Het apenpokkenvirus |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met het recente apenpokken-advies van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) waarin staat dat asymptomatische contacten niet in quarantaine hoeven en gewoon naar hun werk of naar school kunnen?1
Ja, ik ben bekend met het advies van de WHO.
Hoe verhoudt dit WHO-advies zich met het advies van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de Gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD) waarin wordt gesteld dat mensen die in contact zijn geweest met een apenpokken patiënt 21 dagen in quarantaine moeten?2
In het WHO-advies waarnaar u verwijst staat «Asymptomatic contacts can continue routine daily activities such as going to work and attending school (i.e., no quarantine is necessary), but should remain close to home for the duration of surveillance.»
Het is juist dat het huidige Nederlandse advies ten aanzien van de hoogrisicocontacten verder gaat dan het WHO-advies voorschrijft. Vanwege de nog zeer beperkte omvang van ziektegevallen in de eerste dagen, met ook alleen maar importgevallen, is een beleid opgezet om maximale inzet te plegen de uitbraak in Nederland in te perken. Met de (overigens nog steeds bestaande) onzekerheid over transmissieroutes en de daarbij behorende risico's, is daarbij toen ook gekozen voor quarantaine voor hoogrisicocontacten, net als in het VK en in Duitsland. Inmiddels is deze 3-weken quarantaine, die tot nu toe voor hoogrisicocontacten staand beleid was, omgevormd tot het strikte advies om af te zien van intiem contact, in het bijzonder seksueel contact, aangevuld met regels betreffende hygiëne (zogenaamde leefregels).
Wat is de case definitie van vermoedelijke en bevestigde apenpokken en door welke zorgautoriteit (bijvoorbeeld de WHO) is deze waar gepubliceerd?
De actuele casusdefinitie is steeds te vinden op de website van het RIVM: Monkeypox (apenpokken) | LCI richtlijnen (rivm.nl).
Bent u bekend met de uitbraak van apenpokken na de SARS-epidemie in 2003 en de toen gebruikte polymerase chain reaction (PCR) assays om apenpokken te detecteren? Waarom wordt nergens door het RIVM van deze assays melding gemaakt, aangezien deze assays heel specifiek zijn?3
Ja, daar ben ik mee bekend. De door het RIVM gebruikte assays (analysemethoden) zijn inderdaad o.a. gebaseerd op deze testen die, zoals u aangeeft, zeer specifiek zijn.
Wilt u een lijst met referenties en leveranciers van de gecertificeerde assays publiceren die voor de detectie van apenpokken in de EU zijn toegelaten?
Er is geen overzicht van alle gecertificeerde testen voor het apenpokkenvirus die op de Europese markt worden aangeboden.
Het CIBG houdt echter wel een registratie bij van apenpokkenvirus gerelateerde gecertificeerde in vitro diagnostica die via Nederlandse fabrikanten of in Nederland gevestigde gemachtigden van een niet-EU fabrikant op de Europese markt mogen worden aangeboden. Op peildatum 28 juni 2022 zijn er 136 apenpokkenvirus gerelateerde gecertificeerde in vitro diagnostica bij het CIBG aangemeld.
Gezien de beperkte besmettelijkheid van apenpokken lijkt de Groep A categorisering en het quarantainebeleid sterk overdreven, of ziet u dit anders? Kan het zijn dat het hier een mutatie betreft die mogelijk besmettelijker is dan het originele apenpokken en zo ja, hoe komt volgens u zo’n mutatie na zo lange tijd ineens tot stand?
Ik zie dit inderdaad anders. Wat ik wil voorkomen is dat de ziekte endemisch wordt en zich ook gaat verspreiden in de algemene bevolking. Dat vraagt goede monitoring door onverwijld melden, zowel van bevestigde gevallen als bij een vermoeden, en andere maatregelen. Iets wat met een meldplicht van de groepen B en C of zonder meldplicht niet mogelijk is. Op advies van het RIVM is apenpokken daarom aangemerkt als A-ziekte en inmiddels is conform de incorporatiesystematiek van de Wet publieke gezondheid een wetsvoorstel in de maak dat deze status bestendigd. Helaas weten we nog steeds veel niet van deze uitbraak. Zo is er sprake van een ander klinisch beeld dan bij eerdere uitbraken maar wat daar precies de oorzaak van is, is niet duidelijk. Daar wordt internationaal onderzoek naar gedaan.
Indien er geen sprake is van een mutatie met hogere besmettelijkheid dan bij het bekende apenpokkenvirus, waarom zouden mensen zonder symptomen die bij een patiënt zijn geweest met een ziekte zonder duidelijke case definitie dan 21 dagen in quarantaine gaan?
Het RIVM hanteert een duidelijke casusdefinitie (zie vraag 3), alleen deze is aan verandering onderhevig. Omdat er geen volledige duidelijkheid is over de exacte transmissieroutes en de daaraan verbonden risico’s is het advies aan de meeste hoogrisicocontacten, ook die zonder symptomen, om uit voorzorg in thuisquarantaine te gaan. Sinds het advies van het deskundigenberaad van 24 juni jl. gelden leefregels voor contacten die minder risico hebben gelopen.
Bent u bekend met de gedocumenteerde dempende werking die sommige COVID19 mRNA-vaccins door het gebruik van immuunrespons-omzeilende en volgens de literatuur zelfs mogelijk immuunrespons-onderdrukkende componenten kunnen hebben op het natuurlijk immuunsysteem en de daaruit voortvloeiende verhoogde kwetsbaarheid van tegen corona gevaccineerde personen voor andere pathogenen? Zo nee, waarom niet?
Nee, van de in Nederland gebruikte mRNA-vaccins (van de fabrikanten Moderna en Pfizer) is geen relevante demping van de immuunrespons op andere ziekten bewezen of aannemelijk.
Communicatie tussen ministers, staatssecretarissen en ambtenaren en het WEF |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kan het kabinet inzage geven in ALLE communicatie tussen Ministers, Staatssecretarissen en ambtenaren (inclusief de president van de Nederlandsche Bank) enerzijds en het World Economic Forum (WEF) anderzijds?
In de bijlagen bij de Kamerbrief van 17 december 2021, die de antwoorden bevat op de vragen 10 en 11 van de Kamervragen, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1162, treft u alle correspondentie aan tussen bewindspersonen en het WEF.
Na december 2021 is sprake geweest van contacten tussen bewindspersonen en het WEF over de deelname aan de jaarvergadering van het WEF in mei 2022. Een voorbeeld van een uitnodiging voor deze jaarvergadering is bij deze brief gevoegd.
Daarnaast is sprake van een veelheid van contacten tussen ambtenaren en het WEF. Het is niet haalbaar om alle stukken die daarbij een rol hebben gespeeld te inventariseren en te toetsen op de aanwezigheid van informatie waarvan de openbaarmaking gelet op het belang van de staat achterwege moet blijven. Dat neemt niet weg dat specifieke en gerichte verzoeken om documenten vanuit uw Kamer zullen worden opgepakt.
Het apenpokken-virus |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met dit Twitterbericht?1
Ja.
Heeft het RIVM inderdaad de informatie op hun website over het apenpokkenvirus onlangs aangepast, zoals in dit twitterbericht wordt gesteld?
Ja, het RIVM heeft de tekst meerdere malen aangepast:
Tekst op 20 mei:
Behandeling
Het pokkenvaccin kan in de eerste dagen na mogelijke besmetting (post-expositie profylaxe) gebruikt worden. Het vaccin kan ook gebruikt worden als bescherming vooraf voor mensen met een grotere besmettingskans. Er is een geregistreerd antiviraal middel tegen pokken en monkeypox in Europa.
Tekst op 21 mei:
Vaccinatie
Het Monkeypox-virus lijkt sterk op het virus dat de ziekte «pokken», veroorzaakt. Pokken komt niet meer voor in de wereld door het succes van vaccinatie ertegen. De pokkenvaccinatie was onderdeel van het Rijksvaccinatieprogramma tot de jaren 70, maar na het verdwijnen van pokken, is deze gestaakt.
Het pokkenvaccin kan in de eerste dagen na mogelijke besmetting (post-expositie profylaxe) gebruikt worden. Het vaccin kan ook gebruikt worden als bescherming vooraf voor mensen met een grotere besmettingskans.
Tekst op 23 mei bij Vragen en antwoorden monkeypox (apenpokken) | RIVM:
Is er een behandeling of medicijn tegen monkeypox (apenpokken)?
Het vaccin tegen pokken kan ook gebruikt worden voor monkeypox. Het pokkenvaccin kan in de eerste dagen na mogelijke besmetting (post-expositie profylaxe) gebruikt worden. Het vaccin kan ook gebruikt worden als bescherming vooraf voor mensen met een grotere besmettingskans. Er is een geregistreerd middel tegen monkeypox voor opgenomen patiënten met ernstige klachten, maar dat is beperkt beschikbaar. De behandeling van monkeypox met dit middel werkt ondersteunend.
Kan ik me laten vaccineren tegen monkeypox?
Nee, je kunt niet zelf de pokkenvaccinatie aanvragen. Alleen mensen die een grote kans hebben om de ziekte te krijgen krijgen de vaccinatie aangeboden.
Zo ja, wanneer heeft deze verandering plaatsgevonden en waarom is de informatie aangepast?
De informatie op de website wordt regelmatig aangepast op basis van nieuwe informatie, naar aanleiding van vragen uit het publiek of om de tekst te verduidelijken. Zoals op 23 mei jl. wordt vermeld, is het antivirale middel slechts beperkt beschikbaar. Ook het vaccin wordt beperkt aangeboden.
Wat was de status van het apenpokkenvirus begin deze maand, op 1 mei 2022? Had het virus toen de A-status?
Er was voor 21 mei 2022 geen meldplicht voor het apenpokkenvirus, alleen voor het klassieke pokkenvirus bestond een meldplicht.
Indien het virus 1 mei 2022 niet de A-status had, waarom heeft het virus op 21 mei 2022 volgens het RIVM dan de A-status gekregen?2
Bij deze opkomende infectieziekte, waarover nog veel onbekend is met betrekking tot ziektelast, overdracht en risicogroepen, is het essentieel om nieuwe gevallen zo vroeg mogelijk op te sporen, verdachte gevallen te kunnen isoleren en maatregelen te nemen bij contacten, zoals monitoring en quarantaine, om verdere verspreiding te voorkomen. Dit is alleen mogelijk indien een ziekte wordt aangemerkt als A-ziekte.
In welk opzicht verschilt het apenpokkenvirus, zoals dat 1 mei 2022 bekend was, virologisch van het apenpokkenvirus dat op 21 mei 2022 de A-status heeft gekregen?
Tot op heden is nog niet bekend in hoeverre er virologisch opzicht verschil is met de bekende stammen. Daar wordt nog onderzoek naar gedaan door middel van sequencing.
Kortom, welke virologische rechtvaardiging is er voor de A-status van dit virus sinds 21 mei 2022?
Zie het antwoord op vraag 5 en 6.
Is het apenpokkenvirus de afgelopen maand dodelijker geworden? Zo ja, wat was de sterftekans begin deze maand en wat is de sterftekans nu? Zo nee, wat is de sterftekans op dit moment?
De data wordt nog verzameld, over de verandering van mortaliteit is nog niets bekend.
Is het apenpokkenvirus de afgelopen maand wellicht besmettelijker geworden? Zo ja, waaruit blijkt dit?
Wat opvallend is bij deze internationale uitbraak, is dat er in één week tijd meer mensen besmet zijn dan de afgelopen decennia in Europa bij elkaar en het in veel verschillende landen tegelijkertijd opduikt. Of het daarmee besmettelijker is, valt nog niet te zeggen. Dat moet uit bron- en contactonderzoek, verdere typering van het virus en overig onderzoek blijken.
Kunt u de bovenstaande vragen ieder afzonderlijk beantwoorden?
Waar relevant heb ik dit gedaan.
Kunt u de vragen, gezien de actualiteit en urgentie, binnen een week beantwoorden?
Dit bleek niet mogelijk te zijn.
De kosten van deelname aan WEF-bijeenkomsten |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met uw beantwoording van Kamervragen over de kosten van deelname van kabinetsleden aan WEF-bijeenkomsten (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2806)?
Ja.
Voor de zekerheid, kan uit uw beantwoording worden geconcludeerd dat kabinetsleden in 2018, 2019 en 2020 geen «lidmaatschapscontributie» (d.w.z. «membership fee», «partnership» of «participation fee»1) hebben afgedragen aan het WEF (zoals grote bedrijven in ieder geval wel moeten doen2)? Indien kabinetsleden wel lidmaatschapscontributie hebben moeten betalen aan het WEF, hoeveel bedraagt deze contributie dan?
Dat is juist. Kabinetsleden hebben geen «membership fee», «partnership» of «participation fee» betaald aan het WEF.
Tot slot, in uw beantwoording verwijst u een aantal keer naar (extra) verantwoordelijkheden en afspraken waardoor mevrouw Kaag langer bij WEF bijeenkomsten aanwezig moest zijn, kunt u omschrijven welke bijzondere taken mevrouw Kaag moest vervullen waardoor ze langer aanwezig moest zijn?
Gelet op de taken van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die veel raakvlakken vertonen met de thema’s die gedurende de afgelopen jaren in de jaarvergaderingen van het WEF aan de orde zijn gekomen, zoals de SDG’s, had Minister Kaag als Minister voor BHOS een relatief uitgebreid programma in Davos.
De grenseffecten van het tabaksbeleid. |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het nieuwsbericht «Steeds meer tabak komt uit het buitenland» in Distrifood van 3 mei jongstleden1 en het artikel «Shagrokers zoeken heil over de grens» in het Financieel Dagblad van 9 mei 2022?2
Ja, ik ben bekend met deze nieuwsberichten.
Hoe kijkt u aan tegen de in deze artikelen genoemde bevindingen waaruit blijkt dat in 2021 en in het eerste kwartaal van 2022 een groeiend aandeel van de in Nederland gerookte tabak uit het buitenland afkomstig is?
Allereerst dient opgemerkt te worden dat de onderzoeken waar Distrifood naar verwijst in opdracht zijn uitgevoerd van de tabaksindustrie. Met het oog op artikel 5, derde lid van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging waarin de verdragspartijen worden opgeroepen het beleid niet te laten beïnvloeden door de tabaksindustrie, wordt geen gebruik gemaakt van door de tabaksindustrie gefinancierd onderzoek bij de onderbouwing van wet- en regelgeving.
Het onderliggende onderzoek staat op de website van Kantar en is ook naar het Ministerie van Financiën gestuurd. Het onderzoek wordt ieder kwartaal herhaald. De onderzoeksmethode en data worden beperkt beschreven. Het artikel van Distrifood waarin staat dat « 31% van al het rookwaar van over de grens komt» is niet in overeenstemming met het achterliggende onderzoek en in die zin onjuist. De genoemde 31% gaat specifiek over shag, in de maand maart van 2022. Dus in maart kwam 31% van de shagpakjes van de deelnemers van dit onderzoek uit het buitenland en niet alle rookwaar. Uit de smokkelmonitor, ook afkomstig van de industrie, waarop het onderzoek van Kantar zich baseert, blijkt dat het aandeel pakjes sigaretten uit het buitenland in Q1 van 2022 15% was.
De Douane heeft in de afgelopen jaren via een Empty Pack Survey gemonitord welk aandeel van de sigaretten niet-Nederlands veraccijnst is. Onderstaande tabel geeft de resultaten van de Empty Pack Surveys in de afgelopen jaren.3 Hieruit volgt dat het aandeel niet-Nederlands veraccijnsde sigaretten in de afgelopen jaren is gestegen. In 2021 is het aandeel licht gedaald van 15,8% naar 15,3%. Dit resultaat is echter lastig te interpreteren omdat de raapactie in 2021 deels is uitgevoerd tijdens de COVID-19 pandemie met bijbehorende maatregelen en minder internationale reisbewegingen.
Het Kabinet vindt het belangrijk om te monitoren of grenseffecten het beleid rondom tabaksaccijns ondermijnen. Daarom zullen ook in de komende jaren Empty Pack Surveys gedaan worden, zoals aangekondigd in de brief over het monitoren van grenseffecten die recent naar de Tweede Kamer is gestuurd.4
In het Distrifood artikel wordt gesteld dat de groeiende verkoop van tabak in onze buurlanden het gevolg is van het Nederlandse accijnsbeleid. Deelt u die opvatting?
Deze stelling vind ik niet terug in het artikel waar de link bij de Kamervragen naar verwijst.
In het algemeen is de verwachting dat bij een groter prijsverschil met de buurlanden (bijv. door accijnsverhogingen) meer sigaretten en shag in het buitenland gekocht zullen worden. Hierdoor zal de verkoop van tabak in onze buurlanden stijgen. Het RIVM heeft onderzocht wat de effecten zijn van de accijnsverhoging van april 2020 waarbij een pakje sigaretten € 1,– duurder werd. In het rapport «Prijsgevoeligheid van rokers» laat het RIVM zien dat na deze verhoging 11% van de rokers is gestopt, 25% minder is gaan roken, 8% is overgestapt op een goedkoper product en dat 4 procent van de rokers rookwaren vaker in het buitenland kocht. Het RIVM concludeert dat er geen grote toename van grenseffecten door de accijnsverhoging met € 1,– heeft plaatsgevonden en denkt dat het niet erg waarschijnlijk is dat een groot deel van de Nederlandse rokers bij verdere prijsstijgingen vaker naar het buitenland zal reizen om daar zijn rookwaren te kopen. Het onderzoek is echter wel met onzekerheden omgeven vanwege de samenloop met de tijdelijke, beperkende COVID-19 maatregelen5. Echter het onderzoek liet ook zien dat 20% van de rokers al voor de accijnsverhoging van 1 april 2020 altijd of regelmatig rookwaren in het buitenland kocht.
Kunt u aangeven wat de verwachte effecten voor de ondernemers in de grensregio zullen zijn indien de accijnsverschillen met onze buurlanden op brandstof en tabak nog verder zullen oplopen?
Voor tabak geldt dat het kabinetsbeleid gericht is op het bereiken van een rookvrije generatie in 2040. Dit betekent voor zowel ondernemers in de grensregio als ondernemers in het binnenland dat zij in de loop van de tijd minder inkomsten uit tabaksverkopen zullen ontvangen.
Wat betreft brandstofaccijnzen zijn er dit jaar gedurende verschillende perioden grote accijnsverschillen doordat de accijnsverlagingen in Nederland, België en Duitsland op verschillende momenten ingaan en eindigen. Het kabinet is op dit moment in gesprek met de sector over het leveren van gegevens om deze effecten te monitoren en te kijken wat de verschillen zijn tussen de grensregio en het binnenland. Ik heb u reeds toegezegd om u op Prinsjesdag te informeren over de resultaten.
Wat gaat het kabinet doen om deze ondernemers te helpen?
Het kabinet heeft de brandstofaccijnzen met 21% verlaagd per 1 april. Dat ziet het kabinet als de meest gerichte wijze om de accijnsverschillen te mitigeren. Tegelijkertijd houdt het kabinet de vinger aan de pols en informeert uw Kamer met Prinsjesdag of en zo ja welke aanvullende koopkrachtmaatregelen voor 2023 nodig, wenselijk en mogelijk zijn. Hierbij kijkt het kabinet primair naar de integrale koopkrachtontwikkeling, en ook naar onder andere de verwachte ontwikkeling van de energie- en brandstofprijzen voor 2023, de staat van de overheidsfinanciën en het beleid in omringende landen. Daarnaast zal het kabinet bezien of een gerichtere ondersteuning mogelijk is, hoewel maatwerk door de grote aantallen getroffen huishoudens per definitie uitvoeringstechnisch ingewikkeld zal zijn. Het kabinet zal u hier tijdens Prinsjesdag met de Miljoenennota 2023 nader over informeren.
Hoe bent u van plan deze effecten van het Nederlandse tabaksbeleid en de groei van tabaksaankopen in het buitenland te verwerken in uw beleid?
Het kabinet streeft naar een rookvrije generatie in 2040 en heeft in het Coalitieakkoord accijnsverhogingen afgesproken zodat een pakje sigaretten van 20 stuks in 2024 € 10,– kost. Deze verhoging zal in twee stappen plaatsvinden met de eerste stap in 2023 en de volgende in 2024. Zowel het eerdergenoemde RIVM rapport als het Empty Pack Survey het Ministerie van Financiën geven op dit moment geen aanleiding een grote verschuiving naar het buitenland te verwachten.
Bent u bekend met het rapport «Prijsgevoeligheid van Roken», opgesteld door het RIVM, verschenen op 11 juni 2021, waarin wordt gesteld dat prijsverhogingen een «bewezen effectieve maatregel» zijn om tabaksgebruik te ontmoedigen?
Jazeker, substantiële en regelmatige verhoging van de prijs van tabaksproducten wordt in de internationale wetenschappelijke literatuur beschouwd als de meest effectieve beleidsmaatregel om het aantal rokers en het aantal gerookte sigaretten (bij rokers die doorgaan met roken) te verlagen.6 Onder andere de Wereldbank adviseert om niet terughoudend te zijn met grote accijnsverhogingen op tabaksproducten («go big, go fast»).7
Klopt het dat het RIVM in dit rapport hiervoor als bewijs onder andere de volgende landen aanvoert: Australië, Nieuw-Zeeland, het Verenigd Koninkrijk en Zuid-Korea?
U noemt een selectie van de landen die in het rapport worden genoemd. Het rapport noemt ook een groot aantal andere landen waaronder Europese landen, de Verenigde Staten en Canada. Bewijs voor de effectiviteit van accijnsverhoging op de rookprevalentie is gebaseerd op internationale reviews en informatie van de WHO en niet gebaseerd op onderzoek uitsluitend uit deze landen.
Is de Staatssecretaris het met ons eens dat dit óf allemaal eilanden zijn met geen (Australië, Nieuw-Zeeland) of nauwelijks (VK) landsgrenzen of het land betreft met de zwaarst bewaakte en minst toegankelijke landsgrens ter wereld (Zuid-Korea)?
Dat ben ik met u eens.
Bent u het ermee eens dat als het gaat om grenseffecten deze landen (daarom) op geen enkele manier met Nederland vergeleken kunnen worden? Zo nee, kunt uitleggen waarom de effecten op de grensverkopen in Nederland vergelijkbaar zullen zijn met die in Australië? Of Zuid-Korea? Of het Verenigd Koninkrijk?
U noemt een selectie van de landen die in het rapport worden genoemd. Het rapport stelt niet dat grenseffecten van die landen vergelijkbaar zijn met die van Nederland. Het rapport «Prijsgevoeligheid van rokers» van het RIVM laat zien dat Nederlandse rokers voor de accijnsverhoging van 1 april 2020 af en toe rookwaren in het buitenland halen. Rokers gaven aan dit niet veel meer, of vaker te hebben gedaan na de accijnsverhoging van 1 euro in april 2020. Het onderzoek van het RIVM keek naar de gedragsverandering na de prijsstijging van 1 april 2020. Er zijn vier gedragsveranderingen onderzocht: minder roken, stoppen met roken, overstappen op een goedkoper product, en naar het buitenland gaan voor rookwaren. Voor sigarettenrokers was naar het buitenland gaan voor rookwaren na een prijsverhoging de minst aantrekkelijke gedragsoptie. Voor shagrokers was naar het buitenland gaan voor rookwaren na een prijsverhoging de op één na minst aantrekkelijke gedragsoptie. Stoppen met roken was voor shagrokers de minst aantrekkelijke gedragsoptie na een prijsverhoging. 4% van de rokers gaf aan na de accijnsverhoging van 1 april (vaker) naar het buitenland te zijn gegaan voor rookwaren. Het onderzoek liet echter ook zien dat 20% van de rokers al voor de accijnsverhoging van 1 april 2020 altijd of regelmatig rookwaren in het buitenland kocht.
Bent u het ermee eens dat de «bewezen effectiviteit» in de genoemde landen dus niet zal opgaan in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie ook de antwoorden op vraag 7 t/m 10. Deze bewezen effectiviteit ten aanzien van de daling van de rookprevalentie is gebaseerd op (internationale) reviews en de WHO. In Nederland zal een accijnsverhoging zorgen voor een afname in rookprevalentie, ook als een prijsverhoging erin resulteert dat rokers vaker naar het buitenland gaan om daar rookwaren te kopen.
Ik kan u ook een voorbeeld geven uit een land dichterbij en meer vergelijkbaar met Nederland, namelijk Frankrijk: Frankrijk heeft tussen 2017 en 2020 de prijs van een pakje sigaretten verhoogd naar € 10,–.
In die periode is zowel de prevalentie als de tabaksverkoop gedaald en zijn de accijnsopbrengsten gestegen. Zelfs wanneer voor COVID-19 en de daarmee gepaarde reisbeperkingen werd gecorrigeerd.8
Het rapport acht het «minder waarschijnlijk» dat verdere prijsstijgingen ertoe zullen leiden dat er meer grensverkopen van tabak gaan plaatsvinden. Deelt u die mening? Kunt u daarop reflecteren?
Het rapport geeft aan dat dat 11% van de rokers is gestopt, 25% minder is gaan roken, 8% is overgestapt op een goedkoper product en dat 4 procent rookwaren vaker in het buitenland kocht. Het RIVM concludeert dat er geen grote toename van grenseffecten door de accijnsverhoging heeft plaatsgevonden en denkt dat het niet erg waarschijnlijk is dat een groot deel van de Nederlandse rokers bij verdere prijsstijgingen vaker naar het buitenland zal reizen om daar zijn rookwaren te kopen. Het onderzoek is echter wel met onzekerheden omgeven vanwege de samenloop met de tijdelijke, beperkende COVID-19 maatregelen.
Onderzoek van Ecorys uit 2018 toont aan dat ook als met deze grenseffecten rekening wordt gehouden, het verhogen van de tabaksaccijns tot positieve effecten leidt.9 Zowel voor de volksgezondheid (minder rokers) als voor de schatkist (accijnsopbrengsten lijken niet te dalen). Dit is in lijn met de bevindingen uit de MKBA tabaksontmoediging waarin scenario’s voor een rookvrije samenleving zijn doorgerekend (UM/RIVM/Trimbos, 2016).
Kunt u verklaren waarom het RIVM zich uitsluitend baseert op uitspraken van rokers over hun (verwachte) gedrag (stated preference), zonder acht te slaan op beschikbare gegevens over de feitelijke rookprevalentie en het feitelijke koopgedrag?
Het RIVM baseert zich niet alleen op het verwachte gedrag maar ook op het feitelijk koopgedrag. Eerst is een groep mensen, voordat de accijnsverhoging werd ingevoerd, gevraagd wat zij verwachten te gaan doen. Na de accijnsverhoging is hen gevraagd wat zij daadwerkelijk hebben gedaan. Mensen hebben inderdaad hun rookgedrag veranderd, maar minder dan zij vooraf verwachtten. Rookgedrag is in de onderzochte periode niet alleen beïnvloed door de prijsverhoging maar ook door de uitbraak van COVID-19 dat jaar.
Wanneer mag de Tweede Kamer informatie van uw kant verwachten over het Empty Pack Survey van de Douane?
Het Empty Pack Survey is op 10 mei 2022 naar de Tweede Kamer gestuurd als bijlage bij de kamerbrief over het periodiek monitoren van grenseffecten.10
Hoe bent u van plan om de uitkomsten van dit onderzoek te verwerken in uw tabaksbeleid?
De resultaten van het onderzoek geven geen aanleiding om het tabaksbeleid te wijzigen. We zullen de grenseffecten ook in de toekomst blijven monitoren via Empty Pack Surveys.
Kunt u de bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja, zie bovenstaande antwoorden.
Onderzoeks- en adviesinstellingen |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kuipers |
|
Kunt u de Kamer alle vragen (alleen de vragen, niet de antwoorden) die van 1 november 2019 tot 1 januari 2022 door NRC en/of de Volkskrant schriftelijk, dat wil zeggen per brief of per e-mail, bij het Ministerie van VWS en haar onderzoeks- en adviesinstellingen (waartoe in ieder geval de planbureaus en adviesraden behoren die onder het Ministerie van VWS vallen) zijn ingediend, toesturen?
De inhuur van externe consultants |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kunt u aangeven voor de afgelopen vijf jaar (de periode 2017–2021) hoeveel de rijksoverheid per jaar ongeveer heeft uitgegeven aan de inhuur van externe consultants in het algemeen alsmede uitgesplitst naar de in de voetnoot genoemde vijf consultancy bedrijven in het bijzonder?1
De rijksoverheid onderscheidt in de uitgavenrubricering inhuur en uitbesteden. Bij inhuur gaat het om overeenkomsten met een inspanningsverplichting om te komen tot het afgesproken resultaat, bij uitbesteden om een resultaatsverplichting. Onder de inhuur van externen vallen de kosten voor
interim- management, organisatie- en formatieadvies, beleidsadvies, communicatieadvisering, juridisch advies, advisering opdrachtgevers over automatiseringsvraagstukken, financiën en administratieve organisatie, uitzendkrachten en accountancy.2
Op basis van de financiële jaarverslagen van de ministeries is aan externe inhuur de afgelopen jaren uitgegeven:
€ 1,29
€ 1,35
€ 1,66
€ 1,94
€ 2,29
De financiële jaarverslagen bevatten geaggregeerde informatie en dus niet op leveranciersniveau. Om die gegevens te achterhalen is gebruik gemaakt van de spend data van het Rijk. Deze gegevens zijn beschikbaar tot en met 2020.
De inkoopuitgaven van het Rijk worden namelijk middels een zorgvuldig, maar tijdrovend proces opgehaald, gecontroleerd en verder opgeschoond. Hierdoor kunnen de gegevens over 2021 nog niet worden uitgesplitst naar bedrijven.
In de jaren 2017 tot en met 2020:
€ 0,04
€ 0,65
€ 2,02
€ 3,75
€ 3,75
€ 4,67
€ 11,57
€ 3,67
€ 4,02
€ 5,40
€ 14,73
€ 0,33
€ 0,37
€ 0,19
€ 4,39
€ 2,33
€ 4,99
€ 8,39
€ 18,52
Geen uitgaven in spend-database.
Ik wijs er overigens op dat de gegevens jaarlijks, na opschoning, openbaar worden gemaakt en gepubliceerd op Dataregister van de Nederlandse Overheid | Data overheid. Hier is informatie te vinden over de wijze van publiceren: Informatie over spendata | Data overheid. Hier kunnen alle publicaties gevonden worden: Zoeken | Data overheid.
Het subsidiëren van een oppositiekrant in Hongarije door de Nederlandse ambassade |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Activisten gaan Orbáns mediamachine te lijf met hun eigen krant: «Ik heb kinderen en kleinkinderen. Ik doe dit voor hen»»?1
Ja.
Klopt het bericht in dit artikel dat de Nederlandse ambassade een Hongaarse oppositiekrant heeft gesubsidieerd? Hoe groot was het subsidiebedrag? Betreft dit een eenmalige of structurele subsidie?
De Nederlandse ambassade heeft zowel in 2021 als 2022 financiële steun geleverd (10.000 euro per jaar), aan een project van de onafhankelijke, niet partij-gelieerde NGO eDemokracia. Met het project «Nyomtass te is», vrij vertaald «print het zelf», worden nieuwsartikelen verzameld van onafhankelijk media websites en verwerkt tot een document dat mensen zelf kunnen printen en kunnen verspreiden. Het betreft dus geen oppositiekrant. Nederland steunt dit initiatief, omdat Hongaren, met name op het platteland, zo verbeterde toegang tot onafhankelijk nieuws hebben. Zoals bekend is onafhankelijke journalistiek een prioriteit van het Nederlandse mensenrechtenbeleid en is het aanbod van onafhankelijke traditionele media in Hongarije beperkt.
Bent u het met ons eens dat het subsidiëren door een ander land van een oppositiekrant een vorm is van buitenlandse inmenging in een soevereine democratie? Is dit een passende rol voor een Nederlandse ambassade?
Zie het antwoord op vraag 2: het betreft geen oppositiekrant, maar een project van een onafhankelijke, niet partij-gelieerde NGO, dat past binnen de prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid.
Kunt u toelichten wat u ervan zou vinden als bijvoorbeeld De Andere Krant zou worden gesubsidieerd door een buitenlandse mogendheid? Is dat wel of geen vorm van «buitenlandse inmenging»?
Zie het antwoord op vraag 2: de steun van de ambassade aan eDemokracia betreft geen steun aan een oppositiekrant, maar een project van een onafhankelijke, niet partij-gelieerde NGO dat past binnen de prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid.
In hoeverre zijn de Nederlandse media eigenlijk vrijer, objectiever en onafhankelijker van de staat dan bijvoorbeeld de Hongaarse media, aangezien Mediahuis en DPG Media 85% van de Nederlandse printmarkt in handen hebben, de NPO door de staat wordt betaald, sommige journalisten vroeger politici waren en vice versa en de banden tussen politiek en media in Nederland bijzonder nauw zijn?
Nederlandse media opereren onafhankelijk en vrij. Het landschap is pluriform. Het kabinet heeft oog voor dit onderwerp, in Europa en in Nederland.
Kunt u een overzicht geven van alle donaties van Nederlandse ambassades in het buitenland aan (oppositie)kranten aldaar?
Nederlandse ambassades steunen geen oppositiekranten.
Bent u het met de volgende definitie van desinformatie eens «Desinformatie is te kwader trouw verspreide misleidende of onjuiste informatie. Desinformatie wordt publiekelijk bekendgemaakt of «strategisch» uitgelekt door een overheid, onderneming of andere entiteit om te voorkomen dat een doelgroep juiste conclusies kan trekken of correcte meningen kan vormen.»? Zo ja, kan het zo zijn dat de Nederlandse ambassade in Hongarije desinformatie verspreidt door oppositiekranten te subsidiëren?
De Nederlandse ambassade in Hongarije heeft geen desinformatie verspreid, zie antwoord op vraag 2.
Of is het misschien zo dat andere landen te «kwader trouw» kunnen handelen en alleen de Nederlandse regering altijd «te goeder trouw» handelt en de Nederlandse regering (of de Europese Unie) daarom per definitie geen «desinformatie» verspreiden?
Nee.
Of, iets specifieker geformuleerd, is het zo dat bijvoorbeeld Russische (staats)media volgens de regering altijd te kwader trouw propaganda verspreiden?
Russische (staats)media zijn aan banden gelegd door de Russische autoriteiten. Daardoor verspreiden zij vaak op eenzijdige wijze de standpunten die zijn goedgekeurd door het Kremlin.
Indien dit niet het geval is, waarom worden Russische zenders die ons een ander perspectief op de werkelijkheid (kunnen) bieden, dan door de EU verboden?
RT en Sputnik zijn verboden vanwege het verspreiden van desinformatie en het steunen van de militaire agressie tegen Oekraïne. Tijdens deze crisis gebruiken zij de dekmantel van de journalistiek om de agressie in Oekraïne te rechtvaardigen – zelfs met onjuistheden.
Is het zo dat Nederland en haar ambassades altijd te goeder trouw de enige, absolute en tijdloze waarheid verkondigen?
Nederlandse ambassades handelen te goeder trouw, in het belang van Nederland en voeren het kabinetsbeleid uit. Daarover wordt parlementaire verantwoordelijkheid afgelegd die vervolgens door vrije en onafhankelijke media kan worden gecontroleerd.
Indien dit het geval is, wat is dan eigenlijk nog het nut van politiek debat als de regering al de absolute waarheid in pacht heeft?
Een beschouwing over het nut van het politieke debat deel ik graag op een ander moment in de Kamer.
Indien dit niet het geval is, hoe kan de regering er dan zo zeker van zijn zelf geen desinformatie te verspreiden in bijvoorbeeld Hongarije door het subsidiëren van oppositiekranten?
Zie antwoord op vraag 2.
Deelt u onze mening dat het frappant is dat in de EU Russische zenders worden verboden, terwijl de EU persvrijheid hoog in het vaandel meent te hebben staan?
Het verbod op RT en Sputnik betreft een tijdelijk en beperkt verbod. Er is geen verbod voor journalisten van deze organisaties om binnen de EU hun werk te doen. Nederland is ervan overtuigd dat mediavrijheid in het belang is van de burgers van de EU en zal in EU-verband pleiten voor een oplossing voor deze situatie zodra de omstandigheden dat toelaten. Nederland blijft onafhankelijke journalisten en media in Rusland ondersteunen, hoe moeilijk dit in de huidige context ook is.
Zou de Nederlandse regering zich niet veel beter hard kunnen maken voor het bestrijden van censuur opgelegd door de Europese Unie en het beschermen van de vrijheid van meningsuiting in Nederland in plaats van het subsidiëren van oppositiekranten in het buitenland?
Zie antwoorden op vraag 2 en 6. Nederland beschouwt mediavrijheid als fundamenteel voor een open, democratische samenleving, en zal zich hiervoor blijven inzetten, zowel in het binnenlandse- als buitenlandbeleid.
Kunnen de bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoord worden?
Ja.
Het vaccinatiestatuslogo in het patiënten informatiesysteem ‘HiX’ |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met het patiënten-informatiesysteem genaamd «HiX» dat door veel Nederlandse ziekenhuizen wordt gebruikt?
Ja, ik ben bekend met het patiënten-informatiesysteem HiX.
Klopt het dat gevaccineerde patiënten in HiX een vaccinatielogo hebben (gekregen)?1,2
Dat is mogelijk. Als een zorginstelling in het elektronisch patiëntendossier (EPD) geattendeerd wil worden op bepaalde eigenschappen van een patiënt, kan de zorginstelling zelf bepalen dat voor deze eigenschappen een icoon wordt weergegeven. Het is aan zorginstellingen zelf om te bepalen of ze gebruik willen maken van dit specifieke icoon.
Waar staat dit symbool voor? Met andere woorden, wanneer krijgt een patiënt dit vaccinatielogo?
ChipSoft, de ontwikkelaar van HiX, geeft aan dat zorginstellingen uit duizenden iconen kunnen kiezen, waarbij voor elke indicator een ander icoon kan worden weergegeven. Dit specifieke icoon toont normaliter of een patiënt is gevaccineerd tegen COVID-19. Patiënten krijgen dit icoon wanneer zij zijn gevaccineerd in de desbetreffende zorginstelling. In de mouseover van het icoon wordt dan de tekst «Gevaccineerd COVID-19» weergegeven.
Figuur 1 toont de verschillende varianten van dit icoon. Deze staan respectievelijk voor «Gevaccineerd» (A), «Gedeeltelijk gevaccineerd» (B), en «Wil geen vaccinatie» (C). Voor «Niet gevaccineerd» bestaat geen icoon.
De iconen dienen als visualisatie waaraan direct kan worden gezien wat de vaccinatiestatus van een patiënt is, bijvoorbeeld in verband met het plannen van vaccinatieafspraken. Vanuit diverse ziekenhuizen is om deze functie gevraagd, zodat zij patiënten niet onnodig een vaccinatie tegen COVID-19 aanbieden. Zie verder het antwoord op vraag 4 en 9.
Figuur 1:
Sinds wanneer is dit vaccinatielogo toegevoegd aan HiX? Wat was hiervoor de reden?
ChipSoft geeft desgevraagd aan deze functie te hebben ontwikkeld op verzoek van meerdere zorginstellingen, nadat eind 2020/ begin 2021 duidelijk werd dat zorginstellingen zouden worden gevraagd om mee te helpen met het vaccineren van patiënten. Deze vaccinaties moesten geregistreerd kunnen worden in het medisch dossier en ook doorgegeven kunnen worden aan het RIVM (indien de patiënt hiervoor toestemming heeft gegeven). Om dit te realiseren heeft ChipSoft een voorbeeldinrichting beschikbaar gesteld in het EPD, met bijbehorende handleidingen. Deze inrichting is een optionele uitbreiding (weergave door middel van een icoon) op bestaande software.
Worden behalve de COVID-vaccinaties ook andere vaccinaties van patiënten bijgehouden in HiX? Zo ja, welke vaccinaties zijn dit? Indien dit niet het geval is, waarom wordt uitsluitend de COVID-vaccinatiestatus van patiënten bijgehouden?
In een EPD kan zorgpersoneel alle voor de patiënt en voor de zorgverlener relevante medische informatie vastleggen. Vaccinatiegegevens zijn daar onderdeel van. Deze vaccinatiegegevens kunnen, als de zorginstelling dat afspreekt met de ICT-leverancier, ook op het voorblad worden weergegeven.
Welke medische protocollen maken gebruik van dit vaccinatielogo?
Vanuit de EPD-software is hier geen protocol aan verbonden. Het is enkel een icoon om te attenderen.
Wordt dit vaccinatielogo gebruikt voor het afgeven van een indicatiestelling?
Nee, het icoon is slechts een visualisatie en heeft geen koppeling met welke indicatiestelling dan ook.
Wordt dit vaccinatielogo gebruikt voor onderzoek naar vaccinatiebijwerkingen?
Het EPD bepaalt niet waar onderzoek naar wordt gedaan, dat bepaalt de gebruiker van het EPD die inzagerecht heeft in het medisch dossier. In het EPD is het icoon enkel een icoon om te attenderen zonder dat daar verdere acties aan verbonden zijn.
Kan (het ontbreken van) dit vaccinatielogo ertoe leiden dat patiënten geen behandeling krijgen?
Nee, het EPD bepaalt niet wie welke behandeling krijgt, dat bepaalt de behandelend arts. Dit icoon is slechts een visualisatie waaraan direct kan worden gezien wat de vaccinatiestatus van een patiënt is, bijvoorbeeld in verband met het plannen van vaccinatieafspraken. Vanuit diverse ziekenhuizen is om deze functie gevraagd, zodat zij patiënten niet onnodig een vaccinatie tegen COVID-19 aanbieden. Dit leidt er niet toe dat patiënten geen behandeling krijgen.
Kan (het ontbreken van) dit vaccinatielogo ertoe leiden dat patiënten met voorrang behandeling krijgen?
Nee, zie het antwoord op vraag 9. Er zijn geen signalen dat (het ontbreken van) dit icoon ertoe leidt dat patiënten met voorrang behandeling krijgen.
Wie krijgt wanneer dit vaccinatielogo te zien, betreft dit alle zorgmedewerkers met toegang tot HiX? Hoeveel zorgmedewerkers zijn dit ongeveer? Of betreft dit alleen diegenen die een behandelrelatie met de desbetreffende patiënt hebben?
ChipSoft geeft aan dat dit icoon zichtbaar is voor de zorgmedewerkers die een behandelrelatie hebben met de patiënt. Zij hebben inzagerechten in het medisch dossier, waarmee dus ook in de medicatiegegevens van de patiënt.
De gevolgen van de zware sancties voor Nederlandse ondernemers die naar Rusland exporteren |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het feit dat veel Nederlandse ondernemers die voornamelijk of uitsluitend naar Rusland exporteren door de zware sancties (waardoor ze soms zelfs helemaal niet meer betaald kunnen worden vanuit Rusland) zwaar getroffen worden?1
Ja.
Wat gaat u doen om deze ondernemers te helpen?
Ondernemers in nood, zoals de verzenders van de brandbrief die het lid Van Houwelingen heeft meegestuurd, zou ik graag willen wijzen op de bestaande ondersteuning die wij aanbieden via RVO. RVO helpt bedrijven bij het zoeken van nieuwe afzetmarkten en het verleggen van aanvoerketens, nu de handel met Rusland is bemoeilijkt. Naast de in de brandbrief al aangehaalde BBZ-regeling biedt de overheid meerdere instrumenten waarmee bedrijven de impact op hun bedrijfsvoering kunnen overbruggen of hun bedrijfsactiviteiten kunnen verleggen. Voorbeelden hiervan zijn:
RVO biedt daarnaast ook ruime ondersteuning om bedrijven met hoge energiekosten te helpen verduurzamen, zoals de SDE++-regeling.
Met deze begeleiding en instrumenten helpen we Nederlandse ondernemers.
De implicaties van het afsluiten van een nieuw WHO-verdrag gebaseerd op artikel 19 van de WHO-Constitutie |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met het «Besluit van de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van 24 november 2021 tot vaststelling van het Specifiek interventiebeleid tabak en rookwaren»?1
Ja.
Klopt het dat voor de wettelijke basis van dit besluit wordt gerefereerd aan richtlijn 2014/40/EU betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten? Bent u bekend met artikel 7 van deze EU-richtlijn waarin staat dat wettelijk optreden nodig is voor de uitvoering van het Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) inzake tabaksontmoediging (WHO Framework Convention on Tobacco Control)?2
De belangrijkste wettelijke bepalingen met betrekking tot het specifieke interventiebeleid tabak en rookwaren van de NVWA zijn de Tabaks- en rookwarenwet en het daarop gebaseerde Tabaks- en rookwarenbesluit en de Tabaks- en rookwarenregeling. Daarnaast geldt inderdaad richtlijn 2014/40/EU betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van Richtlijn 2011/37/EG (hierna: de Tabaksproductenrichtlijn).
Ik ben bekend met artikel 7 van de Tabaksproductenrichtlijn. In dit artikel wordt evenwel niet verwezen naar het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging. Dit gebeurt wel in artikel 1 waarin onder andere wordt aangegeven dat de richtlijn tot doel heeft uitvoering te geven aan het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging en dat wordt uitgegaan van een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid, met name voor jongeren.
Bent u bekend met het initiatief van de Wereldgezondheidsassemblee (WHA) om de pandemische paraatheid te versterken,3 waarbij via artikel 19 van de WHO-Constitutie een legaal bindende overeenkomst wordt bewerkstelligd?4
Ik ben bekend met het initiatief van de WHA om de pandemische paraatheid te versterken. Het is echter nog niet vastgesteld onder welk artikel van de WHO-Constitutie het nog uit te onderhandelen instrument zal komen te vallen.
Klopt het dat het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging door zowel Nederland als de EU is ondertekend? Betekent dit dat indien Nederland besluit om door middel van artikel 31 uit dit verdrag te stappen, Nederland op basis van EU-richtlijnen nog steeds verplicht kan worden om aan de voorwaarden van het verdrag te voldoen? Kan het niet tot uitvoer brengen van de relevante bepalingen van richtlijn 2014/40/EU tot gevolg hebben dat de EU een inbreukprocedure start omdat Nederland niet voldoet aan EU-richtlijnen die ten gevolge van het WHO-verdrag ontstaan, waardoor Nederland effectief niet onder het WHO-verdrag uit kan komen?
Het klopt dat het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging in 2003 door zowel Nederland als de EU is ondertekend. Het Verdrag is vervolgens voor beiden in 2005 in werking getreden. De inhoud van het WHO-Kaderverdrag valt gedeeltelijk onder de bevoegdheid van de lidstaten en gedeeltelijk onder de exclusieve bevoegdheid van de EU. Op enkele terreinen van het tabaksontmoedigingsbeleid – zoals productregulering en reclame en sponsoring – hebben de lidstaten namelijk hun nationale bevoegdheid gedeeltelijk aan de EU overgedragen. Deze onderwerpen zijn o.a. in de Tabaksproductenrichtlijn gereguleerd. De lidstaten zijn gehouden Europese richtlijnen te implementeren in hun nationale recht. Ook als Nederland het verdrag opzegt is Nederland gehouden aan de wetgeving van de EU, want er is sprake van een gezamenlijke bevoegdheid.
Klopt het dat in artikel 9, lid (b) van het meest recente concept-rapport, het «verbeteren, updaten en versterken van de leidende en coördinerende rol van de WHO» worden genoemd als een voordeel bij het creëren van een nieuw verdrag op basis van artikel 19 van de WHO constitutie?5 Is het juist om te concluderen dat in dit concept-rapport expliciet wordt verwezen naar het WHO Framework Convention on Tobacco Control?6 Klopt het dat op basis van dit bestaande artikel 19 instrument, landen worden verplicht onderdelen van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging om te zetten in nationale wetgeving, waardoor landen verplicht worden maatregelen te nemen? Kan dit dus bij een vergelijkbaar instrument omtrent pandemische paraatheid betekenen dat Nederland verplicht wordt bepaalde maatregelen te nemen via directe WHO-bepalingen, dan wel via EU-richtlijnen?
In de door u genoemde rapportage worden inderdaad voorbeelden genoemd van thema’s waarop lidstaten zouden kunnen samenwerken en wordt ingegaan op de mogelijke juridische vorm die daarbij zou kunnen worden gekozen. Daarbij wordt ook de structuur van het FCTC-verdrag, als een mogelijke juridische vorm voor een dergelijk instrument genoemd. In zijn algemeenheid is het zo dat Nederland gebonden is aan internationale verdagen die wij afsluiten. Verder is het zo dat indien de EU-lidstaten ervoor kiezen om gemeenschappelijk wetgeving aan te nemen, Nederland daaraan gebonden is. Op dit moment is het echter te vroeg te vroeg om hierop vooruit te lopen. Zowel de inhoud, als de juridische vorm van het nog uit te onderhandelen WHO-instrument, staan nog niet vast.
Bent u bekend met artikel 8, tweede lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging? Klopt het dat Nederland door middel van dit artikel wordt verplicht om nationale wetgeving te maken om blootstelling aan tabaksrook in verschillende locaties, waaronder werkplekken in binnenruimtes, te voorkomen? Kunt u uitsluiten dat Nederland als gevolg van het aanstaande nieuwe WHO-verdrag met betrekking tot «pandemische paraatheid», zonder hierover zelf nader te kunnen oordelen, in de toekomst wellicht wordt verplicht nationale wetgeving te maken naar aanleiding van toekomstige nieuwe WHO-bepalingen, dan wel via EU-richtlijnen op basis van dit verdrag?
Ja, ik ben bekend met artikel 8, tweede lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging. De Hoge Raad heeft overwogen dat indien noch uit de tekst, noch uit de totstandkomingsgeschiedenis van dat verdrag volgt dat geen rechtstreekse werking van de verdragsbepaling is beoogd, de inhoud van die verdragsbepaling beslissend is. Het gaat er dan om, aldus de Hoge Raad, of deze onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is om in de nationale rechtsorde zonder meer als objectief recht te worden toegepast. Aan artikel 8, lid 2, WHO Kaderverdrag komt volgens de Hoge Raad rechtstreekse werking toe. Dit betekent dat deze bepaling Nederland verplicht voor «indoor public places» effectieve wettelijke maatregelen te nemen tegen blootstelling aan tabaksrook. Dit heeft in Nederland geleid tot aanpassing van de wetgeving.
De inhoud en juridische vorm van het nog uit te onderhandelen WHO-instrument met betrekking tot pandemische paraatheid, staan nog niet vast en daarmee evenmin of er EU-richtlijnen op basis van dit instrument zullen komen. Het is wel inherent aan verdragen in het algemeen dat deze bepalingen kunnen bevatten die aanleiding geven tot aanpassing van nationale wetgeving. Mocht Nederland partij worden bij het nog uit te onderhandelen WHO-instrument met betrekking tot pandemische paraatheid, dan zal het te zijner tijd moeten beoordelen of voor uitvoering van het verdrag, aanpassing van wetgeving nodig is. Hier zal bij de parlementaire goedkeuring in de toelichting op het instrument aandacht aan worden besteed en uw Kamer kan dan een oordeel daarover geven.
Als Nederland partij wordt bij een dergelijk pandemie-instrument dan kan het inderdaad zijn dat specifieke bepalingen na ratificatie van het instrument door het Nederlandse parlement, via aanpassing van Europese regelgeving direct of indirect hun werking zullen hebben in nationale wetgeving wanneer het maatregelen betreft waar een exclusieve EU-competentie voor geldt.
Klopt het dat in artikel 8, lid (a) van het eerder benoemde concept-rapport wordt gesproken over Equity, waarbij lidstaten dit opvatten als een inspannings- én resultaatsverplichting? Betreft dit slechts het delen van informatie en ondersteuning in het produceren van goederen, of kan hierbij sprake zijn van een overdracht van goederen vanuit Nederland naar een andere lidstaat? Wat zijn mogelijke gevolgen voor de toegang tot en autonomie over bijvoorbeeld persoonlijke beschermingsmiddelen als deze onder het gezag van de WHO zullen vallen? Kunt u uitsluiten dat Nederland de zeggenschap over zijn eigen voorraden en productie over zal (moeten) dragen aan de WHO?
Het rapport waar het lid van de FvD fractie naar verwijst, betreft een verslag van een werkgroepbijeenkomst, waar mogelijke thema’s zijn besproken, die relevant zouden kunnen zijn voor een pandemie-instrument van de WHO. De precieze invulling van het thema «equity» en de vraag of en op welke wijze dit uitdrukking zal krijgen in het uiteindelijke instrument, is nog niet besproken. De daadwerkelijke onderhandelingen over de inhoud van het instrument moeten nog beginnen. Maar in zijn algemeenheid is het nastrevenswaardig dat alle landen op de wereld kunnen beschikken over beschermingsmiddelen en of medicijnen, nodig voor het indammen van uitbraken van besmettelijke ziekten. Dat is ook een Nederlands belang.
Klopt het dat in artikel 8, lid (i) van het concept-rapport wordt vermeld dat lidstaten «de noodzaak zien voor nationaal en wereldwijd gecoördineerde acties om misinformatie, desinformatie en stigmatisering aan te pakken als die de publieke gezondheid ondermijnen»? Klopt het dat bijvoorbeeld artikel 11, eerste lid, onder b en artikel 13, tweede lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging, leiden tot specifieke eisen die binnen vijf jaar na bekrachtiging omgezet moeten worden in nationale wetgeving?
Zoals het verslag van de WHO-werkgroep voor «pandemische paraatheid en bestrijding» aangeeft, is tijdens de betreffende vergadering gesproken over het thema misinformatie, desinformatie en stigmatisering.
Dit thema is ook in diverse rapporten van expertpanels aan de orde gekomen op basis van wereldwijde ervaringen in de Covid-19 crisis.
Nederland heeft richtlijn nr. 2001/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 juni 2001 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaksproducten (PbEG L 194) al voor de inwerkingtreding van het WHO Kaderverdrag in Nederland in 2005, geïmplementeerd in de Tabaks- en rookwarenwet, waardoor de voorschriften, genoemd in artikel 11, eerste lid, onder b, hier al van toepassing waren. Ook met de implementatie van richtlijn nr. 2003/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de reclame en sponsoring voor tabaksproducten (PbEG L 152), voldeed Nederland al op een eerder tijdsstip aan de eisen gesteld in artikel 13, tweede lid, van het Verdrag.
Bent u bekend met artikel 14, vierde lid, onder b van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging, waarin wordt gesteld dat wanneer een tabaksproduct «waarschijnlijk een onjuiste indruk kan creëren», dit al genoeg is om een advertentie te verbieden? Kunt u uitsluiten dat bij mogelijke ratificatie van een dergelijk verdrag omtrent pandemische paraatheid de WHO Nederland zal verplichten om bepaalde zaken als nepnieuws te bestempelen of zelfs te censureren?
Artikel 14, vierde lid, onder b stelt geen eisen aan reclame. Ik veronderstel dat u artikel 13, vierde lid, onder a bedoelt. In de Tabaks- en rookwarenwet is een veelomvattend reclameverbod voor tabaksproducten en aanverwante producten opgenomen. Op grond van dit verbod is elke vorm van commerciële mededeling, die het bekendheid geven aan of het aanprijzen van een tabaksproduct of aanverwant product tot doel dan wel rechtstreeks of onrechtstreeks tot gevolg heeft, niet toegestaan. Daarnaast is elke handeling in de economische sfeer, met als doel de verkoop van producten te bevorderen, verboden. De NVWA bekijkt per geval of uitingen onder het reclameverbod vallen.
De inhoud en juridische vorm van het nog uit te onderhandelen WHO-instrument met betrekking tot pandemische paraatheid staat nog niet vast. De vraag of en op welke wijze een thema als misinformatie, desinformatie en stigmatisering, zoals besproken door de WHO-werkgroep pandemische paraatheid en bestrijding en zoals dat aan de orde is gekomen in diverse rapporten van expertpanels op basis van wereldwijde ervaringen in de Covid-19 crisis, een plaats zal krijgen in het uiteindelijke instrument is daarom nog niet te beantwoorden. Ik kan mij echter voorstellen dat indien een verdrag bepalingen zou bevatten die strijdig zijn met bijvoorbeeld de Nederlandse Grondwet, dat een reden kan zijn om zo’n verdrag niet te ondertekenen of te ratificeren. Ik heb op dit moment echter geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat van zo’n situatie sprake zal zijn.
Bent u bekend met het bericht dat de Europese Raad op 3 maart 2022 groen licht heeft gegeven om onderhandelingen te starten voor een WHO-verdrag aangaande «pandemische paraatheid»?7 Kunt u toezeggen dat de Nederlandse afvaardiging voor het Intergouvernementele Onderhandelingsorgaan zich bij de onderhandelingen in zal zetten om de Nederlandse autonomie en soevereiniteit omtrent pandemische paraatheid te waarborgen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben bekend met dit bericht. In december 2021 heeft de Europese Commissie – volgens de daarvoor geldende procedure op basis van artikel 219 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (WVEU) – een aanbeveling uitgebracht, waarin zij de Raad verzocht om een machtiging voor de onderhandelingen over, onder meer, het internationaal pandemie-instrument binnen het WHO-kader. De Raad heeft die machtiging bij Besluit 2022/451 aan de Commissie verleend. Het besluit machtigt de Commissie om, voor aangelegenheden die onder de EU-bevoegdheid vallen, te onderhandelen over het internationaal pandemie-instrument. De onderhandelingsrichtsnoeren – in de bijlage bij het besluit – schetsen de doelstellingen en beginselen van dat verdrag. Deze richtsnoeren kunnen indien nodig worden herzien en verder ontwikkeld, afhankelijk van het verloop van de onderhandelingen. Hoe de praktische uitwerking van de wisselwerking over nationale competenties er precies uit zullen zien, is nog niet vastgelegd. In ieder geval zal de volksvertegenwoordiging in staat zijn haar grondwettelijke controlerende taak uit te voeren, omdat zowel instemming met de ratificatie van het instrument door de Staten-Generaal als instemming met de eventuele aanpassingen in de nationale wet- en regelgeving noodzakelijk zijn. Daarnaast zal ook de Raad van Ministers op Europees niveau het verdrag moeten goedkeuren.
Nederland zal zich bij de onderhandelingen inzetten voor een verdrag dat zoveel mogelijk aansluit bij onze inzet voor pandemische paraatheid en een veiligere wereld.
Bent u bekend met de openingsopmerking van de directeur-generaal van de WHO bij de eerste sessie van het Intergouvernementele Onderhandelingsorgaan op 24 februari 2022?8 Bent u bekend met de volgende zin uit zijn bijdrage: «Voluntary mechanisms have not solved and will not solve these challenges»? Hoe beoordeelt u dit als openingsopmerking bij onderhandelingen waar de Nederlandse autonomie en soevereiniteit omtrent onderdelen van de gezondheidszorg mogelijk ter discussie staan?
Ja, ik ben bekend met de openingsopmerking van de directeur-generaal van de WHO bij de eerste sessie van het Intergouvernementele Onderhandelingsorgaan op 24 februari 2022 en de zin uit zijn bijdrage: «Voluntary mechanisms have not solved and will not solve these challenges«. Ik interpreteer zijn woorden zo, dat hij oproept tot afspraken tussen lidstaten, die daadwerkelijk bijdragen aan het bestrijden en voorkomen van pandemieën, wereldwijd. Het kabinet zal het eindresultaat van de onderhandelingen beoordelen op zijn meerwaarde voor Nederland en voor de wereld.
Hoe beoordeelt u de volgende doelstelling uit dezelfde speech: «by empowering WHO to fulfil its mandate as the directing and coordinating authority on international health work, including for pandemic preparedness and response»? Hoe definieert u de term «directing» in deze context?
De WHO speelt een centrale rol in het werk rondom het versterken van gezondheidssystemen en coördineren van inzet van de internationale gemeenschap op gezondheid. Zo is de WHO onder meer verantwoordelijk voor de implementatie en toezicht op de naleving van de Internationale Gezondheidsregeling uit 2005, die een belangrijke basis vormt voor de wereldwijde paraatheid en bestrijding van ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen. We hebben de WHO niet voor niets. De WHO moet ons helpen bij het vormgeven van goed (internationaal) volksgezondheidbeleid. In die zin passen de woorden van de DG van de WHO bij het mandaat dat we hem gegeven hebben.
Deelt u de visie dat Nederland een mogelijk nieuw WHO-verdrag aangaande «pandemische paraatheid» niet moet ratificeren indien dit leidt tot een scenario zoals in de vragen 5 tot en met 9 wordt geschetst of overeenkomstige inbreuken op de Nederlandse autonomie en/of soevereiniteit tot gevolg heeft? Zo nee, waarom niet? Welke stappen zult u zetten om te voorkomen dat de EU vergelijkbare bepalingen zal ratificeren en door middel van EU-richtlijnen Nederland verplicht deze uit te voeren?
Infectieziekten stoppen niet bij grenzen en daarom is internationale samenwerking en solidariteit cruciaal om een pandemie het hoofd te bieden. De inhoud van het eventuele pandemie-instrument staat nog niet vast en de onderhandelingen daarover zullen mogelijk tot in 2024 doorlopen. De inzet van Nederland zal nog nader vormkrijgen, maar is erop gericht om tot bindende afspraken te komen voor het verbeteren van de preventie, paraatheid en aanpak van pandemieën door lidstaten en die aansluiten bij de visie van Nederland op dit vlak en waarbij nauwe samenwerking is met multilaterale instellingen, met name de WHO. Pas aan het einde van de onderhandelingen kan worden bepaald of Nederland partij wenst te worden bij het instrument en of de regering dit ter goedkeuring zal voorleggen aan de Staten-Generaal.
Inzake Europese wetgeving aangaande de implementatie van aspecten van dit verdrag, die vallen onder de competentie van de Europese Unie, geldt dat het recht tot het doen van voorstellen voor nieuwe wetgeving ligt bij de Europese Commissie. Het is vervolgens aan de lidstaten en het Europees Parlement om hierover te oordelen.
Kunt u de bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
WEF vs vaccin alliantie |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met deze e-mail die naar het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is verstuurd op 6 november 2020 om 9:51 met als titel «WEF vs vaccin alliantie»?1
Ja. Volledigheidshalve merk ik op dat het een interne VWS mail betreft en geen mail aan het Ministerie van VWS.
Wordt met «WEF» in deze e-mail gericht aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het «World Economic Forum» bedoeld?
Ja.
Wordt met «MOU» verwezen naar «Memorandum of Understanding»? Kan de Kamer deze MOU ontvangen?
Ja, MOU is Memorandum of Understanding. De Kamer heeft deze MoU twee jaar geleden ontvangen, als bijlage bij de Kamerbrief van 4 juni 2020, over de actuele stand van zaken met betrekking tot de uitbraak van COVID-19.2
Naar welk «document van de WEF» wordt in deze e-mail verwezen? Wat staat er in dit document? Kan de Kamer dit document ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Zie bijlage 1 bij de antwoorden op uw vragen over WEF Alliantie (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2671).
Wordt met «het WEF voorstel» in deze e-mail hetzelfde bedoeld als het «document van de WEF»? Zo nee, waarover gaat dit «WEF voorstel»? Kan de Kamer dit «WEF voorstel» ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Is de «diepgaandere analyse van het WEF voorstel en hun overige activiteiten op gebied van corona» waarover wordt gesproken in deze e-mail verricht? Zo ja, kan de Kamer deze analyse ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Zie bijlage 2 bij de antwoorden op uw vragen over WEF Alliantie (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2671).
Verwijst «hun overige activiteiten» in deze e-mail naar activiteiten van het WEF? Zo ja, welke activiteiten worden hiermee bedoeld?
De SARS-CoV-2-pandemie was voor het WEF aanleiding om hier op veel vlakken aandacht aan te besteden. Voor een beeld van deze activiteiten verwijs ik graag naar de website van het WEF: https://www.weforum.org/platforms/covid-action-platform
Waarom acht de schrijver van deze e-mail het noodzakelijk «een wat diepgaandere analyse van het WEF voorstel en hun overige activiteiten op het gebied van corona» op papier te zetten? Waarom is dit van belang?
In die tijd speelde de oprichting van de Inclusive Vaccine Alliance en het was van belang daarbij een goed beeld te hebben van relevante ontwikkelingen en/of mogelijk vergelijkbare initiatieven.
Wat is de status van het betreffende «WEF voorstel» en/of «het document van de WEF» waarnaar wordt verwezen in de e-mail? Staan hierin kaders of eisen waaraan de «inclusieve vaccin alliantie» moet voldoen?
De status was een voorstel zoals in die tijd gedaan door het WEF. In het WEF voorstel wordt ingegaan op de oprichting van een zogenaamde «manufacturers alliance for a global equitable access to coronavirus vaccins». De door Nederland, samen met Frankrijk, Duitsland en Italië opgerichte Inclusive Vaccine Alliance stond hier los van. In het voorstel worden dan ook geen kaders beschreven voor de Inclusive Vaccine Alliance. Als aangegeven in de beantwoording op vraag 4, is een kopie van dit WEF voorstel als bijlage 1 bij de antwoorden op uw vragen over WEF Alliantie (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2671) meegestuurd.
Indien dit niet het geval is, waarom vraagt de briefschrijver zich dan af of het wellicht «wenselijk» is «het document van de WEF tegen de MOU» af te zetten?
Zie tevens de beantwoording van vraag 8. Beoogd werd een beeld te krijgen van de ontwikkelingen binnen het WEF. Doel van de Inclusive Vaccine Alliance was om de krachten te bundelen in de onderhandelingen met ontwikkelaars/fabrikanten van een aantal veelbelovende vaccinkandidaten, om daarmee te zorgen voor tijdige beschikbaarheid van zoveel mogelijk COVID-19-vaccins voor de EU-bevolking. Ook was daarbij aandacht voor de mogelijkheid om vaccins te kunnen doneren aan kwetsbare landen. In het voorstel van het WEF beoogde men iets anders, namelijk het creëren van grote «multi-country contract manufacturing netwerken», om uiteindelijke voldoende productiecapaciteit mondiaal beschikbaar te krijgen voor geregistreerde vaccins.
Indien dit niet het geval is, waarom is de titel van deze e-mail dan «WEF vs vaccin alliantie»?
Het onderwerp gaat enkel in op de onderliggende vraag in de mail, of het nuttig is om een vergelijking te maken tussen de beide ontwikkelingen.
Kunnen de bovenstaande vragen ieder afzonderlijk beantwoord worden?
Ja.
De WEF Alliantie |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met deze e-mail verstuurd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op dinsdag 9 juni 2020 om 15:51?1
Ja.
Wordt met «het WEF» in deze door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verzonden e-mail het «World Economic Forum» bedoeld?
Ja.
Wat is het doel van de «zogenaamde MANAGE-COV Alliance» («Alliantie») waarover in de e-mail wordt gesproken die het WEF op 15 juni 2020 wil oprichten? Op welke wijze en door wie is het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op de hoogte gesteld van het WEF-voornemen deze Alliantie op te richten? Welke andere landen, behalve Nederland, zijn door het WEF benaderd voor dit initiatief?
In juni 2020 bestond bij het World Economic Forum het idee om een manufacturers alliance op te richten. Een concept-notitie hierover is door het WEF aan het ministerie gezonden. In deze periode werd ook de Inclusieve Vaccin Alliantie opgericht, waarin Nederland, Duitsland, Frankrijk en Italië de krachten bundelden in de onderhandeling met ontwikkelaars en producenten van potentiële coronavaccins. Beoogd werd om in gezamenlijkheid diverse kansrijke initiatieven te verkennen bij verschillende farmaceutische bedrijven. (Kamerstuk 25 295, nr. 388). Om een beeld te krijgen van het initiatief van het WEF, is bezien wat haar initiatief beoogde en is binnen mijn ministerie een korte ambtelijke analyse gemaakt van het voorstel (bijlage 1).2
Klopt het dat op 8 juni 2020 is gesproken binnen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over dit WEF-initiatief? Wie waren bij dit gesprek aanwezig? Wat was het onderwerp van het gesprek? Wat was het tijdstip van dit gesprek? Is dit gesprek geïnitieerd naar aanleiding van de e-mail die het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft ontvangen op 8 juni 2020 om 10:42 van het WEF (d.w.z. «@weforum.org») met als titel «Four European nations form alliance to fast-track COVID-19 vaccine»? Kan de Kamer de agenda, notulen, verslag en besluitenlijst van dit gesprek ontvangen? Zo nee, waarom niet?
Het voorstel van het WEF is ontvangen en bezien. Er is besloten hier verder niet op in te gaan, omdat we op dat moment reeds bezig waren met de samenwerking binnen de Inclusive Vaccine Alliance. We hebben naar aanleiding van het voorstel via de mail ambtelijk contact gehad met het WEF (bijlage 2).3 Dat verzoek heeft niet geleidt tot een nadere bespreking.
Indien de Alliantie uiteindelijk daadwerkelijk is opgericht, wie stuurt de Alliantie aan? Dat wil zeggen, wie neemt de besluiten, wie is er (eind)verantwoordelijk? Hoe wordt de Alliantie gefinancierd? Is Nederland lid van de Alliantie? Welke verplichtingen heeft Nederland als lid van deze Alliantie op zich genomen? Wat is de huidige status van de Alliantie?
De Inclusieve Vaccin Alliantie is opgericht door Nederland, Duitsland, Frankrijk en Italië en stond onder aansturing van de ministers van Volksgezondheid uit deze landen. Daarbij zijn gesprekken geïnitieerd met producenten van kandidaat-vaccins COVID-19, ten behoeve van het kunnen zeker stellen een ruime hoeveelheid vaccins voor alle EU-lidstaten, met ook de mogelijkheid van donatie aan kwetsbare landen. Deze gesprekken hebben geleid tot een eerste overeenkomst met vaccinproducent AstraZeneca. Verdere gesprekken en afspraken met producenten zijn vervolgens in Europees verband zijn voortgezet, met betrokkenheid van ook de Europese Commissie. Ook de overeenkomst met AstraZeneca is overgenomen door de Europese Commissie. Nederland, Duitsland, Frankrijk en Italië namen daarbij zitting in het Joint Negotiation Team van de EU.
Over de organisatie van de inkoop van Covid-19 vaccins, is reeds vele malen met uw Kamer gesproken.
Tot slot, kunt u de Kamer alle documenten (rapporten, e-mails, notulen, et cetera) sturen waarin wordt gesproken over de «MANAGE-COV Alliance» van het WEF?
De genoemde stukken zijn als bijlage bijgevoegd. Van het concept-voorstel MANAGE-COV Alliantie is het WEF de auteur. Wij zijn nog in gesprek met het WEF over toezending van dit stuk aan uw Kamer. Ik zet mij er voor in om dat zo snel mogelijk zal te doen.
De Gezondheidsraad |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kuipers |
|
Bent u ermee bekend dat de Gezondheidsraad zich presenteert als «een onafhankelijk adviesorgaan voor regering en parlement»?1
Daar ben ik mee bekend.
Kunt u beschrijven wat volgens u de betekenis is van de beschrijving «onafhankelijk adviesorgaan» in het geval van de Gezondheidsraad? Zo nee, waarom niet?
De Gezondheidsraad is een adviescollege als bedoeld in de Kaderwet adviescolleges. Deze wet bevat waarborgen omtrent de onafhankelijkheid. De Gezondheidsraad adviseert onafhankelijk op basis van de stand van wetenschap. De raad kent vaste procedures om zorg te dragen voor wetenschappelijke kwaliteit en betrekt bij de advisering verschillende invalshoeken. Experts nemen op persoonlijke titel deel aan een commissie en moeten alle relevante belangen van tevoren aangeven, zodat de raad kan beoordelen of deze belangen verenigbaar zijn met het werk van de commissie.
In welke gevallen wordt de Gezondheidsraad door u om advies gevraagd? Zijn hiervoor specifieke criteria?
De Gezondheidsraad brengt – gevraagd en ongevraagd – advies uit aan regering en parlement over de stand van de wetenschap voor kwesties binnen het hele spectrum van de volksgezondheid. Het gaat om vraagstukken waarbij een multidisciplinaire, gezaghebbende beoordeling belangrijk is voor de besluitvorming op dat onderwerp.
Bent u ermee bekend dat de Gezondheidsraad bestaat uit een raad en een secretariaat en werkt met tijdelijke en vaste commissies?
Daar ben ik mee bekend.
Bent u ermee bekend dat in de meeste gevallen de voorzitter van de Gezondheidsraad, op dit moment de heer Kullberg, uit het grote netwerk van deskundigen een multidisciplinaire commissie samenstelt die zich over de vraag gaat buigen?
Ik ben er mee bekend dat de voorzitter van de Gezondheidsraad, op basis van artikel 24 en 25 van de Gezondheidswet, commissies samenstelt. Dit geldt voor vaste commissies en tijdelijke commissies.
Kunt u aangeven welke criteria de voorzitter van de Gezondheidsraad hanteert om deze commissies per adviesvraag samen te stellen? Zo nee, waarom niet?
De samenstelling van commissies wordt bepaald door de benodigde deskundigheid in relatie tot de adviesaanvraag. In het algemeen zijn de criteria voor het samenstellen van commissies: het streven naar (a) evenredige betrokkenheid van personen van verschillend geslacht en etnische of culturele achtergrond, en naar (b) een evenredige spreiding over de relevante wetenschappelijke disciplines en (c) een evenwichtige verdeling over universiteiten en onderzoeksinstellingen.
Bent u ermee bekend dat de benoeming van de voorzitter van de Gezondheidsraad instemming nodig heeft van de ministerraad en dat de voorzitter wordt voorgedragen door de Minister van VWS, in het geval van de huidige voorzitter was dit toenmalig Minister van VWS De Jonge?2
Daar ben ik mee bekend. Conform artikel 11 van de Kaderwet adviescolleges, waar ook de Gezondheidsraad onder valt, worden de leden van de Gezondheidsraad (dus ook de voorzitter) bij koninklijk besluit benoemd. De regering (ministerraad) neemt in dat geval een besluit, op voordracht van de Minister van VWS.
Kunt u aangeven in hoeverre de Gezondheidsraad een onafhankelijk adviesorgaan voor de regering is als de benoeming van de persoon die bepaalt wie er in de adviescommissies zitten, aangedragen wordt door de Minister van VWS en benoemd wordt door de ministerraad? Zo nee, waarom niet?
De werving en selectie van de voorzitter en vicevoorzitter van de Gezondheidsraad verloopt volgens een open sollicitatieprocedure, waarin de Gezondheidsraad is betrokken. De Minister van VWS draagt vervolgens de voorkeurskandidaat voor benoeming voor aan de ministerraad.
De uitoefening van de bevoegdheid van de regering om ambtsdragers te benoemen, te schorsen en te ontslaan, is ten volle aan parlementaire controle onderworpen.3
Bent u ermee bekend dat de Gezondheidsraad oog heeft voor ethische en maatschappelijke implicaties van wetenschappelijke ontwikkelingen, maar zich niet richt op de uitvoering van concreet beleid? Deelt u de visie dat de afweging die nodig is voor beleidsbeslissingen op basis van het advies van de Gezondheidsraad aan regering en parlement wordt overgelaten?3
Daar ben ik mee bekend en ik deel deze visie.
Deelt u de conclusie dat de eindverantwoordelijkheid van besluitvorming op basis van adviezen van de Gezondheidsraad derhalve altijd bij het desbetreffende ministerie en dus de minister van dat ministerie ligt? Zo nee, waarom niet?
Deze conclusie deel ik.
Bent u ermee bekend dat het Outbreak Management Team (OMT) COVID-19 en de Gezondheidsraad twee keer samen zijn gekomen, te weten op 4 en 14 januari 2021? Wat was de aanleiding om deze twee organen op dat moment samen te brengen? Waarom is dat na 14 januari 2021 niet meer het geval geweest?4 5
Daar ben ik mee bekend. De aard van de vraagstelling, een combinatie van strategische vragen over de inzet van vaccins en de samenhang met maatregelen tegen het coronavirus, was de reden voor een gecombineerde adviesaanvraag aan het OMT en de Gezondheidsraad samen. Ook na 14 januari 2021 is gezamenlijk advies aan het OMT en de Gezondheidsraad gevraagd. Op 4 juni 2021 is een gezamenlijke adviesaanvraag aan de Gezondheidsraad en het OMT gesteld over het COVID-19-vaccinatiebeleid op de korte en middellange termijn. Hier hebben het OMT en de Gezondheidsraad op 17 juni 2021 op gereageerd.7
Kunt u uw visie geven op de verhouding tussen het OMT en de Gezondheidsraad als het gaat om de advisering aan uw ministerie? In het uiterste geval van tegengestelde adviezen, heeft dan het OMT of de Gezondheidsraad het hoogste gezag?
Beide gremia vervullen een verschillende taak in deze pandemie. De Gezondheidsraad adviseert op basis van de stand van de wetenschap op het brede terrein van gezondheidszorg en volksgezondheid, waaronder de inzet van vaccins om de samenleving te beschermen tegen ernstige ziekte en sterfte. Het OMT adviseert over de algemene maatregelen voor de bestrijding van infectieziekten (i.c. de coronapandemie) op basis van actuele wetenschappelijke informatie en vakkennis. Het kabinet betrekt de adviezen van beide partijen bij de besluiten die in het kader van de pandemiebestrijding worden genomen.
Bent u ermee bekend dat in de verslaglegging van de adviezen van de samenkomst van het OMT en de Gezondheidsraad op 4 en 14 januari 2021 niet vermeld is welke OMT-leden en welke afgevaardigden van de Gezondheidsraad hierbij aanwezig waren? Kunt u vermelden welke personen er bij deze vergaderingen aanwezig waren en hoe zij geselecteerd zijn? Zo nee, waarom niet?
De Gezondheidsraad en het OMT zijn onafhankelijke adviesorganen. Zij gaan zelf over hun vertegenwoordiging.
Bent u ermee bekend dat prof. dr. Hoebe lid is van de Commissie Medische Aspecten COVID-19 (CMA COVID-19) van de Gezondheidsraad en dat hij tevens een vast uitgenodigde expert van het OMT is?6 7 8
Hier ben ik mee bekend.
Bent u ermee bekend dat prof. dr. Koopmans lid is van de CMA COVID-19 van de Gezondheidsraad en dat zij tevens een vast uitgenodigde expert van het OMT is?9 10
Hier ben ik mee bekend.
Deelt u de visie dat gezien de overlap van dezelfde experts, Hoebe en Koopmans in het OMT COVID-19 en de CMA COVID-19 van de Gezondheidsraad, de adviezen van de Gezondheidsraad niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de adviezen van het OMT COVID-19? Zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat het in een situatie als deze frappant is dat er experts zijn die een dubbelrol bekleden? Zo nee, waarom niet?
Deze visie deel ik niet. Het OMT heeft een andere rol dan de Gezondheidsraad. Ik stel de zorgvuldige advisering van beide adviesorganen zeer op prijs en heb grote waardering voor de onvermoeibare inzet van de betrokken experts.
Kunt u aangeven waarom u van mening bent dat deze functies wel of niet met elkaar verenigbaar zijn?
De Gezondheidsraad en het OMT vervullen allebei een andere rol bij de advisering over de pandemiebestrijding. Zowel de commissieleden bij de Gezondheidsraad als de leden van het OMT vullen een belangenverklaring in conform de «Code ter voorkoming van oneigenlijke beïnvloeding door belangenverstrengeling» teneinde transparant te zijn en belangenverstrengeling te voorkomen. Het bestuur van de Gezondheidsraad en de voorzitter van het OMT toetst of deze belangen deelname in de weg staan en daarmee of functies verenigbaar zijn.
Kunt u alle bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg (BAO) |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kuipers |
|
Klopt het dat de directeur-generaal Volksgezondheid (DGV) van het Ministerie van VWS de voorzitter is van het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg (BAO)? Klopt het dat het COVID-19-advies van het Outbreak Management Team (OMT) via de directeur van het Centrum Infectieziektenbestrijding (CIb) aan het BAO wordt voorgelegd?
Het klopt dat de Directeur-Generaal Volksgezondheid (DGV), of diens plaatsvervanger in de vorm van de plv. Directeur-Generaal Covid-19 van het Ministerie van VWS (in geval van COVID-19), de voorzitter is van het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg (BAO). De directeur CIb licht het OMT-advies in het BAO toe.
Bent u ermee bekend dat de deelnemers in het BAO vanuit het RIVM, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de GGD-GHOR worden betiteld als «vaste BAO leden»? Is hun status in de advisering aan de Minister van VWS anders dan van andere genodigden en bij het onderwerp betrokken lokale bestuurders? Zo ja, waarom is dat het geval? Zo nee, wat is dan de waarde van de titel «vaste BAO leden»?
Het BAO bestaat uit vaste leden op basis van het Instellingsbesluit Bestuurlijk afstemmingsoverleg infectieziektebestrijding, de Directeur-Generaal van Volksgezondheid van het ministerie, of diens plaatsvervanger tevens voorzitter, de directeur van het Centrum infectieziektebestrijding als voorzitter van het OMT, een vertegenwoordiger van de directie Publieke Gezondheid van het ministerie, tevens secretaris. Zij faciliteren het BAO. De andere vaste leden zijn een vertegenwoordiger van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, een vertegenwoordiger van de burgemeesters of wethouders betrokken bij GGD’en, vertegenwoordiger van GGD-GHOR Nederland en een vertegenwoordiger van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Tenslotte een vertegenwoordiger van de bij het onderwerp van de vergadering betrokken lokale bestuurders, in het geval van COVID-19 is dat een vertegenwoordiger van de voorzitters veiligheidsregio’s. Deze vaste leden van het BAO hebben de verantwoordelijkheid om de adviezen van het OMT op bestuurlijke haalbaarheid en wenselijkheid te beoordelen. Zij zijn namelijk betrokken bij de uitvoering van deze adviezen.
Naast de vaste leden wonen ook vertegenwoordigers van departementen en vertegenwoordigers van afdelingen binnen VWS het BAO bij, zodat zij snel op de hoogte zijn van het advies en een kabinetsreactie kunnen voorbereiden die wordt opgenomen in de brief aan de Kamer.
Bent u ermee bekend dat bij het BAO de volgende algemene beschrijving bestaat voor de overige deelnemers aan het overleg: «een vertegenwoordiger van de Directie Publieke Gezondheid van het ministerie, tevens secretaris, een vertegenwoordiger van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), door de Minister te benoemen vertegenwoordigers van de GHOR-burgemeesters, GGD-Nederland en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (GGD-GHOR en VNG), de bij het onderwerp van de vergadering betrokken lokale bestuurders, zij die op uitnodiging van de voorzitter van het BAO de vergaderingen bijwonen»?1
Ja.
Welke criteria worden door de DGV gehanteerd om te bepalen wie er naast de vaste leden bij het BAO uitgenodigd worden? Waar zijn deze criteria te vinden?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, kunnen vertegenwoordigers van departementen en vertegenwoordigers van afdelingen binnen VWS het BAO bijwonen, zodat zij snel op de hoogte zijn van het advies en dit ter hand kunnen nemen voor processen die hieruit volgen.
Welke criteria worden door de DGV gehanteerd om te bepalen wie de betrokken lokale bestuurders zijn die bij het BAO uitgenodigd worden? Waar zijn deze criteria te vinden?
Aangezien het in dit geval gaat om een landelijke crisis, zijn er geen specifieke lokale bestuurders betrokken en is daarom een vertegenwoordiger van de voorzitters veiligheidsregio’s uitgenodigd.
Kunt u een lijst overleggen van alle leden van het BAO, precies zoals dit het geval is bij het OMT? Zo nee, waarom niet?
De afgelopen 2 jaar zijn er zo’n 100 BAO’s geweest over COVID-19. Het op dit moment uitzoeken van alle deelnemers van de BAO’s van de afgelopen 2 jaar heeft geen toegevoegde waarde.
Is de informatie die door de directeur van het CIb aan het BAO wordt voorgelegd dezelfde informatie als die aan de Vaste Kamercommissie voor VWS wordt voorgelegd tijdens technische briefings? Zo nee, waarom niet?
Het BAO wordt gevraagd om het OMT-advies te beoordelen op bestuurlijke haalbaarheid en wenselijkheid. Zij krijgen daartoe het OMT-advies en de mogelijkheid om aan de voorzitter van het OMT uitleg te vragen over het advies nadat de voorzitter van het OMT het advies in het BAO mondeling heeft toegelicht. Tijdens de technische briefing geeft de directeur van het CIb aan de Vaste Kamercommissie voor VWS uitleg over de epidemiologische situatie, dat is deels andere informatie.
Wat is de werkwijze van het BAO? Is hier net als in het OMT sprake van een stemming over de geadviseerde maatregelen? Zo nee, hoe wordt dan tot besluiten gekomen? Zo ja, mogen alle aanwezigen stemmen en gelden alle stemmen even zwaar? Zo ja, wordt er gewerkt met >50 procent van de stemmen voor om een advies aan de Minister uit te brengen of werkt dit anders?
Bij het BAO wordt niet gestemd, bij het OMT overigens ook niet. De vaste leden van het BAO leveren bouwstenen aan voor het BAO-advies. Onder leiding van de voorzitter van het BAO wordt het advies met de vaste leden geformuleerd en vastgesteld. Door de secretaris van het BAO wordt het advies in de Kamerbrief opgenomen.
Bent u bekend met het interview met de heer Huurman op Weltschmertz van 27 februari 2021, die met de toenmalige NVR (de huidige Raad voor Volksgezondheid en Samenleving) in 1993 de opzet van een OMT aanbevolen heeft naar aanleiding van de toenmalige polio-uitbraak?2
Ik ben er mee bekend dat het LCI in 1995 is ingesteld naar aanleiding van de evaluatie van de polio uitbraak in 19933 en dat het LCI het eerste OMT heeft georganiseerd.
Bent u ermee bekend dat de heer Huurman het niet notuleren van de eerste drie bijeenkomsten in de polio-epidemie omschrijft als «slecht professioneel handelen»? Deelt u deze visie? Zo nee, waarom niet?3.
In principe is het opstellen van notulen van groot belang. Voor het BAO geldt dat het advies van het BAO zodanig snel na het BAO in de Kamerbrief moet worden opgenomen dat dit advies in de plaats komt van de notulen.
Bent u bekend met de door uw voorganger beschreven werkwijze van het BAO zijnde «aan de hand van persoonlijke aantekeningen van een medewerker wordt een advies opgesteld»? Deelt u de visie dat deze werkwijze kan leiden tot een inadequate verslaglegging en dientengevolge foutieve besluiten? Zo nee, waarom niet?
De voorzitter en secretaris formuleren het advies zorgvuldig op basis van het BAO. Het advies wordt via de brief waarmee het betreffende advies van het OMT aan de Kamer wordt aangeboden, openbaar. Als adviezen onjuist zouden zijn weergegeven, kunnen de leden dat aangeven bij de voorzitter of secretaris.
Waarom worden er geen notulen gemaakt van een BAO? Bent u voornemens in het vervolg wel notulen te maken van een BAO? Zo nee, waarom niet?4
Het advies van het BAO moet zodanig snel na het BAO in de Kamerbrief worden opgenomen dat dit advies als het ware de notulen vervangt.
Kunt u ervoor zorgdragen dat alle BAO-adviezen volgordelijk online te raadplegen zijn, precies zoals het geval is bij de OMT-adviezen? Zo nee, waarom niet?
De afgelopen 2 jaar zijn er zo’n 100 BAO’s geweest over COVID-19. Alle adviezen zijn opgenomen in Kamerbrieven en daarmee openbaar. Ik zie geen toegevoegde waarde aan het ook op een andere manier toegankelijk maken van deze adviezen.
Klopt het dat u als Minister van VWS op basis van het BAO-advies een besluit neemt over de te nemen maatregelen? Klopt het dat u als Minister van VWS eindverantwoordelijk bent voor de maatregelen en niet het OMT of het BAO? Deelt u de visie dat de herhaaldelijke uitspraak «wij baseren ons op het advies van het OMT» indirect toch dit OMT verantwoordelijk maakt? Zo nee, waarom niet?5 6
Het kabinet neemt een besluit over te nemen maatregelen op basis van diverse adviezen, waaronder die van OMT en BAO. Dat het kabinet aangeeft zich in zijn besluiten te baseren op adviezen betekent niet dat de adviseurs daarmee verantwoordelijk zijn voor het besluit.
Kunt u alle bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Alle vragen zijn beantwoord.
De GGD GHOR en de stichting Landelijke Coördinatie COVID-19 Bestrijding |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kuipers |
|
Bent u ermee bekend dat er in Nederland sprake is van een structuur van 25 Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD’en) die elk op zich aangestuurd worden door een gemeente? En bent u ermee bekent dat deze GGD’en niet direct onder leiding staan van het Ministerie van VWS?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Klopt het dat er een overkoepelende vereniging voor deze 25 GGD’en en Geneeskundige Hulpverleningsorganisaties in de Regio (GHOR) is, de GGD GHOR? En klopt het dat de leden van deze GGD GHOR sinds 2012 de Directeuren Publieke Gezondheid (DPG) zijn, die verantwoordelijk zijn voor de GGD en GHOR in de veiligheidsregio’s?
Ja, ik kan bevestigen dat dit klopt.
Bent u ermee bekend dat de ledenvergadering van de GGD GHOR, het hoogste orgaan van een vereniging, voorgezeten wordt door de voorzitter van GGD GHOR Nederland, in dit geval de heer Rouvoet? En bent u ermee bekend dat deze voorzitter samen met 5 DPG’s het dagelijks bestuur (presidium) van de GGD GHOR vormt?
Ja, daar ben ik mee bekend.
Kunt u het proces schetsen voor de benoeming van de voorzitter van de GGD GHOR en aangeven wie uiteindelijk besluit wie dit wordt? Zo nee, waarom niet?
GGD GHOR Nederland is een vereniging waar de 25 Directeuren Publieke Gezondheid lid van zijn. GGD GHOR Nederland is een privaatrechtelijke organisatie (vereniging) waar de rijksoverheid geen lid van is en ook bij niet betrokken is en ook geen verantwoordelijkheid heeft bij de interne besluitvormingsprocessen. De besluitvorming moet voldoen aan de eisen van het geldend recht, in het Burgerlijk Wetboek.
Is de voorzitter van de GGD GHOR bevoegd om namens alle GGD’en te spreken? Dient deze voorzitter haar leden te raadplegen indien er een adviesvraag vanuit het Ministerie van VWS wordt voorgelegd of wanneer er een persbericht wordt uitgebracht? Zo nee, waarom niet?
Dit is een bevoegdheid die aan de betreffende privaatrechtelijke organisatie is, zoals ik heb beschreven in mijn antwoord bij vraag 4.
Kunt u aangeven hoe er een selectie wordt gemaakt uit de 25 DPG’s over wie zitting mag nemen in het presidium van de GGD GHOR?2
Ik ken de interne afspraken en werkwijze daarover niet. Ik wijs u op mijn antwoord bij vraag 4.
Kunt u aangeven hoe de beleidsadviezen van de GGD GHOR uitgerold worden over de 25 GGD’en en de 25 GHOR veiligheidsregio’s? Is elke GGD verplicht zich aan de adviezen / het beleid van de GGD GHOR te houden of mogen zij ook eigen keuzes maken voor hun regio? Is elke GHOR in een veiligheidsregio verplicht zich aan de adviezen / het beleid van de GGD GHOR te houden of mogen zij ook eigen keuzes maken voor hun regio?
Dit ligt in het verlangde van andere vragen die u stelde. Ik wijs u daarom op mijn antwoord bij vraag 4.
Bent u ermee bekend dat er vanuit de GGD GHOR per 1 januari 2022 een stichting Landelijke Coördinatie COVID-19 Bestrijding is opgericht? Kunt u aangeven wie opdracht heeft gegeven tot deze stichting en wanneer dit was? En kunt u aangeven wie de voorzitter van deze stichting is? Wat is de opdracht van deze nieuwe stichting? Kunt u ook ingaan op de verhouding tussen deze stichting met de GGD GHOR, en de verhouding van deze nieuwe stichting met het Ministerie van VWS? Zo nee, waarom niet?
Ja, hier ben ik bekend mee.
De (toenmalige) Minister van VWS heeft op 5 november 2021 op grond van artikel 7, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid (Wpg) aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s een eenzijdige opdracht (bevel) gegeven, tot het treffen van maatregelen ter bestrijding van de infectieziekte covid-19. De uitvoering van de aan de voorzitters opgedragen maatregelen gebeurt door de GGD’en. De voorzitters van de veiligheidsregio’s moesten op grond van de eenzijdige opdracht de voor die maatregelen noodzakelijke werkzaamheden op landelijk niveau laten uitvoeren door een stichting van GGH GHOR (stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland). GGD GHOR heeft besloten om de stichting Landelijke Coördinatie COVID-19 Bestrijding (LCCB) op te richten en daarin de uitvoering van de bovenbedoelde werkzaamheden op landelijk niveau onder te brengen. Voorzitter van de (Raad van Toezicht van de) stichting LCCB is de heer A. Rouvoet. Ik heb de eenzijdige opdracht aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s inmiddels aangepast waardoor de werkzaamheden op landelijk niveau die gemeenschappelijk zijn voor GGDꞌen in 2022 moeten worden uitgevoerd door de stichting LCCB. De relatie van die stichting met het Ministerie van VWS is louter een financiële. De stichting LCCB krijgt net als de GGD’en op grond van de Wpg, de kosten ter uitvoering van de eenzijdige opdracht aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s, vergoed ten laste van de VWS-begroting.
Kunt u alle bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ja, dat kan.
Het Outbreak Management Team (OMT) COVID-19 en de verhouding tot het RIVM |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kuipers |
|
Bent u bekend met de folder van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over de landelijke advisering bij infectieziektedreigingen en -crises, waarin onder andere de rol en werkwijze van een Outbreak Management Team (OMT) wordt beschreven?1
Ja.
Bent u bekend met het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het RIVM dat de bestrijding van infectieziekten coördineert? Wat is de betekenis van «centrum» binnen het RIVM? Is dit een afdeling of heeft het CIb een andere status? Zo ja, welke status heeft het CIb?2
Ik ben bekend met het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het RIVM. Dit centrum is een organisatorische eenheid die onder leiding staat van de directeur CIb. Het bestaat uit de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI), Epidemiologie en Surveillance van Infectieziekten (EPI), Infectieziekteonderzoek, Diagnostiek en laboratorium Surveillance (IDS), Zoönosen en Omgevingsmicrobiologie (Z&O) en Immunologie van Infectieziekten en Vaccins (IIV).
Klopt het dat het CIb, onderdeel van het RIVM, het OMT COVID-19 (dat sinds 24 januari 2020 bestaat) initieert? Welke medewerkers van het CIb hebben de eindverantwoordelijkheid voor de initiatie en samenstelling van het OMT in algemene zin en het OMT COVID-19 in het bijzonder?3
Het OMT bestaat op zichzelf al sinds 1995, en wordt georganiseerd door de LCI die sinds 2005 onderdeel uitmaakt van het CIb. De directeur van het CIb is de voorzitter van het OMT, het hoofd van de LCI is de secretaris van het OMT en het secretariaat van het OMT wordt gevormd door medewerkers van LCI. De voorzitter en secretaris van het OMT gaan in eerste instantie over initiatie en samenstelling van het OMT; het OMT COVID-19 is daar geen uitzondering op. De leden van het OMT en het OMT als geheel hebben een eigen stem in samenstelling.
Kunt u de initiële oproep delen waarin dit verzoek tot samenkomst van het OMT inzake COVID-19 is gecommuniceerd? Zo nee, waarom niet?
Ik heb niet de beschikking over die uitnodiging.
Wie is verantwoordelijk voor de aanstelling van de directeur van het CIb? Waar is deze informatie te vinden?4
De DG van het RIVM is verantwoordelijk voor de aanstelling van de directeur van het CIb. Deze informatie volgt uit het organogram van het RIVM.
Deelt u de conclusie op basis van de Wet op het RIVM dat het RIVM een onderdeel is van het Ministerie van VWS? Zo nee, hoe is dan de verhouding tussen het RIVM en het Ministerie van VWS?
Het RIVM is een baten-lasten agentschap van het Ministerie van VWS. In gevolge de Wet op het RIVM vindt de uitvoering van het wetenschappelijk onderzoek en de advisering in onafhankelijkheid plaats; daarop kan het departement noch de Minister invloed uitoefenen.
Herinnert u zich dat u in antwoorden op schriftelijke vragen heeft gesteld dat het OMT geen onderdeel is van het RIVM, maar dat dit een onafhankelijk adviesorgaan is?5
Ja.
Kunt u ingaan op wat volgens u in dit geval de betekenis is van een «onafhankelijk adviesorgaan»? En kunt u uiteenzetten wat de verhouding is tussen het RIVM en het OMT? Zo nee, waarom niet?
Een onafhankelijk adviesorgaan kan adviseren zonder over dat advies inhoudelijk verantwoording af te hoeven leggen aan degene die het advies gevraagd heeft. De LCI, dat onderdeel uitmaakt van het RIVM, faciliteert het OMT.
Indien het OMT geheel onafhankelijk is van het RIVM, waarom staat alle correspondentie van het OMT dan vermeld op de site van het RIVM, is de directeur-generaal van het RIVM de voorzitter van het OMT en nemen aan elke OMT-bijeenkomst vele medewerkers van het RIVM deel? Deelt u de visie dat deze vermenging van RIVM en OMT maakt dat het OMT geen onafhankelijk orgaan is van het RIVM? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8 faciliteert de LCI het OMT, daarbij hoort het publiceren van de adviezen, het leveren van de voorzitter, die overigens de directeur van het CIb is en niet de DG van het RIVM, en deelname van medewerkers van het RIVM. Dit doet niets toe of af aan de onafhankelijkheid van het OMT. De leden van het OMT gaan over hun eigen advies.
Deelt u de visie dat werknemers van het RIVM uiteindelijk in dienst zijn van het Ministerie van VWS? Zo nee, waarom niet?
De werknemers zijn in dienst bij het RIVM, dat een baten en lastendienst is van het Ministerie van VWS. In de Wet op het RIVM is de wetenschappelijke onafhankelijkheid en onafhankelijkheid van advisering van het RIVM geregeld.
Klopt het dat de vaste leden van het OMT COVID-19 in dienst zijn van het RIVM? Zo nee, waarom klopt dit niet?
De voorzitter en de secretaris van het OMT zijn in dienst van het RIVM. Op de website van het RIVM staat een overzicht van de OMT-leden. Hierop is te zien waar alle OMT-leden werkzaam zijn.
Kunt u alle bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Het OMT COVID-19 en eventuele belangenverstrengeling |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kuipers |
|
Klopt het dat infectieziektebestrijding in Nederland normaliter een decentrale verantwoordelijkheid is van burgemeester en Wethouders, uitgevoerd door Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD’en) en dat dit alleen in het geval van nationale crises onder verantwoordelijkheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport valt?1
Infectieziekten zijn normaal onderdeel van de gezondheidszorg in Nederland. Uitvoering van georganiseerde infectieziektebestrijding in het kader van de volksgezondheid is, op basis van de Wet publieke gezondheid, de verantwoordelijkheid van de gemeente, met als uitvoerder de GGD. De GGD wordt daarbij ondersteund door het RIVM. Wanneer sprake is van een infectieziekte behorend tot groep A, of een directe dreiging daarvan, geeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport leiding aan de bestrijding.
Kunt u aangeven wat de criteria zijn voor de status van een nationale crises die vervolgens de basis vormen voor ministeriële verantwoordelijk van infectieziektebestrijding? Kunt u de bronnen toevoegen waar deze criteria beschreven staan? Zo nee, waarom niet?
De indeling in categorie A, B1, B2 of C in de Wet publieke gezondheid (Wpg) is gebaseerd op de volgende aspecten:
Wat is de werkwijze van het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) bij de samenstelling van een Outbreak Management Team (OMT)? Specifiek, welke criteria werden en worden gehanteerd om iemand wel of niet bij het OMT COVID-19 uit te nodigen?
De directeur van het Centrum Infectieziektebestrijding van het RIVM is voorzitter van het OMT. Het hoofd van de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI) van het RIVM, is secretaris. Het OMT heeft een aantal vaste deelnemers. Zij zitten in het OMT omdat zij bij een organisatie werken of lid zijn van een (beroeps-)vereniging die een belangrijke rol speelt in de infectieziektebestrijding in Nederland en tevens zelf expert zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om leden voorgedragen door het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), de Nederlandse Vereniging van Medische Microbiologie (NVMM) en het Landelijk Overleg Infectieziektebestrijding (LOI). Andere deelnemers aan het OMT, afhankelijk van het onderwerp, worden uitgenodigd omdat zij specifieke kennis of ervaring hebben.
Klopt het dat het OMT COVID-19 bestaat uit vaste leden, vast uitgenodigde experts, overige experts, vaste deelnemers van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en overige deelnemers van het RIVM?
Dat klopt.
Wat is in uw visie «een OMT-lid»? Zijn dat enkel de vaste leden of ook de vast uitgenodigde experts?
Een OMT-lid is iemand die aan een OMT deelneemt.
Kunt u aangeven hoe de verhouding is in de advisering tussen de vaste leden van het OMT COVID-19 en de vaste uitgenodigde experts?
Het advies van het OMT is een gezamenlijk advies. Als het advies niet unaniem is, wordt dit aangegeven in het advies.
Hebben alle aanwezigen bij een specifieke OMT-vergadering stemrecht? Zo ja, tellen de stemmen van alle aanwezigen gelijk of telt de stem van de vaste leden zwaarder dan die van leden die gevraagd zijn op basis van hun expertise? Zo nee, welke aanwezigen bij het OMT hebben stemrecht en op basis van welke criteria is dat bepaald?
De leden van het OMT hebben inbreng op basis van hun expertise; de adviezen komen tot stand op basis van de expertise van de leden samen, niet op basis van stemrecht.
Als een vast lid niet bij een OMT COVID-19 vergadering aanwezig kan zijn, wordt er dan een vervanger voor dit lid uitgenodigd? Zo ja, op basis van welke criteria wordt dit lid uitgenodigd? Zo ja, indien er een vervanger van een vast OMT-lid aanwezig is, telt de stem van deze vervanger dan even zwaar als de stem van het originele OMT-lid? Zo nee, waarom niet?
Voor de vaste deelnemers van het OMT die voorgedragen werden door een organisatie of vereniging die een belangrijke rol speelt in de infectieziektebestrijding in Nederland kan een vervanger aan de voorzitter worden voorgesteld. Zie daarnaast het antwoord op vraag 7.
Wat is de rol van de «overige experts» in het OMT COVID-19? Wat zijn de criteria om hen wel of niet om advies te vragen bij een specifieke adviesvraag? Telt hun visie even zwaar als die van de vaste OMT-leden of vaste OMT-experts?
Deze experts worden uitgenodigd voor het OMT COVID-19 omdat zij specifieke kennis of ervaring hebben, van deze kennis en ervaring wordt bij de advisering gebruik gemaakt. Alle deelnemers aan een OMT nemen op gelijkwaardige basis deel aan de discussie en de totstandkoming van het advies.
Wat is de rol van de «vaste deelnemers van het RIVM» in het OMT COVID-19?2
De opdracht aan het OMT als geheel is om te komen tot het best mogelijke professionele advies op dat moment met inbreng van alle expertise. De rol van de vaste deelnemers is het inbrengen van hun eigen expertise en ervaring. Zie overigens het antwoord op vraag 9.
Wat is de rol van de «overige deelnemers van het RIVM» in het OMT COVID-19?3
De opdracht aan het OMT als geheel is om te komen tot het best mogelijke professionele advies op dat moment met inbreng van alle expertise. De rol van de overige deelnemers van het RIVM is het inbrengen van hun eigen expertise en ervaring. Zie ook het antwoord op vragen 9 en 10.
Op basis van welke criteria wordt besloten wie van de mensen zoals beschreven op de website van het RIVM bij een specifieke OMT COVID-19 vergadering aanwezig mogen zijn?4
De vragen die beantwoord moeten worden, zijn leidend.
Klopt het dat alle OMT-leden andere specialisten kunnen voordragen voor deelname aan het OMT COVID-19? Op basis van welke criteria wordt bepaald of iemand wordt uitgenodigd voor een specifieke OMT COVID-19 vergadering? Aan welke criteria dient iemand te voldoen vooraleer deze specialist in aanmerking komt voor deelname aan het OMT COVID-19?5
Voor deelname aan het OMT worden experts uitgenodigd op basis van expertise en ervaring.
Op basis waarvan en met welke frequentie wordt beoordeeld of een expert niet langer een vast lid is van het OMT danwel of nieuwe vaste leden aan het OMT worden toegevoegd?
Wanneer de voorzitter of de leden van het OMT van mening zijn dat bepaalde expertise gemist wordt in het OMT dan nodigt de voorzitter nieuwe experts uit. Vaste leden zijn voorgedragen door hun organisaties. Nieuwe vaste leden worden voorgedragen en benoemd bij terugtreden van hun voorganger.
In de bekendmakingen van de OMT COVID-19 adviezen wordt gesproken over «Het OMT»; wie worden bedoeld met de aanduiding «het OMT»? Betreft dit alle deelnemers aan de specifieke OMT-vergadering, zijn het enkel de vaste leden van het OMT, zijn dit ook de deelnemers vanuit het RIVM, of wordt er nog iets anders bedoeld?6
Dit betreft dan alle deelnemers aan de specifieke OMT-vergadering.
Als OMT-leden in de media spreken zijn, spreken ze dan namens het OMT of op individuele titel? Hoe is dat voor de burger te herkennen?
OMT leden spreken in de media op persoonlijke titel.
Deelt u de visie dat OMT-leden terughoudend zouden moeten zijn in hun aanwezigheid in talkshows? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zou u aan OMT-leden kunnen verzoeken niet in talkshows plaats te nemen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen invloed op media optredens van OMT-leden en dat wil ik ook niet.
Klopt het dat alle deelnemers aan een OMT COVID-19 elk 200 euro per vergadering ontvangen? Zo nee, welk bedrag ontvangen zij dan? Zo ja, wordt die 200 euro betaald van budget van het RIVM en dus van budget van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport?
Op basis van een besluit van de rijksoverheid over vergoedingen voor adviescommissies ontvangen leden van het OMT, met uitzondering van diegenen die onder art 2. derde lid vallen, zoals ambtenaren, een vergoeding met een maximum van € 200,– per vergadering van het budget van het RIVM en dus van het budget van het Ministerie van VWS.
Bent u ermee bekend dat in een artikel beschreven is dat het OMT COVID-19 in totaal elf vaste leden heeft? Bent u ermee bekend dat op de RIVM website slechts zeven vaste leden van het COVID-19 OMT vermeld staan? Hoeveel vaste leden van het OMT zijn er in het geval van COVID-19? Wat zijn de namen van deze vaste leden?7, 8
Alle namen van alle OMT-leden zijn te vinden op de website van het RIVM en worden daar up to date gehouden.
Klopt het dat prof. dr. Gommers een vast uitgenodigde expert is van het OMT COVID-19 vanaf OMT 57? Bent u ermee bekend dat in het genoemde artikel wordt gemeld dat de heer Gommers vanaf februari 2022 niet langer deel uitmaakt van dit OMT?9
Het klopt dat Prof. dr. Diederik Gommers, internist-intensivist en voorzitter Nederlandse Vereniging voor Intensive Care, Erasmus vanaf OMT nr. 57 een vast uitgenodigde expert is. De heer Gommers heeft afscheid genomen als voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care en bekijkt in samenhang daarmee zijn deelname aan het OMT.
Bent u ermee bekend dat is aangekondigd dat de opvolger van prof. dr. Gommers de nieuwe voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care (NVIC) zal zijn? Wie bepaalt wie deze nieuwe voorzitter is? Is al bekend wie deze nieuwe voorzitter is? Zo nee, wanneer wordt dit bekend?
Ik ben daar mee bekend. De Nederlandse Vereniging voor Intensive
Care (NVIC) bepaalt zelf wie zijn voorzitter is. De heer J.C.C. van der Horst is de nieuwe voorzitter van de NVIC.
Bent u ermee bekend dat vanaf OMT 65 drs. Illy, kinderarts, deel uitmaakt van de vast uitgenodigde experts van het OMT? Wat was de aanleiding om drs. Illy op dat moment uit te nodigen bij het OMT COVID-19?10
Daar ben ik mee bekend. Er was binnen het OMT behoefte aan specifieke expertise op het gebied van kinderen.
Bent u bekend met het artikel van 12 januari 2022 waarin drs. Illy zich uitspreekt vóór kindervaccinaties, onder andere door de uitspraak «Als je de kans op schoolsluiting zo klein mogelijk wilt maken, kun je kinderen het beste laten vaccineren»?11
Daar ben ik mee bekend.
Spreekt drs. Illy in het artikel namens het OMT, of als voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK)? Hoe is dit voor de burger te herkennen?
De heer Illy spreekt, net als alle leden van het OMT, op persoonlijke titel.
Deelt u de visie dat een geneesmiddel altijd op medische gronden zou moeten worden voorgeschreven of aanbevolen? Zo nee, waarom niet?
Per definitie gebeurt het voorschrijven van een geneesmiddel op medische gronden.
Deelt u de visie dat het argument «Als je de kans op schoolsluiting zo klein mogelijk wilt maken, kun je kinderen het beste laten vaccineren» een niet medisch argument is tot het nemen van een geneesmiddel? Zo nee, waarom niet?12
Het voorkomen van schoolsluitingen is een vraagstuk met medische consequenties, vanwege vastgestelde (zowel fysieke als geestelijke) schade aan kinderen en jongeren als zij te lang in het onderwijs beperkingen ondervinden.
De Gezondheidsraad adviseert het kabinet over het vaccinatiebeleid tegen Covid-19.
Klopt het dat de beraadslagingen en stemmingen in het OMT vertrouwelijk zijn? Zo ja, waarom is dat het geval? Wie krijgen deze beraadslagingen en stemmingen wel te zien en met welke doelstelling?
De beraadslagingen in het OMT zijn vertrouwelijk omdat de leden in alle openheid met elkaar van gedachten moeten kunnen wisselen. Er is geen sprake van stemmingen. Alleen de leden van het OMT krijgen het verslag van het OMT.
Hoe is de werkwijze van het OMT in geval van stemmingen, wordt een advies uitgebracht indien >50% van de aanwezigen een stem vóór uitbrengt? Zo nee, wat is dan de werkwijze? Zo ja, heeft iedereen aanwezige een stem?
Er wordt in het OMT niet gewerkt met stemmen. Als het advies niet unaniem kan zijn, worden de verschillende opvattingen weergegeven in het advies.
Deelt u de mening dat in dit uitzonderlijke geval van COVID-19 en de grote impact van de huidige OMT-adviezen op het leven van burgers dat de beraadslagingen in het OMT COVID-19 openbaar gemaakt zouden moeten worden? Zo nee, waarom niet? Zou u deze zo spoedig mogelijk openbaar willen maken gezien het belang voor de samenleving en de volksgezondheid? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik deel niet de mening dat de beraadslagingen van het OMT openbaar moeten worden. Het advies van het OMT wordt openbaar gemaakt. Dat is ook de basis waarop bestuurlijke afwegingen plaatsvinden. Tevens kan in de openbare briefings aan de Tweede Kamer alle toelichting gevraagd worden ter verduidelijking.
De vertrouwelijkheid van het OMT-overleg is nodig zodat de leden vrijuit kunnen spreken. Dat is nodig om zonder last of ruggenspraak tot de kwalitatief beste adviezen te komen in het belang van de samenleving en van de volksgezondheid.
Bent u bekend met de bekendmaking van de OMT COVID-19 adviezen via de site van het RIVM?2 Klopt het dat het OMT COVID-19 advies pas ná ministeriële besluitvorming openbaar worden gemaakt? Zo ja, waarom is dat het geval?
Ik ben daar mee bekend. Dit is zo ingeregeld om te zorgen dat de Kamer het eerst op de hoogte is van het advies en zijn controlerende rol daarmee zo goed mogelijk kan vervullen.
Worden er nog wijzigingen aangebracht in het initiële COVID-19 OMT-advies zoals ingebracht in het Bestuurlijk Afstemmings Overleg (BAO) en het OMT-advies dat openbaar wordt gemaakt via de website van het RIVM? Zo ja, kunt u alle initiële COVID-19 OMT-adviezen zoals ingebracht in het BAO openbaar maken?13
Indien dit aan de orde is, wordt dit in het desbetreffende advies aangegeven.
Bent u bekend met de beschrijving van het RIVM over het OMT? Bent u ermee bekent dat hierin wordt beschreven dat OMT-leden onafhankelijk advies geven? Kunt u beschrijven wat volgens u de betekenis is van de beschrijving «onafhankelijk advies»? Zo nee, waarom niet?
Ik ben daar mee bekend. Onafhankelijk betekent zonder last of ruggenspraak.
Gaat de onafhankelijke advisering op voor de vaste leden, de vast uitgenodigde experts, de overige experts en de deelnemers van het RIVM?14
De onafhankelijke advisering gaat over alle leden van het OMT.
Deelt u de visie dat een persoon die inkomen haalt uit de verkoop van PCR-testen niet langer onafhankelijk advies kan geven over de inzet van deze PCR-testen? Zo nee, waarom niet?
Om te voorkomen dat dergelijke belangen invloed zouden hebben op de advisering vult elk lid van het OMT die geen ambtenaar is, een belangenverklaring in.
Deelt u de visie dat een persoon die inkomen haalt uit de verkoop van mondmaskers niet langer onafhankelijk advies kan geven over de inzet van deze mondmaskers? Zo nee, waarom niet?
Om te voorkomen dat dergelijke belangen invloed zouden hebben op de advisering vult elk lid van het OMT die geen ambtenaar is, een belangenverklaring in.
Deelt u de visie dat een persoon die inkomen haalt uit de verkoop van vaccins tegen COVID-19 niet langer onafhankelijk advies kan geven over de inzet van deze vaccins? Zo nee, waarom niet?
Om te voorkomen dat dergelijke belangen invloed zouden hebben op de advisering vult elk lid van het OMT die geen ambtenaar is, een belangenverklaring in.
Deelt u de visie dat een persoon die inkomen haalt uit de verkoop van geneesmiddelen voor de behandeling van COVID-19 niet langer onafhankelijk advies kan geven over de inzet van deze geneesmiddelen? Zo nee, waarom niet?
Om te voorkomen dat dergelijke belangen invloed zouden hebben op de advisering vult elk lid van het OMT die geen ambtenaar is, een belangenverklaring in.
Herinnert u zich dat u in antwoord op kamervragen heeft aangegeven dat elk lid van het OMT een belangenverklaring dient in te vullen? Herinnert u zich ook dat u aangaf dat deze na toetsing en ondertekening openbaar wordt gemaakt? Wat bedoelt u in dit geval met «toetsing»? Wie beoordeelt uiteindelijk of iemand in het OMT kan deelnemen op basis van de ingevulde belangenverklaring? Wat zijn criteria om iemand op basis van de ingevulde belangenverklaring niet in het OMT op te nemen en kunt u een voorbeeld geven van een persoon die initieel zou deelnemen, maar op basis van zijn/haar belangenverklaring niet deel kon nemen (eventueel anoniem)?15
De indiener van een belangenverklaring draagt zelf verantwoordelijkheid voor een correcte en voldoende invulling. De toetsing door de secretaris betreft de vraag of bij hetgeen is opgegeven op dat moment een mogelijk belangenconflict voorzien kan worden. Daarom wordt bij aanvang van elke OMT-vergadering gewezen op de noodzaak om met het oog op de voorliggende agenda zo nodig aanvullend functies of belangen te melden.
Deelt u de visie dat wanneer OMT-leden in hun belangenverklaringen melding maken van samenwerking met farmaceutische bedrijven zij weliswaar transparant zijn, maar dat dit nog niet betekent dat er geen sprake is van belangenverstrengeling of onafhankelijk advies? Zo nee, waarom niet?
De vraag of er sprake is van een conflict van belangen moet beoordeeld worden tegen het licht van de vraagstukken c.q. agenda van de betreffende OMT-vergadering.
Bent u bekend met het interview met de heer Huurman op Weltschmertz van 27 februari 2021? Bent u ermee bekend dat de heer Huurman met de NVR (huidige Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS)) in 1993 de opzet van een OMT aanbevolen heeft naar aanleiding van de toenmalige polio-uitbraak in het advies «Vaste prik»? Bent u bekend met het bijbehorende kabinetsstandpunt uit 1993?16, 17
Ik ben bekend met het kabinetsstandpunt op het genoemde advies.
Bent u ermee bekend dat in het advies «Vaste Prik» onder andere wordt aanbevolen om in het geval van een uitbraak van een infectieziekte met een epidemisch karakter een coördinatiepunt te hebben van de deskundigheid op medisch, epidemiologisch en virologisch gebied, te weten het OMT?18
Ik ben daar mee bekend.
Bent u ermee bekend dat de aanbeveling in het advies «Vaste Prik» was dat dit OMT specifiek bedoeld was om een uitbraak te managen, dus aan het begin van een uitbraak om in geval van veel onzekerheid de deskundigheid te bundelen?19
De fase waarin er veel onzekerheid is, duurt helaas, bij een nieuwe ziekte als COVID-19, lang.
Deelt u de visie dat de fase van een uitbraak in het geval van COVID-19 inmiddels voorbij is en er dus niet langer sprake is van het moeten managen van een initiële uitbraak? Zo nee, waarom niet? Deelt u vervolgens de visie dat niet langer sprake zou moeten zijn van een OMT COVID-19? Zo nee waarom niet? Zo nee, bij welke criteria is het volgens u geoorloofd het OMT COVID-19 op te heffen?20
Ik deel de visie niet dat er in het geval van COVID-19 geen sprake meer is van het moeten managen van de initiële uitbraak. Er is nog steeds behoefte aan de epidemiologische analyses en adviezen van het OMT.
Deelt u de visie dat een onafhankelijke evaluatie moet plaatsvinden over de werkwijze van het OMT COVID-19? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wie zou volgens u dit onderzoek op onafhankelijke wijze kunnen uitvoeren? Zo ja, op welke termijn is een dergelijke evaluatie te verwachten?
De OVV gaat in zijn rapport ook in op de besluitvormingsstructuur van de bestrijding van COVID-19.
Bent u ermee bekend dat OMT-lid de heer Bonten naast zijn functie als vast uitgenodigde expert bij het OMT ook adviseur is bij de farmaceuten Janssen Vaccines en Merck? Vindt u dat iemand die zulke adviseurschappen uitoefent een onafhankelijk advies kan geven met betrekking tot vaccinaties als een van deze farmaceuten vaccins levert aan Nederland en daarmee een direct financieel belang heeft?
Ik ben daar mee bekend. De advisering over de inzet van vaccinaties is een taak van de Gezondheidsraad.
Bent u ermee bekend dat OMT-lid de heer Kluytmans naast zijn functie als vast uitgenodigde expert bij het OMT ook een financieel belang (m.b.t. coronatesten) verzwegen heeft in zijn bij het RIVM ingediende belangenverklaring? Deelt u de mening dat de heer Kluytmans niet meer onafhankelijk kan zijn in zijn functie als expert bij het OMT?21, 22
Nee, ik deel die mening niet.
Kunt u alle bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
U vindt hierbij de antwoorden.
COVID-19 in Groep A van de Wet publieke gezondheid (Wpg) en de COVID-19 IHR Emergency Committee van de World Health Organisation |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Kuipers |
|
Klopt het dat de advisering tot «Public Health Emergency of International Concern» (PHEIC)-status door de International Health Regulations (2005) Emergency Committee (IHREC) van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) de aanleiding is voor de noodzaak tot ministeriële aansturing van de crisis in Nederland op basis van de Europese wet 1082/2013/EU en derhalve dat het noodzakelijk is COVID-19 in groep A van de Wet publieke gezondheid te plaatsen? Zo nee, wat is de reden om COVID-19 in groep A van de Wet publieke gezondheid te plaatsen? Hoe en door wie wordt getoetst of aan deze redenen wordt voldaan?1, 2, 3
Zoals eerder aangegeven is de indeling in categorie A, B1, B2 of C in de Wet publieke gezondheid (Wpg) gerelateerd aan het volgende:
De vraag of landelijke regie door de Minister van VWS noodzakelijk wordt geacht. Als dat het geval is, dan wordt de ziekte in categorie A ingedeeld;
De maatregelen gericht op individuen die potentieel noodzakelijk geacht worden om te kunnen worden opgelegd ter bescherming van de publieke gezondheid. Voor de B2-ziekten is dat een tijdelijk beroepsverbod. Voor B1-ziekten kan daarnaast een gedwongen onderzoek en gedwongen isolatie worden opgelegd en voor A-ziekten komt daar nog de mogelijkheid voor het opleggen van een gedwongen quarantaine bij. C-ziekten kennen geen op het individu gerichte gedwongen maatregelen, maar alleen advisering en begeleiding van individuen en groepen.
Voor alle categorieën geldt een meldingsplicht, waarbij voor een A-ziekte de melding onverwijld wordt doorgegeven aan de GGD.
De aanwijzing van een uitbraak van een ziekte als Public Health Emergency of International Concern (PHEIC) door de International Health Regulations Emergency Committee (IHREC) van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) maakt het wel voor de hand liggend dat landelijke regie noodzakelijk is.
Is het juist te concluderen dat de wetgeving in de Europese Unie in dit geval leidend is voor de in te voeren wetgeving in Nederland? Zo nee, waarom niet?
De wetgeving in de Europese Unie speelt een rol bij de vraag of landelijke regie door de Minister van VWS voor de hand ligt, maar is zeker niet leidend.
Deelt u de visie dat de wetgeving in de Europese Unie de decentrale werkwijze van Nederland in geval van infectieziektebestrijding onmogelijk maakt? Zo nee, waarom niet?
Die visie deel ik niet, zie ook het antwoord op vraag 2.
Herinnert u zich dat het Outbreak Management Team (OMT) COVID-19 op 27 januari 2020 geadviseerd heeft om een infectie met COVID-19 meldingsplichtig te maken in categorie A? Herinnert u zich dat de reden voor het OMT om COVID-19 als meldingsplichtige ziekte in groep A te adviseren was om tijdige passende maatregelen te kunnen nemen ten aanzien van patiënten en contacten om verdere verspreiding te voorkomen? Deelt u de visie dat «passende maatregelen» ook lokaal genomen zouden kunnen worden en dit dus een ander argument is dan de noodzaak tot landelijke regie? Zo nee, waarom niet?4
Ik deel uw visie dat «passende maatregelen» ook lokaal genomen kunnen worden niet. Voor een deel van de maatregelen zal dit zeker gelden, voor een belangrijk deel van de maatregelen niet. Ik wijs u op de problemen die ten aanzien van reizen en vakantie zijn ontstaan doordat verschillende lidstaten binnen Europa verschillende maatregelen nemen. Eenzelfde problematiek binnen Nederland zou voor veel meer mensen moeilijkheden opleveren.
Deelt u de visie dat bij een meldingsplicht een inbreuk wordt gedaan op het medisch beroepsgeheim en de privacy van de patiënt en dat een meldingsplicht derhalve zorgvuldig afgewogen dient te worden? Zo nee, waarom niet? Hoe is de afweging gemaakt om COVID-19 meldingsplichtig te maken? Wat zijn de criteria om COVID-19 niet langer meldingsplichtig te achten? Wie beslist hierover?
Privacy speelt een belangrijke rol bij de zorgvuldige afweging rond meldingsplicht. Het OMT heeft geadviseerd over de meldplicht voor COVID-19, de Minister van VWS beslist daarover.
Wat is de huidige casusdefinitie van COVID-19, aangezien deze ziekte meldingsplichtig is? Kunt u een overzicht geven van alle casusdefinities van COVID-19 sinds 27 januari 2020 tot de meest recente casusdefinitie? Zo nee, waarom niet?
De casusdefinitie is op genomen in de LCI richtlijn5 Bevestigde persoon: iedereen bij wie door middel van gevalideerde PCR of andere nucleïnezuuramplificatietest of een in Nederland gevalideerde antigeen(snel)test (ook zelf-afgenomen) een infectie met SARS-CoV-2 is vastgesteld. Bij deze richtlijn is ook uitgebreid versiebeheer opgenomen.6
Bent u ermee bekend dat de indeling van een infectieziekte in Groep A gerelateerd is aan de vraag of landelijke regie door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport noodzakelijk wordt geacht en de vraag of maatregelen nodig worden geacht die gericht zijn op individuen die potentieel noodzakelijk worden gedacht om te kunnen worden opgelegd ter bescherming van de publieke gezondheid? Herinnert u zich dat u in de antwoorden op vragen van het lid Baudet bij antwoord 3 aangaf dat de keuze om COVID-19 in te delen in groep A te maken heeft met de ernst van de aandoening? Deelt u de visie dat dit antwoord op vragen van het lid Baudet dat het bij plaatsing in groep A gaat om de ernst van de aandoening onjuist was? Zo nee, waarom niet?5, 6
De vraag of landelijke regie noodzakelijk is, en of op het individu gerichte maatregelen en een meldplicht aan de orde zouden moeten zijn, hangen ook samen met de ernst van de aandoening. Dat antwoord was daarmee dus niet onjuist.
Wat zijn de criteria op basis waarvan landelijke regie door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport noodzakelijk geacht? Voldoet COVID-19 aan deze criteria? Zo ja, op basis van welk bewijs?7
De vraag of landelijke regie noodzakelijk is, is het criterium. Daaraan voldoet COVID-19. Dit bewijs wordt alleen al geleverd door de ongelooflijke hoeveelheid Kamervragen die over dit onderwerp beantwoord moeten worden. Indien er geen landelijke regie is, is er ook geen rol voor de Eerste of Tweede Kamer om het kabinet ter verantwoording te roepen voor het gevoerde beleid en de genomen maatregelen ten aanzien van de bestrijding van COVID-19.
Wat zijn de criteria om te concluderen dat er maatregelen nodig worden geacht die gericht zijn op individuen die potentieel noodzakelijk worden gedacht om te kunnen worden opgelegd ter bescherming van de publieke gezondheid? Voldoet COVID-19 aan deze criteria? Zo ja, op basis van welk recent bewijs?
De vraag of maatregelen nodig worden geacht die gericht zijn op het individu is het criterium. Daaraan voldoet COVID-19. Er zijn maatregelen op het gebied van isolatie, quarantaine en dergelijke noodzakelijk gebleken.
Op welk moment vervalt de noodzaak tot het behoren tot Groep A Wgp? Wanneer zou COVID-19 afgeschaald kunnen worden naar de B- of C-groep? Op basis van welke criteria zou geconcludeerd worden dat lokale bestrijding van COVID-19 volstaat voor de bescherming van de volksgezondheid in Nederland?
In mijn brief van 9 februari jl. heb ik u geïnformeerd over de korte termijn aanpak Covid-19 en daarbij ook een doorkijk voor de lange termijn gegeven. In mijn brief over de lange termijn die ik daarbij heb aangekondigd, ga ik ook in op de criteria voor afschaling.
Herinnert u zich dat u in antwoord op vragen van de Eerste Kamer aangegeven heeft dat gebrek aan capaciteit in de zorg geen factor speelt bij de vraag of een infectieziekte wordt ingedeeld in groep A? Is het ook niet zo dat gebrek aan capaciteit in de zorg een aanleiding kan zijn om landelijke regie van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te nemen danwel om bepaalde maatregelen aan individuen op te leggen en derhalve dat gebrek aan zorgcapaciteit via die weg toch een reden is voor plaatsing in groep A Wpg?8
Het organiseren van landelijke verdeling van capaciteit in de zorg is één van de redenen dat het goed is als er landelijke regie is. Ik zou dat geen omweg willen noemen maar een overweging.
Kunt u alle bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden en wel voor 22 februari 2022 wanneer de behandeling van de wijziging Wet publieke gezondheid in verband met het coronavirus in de Eerste Kamer is? Zo nee, waarom niet?
Ik heb mijn uiterste best daarvoor gedaan.
Nevenactiviteiten |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met uw nevenactiviteitenpagina op parlement.com?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat deze nevenactiviteiten niet dezelfde zijn als die eerder op de website van de Tweede Kamer te vinden waren?2
Nee.
Klopt het dat er nevenactiviteiten vermeld zijn op de hiervoor genoemde website, waaronder die van «Lid van de Trilateral Commission van de David Rockefeller Fellows (10-04-2020 tot en met 10-04-2023)», die op dit moment niet zijn opgegeven op uw nevenactiviteitenpagina op parlement.com? Waarom staan (eventueel) beëindigde activiteiten niet bij de sectie «vorige» op de pagina op parlement.com?
Nee, dit klopt niet. Op de website parlement.com staan in de uitgebreide versie dezelfde nevenactiviteiten als eerder op de website van de Tweede Kamer te vinden waren. Het lidmaatschap van de Trilateral Commission van de David Rockefeller Fellows kunt u op de website parlement.com vinden in de sectie «Wetenswaardigheden».
Overigens is de website parlement.com een onafhankelijke website, die niet verbonden is aan en niet gefinancierd wordt door politieke partijen of overheidsinstellingen. Voor vragen over de inhoud van de website moet ik u daarom verwijzen naar de onafhankelijke redactie van deze website.
Kunt u een toelichting geven over uw werkzaamheden en/of activiteiten als lid van de Trilateral Commission van de David Rockefeller Fellows?
De Trilateral Commission is een internationaal platform voor een open dialoog tussen mensen uit het bedrijfsleven, de overheid, de academische wereld, media en maatschappelijk middenveld. De leden delen een sterk geloof in de rechtsstaat, democratie, mensenrechten, vrijheid van meningsuiting en vrij ondernemerschap die ten grondslag liggen aan menselijke vooruitgang. Als fellow van de Trilateral Commission heb ik deelgenomen aan enkele online bijeenkomsten en lezingen.
Kunt u een toelichting geven over de reden van uw toetreding als lid van deze commissie en waarom dit in april 2020 gebeurde?
Ik ben in april 2020 gevraagd om fellow te worden van de Trilateral Commission. Ik ben op deze uitnodiging ingegaan, omdat ik mij herken in de waarden van de Trilateral Commission en het beschouwde als een mogelijkheid om open van gedachten te kunnen wisselen met interessante leden van deze commissie, verspreid over de wereld.
In hoeverre verhoudt uw (eventueel) lidmaatschap van de Trilateral Commission zich tot het «Handboek voor bewindspersonen» waarin op p.11 staat geschreven: «Een kandidaat-bewindspersoon dient alle betaalde en onbetaalde functies, nevenfuncties, en andere nevenactiviteiten neer te leggen voorafgaand aan de beëdiging van het kabinet»?
Voor de beëdiging van het kabinet heb ik mijn functies, nevenfuncties en nevenactiviteiten beëindigd. Ik ben geen lid meer van de Trilateral Commission van de David Rockefeller Fellows.