verwijst zijn onacceptabel. De vraag in hoeverre dit invloed heeft gehad op het beleid was geen onderdeel van de scope van het nu voorliggende rapport. Binnen het ministerie is momenteel een reflectie gaande over de manier waarop ons buitenlandbeleid beïnvloed wordt door historische verhoudingen.
Bent u van mening dat op basis van de zeer zorgelijke bevindingen die uit dit onderzoek zijn gekomen, en de enorme impact die dit heeft op onder andere het veiligheidsgevoel van mensen op de werkvloer, evenals uitvoerend beleid en de geloofwaardigheid van ministeries, een dergelijk onderzoek uitgevoerd zou moeten worden bij alle ministeries? Zo ja, bent u bereid dit binnen het kabinet integraal te bespreken en hier een plan voor op te stellen, en in de uitvoering hiervan de samenwerking aan te gaan met de Nationaal Coördinator tegen Racisme en Discriminatie?
De NCDR heeft tijdens de presentatie van het onderzoek op het ministerie aangegeven dat het goed zou zijn als de rijksoverheid dit soort onderzoek breder zou laten uitvoeren. Ik heb mijn collega-ministers geïnformeerd over de verkenning en de reacties daarop.
De inzet van explosieve wapens in Jemen |
|
Jasper van Dijk , Don Ceder (CU) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het rapport «Not a single body in one piece; How civilian harm from explosive weapons in Yemen calls for immediate action» van Mwatana en PAX, dat gaat over de inzet van explosieve wapens in bevolkte gebieden in Jemen en het burgerleed als gevolg daarvan?1
Ja.
Hoe oordeelt u over de tien specifieke incidenten die in het rapport worden behandeld waarin door de verschillende partijen in het conflict, te weten de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten enerzijds en de Houthi-rebellen anderzijds, mogelijk oorlogsmisdaden zijn begaan, steeds weer groot burgerleed is aangericht en naast de directe doden en gewonden ook op langere termijn veel (psychologische) schade is aangericht?
Het conflict in Jemen duurt inmiddels ruim acht jaar, tijdens het conflict zijn vele burgerslachtoffers gevallen en volgens het onderzoek van de Group of Eminent Experts hebben vele mensenrechtenschendingen plaatsgevonden. Rapporten als «Not a single body in one piece; How civilian harm from explosive weapons in Yemen calls for immediate action»dragen in belangrijke mate bij aan de informatievoorziening over de situatie in Jemen en aan het vastleggen van de gevolgen van het gewapend conflict in Jemen. De tien gevallen die beschreven zijn in het rapport zijn hier schrijnende voorbeelden van. Psychologische problemen als gevolg van het conflict in Jemen komen veel voor en dit blijft een groot maatschappelijk probleem. Daarom zet Nederland zich in voor mentale zorg in Jemen o.a. door in verschillende fora aandacht te vragen voor dit onderwerp. Daarnaast heeft Nederland de afgelopen jaren in Jemen trainingen over psychosociale zorg aan zorgmedewerkers en oorlogsslachtoffers aangeboden.
Deelt u de conclusie van het rapport dat de strijdende partijen het oorlogsrecht beter dienen na te leven, mensenrechten beter te beschermen en te stoppen met de inzet van explosieve wapens in bevolkte gebieden? Veroordeelt u de grootschalige inzet van explosieve wapens in bevolkte gebieden in Jemen?
Ten aanzien van het beschermen van mensenrechten deel ik die conclusie. Nederland pleit internationaal voor betere implementatie van het humanitair oorlogsrecht en om de bescherming van burgers bij de inzet van explosieve wapens te verbeteren. In dat kader heeft Nederland in november 2022 ook een internationale politieke verklaring ondertekend over gebruik van explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden. Nederland zet in Jemen breed in op de verbetering van de mensenrechtensituatie en benadrukt hierbij de noodzaak om het gebruik van explosieve wapens in dichtbevolkte gebieden burgerslachtoffers te voorkomen.
Ziet u in dit rapport aanleiding om Jemen, Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten aan te moedigen de recent door Nederland ondertekende internationale politieke verklaring over de inzet van explosieve wapens in bevolkte gebieden te ondertekenen?2 Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft in verschillende internationale fora opgeroepen tot het ondertekenen van deze verklaring, daar waren Jemen, Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten ook bij aanwezig. Nederland zal die boodschap blijven uitdragen.
Herinnert u zich de breed aangenomen motie die u vraagt zich in te spannen voor hervatting van Verenigde Naties (VN)-onderzoek naar oorlogsmisdaden in Jemen?3 Ziet u in het rapport aanleiding om een nieuwe poging te ondernemen om tot hervatting van VN-onderzoek te komen, zodat ook deze tien incidenten nader onderzocht kunnen worden? Zo nee, ziet u dan andere mogelijkheden die eraan bijdragen dat meer onderzoek wordt gedaan naar potentiële oorlogsmisdaden in Jemen?
Ja, die motie herinner ik mij. Nederland heeft een voortrekkersrol vervuld bij de oprichting van de Group of Eminent Experts (2017) die onderzoek deed naar mensenrechtenschendingen in Jemen. Het mandaat is eind 2021 beëindigd en er is internationaal op dit moment onvoldoende steun voor hervatting van VN-geleid onderzoek naar mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden in Jemen. Helaas brengt dit rapport daar niet direct verandering in.
De bevordering van mensenrechten en het tegengaan van straffeloosheid (accountability) blijft een kernelement van het Nederlands buitenlandbeleid in Jemen en voor een rechtvaardige vrede zijn transitional justice en accountability een randvoorwaarde. Daarom heeft Nederland extra middelen uit het Mensenrechtenfonds beschikbaar gesteld voor lokale initiatieven om documentatie van mensenrechtenschendingen te bevorderen. Nederland heeft accountability in Jemen verder ondersteund via het kantoor van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten. Bij het verkennen van opties om accountability in Jemen te verbeteren onderhoudt Nederland nauw contact met gelijkgezinde landen. Ook zal Nederland het belang van het tegengaan van straffeloosheid in internationale fora en in bilaterale gesprekken blijven benadrukken.
Bent u bereid om landen die nog altijd wapens leveren aan strijdende partijen in Jemen, waaronder enkele bondgenoten, hierop aan te spreken en erop aan te dringen dat deze wapenleveranties worden gestaakt, in lijn met vereisten onder bijvoorbeeld het Wapenhandelsverdrag en conform eerdere aanbevelingen die de UN Group of Eminent Experts on Yemen deed?
Nederland heeft statenpartijen van het Wapenhandelverdrag, waaronder bondgenoten, in lijn met de vereisten van het verdrag, gewezen op rapporten van de UN Group of Eminent Experts on Yemen waarin schendingen van fundamentele mensenrechten in Jemen werden geconstateerd. Daarnaast heeft Nederland kritiek geplaatst bij wapenoverdrachten die ingezet kunnen worden in Jemen. Ook wordt er in het kader van de EU raadswerkgroep export conventionele wapens (COARM) gesproken over het beleid van lidstaten ten aanzien van gevoelige bestemmingen, waaronder de landen die volgens rapportages van de Group of Eminent Experts on Yemen betrokken zijn bij het conflict in Jemen.
Het actieplan Nederland-Marokko |
|
Kati Piri (PvdA), Tom van der Lee (GL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Welk land heeft het initiatief genomen om tot het actieplan Nederland-Marokko te komen?
Vanuit beide landen was er een wens om de gezamenlijke ambities voor het versterken van de samenwerking vorm te geven middels een actieplan; het eerste voorstel om tot een actieplan te komen kwam van Nederland. Vervolgens hebben Marokko en Nederland gezamenlijk besloten over de inhoud van het actieplan. Het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft hierin het initiatief genomen en heeft ook de onderhandelingen gecoördineerd waarbij verschillende ministeries op hun deelterreinen nauw betrokken waren.
Wat was de directe aanleiding voor dit actieplan?
Marokko en Nederland zijn nauw met elkaar verbonden. De relatie tussen beide landen is veelzijdig maar op onderdelen ook complex. Het actieplan is een middel om die relatie te verstevigen en biedt een kader voor brede politieke samenwerking en verdieping van de bilaterale relatie. Vanuit die wederzijdse behoefte is het actieplan opgezet.
Heeft Nederland alle kansen benut om in aanloop naar de veroordeling van journalist Omar Radi op maandag 19 juli 2021, elf dagen na ondertekening van het actieplan, de aantijging te ontkrachten dat Radi een spion van Nederland zou zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nederland heeft de ontwikkelingen in het proces van Omar Radi nauwgezet gevolgd. Voorafgaand aan de veroordeling is meermaals navraag gedaan naar de aanklacht en, na de veroordeling, ook naar het vonnis. Nederland kreeg begin oktober 2021 inzage in een werkvertaling van het vonnis. Zoals reeds aan uw Kamer gemeld (BZDOC-750040436–30), heeft Nederland de Marokkaanse autoriteiten meermaals te kennen gegeven dat Nederland zich niet herkent in de spionage aanklacht. Ik heb daarbij ook aangegeven dat het kabinet de veroordeling, daar waar het de aanklacht voor spionage voor Nederland betreft, teleurstellend vindt. Het kabinet ziet geen verband tussen de datum van de veroordeling van dhr. Radi en de datum van ondertekening van het actieplan, aangezien de datum van ondertekening is vastgesteld op basis van beschikbaarheid van betrokkenen.
Zijn er vergelijkbare deals gesloten met andere landen, of zijn die op het moment in de maak? Zo ja, met welke landen en bent u bereid deze plannen met de Kamer te delen?
Het actieplan is geen deal maar een bilateraal samenwerkingsdocument waarin kaders en afspraken staan voor onderwerpen van gemeenschappelijk belang. Een document zoals het actieplan met Marokko is verre van uniek. Het komt diplomatiek veelvuldig voor dat landen, waaronder Nederland, overkoepelende of thematische MoU’s, letters of intent of andersoortige niet juridisch bindende documenten ten behoeve van de goede samenwerking opstellen.
Betekent de wederzijdse afspraak om niet langer «te mengen in [elkaars] binnenlandse aangelegenheden» dat Nederland zich niet langer uitspreekt over gebeurtenissen in Marokko, waaronder op het gebied van mensenrechten of journalistieke vrijheden?
De in vraag 5 genoemde passage uit het actieplan is geen nieuwe afspraak. Het is een bevestiging van een bestaande internationaalrechtelijke regel om het non-interventie beginsel te respecteren, dat onder andere terug te vinden is in het VN-handvest. Nederland verwacht ook dat andere landen zich hieraan houden.
De passage in het actieplan heeft geen effect op de Nederlandse inzet voor de bevordering van de ontwikkeling van de internationale rechtsorde. Het non-interventie beginsel is niet absoluut. De bescherming van universele mensenrechten is van vitaal belang voor iedereen op deze wereld. Deze passage in het actieplan betekent dan ook niet dat er geen dialoog of gesprek kan plaatsvinden over mensenrechten. In het actieplan is expliciet afgesproken dat alle terreinen en onderwerpen die de betrekkingen tussen beide landen raken, besproken kunnen worden.
Mensenrechten is onderdeel van onze reguliere dialoog met Marokko. Er wordt op verschillende niveaus over gesproken, meest recent tijdens de politieke consultaties tussen beide landen in december jl. Er wordt naast de bilaterale gesprekken ook ingezet op dialoog en samenwerking binnen multilaterale kanalen. Een goed voorbeeld is de laatste Universal Periodic Review (UPR) van november jl. waar wederzijds aanbevelingen zijn gegeven op het gebied van mensenrechten in beide landen. Nederland heeft Marokko aanbevelingen gedaan op het gebied van de rechten van LGHBTI+ en de vrijheid van meningsuiting. Daarnaast hoopt Nederland in 2024 samen met Marokko lid te zijn van de Mensenrechtenraad en dit biedt ook mogelijkheden tot samenwerking.
Hoe rijmt u deze afspraak met artikel 90 van de Grondwet, waarin staat dat de regering zich actief inzet voor de bevordering van de internationale rechtsorde?
Zie antwoord vraag 5.
Wanneer is de laatste keer dat u zich in het openbaar kritisch heeft geuit over de mensenrechtensituatie in Marokko?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft u het lot van politieke gevangenen van de Hirak-beweging en de vrijheid van media aangekaart tijdens uw laatste gesprek met uw Marokkaanse ambtsgenoot? Zo nee, bent u van plan dit tijdens uw eerstvolgende gesprek te doen?
Zoals ook aangeven in antwoord op vraag 5,6, en 7 zijn mensenrechten onderdeel van de brede dialoog tussen Nederland en Marokko. In december jl. is tijdens politieke consultaties op hoogambtelijk niveau aandacht gevraagd voor een aantal mensenrechtenthema’s en onderwerpen, inclusief persvrijheid en de gedetineerden van de Hirak beweging.
Met welke andere landen heeft Nederland afspraken gemaakt om voorafgaand inzage te geven over financiering van niet-gouvernementele organisaties (ngo's)?
In veel landen waar NL actief is, is sprake van wet- en regelgeving gericht op transparantie omtrent buitenlandse financiering aan ngo’s waar zowel de maatschappelijke organisaties als Nederland zich aan dienen te houden. De bilaterale afspraak tussen Nederland en Marokko om elkaar vooraf te informeren over projectfinanciering staat op zichzelf, en komt voort uit een verzoek dat Marokko ook aan andere landen doet. Hierbij is tussen Nederland en Marokko geen inzage of goedkeuring afgesproken maar het informeren voorafgaand aan financiering.
De sterk toegenomen militaire uitgaven in de Europese Unie sinds de oorlog in Oekraïne en de hoge winsten voor de wapenindustrie |
|
Jasper van Dijk |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Wat is uw oordeel over het rapport van Stop Wapenhandel «Smoke Screen» waarin staat dat de oorlog in Oekraïne als argument wordt gebruikt om een wapenwedloop te beginnen?1
De Russische invasie van Oekraïne veroorzaakt onnoemelijk leed in Oekraïne en schendt de Oekraïense soevereiniteit en onafhankelijkheid. Daarnaast is met deze invasie een grootschalige oorlog terug op het Europese continent. Dit heeft een grote impact op de Nederlandse en Europese veiligheid alsook op de internationale rechtsorde. Het kabinet blijft Oekraïne daarom onverminderd steunen in het verdedigen van zijn grondgebied voor zolang dat nodig is – voor Oekraïne en voor onze eigen vrijheid, veiligheid en welvaart.
In bredere zin heeft de Russische inval het belang van meer zelfredzaamheid op het gebied van defensie onderstreept. Tegelijkertijd speelt de verslechtering van de mondiale veiligheidssituatie al langer. Verschuivende machtsverhoudingen in de wereld, hybride dreigingen en cyber, de impact van klimaatverandering, de toenemende instabiliteit aan de randen van Europa, maar ook directe dreigingen tegen vitale infrastructuur vormen een steeds grotere bedreiging voor onze (veiligheids)belangen. In de huidige verslechterde geopolitieke verhoudingen is daarom een sterk en modern defensieapparaat noodzakelijk voor geloofwaardige afschrikking en verdediging. Dit besef heeft in tal van landen al tot substantiële (extra) verhogingen van defensiebudgetten geleid en zorgt binnen de EU en NAVO voor momentum om de bestaande tekortkomingen (meer) gezamenlijk aan te pakken.
Klopt het dat sinds het begin van de oorlog in Oekraïne de uitgaven van de EU-lidstaten aan Defensie met maar liefst 200 miljard euro zijn gestegen, meer dan de totale uitgaven van alle landen bij elkaar in 2020?
In de gezamenlijke mededeling van de Commissie en Hoge Vertegenwoordiger over de lacunes op defensie-investeringen van 18 mei jl.2 wordt de inschatting gemaakt dat de door de lidstaten aangekondigde intensiveringen van de nationale defensiebudgetten in de komende jaren optellen tot 200 miljard euro. Volgens dezelfde analyse gaven de EU-lidstaten in 2020 gezamenlijk 200 miljard euro uit.
Deelt u de mening dat de gezamenlijke defensie-uitgaven van EU-lidstaten voorafgaand aan deze intensivering al 17 keer hoger waren dan de uitgaven van Rusland, en dit verschil dus alleen maar groter zal worden?
In het rapport van Stop Wapenhandel «Smoke Screen»3 wordt gebruik gemaakt van de data van SIPRI. De hoogte van de investeringen van NAVO-bondgenoten wordt bevestigd in de publicatie van de NAVO over defensie-investeringen.4
Uit deze data kan worden opgemaakt dat de NAVO-bondgenoten – niet de EU-lidstaten – voorafgaand aan de intensivering gezamenlijk 17 keer meer besteedden aan defensie dan Rusland. Dat is dus inclusief de relatief hoge defensie-uitgaven van de VS en het VK. Of het verschil in defensiebudgetten van de NAVO-bondgenoten en Rusland door de recente stijging groter wordt is afhankelijk van de verdere stijging van het defensiebudget van Rusland. De huidige instabiele wereldorde vraagt ook in algemene zin om een defensieapparaat dat klaar is voor de uitdagingen van deze tijd.
Bent u het eens met de onderzoekers dat het vooral de wapenindustrie is die profiteert van deze enorme toename aan militaire uitgaven? Zo nee, waarom niet?
Nee. Investeringen in defensie zijn noodzakelijk om onze vrijheid, veiligheid en welvaart nu en in de toekomst te kunnen beschermen. Dat is dus primair een nationaal belang en een Europees en trans-Atlantisch belang. Met de stijgende defensiebudgetten blijft het mogelijk steun te leveren aan Oekraïne, onze voorraden aan te vullen en toe te werken naar een toekomstbestendige krijgsmacht. Zoals uiteen gezet in de Kamerbrief «Defensie Industrie Strategie in een nieuwe geopolitieke context» van 2 november jl. (Kamerstuk 31 125, nr. 123) heeft de oorlog in Oekraïne de Europese tekortkomingen ten aanzien van het militair-industrieel voortzettingsvermogen blootgelegd. Er is een toegenomen mondiale vraag naar militair materieel bij een beperkt groeiende productiecapaciteit en schaarste aan grondstoffen. Het is daarom cruciaal dat door middel van groeiende investeringen de Europese defensie-industrie wordt versterkt, inclusief de toeleveringsketen, en de productiecapaciteit wordt opgeschaald.
Wat is wat u betreft de toegevoegde waarde van publieke uitgaven aan Research en Development in defensie, terwijl de wapenindustrie dit ook zelf kan financieren?
Veiligheid is een publiek goed waar een overheid in dient te voorzien. Defensie is een noodzakelijk instrument voor veiligheid. Om de uitdagingen van vandaag en morgen het hoofd te bieden is een sterk en modern defensieapparaat van vitaal belang. Om dat te realiseren is een robuuste, hoogtechnologische en innovatieve defensie-industrie nodig met goede toegang tot financiële middelen, privaat én publiek. De defensiemarkt is een atypische markt met nationale overheden die optreden als de enige kopers. De aanbieders van defensieproducten en -diensten zijn volledig afhankelijk van investeringsbeslissingen van nationale overheden. Omdat de uiteindelijke vraag naar een eindproduct aan het begin van de ontwikkelfase zeer onzeker is, is het voor de industrie risicovol om zelf grootschalige onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten te financieren. Publieke investeringen worden daarbij in Nederland vooral ingezet voor de lange termijn ontwikkeling van systemen en technologieën die voorzien in kernbehoeften van Defensie in o.a. het maritieme domein, en op het vlak van radartechnologie, cyber en autonome systemen.
Deelt u de zorg van de onderzoekers dat het Europese en nationale wapenexportbeleid versoepeld gaat worden? Kunt u bevestigen dat dit niet het geval is?
Voor (wapen) leveranties aan Oekraïne geldt dat deze zorgvuldig aan de Europese criteria voor wapenexportcontrole worden getoetst. Het kabinet acht de leveranties van militaire goederen aan Oekraïne volledig conform het Europees Gemeenschappelijk standpunt inzake Wapenexport. Dit standpunt laat nadrukkelijk ruimte voor het bijdragen aan de capaciteit tot zelfverdediging van andere staten.
De oorlog in Oekraïne heeft de noodzaak tot meer gezamenlijke capaciteitsontwikkeling in Europees verband nogmaals duidelijk gemaakt. Dat vraagt echter om een gelijk speelveld en verdere samenwerking op exportcontrole is hierin een belangrijk element. Het kabinet onderzoekt mogelijkheden om op dit punt tot betere samenwerking te komen en om aan te sluiten bij de groeiende consensus over wederzijdse erkenning van vergunningen.
Is het juist dat de wapenindustrie op de lijst wil komen van sociaal verantwoorde actoren op de Europese taxonomie lijst, terwijl dit zeer ongepast zou zijn?
De Europese sociale taxonomielijst waarnaar de vraag verwijst is nog in ontwikkeling. Momenteel ligt er een adviesrapport van het Sustainable Finance Platform, met denkrichtingen voor het invullen van een sociale taxonomie. Of en wanneer een Commissievoorstel voor een sociale taxonomie gepubliceerd zal worden is op dit moment nog niet duidelijk.
Zoals hierboven uiteengezet is zeker in de huidige verslechterde geopolitieke context een sterk en modern defensieapparaat essentieel. Investeringen in Defensie en de defensie-industrie zijn van cruciaal belang voor vrede en veiligheid, welke randvoorwaardelijk zijn voor de bescherming van onze democratische en sociale waarden en normen. Toegang tot publieke en private financiering voor de defensie-industrie is daarom noodzakelijk, ook voor bedrijven die betrokken zijn bij de ontwikkeling, productie of onderhoud van nucleaire wapens. Het kabinet acht het van belang dat de defensie-industrie niet bij voorbaat wordt uitgesloten van een eventuele te ontwikkelen EU taxonomie lijst.
Investeringsbeslissingen zijn aan bedrijven en vermogensbeheerders zelf. Wel verwacht het kabinet van individuele bedrijven, waaronder de defensie-industrie en banken, en pensioenfondsen en andere vermogensbeheerders, dat zij handelen in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Dit houdt in dat bedrijven de risico’s voor mens en milieu in hun waardeketen in kaart moeten brengen en deze risico’s moeten aanpakken en voorkomen.
Deelt u de zorg van de onderzoekers dat het uiterst ongewenst zou zijn dat banken, pensioenfondsen en andere vermogensbeheerders meer in kernwapenbedrijven gaan investeren? Gaat u dergelijke investeringen actief tegenhouden?
Zie antwoord vraag 7.
Het voornemen van Vanuatu om het Internationaal Gerechtshof te vragen om een Advisory Opinion over de verantwoordelijkheden van staten op het gebied van klimaatverandering |
|
Jan de Graaf (CDA), Don Ceder (CU) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de op 29 november j.l. door Vanuatu gedeelde conceptresolutie die het Internationaal Gerechtshof vraagt om een Advisory Opinion over de verantwoordelijkheden van staten op het gebied van klimaatverandering?1
Gelet op het ambitieuze nationale en internationale klimaatbeleid van Nederland is het kabinet voornemens om, net als het VK, Japan, en vrijwel alle EU landen, de resolutie te steunen als deze in stemming wordt gebracht in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Nederland heeft tevens, net als 104 andere landen, de resolutie geco-sponsord.
Hoe beoordeelt u het gegeven dat de landen die het meest getroffen zijn door klimaatverandering aandacht vragen voor hun vaak kwetsbare positie op het internationale toneel en deze door middel van internationaal recht proberen te verstevigen?
Het kabinet neemt met belangstelling kennis van de gebruikmaking van het internationaal recht middels een adviesaanvraag bij het Internationaal Gerechtshof door landen die bijzonder kwetsbaar zijn voor klimaatverandering.
Bent u bereid om, nu de conceptresolutie bekend is, steun uit te spreken voor dit initiatief? Zo ja, hoe bent u van plan invulling te geven aan deze steun? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw inschatting van het huidige krachtenveld binnen de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties als het gaat om het Vanuatuaanse initiatief?
De resolutie is door Vanuatu ingediend en wordt op dit moment gesteund door meer dan 100 landen, waaronder Nederland. Een meerderheid van de lidstaten heeft in de Algemene Vergadering aangegeven voor de resolutie te stemmen, mocht er een stemming plaatsvinden. Er bestaat echter een mogelijkheid dat de resolutie met consensus wordt aangenomen.
Bent u bereid om de Nederlandse diplomatieke capaciteit, inclusief uw eigen bilaterale contacten, actief in te zetten om steun te vergaren voor de conceptresolutie?
De resolutie wordt door een brede groep landen gepresenteerd en een meerderheid van de lidstaten in de Algemene Vergadering heeft aangegeven de resolutie te kunnen steunen. Er is dus brede steun en nu geen noodzaak om additionele capaciteit voor de Nederlandse klimaatdiplomatie actief in te zetten op dit onderwerp.
Gezien het feit dat Duitsland deel uitmaakt van de kerngroep die de conceptresolutie heeft opgesteld, staat u in contact met uw Duitse collega’s over de conceptresolutie en eventuele mogelijkheden voor Nederland om een bijdrage te leveren aan het vergaren van steun? Zo nee, bent u bereid dit te doen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk en in ieder geval voor het in stemming brengen van de resolutie beantwoorden?
Ja, met dien verstande dat het op dit moment nog onduidelijk is of er een stemming zal plaatsvinden. Er bestaat een mogelijkheid dat de resolutie met consensus wordt aangenomen.
Investeringen in illegale nederzettingen |
|
Jasper van Dijk |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het onlangs gepubliceerde onderzoeksrapport «Exposing the financial flows into illegal Israeli settlements» van de Don’t Buy Into Occupation coalitie?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat negen Nederlandse banken, pensioenfondsen, verzekeraars en vermogensbeheerders van 2019 tot augustus 2022 maar liefst 12,5 miljard euro investeerden in bedrijven die betrokken zijn bij de illegale bezetting van Palestijnse gebieden?
Ik heb kennisgenomen van het rapport «Exposing the financial flows into illegal Israeli settlements», waarin deze cijfers genoemd zijn. Het kabinet houdt dergelijke specifieke investeringen zelf niet bij en laat deze cijfers voor rekening van de opstellers van het rapport.
Erkent u dat zij daarmee een hoog risico lopen om bij te dragen aan systematische mensenrechtenschendingen?
Op grond van het internationaal recht erkennen Nederland en de EU de Israëlische soevereiniteit over de sinds juni 1967 door Israël bezette gebieden niet, en beschouwen zij deze gebieden niet als een onderdeel van het Israëlische grondgebied. Nederland en de EU beschouwen Israëlische nederzettingen in bezet gebied als strijdig met internationaal recht en een obstakel voor het bereiken van een twee-statenoplossing. Economische activiteiten die hieraan bijdragen beschouwt het kabinet als onwenselijk.
Herinnert u zich mijn motie, waarin de regering wordt verzocht in gesprek te gaan met Nederlandse pensioenfondsen die beleggen in bedrijven die actief zijn in illegale nederzettingen, om erop aan te dringen deze investeringen terug te trekken?2
Ja.
Welke afspraken heeft u naar aanleiding van de motie met de pensioenfondsen gemaakt?
In september 2021 heeft er als opvolging van uw motie een ambtelijk gesprek plaatsgevonden met een vertegenwoordiging van de Nederlandse pensioensector. Over de uitkomsten van dit gesprek bent u in oktober 2021 geïnformeerd per Kamerbrief (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2379). In het gesprek is een toelichting gegeven op het ontmoedigingsbeleid dat het kabinet al jaren toepast, waarbij het als onwenselijk wordt beschouwd dat activiteiten van Nederlandse bedrijven direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van nederzettingen of dat die de aanleg of instandhouding ervan direct faciliteren. Daarnaast is in het gesprek onderstreept dat het kabinet in het kader van IMVO verwacht dat pensioenfondsen gepaste zorgvuldigheid toepassen bij hun investeringen. Hierbij moeten risico’s op mensenrechtenschendingen in de beleggingsportefeuille in kaart gebracht worden en wordt verwacht dat fondsen hun invloed aanwenden om deze risico’s bij bedrijven aan te pakken of te voorkomen. De pensioenfondsen die deelnamen aan het gesprek hebben toegelicht hoe zij hier invulling aan geven middels screening op (en uitsluiting van) hoog risico bedrijven en de dialoog die gezocht wordt met andere bedrijven in hun beleggingsportefeuille. Daarbij is nogmaals het belang onderstreept dat het kabinet hecht aan zo transparant mogelijk rapporteren over deze stappen van gepaste zorgvuldigheid door de pensioensector.
Deelt u de mening dat nog weinig resultaat is geboekt, aangezien uit het recente onderzoeksrapport blijkt dat zowel het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) als het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) nog steeds in bedrijven investeren die actief zijn in illegale nederzettingen (en er dus in de afgelopen drie jaar nog niets veranderd is)?
Zoals reeds aan uw Kamer gemeld middels Kamerbrief (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2379) is uitgedragen dat de Nederlandse overheid economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen in bezet gebied als onwenselijk beschouwt. Het kabinet verwacht daarnaast van alle Nederlandse bedrijven dat zij internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen door invulling te geven aan internationale normen zoals die zijn neergelegd in de OESO-Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen), waar de UN Guiding Principles on Business and Human Rights onderdeel van uitmaken. Het is vervolgens aan Nederlandse bedrijven zelf om te bepalen welke activiteiten zij ontplooien en met welke partners zij samenwerken.
Hoe rijmt u het feit dat de twee grootste Nederlandse pensioenfondsen, waaronder het pensioenfonds voor de overheid, al sinds minstens 2018 investeren in bedrijven die actief bijdragen aan illegale nederzettingen in bezet Palestijns gebied, met uw eigen ontmoedigingsbeleid?3
Zie antwoord op vraag 3 en 6.
Bent u bereid te realiseren dat deze twee pensioenfondsen met de bedrijven in gesprek gaan over de conclusies uit het rapport? Mocht dat geen effect hebben, wilt u hen dan op korte termijn verzoeken hun beleggingen in de nederzettingen terug te trekken?
Wij zijn reeds het gesprek aangegaan met de pensioenfondsen waarbij het Nederlandse ontmoedigingsbeleid helder uiteen is gezet. Het is aan de pensioenfondsen zelf om te bepalen welke activiteiten zij ontplooien en daar verantwoording over af te leggen.
Nederlanders in het buitenland die mogen stemmen op het Kiescollege niet-ingezetenen. |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Hind Dekker-Abdulaziz (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u het ermee eens dat het belangrijk is dat zo veel mogelijk Nederlanders gebruik maken van hun recht om te stemmen?
Ja, ik vind het van belang dat alle Nederlanders in staat zijn om hun stem uit te brengen. Dat geldt zowel voor Nederlanders die in Nederland wonen, als de Nederlanders die in het buitenland wonen. Het kabinet zet daarom op allerlei manieren in op het informeren van alle Nederlanders over hun stemrecht en over de manier waarop zij hun stem kunnen uitbrengen. Voor Nederlanders in het buitenland geldt daarbij dat er wel een actueel adres van hen bekend moet zijn om de briefstembescheiden naartoe te sturen. Nederlanders die in het buitenland wonen dienen zich daarom eerst eenmalig en laagdrempelig te registreren in de permanente registratie om te kunnen deelnemen aan een verkiezing. Vervolgens ontvangen ook zij voor alle verkiezingen waarvoor ze geregistreerd staan telkens hun stembescheiden zonder dat ze daarvoor zelf handelingen hoeven te verrichten.
Kunt u aangegeven hoeveel Nederlanders zich tot dusver hebben geregistreerd om te mogen stemmen voor het Kiescollege niet-ingezetenen?
Op 22 december jl. stonden 23.427 Nederlanders geregistreerd om te mogen stemmen voor de verkiezing van de leden van het kiescollege op 15 maart 2023. Registratie voor de aankomende kiescollegeverkiezing is nog mogelijk tot 1 februari 2023.
Kunt u aangeven hoeveel Nederlanders vanuit het buitenland hebben gestemd voor de Europese verkiezingen in 2019 en voor de Tweede Kamerverkiezingen in 2021?
Bij de verkiezing van de Nederlandse leden van het Europees Parlement in 2019 hebben 35.657 kiezers buiten Nederland een briefstem uitgebracht. Daarnaast zijn er nog 729 kiezerspassen en 508 volmachten aangevraagd door kiezers buiten Nederland. Daarmee kon een stem worden uitgebracht bij alle stembureaus in Nederland. In de stembureaus worden deze kiezerspassen en volmachten op dezelfde wijze behandeld als die van Nederlanders die in Nederland wonen. Het is daarom niet te achterhalen of deze kiezers daadwerkelijk hun stem hebben uitgebracht.1
Bij de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer is door 63.549 kiezers in het buitenland een briefstem uitgebracht. Deze kiezers hebben dus in ieder geval een stem uitgebracht bij deze verkiezing. Daarnaast zijn er door kiezers buiten Nederland nog 1.123 kiezerspassen en 2.582 volmachten aangevraagd. Hiermee kon worden gestemd in elk stemlokaal in Nederland. Het is dus niet precies bekend hoeveel van deze kiezers daadwerkelijk hun stem hebben uitgebracht.2
Kloppen de signalen dat het aantal registraties voor de aankomende verkiezingen achter loopt bij voorgaande verkiezingen? Zo ja, hoe verklaart u dit?
Op dit moment staan er voor de verkiezing van de leden van het kiescollege minder kiezers geregistreerd dan voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer en de verkiezing van de leden van het Europees parlement. Het is voor kiezers nog mogelijk om zich tot 1 februari 2023 te registreren.
Er is geen onderzoek gedaan naar beweegredenen van kiezers om zich (nog) niet te registreren voor de kiescollegeverkiezing. In het kader van de evaluatie van de kiescollegeverkiezing zal dit wel worden gedaan onder kiezers in de permante registratie die zich niet voor de kiescollegeverkiezing hebben geregistreerd. Dan zal moeten blijken of en zo ja welke redenen kiesgerechtigden hebben om zich wel voor de Tweede Kamer- en/of Europees Parlementsverkiezingen te registreren maar niet voor de kiescollegeverkiezing. De ervaring na de invoering van de permanente registratie in 2017 is dat registraties (ook voor Tweede Kamer en Europees Parlementsverkiezingen) geleidelijk toenemen. Op basis daarvan is het aannemelijk dat er ook tijd nodig is om het aantal registraties voor de kiescollegeverkiezing te vermeerderen. Dat neemt niet weg dat Nederlanders in het buitenland goed worden geïnformeerd over deze nieuwe verkiezing en de mogelijkheden om zich daarvoor als kiezer te registreren en dat mijn inzet en die van de gemeente Den Haag en het Ministerie van Buitenlandse Zaken daar ook op is gericht.
Is het kabinet bereid om extra stappen te nemen, zoals een publiekscampagne, om mensen die in aanmerking komen om te stemmen voor het Kiescollege vanuit het buitenland tijdig op de registratiedeadline en hun stemrecht te wijzen? Zo nee, waarom niet?
De communicatiecampagne om Nederlanders buiten Nederland te informeren over de kiescollegeverkiezing en hen te wijzen op de registratie is momenteel in volle gang. De gemeente Den Haag, die verantwoordelijk is voor de organisatie van de kiescollegeverkiezing, voert deze uit in nauwe afstemming met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarbij wordt ook gekeken welke kanalen vanuit de rijksoverheid kunnen worden ingezet om Nederlanders buiten Nederland zo goed mogelijk te informeren.
Kunt u aangeven via welke nog geplande publieksacties of andere manieren Nederlanders in het buitenland en CAS-landen op de hoogte worden gesteld over de wijze waaop zij gebruik kunnen maken van hun stemrecht voor het Kiescollege aankomend jaar en op welke wijze zij zich daarvoor apart moeten registreren?
Nederlanders die in het buitenland of op de CAS-landen wonen kunnen zich (eenmalig) registreren voor de kiescollegeverkiezing via www.stemmenvanuithetbuitenland.nl. Indien zij dat nog niet hebben gedaan, kunnen zij zich ook registreren voor de Tweede Kamer- en Europees Parlementsverkiezing op die wijze. Via de website kan een registratieformulier worden ingevuld, waarmee een kiezer een aanvraag kan doen tot registratie. Na het invullen dient de kiezer het formulier te ondertekenen en samen met een kopie van een geldig identiteitsbewijs digitaal of per post aan te leveren bij de gemeente Den Haag. Op de website vinden kiezers, maar ook politieke partijen, daarnaast ook de benodigde informatie over deze nieuwe verkiezing.
Nederlanders die in het buitenland en op de CAS-landen wonen worden op verschillende manieren geïnformeerd over de nieuwe verkiezing van de leden van het kiescollege niet-ingezetenen voor de Eerste Kamer.
In de eerste plaats hebben alle personen die zich al hebben geregistreerd in de permanente registratie voor een andere verkiezing vanaf 1 september een bericht ontvangen van de gemeente Den Haag met daarin meer informatie over de kiescollegeverkiezing. In deze mailing werd de kiezer ook uitgenodigd om een aanvraag te doen tot registratie voor de kiescollegeverkiezing. Vanaf de inwerkingtreding van de Wet kiescollege niet-ingezetenen op 1 november jl. zijn deze aanvragen omgezet in registraties. Aan de personen die in de permanente registratie staan geregistreerd voor de Tweede Kamer- en/of de Europees Parlementsverkiezingen, maar zich nog niet voor de kiescollegeverkiezing hebben geregistreerd, is in november een herinneringsmail gestuurd. Ook is voorzien dat deze personen in januari opnieuw een herinneringsmail zullen ontvangen.
Nederlanders die naar het buitenland emigreren ontvangen daarnaast, zoals al langer gebruikelijk is, informatie van de gemeente Den Haag over de mogelijkheid om zich te registreren. Uiteraard is daarin ook aandacht voor de kiescollegeverkiezing.
Ook besteedt Nederland Wereldwijd op zijn sociale media kanalen aandacht aan de verkiezingen en verspreidt Nederland Wereldwijd campagnecontent van de gemeente Den Haag actief onder de diplomatieke posten met het verzoek deze ook via hun kanalen te verspreiden. De content bestaat uit bijvoorbeeld animatiefilmpjes met uitleg over de verkiezing en de registratie.3 Dit materiaal wordt ook verspreid onder verenigingen van Nederlanders in het buitenland met het verzoek dat onder hun achterban te verspreiden. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken geeft al enige jaren informatie over verkiezingen via www.nederlandwereldwijd.nl. In de aanloop naar de komende verkiezingen is deze informatievoorziening richting Nederlanders in het buitenland verder uitgebreid en verbeterd, onder andere vanwege de nieuwe mogelijkheid om via het kiescollege niet-ingezetenen ook invloed te kunnen uitoefenen op de samenstelling van de Eerste Kamer. Tot slot wordt er door de gemeente Den Haag nog aandacht gevraagd voor de nieuwe verkiezing door middel van advertenties op websites die veelvuldig worden bezocht door kiezers buiten Nederland en worden er advertenties geplaatst op YouTube en BVN.
Ziet u ook een rol voor (uitvoerings)organisaties die regelmatig informatie verspreiden voor specifieke doelgroepen van Nederlanders die vaak buiten Nederland wonen, zoals gepensioneerden, ondernemers of studenten, om ook hen te wijzen op de registratieplicht en het recht om te stemmen bij de aankomende verkiezingen? Kan het 24/7 BZ contactcenter, waar Nederlanders in het buitenland terecht kunnen voor vragen, hier ook op wijzen in gesprekken tot aan de registratiedeadline?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft via Nederland Wereldwijd (voormalig 24/7 BZ Contactcenter) en de website Nederlandwereldwijd.nl veelvuldig contact met Nederlanders in het buitenland over dienstverlening van de overheid. Via deze weg zal Nederland Wereldwijd in aanloop naar deze (en volgende) verkiezing(en) actief informatie meegeven over de mogelijkheid om te stemmen vanuit het buitenland en de registratie die daarvoor nodig is. Bijvoorbeeld door een standaard ondertekening in al het mailcontact en in gerelateerde telefonische gesprekken met het Nederland Wereldwijd – contactcenter tot aan de registratiedeadline. Hierbij gaat het met name over reguliere informatieverzoeken, voor telefonische gesprekken over nood- of crisissituaties is informatie over verkiezingen minder gepast.
Een Europees programma ter ondersteuning van de evacuatie van bepaalde bijzonder kwetsbare personen uit Afghanistan |
|
Jasper van Dijk , Kati Piri (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het besluit van de Raad van 3 februari 2022 inzake een optreden van de Europese Unie (EU) ter ondersteuning van de evacuatie van bepaalde bijzonder kwetsbare personen uit Afghanistan?1
Ja.
Is de Nederlandse overheid op basis van het besluit van de Raad overgegaan tot evacuatie van de in het besluit genoemde categorieën, inclusief voormalige personeelsleden van de bijzondere vertegenwoordiger van de EU in Afghanistan, voormalige personeelsleden van EUPOL, «kwetsbare personen» als functionarissen of andere professionals die actief zijn in de politiek of de veiligheidssector in Afghanistan (zoals rechters, aanklagers, politieagenten, militair personeel en journalisten) en de huwelijkspartners, kinderen, ouders en ongehuwde zussen van deze personen?
Het kabinet heeft op basis van het besluit van de Raad en in reactie op een verzoek aan EU-lidstaten op 21 februari jl. in een brief aan Eurocommissaris Johansson laten weten dat Nederland bereid is om maximaal 25 Afghanen op te nemen van een door de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) opgestelde lijst van ongeveer 650 Afghanen die een hoog risico lopen. In de brief aan de Eurocommissaris is kenbaar gemaakt dat het Nederlandse aandeel is gericht op (fixers van) journalisten en mensenrechtenverdedigers, inclusief rechters. Hiermee heeft het kabinet invulling gegeven aan wat over deze groep aan uw Kamer is toegezegd in de brief van 11 oktober 2021. Daarbij zij aangetekend dat een ander deel van de genoemde categorieën in het Raadsbesluit – namelijk mensen die in de afgelopen twintig jaar werkzaam waren voor Nederlandse EUPOL functionarissen – reeds vallen onder de speciale voorziening van Defensie en J&V, zoals omschreven in de Kamerbrief van 11 oktober 2021.
Hoeveel personen zijn er per categorie in het kader van dit besluit overgebracht naar Nederland?
In het kader van het Raadsbesluit zijn inmiddels 24 van de maximaal 25 personen met het profiel van (fixer van) journalist en mensenrechtenverdediger, inclusief rechters (en hun kerngezinsleden) naar Nederland overgebracht.
Indien er in het kader van dit besluit niemand is overgebracht, wat is hiervoor de reden?
Zie het antwoord op vraag 3.
Aangezien dit besluit geldt tot dit jaar, bent u bereid om alsnog mensen aan te melden voor overbrenging naar Nederland, uitgevoerd door de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO)?
Het is niet mogelijk voor lidstaten om zelf mensen aan te dragen voor de door de EDEO opgestelde lijst. Zoals genoemd in het antwoord op vraag 2 heeft Nederland toegezegd maximaal 25 mensen van hun totale lijst van ongeveer 650 personen over te brengen. Inmiddels zijn daarvan 24 personen overgebracht en het kabinet is bereid om nog 1 persoon van deze lijst over te brengen. Overigens is het Raadsbesluit recent verlengd met een jaar tot 31 december 2023.
In welke mate heeft dit besluit, waarin een breder begrip dan het in Nederland gehanteerde begrip van «kerngezin» wordt gehanteerd, invloed gehad op besluitvorming aangaande het nationale overbrengingsproces?
Het besluit van de Raad heeft geen invloed gehad op de besluitvorming aangaande het nationale overbrengingsproces. Nederland heeft voor de over te brengen personen van de EDEO lijst dezelfde definitie van kerngezin gebruikt als die gedurende het hele overbrengingsproces is gehanteerd, namelijk één huwelijkspartner en afhankelijke kinderen tot 25 jaar. Deze definitie is in overeenstemming met de definitie die wordt gebruikt in het reguliere beleid ten aanzien van gezinshereniging.
Heeft het kabinet, in het kader van de rechtszaken aangespannen door niet overgebrachte Afghanen, onderzocht of er onder deze groep mensen zitten die op basis van het besluit wel in aanmerking komen voor evacuatie? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen en, indien ze in aanmerking komen, mensen aan te melden voor dit programma? Zo ja, hoeveel personen betreft het en onder welke categorie vallen ze?
Het kabinet heeft niet onderzocht of er personen tot de groep behoren die in aanmerking zouden komen voor de EDEO lijst. Die lijst is immers door de EDEO zelf opgesteld en omwille van de privacy van mensen niet gedeeld met het kabinet. Het is bovendien niet mogelijk voor lidstaten om zelf mensen aan te dragen voor de door de EDEO opgestelde lijst.
Zou u deze vragen voor het commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken en Afghanistan van 8 december a.s. willen beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat Israël een recent gebouwde Palestijnse basisschool heeft verwoest |
|
Kati Piri (PvdA), Tom van der Lee (GL) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht: «Israëli forces demolish Palestinian school in Masafer Yatta»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over het feit dat Israël in Masafer Yatta een pas gebouwde basisschool waar 22 kinderen uit 4 dorpen les kregen heeft verwoest, en dat zij geluidsbommen af heeft laten gaan om de kinderen de school uit te jagen?
De sloop van de basisschool door Israëlische defensietroepen is een ernstige ontwikkeling. Samen met EU partners volgt Nederland de ontwikkelingen in Masafer Yatta nauwlettend.
Kunt u aangeven welke concrete stappen u tot nu toe hebt gezet om Israël in bilateraal verband aan te spreken op deze specifieke actie van het Israëlische leger?
Nederland blijft de Israëlische overheid consistent op haar internationaalrechtelijke verplichtingen wijzen. In augustus jl. heeft Nederland in EU-verband bij de Israëlische autoriteiten ernstige zorgen geuit over de voorgenomen sloop en verplaatsing van bewoners van Masafer Yatta, alsmede de dreigende sloop van een andere school in Ein Semiya op de Westbank. Hierbij is gewezen op de internationale verplichtingen van Israël, waaronder het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind. Daarnaast heeft Nederland ook in bilateraal verband bij Israël nogmaals aangedrongen om verplichtingen onder het VN Kinderrechtenverdragte respecteren en toe te passen conform motie Kuzu (36 200-V-61). Tot slot heeft de EU op 25 november een verklaring uitgebracht waarin staat dat de sloop van de school in Masafer Yatta een onacceptabele ontwikkeling is.
Deelt u de mening dat het verhinderen van toegang tot educatie voor kinderen, een schending is van artikel 28 van het Verenigde Naties (VN) Kinderrechtenverdrag?
Het recht van het kind op onderwijs moet te allen tijde worden geëerbiedigd. Het is van belang dat een staat zich houdt aan de verplichtingen die zijn opgenomen in verdragen waarbij zij partij is.
Hoe bent u van plan om Israël op de schending van dit verdrag aan te spreken?
Zie antwoord op vraag 3.
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat in de Masafer Yatta regio meer dan 1.200 Palestijnen waaronder 500 kinderen wonen die door een uitspraak van het hooggerechtshof van Israël in mei 2022 nu ieder moment gedwongen kunnen worden te verhuizen?
Zoals eerder uiteengezet in het antwoord op vragen over het besluit van het Israëlisch Hooggerechtshof van 14 juni 2022 (2022Z09450), betreft dit een zorgelijke ontwikkeling die door NL en EU partners nauwgezet wordt gevolgd. Nederland heeft kort na de uitspraak Israël bilateraal, en in een verklaring met veertien EU-lidstaten, opgeroepen hier geen actieve opvolging aan te geven. Nederland blijft de Israëlische overheid consistent wijzen op haar internationaalrechtelijke verplichtingen.
Welke mogelijkheden ziet u om dit te voorkomen? Kunt u hierbij ingaan specifiek op wat Nederland zou kunnen doen, alsook wat de Europese Unie zou kunnen doen?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u aangeven hoe het door Nederland gevoerde ontmoedigingsbeleid hierbij een rol kan spelen?
Het Nederlandse ontmoedigingsbeleid is van toepassing op activiteiten van Nederlandse bedrijven als zij direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van nederzettingen of als zij de aanleg of instandhouding ervan direct faciliteren.
Indien Nederlandse bedrijven de overheid consulteren, worden zij over dit beleid geïnformeerd. Hierbij wordt toegelicht dat op grond van het internationaal recht Nederland en de EU de Israëlische soevereiniteit over de sinds juni 1967 door Israël bezette gebieden niet erkennen, en deze gebieden niet beschouwen als een onderdeel van het Israëlische grondgebied. Nederland en de EU beschouwen Israëlische nederzettingen in bezet gebied als strijdig met internationaal recht. Economische activiteiten die hieraan bijdragen beschouwt het kabinet als onwenselijk.
De Nederlandse overheid verleent geen diensten aan Nederlandse bedrijven waar het gaat om activiteiten die zij ontplooien in of ten behoeve van Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Het kabinet verwacht daarnaast van alle Nederlandse bedrijven dat zij internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen door invulling te geven aan internationale normen zoals die zijn neergelegd in de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen), waar de UN Guiding Principles on Business and Human Rights onderdeel van uitmaken.
Het is vervolgens aan Nederlandse bedrijven zelf om te bepalen welke activiteiten zij ontplooien en met welke partners zij samenwerken. Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven dat zij in kaart brengen hoe zij via hun bedrijfsactiviteiten en hun ketenpartners verbonden zijn met risico’s op mensenrechtenschendingen en deze risico’s aanpakken en voorkomen. Hierover moeten bedrijven tot een afgewogen besluit komen waarover zij bereid zijn publiekelijk verantwoording af te leggen.
Kunt u aangeven wat de concrete doelstellingen zijn binnen dit Nederlandse ontmoedigingsbeleid voor het komende jaar?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u aangeven wat de belangrijkste resultaten zijn van het beleid van het afgelopen jaar?
Zie antwoord vraag 8.
De recente aanvallen van Turkije op Koerdische gebieden |
|
Sylvana Simons (BIJ1) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Turkije Koerdische gebieden in Noord-Syrië en Noord-Irak heeft gebombardeerd?1
Ja.
Wat is uw reactie met betrekking tot deze ongeprovoceerde luchtaanvallen? Deelt u de opvatting dat de luchtaanvallen en een grondoffensief tot een humanitaire noodsituatie kunnen leiden? Zo ja, tot welke inspanningen bent u bereid om een nieuwe invasie te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft kennisgenomen van de Turkse operatie in Syrië en Irak. Het kabinet erkent de veiligheidszorgen van Turkije. Het land beroept zich op het recht van zelfverdediging en stelt dat de operaties gericht zijn op het tegengaan van aanvallen van de PKK en YPG op Turks grondgebied.
Tegelijkertijd baart het risico op escalatie zorgen. Het kabinet blijft binnen het optreden van Turkije benadrukken dat dit proportioneel moet zijn en plaats moet vinden binnen de bestaande internationaal rechtelijke kaders. Daarnaast is het van groot belang dat burgerslachtoffers vermeden worden. Dit benadrukt het kabinet ook in gesprekken met de Turkse autoriteiten en zal dit blijven doen.
De humanitaire noden in Noordoost-Syrië veroorzaakt door geweld, de slechte economische situatie, grote droogte en hoge ontheemdingscijfers zijn onverminderd groot. Vanwege de intensivering van geweld nemen de humanitaire noden toe en wordt het werk van hulporganisaties belemmerd. Nederland draagt bij aan humanitaire hulpverlening in Noordoost-Syrië via de Dutch Relief Alliance en het humanitaire fonds voor Syrië van de VN.
Deelt u de zorgen van de Syrian Democratic Forces (SDF), die de internationale gemeenschap waarschuwt dat een Turkse inval kan resulteren in een heropleving van de IS?2 Zo ja, hoe zal de SDF ondersteund worden? Bent u bereid gehoor te geven aan de urgente oproep van de SDF om een no-fly zone in te stellen? Zo nee, waarom niet?
De activiteiten van IS in Noord-Syrië blijven zeer zorgelijk. De organisatie voert nog steeds terreuraanvallen uit en rekruteert waar mogelijk nieuwe strijders. Dit geldt ook voor de vluchtelingenkampen en de detentiecentra in de regio. Het is evenwel niet te voorspellen wat een eventuele Turkse inval zal betekenen voor de activiteiten van IS. NL blijft zich inzetten voor de strijd tegen IS, primair via de anti-ISIS coalitie waarin NL een actieve rol speelt. Besluitvorming over het instellen van een eventuele no-fly zone zal moeten plaatsvinden in multilateraal verband.
Heeft u kennisgenomen van de Turkse bombardementen op vluchtelingenkamp Al-Hol, waarbij acht bewakers zijn omgekomen? Wat is uw reactie hierop?
Ik heb kennisgenomen van het bericht en betreur dat er bewakers van de SDF zijn omgekomen. De SDF heeft onvoldoende capaciteit om kampen, waaronder Al Hol, van binnenuit te beveiligen. IS heeft in de kampen tot op zekere hoogte de vrije hand om de ideologie te verspreiden en – gedwongen – te rekruteren. Zoals geschetst in het antwoord op vraag 1 erkent het kabinet de veiligheidszorgen van Turkije, maar heeft het ook zorgen over de Turkse operaties. Deze worden overgebracht aan de Turkse autoriteiten en dit zal het kabinet blijven doen.
Heeft u kennisgenomen van de internationale oproep van diverse experts en mensenrechtenorganisaties tot onderzoek naar de inzet van chemische wapens in Koerdische gebieden door Turkije?3 Welke actie kan Nederland, dat het Verdrag Chemische Wapens heeft ondertekend en geratificeerd, ondernemen om een onderzoek naar chemische wapens teweeg te brengen? Overweegt u om deze stappen te ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is op de hoogte van de berichtgeving over de inzet van chemische wapens in Noord-Irak, maar is niet in het bezit van eigenstandige informatie om het gebruik hiervan te bevestigen of ontkennen. Ook het Secretariaat van de Organisatie voor het verbod op Chemische Wapens (OPCW) dat mogelijk gebruik van chemische wapens (wereldwijd) monitort, heeft bij navraag door de Nederlandse vertegenwoordiging bij de OPCW aangegeven geen aanwijzingen omtrent het gebruik van chemische wapens door Turkije in Koerdische gebieden te hebben. Turkije heeft het Chemisch Wapenverdrag ondertekend en geratificeerd. Hiermee is Turkije verplicht nimmer chemische wapens in te zetten of zelfs te bezitten.
Bent u ervan op de hoogte dat Turks wetenschapper Sebnem Korur Fincanci is gearresteerd door de Turkse autoriteiten wegens haar oproep tot een onafhankelijk onderzoek naar het gebruik van chemische wapens door Turkije in Koerdische gebieden?4 Wat is uw reactie hierop?
Het kabinet is op de hoogte van de arrestatie van wetenschapper Sebnem Korur Fincanci. In gesprekken met Turkse autoriteiten en in internationale fora blijft Nederland het belang van respect voor de rechtsstaat en mensenrechten, inclusief vrijheid van meningsuiting, benadrukken.
Bent u bereid bovenstaande mensenrechtenschendingen door Turkije te veroordelen in internationaal verband? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het kabinet blijft zich grote zorgen maken over de rechtsstaat en de mensenrechtensituatie in Turkije. Dit draagt Nederland ook uit in internationale fora zoals de Raad van Europa. Daarnaast wordt dit onderwerp ook opgebracht tijdens gesprekken met de Turkse autoriteiten zowel op politiek als ambtelijk niveau.
Daarnaast brengt het kabinet, in gesprekken met de Turkse autoriteiten, de boodschap over dat bij het uitvoeren van operaties het van groot belang is om burgerslachtoffers te vermijden.
Bent u bereid om in te zetten op sancties, bilateraal dan wel in EU-verband, nu Turkije opnieuw luchtaanvallen heeft uitgevoerd op Syrisch grondgebied? Kunt u uw antwoord toelichten?
Allereerst worden sancties niet bilateraal opengelegd maar in EU verband. Binnen het instrumentarium van de EU om sancties op te leggen, is er geen sanctieregime dat het mogelijk maakt om de onderhavige invallen door Turkije te adresseren. Daarnaast acht Nederland de inzet van het sanctie-instrument op dit moment ook niet de meest effectieve manier om het risico op escalatie, proportionaliteit van operaties, het handelen binnen de bestaande internationaal rechtelijke kaders en het vermijden van burgerslachtoffers over te brengen bij de Turkse autoriteiten. Het kabinet blijft hierover in gesprek met Turkije en brengt onze zorgen over de situatie over.
Op welke andere wijze bent u bereid om in bilateraal en multilateraal verband druk uit te oefenen op Turkije om bovenstaande agressie en mensenrechtenschendingen tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 7.
Iraanse demonstranten die de doodstraf opgelegd hebben gekregen |
|
Eva Akerboom (PvdD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat afgelopen week vijf mensen die deelnamen aan protesten in Iran de doodstraf opgelegd hebben gekregen en er momenteel minstens 21 schijnprocessen lopen met de doodstraf als eis?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat eerder deze maand 227 van de 290 Iraanse parlementariërs de rechterlijke macht hebben opgeroepen hard op te treden tegen demonstranten en hen eventueel de doodstraf op te leggen?
Ja.
Bent u op de hoogte van de vele oproepen aan de internationale gemeenschap om nu actie te ondernemen, gezien er 15.000 demonstranten gearresteerd zijn en velen van hen het risico lopen lange gevangenisstraffen of de doodstraf opgelegd te krijgen?2
Ja.
Hoe oordeelt u over deze berichten? Kunt u in uw analyse meenemen dat het Iraanse regime in het verleden massaexecuties heeft uitgevoerd, waaronder in 1988 waarbij duizenden politieke gevangen in een tijdspanne van 3 maanden geëxecuteerd zijn, en dat de huidige president van Iran, Ebrahim Raisi, daar een grote rol in speelde?3
De berichten zijn zeer zorgelijk, temeer gezien het grote aantal executies dat Iran in het verleden ten uitvoer heeft gebracht. Nederland heeft het geweld tegen vreedzame demonstranten van meet af aan veroordeeld en blijft alle mensenrechtenschendingen in Iran ten sterkste veroordelen. Voorts is Nederland onder alle omstandigheden tegen de toepassing van de doodstraf. Nederland heeft Iran herhaaldelijk opgeroepen om een moratorium ten aanzien van de doodstraf in te voeren, onder andere in de VN Mensenrechtenraad.
Bent u het ermee eens dat de persoonlijke sancties die de Europese Unie (EU) tot nu toe heeft opgelegd veel te zwak zijn om de druk op de Iraanse overheid op te voeren?
Mede op initiatief van Nederland zijn in EU-verband op 17 oktober, 14 november en 12 december jl. inmiddels drie pakketten mensenrechtensancties aangenomen. Vooralsnog lijken de Iraanse autoriteiten inderdaad niet van koers te veranderen voor wat betreft de gewelddadige repressie van vreedzame protesten in Iran. Tegelijkertijd zijn de EU-mensenrechtensancties ook een belangrijk signaal naar zowel demonstranten in Iran, als ook naar derde landen, dat mensenrechtenschendingen niet zonder gevolgen blijven. Naast het opleggen van mensenrechtensancties heeft Nederland de recente Mensenrechtenraadresolutie voor het opzetten van een VN-onderzoeksmechanisme gesteund. Dit is een signaal aan Iran dat mensenrechtenschendingen niet zonder gevolgen blijven en dat de Internationale Gemeenschap mensenrechtenschenders verantwoordelijk houdt.
Waarom zijn er nog steeds geen sancties afgekondigd tegen de hoogste leiders van het land?
Zie ook de beantwoording op vraag 5. Er zijn inmiddels drie EU-sanctiepakketten afgekondigd in respons op de ernstige mensenrechtenschendingen in Iran waaronder politici en hoge functionarissen in de juridische en veiligheidssectoren. Over concrete (en al dan niet toekomstige) doelwitten van EU-sancties kan het kabinet geen uitspraken doen, omdat dit de effectiviteit en het verassingseffect van sancties zou ondermijnen.
Waarom zijn er nog geen handelssancties opgelegd om een sterk signaal te zenden?
Onder het nucleaire akkoord (JCPOA) is een groot deel van de brede economische sancties (sectorale maatregelen) tegen Iran opgeschort. Het herinvoeren van thans opgeschorte (sectorale) maatregelen is niet mogelijk onder de huidige afspraken van het nucleaire akkoord. Daarbij moet worden benadrukt dat de handelsstroom tussen de EU en Iran reeds beperkt is, dus dat het effect van eventuele herinvoering van dergelijke sectorale maatregelen ook beperkt zou zijn. Ten slotte treffen sectorale sancties de gehele bevolking van een land, terwijl gerichte sancties enkel de mensenrechtenschenders treffen.
Bent u bereid hier wel voor te pleiten?
Zie ook het antwoord op vraag 7. Het herinvoeren van handelssancties zou vanwege de zeer beperkte handelsstroom tussen de EU en Iran in de praktijk een weinig effectief drukmiddel zijn, maar mogelijk wel grote gevolgen hebben voor de Iraanse bevolking en de nucleaire onderhandelingen met Iran. Nederland beschouwt diplomatieke onderhandelingen nog steeds als de meest effectieve manier om een Iraanse nucleair wapen te voorkomen. Nederland staat wel in voortdurend contact met EU- en andere gelijkgezinde partners over mogelijke aanvullende maatregelen, waaronder sancties, om de druk op de Iraanse autoriteiten op te (blijven) voeren in respons op de ernstige mensenrechtenschendingen in Iran.
Waarom heeft Nederland nog geen eigenstandige actie genomen om de druk op de Iraanse overheid op te voeren?
Nederland ziet grotere meerwaarde in het instellen van EU sancties vanwege de grotere effectiviteit dan unilaterale sanctiemaatregelen. Daarnaast heeft Nederland zich actief uitgesproken in EU- en VN-verband en was Nederland mede-initiatiefnemer van de inmiddels drie aangenomen mensenrechtensanctiepakketten. Ook is met Nederlandse steun de onafhankelijke onderzoeksmissie van de VN Mensenrechtenraad naar mensenrechtenschendingen in Iran tot stand gekomen. Bilateraal heeft Nederland herhaaldelijk in gesprekken met Iraanse autoriteiten het geweld tegen vreedzame demonstranten veroordeeld en Iran opgeroepen om de gewelddadige repressie te staken.
Bent u het ermee eens dat alleen een veroordeling en een oproep tot een «onpartijdig» onderzoeken naar de dood van Mahsa Amini niet veel indruk maakt op Teheran?
Met Nederlandse steun is op 24 november 2022 met ruime meerderheid een resolutie aangenomen in de VN Mensenrechtenraad, waarmee een onafhankelijke VN onderzoeksmissie is ingesteld naar alle mensenrechtenschendingen in Iran sinds de dood van Mahsa Amini op 13 september 2022. Deze zogeheten «fact finding mission» van de VN Mensenrechtenraad is belangrijk om ernstige mensenrechtenschendingen in Iran onafhankelijk te monitoren en te onderzoeken. Dat is essentieel om straffeloosheid tegen te gaan en Iran verantwoordelijk te blijven houden.
Bent u het ermee eens dat een response in EU-verband op grootschalige mensenrechtenschendingen vaak moeizaam en laat tot stand komt omdat lidstaten van de EU verschillende belangenafwegingen maken, zoals het geval was na de Russische inval in Oekraïne?
Nee. Ik zie grote eenheid binnen de EU voor wat betreft de sterke veroordeling van mensenrechtenschendingen in Iran. De Hoge Vertegenwoordiger kwam al op 25 september 2022 – een week na de start van demonstraties in Iran – met een sterke gezamenlijke verklaring namens de 27 EU Lidstaten. De EU lidstaten waren het daarnaast snel eens over het niet alleen in woorden veroordelen van mensenrechtenschendingen in Iran, maar ook het concreet instellen van nieuwe EU mensenrechtensancties. Tijdens de eerstvolgende Raad Buitenlandse Zaken sinds de dood van Mahsa Amini werd een eerste mensenrechtensanctiepakket aangenomen. Sindsdien zijn bij de daaropvolgende Raden Buitenlandse Zaken in november en december 2022 nog twee pakketten EU mensenrechtensancties aangenomen alsmede buitengewoon kritische raadsconclusies.
Bent u het ermee eens dat Nederland zich daarom wel moet inzetten voor een harde reactie in EU-verband, maar zich hier niet van afhankelijk zou moeten maken, en bij grootschalige mensenrechtenschendingen parallel aan een EU-reactie ook unilaterale stappen zou moeten nemen? Zo ja, hoe gaat u dit doen?
Nee. Nederland heeft de mensenrechtenschendingen in Iran direct sterk veroordeeld, zowel bilateraal (publiek en achter de schermen), als ook in multilateraal verband. Zie ook het antwoord op vraag 9. Tegelijkertijd heeft een gezamenlijke EU reactie en/of (sanctie)maatregelen wel degelijk meer impact dan een nationale verklaring van Nederland alleen. Dat is juist de kracht van het blok van 27 EU lidstaten.
Kunt u een beeld schetsen van de huidige handelsstromen tussen Nederland en Iran?
Ja. Zie beantwoording vraag 14 en 15.
Welke producten/grondstoffen worden er momenteel geëxporteerd naar en geïmporteerd uit Iran?
Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek is in 2021 voor 16 miljoen euro geïmporteerd uit Iran. Dit betrof voornamelijk voeding (groenten en fruit), grondstoffen zoals metaalertsen en metaalafvallen, dierlijke en plantaardige oliën en chemische producten. In dat zelfde jaar is voor 434 miljoen euro geëxporteerd naar Iran. Dit betroffen voornamelijk medicinale en farmaceutische producten, machines en vervoersmaterieel, diverse gefabriceerde goederen en voeding.
Welke bedragen zijn hierbij gemoeid?
Zie antwoord vraag 14.
Waarom heeft u naar aanleiding van de grootschalige mensenrechtenschendingen bovenstaande handelsstromen niet stopgezet?
Zie beantwoording van vraag 8.
Welke afhankelijkheden hebben Nederland en andere Europese landen van Iran?
Nederland is niet afhankelijk van Iran. Hetzelfde geldt, voor zover bij Nederland bekend, voor andere Europese landen.
Bent u al begonnen met deze afhankelijkheden af te bouwen zodat ze geen rol kunnen spelen in besluitvorming over sancties jegens het Iraanse regime? Zo ja, op welke manier en doet de Europese Commissie dit ook? Zo nee, waarom niet?
Zoals gesteld onder 17 spelen afhankelijkheden geen rol in de besluitvorming jegens Iran.
Kunt u naar aanleiding van de Tweet van de premier van 21 november waarin hij zegt dat de acties van het Iraanse regime niet onbestraft mogen blijven, toelichten welke vervolgstappen het kabinet van plan is te zetten om te laten zien dat het grove geweld en de mensenrechtenschendingen ontoelaatbaar zijn en om de demonstranten te steunen?
Zie het antwoord op vraag 9 en 10. Nederland staat daarnaast in voortdurend contact met EU- en andere gelijkgezinde partners over mogelijke aanvullende maatregelen, waaronder sancties, om de druk op de Iraanse autoriteiten op te (blijven) voeren in respons op de ernstige mensenrechtenschendingen in Iran.
Het bericht ‘Chipmaker Nexperia koopt Delftse start-up’ |
|
Pim van Strien (VVD), Ruben Brekelmans (VVD), Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Chipmaker Nexperia koopt Delftse start-up»?1
Ja.
Was u vooraf bekend met deze overname? Zo ja, wanneer en op welke wijze bent u ingelicht?
In het kader van de aflossing van eerdere verstrekte innovatiekredieten door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland is mijn ministerie op 17 augustus 2022 geïnformeerd over de intentie tot het aangaan van een mogelijke acquisitietransactie en op 11 oktober 2022 ingelicht over de op handen zijnde overname.
Hoe beoordeelt u deze overname van een veelbelovende Nederlandse startup in de chipsector door Nexperia, een bedrijf dat in Chinese handen is, mede vanuit het perspectief van de Wet Veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (hierna: Wet Veiligheidstoets)?
Het kabinet heeft uiteenlopende, landenneutrale instrumenten om bij te dragen aan de borging van de nationale veiligheid. In de Kamerbrief borging investeringsklimaat, langetermijn waardecreatie en nationale veiligheid van 8 juli 2022 bent u hierover eerder geïnformeerd.
De Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames is aangenomen, maar nog niet in werking getreden. Na inwerkingtreding zal bij dergelijke overnames een meldplicht gelden bij het Bureau Toetsing Investeringen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Vanwege het ontbreken van een wettelijke basis, heb ik op dit moment nog geen onderzoeken kunnen doen op grond van deze wet en heeft er dus geen beoordeling plaatsgevonden van de overname van Nowi.
De overname van Nowi heeft desalniettemin mijn aandacht. De overname valt binnen de termijn van de terugwerkende kracht van de Wet Vifo. Na inwerkingtreding van deze wet zal ik onderzoeken of de overname van Nowi onder de reikwijdte van de Wet Vifo valt en een beoordeling mogelijk is. Dit wordt bepaald door het antwoord op de vraag of Nowi wel of niet gebruik maakt van sensitieve technologie zoals gedefinieerd in de Wet Vifo.2
Vindt er vanuit deze wet nog een beoordeling van de overname van Nowi plaats, of heeft deze toets al plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet, aangezien de Wet Veiligheidstoets terugwerkende kracht heeft?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u, als er een beoordeling heeft plaatsgevonden, nader ingaan op de conclusies van deze beoordeling?
Zie antwoord vraag 3.
Is er reeds voldoende capaciteit om op basis van de Wet Veiligheidstoets controles uit te voeren op overnames, zoals die van Nowi door Nexperia? Zo nee, wat gaat u eraan doen deze capaciteit op orde te brengen?
Ja.
Biedt de Wet Veiligheidstoets voldoende handvatten om dusdanige overnames te beoordelen? Zo nee, wat gaat u eraan doen dusdanige overnames beter te laten toetsen?
De Wet Vifo biedt, zodra deze in werking is getreden, voldoende handvatten om overnames die betrekking hebben op vitale aanbieders of ondernemingen die over sensitieve technologie beschikken, te toetsen op risico’s voor de nationale veiligheid. De categorie sensitieve technologie omvat goederen voor tweeërlei gebruik en militaire goederen en daarnaast kunnen er bij algemene maatregel van bestuur technologieën worden toegevoegd.
Hoe verhoudt de overname van een veelbelovende Nederlandse startup in de chipsector door een bedrijf dat in Chinese handen is, zich tot de European Chips Act?
De EU Chips Act speelt een belangrijke rol in het stimuleren van de Europese halfgeleiderindustrie en het vergroten van de Europese weerbaarheid. Investeren in de Europese waardeketen en het aantrekkelijk maken en behouden van het Europese investeringsklimaat is van groot belang. In de EU Chips Act is er o.a. ook aandacht voor de financiering van startups en scale-ups via het nog op te richten EU Chip Fund.
Het kabinet steunt de aanpak binnen de EU Chips Act en heeft daarom op 1 december 2022 ingestemd met de algemene oriëntatie. Hoewel de EU Chips Act zich richt op het versterken van Europa, is de halfgeleiderwaardeketen sterk mondiaal georganiseerd en daarom voor een groot deel afhankelijk van vrije handel en goede internationale samenwerking. Ook dit heeft aandacht in de EU Chips Act.
De EU Chips Act is geen instrument om investeringen of overnames te toetsen. Hiervoor bestaat andere wetgeving, zoals de Verordening tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie (EU/2019/452) en de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames. Beschermende maatregelen zijn belangrijke instrumenten voor deze industrie.
Hoe verhoudt de overname van een veelbelovende Nederlandse startup in de chipsector door een bedrijf dat in Chinese handen is, zich tot het oordeel van het Verenigd Koninkrijk om Nexperia juist te dwingen 86 procent van de grootste microchip fabriek te verkopen (op basis van een overheidsonderzoek naar de aankoop van Nexperia van deze fabriek)?
Het kabinet heeft kennisgenomen van de besluiten van het Verenigd Koninkrijk en Duitsland om respectievelijk de overname van 86% van de aandelen in Newport Wafer Fab met terugwerkende kracht terug te draaien en de overname van Elmos te blokkeren. Het is niet aan het kabinet om in te gaan op de beweegredenen van het Verenigd Koninkrijk of Duitsland, aangezien het in beide gevallende inzet van nationale wetgeving betreft. Net als het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, zal het kabinet eigen maatregelen treffen in geval van risico’s voor de nationale veiligheid bij investeringen, fusies en overnames.
Toetsingsbesluiten genomen door Europese lidstaten en bondgenoten kunnen impact op Nederland hebben. Gegeven de relatief jonge investeringstoetsingswetgeving staan we in contact met lidstaten en bondgenoten om ook te leren van elkaars opgedane ervaringen en gemaakte afwegingen.
Heeft u contact gehad met de regering van het Verenigd Koninkrijk over hun besluit om Nexperia tot gedeeltelijke verkoop van Britse onderdelen te dwingen? Zo ja, waarom zijn de Britse beweegredenen wel of niet relevant voor – of van toepassing op Nederland om een overname van Nowi wel of niet toe te staan? Zo nee, bent u bereid alsnog in contact te treden met het Verenigd Koninkrijk?
Zie antwoord vraag 9.
Hoe verhoudt de overname van een veelbelovende Nederlandse startup in de chipsector door een bedrijf dat in Chinese handen is, zich tot het oordeel van Duitsland dat het Chinese Sai Microelectronics niet Elmos, een Duitse producent van halfgeleiders, mag overnemen?
Zie antwoord vraag 9.
Heeft u contact gehad met de Duitse regering over hun besluit om deze verkoop te blokkeren? Zo ja, waarom zijn de Duitse beweegredenen wel of niet relevant voor – of van toepassing op Nederland – om een overname van Nowi wel of niet toe te staan? Zo nee, bent u bereid alsnog in contact te treden met de Duitse regering?
Zie antwoord vraag 9.
De podcast uitzending ‘Kim Lane Scheppele on Viktor Orbán’s Hungary’ |
|
Jeroen van Wijngaarden (VVD), Pieter Omtzigt (Omtzigt), Ruben Brekelmans (VVD), Kati Piri (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met de podcast uitzending «Kim Lane Scheppele on Viktor Orbán’s Hungary»?1
Ja.
Vindt u dat Hongarije op dit moment een democratische rechtsstaat is? Voldoet het aan alle basisvoorwaarden genoemd in artikel 2 van de Grondwet van de Europese Unie (EU)? En kunt u zowel voor een positief als een negatief antwoord op bovenstaande vraag toelichten hoe u tot die conclusie komt?
Nee, op dit moment niet. Zelfs de Hongaarse premier Orbán zegt dat Hongarije een «illiberal democracy» is. Freedom House, dat een jaarlijkse beoordeling geeft van hoe democratisch landen zijn, geeft Hongarije als enige EU-lidstaat het oordeel «partly free». Ook de Commissie wijst in haar jaarlijkse rechtsstaatsrapport op de ernstige rechtsstaatsproblematiek in Hongarije. Hongarije schendt fundamentele waarden genoemd onder artikel 2 van het EU Verdrag. Daarom is het van belang dat de Commissie alle beschikbare EU-instrumenten inzet om de problemen met de democratische rechtsstaat in Hongarije aan te pakken.
Deelt u de mening dat de ontwikkelingen ten aanzien van het verval van de Hongaarse rechtsstaat gevaarlijk zijn voor het functioneren van de EU? Zo ja, in welke opzicht(en)?
Respect voor de rechtsstaat in de Europese lidstaten is een fundamenteel uitgangspunt voor het functioneren van de Europese Unie, omdat het een randvoorwaarde is voor doeltreffende en uniforme toepassing van het EU-recht en voor het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten. Dit geldt voor alle terreinen van Europese samenwerking; van strafrechtelijke samenwerking en klimaat tot de interne markt. Een Nederlandse ondernemer actief in Hongarije moet er bijvoorbeeld op kunnen vertrouwen bij een betalingsgeschil terecht te kunnen bij een onafhankelijke rechter in Hongarije. Zo zijn er tal van voorbeelden die laten zien hoe de rechtsstaatsproblematiek in een lidstaat de Europese samenwerking kan ondermijnen. Het is daarom noodzakelijk dat alle EU-lidstaten in lijn met principes van de EU handelen en gemaakte afspraken nakomen. Het kabinet blijft zich hier onverminderd voor inzetten.
Hoeveel Russische diplomaten zijn er de afgelopen vier jaar door Hongarije uitgewezen en hoeveel Russische diplomaten zijn er de afgelopen vier jaar door andere EU-lidstaten uitgewezen?
Sinds 2018 heeft Hongarije geen uitzettingen van Russische diplomaten bekend gemaakt. In andere Europese landen zijn het afgelopen jaar in totaal ongeveer 400 Russische diplomaten uitgewezen.
Klopt het dat het aantal geaccrediteerde Russische diplomaten de afgelopen jaren in Hongarije is toegenomen? Zijn er andere EU-lidstaten waar dat ook het geval is?2
Ja. Het kabinet is niet bekend met het precieze aantal Russische diplomaten in verschillende EU-hoofdsteden en houdt daar ook geen tellingen van bij.
In welke EU-lidstaten is de International Investment Bank (IIB) actief?
Van de EU-lidstaten zijn Bulgarije, Roemenië, Slowakije, Tsjechië en Hongarije lid van de IIB, waarbij al deze landen behalve Hongarije hun terugtrekking hebben aangekondigd.
Verwacht u dat de Europese activiteiten van de IIB zich vooral in Hongarije zullen concentreren nadat Roemenië, Slowakije, Bulgarije en Tsjechië hun voorgenomen terugtrekking uit de bank hebben afgerond?
Hoe de toekomst van de IIB, na terugtrekking van Roemenië, Slowakije, Bulgarije en Tsjechië, eruit ziet is onbekend. Mocht de IIB blijven voortbestaan, kan verwacht worden dat de Europese activiteiten zich in Hongarije zullen concentreren, als enig overgebleven Europees lid.
Klopt het dat de IIB een instrument is voor de Russische staat om invloed in het buitenland te krijgen, en nauw verbonden is met de Russische inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gezien onder meer dat de bankpresident Nikolay Kosov voormalig KGB-chef in Boedapest was?
Het kabinet stelt vast dat de IIB banden onderhoudt met de Russische staat, bijvoorbeeld via de Russische leden in de Raad van Bestuur, de Raad van Directeuren en de Managementraad van de IIB. Het is niet aan het kabinet om te speculeren over banden met Russische inlichtingendiensten.
Hoeveel Russische medewerkers van de IIB hebben in Boedapest diplomatieke status?
Het Hongaarse Ministerie van Buitenlandse Zaken en Handel heeft een publiek overzicht van diplomatieke accreditaties. Volgens dit Hongaarse overzicht is de plaatsvervangend voorzitter van de IIB geaccrediteerd. Hij heeft de Russische nationaliteit.
Waarom staat de IIB niet op de sanctielijsten van de EU?
Voor het plaatsen van personen of entiteiten op een sanctielijst moet worden voldaan aan de daarvoor geldende listingscriteria, EU-eenheid en de doelstellingen van de sancties. Het gaat hierbij in het geval van Oekraïne bijvoorbeeld om een bijdrage van de persoon of entiteit aan de ondermijning van de soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne of materiële of financiële steun aan of profijt van Russische besluitvormers die verantwoordelijk zijn voor de destabilisatie van Oekraïne. Wat betreft dit sanctieregime is het Kabinet voorstander van aanvullende sanctiemaatregelen, is hierover voortdurend in gesprek in EU-kader en levert hieraan een actieve bijdrage. Voor een eventuele listing dient juridisch onderbouwd te worden hoe de IIB hierbij betrokken is. Voor entiteiten is het effect een tegoedenbevriezing. In dit geval zou dit een impact hebben op verschillende EU lidstaten die lid zijn van de IIB.
Hoeveel Oekraïense vluchtelingen vangt Hongarije op? Hoeveel bij mensen thuis en hoeveel bij de overheid? Hoe verhoudt dit aantal zich tot de bevolkingsomvang met de andere EU-lidstaten die grenzen aan Oekraïne, plus de drie Baltische Staten?
Op 21 november 2022 waren ca. 1.8 miljoen Oekraïners via Hongarije de EU binnen gereisd. Het is niet bekend hoeveel van hen in Hongarije zijn gebleven, aangezien verplaatsingen binnen het Schengengebied niet geregistreerd worden. Op 21 november jl. had Hongarije 32.662 tijdelijke beschermingsstatussen aan Oekraïners toegekend. Daarnaast kent Oekraïne een relatief grote Hongaarse minderheid (ca. 150.000), waarvan veel mensen naast de Oekraïense ook over de Hongaarse nationaliteit beschikken. Het niet bekend hoeveel mensen uit deze groep zich momenteel in Hongarije bevinden. Op 21 november jl. werden 1.656 personen in opvangcentra opgevangen. Het is niet bekend hoeveel Oekraïners bij mensen thuis worden opgevangen of in hun eigen levensonderhoud voorzien. Ook voor de buurlanden is het moeilijk exacte cijfers te geven, omdat ook daar niet bekend is hoeveel Oekraïners zijn doorgereisd of teruggekeerd, of welke niet geregistreerd zijn omdat ze geen tijdelijke beschermingsstatus of asiel hebben aangevraagd. Polen ving eind november ongeveer 1.3 miljoen geregistreerde vluchtelingen op. Slowakije vangt momenteel nog circa 70.000 Oekraïners op met tijdelijke beschermingsstatus. In Roemenië worden op dit moment rond de 94.000 Oekraïners opgevangen. Ook de Baltische staten hebben een groot aantal vluchtelingen uit Oekraïne opgevangen, waarvan momenteel rond de 150.000 nog in deze landen verblijven.
Hoe ondersteunt Hongarije Oekraïense vluchtelingen en hoe verhoudt dat zich tot de geboden ondersteuning in de hierboven genoemde landen?
Hongarije biedt, samen met ngo’s en UNHCR, o.a. opvang, onderwijs, zorg, voedsel en financiële ondersteuning. Ook de andere landen bieden de steun in samenwerking met NGO’s en de UNHCR. Polen, Roemenië, Slowakije en de Baltische staten bieden opvang, financiële ondersteuning, toegang tot sociale voorzieningen waaronder zorg, onderwijs en sociale ondersteuning, inclusief aandacht voor inzet op de arbeidsmarkt.
Wat vindt u ervan dat Hongarije per 15 september Oekraïense vluchtelingen niet meer gratis op alle binnenlandse treinen (inclusief de verbindingen binnen de stad Boedapest) laat reizen, maar hoofdzakelijk op de verbindingen die vanaf de Hongaarse grens met Oekraïne en Roemenië via Boedapest doorvoeren naar de grens met Oostenrijk en Slowakije?3
Het is aan de afzonderlijke lidstaten om de opvang van vluchtelingen en daarbij behorende voorzieningen in het eigen land vorm te geven.
Hoe verhoudt zich bovenstaande maatregel tot de geest van de tijdelijke beschermingsrichtlijn, waarbij het idee is dat alle lidstaten zich inspannen om Oekraïners zo goed mogelijk te helpen bij verblijf op hun eigen grondgebied?
Het is aan de afzonderlijke lidstaten om de opvang van vluchtelingen en daarbij behorende voorzieningen in het eigen land vorm te geven.
Vindt u dat een krachtige en eensgezinde Europese aanpak van Rusland en steun aan Oekraïne nodig is als respons op de Russische aanval op Oekraïne?
Jazeker.
Hoe beoordeelt u de Hongaarse rol bij deze aanpak?
Hongarije heeft de invasie veroordeeld en zich tot nu toe achter alle EU-sanctiepakketten tegen Rusland geschaard, maar laat tegelijkertijd ook zien in de praktijk niet altijd in de geest van het EU beleid ten aanzien van Rusland te handelen. Het belang van EU eenheid ten aanzien van Oekraïne en Rusland en stevig beleid waar alle EU lidstaten zich vervolgens in letter en geest aan houden, wordt door Nederland, vele andere lidstaten en de Commissie blijvend onderstreept.
Legt de Hongaarse regering een relatie tussen uitbetaling van EU-subsidies en haar steun aan verlenging of aanscherping van sancties tegen Rusland? Zo ja, op welke manier?
De Hongaarse regering ontkent dat er een relatie is tussen uitbetaling van EU-subsidies en de Hongaarse steun voor sancties tegen Rusland.
Heeft de nauwe band tussen de Hongaarse- en de Russische regering gevolgen voor de samenwerking met Hongarije binnen de NAVO en het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU, waaronder de uitwisseling van (al dan niet geclassificeerde) informatie met Hongarije? Hoe schat u de veiligheidsaspecten in van de rechtsstatelijke problemen in Hongarije?
Binnen NAVO en EU-verband zijn er goede afspraken over veiligheidssamenwerking, waaronder over het uitwisselen van informatie. Dat levert ons veel op. Uiteraard bestaan er altijd risico’s bij een dergelijke samenwerking, waarbij niet gegarandeerd kan worden dat uitgewisselde informatie binnen de EU en/of NAVO niet met derden gedeeld wordt.
Hoe beoordeelt u in algemene zin de rol van Hongarije in het buitenlands- en veiligheidsbeleid van de EU?
Hongarije maakt als EU-lidstaat onderdeel uit van het GBVB en heeft daarin net als alle lidstaten vetorecht op onderwerpen waar unanimiteitsbesluitvorming geldt. Hongarije heeft niet altijd dezelfde positie als andere lidstaten en laat dit vaak ook publiekelijk weten. Soms leidt dit tot het blokkeren van besluitvorming, maar in veel gevallen ook niet. Hoewel dit de beeldvorming over EU-eenheid in dergelijke gevallen geen goed doet, heeft de Hongaarse positie een effectief GBVB de afgelopen jaren in algemene zin niet in de weg gestaan, bijvoorbeeld door sancties binnen het mensenrechtensanctieregime aan te nemen, evenals de maatregelen naar aanleiding van de Russische agressie tegen Oekraïne sinds 24 februari.
Bent u van mening dat alle EU-lidstaten lid zouden moeten zijn van European Public Prosecutor’s Office (EPPO)?
Het kabinet beschouwt het Europees Openbaar Ministerie (EOM) als een belangrijk instrument om de EU-begroting te beschermen tegen corruptie en fraude en is er voorstander van dat alle EU-lidstaten zich aansluiten bij het EOM. Het kabinet blijft lidstaten, inclusief Hongarije, in lijn met moties Sjoerdsma (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2312 en Kamerstuk 21 501-02, nr. 2543) dan ook aansporen om deel te nemen aan het EOM. Het betreft echter een instrument van versterkte samenwerking, de keuze tot deelname is aan de lidstaten zelf.
Indien ja op vraag 20, hoe kan Nederland zich inzetten om dit te bewerkstelligen?
Nederland roept lidstaten die nog niet zijn aangesloten bij het EOM in bilaterale contacten op zich aan te sluiten.
Hoe heeft Nederland zich ingezet sinds 2012 (sinds de start van Viktor Orbán zijn premierschap van Hongarije) om het verval van de Hongaarse democratie tegen te gaan? Hoe zet Nederland zich nu in aangaande dit onderwerp?
Nederland heeft zorgen over de rechtsstaat in Hongarije consequent aangekaart, zowel in bilateraal als multilateraal verband. Nederland heeft de Commissie consequent opgeroepen het volledig beschikbare EU-instrumentarium in te zetten om de problemen in Hongarije en de schendingen van de EU-verdragen door Hongarije aan te pakken. Ook blijft Nederland het maatschappelijk middenveld in Hongarije dat zich inzet voor versterking van de rechtsstaat en naleving van mensenrechten, zowel politiek als financieel steunen.
Welke stappen zou de EU kunnen zetten om de Hongaarse regering onder druk te zetten om het democratisch verval terug te draaien conform de normen van artikel 2 Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU)?
De EU beschikt over een breed juridisch, financieel en politiek instrumentarium om de rechtsstatelijke problematiek in de Unie te adresseren. Middels de brief van 17 november 2021 is uw Kamer een overzicht van het EU-rechtsstaatinstrumentarium toegegaan.4 Het kabinet zet zich er voor in dat deze instrumenten zo effectief en volledig mogelijk worden benut. Zo roept het kabinet de Commissie onder andere op om adequaat gebruik te maken van inbreukprocedures om de openstaande problemen inzake rechterlijke onafhankelijkheid te adresseren. Ook dringt het kabinet bij de Commissie aan om naleving af te dwingen van arresten van het EU Hof van Justitie, inclusief waar nodig het vorderen van geldelijke sanctie.
Hoe oordeelt u over het ontbreken van garanties over het herstel van een onafhankelijke rechterlijke macht in de 17 hervormingen die Hongarije bereid is door te voeren om weer volledige uitbetaling van EU-subsidies onder het reguliere Meerjarig Financieel Kader (MFK) te krijgen?
Middels de brieven van 7 oktober 2022 en 30 november 2022 is uw Kamer geïnformeerd over het voorstel voor een Uitvoeringsbesluit maatregelen tegen Hongarije op grond van de MFK-rechtsstaatsverordening. Het kabinet licht in deze brieven toe dat de problematiek rondom de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht als zodanig geen onderdeel uitmaakt van de procedure tegen Hongarije op grond van de MFK-rechtsstaatverordening. In aanvulling op het zo volledig mogelijk benutten van de MFK-rechtsstaatsverordening dringt Nederland er om die reden bij de Commissie op aan om ook andere instrumenten in te zetten om Hongarije te bewegen hervormingen door te voeren op het gebied van rechtsstatelijkheid. Zo wordt Hongarije onder meer via mijlpalen in het Hongaarse herstelplan aangezet tot het doorvoeren van hervormingen op het gebied van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht als voorwaarde om middelen uit het EU-Herstelfonds te kunnen ontvangen
Klopt het dat de Hongaarse regering wetten over onder meer hervormingen vaak pas kort voor de stemmingen publiceert? Hoe verhoudt zich dat tot adequate democratische controle en de mogelijkheid van burgers en maatschappelijke organisaties om input te leveren voor parlementaire debatten?
Dat klopt. In deze gevallen is er hierdoor onvoldoende ruimte gegeven voor de benodigde publieke consultaties.
Wat vindt u van de aanhoudende juridische status van «noodtoestand» in Hongarije?
Het is primair aan landen zelf te bepalen of er al dan niet een noodtoestand geldt en onder welke omstandigheden. Lidstaten dienen bij de vaststelling van dergelijke maatregelen echter wel te voldoen aan de vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit, tijdelijkheid en rechterlijke controle en tevens de waarden van de Unie van artikel 2 VEU, waaronder die van de democratie en de rechtsstaat, en internationale verdragsverplichtingen te respecteren. Nederland heeft, evenals de Commissie, zorgen geuit over de gevolgen van de voortdurende noodtoestand in Hongarije omdat het de regering in staat stelt per decreet te regeren en toegang tot informatie voor NGO’s en andere maatschappelijke organisaties beperkt is, met bijbehorende negatieve gevolgen voor het democratische proces.
Vindt u dat er een gerechtvaardigde grond is voor het bestaan van deze noodtoestand?
Zie antwoord vraag 26.
Welke inperkingen zijn onderdeel van deze noodtoestand?
Zie antwoord vraag 26.
Hoe verhoudt zich het langjarig voortduren van een noodtoestand (waarbij de rechtvaardiging van Corona overgaat in de oorlog met Oekraïne) met de normen die in de EU gelden voor een democratische rechtsstaat?
Zie antwoord vraag 26.
Vindt u dat EU-subsidies aan Hongarije moeten worden stopgezet indien blijkt dat een deel van EU-subsidies aan Hongarije in de zakken verdwijnt van Hongaarse oligarchen?
Middels de brieven van 7 oktober 2022 en 30 november 2022 is uw Kamer geïnformeerd over het voorstel voor een Uitvoeringsbesluit maatregelen tegen Hongarije op grond van de MFK-rechtsstaatsverordening.
Indien nee op vraag 30, wanneer bent u wel van mening dat EU-subsidies aan Hongarije stopgezet dienen te worden?
Zie antwoord vraag 30.
Ziet u problemen voor de legitimiteit van het Europees Parlement, waaronder als medewetgever in EU-verband, als de Europese Parlementsverkiezingen in Hongarije niet vrij en eerlijk verlopen?
Voor de democratische legitimiteit van het Europees Parlement is het zaak dat Europese parlementsverkiezingen vrij en eerlijk verlopen in elk van de 27 EU-landen waar de Europese parlementsverkiezingen plaatsvinden. Als verkiezingen niet vrij en eerlijk verlopen in een van de lidstaten heeft dat gevolgen voor de democratische legitimiteit van de in die lidstaat te verdelen zetels van het Europees Parlement.
Indien ja op vraag 32, hoe kunnen EU-instellingen zoals het Europees Parlement zelf, de Europese Commissie of specifiek Nederland ervoor zorgen dat de Europese verkiezingen in Hongarije vrij én eerlijk verlopen?
Het Office for Democratic Institutions and Human Rights (ODIHR) van de OVSE heeft naar aanleiding van de parlementsverkiezingen van april jl. in Hongarije, waarbij ODIHR een volledige waarnemingsmissie uitvoerde, geconcludeerd dat de verkiezingen weliswaar vrij, maar niet eerlijk zijn verlopen. Daarbij heeft ODIHR heldere aanbevelingen gedaan, waarbij de Commissie, het Europees Parlement en ook Nederland Hongarije blijvend oproepen deze aanbevelingen te implementeren.
Kijkend naar de neergang van de Hongaarse democratie, ziet u gevaren voor of gelijkenissen met andere democratieën?
Een sterke democratie met een goed functionerende rechtsstaat is nooit een gegeven. In ieder land kan het de verkeerde kant op gaan. Binnen de EU is het zaak aan alle EU-lidstaten om continue te blijven bezien waar de democratie versterkt kan en moet worden en zorgen te adresseren. Alle lidstaten hebben zich bij toetreding gecommitteerd aan de EU fundamentele waarden en dienen deze na te leven. Waar dit niet gebeurt en er schendingen van EU-verdragen plaatsvinden, is het primair aan de Commissie, als hoedster van de Verdragen, om op te treden.
Hoe plausibel is het dat, afgezien van Polen, meer EU-lidstaten in de toekomst een dergelijk traject kunnen volgen van democratisch verval? Is de EU heden ten dage beter in staat om dergelijke trajecten vanaf het eerste moment te herkennen en te stoppen?
Zie antwoord op vraag 34. Het kabinet constateert hierbij dat het EU-instrumentarium om rechtsstatelijke problemen aan te pakken over de jaren is uitgebreid. In 2020 is de Commissie bijvoorbeeld gestart met de publicatie van het jaarlijkse rechtsstaatsrapport, waarin zij verslag doet van de rechtsstatelijke situatie in de EU als geheel en in de lidstaten afzonderlijk. Sinds 2022 omvat het jaarlijkse rechtsstaatsrapport tevens aanbevelingen per lidstaat. Het instrument draagt zo bij aan het preventief en structureel monitoren van de rechtsstaat in de Unie om zo in een vroeg stadium eventuele rechtsstatelijke problemen in de Unie te kunnen identificeren, te bespreken en gezamenlijk tot oplossingen te komen. Ook worden via mijlpalen in herstelplannen lidstaten aangezet tot het doorvoeren van hervormingen op het gebied van de rechtsstaat als voorwaarde om middelen uit het EU-Herstelfonds te kunnen ontvangen. Daar waar EU-lidstaten de rechtsstatelijke beginselen die in de EU-verdragen zijn neergelegd, schenden, is handhavend optreden geboden, bijvoorbeeld via inbreukprocedures. Ook is het in dit licht positief dat de Commissie voor het eerst over is gegaan tot de inzet van de MFK-rechtsstaatsverordening om een lidstaat te bewegen tot hervormingen.
De opstelling van Nederland tegenover Israël |
|
Jasper van Dijk |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Klopt het dat Nederland zich van stemming heeft onthouden inzake een conceptresolutie in het Vierde Comité van de Algemen Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) waarin het Internationaal Gerechtshof wordt gevraagd om een advisory opinion over de Israëlische bezetting? Zo ja, waarom – gezien het belang dat u hecht aan het oordeel van een rechter over juridische kwalificaties?1
Dat klopt. Nederland heeft zich onthouden van stemming over de resolutie «Israeli practices affecting the human rights of the Palestinian people in the Occupied Palestinian Territory, including East Jerusalem». Onderdeel van deze resolutie is een aanvraag aan het Internationaal Gerechtshof om een Advisory Opinion. Deze aanvraag is pas laat in de onderhandelingen over deze resolutie ingebracht. Dit liet weinig tijd voor discussie over de tekst van de aanvraag, terwijl zorgvuldige formulering het Internationaal Gerechtshof beter in staat stelt alle relevante overwegingen mee te nemen.
Daarnaast bevat deze resolutie een referentie aan de heilige plaatsen in Jerusalem waarin alleen de Arabische benaming van de Haram al-Sharif wordt genoemd. Nederland zet zich actief in binnen EU-verband om balans in te brengen in de aanduiding van de heilige plaatsen, conform motie van het Eerste Kamerlid Schalk (Kamerstuk 35 403, J).
Wat voor rechter bedoelde u toen u stelde dat de kwalificatie van «apartheid» aan een rechter is, zoals laatstelijk op 14 oktober? Is een advisory opinion van het IGH voldoende gezaghebbend?2
Een Advisory Opinion van het Internationaal Gerechtshof is een gezaghebbend instrument en draagt bij aan het bevorderen van de ontwikkeling van de internationale rechtsorde. Het advies dat nu aan het Internationaal Gerechtshof wordt gevraagd betreft niet expliciet de kwalificatie van «apartheid», maar verzoekt een Advisory Opinion over de juridische consequenties van de Israëlische bezetting.
Bent u bekend met het feit dat het WK schaken voor teams, met deelname door Nederland, deze maand plaatsvindt in een hotel in Oost-Jeruzalem, dat wordt beschouwd als door Israël bezet Palestijns gebied?3
Ja.
Klopt het dat dit hotel is gebouwd op geconfisqueerd Palestijns gebied? Zo ja, vindt u dat een gepaste locatie voor een wereldkampioenschap?
Ja, dit hotel staat in bezet Oost-Jerusalem. Voor Nederland zijn de grenzen van 1967 leidend. Het is echter aan de bond zelf te bepalen hoe hiermee om te gaan.
Heeft u met de Nederlandse schaakbond contact gehad over de locatie van dit toernooi? Zo nee, gaat u dat alsnog doen?
Ja, er is contact geweest met de Nederlandse schaakbond.
Bent u bereid om de keuze voor deze locatie te veroordelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.