De razendsnelle verspreiding van het vogelgriepvirus en de politieke verantwoordelijkheid voor het ontstaan van een nieuwe zoönose in de Nederlandse veehouderij |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kunt u bevestigen dat op dit moment drie verschillende, zeer besmettelijke (hoogpathogene) vogelgriepvarianten zich razendsnel verspreiden door Europa, waarvan er in ieder geval twee in Nederland rondgaan: H5N8 en H5N1?
Ja. In Nederland is op pluimveebedrijven tot nu toe het serotype H5N8 gevonden en bij wilde vogels naast deze variant ook het hoogpathogene vogelgriepvirus H5N1 en H5N5.
Hoe worden de wetenschappelijke inzichten over het ontstaan en de risico’s van dierziekten en zoönosen bijgehouden door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)? Houdt uw ministerie dit zelf bij, of bent u afhankelijk van het doorgeven van informatie door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)?
De wetenschappelijke inzichten over de zoönotische risico van dierziekten en zoönosen maar ook concrete signalen worden bijgehouden door het RIVM en aan mijn ministerie gecommuniceerd. Signalen kunnen vanuit verschillende bronnen afkomstig zijn. In het signaleringsoverleg zoönosen (SO-Z Signaleringsoverleg zoönosen), onder voorzitterschap van het RIVM, beoordelen deskundigen, uit zowel de humane als de veterinaire sector op gestructureerde wijze regionale, landelijke en internationale signalen van mogelijk zoönotische aard afkomstig uit verschillende sectoren en dierreservoirs. In het SO-Z wordt beoordeeld of er naar aanleiding van de signalen vervolgacties noodzakelijk zijn. Mijn ministerie en het Ministerie van LNV ontvangen hiervan verslagen en worden ook tussentijds geïnformeerd als de situatie daartoe aanleiding geeft.
Is het u bekend dat zeer gevaarlijke vogelgriepvarianten vrijwel uitsluitend ontstaan door mutaties in de pluimveehouderij?1
Ja. Hoogpathogene vogelgriepvirussen ontstaan (door een mutatie van een laagpathogeen vogelgriepvirus) in de pluimveehouderij.
Sinds wanneer is het onderzoek van het Erasmus MC bij u bekend waaruit bleek dat vogelgriep via vijf mutaties kan uitgroeien tot een zeer besmettelijke variant, die via de lucht van mens op mens overdraagbaar is?2
Dat onderzoek gaat over een specifieke variant van vogelgriep (het zoönotische hoogpathogene H5N1 vogelgriep virus), een andere variant dan nu in west Europa en in Nederland circuleren. Mijn voorganger heeft u over dit onderzoek bericht op 7 maart 2012 door middel van de brief «Stand van zaken onderzoek Erasmus Medisch Centrum naar H5N1» (Kamerstuk 28807–131).
Op welke manier bent u betrokken bij het beleid van het Ministerie van LNV om de verspreiding van de vogelgriep tegen te gaan – te weten het ophokken van dieren, hygiënemaatregelen, het vergassen van alle dieren in een stal als er een besmetting is vastgesteld en het preventief vergassen van alle kippen en eenden in stallen binnen een straal van een kilometer rond het besmette bedrijf?
We volgen het zoönotische risico intensief, dat wordt door het RIVM geduid. Zodra er enige indicatie is dat de circulerende virussen zoönotische eigenschappen hebben treedt de zoönosestructuur in werking. Dan is het Ministerie van VWS leidend. Ook als de zoönosestructuur nog niet in werking is getreden bij een uitbraak van hoogpathogene vogelgriep, zoals nu het geval is, neemt VWS deel aan het Departementaal Beleidsteam (DBT) vogelgriep van LNV. Het DBT is het besluitvormend orgaan in de crisisstructuur van LNV.
Is het u bekend dat alle uitbraken van hoogpathogene vogelgriep in de Nederlandse pluimveehouderij tussen 2014 en 2018 plaatsvonden op bedrijven zonder vrije uitloop en dat ook de uitbraken van de afgelopen weken allemaal plaatsvonden in stallen met dieren die in hun hele leven nooit buiten komen?3 4
Sinds 2014 is steeds voordat er uitbraken in Nederland gezien werden een landelijke ophokplicht ingesteld. Alle pluimvee werd daarom binnen gehuisvest tijdens de risicoperiodes voor hoogpathogene vogelgriep. Twee van de bedrijven, die met hoogpathogene vogelgriep besmet zijn sinds 2014, waren bedrijven met een uitloop. Eén van deze twee bedrijven is dit jaar besmet gevonden. In dit bedrijf werd de besmetting in een ander deel van het bedrijf aangetoond dan de stal met de uitloop. Dat wil niet perse zeggen dat in het uitloopdeel geen kippen besmet waren. Daarnaast zijn ook verschillende locaties met hobbypluimvee besmet in deze periode. Hobbypluimvee wordt in vrijwel alle gevallen ook deels buiten gehuisvest. Op dit moment geldt natuurlijk een afschermplicht voor hobbymatig gehouden risicovogels.
Is het u bekend dat in drie weken tijd al 318.700 kippen en eenden zijn vergast vanwege vogelgriepuitbraken bij pluimveebedrijven, terwijl er nog altijd vele nieuwe vogelgriepgevallen worden ontdekt?
Er zijn inmiddels 508.700 vogels gedood.
Heeft u gezien dat de pluimveesector zeer verbaasd en bezorgd reageerde op de uitbraak van vogelgriep bij het pluimveebedrijf in Altforst, omdat bij dat bedrijf hoge hygiënestandaarden zouden gelden?5 . Erkent u dat het staande beleid van het Ministerie van LNV, de verspreiding van de vogelgriep dus niet tegenhoudt?
Het is bekend dat goede bioveiligheidsmaatregelen insleep van vogelgriep beperken. Dat een bedrijf met een hoge hygiënestandaard wordt besmet is wat dat betreft opmerkelijk, maar is eerder voorgekomen.
Kunt u bevestigen dat hierdoor het risico blijft voortduren dat er een voor de mens gevaarlijke mutatie ontstaat?
Zoals geantwoord op vraag 8, is het bekend dat goede bioveiligheidsmaatregelen, inclusief de ophok- en afschermplicht, de insleep en verspreiding van vogelgriep beperken. Biosecurity geeft echter geen 100% garantie om vogelgriep te voorkomen.
Hoe houdt u zicht op mutaties van de verschillende virusvarianten, gelet op het feit dat vogelgriepvirussen een hoge mutatiesnelheid hebben?
Nederland heeft een heel goed systeem om hoogpathogene vogelgriep snel te ontdekken. En als het eenmaal is ontdekt, volgt er onmiddellijke ruiming. Voor uitbraken van vogelgriep is er een gezamenlijk draaiboek aan de hand waarbij de NVWA en het RIVM met de GGD hun werkzaamheden uitvoeren. In dit draaiboek is bijvoorbeeld opgenomen hoe mensen die in contact komen met besmette vogels zich moeten beschermen. Het zoönotische risico wordt intensief gevolgd. Het RIVM en het Erasmus MC houden de sequenties in de gaten. Zodra er enige indicatie is dat de circulerende virussen zoönotische eigenschappen hebben, treedt de zoönosenstructuur in werking.
Op deze manier wordt het risico op het ontstaan en de verspreiding van een zoönotische variant geminimaliseerd en wordt zoveel mogelijk voorkomen dat mensen worden besmet.
Kunnen we u politiek verantwoordelijk houden als er een nieuwe voor de mens gevaarlijke infectieziekte (zoönose) ontstaat in de Nederlandse veehouderij? Zo nee, welke bewindspersoon dan wel?
Zoals genoemd in mijn antwoord op vraag 10, worden sequenties in de gaten gehouden. Van alle vogelgriepvirussen die bij gehouden vogels worden gevonden, wordt de RNA-sequentie volledig in beeld gebracht. Van de meeste virussen die bij wilde vogels worden gevonden ook. Dit gebeurt in de ons omringende landen ook. Op deze manier worden de virusvarianten intensief gevolgd.
Kunt u bevestigen dat er wel een handleiding is voor het omgaan met dood gevonden vogels met verdachte vogelgriepverschijnselen, maar dat er geen landelijke richtlijn is voor het omgaan met levende vogels die mogelijk zijn besmet met vogelgriep?6 Kunt u zich voorstellen dat bijvoorbeeld opvangcentra en dierenambulances, maar ook gemeenten, provincies, de (dieren)politie en het meldpunt 144 hier veel behoefte aan hebben? Zo ja, bent u bereid deze te laten ontwikkelen?
Het wettelijke kader voor de infectieziektebestrijding ter bescherming van de volksgezondheid, is vastgelegd in de Wet publieke gezondheid (Wpg). Hiervoor is de Minister van VWS beleidsverantwoordelijk. Dit is uitgewerkt in een structuur voor het bestrijden van humane infectieziekten bij het Ministerie van VWS. Maatregelen ten aanzien van besmettelijke dierziekten zijn mogelijk op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd). Hiervoor is de Minister van LNV beleidsverantwoordelijk. Het Ministerie van LNV heeft een structuur voor het bestrijden van besmettelijke dierziekten. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 5, volgen we het zoönotische risico intensief. Zodra er enige indicatie is dat de circulerende virussen zoönotische eigenschappen hebben, treedt de zoönosestructuur in werking. Dan is het Ministerie van VWS leidend. Volksgezondheid staat altijd voorop waar het gaat om bestrijding van zoönosen. Het kabinet zet zich in om zoönosen zoveel mogelijk te voorkomen. Het kabinet wil, gelet op de ontwikkelingen en de impact van zoönosen op mens, dier en maatschappij, vooruitblikken en breder bezien wat nodig is om zoönosen in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen (Kamerbrief van 21 november jl. Kamerstuk 28 286, nr. 1138).
Kunt u deze vragen afzonderlijk en voorafgaand aan het debat over de VWS-begroting beantwoorden?
Op de NVWA-website staat een handleiding voor het opruimen van dood gevonden wilde (water)vogels. In deze handleiding wordt uitgelegd hoe de vogels op een veilige en hygiënische manier kunnen worden opgeruimd. Vogelopvangcentra hebben samen met het Erasmus Medisch Centrum een advies opgesteld voor zieke levende wilde vogels in verband met mogelijke besmettingen met hoogpathogene vogelgriep. Dit advies wordt gebruikt door vogelopvangcentra en dierenambulances.
Het bericht ‘Ook homo’s mogen bloedplasma doneren, verhoogd risico ondervangen’ |
|
Ockje Tellegen (VVD) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Ook homo’s mogen bloedplasma doneren, verhoogd risico ondervangen»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat mannen die seks hebben met mannen (MSM) vanaf nu toch in aanmerking komen voor het doneren van bloedplasma, terwijl dit eerst niet mogelijk was? Kunt u uitleggen waarom het verhoogd risico plotseling is ondervangen?
Sanquin onderzoekt voortdurend of meer personen toegelaten kunnen worden als bloed- of plasmadonor. Ik vind het een stap in de goede richting dat mannen die seks hebben met mannen (MSM) binnenkort toch in aanmerking komen voor het doneren van bloedplasma. Voor plasmadonatie zal dan voor MSM dezelfde regel voor uitstel gelden als bij volbloeddonatie, namelijk vier maanden na het laatste MSM-contact.
De reden dat dit nu toch kan, heeft te maken met het volgende. De criteria waar het in te zamelen bloedplasma aan moet voldoen worden bepaald door de afnemers van het bloedplasma. In het geval van Sanquin Bloedbank is dat vooral Sanquin Plasma Products B.V. (SPP). Het productportfolio van deze afnemer is recent gewijzigd. In het productieproces van de huidige producten is de pathogeenreducerende capaciteit (de mate waarin aanwezige virussen en andere ziekteverwekkers uit het plasma worden geïnactiveerd/geëlimineerd) dermate groot dat de veiligheid van deze plasmageneesmiddelen kan worden gegarandeerd wanneer ook het plasma van MSM wordt gebruikt. De criteria van het plasma dat geaccepteerd kan worden zijn daarom herzien. Hierdoor is het voor Sanquin Bloedbank nu mogelijk om MSM te gaan accepteren als plasmadonors en kan hun plasma gebruikt gaan worden voor de productie van plasmageneesmiddelen. Daarbij zullen dezelfde selectiecriteria gaan gelden als voor transfusieproducten. De benodigde wijzigingen worden momenteel voorbereid in de verschillende kwaliteitssystemen van Sanquin en in het bloedbankinformatiesysteem. Dit vraagt enige tijd. Naar verwachting worden MSM vanaf begin 2021 geaccepteerd voor plasmadonatie.
Kunt u uitleggen waarom het doneren van bloedplasma door MSM in Denemarken, Frankrijk en Duitsland al veel langer mogelijk is en hoe dit in verhouding staat tot het argument dat Sanquin tot nu toe gebruikt heeft dat het doneren van bloedplasma door MSM op gespannen voet zou staan met internationale regels en dat er economische belemmeringen zouden zijn?
Het klopt dat Denemarken, Frankrijk en Duitsland bloedplasma van MSM inzamelen. Ze hanteren daarbij een wachttijd van 4 of 12 maanden.
In de verschillende landen wordt plasma op verschillende manieren ingezet bij de behandeling van patiënten. Zo zijn er plasmaproducten die afkomstig zijn van een individuele plasmadonor en voor transfusie worden gebruikt. De veiligheidsmaatregelen rond dit «plasma voor transfusie» verschillen van land tot land, en worden niet bepaald door producenten van plasmageneesmiddelen. Daarnaast zijn er plasmageneesmiddelen, die volgens een farmaceutisch procédé worden gemaakt uit gepoold plasma van vele honderden donors, waarvoor andere veiligheidsmaatregelen gelden. Dit maakt een vergelijking tussen landen complex, ook als het gaat om de acceptatie van MSM als plasmadonor.
Hoeveel MSM zijn er op dit moment bloeddonor? Is het aantal MSM donoren toegenomen sinds de wachttijd na het laatste seksuele contact voor MSM terugging van twaalf naar vier maanden? Is bekend hoeveel MSM zouden willen doneren maar hiervan afzien in verband met de vier maanden wachttijd?
In de periode december 2015 tot juli 2019 zijn circa 600 MSM als nieuwe bloeddonor ingeschreven, van wie ongeveer 200 MSM geen bloed konden geven omdat de wachttijd van 12 maanden na het laatste MSM-contact nog niet was verstreken. Sinds juli 2019 zijn circa 400 MSM als nieuwe bloeddonor ingeschreven, van wie meer dan 100 MSM geen bloed konden geven omdat de wachttijd van 4 maanden na het laatste MSM-contact nog niet was verstreken. Daarnaast is een behoorlijk aantal MSM die in het verdere verleden waren uitgeschreven als donor (toen MSM-contact nog leidde tot permanente uitsluiting) weer bloed gaan geven nadat de wachttijd van 12 maanden (in december 2015) of 4 maanden (in juli 2019) was ingevoerd. Op dit moment zijn meer dan 1000 MSM actief als bloeddonor. Zij geven gemiddeld 2 tot 3 bloeddonaties per jaar. Het is overigens niet bekend hoeveel MSM bloed zouden willen doneren maar daarvan (moeten) afzien in verband met de huidige wachttijd van 4 maanden. Ik ben alle donoren en mensen die willen doneren zeer erkentelijk.
Vindt u dat er vanuit het huidige donorselectiebeleid dat uitgaat van seksuele geaardheid en niet van seksueel gedrag, een discriminerende werking uitgaat in de richting van MSM? Zo ja, vindt u dat acceptabel? Zo nee, waarom niet?
Ik begrijp heel goed dat het donorselectiebeleid ten aanzien van MSM gevoelig ligt en als discriminerend wordt ervaren.
Ook ik zou graag willen dat in deze een ander donorselectiebeleid voor MSM mogelijk zou zijn. Ik vind dat voor het donorselectiebeleid gedrag bepalend moet zijn en niet iemands geaardheid. Daarom vind ik het goed dat Sanquin voortdurend onderzoekt of meer donoren toegelaten kunnen worden als bloed- of plasmadonor.
Is de Minister het ermee eens dat seksueel (risico)gedrag een betere voorspeller is voor de veiligheid van bloed dan seksuele geaardheid?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid het uitgangspunt van donorselectiebeleid zoals de Kamer al sinds 2012 bepleit, te wijzigen en te baseren op seksueel risicogedrag? Zo nee, waarom niet? Hoe staat het in dit kader met de uitwerking van de motie-Ellemeet c.s.?2
Aan het RIVM is opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de mogelijkheid om onderzoek te doen om het donorselectiebeleid voor MSM verder te wijzigen. Ik heb gevraagd dit onderzoek met spoed ter hand te nemen. Daarbij wordt «individueel risicogedrag» als selectiecriterium meegenomen. Over dit onderzoek informeer ik u in een aparte commissiebrief.
Onterechte medische claims van de 'Healy' |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het bestaan van de Healy en de medische claims, waaronder zelfs genezing van corona of kanker, waarmee dit product wordt aangeprezen?1
Ja.
Bent u van mening dat de Healy terecht op de markt is toegelaten in Nederland? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe kon dit gebeuren?
De fabrikant van de Healy heeft een conformiteitsbeoordelingsprocedure doorlopen bij MedCert, een notified body gevestigd in Duitsland. Dit is te zien aan het nummer dat naast de CE-markering op het hulpmiddel is aangebracht. In het verleden heeft de IGJ een melding ontvangen over de Healy. Naar aanleiding van deze melding heeft de IGJ conform de samenwerkingsafspraken met andere lidstaten de Duitse bevoegde autoriteit benaderd. De Duitse bevoegde autoriteit heeft aangegeven dat het certificaat terecht is afgegeven.
Welke mogelijke gevaren voor de gezondheid zijn er voor gebruikers van de Healy?
Het belangrijkste is dat hulpmiddelen gebaseerd op frequentietherapie niet worden gebruikt ter vervanging van de reguliere gezondheidszorg. Ze kunnen wel gebruikt worden in aanvulling op de reguliere gezondheidszorg. Het is noodzakelijk dat de fabrikant hier transparant over is in zijn marketing, communicatie en gebruiksaanwijzing. De IGJ is niet bekend met meldingen waarbij direct letsel is ontstaan door gebruik van de Healy.
Vindt u toelating van een dergelijk apparaat met misleidende medische claims getuigen van voldoende toereikende wetgeving die zorgt voor veilige medische hulpmiddelen in Nederland? Kunt u uw antwoord toelichten?
De eisen aan de veiligheid en prestaties zijn vastgelegd in Europese wetgeving op het gebied van medische hulpmiddelen. In die wetgeving is de verantwoordelijkheid voor het beoordelen van het voldoen aan de eisen voor de markttoelating van medische hulpmiddelen neergelegd bij certificeringsinstanties, zgn. notified bodies. Deze notified bodies werken voor de hele EU.
Bij het uitvoeren van de beoordeling van een medisch hulpmiddel volgt een notified body de eisen die in de wet zijn vastgelegd. Hoe uitgebreid deze procedure is, is afhankelijk van de risicoklasse van een product. De Healy valt in risicoklasse IIa. Klasse IIa producten worden in de wetgeving gezien als laag risico product. De beoordeling die de notified body uitvoert bij klasse IIa producten kan bestaan uit een beoordeling van het kwaliteitssysteem van de fabrikant of het testen van de producten voordat ze worden vrijgegeven voor de markt. Als de notified body de beoordeling positief heeft afgerond, geeft hij een CE-certificaat af en mag de fabrikant het medisch hulpmiddel op de Europese markt brengen.
Notified bodies staan onder streng toezicht van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de notified body is gevestigd. De IGJ werkt daarnaast samen met de bevoegde autoriteiten van de andere EU-lidstaten. De IGJ kan, wanneer er twijfels over het hulpmiddel zijn, de bevoegde autoriteit van het land waar de fabrikant en/of notified Body gevestigd is vragen om te beoordelen of het CE-certificaat terecht is afgegeven.
Welke notified body (aangemelde instantie) heeft de Healy gekeurd? In welk land bevindt deze notified body zich?
Zie het antwoord op Antwoord 2.
Bent u van mening dat de notified body haar werk goed gedaan heeft, door de Healy goed te keuren en er zelfs een zelfde status aan toe te kennen als aan een MRI-apparaat?
Zie antwoord vraag 5.
Kan toelating van de Healy of van andere producten met een onterechte medische claim, met de nieuwe Wet Medische Hulpmiddelen worden voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Door de nieuwe Europese wetgeving worden o.a. aanvullende eisen aan de fabrikant gesteld t.a.v. het actief volgen van het medisch hulpmiddel nadat het op de markt is gebracht (zgn. post market surveillance). Dat betekent dat de fabrikant klachten en meldingen over het product moet behandelen en actief data moet vragen over hun product aan gebruikers. Als er uit deze post market surveillance signalen komen die nadere aanpassing of actie vereisen op het gebied van de veiligheid en de effectiviteit, dient de fabrikant hier opvolging aan te geven.
Welke verschillen zijn er tussen de oude en de nieuwe regelgeving, die per mei 2021 ingaat, zodat toelating tot de markt van dit soort producten vanaf volgend jaar wel voorkomen kan worden?
Zie antwoord vraag 7.
Wat kan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) op dit moment doen tegen dit soort misleiding? Tot wanneer kan de Healy ongestoord op de Nederlandse markt blijven?
De IGJ houdt toezicht op de naleving van wet- en regelgeving op het gebied van de gezondheidszorg, waaronder medische hulpmiddelen. De IGJ ontvangt af en toe meldingen betreffende alternatieve behandelaars die medische hulpmiddelen toepassen waarbij de werking is gebaseerd op frequentietherapie. Het aanbieden van alternatieve therapieën is in Nederland vrij toegestaan, zolang hiermee door de alternatieve therapeut geen schade wordt toegebracht, de therapeut zich niet bedient van een beschermde (BIG-)titel en deze therapeut geen aan artsen voorbehouden handelingen uitvoert. Het propageren van onterechte, niet wetenschappelijk bewezen, medische claims die aan (genees)middelen worden toegeschreven kan eventueel worden beboet op grond van de Geneesmiddelwet; een dergelijke mogelijkheid is er voor medische hulpmiddelen niet wanneer deze na beoordeling van een notified body een CE-markering hebben.
Wat betreft dit laatste aspect gaat de IGJ na in welk land de fabrikant van het product en de notified body gevestigd is. De IGJ werkt samen met de bevoegde autoriteiten van de andere EU-lidstaten. De IGJ kan, wanneer er twijfels zijn, de bevoegde autoriteit van het land waar de fabrikant en/of Notified Body gevestigd is vragen om te beoordelen of de klinische evaluatie van het product terecht tot een CE-markering heeft geleid. Wanneer de IGJ hier een bevestigend antwoord op krijgt sluit de IGJ haar onderzoek.
Wat gaat u ondernemen tegen deze misleidende informatie over de Healy en de verkoop van dit apparaat met onjuiste medische claims?
Zie het antwoord op Antwoord 2. Indien een gebruiker risico’s ziet bij een medisch hulpmiddel, bijvoorbeeld over de Healy, kan hij bij de IGJ-melding doen. Meldingen zijn een belangrijk informatiebron voor de inspectie voor het toezicht op de kwaliteit en de veiligheid van de zorg.
Bent u ook van mening dat tegen dit soort producten gewaarschuwd moet worden? Zo nee waarom niet? Zo ja, welke rol ziet u daar voor uw ministerie bij?
Zie antwoord vraag 10.
Het bericht dat oud-medewerkers van het Slotervaartziekenhuis in hun nieuwe functie geen toegang meer hebben tot de dossiers van hun patiënten. |
|
Henk van Gerven |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het onderhands meegestuurde bericht dat oud-medewerkers van het failliete Slotervaartziekenhuis, die inmiddels op een andere plek weer aan het werk zijn, niet meer bij hun eigen (elektronische) dossiers kunnen?1
Op grond van de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst geldt voor medische dossiers een wettelijke bewaartermijn van twintig jaar. Gedurende deze periode moeten patiënten hun dossiers kunnen opvragen, inzien en verzoeken tot vernietiging kunnen indienen. De medische dossiers van patiënten die onder behandeling waren bij MC Slotervaart ten tijde van het faillissement en waarvan de behandeling is vervolgd bij een ander ziekenhuis, zijn destijds overgedragen aan de nieuwe behandelaar, voor zover relevant voor de voortzetting van de behandeling. Daarnaast waren er dossiers van patiënten die eerder bij MC Slotervaart onder behandeling waren, maar van wie de behandeling ten tijde van het faillissement al was beëindigd. Na het faillissement hebben de curatoren van MC Slotervaart ervoor gezorgd dat patiënten of hun (nieuwe) zorgverleners toegang konden krijgen tot deze dossiers. Dit was een tijdelijke voorziening, waarbij tegelijkertijd gewerkt is aan een duurzame oplossing voor het bewaren en beheren van deze dossiers. UMC Utrecht is bereid gevonden om per 20 april 2020 de bewaar- en beheerplicht van de dossiers over te nemen. Sinds die datum kunnen zorgverleners (in het kader van de behandeling en met toestemming van de patiënt) medische gegevens opvragen bij het MC Slotervaart-loket van het UMC Utrecht, zoals zij dat ook gewend zijn bij andere ziekenhuizen.
Zorgverleners zijn langs verschillende wegen geïnformeerd over de overdracht van de medische dossiers van MC Slotervaart aan UMC Utrecht. Er is regelmatig gecommuniceerd met de functionarissen gegevensbescherming van de omliggende ziekenhuizen over de vormgeving van de definitieve oplossing en het komen te vervallen van de tijdelijke voorziening. Hierover is ook via diverse andere media gecommuniceerd, waaronder een e-mail (via de NVZ) aan alle Nederlandse ziekenhuizen, met het nadrukkelijke verzoek deze informatie te delen met de zorgprofessionals binnen hun organisatie, een publicatie in Medisch Contact, communicatie via de websites van MC Slotervaart en UMC
Utrecht, een nieuwsbrief van de Federatie Medisch Specialisten en een persbericht. Ook uw Kamer is geïnformeerd door mijn ambtsvoorganger, per brief van 9 maart 2020.2
Is het waar dat patiënten in eerste instantie een brief van de curator ontvingen, waarmee zij rechtstreeks bij hun oude hulpverlener konden terugkomen en dus geen nieuwe verwijzing van de huisarts hoefden te hebben? Zo ja, zou het dan niet logisch zijn als die oud-hulpverlener toegang heeft tot de dossiers van betreffende patiënten?
In december 2018 zijn alle patiënten van MC Slotervaart per brief geïnformeerd bij welke zorginstelling de voorheen door MC Slotervaart verleende zorg kon worden voortgezet. In totaal zijn ongeveer 73.000 brieven verzonden. Afgesproken is dat deze brief door de zorgverzekeraars en de zorginstellingen zou worden beschouwd als verwijsbrief; dit was ook als zodanig in de brief vermeld. Hulpverleners hebben toegang tot medische dossiers via het MC Slotervaartloket van UMC Utrecht, zie ook mijn antwoord op vraag 1.
Is het waar dat oud-medewerkers in eerste instantie een inlogmogelijkheid ontvingen voor het oude Elektronisch Patiëntendossier (EPD) van Slotervaart en zij dus de zorg konden voortzetten, maar dat deze inlogmogelijkheid in april van dit jaar is gestopt toen het beheer van het Slotervaart EPD overging naar het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU)? Zo ja, wat is de reden voor het stopzetten hiervan?
Dat is correct. Zie ook mijn antwoord op vraag 1.
Vindt u het wenselijk dat deze professionals bij het UMCU de eigen statusvoering en documenten kunnen opvragen maar vervolgens een bestand van soms wel 500 pagina’s krijgen met daarin alle gegevens van een patiënt, aangezien het UMCU geen onderscheid kan maken?
UMC Utrecht heeft mij desgevraagd laten weten dit onderscheid wel degelijk te maken, en de aanvraagformulieren hier ook op te hebben ingericht. UMC Utrecht geeft aan slechts dat gedeelte van het medisch dossier uit te leveren dat ziet op het specialisme dat de zorgverlener aanvraagt voor de periode die in dat kader relevant is. Alleen in het uitzonderlijke geval dat er door of namens de zorgverlener wordt gevraagd om het uitleveren van alle medische gegevens van de patiënt en de toestemming van de patiënt hier ook bij aansluit, wordt het gehele dossier uitgeleverd.
Het is mogelijk dat de zorgverlener uiteindelijk minder gegevens nodig blijkt te hebben dan uitgeleverd, dat is ter beoordeling aan de zorgverlener. Mocht een zorgverlener echter structureel (veel) te veel gegevens ontvangen, dan kan deze hierover het beste overleggen met UMC Utrecht.
Vindt u het begrijpelijk dat de professionals er daarom voor kiezen contact op te nemen met een huisarts om de laatste brieven op te vragen die de professionals zelf aan hen geschreven hebben? Zo ja, vindt u dit een wenselijke gang van zaken? Zo nee, ziet u hiervoor een oplossing, zoals bijvoorbeeld het kunnen behouden van de inloggegevens van het Slotervaartdossier?
Zoals ik ook in het antwoord op vraag 4 heb aangegeven, heeft UMC Utrecht mij laten weten slechts dat gedeelte van het medisch dossier uit te leveren dat ziet op het specialisme dat de zorgverlener aanvraagt voor de periode die in dat kader relevant is. UMC Utrecht geeft bovendien aan dat de laatste brieven die zorgverleners aan de huisarts hebben geschreven eveneens bij UMC Utrecht kunnen worden opgevraagd, al dan niet in combinatie met het genoemde gedeelte van het medische dossier.
Het behouden van de inloggegevens van dossiers bij MC Slotervaart is geen mogelijkheid, aangezien deze dossiers zijn overgedragen aan UMC Utrecht.
Het bericht 'Zorgverzekeraars CZ en VGZ verhogen hun premies voor 2021' |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Zorgverzekeraars CZ en VGZ verhogen hun premies voor 2021»?1
Ja, dat ben ik.
Wat is uw opvatting over het gegeven dat twee van de vier grootste zorgverzekeraars in Nederland de premie voor de zorgverzekering voor volgend jaar hoger hebben vastgesteld dan de Prinsjesdag-prognose van het kabinet van 123 euro per maand?
Zorgverzekeraars gaan zelf over het vaststellen van hun premie, het kabinet maakt een inschatting hiervan. Onze raming op Prinsjesdag wijkt daarom vaker af van de daadwerkelijke premie. Het blijft voor zowel het kabinet als de zorgverzekeraars een inschatting – zo goed mogelijk, op basis van op dat moment beschikbare informatie.
Op Prinsjesdag gingen we uit van een stijging van 59 euro per jaar. Deze stijging is in lijn met de stijging van voorgaande jaren en komt voornamelijk door de loon- en prijsstijgingen in de zorg. Dit jaar wijkt de daadwerkelijke gemiddelde premie op jaarbasis 5 euro af van de geraamde premie in de begroting. Dat is nog geen halve euro per maand.
Uit de premieoverzichten van zorgverzekeraars blijkt dat zorgverzekeraars van iets hogere uitgaven uitgaan, en van iets lagere bedrijfskosten, en dat verzekeraars meer reserves inzetten dan geraamd.
Kunt u toelichten wat volgens u de redenen zijn van de verhoging van deze premies?
Zie antwoord vraag 2.
Als de premiestijging te wijten is aan het gevolg van een combinatie van hogere medicijnprijzen, stijgende lonen in de zorg en toenemende vergrijzing, kunt u dan toelichten welk aandeel ieder van deze oorzaken heeft en waarom de in Prinsjesdag-prognose van het kabinet deze feiten niet zijn meegewogen?
In de begroting is rekening gehouden met een premiestijging van € 59. De gemiddelde premiestijging komt uit op € 64. In de begroting is het grootste deel van de oorzaken van de premiestijging derhalve meegenomen.
De premiestijging in de begroting hangt voor € 29 samen met de uitgavenstijging en voor € 44 met de ontwikkeling in het saldo van het zorgverzekeringsfonds. In 2020 is de premie beperkt door het wegwerken van een overschot in het zorgverzekeringsfonds; in 2021 is er juist een opslag vanwege het wegwerken van een fondstekort dat is ontstaan door lagere inkomsten uit de inkomensafhankelijke bijdrage vanwege de lagere economische groei. Deze omslag leidt tot een premiestijging van 44 euro. Die is verwerkt in de rekenpremie en is dus ook meegenomen in de premiestelling door verzekeraars. De premiestijging wordt beperkt door reserve-afbouw (€6) en het rechttrekken van de 50/50-verhouding (€ 5). Zie hiervoor pagina 203–205 van de VWS-begroting 2021.
In de post uitgavenstijging van € 27 in de begroting is rekening gehouden met de loon- en prijsstijging (€ 35), een hogere volumegroei (met name hogere kosten demografie; € 17). Samen is dit € 52. De raming van de premiestijging wordt echter gedrukt door een geraamde toename van het aantal verzekerden (€ 17). Verder wordt de premiestijging gedrukt door de een iets hogere opbrengst eigen risico (€ 3) en de hogere rijksbijdrage kinderen (€ 5).
De gemiddelde premie blijkt in 2021 € 5 hoger uit te komen dan geraamd in de begroting van VWS. Uit de transparantieoverzichten van verzekeraars blijkt dat die € 5 het saldo is van +€ 6 vanwege hogere zorguitgaven, -€ 5 vanwege een grotere reserve-afbouw en +€ 4 vanwege overige kosten (kosten wanbetaling, bedrijfskosten, opslagen). VWS is niet bekend welke aannamen verzekeraars exact maken om te komen tot hun uitgavenraming.
Op welke manier worden mensen die deze premie(-verhoging) niet kunnen betalen tegemoet gekomen, nu gemeenten door onder meer de hogere kosten ten gevolge van het abonnementstarief, onvoldoende ruimte hebben om deze mensen te compenseren?
Huishoudens met lage en middeninkomens worden via de zorgtoeslag gecompenseerd voor te hoge zorgpremies. In het kader van de wet op de zorgtoeslag is bepaald welk deel van hun inkomen huishoudens zelf kunnen betalen. Als de gemiddelde zorgpremie plus het gemiddeld eigen risico hoger uitkomen dan deze normpremie, dan wordt het verschil gecompenseerd via de zorgtoeslag.
De hoogte van de zorgtoeslag wordt gebaseerd op de feitelijk door verzekeraars vastgestelde premies. De zorgtoeslag wordt dit jaar dan ook gebaseerd op een gemiddelde premie die € 5 hoger is dan waarmee gerekend is in de begroting en wordt daarmee ook hoger vastgesteld.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat de verschillen tussen de zorgverzekeraars groter worden terwijl zij in feite hetzelfde aanbieden, namelijk een basisverzekering? Deelt u de mening dat er één basispolis zou moeten komen? Zo nee, waarom niet?
Het klopt dat het basispakket van de zorgverzekering gelijk is, maar dat betekent niet dat er geen verschillen tussen verzekeraars zijn. Verzekeraars kunnen zich op verschillende manieren van elkaar onderscheiden. Bijvoorbeeld door hun inkoopbeleid, oftewel de afspraken die zij maken met zorgaanbieders. Of door de service die zij bieden. Daardoor kunnen premies verschillen.
Als er slechts één basispolis is kunnen verzekeraars niet meer selectief inkopen om op kwaliteit te sturen. Zij kunnen zich alleen nog op prijs onderscheiden van elkaar. Ook kunnen verzekerden dan niet meer kiezen voor een polis die het best aansluit bij hun wensen.
Ik deel uw mening dat er één basispolis zou moeten komen dus niet. Wel vind ik het belangrijk dat het polisaanbod divers en onderscheidend is. Het afgelopen jaar is de diversiteit van het polisaanbod toegenomen2, dat vind ik een gewenste ontwikkeling. Het is daarbij wel van belang dat zorgverzekeraars verzekerden goed informeren over het polisaanbod en de daarbij horende verzekerde zorg.
Deelt u de mening dat de budgetpolis verboden zou moeten worden omdat mensen die een normale polis niet kunnen betalen, het risico lopen voor zeer hoge kosten komen te staan of onvoldoende zorg te krijgen wanneer zij dat nodig hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen?
Iedere verzekerde kan zelf kiezen voor een polis. Door de zorgtoeslag zijn de meeste polissen ook voor iedereen betaalbaar.
De premie voor een polis met selectieve contractering varieert in 2020 van € 101,95 tot € 115,95. De polis van € 101,95 is weliswaar de goedkoopste polis op de markt, maar er zijn diverse naturapolissen zonder selectieve contractering op de markt die goedkoper zijn dan de duurste polis met selectieve contractering.
In mijn brief van 13 oktober jl.3 heb ik u geïnformeerd over onderzoek dat is uitgevoerd naar polissen met beperkende voorwaarden / selectieve contractering, ook wel budgetpolissen genoemd. Uit dit onderzoek blijkt dat het overgrote deel van de verzekerden met een dergelijke polis tevreden is met hun polis. De reden om voor een dergelijke polis te kiezen is voornamelijk de premie en het verwachte lage zorggebruik. Verzekerden met een budgetpolis zijn gemiddeld relatief jong, hoogopgeleid en gezond.
Ook bij een polis met selectieve contractering geldt dat de zorgverzekeraar zorgplicht heeft. Dat betekent dat de zorgverzekeraar ook voor deze polis voldoende moet contracteren om aan zijn zorgplicht te kunnen voldoen. Wel kan het zo zijn dat een verzekerde met deze polis voor planbare zorg verder moet reizen voor een gecontracteerde zorgaanbieder. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft gekeken welk effect de selectieve contractering heeft op de reistijd van verzekerden voor planbare ziekenhuiszorg. Van de verzekerden met de onderzochte polissen kan 80% van de verzekerden bij volledige contractering binnen 10,6 minuten een ziekenhuis bereiken. Met selectieve contractering kan 80% van de verzekerden het dichtstbijzijnde ziekenhuis binnen 16,4 tot 18,1 minuten (afhankelijk van de polis) bereiken. Dit betekent dat voor het overgrote deel van de verzekerden met een polis met selectieve contractering er sprake is van een beperkte reistijd voor planbare zorg.
Ik zie daarom geen reden om over te gaan tot het verbieden van polissen met selectieve contractering. Verbieden is een zeer ingrijpende inbreuk op de vrijheid van zorgverzekeraars bij het aanbieden van hun polissen. Een aanzienlijke groep verzekerden kiest bewust voor deze polissen in ruil voor een lagere premie.
Zoals ik in mijn brief van 13 oktober jl. heb aangegeven vind ik het wel van belang dat op het moment dat deze verzekerden gebruik gaan maken van een niet-gecontracteerde zorgaanbieder, zij door deze zorgaanbieder en zorgverzekeraar goed geïnformeerd zijn over eventuele financiële gevolgen daarvan.
Wat is de stand van de reserves van de zorgverzekeraars? Kunt u een overzicht per verzekeraar geven van de hoogte van de reserves en welk deel wordt ingezet voor premiedemping?
Zorgverzekeraars hebben ultimo 2019 een macrosolvabiliteit van 9,7 mld. euro (solvabiliteitsratio 146%). Om de premiestijging 2021 te dempen hebben verzekeraars een macrobedrag van bijna 500 mln. euro ingezet vanuit de reserves. In tabel 1 vindt u een overzicht van de solvabiliteitspositie en de inzet van reserves voor de premie van 2021 (zowel per premiebetaler als in mln. euro) per verzekeraar.
Aanwezige solvabiliteit ultimo 2019
Vereiste solvabiliteit
ultimo 2019
Solvabiliteit ultimo 2019
Inzet pp premie 2021
Inzet in premie 2021 in mln.
ONVZ1
199
160
124%
4
1
DSW
337
258
130%
0
0
VGZ1
–
–
143%
– 45
– 148
ASR
144
100
144%
22
8
Menzis
1.299
898
145%
– 60
– 109
ZK2
2.699
1.849
146%
– 25
– 99
CZ
2.219
1.443
154%
– 33
– 99
Eno
95
61
155%
– 78
– 14
Z&Z
365
218
168%
– 40
– 16
Macro
146%
Gem: – 33
476
In hoeverre zijn alle contractonderhandelingen afgesloten en de polissen ingevuld, zodat het voor verzekerden duidelijk is wat zij voor hun premie kunnen verwachten?
De contractonderhandelingen verlopen in de meeste sectoren redelijk goed. Maar binnen de medisch specialistische zorg is dit niet het geval. Vanwege de COVID-19 crisis zijn de onderhandelingen moeizaam van de grond gekomen en op 12 november zijn er nog weinig contracten afgesloten. Ik begrijp dit, maar maak mij hier wel zorgen over. Ik heb hierover dan ook al diverse malen bestuurlijk overleg gehad. Ik heb de NZa gevraagd om het contracteerproces te monitoren, zij zullen begin december een peilmoment houden en mij daarover informeren. De NZa is ook in gesprek met zorgaanbieders en zorgverzekeraars over het proces.
Voor verzekerden is echter vooral van belang wat zorgverzekeraars over de vergoeding op hun website opnemen. Ongeacht of er een contract is, kan een verzekeraar richting verzekerden aangeven dat de zorg wordt vergoed «alsof er een contract is». Zorgverzekeraars proberen hierin zoveel mogelijk uniformiteit aan te brengen of in ieder geval dezelfde begrippen te hanteren.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan de begrotingsbehandeling VWS?
Ja.
Het bericht ‘SEH-artsen waarschuwen: “Ernstig zieke patiënt komt op verkeerde spoedpost”' |
|
Henk van Gerven |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «SEH-artsen waarschuwen: «Ernstig zieke patiënt komt op verkeerde spoedpost»»?1
Ik heb kennisgenomen van het artikel. Het artikel beschrijft dat SEH-artsen vrezen dat veel patiënten met ernstige acute klachten op de verkeerde spoedpost voor eenvoudige acute zorg zullen komen en dat zij een reductie van het aantal ziekenhuizen met SEH’s verwachten naar aanleiding van de houtskoolschets acute zorg.
Ik onderschrijf dat toegankelijkheid tot de acute zorg van groot belang is. Daarnaast vind ik het van groot belang dat patiënten op de juiste plek worden geholpen.
De houtskoolschets acute zorg beschrijft een perspectief op een nieuwe inrichting en bekostiging van het acutezorglandschap. Het is bedoeld als een richtinggevend discussiedocument. De houtskoolschets bouwt op zes pijlers: het voorkomen van acute zorg, regionale zorgmeldkamers voor niet levensbedreigende acute zorg, meer acute zorg thuis, integrale spoedposten, hoogcomplexe of levensbedreigende acute zorg en traumacentra. Ik vind het van groot belang dat de uiteindelijke inrichting en bekostiging van het acutezorglandschap kan rekenen op draagvlak bij betrokkenen. Daarom is er een consultatietraject gestart. Alle betrokkenen en belangstellenden kunnen tot 1 januari aanstaande reageren. Nadat ik de reacties heb ontvangen zal ik die reacties bundelen, samenvatten en aanbieden aan uw Kamer. Ik streef ernaar dit voor het verkiezingsreces te doen. Daarna zal een aantal onderwerpen uit de houtskoolschets nader moeten worden verkend, onderbouwd en uitgewerkt. Daarbij valt te denken aan bijvoorbeeld spoedposten. Dit zal samen met partijen gedaan worden die zijn betrokken bij de acute zorg. Definitieve besluitvorming is aan het nieuwe kabinet.
Kunt u reageren op de vrees van Spoedeisende Hulp (SEH)-artsen dat het aantal SEH’s gehalveerd wordt? Is dit een mogelijk gevolg van de houtskoolschets acute zorg?
De houtskoolschets acute zorg zegt nog niets over aantallen en spreiding van locaties voor acute zorg. Het discussiestuk beschrijft dat uitsluitend de hoog-complexe acute zorg geconcentreerd zal worden om de beste kwaliteit te borgen. Alle andere acute zorg kan verleend worden op een integrale spoedpost. Hier kan de patiënt terecht voor acute huisartsenzorg, acute geestelijke gezondheidszorg en laagcomplexere, niet levensbedreigende acute medisch specialistische zorg. Het overgrote deel van de acute zorg kan nog steeds lokaal, dichtbij de patiënt, verleend worden. Het is dan ook niet per definitie de bedoeling dat er minder locaties komen waar acute zorg geleverd kan worden, het kan zelfs zijn dat er meer locaties met acute zorg komen. De precieze uitwerking volgt en besluitvorming hierover is aan het nieuwe kabinet.
Kunt u de passage uit de houtskoolschets, waarin SEH’s voor hoogcomplexe zorg worden gedefinieerd als ziekenhuizen met een dottercentrum waarvan er dertig zijn in Nederland, verhelderen? Begrijpt u op basis van deze passage de conclusie van de SEH-artsen dat het aantal SEH’s gehalveerd wordt?
Zie antwoord vraag 2.
Is de vrees van de SEH-artsen dat veel patiënten met ernstige acute klachten op de verkeerde spoedpost voor eenvoudige acute zorg terecht zullen komen, wat potentieel levensbedreigend is, gegrond? Hoe gaat u dit te allen tijde voorkomen?
Graag wil ik benadrukken dat het heel belangrijk is dat we voorkomen dat patiënten op de verkeerde plek komen. De houtskoolschets acute zorg beoogt een systeem waarbij patiënten die acute zorg nodig hebben, juist direct op de goede plek terecht komen.
De internetconsultatie loopt tot 1 januari 2021. Daarna zal een aantal onderwerpen nader worden verkend, onderbouwd en uitgewerkt. Daarbij valt te denken aan onderwerpen zoals de zorgmeldkamer, de spoedposten, de bekostiging van de acute zorg en hoe de sturing over de inrichting van het acutezorglandschap exact moet worden vormgegeven. De signalen van de SEH-artsen zijn daarbij belangrijk en zullen meegenomen worden bij de nadere uitwerking. Ik vind het namelijk van belang dat de nadere uitwerking wordt gedaan samen met partijen die betrokken zijn bij de acute zorg. Definitieve besluitvorming over de nieuwe inrichting en bekostiging is aan het nieuwe kabinet.
Sluit volgens u het onderscheid tussen hoog- en laagcomplexe acute zorg, zoals die gemaakt wordt in de houtskoolschets aan bij de praktijk? In hoeverre is bij triage in te schatten of mensen heel ernstig ziek zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
In de zorgmeldkamer behandelen medische triagisten de (acuut ervaren)
zorgvraag van de patiënt. Of een patiënt naar een spoedpost of een SEH voor hoogcomplexe zorg wordt verwezen is aan de triagist. Als er geen sprake is van een levensbedreigende situatie, kan er wat meer tijd genomen worden voor de triage waardoor de patiënt veel vaker direct op de juiste plek en bij de juiste zorgprofessional terecht komt. Dit kan in acute situaties heel belangrijk zijn. Het is van cruciaal belang dat de triage goed vormgegeven wordt zodat patiënten meteen op de juiste plek terecht komen.
Hoe dit precies vormgegeven wordt, zal verder moeten worden uitgewerkt in het proces na de internetconsultatie. Definitieve besluitvorming hierover is aan het nieuwe kabinet.
Is niet de praktijk van alle dag dat patiënten in een aantal gevallen moeilijk de ernst van hun situatie kunnen inschatten en ook of hun klacht eenvoudig dan wel ernstig is?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u het risico dat bestaat bij uitvoering van de houtskoolschets dat mensen met ernstige klachten op de verkeerde plek komen?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u het risico dat het kleine aantal ziekenhuizen met volwaardige SEH’s overspoeld wordt met patiënten met eenvoudige klachten als de plannen uit de houtskoolschets doorgevoerd worden? Zo ja, zal dit de zorg niet alleen maar duurder maken?
Patiënten met laagcomplexe acute zorg klachten kunnen volgens de houtskoolschets zorg krijgen op een integrale spoedpost. Hier kan de patiënt terecht voor acute huisartsenzorg, acute geestelijke gezondheidszorg en laagcomplexere, niet levensbedreigende acute medisch specialistische zorg. Het overgrote deel van de acute zorg kan nog steeds lokaal, dichtbij de patiënt, verleend worden. Uitsluitend hoogcomplexe acute zorg wordt geconcentreerd op basis van kwaliteit. De houtskoolschets beschrijft nog geen aantallen en locaties van spoedposten en SEH’s. Dit zal in het vervolgtraject per regio onderzocht moeten worden, ook in gesprek met de relevante veldpartijen. Dit betekent dat er niet per se sprake is van minder locaties, er kan zelfs sprake zijn van dat er meer acutezorglocaties komen dan dat er nu zijn.
Leidt de verdergaande schaalvergroting en de grotere afstand tot de bevolking niet juist tot meer zorgconsumptie omdat mensen dan het zekere voor het onzekere nemen omdat ze zich onveilig voelen omdat het vertrouwde ziekenhuis steeds verder weg komt te liggen?
Zie antwoord vraag 8.
Klopt het dat in de houtskoolschets de samenwerking tussen huisartsenpost (HAP) en SEH verbroken wordt? Zo ja, waarom wordt hiervoor gekozen?
In de houtskoolschets wordt een spoedpost voorgesteld. Hier kan de patiënt terecht voor zowel acute huisartsenzorg, acute geestelijke gezondheidszorg en laagcomplexere, niet levensbedreigende acute medisch specialistische zorg. Dit is een integrale samenwerking tussen de zorg die nu op een HAP wordt verleend en een deel van de zorg die nu op een SEH wordt verleend. De houtskoolschets beoogt juist deze samenwerking te versterken.
Hoe reageert u op de zorgen van de SEH-artsen wat betreft de personele bezetting op de nieuw op te richten integrale spoedposten? Wat is uw reactie op de verwachting van de SEH-artsen «dat gespecialiseerde SEH-verpleegkundigen en SEH-artsen niet willen werken op de integrale spoedposten, omdat ze hun expertise hebben in de ziekenhuiszorg. Die diensten zullen dan worden overgenomen door onervaren arts-assistenten en niet-gespecialiseerde verpleegkundigen. De minst ervaren arts gaat zorgen voor de potentieel ziekste patiënten. Dit scenario is reëel. Dat is de actualiteit bij de spoedpost in Lelystad»?
Hoe de personele bezetting eruit ziet op de verschillende locaties voor acute zorg zal in het vervolgproces verder moeten worden uitgewerkt.
Wat staat centraal in de houtskoolschets, kwaliteit of doelmatigheid?
Ook voor de toekomst willen we kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van acute zorg voor iedereen garanderen. De acute zorg moet meebewegen, met het oog op een toekomstbestendige inrichting van het zorglandschap. Hierbij is het van belang dat iedereen de zekerheid heeft en houdt over beschikbaarheid van goede acute zorg. Dit is voor mij leidend geweest bij het opstellen van de houtskoolschets.
Heeft de samenleving zich uitgesproken voor de houtskoolschets?
Ik ben blij te zien dat er al veel reacties zijn gekomen op de houtskoolschets acute zorg. De internetconsultatie loopt nog tot 1 januari 2021 en ik nodig iedereen uit om te reageren.
Het seksueel misbruik van jongeren in de gehandicaptenzorg |
|
Attje Kuiken (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Seksueel misbruik verstandelijk gehandicapten wordt nauwelijks aangepakt»?1
Ja.
Welke concrete maatregelen zijn getroffen in de afgelopen jaren om misbruik van mensen met een verstandelijke beperking te voorkomen?
De gehandicaptensector is erg actief in het bespreekbaar maken en het voorkómen van seksueel geweld en grensoverschrijdend gedrag bij cliënten. Zowel door de brancheorganisatie, de individuele instellingen als het platform van ouderorganisaties is en wordt de laatste tien jaar hiertoe materiaal ontwikkeld.
Op verzoek van de Minister voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport is door de Universiteit van Maastricht een «Wegwijzer» gemaakt om ouders, zorgprofessionals en cliënten inzicht te geven in het beschikbare materiaal. Deze Wegwijzer verwijst in elke stap in de keten (preventie-signalering-aanpak-nazorg) naar bruikbaar materiaal dan wel naar materiaal dat minimaal gebaseerd is op relevante praktijkervaringen. Het gaat daarbij om materiaal ten behoeve van mensen met een verstandelijke beperking (met onderscheid naar licht, matig en ernstig). Daarbij wordt aangegeven voor wie het materiaal bestemd is (slachtoffers, plegers, ouders/verwanten, zorgprofessionals).
Voorts is er in opdracht van VWS materiaal ontwikkeld om de loverboy-problematiek onder jongeren (jongens en meisjes) met een lichte verstandelijke beperking aan te pakken. Hiertoe zijn de producten van de Commissie «Aanpak meisjesslachtoffers loverboys/mensenhandel» (Commissie Azough) toepasbaar gemaakt naar jongeren met een lichte verstandelijke beperking (en jongeren met psychische problematiek).
Heeft u zicht op hoe vaak misbruik in de gehandicaptenzorg voorkomt? Worden meldingen en signalen op een plek bijgehouden om eventuele patronen te ontdekken?
Situaties waarbij sprake is van geweld binnen een zorgrelatie, waaronder seksueel grensoverschrijdend gedrag, moeten zorgaanbieders verplicht melden bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: inspectie) op grond van de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz). De inspectie heeft zicht op het aantal meldingen dat wordt gedaan. In 2019 heeft de inspectie in totaal 90 meldingen ontvangen die betrekking hebben op (het vermoeden van) seksueel grensoverschrijdend gedrag binnen de gehandicaptenzorg.
Daarnaast beschikt elke zorgaanbieder in de Gehandicaptenzorg over een intern meldingssysteem waarin incidenten waarbij cliënten betrokken zijn worden geregistreerd. Het doel van een dergelijk systeem is om op basis van analyse de kwaliteit en veiligheid van de zorg te verbeteren. Dit betreft ook incidenten op het gebied van seksueel misbruik en seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Is het mogelijk voor medewerkers uit de gehandicaptenzorg om elders in de zorg aan het werk te gaan nadat er melding is gedaan van (vermeend) misbruik?
Helaas kunnen we nooit helemaal uitsluiten dat zich een situatie voordoet waarin iemand elders in de zorg aan de slag gaat, nadat er misbruik heeft plaatsgevonden. Het is van groot belang dat er altijd aangifte wordt gedaan wanneer er misbruik wordt geconstateerd. Werkgevers in de zorg hebben daarnaast een grote verantwoordelijkheid om de kans dat dit zich voordoet zo klein mogelijk te maken: zij moeten zorgen voor een veilige zorgrelatie.
Daartoe hebben zij een aantal instrumenten in handen:
Een zorgaanbieder die een medewerker ontslaat wegens geweld in de zorgrelatie moet dit ook verplicht melden bij de inspectie als een melding ontslag wegens ernstig disfunctioneren. De inspectie kan vervolgens besluiten deze melding te onderzoeken en doet dat doorgaans ook als er voldoende harde feiten zijn, een veroordeling of overtuigende feiten vanuit onderzoek van de zorgaanbieder.
Dit onderzoek door de inspectie dient om te bepalen of er sprake is van een situatie die voor de veiligheid van cliënten of de zorg een ernstig bedreiging kan betekenen (art. 25 Wkkgz). Wanneer de inspectie besluit dat daarvan sprake is kan zij de zorgverlener registreren (een aantekening plaatsen). Werkgevers kunnen navraag doen bij de inspectie of een zorgverlener voorkomt in dit register. Dit is echter geen verplichting.
Wordt er naar uw mening voldoende gedaan om personen met een verstandelijke beperking te beschermen tegen medebewoners die een verleden hebben als dader van seksueel misbruik? Speelt privacy dan daders hierin een belemmerende rol?
Cliënten moeten worden begeleid op alle levensgebieden, dus ook op het gebied van seksualiteit c.q. seksuele opvoeding. Seksualiteit is dan ook altijd onderwerp bij bespreking van het zorgplan. Het gaat dan zowel om het bevorderen van weerbaarheid, als om het voorkomen van grensoverschrijdend gedrag. Binnen de sector is hier veel materiaal voor ontwikkeld, zowel gericht op plegers als op slachtoffers en op de zorgprofessionals die de cliënten begeleiden. Voorts wordt in het kwaliteitskader (in de uitvraag kerngegevens zorgaanbieders) gevraagd of er per cliënt een risico-inventarisatie in het kader van veiligheid is gedaan.
Herkent u de signalen dat er te weinig meldingen worden gedaan bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd waardoor seksueel misbruik in instellingen onderbelicht blijft en er geen onafhankelijke onderzoeken op volgen?
De inspectie houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de zorg. In dat kader ontvangt de inspectie meldingen waarbij sprake is van geweld in de zorgrelatie, waaronder seksueel grensoverschrijdend gedrag. De inspectie is afhankelijk van de meldingsbereidheid van bestuurders. Ik herken overigens genoemde signalen over een lage meldingsbereidheid niet. Maar als hier sprake van zou zijn, dan baart dat zorgen.
Kwetsbare mensen in de gehandicaptenzorg die hun leven lang en voor alle levensterreinen afhankelijk zijn van de zorg en ondersteuning, hebben recht op veilige zorg. Wanneer er sprake is van risico’s en incidenten dan dienen bestuurders zich optimaal in te zetten om veiligheid te waarborgen. Dat begint in ieder geval met het zorgen voor een open cultuur waar men bereid is signalen te bespreken en zaken te melden en te onderzoeken. De inspectie ziet in haar toezicht dat veel zorgaanbieders beleid en protocollen hebben op dit gebied, maar signaleert ook dat deze, bijvoorbeeld via scholing, meer aandacht zouden kunnen krijgen.
Baart het u zorgen dat er sprake lijkt te zijn van lage meldingsbereidheid, zeker in vergelijking tot andere landen? Zo ja, welke stappen bent u voornemens te zetten om de meldingsbereidheid te verhogen?
Zie antwoord vraag 6.
De petitie-aanbieding van De Nederlandse Vereniging van Anesthesiemedewerkers m.b.t. niet erkennen beroep van anesthesiemedewerker in artikel 3 van Wet BIG |
|
Kelly Regterschot (VVD) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat de Nederlandse Vereniging van Anesthesiemedewerkers (NVAM), en daarmee de grote achterban van anesthesiemedewerkers, zich niet kan vinden in het advies van Zorginstituut Nederland over de BIG (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg)-registratie van anesthesiemedewerkers?1 2
Ja. Geen BIG-registratie voor de anesthesiemedewerkers neemt niet weg dat de anesthesiemedewerkers een belangrijke schakel zijn in ons zorgsysteem van zorgprofessionals die effectieve, efficiënte en hoogstaande operatieve zorg leveren aan patiënten. Deze bijdrage en mijn waardering voor hun werkzaamheden staat los van de vraag of er sprake dient te zijn van opname in de Wet BIG. De Wet BIG is een kwaliteitswet ter bescherming van patiënten, maar laat de beroepsmatige uitoefening van de individuele gezondheidszorg in principe vrij. Het uitgangspunt van de Wet BIG is dat beroepen niet worden opgenomen in de wet, tenzij dit noodzakelijk is om patiënten te beschermen tegen onzorgvuldig of ondeskundig handelen. Dit is het «nee, tenzij»-principe en is gericht op een zo min mogelijke beperking van de werkwijze in de gezondheidszorg en vrije beroepsuitoefening. Het zorgt tevens voor maximale flexibiliteit op de arbeidsmarkt en inzet van zorgpersoneel.
In hoeverre bent u met de beroepsgroep van anesthesiemedewerkers in gesprek naar aanleiding van het advies van het Zorginstituut Nederland? Indien dit niet het geval is, bent u bereid om hierover op korte termijn het gesprek aan te gaan met de beroepsgroep?
Voorafgaand aan de adviesaanvraag bij het Zorginstituut heeft VWS vanaf het verzoek tot regulering in 2016 meerdere gesprekken gevoerd met de NVAM over hun aanvraag tot beroepenregulering in de Wet BIG.
Vervolgens heeft het Zorginstituut grondig, objectief en onafhankelijk onderzoek gedaan waarbij onder andere gesprekken met de NVAM en aanpalende beroepsorganisaties/stakeholders zijn gevoerd. Ook waren er werkbezoeken en heeft een consultatieronde plaatsgevonden op het conceptadvies waarop de NVAM haar zienswijze heeft gegeven. Naar aanleiding van deze zienswijze is het Zorginstituut nogmaals met de NVAM in gesprek gegaan om een toelichting te geven op de verwerking van de consultatiereactie van de NVAM. Ik zie daarom geen aanleiding om opnieuw met de NVAM in gesprek te gaan wat betreft de beroepsregulering.
Ziet u mogelijkheden om van de anesthesiemedewerker weer, zoals vóór 1976, een verpleegkundige specialisatie te maken door middel van een algemene maatregel van bestuur (amvb)? Bent u bereid om deze optie samen met de NVAM verder uit te werken?
Het is belangrijk om de flexibele en brede inzet van zorgverleners op de arbeidsmarkt zo veel als mogelijk in stand te houden, zodat er voldoende hulpverleners voor de patiënten beschikbaar zijn. Om deze flexibiliteit te faciliteren is het belangrijk om de zorgverlening in principe vrij te laten en een beroep alleen te reguleren, ook via een amvb, als dat vanuit patiëntveiligheid strikt noodzakelijk is. Dit is ook het uitganspunt van de Wet BIG. Voor regulering van een beroep in de Wet BIG gelden beleidscriteria. Het Zorginstituut heeft ook in het geval van de anesthesiemedewerker het beroep aan deze criteria getoetst. Het Zorginstituut is tot de conclusie gekomen dat niet aan alle criteria is voldaan en heeft derhalve geadviseerd de anesthesiemedewerker niet in de Wet BIG op te nemen. Dit advies heb ik overgenomen.
Bent u op de hoogte van het feit dat de NVAM, samen met vijf hogescholen, al stappen heeft gezet om het beroep van anesthesiemedewerker weer aantrekkelijk te maken door het beroep een verpleegkundige basis te geven door middel van hbo-vt (voltijds) opleidingen? Bent u ermee bekend dat deze opleiding in vier jaar af te ronden is, waardoor opgeleide en bekwame verpleegkundigen sneller zelfstandig aan het werk kunnen dan in de huidige praktijk waarbij eerst een beroepsopleiding en vervolgens een vervolgopleiding nodig is? Kunt u uw visie op deze opleiding geven?
Ik juich van harte toe dat de NVAM de opleiding tot anesthesiemedewerker verder wil professionaliseren. Bij brief van 10 november jl. (Kamerstuk 29 282 nr. 420) heb ik in het kader van vernieuwend en flexibel opleiden aangegeven dat ik samen met de NFU, de NVZ, de Vereniging Hogescholen en de beroepsverenigingen ga verkennen wat er nodig is om ook opleidingen voor medisch ondersteunende beroepen te flexibiliseren, in het bijzonder de opleidingen tot operatieassistent en anesthesiemedewerker. Het Ministerie van VWS zet zich in voor breed opleiden. Voor nieuwe instroom in de functie van anesthesiemedewerker zie ik de weg via de hbo-vt (verpleegkunde technische stroom) of de Bachelor Medische Hulpverlening (BMH) als mogelijkheid. Ik wil onderzoeken of deze routes in meer regio’s aangeboden kunnen worden. Hierdoor worden studenten breed opgeleid op hbo-niveau. Voor anesthesiemedewerkers zonder verpleegkundige vooropleiding, die hun kennis willen verbreden, wil ik samen met bovengenoemde partijen verkennen of er verkorte hbo-v of BMH-trajecten aangeboden kunnen worden. Ik zal hierover met de bovengenoemde partijen in overleg treden.
Met de opleiding tot verpleegkundige of de opleiding tot BMH kan de anesthesiemedewerker zich registreren in het BIG-register als zijnde verpleegkundige dan wel, in het kader van het momenteel lopende experimenteerartikel van artikel 36a Wet BIG, tijdelijk als bachelor medisch hulpverlener.
Bent u op de hoogte van het feit dat de anesthesiemedewerkers zich niet vertegenwoordigd voelen door de Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN)? Bent u ook van mening dat de anesthesiemedewerkers als onafhankelijke beroepsgroep aan overlegtafels zouden moeten zitten, zodat zij hun bijdrage kunnen leveren als het gaat om onderwerpen die hen als beroepsgroep raken?
Ja, ik ben ervan op de hoogte dat de anesthesiemedewerkers een eigen beroepsvereniging hebben en de NVAM de beroepsvereniging is die hen vertegenwoordigt.
Ook ben ik van mening dat de anesthesiemedewerkers als onafhankelijke beroepsgroep betrokken moeten worden over onderwerpen die hen aangaan, zoals bij antwoord op vraag 4 is aangegeven. Dit staat los van het feit of ze wel of niet zijn opgenomen in de Wet BIG.
Een opnamestop bij de Zuyderland ziekenhuizen door een ict-storing |
|
Rens Raemakers (D66) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Opnamestop bij Zuyderland vanwege ict-storing»?1
Ja.
Deelt u de mening dat een algehele opnamestop van patiënten door een ict-storing altijd zeer onprettig en onwenselijk is, maar des te meer nu op dit moment de tweede golf van coronabesmettingen de ziekenhuiszorg onder grote druk zet?
Ja. Ik vind het heel ongelukkig dat, juist tijdens de COVID-crisis, patiënten vanwege een ICT-storing moeten worden doorverwezen. Ziekenhuizen zijn verantwoordelijk voor het leveren van goede, veilige en beschikbare zorg, ook tijdens de COVID-crisis.
Welke gevolgen heeft de opnamestop gehad voor de beschikbaarheid van reguliere zorg en COVID-19-zorg in de regio, waarin alle patiënten werden doorverwezen naar de ziekenhuizen in Maastricht en Roermond?
Omdat de opnamestop in het weekend werd afgekondigd, werden geen geplande operaties of behandelingen uitgesteld. Dankzij de aanwezige noodprocedures is de reguliere zorg niet in gevaar geweest. Nieuwe patiënten zijn in overleg naar ziekenhuizen in de regio gestuurd. Hoewel vervelend, heb ik van het getroffen ziekenhuis begrepen dat dit niet tot risicovolle situaties heeft geleid.
Hoeveel operaties en behandelingen zijn door de opnamestop uitgesteld?
Zie antwoord vraag 3.
Valt te verwachten dat de uitgestelde operaties en behandelingen binnen een redelijke termijn kunnen worden ingehaald, nu door de tweede golf wederom een deel van de reguliere zorg is afgeschaald? Zo ja, binnen welke termijn?
Het Zuyderland ziekenhuis heeft mij te kennen gegeven dat er geen operaties of behandelingen zijn uitgesteld. Zie ook mijn antwoord op de vragen 3 en 4.
Onderschrijft u dat er altijd reservesystemen zouden moeten zijn die bij een ict-storing een algehele opnamestop van patiënten kunnen voorkomen? Bent u bereid hierover in gesprek te gaan met ict-leveranciers?
Zorgaanbieders zijn verantwoordelijk voor het leveren van goede en veilige zorg. Een onderdeel daarvan is dat zij risico’s in de zorg inventariseren en passende maatregelen treffen om de risico’s te beheersen. Een en ander staat helder beschreven in onder andere de norm 7510, die ook onderdeel van het ehealth Toetsingskader is van de IGJ. Een maatregel kan zijn reserve-systemen of dubbele voorzieningen instellen om uitval op te vangen. Die afweging is aan het ziekenhuis.
Overigens liet het Zuyderland ziekenhuis mij weten dat de getroffen voorziening juist dubbel uitgevoerd was om storingen te kunnen opvangen. Maar na uitval van een verbinding door graafwerkzaamheden, werd de overgebleven verbinding instabiel. Dit leidde uiteindelijk tot uitval bij meerdere systemen die afhankelijk waren van de verbinding
Het niet vergoeden van het middel Orkambi voor een patiënt met cystic fibrosis |
|
Henk van Gerven |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat vindt u ervan dat ondanks ondersteuning van artsen, onderzoekers, wetenschappelijke publicaties en een arrest van het Hoge Raad de zorgverzekeraar weigert het middel Orkambi te vergoeden?1
Wat vindt u ervan dat de geschillencommissie van de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ), ondanks een arrest van de Hoge Raad, volhoudt dat de patiënt geen recht heeft op het middel?
Hoe is het mogelijk dat de geschillencommissie van de SKGZ het ontbreken van wetenschappelijk bewijs voor de werkzaamheid gebruikt als basis om vergoeding van het middel niet te verplichten, terwijl in het arrest van de Hoge Raad dit bewijs ook ontbrak en toch gesteld werd dat de patiënt recht op vergoeding had?
Hoe kan het dat hier geen precedentwerking gold en de SKGZ het arrest naast zich neer kan leggen?
Wat vindt u ervan dat de zorgverzekeraar geen experts heeft aangedragen en zich beklaagt over de objectiviteit van de longarts die stelt dat de patiënt wel degelijk baat heeft bij Orkambi?
Wat vindt u ervan dat de zorgverzekeraar suggereert dat de patiënt en de arts onderdeel zijn van de lobby voor het peperdure medicijn?
Het geneesmiddel lumacaftor/ivacaftor (Orkambi) mag thans uit hoofde van de zorgverzekering vergoed worden voor cystische fibrose (CF) patiënten van twee jaar of ouder die homozygoot zijn voor de F508del-mutatie in het CFTR-gen (Regeling zorgverzekering, bijlage 2, onderdeel 114). De vergoeding is beperkt tot deze groep patiënten omdat de werking van Orkambi alleen bij hen volgens de geldende regels is bewezen. De opname van Orkambi in het basispakket en de voorwaarden voor vergoeding zijn gestoeld op onafhankelijke advisering van het Zorginstituut Nederland. Ik vind deze onafhankelijke advisering door het Zorginstituut belangrijk en ook de Tweede Kamer heeft dit bevestigd.2
De zorgverzekeraar is verantwoordelijk voor een rechtmatige uitvoering van de Zorgverzekeringswet en de zorgverzekering. Indien een verzekerde het niet eens is met een beslissing over vergoeding van zijn zorgverzekeraar, kan hij/zij zich wenden tot de onafhankelijke SKGZ of de civiele rechter.
In dit geval heeft de verzekerde, die niet homozygoot is voor de F508del-mutatie, het geschil met zijn zorgverzekeraar over de vergoeding van Orkambi aanhangig gemaakt bij de SKGZ. De zorgverzekeraar had vergoeding afgewezen. De SKGZ heeft over dit geschil op 23 maart 2020 een advies uitgebracht dat voor beide partijen bindend is. In dit advies geeft de SKGZ aan dat de zorgverzekeraar terecht heeft gehandeld met de afwijzing van de vergoeding van Orkambi en dat de patiënt niet voor vergoeding van het geneesmiddel in aanmerking komt.
Wat vindt u ervan dat de zorgverzekeraar krantenartikelen aanvoert als bewijs en dus niet aan haar eigen eis van wetenschappelijke literatuur voor onderbouwing voldoet?
Zie antwoord vraag 6.
Welke conclusies trekt u in meer algemene zin uit deze casus indien u de analyse van de patiënt deelt? Komen dan andere patiënten in vergelijkbare omstandigheden ook in aanmerking als bij hen individueel de werking van Orkambi is aangetoond?
Het is niet aan mij om in individuele gevallen een oordeel te vellen over de beslissing van een zorgverzekeraar en over de procedure en de uitspraak van de SKGZ, met inbegrip van de standpunten die daarbij zijn ingenomen door partijen.
Ik hecht veel waarde aan het principe in de Zorgverzekeringswet dat alleen zorg die op populatieniveau bewezen effectief is, wordt vergoed via het basispakket van de zorgverzekering. Het oordeel van het Zorginstituut is daarbij leidend. Verder is het van belang dat, indien blijkt dat er inderdaad nieuwe indicaties of omstandigheden zijn waarvoor Orkambi voldoet aan de stand van wetenschap en praktijk, een procedure voor opname in het Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) kan worden gestart. Hiermee kan immers vergoeding voor patiënten geregeld worden die tot dan toe niet in aanmerking kwamen voor vergoeding. Ik vind het van belang om te melden dat sinds de initiële opname in het basispakket in 2017 de indicatie waarvoor Orkambi uit hoofde van de zorgverzekering wordt vergoed reeds tweemaal is uitgebreid (Stcrt. 2017, 65346, Stcrt. 2018, 25340 en Stcrt. 2019). Door deze uitbreiding is het geneesmiddel Orkambi voor een grotere groep patiënten beschikbaar geworden.
Het sluiten van zwembaden en het stoppen van zwemlessen voor kinderen |
|
Michiel van Nispen |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de oproep vanuit de zwembranche, de petitie en de brandbrieven die inmiddels zijn gestuurd over het sluiten van zwembaden en het stoppen van zwemlessen voor kinderen?
Ja.
Klopt het dat kort na de persconferentie van 3 november 2020 aanvankelijk het bericht luidde dat zwembaden alleen nog de deuren geopend mochten houden voor zwemlessen aan kinderen tot en met 12 jaar, maar dat bijna een dag later het bericht kwam dat de zwembaden toch volledig moesten sluiten? Wat is er misgegaan met deze communicatie? Wat is hier precies gebeurd?
Ik wil vooropstellen dat het besluit van het kabinet was dat er een tijdelijk verbod was op de openstelling van voor publiek toegankelijke gebouwen zoals zwembaden. Dit is ook, inclusief uitzonderingen, in de brief aan uw kamer van 4 november (Kamerstuk 25 295, nr. 688) bericht.
Direct na de persconferentie van 3 november is op rijksoverheid.nl dan ook een tekst geplaatst waarin stond dat zwembaden dicht zijn. Op enkele onderliggende pagina’s stond dat zwemlessen wel mochten plaatsvinden. In de ochtend daarna is geconstateerd dat dit in tegenspraak was en aangepast. Daarbij is helaas één pagina over het hoofd gezien. In het begin van de avond van 4 november is dit geconstateerd en vervolgens is de pagina meteen aangepast.
Zijn de gevolgen voor het zwemonderwijs en kinderen van dit gewijzigde besluit in kaart gebracht voor hiertoe is besloten?
Het kabinet heeft voor de getroffen tijdelijke maatregelen aansluiting gezocht bij de genomen maatregelen in maart, die gebaseerd waren op een advies van het OMT, voor zover deze effectief waren. De hoofdzaak van wat het kabinet wilde bereiken met de tijdelijke maatregelen is minder reisbewegingen, minder contactmomenten en minder bewegingen in het algemeen. De tijdelijke sluiting van zwembaden moet dan ook in samenhang met alle maatregelen worden bezien en niet in afzondering worden beoordeeld. De specifieke gevolgen van de sluiting van zwembaden zijn niet in kaart gebracht. Hierbij is het belangrijk om in ogenschouw te nemen dat deze maatregelen voor de beperkte periode van twee weken golden.
Onderschrijft u dat zwemmen, net als andere vormen van sport en bewegen, een bijdrage levert aan de fysieke en mentale gezondheid van mensen, en dat zwemmen aanvullend een onmisbare bijdrage levert aan de zwemveiligheid van kinderen en voor kwetsbare doelgroepen een laagdrempelige of zelfs enige mogelijkheid van bewegen is?
Jazeker. We weten dat zwemmen de vierde sport is in termen van wekelijkse deelname. Voor groepen die niet vanzelfsprekend bewegen (zoals bijvoorbeeld ouderen en mensen met een beperking) is zwemmen zelfs de tweede sport.
Waarom wordt zwemmen dan anders beoordeeld dan andere sporten en bewegen en zijn de zwembaden gesloten en de zwemlessen voor kinderen gestopt?
Zwemmen als zodanig wordt niet anders beoordeeld dan andere sporten. In het antwoord op vraag 3 is uiteengezet wat de reden is dat de zwembaden tijdelijk gesloten waren.
Wat zijn hier nu precies de redenen voor en welke onderzoeken liggen daaraan ten grondslag? Zijn er aanwijzingen dat de omstandigheden in zwembaden bijgedragen hebben aan de verspreiding van het virus? Waaruit blijkt dit? Hoe beoordeelt u de onderzoeken en de meest recente wetenschappelijke inzichten die juist het tegenovergestelde lijken te onderbouwen?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 3.
Is de zwembranche er naar uw mening de afgelopen periode in geslaagd om een veilige omgeving te bieden in zwembaden? Zo nee, op welke punten was men in gebreke?
De protocollen van de zwembranche sluiten aan bij de sportbrede protocollen van NOC*NSF en zijn van goede kwaliteit waardoor in zwembaden een veilige omgeving geboden is.
Wat zijn de gevolgen voor de zwemveiligheid onder kinderen als erkend wordt dat leren zwemmen een basisbehoefte en noodzaak is in een waterrijk land als Nederland? Is het dan niet vreemd dat zwemlessen niet door mogen gaan terwijl andere sporten voor kinderen wel door kunnen gaan?
(Kunnen) zwemmen is in Nederland een basisbehoefte en noodzaak. Ik hoop dan ook dat door de openstelling van de zwembaden het zwemlestraject zo snel mogelijk weer opgepakt kan worden.
Wat is uw reactie op het pleidooi, zoals geuit in de brieven, om de Nederlandse zwembaden zo spoedig mogelijk te heropenen en in ieder geval de zwemlessen voor kinderen doorgang te laten vinden?
Ook het kabinet wil vanzelfsprekend dat alle getroffen maatregelen zo spoedig als mogelijk is, beëindigd kunnen worden. Ik ben dan ook blij te kunnen melden dat het kabinet heeft besloten dat na deze periode van twee weken de zwembaden met ingang van 19 november weer open kunnen voor groepen van maximaal 30 personen per ruimte. Dit is gecommuniceerd in de persconferentie en Kamerbrief (Kamerstuk 25 295, nr. 659) van 17 november.
Bent u bereid deze vragen met de grootst mogelijke spoed te beantwoorden?
Ja.
Het bericht 'Kerngroep ‘verbaasd, teleurgesteld en bezorgd’ over sluiting huisartsenpost Venray' |
|
Henk van Gerven |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Kerngroep «verbaasd, teleurgesteld en bezorgd» over sluiting huisartsenpost Venray»?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht. Het zorglandschap is in beweging als gevolg van allerlei ontwikkelingen, zoals demografische en maatschappelijke ontwikkelingen en uitdagingen op de arbeidsmarkt. Mijn voorgangers en ik hebben daar uitgebreid met uw Kamer over gesproken. Daarbij vind ik het belangrijk dat de continuïteit en kwaliteit van zorg wordt geborgd. In het huidige zorgstelsel zijn de huisartsen samen met de zorgverzekeraars primair verantwoordelijk voor de organisatie van de huisartsenzorg in de avond-, nacht- en weekenduren. Op maandag 9 november is bekend gemaakt dat er een voorgenomen besluit ligt om de huisartsenpost te sluiten. Cohesie is nu conform AMvB in een proces van zorgvuldige afstemming met partijen. Na dit proces wordt er een definitief besluit genomen.
Erkent u dat één centrale spoedpost in Noord-Limburg de zorg in de regio verschraalt en minder toegankelijk maakt?
Ik begrijp het dat mensen zich zorgen maken over de beschikbaarheid van zorg, vooral als dit acute zorg betreft. Ik vind het belangrijk dat acute zorg toegankelijk en van goede kwaliteit is. De norm voor toegankelijkheid is ingevuld door het veld met responstijden en bereikbaarheidstijden. De bereikbaarheidsnorm is dat 90% van de inwoners van het verzorgingsgebied binnen 30 minuten met eigen auto een spoedpost moet kunnen bereiken. Het RIVM heeft op verzoek van Cohesie een bereikbaarheidsanalyse gemaakt voor de HAP in Noord-Limburg. Zij hebben onderzocht of in de mogelijke toekomstige situatie voldaan wordt aan deze bereikbaarheidsnorm voor de Huisartsenposten. Het RIVM heeft geconcludeerd dat, in de mogelijke toekomstige situatie, 99,9% van de inwoners van het samengenomen verzorgingsgebied binnen 30 minuten rijtijd per personenauto de huisartsenpost Venlo kan bereiken. Daarnaast geeft Cohesie aan dat deze sluiting de kwaliteit ten goede kan komen. Zo ontstaat er voor Cohesie onder andere ruimte om een extra regiearts aan te nemen in Venray.
Is het besluit een voorsortering op het verdwijnen van het VieCuri Venray?
Nee, VieCuri Venray is niet bezig met een sluiting en het voorgenomen besluit van Cohesie stuurt hier niet op aan. Er is een voornemen tot sluiting van de HAP in Venray omdat een meerderheid van de bij Cohesie betrokken huisartsen vindt dat de kwaliteit, beschikbaarheid en patiëntveiligheid het meest wordt gediend door de spoedzorg te integreren met de huisartsenpost in Venlo. De voorgenomen sluiting heeft geen consequenties voor het ziekenhuis. VieCuri heeft mij laten weten dat er geen sprake is van sluiting van het ziekenhuis in Venray. Zij geven aan dat ze op dit moment juist vergevorderde plannen hebben om in de toekomst te investeren, in de vorm van een nieuwe ziekenhuisvoorziening voor poliklinische zorg en diagnostiek. Daarnaast geeft VieCuri aan dat zij sinds vijftien jaar geen (tweedelijns) spoedeisende hulp meer aanbiedt in Venray. Daarnaast blijft de spoedeisende hulp van het ziekenhuis in Venlo open, zo heeft VieCuri mij laten weten. De NZa en IGJ hebben laten weten niet bekend te zijn met (een dreiging tot) sluiting van ziekenhuis of eerstehulppost.
Hoe vindt u dit besluit uit te leggen nadat het ziekenhuis ook al is uitgekleed en er is gedreigd met het sluiten van de eerstehulppost?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw reactie op zorgen over zorgmijding, aangezien de huisartsenpost in Venlo niet met het openbaar vervoer te bereiken is in de late avond en nacht, en er geen taxi’s meer rijden in Venray?
Ook in de huidige situatie zijn er verschillen in reistijd binnen de regio. Cohesie heeft mij laten weten dat de 105 huisartsen in de regio geen signalen hebben waaruit blijkt dat patiënten met meer reistijd bovengemiddeld vaak zorg mijden. Zij verwachten ook niet dat dit zal toenemen als de huisartsenpost in Venray zal sluiten. Bij telefonische triage wordt altijd rekening gehouden met de situatie van de patiënt qua afstand, zorgvraag en reismogelijkheden. Afhankelijk hiervan bestaat de mogelijkheid om langs te gaan met een visite-auto of kan de ambulance worden ingeschakeld.
Wat is uw boodschap aan patiënten die juist naar het Maasziekenhuis Pantein gaan maar door het sluiten van de huisartsenpost in Venray praktisch worden gedwongen te kiezen voor het VieCuri Venlo omdat dit ernaast ligt en de reistijd naar Boxmeer langer wordt als ze niet in Venray naar de huisartsenpost kunnen?
Overal in Nederland is het zo georganiseerd dat mensen terecht kunnen bij de huisartsenpost waarbij hun eigen huisarts is aangesloten. Uiteraard is daar ook inzage in het eigen dossier mogelijk. Als een patiënt vervolgens naar het ziekenhuis wordt doorverwezen voor een geplande opname dan is het mogelijk om zelf een ziekenhuis te kiezen, zoals bijvoorbeeld het Maasziekenhuis Pantein. Er geldt in Nederland immers vrije artsenkeuze. Als een patiënt met spoed moet worden doorverwezen (geen geplande opname) ligt het meer voor de hand om zich door het dichtstbijzijnde ziekenhuis te laten helpen.
Mocht de patiënt na een spoedbehandeling in het ziekenhuis alsnog voor langere tijd opgenomen moeten worden kan de patiënt weer overgeplaatst worden naar een ander ziekenhuis.
Want vindt u ervan dat dit de keuzevrijheid van patiënten verder onder druk zet, aangezien ze niet zomaar naar de huisartsenpost in Boxmeer of Deurne kunnen gaan omdat men daar niet over hun gegevens beschikt?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is uw reactie op het feit dat de gemeente Horst aan de Maas zich ook tegen de sluiting heeft uitgesproken vanwege de lange reistijd naar Venlo vanuit verschillende dorpen?2
Naar het inzicht van een meerderheid van de betrokken huisartsen die aangesloten zijn bij Cohesie is de kwaliteit en patiëntveiligheid het meeste gebaat bij het integreren van de eerstelijns spoedzorg in Venray met de huisartsenpost in Venlo. Op dit moment is Cohesie bezig met een afstemmingsproces waarbij zij zorgen van verschillende partijen, waaronder gemeentes, in kaart brengen. Cohesie neemt, conform de concept AMvB, de reacties en adviezen mee wanneer er een definitief besluit wordt genomen.
Hoe gaat u de centrale regie, waar u sinds de coronacrisis voor pleit, aanwenden om de toegankelijkheid van zorg in Venray te bewaken?
De NZa houdt landelijk toezicht op de toegankelijkheid van zorg. Zij hebben op dit moment geen signalen dat de toegankelijkheid van zorg in Venray in het geding is. Zij komen in actie wanneer dit nodig is.
Het bericht ‘Beatrixziekenhuis dreigt zijn spoedeisende hulppost te verliezen’. |
|
Henk van Gerven |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Beatrixziekenhuis dreigt zijn spoedeisende hulppost te verliezen»?1
Ik heb kennisgenomen van het artikel. Het artikel beschrijft dat het Beatrixziekenhuis in Gorinchem dreigt de spoedeisende hulppost te verliezen en legt daarbij een relatie met de houtskoolschets acute zorg.
Ik heb me over de situatie in het Beatrixziekenhuis laten informeren door de Raad van Bestuur van het ziekenhuis. Er blijkt geen sprake (van de noodzaak) van het sluiten van de spoedeisende hulp (SEH). Ook in het verleden is dit niet aan de orde geweest.
Ik onderschrijf dat toegankelijkheid tot de acute zorg van groot belang is.
De houtskoolschets acute zorg beschrijft een perspectief op een nieuwe inrichting en bekostiging van het acutezorglandschap. Het is bedoeld als een richtinggevend discussiedocument. De houtskoolschets bouwt op zes pijlers: het voorkomen van acute zorg, regionale zorgmeldkamers voor niet levensbedreigende acute zorg, meer acute zorg thuis, integrale spoedposten, hoogcomplexe of levensbedreigende acute zorg en traumacentra. Ik vind het van groot belang dat de uiteindelijke inrichting en bekostiging van het acutezorglandschap kan rekenen op draagvlak bij betrokkenen. Daarom is er een consultatietraject gestart. Alle betrokkenen en belangstellenden kunnen tot 1 januari aanstaande reageren. Nadat ik de reacties heb ontvangen zal ik die reacties bundelen, samenvatten en aanbieden aan uw Kamer. Ik streef ernaar dit voor het verkiezingsreces te doen. Daarna zal een aantal onderwerpen uit de houtskoolschets nader moeten worden verkend, onderbouwd en uitgewerkt. Daarbij valt te denken aan bijvoorbeeld spoedposten. Dit zal samen met partijen gedaan worden die zijn betrokken bij de acute zorg. Definitieve besluitvorming is aan het nieuwe kabinet.
Deelt u de mening dat met het sluiten van een spoedeisende hulppost de functie van een ziekenhuis uitgehold wordt?
De houtskoolschets beschrijft dat uitsluitend de hoog-complexe acute zorg geconcentreerd zal worden om de beste kwaliteit te borgen. Het overgrote deel van de acute zorg kan nog steeds lokaal, dichtbij de patiënt, verleend worden. Het is dan ook niet per definitie de bedoeling dat er minder locaties komen waar acute zorg geleverd kan worden, het kan zelfs zijn dat er meer locaties met acute zorg komen. De precieze uitwerking volgt en besluitvorming hierover is aan het nieuwe kabinet.
Is het waar dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport deze spoedeisende hulpposten wil opheffen net als bij 27 andere regionale ziekenhuizen? Kunt u uw standpunt toelichten?
Nee, dat is niet het geval. Er moet nog een groot aantal onderwerpen uit de houtskoolschets, zoals de invulling van integrale spoedposten, nader worden verkend, onderbouwd en uitgewerkt. Daarbij valt te denken aan bijvoorbeeld spoedposten. Dit zal samen met partijen gedaan worden die zijn betrokken bij de acute zorg. Definitieve besluitvorming is aan het nieuwe kabinet.
Wat is uw reactie op de volgende opmerking van de burgemeester van Winterswijk: «Zeker nu in de coronacrisis heeft een lokaal ziekenhuis zijn dienst meer dan bewezen. Het levert bovendien een belangrijke bijdrage aan de aantrekkelijkheid van je stad of dorp. Het speelt een belangrijke sociaaleconomische rol»? Bent u het hiermee eens? Zo ja, vindt u de sluiting van deze spoedeisende hulppost logisch?
In alle ziekenhuizen wordt ontzettend hard gewerkt om zorg te verlenen aan alle COVID-19 patiënten en reguliere patiënten. De aantrekkelijkheid van een stad of dorp wordt door veel verschillende factoren bepaald. De nabijheid van bepaalde zorgvormen kan daarbij ook een rol spelen. Het is nog te vroeg om het beeld uit de houtskoolschets te vertalen voor concrete situaties. Diverse onderwerpen uit de houtskoolschets moeten eerst nader worden verkend, onderbouwd en uitgewerkt. Dat doe ik samen met partijen die betrokken zijn bij de acute zorg. De eerste stap is dat we zorgvuldig kijken naar de reacties die ik in het kader van de consultatie ontvang. Definitieve besluitvorming is aan het nieuwe kabinet.
Wat is uw reactie op de volgende opmerking van de burgemeester van Vijfheerenlanden: «Wij achten het een slechte ontwikkeling als het Beatrixziekenhuis in Gorinchem geen spoedeisende hulppost meer heeft. Voor een deel van onze inwoners ligt een alternatief ziekenhuis verder weg»?
Zie antwoord vraag 4.
Ligt het niet in de rede dat het Beatrixziekenhuis een volwaardig ziekenhuis blijft aangezien het een gevoelig ziekenhuis is waar acute verloskunde dient te worden aangeboden?2
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat de coronacrisis heeft aangetoond dat voldoende ziekenhuiscapaciteit onmisbaar is?
Voldoende ziekenhuiscapaciteit is onmisbaar. Het is het van belang om de inrichting van de (acute) zorg toekomstbestendig te maken zodat we voor de toekomst de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van acute zorg voor iedereen kunnen garanderen.
Deelt u de mening dat de coronacrisis juist heeft aangetoond dat het van belang is om de spoedeisende hulp en andere ziekenhuiszorg op te bouwen en te versterken en dat deze zorg niet de afgebouwd en/of verzwakt moet worden?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht ‘Ommelander Ziekenhuis in zwaar weer: 'ingrijpende maatregelen' dreigen’ |
|
Henk Nijboer (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Ommelander Ziekenhuis in zwaar weer: «ingrijpende maatregelen» dreigen»?1
Ja.
Klopt het dat het ziekenhuis in Scheemda nu al moet bezuinigen?
Het Ommelander Ziekenhuis Groningen (OZG) is een fusieziekenhuis van de voormalige ziekenhuizen in Winschoten en Delfzijl, dat per 1 juli 2018 een nieuwbouwlocatie in Scheemda heeft betrokken. Deze zomer is vastgesteld dat de strategie en het bedrijfsplan van het ziekenhuis bijstelling behoeven vanwege een aantal ontwikkelingen. Er is door betrokken partijen geconstateerd dat van acute financiële problematiek geen sprake is, maar dat bijstelling van de bedrijfsvoering van het ziekenhuis nodig is om deze toekomstbestendig te maken.
De afgelopen tijd is er onder leiding van Gupta een analyse uitgevoerd naar de huidige en toekomstige positie van het OZG in het zorglandschap en hoe de financiële positie duurzaam kan worden verbeterd.
De betrokken zorgverzekeraars Menzis, Coöperatie VGZ en Zilveren Kruis zijn in nauw overleg met OZG over de continuïteit van het ziekenhuis. Samen met het OZG hebben zij gekeken naar de oorzaken van de problemen, als basis voor verdere bespreking van oplossingsrichtingen met de betrokken stakeholders. Het Ommelander Ziekenhuis heeft de zorgverzekeraars inzicht gegeven in haar bedrijfsvoering en de wijze waarop het ziekenhuis de begroting 2020 realiseert.
Het uitgangspunt dat de zorgverzekeraars hanteren is een financieel gezond ziekenhuis met kwalitatief goede zorg. De toegankelijkheid van de zorg is vanzelfsprekend onderdeel van de gesprekken, aldus de zorgverzekeraars. Zij hebben mij laten weten dat het OZG voor hen een strategische partner is voor de zorg voor hun verzekerden in de regio Noordoost-Groningen. Hun inzet is om duurzaam voldoende en kwalitatief goede zorg te borgen voor de inwoners van Oost-Groningen. De toegankelijkheid tot zorg mag voor verzekerden in deze regio nooit in het geding komen, aldus de zorgverzekeraars, en uiteraard onderschrijf ik dat.
OZG heeft mij laten weten dat het ervan overtuigd is dat het de komende periode tot oplossingen kan komen die zullen zorgen voor een duurzaam gezonde toekomst voor OZG, en dat hun medewerkers intussen met volle inzet aan een kwalitatief hoogwaardige en veilige zorg voor al hun patiënten werken.
Er ligt inmiddels een herstelplan met kostenbesparingen en verhoging van de inkomsten. Bij de laatste nog te nemen stappen spelen ook andere betrokken partijen (waaronder de banken en de provincie Groningen) een rol. De gesprekken tussen deze partijen en het Ommelander Ziekenhuis zijn eveneens gaande en zullen de komende weken voortgezet worden, met als doel een breed draagvlak te creëren voor het maatschappelijke belang van het Ommelander Ziekenhuis, zo lieten OZG en de zorgverzekeraars mij weten.
Het is goed dat OZG en de zorgverzekeraars (en andere financiers) nu met elkaar het gesprek voeren. Dit is ook primair waar dit gesprek moet worden gevoerd. De zorgaanbieder en zorgverzekeraars moeten samen onderhandelen over het zorgaanbod van OZG en de bijdrage die de zorgverzekeraars hiervoor betalen. De zorgverzekeraars moeten daarbij voldoen aan hun zorgplicht. Dat betekent onder meer dat er voldoende zorgaanbod voor hun verzekerden beschikbaar moet zijn en dat deze zorg voldoende toegankelijk moet zijn. In het bijzonder geldt dat de afdelingen Spoedeisende Hulp (SEH) en acute verloskunde in Scheemda «gevoelig» zijn voor de zogenaamde «45 minuten-norm».2 OZG moet binnen de grenzen van de redelijkheid alle noodzakelijke medewerking verlenen opdat de zorgverzekeraars aan deze bereikbaarheidsnorm kunnen voldoen.3
De toezichthouders, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), zijn door de zorgverzekeraars respectievelijk raad van bestuur van OZG geïnformeerd over de situatie. De NZa heeft mij laten weten dat er op dit moment geen sprake is van een zorgplicht risico, maar dat er voor de toekomst een aantal belangrijke keuzes gemaakt dient te worden om de zorg te kunnen waarborgen. De IGJ is door de raad van bestuur geïnformeerd over de keuzes op het gebied van de bedrijfsvoering die voorliggen, en over welke risico’s op termijn kunnen ontstaan. De IGJ heeft bij de raad van bestuur aangegeven op welke momenten zij in ieder geval verder geïnformeerd wil worden, en heeft toegelicht in welke gevallen de IGJ over de (financiële) situatie van ziekenhuizen contact opneemt met de NZa en het Ministerie van VWS (early warning systeem).
Vindt u het ook zorgwekkend dat het gloednieuwe ziekenhuis in Scheemda nu al financieel in zwaar weer zit?
Zie antwoord vraag 2.
Begrijpt u dat na de sluiting van de ziekenhuizen in Delfzijl en Winschoten de reistijd in de regio al is opgelopen en dat veel patiënten en familie die op bezoek wil komen al behoorlijk lang moeten reizen?
Ik begrijp deze zorgen, en mijn beleid is er in belangrijke mate ook op gericht om waar mogelijk te zorgen voor zorg dichtbij. Sluiting van het Ommelander Ziekenhuis Groningen (OZG) is op dit moment echter geen onderwerp van gesprek. De betrokken zorgverzekeraars (Menzis, Coöperatie VGZ en Zilveren Kruis) hebben mij laten weten dat OZG voor hen een strategische partner is voor de zorg voor hun verzekerden in de regio Noordoost-Groningen. Hun inzet is om duurzaam voldoende en kwalitatief goede zorg te borgen voor de inwoners van Oost-Groningen. De toegankelijkheid tot zorg mag voor verzekerden in deze regio nooit in het geding komen, aldus de betrokken zorgverzekeraars, en uiteraard onderschrijf ik dat. Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 2 en 3 heb aangegeven is de NZa van oordeel dat er op dit moment geen sprake is van een risico voor de zorgplicht, maar dat er voor de toekomst een aantal belangrijke keuzes dient te worden gemaakt om de zorg te kunnen waarborgen. Hierover zijn OZG en de stakeholders en financiers momenteel gezamenlijk in overleg.
Begrijpt u dat vooral ouderen en mensen die moeilijk ter been zijn heel graag hun naasten willen bezoeken en dat daarom zorg nabij van groot belang is voor het welzijn van de patiënten en hun naasten?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het cruciaal is voor de regio Oost-Groningen dat er een volwaardig ziekenhuis is?
Ik vind het van groot belang dat er voor de inwoners uit de betreffende regio voldoende, toegankelijke zorg beschikbaar is en blijft. In dit geval geldt in het bijzonder dat de afdelingen Spoedeisende Hulp (SEH) en acute verloskunde in Scheemda «gevoelig» zijn voor de zogenaamde «45 minuten-norm».4 Het is aan OZG om samen met de zorgverzekeraars te spreken over het zorgaanbod en de financiële vergoeding die daar tegenover staat. De IGJ en NZa houden, vanuit hun eigen rollen, toezicht op de ontwikkelingen.
Bent u bereid te kijken wat u kunt doen om het ziekenhuis te helpen en te voorkomen dat er onredelijke bezuinigingen worden doorgevoerd?
Het is primair aan OZG en de zorgverzekeraars en andere financiers om nu samen het gesprek te voeren. De NZa en IGJ houden toezicht en informeren mij indien nodig over de ontwikkelingen.
Bent u ermee bekend dat er – ook in de regio – forse tekorten dreigen in de zorg? Bent u bereid in gesprek te gaan met de betrokken partijen zodat ontslagen worden voorkomen?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 7 heb aangegeven moet het gesprek primair tussen OZG en de betrokken zorgverzekeraars en andere financiers worden gevoerd. OZG heeft mij laten weten dat er op dit moment geen sprake is van gedwongen ontslagen.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het algemeen overleg Medisch Zorglandschap e.d. op 18 november?
De Kamervragen zijn beantwoord binnen het geldende termijn en voor het debat over het Medisch Zorglandschap dat is verplaatst naar januari.
De financiële situatie van het Ommelander Ziekenhuis Groningen (OZG) |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de financiële problemen waar het Ommelander Ziekenhuis Groningen (OZG) in Scheemda in verkeert?1
Ik ben ervan op de hoogte dat er momenteel gesprekken worden gevoerd tussen onder meer OZG en zorgverzekeraars Menzis, Coöperatie VGZ en Zilveren Kruis over de financiële situatie van OZG.
Het Ommelander Ziekenhuis Groningen (OZG) is een fusieziekenhuis van de voormalige ziekenhuizen in Winschoten en Delfzijl, dat per 1 juli 2018 een nieuwbouwlocatie in Scheemda heeft betrokken. Deze zomer is vastgesteld dat de strategie en het bedrijfsplan van het ziekenhuis bijstelling behoeven vanwege een aantal ontwikkelingen. Er is door betrokken partijen geconstateerd dat van acute financiële problematiek geen sprake is, maar dat bijstelling van de bedrijfsvoering van het ziekenhuis nodig is om deze toekomstbestendig te maken.
De afgelopen tijd is er onder leiding van Gupta een analyse uitgevoerd naar de huidige en toekomstige positie van het OZG in het zorglandschap en hoe de financiële positie duurzaam kan worden verbeterd.
De betrokken zorgverzekeraars Menzis, Coöperatie VGZ en Zilveren Kruis zijn in nauw overleg met OZG over de continuïteit van het ziekenhuis. Samen met het OZG hebben zij gekeken naar de oorzaken van de problemen, als basis voor verdere bespreking van oplossingsrichtingen met de betrokken stakeholders. Het Ommelander Ziekenhuis heeft de zorgverzekeraars inzicht gegeven in haar bedrijfsvoering en de wijze waarop het ziekenhuis de begroting 2020 realiseert.
Het uitgangspunt dat de zorgverzekeraars hanteren is een financieel gezond ziekenhuis met kwalitatief goede zorg. De toegankelijkheid van de zorg is vanzelfsprekend onderdeel van de gesprekken, aldus de zorgverzekeraars. Zij hebben mij laten weten dat het OZG voor hen een strategische partner is voor de zorg voor hun verzekerden in de regio Noordoost-Groningen. Hun inzet is om duurzaam voldoende en kwalitatief goede zorg te borgen voor de inwoners van Oost-Groningen. De toegankelijkheid tot zorg mag voor verzekerden in deze regio nooit in het geding komen, aldus de zorgverzekeraars, en uiteraard onderschrijf ik dat.
OZG heeft mij laten weten dat het ervan overtuigd is dat het de komende periode tot oplossingen kan komen die zullen zorgen voor een duurzaam gezonde toekomst voor OZG, en dat hun medewerkers intussen met volle inzet aan een kwalitatief hoogwaardige en veilige zorg voor al hun patiënten werken.
Er ligt inmiddels een herstelplan met kostenbesparingen en verhoging van de inkomsten. Bij de laatste nog te nemen stappen spelen ook andere betrokken partijen (waaronder de banken en de provincie Groningen) een rol. De gesprekken tussen deze partijen en het Ommelander Ziekenhuis zijn eveneens gaande en zullen de komende weken voortgezet worden, met als doel een breed draagvlak te creëren voor het maatschappelijke belang van het Ommelander Ziekenhuis, zo lieten OZG en de zorgverzekeraars mij weten.
Het is goed dat OZG en de zorgverzekeraars (en andere financiers) nu met elkaar het gesprek voeren. Dit is ook primair waar dit gesprek moet worden gevoerd. De zorgaanbieder en zorgverzekeraars moeten samen onderhandelen over het zorgaanbod van OZG en de bijdrage die de zorgverzekeraars hiervoor betalen. De zorgverzekeraars moeten daarbij voldoen aan hun zorgplicht. Dat betekent onder meer dat er voldoende zorgaanbod voor hun verzekerden beschikbaar moet zijn en dat deze zorg voldoende toegankelijk moet zijn. In het bijzonder geldt dat de afdelingen Spoedeisende Hulp (SEH) en acute verloskunde in Scheemda «gevoelig» zijn voor de zogenaamde «45 minuten-norm».2 OZG moet binnen de grenzen van de redelijkheid alle noodzakelijke medewerking verlenen opdat de zorgverzekeraars aan deze bereikbaarheidsnorm kunnen voldoen.3
De toezichthouders, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), zijn door de zorgverzekeraars respectievelijk raad van bestuur van OZG geïnformeerd over de situatie. De NZa heeft mij laten weten dat er op dit moment geen sprake is van een zorgplicht risico, maar dat er voor de toekomst een aantal belangrijke keuzes gemaakt dient te worden om de zorg te kunnen waarborgen. De IGJ is door de raad van bestuur geïnformeerd over de keuzes op het gebied van de bedrijfsvoering die voorliggen, en over welke risico’s op termijn kunnen ontstaan. De IGJ heeft bij de raad van bestuur aangegeven op welke momenten zij in ieder geval verder geïnformeerd wil worden, en heeft toegelicht in welke gevallen de IGJ over de (financiële) situatie van ziekenhuizen contact opneemt met de NZa en het Ministerie van VWS (early warning systeem).
Welke betrokkenheid heeft u gehad bij de ontwikkelingen rond dit ziekenhuis sinds 13 juni 2018?
Ik begrijp uw vraag zo dat u vraagt naar de betrokkenheid van mijn ambtsvoorgangers en mij bij de financiële situatie van OZG. Het Ministerie van VWS is eind september door zorgverzekeraar Menzis geïnformeerd over het feit dat Menzis, VGZ en Zilveren Kruis met OZG in gesprek zijn over de financiële situatie van het ziekenhuis. Het is in een situatie als deze echter in eerste instantie vooral belangrijk dat de toezichthouders tijdig en volledig worden geïnformeerd. De NZa is in de zomer van 2020 door zorgverzekeraar Menzis geïnformeerd over de financiële situatie bij OZG, en spreekt Menzis periodiek over de actuele ontwikkelingen en de totstandkoming van het herstelplan. Menzis trekt in deze samen op met de andere grote zorgverzekeraars in de regio, Zilveren Kruis en Coöperatie VGZ. De IGJ is sinds begin 2020 op verschillende momenten door de raad van bestuur geïnformeerd over de achtergrond van de noodzaak om de strategie voor de komende jaren bij te stellen, onder meer tijdens een bezoek van de inspectie op 29 september 2020. De IGJ heeft aan de raad van bestuur toegelicht dat zij, op het moment dat de gesprekken met stakeholders onvoldoende voortgang zouden hebben, door de raad van bestuur geïnformeerd wilde worden waarna de inspectie contact zou kunnen opnemen met de NZa en het Ministerie van VWS. Ook heeft de IGJ de afgelopen jaren in het kader van haar reguliere toezicht uiteraard op regelmatige basis contact gehad met OZG.
Kunt u aangeven wat de oorzaak is van het feit dat het ziekenhuis aangeeft dat de beschikbaarheidsbijdrage niet voldoet?
OZG heeft mij hier niet over geïnformeerd. Van andere ziekenhuizen heb ik echter wel eerder signalen gekregen dat de beschikbaarheidbijdrage spoedeisende hulp voor een gevoelig ziekenhuis niet toereikend zou zijn. Naar aanleiding daarvan ben ik momenteel met de NZa en de Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuizen (NVZ) aan het onderzoeken of de afbakening van deze beschikbaarheidbijdrage ruimer zou moeten. Ik ontvang dit voorjaar van hen een advies over de wijze waarop aanpassing van de afbakening van de beschikbaarheidbijdrage spoedeisende hulp kan plaatsvinden, passend bij het nieuwe kwaliteitskader spoedzorgketen.
Kunt u aangeven wat de effecten op de benodigde extra capaciteit bij andere ziekenhuizen zouden zijn indien de acute zorg in het OZG zou sluiten?
Indien er sprake zou zijn van een voornemen tot sluiting van de afdeling Spoedeisende Hulp (SEH) en/of afdeling acute verloskunde, zou het ziekenhuis een continuïteitsplan moeten maken. Daarin zou dan onder meer moeten worden aangeven wat de benodigde extra capaciteit bij andere ziekenhuizen zou zijn, en wat de effecten zouden zijn op de rijtijden van patiënten per ambulance naar de dichtst bij zijnde andere locatie waar de betreffende acute zorg wordt aangeboden. Sluiting van de SEH en/of afdeling acute verloskunde van OZG is echter geen onderwerp van gesprek, aldus OZG en de betrokken zorgverzekeraars. Deze afdelingen zijn ook «gevoelig» voor de zogenaamde 45 minuten-norm. Dat betekent dat er op de zorgverzekeraars een zware verantwoordelijkheid ligt om deze afdelingen open te houden, en dat OZG binnen de grenzen van de redelijkheid alle noodzakelijke medewerking moet verlenen opdat deze afdelingen open kunnen blijven en de zorgverzekeraars aan deze bereikbaarheidsnorm kunnen voldoen.4
Kunt u aangeven wat de effecten op de aanrijtijden van ambulances in de regio zouden zijn als de acute zorg in het OZG zou sluiten?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven of de adherentiecijfers in de regio in kaart zijn gebracht?
De betrokken zorgverzekeraars hebben mij laten weten dat de adherentiecijfers in kaart zijn gebracht, als onderdeel van het traject dat nu loopt van de zorgverzekeraars en OZG om de omvang van het financiële probleem helder te krijgen. Dit als basis, om daarna met alle relevante partijen (OZG, verzekeraars, banken, provincie en de aandeelhouder UMCG) te spreken over oplossingsrichtingen. Het verkrijgen van goed inzicht in adherentiecijfers en eventuele mogelijkheden voor adherentiegroei maakt hier deel van uit, aldus de zorgverzekeraars.
Kunt u aangeven of er overleg en dialoog heeft plaatsgevonden over de problemen van het OZG met betrokken regiobestuurders en zorgverleners in de keten?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 4 heb aangegeven is een mogelijke sluiting van de SEH en/of afdeling acute verloskunde op dit moment geen onderwerp van gesprek. De concept-amvb acute zorg, op grond waarvan in geval van een voornemen tot beëindiging of opschorting van acute zorg (onder meer) de zorgaanbieders (als genoemd in artikel 8A.1 van de concept-amvb) voor wie de beëindiging of opschorting gevolgen kan hebben en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten in de omgeving tevoren moeten worden geconsulteerd, is dan ook niet van toepassing. Wel wordt er gesproken met de provincie Groningen en het UMCG; zie mijn antwoord op vraag 1 van het lid Van Gerven (SP), ingezonden 28 oktober 2020 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 981), waar uw vragen een aanvulling op vormen.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden voorafgaand aan het algemeen overleg Medisch Zorglandschap van 18 november 2020?
De antwoorden zijn verstuurd binnen het geldende termijn en voor het debat over het Medisch Zorglandschap dat is verplaatst naar januari.
Het bericht ‘Sluiting huisartsenpost Venray een flinke stap dichterbij’ |
|
Hayke Veldman (VVD) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Sluiting huisartsenpost Venray een flinke stap dichterbij»?1
Ja
Kunt u aangeven wat de reactie van Coöperatie Cohesie U.A. is geweest op het ongenoegen dat geuit is over de mogelijke sluiting door de huisartsen uit de gemeente Venray?
Er is door Cohesie verkend hoe de spoedzorg in de regio Noord-Limburg zo kan worden georganiseerd dat de continuïteit en kwaliteit het meest gewaarborgd is voor de toekomst. Op maandag 9 november is bekend gemaakt dat er een voorgenomen besluit ligt om de huisartsenpost te sluiten. Cohesie gaat nu in een proces van zorgvuldige afstemming met partijen. Na dit proces wordt er een definitief besluit genomen. Er is dus nog geen besluit genomen. Hoe het zorgaanbod in de avond-, nacht-, en weekenduren is ingericht, is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de huisartsen in de regio. Het is aan hen om hier samen in goed overleg uit te komen. Ik heb dan ook geen inzicht in de wensen van iedere individuele huisarts in de regio.
Is inzichtelijk gemaakt welke gevolgen de voorgenomen sluiting van de huisartsenpost heeft voor de aanrijtijden met betrekking tot acute zorg?
Ik vind het belangrijk dat acute zorg toegankelijk is. De norm voor toegankelijkheid is ingevuld door het veld met responstijden en bereikbaarheidstijden. De bereikbaarheidsnorm is dat 90% van de inwoners van het verzorgingsgebied binnen 30 minuten met eigen auto een spoedpost moet kunnen bereiken. Het RIVM heeft op verzoek van Cohesie een bereikbaarheidsanalyse gemaakt voor de HAP in Noord-Limburg. Zij hebben onderzocht of in de mogelijke toekomstige situatie voldaan wordt aan deze bereikbaarheidsnorm voor de Huisartsenposten. Het RIVM heeft geconcludeerd dat, in de mogelijke toekomstige situatie, 99,9% van de inwoners van het samengenomen verzorgingsgebied binnen 30 minuten rijtijd per personenauto de huisartsenpost Venlo kan bereiken.
Kunt u aangeven welke gevolgen de mogelijke sluiting van de huisartsenpost heeft voor de kwaliteit van acute zorg in de gemeente Venray?
Cohesie heeft mij aangegeven dat een eventuele sluiting van de huisartsenpost in Venray de kwaliteit ten goede zou kunnen komen. Zo ontstaat er ruimte om een extra regiearts aan te nemen en de palliatieve zorg beter in te richten.
Hoe verhoudt de mogelijke sluiting zich tot de houtskoolschets acute zorg die op 3 juli jl. gepubliceerd is?2
Er is geen directe relatie tussen de mogelijke sluiting van de huisartsenpost Venray en de houtskoolschets acute zorg. De houtskoolschets acute zorg beschrijft een beeld van een nieuwe inrichting en financiering van het acute zorglandschap. Hierbij was het uitgangspunt niet om uit te gaan van de huidige situatie, maar om een voorstelling te maken van de ideale inrichting van het acute zorglandschap.
Is bekend of er een regiobeeld is van de zorg in deze regio en hoe past deze voorgenomen sluiting in dit beeld?
Partijen in de regio stellen zelf een regiobeeld op en deze beelden zijn in de eerste plaats bedoeld voor de partijen in de regio’s zelf. Het vormt de basis voor een breed gedragen regiovisie waarbij alle betrokken schakels afspraken maken over organisatie van zorg en ondersteuning in de regio. Gegeven het regiobeeld en de regiovisie maakt elke partij – vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid – afspraken over de organisatie van zorg en ondersteuning. Het is daarom in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van partijen in de regio om te beoordelen in hoeverre de voorgenomen sluiting van de huisartsenpost past binnen het regiobeeld.
Kunt u aangeven of zorgverzekeraars aangesloten zijn op de discussie rondom de voorgenomen sluiting? Wat was de reactie van zorgverzekeraars op de mogelijke sluiting?
Huisartsen en zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor de beschikbaarheid van de 24-uurs zorg aan patiënten. Om deze reden heeft Cohesie ook regelmatig contact met de zorgverzekeraar. De preferente zorgverzekeraar in de regio staat positief tegenover een sluiting. Een definitief besluit wordt uiteindelijk genomen wordt door de huisartsen. Hoe het zorgaanbod in de avond-, nacht-, en weekenduren is ingericht, is primair hun verantwoordelijkheid.
Kunt u toelichten of het klopt dat de Venrayse huisartsen bij de oprichting van de huisartsenpost de garantie hebben gekregen dat ze invloed zouden hebben op beslissingen over de Venrayse huisartsenpost? Zo ja, wat is de reikwijdte van deze invloed?
Ik heb geen inzicht in de specifieke afspraken die huisartsen onderling hebben gemaakt. Zij moeten in goed overleg tot een besluit komen.
De dreigende sluiting van de spoedapotheek in Amersfoort |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat zorgverzekeraars begin september plotseling het contract met de dienstapotheek Eemland in Amersfoort hebben opgezegd?1
Ja.
Klopt het dat de dienstapotheek Eemland een adherentie heeft van grofweg 350.000 mensen?
Dienstapotheek Eemland heeft een adherentie van ongeveer 400.000 mensen.
Klopt het dat Zilveren Kruis in september onverwacht een brief heeft gestuurd over het feit het dat per januari 2021 het contract zal worden gestaakt met de dienstapotheek en dat dit is vanwege corona in combinatie met de locatie van de apotheek?
Zilveren Kruis heeft in september aan zorgverleners in de regio Eemland bericht dat het contract met de dienstapotheek Amersfoort per 2021 niet wordt voortgezet. Dat besluit is daarvoor al kenbaar gemaakt aan de dienstapotheek zelf. Voor de reden daarvan zie vraag 4.
Klopt het dat Zilveren Kruis geen inhoudelijke argumenten wil geven voor het stopzetten en dat er geen (digitaal) overleg is geweest?
Nee, dit klopt niet. De reden is volgens Zilveren Kruis dat de dienstapotheek, ook na herhaald aandringen, onvoldoende transparant is over het tarief dat zij in 2021 bij patiënten in rekening wilde brengen voor ANZ-terhandstellingen.
Kunt u aangeven met wie en wanneer er door Zilveren Kruis overleg is geweest over de aanstaande sluiting van deze dienstapotheek, aangezien uw voorganger op 13 juni 2018 heeft aangegeven dat er bij wijzigingen in de acute zorg overleg en dialoog dient te zijn met ketenpartners en met betrokkenen in de regio?
Dienstapotheken die farmaceutische zorg leveren tijdens ANZ uren vallen niet onder de reikwijdte van dit onderdeel van de amvb. Verzekeraars sluiten op non-concurrentiële basis contracten af met dienstapotheken. Zilveren Kruis en Zorg en Zekerheid doen dit in de regio Eemland namens alle zorgverzekeraars.
Wanneer zoals in dit geval een contract niet wordt verlengd, hebben zorgverzekeraars de plicht ervoor te zorgen dat de farmaceutische zorg door een andere contractspartij wordt geleverd. In dit geval wordt dat de dienstapotheek Utrecht, waarbij de medicijnen thuis worden bezorgd. Patiënten kunnen na een bezoek aan de huisartsenpost of spoedeisende hulp direct naar huis, en hoeven niet meer naar een dienstapotheek.
Kunt u bevestigen dat dit overleg en deze dialoog weliswaar pas in een algemene maatregel van bestuur (AMvB) in regelgeving wordt vastgelegd, maar dat in de tussentijd hier al wel op wordt gehandhaafd, zoals uw voorganger tevens aangaf?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden voorafgaand aan het algemeen overleg Medisch Zorglandschap van 18 november 2020?
Het AO is inmiddels verplaatst naar een later moment. Ik heb de beantwoording zo snel mogelijk verzonden.
Het bericht dat zorgmedewerkers met corona toch moeten komen werken |
|
Vera Bergkamp (D66), Rens Raemakers (D66) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Zorgmedewerkers met corona moeten toch komen werken»?1
Ja.
Staat u nog steeds achter de richtlijn die stelt dat mensen met een positieve coronatest in isolatie moeten blijven tot ze minimaal 24 uur klachtenvrij zijn en het minimaal zeven dagen geleden is dat ze ziek werden?
Voor medewerkers binnen het ziekenhuis geldt de FMS-leidraad en voor medewerkers buiten het ziekenhuis heeft het RIVM de uitgangspunten voor testbeleid en inzet zorgmedewerkers buiten het ziekenhuis opgesteld. Het is belangrijk dat deze richtlijnen worden gevolgd.
Vindt u het acceptabel dat zorginstellingen een uitzondering maken op deze richtlijn wanneer managers het rooster niet rond krijgen? Zo ja, waarom en onder welke voorwaarden? Zo niet, kunt u hierover spoedig in gesprek treden met de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) en (koepels van de) betreffende instellingen?
Door COVID-19 is het nog moeilijker geworden de bezetting rond te krijgen. Toch geldt ook voor zorgmedewerkers – net als voor alle Nederlanders – dat de RIVM richtlijn gevolgd dient te worden: iedereen met één of meer symptomen passend bij COVID-19 moet thuisblijven en zich laten testen. Medewerkers die positief getest zijn, mogen niet werken en mogen ook niet worden gedwongen om te werken. Zorgmedewerkers die positief getest zijn, staken hun werkzaamheden en blijven thuis.
Dat is ook de hoofdregel in de FMS-leidraad voor werken in het ziekenhuis. Op basis van de FMS-leidraad kunnen in het ziekenhuis in uitzonderlijke gevallen medewerkers met milde klachten2 in afwachting op de testuitslag wel werken. Dit kan alleen onder de voorwaarde dat er geen nauw contact is, gewerkt wordt met een chirurgisch mond-neusmasker en de testuitslag binnen 24 uur beschikbaar is.
Indien er concrete signalen zijn dat zorgprofessionals niet veilig kunnen werken volgens de huidige richtlijnen, kunnen zij een melding doen bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en/of Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Op 2 november heeft de Minister van Medische Zorg en Sport een bestuurlijk overleg gevoerd met de bonden, waaronder de FNV en de koepels van de betreffende instellingen. Hierin is nogmaals benadrukt dat de het belangrijk is dat de richtlijnen worden gevolgd.
Kunt u bevestigen dat de vele besmettingen in verpleeghuizen ook te maken hebben gehad met contact met besmet personeel? Zo ja, hoe verantwoord is het met die wetenschap om na besmetting door te werken?
Er zijn vele factoren die een rol spelen bij het tot stand komen van een besmetting. De kans op verspreiding in de verpleeghuizen is hoog, mede vanwege de gesloten setting, het langdurig verblijf en het intensieve contact tussen bewoners en zorgpersoneel. Ook zijn hygiënemaatregelen bij mensen met dementie lastiger te handhaven. Om introductie door zorgmedewerkers te voorkomen geven de uitgangspunten aan dat zorgmedewerkers die klachten hebben, passend bij COVID-19, zich laten testen en thuisblijven tot de testuitslag bekend is.
Hoe beoordeelt u voorts dat «bij uitzondering en alléén als de zorgcontinuïteit in het geding komt», zorgmedewerkers mogen werken als huisgenoten besmet zijn? Is er bij een tweede golf eigenlijk niet altijd sprake van deze uitzonderingssituatie?2
Voor medewerkers die in quarantaine zijn, bijvoorbeeld in afwachting van een testuitslag of vanwege een huisgenoot met klachten, geldt voor medewerkers binnen het ziekenhuis de FMS-leidraad, medewerkers buiten het ziekenhuis volgen de RIVM-uitgangspunten.
In deze richtlijnen zijn uitzonderingssituaties beschreven. Een uitzondering kan alleen gemaakt worden indien de afweging die een zorgbestuurder over de inzet maakt, veilig is, navolgbaar en goed beargumenteerd schriftelijk wordt vastgelegd. Werkgevers kunnen deze afweging in overleg met de bedrijfsarts, personeelsvertegenwoordiging of de GGD formuleren.
Hoe gaat u er met het veld zorg voor dragen dat instellingen zorg kunnen blijven bieden, ook als besmettingen onder zorgmedewerkers oplopen, zonder dat patiënten en bewoners gevaar lopen?
De RIVM uitgangspunten en de FMS-leidraad zijn helder: iedereen met één of meer symptomen passend bij COVID-19 moet thuisblijven en zich laten testen; medewerkers die positief getest zijn, mogen niet werken en mogen ook niet worden gedwongen om te werken. Dat is de hoofdregel. Zie voor de uitzondering mijn antwoord op vraag 3.
We zetten in op een breed pallet aan maatregelen om zorginstellingen te ondersteunen bij knelpunten op het gebied van personeel. Dit doen we door:
Het personeelstekort integraal onderdeel te maken van de regie op de COVID-19 zorg én reguliere zorg;
Het koppelen van vraag en aanbod via Extra Handen voor de Zorg;
Mensen zonder zorgachtergrond op te leiden via de Nationale Zorgklas;
Oud-zorgmedewerkers terug de zorg in te halen;
Een searchopdracht aan de uitzendbranche; en
Bijzondere aandacht te geven voor het beter benutten van potentieel door de Commissie Werken in de Zorg.
Neemt u daarin, naast de spreiding van patiënten, ook de tijdelijke onderlinge uitruil van personeel actief mee als ergens een acuut personeelstekort dreigt door besmettingen onder zorgmedewerkers?
Ja. We verwachten van de ROAZ/RONAZ/GGD_GHOR en NZa dat zij in elke regio een stuurgroep inrichten die regionaal de regie voert. Die stuurgroep kijkt zorgbreed waar de nood het hoogst is, welke organisaties prioriteit hebben, hoe de zorg georganiseerd wordt en wat dat vraagt aan onderlinge samenwerking en delen van personeel.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het algemeen overleg Arbeidsmarktbeleid in de zorg d.d. 12 november 2020?
Het is helaas niet gelukt om voor het AO Arbeidsmarkt de vragen te beantwoorden.
Bonussen die uitgekeerd worden aan personeel op het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
|
Maarten Hijink |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Kunt u de volgende vragen beantwoorden over de eenmalige beloning die medewerkers van het ministerie krijgen omdat zij maandenlang gewerkt hebben aan de bestrijding van het coronavirus (zoals u aangaf in antwoord op eerdere vragen)1:
De afgelopen maanden zijn op het ministerie incidentele beloningen toegekend aan 373 medewerkers op een personeelsbestand van ruim 1.500 medewerkers.
De incidentele beloningen lagen tussen de 100 en 3.500 euro netto. Het gemiddelde bedrag van de toegekende incidentele beloningen bedroeg 1.092 euro netto.
De hoogte van de toegekende incidentele beloning was afhankelijk van de mate en de duur van het geleverde overwerk. Medewerkers die het maximale bedrag toegekend kregen hebben maandenlang vrijwel onafgebroken – ook in de avonduren en weekenden – aan de bestrijding van de coronacrisis gewerkt en doen dat nog steeds. Vrijwel uitsluitend betrof dit medewerkers die niet voor compensatie van overuren in aanmerking komen. De toekenning van incidentele beloningen voor medewerkers die als gevolg van de corona-omstandigheden een extra inspanning hebben geleverd is conform de afspraken met de vakbonden en passen binnen het Beleidskader Extra Belonen van het Rijk.
De medewerkers die een incidentele beloning toegekend hebben gekregen, hebben deze inmiddels ontvangen.
Welke criteria zijn precies gebruikt om te beoordelen of medewerkers die werkzaam zijn op het ministerie in aanmerking kunnen of konden komen voor een (eenmalige) coronabonus?
Zie antwoord vraag 1.
Hebben de medewerkers werkzaam op het ministerie hun eenmalige bonus al ontvangen, aangezien zorgverleners maandenlang moeten wachten op hun bonus? Zo nee, wanneer kunnen de medewerkers deze bonus verwachten?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht ‘Ommelander Ziekenhuis in zwaar weer: 'ingrijpende maatregelen' dreigen’. |
|
Henk van Gerven |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Ommelander Ziekenhuis in zwaar weer: «ingrijpende maatregelen» dreigen»?1
Het Ommelander Ziekenhuis Groningen (OZG) is een fusieziekenhuis van de voormalige ziekenhuizen in Winschoten en Delfzijl, dat per 1 juli 2018 een nieuwbouwlocatie in Scheemda heeft betrokken. Deze zomer is vastgesteld dat de strategie en het bedrijfsplan van het ziekenhuis bijstelling behoeven vanwege een aantal ontwikkelingen. Er is door betrokken partijen geconstateerd dat van acute financiële problematiek geen sprake is, maar dat bijstelling van de bedrijfsvoering van het ziekenhuis nodig is om deze toekomstbestendig te maken.
De afgelopen tijd is er onder leiding van Gupta een analyse uitgevoerd naar de huidige en toekomstige positie van het OZG in het zorglandschap en hoe de financiële positie duurzaam kan worden verbeterd.
De betrokken zorgverzekeraars Menzis, Coöperatie VGZ en Zilveren Kruis zijn in nauw overleg met OZG over de continuïteit van het ziekenhuis. Samen met het OZG hebben zij gekeken naar de oorzaken van de problemen, als basis voor verdere bespreking van oplossingsrichtingen met de betrokken stakeholders. Het Ommelander Ziekenhuis heeft de zorgverzekeraars inzicht gegeven in haar bedrijfsvoering en de wijze waarop het ziekenhuis de begroting 2020 realiseert.
Het uitgangspunt dat de zorgverzekeraars hanteren is een financieel gezond ziekenhuis met kwalitatief goede zorg. De toegankelijkheid van de zorg is vanzelfsprekend onderdeel van de gesprekken, aldus de zorgverzekeraars. Zij hebben mij laten weten dat het OZG voor hen een strategische partner is voor de zorg voor hun verzekerden in de regio Noordoost-Groningen. Hun inzet is om duurzaam voldoende en kwalitatief goede zorg te borgen voor de inwoners van Oost-Groningen. De toegankelijkheid tot zorg mag voor verzekerden in deze regio nooit in het geding komen, aldus de zorgverzekeraars, en uiteraard onderschrijf ik dat.
OZG heeft mij laten weten dat het ervan overtuigd is dat het de komende periode tot oplossingen kan komen die zullen zorgen voor een duurzaam gezonde toekomst voor OZG, en dat hun medewerkers intussen met volle inzet aan een kwalitatief hoogwaardige en veilige zorg voor al hun patiënten werken.
Er ligt inmiddels een herstelplan met kostenbesparingen en verhoging van de inkomsten. Bij de laatste nog te nemen stappen spelen ook andere betrokken partijen (waaronder de banken en de provincie Groningen) een rol. De gesprekken tussen deze partijen en het Ommelander Ziekenhuis zijn eveneens gaande en zullen de komende weken voortgezet worden, met als doel een breed draagvlak te creëren voor het maatschappelijke belang van het Ommelander Ziekenhuis, zo lieten OZG en de zorgverzekeraars mij weten.
Het is goed dat OZG en de zorgverzekeraars (en andere financiers) nu met elkaar het gesprek voeren. Dit is ook primair waar dit gesprek moet worden gevoerd. De zorgaanbieder en zorgverzekeraars moeten samen onderhandelen over het zorgaanbod van OZG en de bijdrage die de zorgverzekeraars hiervoor betalen. De zorgverzekeraars moeten daarbij voldoen aan hun zorgplicht. Dat betekent onder meer dat er voldoende zorgaanbod voor hun verzekerden beschikbaar moet zijn en dat deze zorg voldoende toegankelijk moet zijn. In het bijzonder geldt dat de afdelingen Spoedeisende Hulp (SEH) en acute verloskunde in Scheemda «gevoelig» zijn voor de zogenaamde «45 minuten-norm».2 OZG moet binnen de grenzen van de redelijkheid alle noodzakelijke medewerking verlenen opdat de zorgverzekeraars aan deze bereikbaarheidsnorm kunnen voldoen.3
De toezichthouders, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), zijn door de zorgverzekeraars respectievelijk raad van bestuur van OZG geïnformeerd over de situatie. De NZa heeft mij laten weten dat er op dit moment geen sprake is van een zorgplicht risico, maar dat er voor de toekomst een aantal belangrijke keuzes gemaakt dient te worden om de zorg te kunnen waarborgen. De IGJ is door de raad van bestuur geïnformeerd over de keuzes op het gebied van de bedrijfsvoering die voorliggen, en over welke risico’s op termijn kunnen ontstaan. De IGJ heeft bij de raad van bestuur aangegeven op welke momenten zij in ieder geval verder geïnformeerd wil worden, en heeft toegelicht in welke gevallen de IGJ over de (financiële) situatie van ziekenhuizen contact opneemt met de NZa en het Ministerie van VWS (early warning systeem).
Op welk moment heeft het ziekenhuis u op de hoogte gesteld van de financiële problemen?
Het is in een situatie als deze vooral belangrijk dat de toezichthouders tijdig en volledig worden geïnformeerd. De NZa is in de zomer van 2020 door zorgverzekeraar Menzis geïnformeerd over de financiële situatie bij OZG, en spreekt Menzis periodiek over de actuele ontwikkelingen en de totstandkoming van het herstelplan. Menzis trekt in deze samen op met de andere grote zorgverzekeraars in de regio, Zilveren Kruis en Coöperatie VGZ. De IGJ is sinds begin 2020 op verschillende momenten door de raad van bestuur geïnformeerd over de achtergrond van de noodzaak om de strategie voor de komende jaren bij te stellen, onder meer tijdens een bezoek van de inspectie op 29 september 2020. De IGJ heeft aan de raad van bestuur toegelicht dat zij, op het moment dat de gesprekken met stakeholders onvoldoende voortgang zouden hebben, door de raad van bestuur geïnformeerd wilde worden waarna de inspectie contact zou kunnen opnemen met de NZa en het Ministerie van VWS. Het Ministerie van VWS is eind september door zorgverzekeraar Menzis geïnformeerd over het feit dat Menzis, VGZ en Zilveren Kruis met OZG in gesprek zijn over de financiële situatie van het ziekenhuis.
Klopt het dat het u vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport nog niet met het ziekenhuis om tafel zit? Waarom nog niet?
Er worden momenteel geen gesprekken tussen het ministerie en OZG gevoerd over de financiële situatie van het ziekenhuis. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven is het primair aan zorgverzekeraars en zorgaanbieders om samen te onderhandelen over het zorgaanbod van OZG en de bijdrage die de zorgverzekeraars hiervoor betalen, en zijn de toezichthouders van de situatie op de hoogte.
Zou u bereid zijn om de beschikbaarheidsbijdrage van het ziekenhuis voor spoedzorg en verloskunde te verhogen? Zo ja, wat is uw voornemen? Zo nee, waarom niet?
Alle inwoners van Nederland moeten kunnen rekenen op acute zorg als zij dat nodig hebben. Dat betekent dat gevoelige ziekenhuizen onder bepaalde voorwaarden naast de betaling voor de behandelingen door de zorgverzekeraars een beschikbaarheidbijdrage kunnen ontvangen van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om hun SEH en acute verloskunde open te kunnen houden.
De NZa is verantwoordelijk voor het vaststellen van een kostendekkende vergoeding voor de spoedeisende hulp. De NZa hanteert (op basis van het Besluit beschikbaarheidbijdrage WMG en de uitgangspunten zoals vastgelegd in de aanwijzing van het Ministerie van VWS) drie criteria voor een toekenning en voor de hoogte van een beschikbaarheidbijdrage. Het is dan ook niet mogelijk om de beschikbaarheidbijdrage van een individueel ziekenhuis te verhogen.
Ik ben momenteel wel met de NZa en de Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuizen (NVZ) aan het onderzoeken of de afbakening van deze beschikbaarheidbijdrage ruimer zou moeten. Dit omdat, zoals mijn ambtsvoorganger u eerder heeft laten weten, er van meerdere ziekenhuizen signalen zijn gekomen dat de beschikbaarheidbijdrage spoedeisende hulp voor een gevoelig ziekenhuis niet toereikend is. Ik ontvang dit voorjaar van de NZa en NVZ een advies over of en hoe de aanpassing van de afbakening van de beschikbaarheidbijdrage spoedeisende hulp zou kunnen plaatsvinden, passend bij het nieuwe kwaliteitskader spoedzorgketen.
Klopt het dat de zorgverzekeraars wel om tafel zitten? In hoeverre zijn de zorgverzekeraars bereid het Ommelander Ziekenhuis te compenseren voor misgelopen inkomsten vanwege de coronacrisis?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven, zijn zorgverzekeraars Menzis, Coöperatie VGZ en Zilveren Kruis in nauw overleg met OZG over de continuïteit van het ziekenhuis en de plannen die nu ontwikkeld worden.
Voor wat betreft de misgelopen inkomsten vanwege de coronacrisis geldt dat OZG net als andere ziekenhuizen gebruik kan maken van de continuïteitsbijdrage (CB) regeling, die deze zomer tussen de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) is afgesproken.
Deelt u de mening dat dit ziekenhuis erg belangrijk is voor de regio? Is uw inzet gericht op een volwaardig behoud van het ziekenhuis? Zo ja, kunt u toelichten welke stappen u gaat zetten?
Ik vind het van groot belang dat er voor de inwoners uit de betreffende regio voldoende, toegankelijke zorg beschikbaar blijft. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven geldt in dit geval in het bijzonder dat de afdelingen Spoedeisende Hulp (SEH) en acute verloskunde in Scheemda «gevoelig» zijn voor de zogenaamde «45 minuten-norm».4 Het is aan OZG om samen met de zorgverzekeraars te spreken over het zorgaanbod en de financiële vergoeding die daar tegenover staat. De IGJ en NZa houden toezicht en informeren mij indien nodig over de ontwikkelingen. Directe betrokkenheid van VWS is op dit moment dan ook niet aan de orde.