Het bericht ‘In Nederland dreigt nieuwe onderklasse van vluchtelingen te ontstaan’ |
|
Selçuk Öztürk (GrKÖ), Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «In Nederland dreigt nieuwe onderklasse van vluchtelingen te ontstaan»?1
Ja.
Welke concrete maatregelen neemt u om de integratie van asielmigranten zo voorspoedig mogelijk te laten verlopen?
In de kamerbrief over integratie en participatie van vluchtelingen (Kamerstuk 19 637, nr. 2085) bent u uitvoerig geïnformeerd over de inzet van het kabinet ten aanzien van werk en integratie van vergunninghouders. Werk en/of opleiding worden daarbij vooropgezet. De onderzoekers van het WRR hebben in hun policybrief opgenomen dat hun aanbevelingen in dezelfde lijn liggen als de kamerbrief.
Deelt u de mening van de onderzoekers, namelijk dat de overheid veel meer moet doen om de huidige asielmigranten sneller aan werk te helpen? Zo ja, wat gaat u concreet ondernemen om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de lange wachttijd voor een status en een woning, alsmede de «verloren tijd» in de opvangcentra asielmigranten op achterstand zetten en de kans op werkloosheid vergroten? Zo ja, wat gaat u doen om dit te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet zet zowel in op het bevorderen van de uitstroom van vergunninghouders naar gemeenten als op het effectiever inrichten van de asielprocedure. In de Kamerbrief van 27 november 2015 (Kamerstuk, 19 637, nr. 2086) bent u geïnformeerd over het sporenbeleid waardoor bij een blijvende hoge instroom verdere oploop van de wachttijden worden getemperd.
In de kamerbrief van 27 oktober bent u geïnformeerd over intensieve taalles in de opvang (Kamerstuk, 19 637, nr. 2073) en in de kamerbrief van 27 november (Kamerstuk, 19 637 nr. 2085) bent u geïnformeerd over de mogelijkheden die vluchtelingen hebben om aan taal en integratie te werken tijdens de asielprocedure en na vergunningverlening. Tevens wordt het voorinburgeringsprogramma in de opvang voor vergunninghouders met ingang van 1 januari 2016 uitgebreid, de taallessen worden geïntensiveerd en in het programma worden vergunninghouders voorbereid op de module «Oriëntatie op de Nederlandse Arbeidsmarkt».
Deelt u de mening van de onderzoekers, namelijk dat al tijdens de asielprocedure zou moeten worden begonnen met intensieve taalles en voorbereiding op de arbeidsmarkt, omdat daar nu veel kostbare tijd verloren gaat? Zo ja, hoe gaat u dit concreet bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid, ten behoeve van de integratie van de nieuwkomers, asielmigranten al tijdens hun procedure te laten werken en studeren? Zo ja, hoe gaat u dit concreet bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Wat bedoelt u concreet met «Blijven moet gelijk staan aan meedoen», zoals de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het krantenbericht stelde?2 Wat behelst meedoen volgens u concreet en vallen het wachten op een status, het wachten op een woning en het wachten op ontwikkelingskansen hier ook onder?
Onder meedoen wordt verstaan: werken of het voorbereiden op de arbeidsmarkt door het volgen van onderwijs of het doen van vrijwilligerswerk.
Bent u bekend met de publicatie «Welke beroepen bieden kansen? Overzicht van krapte- en overschotberoepen»?3
Ja.
Bent u bereid de stroom asielmigranten zo veel mogelijk in het voordeel van de asielmigranten en de Nederlandse arbeidsmarkt te benutten, door deze instroom van potentiële arbeidskrachten te benutten voor het opvullen van krapteberoepen op de korte en middellange termijn? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Ja, zie het antwoord op vraag 2 en 3.
Een docent die niet mag bidden op school |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Biddende docent is niet welkom op Rijswijks Lyceum»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat de directeur van het Rijswijks Lyceum het bidden van een leraar heeft verboden?
Ik ken de berichtgeving over dit voorval. Daaruit maak ik op dat er verschillende interpretaties bestaan van wat er precies is voorgevallen. De directeur verklaart zelf in een brief aan de ouders van leerlingen van de school dat niet het bidden is verboden, maar dat de school heeft geweigerd om een ruimte beschikbaar te stellen waar de docent kon bidden. Ik kan niet beoordelen welke interpretatie het meest waarheidsgetrouw is en wat de feiten zijn in deze zaak.
Deelt u de mening dat een directeur juridisch gezien niet de bevoegdheid heeft om een docent het belijden van zijn geloof te ontzeggen tijdens een pauze? Zo nee, waarom niet?
Ja, die mening deel ik. De Algemene Wet Gelijke Behandeling verbiedt het maken van direct en indirect onderscheid op grond van godsdienst of levensovertuiging. Dat impliceert ook dat een werkgever een werknemer niet kan verbieden te bidden op de werkplek. Ik kan niet beoordelen of hiervan in deze zaak sprake is geweest, zie ook het antwoord op vraag 2. De betreffende docent zou het College voor de Rechten van de Mens kunnen vragen hierover te oordelen.
Deelt u de mening dat door de beslissing van de directeur de vrijheid van godsdienst met voeten wordt getreden? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet op voorhand. Zie ook mijn antwoord op vraag 2. Het geven van een juridisch oordeel over deze zaak is voorbehouden aan het College voor de Rechten van de Mens of de rechter, niet aan het kabinet of de Tweede Kamer.
Hoe staat het besluit van de directeur naar uw mening in verhouding tot de visie van het College van de Rechten van de Mens, welke stelt: «Ook mogen ze niet verbieden dat iemand bidt op de werkplek. Dit mag alleen als werkgevers hiervoor een hele goede reden hebben, bijvoorbeeld als er zodanig ernstige problemen door ontstaan dat het werk stagneert»?2
Gezien de verschillende interpretaties over wat precies is voorgevallen, kan ik dat niet beoordelen. Zie ook het antwoord op bovenstaande vragen.
Vindt u het onderwijstechnisch verantwoord dat een schooldirecteur in zijn besluit om een docent de school te laten verlaten, het feit dat de docent bidt tijdens zijn pauze laat prevaleren boven de didactische en pedagogische kwaliteiten van de docent? Zo ja, waarom wel?
Ik heb hier geen oordeel over. Zie voor een toelichting de antwoorden op de vragen 2, 3 en 4. Overigens heb ik begrepen uit de uitlatingen in de media van zowel de directeur als de docent dat het de keuze van de docent zelf was om de school te verlaten.
Vindt u dat als in een openbare school terecht van de vrijheid gebruik wordt gemaakt om aan kerstviering te doen, een docent ook de vrijheid zou moeten hebben om in zijn pauze te bidden? Zo nee, waarom niet?
Een docent moet de vrijheid hebben om te bidden. Dit staat los van andere keuzes die de school maakt, zoals over de organisatie van een kerstviering.
Vindt u dat dit geval verband houdt met de bredere angst en aversie jegens de islam? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Dat kan ik niet beoordelen. Zie ook mijn antwoord op vraag 2. Ik wil benadrukken dat het kabinet iedere vorm discriminatie, ook islamofobie, afkeurt en zich inspant om discriminatie te voorkomen en te bestraffen.
Bent u het eens met de constatering dat het ontnemen van fundamentele vrijheden door een schooldirecteur niet bevorderlijk is voor de burgerschapsvorming van leerlingen? Zo ja, bent u bereid om een oproep te doen om aangifte te doen tegen deze schooldirecteur? Zo nee, waarom niet?
Op basis van de mij bekende informatie kan ik niet beoordelen of er in deze casus sprake is van het ontnemen van fundamentele vrijheden. De keuze om al dan niet juridische stappen te ondernemen, laat ik aan de betrokkenen. In algemene zin ben ik het echter zeer eens met uw constatering dat het niet zo kan zijn dat op scholen de fundamentele waarden van onze democratische rechtsstaat worden geschonden. Scholen hebben een belangrijke verantwoordelijkheid in het bijbrengen van burgerschapskennis en -vaardigheden bij hun leerlingen. Gedrag dat daar haaks op staat, werkt dit tegen en is onaanvaardbaar.
Welke maatregelen gaat u nemen om dergelijke gevallen in de toekomst uit te sluiten?
Ik neem hiertoe geen aanvullende maatregelen. Indien sprake is van discriminatie, of als de wet op andere manieren wordt overtreden, kan het College voor de Rechten van de Mens of de rechter hierover oordelen.
Bent u bereid om dit specifieke geval tot op de bodem uit te zoeken en consequenties te trekken voor de positie van de directeur? Zo nee, waarom niet?
Nee. Mocht één van beide partijen behoefte hebben aan een oordeel in deze zaak, dan staat niets hen in de weg om een oordeel te vragen aan het College voor de Rechten van de Mens. Overigens is het voorbehouden aan het bestuur van de school om eventueel arbeidsrechtelijke consequenties aan dit voorval te verbinden.
Het bericht dat de Turkmenen in Syrië op de vlucht zijn na Russische bombardementen |
|
Selçuk Öztürk (GrKÖ), Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Turkmenen Syrië op de vlucht na Russische bombardementen»?1
Ja.
Veroordeelt u de bombardementen op de burgerbevolking in Syrië, waaronder de recente Russische aanvallen op de Turkmenen? Zo ja, op welke manier gaat u hier blijk aan geven? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het kabinet heeft Rusland herhaaldelijk in EU, NAVO en VN-verband opgeroepen om aanvallen op de Syrische gematigde oppositie onmiddellijk te stoppen, burgerslachtoffers te vermijden, en zich te richten op de strijd tegen ISIS en een politieke oplossing voor het Syrische conflict. Nederland heeft dit tijdens hoogambtelijke bilaterale consultaties eind januari ook aan de orde gesteld.
Wat gaat u in EU-, NAVO- en VN-verband doen om de Russische bombardementen op onschuldige burgers te stoppen?
VN-Veiligheidsraadresolutie 2254 eist dat alle aanvallen op burgers en burgerobjecten in Syrië worden gestaakt. Rusland wordt in VN-verband doorlopend aangesproken op implementatie van deze resolutie. Daarnaast heeft Nederland de Russische bombardementen recentelijk nog veroordeeld tijdens de EU Raad Buitenlandse Zaken van 18 januari jl. en opgeroepen tot een krachtige EU-veroordeling. Nederland ondersteunt op alle mogelijke manieren het internationale proces om te komen tot een politieke oplossing van het conflict, inclusief het stoppen van aanvallen op burgers.
Is er op de top in Genève over de toekomst van Syrië, gesproken over dat er bij bombardementen geen aanvallen worden gepleegd op civiele doelen en/of de burgerbevolking? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn de standpunten van de betrokken landen?
De bescherming van Syrische burgers, het beëindigen van beleggen en een staakt-het-vuren zijn onderdelen van de politieke besprekingen in Genève. VN-Gezant De Mistura heeft een pauze aangekondigd in de besprekingen. Dit hangt samen met het voortduren van schendingen van het internationaal humanitair recht in Syrië. De Syrische regering draagt verantwoordelijkheid voor het verlenen van humanitaire toegang. De internationale gemeenschap zal de komende tijd alles op alles moeten zetten om de humanitaire situatie te verbeteren.
Levert Nederland humanitaire hulp aan de kwetsbare burgerbevolking in Syrië, waaronder de Turkmenen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Nederland levert humanitaire hulp op de plekken waar de noden het hoogst zijn, ongeacht nationaliteit, etniciteit, politieke voorkeur of religie. Sinds 2012 heeft Nederland met betrekking tot de crises in Syrië en Irak 342 miljoen euro aan humanitaire hulp bijgedragen. Daarnaast heeft Nederland bij de conferentie van 4 februari jl. in Londen voor 2016 125 miljoen euro aan humanitaire hulp en steun toegezegd. Noodhulp wordt gekanaliseerd via drie kanalen: de Verenigde Naties (VN), het Rode Kruis en NGO’s via de Dutch Relief Alliance.
Beschikt u over cijfers van het aantal burgerslachtoffers door de Russische bombardementen? Zo ja, wat zijn die cijfers? Zo nee, kunt u proberen die cijfers te achterhalen?
Nee. Nederland beschikt niet over de capaciteit om zelfstandig onderzoek te doen naar het aantal slachtoffers als gevolg van de Russische bombardementen. Volgens het Britse Syrian Observatory for Human Rights zouden tot en met december vorig jaar 2.371 slachtoffers als gevolg van de Russische luchtaanvallen zijn gevallen, waaronder 792 burgerslachtoffers. Deze cijfers kunnen niet onafhankelijk worden geverifieerd.
Kunt u bevestigen dat Rusland voornamelijk andere tegenstanders van Assad bombardeert in plaats van DAESH?
Ja, het merendeel van de aanvallen is gericht op de bredere anti-Assad oppositie in Noordwest-Syrië. Veel minder vaak valt Rusland ISIS-doelen aan in Centraal- en Oost-Syrië.
Bombardeert Rusland ook groeperingen die door de coalitie en dus ook Nederland gesteund worden? Zo ja, welke?
Uit veiligheidsoverwegingen kan niet worden ingegaan op de specifieke lotgevallen van de groeperingen die door Nederland worden gesteund.
Is het mogelijk om te spreken over vrede in Syrië als Rusland en de door de VS geleide coalitie verschillende groeperingen steunen of aanvallen? Kunt u hier een toelichting op geven?
Zie het antwoord op vraag 4.
Het bericht dat een presentatrice is gediscrimineerd bij RTL Nieuws |
|
Selçuk Öztürk (GrKÖ), Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Diana Matroos: «Bij RTL legde een chef een handje pepernoten op mijn bureau'»?1
Ja.
Wat vindt u van de ervaringen van de presentatrice? Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat iemand op basis van haar huidskleur een taak is ontzegd?
Het is onacceptabel als iemand op basis van zijn/haar huidskleur op een andere manier wordt behandeld dan een ander persoon. Het beginsel van gelijke behandeling is neergelegd in artikel 1 van onze Grondwet en uitgewerkt in diverse wetten, waaronder de Algemene wet gelijke behandeling.
Over deze specifieke kwestie heb ik contact laten opnemen met RTL. Vanuit RTL Nieuws is mij bericht dat de betrokken presentatrice géén taak is ontzegd op grond van haar etniciteit. RTL Nieuws bestrijdt dat er wordt gediscrimineerd.
In aansluiting daarop is mij namens RTL Nederland bericht dat men onderzoek heeft gedaan naar maatregelen die moeten leiden tot meer diversiteit, zowel qua etniciteit als qua leeftijd en geslacht. RTL heeft inmiddels een werkgroep ingesteld die met gerichte acties komt om de diversiteit te vergroten. RTL vindt het belangrijk dat de diversiteit ook wordt gewaarborgd achter de schermen.
Ik stel vast dat RTL Nieuws en RTL Nederland duidelijk laten blijken ernst te maken met bestrijding van discriminatie binnen hun bedrijf.
Deelt u de mening dat discriminatie en een gebrek aan representativiteit binnen de media de democratische spreekbuisfunctie van de media niet ten goede komen? Zo ja, wat gaat u hier dan voor actie tegen ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik ben van mening dat zowel publieke als private media een media-aanbod moeten verzorgen dat rekening houdt met de maatschappelijke verscheidenheid in ons land, zowel in hun berichtgeving als in hun personeelsbeleid. Ik voeg daar aan toe dat zowel publieke als private media geheel onafhankelijk van de overheid en van eventuele andere beïnvloeding hun media-aanbod tot stand dienen te brengen.
In aanvulling hierop zou ik het toejuichen als zowel de publieke als de private media-instellingen, in navolging van het Rijk en diverse werkgevers, het Charter Diversiteit zouden ondertekenen en ik zal hen daartoe ook oproepen.2
Heeft u, gezien eerdere berichten van klokkenluiders2, cijfers en/of andere informatie over het voorkomen van discriminatie binnen de Nederlandse media en in het bijzonder bij de publieke omroep? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen? Zo ja, is er sprake van een patroon en wat gaat u met deze informatie doen?
De NPO liet mij weten niet over dergelijke informatie te beschikken. Ook het jaarverslag van de Commissie Integriteit Publieke Omroep (CIPO) bevat hierover geen informatie. De NPO heeft een klachtenregeling en vertrouwenspersoon voor eventuele klachten over discriminatie; de omroepen zijn hierin autonoom en zelf verantwoordelijk voor hun personeelsbeleid. Omtrent het voorkomen van discriminatie binnen de Nederlandse media zijn mij geen gegevens bekend. Het ligt niet op mijn weg om hier specifiek onderzoek naar te doen; dat is een zaak voor het College voor de Rechten van de Mens (sinds 2012 de opvolger van de Commissie Gelijke Behandeling), dat tot taak heeft om onderzoek te doen naar mogelijke (stelselmatige) schendingen van mensenrechten, waaronder discriminatie.4
Wat vindt u van de representativiteit en diversiteit van de werknemerspopulatie binnen het Nederlandse medialandschap in zijn algeheel? Is er naar uw mening sprake van voldoende representativiteit en diversiteit? Zo ja, op basis waarvan komt u tot deze mening? Zo nee, gaat u actie ondernemen op dit gebied?
Uit onderzoek naar representativiteit en diversiteit blijkt dat dit in veel maatschappelijke sectoren nog te wensen over laat, ook in het medialandschap. Belemmering hierbij is dat het niet is toegestaan dat overheden, ondernemingen en organisaties bijzondere persoonsgegevens als seksuele voorkeur, godsdienst, ras en dergelijke registreren. Dit valt onder de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, een grondrecht dat is neergelegd in onze Grondwet en in diverse internationale verdragen.5 Dat maakt het onmogelijk om een uitspraak te doen over «representativiteit en diversiteit van de werknemerspopulatie binnen het medialandschap in zijn algeheel».
Binnen deze beperkingen kunnen individuele bedrijven evenwel onderzoek doen naar de diversiteit van hun werknemersbestand en ik zou dergelijk onderzoek ook van harte verwelkomen.
Vindt u de samenstelling van het algehele personeelsbestand, het presenterend personeel en het televisieaanbod binnen de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) op dit moment in overeenstemming met het door de NPO geformuleerde doel «Daarbij streeft de publieke omroep naar een representatief beeld van de diversiteit in de samenleving, onder andere door de aanwezigheid van meer Nieuwe Nederlanders in zijn aanbod»?3 Zo ja, op basis waarvan stelt u dat? Zo nee, wat voor actie gaat u ondernemen op dit terrein?
Zie het antwoord op vraag 10.
Welke beleidsmatige conclusies zijn er uit onderzoek over de representativiteit van de Nederlandse media uit het verleden4, waaruit onder andere bleek dat vrouwen op de televisie ondervertegenwoordigd zijn bij de publieke omroep en dat de commerciële omroepen het op dit gebied beter doen, in deze kabinetsperiode getrokken?
Dat er bij commerciële omroepen meer vrouwen in beeld komen, is voor een belangrijk deel te verklaren door de verschillende aanbodmix tussen de publieke en de commerciële omroepen. Zo blijft de representatie van vrouwen vooral achter bij de categorie nieuws en opinie – en juist die categorie is minder vertegenwoordigd in het aanbod van commerciële omroepen terwijl de NPO daar veel aandacht aan besteedt.
Diverse organisaties, zoals WomenInc en de Kleurrijke Top 100, hebben in het recente verleden aandacht gevraagd voor meer diversiteit in programma’s, waaronder ook programma's over nieuws en opinie. De NPO heeft begin januari aangekondigd dat diversiteit in programma's een belangrijk speerpunt wordt voor 2016. Onder andere door diversiteit een van de belangrijkste criteria te laten zijn bij de intekening. Ook wordt een enquête onder programmamakers gehouden over ideeën om het media-aanbod diverser te maken. De NPO heeft verder aangekondigd dat hij in gesprek gaat met verschillende stakeholders op het gebied van diversiteit in de media, waaronder de genoemde organisaties. Het doel hiervan is kennis van buiten naar binnen te halen en deze in te zetten om diversiteit in het aanbod te vergroten. Onderdeel hiervan is ook het bewust maken van programmamakers van het belang van diversiteit en hen hier praktische handvatten voor te bieden.
Zijn uw beleid en het beleid van de publieke omroep van de afgelopen jaren ten aanzien van de representativiteit van de publieke omroep wel effectief, daar recente berichten5 aangeven dat het aantal vrouwen op de televisie bij de publieke omroep minder is dan vijf jaar geleden? Zo ja, op basis waarvan stelt u dit? Zo nee, wat voor aanvullende maatregelen en/of herzieningsmaatregelen gaat u dan nemen?
Uit de rapportages van de NPO leid ik af dat de resultaten op het gebied van diversiteit in de afgelopen concessieperiode gemengd zijn te noemen: bij televisie is de representatie van vrouwen licht afgenomen, maar die van mensen met een niet-westerse migrantenachtergrond gestegen, terwijl bij radio de representatie van beide groepen is gestegen. De verantwoordelijkheid voor het daadwerkelijk diverser samenstellen van programma’s ligt bij de omroepredacties. De NPO-organisatie kan vanuit zijn rol wel stimuleren, maar hier niet direct op sturen. De NPO zou er goed aan doen om de ontwikkelingen in de samenleving sneller op te volgen.
Zijn de representativiteit en diversiteit naar uw mening voldoende op orde binnen de lokale publieke omroepen? Zo ja, op basis waarvan concludeert u dit? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
De Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland (OLON) wijst er op dat de populatie van lokale omroepen voornamelijk bestaat uit vrijwilligers. Alle vrijwilligers worden toegelaten tot het vrijwilligersbestand ongeacht etnische afkomst, geslacht, religie, etc. De representativiteit en diversiteit zal de populatie van de betreffende gemeente(n) weerspiegelen, aangezien iedere lokale omroep beschikt over een Programma Beleidsbepalend Orgaan (PBO), dat het beleid voor het media-aanbod bepaalt en dat representatief is voor de belangrijkste in die gemeente voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen.9 De gemeenteraad adviseert hierover aan het Commissariaat voor de Media. OLON beschikt niet over een centraal gedetailleerd overzicht inzake de etnische achtergrond van alle vrijwilligers en personeelsleden.
Stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking (ROOS) liet mij weten dat regionale omroepen streven naar een goede afspiegeling van hun regio conform hun wettelijke taak. Etniciteit speelt een grotere rol bij de Randstedelijke omroepen en bij grote steden dan bij de andere regio’s, aldus ROOS.
Ik zal in mijn overleg met OLON en ROOS aandacht vragen voor diversiteit, zowel in het vrijwilligersbestand van de lokale omroepen, het personeelsbestand van de regionale omroepen en uiteraard ook in hun media-aanbod.
Is er naar uw mening sprake van genoeg etnische representativiteit binnen (het algehele personeel, het presenterend personeel en de uitzendingen van) de publieke omroep? Zo ja, op basis waarvan concludeert u dit? Zo nee, wat zijn hiervan de mogelijke effecten en wat gaat u hieraan doen?
De publieke omroep heeft de opdracht een afspiegeling te bieden van de samenleving; dit is als de «publieke mediaopdracht» in de Mediawet neergelegd.10 Uit onderzoeken van de NPO blijkt dat de afspiegeling van vrouwen en niet-westerse migranten in het aanbod van de NPO (waaronder presentatoren) op dit moment nog achterblijft bij de feitelijke samenstelling van de Nederlandse samenleving. Het is moeilijk om de effecten hiervan in te schatten. Ik ben van mening dat de NPO hier meer werk van moet maken.
In zijn Concessiebeleidsplan 2016–2020 (CBP) zegt de NPO: «In ons aanbod moet te zien en te horen zijn dat we er zijn voor alle burgers in Nederland. Dat moet blijken uit wie er aan het woord en in beeld komen, uit de onderwerpkeuze, de muziekkeuze, uit de presentatoren en uit de verhaallijnen van onze dramaseries.» De NPO heeft hiervoor ambities opgenomen in zijn CBP en zal daarover jaarlijks in zijn Terugblik rapporteren. Ik zal daar scherp op toezien.
Is de samenstelling van de publieke omroep en de Nederlandse media in haar totaliteit naar uw mening divers genoeg om de democratische spreekbuisfunctie goed genoeg te kunnen vertolken, waarbij de meningen van alle groepen in Nederland voldoende worden gehoord? Zo ja, op basis waarvan concludeert u dit?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 3.
Het bericht dat de politie de nekklem mag blijven gebruiken van de rechter |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Rechter: politie kan nekklem blijven gebruiken»?1
Ja.
Waarom wordt een techniek die niet getraind noch aangeleerd wordt, toch in de praktijk toegepast?
De politie mag op grond van wet- en regelgeving gepast geweld gebruiken. Dat betekent dat in uitzonderlijke omstandigheden ook zware vormen van fysiek geweld gerechtvaardigd kunnen zijn, ook als de gebruikte techniek niet specifiek wordt aangeleerd. De nekklem wordt door de politie gezien als een dergelijke ingrijpende vorm van fysiek geweld. Dat met deze techniek zeer terughoudend wordt omgegaan blijkt ook uit het rapport «verantwoord politiegeweld» van de Nationale ombudsman van 2 juni 2013. In de politieopleiding en bij de periodieke (IBT) trainingen wordt overigens regelmatig specifiek aandacht besteed aan het risico van verstikking bij aanhoudingen.
Heeft u een overzicht van het aantal personen dat de afgelopen tien jaar overleden of invalide geraakt is tijdens of na de arrestatie door het gebruik van de nekklem? Hoeveel van deze personen hadden een niet-Westerse achtergrond?
Ik beschik niet over een overzicht van het aantal personen dat de afgelopen tien jaar overleden of invalide is geraakt tijdens of na de arrestatie door het gebruik van de nekklem.
Wat gaat u doen tegen het onnodig gebruiken van een nek- of neusklem tegen arrestanten?
Of fysiek geweld gerechtvaardigd en proportioneel is, dient bezien te worden in de concrete omstandigheden van het geval. In uitzonderlijke omstandigheden kan iedere vorm van fysiek geweld gerechtvaardigd zijn. Gedurende de opleiding en tijdens trainingen wordt gewezen op de risico's die inherent zijn aan het gebruik van fysiek geweld. Terughoudendheid is hierbij het uitgangspunt. In individuele gevallen kan het uiteindelijk aan de rechter zijn om te toetsen of het toegepaste geweld gerechtvaardigd en proportioneel was.
Waarom zijn de nek- en neusklem niet verboden gezien het aantal gevallen waarbij een arrestant zwaargewond raakte en/of overleed?
De rechtbank Den Haag heeft naar aanleiding van het kort geding waarin een verbod op de toepassing van de nekklem werd gevorderd, in haar vonnis van 17 september jl. geoordeeld dat in het algemeen niet kan worden geconcludeerd dat de toepassing van de nekklem onrechtmatig is, zodat voor een algeheel verbod op het gebruik van de nekklem geen plaats is. De onrechtmatigheid moet volgens de rechtbank in individuele gevallen getoetst worden. Ik verwijs u ook naar mijn antwoord op de vragen 4 en 13.
Zoals ik uw Kamer op 10 juli jl. liet weten heb ik de Inspectie Veiligheid en Justitie verzocht een onderzoek in te stellen naar het gebruik van de nekklem door de politie. De Inspectie onderzoekt hoe de politie, de Koninklijke Marechaussee en de Dienst Justitiële Inrichtingen omgaan met het risico op verstikking bij de toepassing van fysiek geweld. Tevens onderzoekt de Inspectie hoe het executief personeel van de politie, de Koninklijke Marechaussee en de Dienst Justitiële Inrichtingen wordt opgeleid en getraind voor de toepassing van fysiek geweld met het risico op blijvend letsel dan wel overlijden door verstikking. Zodra de Inspectie haar bevindingen oplevert, naar verwachting in december van dit jaar, zal ik uw Kamer hierover informeren. Aan de hand van deze bevindingen zal ik bezien of het noodzakelijk is om opleidingen, procedures en / of geweldsinstructies aan te passen. Ik zie geen reden om in afwachting van het onderzoek het gebruik van de nekklem te verbieden.
Bent u bereid de nekklem te verbieden? Vindt u dat een nekklem gebruikt mag worden indien die niet verboden is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Waarom wordt de nekklem niet minimaal tijdelijk verboden, in afwachting van onderzoek?
Zie antwoord vraag 5.
Vindt u dat een nekklem gebruikt mag worden? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om te vragen naar een snel onderzoek van de Inspectie van Veiligheid en Justitie naar de nekklem? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Waarom zijn er geen maatregelen getroffen met betrekking tot het gebruiken van de nekklem?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat het onderzoek naar de nekklem niet uitgevoerd moet worden door de inspectie van uw ministerie maar door een externe partij? Zo nee, waarom niet?
Die mening deel ik niet. De Inspectie Veiligheid en Justitie onderzoekt als onafhankelijk, onpartijdig en deskundig toezichthouder integraal de kwaliteit van de taakuitvoering door organisaties werkzaam op het terrein van veiligheid en justitie.
Welke maatregelen gaat u nemen om buitensporig politiegeweld tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 5.
Wanneer is een nekklem onrechtmatig? Wanneer is politiegeweld gerechtvaardigd en proportioneel?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid nieuwe regels en eisen op te stellen voor het gebruik van politiegeweld? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid na het onderzoek van de Inspectie Veiligheid en Justitie maatregelen te treffen die de nekklem verbieden of strenge(re) eisen te stellen voor het gebruik ervan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Weet u dat in België de nekklem niet aangeleerd wordt en daarom ook niet toegepast mag worden? Zo ja, waarom mag het in Nederland dan wel toegepast worden terwijl het niet wordt aangeleerd?2
Een internationale vergelijking maakt deel uit van het Inspectie-onderzoek. Hierbij onderzoekt de Inspectie wat het normenkader is voor de politiekorpsen in België, Groot-Brittannië, Denemarken en Duitsland met betrekking tot het gebruik van geweld(smiddelen) en wat het curriculum is voor de opleiding en training van politiemedewerkers in het gebruik van geweld(smiddelen).
Weet u dat de nekklem (wurggreep) in de Verenigde Staten al 20 jaar verboden is? Zo ja, bent u dan bereid om onderzoek te doen naar de redenen van dit verbod?3
De nekklem is in de Verenigde Staten nog niet bij wet verboden. Wel is er recent een amendement voor een federale wet ingediend, welke erop is gericht het gebruik van de nekklem te verbieden. De indiening van het amendement is echter pas de eerste stap in het Amerikaans wetgevingsproces.
Deelt u de mening dat als het gebruik van de nekklem niet verboden wordt, de agenten een goede opleiding moeten hebben waar ze de nekklem aangeleerd krijgen? Zo ja, wanneer starten ze met die opleiding? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om agenten te vervolgen die door gebruik van de nekklem een arrestant om het leven brengen of blijvend lichamelijke letsel veroorzaken? Zo nee, waarom niet?
In gevallen waarin (het vermoeden bestaat dat) personen zijn overleden of zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen door optreden van de politie dan wel terwijl zij aan de zorg van de politie waren toevertrouwd, wordt een onafhankelijk onderzoek door de Rijksrecherche ingesteld. Op basis van de onderzoeksresultaten van de Rijksrecherche neemt het Openbaar Ministerie een vervolgingsbeslissing.
Bent u bereid om agenten die een arrestant om het leven brengen door de nekklem (of andere manieren van geweld) te vervolgen wegens «dood door schuld»? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 19.
Waarom zijn de agenten die de nekklem op de heer Henriquez toegepast hebben niet direct op non-actief gezet?
Zodra op basis van onderzoek het vermoeden bestaat dat de politie geweld niet gelegitimeerd heeft toegepast, kan de politiechef daartoe een aantal ordemaatregelen nemen. Dat is in dit geval ook gebeurd. De politiechef heeft de betrokken politiefunctionarissen in afwachting van de uitkomst van het ingestelde Rijksrecherche onderzoek buiten functie gesteld.
Deelt u de mening dat de agenten de heer Henriquez moesten reanimeren, aangezien een agent zei «dat er nog weinig leven in zit» en dat zij, in plaats van te sjorren en te slepen, de ambulance moesten bellen? Zo nee, waarom niet?
In het belang van het lopende onderzoek van de Rijksrecherche kan ik op dit moment geen uitspraken doen over deze casus.
Iedere politiefunctionaris in de basisopleiding wordt getraind in levensreddend handelen met de training Eerste Hulp door Politie (EHDP). De training is een afgeleide van een EHBO opleiding en bevat de meest voorkomende medische situaties waar een politiefunctionaris in de uitvoering van zijn werkzaamheden mee te maken kan krijgen.
Bent u van mening dat het geweld dat is toegepast op dhr. Henriquez gelegitimeerd is? Kunt u aangeven wat de standaardprocedure is wanneer een arrestant buiten bewustzijn raakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 22.
Het bericht dat de aanpak van radicalisering is gedoemd te mislukken |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het artikel in «Terrorismedeskundige: aanpak radicalisering gedoemd te mislukken»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat de terrorismedeskundige en adviseur van de gemeente Amsterdam op het gebied van Syriëgangers, de Westerse en daarmee dus ook de Nederlandse aanpak van radicalisering beschrijft als gedoemd te mislukken?
Volgens de heer Kenning is radicalisering een emotionele beslissing van het individu. Iemand kiest voor de gewelddadige extremistische ideologie omdat hij of zij die nodig heeft vanuit een emotionele behoefte. Hij stelt daarmee dat het niet de ideologie is die de extremist creëert of binnentrekt, maar de extremistische mindset die de ideologie grijpt. Risico’s ontstaan wanneer deze jongeren geraakt worden door een effectief extremistisch aanbod. Ik onderschrijf het belang van deze invalshoek en ik heb ook deze invalshoek meegenomen in de uitvoering van de aanpak.
Bent u van mening dat de Westerse aanpak van radicalisering tot polarisatie in de samenleving leidt en terroristen kweekt van eigen bodem? Zo ja, wat gaat u tegen deze aanpak doen? Zo nee, waarom niet?
De aanpak van radicalisering vereist een brede benadering waarbij gewelddadig extremisme wordt ingedamd en nieuwe aanwas wordt voorkomen. Tegelijkertijd is er oog voor het vergroten van de weerbaarheid tegen maatschappelijke spanningen en polarisatie. De dynamiek van polarisatie draagt bij aan het vergroten van de voedingsbodem voor gewelddadig extremisme en heeft onze aandacht in de aanpak.
Deelt u de mening van de terrorismedeskundige dat de huidige aanpak is gestoeld op het onterechte idee dat de strijd tegen Al-Qaeda en Daesh een gevecht is tegen de islamitische cultuur? Zo ja, wat gaat u doen om dit recht te zetten? Zo nee, waarom niet?
Nee, de huidige aanpak van radicalisering is een strijd tegen alle vormen van gewelddadig extremisme die de democratische rechtsorde ondermijnen.
Vindt u dat de huidige aanpak van radicalisering de Nederlandse moslims in een kwaad daglicht stelt? Zo ja, wat gaat u doen om dit recht te zetten? Zo nee, waarom niet?
Nee, het kabinet heeft aandacht voor verschillende vormen van gewelddadig extremisme, ongeacht welke vorm deze aanneemt. Bevolkingsgroepen mogen niet verantwoordelijk worden gehouden voor gedragingen van individuen.
Bent u bereid een andere, effectievere aanpak van radicalisering in te zetten, welke niet leidt tot polarisatie en niet gedoemd is te mislukken? Zo ja, welke concrete maatregelen gaat u nemen? Zo nee, waarom niet?
Het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme heeft naast het verzwakken van de jihadistische kern en het voorkomen van aanwas, tot doel de democratie en rechtsstaat te beschermen. Hoewel het kabinet vanzelfsprekend inzet op een onmiddellijke beperking van de dreiging en de bescherming van de democratische rechtsstaat, leert de geschiedenis dat het tegengaan van radicalisering en de bestrijding van terrorisme bij uitstek ook een zaak is van de lange adem. Het kabinet zet daarom, naast de maatregelen gericht op gevolgbestrijding, nadrukkelijk in op preventie van radicalisering en het vergroten van de weerbaarheid van de samenleving op de langere termijn.
Deelt u de mening dat het woord jihadisme in een verkeerde context wordt gebruikt en hierdoor een negatieve lading heeft gekregen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet maakt hier onderscheid tussen jihad als religieus begrip en het fenomeen jihadisme. Het is aan moslims zelf om het begrip jihad te interpreteren en het de lading te geven die men wenst. Als het gaat om het jihadisme ligt dit echter anders. Deze term duidt voor het kabinet op een kleine minderheid van extremistische moslims in de wereld die het begrip jihad geperverteerd hebben en misbruiken voor mobilisering van geloofsgenoten voor hun politiek-extremistische doeleinden. Ik verwijs voor een uitgebreide uiteenzetting hieromtrent naar de NCTV publicatie Het mondiaal jihadisme: een fenomeenanalyse en een reflectie op radicalisering 2.
Deelt u de mening dat het woord jihadisme in overheidsdocumenten vervangen moet worden door het woord terrorisme, zodat er geen verwijzingen worden gemaakt naar bepaalde religieuze groepen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet gebruikt de term jihadisme om een specifieke politiek-ideologische stroming en fenomeen aan te duiden.
Wat gaat u doen om de voedingsbodem van radicalisering aan te pakken in Nederland? Kunt u dat toelichten? Zorgen de uitspraken van de terreurdeskundige voor nieuwe inzichten over het beleid dat gevoerd moet worden?
Verschillende onderzoeken, waaronder het recente onderzoek naar triggerfactoren van radicalisering3, laten zien dat radicalisering niet door één enkele oorzaak te verklaren is, maar vanuit de samenhang van drijfveren, concrete gebeurtenissen en persoonlijke eigenschappen. Er is zodoende geen direct causaal verband tussen sociaaleconomisch achterstelling of discriminatie-ervaringen enerzijds en radicalisering anderzijds. Het zou echter onjuist zijn om geen rekening te houden met deze omstandigheden. Het jihadisme speelt in op gevoelens van discriminatie en buitensluiting onder moslims en poogt deze te mobiliseren. De aanpak van radicalisering en jihadisme is gestoeld op een grondige analyse die voortdurend wordt aangescherpt op basis van nieuwe ontwikkelingen en inzichten. De inzichten van de heer Kenning zijn hierin meegenomen.
Welke maatregelen bent u van plan te nemen om te zorgen dat bestrijding van radicalisering en terrorisme geen gevecht tegen de islamitische cultuur wordt en op welke termijn?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 is de strijd tegen terrorisme een strijd tegen alle vormen van gewelddadig extremisme die de democratische rechtsorde ondermijnen.
Om de verspreiding van verschillende vormen van extremisme geen kans te geven, is het van belang dat de onderliggende waarden van de rechtsstaat worden gedeeld en uitgedragen. Dit vergt permanente inspanning van de maatschappij als geheel, waarbij ruimte wordt gegeven aan elkaar. Het kabinet stimuleert maatschappelijke initiatieven over botsende normen, de grenzen van de rechtsstaat en samenleven met verschillen.
Bent u bereid onderzoek te doen naar de gevolgen van het huidige aanpakplan van radicalisering? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zoals u weet, vindt momenteel de integrale evaluatie plaats van de Nationale CT-strategie 2011–2015. Het radicaliseringsbeleid maakt daar logischerwijs deel van uit. Hierbij wordt zowel gekeken naar de integrale aanpak zoals verwoord in de CT-strategie als in het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme. In de evaluatie worden de uitgangspunten van het beleid onderzocht en wordt gekeken naar de wijze waarop samenwerking, coördinatie en informatie-uitwisseling plaatsvinden, zowel op landelijk als lokaal niveau. De resultaten van de evaluatie zullen in het voorjaar van 2016 naar de Tweede Kamer worden verzonden.
Weet u dat uit onderzoek van de Landelijke Politie blijkt dat 60 procent van Syriëgangers met psychosociale problemen kampt? Zo ja, gaat dit voor een andere aanpak en visie zorgen? Bent u bereid na aanleiding van deze informatie uw beleid aan te passen?
Het onderzoek van de heer Weenink – waar u aan refereert – geeft aan dat jihadisten meer dan gemiddeld gedragsproblemen en -stoornissen vertonen. Dit is een aanvulling op theorieën over radicalisering die de nadruk leggen op ideologie/religie of op uitsluiting/discriminatie. De sociaalpsychologische invalshoek kan aanvullende verklaringen en handvatten voor de aanpak bieden en wordt meegenomen in mijn beleid.
Bent u bereid onderzoek te doen naar psychologische problemen die een rol spelen bij radicalisering? Zo nee, waarom niet?
Zoals reeds aangegeven in het antwoord op vraag 9 is radicalisering niet door één enkele oorzaak te verklaren. Er vindt doorlopend onderzoek plaats naar radicalisering en de diverse aspecten die hierbij mogelijk een rol spelen. Daartoe behoren ook, maar niet uitsluitend, psychologische problemen.
De schokkende uitspraken op Twitter van een persoon die werkzaam is bij een onderwijsinstelling |
|
Selçuk Öztürk (GrKÖ), Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Tweet van raadslid LEF Nissewaard zorgt voor ophef»?1
Ja.
Wat vindt u van de uitspraak? Wat voor signaal gaat er naar uw mening uit naar de leerlingen van de school van de betrokkene, door haar uitspraken?
Ook gebruikers van internet en social media hebben, binnen de grenzen van de wet, recht op vrijheid van meningsuiting. Docenten hebben echter ook een voorbeeldfunctie voor hun leerlingen. Uitspraken waarin het omkomen van mensen lijkt te worden gezien als een soort verdiende straf («Karma is a bitch»), passen daar niet bij. De school heeft afstand genomen van deze kwetsende uitspraken en de betrokken docent ontheven van haar lessen. De school beraadt zich thans op de ontstane situatie.
Zijn de uitspraken van de betrokkene naar uw mening ook symptomatisch voor het feit dat discriminatie op internet een groot probleem en rijzende is?
We worden in ons land geconfronteerd met een beeld van toenemende onverdraagzaamheid. Dat uit zich niet alleen op internet, maar het internet is door de grote toegankelijkheid en laagdrempeligheid ervan wel een terrein waar discriminerende uitingen sterk naar voren komen. De cijfers die u noemt bevestigen dat beeld.
Wat vindt u ervan dat uit cijfers van het meldpunt voor internetdiscriminatie blijkt, dat het aantal meldingen van internetdiscriminatie vorig jaar met 22% is gestegen?2
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u ons van de meest recente cijfers voorzien met betrekking tot het voorkomen van internetdiscriminatie? Kunt u dit specificeren naar grond? Is er wederom sprake van een stijging?
Onderstaande tabellen bevatten de meest recente cijfers van het Meldpunt Internetdiscriminatie (MiND), uitgesplitst naar gronden van discriminatie. Er is over de eerste negen maanden van 2015 wederom sprake van een stijging.
2015
2014
2013
t/m september
302
183
108
Totaal
n.n.b.
305
251
20151
2014
2013
Ras
144
159
129
Anders
38
34
42
Antisemitisme
21
31
14
Leeftijd
21
29
20
Godsdienst2
44
27
12
Persoonlijke discriminatie
27
16
15
Seksuele voorkeur
4
7
18
Handicap
3
2
1
tot en met 30 september 2015
43 van de 44 meldingen in 2015 waren islam gerelateerd
Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het overleg dat de regering, via de persoon van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, met experts en vertegenwoordigers van Facebook en Twitter zal hebben over het voorkomen van discriminatie op internet?3
Zoals ik heb aangegeven in de tweede termijn van het Algemeen Overleg discriminatie op 9 september jl., zal ik uw Kamer voor de begrotingsbehandeling SZW informeren over de uitkomsten van het overleg dat op mijn Ministerie zal plaatsvinden.
Wat is de inzet van de regering in deze gesprekken? Wat zal de regering doen als Facebook en Twitter niet bereid zijn mee te werken?
Voor de expertmeeting worden diverse stakeholders uitgenodigd: internet- en social media bedrijven, organisaties waarbij internetdiscriminatie gemeld kan worden als ook organisaties die zich richten op verantwoord internetgebruik. De inzet van de expertmeeting is om informatie en ideeën uit te wisselen. De verschillende stakeholders zal daarbij gevraagd worden om aan te geven welke rol zij voor zichzelf zien in het tegengaan van discriminatie op internet, waar zij tegenaan lopen en welke mogelijkheden tot verbetering zij zien. Hierbij ligt de nadruk op het verkrijgen van nader inzicht in de knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen en de bijdrage die partijen daar zelf aan kunnen leveren.
Op basis van de uitkomsten hiervan zal het vervolg nader worden bepaald.
Met welke andere stakeholders overlegt de regering ten aanzien van internetdiscriminatie? Is de regering bereid een bredere conventie in te lassen met bijvoorbeeld providers, Google en Youtube om het punt van internetdiscriminatie onder de aandacht te brengen?
Zie antwoord vraag 7.
Wat voor maatregelen gaat de regering nemen om discriminatie op internet aan te pakken?
Voor discriminatie op internet bestaat de mogelijkheid aangifte van strafbare uitingen te doen bij de politie of de uiting voor te leggen aan het landelijk Meldpunt Internetdiscriminatie (MiND). De inzet voor de expertmeeting is in eerste instantie om te bekijken wat de stakeholders zelf kunnen doen of verbeteren om discriminatie op internet aan te pakken.
Is de regering nu wel bereid om een racismeregister in te voeren, waarin de namen en uitspraken, zoals die van de betrokkene, worden geregistreerd en waarbij een registratie in het racismeregister een baan bij de overheid en het onderwijs onmogelijk maakt? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Het doen van racistische uitingen verhoudt zich niet tot hetgeen van overheidspersoneel verwacht mag worden. In het verleden geplaatste racistische opmerkingen op internet zijn in zijn algemeenheid echter geen reden om iemand de toegang tot een baan bij de overheid of binnen het onderwijs te ontzeggen, tenzij een dergelijke opmerking heeft geleid tot een strafrechtelijke veroordeling. Dan kan deze veroordeling een voor een bepaalde functie noodzakelijk goed gedrag in de weg staan. Binnen de overheid bestaat hiervoor de procedure om – indien de aard van de functie en het risico dat aan de werkzaamheden is verbonden hierom vragen – van de sollicitant een zogenaamde Verklaring omtrent gedrag (VOG) te vragen. Ik ben geen voorstander van een apart racismeregister zoals dat wordt voorgestaan door de leden Kuzu en Öztürk, naast de justitiële en politiegegevens die al geraadpleegd worden bij een VOG-procedure.
Is de regering nu wel bereid om een educatieve maatregel discriminatie in te voeren, vergelijkbaar met de educatieve maatregel alcohol, waarbij mensen die discrimineren corrigerend worden bijgeschoold en ervan doordrongen raken dat discriminatie echt niet kan? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het ontwerpen van een educatieve maatregel of leerstraf vergelijkbaar met de educatieve maatregel alcohol is een arbeidsintensief traject: er zal veel geïnvesteerd moeten worden in het inrichten van de maatregel/straf. Het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie van het Openbaar Ministerie geeft aan dat de recidive van personen die bestraft worden voor een discriminatiefeit vrijwel nihil is. Het invoeren van een maatregel met als doel speciale preventie lijkt dan ook niet nodig. Overigens bestaat voor de rechter bij vaststelling van strafbare discriminatie reeds de mogelijkheid tot het opleggen van een taakstraf. De taakstraf kan ook een leerstraf inhouden, welke kan worden ingevuld als een leertraject tegen discriminatie. Rechters maken hier in beperkte mate gebruik van.
Is de regering bereid om de bekendheid en de rol van het meldpunt internetdiscriminatie te vergroten? Zo ja, wat gaat de regering ondernemen en hoe gaat de regering de gang van social media naar het meldpunt internetdiscriminatie beter faciliteren? Zo nee, waarom niet?
MiND heeft een aantal communicatieactiviteiten die structureel terug komen. Dit omvat onder meer een succesvolle Facebook campagne in 2014 die in het najaar van 2015 wordt herhaald, het inzetten van jongerenambassadeurs, deelnemen aan de Gay Pride in Amsterdam en investeren in de vindbaarheid van MiND op internet. Daarnaast worden mensen in de landelijke campagne tegen discriminatie via de website discriminatie.nl doorverwezen naar MiND als er specifiek sprake is van internetdiscriminatie. De samenwerking van MiND met Facebook en Twitter zal in de expertmeeting aan de orde komen.
Is de regering bereid een betere gang van social media naar het meldpunt internetdiscriminatie mede inzet van de gesprekken met Facebook en Twitter te maken? Moet er bij een rapportage van ongewenste content op social media niet direct kunnen worden doorgelinkt naar het meldpunt internetdiscriminatie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 12.
Welke aan een ministerie of aan de overheid gelieerde antidiscriminatie bureaus bestaan er op dit moment? Welke zijn er tijdens deze kabinetsperiode ontbonden?
Op grond van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen (Wga) dient elk gemeentebestuur burgers toegang te bieden tot een antidiscriminatievoorziening (ADV). Deze voorzieningen dienen onafhankelijke bijstand te bieden bij klachten over discriminatie en deze klachten te registreren. Het is, binnen de wettelijke kaders, een lokale keuze en verantwoordelijkheid hoe een ADV wordt ingericht. Er zijn 23 onafhankelijk antidiscriminatiebureaus die voor een groot aantal gemeenten de taken uit de Wga uitvoeren. Er zijn daarnaast gemeenten die ervoor kiezen om de wettelijke taken op andere wijze vorm te geven, zoals bijvoorbeeld het onderbrengen van de taak bij een welzijnsorganisatie.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal onderzoeken hoe gemeenten de taken van de Wga uitvoeren. De resultaten van dit onderzoek worden in de eerste helft van 2016 verwacht. Hoewel er in deze kabinetsperiode veranderingen in de gemeentelijke uitvoering van de Wga zullen zijn geweest, zijn er mij op dit moment geen gevallen bekend waarin een antidiscriminatiebureau is ontbonden. Ook dit zal in het bovengenoemde onderzoek nader in kaart worden gebracht.
Wat voor output hebben de aan een ministerie of aan de overheid gelieerde antidiscriminatie bureaus de afgelopen jaren geleverd?
Uit de wettelijke taakomschrijving van ADV’s vloeit voort dat zij de klachten en meldingen die jaarlijks binnenkomen, registreren en daarover rapporteren. Op deze manier leveren ze een belangrijke bijdrage bij het in kaart brengen van de discriminatieproblematiek op lokaal niveau. Naast het verzorgen van bijstand aan burgers, geven veel ADV’s ook voorlichting en advies. Een overzicht van alle output die antidiscriminatiebureaus en andere voorzieningen in de afgelopen jaren hebben geleverd is niet eenvoudig te geven. Uit het in vraag 14 genoemde onderzoek naar de uitvoering van de Wga zal wel een inzichtelijk beeld naar voren komen over de werkzaamheden en resultaten van de verschillende voorzieningen in alle Nederlandse gemeenten.
Het bericht dat een man op social media dreigt met massamoord op Turkse Nederlanders |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Koerdische man uit Duitsland dreigt met massamoord op Turken in Nederland»?1
Ja.
Bent u bereid om, eventueel in samenwerking met de Duitse autoriteiten, de identiteit van de persoon in de video te achterhalen? Zo nee, waarom niet?
In zijn algemeenheid kan worden gemeld dat alle mogelijke instrumenten worden ingezet om eventuele dreiging richting Nederlanders of andere in Nederland woonachtige personen te voorkomen, dan wel weg te nemen. Omwille van de belangen van opsporing en vervolging kan ik over individuele gevallen geen uitspraken doen.
Heeft deze persoon banden met de PKK, een organisatie die binnen de Europese Unie, de NAVO en Nederland op de lijst van terroristische organisaties staat?
Zie antwoord vraag 2.
Is er sprake van activiteiten van de terreurorganisatie PKK in Nederland? Zo ja, welke en wat gaat u hiertegen doen?
De PKK staat op de terrorismelijst van de Europese Unie en is daarom verboden in Nederland. De organisatie kan dus geen openlijke activiteiten ontplooien in Nederland of andere Europese lidstaten. Wel heeft de AIVD vastgesteld dat de PKK of aan PKK gelieerde organisaties heimelijke activiteiten ontplooien. Hierbij moet worden gedacht aan het werven van fondsen ter ondersteuning van de gewapende strijd tegen de Turkse staat. Als heimelijke activiteiten worden gesignaleerd kan de AIVD overgaan tot het verstrekken van een ambtsbericht op basis waarvan het OM een strafrechtelijk onderzoek kan starten
Gaat er op dit moment een dreiging uit naar Nederlanders, en in het bijzonder Koerdische en Turkse Nederlanders, van de PKK in Nederland? Zo ja, welke maatregelen gaat u hiertegen nemen?
Op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat er sprake is van fysieke dreiging van de PKK of aan de PKK gelieerde organisaties naar Nederlanders ongeacht afkomst, dan wel naar evenementen in Nederland, ongeacht signatuur.
Gaat er op dit moment een dreiging uit naar evenementen in zijn algemeenheid, en in het bijzonder naar evenementen van een Turks-Nederlandse of Koerdisch-Nederlandse signatuur, van de PKK in Nederland? Zo ja, wat gaat u hier, in samenspraak met de lokale autoriteiten, aan doen?
Zie antwoord vraag 5.
Privacyschending door middel van nieuwe vormen van telefoonfraude |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Bellen met een fake-nummer is fluitje van een cent»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat het legaal is om te bellen met andermans nummer?
Wanneer de bellende partij ervoor zorgt dat de gebelde partij gefingeerde afzenderinformatie ziet, dan heet dat spoofing. De persoon die gebeld wordt, ziet dus een ander telefoonnummer dan het echte nummer waarvan de beller vandaan belt.
Zoals ook in het artikel wordt vermeld, zijn er legitieme toepassingen voor gebruik van spoofing. Zo gebruiken bijvoorbeeld medewerkers van bedrijven spoofing om het algemene nummer van het bedrijf als afzender te geven in plaats van het eigen privénummer. Het is om die reden niet wenselijk om spoofing – en de software en diensten die spoofing mogelijk maken – te verbieden.
Indien gebruik wordt gemaakt van spoofing om strafbare feiten te plegen, kan strafrechtelijke vervolging worden ingesteld. Het misbruiken van andermans identificerende persoonsgegevens om de eigen identiteit te verhelen en om derden te doen geloven dat zij te maken hebben met de persoon van wie de identiteit ten onrechte is aangenomen, is strafbaar gesteld in artikel 231b van het Wetboek van Strafrecht.
Vindt u ook dat dit soort applicaties de persoonsgegevens in gevaar brengen? Zo nee, waarom niet?
Het betreft hier een applicatie voor legitieme doeleinden die wordt misbruikt door kwaadwillenden. Fraudeurs kunnen gebruik maken van vele middelen om gedupeerden om de tuin te leiden, bijvoorbeeld het bouwen van een nep-website, het verzenden van nep-mails namens bedrijven en ook spoofing met telefoonnummers. Het is belangrijk dat een ieder zich hier bewust van is. Men is zelf ook verantwoordelijk voor het voorkomen van fraude en moet daarom steeds alert zijn op mogelijk bedrog. Het is daarbij van belang dat de fraudeur wordt aangepakt en niet het middel dat door de fraudeur wordt gebruikt om het doel te bereiken.
Deelt u de constatering dat dergelijke applicaties zowel particulier als zakelijk voor veel schade kunnen zorgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u het er mee eens dat dit soort applicaties het werk van fraudeurs en oplichters eenvoudiger maakt? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u van het feit dat bedrijven door dit soort applicaties voor 300.000 euro zijn opgelicht?
Oplichting vind ik zeer kwalijk. Indien bedrijven ten onrechte geld hebben overgemaakt, kunnen zij via hun bank of de burgerlijke rechter proberen dit bedrag terug te krijgen. Daarnaast kunnen gedupeerden aangifte doen bij de politie. De aanpak van horizontale fraude – fraude tegen burgers en bedrijven – is in het kader van de Veiligheidsagenda tot één van de zes prioriteiten benoemd. Dit betekent onder meer dat tussen politie en Openbaar Ministerie de afspraak is gemaakt dat er in 2015 door de regionale eenheden van de politie 1.500 van zulke zaken worden opgepakt. Dit aantal zaken groeit naar 2.300 zaken in 2018.
Deelt u de mening dat het advies van de fraudehelpdesk een laks advies is? Zo nee, waarom niet?
Deze mening deel ik niet. Indien een bericht of een gesprekspartner niet betrouwbaar lijkt, adviseer ik evenals de Fraudehelpdesk te controleren of de beller ook daadwerkelijk degene is die deze zegt te zijn. Voordat geld wordt overgemaakt naar aanleiding van een telefoontje is het raadzaam bij de relevante instantie te controleren of er nog een bedrag verschuldigd is en in de eigen administratie na te gaan of dit klopt.
Bent u bereid om een bewustwordingscampagne te houden om de Nederlandse bevolking meer bewust te maken van de risico’s die zij lopen op dit vlak? Zo nee, waarom niet?
De risico’s die men loopt, spelen niet alleen op dit vlak maar bij elke vorm van verstrekking van persoonlijke gegevens of betaling naar aanleiding van een telefonisch of digitaal verzoek. De Fraudehelpdesk geeft voorlichting over allerlei vormen van fraude en oplichting teneinde burgers en ondernemers weerbaarder te maken en te voorkomen dat er (meer) slachtoffers ontstaan. Ik ben niet voornemens een aparte bewustwordingscampagne op te zetten.
Bent u het er mee eens dat het gebruikmaken van deze applicaties tot fraude en inbreuk op privacy kan leiden? Zo ja, bent u bereid onderzoek te doen naar de wenselijkheid van dergelijke applicaties?
Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen 3, 4 en 5. Ik acht een onderzoek naar de wenselijkheid van dergelijke applicaties niet nodig.
De uitzending “Waarom Srebrenica moest vallen” |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitzending «Waarom Srebrenica moest vallen»?1
Ja.
Heeft deze documentaire voor de Nederlandse regering informatie opgeleverd die zij nog niet had? Zo ja, welke informatie en werpt deze informatie volgens u nieuw licht op de rol van Nederland in de val van de enclave en de schokkende gebeurtenissen erna? Zo nee, waarom heeft de Nederlandse regering deze informatie dan niet zelf naar buiten gebracht?
Op 30 juni 2015 heeft de Kamer verzocht om een onderzoek naar aanleiding van het in vraag 1 genoemde tv-programma over de val van Srebrenica. In die periode is bovendien het boek «Veilige gebieden» van oud-minister van Defensie Voorhoeve verschenen dat hetzelfde thema behandelt. Op verzoek van het kabinet heeft het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies een verkenning uitgevoerd naar de besproken onderwerpen. Het NIOD-rapport en de kabinetsreactie daarop heeft de Kamer ontvangen op 18 november 2016 (Kamerstuk 26 122, nr. 45).
Het NIOD stelt dat niet is gebleken dat de bondgenoten Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten geheime afspraken hebben gemaakt om het luchtwapen niet meer in te zetten. Over de voorkennis van de aanval concludeert het NIOD dat niet is gebleken dat bondgenoten op de hoogte waren van een concreet Bosnisch-Servisch plan om de enclave Srebrenica aan te vallen en volledig in te nemen.
Vindt u het niet schokkend dat de Nederlandse en de Bosnische bevolking middels deze documentaire moeten leren over het verraad van Dutchbat en de Bosniërs door onze «bondgenoten» en had de Nederlandse regering deze informatie jaren geleden niet zelf moeten verzamelen om het op een verantwoorde manier met de nabestaanden te delen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Nederlandse regering sinds de val van de enclave concrete pogingen ondernomen om de informatie die is gepresenteerd in de documentaire en andere aanvullende informatie over het conflict te achterhalen bij andere landen? Zo ja, kunt u hier een overzicht van geven? Zo nee, waarom niet?
In 1996 heeft het kabinet opdracht gegeven aan het toenmalige Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie om de gang van zaken voorafgaand aan, tijdens en na de val van Srebrenica te onderzoeken. Het onderzoek resulteerde in april 2002 in de publicatie van het rapport «Srebrenica, een «veilig» gebied» door dit instituut dat inmiddels Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) heette. Voor het NIOD-rapport van 2002 is uitvoerig onderzoek gedaan in binnen- en buitenlandse archieven en zijn vele gesprekken gevoerd met betrokken personen.
Naar aanleiding van de publiciteit van juni 2015 heeft de Minister van Defensie bij Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten navraag laten doen of over genoemde kwesties meer informatie beschikbaar was. Tevens heeft het kabinet opdracht gegeven aan het NIOD om een verkenning uit te voeren naar de besproken onderwerpen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft aan de bondgenoten verzocht om de gevraagde informatie ook aan het NIOD ter beschikking te stellen. Het NIOD heeft de in 2013 vrijgegeven Amerikaanse documenten betrokken bij de uitgevoerde verkenning die de Kamer, met een kabinetsreactie, op 18 november 2016 heeft ontvangen.
Zoals uiteengezet in deze kabinetsreactie zijn landen in de regel terughoudend met het vrijgeven van gevoelige informatie, zeker als het gaat om informatie over internationaal beleid of van inlichtingendiensten. Het NIOD verwacht dat informatie die nu onder geheimhouding valt, niet op korte termijn wordt vrijgegeven. Het kabinet deelt deze verwachting en acht het daarom niet zinvol bondgenoten nu nogmaals te verzoeken om vrijgave van informatie. Overigens heeft het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken, zoals vermeld in de NIOD-verkenning, nog een verzoek om vrijgave van documenten in behandeling.
Onderschrijft u de strekking van de documentaire, dat er blijkbaar anderhalve maand voor de val van Srebrenica al besloten was door de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk om geen luchtsteun te geven en dat Nederland hierover niet was ingelicht? Zo ja, gaat u deze landen hierop aanspreken? Zo nee, waarom niet?
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 2 stelt het NIOD in de verkenning dat niet is gebleken dat de bondgenoten Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten geheime afspraken hebben gemaakt om het luchtwapen niet meer in te zetten.
Bent u boos over het feit dat deze landen Nederland niet hebben ingelicht over het opschorten van de luchtsteun? Ziet u dit als verraad?
Zie antwoord vraag 5.
Welke belangen speelden er voor de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk volgens u mee om de luchtsteun te blokkeren? Was dit voor de gegijzelde soldaten of speelden er andere politieke overwegingen mee?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat, als de luchtsteun wel had gekomen, de enclave wellicht niet was gevallen en de vreselijke gebeurtenissen hierna wellicht hadden kunnen worden voorkomen? Zo ja, maakt u dit niet verdrietig en woedend? Zo nee, waarom niet?
Deze vraag is niet met zekerheid te beantwoorden. Het NIOD stelt hierover in de verkenning (pag. 138): «Bij wijze van conclusie: volkomen uitgesloten is het niet, maar er zijn goede redenen om eraan te twijfelen dat tijdige luchtsteun tot resultaat had gehad dat de enclave Srebrenica behouden was gebleven.»
Deelt u de mening dat, omdat het NIOD reeds een onderzoek heeft gedaan en dus niet volledig objectief is, een ander extern team van experts nu een nieuw onderzoek naar het conflict moet uitvoeren? Zo ja, hoe en wanneer gaat u dit ten uitvoering brengen? Zo nee, waarom niet?
Neen, die mening deelt het kabinet niet. Het NIOD heeft een uitstekende wetenschappelijke reputatie en de verkenning door het NIOD heeft geresulteerd in een gedegen rapport. Het kabinet is het NIOD daarvoor bijzonder erkentelijk. Overigens is de verkenning uitgevoerd door andere onderzoekers dan die betrokken waren bij het NIOD-rapport van 2002.
Begrijpt u dat vele Nederlanders en Bosniërs zich door het verraad van de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk beledigd en geschoffeerd voelen en zult u alles op alles zetten om deze sentimenten aan deze landen over te brengen? Zo nee, waarom niet?
De NIOD-verkenning heeft geen bewijzen of aanwijzingen opgeleverd dat de genoemde bondgenoten Nederland of de Bosnische bevolking in de steek zouden hebben gelaten of zouden hebben verraden. De in deze vragen genoemde maatregelen zijn niet aan de orde.
Is de Nederlandse regering bereid, op welk niveau dan ook en met wat voor soort vertegenwoordigers dan ook, in elk bilateraal overleg met vertegenwoordigers van de Verenigde Staten, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, deze landen aan te spreken op hun verraad van Nederland en de Bosnische bevolking en in deze overleggen te proberen hierover de onderste steen boven te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Vindt u dat de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk het vertrouwen van Nederland hebben geschaad en kunt u toezeggen dat u in de toekomst op het gebied van defensie nooit meer klakkeloos op aanbiedingen, toezeggingen en voorstellen van deze landen zult ingaan zonder hun verraad in het hoofd te houden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat het voor de gemoedsrust van de ex-Dutchbatters, de Bosniërs en van de Nederlandse bevolking in zijn geheel essentieel is, dat de Amerikaanse veiligheidsdienst-documenten uit de periode dat de Serviërs de enclave veroverden op tafel moeten komen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Is de Nederlandse regering bereid, op welk niveau dan ook en met wat voor soort vertegenwoordigers dan ook, in elk bilateraal overleg met vertegenwoordigers van de Verenigde Staten, erop aan te dringen dat de veiligheidsdienst-documenten uit de periode waarin de Serviërs de enclave veroverden boven water moeten komen of dat Nederland ze op zijn minst mag inzien? Zo ja, hoe gaat u dit concreet vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Welke kanalen kan de Nederlandse regering benutten om de Verenigde Staten, aangezien dit land het Internationaal Strafhof niet erkent, verantwoordelijk te houden voor hun verraad en te bewerkstelligen dat Nederland de nodige informatie verkrijgt?
Zie antwoord vraag 4.
Is de Nederlandse regering bereid te overwegen om het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk voor het Internationaal Strafhof te dagen voor het feit dat deze landen mede verantwoordelijk blijken te zijn voor de val van de enclave, het schokkende leed van de Bosniërs erna en het leed van veel van onze Dutchbat-veteranen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Is de Nederlandse regering bereid om in de toekomst, op alle gebieden van internationale samenwerking, uit te gaan van de eigenwaarde en soevereiniteit van Nederland en te stoppen met de ik-huppel-achter-de-grote-landen-aan-doctrine? Zo nee, waarom niet?
In de Beleidsbrief Internationale Veiligheid die de Kamer op 14 november 2014 heeft ontvangen (Kamerstuk 33 694, nr. 6), heeft het kabinet uiteengezet dat samenwerking met andere landen absoluut noodzakelijk is om de veiligheid en de welvaart van ons land te verzekeren.
Hoeveel ex-Dutchbatters die betrokken waren bij het conflict hebben zelfmoord gepleegd en hoeveel ex-Dutchbatters die betrokken waren bij het conflict hebben psychische problemen? Zijn deze cijfers vergelijkbaar met veteranen die betrokken waren bij andere conflicten?
Tijdens het regelmatige overleg tussen Defensie en vertegenwoordigers van de Dutchbat-gemeenschap is onder andere gesproken over de behoefte aan een onderzoek naar de huidige toestand van de Dutchbat-veteranen en naar de vraag of zelfdoding onder deze groep vaker is voorgekomen dan bij andere groepen.
Het is momenteel niet bekend of psychische aandoeningen vaker voorkomen bij Dutchbat-veteranen dan bij militairen die hebben deelgenomen aan andere missies. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft in oktober 2015 een breed onderzoek gepubliceerd naar zelfdoding onder mannelijke militairen die op missie zijn geweest. Dit onderzoeksrapport heeft de Kamer op 19 oktober 2015 ontvangen (Kamerstuk 30 139, nr. 152). Het onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd dat onder deze groep militairen zelfdoding vaker voorkomt dan bij werkende mannen in de niet-militaire bevolking, of bij militairen die niet uitgezonden zijn geweest.
Uit het RIVM-onderzoek zijn niet zonder meer conclusies te trekken voor Dutchbat-veteranen. Het was niet mogelijk om de resultaten uit te splitsen naar afzonderlijke missies. Daarnaast had het onderzoek betrekking op militairen die uitgezonden zijn geweest in de periode 2004 tot 2012 terwijl de Dutchbat-III missie plaatshad in 1995. Een apart onderzoek naar zelfdoding onder Dutchbatters is echter problematisch. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) geeft geen toestemming om te rapporteren over minder dan tien zelfdodingen in verband met privacybelangen. Herleidbaarheid naar individuen moet worden vermeden.
Zoals vermeld in de Veteranennota van 3 juni 2016 (Kamerstuk 30 139, nr. 159) is daarom in overleg met de Dutchbat-vertegenwoordigers gekozen voor een nieuw onderzoek langs de lijnen van de eerder uitgevoerde studie «Veteraan, hoe gaat het met u?». Hierover is de Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek (RZO) om advies gevraagd. Het overleg hierover tussen de RZO, Defensie en de Dutchbat-vertegenwoordigers verloopt positief. Het onderzoek zal zich niet alleen richten op de toestand van de Dutchbat-veteranen maar ook op hun zorgbehoefte. De resultaten van het onderzoek kunnen aanleiding geven tot verder onderzoek naar de aansluiting tussen de zorgbehoefte en het zorgaanbod.
Vindt u dat de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk mede verantwoordelijk zijn voor de problemen van de ex-Dutchbatters? Zo ja, hoe gaat u deze schade verhalen op deze landen? Zo nee, waarom niet?
Neen. De NIOD-verkenning heeft geen bewijzen of aanwijzingen opgeleverd dat de genoemde bondgenoten Nederland in de steek zouden hebben gelaten.
Deelt u de mening dat het schokkend is dat een op de vijf Nederlanders niet weet wat er zich in Srebrenica heeft afgespeeld?2 Zo ja, gaat de Nederlandse regering er dan zorg voor dragen dat de genocide en de rol van Nederland in Srebrenica prominenter in de geschiedenisboeken op scholen zal voorkomen? Zo nee, waarom niet?
De afschuwelijke gebeurtenissen tijdens en na de val van Srebrenica verdienen aandacht. Mede met het oog daarop heeft de Minister van Buitenlandse Zaken in 2015 deelgenomen aan de internationale herdenking van de slachtoffers in Potocari. Verder hebben de Minister-President en de Minister van Defensie in hun toespraken tijdens de Nationale Veteranendag op 25 juni 2016 aandacht besteed aan Srebrenica en de rol van Dutchbat.
De overheid stelt echter niet de inhoud van schoolboeken vast. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap schrijft de kerndoelen, eindtermen en examenprogramma’s van het basisonderwijs en voortgezet onderwijs op hoofdlijnen voor. Uitgevers werken deze verder uit in individuele lesmethodes, in dialoog met leraren, wetenschappers en diverse andere stakeholders in het onderwijs. Het is aan de scholen en de leraren om te bepalen welke lesmethodes zij gebruiken en hoe in de les aandacht wordt besteed aan de verschillende onderwerpen.
Is de Nederlandse regering bereid om de Bosniërs technische en financiële hulp te bieden bij het zoeken en het identificeren van de 1000 nog niet geïdentificeerde slachtoffers?3 Zo ja, wanneer en hoe gaat zij dit doen en is de regering ook bereid de andere betrokken landen aan te sporen dit te doen? Zo nee, waarom niet?
Nederland ondersteunt al vele jaren de International Commission on Missing Persons (ICMP) bij het zoeken naar en identificeren van de slachtoffers in Bosnië-Herzegovina, onder wie ook slachtoffers van de genocide in Srebrenica. De ICMP heeft met steun van Nederland vele vermisten uit Srebrenica teruggevonden en kunnen identificeren. Ook voor de laatste nog 1.000 vermisten in Srebrenica heeft Nederland extra financiering vrijgemaakt.
Andere landen en de EU steunen het werk van ICMP eveneens financieel. De ICMP werkt intensief samen met de Bosnische autoriteiten bij de zoektocht en identificatie, zoals met het Bosnische Missing Persons Institute(MPI) en met het kantoor van de openbare aanklager.
Is de Nederlandse regering bereid een nationaal monument op te richten om de slachtoffers en de rol van Nederland in het conflict op een waardige manier te kunnen herdenken en, conform de oproep van het Europees parlement, van 11 juli een nationale gedenkdag te maken? Zo nee, waarom niet?
Nederland is elk jaar vertegenwoordigd bij de herdenking van de slachtoffers in Potocari. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 20 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken in 2015 deelgenomen aan deze herdenking. Daarnaast houden organisaties in Nederland jaarlijks op 11 juli een herdenking op het Plein in Den Haag. Begin juli 2016 heeft de Minister van Defensie besloten, naar aanleiding van verzoeken daartoe van zowel organisatoren als Dutchbat-veteranen, dat voortaan tijdens deze herdenking de vlag boven het ministerie aan het Plein halfstok zal worden gehangen.
Is de Nederlandse regering bereid om, na de recentelijk geopenbaarde informatie, opnieuw te kijken naar de ingediende schadeclaims door nabestaanden en wat deze informatie hier voor gevolgen voor heeft? Zo nee, waarom niet?
De conclusies van de NIOD-verkenning geven daartoe geen aanleiding. Het kabinet gaat verder niet in op lopende rechtszaken.
De situatie van de Rohingya’s uit Myanmar |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Verenigde Staten willen hulp bieden aan Rohingya-vluchtelingen in Azië»1 en «Lichamen van 30 Rohingya moslims in massagraf gevonden»?2
Ja.
Deelt u de mening dat de Rohingya’s een zodanig onmenselijke behandeling verduren dat hier spoedige actie tegen moet worden ondernomen? Zo ja, bent u bereid, net als de Verenigde Staten, financiële hulp te bieden aan de bootvluchtelingen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is bezorgd over de situatie van de Rohingya en zet zich er voor in deze te verbeteren. Nederland draagt met ongeoormerkte bijdragen bij aan diverse humanitaire organisaties die actief zijn in Birma/Myanmar (bijvoorbeeld OCHA, UNHCR, WFP, ICRC, UNICEF en MSF-Holland). Deze organisaties zetten zich in voor het verbeteren van de situatie van de Rohingya en van verschillende andere kwetsbare groepen, waaronder de Kachin en Karen.
Daarnaast draagt Nederland bij aan het ontwikkelingsfonds van de Europese Unie. De Europese Unie heeft verschillende programma’s in Rakhine State. De EU heeft onder andere op het hoogtepunt van de crisis EUR 300.000 bijgedragen aan de IOM om humanitaire hulp te verstrekken aan vluchtelingen en migranten in Indonesië, Thailand en Maleisië.
Deelt u de mening van Brad Adams, Azië-Directeur Human Rights Watch, dat de mensenhandel in Thailand al een erg lange tijd enorm uit de hand loopt? Onderschrijft u de duiding van de huidige situatie in Thailand door het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken in het rapport «Trafficking in Persons Report 2014»3 waarin wordt gesteld dat de Thaise overheid geen serieuze inspanningen verricht om de mensenhandel tegen te gaan? Zo ja, bent u dan bereid om er (al dan niet nogmaals) specifiek bij de Thaise overheid op aan te dringen om de mensenhandel in het land aan te pakken? Zo nee, waarom niet?
Mensenhandel in Thailand (en omringende landen) is een groot probleem. De Thaise overheid heeft tot op heden onvoldoende effectieve stappen ondernomen om mensenhandel aan te pakken. Van een systematische aanpak, bescherming van slachtoffers en preventie lijkt nog nauwelijks sprake. Het probleem is diepgeworteld. Mensenhandel wordt onder meer door tussenpersonen (brokers), syndicaten en corrupte ambtenaren in stand gehouden; witwas- en andere criminele praktijken zijn hiermee direct verbonden.
Nederland oefent in EU-verband continue druk uit op de Thaise overheid om mensensmokkel en uitbuiting aan te pakken. De Thaise autoriteiten lijken zich de recente internationale kritiek aan te trekken. Dit blijkt uit de kleine stappen die Thailand gemaakt heeft – zoals het aanpakken van corrupte officials die betrokken waren bij mensensmokkel en het intrekken van tienduizenden vislicenties. Het kabinet zal zich er voor blijven inspannen dat de Thaise overheid mensenhandel meer systematisch aanpakt. Nederland, de EU en andere partners zijn bereid Thailand hierbij te ondersteunen.
Is het nog steeds zo, zoals uw ambtsvoorganger in zijn antwoorden op eerdere vragen aangaf4, dat Nederland een bijdrage geeft aan Thailand voor de opvang van vluchtelingen uit Myanmar? Zo ja, wat bedraagt deze bijdrage? Zo nee, waarom niet meer?
In Thailand worden nog steeds naar schatting 100.000 vluchtelingen uit Birma/Myanmar opgevangen. Dit zijn vooral Karen en Kachin minderheden die vanwege aanhoudend geweld hun woonplaats moesten ontvluchten.
Tussen 2007 en 2012 heeft Nederland via ZOA bijgedragen aan het The Border Consortium Relief Programme (TBC) ten behoeve van opvang van Birmese vluchtelingen in Thailand en aan de Thais-Birmese grens. In totaal heeft Nederland hieraan EUR 8.855.240 bijgedragen. Sinds 2008 heeft ZOA zich voorbereid om in 2014 hun activiteiten in Thailand geleidelijk te beëindigen en over te dragen aan andere organisaties. Momenteel draagt Nederland bij via het ontwikkelingsfonds van de Europese Unie (Azië Actie Programma).
Is het nog steeds zo, zoals uw ambtsvoorganger in zijn antwoorden op eerdere vragen aangaf5, dat Rohingya-vluchtelingen geen toegang hebben tot vluchtelingenkampen in Thailand en hierdoor in detentiecentra verblijven, omdat Thailand ze niet als vluchtelingen erkent? Zo ja, bent u dan bereid om Thailand hierop aan te spreken en te overwegen om de Nederlandse bijdrage aan kampen in Thailand ervan afhankelijk te maken dat de Rohingya-vluchtelingen toegang verkrijgen tot de kampen in Thailand?
Thailand is geen partij bij het VN-Vluchtelingenverdrag en verstrekt personen geen vluchtelingenstatus. Thailand beschouwt het lot van vluchtelingen binnen de landsgrenzen als een immigratiezaak. Er worden geen Rohingya in de opvangkampen aan de Thais-Birmese grens gehuisvest. Het is overigens de vraag of de Rohingya in deze kampen veilig opgevangen zouden kunnen worden. De organisatie de de kampen beheert, The Border Consortium, vreest voor grote onderlinge spanningen met de daar verblijvende groepen.
Nederland dringt in EU verband aan op verbetering van de omstandigheden van opvang van Rohingya in Thailand. Nederland brengt voorts, o.a. in EU-verband, de schendingen van de rechten van vluchtelingen en asielzoekers regelmatig op bij de Thaise autoriteiten en benadrukt het belang van spoedige ratificatie van het VN Vluchtelingenverdrag. Ook wordt in EU verband ingezet op andere manieren om misstanden met betrekking tot vluchtelingen in Thailand aan te pakken, onder meer door steun aan NGO’s in de regio die zich met de problematiek bezig houden.
Zijn er tijdens het bezoek van de president van Myanmar aan Nederland in 2014 tussen vertegenwoordigers van de Nederlandse regering en de president van Myanmar (of andere vertegenwoordigers van de zijde van Myanmar) gesprekken geweest over de situatie van de Rohingya’s en de mensenrechten in Myanmar? Zo ja, wat was de uitkomst van deze gesprekken en wordt er door de Nederlandse regering gecontroleerd op het nakomen van gedane toezeggingen? Zo nee, waarom niet?
Tijdens het bezoek van president U Thein Sein aan Nederland in september 2014 is zowel door de Minister-President als door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking het belang van universele mensenrechten benadrukt. In een bilateraal gesprek met de Birmese Minister van Buitenlandse Zaken is uitgebreid gesproken over de situatie van de Rohingya. Tijdens haar bezoek aan Birma/Myanmar heeft ook de Staatssecretaris van Economische Zaken zorgen over de Rohingya aan de orde gesteld bij president U Thein Sein. Zij benadrukte het belang van inclusiviteit. Vanzelfsprekend zal het kabinet de situatie van de Rohingya blijven monitoren en ook in toekomstige gesprekken aan de orde stellen.
Deelt u op dit moment de mening van Human Rights Watch, dat er in Myanmar sprake is van etnische zuivering van (de Rohingya) moslims?6 Zo nee, waarom niet?
Het betreffende rapport van Human Rights Watch gaat over de periode juni tot oktober in 2012. Er hebben zich sindsdien geen incidenten op dezelfde schaal voorgedaan. Het kabinet maakt zich grote zorgen over systematische onderdrukking en schendingen van de mensenrechten van de Rohingya en andere moslims in Birma/Myanmar.
Bent u bekend met het feit dat de regering van Myanmar vorig jaar de Nederlandse tak van Artsen Zonder Grenzen heeft opgedragen haar werk in Myanmar te stoppen7 en denkt u dat dit verband had met het feit dat zij als een van de weinige instanties hulp bood aan de Rohingya’s?
Ja, het kabinet is bekend met problemen rond de werkzaamheden van Artsen zonder Grenzen in Rakhine. In de beantwoording van de Kamervragen van het lid Sjoerdsma over religieuze spanningen in Birma/Myanmar heeft het kabinet aangegeven bezorgd te zijn over de evacuatie van humanitaire organisaties uit Rakhine State in maart 2014; en over belemmerde toegang tot Rakhine in de periode daarna. Het kabinet hecht veel waarde aan ongehinderde en veilige toegang voor humanitaire organisaties tot alle delen van Birma/Myanmar, inclusief Rakhine State. De Nederlandse ambassadeur heeft dat in 2014 op ministerieel niveau opgebracht in Birma/Myanmar. Ook de EU, de VS en verschillende Europese lidstaten hebben de situatie opgebracht. Tijdens het inkomend bezoek van president Thein Sein is door zowel de Minister-President als de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aangedrongen op ongehinderde en veilige toegang voor humanitaire organisaties tot Rakhine State. Artsen zonder Grenzen heeft inmiddels haar werkzaamheden in Rakhine State kunnen hervatten.
Heeft u met vertegenwoordigers van de regering van Myanmar gesproken over het feit dat de Nederlandse tak van Artsen Zonder Grenzen haar werk in Myanmar moest stoppen? Zo ja, wat was de uitkomst van deze gesprekken en heeft Artsen Zonder Grenzen inmiddels haar werk weer kunnen hervatten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Acht u het wenselijk dat het kabinet, getuige de bijdrage van de Staatssecretaris van Economische Zaken in een interview met het Algemeen Dagblad8, door economische deals werkt aan de politieke stabiliteit in Myanmar, terwijl in Myanmar door het regime stelselmatig de mensenrechten van de Rohingya’s en andere groepen worden geschonden?
Het kabinet is van mening dat de transitie ten gunste moet komen van alle inwoners van Birma/Myanmar. Het kabinet zet zich in voor stabiliteit, inclusieve economische ontwikkeling, democratische ontwikkeling en verbetering van de mensenrechtensituatie inclusief het aanpakken van onrechtvaardigheid. Het één kan niet zonder het ander.
Door de hulp-handel agenda in te zetten kan met Nederlandse kennis en kunde worden bijgedragen aan beter waterbeheer en voedselzekerheid. Inclusieve economische ontwikkeling draagt bij aan het verminderen van spanningen tussen bevolkingsgroepen. Bij de inzet van de hulp-handel agenda kiest Nederland voor een conflict-sensitieve benadering met bijzondere aandacht voor het thema business and human rights. Het kabinet is van mening dat deze brede inzet bijdraagt aan een inclusieve transitie in Birma/Myanmar.
Deelt u de mening van de Staatssecretaris van Economische Zaken9 dat er «heel voorzichtig» ontwikkeling is met betrekking tot de mensenrechtensituatie en de situatie van vluchtelingen in Myanmar? Zo ja, op welke gronden deelt u dan deze mening?
Sinds 2010 is de transitie in Birma/Myanmar in een stroomversnelling gekomen. De omvangrijke hervormingen hebben tot verbeteringen in de mensenrechtensituatie geleid, zoals wordt erkend in de AVVN- en Mensenrechtenresoluties en in de recent aangenomen Europese Raadsconclusies over Birma/Myanmar. Zo zijn duizenden politiek gevangenen vrijgelaten en wordt onafhankelijke media toegestaan. Talloze Birmese organisaties konden terugkeren uit ballingschap in Thailand. Recent konden 2,000 Rohingya uit IDP-kampen terugkeren naar hun leefomgeving.
Tegelijkertijd blijft het kabinet bezorgd over de mensenrechtensituatie in Birma/Myanmar. In het bijzonder zijn er zorgen over de situatie van de Rohingya (en andere moslims), als ook de situatie van andere etnische minderheden zoals de Kachin. De voortgang van het vredesproces wordt nauwlettend gemonitord. Nederland zet zich al jaren in voor verbetering van de mensenrechtensituatie en zal dat blijven doen. Zo ondersteunt het kabinet activiteiten ter verbetering van de mensenrechtensituatie en is Nederland, samen met het VK, één van de trekkers van de AVVN- en Mensenrechtenresoluties over Birma/Myanmar binnen de EU. In gesprekken met autoriteiten van Birma/Myanmar worden steeds zorgen opgebracht en wordt aangedrongen op verbetering. Onder andere naar aanleiding van deze gesprekken konden humanitaire organisaties inclusief MSF terugkeren naar Rakhine State.
De Nederlandse vertegenwoordigingen in de regio onderhouden nauwe contacten met diverse organisaties die zich inzetten voor mensenrechten en humanitaire hulp aan vluchtelingen. Onder andere op verzoek van de Kamer wordt een uitgezonden medewerker politieke en mensenrechten aan de vertegenwoordiging in Yangon worden toegevoegd. Hierdoor kan de situatie nog intensiever worden gevolgd en worden ingezet op verbetering van de situatie.
Deelt u de mening dat de kwalificatie «heel voorzichtig» bij verre na niet voldoende is in situaties waar mensenrechten stelselmatig worden geschonden? Zo ja, is dit dan reden voor u en de Nederlandse regering om het beleid ten aanzien van Myanmar te wijzigen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Deelt u de mening dat geen enkele cent Nederlands geld zou mogen bijdragen aan de schending van mensenrechten? Zo ja, in hoeverre is dit in overeenstemming met het feit dat de Nederlandse economische deals tot politieke stabiliteit leiden in Myanmar?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat de Nederlandse regering in plaats van naar politieke stabiliteit, naar het aanpakken van de onrechtvaardigheid zou moeten streven in Myanmar? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Op welke wijze is de bijdrage van 650.000 euro aan projecten in Myanmar10 ook ten goede gekomen aan de situatie van de Rohingya’s in Myanmar en is er controle uitgeoefend op de besteding van dit budget?
Nederland ondersteunt de transitie in Birma/Myanmar op verschillende manieren. De EUR 650.000 euro betreft de bijdrage uit het Mensenrechtenfonds. De ambassade ondersteunt diverse projecten om de positie van alle etnische minderheden in het land te versterken, inclusief de Rohingya. Bijvoorbeeld door een bijdrage aan Fortify Rights gericht op versterking van de capaciteit van lokale mensenrechtenverdedigers in Rakhine of via steun aan de «Irrawaddy»-krant en trainingen van journalisten om onafhankelijke berichtgeving over spanningen tussen etnische groepen te bevorderen. Ook financiert de ambassade onderzoek naar landrechtenproblematiek. Juist voor veel etnische minderheden, die veelal in rurale gebieden wonen en voor hun voedselzekerheid afhankelijk zijn van zwerflandbouw, is dit relevant. Tevens is uit dit fonds bijgedragen aan het Myanmar Centre for Responsible Business (MCRB), waarmee verantwoord ondernemen in Birma/Myanmar wordt gestimuleerd. Het MCRB richt zich onder andere op informatievoorziening aan en het bevorderen van bewustzijn bij internationale ondernemingen over de mensenrechtenproblematiek in Birma/Myanmar, ook over de situatie van de Rohingya.
Bij alle ontwikkelingsuitgaven wordt gecontroleerd of de betrokken organisaties het geld goed besteden. Over de uitgaven van het Mensenrechtenfonds wordt in de Mensenrechtenrapportage jaarlijks gerapporteerd aan de Kamer.
Wat heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu concreet gedaan toen zij tijdens haar bezoek aan Myanmar expliciet aandacht heeft besteed aan mensenrechtenvraagstukken?11 Zijn er toezeggingen gedaan en houdt de Nederlandse regering toezicht op het nakomen van gedane toezeggingen?
Het bezoek van de Minister van Infrastructuur en Milieu stond in het teken van water. Birma/Myanmar heeft ruim 2,000 kilometer kustlijn en kampt regelmatig met overstromingen en natuurrampen, zoals de cycloon Nargis in 2008. Er is behoefte aan schoon drinkwater en irrigatiesystemen om de landbouwproductiviteit te verbeteren. Nederland heeft de kennis en kunde om bij te dragen aan bescherming tegen overstromingen, toegang tot schoon water en stimuleren van inclusieve economische groei. Watersamenwerking is ook een uitgangspunt van waaruit zorgen over de mensenrechtensituatie kunnen worden opgebracht in de relatie met de autoriteiten. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft in gesprekken met haar Birmese collega’s het belang van verbetering van de mensenrechtensituatie benadrukt. Er zijn geen toezeggingen gedaan.
Deelt u de mening dat, gezien het aantal Rohingya-vluchtelingen, er een te grote last op Indonesië en Maleisië neerkomt? Zo ja, bent u bereid, net als de Verenigde Staten, deze landen bij te staan in het faciliteren van bijvoorbeeld opvangcentra? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is van mening dat er een regionale, structurele oplossing moet worden gevonden voor deze crisis. Nederland dringt hierop aan in gesprekken met de betrokken autoriteiten, en beziet daarvoor de mogelijkheden voor samenwerking. Indonesië, Maleisië en Thailand verlenen inmiddels humanitaire hulp aan opgevangen vluchtelingen. Op 2 juli jl. werd tijdens een hiertoe speciaal ingelaste ASEAN-bijeenkomst van betrokken ministers uit de regio besloten een speciaal fonds te creëren voor opvang van vluchtelingen en migranten in de regio. Een gemeenschappelijke ASEAN «taskforce» voor migratie werd opgericht.
Deelt u de strekking van de oproep van de Hoge Commissaris van de Mensenrechten en de UNHCR12, dat het terugduwen van bootvluchtelingen door Indonesië, Thailand en Maleisië dient te stoppen? Zo ja, dringt u hier dan in contacten met vertegenwoordigers van deze landen op aan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 17.
De situatie van de Oeigoeren in de Chinese provincie Xinjiang |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «China tot Oeigoeren: eet door tijdens ramadan»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de Chinese autoriteiten Oeigoeren beletten om gehoor te geven aan religieuze voorschriften tijdens de ramadan en Oeigoeren hebben opgeroepen om niet te vasten?2 Acht u dit in strijd met de fundamentele mensenrechten? Zo ja, wat gaat u concreet doen om deze wantoestanden te adresseren? Zo nee, waarom niet?
De Chinese autoriteiten doen vaker de oproep aan partijfunctionarissen in Xinjiang niet aan de ramadan mee te doen. In hoeverre aan deze oproep gehoor wordt gegeven en daarop wordt gecontroleerd, is moeilijk te achterhalen. Nederland vindt dat elk individu de vrijheid moet hebben zijn of haar religieuze of levensbeschouwelijke identiteit vorm te geven. Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is een belangrijk onderdeel van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Nederland roept de Chinese autoriteiten op mensenrechten, waaronder vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, te respecteren.
Wat vindt u ervan dat moskeeën in Xinjiang streng worden gecontroleerd en dat religieuze bijeenkomsten in het openbaar daar zijn verboden? Ziet u dit als een onrechtmatige onderdrukking van een religieuze minderheid? Zo ja, wat gaat u concreet doen om deze wantoestanden te adresseren? Zo nee, waarom niet?
Over specifieke maatregelen tegen moskeeën bestaan moeilijk verifieerbare berichten. Wel is de algemene indruk dat moskeeën streng worden gecontroleerd. Ook andere religieuze of niet-religieuze bijeenkomsten in China worden gecontroleerd en bijeenkomsten die zich aan formeel toezicht onttrekken, zijn per definitie illegaal. Zoals beschreven in het antwoord op vraag 2 roept Nederland de Chinese autoriteiten op om mensenrechten als vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te respecteren.
Was de Nederlandse regering bekend met eerdere berichten van Human Rights Watch uit 2005, dat de religieuze vrijheden van de Oeigoeren worden beperkt3 en wat heeft de Nederlandse regering destijds met deze berichten gedaan?
Ja. Het kabinet gebruikt dergelijke rapporten bij het ontwikkelen van beleid en voor het toetsen van staand beleid. Zo zijn de berichten van Human Rights Watch uit 2005 o.a. geraadpleegd bij het opstellen van het Algemeen Ambtsbericht China in juni 2005.
Wat heeft de Nederlandse regering de afgelopen jaren concreet gedaan om de situatie van de Oeigoeren in China te adresseren dan wel verbeteren?
Etnische en religieuze minderheden in het bijzonder, zoals de Oeigoeren, zijn kwetsbaar voor mensenrechtenschendingen. De toestroom van Han-Chinezen in de provincie Xinjiang heeft in het verleden geleid tot spanningen tussen de Oeigoerse bevolking, Han-Chinezen en de Chinese autoriteiten. Nederland wijst de Chinese autoriteiten op hun verantwoordelijkheden bij het wegnemen van deze spanningen, met respect voor de rechten en vrijheden van een ieder.
Nederland vraagt bilateraal op uiteenlopende manieren aandacht voor de mensenrechtensituatie in China. Zo bespreekt Nederland mensenrechten tijdens bilaterale contacten en tijdens bezoeken op verschillende niveaus. Ook houdt Nederland met China mensenrechtenconsultaties. Tijdens de mensenrechtenconsultaties in december 2013 heeft de toenmalige Nederlandse mensenrechtenambassadeur aandacht gevraagd voor de positie van Oeigoeren en de bescherming van hun rechten, zoals vrijheid van religie en vrijheid van vereniging. Tijdens mijn recente bezoek aan China op 18 en 19 juni jl. is door mijn Chinese counterpart aangegeven dat China open staat de volgende ronde van de bilaterale mensenrechtenconsultaties binnen enkele maanden te houden.
Ook draagt Nederland via projecten gesteund uit het Mensenrechtenfonds bij aan het verbeteren van de mensenrechtensituatie in Oeigoerse gebieden.
Tevens maakt Nederland zich binnen de EU sterk voor het mensenrechtenbeleid jegens China. De EU maakt zich zorgen over de mensenrechtensituatie in Xinjiang en benadrukt het belang van het adresseren van onderliggende oorzaken van etnische spanningen in de regio voor het verbeteren van de mensenrechtensituatie. De Europese Unie maakt zich bij de Chinese overheid sterk voor de fundamentele mensenrechten, een eerlijke rechtsgang en de gelijkwaardige ontwikkeling en participatie van minderheden in autonome regio’s in het besluitvormingsproces.
De EU uit haar zorgen over de mensenrechtensituatie van Oeigoeren onder andere in verklaringen en tijdens bezoeken. Zo heeft Hoge Vertegenwoordiger Federica Mogherini in het kader van de EU-China Strategische Dialoog in Peking op 5 mei jl. de noodzaak benadrukt dat de Chinese autoriteiten hun verantwoordelijkheid nemen voor het wegnemen van de spanningen in de regio. Ook ondersteunt de EU projecten in Oeigoerse gebieden die tot doel hebben de mensenrechtensituatie te verbeteren.
Wat heeft de Europese Unie de afgelopen jaren concreet gedaan om de situatie van de Oeigoeren in China te adresseren dan wel verbeteren?
Zie antwoord op vraag 5.
Onderschrijft u de stellingname van Amnesty International, dat er in de provincie Xinjiang sprake is van bewuste bevolkingspolitiek door de Chinese autoriteiten?4 Zo ja, vindt u het bedrijven van bevolkingspolitiek niet misselijkmakend en wat bent u voornemens te doen om dit aan te kaarten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 5.
Waarom stelt u in uw antwoorden op eerdere vragen5 en uw brief van 17 november 20146, dat de incidenten rond de situatie van de Oeigoeren en de mate van geweld niet kunnen worden getoetst door een gebrek aan onafhankelijke informatie? Hoe is dit te rijmen met het feit dat Amnesty International en Vluchtelingenwerk Nederland7 wél stellig zijn met betrekking tot de geweldsincidenten, de onderdrukking en de bevolkingspolitiek in Xinjiang? Doet u hiermee deze instituten en hun informatie niet tekort?
Er komt weinig informatie uit de provincie Xinjiang. De informatie waar Nederland wel over beschikt, waaronder berichtgeving van Amnesty International en Vluchtelingenwerk Nederland, is daarom waardevol. Echter, berichten die binnenkomen uit en over Xinjiang komen regelmatig van bronnen waarvan de betrouwbaarheid niet kan worden gecontroleerd. Op basis van de beperkte informatie is het niet mogelijk om stellige uitspraken te doen over geweldsincidenten in Xinjiang. Dat er geweldsincidenten zijn wordt door bronnen van verschillende achtergronden gemeld. Het is echter niet te achterhalen hoe deze incidenten precies tot stand komen, hoeveel mensen erbij betrokken zijn en of er schuldigen voor kunnen worden aangewezen.
Acht u de signalen dat Oeigoerse partijfunctionarissen moeten beloven dat ze geen geloof hebben, dat jonge Oeigoeren worden aangemoedigd buiten Xinjiang te studeren en religieuze leiders in Xinjiang worden verplicht om het socialisme te bestuderen en op te leggen wel als bevestigde en onafhankelijke feiten?8 Zo ja, durft u dan de stelling in te nemen dat de Oeigoeren in China cultureel en sociaal worden onderdrukt en dat hen door bevolkingspolitiek een assimilatoir kader wordt opgelegd? Zo ja, wat gaat u hier dan concreet mee doen? Zo nee, waarom niet?
In het algemeen is het zo dat het in China moeilijk is om aan onafhankelijk getoetste informatie te komen. De zaken die hier worden genoemd zijn wel beter te controleren, omdat ze ook door Chinese media worden gepubliceerd. Dit zou niet gebeuren als het geen maatregelen waren van of gesteund door de autoriteiten. De vereisten ten aanzien van partijfunctionarissen en religieuze leiders zijn niet uniek voor Xinjiang of specifiek tegen Oeigoeren gericht – ze gelden in heel China en voor alle bevolkingsgroepen, en zijn in algemeen geldende wet- en regelgeving vastgelegd. Dat dit op gespannen voet staat met etnische, culturele en religieuze vrijheden wordt regelmatig verwoord in verklaringen en aan de orde gesteld in dialogen van o.a. de EU met China.
Deelt u met Amnesty International9 en met Michael Clarke10, wetenschapper aan de Griffith University, de mening dat China de internationale preoccupatie met terreur aangrijpt om de rechten en de eigenheid van de Oeigoeren in Xinjiang in te dammen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hier concreet mee doen?
De spanningen in Xinjiang zijn de afgelopen jaren toegenomen. In 2014 is het aantal geweldsincidenten met dodelijke slachtoffers gegroeid, maar ook recentelijk zijn er bij gewelddadigheden in de regio dodelijke slachtoffers gevallen. Chinese autoriteiten schrijven deze geweldsincidenten toe aan Oeigoerse extremisten.
Nederland erkent de noodzaak om maatregelen te nemen om deze gewelddadigheden te voorkomen in de toekomst. Het beeld is niettemin dat door de aanslagen in 2014 de positie van Oeigoeren verder onder druk is komen te staan.
Zoals ook beschreven in het Kamerstuk 33 625, nr. 143 van 17 november 2014 is het van belang om onderliggende oorzaken van etnische spanningen in de regio te adresseren om langdurige stabiliteit en welvaart te bereiken. Randvoorwaarden hiervoor zijn dat de mensenrechten worden gerespecteerd en dat er sprake is van gelijkwaardige ontwikkeling en participatie van minderheden in autonome regio’s in het besluitvormingsproces. Zoals door de EU, mede namens de Nederlandse regering, naar voren wordt gebracht, is van belang dat de Oeigoerse cultuur en religieuze vrijheid worden gerespecteerd.
Op welke wijze geeft de Nederlandse regering uitvoering aan de uitspraak van de hoogste Nederlandse bestuursrechter, dat Oeigoeren die om bescherming hebben gevraagd in Nederland risico’s lopen bij terugkeer, omdat China asielzoekers vervolgt als landverraders?10 Zou de Nederlandse regering het beleid ten aanzien van het terugsturen van Oeigoeren willen aanpassen? Zo nee, waarom niet?
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie van uw Kamer heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 2 juli 2015 verzocht om een reactie op de bedoelde uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 juli 2015. Gaarne verwijs ik u naar de reactie van de Staatssecretaris in de Kamerbrief met kenmerk 666492 van 10 augustus jl.
Is de Nederlandse regering voornemens om tijdens het staatsbezoek aan China van Zijne Majesteit de Koning in oktober 2015, de situatie van de Oeigoeren bilateraal te adresseren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet levert een consistente en gezamenlijke inspanning wat betreft de mensenrechtensituatie in China: alle bewindspersonen besteden bij hun gesprekken met Chinese counterparts op gepaste wijze aandacht aan mensenrechten op hun eigen terrein.
Het bericht dat een festivalbezoeker is overleden na hardhandig optreden van de Haagse politie |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Arrestant overleden na aanhouding»?1
Ja.
Heeft u een overzicht van het aantal personen dat de afgelopen tien jaar overleden is tijdens of na de arrestatie door de politie? Hoeveel van deze personen had een niet-Westerse achtergrond? Wat waren de oorzaken van het overlijden?
Op dit moment kan ik het volgende overzicht, afkomstig uit het jaarbericht 2014 van het Openbaar Ministerie, geven van het aantal onderzoeken door de Rijksrecherche in de afgelopen vijf jaar naar het soort incidenten. Het overzicht geeft over de periode 2010–2014 aan hoeveel onderzoeken de Rijksrecherche heeft verricht naar schietincidenten (gevallen van vuurwapengebruik door opsporingsambtenaren met de dood of enig lichamelijk letsel tot gevolg) en naar overige confrontaties van personen met de politie (met de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg).
Aantal onderzoeken door de Rijksrecherche per soort incident
2010
2011
2012
2013
2014
Schietincidenten
25
30
25
33
33
Overige confrontaties met politie (ongeval, achtervolging, aanhouding)
13
3
20
14
8
Een overzicht op het detailniveau zoals gevraagd, is binnen het tijdsbestek voor de beantwoording van Kamervragen niet te geven. Daarnaast is het op grond van wettelijke bepalingen niet toegestaan om bepaalde politiegegevens – in dit geval aangaande Rijksrecherche-onderzoeken naar personen die zijn overleden terwijl zij aan de zorg van de politie waren toevertrouwd – over de gevraagde periode van tien jaar te bewaren. Bovendien wordt niet geregistreerd of betrokkenen een «niet-Westerse achtergrond» hebben.
Wat vindt u van de beelden van de arrestatie van Mitch Henriquez?2
Het is zeer treurig dat de heer Henriquez is overleden. Ik betuig mijn medeleven aan de nabestaanden. De Rijksrecherche onderzoekt bij het overlijden van een arrestant alle gebeurtenissen vanaf de eerste melding tot en met het overlijden. Zo ontstaat een zo volledig mogelijk beeld van alle omstandigheden die een rol zouden kunnen hebben gespeeld. Nu het onderzoek nog in volle gang is, kan ik hierover geen uitspraken doen.
De burgemeester van Den Haag heeft de afgelopen periode intensief contact met de familie onderhouden en alle steun toegezegd, bijvoorbeeld op het gebied van de repatriëring en de uitvaart.
Het overlijden van de heer Henriquez heeft veel emotionele reacties opgeroepen. Dat mensen deze emoties wilden uiten is begrijpelijk. Dat een aantal relschoppers misbruik heeft gemaakt van de situatie door geweld te gebruiken, vernielingen aan te richten en winkels te plunderen, keur ik echter ten zeerste af.
Waarom hebben de agenten Mitch Henriquez niet trachten te reanimeren terwijl op de beelden duidelijk te zien is dat hij er uiterst slecht aan toe is en je letterlijk een agent hoort zeggen: «Er zit weinig leven meer in»? Waarom is er geen ambulance gekomen? Waarom gaan de agenten zelf met Mitch Henriquez sjorren en slepen? Wat is de standaardprocedure in dit soort gevallen waarbij de arrestant duidelijk in hoge medische nood is?
In het belang van het lopende onderzoek van de Rijksrecherche kan ik op dit moment geen inhoudelijke uitspraken doen.
In zijn algemeenheid kan ik uw Kamer melden dat iedere politiefunctionaris in de basisopleiding wordt getraind in levensreddend handelen met de training Eerste Hulp door Politie. Er worden handvatten gegeven aan de politiefunctionaris op straat om eerste hulp te verlenen en daarbij te bepalen in hoeverre medische zorg noodzakelijk is. De training is een afgeleide van een EHBO-opleiding en bevat de meest voorkomende medische situaties waar een politiefunctionaris in de uitvoering van zijn werkzaamheden mee te maken kan krijgen.
Waarom zijn de betrokken politiemensen gedurende het onderzoek naar de zaak niet direct op non-actief gesteld? Is verdenking van dood door schuld geen reden tot het onmiddellijk op non-actief stellen van politiemensen? Zo nee, waarom niet?
Het uitgangspunt bij onderzoek naar politiegeweld is of de geweldsbevoegdheid als bedoeld in de Politiewet 2012 en de Ambtsinstructie gelegitimeerd is toegepast. Zodra op basis van onderzoek het vermoeden bestaat dat het geweld niet gelegitimeerd is toegepast, kan de politiechef daartoe een aantal ordemaatregelen nemen. Dat is in dit geval ook gebeurd. De politiechef heeft de betrokken politiefunctionarissen in afwachting van de uitkomst van het ingestelde onderzoek buiten functie gesteld.
Welke maatregelen zijn er door politie, gemeente en/of het Ministerie van Veiligheid en Justitie genomen nadat in oktober 2013 drie oud-agenten naar buiten traden over de cultuur van racisme, intimidatie en bovenmatig geweld tegen etnische minderheden die al jarenlang bij het Haagse politiebureau De Heemstraat zou heersen?3
Ik sta nog steeds achter de genoemde brief. In onderzoeksrapporten zijn geen aanwijzingen gevonden voor stelselmatig discriminerende profilering door de Nederlandse politie. Ook de Nationale ombudsman is in 2014 tot de conclusie gekomen dat het beeld dat agenten in de Schilderswijk structureel discrimineren en disproportioneel geweld gebruiken, niet door onderzoek wordt bevestigd.
Dit laat onverlet dat de bestrijding van discriminatie erg belangrijk blijft. Ik zet me hier doorlopend voor in, zoals is toegelicht in onder meer de brief van 8 juli 2014 (Kamerstuk 29 628, nr. 463), de Voortgangsbrief discriminatie van 11 februari jl. (Kamerstuk 30 950, nr. 76) en de brief van 30 juni jl. in reactie op het proefschrift «A Public Anthropology of Policing: Law Enforcement and Migrants in the Netherlands» (Kamerstuk 29 628, nr. 541). Gelet op het bovenstaande ben ik niet bereid om politiebureau De Heemstraat onder curatele te stellen, om de medewerkers van dit bureau aan een racismecheck te onderwerpen of de proactieve politietaak beter te monitoren.
Bent u bereid politiebureau De Heemstraat onder curatele te stellen (dan wel de burgemeester van Den Haag te verzoeken dit te doen) zodat een bewindvoerder van buitenaf de cultuur van racisme en buitensporig geweld kan doorbreken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat bij alle medewerkers van bureau De Heemstraat een racismecheck wordt gedaan in de vorm van een psychologisch onderzoek naar racistische neigingen en gedragingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Doet het overlijden van Mitch Henriquez u persoonlijk verdriet? Wat gaat u doen voor zijn nabestaanden?
Zie antwoord vraag 3.
Begrijpt u de woede en emoties die het overlijden van Mitch Henriquez door politiegeweld in de samenleving losmaakt?
Zie antwoord vraag 3.
Welk beleid gaat u voeren om buitensporig politiegeweld tegen te gaan? Welk beleid gaat u voeren om de cyclus van «Onrechtvaardigheid zorgt voor onrust en onrust werkt onveiligheid in de hand» te doorbreken?
Politieagenten zijn bevoegd om binnen de uitoefening van hun functie geweld te gebruiken. Als geweld wordt gebruikt, zal dit altijd binnen de grenzen van proportionaliteit moeten gebeuren en binnen de kaders van de geweldsinstructie. Ook geldt er voor politieagenten een meldingsplicht bij de aanwending van geweld. Die plicht ziet niet alleen op vuurwapengebruik, maar is veel breder. Dit zorgt er onder andere voor dat er goed zicht is op het gebruikte geweld en dat kan worden getoetst of er sprake is van proportioneel geweld.
Voorts heb ik, zoals ik uw Kamer op 10 juli jl. per brief heb gemeld, de Inspectie Veiligheid en Justitie verzocht een onderzoek in te stellen naar het gebruik van de nekklem door de politie. Tevens onderzoekt de Inspectie de opleiding en training van politiemedewerkers in het gebruik van fysieke verwurgingstechnieken in de basispolitiezorg om aangehouden personen onder controle te brengen. Zodra de Inspectie haar bevindingen oplevert, zal ik uw Kamer hierover informeren.
Indien iemand van mening is dat de politie buitenproportioneel geweld heeft gebruikt, kan diegene daar een klacht over indienen of aangifte doen. Voor het indienen van klachten over de politie bestaat een klachtenprocedure die garanties biedt voor een onafhankelijke klachtenbehandeling. Iedere eenheid heeft een onafhankelijke klachtencommissie waarvan de leden sinds 1 december 2014 door mij worden benoemd. De leden van de klachtencommissie zijn onafhankelijk en functioneren zonder last of ruggespraak. De voorzitter en zijn plaatsvervanger(s) heb ik expliciet belast met de bewaking van de onafhankelijkheid van de commissie.
In eerste instantie wordt een klacht in behandeling genomen door de klachtencoördinator van de eenheid, die, indien de klager daartoe bereid is, een bemiddelingsgesprek met de beklaagde politiefunctionaris kan organiseren. Deze fase is gericht op zowel het herstel van het vertrouwen van de klager in de politie als op het versterken van het lerend vermogen van de politie en het afleggen van verantwoording door de politie. Als de klager hierna niet tevreden is, wordt de klacht voorgelegd aan de onafhankelijke klachtencommissie. Indien de klager niet tevreden is over de afhandeling van zijn klacht, kan hij zich wenden tot de Nationale ombudsman, waarna de externe klachtprocedure begint. De Nationale ombudsman constateert in zijn jaarverslag over 2014 (Kamerstuk 34 167, nr. 2) dat met de invoering van de nationale politie een professionaliseringsslag is gemaakt bij de interne klachtenbehandeling door de politie.
Waarom heeft het Openbaar Ministerie (OM) in een persbericht gezegd dat Mitch Henriquez in het politiebusje onwel is geworden, terwijl op de beelden duidelijk is te zien dat hij al tijdens de arrestatie buiten bewustzijn was?
Wanneer sprake is van een overlijden na gebruik van geweld door de politie is het van groot belang daar snel duidelijkheid over te geven. De Rijksrecherche zal in deze zaak alle gebeurtenissen vanaf de eerste melding tot en met het overlijden onderzoeken.
Wat is de reden dat dit oorspronkelijke persbericht later weer is ingetrokken? Wie heeft daartoe besloten? Tussen welke mensen van het OM en welke mensen van politie is er contact geweest? Ontstaat zo niet het beeld dat het OM de zaak in de doofpot probeerde te stoppen en van koers wijzigde toen beeldmateriaal van de arrestatie naar buiten kwam? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 12.
Zijn het OM en de Rijksrecherche in zijn algemeenheid wel voldoende objectief om onderzoek naar politiegeweld te doen? Zo ja, waar baseert u dat op? Zo nee, wat zijn mogelijke alternatieven?
Ja, dat is het geval. De Rijkrecherche opereert onafhankelijk van de politie. De Rijksrecherche valt onder de verantwoordelijkheid van het College van procureurs-generaal van het OM en verricht haar onderzoeken rechtstreeks in opdracht van het College. Op deze wijze kan de Rijksrecherche onpartijdig en met distantie onderzoek verrichten naar geweldsaanwending door politiefunctionarissen. Op basis van de onderzoeksresultaten van de Rijksrecherche zal het OM onafhankelijk, zorgvuldig en weloverwogen een beslissing over eventuele vervolging nemen.
Kunt u een overzicht geven van het aantal onderzoeken dat naar geweld door politiemedewerkers is gestart, het aantal zaken dat vervolgens op basis van die onderzoeken tegen politiefunctionarissen is aangespannen, het aantal politiefunctionarissen dat uiteindelijk schuldig werd bevonden en de sancties die deze personen kregen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u zich voorstellen dat burgers zich machteloos voelen als ze getuige zijn van excessief politiegeweld? Wat moeten burgers doen als zij zien hoe politiemensen excessief geweld gebruiken? Bent u het er mee eens dat 112 niet het geschikte nummer hiervoor is en dat veel mensen dat niet zullen bellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Moet er niet een onafhankelijke instantie komen waar burgers misdragingen door de politie kunnen melden? Zo nee, waarom niet? Is het niet beter dat die onafhankelijke instantie dan ook oordeelt over incidenten waarbij politiemedewerkers zijn betrokken in plaats van dat het OM en/of de Rijksrecherche dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Heeft u al gehoor gegeven aan de oproep in oktober 2013 van Amnesty International4 waarin zij de Nederlandse overheid en politie vraagt om het bestaan van etnisch profileren te onderkennen en af te wijzen, meer inspanningen te verrichten om etnisch profileren tegen te gaan en de uitvoering van de proactieve politietaak beter te monitoren? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Staat u nog steeds achter uw brief van 8 juli 2014 aan de Kamer5 waarin u aangeeft dat een rapport en eerder onderzoek niet wijzen op stelselmatige discriminatie door de politie? Bent u bereid uw beleid aan te passen op basis van de bevindingen uit recent onderzoek?6 Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u dat het vertrouwen in en het gezag van de politie door het overlijden van Mitch Henriquez is geschaad? Zo ja, wat gaat u daaraan doen? Zo nee, waarom niet?
Ik span mij ervoor in om het vertrouwen in de politie te behouden en waar nodig verder te verstevigen. Een snel, zorgvuldig en onafhankelijk onderzoek van de Rijksrecherche draagt daar aan bij. Dat het OM al op 1 juli de eerste bevindingen heeft gepresenteerd, toont aan dat de Rijksrecherche met dit onderzoek snel en voortvarend te werk gaat.
Wat voor invloed heeft het overlijden van Mitch Henriquez na zijn arrestatie door de politie op de reputatie van Nederland in het buitenland? Is Den Haag nog wel de stad van vrede en veiligheid waar de stad bekend door is? Of ontstaat hier een sfeer als in de Verenigde Staten waar regelmatig Afro-Amerikanen door racistische politieagenten worden doodgeschoten, met massale rellen tot gevolg? Zo ja, wat bent u van plan daaraan te doen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik hierboven heb toegelicht, zijn er geen aanwijzingen van stelselmatig etnisch profileren of discrimineren binnen en door de politie. Wat er in dit specifieke geval gebeurd is, zal uit het onderzoek van de Rijksrecherche moeten blijken.
Voor de beeldvorming in het buitenland zal bepalend zijn hoe wij omgaan met dit betreurenswaardige incident en de wijze waarop wordt uitgezocht wat er precies is gebeurd, door middel van een zorgvuldig onderzoek door de Rijksrecherche.
Bent u bereid een racismeregister in te voeren waar uitingen van racisme worden geregistreerd en het voor de geregistreerde onmogelijk wordt om voor een overheidsorganisatie te werken? Zo nee, waarom niet? Vindt u dat het geen probleem is als de overheid racisten in dienst heeft? Vindt u niet dat racistische uitingen het imago van hardwerkende en welwillende politiemensen schaden? Zo nee, waarom niet?
Binnen de overheid kan – indien de aard van de functie en het risico dat aan de werkzaamheden is verbonden hierom vragen – van de sollicitant een zogenaamde Verklaring omtrent gedrag (VOG) gevraagd worden. Daarnaast zijn sommige (overheids)functies aangewezen als vertrouwensfuncties, waarvoor een veiligheidsonderzoek van de AIVD benodigd is. Voor verdere informatie wil ik u wijzen op de beantwoording van de Kamervragen van het lid Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk) met kenmerk 2015Z04628.
Wanneer een betrokkene in aanmerking wenst te komen voor een aanstelling bij de politie, dient hij hiervoor een betrouwbaarheid- en geschiktheidsonderzoek te ondergaan. In een dergelijk onderzoek wordt naslag gedaan in justitiële en politiegegevens en een gesprek gevoerd met betrokkene. Hierbij wordt extra aandacht besteed aan integriteitsaspecten.
Klachten en signalen over onder andere ongewenste omgangsvormen van medewerkers van de politie en andere overheidsorganisaties kunnen worden gemeld. De organisatie kan hiernaar onderzoek doen en waar nodig maatregelen treffen tegen de betrokken medewerker. Op dit moment zijn aanvullende maatregelen mijns inziens niet nodig.
Ik vind iedere vorm van racisme of discriminatie verwerpelijk en schadelijk. Zoals gezegd zijn er geen aanwijzingen van stelselmatig discrimineren of etnisch profileren binnen en door de politie.
Wanneer is het onderzoek naar de dood van Mitch Henriquez afgerond? Bent u bereid aan te dringen op de grootst mogelijke zorgvuldigheid en spoed? Bent u in verband met de onrust in de samenleving bereid de onderzoeksresultaten naar de Tweede Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek van de Rijksrecherche zal naar verwachting zeker nog enkele maanden duren. In het belang van het onderzoek kan ik geen nadere uitspraken doen voordat het hele onderzoek is afgerond. Alsdan zal over de uitkomsten ervan worden gecommuniceerd.
Bent u als Minister van Veiligheid en Justitie de eindverantwoordelijke voor het bewezen overlijden van mensen door politiegeweld? Is het bewezen overlijden van mensen door politiegeweld reden voor u om af te treden? Zo nee, waarom niet?
De politie doet haar werk in opdracht van en ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag. Ik kan niet vooruit lopen op de uitkomsten van het onderzoek van de Rijksrecherche. Hieruit zal moeten blijken of de politie onjuist of onzorgvuldig heeft gehandeld. Ik ben politiek verantwoordelijk voor de politieorganisatie. Vanuit die verantwoordelijkheid zie ik het als mijn taak om maatregelen te treffen om, als daar sprake van is, dergelijk handelen in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen.
Het ‘warrior weekend’, schiet weekend in een dorpje in Polen |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Lekker je wapen leegknallen in Pools oefendorp?1
Hoe waardeert u het feit dat Nederlandse inwoners in andere Europese lidstaten gewelddadige schietoefeningen kunnen volgen die in Nederland verboden zijn of onderhevig zijn aan strenge criteria?
Bent u voornemens om vanuit de regering aan te sturen op Europese regelgeving, die het volgen van trainingen in het uitoefenen van geweld met vuurwapens in lidstaten aan criteria bindt? Zo ja, op welke termijn bent u voornemens dit te doen en wanneer zult u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de visie dat dit soort schiettrainingen voor maatschappelijke onrust en dreiggevoelens in onze samenleving zorgt? Zo ja, wat bent u voornemens te doen om deze gevoelens weg te nemen? Zo nee, waarom niet?
Bent u van mening dat deelname aan dit soort kampen uit voorzorg verboden moeten worden? Zo ja, hoe bent u voornemens dit te bewerkstelligen? Zo, nee waarom niet?
Bent u van mening dat deelnemers aan dit kamp kwetsbaar zijn voor radicalisering of gewelddadige sympathisering? Zo ja, wat doet u om deze risico’s te monitoren? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om de achtergronden en doeleinden van de organisaties die dit soort schietoefeningen organiseren te onderzoeken? Zo ja, op welke termijn bent u voornemens dit te doen en wanneer zult u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
Heeft u zicht op hoeveel Nederlanders er jaarlijks gebruik maken van dit soort trainingen? Zo ja, ziet u aanleiding om op basis van dit aantal maatregelen te nemen? Zo nee, bent u bereid dit te gaan onderzoeken?
Wat vindt u van het feit dat het Isreali Tactical Holland School lesgeeft in de verdediging tegen terroristische dreigingen? Is dit een vorm van eigenrichting en horen deze taken niet bij de politie en het leger?
De bescherming van persoonsgegevens |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het onderzoek van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) in 2012 naar de aangepaste privacyvoorwaarden van Google?1
Ja. Zie ook de antwoorden die de toenmalige Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op 6 maart 2012 mede namens de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft gegeven op schriftelijke vragen (kenmerk 2012Z01382) van het lid Verhoeven (D66).
Bent u bekend met het onderzoek van het CBP over het gebruik van tracking cookies door de Nederlandse Publieke Omroep (NPO)?2
Ja. Zie ook de antwoorden die ik op 1 oktober 2014 heb gegeven op schriftelijke vragen (kenmerk 2014Z13302) van het lid Verhoeven (D66).
Bent u bekend met een organisatie genaamd Snappet die persoonsgegevens van kinderen niet alleen verwerkte voor doelen die redelijkerwijs voortvloeien uit het gebruik van onderwijstablets?
Ja.
Vindt u dat Snappet zich hiermee houdt aan de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp)? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hier tegen ondernemen?
Het staat ter beoordeling van het College bescherming persoonsgegevens (CBP) of in individuele gevallen sprake is van overtreding van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Het CBP heeft onderzoek gedaan naar de activiteiten van Snappet en daarbij geconstateerd dat Snappet op meerdere punten de Wbp overtreedt. Snappet heeft daarop maatregelen genomen om aan deze overtredingen een einde te maken. Het CBP heeft als reactie daarop besloten geen handhavende maatregelen tegen Snappet te nemen.3
Vindt u dat persoonsgegevens alleen gebruikt mogen worden voor datgene waarvoor de internetgebruiker toestemming geeft? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar artikel 9 van de Wbp. Daarin is bepaald dat persoonsgegevens niet verder mogen worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen.
Deelt u de mening dat internetgebruikers beter geïnformeerd moeten worden over de tracking cookies? Zo ja, hoe gaat u dit aanpakken? Zo nee, waarom niet?
Op grond van artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet (Tw) moeten partijen die (tracking) cookies plaatsen internetgebruikers voorzien van duidelijke en volledige informatie over het plaatsen en lezen van cookies. Hierop wordt toezicht gehouden door de Autoriteit Consument en Markt (ACM).
Deelt u de mening dat er eerst onderzocht moet worden hoe apps met persoonsgegevens omgaan voordat ze beschikbaar worden gesteld? Zo ja, hoe gaat u dit aanpakken? Zo nee, waarom niet?
Het is aan degene die voornemens is een app beschikbaar te stellen om te beoordelen of de app persoonsgegevens verwerkt en zo ja om ervoor te zorgen dat dit gebeurt op een wijze die voldoet aan vereisten van de Wbp. Als de app eenmaal beschikbaar is gesteld dan kan de toezichthouder, in dit geval het CBP, beoordelen of daadwerkelijk wordt voldaan aan de wettelijke vereisten en zo nodig handhavend optreden. Een app wordt dus niet vooraf door de overheid onderzocht of goedgekeurd. De verantwoordelijkheid om te voldoen aan de wettelijke vereisten ligt geheel bij de aanbieder van de app.
Bent u van mening dat omroepsites, alvorens de webpagina geladen wordt, toestemming moeten vragen voor tracking cookies? Zo nee, waarom niet?
Op grond van artikel 11.7a van de Tw moet voordat een (tracking) cookie wordt geplaatst de internetgebruiker duidelijk en volledig worden geïnformeerd over het plaatsen/lezen van de cookie. Tevens moet voordat de cookie wordt geplaatst toestemming zijn verkregen van de internetgebruiker voor het plaatsen van de cookie. De toestemming hoeft dus niet te zijn verkregen voordat een webpagina wordt geladen, maar wel voordat de cookie wordt geplaatst. Dit betekent in de praktijk dat veelal eerst een webpagina zonder tracking cookies wordt geladen, waarop informatie wordt gegeven over de te plaatsen cookie en waarin om toestemming wordt gevraagd. Als de internetter eenmaal toestemming heeft gegeven (bijvoorbeeld door op een «ja» button te klikken of door verder te surfen nadat hij duidelijk en volledig is geïnformeerd over de te plaatsen cookies en het feit dat hij door verder te surfen toestemming geeft), dan kunnen de cookies worden geplaatst.
Bent u van mening dat een organisatie die onderwijstablets aan scholen aanbiedt zorgvuldig met de persoonsgegevens van de leerlingen moet omgaan? Zo ja, vindt u dat een dergelijke organisatie gegevens niet voor andere doeleinden kan gebruiken dan waarvoor ze verstrekt zijn? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik verwijs naar mijn antwoorden op de vragen 4 en 5.
Bent u van mening dat er meer onderzoek moet worden gedaan naar organisaties, apps en websites die gebruik maken van persoonsgegevens? Zo ja, gaat u hier onderzoek naar laten doen? Zo nee, waarom niet?
Het CBP en de ACM zijn onafhankelijke toezichthouders. «Profiling» is een van de hoofdthema’s voor het CBP in 2015. Verder heeft de ACM begin dit jaar aangekondigd het aangepaste artikel 11.7a van de Tw actief te zullen handhaven. Verschillende partijen die (nog) niet voldoen aan de cookiebepaling zijn inmiddels door de ACM aangeschreven.
Vindt u dat apps voor kinderen duidelijk moeten vermelden dat de kinderen eerst toestemming van hun ouders nodig hebben, voordat ze gebruik van de app kunnen maken? Zo nee, waarom niet?
De Tw bevat geen specifieke bepalingen voor apps. Kenmerkend voor apps is echter dat er informatie op het randapparaat van de eindgebruiker wordt geplaatst en dat er meestal ook informatie van dat randapparaat wordt gelezen. Hierdoor is artikel 11.7a van de Tw ook op apps van toepassing. Dit artikel vereist voorafgaande toestemming en gebruikt daarbij hetzelfde begrip «toestemming» als de eveneens van toepassing zijnde Wbp. In artikel 5 van de Wbp is bepaald dat bij personen onder de 16 jaar in plaats van de toestemming van de betrokkene, die van zijn wettelijk vertegenwoordiger is vereist. In het kader van de duidelijke en volledige informatie die volgens de Tw en de Wbp moet worden verstrekt, ligt het voor de hand dat een app die speciaal gericht is op minderjarigen onder de 16 jaar haar gebruikers daarop attendeert.
Sociale uitkeringen voor Nederlanders woonachtig in illegale nederzettingen in bezet Palestijns gebied |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ), Selçuk Öztürk (GrKÖ) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Netherlands to publish new policy on pension payments to citizens living in settlements»?1
Ja.
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen inzake sociale uitkeringen voor Nederlanders woonachtig in illegale nederzettingen in bezet Palestijns gebied?2
Ja.
Kunt u bevestigen dat beleidsregels ter zake die het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mogelijk gaat publiceren in overeenstemming zullen zijn met het beleid zoals in 2002 door de toenmalig Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Rutte) namens de regering uitgedragen, waaronder: «Op grond van het volkenrecht is Israël in de bezette gebieden bezetter en geen soevereine machthebber. Daarom heeft Israël geen bevoegdheid tot het aangaan van verdragsverplichtingen voor het bezette gebied. Israël kan dus voor Nederlandse staatsburgers die in de bezette gebieden wonen geen verdragsverplichtingen aangaan zoals zijn voorzien in het kader van de Wet BEU.»?3
Op grond van de Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU) bestaat buiten Nederland slechts recht op een socialeverzekeringsuitkering in een land waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten. Dit verdrag dient afdoende waarborgen te bevatten inzake de controle op de rechtmatigheid van de uitkeringen. Een uitzondering geldt voor de AOW, die naar alle landen in de wereld wordt geëxporteerd ter hoogte van de zogenoemde gehuwdennorm (50% van het wettelijk minimum loon). Voor landen waarmee een verdrag is gesloten, kan de AOW voor alleenstaanden 70% van het wettelijk minimum loon bedragen.
Op basis van het internationaal recht heeft Israël als bezettende mogendheid geen soevereiniteit over de gebieden die het bezet.
Daarom heeft Israël geen bevoegdheid tot het aangaan van verdragsverplichtingen voor het bezette gebied. Israël kan dus voor Nederlandse staatsburgers die in de bezette gebieden wonen geen verdragsverplichtingen aangaan zoals zijn voorzien in het kader van de Wet BEU.
Geconstateerd is dat tot dusverre onvoldoende helder is geweest welke gevolgen wonen in door Israël bezet gebied heeft voor de AOW-uitkering van alleenstaande AOW-gerechtigden. Daarom is het volgende besloten.
Iedereen die nu woont in door Israël bezet gebied en een AOW voor alleenstaanden ontvangt ter hoogte van maximaal 70% van het wettelijk minimumloon, mag deze houden. Vanaf 1 januari 2016 zal de AOW-uitkering van personen die voor het eerst als alleenstaande in door Israël bezet gebied een AOW-uitkering krijgen, ter hoogte van de zogenoemde gehuwdennorm (50% van het wettelijk minimumloon) worden gesteld. Dit besluit zal zo spoedig mogelijk worden bekendgemaakt en gecommuniceerd. Dit besluit is inderdaad in overeenstemming met het beleid zoals in de vraag genoemd. Het kabinet onderzoekt of voor de groep vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 er voor toekomstige schrijnende gevallen specifieke maatregelen gewenst zijn. De uitkomst van het onderzoek zal dit najaar bekend worden gemaakt.
Herinnert u zich de aankondiging in 2002 van de toenmalig Staatssecretaris van SZW: «Bij gebreke van een verdrag dat van toepassing is in de bezette gebieden, zullen de uitkeringen van gerechtigden die daar wonen dan ook per 1 januari 2003 worden beëindigd of verlaagd op grond van de Wet BEU.»?4
Ja. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Deelt het kabinet de mening dat het standpunt van de Socilae Verzekeringsbank (SVB), zoals in de SVB Beleidsregels 2013 vermeld, juist is: «De SVB gaat ervan uit dat de gebieden die Israël zich na de Juni-Oorlog van 1967 heeft toegeëigend, niet tot het grondgebied van Israël behoren. Deze gebieden vallen derhalve buiten de territoriale werkingssfeer van het Nederlands-Israëlische verdrag inzake sociale zekerheid.»?5 Zo nee, waarom niet?
Ja, zie antwoord 3.
Deelt u de mening dat het voor de geloofwaardigheid van de overheid en de rechtsgelijkheid van Nederlandse burgers van groot belang is dat de Wet BEU (Beperking Export Uitkeringen) in vergelijkbare situaties beleidsconsistent wordt toegepast, dus ook op uitkeringen voor Nederlanders woonachtig in illegale nederzettingen in bezet Palestijns gebied waar Israël geen soevereine machthebber is? Zo nee, waarom niet?
Ja, zie antwoord 3.
Klopt het dat de SVB, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en/of het Ministerie van Buitenlandse Zaken (waaronder de Nederlandse ambassade in Tel Aviv en de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging bij de PA) Nederlandse uitkeringsgerechtigden woonachtig in illegale nederzettingen in bezet Palestijns gebied na 2002 eens of vaker hebben geïnformeerd over de inhouding en/of verlaging van uitkeringen als gevolg van de Wet BEU? Zo ja, wanneer gebeurde dat en door welke instantie(s)?
Het is voorgekomen dat de SVB in individuele gevallen betrokkenen als zodanig heeft geïnformeerd. In alle gevallen hebben betrokkenen alsnog een uitkering op alleenstaandenniveau gekregen omdat geconstateerd is dat onvoldoende helder is geweest welke gevolgen wonen in door Israël bezet gebied heeft voor de AOW-uitkering van alleenstaande AOW-gerechtigden.
Herinnert u zich de mededeling dat in de zoektocht op EU-niveau naar passende maatregelen in reactie op de uitbreiding van nederzettingen «het uitgangspunt is hierbij duidelijker de scheidslijn tussen Israël en bezet Palestijns Gebied aan te brengen, zoals vastgelegd in EU-raadsconclusies»?6
Ja.
Deelt u de mening dat het kabinet geen stappen mag zetten en geen maatregelen mag nemen die deze scheidslijn vervagen en die neer kunnen komen op enige vorm van erkenning of legitimatie van nederzettingen, die een zeer ernstige schending van het internationaal recht zijn? Zo nee, waarom niet?
Israëlische nederzettingen in bezet gebied zijn volgens het kabinet en de EU in strijd met internationaal recht en vormen een obstakel voor het bereiken van een twee-statenoplossing. Uitgangspunt voor het kabinet blijft dat de grenzen van 1967 alleen met onderlinge overeenstemming kunnen worden gewijzigd. Het kabinet geeft in dit verband samen met Europese partners uitvoering aan Europees beleid, gebaseerd op het uitgangspunt duidelijker de scheidslijn tussen Israël en bezet Palestijnse Gebied aan te brengen, zoals vastgelegd in EU-raadsconclusies.
Het doodvonnis voor de Egyptische oud-president Mohammed Morsi |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel uit Trouw genaamd «Storm van kritiek na doodvonnis Morsi»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de eerste democratisch gekozen president van Egypte ter dood is veroordeeld? Vindt u dat hier sprake is van een politieke afrekening? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet vindt de terdoodveroordeling van oud-president Morsi en andere leden van de Moslimbroederschap verontrustend. De verdachten hebben recht op cassatie. Het vonnis van het Egyptisch Hof van Cassatie zal beslissend zijn.
Bij elke procesgang hebben de aangeklaagden recht op een onafhankelijk onderzoek en een eerlijk proces. Conform internationaal recht is het de verantwoordelijkheid van de Egyptische rechterlijke macht om ervoor te zorgen dat het proces eerlijk verloopt. Politieke overwegingen mogen geen rol spelen.
Deelt u de mening dat de executie van een democratisch verkozen staatshoofd feitelijk de executie van een democratie is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom heeft de Nederlandse regering zich niet openlijk tegen de doodstraf van de heer Morsi uitgesproken? Is de Nederlandse regering bereid dit zo spoedig mogelijk te doen? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft bilateraal zijn zorgen over de recente doodsvonnissen in Egypte overgebracht. Waar opportuun wordt dit ook aangekaart via de EU en de VN.
Is de Nederlandse regering bereid het niet alleen bij woorden te laten maar alles in het werk te stellen om te voorkomen dat oud-president Morsi wordt geëxecuteerd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Staat de Minister van Buitenlandse Zaken nog steeds achter zijn uitspraak over het doodvonnis van de Nederlander Ang Kiem Soei in Indonesië: «De regering heeft alle mogelijke middelen ingezet om de Indonesische autoriteiten ertoe te bewegen de executie af te gelasten, juridisch, diplomatiek en politiek, bilateraal en in Europees verband. Nederland is en blijft principieel tegen de doodstraf en de uitvoering ervan. Het is een wrede en onmenselijke straf, die staat voor een onacceptabele ontkenning van menselijke waardigheid en integriteit. Nederland zal zich blijven inzetten voor het tegengaan van de doodstraf, in Indonesië en overal ter wereld.»?2 Zo ja, waarom is daar in het geval van de heer Morsi dan niet naar gehandeld?
Wat heeft de Nederlandse regering juridisch gedaan en wat gaat de Nederlandse regering juridisch doen om de Egyptische autoriteiten ertoe te bewegen de executie van de heer Morsi af te gelasten?
Wat heeft de Nederlandse regering diplomatiek gedaan en wat gaat de Nederlandse regering diplomatiek doen om de Egyptische autoriteiten ertoe te bewegen de executie van de heer Morsi af te gelasten?
Wat heeft de Nederlandse regering politiek gedaan en wat gaat de Nederlandse regering politiek doen om de Egyptische autoriteiten ertoe te bewegen de executie van de heer Morsi af te gelasten?
Wat heeft de Nederlandse regering bilateraal gedaan en wat gaat de Nederlandse regering bilateraal doen om de Egyptische autoriteiten ertoe te bewegen de executie van de heer Morsi af te gelasten?
Wat heeft de Nederlandse regering in Europees verband gedaan en wat gaat de Nederlandse regering in Europees verband doen om de Egyptische autoriteiten ertoe te bewegen de executie van de heer Morsi af te gelasten?
Is de Nederlandse regering bereid om (net als bij het doodvonnis van Ang Kiem Soei in Indonesië) Zijne Majesteit de Koning contact op te laten nemen met het Egyptische staatshoofd betreffende het doodvonnis van de heer Morsi? Zo nee, waarom niet?
Heeft de Minister-President al contact gehad of gaat hij binnenkort contact opnemen met de Egyptische president Abdul Fatah al-Sisi betreffende het doodvonnis van de heer Morsi? Zo nee, waarom niet?
Heeft de Minister van Buitenlandse Zaken al met zijn Egyptische collega over het doodvonnis van de heer Morsi gesproken of gaat hij dat binnenkort doen? Zo nee, waarom niet?
Is de Minister van Buitenlandse Zaken bereid een speciale gezant naar Egypte te sturen om het doodvonnis van de heer Morsi bij de autoriteiten aan te kaarten? Zo nee, waarom niet?
Met welke landen die de doodstraf hanteren onderhoudt Nederland economische, diplomatieke en politieke betrekkingen?
Volgens cijfers van de Verenigde Naties zijn er wereldwijd 46 landen of gebieden die de doodstraf nog hanteren.4 Nederland onderhoudt met alle landen ter wereld op enigerlei wijze economische, diplomatieke of politieke betrekkingen. Het hebben van betrekkingen is juist van waarde om o.a. een dialoog over de mensenrechtensituatie te kunnen voeren met het betreffende land.
Welke gevolgen heeft het doodvonnis van oud-president Morsi voor de politieke, diplomatieke en economische betrekkingen tussen Nederland en Egypte?
Het kabinet acht het van belang dat Nederland brede betrekkingen met Egypte blijft onderhouden waarbij niet alleen sprake is van economische relaties maar ook een constructief-kritische dialoog plaatsvindt over mensenrechtenkwesties zoals de doodstraf.
Is de Nederlandse regering bereid om proactief het doodvonnis van oud-president Morsi aan te kaarten bij mevrouw Mogherini, de Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid? Zo nee, waarom niet?
Is de Nederlandse regering bereid om proactief het doodvonnis van oud-president Morsi aan te kaarten bij de Verenigde Naties? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat behalve tegen oud-president Morsi ook tegen meer dan 1.500 Egyptische burgers doodstraffen zijn uitgesproken? Vindt u dit niet een politieke zuivering in de vorm van een massa-executie? Zo nee, waarom niet? Wat gaat u doen zodat deze massa-executie kan worden afgewend?
Bent u bereid deze vragen uiterlijk op 1 juni 2015 te beantwoorden, aangezien het doodvonnis op 2 juni 2015 mogelijk door de rechter definitief wordt gemaakt?
Het is niet haalbaar gebleken om de vragen uiterlijk op 1 juni 2015 te beantwoorden.
Herhaaldelijke censuur bij de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het artikel «VU wil lezing genocide-ontkenner verbieden»?1
Ja. Zoals in mijn antwoorden op uw vragen van 21 januari aangegeven, heeft de Vrije Universiteit ruimtes die kunnen worden gebruikt voor externe bijeenkomsten.
De VU heeft ruimte ter beschikking gesteld voor een debat, waarin de verschillende perspectieven van de kwestie van de Armeense genocide zouden worden belicht. De bijeenkomst wordt georganiseerd door de studentenvereniging Anatolia. Kort geleden is echter duidelijk geworden dat het niet meer om een debat gaat, waarin ook andere opvattingen en perspectieven aan de orde komen, maar om een eenzijdige lezing door de Amerikaanse hoogleraar Justin McCarthy.
De VU heeft aangegeven dat de aanvraag daarmee niet langer voldoet aan het protocol «spelregels reserveren onderwijsruimten». Dat protocol sluit bijeenkomsten zonder oogmerk van een debat of open dialoog of bijeenkomsten met propagandadoeleinden voor één partij, uit. De VU heeft mij te kennen gegeven dat in de opzet van deze lezing geen ruimte was voor een debat, danwel open dialoog, en heeft daarom besloten geen ruimte ter beschikking te stellen. In een eerdere opzet, waarbij ook een hoogleraar van de Universiteit Leiden zou deelnemen, was er volgens de VU wel ruimte voor een debat of open dialoog. Nu er slechts ruimte werd gegeven aan één spreker, heeft de VU geoordeeld dat hierdoor geen evenwichtig debat kon ontstaan en op grond daarvan besloten geen ruimte ter beschikking te stellen.
Ter verbreding van het debatperspectief is de VU, samen met studentenvereniging Anatolia, in overleg geweest om tot een oplossing te komen. Die is niet gevonden, het debat zal aanstaande vrijdag niet op de Vrije Universiteit plaatsvinden.
Vindt u dat een lezing over de Armeense Kwestie valt binnen de «bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef», zoals gesteld in de antwoorden op eerdere vragen over censuur bij de VU voor een lezing over Palestina?2 3 Zo nee, waarom niet?
Ik ben groot voorstander van open maatschappelijk debat, juist over belangrijke onderwerpen. Een debat, bijvoorbeeld over de kwestie van de Armeense genocide, kan bijdragen aan de bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef.
Deelt u de mening dat een lezing over de Armeense Kwestie valt binnen de vrijheid van meningsuiting, ook wanneer hier kritiek wordt geleverd op de zienswijze waarbij zonder gedegen onderzoek de kwestie als «genocide» bestempeld wordt? Zo nee, waarom deelt u deze mening niet?
Ja. De vrijheid van meningsuiting en het mogen uiten van kritieken is een belangrijk recht.
Komt met het annuleren van de lezing door druk van «organisaties en mensen van buiten» de academische vrijheid in het geding? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat heeft u hiertegen ondernomen?
De Vrije Universiteit heeft mij te kennen gegeven dat de lezing niet is geannuleerd onder druk van organisaties en mensen van buiten.
Hoe beoordeelt u het dreigement van de VU deze lezing te annuleren?
De VU heeft aangegeven de beslissing om geen zaal ter beschikking te stellen niet te hebben genomen om te censureren maar vanwege het niet voldoen aan het criterium uit de eigen «spelregels reserveren onderwijsruimten». Overwegingen van «censuur» zijn daarbij niet aan de orde. Zie ook mijn antwoord op vraag 1.
Gaat u het bestuur van de VU aanspreken op het censureren van deze lezing op de VRIJE Universiteit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Voert de VU een beleid op zogeheten «eenzijdige» lezingen? Zo ja, waar staat dit? Zo nee, waarom wordt in deze kwestie de «eenzijdigheid» opgevoerd als argument om de lezing te verbieden?
Ja, de VU kent richtlijnen voor het ter beschikking stellen van ruimtes ten behoeve van debatten en lezingen. Dit protocol is openbaar en voor iedereen toegankelijk op internet. In dit protocol is een aantal heldere criteria geformuleerd aan de hand waarvan toetsing van de onderhavige aanvrage heeft plaatsgevonden.4 Zie ook mijn antwoord op vraag 1, 5 en 6.
Kan de bijeenkomst – naar voorbeeld van de VU International Day 2014 – doorgang vinden met de mogelijkheid tot het stellen van kritische vragen aan de Amerikaanse professor Justin McCarthy?
Over de vormgeving van de bijeenkomst is afgelopen dagen overleg geweest tussen de organisatoren en de VU. Daaruit is inmiddels gebleken dat er geen oplossing is gevonden en het debat aanstaande vrijdag niet zal doorgaan.
Bent u bereid om -gezien het ontstane patroon van weigeringen vanuit de VU- met de studentenvereniging Anatolia en het bestuur van de VU in overleg te treden om de lezing alsnog plaats te laten vinden? Zo nee, waarom niet?
Ik acht dit een zaak van de universiteit en de studentenvereniging zelf. De VU heeft mij aangegeven steeds bereid te zijn geweest om – samen met Anatolia – te komen tot een binnen de voorwaarden van het genoemde protocol passende bijeenkomst.
Als u de vrijheid van meningsuiting en het mogen uiten van kritiek zeker in de academische wereld een belangrijk recht vindt, gaat u zich dan hard maken om dit patroon van weigeringen van de VU te doorbreken?
De VU hanteert in onderhavige gevallen een principiële, open en breed gedragen set van spelregels, die garanties moet bieden voor een open debat, dat in vrijheid kan worden gevoerd. Er is voor mij geen reden om te twijfelen aan de zuiverheid van die uitgangspunten, noch aan de zorgvuldigheid, waarmee die uitgangspunten door de VU in de praktijk worden gebracht. Ik zie dan ook geen aanleiding om hierover met de VU in overleg te treden.
Het alsnog straffen van een ambtenaar om een IS-tweet |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Ambtenaar alsnog gestraft om IS-tweet»?1
Ja.
Welke consequenties trekt u uit het feit dat de Adviescommissiegrondrechten en functie-uitoefening ambtenaren (AGFA) geoordeeld heeft dat het publieke optreden van de ministers van Veiligheid en Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in belangrijke mate mede de maatschappelijke beroering heeft veroorzaakt?
Over de consequenties die ik trek uit het oordeel van de AGFA, heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd in mijn brief van 2 april 2015 met als kenmerk 626556. In die brief heb ik mijn overwegingen bij het genomen besluit, het opleggen van voorwaardelijk strafontslag, vermeld.
Hoe verklaart u dat de NRC het AGFA-advies nog eerder in handen kreeg dan de betreffende ambtenaar of haar belangenbehartigende advocaat?
Ik concludeer dat de NRC over het advies beschikt. Op welke wijze de NRC de beschikking over het advies heeft gekregen, is mij niet bekend. Ook is mij niet gebleken dat mijn ambtenaren het advies ter beschikking hebben gesteld aan anderen dan de betreffende ambtenaar en haar belangenbehartigende advocaat.
In algemene zin is het in strijd met de integriteitsregels van het Rijk om zonder toestemming vertrouwelijke informatie te verstrekken aan de media. Indien een ambtenaar zich daaraan schuldig maakt kan een disciplinaire maatregel worden opgelegd.
Is het gebruikelijk dat ambtenaren in kwestie het nieuws moeten vernemen via de media? Zo ja, vindt u dat acceptabel? Zo nee, wat voor conclusies trekt u hieruit?
Het is niet correct dat ambtenaren zaken die hun individuele rechtspositie aangaan via de publieke media moeten vernemen. Het is betreurenswaardig dat betrokken ambtenaar het advies via de media heeft moeten vernemen.
Heeft u onderzocht of er sprake is geweest van bewust lekken naar de media? Zo ja, wat is de uitkomst van uw onderzoek? Zo nee, bent u bereid om hier onderzoek naar te doen?
Zie antwoord vraag 3.
Mocht er sprake zijn van bewust lekken naar de media, bent u dan voornemens om een disciplinaire maatregel op te leggen aan diegene die dit advies aan de pers gelekt heeft? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom heeft u het AGFA-advies geheim willen houden tot de laatste beroepsmogelijk gepasseerd is?
Met de secretaris van de AGFA is overleg gevoerd over het tijdstip en de wijze van publicatie van het advies op de website van de commissie. Daarbij is afgesproken dat het advies op de website van de commissie zal worden gepubliceerd, nadat met de betrokken ambtenaar is gesproken over het door mij te nemen besluit. Dit vanuit zorgvuldig personeelsbeleid en in het belang van de betrokken ambtenaar.
Hoe vaak is in de afgelopen vijf jaar afgeweken van een advies van de AGFA? Waarom wijkt u in dit geval af van het door de AGFA gegeven advies?
Het is mij niet bekend of en zo ja, hoe vaak er in de afgelopen vijf jaar van de adviezen van de AGFA is afgeweken.
De AGFA heeft een advies opgesteld ten behoeve van het bevoegd gezag. Over mijn overwegingen bij het genomen besluit, het opleggen van voorwaardelijk strafontslag, heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd met mijn brief van 2 april 2015 met als kenmerk 626556. Mijn ambtenaren zijn in overleg met de betrokken ambtenaar om daaraan uitvoering te geven.
Waarom gaat u tegen het oordeel van de AGFA in en geeft u de ambtenaar geen schriftelijke berisping maar een voorwaardelijk strafontslag?
Zie antwoord vraag 8.
Vindt u dat wanneer niet één, maar zelfs twee ministers zich publiekelijk voorbarig negatief uitlaten over een uiting op social media van een ambtenaar de arbeidsverhouding onherstelbaar is verstoord? Zo ja, vindt u dan dat beide ministers excuses zouden moeten maken aan betreffende ambtenaar? Zo nee, bent u dan bereid om in lijn met het AGFA-advies de ambtenaar eervol ontslag te verlenen?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe verklaart u in het kader van het gelijkheidsbeginsel dat andere ambtenaren o.a. van de politie die zich racistisch hebben geuit op social media geen disciplinaire maatregel opgelegd krijgen? Vindt u dat hier sprake is van het meten met een dubbele maat? Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen?
Wanneer sprake is van een vermoeden van een integriteitsschending door een ambtenaar dient het bevoegd gezag hiernaar onderzoek te doen. Dat geldt ook voor politieambtenaren. Bij de vraag of en welke (disciplinaire) maatregelen moeten worden getroffen dienen alle omstandigheden van het individuele geval te worden meegenomen, zoals de aard van de integriteitsschending, de sector waar de betrokken ambtenaar werkzaam is en de functie/werkplek van de betrokken ambtenaar. Nadat het onderzoek is afgerond maakt het bevoegd gezag het besluit kenbaar aan de ambtenaar. Uw Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over het aantal onderzoeken en opgelegde maatregelen.
Indien er het voornemen bestaat deze ambtenaren een disciplinaire maatregel op te leggen, kunt u de Kamer dan informeren over de stand van zaken?
Zie antwoord vraag 11.
De arrestatie van de Palestijnse parlementariër Khalida Jarrar |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het artikel «Israëlische soldaten pakken Palestijnse politica op»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat een Palestijnse parlementariër gearresteerd wordt door Israëlische soldaten?
Israël heeft bij herhaling maatregelen genomen tegen mevrouw Khalida Jarrar, zonder haar inzicht in de bewijslast te verlenen. Hoewel het op basis van het humanitair oorlogsrecht geoorloofd is om, als uitzonderlijke maatregel, een reisverbod op te leggen, dient een dergelijke maatregel conform internationaalrechtelijke waarborgen te worden uitgevoerd, zonder willekeur. Het baseren van een reisverbod op alleen geheim bewijsmateriaal is dan ook problematisch. Mevrouw Jarrar en haar advocaat kunnen dit bewijs immers niet inzien of toetsen. Nederland volgt deze zaak daarom actief, net als de EU en andere landen, en dringt, ook in EU-verband, aan op strikte naleving van deze waarborgen.
Klopt het dat Khalida Jarrar de voorzitter van de commissie voor de Gevangenen in het Palestijnse parlement is? Zo ja, hoe beoordeelt u de arrestatie van deze parlementariër?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de constatering dat in «Area A», waar de Palestijnse Autoriteit het volgens de Akkoorden van Oslo voor het zeggen heeft, Israël niet het recht heeft om mensen te arresteren? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen?
In de Oslo Akkoorden hebben Israël en de PLO afspraken gemaakt over verantwoordelijkheden met betrekking tot de veiligheid op de Westelijke Jordaanoever, waarbij de Palestijnse politie, overeenkomstig de bepalingen van de Akkoorden en de bijlagen daarbij, verantwoordelijk is voor het handhaven van de openbare orde in Area A. Maar ook Israel behoudt op basis van de Akkoorden bepaalde bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Het kabinet is van mening dat het in eerste instantie aan partijen zelf is om elkaar aan te spreken op correcte naleving van de afspraken.
Erkenning van een Palestijnse staat door andere landen gaat dit probleem niet oplossen. Zoals gezegd in de Raadsconclusies van juli 2014, zal de oplossing gevonden moeten worden in een finale status oplossing waarbij afspraken zijn gemaakt die de soevereiniteit van de Palestijnen respecteren, laten zien dat de bezetting voorbij is en de veiligheid van Israëliërs beschermen.
Vindt u het terecht dat de Israëlische regering al sinds 1998 een Palestijnse parlementariër een reisverbod oplegt? Zo nee, wat gaat u hier tegen doen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het werkelijk onbegrijpelijk is dat gekozen Palestijnse parlementariërs op dit moment vastzitten in Israëlische gevangenissen? Zo ja, wat gaat u doen om deze onwenselijke situatie stop te zetten? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment bevinden 13 PLC leden zich in Israëlische detentie. Betreffende parlementsleden zijn volgens Israël allen gedetineerd vanwege directe betrokkenheid bij terroristische activiteiten. Nederland voert bilateraal en via de EU een mensenrechtendialoog met Israël, onder meer over de naleving van internationaalrechtelijke verplichtingen die voortvloeien uit het humanitair oorlogsrecht en mensenrechtenverdragen. De EU voert een constructieve dialoog met Israël in de context van het Europees Nabuurschapsbeleid.
Hoe beoordeelt u het feit dat gekozen Palestijnse parlementariërs worden vastgehouden in «administratieve detentie», zonder rechtszaak en veroordeling?
Op basis van het humanitair oorlogsrecht is detentie om dwingende redenen van veiligheid, zonder dat dit samenhangt met een strafrechtelijk proces, geoorloofd als een uitzonderlijke maatregel. Een dergelijke detentie dient conform internationaalrechtelijke waarborgen te worden uitgevoerd, zonder willekeur.
Nederland en de EU dringen aan op strikte naleving van deze waarborgen.
Hoe kan het democratisch proces in het Palestijnse parlement voortgezet worden als de Israëlische regering zonder veroordeling parlementariërs opsluit?
Het democratisch proces in de Palestijnse Gebieden heeft te kampen met veel obstakels. De arrestatie van parlementariërs hindert echter niet het bijeenkomen van het Palestijnse parlement, de PLC. Het parlement komt immers sinds 2007 niet meer bijeen als gevolg van het conflict tussen Hamas en Fatah. Het mandaat van het in 2006 gekozen parlement verliep formeel in 2010. Hamas en Fatah kwamen in 2014 overeen dat in het kader van de verzoening nieuwe verkiezingen gehouden zouden worden. Deze zijn echter nog altijd niet gepland. Dat heeft te maken met de onderlinge tegenstellingen, maar ook met de terechte Palestijnse wens dat de verkiezingen in de gehele Palestijnse Gebieden, inclusief Oost-Jeruzalem tegelijk gehouden kunnen worden. Hiervoor is dus overeenstemming nodig tussen Fatah en Hamas en medewerking van Israël.
Zou de erkenning van Palestina bijdragen aan het voorkomen van dergelijke arrestaties door de lsraëlische regering?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u het eens met de oproep van honderden Israëli’s – van schrijver David Grossman tot Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman2 – om Palestina als staat te erkennen? Zo nee, waarom niet?
Net als veel landen in de EU wil de Nederlandse regering erkenning van een Palestijnse staat mogelijk maken. Erkenning is een krachtig instrument ter ondersteuning van de tweestatenoplossing. Nederland wil erkenning inzetten op een strategisch moment als het effectief, reëel en opportuun is in het vredesproces. Dit is niet een strategisch moment.
Hoe is het mogelijk dat na een halve eeuw van statenloosheid u nog steeds aangeeft te willen wachten op een «strategisch moment» om Palestina als staat te erkennen? Wordt het niet eens hoog tijd dat dit strategische moment gaat aanbreken?
Zie antwoord vraag 10.
Vindt u dat na deze illegale arrestatie van de Israëlische regering de VN de Israëlische regering op de vingers moet tikken omdat de Israëlische regering al tientallen VN-resoluties heeft geschonden?
Nederland hecht grote waarde aan de werking en ontwikkeling van de internationale rechtsorde en zet zich binnen VN organisaties in voor de naleving van verdragen. Zoals vermeld in antwoord op vraag 6, voert Nederland ook bilateraal en via de EU een mensenrechtendialoog met Israël, onder meer over de naleving van internationaalrechtelijke verplichtingen die voortvloeien uit het humanitair oorlogsrecht en mensenrechtenverdragen.
Wat vindt u ervan dat de Israëlische regering met afstand «wereldkampioen schendingen VN-resoluties is»?3 En wat gaat u hiertegen doen?
Zie antwoord vraag 12.
Bent u bereid om de Israëlische ambassadeur in Nederland aan te spreken op deze illegale arrestaties? Zo nee, waarom niet?
Er is regelmatig contact tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Israëlische ambassade in Nederland. Het kabinet ziet op dit moment geen aanleiding om de Israëlische ambassadeur te ontbieden.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden vóór het debat over de situatie in Israël en Gaza?
Ja.