De compensatie van Shell en Exxon voor het verlagen van de gaswinning |
|
Sandra Beckerman , Henk Nijboer (PvdA) |
|
Bas van 't Wout (minister economische zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Shell en Exxon kregen minstens 1,5 miljard compensatie voor sluiting Groningen»?1
Ja.
Klopt het in het artikel genoemde bedrag van 1,5 miljard euro? Zo nee, hoeveel compensatie hebben Shell en Exxon volgens u gekregen?
Nee. Het artikel refereert aan de budgettaire effecten van het Akkoord op Hoofdlijnen. U bent in Kamerbrieven (Kamerstuk 33 529, nrs. 493, 499 en 524) geïnformeerd over de financiële effecten, en ook in het debat van 28 juni 2018 is er met uw Kamer gesproken over de financiële effecten. In de Miljoenennota 2019 zijn de budgettaire effecten van het Akkoord op Hoofdlijnen verwerkt. Tegelijkertijd met de Miljoenennota 2019 heb ik uw Kamer een brief gestuurd (Kamerstuk 33 529, nr. 524) waarin uitgebreid ingegaan wordt op de budgettaire gevolgen. Destijds heb ik uw Kamer ook mijn antwoorden op de vragen van het lid Nijboer gestuurd waarin het verschil in afdrachten door de NAM aan de orde is gekomen (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, 3077).
Zoals aangegeven tijdens het debat van 14 april jl. hecht ik eraan te melden dat het Akkoord op Hoofdlijnen een gebalanceerd pakket aan maatregelen betreft waarmee de gaswinning uit het Groningenveld snel en verantwoord kan worden afgebouwd en beëindigd. Onderdeel van dit pakket is een wijziging van de afdrachten. Via de Tijdelijke wet Groningen is het regime van de Mijnbouwwet van toepassing verklaard op het Groningenveld. Zoals ook in de eerdergenoemde Kamerbrieven is toegelicht, was het verschil in afdrachten door de NAM ten opzichte van de oude situatie afhankelijk van onder meer de hoogte van de winning en de gasprijs. Het geraamde verschil was destijds € 1,3 miljard voor de periode 2018 t/m 2023. Dit is anders dan de € 1,5 miljard uit het artikel, die volgens het artikel bovendien enkel op 2018 en 2019 zag. In de praktijk is het verschil substantieel lager uitgevallen als gevolg van de versnelde afbouw van de gaswinning en de lagere gasprijzen. Dat blijkt ook uit de openbare jaarverslagen van de NAM.
Bent u met ons van mening dat het tempo waarmee deze mede veroorzakers zo ruim worden gecompenseerd in zeer schril contrast staat met hoe lang gedupeerden moeten wachten en strijden voor soms zeer beperkte compensatie?
Alle inspanningen van het kabinet zijn erop gericht om gedupeerden zo goed en snel mogelijk tegemoet te komen. Met het Akkoord op Hoofdlijnen heeft het kabinet ervoor gezorgd dat de gaswinning snel en verantwoord kon worden beëindigd. Zoals aan uw Kamer destijds gemeld (Kamerstuk 33 529, nrs. 493 en 499), was het Akkoord op Hoofdlijnen een gebalanceerd pakket aan maatregelen om de gaswinning uit het Groningenveld zo spoedig mogelijk op een verantwoorde wijze te beëindigen. Onderdeel van dit pakket waren, onder andere, de afspraken over de afbouw van de gaswinning, de winningsplicht voor NAM, de afspraak dat er geen claim zou komen voor het gas dat er in de grond achterbleef, de garanties van Shell en ExxonMobil voor de kosten van schade en versterken, en een wijziging van de afdrachten. De effecten van de wijziging van de afdrachten heb ik in het antwoord op vraag 2 gegeven.
Kunt u voor de komende jaren een berekening of schatting geven hoeveel compensatie Shell en Exxon zullen gaan ontvangen? Tot wanneer zullen zij gecompenseerd worden?
Volgens de tabel uit de Miljoenennota 2019 werd destijds het verschil in afdrachten door de NAM voor de jaren 2021 tot en met 2023 geraamd op € 0,2 miljard. Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 2, hangt de omvang van dit verschil af van vele factoren, waaronder de hoogte van de winning. Deze is in de afgelopen jaren sterk teruggebracht en met dank aan het Norg Akkoord is het winningsniveau voor de jaren 2021 tot en met 2023 aanzienlijk lager dan destijds verwacht. Hierdoor is geen verschil in afdrachten meer te verwachten.
In mijn brief van 9 maart 2021 (Kamerstukken, 33 529, nr. 850) heb ik uw Kamer geïnformeerd over het Norg Akkoord. Zoals in die brief is beschreven, is er geen overeenstemming bereikt over de exacte hoogte van de vergoeding voor de gewijzigde inzet van de berging Norg. De hoogte van de vergoeding voor deze gewijzigde inzet wordt vastgesteld via arbitrage (zie ook het antwoord op vraag 13).
Een groot deel van de afspraken en akkoorden met Shell en Exxon zijn geheim, bent u alsnog bereid alles openbaar te maken?
Alle overeenkomsten met Shell, ExxonMobil of de NAM zijn, behoudens bedrijfsvertrouwelijke informatie, openbaar. Dit betreft ook de overeenkomst van Samenwerking uit 1963. Volledigheidshalve verwijs ik voor een overzicht naar de volgende Kamerbrieven: Kamerstuk 33 529, nrs. 493, 525, 678 en 850, en Kamerstuk 33 529, nr. 866. Voor zover het bedrijfsvertrouwelijke informatie betreft, ziet deze niet op afspraken over de winstverdeling.
Uit het jaarverslag van het Instituut Mijnbouwschade Groningen blijkt dat zij vorig jaar 497 miljoen euro hebben uitgekeerd aan gedupeerde Groningers en 184,5 miljoen euro uitvoeringskosten hebben gemaakt, hoeveel daarvan is vergoed door de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM)? Kunt u dit inzicht ook voor voorgaande jaren geven?2
De NAM heeft alle kosten van schadeafhandeling die ik bij de NAM in rekening heb gebracht, betaald. In de onderstaande tabel kunt u een overzicht vinden van de kosten die de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) (en haar rechtsopvolger het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG)) hebben gemaakt voor de schadeafhandeling, het deel dat bij NAM in rekening is gebracht en hoeveel door NAM is betaald. Dit overzicht start met de oprichting van de TCMG.
Bedragen x € 1 mln
Uitvoeringskosten TCMG/IMG (inclusief bestuur)
Schadebetalingen (inclusief waardedaling)
In rekening gebracht bij NAM
Ontvangen van NAM
2018
41,5
7,7
44,3
24,0
2019
108,0
136,6
222,7
134,9
2020
184,5
497,2
310,4
262,1
2021
nog niet bekend
nog niet bekend
156,4
Dit overzicht laat de kasuitgaven TCMG/IMG en ontvangsten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) zien. De uitgaven van het IMG, de bedragen die bij de NAM in rekening zijn gebracht en de van de NAM ontvangen bedragen hebben niet hetzelfde ritme. Dit heeft twee redenen. In de eerste plaats worden de uitgaven van TCMG/IMG in het vierde kwartaal pas in het volgende jaar bij de NAM in rekening gebracht en dus ook in het volgende jaar ontvangen. De uitgaven van het IMG in het derde kwartaal 2020 diende NAM begin 2021 te betalen, wat de NAM ook heeft gedaan.
In totaal is € 577,4 miljoen in rekening gebracht bij en ontvangen van NAM. Een bedrag van € 398,1 miljoen is (nog) niet bij NAM in rekening gebracht. Het betreft de volgende posten:
Dat de NAM facturen en heffingen heeft betaald, laat onverlet dat NAM bezwaar en beroep kan instellen: de afspraak is dat NAM eerst betaalt en dat eventuele discussies over de kosten daarna gevoerd worden. Over de discussies die in dit kader lopen heb ik uw Kamer onlangs per brief geïnformeerd (Kamerstuk 33 529, nr. 866).
Op dit moment staat er een recordaantal van meer dan 30.000 schademeldingen van gedupeerden open, wat is hierop uw reactie? Hoe gaat u zorgen dat deze spoedig worden vergoed en Shell en Exxon ten alle tijden hun rechtvaardig deel betalen?
Voor bewoners is het niet zozeer van belang hoe groot de werkvoorraad van het IMG is maar hoe lang het duurt voordat een schademelding wordt afgehandeld. Sinds de stuwmeerregeling wordt er op meerdere manieren gewerkt aan een beheersbare werkvoorraad van het IMG zodat het IMG schademeldingen voortvarend kan afhandelen. Het IMG verhoogt zijn duurzame capaciteit door meer schade-experts in dienst te nemen en digitale schade-opnames mogelijk te maken. Het IMG is van 400–500 afgehandelde schademeldingen per week eind 2019 naar gemiddeld 900–1.000 afgehandelde schademeldingen per week gegaan sinds november 2020. Dit was ook nodig, want het aantal schademeldingen per week is ook tot dat niveau gestegen. De gestegen productiviteit bij het IMG heeft als resultaat dat 71% van de schademeldingen binnen een half jaar een beslissing krijgt. De verwerkingscapaciteit van het IMG is daarmee verdubbeld in een jaar, zelfs als de nieuwe vormen van schade zoals de schade door waardedaling buiten beschouwing worden gelaten. Dit betekent dat het IMG een beheersbare werkvoorraad heeft. Het IMG blijft zich inspannen om het aantal meldingen dat binnen een half jaar afgehandeld wordt te verhogen, bijvoorbeeld door in te zetten op het oplossen van oude en complexe schademeldingen. Het is IMG overigens onafhankelijk en ik heb geen invloed op de wijze waarop het IMG zijn wettelijke taak uitvoert. Wel heb ik regulier overleg met het IMG, waarin de verwerkingscapaciteit en werkvoorraad ook besproken worden.
Op grond van artikel 15 van de Tijdelijke wet Groningen brengt de Staat alle kosten die het IMG maakt bij de uitvoering van de schadeafhandeling bij NAM in rekening. Hierbij geldt overigens dat alle kosten die de NAM betaalt voor de schade en de versterkingsoperatie uiteindelijk voor circa 73% door de Staat gedragen worden (Kamerstuk 33 529, nr. 501). In het Akkoord op Hoofdlijnen uit 2018 heb ik met Shell en ExxonMobil afspraken gemaakt over garanties en passende zekerheden om te bewerkstelligen dat NAM ook in de toekomst in staat is haar verplichtingen na te komen (Kamerstuk 33 529 nr. 493).
Is de NAM bereid haar deel te betalen voor het herstel van funderingsschade? Is de NAM bereid haar deel te betalen voor preventief schadeherstel? Is de NAM bereid haar deel te betalen voor schadeherstel dat verder gaat dan cosmetisch herstel?
Het IMG heeft op grond van de Tijdelijke wet Groningen als taak om schade door bodembeweging als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg (hierna: schade door bodembeweging) te vergoeden met toepassing van het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht. Het IMG is hierin onafhankelijk. De kosten voor het herstel van funderingsschade die is veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld of gasopslag Norg, worden bij de NAM in rekening gebracht op grond van artikel 15 van de Tijdelijke wet Groningen. Deze kosten kunnen ook worden verhaald op de NAM. Het recht op vergoeding van schade omvat op grond van artikel 184 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in situaties waarin er sprake is van een ernstige en onmiddellijke dreiging ook de «kosten van iedere redelijke maatregel ter voorkoming of beperking van schade». Daarmee heeft het IMG op grond van de reeds in de Tijdelijke wet Groningen vastgelegde taak al de mogelijkheid te kiezen voor duurzaam herstel door een redelijke maatregel ter voorkoming van schade, in plaats van die schade slechts te herstellen of daar een vergoeding voor te geven. Dergelijke maatregelen vallen daarmee binnen de taak van het IMG en zijn dus ook middels een door mij op te leggen heffing te verhalen op de NAM.
Daarnaast is bij de stemming over het wetsvoorstel Versterken een amendement aangenomen waarmee het IMG de mogelijkheid krijgt om maatregelen te nemen die een duurzaam herstel van schade mogelijk maken die verder gaan dan wat redelijk is ter voorkoming of beperking van schade door bodembeweging (artikel 6:184 BW).
Ik heb het IMG gevraagd in kaart te brengen welke gevallen dit betreft en hoe
vaak dit voorkomt. Zodra duidelijk is hoe het IMG hier uitvoering aan zal geven, zal ik met de NAM het gesprek aangaan over de kosten.
Uit de jaarcijfers van de Nationaal Coordinator Groningen blijkt dat nog circa 24.853 woningen in Groningen op de lijst met te versterken woningen staan, klopt dit? Hoeveel zijn de kosten van de versterking in totaal geweest? Welk deel daarvan heeft de NAM betaald? Welk deel van de totale kosten waren uitvoeringskosten?3
Het aantal van 24.853 klopt niet. Deze gaat ervan uit dat alle woningen in de scope versterkt dienen te worden.
Uit het dashboard (stand van zaken 31 maart 2021) op de website van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) is op te maken dat in totaal 26.809 adressen onderdeel uitmaken van de scope. Van 13.386 adressen is een versterkingsadvies opgesteld. De overige adressen zullen nog een opname en beoordeling krijgen, hiervan is dus nog niet bekend of deze woningen versterkt dienen te worden. Bij een deel van de adressen met een versterkingsadvies wordt een keuze aan de eigenaar voorgelegd voor een eventuele herbeoordeling, na deze herbeoordeling kan blijken dat deze woning geen versterking meer nodig heeft. Bij 1.865 adressen is het versterkingstraject afgerond.
De NAM heeft tot 31 december 2018 informatie aangeleverd aan de NCG waaruit blijkt dat er € 920 miljoen is uitgeven aan versterking. Daarbij is niet afzonderlijk inzichtelijk gemaakt welk deel hiervan is uitgeven aan uitvoeringskosten. De NAM leverde de informatie aan in het kader van de periodieke voortgangsrapportages van de NCG. Over 2019 heeft NAM niet gerapporteerd. Vanaf 2020 lopen de versterkingskosten via de BZK-begroting. In de tweede suppletoire begroting 2020 is aangeven dat de geraamde versterkingskosten in 2020 € 297 miljoen bedragen. De uitvoeringskosten zijn in de tweede suppletoire begroting geraamd op € 59 miljoen in 2020. Deze kosten worden in rekening gebracht bij de NAM met uitzondering van de btw. De gerealiseerde versterkingskosten en uitvoeringskosten in 2020 zullen op Verantwoordingsdag in het jaarverslag van BZK worden gepubliceerd.
Kunt u een inschatting maken welke kosten gemaakt gaan worden voor de circa 24.853 die nog op de lijst te versterken woningen staan? Welk deel zal uitvoeringskosten zijn? Wel deel zal de NAM betalen?
In de Kamerbrief van 31 maart 2021 (Kamerstuk 33 529, nr. 866) is gemeld dat op basis van de huidige kennis over de uitvoering van de versterkingsoperatie de raming van de uitgaven € 5 miljard bedraagt. De verwachting is dat het deel uitvoeringskosten ongeveer 13% zal zijn.
Bij deze cijfers dient te worden opgemerkt dat het om ramingen gaat en deze – zoals altijd met ramingen – met een grote mate van onzekerheid omgeven zijn. Achteraf worden de daadwerkelijk gemaakte kosten met uitzondering van de btw doorbelast aan de NAM.
Daarnaast zullen kosten gemaakt worden in het kader van de bestuurlijke afspraken die gemaakt zijn met de regio over de uitvoering van de versterkingsoperatie. Dit is toegelicht in de Kamerbrief van 6 november 2020 (Kamerstuk 33 529, nr. 830).
Op welke punten is er op dit moment geen overeenstemming met de NAM over de verdeling van de te maken kosten?
Over de verdeling van de kosten voor schade is geen discussie met NAM. De discussie met de NAM gaat over de omvang van de aan de NAM doorbelaste kosten. Zoals ik mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in de brief van 31 maart jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 866) heb aangegeven, heeft de NAM in een brief kenbaar gemaakt dat de NAM onder andere van oordeel is dat de TCMG het bewijsvermoeden in een te groot gebied toepast en dat de lat om het bewijsvermoeden te ontzenuwen te hoog ligt. De NAM is ook in bezwaar gegaan tegen de met een heffing in rekening gebrachte kosten van het IMG, maar dat bezwaar nog niet van gronden voorzien.
Ten aanzien van de versterkingsopgave is in dezelfde Kamerbrief over het verschil van inzicht met NAM het volgende vermeld: «Het belangrijkste aandachtspunt van NAM is dat NAM stelt dat de NPR 9998, waarmee beoordeeld wordt of gebouwen aan de veiligheidsnorm voldoen, te conservatief zou zijn en te conservatief zou worden toegepast. Daarnaast stelt NAM dat de kosten van de versterkingsoperatie alleen bij NAM in rekening gebracht kunnen worden wanneer deze gebaseerd zijn op de meest recente inzichten. De in rekening gebrachte kosten voor het derde kwartaal van 2020 heeft NAM, ondanks het verstrijken van de betaaltermijn, nog niet voldaan. NAM meent, na hierover te zijn aangesproken door haar externe accountant, dat de factuur onvoldoende informatie bevat om de kosten te verantwoorden in haar boekhouding en jaarrekening. De Minister van BZK is hierover met NAM in gesprek.»
Welke kosten worden er op dit moment door de staat gemaakt voor de aanpak van de ellende in Groningen waarvoor de NAM niet haar deel betaalt?
De NAM betaalt cf. de afspraken met de Staat (Kamerstuk 33 529, nr. 428 en Kamerstuk 33 529, nr. 680) alle kosten die noodzakelijk zijn om gebouwen aan de veiligheidsnorm te laten voldoen. De kosten die nodig zijn om gebouwen aan de veiligheidsnorm te laten voldoen worden door de Staat voorgeschoten en door middel van gedeclareerde facturen in rekening gebracht bij de NAM.
De NAM heeft, met uitzondering van één factuur, alle doorbelaste kosten betaald. De factuur waarvan betaling door de NAM is opgeschort betreft de kosten voor de versterkingsoperatie in het derde kwartaal van 2020. Ik heb uw Kamer hierover op 31 maart jl. geïnformeerd (Kamerstuk 33 529, nr. 866).
Daarnaast draagt de Staat bij aan het Nationaal Programma Groningen om de leefbaarheid en de economische ontwikkeling van Groningen te stimuleren. De Staat draagt bij aan de operationele kosten van het woonbedrijf en het werk- en onderzoeksbudget van de NCG. Tevens compenseert de Staat de provincie en gemeenten in het aardbevingsgebied voor de extra kosten die deze maken ten gevolge van de aardbevingsproblematiek.
Bij het versterken van woningen is vanwege sociaal-maatschappelijke redenen in een aantal specifieke gevallen besloten om meer te doen dan voor de veiligheid noodzakelijk is. De Staat draagt dan samen met de regio bij om – boven op de bijdrage van NAM voor de veiligheid – sloop/nieuwbouw te kunnen realiseren in de uitvoering van batch 1588 en in verschillende projecten in onder andere Appingedam en Delfzijl. Ook draagt de Staat de kosten voor het openstellen van het loket ten behoeve van de huurders.
Ten slotte zijn met de regio bestuurlijke afspraken gemaakt over de toekomst van de versterkingsoperatie (Kamerstuk 33 529, nr. 830). In 2021 worden de eerste middelen beschikbaar gesteld. In de 1ste suppletoire begroting 2021 zal een overzicht worden gegeven van de actuele bedragen die hier mee zijn gemoeid.
Klopt het dat er onenigheid is met de NAM over het gebruik van de gasopslag bij Norg? Loopt hierover een arbitragezaak?
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 9 maart 2021 (Kamerstuk 33 529, nr. 850) heb ik met de NAM, Shell en ExxonMobil overeenstemming bereikt over de gewijzigde inzet van de gasopslag Norg. De gasopslag Norg zal niet langer met Groningengas gevuld worden, maar met geconverteerd hoogcalorisch gas. Ik heb afgesproken de hoogte van de marktconforme vergoeding te laten vaststellen door een arbitragepanel. Deze arbitrage wordt nog opgestart, maar is dus nog niet formeel gestart.
Wat vindt u ervan dat de NAM weigerde de volledige kosten van de stuwmeerregeling te vergoeden? Deelt u de mening dat als de NAM iedereen snel en fatsoenlijk had gecompenseerd deze regeling niet nodig was geweest? (Kamerstuk 33 529, nr. 842)
Hoewel ik natuurlijk liever had gehad dat er nooit een stuwmeerregeling nodig was geweest, ben ik tevreden dat we zoveel Groningers hebben kunnen helpen. Zonder instemming van de NAM vooraf, is door de Staat de keuze gemaakt om in het belang van de snelle en ruimhartige afhandeling van oude aanvragen om schadevergoeding niet aan alle specifieke vereisten van het civiele aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht te toetsen. Als gevolg hiervan ontbrak een juridische basis voor het verhalen van de kosten van de stuwmeerregeling op de NAM. NAM heeft een aanzienlijk deel van de kosten van de stuwmeerregeling wel betaald. Met de stuwmeerregeling is gekozen voor een goede oplossing voor bewoners die al lang in onzekerheid verkeerden. Dat belang heeft geprevaleerd.
Bent u bereid alsnog de 15,2 miljoen op de NAM te verhalen?
Ik heb met uw Kamer op 28 januari jl. de met de NAM gesloten overeenkomst gedeeld (Kamerstuk 33 529, nr. 842). Hierin is opgenomen dat zowel de NAM als de Staat niets meer te vorderen hebben van elkaar ten aanzien van de stuwmeerregeling.
Wat zegt het over de NAM dat zij tot achter de komma onderhandeld over vergoedingen voor schade waarvan zij zelf de oorzaak is? Vindt u niet ook dat uw ambtsvoorganger zich veel te slap opstelde richting de olies?
Het kabinet had twee prioriteiten: zo snel mogelijk de gaswinning uit het Groningenveld afbouwen en NAM op afstand zetten. Beide gaan voorspoedig. Zo wordt de gaswinning al veel eerder beëindigd dan voorzien. Daarmee wordt de oorzaak van de aardbevingen weggehaald. Tevens heb ik u onlangs geïnformeerd over het afronden van het op afstand zetten van de NAM (Kamerstuk 33 529, nr. 866). Het is aan de NAM om verantwoording af te leggen over zijn opstelling tijdens de onderhandelingen. Daar doe ik geen uitspraken over.
Kunt u een overzicht geven hoe vaak en waarover sinds 2018 met de NAM is gepraat en onderhandeld over de verdeling van de kosten en opbrengsten? Staan er op dit moment gesprekken en onderhandelingen gepland?
Over de verdeling van de kosten en opbrengsten van de gaswinning binnen het gasgebouw is niet met NAM gesproken, maar met de aandeelhouders van NAM. In het Akkoord op Hoofdlijnen dat mijn ambtsvoorganger in 2018 met Shell en ExxonMobil is overeengekomen, zijn afspraken gemaakt over de verandering van de afdrachten. Sindsdien is deze verdeling niet aangepast.
Met de NAM is de afgelopen jaren veelvuldig gesproken over het op afstand plaatsen van NAM. Ik heb uw Kamer onlangs geïnformeerd over het afronden hiervan (Kamerstuk 33 529, nr. 866).
Bent u bereid om wanneer u niet met Shell en Exxon tot overeenstemming kunt komen dit aan de rechter voor te leggen?
Voor zover de vraag ziet op de kosten van schade en versterken: daarover is geen overeenstemming met Shell en ExxonMobil nodig. In de brief (Kamerstuk 33 529, nr. 866) over het op afstand plaatsen van NAM heb ik aangegeven er streng op toe te zien dat alle kosten die bij NAM in rekening kunnen worden gebracht, ook in rekening zullen worden gebracht. Ook heb ik daarbij aangegeven dat de mogelijkheid dat de discussies met NAM uitmonden in juridische procedures reëel is, en dat het kabinet zich daarop voorbereidt en daarbij geen juridische middelen onbenut zal laten.
Bent u bereidt Shell en Exxon een extra belastingheffing op te leggen om te zorgen dat ze hun rechtvaardig deel van de veroorzaakte ellende in Groningen betalen?
Uw Kamer heeft mij middels de motie van het lid Nijboer (Kamerstuk 35 603, nr. 76) verzocht om «een heffing op de oliebedrijven te onderzoeken, zodat ook de kosten die zij niet willen vergoeden, zoals die gemaakt voor de stuwmeerregeling, op hen kunnen worden verhaald». Ik zal uw Kamer hier op korte termijn over informeren.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk één voor één en niet geclusterd beantwoorden?
Ja.
Het oprichten van een wooncoöperatie in de Tweebosbuurt in Rotterdam |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat bewoners van de Tweebosbuurt in Rotterdam een wooncoöperatie willen oprichten en daarmee sloop kunnen voorkomen?1
De Woningwet stelt een aantal eisen aan de oprichting van een wooncoöperatie. Het is aan lokale partijen om te bezien of een initiatief voor het oprichten van een wooncoöperatie wenselijk en haalbaar is.
Waarom stemt Vestia niet in met het onderzoek naar de oprichting van een wooncoöperatie, terwijl de bewoners in de Tweebosbuurt wettelijk gezien recht hebben op een onderzoek en ook op ondersteuning van de woningcorporatie daarbij? Kunt u in uw toelichting ingaan op het feit dat alleen al sinds het verzoek om een gesprek over het willen oprichten van een coöperatie er zes maanden de tijd gegeven moet worden aan de bewoners?2
Indien bewoners van tenminste vijf in elkaars nabijheid gelegen huurwoningen de intentie hebben om een wooncoöperatie op te richten, kunnen zij een gesprek aangaan met de corporatie over de mogelijkheden. Ik heb begrepen dat bij het verzoek om een gesprek aan de corporatie al duidelijk was dat de situatie niet voldeed aan de eisen die de wet daar aan stelt om gekwalificeerd te worden als wooncoöperatie. Om te voldoen aan de definitie van een wooncoöperatie zoals bedoeld in de Woningwet dient er sprake te zijn van huurders van ten minste vijf in elkaars nabijheid gelegen woongelegenheden die financieel, administratief, bouwtechnisch, stedenbouwkundig of anderszins een eenheid vormen. Bij de bewoners van de Tweebosbuurt is echter sprake van een initiatief van huurders/bewoners van een achttal woningen die zijn verspreid over een viertal woonblokken gelegen in een vijftal straten. De Autoriteit woningcorporaties heeft op 31 maart jl. aan bewoners gemeld dat hun initiatief, gezien de ligging van de woningen, zich niet kenmerkt als een initiatief in de zin van de wet. Daarnaast, zo meldde de Autoriteit woningcorporaties, is in het initiatief tevens sprake van huurwoningen die niet bewoond worden door leden van het initiatief, terwijl dit eveneens een wettelijk vereiste is. Om deze reden kan het initiatief geen gebruik maken van de mogelijkheden die de Woningwet geeft.
Waarom beroept Vestia zich erop dat de huizen «geen eenheid» zouden vormen, terwijl wettelijk gezien er minimaal vijf bij elkaar in de buurt liggende woningen nodig zijn om een wooncoöperatie op te kunnen richten, wat hier het geval is? Bovendien is er een administratieve eenheid in de vorm van De Unie van en voor de Tweebossers? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 2 is er geen sprake van een wooncoöperatie zoals de wet deze bedoelt. Er is geen sprake van huurders van ten minste vijf in elkaars nabijheid gelegen woongelegenheden die financieel, administratief, bouwtechnisch, stedenbouwkundig of anderszins een eenheid vormen.
Hoe verhoudt het niet meewerken of zelfs tegenwerken van de oprichting van een wooncoöperatie door een woningcorporatie zich tot uw eigen woorden dat «in de Woningwet geen wettelijke beperkingen staan voor het oprichten van een wooncoöperatie»?4
Hoewel de Woningwet geen beperkingen oplegt aan initiatieven die een wooncoöperatie wensen op de richten is de woningcorporatie niet verplicht om de woningen aan het initiatief te verkopen. Zie daarvoor tevens mijn antwoord op vraag 7.
Waarom is Vestia gestopt met de bemiddeling in de Tweebosbuurt en lijkt deze corporatie er alles aan te doen om de sloop van de huurhuizen door te drukken ondanks het aanhoudende en breed gedragen verzet uit de buurt? In hoeverre zijn oprechte gesprekken over alternatieve oplossingen zoals de oprichting van een wooncoöperatie dan nog mogelijk?5
De gemeente Rotterdam en Vestia geven het volgende aan:
Afgelopen jaar hebben Vestia en een bewonersgroep een bemiddelingstraject afgerond. Het resultaat daarvan is dat Vestia toezegt dat alle vaste bewoners die eind oktober 2020 nog in de Tweebosbuurt wonen, desgewenst in de Tweebosbuurt kunnen blijven wonen c.q. terugkeren. Op basis van een inventarisatie onder deze bewoners heeft Vestia bovendien besloten om 11 woningen te renoveren in plaats van te slopen. De mediation heeft dus wel degelijk tot een alternatieve oplossing geleid. Ruim 90% van de bewoners is inmiddels verhuisd naar een andere woning waarvan het overgrote deel in de directe omgeving een plek heeft gevonden.
Is het gezien het feit dat Vestia wordt opgesplitst en zal ophouden te bestaan niet logisch om bewoners juist nu de mogelijkheid te geven een wooncoöperatie op te richten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is er een mogelijkheid dat een andere corporatie het coöperatieplan van de Unie van en voor de Tweebossers begeleidt? Kunt u uw antwoord toelichten?6
Er is geen inhoudelijke relatie tussen de voorgenomen opsplitsing van Vestia en het mogelijk oprichten van wooncoöperaties. Het opsplitsen van Vestia maakt onderdeel uit van de structurele oplossing voor Vestia, met als doel om te komen tot drie gezonde, zij het sobere corporaties. Het voorstel om een wooncoöperatie op te richten moet op zijn eigen merites beoordeeld worden. Zoals gezegd is het aan lokale partijen om de wenselijkheid en haalbaarheid te beoordelen.
Hoe verhoudt het niet meewerken of zelfs tegenwerken van de oprichting van een wooncoöperatie zich tot de paragraaf uit het nog geldende regeerakkoord van kabinet Rutte III, dat de mogelijkheden voor wooncoöperaties juist wil vergroten?7
De afgelopen periode is op basis van het regeerakkoord in samenwerking met Platform31 een Actieprogramma wooncoöperaties opgezet en uitgewerkt. In de eerste fase heeft het programma zich met name gericht op het vergroten van de bekendheid van wooncoöperaties bij huurders, gemeenten en corporaties. Daarnaast speelde het programma een belangrijke rol bij het vullen van een gereedschapskist met tools voor de oprichting van een wooncoöperatie. In de tweede fase zijn initiatieven daadwerkelijk ondersteund. Tijdens deze fase is gebleken dat er grote belangstelling is voor het realiseren van nieuwbouwprojecten voor speciale doelgroepen door het hele land, ook bij gemeenten. Daarnaast willen enkele initiatieven bestaande gebouwen van de gemeente of woningcorporatie overnemen. Een aantal initiatieven worden op verschillende manieren door mij professioneel ondersteund via Platform31 om de daadwerkelijke realisering ervan te bevorderen. Het vergroten van de mogelijkheden voor wooncoöperaties betekent voor corporaties en gemeenten waarin deze gelegen zijn echter nog steeds dat er een belangenafweging dient plaats te vinden. Met de vorming van een coöperatie worden de sociale huurwoningen namelijk onttrokken aan de sociale voorraad en deze woningen zijn daarmee niet meer beschikbaar voor de gehele doelgroep. Om deze reden dient een beslissing tot medewerking altijd zorgvuldig te worden genomen. Een corporatie is dan ook niet verplicht om de woningen aan een wooncoöperatie te verkopen.
Hoeveel wooncoöperaties zijn er opgericht ten tijde van het kabinet Rutte II en hoeveel tijdens het kabinet Rutte III?
Het is mij niet bekend hoeveel wooncoöperaties er zijn opgericht door huurders van corporaties. Op de site van Cooplink, een organisatie die wooncoöperatie initiatieven bij het delen van kennis ondersteunt, zijn veel initiatieven opgenomen. Het gaat hierbij echter ook om initiatieven die nieuwbouw wensen te realiseren c.q. gerealiseerd hebben.
Zijn er voorbeelden uit andere gemeenten met andere woningcorporaties die niet hebben meegewerkt aan de oprichting van wooncoöperaties, koop- of beheercoöperaties? Hoe vaak is dat voorgekomen en om welke woningcorporaties gaat het?
Ik ben niet bekend met initiatieven waarbij corporaties geen medewerking hebben gegeven aan de oprichting. Zoals ik in antwoord 7 heb aangegeven vindt bij een verzoek altijd een zorgvuldige belangenafweging plaats, waarbij ook de zienswijze van de gemeente een belangrijke rol speelt.
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden en niet clusteren?
Ja
Bewoners die na een verwoestende brand in een door gaswinning onveilige woning nu alles kwijt zijn |
|
Sandra Beckerman |
|
Bas van 't Wout (minister economische zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u de berichten «Eerst de aardbevingen nu een verwoestende brand: «We zijn alles kwijt»1», «Boerderijbrand Roodeschool werd veroorzaakt door kinderen»2 en «Slaappillen helpen niet meer»?3
Ja.
Bent u zich ervan bewust dat het gezin Klok al sinds 2012 schade aan hun woning heeft, ze in 2017 uit hun onveilige woning moesten en deze vervolgens in 2020 afbrandde waardoor ze alles kwijt zijn?
Wij zijn ons er van bewust dat sommige eigenaren die te maken hebben met schade en/of versterking in lastige situaties verkeren. Hier hebben wij aandacht voor. Daarom hebben wij onder meer in de bestuurlijke afspraken van 6 november jl. middelen vrijgemaakt voor dergelijke situaties.
Wij zijn bekend met de situatie van het gezin waar deze vragen over gaan en deze grijpt ons zeer aan. Alle betrokkenen begrijpen dat het voor de bewoners een hele vervelende situatie is. Gezamenlijk wordt dan ook nagedacht hoe situaties zoals deze zo snel en zo goed mogelijk kunnen worden opgelost.
Wij doen echter geen mededelingen over de details van individuele situaties.
Bent u ervan op de hoogte dat ruim een half jaar na de brand er geen oplossing is voor het gezin?
Zie antwoord vraag 2.
Weet u dat de verzekeraar geen aansprakelijkheid erkent?
Zie antwoord vraag 2.
Weet u dat gelijktijdig ook de Nationaal Coordinator Groningen niet – alsnog –wil zorgen dat het gezin een zelfde woning met bijbehorende schuren terugkrijgt?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u, ondanks dat u geen vragen over individuele gevallen wilt beantwoorden, in algemene zin aangeven waar de aansprakelijkheid volgens u ligt? Wie moet zorgen dat er in geval van brand in een onveilig verklaarde onbewoonde woning de schade vergoed wordt?
Nee, de aansprakelijkheid voor een brand zal per geval per geval moeten worden beoordeeld.
Binnen welke termijn moet volgens u deze schade vergoed worden?
Indien de schade kan worden verhaald op een veroorzaker moet dat tussen partijen worden bepaald. Indien de schade wordt vergoed door een verzekeraar is dat een zaak tussen de verzekeraar en de verzekerde.
Deelt u de mening dat een uitputtende – juridische – strijd van bewoners van wie de onveilige, onbewoonde woning afbrandt ten alle tijden voorkomen dient te worden? Zo ja, wat gaat u eraan doen nu dit wel gebeurt?
Wij delen de mening dat bewoners zo veel mogelijk ontlast dienen te worden bij versterking van hun woning en de afhandeling van schade als gevolg van gaswinning in het Groningenveld of Norg. Hier zetten de NCG en het IMG zich voor in. De procedures bij de NCG en het IMG zijn erop gericht de bewoner te ontlasten door bijvoorbeeld het toewijzen van een begeleider per individuele situatie. Daarnaast biedt Stut & Steun hulp bij vragen over juridische procedures.
Kunt u in het kader van aangenomen motie-Beckerman (Kamerstuk 35 603, nr. 50 (ook) in gesprek gaan met deze gedupeerden?
Woensdag 21 april jl. hebben wij samen met de Minister-President in Groningen gesproken met een aantal gedupeerden, in het kader van deze motie. Daarnaast heeft de NCG regelmatig gesprekken met eigenaren van woningen in de versterkingsopgave. Dit geldt in het bijzonder voor eigenaren in complexe situaties die echt maatwerk vergen. Ook met de eigenaren van de boerderij in Roodeschool is de NCG in gesprek.
De voorgenomen verkoop van het gemeentelijk recreatieoord Hoek van Holland |
|
Sandra Beckerman , Frank Futselaar |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het artikel in de NRC, het voornemen van de gemeente Rotterdam om het gemeentelijke recreatieoord via een aanbesteding te verkopen en de petitie voor behoud van het recreatieoord uit 1923 die inmiddels meer dan 12,5 duizend keer is ondertekend?1 2
Uit het artikel maak ik op dat het besluit van het Rotterdamse college, om een recreatieoord dat in eigendom en beheer is bij de gemeente aan een marktpartij te verkopen (althans in erfpacht uit te geven), voor ophef zorgt en vragen oproept. De recreanten zijn bezorgd dat de nieuwe erfpachter/exploitant de huur verhoogt of opzegt en dat zij dan de plek en de waarde van hun huisjes verliezen. In dit verband is van belang dat de voorgenomen vestiging van een erfpachtrecht een bevoegdheid is van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, waarbij in dit geval de beslissing nog aan de gemeenteraad wordt voorgelegd. Als Minister van BZK heb ik in deze kwestie geen rol of bevoegdheid.
Welke wettelijke rechten hebben eigenaren en huurders van recreatiewoningen wanneer de (grond)eigenaar de grond verkoopt, zoals het voornemen is van de gemeente Rotterdam? Welke mogelijkheden tot inspraak of bezwaar hebben de recreanten, huurders en eigenaren?
Voor zover u doelt op de rechten van de huurders in het traject, kan ik aangeven dat uit openbare informatie van de gemeente blijkt dat het college van plan is om de grond via een aanbesteding in erfpacht uit te geven. Potentiële nieuwe exploitanten die aan de aanbesteding deelnemen, moeten in dat traject aangeven hoe zij met de belangen van de huurders willen omgaan. Het college geeft aan dat het, om er zeker van te zijn dat alle belangen gehoord worden, een advies zal vragen aan de gebiedscommissie en dat het in overleg zal gaan met de Recreanten Adviesraad (RAR) van het recreatieoord. Uit openbare informatie van de gemeente blijkt tevens dat er op 14 december 2020 een informatiebijeenkomst is geweest, er een online spreekuur is en dat de gemeenteraad in april inspraak organiseert. Het is belangrijk dat mensen hun mening, vragen of zorgen aan het college en de gemeenteraad laten horen zodat het gemeentebestuur een beslissing kan nemen waarbij alle betrokken belangen meegenomen zijn.
Welke garanties krijgen huurders en eigenaren over de hoogte van de huurprijs, de waarde van de caravan of recreatiewoning en de verblijfsduur ná een verkoop, en hoe worden deze garanties vastgelegd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Als Minister van BZK kan ik alleen in algemene zin aangeven dat bij de verkoop of uitgifte in erfpacht van een recreatieterrein de lopende huurcontracten overgaan op de nieuwe verhuurder. Dat volgt uit artikel 7:226 van het Burgerlijk Wetboek. Bij afloop van de contracten kunnen door de nieuwe verhuurder wel nieuwe voorwaarden worden gesteld. Wat betreft de waarde van de op huurgrond gelegen caravan of recreatiewoning geldt dat in geval van een situatie van huuropzegging door de verhuurder, deze opzegging gepaard kan gaan met een vergoeding aan de huurder. Dit zal afhangen van het individuele geval waarbij alle feiten en omstandigheden zullen worden meegenomen, zoals bijvoorbeeld de huurovereenkomst, de staat van onderhoud en de aanwezigheid van toestemming van de verhuurder voor de opstallen. Zoals in het antwoord op vraag twee aangegeven, heb ik begrepen dat het college bij de aanbesteding mee wil laten wegen hoe de nieuwe verhuurder met de belangen van de huurders zal omgaan. Het college heeft de mogelijkheid om hierover voorwaarden op te nemen in de erfpachtovereenkomst.
Op welke manieren zijn huurders en eigenaren van recreatiewoningen op het vakantieoord Hoek van Holland betrokken bij de voorgenomen verkoop, en is hen de mogelijkheid geboden om het vakantiepark (gezamenlijk) te kopen of zelf te exploiteren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het college geeft aan dat zij de Recreanten Adviesraad (RAR) van het recreatieoord en de inbreng van huurders daarvan zal betrekken bij de selectie van de nieuwe exploitant in het kader van de aanbesteding. Uit de informatie van de gemeente blijkt verder dat Rotterdam een marktpartij zoekt als nieuwe exploitant. Het is onder andere afhankelijk van de voorwaarden die verbonden worden aan de aanbesteding of betrokkenen, wanneer overgegaan wordt tot een aanbestedingsprocedure, zich kunnen organiseren en kunnen meedingen naar overname van het recreatiepark. Deze mogelijkheid kan mede onderdeel vormen van het debat in de gemeenteraad van Rotterdam.
Hadden de huurders en eigenaren van recreatiewoningen op het vakantieoord Hoek van Holland niet in een eerder stadium op de hoogte gesteld moeten worden van de gemeentelijke plannen voor een Europese aanbesteding van het vakantiepark? Zo nee, deelt u de mening dat het eerlijker, transparanter en beter voor het vertrouwen is om recreanten van af het begin op de hoogte te stellen?
Aan besluitvorming in het college gaat de nodige voorbereiding vooraf, van eerste idee naar de definitieve uitwerking. Uit informatie van de gemeente maak ik op dat het college ervoor gekozen heeft om de beslissing om het recreatieoord in erfpacht uit te geven bekend te maken toen de uitwerking voldoende gereed was. Dit om te voorkomen dat er door onvoldoende voorbereiding vragen zouden zijn die nog niet beantwoord konden worden en die alleen al om die reden onrust zouden veroorzaken. Het is aan de gemeenteraad om te beoordelen of het college de recreanten op het park eerder op de hoogte had moeten stellen. Uit informatie van de gemeente blijkt verder dat er op 14 december 2020 een online informatiebijeenkomst is geweest, dat in april inspraak georganiseerd wordt en dat er een online spreekuur is opengesteld.
Deelt u de mening dat betaalbare publieke voorzieningen, zoals het Hoek van Hollandse recreatieoord, behouden moeten blijven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze kunnen zowel de gemeentelijke voorziening als de betaalbaarheid worden beschermd?
Ik vind het belangrijk dat er in Nederland voldoende ruimte is om te wonen, werken en te recreëren. Als Minister van BZK heb ik echter geen landelijk beleid of standpunt ten aanzien van de betaalbaarheid en aanwezigheid van gemeentelijke recreatieoorden als in Hoek van Holland.
Van hoeveel recreatieoorden in ons land is de grond in handen van gemeenten, hoeveel recreatieoorden worden geëxploiteerd door een gemeente en hoeveel van deze oorden dreigen te worden verkocht, al dan niet aan commerciële bedrijven?
Ik heb geen gegevens over de vraag hoeveel recreatieoorden in Nederland door gemeenten worden geëxploiteerd en hoeveel er worden verkocht. B en W van Rotterdam geven aan dat Rotterdam vrijwel de laatste gemeente in Nederland is die nog een recreatieoord exploiteert. Er zijn bij mij geen voorbeelden bekend van andere nog functionerende «gemeentelijke parken». Navraag bij de branchevereniging HISWA-RECRON leert dat er wel bedrijven zijn die pachten van gemeenten. Branchevereniging HISWA-RECRON schat in dat het om enkele tientallen bedrijven gaat.
Waar in de wet Markt en Overheid staat dat gemeenten alleen een recreatieoord mogen exploiteren als dat kostendekkend is, wat wordt hier precies mee bedoeld en waarom?3 Maakt het Rotterdamse recreatieoord nu winst of verlies en in hoeverre is dit bekend of inzichtelijk voor de recreanten?
De Wet Markt en Overheid heeft de Mededingingswet gewijzigd en bevat gedragsregels die in beginsel van toepassing zijn voor overheden die economische activiteiten verrichten. In artikel 25i van de Mededingingswet is geregeld dat de overheid een product of dienst niet onder de kostprijs mag aanbieden. Zij moet wanneer zij producten of diensten aan derden aanbiedt, zoals het exploiteren van een recreatieoord, ten minste de integrale kosten van dat product of die dienst in rekening brengen.
Het college geeft aan dat er sprake is van een verlieslatende exploitatie. Gegevens over de exploitatie van het recreatieoord kunnen marktgevoelige informatie zijn. Zij kunnen immers de financiële positie van de gemeente raken. De wethouder heeft bij brief d.d. 1 april 2021 aan twee raadscommissies de exploitatieresultaten van de laatste vijf jaar wel bekend gemaakt.4
Welke instrumenten hebben Rijk, provincies en/of gemeenten om te voorkomen dat (delen van) duingebieden of andere natuur in commerciële (buitenlandse) handen komen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Indien dit nodig zou zijn, dan kunnen overheden zelf privaatrechtelijk gronden aankopen of in het uiterste geval eigenaren onteigenen als er nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien. De bescherming van de waarden of functies van duingebieden gebeurt overigens via het publiekrecht door de aanwijzing als bijvoorbeeld Natura 2000 gebied of waterkering. Indien, zoals in dit geval, er sprake is van een Europese aanbesteding is het normaliter niet toegestaan om buitenlandse partijen uit te sluiten. Een buitenlandse eigenaar moet ook aan de Nederlandse regels voldoen.
Deelt u de mening dat het recreatiepark een uniek onderdeel is van het sociale erfgoed van Rotterdam en daarom beschermd moet worden tegen overname door partijen met een louter commerciële afweging? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan de gemeente Rotterdam om te beoordelen of het recreatiepark onderdeel is van het sociaal erfgoed van Rotterdam en wat dit betekent voor de uitgifte in erfpacht, de exploitatie van het park en onder welke voorwaarden dit gebeurt. Vanuit de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten, zie ik als Minister van BZK geen rol om namens het Rijk een oordeel te geven over privaatrechtelijke handelingen van de gemeente Rotterdam met betrekking tot de gemeentelijke grond en de exploitatie van het recreatiepark in Hoek van Holland.
Bent u bereid om met de gemeente Rotterdam in gesprek te gaan en een poging te doen om het gemeentelijke recreatieoord in publieke handen te houden? Zo nee, waarom niet?
Omdat ik in deze kwestie als Minister van BZK geen verantwoordelijkheid heb zie ik geen aanleiding om met de gemeente in gesprek te gaan. Zoals in het antwoord op vraag 10 aangeven, is het niet aan mij om te treden in de toepassing van lokale bevoegdheden met betrekking tot grondeigendom waarmee ook geen nationaal belang gemoeid is. Dit geldt evenzo voor de gemeentelijke keuzes over de exploitatie van het recreatieoord. De afweging van de betrokken belangen en argumenten zal onder andere plaatsvinden in het overleg tussen het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Rotterdam over de verkoop van het recreatieoord.
De virtuele verkoop van groene stroom aan Amazon |
|
Henk van Gerven , Sandra Beckerman |
|
Bas van 't Wout (minister economische zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht in NRC over de virtuele verkoop van groene stroom aan Webwinkel Amazon?1
Ja.
Is het waar dat de verkoop van groene stroom aan Amazon de hoeveelheid energie omvat die circa een half miljoen huishoudens gebruiken?
Ja, dat klopt.
Kunt u aangeven op welke wijze dergelijke transacties binnen de huidige wet- en regelgeving vallen en op welke wijze deze bijdragen aan de klimaatdoelen? Ondermijnt een dergelijk contract niet het draagvlak om de klimaatdoelen in ons kleine zeer dichtbevolkte land te halen?
Om de bouw van deze duurzame energiebronnen te bevorderen is er een Europees systeem van Garanties van Oorsprong (GvO’s) afgesproken. Voor elektriciteit is dit in Nederland geregeld in de Elektriciteitswet 1998 en de Regeling garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong.
Op het eerste gezicht kan het GvO-systeem verwarrend lijken, want het lijkt alsof de opgewekte stroom uit hernieuwbare bronnen daadwerkelijk via een elektriciteitskabel wordt geleverd aan de kopers van de GvO’s. Dat is echter niet zo. Alle elektriciteit die wordt opgewekt, komt op het elektriciteitsnet voor transport naar de afnemers. Op het elektriciteitsnet kan je de elektronen die zijn opgewekt met hernieuwbare bronnen niet onderscheiden van elektronen die zijn opgewekt met fossiele bronnen. Omdat de stroom uit windparken zich met stroom uit bijvoorbeeld kolen- en gascentrales op het elektriciteitsnet mengt, kan een afnemer nooit alleen de stroom uit hernieuwbare bronnen afnemen. GvO’s maken het mogelijk voor elektriciteitsafnemers om administratief te waarborgen dat tegenover hun betaling voor elektriciteit, daadwerkelijk stroom met hernieuwbare bronnen geproduceerd is. Deze administratieve waarborg betekent dus niet dat de door de windparken opgewekte stroom daadwerkelijk naar een datacenter in het buitenland wordt geleverd.
Voor de Klimaatakkoorddoelstellingen geldt dat de CO2-reductie of de opwek van stroom uit hernieuwbare bronnen in Nederland plaats moet vinden. We willen met de opwek van elektriciteit specifiek in Nederland minder CO2 uitstoten.
Indirect vergroot de verkoop van GvO’s juist de kansen voor de energietransitie. Het biedt de opwekker van stroom uit hernieuwbare bronnen een extra inkomstenbron naast de verkoop van de stroom zelf. Dit verbetert de business case, en daarmee de uitrol, van dergelijke duurzame-energieprojecten. Door middel van dergelijke transacties lukt het om de uitrol van wind-op-zeeprojecten in Nederland subsidievrij te krijgen en te houden. Daarmee wordt het realiseren van de klimaatdoelstelling betaalbaarder.
Ligt het niet voor de hand dat de windparken die in de Nederlandse Noordzee worden geplaatst primair bedoeld moeten zijn voor duurzame energie voor Nederlands gebruik?
Zeker, en in de werkelijkheid gebeurt dat ook. Windparken op het Nederlandse deel van de Noordzee zijn primair bedoeld voor verbruik in Nederland. Daarom wordt de stroom van deze windparken ook in Nederland aan land gebracht en op het Nederlandse elektriciteitsnet ingevoed. Via het elektriciteitsnet komt de stroom primair bij de Nederlandse afnemers terecht.
Betekent een dergelijke transactie niet dat de druk om op land meer windturbines te plaatsen waartegen toenemende weerstand ontstaat, toeneemt?
Nee. Zoals ik hierboven heb beschreven komt alle stroom van de windparken op zee feitelijk primair bij de Nederlandse afnemers terecht.
Hoeveel SDE subsidie is gemoeid met de realisatie van dit windpark nu en in de toekomst?
Met dit windpark is geen SDE-subsidie gemoeid. Alleen de eerste twee windparken voor de kust bij Borssele hebben SDE-subsidie ontvangen. De laatste drie windparken die getenderd zijn, ontvangen alle geen subsidie. Het kabinet streeft ernaar om alle toekomstige windparken op zee subsidievrij te laten ontwikkelen door marktpartijen, en de extra waarde die GvO’s hebben helpt daarbij.
Hoeveel publiek geld is er gemoeid met het leggen van de electriteitskabels naar het vasteland en aansluiting op het net?
De kosten voor het net op zee voor de windparken uit de routekaart 2023 bedragen gemiddeld € 200 miljoen per jaar over een afschrijvingsperiode van 20 jaar. Naar schatting zullen de jaarlijkse gemiddelde kosten voor de routekaart 2030 € 650–750 miljoen worden. Dit is echter van vele factoren afhankelijk, zoals bijvoorbeeld de rentestand en de afschrijvingstermijn.
Bent u bereid een overzicht te geven van alle virtuele transacties rond groene stroom die in Nederland wordt geproduceerd?
Ja, feitelijk gebeurt dat al. Het systeem van GvO’s voor elektriciteit wordt uitgevoerd door CertiQ. Op de internetpagina van CertiQ wordt maandelijks een overzicht gepubliceerd over de gecertificeerde productie van duurzame elektriciteit in Nederland. Daarnaast wordt er gerapporteerd over import en export van GvO's. Dit overzicht biedt wel geaggregeerde volumes in verband met bedrijfsvertrouwelijke informatie.
Bent u bereid een overzicht te geven van alle Nederlandse bedrijven die elders in de wereld virtuele groene stroom aankopen zonder die zelf te gebruiken?
Alle Nederlandse energieleveranciers zijn op basis van de Elektriciteitswet 1998 en de Regeling afnemers en monitoring Elektriciteitswet 1998 en Gaswet verplicht om jaarlijks een stroometiket op te stellen. Bedrijven en huishoudens ontvangen dit stroometiket, passend bij hun energiecontract, jaarlijks. Op het stroometiket onderbouwen energieleveranciers op basis van hun afgeboekte certificaten van welke energiebron de geleverde elektriciteit afkomstig is. Op de internetpagina van CertiQ is geaggregeerde informatie te vinden over de import van certificaten uit het buitenland. Hieruit blijkt dat vooral GvO’s voor windenergie worden geïmporteerd uit bijvoorbeeld Italië en Spanje.
Kunt u aangeven hoeveel megawatt in Nederland geproduceerde groene stroom virtueel ons land verlaat en hoe deze in de nul-emissie-elektriciteit wordt meegenomen in de boekhouding van het bedrijf dat de energie virtueel heeft aangekocht en de Nederlandse boekhouding rond de emissie? Kunt u hiervan een overzicht geven?
GvO’s kunnen zowel in Nederland als in het buitenland worden gebruikt voor de onderbouwing van de levering van duurzame elektriciteit. Nederland importeert meer GvO’s uit het buitenland dan dat het exporteert. De netto import van GvO’s in Nederland was in 2020 42.689 GWh. De netto export van GvO’s was 2.528 GWh. Dat betekent dat GvO’s van in Nederland geproduceerde elektriciteit grotendeels worden gebruikt voor de onderbouwing van levering van elektriciteit in Nederland.
Kunt u aangeven hoe de ontstane grijze stroom wordt verkocht en hoe de controle op de juiste registratie van de emissie boekhouding is georganiseerd en op welke wijze hierop bij dubbele registratie wordt gehandhaafd?
De levering van grijze stroom wordt sinds 1 januari 2020 ook onderbouwd met certificaten (certificaten van oorsprong). Ook dit is geregeld in de Elektriciteitswet 1998 en de Regeling garanties van oorsprong en certificaten van oorsprong. De grijze stroom zelf kan verkocht worden op de elektriciteitsmarkt of via bilaterale contracten. De emissieboekhouding staat geheel los van het systeem van certificaten. Hierdoor kan er van dubbele registratie ook geen sprake zijn. De Nederlandse Emissieautoriteit borgt dat bedrijven, die deelnemen aan het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS) of vallen onder de wet- en regelgeving voor hernieuwbare energie vervoer en brandstoffen luchtverontreiniging, voldoen aan hun verplichtingen.
Kunt u aangeven op welke wijze de virtuele handel in energie bijdraagt aan het terugdringen van het gebruik van fossiele brandstof en de uitstoot van CO2 en NOx bij de koper van de virtuele energie?
GvO’s maken het mogelijk om een link te leggen tussen duurzame energieproductie en de levering van energie. De waarde van GvO’s zorgt voor een betere business case voor subsidieloze duurzame-energieprojecten. Een positieve business case is noodzakelijk om projecten als Hollandse Kust Noord subsidievrij te kunnen realiseren. In de SDE++ wordt bij aanvragen vanaf 2020 gecorrigeerd voor de waarde van GvO’s, waardoor er minder subsidie hoeft te worden uitgekeerd en er meer middelen beschikbaar blijven voor aanvullende projecten voor CO2-reductie.
Deelt u de mening dat een wildgroei van oncontroleerbare virtuele transacties rond energie onwenselijk is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke regelgeving kunnen we hierover verwachten?
Nee, die mening deel ik niet, aangezien de handel in GvO’s is vastgelegd in Europese en nationale regelgeving. Er is dus geen sprake van oncontroleerbare virtuele transacties.
Kunt u aangeven op welke wijze ook particulieren kunnen profiteren van de virtuele aankoop van energie? Kan iemand zijn gas- of kolenkachel blijven stoken door elders virtueel energie aan te kopen en weer door te verkopen?
GvO’s zijn het enige instrument waardoor de herkomst kan worden aangetoond van hernieuwbare bronnen. Zij worden enkel gebruikt voor informatie over de herkomst van elektriciteit, gas en warmte bij de levering aan huishoudens. Door het gebruik van GvO’s kan er geen grijze energie verkocht worden als groene energie. De energieproductie wordt gecontroleerd door CertiQ zodat de juiste certificaten worden afgegeven.
Kunt u aangeven of ook overheden in ons land gebruik maken van de aan- en verkoop van virtuele stroom, om zo hun klimaatdoelen te halen? Zo ja, graag een overzicht van de mate waarop dit principe wordt toegepast en de gevolgen die dit heeft voor de klimaatdoelen in verhouding tot de werkelijk gerealiseerde vermindering van uitstoot?
De klimaatdoelstellingen worden niet gemeten op basis van GvO’s. Voor het behalen van de reductiedoelstellingen wordt alleen gekeken naar de energieproductie in Nederland. Hier wordt gekeken hoeveel CO2 Nederland uitstoot bij deze productie. Ook in de berekening van het aandeel hernieuwbare energie spelen GvO’s geen rol, omdat uitsluitend naar de productie van energie wordt gekeken en niet naar de handel daarin.
Het rapport van Gronings Perspectief over Voortgang en voetangels in het gaswinningsdossier Professionals over een complex systeem |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het rapport dat op 17 januari 2021 uitkwam, waarin duidelijk wordt dat niet alleen gedupeerden van de gaswinning in Groningen, maar ook mensen die op belangrijke punten zitten en verbinding hebben met de uitvoering of vanuit hun functie heel veel coördineren, gek worden van het huidige systeem waarin de aardbevingsproblematiek wordt aangepakt en het vaak niet meer aan gedupeerden uit kunnen leggen? Wat is daarop uw reactie?1
Ik heb met belangstelling kennisgenomen van het rapport en vind het belangrijk dat Gronings Perspectief onderzoek doet naar de gezondheid, de veiligheidsbeleving en toekomstperspectief van inwoners van het gaswinningsgebied. Ik heb uw Kamer een uitgebreide reactie doen toekomen op 22 januari jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 839). Gronings Perspectief doet de aanbeveling dat instanties en expertisegebieden een poging dienen te doen om een gezamenlijk beeld te vormen en samen conclusies te trekken. Deze aanbeveling neem ik ter harte. Het is van groot belang dat Rijk, regio, experts, Kamer en maatschappelijke organisaties voortdurend met elkaar in contact blijven om tot de best mogelijke oplossingen voor de situatie in Groningen te komen.
Wat gaat u doen om er voor te zorgen dat deze professionals hun werk goed kunnen uitvoeren en niet overbelast raken?
Ik hecht veel waarde aan samenwerking en afstemming tussen beleid en uitvoering. In verschillende overleggen, waaronder het directeuren uitvoeringsoverleg worden verschillende visies en problemen in de uitvoering besproken om een gezamenlijk beeld te vormen en zo knelpunten weg te kunnen nemen zodat de professionals voldoende geïnformeerd, betrokken en toegerust zijn.
Welke invloed heeft de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) nog op de schadeafhandeling en het versterkingsproces? Waar blijkt dat uit? Wanneer u aangeeft dat de NAM uit beide systemen is, hoe verklaart u dan de uitingen van enkele hooggeplaatste professionals?
Wij herkennen ons niet in de stelling dat NAM invloed heeft op de schadeafhandeling en versterkingsoperatie. De versterkingsoperatie wordt sinds 1 januari 2020 uitgevoerd door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) onder verantwoordelijkheid van de Minister van BZK. Ook de schadeafhandeling wordt door de overheid uitgevoerd. Vanaf 17 maart 2018 handelt de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) schademeldingen voor fysieke schade af. Vanaf 1 juli 2020 is met de oprichting van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) ook mogelijk om alle andere vormen van schade af te laten handelen door de overheid. De NCG en het IMG geven zonder last of ruggenspraak met NAM uitvoering aan de aan hun opgedragen taken. De kosten die volgen uit deze werkzaamheden worden achteraf bij NAM in rekening gebracht.
Kunt u aangeven hoe binnen het huidige systeem flinke vooruitgang wordt geboekt in de schadeafhandeling en versterkingsoperatie? Hoe worden gestelde doelen binnen bepaalde tijd volgens u gerealiseerd?
Voor een uitgebreid antwoord op deze vraag voor wat betreft de versterkingsoperatie verwijs ik naar mijn brief van 4 februari (Kamerstuk33 529, nr. 844). In deze brief reflecteer ik op de samenhang en betekenis van afspraken en besluiten van het afgelopen jaar, gericht op versnelling van de voortgang, het centraal stellen van de bewoners en het vergroten van de regie van gemeenten. Dit geldt in het bijzonder voor het Versnellingspakket (Kamerstuk 33 529, nr. 718), de bestuurlijke afspraken van 6 november 2020 (Kamerstuk 33 529, nr. 830) en de typologie-aanpak (Kamerstuk 33 529, nr. 841) die naar verwachting tot een forse verhoging van het tempo zal leiden.
Aanvullend is bij uw Kamer het wetsvoorstel Versterken ingediend (Kamerstuk 35 603). Dit wetsvoorstel draagt bij aan versnelling door te voorzien in heldere processen en één integraal versterkingsbesluit. Door te voorzien in een gecoördineerde behandeling van het versterkingsbesluit met de gemeentelijke vergunningprocedures wordt voorkomen dat de uitvoering van de versterking vertraging oploopt en krijgt de eigenaar één aanspreekpunt. Verder versnelt het wetsvoorstel de procedure voor bestuursrechtelijke rechtsbescherming door beroep in één instantie voor te schrijven.
Voor de schadeafhandeling geldt dat het IMG van circa 40 schadeopnames in de week in 2018 naar circa 1000 schadeopnames per week is gegaan eind 2020. Het stuwmeer aan openstaande meldingen is weggewerkt en de voorraad meldingen van ouder dan 1 of 2 jaar wordt door de inspanningen van het IMG ook in snel tempo kleiner. Daarnaast geven schademelders het IMG gemiddeld een 7,9 als tevredenheidscijfer.
Klopt het dat binnen het huidige systeem onvoldoende flexibiliteit voor uitvoerenden mogelijk is en dat maatwerk lastig is? Deelt u de mening dat dit juist noodzakelijk is om bewoner in het gaswinningsgebied centraal te stellen? Zo ja, wat gaat u doen om dit te veranderen?
Met de bestuurlijke afspraken van 6 november 2020 is gezorgd dat maatwerk kan worden geboden waarmee onterechte ongelijkheid kan worden voorkomen. Met deze afspraken kan maatwerk worden geboden voor wijken als de Zandplatenbuurt Zuid en het Hart van Opwierde. Daarnaast worden bewoners met de bestuurlijke afspraken centraal gesteld door ze te ontlasten, keuzevrijheid te geven en perspectief te bieden.
Ik vind het belangrijk dat bewoners grip kunnen houden over de versterkingsopgave van hun eigen huis. Met het wetsvoorstel versterken wordt geborgd dat de eigenaar controle kan houden over zijn of haar versterkingsopgave en indien gewenst hier regie op kan nemen. Ook biedt het wetsvoorstel laagdrempelige bestuursrechtelijke rechtsbescherming aan eigenaren en is de besluitvormingsprocedure van de versterking sterk vereenvoudigd. In de memorie van toelichting is een «routekaart naar herstel» beschreven, waarin de stappen uit het versterkingstraject worden beschreven, en voor bewoners duidelijk wordt wat er van hen en andere partijen op welk moment wordt verwacht.
Welke invloed heeft de complexiteit van het systeem van instanties, procedures en regelingen op de uitvoering van een ingewikkelde operatie? Zijn de rollen en verantwoordelijkheden duidelijk voor betrokken professionals? Kunt u aangeven in een overzicht wie, bij welke instantie, welke bevoegdheid heeft? Waar zitten de knelpunten en hoe gaat u die oplossen?
Ik deel de mening van uw Kamer dat het van groot belang is om meer snelheid te krijgen in de versterkingsoperatie. Het wetsvoorstel dat bij uw Kamer voorligt draagt hieraan bij door te voorzien in heldere processen en één integraal versterkingsbesluit. Door te voorzien in een gecoördineerde behandeling van het versterkingsbesluit met de gemeentelijke vergunningprocedures wordt voorkomen dat de uitvoering van de versterking vertraging oploopt en krijgt de eigenaar één aanspreekpunt. Verder versnelt het wetsvoorstel de procedure voor bestuursrechtelijke rechtsbescherming door beroep in één instantie voor te schrijven.
Een zeer wezenlijke versnelling wordt bereikt nu op grond van dit wetsvoorstel bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) snellere beoordelingsmethoden worden vastgelegd. Met de zogenoemde «praktijkaanpak» (voorheen aannemersvariant) kunnen eigenaren zelf het voortouw nemen en aan de slag gaan met een aannemer. Met de typologieaanpak kan een meer gestandaardiseerd versterkingsadvies worden gegeven. Daarbij hoeven de gebouwen niet langer elk individueel een voor een worden doorgerekend; een proces dat voor ieder gebouw een doorlooptijd van enkele maanden kan hebben.
Het wetsvoorstel versterken biedt een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden tussen de betrokken instanties. Voor een overzicht van de diversie rollen van de betrokken instanties verwijs ik u naar de memorie van toelichting (Kamerstu 35 603, nr. 3).
Hoe verhoudt zich het huidige systeem van regels en toezicht tot het financiële kader? Waar is het geheel op gericht? Klopt het beeld dat er streng wordt toegezien op een zorgvuldige, goede, maar ook goedkope en snelle uitvoering? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nu de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie publiekrechtelijk zijn ingericht lopen de geldstromen via de Rijksbegroting, inclusief de reguliere verantwoording. Het IMG en de NCG zijn belast met de uitvoering van de schadeafhandeling respectievelijk de versterking. Daarbij is het uitgangspunt dat zij alles wat nodig is voor de schadeafhandeling resp. de veiligheid kunnen doen en is er daarvoor geen vooraf begrensd budget. Zoals van elk overheidshandelen verwacht mag worden, opereren ook het IMG en de NCG zorgvuldig en proberen zij hun werkzaamheden zo doelmatig mogelijk uit te voeren.
Wat is er nodig om alle betrokkenen beter te informeren over de praktische opgave en uitvoering? Hoe gaat u dat regelen?
Als onderdeel van de bestuurlijke afspraken is er een Kernteam Communicatie samengesteld met deelname van de betrokken gemeenten, de provincie Groningen, de samenwerkende woningcorporaties (KR8), de NCG en de ministeries van EZK en BZK. Dit kernteam regelt de afstemming van de communicatie met eigenaren tijdens de planvorming, en bewaakt de communicatie tijdens de uitvoering. Waar dit nog niet het geval is, wordt aan de lokale stuurgroepen een communicatieadviseur toegevoegd. Deze ziet toe op een goede inbedding en afstemming van de communicatie in de versterkingsprojecten per gemeente. Vanuit het kernteam en de lokale stuurgroepen worden ook de bewonersbegeleiders gefaciliteerd om de persoonlijke communicatie naar bewoners zo helder, duidelijk en persoonlijk mogelijk te maken.
Wat is er nodig om gedupeerden echt centraal te stellen en hun inzichten beter te betrekken bij de besluitvorming? Hoe gaat u dat regelen?
Zie het antwoord op vraag 5. Verder ben ik met alle betrokken partijen, waaronder maatschappelijke organisaties in gesprek over burgerparticipatie bij de uitwerking van de bestuurlijke afspraken. Daarnaast vinden er reguliere informatiebijeenkomsten plaats over de versterkingsopgave waarbij bewoners worden meegenomen in de opgave en hierover mee kunnen denken.
Wat is uw reactie op wat professionals noemen: «institutioneel gefragmenteerde omgeving?» En wat vindt u van de factoren die ze daarbij noemen: verschillende perspectieven, onderlinge afstemming, uiteenlopende belangen, onduidelijkheid over de regie en de lastige positie van professionals in gemeenten? Kunt u de vijf genoemde factoren apart benaderen in uw beantwoording?
Het rapport onderstreept het belang van goede samenwerking en overleg tussen de betrokken medewerkers en instanties. De betreffende paragraaf is ingedeeld in factoren die een sterke samenhang vertonen en door de onderzoekers ook in samenhang worden geduid.
Uit de interviews komt duidelijk naar voren dat de geïnterviewden zich bewust zijn van de complexiteit van de versterkingsoperatie. Hierin komt een op zichzelf al complexe technische uitdaging – het bereiken van de geldende veiligheidsnormen voor een groot aantal gebouwen – samen met de behoefte om maatwerk te leveren en sociale cohesie en geestelijk welzijn te bevorderen. Met het volledig publiek maken van de uitvoering van de versterking en de daarmee samenhangende integratie van de taken en verantwoordelijkheden van het voormalige private bedrijf CVW in de NCG, is een belangrijke stap gezet om verkokering tegen te gaan. Met het wetsvoorstel Versterken dat bij uw Kamer in behandeling is worden de rollen, verantwoordelijkheden en mandaten van de betrokken partijen verder verduidelijkt en verankerd.
Is een systeem nodig waarbij slechts één instantie en één Minister verantwoordelijk is voor de aardbevingsproblematiek in Groningen? Is dat denkbaar? Kunt u uw antwoord toelichten?
In deze vraag lees ik een verwijzing naar de crisisaanpak van het SodM (Kamerstuk 33 529, nr. 800). In de versterkingsoperatie is de afgelopen jaren onvoldoende voortgang geboekt. De omvang van de operatie met grootschalige sloop en nieuwbouw – uitgaande van veel hogere niveaus van gaswinning dan nu – werd langzaam duidelijk en de gaswinning is met grote stappen afgebouwd. In de tussentijd hebben bewoners te maken gehad met onzekerheid en misschien de verwachting op enig moment met zware versterking van hun huis te maken te krijgen. De versterkingsoperatie was en is primair gericht op het zo snel mogelijk aan de veiligheidsnormen laten voldoen van de huizen in Groningen. Maar er is ook een dimensie bijgekomen. Als we de bewoner centraal willen stellen vergt dat maatwerk, individuele keuzemogelijkheden, benutten van koppelkansen. Dat is nu juist ook waarvoor uw Kamer steeds aandacht vraagt. Naar mijn inzicht – en de regio deelt dat – biedt de crisisaanpak zoals het SodM voorstaat onvoldoende ruimte om de partijen die daarbij nodig zijn, gemeenten en de NCG voorop, daartoe in positie te brengen.
Deelt u de mening dat gezien de ervaringen van de professionals, een crisisaanpak nu echt noodzakelijk is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u aangeven hoe en welke vragen uit de Tweede Kamer verstorend werken op de uitvoering? Kunt u tevens de geruchten bevestigen danwel ontkennen dat de landelijke politieke belangen lokale processen verstoren? Kunt u dit toelichten?
Het spreekt voor zich dat ik mij inspan om altijd zo snel en volledig mogelijk tegemoet te komen aan verzoeken om informatie van uw Kamer. Daarbij ondervind ik volledige medewerking van de betrokken ambtenaren. De onderzoekers lichten uitgebreid toe dat uitspraken van individuele geïnterviewden over de invloed van «de politiek» voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Ik benadruk dat de interviews, die in het rapport geanonimiseerd worden weergegeven en geciteerd, plaatsvonden in het kader van een onderzoek naar de persoonlijke beleving van de betrokken professionals.
Is er voor individuen en maatschappelijke instanties en professionals voldoende ruimte om zich te melden met complexe, individuele casussen? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo nee, hoe gaat u regelen dat die ruimte er wel is?
Er zijn verschillende instanties waar bewoners terecht kunnen, namelijk bij bewonersbegeleiders van de NCG, aardbevingscoaches, stichting Stut en Steun, de Commissie Bijzondere Situaties, de Nationale ombudsman en de Onafhankelijk Raadsman. Onlangs heeft de Commissie haar jaarverslag van 2020 uitgebracht. Een positieve ontwikkeling hierin is dat de Commissie ten opzichte van voorgaande jaren in 2020 minder aanmeldingen binnen heeft gekregen. De Commissie heeft in 2020 14 aanmeldingen ontvangen. Alle binnengekomen aanmeldingen zijn ofwel in behandeling ofwel definitief afgehandeld.
Als er sprake is van samenloop tussen schade en versterking wordt dit -indien de bewoner dit wenst- gezamenlijk opgepakt volgens de werkwijze in het samenwerkingsconvenant dat in september 2019 is gesloten. Zo is afgesproken dat elke eigenaar door de NCG een vaste begeleider krijgt toegewezen, die de eigenaar gedurende het proces ondersteunt en die, mede omwille van de snelheid, de samenhang in de gaten houdt. Er is een combinatieteam opgezet met medewerkers van de NCG en het IMG met als doel om de samenwerking tussen partijen op combinatiedossiers te ontwikkelen en te stroomlijnen.
Voor bewoners en eigenaren van monumentale of karakteristieke gebouwen is het Erfgoedloket ingericht. Zij kunnen daar terecht met vragen over bijvoorbeeld regelgeving, procedures, duurzaamheid, herbestemming of financieringen. Achter het Erfgoedloket staat een deskundig erfgoedadviesteam met specialisten om ingewikkelde vraagstukken te kunnen beantwoorden. Het erfgoedadviesteam ondersteunt daarnaast overheden met kennis en deskundigheid. Voor ondernemers, inclusief agrarisch ondernemers, is een Bedrijvenadviespunt Bodembeweging. De ondernemersadviseur van de NCG helpt ondernemers bij vragen en problemen rondom bodemweging door gaswinning. Om agrarische ondernemers zo goed en snel mogelijk van dienst te zijn, wordt zoveel mogelijk van de aardbevingsproblematiek binnen de reguliere procedures opgevangen en waar nodig aanvullende kosten gelijk vergoed. Daar waar nodig of wenselijk wordt maatwerk toegepast of speciale expertise ingewonnen. De provincie Groningen is daarnaast bezig om in samenwerking met onder andere het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor agrariërs een agroprogramma te ontwikkelen.
Is er dan ook voldoende mogelijk om voor deze casussen om tot een constructieve oplossing te komen en die uit te voeren? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, hoe gaat u regelen dat die oplossingen er wel komen?
Zie antwoord vraag 14.
Is er voldoende voorlichting over de voortgang waarin aandacht is voor zowel de positieve resultaten die worden bereikt als de minder positieve?
Zie het antwoord op vraag 8. Daarnaast publiceert NCG maandelijks de voortgang van de versterkingsopgave. Mede op verzoek van enkele Kamerleden zijn naast de totaalcijfers van de versterkingsopgave tegenwoordig ook de cijfers uitgesplitst per batch, gemeente, risicoprofiel en sectoraal programma uitgesplitst. Daarnaast is op dashboardgroningen.nl een dashboard te vinden over de gehele voortgang van het gaswinningsdossier met cijfers en feiten over de voortgang van de afbouw van de gaswinning in Groningen, het aantal aardbevingen, de versterkingsoperatie en de afhandeling van schades. Tevens vindt op de zes weken debat plaats met uw Kamercommissie om de voortgang van de versterkingsoperatie te bespreken.
Huurders die na sloop/nieuwbouw niet terug kunnen naar hun oude plek. |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u er van op de hoogte dat huurders in het gaswinningsgebied na noodzakelijke sloop van hun woning niet altijd terug kunnen naar een nieuw huis op hun geliefde woonplek? Of dat ze een kleiner huis terug krijgen? Wat is daarop uw reactie?
Om uw vraag te kunnen beantwoorden heb ik navraag gedaan bij de corporaties. De corporatie is als eigenaar van de woning die de huurder van de corporatie huurt verantwoordelijk voor de herbouw van de nieuwe woning. De corporatie gaat in dat geval altijd persoonlijk in gesprek met de betreffende huurder over de gevolgen van de versterkingsopgave voor de woning die zij huren en om de woonvragen- en woonwensen op te halen. Een passende woning is hierbij het uitgangspunt. Er wordt dan gekeken naar de huidige en toekomstige woonwensen van de huurder. Als het mogelijk is faciliteert de corporatie dat de huurder in dezelfde straat of wijk terugkeert. In sommige gevallen is dat minder goed of niet mogelijk, bijvoorbeeld vanwege herstructurering van een straat of wijk. De huurder heeft vanzelfsprekend ook een eigen keuze en kan ervoor kiezen om elders te gaan wonen.
Eerder zagen we ook bij eigenaren dat ze niet terug kregen wat ze hadden. Welke stappen gaat u ondernemen om er voor te zorgen dat alle huurders en kopers terug krijgen wat zij hadden?
Ik vind het belangrijk dat de bewoner, in het geval van de corporaties de huurder, centraal staat. De corporaties delen dit uitgangspunt en dit staat ook centraal tijdens onze gesprekken tijdens de corporatietafel waaraan ook het Huurdersplatform Aardbeving Groningen (HPAG), waarin de huurdersverenigingen van de woningcorporaties in het aardbevingsgebied vertegenwoordigd zijn, deelneemt. Corporaties houden zo veel mogelijk rekening met de huidige situatie van de woningen en de wensen van de bewoners. De corporatie gaat altijd persoonlijk in gesprek met de betreffende huurder om de woonvragen- en woonwensen op te halen. Een passende woning is hierbij het uitgangspunt. Er wordt dan gekeken naar de huidige en toekomstige woonwensen van de huurder.
Uit navraag bij de corporaties blijkt dat indien de huurder wenst naar een nieuwe woning terug te keren van dezelfde grootte dit mogelijk wordt gemaakt als dit inderdaad kan. Ditzelfde geldt als een huurder kleiner wenst te gaan wonen.
Het is niet altijd mogelijk exact terug te bouwen wat er stond. Er wordt gebouwd voor de huurders die momenteel een woning huren en er wordt tegelijk gekeken naar een toekomstbestendig woningaanbod, waarbij demografische ontwikkelingen ook een rol spelen. Zoals ik ook heb geantwoord op uw vragen van 5 november 2020 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 673) dient daarbij rekening te worden gehouden met de wet- en regelgeving van het Bouwbesluit. Indien er sprake is van een rij woningen die wordt gesloopt, dan wordt de bewoners verzocht om gezamenlijk te kiezen welk model woning na sloop wordt nieuwgebouwd. Een rijtje woningen bestaat in principe uit hetzelfde model woningen. Hierdoor kan helaas niet worden gegarandeerd dat op individueel niveau aan alle wensen van de bewoners wordt tegemoetgekomen.
Wat is uw reactie op het feit dat huurders in Ten Boer en Ten Post wordt voorgesteld dat ze maar kleiner moeten gaan wonen?
Zoals eerder aangegeven blijkt uit navraag bij corporaties dat de corporatie altijd persoonlijk in gesprek met de betreffende huurder gaat over de woonvragen- en woonwensen van de huurder. Een passende woning is hierbij het uitgangspunt, waarbij ook de grootte van de woning aan bod komt. Er wordt gekeken naar de huidige en toekomstige woonwensen van de huurder. Huurders kunnen altijd blijven wonen in hetzelfde dorp. Als het mogelijk is faciliteert de corporatie dat de huurder in dezelfde straat of wijk terugkeert. In sommige gevallen is dat minder goed of niet mogelijk, bijvoorbeeld vanwege herstructurering van een straat of wijk. Het is niet altijd mogelijk exact terug te bouwen wat er stond. Er wordt gebouwd voor de huurders die momenteel een woning huren en er wordt tegelijk gekeken naar een toekomstbestendig woningaanbod, waarbij demografische ontwikkelingen ook een rol spelen. De huurder heeft vanzelfsprekend ook een eigen keuze en kan ervoor kiezen om elders te gaan wonen. Alle corporaties hebben eenzelfde werkwijze. Huurders worden zowel collectief als individueel geïnformeerd en benaderd. Corporaties gaan met iedere huurder in gesprek over een voor de huurder passende oplossing die aansluit bij zijn of haar woonvraag en woonwensen.
Wat is uw reactie op het feit dat sommige huurders maar elders moeten gaan wonen? Waarom worden zij hun dorp uitgejaagd?
Zie antwoord vraag 3.
Waar komen dit soort situaties nog meer voor? Is dit bij alle woningbouwcorporaties in het gaswinningsgebied het geval, of alleen bij Wierden en Borgen?
Zie antwoord vraag 3.
Welk beleid ligt hier aan ten grondslag? Of zijn er financiële redenen die woningcorporaties tot deze ongewenste voorstellen dwingen? Wanneer het om een misverstand zou gaan, hoe en door wie wordt dit misverstand dan veroorzaakt?
Het beleid van zowel corporaties als gemeenten is dat het kunnen blijven wonen in de huidige omgeving uitgangspunt is. Huurders kunnen altijd blijven wonen in hetzelfde dorp. Als het mogelijk is, faciliteert de corporatie dat de huurder in dezelfde straat of wijk terugkeert. In sommige gevallen is dat minder goed of niet mogelijk, bijvoorbeeld vanwege herstructurering van een straat of wijk. Het is niet altijd mogelijk exact terug te bouwen wat er stond. Er wordt gebouwd voor de huurders die momenteel een woning huren en er wordt tegelijk gekeken naar een toekomstbestendig woningaanbod, waarbij demografische ontwikkelingen ook een rol spelen. De planvorming voor de versterkingsopgave in combinatie met de gesprekken over de woonwensen van de bewoners is veelomvattend en neemt de nodige tijd in beslag. Tussen het ontvouwen van de plannen voor sloop en de plannen voor nieuwbouw kan enige tijd zitten waardoor de huurder niet direct een bevestiging van de afspraken krijgt.
Op hoeveel plekken waar huurwoningen staan, worden plannen gewijzigd? Door wie worden die plannen gewijzigd? Wat is het doel van de gewijzigde plannen?
Als plannen wijzigen, bijvoorbeeld voor een rijtje woningen die allen in bezit zijn van dezelfde corporatie, dan worden de betreffende huurders en betrokken huurdersorganisatie hier collectief bij betrokken. Uiteindelijk gaat de corporatie altijd ook individueel in gesprek met de huurders om de woonvragen- en woonwensen op te halen om te zorgen dat aan de woonwensen zoveel als mogelijk kan blijven worden voldaan. Een gewenste herstructurering van straat of wijk door de betreffende gemeente kan voor gewijzigde plannen zorgen.
Op welke wijze zijn huurders bij die gewijzigde plannen betrokken? Welke inspraak hadden huurders hier?
Gemeenten en corporaties informeren en betrekken de huurders, huurdersorganisaties en particuliere eigenaren over en bij de plannen. Dit gebeurt op meerdere niveaus. Collectief (bijvoorbeeld in bijeenkomsten van een dorpsraad of bewonerscommissie) en individueel met de bewoners (onder andere tijdens de woonwensengesprekken). Bewoners worden intensief betrokken en hebben invloed op de (te maken) plannen. Ook omwonenden worden geïnformeerd over de plannen. Ook zijn bewoners betrokken via klankborgroepen, zoals bijvoorbeeld in het Hart van Opwierde waarbij de klankbordgroep heeft meegedacht over versterkingsaanpak voor die wijk.
Wat gaat u doen om te zorgen dat deze huurders op zijn minst inspraak krijgen in hoe en waar hun huis wordt teruggebouwd?
Zie antwoord vraag 8.
Is er iemand achter een tekentafel vergeten dat er in deze mensen huizen wonen? Hoe verhoudt dit zich tot de belofte van het kabinet dat gedupeerden zelf zeggenschap (het heft in eigen hand) moeten hebben? Wat is hierop uw reactie?
Zie antwoord vraag 8.
Wat betekenen uw woorden dat de bewoner centraal moet staan? Waaruit blijkt concreet dat de bewoner centraal staat in deze specifieke situatie?
Ik vind het belangrijk dat bewoners grip kunnen houden op de versterkingsopgave van hun eigen huis. Met het wetsvoorstel Versterken (Kamerdossier 35 603) wordt geborgd dat de eigenaar controle kan houden over zijn of haar versterkingsopgave en indien gewenst hier regie op kan nemen. Ook biedt het wetsvoorstel laagdrempelige bestuursrechtelijke rechtsbescherming aan eigenaren en is de besluitvormingsprocedure van de versterking sterk vereenvoudigd. In de memorie van toelichting is een «routekaart naar herstel» beschreven, waarin de stappen uit het versterkingstraject worden beschreven, en voor bewoners duidelijk wordt wat er van hen en andere partijen op welk moment wordt verwacht. In de bestuurlijke afspraken van 6 november 2020 staat bieden van keuzevrijheid en perspectief van de bewoners centraal. Zo krijgen eigenaren die in het bezit zijn van een versterkingsadvies de keuze tussen het onverkort laten doorgaan van hun oude versterkingsadvies, of een herbeoordeling volgens de nieuwste inzichten en zijn er middelen beschikbaar gesteld om woningen van huurders te verduurzamen en te verbeteren en wordt een bedrag van € 750 rechtstreeks aan huurders beschikbaar gesteld. Zoals gezegd delen de corporaties en ik het uitgangspunt dat de bewoner en in dit geval de huurder centraal staat in de versterkingsoperatie. In de overleggen die met de corporaties plaatsvinden staat dit uitgangspunt centraal.
Wat gaat u precies doen om te zorgen dat bewoners die graag een huis terug willen dat even groot is, dat ook krijgen? En hoe ziet u er op toe dat dit ook gebeurt?
Indien een corporatie eigenaar is van een woning die gesloopt moet worden in verband met de versterkingsopgave is de corporatie verantwoordelijk voor de herbouw van de woning. Ik vind het belangrijk dat de bewoner, in het geval van de corporaties de huurder, centraal staat. Corporaties houden zo veel mogelijk rekening met de huidige situatie van de woningen en de wensen van de bewoners. Hierover spreek ik regelmatig met corporaties en de HPAG tijdens de corporatietafel. Ook voor de corporaties staat de huurder centraal.
Deelt u de mening dat dat «de bewoner centraal» en «terugkrijgen wat je hebt» uitspraken van het kabinet zijn, die logischerwijs gewoon uitgevoerd dienen te worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik deel met u dat de bewoner centraal staat en zet hier in het geval van huurders op in door met corporaties en de HPAG in gesprek te gaan. Voor corporaties staan de huurders centraal. Daarom gaan zij met huurders in gesprek om een passende woning voor de huurder te realiseren. Dit hoeft niet altijd gelijk te zijn aan wat de huurder had. Indien de huurder wenst kleiner te gaan wonen, bijvoorbeeld vanwege een lagere huur, dan wordt hier rekening mee gehouden. Ook kan de huurder bijvoorbeeld aangeven in een levensloopbestendige woning te willen gaan wonen waardoor het principe terugkrijgen wat je had niet altijd gewenst wordt door de huurder.
Koolmonoxide vergiftigingen door onveilige cv-ketel |
|
Sandra Beckerman |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «tien personen ademen koolmonoxide in door defecte cv-ketel in Oost»?1 Zo ja wat is hierop uw reactie?
Het bericht is mij bekend en naar aanleiding van dit incident is naar deze casus onderzoek verricht door de NVWA. De koolmonoxidevergiftiging blijkt niet veroorzaakt te zijn door een defecte cv-ketel, maar doordat het rookgasafvoerkanaal na onderhoud niet zorgvuldig werd teruggeplaatst.
Is het waar dat het in deze casus gaat over een AGPO Ferroli CV-ketel? Kunt u toelichten om welk type het precies gaat?
Nee, het gaat niet over een AGPO Ferroli cv-ketel.
Gaat het om een pand in het bezit van een corporatie of andere verhuurder? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Dit is mij niet bekend.
Is er, zoals aangekondigd in uw brief van 17 december 20202, door Ferroli een waarschuwing uitgebracht aan de bezitter van deze AGPO Ferroli CV-ketels? Zo nee, waarom is dit niet gebeurd? Zo ja, wat is er met deze waarschuwing gedaan?
In deze specifieke casus gaat het niet om de AGPO Ferroli cv-ketel. In algemene zin kunnen we wel zeggen dat er inderdaad, zoals afgesproken, per november 2019 door Ferroli een veiligheidswaarschuwing gepubliceerd is in diverse bladen met volgens Ferroli een landelijke dekking. Daarnaast heeft Ferroli verklaard contact gelegd te hebben met woningbouwverenigingen, Vve’s, vastgoedbeheerders, onderhoudsbedrijven. De persberichten en mailings zijn ook verzonden aan Vereniging Eigen Huis, de Consumentenbond, KASSA en Radar.
Was deze ketel voorzien van een thermische beveiliging? Zo ja, wat is er dan toch misgegaan? Zo nee, waarom is deze beveiliging dan niet geplaatst?
De thermische beveiliging is niet van toepassing op deze cv-ketel; deze casus betreft geen AGPO Ferroli cv-ketel.
Wanneer is er het voor het laatst onderhoud gepleegd aan deze ketel?
Er is voor het laatst op 4 december 2020 onderhoud gepleegd aan deze cv-ketel.
Is dit onderhoud gedaan volgens de herziene onderhoudsinstructies?
Elke ketel moet wettelijk zijn voorzien van onderhoudsvoorschriften. Zonder installatie en gebruikershandleiding mag een cv-ketel niet goedgekeurd worden. De herziene onderhoudsinstructies zijn niet van toepassing op de cv-ketel van deze casus omdat het geen AGPO Ferroli cv-ketel betreft.
Is het waar dat Ferroli niet verplicht is om thermische beveiliging aan te brengen bij de typen ketels Econpact, Ultima, MegaDense en MegaLux en dit nog steeds een vrijwillige keuze van de consument is?3 Zo ja, is dit niet in tegenspraak met uw brief van 4 oktober 2019, waarin verlangd wordt dat Ferroli deze ketels om laat bouwen?4
Ferroli is verplicht de thermische beveiliging aan te bieden. De eigenaar van een cv-ketel is zelf verantwoordelijk voor een tijdige en juiste onderhoudsuitvoer aan zijn cv-ketel.
Deelt u de mening dat de mededeling op de website van Ferroli dat «de thermische beveiliging gratis wordt meegeleverd bij elke onderhouds-set»5 de suggestie wekt, dat de sensor niet direct, maar pas bij het eerstvolgende onderhoud kan worden geplaatst? Kunt u dit toelichten?
Ik deel deze mening. De afspraak is dat AGPO Ferroli de thermische beveiliging bij elke onderhouds-set gratis meelevert. De sensor dient als een uiterste noodrem. Tijdig en juiste onderhoud volgens de jongste instructies is voor een veilig werkende cv-ketel cruciaal.
Waarom is er nog geen EU-RAPEX-melding door de NVWA gedaan, zoals dat wél in het NEFIT TopLine-dossier is gedaan? Kunt u dit toelichten?
Volgens de verklaring van Ferroli Italië en Ferroli Nederland geldt het probleem alleen voor de Nederlandse markt en is zodoende een EU-RAPEX-melding niet benodigd.
Welke stappen gaat u ondernemen wanneer blijkt dat er opnieuw een falende AGPO-Ferroli ketel in het spel is? Kunt u dit antwoord toelichten?
In dit geval was de oorzaak niet een falende cv-ketel.
Ferroli heeft corrigerende acties geïnitieerd om te voorkomen dat de typen Econpact, Ultima, MegaDense en MegaLux defect raken.
Voor een goed werkend cv-ketel is het van belang dat er tijdig en op de juiste wijze onderhoud plaatsvindt. Het is de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de cv-ketel om hiervoor zorg te dragen.
In dit verband wijs ik nog op het wettelijke stelsel «certificering werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties» dat op 1 oktober 2020 in werking is getreden. Dit stelsel regelt dat per 1 april 2022 werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties alleen nog mogen worden uitgevoerd door bedrijven die daarvoor gecertificeerd zijn en dat de installatie na uitgevoerde werkzaamheden wordt gecontroleerd voordat die in bedrijf wordt gesteld. Doelstelling bij dit wettelijk stelsel is incidenten zoals in Amsterdam-Oost te voorkomen. Daarnaast stimuleert het kabinet sinds 2016 de vrijwillige plaatsing van betrouwbare en effectieve koolmonoxidemelders via de landelijke publiekscampagne «Stop CO vergiftiging» van Brandweer Nederland, de Veiligheidsregio’s en de Nederlandse Brandwonden Stichting. Deze melders kunnen vrijgekomen koolmonoxide detecteren.
Wilt u deze vragen apart beantwoorden en niet clusteren?
Ja.
De sloop in de Groningse Schildersbuurt |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het artikel «Omwonenden trekken aan de bel over sloop in Schildersbuurt Groningen»?1 Wat is hierop uw reactie?
Ja.
Wat is uw oordeel over het feit dat veel interieurs en historische elementen van de woningen verloren gaan door de verbouwingen?
Als dit inderdaad het geval is, is dat een spijtige zaak. Tegelijkertijd besef ik dat het niet altijd mogelijk is om dit tegen te houden. Wel moet worden voldaan aan de betreffende wet- en regelgeving, waarop hieronder nader wordt ingegaan.
Is het waar dat veel van de woningen beschermd stadsgezicht zijn? Zo ja, waarom worden dan toch schoorstenen en (gebrandschilderde) glas-in-lood ramen gesloopt?
Voor deze en de hiernavolgende vragen heb ik contact gezocht met mijn collega van OCW en de gemeente Groningen. Zij geven aan dat de Schildersbuurt inderdaad valt onder het rijksbeschermde stadsgezicht »Schildersbuurt».
In algemene zin geldt dat het bij beschermde stads- en dorpsgezichten gaat om het behoud van de historische karakteristieken, onder meer tot uiting komend in de historische structuur en de samenhang van het gebied en om het samenspel tussen bebouwing en open(bare) ruimtes. Dit betekent dat binnen beschermde gezichten vooral de ruimtelijke structuren, de rooilijnen, bouwhoogtes, gevelindelingen en dakvormen zijn beschermd. Het betreft dus alleen de buitenzijden van panden die beschermd zijn. Gevelwijzigingen waarbij de detaillering wijzigt, zijn hierbij omgevingsvergunningplichtig. Voor het verwijderen van een schoorsteen dient men een sloopmelding te doen. Dit betekent niet dat deze ingrepen altijd zijn tegen te houden. Het is de gemeente Groningen niet bekend of er specifiek schoorstenen of glas-in-lood in de Schildersbuurt zijn gesloopt.
Daarnaast geeft de gemeente aan dat omzetting van onzelfstandige woonruimtes naar zelfstandige woonruimte niet alleen plaats vindt in de Schildersbuurt, maar binnen de hele gemeente Groningen.
Om hoeveel vernielingen / verbouwingen gaat het in totaal?
Van de gemeente Groningen begrijp ik dat een wijziging in bestaande beleidsregels het sinds 2016 mogelijk maakt om onzelfstandige woonruimtes (studentenkamers) om te zetten naar zelfstandige eenheden (studio’s of appartementen). Tussen 2016 en 2020 zijn voor deze omzetting 167 vergunningen verleend.
Hiervan zijn in de periode van 2016 t/m 2020 in de Schildersbuurt 41 omzettingen van onzelfstandige woonruimte (kamerverhuur) naar zelfstandige woonruimte (studio’s) verleend.
Daarnaast zijn er bij de gemeente 60 sloopmeldingen binnengekomen. Hiervan heeft één betrekking op het slopen van een schoorsteen en één van een dak.
Is het waar dat door de ombouw van deze woningen tot kleine zelfstandige appartementen het saldo aan bewoners, voornamelijk studenten, daalt? Kunt u dit nader toelichten? Vindt u het wenselijk dat in tijden van grote woningnood het aantal beschikbare wooneenheden daalt?
De gemeente Groningen staat omzetting van onzelfstandige naar zelfstandige eenheden toe mits: de zelfstandige woning minimaal 24 m2 is, zich op één verdieping bevindt, door één huishouden bewoond wordt en het aantal huishoudens na woningvorming afneemt. Gebleken is dat enkele nieuwe zelfstandige eenheden soms worden bewoond door stellen. Gevolg daarvan is wel dat de bewonersintensiteit in die gevallen na een omzetting niet afneemt of wellicht zelfs toeneemt. De afgelopen periode heeft de gemeente de beleidsregels geëvalueerd. Hieruit is gebleken dat de voorgaande situatie niet de overhand heeft.
Het klopt inderdaad dat het aantal eenheden door deze beleidsregel afneemt. In totaal gaat het, tot en met 2020, om circa 700 kamers. Dit betreft een klein aandeel van het totaalaantal kamers in de stad (circa 30.000). Daarnaast zijn er sinds 2016 circa 5.000 eenheden voor jongeren en studenten aan de markt toegevoegd. Op deze wijze draagt de gemeente in belangrijke mate bij aan de behoefte aan jongeren- en studentenwoningen.
Zijn soortgelijke casussen in anderen gemeenten bekend? Proberen gemeenten dit tegen te houden en zo ja, op welke manier? Zo nee, ziet u mogelijkheden om met gemeenten dit probleem in kaart te brengen en te kijken welke mogelijke oplossingen voor dit probleem kunnen worden gevonden?
Er zijn mij voorbeelden bekend van gemeenten (o.a. Zwolle, Leiden en Den Bosch) die bij sloop of verbouwen van bepaalde panden een bouwhistorisch onderzoek verplicht stellen. Op deze manier kan waardevolle historische informatie gedocumenteerd worden. Dit is echter geen waterdichte oplossing om de sloop van interieurs van panden die geen monumentale status hebben, tegen te gaan.
Welke middelen hebben gemeentebesturen om deze vormen van ongewenste sloop tegen te gaan?
Als een pand is aangewezen als Rijksmonument of gemeentelijk monument valt naast het exterieur ook het interieur onder de bescherming.
Bij karakteristieke panden, beeldondersteunende panden en panden in beschermde stadsgezichten, is alleen de buitenkant (grotendeels) beschermd. Gemeenten hebben echter ook nog andere middelen om vormen van ongewenste sloop tegen te gaan, zoals het wegnemen van bepaalde prikkels die tot dit soort ontwikkelingen leiden. Zo bestaat de mogelijkheid om via het gericht bestemmen in een bestemmingsplan bepaalde ontwikkelingen onmogelijk of onaantrekkelijk te maken. Daarnaast kunnen gemeenten via hun huisvestingsverordening en splitsingsvergunningen ook sturen op het wel of niet splitsen van woningen. Zij kunnen hierbij beleidsregels hanteren, met bijvoorbeeld een leefbaarheidstoets.
Bent u bereid om te kijken naar het vereenvoudigen van de procedures om een monumentenstatus toe te kennen aan de waardevolle interieurs, waardoor het makkelijker wordt om voor deze panden een beschermde status te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Nee, het vereenvoudigen van de procedures is niet nodig voor het verkrijgen van de monumentenstatus. Het beleid en de criteria voor rijks- en gemeentelijke monumenten zijn bekend. Een waardevol interieur is een van de criteria die wordt meegewogen.
De Groningse Schildersbuurt en de daar aanwezige bebouwing dateert voornamelijk uit de periode 1850–1940. Erfgoed uit deze periode is op rijksniveau uitgebreid geselecteerd en aangewezen, zodat hier nu een zeer terughoudend aanwijzingsbeleid geldt. De gemeente Groningen heeft de mogelijkheid, ook op grond van een waardevol interieur, om panden als gemeentelijk monument aan te wijzen.
Bent u bereid om te onderzoeken op welke manier in de toekomst voorkomen kan worden dat deze en soortgelijke projecten niet meer ten koste gaan van het historisch interieur van woningen? Zo nee, waarom niet?
Als projecten leiden tot een onaanvaardbaar verlies van erfgoed, dan kan bekeken worden wat hiervan de oorzaak is en wat hieraan te doen is. Vanwege het besloten karakter is overigens niet altijd inzichtelijk, zelfs bij monumenten, waar zich waardevolle interieurs bevinden. Voorlichting over historische interieurs door onder andere de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en participatieprojecten, zoals het project over Wederopbouw-interieurs in de Achterhoek dat mijn collega van OCW ondersteunt via de Erfgoeddeal, kunnen via bewustwording bijdragen aan respect voor de historische waarden.
Wat is de huidige status van de verkameringsregels en de verschillende pilotprojecten en op welke manieren kunnen gemeenten deze effectief inzetten? Op welke wijze wordt hier met gemeenten over gecommuniceerd?
Gemeenten kunnen in het geval van schaarste op de woningmarkt gebruik maken van de Huisvestingswet 2014 en in hun huisvestingsverordening regels stellen over onttrekking, samenvoeging, omzetting, verbouwing en splitsing van woonruimten. Hoewel deze instrumenten uit de Huisvestingswet 2014 niet kunnen worden ingezet op grond van leefbaarheidsproblematiek, mag een gemeente bij de vergunningverlening wel rekening houden met leefbaarheidsaspecten. Op deze wijze kan bijvoorbeeld een quotum voor verkamering per straat of buurt gehanteerd worden. Indien een gemeente waar geen schaarste heerst toch regels wil stellen over verkamering kan dit op basis van het bestemmingsplan.
Voor de stand van zaken rondom de verschillende pilots in het kader van de aanpak goed verhuurderschap verwijs ik u naar de Kamerbrief «uitkomst aanpak goed verhuurderschap» die ik op 22 februari jl. aan de Tweede Kamer heb doen toekomen.
Gezien de ambitie van de gemeente Groningen, zoals uit de voortgangsbrief over het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting blijkt, om 4.000 tot 4.500 studentenwoningen te bouwen2, bent u van mening dat met de werkzaamheden zoals in voornoemde casus beschreven deze ambitie makkelijker of moeilijker haalbaar zal zijn? Kunt u dit toelichten?
De gerealiseerde aantallen studentenwoningen dragen bij aan de voornoemde ambitie. De inzet van de gemeente Groningen om meer huisvesting voor studenten te realiseren zorgt ervoor dat het aanbod voor deze doelgroep beter aansluit bij de vraag. Dat is een goede stap. Daarnaast is het de verantwoordelijkheid van de gemeente om voor alle woningzoekenden in te zetten op een passend woningaanbod en daarbij ook oog te hebben voor de samenstelling van de stad en specifieke wijken. Die afweging daarin is een lokale verantwoordelijkheid.
Wilt u deze vragen apart beantwoord en niet clusteren alstublieft?
Ja.
De gaswinning onder twee wijken in Spijkenisse. |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht over de politiek in Nissewaard die wil dat de gaswinning in Spijkenisse stopt?1 Wat is daarop uw reactie?
Ja ik ken de berichtgeving. NAM heeft naar aanleiding van die berichtgeving direct contact opgenomen met de gemeente en zowel mondelinge als schriftelijke uitleg gegeven over het monitoringsnetwerk.
Wanneer kwam de Mijnraad met het advies meetstations te plaatsen?
In de procedure van het besluit tot instemming met het winningsplan Spijkenisse-Intra heeft de Mijnraad geadviseerd op 30 juli 2018. In dat advies geeft de Mijnraad aan dat zij hebben vernomen dat het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) opdracht heeft gegeven aan het KNMI om het huidige seismisch netwerk uit te breiden. De Mijnraad heeft geadviseerd dat deze stations daadwerkelijk operationeel dienen te zijn bij aanvang van eventuele gasproductie. Dit is het geval; de door het KNMI geplaatste meetstations bij Vlaardingen, Delfgauw en Naaldwijk waren bij de start van de winning operationeel. Naast het meetnetwerk van het KNMI waar het advies van de Mijnraad op ziet, is er in het instemmingsbesluit een voorschrift opgenomen waardoor NAM aanvullend een meetstation met een versnellingsmeter heeft moeten plaatsen.
Hoe lang is de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) er nu gas aan het winnen? Hoeveel gas is er inmiddels gewonnen?
Onder gemeente Nissewaard wordt gas gewonnen sinds 2006. Winning vindt plaats uit de kleine gasvelden Spijkenisse-West, Spijkenisse-Oost, Hekelingen en sinds mei 2020 ook uit het gasveld Spijkenisse-Intra. De productievolumina per gasveld per maand zijn in het vernieuwde datacenter op NLOG.nl te vinden.
Sinds het aanboren van het gasveld Spijkenisse-Intra is er circa 21 miljoen Nm3 gas uit gewonnen.
Waarom werkt de seismometer, die er wel is, niet?
In het instemmingsbesluit voor het winningsplan Spijkenisse-Intra is een voorschrift opgenomen waarin NAM is verzocht aanvullend een meetstation met een versnellingsmeter te plaatsen. Nadat een seismometer is geplaatst dient deze eerst aangesloten te worden op het elektriciteitsnetwerk en vervolgens kan het meetstation aan het KNMI worden aangeboden. Het meetstation Spijkenisse (code ZH04) was reeds eerder geplaatst. De energieleverancier had echter aangegeven bij het KNMI dat zij kampten met verminderde capaciteit in verband met corona, waardoor er vertraging bij de aansluiting was opgetreden. De aansluiting op het elektriciteitsnet is inmiddels gebeurd en het meetstation dat NAM heeft geplaatst is begin januari 2021 aangesloten op het meetnetwerk van het KNMI. De seismometer werkt en is via de website van het KNMI te bezien.
Wat is de noodmeter, die er wel is, voor een meter? Wat kan die registreren? Heeft die in afgelopen periode al iets geregistreerd? Kunt u uw antwoord toelichten?
De noodmeter was een geofoon met datalogger die aan het oppervlak is geplaatst. Een dergelijke sensor meet de snelheid van de bodembeweging aan het oppervlak, Hieruit kan de maximale snelheid bepaald worden (Peak Ground Velocity, PGV), wat een indicator is voor de mogelijke schade. De data werd lokaal opgeslagen door NAM. Indien trillingen gevoeld worden, kan NAM de data uitlezen en aan het KNMI leveren voor analyse. Er zijn tot op heden geen aardbevingen geregistreerd.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de meetstations zo snel mogelijk geplaatst worden? Bent u bereid de NAM opdracht te geven de gaswinning te stoppen totdat de meetstations geplaatst zijn, zoals lokale oppositiepartijen wensen?
Ik heb reeds in het instemmingsbesluit vastgelegd dat het meetstation voor 13 januari 2021 geplaatst en aangesloten dient te zijn op het KNMI-netwerk. Om het gas te mogen blijven winnen, moet voldaan zijn aan het voorschrift. Het meetstations is geplaatst en recent ook aangesloten. NAM voldoet daarmee aan het voorschrift en mag ook na 13 januari 2021 gas blijven winnen uit het gasveld Spijkenisse-Intra.
Op welke wijze heeft de coronacrisis ertoe bijgedragen dat de meetstations niet geplaatst zijn?
Zie het antwoord op vraag 4.
Hoeveel meldingen van trillingen zijn er geweest? Zijn er schademeldingen gedaan? Zo ja, hoeveel en op welke plekken?
Er zijn drie ingevulde enquêteformulieren «aardbevingen in Nederland» binnengekomen bij het KNMI op 16 november 2020 waarin trillingen werden gemeld. Analyse van de data uit de meetstations van het KNMI heeft aangetoond dat deze trillingen niet uit de ondergrond kwamen en geen aardbevingen waren. De oorzaak van de gevoelde trilling moet gezocht worden nabij het oppervlakte. Tevens is er één melding uit de omgeving van Pernis van schade gedaan bij de commissie Mijnbouwschade is. De commissie heeft deze melding in behandeling.
Is er een fonds waar eventueel schade uit betaald kan worden?
In het Burgerlijk Wetboek is geregeld dat mijnbouwbedrijven of hun rechtsopvolgers aansprakelijk zijn voor mijnbouwschade als gevolg van gaswinning. Mocht er geen exploitant of rechtsopvolger meer zijn, dan kan er bij mijnbouwschade een beroep worden gedaan op het Waarborgfonds Mijnbouwschade. Om de drempel voor een schademelding en het aantonen dat schade een gevolg is van gaswinning bij burgers en kleine bedrijven weg te nemen is de onafhankelijke Commissie Mijnbouwschade opgericht. Burgers en kleine bedrijven kunnen sinds 1 juli 2020 met schademeldingen bij deze commissie terecht. De Commissie Mijnbouwschade kijkt naar de oorzaak en omvang van de schade en geeft daar een advies over. Dit advies is bindend voor gaswinningsbedrijven.
Zijn er trillingen rondom Pernis geregistreerd of gevoeld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Tot op heden zijn er geen aardbevingen gemeten door het seismisch meetnetwerk van het KNMI. Het seismisch meetnetwerk in de omgeving van Spijkenisse en Pernis kon voorheen aardbevingen vanaf een kracht van 2 op de schaal van Richter detecteren en sinds de uitbreiding ervan is kan het aardbevingen detecteren vanaf 1 op de schaal van Richter. Een dergelijk lichte trilling wordt door mensen aan het aardoppervlak niet gevoeld. Zie tevens het antwoord op vraag 8.
Is er een advies van de Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) omtrent het gebied Pernis, gezien de risico’s in het industriële gebied? Zo ja, hoe luidt dat? Zo nee, gaat dat nog komen?
Conform de juridische procedure heb ik bij de procedure tot instemming met het winningsplan Pernis advies gevraagd aan SodM. SodM beaamt dat het Pernis-West gasveld in seismisch risicocategorie 2 valt met een geringe kans op beven. In het instemmingsbesluit ben ik ingegaan op het advies van SodM en heb ik NAM opgedragen om een seismisch risicobeheersplan te maken. Zoals ook aangegeven in de antwoorden op vragen van de CDA-fractie in het schriftelijk overleg (Kamerstuk 33 529, nr. 744) geldt dat NAM in het risicobeheersplan beschrijft welke maatregelen zij nemen als zich een beving voordoet. Het risicobeheersplan is in overleg met SodM opgesteld en met de veiligheidsregio besproken. In het risicobeheersplan is aangegeven dat het onwaarschijnlijk is dat een geïnduceerde beving een dusdanige schade kunnen veroorzaken aan industrie, speciale gebouwen, infrastructuur en dijken dat een gevolgrisico zou kunnen ontstaan. De haven en de installaties voldoen aan de veiligheidsstandaarden voor dergelijke gebieden en installaties. De installaties zijn zodanig ontworpen om in geval van een calamiteit, onafhankelijk van de aard van de calamiteit, de installatie te kunnen uitschakelen en consequenties te voorkomen.
Hoe gaat u de omwonenden informeren over de gang van zaken?
In 2019 is de procedure tot verlenging van de winningsperiode uit gasveld Pernis doorlopen. Deze procedure is eind 2019 afgerond. Uw vragen over de informatievoorziening tijdens deze procedure zijn reeds eerder beantwoord in de verslagen van de schriftelijke overleggen van 1 mei 2020 en 19 mei 2020 (Kamerstuk 33 529, nrs. 744 en nr. 745) en in de beantwoording van vragen van 18 augustus 2020 (Aanhangsel Handelingen II, 2019–2020, nr. 3800).
Los van de te volgen vergunningprocedures en het informeren van de omgeving hierover, heb ik de opdracht gegeven om informatie beschikbaar te stellen op de inmiddels gebouwde website www.mijnbouwvergunningen.nl. Op deze website is onder meer informatie te vinden over verschillende gaswinningen zoals bij Pernis-West, het winningsplan en het instemmingsbesluit te vinden. Tevens is er algemene informatie opgenomen over bodemdaling en mogelijke aardbevingen die antwoord geeft op de meest gestelde vragen. Als laatste kan ik aangeven dat op de website ook de contact mogelijkheden zijn opgenomen voor het stellen van vragen of het verkrijgen van nadere informatie.
Het vrijkomen van kankerverwekkend chroom-6 bij werkzaamheden aan de Onyx-kolencentrale. |
|
Bart van Kent , Cem Laçin , Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Bas van 't Wout (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de kankerverwekkende stof chroom-6 is vrijgekomen bij onderhoud aan de Onyx-centrale op de Maasvlakte?1
Ja.
Hoeveel medewerkers van de centrale zijn blootgesteld aan deze kankerverwekkende stof?
Dat is mij niet bekend. Conform de arbeidsomstandighedenwetgeving is de werkgever verantwoordelijk voor het uitvoeren van blootstellingsbeoordelingen en het treffen van adequate beheersmaatregelen. In juli 2020 heeft Inspectie SZW een onaangekondigde controle gedaan bij het bedrijf. Daarbij is geconstateerd dat bij onderhoudswerkzaamheden in en aan de ketel chroom-6 vrijkwam. Tijdens de inspectie in juli 2020 is geconstateerd dat de medewerkers die deze werkzaamheden verrichtten adequate persoonlijke beschermingsmiddelen droegen. Inspectie SZW heeft niet geconstateerd dat er medewerkers zijn blootgesteld aan chroom-6, tegelijkertijd kan niet worden uitgesloten dat op enig moment medewerkers zijn blootgesteld.
De Inspectie constateerde eveneens dat medewerkers die buiten de ketel in het ketelhuis werkzaam waren, maar geen werkzaamheden aan chroom-6-houdende onderdelen uitvoerden, niet allemaal ademhalingsbescherming droegen. Dit was wel voorgeschreven door het bedrijf. Daarop heeft de Inspectie van het bedrijf geëist om te zorgen voor (nadere) instructie van het personeel en dat het bedrijf toezicht houdt opdat de door het bedrijf verplicht gestelde ademhalingsbescherming ook daadwerkelijk gedragen wordt.
De Inspectie trof in het ketelhuis buiten de ketel op diverse plaatsen (neergeslagen) stof aan dat afkomstig was van de ketel. Het bedrijf is door Inspectie SZW aangesproken om dit stof dagelijks op te ruimen, waarmee deze blootstellingsbron is weggenomen. Door het wegnemen van de bron in combinatie met het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen (en het toezicht daarop) zijn de werknemers voldoende beschermd tegen chroom-6.
Is bij eerdere inspecties chroom-6 aangetroffen? Zo ja, welke stappen zijn gezet om medewerkers te beschermen?
Vóór de hiervoor genoemde inspectie in juli 2020 is door de Inspectie SZW bij de Onyxkolencentrale geen chroom-6 aangetroffen. Naar aanleiding van de inspectie in juli 2020 heeft Inspectie SZW van het bedrijf geëist om binnen een dag het in het ketelhuis aangetroffen stof dat van de ketel afkomstig was, op te ruimen. Met deze maatregel werd een mogelijke bron voor blootstelling aan chroom-6 weggenomen. Vervolgens heeft Inspectie SZW geëist om beheersmaatregelen te nemen volgens de arbeidshygiënische strategie en tegelijkertijd is het bedrijf aangeschreven om de blootstelling aan chroom-6 nader te beoordelen. De Inspectie volgt de uitvoering hiervan op de voet.
Is er onafhankelijk onderzoek uitgevoerd naar de blootstelling aan chroom-6? Zo nee, gaat dat nog gebeuren? Is vastgesteld wie is blootgesteld aan chroom-6 en hoe lang? Zo nee, gaat dat nog onderzocht worden? Zijn ook andere giftige stoffen aangetroffen? Zo nee, wordt dat nog onderzocht?
Als onderdeel van de wettelijke verplichtingen moet de werkgever blootstellingsbeoordelingen uitvoeren ten aanzien van gevaarlijke stoffen (niet alleen chroom-6). Bedrijven laten zich daarbij vaak ondersteunen door gespecialiseerde adviesbureaus.
Het onaangekondigde inspectiebezoek door Inspectie SZW was specifiek gericht op blootstelling aan chroom-6. Er zijn geen constateringen gedaan ten aanzien van eventuele andere giftige stoffen.
Inspectie SZW heeft niet vastgesteld dat medewerkers zijn blootgesteld aan chroom-6, tegelijk kan niet worden uitgesloten dat dit op enig moment is gebeurd. De werkgever is verplicht een registratie bij te houden van werknemers die zijn blootgesteld aan stoffen zoals chroom-6.
Naar aanleiding van de inspectie is de Inspectie SZW van oordeel dat het bedrijf de blootstelling aan chroom-6 nader moet beoordelen en structureel meer zou kunnen en moeten doen. Dit moet binnen de arbeidshygiënische strategie ten aanzien van het voorkomen van blootstelling aan chroom-6 binnen het bedrijf. De Inspectie heeft het bedrijf daarop ook aangeschreven en volgt de uitvoering op de voet.
Bent u nog steeds voornemens om te zorgen dat de Onyx-centrale op 1 januari 2021 haar deuren sluit?
Naar aanleiding van de call for proposals heeft Onyx/Riverstone een aanvraag ingediend bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat om tegen een subsidie vrijwillig het gebruik van kolen te beëindigen. Momenteel wordt beoordeeld of het ingediende voorstel voldoet aan de gestelde eisen, waaronder adequate voorzieningen voor de werknemers en dat er geen sprake is van overcompensatie.
Zodra blijkt dat de aanvraag voldoet aan de eisen die daaraan in de call for proposals zijn gesteld, kan een subsidiebeschikking worden opgelegd onder een aantal voorwaarden, waaronder verenigbaarheid van de maatregel in het kader van de staatssteuntoets door de Europese Commissie.
Eerder werd gericht op een sluiting per 1 januari 2021. Omdat nog niet aan alle voorwaarden is voldaan, zal de sluiting noodzakelijkerwijze later plaatsvinden. Of de sluiting definitief doorgaat, is pas duidelijk als alle voorwaarden voor de subsidie zijn vervuld. In dat geval zal de definitieve sluiting naar verwachting nog begin 2021 kunnen worden gerealiseerd.
Klopt het dat de eigenaar van de Onyx-kolencentrale (Riverstone) circa 240 miljoen euro van de rijksoverheid kan krijgen voor de sluiting van deze centrale?2 Welk deel van dit bedrag is gereserveerd voor de medewerkers in de centrale en de keten die hun baan verliezen?
Onyx/Riverstone heeft een aanvraag bij EZK gedaan voor subsidie in het kader van de call for proposals die is opengesteld voor de vrijwillige sluiting van één centrale. Het bedrag per megawatt dat de centrale heeft geboden ligt onder het daaraan gestelde maximum in de call for proposals.
Bij de aanvraag voor subsidie is een concept sociaal plan ingediend. Momenteel wordt onder andere beoordeeld of dit plan adequate ondersteuning biedt aan de werknemers van de centrale die mogelijk hun baan verliezen. De in de call for proposals gestelde minimumeisen zien erop dat de werkgever zelf voorziet in een tegemoetkoming in het eventuele inkomstenverlies dat werknemers zouden kunnen ondervinden na beëindiging van hun dienstverband en over een voorziening voor begeleiding en ondersteuning van de werknemers van werk naar werk die ten minste dienen te voldoen aan de uitgangspunten van het Westhavenarrangement. Direct werkgelegenheidsverlies als gevolg van de mogelijke sluiting van de centrale bij partijen in de keten wordt in kaart gebracht. Ook voor deze werknemers zal, vanuit de overheid, een voorziening worden getroffen. Mogelijk kan hiervoor de Voorziening werkgelegenheidseffecten energietransitie aangesproken worden.
Voor medewerkers die in Tilburg zijn blootgesteld aan chroom-6 is er inmiddels een compensatieregeling, voor Defensiepersoneel komt er na lange strijd een (verbeterde) regeling, hoe zal voor medewerkers van de Onyx-centrale geregeld worden dat ook zij aanspraak kunnen maken op compensatie wanneer ze ziek worden?
In het Burgerlijk Wetboek (artikel 7:658, lid 2) is geregeld dat de werkgever een zorgplicht heeft voor zijn werknemers. Indien een werknemer schade heeft geleden door het werk, is de werkgever verplicht tot het vergoeden van deze schade. De compensatieregelingen van de gemeente Tilburg en het Ministerie van Defensie zijn door beiden vanuit deze verplichting in hun rol als werkgever ingesteld. Voor de werknemers van de Onyx-centrale is schade nog niet vastgesteld.
Als het bedrijf is opgehouden te bestaan, kan eventuele werkgerelateerde gezondheidsschade in beginsel niet meer worden verhaald op de werkgever. Dat kan niet worden voorkomen, tenzij een specifieke regeling voor die situatie wordt gemaakt. SZW zal de werkgever, naar aanleiding van de ongerustheid onder de werknemers over mogelijke chroom-6 blootstelling en eventuele gevolgen voor hun gezondheid in de toekomst, wijzen op zijn verantwoordelijkheid als werkgever in deze.
Omdat het schadeverhaal bij beroepsziekten via het aansprakelijkheidsrecht voor werkenden vaak een moeizaam traject is zeker wanneer er geen werkgever meer is waarop schade verhaald kan worden, heeft het Ministerie van SZW de commissie Heerts gevraagd met voorstellen hiervoor te komen. Naar aanleiding daarvan werkt het Ministerie van SZW aan een tegemoetkomingsregeling voor slachtoffers van ernstige beroepsziekten, veroorzaakt door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Het streven is er opgericht dat de regeling op 1 juli 2022 in werking treedt. De regeling voorziet in erkenning en tegemoetkoming voor (ex)werknemers die een ernstige beroepsziekte hebben opgelopen als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen zoals chroom-6.
Hoe wordt voorkomen dat, wanneer de eigenaar van de centrale vertrokken is, er geen compensatie meer komt voor zieke medewerkers?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat hier nu geld voor gereserveerd dient te worden? Welke stappen gaat u hiervoor zetten? Is het mogelijk Riverstone een fonds te laten vullen (bijvoorbeeld ter grote van 20 miljoen euro) voor eventuele chroom-6 slachtoffers? Mocht dit fonds (deels) ongebruikt blijven zou Riverstone dit geld dan na (bijvoorbeeld 20 jaar) weer terug kunnen krijgen?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u deze vragen nog voor de sluiting van de Onyx-kolencentrale beantwoorden?
Hiermee voldoe ik aan het verzoek.
Wat vindt u van het harde oordeel van de Europese Ombudsman waarin wordt geconcludeerd dat er sprake is van serieuze tekortkomingen waarin het ging om de controle op belangenconflicten rondom Blackrock en de positie die de vermogensbeheerder heeft gekregen als adviseur duurzame financiën?1
Ik vind het goed dat Europese Ombudsman, Emily O’Reilly, de gunning van een onderzoekopdracht naar de mogelijke integratie van zogenaamde ecologische, sociale en governance (ESG)-factoren in het Europese toezichtsraamwerk voor banken aan BlackRock kritisch heeft geëvalueerd.
In haar onderzoek is de Europese Ombudsman niet tot de conclusie gekomen dat er sprake was van wanbestuur, aangezien de Europese Commissie de bestaande regels heeft gevolgd. Wel concludeert zij dat de belangen van BlackRock als vermogensbeheerder het onderzoekswerk van BlackRock Investment Management, de adviestak van BlackRock, mogelijk negatief zouden kunnen beïnvloeden. De Ombudsman concludeert dat de Europese Commissie strenger had kunnen evalueren of er mogelijk sprake zou kunnen zijn van belangenverstrengeling.
De Europese Ombudsman raadt de Europese Commissie daarom aan om het aanbestedingskader te versterken. Zo zou de Financiële Verordening (Verordening (EU) 2018/1046), die regels bevat voor aanbestedingen door de Europese Commissie, betere handvatten kunnen bieden bij het beoordelen van mogelijke belangenverstrengeling. Daarnaast zou de Europese Commissie kunnen onderzoeken of een herziening van de aanbestedingsregels in die verordening nodig is. In een korte verklaring heeft de Europese Commissie gemeld de aanbevelingen nader te bestuderen.2 Ze heeft tot maart 2021 om hierop te reageren. Ik moedig dit aan.
In het licht van deze conclusies van de Europese Ombudsman, wat vindt u van uw keuze om niet te treden in de gunningsprocedure zoals beantwoord in de vorige schriftelijke vragen die de SP-fractie hierover heeft gesteld?2
In reactie op eerder ontstane zorgen over de gunning van deze opdracht aan BlackRock heeft de Europese Commissie meermaals aangegeven dat zij een streng, zorgvuldig en transparant gunningsproces heeft gevolgd.4 Ik heb dit in de beantwoording van de schriftelijke vragen die de SP-fractie eerder over dit onderwerp heeft gesteld ook zo uiteengezet. De conclusies van de Europese Ombudsman laten nu zien dat de Europese Commissie weliswaar de regels heeft gevolgd, maar dat het aanbestedingskader van de Europese Commissie kan worden versterkt.
In haar korte verklaring heeft de Europese Commissie aangegeven dat zij de aanbevelingen van de Europese Ombudsman verder zal bestuderen. Zij heeft tot maart 2021 om hierop te reageren. Ik zal de Europese Commissie in de relevante gremia aanmoedigen dit voortvarend op te pakken en vragen hoe zij voornemens is de aanbevelingen van de Ombudsman verder te brengen. Ik zal uw Kamer hierover informeren.
Het is belangrijk om te noemen dat het rapport van BlackRock slechts één bron is waaruit de Europese Commissie zal putten in haar voorstel voor de opname van de duurzaamheidsfactoren in het toezichtsraamwerk voor banken. Bovendien bepalen de Europese Commissie, de Raad van Ministers en het Europees parlement samen het Europese beleid ten aanzien van de financiële markten.
Los van deze casus blijf ik van mening dat het waardevol kan zijn om de expertise uit de sector te gebruiken bij de ontwikkeling van beleid. Dit zorgt voor een goede aansluiting bij de meest recente ontwikkelingen in het veld. Het is hierbij wel van belang om een breed scala aan externe experts te consulteren. Hiertoe houdt de Europese Commissie brede publieke consultaties voorafgaand aan de ontwikkeling van nieuw beleid. Zo is er recent een publieke consultatie geweest voor een nieuw duurzame financieringsstrategie. Hier heeft een breed palet aan belanghebbenden op gereageerd, waaronder ngo’s, overheden, bedrijven en financiële instellingen.5
Bent u van mening dat u te makkelijk bent meegegaan in de argumenten van de Europese Commissie over de zorgvuldigheid van de procedure?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u onze mening dat u veel te weinig hebt ondernomen in de al eerder geuite zorgen van zowel de SP als veel andere organisaties over mogelijke belangenverstrengeling betreffende Blackrock als adviseur voor de Europese Commissie?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om deze zorgen nu wel serieus te nemen door de adviezen van de Europese Ombudsman die zijn gepubliceerd in naloop van het oordeel over Blackrock, te bepleiten in de Eurogroep en de Ecofin? Zo ja, bent u bereid om de insteek en het verslag na afloop van deze discussie met de Kamer te delen?
Zie antwoord vraag 2.
Arbeidsmigranten in verloederde huizen |
|
Jasper van Dijk , Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Verloederde huizen die uitpuilen met arbeidsmigranten»?1
Ik vind het kwalijk dat huurders op welke manier dan ook worden uitgebuit.
Hoe is het mogelijk dat mevrouw Chang, die al tweemaal is uitgeroepen tot Huisjesmelker van het Jaar, haar verhuurpraktijken kan uitvoeren in een andere gemeente nu zij is vertrokken uit Utrecht, waar deze gemeente veel moeite voor heeft moeten doen? Wat gaat u doen om andere gemeenten, zoals Nieuwegein, te waarschuwen voor en te ondersteunen?2 3 4
Het staat personen vrij om een woning te kopen en deze te verhuren zolang als ze zich aan de daarvoor geldende regels houden. Tegelijkertijd zie ik dat de inspanning van gemeenten om malafide verhuurpraktijken aan te pakken, tot een waterbedeffect kan leiden waarbij problemen met eenzelfde verhuurder zich kunnen verplaatsen naar regiogemeenten.
Om te onderzoeken hoe dit waterbedeffect kan worden tegen gegaan, ondersteun ik een regionale pilot van de gemeente Utrecht. In het kader van deze pilot werkt Utrecht samen met regiogemeenten om de aanpak van malafide verhuurpraktijken te regionaliseren. De gemeente Utrecht beschikt over een waardevolle database en er wordt gezocht naar mogelijkheden om daarmee ook de informatiepositie van omliggende gemeenten te versterken. Daarnaast heeft Utrecht in samenwerking met regiogemeenten een regionaal huurteam ingesteld, dat huurders uit deze gemeenten ondersteunt met voorlichting over hun rechten en begeleidt bij eventuele juridische procedures. Ik vind het belangrijk dat ook andere gemeenten de opgedane kennis kunnen benutten. Daarom organiseer ik kennisdeling tussen steden die kampen met soortgelijke problematiek.
Op dit moment is mijn wetsvoorstel in consultatie, waarbij gemeenten de mogelijkheid krijgen om opkoop voor verhuur tegen te gaan. Daarnaast zijn er meerdere instrumenten waarmee gemeenten kunnen handhaven, afhankelijk van hun beleid en invulling van het instrumentarium. In het artikel wordt het bestemmingsplan genoemd. Daarnaast zijn er nog de Woningwet, de Huisvestingswet en eventueel de Wet aanpak woonoverlast, die handvatten geven om op te treden.
Heeft u of hebben verschillende ministeries Maarssenbroek of de gemeente Stichtse Vecht gewaarschuwd voor deze verhuurder dan wel gewezen op bestaande mogelijkheden om huisjesmelkerij te voorkomen en bestrijden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat heeft u concreet gedaan om deze arbeidsmigranten, andere huurders en de buurt te beschermen?
De handhaving van deze misstanden ligt bij de betrokken gemeenten zelf. Het is dan ook aan deze gemeenten zelf om onderling kennis en informatie op deze terreinen met elkaar uit te wisselen. Zoals blijkt uit mijn antwoord bij vraag 2, helpt de gemeente Utrecht regiogemeenten, waaronder de Stichtse Vecht en Nieuwegein, actief bij het bestrijden van malafide verhuurpraktijken. De gemeenten Stichtse Vecht en Nieuwegein houden de situatie rondom de verhuurder uit het artikel nauwgezet in de gaten. Voor mijn inzet op de problematiek van arbeidsmigranten verwijs ik u graag naar de kabinetsreactie op het advies van het aanjaagteam arbeidsmigranten.
Waarom laat u de verantwoordelijkheid met name bij gemeenten neerkomen, terwijl het overduidelijk is dat zelfs grote gemeenten moeite hebben met het aanpakken van huisjesmelkerij en de huisjesmelker zélf ermee weg kan komen om huurders uit te buiten, huizen te laten verloederen en dit patroon te herhalen in andere gemeenten? Wat doet u concreet om gemeenten te helpen?
Er zijn verschillende initiatieven geweest, nu en in het verleden, om kennis uit te wisselen over de aanpak van malafide pandeigenaren en overlast (Woningwet, Wet aanpak overlast). Mede op basis van het advies van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten over de huisvesting wordt gewerkt aan een handreiking voor gemeenten. In het kader van de aanpak Goed Verhuurderschap wordt kennisdeling georganiseerd tussen steden, ik zet een eerste stap met de opkoopbescherming en de voorschriften die in het kader van goed verhuurderschap in dat kader daarbij kunnen worden gesteld. Er lopen verschillende pilots en ik blijf in overleg met relevante stakeholders.
Hoe verhouden de terugkerende verhuurpraktijken van mevrouw Chang zicht tot de aanpak «Goed Verhuurderschap»?5
De door u beschreven praktijken kan ik niet scharen onder onder «goed verhuurderschap».
Op welke manier(en) wordt de informatiepositie van alle huurders verbeterd, in plaats van met name internationale studenten? Wat doen u en het kabinet om ook arbeidsmigranten te wijzen op hun (huisvestings)rechten en bezwaarmogelijkheden in ons land?
In het kader van het Actieplan Studentenhuisvesting 2018–2021 is de campagnewebsite wegwijsmetjehuurprijs.nl vertaald naar realaboutrent.nl. Hierop is onder andere informatie te vinden over de huurprijs en de huurcommissie. De site is voor iedereen beschikbaar en de informatie is ook breder bruikbaar dan alleen voor studenten. Specifiek voor arbeidsmigranten is de website workininl.nl opgezet. Deze website is eind november live gegaan. Hierop kunnen arbeidsmigranten informatie vinden over verschillende onderwerpen, zoals huisvesting, vervoer, werk en zorg. De site is vertaald in het Engels, Pools en Bulgaars. Daarnaast hebben sommige gemeenten servicepunten ingericht voor arbeidsmigranten en verkent het Ministerie van BZK of en hoe onder meer RNI-loketten een rol kunnen spelen bij serviceverlening en informatieverstrekking aan arbeidsmigranten.6
Wat doet u of gaat u doen om de leefomstandigheden van zowel hurende arbeidsmigranten als de buurtbewoners te verbeteren samen met de gemeente en hoe ondersteunt u de gemeente daarbij?
Het kabinet zet in op het realiseren van meer locaties voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Hiervoor zijn regio’s samen met werkgevers aan zet. Provincies kunnen daar goed een coördinerende rol in spelen. Vraagstukken van huisvesting spelen immers breder dan in één gemeente en zo wordt voorkomen dat effecten overhevelen naar een andere gemeente. Het rijk ondersteunt gemeenten daarbij, zoals met de 50 mln voor de huisvesting van kwetsbare groepen die in 2020 beschikbaar is gekomen en ook voor 2021 weer beschikbaar is gesteld. Daarnaast zijn er de Versnellingskamers in het kader van Flexwonen, de transformatiefaciliteit en de korting op de verhuurderheffing en ondersteunt het rijk via de verschillende regiodeals en woondeals. In de kabinetsreactie op het tweede advies van het aanjaagteam zal ook hierop nader worden ingegaan.
Waarom richt uw aanpak «Goed Verhuurderschap» zich op kennisdeling tussen grote steden, terwijl dit voorbeeld duidelijk laat zien dat huisjesmelkerij en het uitbuiten van arbeidsmigranten zich niet beperkt tot een grote stad en bent u bereid de kennisdeling en ondersteuning uit te breiden? Kunt u dit antwoord toelichten?
De kennisdeling vindt ook plaats via de openbaar toegankelijke website www.woningmarktbeleid.nl. Daarmee worden de in de pilots opgedane kennis breder gedeeld. Voor wat betreft arbeidsmigranten kom ik zoals gezegd nog met een nieuwe handreiking over het bestaande instrumentarium rondom huisvesting. Die komt voor alle geïnteresseerde gemeenten beschikbaar. In het verleden heb ik ook regiobijeenkomsten georganiseerd voor bijvoorbeeld de handhaving van de Woningwet en het Bouwbesluit. Dit traject is opgevolgd door kennisuitwisseling op het gebied van de leefomgeving via er het platform Handhaving leefomgeving van de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland7. Veel ook kleinere gemeenten zijn lid van deze vereniging en kunnen via die weg worden bereikt. Voor de Wet aanpak woonoverlast loopt nog steeds een traject op kennisuitwisseling. Dit wordt gedaan door het CCV.
Bent u bereid om een zwarte lijst van verhuurders, die bij herhaling fout verhuurgedrag hebben vertoond, mogelijk te maken, omdat u wel zwarte lijsten van huurders mogelijk maakt? Zo nee, wat doet u dan om te voorkomen dat malafide verhuurders keer op keer huizen kunnen verhuren, huurders kunnen uitknijpen en buurten kunnen verpesten?
Mede naar aanleiding van de moties Kuiken en Van Oosten8 en het lid Krol9 kijkt het Ministerie van Justitie en Veiligheid in samenwerking met mijn ministerie naar de mogelijkheden om de aanpak van crimineel vastgoed te verbeteren, waarbij ook gekeken wordt naar mogelijkheden voor zwarte lijsten. De Minister voor Rechtsbescherming zal u in het voorjaar verder informeren over de uitvoering van die moties.
Wat is uw reactie op het rapport van de Commissie Roemer, het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten: «Geen tweederangsburgers. Aanbevelingen om misstanden bij arbeidsmigranten in Nederland tegen te gaan» en kunt u per aanbeveling uit het hoofdstuk «Meer en betere huisvesting voor arbeidsmigranten» aangeven op welke manieren u dit gaat uitvoeren?6
De kabinetsreactie op het tweede advies van het aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten wordt medio december naar uw Kamer gestuurd. In die reactie zal het kabinetsstandpunt worden weergegeven op alle aanbevelingen.
Hoe en op welke termijn gaat u ervoor zorgen dat het tekort van 150.000 bedden voor arbeidsmigranten op een menswaardige manier wordt opgelost? Kunt u uw antwoord toelichten?7
Zoals benoemd bij vraag 7 zet ik in het op het realiseren van locaties. Verschillende BZK-instrumenten zijn daarbij inzetbaar. Verder verwijs ik graag naar de kabinetsreactie op het tweede advies van het Aanjaagteam. Deze wordt spoedig naar uw Kamer verstuurd.
Hoe en op welke termijn gaat u ervoor zorgen dat de kwaliteit en betaalbaarheid van huisvesting alsmede de woonbescherming van arbeidsmigranten worden verhoogd? Kunt u uw antwoord toelichten voor zowel nieuwe als bestaande huisvesting?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 7, 10 en 11.
Bent u bereid om gemeenten de mogelijkheid te geven om een verhuurdersvergunning in te kunnen voeren, waarbij de verhuurdersvergunning niet alleen betrekking heeft op eengezinswoningen en verkamering, maar ook op huisvesting op een bedrijfsterrein en vormen van groepshuisvesting? Bent u bereid om hier zo snel mogelijk een wettelijke grondslag voor te creëren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op 6 november stuurde ik u mijn brief over excessen op de huurmarkt. Daarin geef ik het volgende aan: ″Er zijn op dit moment vanuit de pilots geen aanwijzingen dat voor deze aanpak van malafide verhuurders door middel van gemeentelijke verhuurdervergunningen grote juridische belemmeringen bestaan. De pilots wijzen wel uit dat bij verschillende gemeenten onzekerheid heerst over de juridische houdbaarheid van de lokale aanpak. Vanwege onder meer deze onzekerheid hebben gemeenten aangegeven behoefte te hebben aan een specifieke wettelijke grondslag voor de aanpak van de malafide verhuurder.″12 Het Kabinet zal ook op dit punt ingaan in de kabinetsreactie op het tweede advies van het aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten. Deze reactie zal spoedig naar uw Kamer worden gestuurd.
Wilt u de vragen afzonderlijk beantwoorden, niet clusteren en de beantwoording voor 16 december a.s. naar de Tweede Kamer sturen?
Ik heb de vragen afzonderlijk beantwoord.
Het rekenmodel waardedalingsregeling dat gedupeerden benadeelt |
|
Agnes Mulder (CDA), Sandra Beckerman , Laura Bromet (GL), Henk Nijboer (PvdA), Carla Dik-Faber (CU), Matthijs Sienot (D66) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat het huidige rekenmodel die de waardedaling van de woningen in Groningen bepaalt, nadelig lijkt uit te pakken voor de zwaarst getroffen woningen? Wat is hierop uw reactie?1
Ik heb kennis genomen van het nieuwsbericht waarnaar u verwijst. Mijn reactie beschrijf ik in het antwoord op vraag 2.
Wat is uw reactie op het voorstel om, bij een gelijkwaardig alternatief, als uitgangspunt te nemen dat de variabele wordt gekozen die het gunstigst is voor de gedupeerden en dat deze wordt toegepast op de uitkomsten per individuele woning? In hoeverre is hier in de huidige situatie sprake van?
Het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) vergoedt schade door waardedaling en bepaalt als zelfstandig bestuursorgaan zelf zijn werkwijze voor de afhandeling van deze schade. Dit is vastgelegd in de Tijdelijke wet Groningen. Dit is essentieel voor onafhankelijke besluitvorming en vertrouwen, omdat hiermee wordt geborgd dat het oordeel of een bewoner volgens de wet recht heeft op een schadevergoeding, volledig onafhankelijk van alle betrokken partijen plaatsvindt. Sinds 1 september jl. is het IMG gestart met de afhandeling van schade door waardedaling. Sindsdien zijn er daarvoor 80.000 aanvragen gedaan. Het IMG heeft tot op heden 53.000 besluiten genomen en ruim 270 miljoen euro aan schadevergoeding uitgekeerd.
Het IMG hanteert bij het begroten van de waardedaling de methode van Atlas voor gemeenten en volgt hiermee de aanbevelingen van de adviescommissie Hammerstein. Deze commissie is een onafhankelijk, multidisciplinair adviespanel dat in september 2018 is ingesteld door de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Binnen de methode van Atlas voor gemeenten kan de waardedaling aan de hand van verschillende modelvarianten vastgesteld worden. De adviescommissie Hammerstein heeft geadviseerd uit te gaan van de modelvariant met gemiddeld de hoogste uitkomsten. Daar bovenop wordt het percentage waardedaling in alle gevallen met eenmaal de standaardfout verhoogd ten gunste van de woningeigenaar. Hierdoor wordt bijvoorbeeld het gemiddeld percentage waardedaling in Loppersum verhoogd van 11,2% naar 12,8%. Aanbevelingen, evenals andere aanbevelingen ten gunste van de bewoners, zijn door het IMG overgenomen en zien erop toe dat een ruime, rechtvaardige marge wordt gehanteerd.
De heer De Kam en de heer Banken pleiten er in een artikel in RTV-Noord voor om niet uit te gaan van de modelvariant met gemiddeld de hoogste uitkomsten, maar voor iedere individuele woning te berekenen welke modelvariant (bevingen of grondsnelheden) tot de hoogste uitkomsten leidt. Er is contact geweest tussen het IMG en de heer De Kam, waarna het IMG zich in het voorstel van de heer De Kam heeft verdiept. Inherent aan de keuze voor een modelvariant is dat deze tot hogere, maar ook tot lagere, uitkomsten kan leiden. De door het IMG toegepaste methode om waardedaling te vergoeden, waarbij de modelonzekerheid ten gunste van de woningeigenaren tot uitdrukking wordt gebracht via het ophogen van de berekeningen met eenmaal de standaardfout, leidt volgens het IMG slechts in een beperkt aantal postcodegebieden tot lagere uitkomsten dan het voorstel van de heer De Kam.
Echter, de modelvariant van het IMG leidt voor het overgrote deel van de woningeigenaren in het gebied tot hogere schadevergoedingen dan het voorstel van de heer De Kam. Het IMG stelt dat de logica om het percentage waardedaling met eenmaal de standaardfout te verhogen in het voorstel van de heer De Kam immers komt te vervallen. Gelet op deze nadelige gevolgen voor het overgrote deel van de woningeigenaren heeft het IMG het voorstel niet overgenomen. Tot slot heeft de commissie Hammerstein de door het IMG gehanteerde methode (Atlas voor gemeenten) als plausibel beoordeeld. Het IMG heeft daarmee geen aanleiding om aan te nemen dat in de postcodegebieden waar de heer De Kam aandacht voor vraagt, sprake is van onderschatting van de waardedaling.
Bent u bereid maatwerk te leveren voor de mensen die zwaar benadeeld worden door dit model? Dus om het voorstel van De Kam en Blanken toe te passen en voor iedere individuele woning te berekenen welke grondslag (bevingen of grondsnelheden) voor de eigenaar het gunstigst uitkomt? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het is niet aan mij maar aan het IMG om binnen de wettelijke kaders te bepalen welke werkwijze zij hanteert voor de afhandeling van alle schadevormen, waaronder schade door waardedaling. In dit geval heeft het IMG gekozen voor de modelvariant die gemiddeld de hoogste uitkomsten geeft. Ik zou het kwalijk vinden als de regering intervenieert in de onafhankelijke schadevaststelling. Dit vereist niet alleen dat NAM op afstand staat van de afhandeling van schade. De schadeafhandeling moet ook onafhankelijk plaatsvinden van andere betrokken partijen, waaronder ook van de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de betrokken decentrale overheden en maatschappelijke organisaties. Die zorgvuldig gecreëerde onafhankelijkheid moet worden bewaakt.
Wat is uw reactie op de grafiek uit het persbericht van De Kam en Blanken waaruit blijkt dat het verschil kan oplopen tot 8,38 procent (enkele woningen in Westeremden)? Wat is uw reactie op dat er voor deze eigenaren (uitgaand van een gemiddelde WOZ-waarde van rond 150.000 euro) er een verschil tot 12.000 euro kan ontstaan?2
Zoals toegelicht in vraag 2 is het aan het IMG om haar eigen werkwijze te bepalen. Zij heeft ervoor gekozen de modelvariant te kiezen die gemiddeld de hoogste uitkomsten geeft.
Bent u benieuwd of het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) de analyse deelt met de onderzoekers die hebben berekend dat er 6.500 eigenaren zijn die beter af zijn als de grondsnelheden als maat genomen worden? Wilt u dit bespreken met het IMG?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 heeft het IMG het voorstel van de heer De Kam reeds bekeken. Het IMG neemt het voorstel niet over vanwege de nadelige gevolgen voor het overgrote deel van de woningeigenaren in het aardbevingsgebied. Bovendien heeft het IMG geen aanleiding te twijfelen aan de plausibiliteit van de uitkomsten van de door het IMG gehanteerde modelvariant.
In hoeverre bent u bereid om aan de hand van de argumenten van De Kam en Blanken tot een heroverweging te komen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik verwijs u graag naar mijn antwoord op vraag 2, 3 en 5. Zoals toegelicht in antwoord op vraag 5 heeft het IMG het voorstel van de heer De Kam reeds bekeken. Aangezien het voorstel gemiddeld tot lagere schadevergoedingen leidt voor het overgrote deel van de woningeigenaren in het gebied, heeft het IMG het voorstel van de heer De Kam niet overgenomen. Daarnaast is het gezien de onafhankelijkheid van het IMG niet aan mij om tot een heroverweging van de werkwijze van het IMG te komen. Bij de behandeling van de Tijdelijke wet Groningen was het de expliciete wens van alle betrokken partijen dat het IMG een zbo zou worden, onder anderen met het oog op een onafhankelijke afhandeling van schade. De manier waarop het IMG de hoogte van de vergoeding voor waardedaling bepaalt, is bij uitstek een zaak die binnen hun onafhankelijke rol valt. Ik kan en wil daar niet aan tornen. Daarnaast heeft de bewoner bij het IMG altijd de mogelijkheid tot het aantekenen van bezwaar of beroep mocht hij het niet eens zijn met het besluit van het IMG.
De waardedalingsregeling |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte dat meer dan 25% van de aanvragen voor compensatie van waardedaling van huizen in het aardbevingsgebied wordt afgewezen? Wat is daarop uw reactie?1
Het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) heeft tot nu toe 6.212 aanvragen afgewezen, dat is 22% van alle aanvragen. De redenen voor afwijzing zijn divers. Een grond voor een afwijzing is bijvoorbeeld dat een woning later aangeschaft is en er geen waardedaling meer heeft plaatsgevonden vanaf het moment dat de eigenaar de woning in bezit kreeg. Een andere reden voor afwijzing van aanvragen is als er rechtstreeks bij de NAM al een vergoeding verkregen is, of als er nog een procedure loopt tegen NAM. In deze gevallen volgt een afwijzing omdat het IMG op grond van de Tijdelijke Wet Groningen niet bevoegd is om in die gevallen een vergoeding van schade door waardedaling toe te kennen. In de gevallen dat tot sloop/nieuwbouw is of wordt overgegaan in het kader van het versterkingsprogramma van de NCG wijst het IMG de aanvraag af omdat er volgens het IMG geen sprake is van schade wegens waardedaling.
Waarom zijn bezitters van een huis dat in aanmerking komt of is gekomen voor sloop/nieuwbouw uitgesloten van deze compensatie, terwijl dat eerder niet als uitsluitingsgrond in de voorwaarden stond? Wie heeft deze aanpassing wanneer toegevoegd en waarom?
Schade door waardedaling veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van gaswinning is volgens het Burgerlijk Wetboek schade die moet worden vergoed. Daarmee zijn ook eigenaren van huizen die nieuw zijn gebouwd niet ten principale uitgesloten van vergoeding van eventuele schade door waardedaling. Echter, volgens het IMG is er bij nieuw gebouwde huizen in de regel geen sprake van schade door waardedaling, maar van waardestijging. Daarom vallen deze woningen niet onder de geautomatiseerde toekenning.
Het IMG bekijkt zo nodig per geval of de nieuwbouw tot een waardevermeerdering heeft geleid die groter is dan de vergoeding van schade door waardedaling. Als er op het moment van het besluit door het IMG nog geen WOZ-beschikking voor die (toekomstige) nieuwe woning is, is een beoordeling niet mogelijk. Dan wordt voor dit moment de aanvraag afgewezen en kan een bewoner, wanneer de nieuwe WOZ-beschikking wel beschikbaar is, opnieuw een aanvraag indienen bij het IMG. Het IMG communiceert via zijn website over de wijze waarop het de waardedalingsregeling uitvoert.2 Het IMG betrekt sinds de start van de waardedalingsregeling informatie over sloop/nieuwbouw in de beoordeling van de aanvragen. Het IMG heeft hierover ook sinds de start van de afhandeling van schade door waardedaling op 1 september jl., via zijn website over gecommuniceerd.3 Sindsdien is de informatie over dit onderwerp op de website van het IMG uitgebreid, naar aanleiding van de vragen die hierover zijn gesteld bij het IMG. Het IMG heeft per 1 november jl. de vragenlijst in de aanvraagprocedure voor de vergoeding van schade door waardedaling uitgebreid met een extra vraag, waarin het IMG bewoners zelf vraagt om aan te geven of er sprake is van sloop/nieuwbouw. Op deze manier is voor bewoners waarbij sprake is van sloop/nieuwbouw in het kader van de versterking al bij de aanvraagprocedure duidelijk een vergoeding van schade door waardedaling niet vanzelfsprekend is.
Hoe legt u uit dat bewoners, die inmiddels al een nieuwe woning hebben door middel van sloop-nieuwbouw, wel deze compensatie hebben ontvangen terwijl de bewoners die nu in het traject zitten niet in aanmerking komen?
Het IMG beoordeelt aanvragen om vergoeding van schade door waardedaling op basis van de informatie die het IMG op dit moment tot zijn beschikking heeft. Zowel bij woningen waar sloop/nieuwbouw heeft plaatsgevonden als bij woningen waar deze nog plaats moet vinden, bekijkt het IMG in hoeverre er nog sprake is van waardedaling. Nieuwbouwhuizen door sloop/nieuwbouw in het kader van de versterkingsoperatie, hebben volgens het IMG vrijwel altijd een hogere waarde dan de oude woning. Deze bewoners krijgen daarom over het algemeen geen vergoeding van schade door waardedaling. De sloop/nieuwbouw-adressenlijst, die de NCG en het IMG hebben gehanteerd en door het IMG betrokken is bij de besluiten omtrent waardedaling, was onvolledig. Op 88 adressen is hierdoor een vergissing gemaakt en vergoeding toegekend waar dat niet moest. Ik ben van mening dat het de betreffende bewoners niet aangerekend kan worden dat zij onterecht een vergoeding van het IMG ontvangen hebben. Ik heb daarom het IMG gevraagd of het voor deze geïsoleerde groep niet tot terugvordering zou willen overgaan. Het IMG heeft inmiddels via zijn website gecommuniceerd dat vergoedingen voor waardedaling die ten onrechte zijn toegekend bij 88 adressen waar sloop en nieuwbouw plaatsvindt of -vond, niet worden teruggevorderd door het IMG.
Het IMG heeft, ter voorkoming van onterechte toekenning van schadevergoedingen in de toekomst, in de aanvraagprocedure voor schade door waardedaling als voorzorgsmaatregel een extra vraag ingebouwd, waarin het IMG bewoners zelf vraagt om aan te geven of er sprake is van sloop/nieuwbouw. Wanneer er sprake is van sloop/nieuwbouw, zal het IMG deze aanvraag afwijzen. Er zal daarom geen sprake zijn van terugvordering bij deze aanvragen.
Wat betekent dit voor bewoners die nu wel een compensatie hebben ontvangen en straks nog in sloop-nieuwbouw traject komen? Moeten zij deze compensatie na herbouw weer inleveren?
Het IMG beoordeelt aanvragen om vergoeding van schade door waardedaling op basis van informatie die het IMG op het moment van het besluit tot zijn beschikking heeft. Het IMG houdt dus wel rekening met sloop/nieuwbouw wanneer informatie hierover bekend is. Het IMG kan geen rekening houden met gevallen waarbij in de toekomst mogelijk alsnog besloten wordt tot sloop/nieuwbouw. Momenteel wordt door EZK en BZK bezien hoe met deze gevallen om te gaan.
Hoeveel meer is de toegevoegde waarde van een nieuw gebouwd huis dan de toegevoegde waarde van een opgeknapt en versterkt huis? Waarom krijgt de een wel compensatie voor de waardedaling en de ander niet?
De Adviescommissie waardedaling heeft geadviseerd over een geschikte systematiek om schade door waardedaling af te handelen. Het IMG heeft besloten om het advies van de Adviescommissie waardedaling te volgen. Er heeft door de Adviescommissie een analyse van de reeds versterkte woningen plaatsgevonden. Volgens de Adviescommissie kunnen er geen wetenschappelijk onderbouwde uitspraken gedaan worden over de waardedaling of waardestijging bij versterkte woningen. Bij sloop/nieuwbouw is deze waardestijging wel duidelijk aanwezig. Het IMG houdt bij de uitvoering van de waardedalingsregeling daarom geen rekening met reguliere versterkingsmaatregelen aan een bestaande woning, maar wel met sloop/nieuwbouw.
Hoe staat het uitsluiten van groepen in verhouding tot de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het hoger beroep van Stichting Waardevermindering door Aardbevingen Groningen (WAG)?1
Het IMG kent – als voldoende aannemelijk is dat er sprake is van schade door waardedaling en het mogelijk is om de schade abstract te begroten – een schadevergoeding toe ongeacht of de woning verkocht is. Hiermee volgt het IMG de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in de zaak Stichting WAG tegen NAM. NAM is niet in cassatie gegaan tegen deze uitspraak. In de gevallen waarin het IMG aanvragen om vergoeding van schade door waardedaling afwijst, is naar het oordeel van het IMG niet aannemelijk dat er sprake is van schade door waardedaling. Zoals is aangegeven in het antwoord op vraag 1 en 2 gaat het dan bijvoorbeeld om gevallen waarin de waarde van de woning sinds de aankoop niet is veranderd, er voor de betreffende schade al een vergoeding is uitgekeerd en het IMG niet bevoegd is om de aanvraag op grond van de Tijdelijk wet Groningen in behandeling te nemen of gevallen waarbij er naar verwachting als gevolg van sloop/nieuwbouw geen sprake meer is van schade door waardedaling. Van het uitsluiten van groepen is derhalve geen sprake.
Welke invloed heeft de stijging van de WOZ-waarde in Groningen ten opzichte van de stijging van de WOZ-waarde in de rest van Nederland op de bepaling van de waardevermindering? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het IMG heeft op advies van de Adviescommissie waardedaling een methode vastgesteld waarmee op een redelijke en doelmatige wijze schade door de waardedaling van niet-verkochte woningen kan worden vastgesteld. Een onderdeel van die methode is het gebruik van de WOZ-waarde met peildatum 1 januari 2019 als grondslag voor de berekening. De waardedalingspercentages die het IMG toepast, behelzen de totale waardedaling in de periode 2012 tot 1 januari 2019. Veranderingen in de WOZ-waarde na de peildatum worden op dit moment niet meegenomen door het IMG.
Wat wordt er precies bedoeld met de opmerking: «(w)e begrijpen wel dat mensen het invullen en toch proberen. Maar uiteindelijk zit je aanvragen af te wijzen die niet logisch zijn, omdat we ze wettelijk gezien niet mogen behandelen»? Denkt u dat gedupeerden beter willen worden van deze regeling?
Zie het antwoord op vraag 9.
Waarom mogen deze aanvragen wettelijk niet behandeld worden?
In vraag 8 wordt gerefereerd aan een quote van het IMG uit berichtgeving op RTV Noord (3 november jl.). Deze quote ziet op gevallen waarin al een vergoeding van schade door waardedaling is toegekend of waarvoor al een procedure aanhangig is bij de burgerlijke rechter en waarin door de aanvrager toch een aanvraag om vergoeding van deze vorm van schade wordt ingediend bij het IMG. In de Tijdelijke wet Groningen is vastgelegd dat het IMG in deze gevallen niet bevoegd is om deze aanvragen af te handelen. Dergelijke aanvragen leiden daarom tot een afwijzing. Het IMG vindt het van belang hier transparant over te communiceren en doet dat onder andere via telefonische informatie, zijn website en de huis-aan-huis brochure die bewoners ontvangen. Uiteindelijk ligt de eindafweging voor het indienen van een aanvraag bij de bewoner.
Bent u van mening dat wanneer men een nieuwbouwwoning krijgt, omdat het oude gesloopt moest worden doordat het door menselijk toedoen onveilig was geworden, al gecompenseerd is of wordt voor de waardedaling? Kunt u aangeven waar die compensatie dan in zit?
Het IMG geeft aan dat het bij de afhandeling van schade door waardedaling van woningen betrekt in hoeverre er in het kader van de versterkingsoperatie sloop/nieuwbouw heeft plaatsgevonden of nog plaatsvindt. Hiermee wordt de waardedaling die een gevolg is van de ligging in het aardbevingsgebied weggenomen. Deze nieuwbouwhuizen hebben volgens het IMG immers vrijwel altijd een hogere waarde dan de oude woning. Het IMG moet hiermee rekening houden, omdat het op grond van het schadevergoedingsrecht alleen een vergoeding mag uitkeren wanneer er sprake is van schade. Wanneer er sloop/nieuwbouw plaatsvindt, is niet voldaan aan het vereiste van schade omdat de schade is of op korte termijn wordt weggenomen. Mocht vast komen te staan dat de meerwaarde van de sloop/nieuwbouw woning niet meer is dan de waardedaling die in de betreffende postcode optreedt, dan zal het restant alsnog worden vergoed door het IMG. Dit is op voorhand echter zeer onwaarschijnlijk omdat een nieuwe woning tot een zeer grote meerwaarde leidt. Als op een later moment blijkt dat er alsnog sprake is van schade door waardedaling, dan kan de aanvrager hiervoor opnieuw een aanvraag indienen bij het IMG.
Waarom blijft u bij uw besluit dat mensen die in het verleden te weinig compensatie hebben gekregen van de Nederlandse Aardolie Maatschappij N.V. (NAM) geen recht hebben op een nieuwe beoordeling?
In het WGO op 12 november jl. en tijdens het Vragenuur op 24 november jl. heb ik met uw Kamer gesproken over schade door waardedaling en signalen van bewoners die ontevreden zijn met de vergoeding van NAM nu de regeling van het IMG bekend is. Ik heb uw Kamer daarom verzocht om concrete voorbeelden en ik heb toegezegd dat ik mij wil verdiepen in de vraag of deze bewoners recht is gedaan. Inmiddels heb ik voldoende signalen ontvangen over dit onderwerp. Ik heb uw Kamer inmiddels meegedeeld (Kamerstuk 33 529, nr. 832) dat ik, om een goed onderbouwd antwoord te kunnen geven op de vraag of bewoners recht is gedaan, een onafhankelijk oordeel zal vragen op basis van onderzoek door een externe partij. Het streven is dat de uitkomsten van het onderzoek in maart 2021 gereed zijn. Vervolgens zal ik uw Kamer informeren over deze uitkomsten en over eventuele benodigde vervolgacties.
Wanneer gaat u het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) toch de bevoegdheid geven om deze zaken opnieuw te beoordelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 1 en 11. Het IMG is niet bevoegd om zaken die eerder beoordeeld en afgehandeld zijn door NAM, in behandeling te nemen. Los daarvan heb ik uw Kamer toegezegd om de door uw Kamer gedeelde signalen te onderzoeken.
Waarom krijgen mensen met toegekende gaswinningsschade die buiten het postcodegebied wonen geen compensatie van waardedaling? Waarom worden deze mensen uitgesloten?
Het IMG heeft de aanbevelingen van de Adviescommissie Waardedaling overgenomen. Deze adviseert de gebiedsafbakening uit de methode van Atlas voor Gemeenten te gebruiken en dit toepassingsgebied zekerheidshalve ruim vast te stellen. Het gebied waar sprake is van waardedaling, is vastgesteld aan de hand van een vergelijking van de verkoopprijzen van 45.000 woningen in het aardbevingsgebied met woningen in de rest van Nederland. Uit deze grootschalige vergelijking komt naar voren dat in postcodegebieden vanaf 40% toegekende schademeldingen significant sprake is van waardedaling. Bewoners in postcodegebieden met 20–40% toegekende schademeldingen komen echter ook voor schadevergoeding in aanmerking, omdat waardedaling daar niet uitgesloten kan worden. In postcodegebieden met minder dan 20% toegekende schademeldingen is sprake van een tegenovergesteld effect: de prijsontwikkeling is daar gunstiger dan in vergelijkbare delen van Nederland. Het enkele feit dat er fysieke aardbevingsschade aan die woningen is ontstaan, betekent volgens de Adviescommissie niet dat die woningen ook in waarde zijn gedaald door de ligging in het aardbevingsgebied.
Vindt u het rechtvaardig dat in bijvoorbeeld Scheemda de ene helft van de straat wel in aanmerking komt voor de compensatie, maar de andere helft niet omdat die een andere postcode heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals hierboven aangegeven, heeft het IMG op basis van de aanbevelingen van de Adviescommissie Waardedaling besloten het toepassingsgebied zekerheidshalve ruim af te bakenen. Zie ook het antwoord op vraag 13.
Komt zo’n verdeeldheid in onder andere straten vaker voor? Wordt hier een inventarisatie van gemaakt? Zo nee, bent u bereid naar deze ongelijkheid te kijken en in die gevallen de regeling aan te passen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is inherent aan een regeling zoals de waardedalingsregeling, dat deze begrensd wordt. Zoals in antwoord op vraag 13 toegelicht, heeft het IMG het toepassingsgebied zekerheidshalve ruim vastgesteld.
Bent u ook bekend met het feit dat aanvragers van schadevergoeding door waardedaling van hun huis in het Groninger gasbevingsgebied, een brief krijgen waarin staat dat het besluit niet binnen gestelde termijn kan worden genomen en zonder reden van opgaaf met twaalf weken wordt verlengd? Wat is daarop uw reactie?
Zie het antwoord op vraag 17.
In hoeveel procent van de aanvragen kan een besluit niet tijdig genomen worden? Welke oorzaak ligt hieraan ten grondslag?
Het IMG heeft tot nu toe bijna 58.000 aanvragen ontvangen. Het IMG heeft inmiddels ruim 26.000 aanvragen afgehandeld en in totaal 156 miljoen euro aan schadevergoeding toegekend. Het IMG geeft aan dat ruim 97% procent daarvan binnen de gestelde termijn van 8 weken is afgehandeld. In 3 procent van de gevallen is deze termijn niet gehaald en zijn de betreffende bewoners hierover per brief geïnformeerd. Deze termijn is volgens het IMG om verschillende redenen niet gehaald: Het IMG heeft voor een aantal adressen nadere informatie moeten opvragen bij de NAM of er al een vaststellingsovereenkomst was gesloten met de NAM. Deze informatie is nu bekend en de aanvragen worden momenteel afgehandeld. Bij objecten die naast een woonbestemming ook een andere bestemming hebben, moet ook een individuele beoordeling plaatsvinden. Hiervoor is enkele weken extra tijd nodig. In situaties waar erfrecht van toepassing is, heeft het IMG waar nodig aanvullende documentatie bij de aanvrager opgevraagd. Daarnaast is er sprake van situaties waarin op de woningen een zogenaamd (beperkt) zakelijk recht rust (bijvoorbeeld situaties waarbij sprake is van erfpacht, beklemrecht, opstalrecht). Ook deze worden individueel bekeken om te bezien of men aanspraak kan maken op de waardedalingsregeling.
Welke gevolgen heeft deze vertraging?
Sommige aanvragers moeten langer dan 8 weken moeten wachten op het besluit van het IMG, gezien de bijzondere omstandigheden van het specifieke geval.
Wordt de planning voor schadevergoeding bij waardedaling aangepast? Wanneer is iedereen gecompenseerd voor de waardedaling?
Nee. De afhandeling van schade door waardedaling wordt gefaseerd uitgevoerd. Op 1 september jl. is gestart met de eigenaren van woningen in de gemeenten Loppersum en Appingedam. Op 1 november volgden de eigenaren van woningen in de gemeenten Groningen en Het Hogeland. Op 1 januari 2021 kunnen de eigenaren van woningen in de andere gemeenten een aanvraag indienen bij het IMG. Wanneer iedereen voor waardedaling gecompenseerd is, valt niet te zeggen. Het staat bewoners namelijk, ondanks de groepsgewijze aanpak, altijd vrij een moment te kiezen waarop zij een aanvraag indienen.
Waarom kiest u er opnieuw niet voor om alle inwoners van het gebied actief uit te nodigen om deze compensatie aan te vragen en daarbij direct een steunpunt aan te geven?
Bewoners worden door middel van een huis-aan-huis brochure door het IMG actief geïnformeerd over wanneer zij een aanvraag kunnen indienen. Verder heeft het IMG steunpunten geopend in alle gemeenten (Loppersum, Appingedam, Groningen en het Hogeland) waar een aanvraag voor schadevergoeding als gevolg van waardedaling van woningen kan worden ingediend. In andere gemeenten worden binnenkort steunpunten geopend.
Wat gaat u doen voor de groep mensen met een eigen huis die niet is staat zijn om de compensatie voor waardedaling aan te vragen?
De aanvraagprocedure is door het IMG laagdrempelig ingericht. Het IMG heeft steunpunten geopend waar bewoners terecht kunnen voor vragen over het indienen van een aanvraag voor waardedaling. Daarnaast kunnen bewoners te allen tijde bij het serviceloket van het IMG terecht.
Hebben erfgenamen van mensen, die woonden in een huis waarop de waardedalingsregeling van toepassing is, recht op deze waardedaling? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het IMG geeft aan dat als de eigenaar van een woning is overleden, er een vergoeding van schade door waardedaling kan worden aangevraagd door de erfgenaam.
Klopt het dat er bij de aanvraag van de compensatie een bedrag in beeld komt waar je recht op hebt? Is dat dan ook het bedrag dat uitgekeerd wordt? Zo nee, waaraan ligt dat dan?
De doelstelling van het IMG is om een laagdrempelige en transparante aanvraagprocedure vorm te geven. Uit het oogpunt van transparantie wordt bij het indienen van een aanvraag, voor zover bekend, door het IT-systeem van het IMG een inschatting van de schadevergoeding gegeven. Het gaat om een inschatting waaraan geen rechten kunnen worden ontleend. Dit wordt bij de aanvraag aan de aanvrager kenbaar gemaakt.
Klopt het beeld dat er dingen op de site van het IMG worden toegevoegd, met andere woorden, worden de kaders en/of de spelregels tijdens het proces aangepast? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het IMG past het schadevergoedingsrecht uit het Burgerlijk Wetboek toe, ook bij de afhandeling van schade door waardedaling. De wijze waarop het IMG deze regels toepast, is in de loop van de uitvoering van de waardedalingsregeling niet gewijzigd. Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 betrekt het IMG vanaf de start van de waardedalingsregeling sloop/nieuwbouw bij de beoordeling van schade van waardedaling bij deze woningen. Wel is met het oog op goede informatievoorziening voor de bewoners de informatie op de website tussentijds uitgebreid. Zo is onder andere extra informatie aan de site toegevoegd over sloop/nieuwbouw en over de uitleg van de methode die het IMG hanteert bij het vaststellen van de waardedaling. Daarnaast is, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, de vragenlijst in de aanvraagprocedure voor de vergoeding van schade door waardedaling uitgebreid met een extra vraag, waarin het IMG bewoners zelf vraagt om aan te geven of er sprake is van sloop/nieuwbouw. Het IMG geeft aan dat gezien de omvang van deze regeling, met potentieel meer dan 120.000 aanvragen, het niet mogelijk is om vooraf alle uitzonderingsgevallen te hebben beschreven. Echter is vanaf de start van de regeling op 1 september jl. wel gecommuniceerd over sloop/nieuwbouw.
Deelt u de mening dat het te bizar voor woorden is dat de NAM binnen afzienbare tijd een voorschot van 90 miljoen euro ter compensatie krijgt en dat inwoners ook deze compensatie weer moeten bevechten? Hoe verklaart u deze verschillen? Hoe gaat u uw invloed gebruiken om het voor Groninger gedupeerden net zo makkelijk te laten verlopen, als het voor de NAM is gegaan?
Er is geen sprake van dat bewoners de vergoeding moeten bevechten. Het IMG heeft een laagdrempelige procedure voor bewoners ingericht met het oog op een zorgvuldige en voortvarende afhandeling van schade door waardedaling. Zoals ook in het antwoord op vraag 17 is beschreven, heeft het IMG in een korte periode, vanaf 1 september jl. ruim 26.000 besluiten genomen en 156 miljoen euro aan schadevergoeding toegekend. In 97% van de aanvragen is een besluit binnen de beslistermijn van 8 weken genomen.
Het uitblijven van een vervolgingsbeslissing in de strafzaak tegen de NAM |
|
Michiel van Nispen , Sandra Beckerman |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Groninger Bodem Beweging (GBB) inmiddels al vijf jaar wacht op een beslissing van het openbaar ministerie (OM) in de strafzaak tegen de NAM?1 Kunt u zich de onvrede over een dergelijke termijn voorstellen?
Ja, ik heb hiervan kennisgenomen. Dat dit gevoelens van onvrede oproept bij de Groninger Bodem Beweging kan ik mij voorstellen, ook al zijn er redenen aan te dragen waarom dit zo lang heeft geduurd. Na de aangifte is er een artikel 12 Sv-procedure gevolgd, die de nodige tijd in beslag heeft genomen. Het OM heeft mij bericht dat het onderzoek en de beoordeling daarvan geruime tijd hebben geduurd vanwege de omvang en complexiteit van deze zaak en de vereiste zorgvuldigheid die daarbij betracht diende te worden.
Hoe kan het dat het OM in september 2019 het onderzoek al had afgerond, maar dat een jaar later nog steeds geen conclusie is getrokken en de aangever (de GBB) hier nog niets over heeft gehoord ondanks herhaaldelijke verzoeken geïnformeerd te worden over de voortgang en de resultaten van het onderzoek?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven is dit een omvangrijk en complex onderzoek geweest. Daardoor was de beoordeling eveneens ingewikkeld; vanwege het aantal individuele gevallen waarin een beoordeling van het te duchten levensgevaar moest plaatsvinden in combinatie met de omvang van het dossier, kostte een zorgvuldige beoordeling tijd. Hierbij speelt mee dat door het Hof is bepaald dat de NAM een zienswijze op het onderzoek diende te geven. Na afronden van het onderzoek heeft de NAM daar drie maanden de tijd voor gekregen. Het OM heeft eind februari 2020 de zienswijze ontvangen. Bovendien hebben de beperkingen ten gevolge van COVID-19 gezorgd voor verdere vertraging.
De betrokken partijen, waaronder ook de klagers, worden op de hoogte gehouden van het verloop van het proces op de momenten dat daar aanleiding voor is. Op diverse momenten hebben de klagers actief geïnformeerd naar de stand van het onderzoek. Daarop is ook altijd door het OM geantwoord en daarbij is aan de klagers meegedeeld dat er nog geen beslissing was genomen en dat klagers daarvan zo spoedig mogelijk in kennis zouden worden gesteld zodra het OM een definitief standpunt over deze zaak zou hebben ingenomen.
Hoe verhoudt dit stilzwijgen van het OM zich tot de voorschriften opgenomen in artikel 6, tweede lid onder b, van de Richtlijn 2012/29/EU van het Europees parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ, (PbEU L 315/57)?2
Zie antwoord vraag 2.
Hoe vaak komt het voor dat beslissingen zo lang op zich laten wachten? Hoe gebruikelijk of ongebruikelijk is dit volgens u?
Zoals ik hiervoor in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, kost een zorgvuldig en gedegen onderzoek en – in het verlengde daarvan – een zorgvuldige en gedegen beoordeling veel tijd, zeker waar het gaat om een omvangrijk onderzoek als onderhavige. Het past mij niet om vooruit te lopen op (vervolgings)beslissingen die nog genomen moeten worden door het OM.
Waardoor wordt deze lange duur nu veroorzaakt? Heeft dat vooral met capaciteitsproblemen in de opsporing te maken of zijn er andere oorzaken? Zo ja, welke? Worden er gesprekken gevoerd tussen de NAM en het OM over een mogelijke buitengerechtelijke afdoening van de strafzaak?
Zie antwoord vraag 4.
Komt er een moment dat het OM op grond van de resultaten van het door het Gerechtshof bij beslissing van 20 april 2017 bevolen onderzoek, een definitieve vervolgingsbeslissing moet nemen? Met andere woorden, mag dit eindeloos duren? Zo ja, vindt u dat rechtvaardig? Zo nee, hoe lang mag dit dan wel duren?
Artikel 167 Sv bepaalt dat het OM zo spoedig mogelijk tot vervolging overgaat indien het naar aanleiding van het ingestelde opsporingsonderzoek van oordeel is dat vervolging plaats moet hebben. Zoals ik in antwoord op vraag 1 heb aangegeven is de oordeelsvorming naar aanleiding van het afgeronde onderzoek nog niet afgerond. Ik kan mij voorstellen dat dit gevoelens van onvrede oproept bij de klagers, ook al is deze duur verklaarbaar gelet op de complexiteit en de vereiste zorgvuldigheid die daarbij betracht dient te worden. Overigens heeft het OM mij bericht dat zij binnen afzienbare tijd naar buiten komen met de uitkomsten van het onderzoek en dan zal tevens het standpunt dat het OM in deze zaak inneemt, naar buiten worden gebracht.
Wat vindt u van de uitspraak van het Gerechtshof dat er aanwijzingen zijn dat de NAM zich schuldig heeft gemaakt aan overtredingen van artikel 170, aanhef 2, Wetboek van Strafrecht (WSr), het beschadigen van woningen waardoor levensgevaar te duchten is?
Het past mij als Minister niet om deze uitspraak van een inhoudelijk oordeel te voorzien.
Op welk moment kan het uitblijven van een beslissing worden opgevat als een fictieve vervolgingsweigering? Zijn daar andere voorbeelden van bekend?
Vooropstaat dat wanneer het gerechtshof een bevel tot vervolging heeft gegeven, de officier van justitie niet bevoegd is nadien zelfstandig te besluiten om van verdere vervolging af te zien. Daartoe is op grond van artikel 243, vijfde lid, Sv bewilliging van het gerechtshof vereist. In deze zaak heeft het gerechtshof een bevel tot vervolging gegeven dat inhoudt dat nader strafrechtelijk onderzoek moet worden verricht onder toezicht en begeleiding van de rechter-commissaris. Zoals aangegeven bij mijn antwoord op vraag 6, zal het OM binnen afzienbare tijd de uitkomsten van het onderzoek en zijn standpunt in deze zaak naar buiten brengen.
Deelt u de mening dat het vertrouwen van Groningers in de rechtsstaat ernstig geschaad is? Kunt u zich voorstellen dat het lange wachten op het OM in de strafzaak tegen de NAM het vertrouwen verder onder druk zet?
Zoals de Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft aangegeven in 2017 is er in het dossier Groningen sprake van «een Nederlands overheidsfalen van on-Nederlandse proporties». Hij gaf daarbij ook aan: «We hebben het vertrouwen verspeeld, de rijksoverheid voorop».3 De Minister-President heeft in debat met uw Kamer dan ook namens de regering excuses aangeboden.4 Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven, kan ik mij voorstellen dat de duur van deze zaak gevoelens van onvrede oproept bij de Groninger Bodem Beweging, ook al zijn er redenen aan te dragen waarom dit zo lang heeft geduurd.
Welke stappen gaat u zetten om het vertrouwen in de rechtsstaat te herstellen?
In de afgelopen jaren is er veel in gang gezet om het vertrouwen van de Groningers in de overheid en ook in de rechtstaat te herstellen. Die maatregelen worden nu uitgevoerd. De gaswinning wordt versneld afgebouwd en uiteindelijk geheel stopgezet, de schadeafhandeling en de uitvoering van de versterkingsoperatie is overgenomen van de NAM en wordt op onafhankelijke en publiekrechtelijke wijze vormgegeven, en het Nationaal Programma Groningen is opgezet om te investeren in de toekomst van de provincie Groningen. Op vrijdag 6 november jl. heeft het kabinet nadere bestuurlijke afspraken gemaakt met bestuurders van het aardbevingsgebied over de versterkingsoperatie om de uitvoering daarvan te versnellen en beheersbaar te maken.5 Zoals in het antwoord op vraag 6 aangegeven zal het OM binnen afzienbare tijd naar buiten komen met de uitkomsten van het onderzoek en dan zal tevens het standpunt dat het OM in deze zaak inneemt, naar buiten worden gebracht.
Kunt u deze vragen één voor één en voor het WGO van donderdag 12 november beantwoorden?
Ik heb getracht deze antwoorden zo spoedig mogelijk aan uw Kamer te doen toekomen.
De antwoorden op vragen over een zinkgat in Kerkrade |
|
Sandra Beckerman , Henk Nijboer (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Waarom ontwijkt u de eerdere vraag (vraag 4) wie aansprakelijk is voor de schade die is opgetreden? Kunt u ons alsnog een antwoord geven op de vraag wie aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan? Is dit de gemeente, de aannemer of een andere partij?1
Ik heb in mijn brief1 van 13 oktober duidelijk aangegeven waar de aansprakelijkheid ligt in het geval dat er schade zou ontstaan aan huizen van burgers ten gevolge van dit zinkgat. In dit specifieke geval is het Waarborgfonds Mijnbouwschade voor dergelijke schade aansprakelijk. Volgens de gemeente Kerkrade heeft het zinkgat op dit moment echter nog geen structurele schade aan de omliggende woningen veroorzaakt.
Het Waarborgfonds Mijnbouwschade kan in het geval van mijnbouwschade alleen door natuurlijke personen worden aangesproken. De door het zinkgat veroorzaakte schade aan het wegdek kan door de gemeente Kerkrade niet verhaald worden op het fonds.
Zoals aangegeven in mijn brief2 van 8 september 2020 voert de gemeente Kerkrade een programma uit dat gericht is op het lokaliseren en daarna saneren van historische schachten. Ik financier dit programma. Tijdens de sanering van de schacht wordt gebruik gemaakt van zwaar materieel waardoor wegdek en de inrichting van de straat kan beschadigen. De gemeente Kerkrade heeft mij gevraagd of men de kosten van het herstel van het wegdek en de inrichting van de straat kan meenemen in de kosten van de huidige sanering. Ik heb hiermee ingestemd.
Hoe kan het Waarborgfonds Mijnbouwschade volgens u een rol spelen bij de schade ontstaan doordat er aan een verborgen schacht is gewerkt, aangezien u in uw antwoord op de eerdere vraag 2 stelt dat dit fonds kan worden aangesproken? Heeft u hier contact over gehad met het Waarborgfonds? Zo ja, welke afspraken zijn er gemaakt? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Het Waarborgfonds Mijnbouwschade is opgericht vanuit de Mijnbouwwet. Ik ben conform de Mijnbouwwet de beheerder van dit fonds. De werkwijze van het fonds staat beschreven in de artikelen 134 – 139 van de Mijnbouwwet.
De aansprakelijkheid voor de schade ten gevolge van het inzakken van een historische schacht is conform de recente uitspraak3 van de Raad van State niet verjaard. Ik heb uw Kamer hierover per brief4 op 23 september 2020 geïnformeerd. Het mijnbouwbedrijf dat destijds de schacht onder de huidige Franciscanerstraat in Kerkrade heeft aangelegd bestaat echter niet meer en daarom is het Waarborgfonds Mijnbouwschade op grond van de Mijnbouwwet de partij die kan worden aangesproken voor schade als gevolg van bodembeweging door aanleg of exploitatie van een mijnbouwwerk door dat mijnbouwbedrijf.
Als de verzakking is veroorzaakt door een verwijtbare nalatigheid van de aannemer dan zou de aannemer voor de ontstane schade aansprakelijk kunnen worden gesteld. Gemeente Kerkrade heeft aangegeven dat er geen aanwijzingen zijn dat er sprake is geweest van verwijtbaar handelen.
De gemeente Kerkrade heeft aangegeven dat er ten gevolge van de verzakking geen structurele schade is opgetreden aan de nabij liggende panden. Mocht er alsnog schade ontstaan dan kunnen bewoners zich bij mij melden omdat ik de beheerder ben van het Waarborgfonds. Het is in principe niet nodig dat ik contact opneem of afspraken maak met het Waarborgfonds want daar is op dit moment geen aanleiding toe.
Kunt u aangeven welke risico’s er voor omwonenden zijn, aangezien wij u eerder vroegen of de omwonenden op de hoogte zijn van eventuele risico's (vraag 5)?
Bij de opsporing en geplande sanering van een historische schacht worden de omwonenden door de gemeente Kerkrade uitgebreid geïnformeerd over de achtergronden van de aanpak van de historische schachten. Ook bij dit incident heeft de gemeente Kerkrade zich ingespannen om haar inwoners nader te informeren over de verzakking en sanering. Als opdrachtgever voor zowel het opsporen, onderzoeken en saneren van de schacht beschikt de gemeente over informatie uit de eerste hand en verzorgt zij de hieraan verbonden communicatie naar omwonenden.
Ik heb begrepen dat de gemeente richting de omwonenden tot nu toe vooral heeft gecommuniceerd over de verzakking en de uitvoering van de sanering. De gemeente Kerkrade heeft aangegeven dat ten behoeve van de algemene communicatie ook een informatieblad voor de bewoners wordt gemaakt waarin nader wordt ingegaan op het bestaande risico ten gevolge van de voormalige steenkolenwinning onder Kerkrade.
De gemeente Kerkrade kan daarbij gebruik maken van het onderzoek dat in de periode 2014 – 2016 in opdracht van de toenmalige Minister van Economische Zaken is uitgevoerd. Uw Kamer is op 15 december 2016 per brief5 geïnformeerd over de resultaten van dit onderzoek, de bestaande risico’s van de voormalige steenkolenwinning en de maatregelen die naar aanleiding hiervan samen met de regio zijn genomen.
Klopt het dat er ten tijde van het ongeluk toch 12 mensen woonden, gezien het feit dat u in uw antwoord op vraag 7 aangeeft dat het pand naast het zinkgat onbewoond was en inmiddels onbewoonbaar is verklaard?
Nee, het klopt niet dat er ten tijde van de verzakking mensen woonachtig waren in dit pand. De gemeente Kerkrade heeft aangegeven dat het pand conform de gegevens uit de gemeentelijke bevolkingsadministratie niet bewoond was. De gemeente heeft navraag gedaan naar het gebruik van het pand. Er is gebleken dat het pand is verhuurd aan een stichting die ten tijde van de verzakking het pand gebruikte als locatie voor studiedoeleinden.
De gemeente heeft geconstateerd dat in de ochtend na de verzakking er tenminste 1 persoon in het pand aanwezig was. De gemeente Kerkrade heeft via een noodverordening opgelegd dat het pand gedurende de sanering niet gebruikt mag worden.
Wij vroegen u welke lessen er zijn geleerd (vraag 6), kunt u deze vraag inmiddels beantwoorden?
De sanering van de schacht is nog steeds gaande. De gemeente Kerkrade verwacht dat de sanering in juni 2021 zal worden afgerond. In mijn brief van
8 september 2020 heb ik aangegeven dat het lokaliseren van de schachten in twee stappen plaatsvindt. In de eerste stap wordt met lichte apparatuur gezocht naar afwijkingen in de bodem tot een diepte van vijf meter. Tijdens de tweede stap wordt de vermoedelijk gelokaliseerde schacht ook daadwerkelijk aangeboord. Vervolgens wordt enige tijd na het aanboren van de schacht de sanering aangevangen. Naar aanleiding van de verzakking in de Franciscanerstraat heeft de gemeente Kerkrade nu besloten om het aanboren van de schacht (de tweede stap) voortaan direct te combineren met de sanering van de schacht. Op deze manier kan men adequaat reageren indien het aanboren van de schacht aanleiding geeft tot een verzakking.
Zoals eerder aangegeven zal na de sanering van de schacht een overleg plaatsvinden met de betrokken partijen. Tijdens dit overleg zal besproken worden welke verdere lessen uit dit voorval geleerd kunnen worden.
Ik ben van mening dat met betrekking tot de na-ijlende effecten van de steenkoolwinning in Limburg er met de regio duidelijk afspraken zijn gemaakt op basis waarvan adequate maatregelen zijn en ook worden genomen. Over deze aanpak, de voortgang en de samenwerking met de regio ben ik erg tevreden.
Het bericht 'De beladen bunker van Seyss-Inquart kwijnt weg' |
|
Peter Kwint , Sandra Beckerman |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «De beladen bunker van Seyss-Inquart kwijnt weg. «Als er maar geen escaperoom in komt»»1
Ja
Deelt u de mening dat de Seyss-Inquart bunker, een Rijksmonument met een beladen verleden als gebouw uniek is? Deelt u voorts de mening dat deze bunker een belangrijke educatieve WO2 en Koude Oorlog erfgoedfunctie kan en moet vervullen?
De Commandobunker Clingendael, ook bekend als de Seyss-Inquart bunker, is een gebouw met hoge cultuurhistorische waarden dat om die reden is aangewezen als rijksmonument. Als belangwekkend erfgoed van de Tweede Wereldoorlog en de periode van de Koude Oorlog kan de bunker een rol vervullen in het vertellen van het verhaal van deze perioden.
Bent U bekend met het feit de oorspronkelijke bebouwingen van de vier Nationale herinneringscentra voor een groot gedeelte dan wel helemaal (99%) zijn afgebroken? Bent U van mening dat de «Muur van Mussert» en de Seyss-Inquart bunker de laatste tastbare grote bouwwerken zijn die specifiek gebouwd zijn voor de leiding van het Nationaal Socialisme en een belangrijke bijdrage kunnen leveren in het voorkomen van onverdraagzaamheid en haat? Zo ja, welke stappen gaat u zetten?
Ik ben ermee bekend dat een deel van de herinneringscentra is afgebroken. En ik vind het net als u belangrijk dat betekenisvol erfgoed uit deze periode goed wordt bewaard. Dat geldt zowel voor de herinneringscentra als voor het nationaal-socialistische erfgoed. De commandobunker Clingendael en het Nationaal Tehuis van de NSB («Muur van Mussert») in Lunteren zijn belangrijke getuigen van het nationaal-socialisme in Nederland. Zij herinneren ons aan donkere bladzijden uit onze geschiedenis. Door deze gebouwen te beschermen en in stand te houden, dragen zij bij aan de bewustwording dat een open en democratische samenleving, die gestoeld is op vredelievendheid en naastenliefde, het sterkste wapen is tegen haat en onverdraagzaamheid. Om deze reden is bijvoorbeeld ook de schuilbunker in Apeldoorn in 2000 aangewezen als rijksmonument en ben ik bezig met de aanvullende bescherming van wat nog niet beschermd is en wel bescherming verdient, zoals aangekondigd in mijn beleidsbrief van 28 april 2020.
Klopt het dat de bunker, ondanks het gedeeltelijk uitgevoerde herstel, steeds meer in verval raakt? Bent u van mening dat onderhoud aan de toekomstige eigenaar is of vindt u dat de huidige eigenaar – het Rijksvastgoedbedrijf – nu in moet grijpen om het verval te stoppen? Zo ja, welke stappen gaat u zetten? Zo nee, klopt het dat de verkoopprocedure nog jaren kan duren, waarmee verder verval dreigt?
Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) heeft de afgelopen jaren het nodige instandhoudingsonderhoud gepleegd en zal dit ook tot de overdracht aan een nieuwe eigenaar blijven plegen conform hetgeen in de Erfgoedwet is vastgelegd en ook in de Leidraad Afstoot Monumenten (bijlage bij Kamerstuk 32 820, nr. 351) is opgenomen. Ten aanzien van de verkoopprocedure heeft de Staatssecretaris in beantwoording van Kamervragen van de leden Geluk-Poortvliet en Van Dam (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2772) vorig jaar de verkoopprocedure uiteengezet. Eerst zal het Rijksvastgoedbedrijf een participatietraject doorlopen met omwonenden en belangengroepen naar aanleiding van de concept Nota van Uitgangspunten (stedenbouwkundige, maar ook specifieke erfgoedaangelegenheden). Daarna zal de definitieve Nota van Uitgangspunten worden aangeboden aan de gemeenteraad van de gemeente Wassenaar. Vervolgens zal er een voorselectie plaatsvinden van kandidaten op basis van hun visie op het gehele complex. Deze visies zullen worden beoordeeld door een selectiecommissie bestaande uit onder andere RVB, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en gemeente Wassenaar. Het RVB streeft ernaar om de verkoop eind 2021 af te ronden.
Bent u bekend met het in opdracht van het Rijksvastgoedbedrijf gemaakte Bouwhistorisch Onderzoek Bunker Seyss-Inquart rapport (deel 1 en deel 2) uit 2016 en onderschrijft u de aanbevelingen? Zo ja, wanneer wordt dit uitgevoerd, Zo nee kunt u aangeven waarom niet?
Ja, dit onderzoek is bekend. De aanbevelingen in het onderzoek bestrijken een breed spectrum dat gaat van nader onderzoek en instandhoudingsopgave tot reconstructie. Ik onderschrijf de aanbevelingen voor zover ze niet op de planvorming vooruit lopen en niet in strijd zijn met de waardering voor de Koude Oorlogperiode. Er wordt nog aanvullend onderzoek uitgevoerd op het gebied van Koude Oorlog-erfgoed en archeologie. Door COVID-19 maatregelen loopt dit onderzoek enkele maanden vertraging op.
Bent u bekend met de definitieve Onderhoudsanalyse Bunker Seyss-Inquart uit 2017 en onderschrijft u de aanbevelingen? Zo ja, wanneer wordt dit uitgevoerd, Zo nee kunt u aangeven waarom niet?
De onderhoudsanalyse is door het RVB uitgevraagd om in algemene zin inzicht te krijgen in de bouwkundige staat. Het RVB heeft gebruik gemaakt van de adviezen en met inzet van de erfgoedexpertise binnen deze dienst om de onderhouds- en herstelwerkzaamheden, die vereist zijn voor een gedegen instandhouding conform de Erfgoedwet, te laten uitvoeren.
Klopt het dat zowel in de erfgoedwet als in de richtlijn (Leidraad, afstoot monumenten april 2020) van de rijksbouwmeester een eigenaar verplicht wordt zijn monument, inclusief interieuronderdelen en structuurbepalende elementen, zo te onderhouden dat het behoud ervan gewaarborgd is? Wat is in lijn met deze verplichting uw oordeel over de huidige stand van de Seyss-Inquart bunker? Wat zou er volgens de Minister tijdens de verkoopprocedure aan onderhoud moeten worden uitgevoerd?
Zie antwoord op vraag 4 en 6.
Bent u van mening dat de bunker nu voldoende beschermd is tegen kopers en toekomstige (vervolg) eigenaren zonder historisch besef? Zo ja, kunt u uitleggen hoe dat is geborgd? Zo nee kunt u aangeven wat u hieraan gaat doen?
Ja. Ons erfgoedstelsel is erop ingericht dat de bescherming van rijksmonumenten niet afhankelijk is van het type eigenaar. Voor iedere eigenaar gelden namelijk dezelfde regels. Op grond van de wet is voor het wijzigen van het monument of de bestemming een omgevingsvergunning noodzakelijk. De gemeente is hiervoor het bevoegde gezag. Deze beslist over de vergunning na advisering door de gemeentelijke monumentencommissie en (bij ingrijpende werkzaamheden) de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Ik wijs erop dat in Nederland vele duizenden eigenaren op een uitstekende manier voor hun erfgoed zorgen.
Daarnaast geldt op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de verplichting voor gemeenten om bij de totstandkoming van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Dat betekent dat een gemeente de mogelijkheid heeft om functies en bestemmingen die niet met deze waarden verenigbaar zijn, te verhinderen.
Bij verkoop van de bunker kunnen partijen een bod doen onder de voorwaarde dat zij een visie indienen voor de herontwikkeling van het complex dat goed past bij de bedoelingen van de Staat en de gemeente en de Nota van Uitgangspunten. De visies worden eerst getoetst voor akkoord door een selectiecommissie van experts van RVB, RCE en gemeente. Getoetst wordt op de inhoud van de Nota van Uitgangspunten. Integere omgang met gebouw en opgave is daarbij een zeer belangrijk aspect.
Deelt u de zorgen van de stichting WO2 sporen dat particulieren, vastgoedontwikkelaars en commerciële kwaadwillenden bij een verkoop altijd mogelijkheden hebben? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet? Deelt u voorts haar zorg dat het na tien jaar makkelijker wordt om van de voorwaarden (eerste en vervolg schakel van een kettingbeding) van het Rijksvastgoedbedrijf af te komen en deze voorwaarden bij een faillissement van de koper zelfs helemaal verdwijnen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee waarom niet? Klopt het dat een escaperoom ook telt als gebouw met een educatieve functie? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik deel die zorgen niet. Zie allereerst mijn antwoord op vraag 8.
De regels van ons erfgoedstelsel zijn niet tijdelijk, maar voortdurend van toepassing. Het zonder vergunning wijzigen of beschadigen van een monument is een misdrijf. Verder wordt overwogen te kiezen voor het opleggen van een kwalitatieve verplichting omdat dit juridisch een sterkere werking heeft dan een kettingbeding. Hoewel de Nota van Uitgangspunten nog niet definitief is vastgesteld kan ik op voorhand stellen dat een escaperoom niet hiermee strookt.
Naast de inbedding van de erfgoedzorg in het daarvoor ingerichte stelsel, neemt de rijksoverheid nog aanvullende stappen om historisch erfgoed zo goed mogelijk te behouden door het verkoopproces ervan zorgvuldig in te richten en te begeleiden.
Bent u ook van mening dat wet- en regelgeving het niet mogelijk maken om aanvullende eisen te stellen aan een mogelijke nieuwe eigenaar? Zo ja, kunt u uitleg geven wat de gevolgen hiervan zijn bij toekomstig gebruik? Zo nee, kunt u uitleggen wat de Leidraad afstoot monumenten april 2020 hiermee bedoelt?
Nee, op grond van het bestemmingsplan kunnen regels worden gesteld ten aanzien van functie van een monument. De huidige wet- en regelgeving (Erfgoedwet en wetten en regels op het gebied van bouwen en de ruimtelijke ordening) biedt voldoende handvatten om eisen te stellen aan het uiterlijk en gebruik van de bunker. De Leidraad Afstoot Monumenten van april 2020 is ervoor bedoeld dat de bij afstoting, wijziging en herbestemming van rijksmonumenten betrokken rijkspartijen gezamenlijk en in overleg met mede-overheden bijdragen aan een goede uitgangspositie voor dit erfgoed in andere handen.
Bent u van mening dat de «Visie Erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog» en de Leidraad (afstoot monumenten) heldere criteria en randvoorwaarden omschrijven voor wat het Rijk wel – en vooral niet – wil verkopen? Zo ja, welke stappen gaat u hiervoor zetten? Bent u van mening, ook al is het minder lucratief voor het Rijk, dat maatschappelijke baten een grotere rol moeten vervullen voor het verzekerd in stand houden op de lange termijn van afwijkende en beladen monumenten? Zo ja, welke stappen gaat u hiervoor zetten? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 8 en 9. De Visie Erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog en de Leidraad Afstoot Monumenten hebben als doel bij te dragen aan de zorgvuldige omgang met waardevol erfgoed (in het geval van de Visie: het erfgoed uit de Tweede Wereldoorlog).
Deelt u de mening dat de bunker van Seyss-Inquart in handen zou moeten komen van een (nationale) monumentenorganisatie en daarmee gewaarborgd is voor de toekomstige generaties? Zo ja, welke stappen gaat u hiervoor zetten? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen oordeel over welke partij de commandobunker zou moeten bezitten en beheren. De verkoopprocedure is er niet op gericht om zomaar degene met de hoogste prijs te selecteren. Eerst worden alleen die partijen geselecteerd die een zorgvuldig plan hebben passend binnen de kaders van de Nota van Uitganspunten. Verder verwijs ik u naar de antwoorden op vraag 8, 9 en 10.
Onwenselijke sloopplannen van de Peperstraat in Zaandam |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u de plannen voor de sloop van de Peperstraat in Zaandam?1 Zo ja, wat is hierop uw reactie?
Ja.
De herontwikkeling van de Peperstraat is onderdeel van een gebiedsontwikkeling die in 2016 is gestart en onderdeel is van een groter gebied dan alleen de Peperstraat. Met de sloop-nieuwbouw binnen deze gebiedsontwikkeling kunnen, naast ambities op het gebied van duurzaamheid en klimaatadaptatie, op verschillende locaties in het gebied woningen worden toegevoegd. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan de woningbouwopgave van Zaanstad.
Aangezien Zaanstad een van de gemeenten is waar al «in de geest van de Omgevingswet» plannen worden gemaakt2 , kunt u aangeven op welke wijze invulling is gegeven aan de participatieopgave zoals in het ontwerp van de Omgevingswet is geduid? Wie zijn bij deze plannen betrokken, wat zijn hiervan de uitkomsten en hoe is er invulling gegeven aan het participatiebeleid in dit project?
In 2016 is gestart met het maken van een toekomstvisie voor dit deel van het centrum van Zaandam. Op https://maakcentrumoost.zaanstad.nl/home is meer informatie te vinden over de stappen die in dit proces zijn gezet.
Met participatie in de Omgevingswet wordt bedoeld «het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden (burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere overheden) bij het proces van de besluitvorming over een project of activiteit om tijdig belangen, meningen en creativiteit in beeld te brengen. De stappen die gemeente heeft gezet voor de gebiedsontwikkeling passen hierbinnen. Overigens is het aan de verschillende overheden om invulling te geven aan de participatie.
In het kader van het maken van de toekomstvisie/gebiedsperspectief voor dit gebied zijn er verschillende bijeenkomsten voor de buurt/stad georganiseerd om betrokkenen input te laten geven op o.a. de ambitie voor de herontwikkeling van de Peperstraat. Deze input is meegewogen in de besluitvorming door de gemeente Zaanstad. In mei 2019 is het gebiedsperspectief (incl. herontwikkeling Peperstraat) door de gemeenteraad vastgesteld.
Op welke wijze heeft de projectontwikkelaar de bewoners van de Peperstraat bij de plannen betrokken en wat was hiervan de uitkomst? Is dit gebeurd voordat een besluit werd genomen over de plannen?
Uit informatie van de gemeente blijkt dat de projectontwikkelaar bij de besluitvorming over de plannen de bewoners heeft betrokken. In bijlage 1 is een overzicht toegevoegd van de verschillende communicatiemomenten van de projectontwikkelaar. 3
Welke rol heeft het gemeentebestuur gespeeld in dit project bij het overeenkomen van de sloopplannen en hoe heeft de gemeente, voorafgaand aan de overeenkomst tussen projectontwikkelaar en gemeenten, bewoners bij deze plannen betrokken?
De gemeente heeft met een intentieovereenkomst afspraken gemaakt over te onderzoeken onderdelen in het kader van de haalbaarheidsstudie. Dit kwartaal wordt het raadsbesluit verwacht ten aanzien van de haalbaarheid van de ontwikkeling. Vooruitlopend op de vaststelling van het gebiedsperspectief zijn verschillende bijeenkomsten georganiseerd over het gebiedsperspectief.
Vindt u dit een goed voorbeeld van hoe het participatieproces in de Omgevingswet kan worden vormgegeven? Kunt u dit toelichten?
Bij een goed participatieproces worden mogelijk ontwikkelingen in een gebied in een vroeg stadium met betrokkenen en belanghebbenden besproken. Elk participatieproces dient te worden afgestemd op de concrete situatie en impact. Dat betekent dat een voorbeeld van een goed participatieproces niet eenduidig is te benoemen. Bij een goed participatieproces hoort ook een duidelijke communicatie over ontwikkeling, de afwegingen en het proces. Elke gemeente of provincie maakt hierin zijn eigen afweging zoals ook in dit geval.
Wat is uw oordeel over de wijze van communicatie met de bewoners van de Peperstraat over te geplande sloopwerkzaamheden? Zijn zij volgens u tijdig op de hoogte gebracht van de plannen? Kunt u dit toelichten?
Een oordeel hierover geven is niet aan mij. De gemeente maakt daarin de eigen keuze die past bij de specifieke situatie. Uit informatie blijkt dat de bewoners in augustus 2019 tijdens een bijeenkomst zijn geïnformeerd over de voorgenomen sloop. De besluitvorming over de haalbaarheid duurt echter langer dan verwacht en gehoopt. Hierdoor blijven onbedoeld de huurders langer in een onduidelijke situatie.
Vindt u dat bij dit soort grootschalige projecten bewoners moeten worden betrokken bij het creëren van de plannen, het signaleren van mogelijke knelpunten en het helpen bedenken van mogelijke oplossingen? Is dat in dit geval gebeurd? Kunt u dit toelichten?
Ja, het is goed om bewoners in een zo vroeg mogelijk stadium bij de planontwikkeling te betrekken. In dit geval is in de analysefase van het gebiedsperspectief gesproken met de buurt/stad over welke plekken verbeterd/aangepakt moeten worden. De Peperstraat is toen vaak genoemd als straat die vernieuwd mag worden. Deze gesprekken zijn gevoerd in het kader van het gebiedsperspectief. Via de klankbordgroep konden huurders zorgen en wensen bekendmaken. In deze fase van de ontwikkeling kan over herhuisvesting van individuele bewoners nog niets worden gezegd. Om huurders duidelijkheid te geven over het herhuisvestingstraject is een Sociaal Plan opgesteld met hierin toegelicht hoe het proces van het zoeken van een nieuwe woning eruitziet, welke vergoedingen beschikbaar zijn en hoe huurder ondersteunt wordt.
Is het waar dat bewoners van de Peperstraat pas een jaar nadat Accres / Breevast en de gemeente Zaandam de overeenkomst tekenden van de plannen op de hoogte werden gesteld?
Al in een vroeg stadium zijn bewoners en belanghebbenden in 2016 betrokken bij de toekomstvisie op het gebied. Vanzelfsprekend is de gemeente verantwoordelijk voor een goede communicatie met bewoners.
Is in de aanloop naar deze sloopplannen ook onderzocht of grootschalige renovatie een optie was?
De gemeente heeft gekozen voor herontwikkeling van de Peperstraat, omdat op die manier veruit de meeste woningen worden toegevoegd, verduurzaming van woningen kan plaatsvinden en de sociale woningbouwvoorraad wordt vergroot en deze in eigendom komen van een woningbouwcorporatie.
In de ontwikkeling wordt ook de realisatie van een parkeergarage meegenomen waardoor op een andere locatie woningbouw kan worden gerealiseerd en de openbare ruimte meer kwaliteit kan krijgen. Hierdoor kan er op een verantwoorde manier verdicht worden in het centrum van Zaandam.
Met de herontwikkeling kan daarnaast ingezet worden op de realisatie van een lokaal warmtenet waar ook bestaande (sociale) woningbouw op kan worden aangesloten in de toekomst. Daarnaast kan nu de versteende ruimte worden vergroend en kan mede hierdoor een bijdrage worden geleverd aan de uitdagingen rondom klimaatadaptatie.
Op basis van onder andere bovenstaande overwegingen is ervoor gekozen om de haalbaarheid van herontwikkeling te onderzoeken en niet een grootschalige renovatie.
Bent u op de hoogte dat veel huurders van de Peperstraat, die niet in aanmerking komen voor de stadsvernieuwingsurgentie, niet de mogelijkheden hebben om terug te keren na de bouw van nieuwe huurwoningen vanwege het gebrek aan voldoende middenhuurwoningen? Bent u bereid om deze problematiek bij de verschillende belanghebbenden aan te kaarten en te zoeken naar een oplossing? Kunt u uw antwoord toelichten?
De ontwikkeling van de Peperstraat bestaat uit twee fases. De huisbezoeken aan de bewoners in de 1e fase zijn grotendeels afgerond (26 van 29). Hieruit blijkt dat 4 van deze huishoudens niet in aanmerking komen voor stadsvernieuwingsurgentie. Van deze 4 huishoudens willen 3 huishoudens een huis kopen. De ontwikkeling van fase 2 start als fase 1 is afgerond. In fase 1 wordt de sociale woningbouw en een deel van de middeldure huurwoningen gerealiseerd.
Bent u op de hoogte dat huurders die wel in aanmerking komen voor stadsvernieuwingsurgentie de binding met hun kern verliezen en noodgedwongen in een ander deel van de stad gehuisvest zullen worden?
Nee. Uit de huisbezoeken die bij het grootste deel van de bewoners uit de eerste fase hebben plaatsgevonden is informatie opgehaald over de samenstelling van de huishoudens. Hieruit blijkt dat voor een deel van de huurders de nieuwbouw op de Peperstraat passend lijkt. Het is zo dat de oppervlakte van de nieuwbouw sociale huur kleiner is dan de huidige woningen die een oppervlakte kennen van gemiddeld 70 tot 85 m². De wijken waarin de Peperstraat ligt (Rosmolenwijk en Zaandam-Zuid) kennen een groot aandeel sociale huurwoningen. Voor een deel is de nieuwbouw passend, voor een ander deel zijn er voldoende woningen in de directe omgeving die ook passend zijn. Gelet op verhuisbewegingen heeft de gemeente voldoende vertrouwen dat bewoners in directe omgeving een passende woning vinden.
Kunt u toelichten hoe de subsidieverstrekking voor dit project precies is gelopen? Vallen deze plannen onder de 20,5 miljoen euro die aan Zaanstad is toegekend onder de noemer van de woningbouwimpuls?3
De woningbouwimpuls levert een belangrijke bijdrage aan het versnellen van de bouw van betaalbare woningen in prioritair de woondealgebieden. Alle ontvangen aanvragen doorlopen hetzelfde beoordelingsproces, zoals beschreven in mijn brief van 11 februari jl., ook de aanvraag van de gemeente Zaanstad: allereerst toetst de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in hoeverre een aanvraag voldoet aan de toelatingscriteria, zoals het aandeel betaalbare woningen in het project. Vervolgens toetst de onafhankelijke externe toetsingscommissie aanvragen aan diverse beoordelingscriteria, zoals de efficiëntie van een project, en de invulling daarvan in het beoordelingskader. Projecten met een positief advies geleid de toetsingscommissie naar mij door om een besluit te nemen voor toekenning van een specifieke uitkering. Ik kan een aanvraag met positief oordeel van de toetsingscommissie enkel nog afwijzen op de gronden zoals bepaald in artikel 6 in het Besluit Woningbouwimpuls 2020.
De gemeente Zaanstad heeft een aanvraag ingediend voor het project Zaandam Centrum. Voor dit project heb ik een bijdrage toegekend in het kader van de woningbouwimpuls. De Peperstraat is onderdeel van het projectgebied van deze aanvraag, zoals ook genoemd in het openbare bidbook van Zaandam MAAK.centrum. Vanuit de woningbouwimpuls subsidieer ik niet een specifieke maatregel en bevatten de aanvragen maatregelen die noodzakelijk zijn voor de woningbouw. Daarbij draag ik bij aan de helft van het publieke tekort bij de gebiedsontwikkeling.
Wilt u de vragen apart beantwoorden en niet clusteren alstublieft?
Hoe de samenleving in het gaswinningsgebied Groningen door de overheid wordt verscheurd 2.0 |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van de situatie in Opwierde, waar bewoners van 163 vliesgevelwoningen na sloop een nieuw huis krijgen? Weet u ook dat deze bewoners vorig jaar gekozen hebben voor bouwbedrijf Van Wijnen op basis van, onder andere, bewonersparticipatie?1
Ja, daar ben ik van op de hoogte. De keuze voor bouwbedrijf Van Wijnen heeft plaatsgevonden middels een stemming onder toezicht van een notaris.
Staat u nog achter uw uitspraak van het algemeen overleg Mijnbouw/Groningen van 10 september 2020: «We hebben nu het Bouwakkoord, waarmee de beschikbare bouwcapaciteit en de vraag inzichtelijk worden en vervolgens bij elkaar kunnen worden gebracht. Daarmee krijgen bewoners meer regie en meer keuzemogelijkheden, meer keuzevrijheid»? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Ja. Het Bouwakkoord heeft betrekking op versnelde uitvoering van de voor de veiligheid benodigde versterkingsmaatregelen en eventuele aanvullende wensen van bewoners binnen de gehele versterkingsopgave. Alle bouwbedrijven, zowel grote partijen als MKB-ondernemers, kunnen zich inschrijven voor de bouwpool en worden op basis van geschiktheid gematcht met een keuze van de eigenaar. De geschiktheid van het betreffende bouwbedrijf voor het concrete project speelt daarbij een grote rol. Niet alle aannemers zullen in staat zijn de meer complexe versterkingsoperaties van begin tot eind uit te voeren.
In het Bouwakkoord wordt onderscheid gemaakt tussen twee sporen. De primaire focus van het akkoord ligt bij het vergroten van de uitvoeringscapaciteit voor het «tweede spoor», waarin de eigenaar als regisseur kan en wil optreden. Vooral in dit spoor heeft de eigenaar meer regie, keuzemogelijkheden en keuzevrijheid. De eigenaar heeft in dit spoor de mogelijkheid zelf een aannemer te kiezen, treedt op als diens opdrachtgever en zit al in een vroeg stadium met de aannemer aan tafel om individuele wensen te bespreken. Bij het «eerste spoor» treedt de NCG op als opdrachtgever en projectleider richting bouwbedrijven. Dit spoor zal vooral worden ingezet bij grootschalige en/of complexe projecten, zoals sloop/nieuwbouw en bijzondere objecten.
Wat verstaat u onder «meer regie», «meer keuzemogelijkheden, meer keuzevrijheid»? Kunt u dat uitgebreid omschrijven?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Bent u ervan op de hoogte dat vier rijtjes van zeven woningen aan de Parksingel in Appingedam in 2017/2018 zijn versterkt door middel van zogenaamde boekensteunen? Bent u er voorts van op de hoogte dat deze versterkte woningen nu alsnog gesloopt gaan worden in het kader van een proeftuin aardgasvrij wonen?
De vier rijtjes woningen aan de Parksingel maken inderdaad onderdeel uit van de proeftuin aardgasvrij wonen. Dat is echter niet de reden dat de woningen worden gesloopt en nieuwgebouwd. Elders in Opwierde-Zuid stonden gemetselde woningen die zwaarder versterkt moesten worden. In overleg tussen de gemeente en het Rijk is afgesproken dat daarom alle vliesgevelwoningen in Opwierde-Zuid worden gesloopt en nieuwgebouwd, ook de vier rijtjes aan de Parksingel. Deze afspraak is gemaakt ter voorkoming van ongelijkheid tussen de bewoners van de vliesgevelwoningen en bewoners van de gemetselde woningen in de wijk, en de maatschappelijke onrust die meebracht. Het betreft hier dus aanvullende maatregelen.
Bent u ervan op de hoogte dat er nu vier typen woningen staan in dit gebied van Opwierde, zoals drie of vier slaapkamers, een doorzonwoning of een tuingerichte kamer? Klopt het dat er nu de keuze is uit maar twee modellen? Bent u het eens dat wanneer men kan kiezen uit een basiswoning en een variant, er nauwelijks sprake is van keuzevrijheid wanneer beide typen totaal anders zijn dan men nu heeft? Wat is hierop uw reactie?
Bij nieuwbouw van de vliesgevelwoningen kan per rij woningen worden gekozen tussen twee typen, namelijk conceptwoningen of maatwerkwoningen. Binnen de gemaakte keuze voor het type woning hebben bewoners binnen bepaalde kaders keuzevrijheid in de indeling van de woning, zoals in het aantal slaapkamers en het tuingericht- of straatgericht wonen. Bij beide typen kan voorts per rij van woningen worden gekozen voor een berging aan de voorgevel of aan de achtergevel.
De NCG en de bewoners zijn samen in gesprek geweest over de huidige situatie van hun woningen en de wensen van de bewoners. In dat gesprek is besproken dat zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met de huidige situatie van de woningen en de wensen van de bewoners. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met de huidige wet- en regelgeving uit het Bouwbesluit. Ook moeten bewoners per rij woningen gezamenlijk kiezen welk model woning na sloop wordt nieuwgebouwd. Hierdoor kan helaas niet worden gegarandeerd dat op individueel niveau aan alle wensen van de bewoners wordt tegemoetgekomen.
Klopt het dat iedereen in een rijtje van zeven woningen voor hetzelfde type woning moet kiezen omdat de twee varianten niet naast elkaar gebouwd kunnen worden? Hoe staat dit in verhouding tot uw uitspraak dat eigen regie, keuzemogelijkheden en keuzevrijheid van belang is?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Is het u bekend dat deze bewoners zijn meegenomen in alle voorbereidende gesprekken die door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) en de gemeente werden georganiseerd? Is het u bekend dat eigenaren daar is beloofd dat ze terug krijgen wat ze hebben?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Klopt het dat mensen die de afgelopen jaren veel dure verbeteringen hebben aangebracht aan hun woning (te denken valt aan luxere keukens, badkamers/toiletten, serres, bijkeukens, interne verbouwingen, kostbare glas in lood panelen, kunststof kozijnen en deuren, een volledig ingerichte tuin met terrassen en paden met sierbestrating, borders van lineablokken, etcetera) dit niet terug krijgen terwijl het hen wel beloofd is? Deelt u de mening dat dit onrechtvaardig is? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze mensen terug krijgen wat ze hebben?
In verband met huidige wet- en regelgeving uit het Bouwbesluit en doordat bewoners per rij woningen gezamenlijk kiezen welk model woning na sloop wordt nieuwgebouwd, kan helaas niet worden gegarandeerd dat alle door de bewoners aangebrachte verbeteringen één op één terugkomen. Voor keukens is een budget beschikbaar gesteld waarmee de bewoners zelf een nieuwe keuken kunnen uitzoeken. Ook wordt tijdelijke opslag geboden voor zelf aangebrachte voorzieningen die later teruggeplaatst kunnen worden (zoals tuin- en hekwerk, etc.). Zie ook mijn antwoord op vraag 5.
Wat vindt u van de verschillen in de regie die het Bouwakkoord zal opleveren? Zijn die verschillen uitlegbaar voor u?
In het Bouwakkoord wordt onderscheid gemaakt tussen twee sporen. Voor beide sporen gelden dezelfde kaders uit de wet- en regelgeving in het Bouwbesluit. Waar dat mogelijk is, wordt binnen die kaders de keuze tussen de twee sporen geboden. Het eerste spoor dient met name voor grootschalige projecten waarbij belangen van meerdere bewoners bij elkaar komen, waardoor minder ruimte is voor individuele keuzevrijheid. In het eerste spoor kunnen ook individuele eigenaren terechtkomen die niet in het tweede spoor willen worden opgenomen, bijvoorbeeld omdat ze niet zelf als opdrachtgever van de versterking van hun woning willen optreden. Het tweede spoor kan worden gevolgd bij de versterking van een individueel adres waar de eigenaar direct zelf invloed kan en wil hebben op de versterking van zijn huis. Een eigenaar heeft daardoor met name in het tweede spoor meer regie, keuzemogelijkheden en keuzevrijheid.
Wat vindt u van de verschillen in de keuzemogelijkheden en keuzevrijheid die dat zal opleveren? Zijn die verschillen uitlegbaar voor u?
Zie mijn antwoord op vraag 9.
Kunt u zich voorstellen dat de mensen die vorig jaar voor Van Wijnen kozen op basis van mooie praatjes, nu moeten strijden om terug te krijgen wat ze hebben en dat dit traumatisch is en impact heeft op de gezondheid en het welzijn van de bewoners?
De NCG en de bewoners zijn samen in gesprek geweest over de huidige situatie van hun woningen en de wensen van de bewoners bij de nieuwbouw van de woningen. In dat gesprek is besproken dat zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met de huidige situatie van de woningen en de wensen van de bewoners. De keuze voor bouwbedrijf Van Wijnen heeft plaatsgevonden middels een stemming onder toezicht van een notaris. In verband met huidige wet- en regelgeving uit het Bouwbesluit en doordat bewoners per rij woningen gezamenlijk kiezen welk model woning na sloop wordt nieuwgebouwd, kan helaas niet worden gegarandeerd dat op individueel niveau aan alle wensen van de bewoners wordt tegemoetgekomen. Ik betreur het als dit impact heeft op de gezondheid en het welzijn van de bewoners. Zie ook mijn antwoorden op vragen 1, 5 en 12.
Kunt u zich voorstellen dat de oneerlijke manier waarop de overheid het herstel van het gaswinningsgebied aanpakt traumatisch is en een impact heeft op de gezondheid en het welzijn van de bewoners? Voelt u zich daar verantwoordelijk voor? Kunt u dat gemotiveerd antwoorden?
Ik ben mij ervan bewust dat bewoners van de aardbevingsregio door de gevolgen van de gaswinning stress en onzekerheid kunnen ervaren. Dat betreur ik. Om die reden zijn financiële middelen beschikbaar gesteld voor emotionele en sociale ondersteuning, alsmede voor geestelijke verzorging van die bewoners. Voor de bewoners worden onder andere aardbevingscoaches en inwonersbegeleiders ingezet die een luisterend oor bieden aan de bewoners en uitleg geven bij praktische zaken die te maken hebben met de gevolgen van aardbevingen. Bovenal acht ik het van groot belang de versterkingsopgave zo snel mogelijk nog verder te versnellen en zo beheersbaar en uitvoerbaar mogelijk te maken, om rust, stabiliteit en voorspelbaarheid aan de bewoners te bieden.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de steeds veranderende aanpak van schadeafhandeling en versterking stopt, zodat mensen verder kunnen met hun leven?
De uitvoering van zowel de versterkingsopgave als van de schadeafhandeling is in publieke handen en belegd bij respectievelijk de NCG en het IMG. De kaders voor deze processen worden gevormd door de Tijdelijke wet Groningen, die na behandeling van het wetsvoorstel versterken, ook de versterkingsopgave omvat. Om de versterkingsopgave te versnellen en zo uitvoerbaar mogelijk te maken, ben ik op dit moment in intensief overleg met de regio. In het overleg wordt verkend of kan worden gekomen tot afspraken over de voortgang van de versterkingsopgave, waarmee bewoners de voornoemde rust, stabiliteit en voorspelbaarheid kan worden geboden. Over de uitkomst hiervan hoop ik u binnen afzienbare tijd te kunnen informeren.
Het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) is sinds 1 juli jl. verantwoordelijk voor de schadeafhandeling, voorheen de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen. De uitgangspunten van de werkwijze van het IMG/TCMG zijn al sinds de start van de publieke schadeafhandeling gelijk. Dat neemt niet weg dat het IMG onafhankelijk is en zijn werkwijze binnen de wettelijke kaders kan aanpassen in geval van nieuwe (wetenschappelijke) inzichten.
Kunt u deze vragen één voor één voor het wetgevingsoverleg Mijnbouw/Groningen van donderdag 29 oktober 2020 beantwoorden?
Het wetgevingsoverleg Mijnbouw Groningen is inmiddels verplaatst naar donderdag 12 november 2020. Ik beantwoord deze Kamervragen voorafgaand daaraan.