Het initiatief voor energiebesparing op De Zuidas en het voorzien van alle straatverlichting van een led-lichtbron |
|
Raoul Boucke (D66), Suzanne Kröger (GL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het initiatief «Zuidas doe(t) het licht uit» van de stichting Green Business Club dat bedrijven op de Zuidas ertoe beweegt om ’s nachts de verlichting in de kantoorpanden te doven teneinde energie te besparen, en dat de stichting ook verdere verduurzamingsmaatregelen in kantoorgebouwen ambieert? Bent u tevens bekend met het feit dat er meer soortgelijke campagnes zullen worden gestart op verschillende locaties in grote steden?1
Ja, met beide initiatieven ben ik bekend.
Bent u bekend met het door Natuur- en Milieu Federaties geconstateerde gegeven dat bij zeven op de tien bedrijven ’s nachts onnodig licht brandt en dat het doven van dat overtollige kantoorlicht evenveel energie kan besparen als het jaarverbruik van 350.000 huishoudens?2
Ja.
Deelt u de opvatting van de organisatie dat het doven van nachtelijke kantoorverlichting een zeer geschikte weg is om meer energie te besparen en dat het een passende opstap is naar bredere verduurzaming van bedrijven, bijvoorbeeld door middel van slimmere klimaatinstellingen?
Ja, deze opvatting deel ik. Door op een aantal energie besparende maatregelen de nadruk te leggen, kan de verbinding worden gelegd met bredere verduurzaming van het bedrijfsleven. Daarom staat in de voorlichtingscampagne «Zet ook de knop om» een aantal breed toepasbare maatregelen centraal en wordt er doorverwezen naar andere verduurzamingsmaatregelen die voortkomen uit de energiebesparingsplicht.
Bent u bereid u ten positieve uit te spreken over dit initiatief en de stichting waar mogelijk te ondersteunen? Zo ja, op welke manier kunt u een bijdrage leveren die een katalyserend effect heeft op deze groene ontwikkeling en die bedrijven kan aansporen zich in te zetten voor deze verduurzaming? Welke mogelijkheden voor (nachtelijke) energiebesparing ziet u voor gebouwen en kantoren binnen de politieke organisatie?
De afgelopen maanden heb ik met regelmaat contact gehad met mijn collega die verantwoordelijk is voor de rijksvastgoedportefeuille om de knop om te zetten binnen overheidsgebouwen. De binnenverlichting en sfeerverlichting is bij veel kantoren, ook in het kader van de Nacht van de Nacht, uitgezet. Ook veel gemeenten hebben zich bij dit initiatief aangesloten en hebben in het kader van Zet ook de knop om en Nacht van de Nacht verlichting van gebouwen uitgedaan. Daarnaast is de temperatuur verlaagd in de gebouwen van de rijksoverheid en veel andere overheidsgebouwen. Ook de komende maanden werken we hard om meer energiebesparende maatregelen te nemen, zoals het installeren van ledlampen en het beter inregelen van bestaande klimaatinstallaties.
Bovendien wil de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de subsidieregeling Duurzaam Maatschappelijk Vastgoed (DUMAVA) opnieuw openstellen om het treffen van energiebesparende maatregelen te bevorderen.
Middels welke weg ziet u mogelijkheid tot normering van deze energiebesparingsmaatregelen?
In november 2022 heb ik de actualisatie van de energiebesparingsplicht aangekondigd (Kamerstuk 33 118, nr. 240). Met de energiebesparingsplicht moeten bedrijven en instellingen energiebesparende maatregelen uitvoeren die zichzelf terugverdienen binnen vijf jaar. In maart 2023 publiceer ik de geactualiseerde lijst met erkende maatregelen energiebesparing (EML). Op deze lijst staan ruim 180 maatregelen, waaronder ook het installeren van ledverlichting.
Kunt u aangeven hoe hoog het percentage is van Nederlandse straatverlichting dat functioneert met een led-lichtbron?
Afhankelijk van het soort wegen (rijkswegen, provinciale of lokale wegen) zijn het rijk, de provincies of de gemeenten verantwoordelijk voor de verlichting.
Onbekend is daardoor hoeveel wegen inmiddels voorzien zijn van ledverlichting. Bij de rijkswegen is momenteel ca. 32% van de verlichting voorzien van ledlampen.
Deelt u de opvatting dat het zeer wenselijk is om alle straatverlichting zo snel mogelijk te voorzien van een led-lichtbron, teneinde grote energiebesparing te realiseren? Via welke weg ziet u mogelijkheid om het gebruik van ledlampen zo veel mogelijk te verplichten?
Ja, die opvatting deel ik. Vervanging van straatverlichting vindt plaats op natuurlijke vervangingsmomenten. Het versneld vervangen van conventionele verlichting door ledlampen is echter lang niet altijd kosteneffectief en duurzaam, omdat bij straatverlichting dikwijls de volledige armatuur vervangen moet worden. Vanuit circulariteit is dit onwenselijk. De investering verdient zich door de armaturen niet binnen vijf jaar terug en valt daarmee niet onder de energiebesparingsplicht.
Welke stappen bent u bereid op de korte termijn te nemen om deze verduurzaming te bewerkstelligen?
Vrijwel alle provincies gaan de komende jaren de resterende straatverlichting van ledlampen voorzien.
Gemeenten hebben bij de vernieuwing van buitenverlichting veel opties. Met energiezuinige alternatieven kunnen ambities uit gemeentelijke klimaatplannen concreet worden ingevuld. Om beleidskeuzes makkelijker te maken, ontwikkelde de Vereniging Nederlandse Gemeenten samen met CE Delft en Tauw, in afstemming met dertig gemeenten, een online rekentool. Deze tool helpt gemeenten bij het maken van duurzame keuzes in de vervanging van buitenverlichting qua energieverbruik, materialen en kostenvermindering. De tool geeft basisinformatie over kosten en baten van verschillende led-scenario’s ten behoeve van het opstellen van een led(meerjaren)programma, assetmanagement, programmabegroting of strategische verkenning.
Het uitgangspunt voor het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voor het verduurzamen van de verlichting langs de rijkswegen is het aansluiten bij de natuurlijke vervangingsmomenten, omdat er anders sprake is van kapitaalvernietiging en het onnodig afsluiten van de weg. Op dit moment is 32% van de lichtmasten op de rijkswegen van led voorzien en is nog eens 25% in voorbereiding en gefinancierd. Voor de circa 40% die dan overblijft wordt aangesloten bij het vervangingsritme.
Het bericht ‘Chipmaker Nexperia koopt Delftse start-up’ |
|
Pim van Strien (VVD), Ruben Brekelmans (VVD), Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Chipmaker Nexperia koopt Delftse start-up»?1
Ja.
Was u vooraf bekend met deze overname? Zo ja, wanneer en op welke wijze bent u ingelicht?
In het kader van de aflossing van eerdere verstrekte innovatiekredieten door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland is mijn ministerie op 17 augustus 2022 geïnformeerd over de intentie tot het aangaan van een mogelijke acquisitietransactie en op 11 oktober 2022 ingelicht over de op handen zijnde overname.
Hoe beoordeelt u deze overname van een veelbelovende Nederlandse startup in de chipsector door Nexperia, een bedrijf dat in Chinese handen is, mede vanuit het perspectief van de Wet Veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (hierna: Wet Veiligheidstoets)?
Het kabinet heeft uiteenlopende, landenneutrale instrumenten om bij te dragen aan de borging van de nationale veiligheid. In de Kamerbrief borging investeringsklimaat, langetermijn waardecreatie en nationale veiligheid van 8 juli 2022 bent u hierover eerder geïnformeerd.
De Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames is aangenomen, maar nog niet in werking getreden. Na inwerkingtreding zal bij dergelijke overnames een meldplicht gelden bij het Bureau Toetsing Investeringen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Vanwege het ontbreken van een wettelijke basis, heb ik op dit moment nog geen onderzoeken kunnen doen op grond van deze wet en heeft er dus geen beoordeling plaatsgevonden van de overname van Nowi.
De overname van Nowi heeft desalniettemin mijn aandacht. De overname valt binnen de termijn van de terugwerkende kracht van de Wet Vifo. Na inwerkingtreding van deze wet zal ik onderzoeken of de overname van Nowi onder de reikwijdte van de Wet Vifo valt en een beoordeling mogelijk is. Dit wordt bepaald door het antwoord op de vraag of Nowi wel of niet gebruik maakt van sensitieve technologie zoals gedefinieerd in de Wet Vifo.2
Vindt er vanuit deze wet nog een beoordeling van de overname van Nowi plaats, of heeft deze toets al plaatsgevonden? Zo nee, waarom niet, aangezien de Wet Veiligheidstoets terugwerkende kracht heeft?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u, als er een beoordeling heeft plaatsgevonden, nader ingaan op de conclusies van deze beoordeling?
Zie antwoord vraag 3.
Is er reeds voldoende capaciteit om op basis van de Wet Veiligheidstoets controles uit te voeren op overnames, zoals die van Nowi door Nexperia? Zo nee, wat gaat u eraan doen deze capaciteit op orde te brengen?
Ja.
Biedt de Wet Veiligheidstoets voldoende handvatten om dusdanige overnames te beoordelen? Zo nee, wat gaat u eraan doen dusdanige overnames beter te laten toetsen?
De Wet Vifo biedt, zodra deze in werking is getreden, voldoende handvatten om overnames die betrekking hebben op vitale aanbieders of ondernemingen die over sensitieve technologie beschikken, te toetsen op risico’s voor de nationale veiligheid. De categorie sensitieve technologie omvat goederen voor tweeërlei gebruik en militaire goederen en daarnaast kunnen er bij algemene maatregel van bestuur technologieën worden toegevoegd.
Hoe verhoudt de overname van een veelbelovende Nederlandse startup in de chipsector door een bedrijf dat in Chinese handen is, zich tot de European Chips Act?
De EU Chips Act speelt een belangrijke rol in het stimuleren van de Europese halfgeleiderindustrie en het vergroten van de Europese weerbaarheid. Investeren in de Europese waardeketen en het aantrekkelijk maken en behouden van het Europese investeringsklimaat is van groot belang. In de EU Chips Act is er o.a. ook aandacht voor de financiering van startups en scale-ups via het nog op te richten EU Chip Fund.
Het kabinet steunt de aanpak binnen de EU Chips Act en heeft daarom op 1 december 2022 ingestemd met de algemene oriëntatie. Hoewel de EU Chips Act zich richt op het versterken van Europa, is de halfgeleiderwaardeketen sterk mondiaal georganiseerd en daarom voor een groot deel afhankelijk van vrije handel en goede internationale samenwerking. Ook dit heeft aandacht in de EU Chips Act.
De EU Chips Act is geen instrument om investeringen of overnames te toetsen. Hiervoor bestaat andere wetgeving, zoals de Verordening tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie (EU/2019/452) en de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames. Beschermende maatregelen zijn belangrijke instrumenten voor deze industrie.
Hoe verhoudt de overname van een veelbelovende Nederlandse startup in de chipsector door een bedrijf dat in Chinese handen is, zich tot het oordeel van het Verenigd Koninkrijk om Nexperia juist te dwingen 86 procent van de grootste microchip fabriek te verkopen (op basis van een overheidsonderzoek naar de aankoop van Nexperia van deze fabriek)?
Het kabinet heeft kennisgenomen van de besluiten van het Verenigd Koninkrijk en Duitsland om respectievelijk de overname van 86% van de aandelen in Newport Wafer Fab met terugwerkende kracht terug te draaien en de overname van Elmos te blokkeren. Het is niet aan het kabinet om in te gaan op de beweegredenen van het Verenigd Koninkrijk of Duitsland, aangezien het in beide gevallende inzet van nationale wetgeving betreft. Net als het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, zal het kabinet eigen maatregelen treffen in geval van risico’s voor de nationale veiligheid bij investeringen, fusies en overnames.
Toetsingsbesluiten genomen door Europese lidstaten en bondgenoten kunnen impact op Nederland hebben. Gegeven de relatief jonge investeringstoetsingswetgeving staan we in contact met lidstaten en bondgenoten om ook te leren van elkaars opgedane ervaringen en gemaakte afwegingen.
Heeft u contact gehad met de regering van het Verenigd Koninkrijk over hun besluit om Nexperia tot gedeeltelijke verkoop van Britse onderdelen te dwingen? Zo ja, waarom zijn de Britse beweegredenen wel of niet relevant voor – of van toepassing op Nederland om een overname van Nowi wel of niet toe te staan? Zo nee, bent u bereid alsnog in contact te treden met het Verenigd Koninkrijk?
Zie antwoord vraag 9.
Hoe verhoudt de overname van een veelbelovende Nederlandse startup in de chipsector door een bedrijf dat in Chinese handen is, zich tot het oordeel van Duitsland dat het Chinese Sai Microelectronics niet Elmos, een Duitse producent van halfgeleiders, mag overnemen?
Zie antwoord vraag 9.
Heeft u contact gehad met de Duitse regering over hun besluit om deze verkoop te blokkeren? Zo ja, waarom zijn de Duitse beweegredenen wel of niet relevant voor – of van toepassing op Nederland – om een overname van Nowi wel of niet toe te staan? Zo nee, bent u bereid alsnog in contact te treden met de Duitse regering?
Zie antwoord vraag 9.
De voorbereiding van het prijsplafond voor consumenten |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
Heeft u kennis genomen van het artikel «Ambtenaren waarschuwden eigen Minister: prijsplafond is mogelijk staatssteun»?1
Ja.
Kunt u een overzicht geven van alle contacten (telefonisch, mail, gesprekken) die door of namens u hebben plaatsgevonden met de Europese Commissie over een vorm van prijsplafond in de gas-en energiemarkt tussen 1 juni 2022 en 23 november 2022?
Gesprekken op ambtelijk niveau met de Commissie in het kader van lopende staatsteunprocedures zijn vertrouwelijk. Ik kan dergelijke correspondentie dus niet met uw Kamer delen. Bij het versturen van de Kamerbrief op vrijdag 9 december jl. over de nadere uitwerking van het prijsplafond zijn verschillende achterliggende stukken meegestuurd. Hierbij zitten onder andere de relevante ambtelijke beslisnota’s waarin de tussentijdse ontwikkelingen op dit aspect zijn omschreven. Eerder zijn ook door het Ministerie van Financiën alle stukken naar de Kamer gestuurd die ten grondslag liggen aan het eerdere besluit om te komen tot een prijsplafond.
Kunt u alle onderliggende brieven en mails en gespreksverslagen die bij de contacten horen aan de Kamer doen toekomen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke signalen lagen ten grondslag aan uw uitspraak van 10 november 2022 dat u signalen van de Europese Commissie heeft dat wat wij van plan zijn binnen de staatssteunregels past?
De Europese Commissie bekijkt of er al dan niet sprake is van ongeoorloofde staatssteun. Mijn beeld is en was dat er ruimte is voor een aanpak zoals wij die voor ogen hebben met het prijsplafond, indien er zicht is op een zorgvuldige uitwerking met oog voor behoud van concurrentie en borging van het volledig doorgeven van de subsidie aan de consument.
Hoe gaat u borgen dat er per 1 januari 2023 ingebouwde controlemechanismen gelden, zoals een margetoets, om te voorkomen dat het prijsplafond wordt aangemerkt als staatssteun en er geen misbruik van de regeling gemaakt gaat worden?
Kortheidshalve verwijs ik naar de brief waarmee ik op 9 december jl. de Kamer nader geïnformeerd heb over de wijze waarop de margetoets vormgegeven. Er is gekozen voor een vorm van brutomargetoetsing op basis van de historische benchmark per leverancier, om te voorkomen dat er sprake kan zijn van overcompensatie van bedrijven in 2023. Hiermee heb ik invulling gegeven aan de motie Erkens c.s.
Herinnert u zich dat de Kamer meerdere keren gevraagd heeft om de memo’s en stukken op het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat over het prijsplafond, vanaf het begin van de zomer tot nu en dat u die al maanden niet aan de Kamer stuurt?
Ja. De achterliggende stukken die aan de besluitvorming van het prijsplafond en de totstandkoming van de uitgewerkte regeling voor 2023 ten grondslag liggen, zijn met de Kamer gedeeld op 9 december jl.
Wilt u die gevraagde memo’s per ommegaande aan de Kamer doen toekomen?
Zie antwoord vraag 6.
Indien u de memo’s niet aan de Kamer wil doen toekomen, beseft u dan dat u dat alleen kunt doen door een beroep te doen op het belang van de staat en dat u dat beroep aan de orde dient te stellen in de ministerraad (artikel 68 Grondwet en paragraaf 7.2.7 van het handboek voor bewindspersonen)?
Zie antwoord vraag 6.
Wilt u het aanstaande vrijdag aan de orde stellen in de ministerraad als u voornemens bent om de stukken niet te sturen en wilt u anders de stukken nu gewoon aan de kamer doen toekomen?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer denkt u een concept-regeling te kunnen publiceren over het prijsplafond?
De concept-regeling is op 12 december 2022 gedeeld met de Kamer.
Wanneer en hoe heeft u getoetst of de vormgeving van het prijsplafond in overeenstemming is met artikel 1 van de Grondwet, dat discriminatie verbiedt op welke grond dan ook (dus ook basis van type energie-aansluiting of het feit of je gas/elektriciteit via een grootverbruik of kleinverbruikers aansluiting ontvangt)? Kunt u die toetst openbaar maken?
Bij het opstellen van de regeling is rekening gehouden met de eisen die volgen uit de algemene rechtsbeginselen, waaronder het gelijkheidsbeginsel. Het kabinet wil voorkomen dat groepen uitgesloten worden en wil dat er voor alle huishoudens een goede oplossing voor de hoge energieprijzen komt.
Voor huishoudens met verschillende soorten van collectieve aansluitingen is het vanwege praktische onmogelijkheden niet gelukt om binnen de conceptregeling van het prijsplafond, zoals ik deze op 12 december jl. met de Kamer gedeeld heb, al een oplossing te vinden. Ik zet conform het verzoek van de Kamer middels de motie Kops c.s. erop in dat ook voor deze groep huishoudens een gelijkwaardige oplossing wordt gevonden, die uitvoerbaar is en deze groep op een effectieve wijze bereikt. Ik verwacht dat ik de Kamer nog voor het einde van dit jaar over de voortgang nader kan informeren.
Klopt het dat het prijsplafond gaat werken met maandelijkse delen die je kunt gebruiken, op basis van gebruikersprofielen?
Het klopt dat er voor wat betreft de implementatie sprake is van gebruikersprofielen die het standaardgebruik omschrijven. Hierover heb ik de Kamer in mijn brief over de uitwerking in november geïnformeerd.
Hoe zal het prijsplafond uitwerken voor iemand die van het gas af is, 7.000 kWh per jaar verbruikt en er 5.000 opwerkt via zonnepanelen? Mag dit huishouden, als het 1.000 kWh in januari gebruikt (en er nul opwerkt), al deze energie onder het plafond brengen, omdat er in de zomer sprake is van netto teruglevering? Kunt u hiervan een realistisch rekenvoorbeeld geven?
Voor alle huishoudens geldt dat het prijsplafond geldt tot een verbruik van 1.200 m3 gas, 2.900 kilowattuur (kWh) elektriciteit en 37 gigajoule (GJ) stadsverwarming. Als iemand meer elektriciteit verbruikt maar geen gas, is er geen mogelijkheid om te schuiven tussen deze twee. Dit is niet uitvoerbaar.
Er wordt wel rekening gehouden met salderen. Het gaat bij de toepassing van het plafond steeds om de netto afname van elektriciteit door een kleinverbruiker, met andere woorden: er wordt eerst gesaldeerd en daarna wordt pas het prijsplafond toegepast. Salderen vindt plaats over de periode waarop de eindfactuur ziet. De berekening van het verbruik volgt de wijze ervan op grond artikel 31 van de Elektriciteitswet 1998.
Hoe zullen de maandelijkse meterstanden gecontroleerd worden bij alle huishoudens die nog een traditionele meter hebben en dus geen slimme meter?
Er is alleen sprake van controle op het moment van een eindafrekening met een energieleverancier. Dit vindt in principe jaarlijks plaats of op het moment van overstappen naar een andere leverancier. Op dat moment zal de rekening worden opgemaakt aan de hand van het standaardverbruik zoals dat als bijlage bij de regeling is gevoegd.
Wat is laatste raming van de totale kosten van het prijsplafond? Kunt u de certificering van de raming bijvooegen?
Kortheidshalve verwijs ik naar de uitgebreide schriftelijke beantwoording van de vragen die de Kamer gesteld heeft over de 10e suppletoire begroting die ook nader ingaan op de totstandkoming van de relevante ramingen.
Bent u ervan op de hoogte dat bij elke inkomensondersteunende maatregel in de Kamer heel precies wordt bepaald wie tot de kring van rechthebbenden behoort, hoe de uitkering/subsidie/toeslag berekend wordt en hoe je bezwaar kunt maken als de berekening niet klopt?
Ja.
Op welke moment kan de Kamer, op basis van een concreet voorstel, die discussie voeren met het kabinet?
He debat over dit voorstel wordt gevoerd op het moment dat de begrotingswet, of de wijziging daarvan, met de Kamer wordt besproken. Er is zowel in het notaoverleg in november over dit onderwerp gesproken, als bij de begrotingsbehandeling voor 2023 en bij de behandeling van de 9e en 10e suppletoire begrotingen.
Realiseert u zich dat als sommige huishoudens geen recht blijken te hebben op het energieplafond (bijvoorbeeld omdat zij achter een grootverbruikersaansluiting zitten of een aansluiting delen met andere huishoudens), zij acute problemen kunnen hebben met hun bestaanszekerheid?
Voor vrijwel alle huishoudens is een oplossing gevonden. Huishoudens achter zogenaamde multi-sites komen ook in aanmerking voor het prijsplafond. Daarnaast volgt voor blokaansluitingen zo spoedig mogelijk een aparte regeling.
Bij wie kan een huishouden, dat geen recht blijkt te hebben op het energieplafond en de rekening niet kan betalen, terecht voor adequate financiele ondersteuning?
Voor huishoudens in financiële problemen geldt in algemene zin dat zich bij hun gemeente kunnen melden voor bijzondere bijstand. De gemeente kan huishoudens adviseren en helpen. Daarnaast wordt door het kabinet gewerkt aan de totstandkoming van het Noodfonds voor huishoudens die ondanks de genomen maatregelen, waaronder het prijsplafond, kampen met betalingsproblemen.
Heeft u kennis genomen van het feit dat drie energiemaatschappijen een negatief eigen vermogen hebben?2
De berichtgeving in de media eerder dit jaar hierover is mij bekend.
Herinnert u zich dat u eerder aan de Kamer schreef dat drie maatschappijen met problemen zich bij u gemeld hebben?
Ja.
Hoe zal geborgd worden dat steun, die ter bescherming van consumenten gegeven wordt, niet gebruikt wordt om een solvabiliteitsprobleem op te lossen (door megawinsten) en dat steun niet in een faillissement verdwijnt?
Om overcompensatie te voorkomen zal op het moment van vaststelling van de subsidie een brutomargetoets plaatsvinden. In de regeling zijn bepalingen opgenomen die de stopzetting voorzien in geval van surseance van betaling of faillissement.
Kunt u deze vragen een voor een en voor het vervolg van het debat over de incidentele suppletoire begroting beantwoorden?
Ja.
De artikelen ‘ESA-baas: Nederland moet meer investeren in Europeseruimtevaart' en ‘Experts: niet landen zelf, maar satellieten gaan straks CO2-uitstoot meten’ |
|
Hatte van der Woude (VVD), Pim van Strien (VVD) |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de artikelen «ESA-baas: Nederland moet meer investeren in Europeseruimtevaart» en «Experts: niet landen zelf, maar satellieten gaan straks CO2-uitstoot meten»?1, 2
Ja, ik heb kennisgenomen van de artikelen van Trouw en de NOS.
Onderschrijft u de kansen en bedreigingen die in beide artikelen naar voren worden gebracht? Zo ja, hoe apprecieert u deze?
Het kabinet onderschrijft dat emissiemonitoring via satellieten (zoals de EU Sentinel 5P-satelliet met het Nederlandse TROPOMI-instrument) nieuwe gegevens oplevert over de uitstoot van broeikasgassen. Naast kansen voor technologische ontwikkeling op het gebied van instrumenten en satellieten voor aardobservatie (de zgn. upstream), biedt dit kansen voor het ontwikkelen van toepassingen van satellietdata (de zgn. downstream). Tijdens de recente ESA Ministeriële Conferentie (CM22) heeft Nederland voor € 61 miljoen in aardobservatieprogramma’s ingeschreven, waarvan het merendeel voor de volgende generatie emissiemonitoringtechnologie zal worden ingezet. Hiermee kan Nederland tot de wereldwijde voorhoede in dit veld blijven behoren. Voorts ontwikkelt het consortium Climate SpaceNL een voorstel op dit terrein voor de 3e tranche van het Nationaal Groeifonds.
Nederland heeft tijdens de CM22 € 389 miljoen ingeschreven, waarvan € 224 miljoen voor optionele programma’s. Daarmee nemen de totale investeringen van Nederland via ESA ten opzichte van 2019 met 37% toe. Bij deze toename heeft de rol van ruimtevaarttechnologie als enabler bij de grote transities een hoofdrol gespeeld, zoals beschreven in de Kamerbrief Ruimtevaartbeleid 20223. Ik zal uw Kamer begin 2023 (als de inschrijvingen van de lidstaten formeel zijn vastgesteld) nader informeren over de resultaten van de CM22. Het kabinet is zich bewust van de rol van Nederland als gastland van ESTEC, de grootste locatie van ESA in Europa. Daarom heeft Nederland tijdens de CM22 haar steun voor de voorgenomen renovatie van ESTEC uitgesproken. Deze renovatie zal bijdragen aan de verankering van ESTEC in ons land.
Kunt u aangeven hoe Nederland de kenniskoppositie, die we mede dankzij de ontwikkeling van het satellietinstrument Tropomi, waarmee de luchtkwaliteit en broeikasgassen kunnen worden gemeten, kan behouden en doorontwikkelen?
Nederland heeft een sterke technologische positie in de ontwikkeling van instrumenten die emissies van broeikasgassen en bijvoorbeeld van fijnstof kunnen meten. Om deze positie te behouden heeft het kabinet tijdens de CM22 € 61 miljoen ingeschreven voor aardobservatie. Daarnaast volgt het kabinet met interesse de ontwikkeling van een aardobservatievoorstel voor de 3e tranche van het Nationaal Groeifonds door het Climate SpaceNL-consortium. Dit biedt een uitgelezen kans voor het versterken van het Nederlandse aardobservatiecluster.
Hoe apprecieert u de uitspraak «Nederland is tot veel in staat, er is veel kennis. Maar zonder investeringen in Esa-verband ben ik bang dat Nederland die positie niet kan behouden. De aangekondigde bijdrage is minder dan een derde van wat je op basis van de economische kracht van Nederland zou mogen verwachten» van Josef Aschbacher?3 Wat betekent dit voor het onderzoeks-, wetenschap- en innovatieveld op de middellange termijn? Wat betekent dit specifiek voor de kenniskoppositie op het gebied van aardobservatie?
Ruimtevaarttechnologie helpt ons bij het vinden van antwoorden op de grote maatschappelijke uitdagingen van nu en biedt interessante economische kansen voor ons land. Daarom investeert het kabinet (zoals aangegeven in de Kamerbrief Ruimtevaartbeleid 20225) de komende jaren ruim € 500 miljoen in ruimtevaart, waarvan € 389 miljoen via ESA tijdens de CM22. Daarmee investeert Nederland 37% meer via ESA dan in 2019. Ik heb uw Kamer tijdens de jongste Kamerbehandeling van de begroting van Economische zaken en Klimaat geïnformeerd over de inzet van de verhoging van de inschrijving tijdens de CM22 met € 12,5 miljoen naar aanleiding van de gewijzigde motie Van Strien6 c.s. Het merendeel van deze middelen kwam ten goede van de ontwikkeling van emissiemonitoring-technologie. Hierover zal ik uw Kamer begin 2023 nader informeren in de brief over de resultaten van de CM22. Niettemin investeert Nederland minder via ESA dan op basis van ons bbp-aandeel (4,7%) mogelijk zou zijn. Daarom zal in het kader van de gewijzigde motie Van Strien7 c.s. een budgettaire verkenning worden meegenomen bij de uitwerking van de Lange Termijn Ruimtevaartagenda in 2023.
Hoe wilt u borgen dat we aan de ene kant in Nederland over eigen broeikasgasdata blijven beschikken, hetgeen gelet op het toenemende belang van strategische autonomie en onze positie op het vlak van de internationale klimaatwetenschap van groot belang is, terwijl onze deelnames aan onderzoeks- en technologieprogramma’s aan de andere kant beperkt zijn?
Tijdens de CM22 schreef Nederland € 61 miljoen in voor aardobservatie, waarvan een fors deel voor activiteiten op het gebied van emissiemonitoring. Daarmee kan het Nederlandse ruimtevaartcluster op de korte termijn blijven investeren in de volgende generatie emissiemonitoringtechnologie en de wetenschappelijke en commerciële toepassingen van aardobservatie. Daarbij is de toegang tot broeikasgasdata via het EU-Copernicusprogramma geborgd. Voor de langere termijn volgt het kabinet met interesse de ontwikkeling van een aardobservatievoorstel voor de 3e tranche van het Nationaal Groeifonds door het Climate SpaceNL-consortium.
Hoe belangrijk vindt u, gegeven de geopolitieke ontwikkelingen, de eigen onafhankelijke Europese toegang tot de ruimte?
Het kabinet ondersteunt de onafhankelijke Europese toegang tot de ruimte. De urgentie hiervan is groter dan ooit in het licht van recente geopolitieke ontwikkelingen. Daarom heeft Nederland tijdens de CM22 € 44 miljoen ingeschreven in het draagrakettenprogramma. Daarmee draagt Nederland bij aan autonome Europese toegang tot de ruimte.
Is de Nederlandse inzet in het kader van de European Space Agency (ESA) voldoende voor de noodzaak van gegarandeerde en onafhankelijke Europese toegang tot de ruimte (Ariane 6, Vega-C en nog te ontwikkelen lanceerders)?
Ja. De Nederlandse inschrijving tijdens de CM22 in het draagrakkettenprogramma is in lijn met het aandeel van Nederlandse bedrijven in het Ariane- en Vega-programma en daarmee naar verwachting voldoende voor het garanderen van onafhankelijke Europese toegang tot de ruimte.
Bent u het, gelet op de strategische relevantie van ruimtevaart, erover eens dat ruimtevaart op het hoogste ambtelijke niveau binnen de verschillende relevante departementen belegd moet worden? Zo ja, is dat nu het geval?
Het Nederlandse ruimtevaartbeleid wordt voorbereid binnen de Interdepartementale Commissie Ruimtevaartbeleid (ICR), waarin alle relevante ministeries en het NSO op hoog ambtelijk niveau zijn vertegenwoordigd. Dit neemt niet weg dat we in 2023 gaan verkennen of deze governance in voldoende mate recht doet aan de groeiende relevantie van ruimtevaart, ook in het licht van de nieuwe Lange Termijn Ruimtevaart Agenda. Daarover zal ik uw Kamer in 2023 informeren.
Een Wob-verzoek op 7 november 2022 |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met een e-mail verstuurd (en vrijgegeven als onderdeel van een Wob-verzoek op 7 november 2022) op woensdag 14 juli 2021 (om 11:32) met daarin de volgende zin: «Fijn dat je ook mailt maar mijn Forum adres. Mijn EZK email houd ik niet regelmatig bij»?1
Ja.
Is het correct dat deze e-mail is verzonden vanaf een mailadres (@weforum.org) dat hoort bij het World Economic Forum (WEF)?
Ja.
Is het correct dat de verzender van deze e-mail (op dat moment) ook een e-mailadres van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) heeft?
Ja.
Kunnen we daaruit concluderen dat de verzender (op dat moment) in dienst was (als rijksambtenaar?) van het Ministerie van EZK? Zo nee, waarom heeft de verzender het dan over «mijn EZK email»?
Ja.
Op welke wijze is de verzender aan zijn of haar WEF-e-mailadres gekomen? Is dit gebeurd op initiatief van het Ministerie van EZK?
Voor de bijdrage aan het Global Coordinating Secretariat voor de Food Innovation Hubs verwijs ik uw Kamer naar de bijlage bij de brief aan uw Kamer van 26 januari 2022 van Minister Staghouwer (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1390) met antwoorden op de vragen van het lid Van Houwelingen (Forum voor Democratie) ingezonden op 30 december 2021. De bijdrage omvat een detachering vanuit EZK voor het ontwikkelen van het Global Coordinating Secretariat en daarmee de Food Innovation Hubs.
Waarom maakt de verzender gebruik van zowel een e-mailadres van het Ministerie van EZK als een e-mailadres van het World Economic Forum? Kunnen we hieruit opmaken dat de verzender tegelijkertijd werkt voor het Ministerie van én het World Economic Forum? Wordt het salaris van de verzender betaald door het ministerie of door het WEF? Is de verzender wellicht vanuit het ministerie gedetacheerd bij het World Economic Forum? Waarom is dat het geval?
Zie antwoord vraag 5.
Hoeveel ambtenaren, in dienst van het Ministerie van EZK, hebben, naast hun e-mail van het ministerie, ook de beschikking over een e-mailadres van het WEF (met extensie @weforum.org)? Hoeveel kabinetsleden hebben de beschikking over een e-mailadres van het WEF (met extensie @weforum.org)?
Eén, in het kader van de detachering voor de invulling van het Global Coördinating Secretariat voor de Food Innovation Hubs.
Er zijn geen kabinetsleden die de beschikking hebben over een e-mail adres van het WEF.
Wordt mailverkeer dat door rijksambtenaren wordt verstuurd vanaf een @weforum.org mailadres naar een ander @weforum.org mailadres door de rijksoverheid gearchiveerd? Zijn deze mails voor Kamerleden of journalisten opvraagbaar?
Mailverkeer tussen @weforum.org-mailadressen vallen buiten de archieven die het kabinet beheert omdat dit mailverkeer betreft van een externe organisatie. Deze documenten zijn daarom niet opvraagbaar op grond van de Wet open overheid of op grond van de inlichtingenplicht van artikel 68 van de Grondwet.
Een uitzondering hierop doet zich voor wanneer een gedetacheerde ambtenaar abusievelijk departementale correspondentie verzendt vanaf een @weforum.org-mailadres. In dat geval wordt de correspondentie geacht te hebben plaatsgevonden namens de verantwoordelijk bewindspersoon. Ook kan het voorkomen dat mailwisselingen tussen @weforum.org-mailadressen worden doorgestuurd naar ambtenaren en als binnenkomende correspondentie worden gearchiveerd. Ik merk op dat al het mailverkeer met dit karakter openbaar is gemaakt in het Woo-besluit waaraan wordt gerefereerd.
Tot slot, hoeveel ambtenaren van het minsterie van EZK (en andere ministeries) zijn betrokken bij het «interdepartementale kernteam WEF Innovatie hubs»?
In totaal zijn twee ambtenaren vanuit EZK en drie vanuit LNV betrokken.
Het bericht ‘Scheepsbouwer IHC zet kroonjuweel in etalage’ |
|
Chris Stoffer (SGP), Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat scheepsbouwer IHC de winstgevende dochteronderneming IQIP te koop heeft gezet?1
Welke invloed heeft de ontwikkeling bij IHC op de toekomst van de Nederlandse maritieme sector en welke invloed heeft deze ontwikkeling op het verminderen van strategische kwetsbaarheden?
Zoals ook in 2020 aan u in de «Kamerbrief over de bijdrage van de Staat aan de continuïteit van het bedrijf IHC» met kenmerk DGBI / 20128391, vermeld, heeft Royal IHC een belangrijke rol in het maritieme ecosysteem vanwege de hoogwaardige technologische kennis en kunde.
Bent u in gesprek met de maritieme sector om eventueel verlies van cruciale kennis en kunde binnen de Nederlandse maritieme industrie op te vangen alvorens deze verloren gaat (door bijvoorbeeld gedwongen verkoop)? Zo nee, bent u bereid in gesprek te gaan?
Ik ben continu in gesprek met de maritieme sector over ontwikkelingen in de sector waarbij ook aandacht is voor de kennispositie. Daarnaast ben ik voornemens om samen met de sector een sectoragenda voor de maritieme maakindustrie op te stellen, zoals verwoord tijdens de begrotingsbehandeling EZK op 22 en 23 november jongstleden en zoals aangegeven in het antwoord op vraag 15.
Meer specifiek ben ik in gesprek met Royal IHC over de situatie bij het bedrijf, waarbij ook de mogelijke verkoop van IQIP aan de orde komt.
In hoeverre zorgt de participatie van de overheid in IHC ervoor dat de overheid invloed kan uitoefenen op het beleid ten aanzien van de verkoop van IQIP?
De Staat is geen aandeelhouder in IHC. Bij de steunoperatie in 2020 heeft de Staat wel invloed bedongen op de verkoop van IQIP. Hoe ver deze invloed reikt, betreft bedrijfsvertrouwelijke informatie die derhalve niet gedeeld wordt.
Is het correct dat met de opbrengsten van IQIP een deel van de schuldenlasten wordt verlaagd, zoals gesteld in het artikel? Zo ja, door welke schuldenlast (overheid en/of privaat) ziet IHC zich genoodzaakt IQIP te koop aan te bieden? Worden daarmee ook schulden bij de overheid afgelost?
Royal IHC is een privaat bedrijf. Het is derhalve niet aan de overheid om financiële en/of bedrijfsinformatie van een privaat bedrijf openbaar te maken. Voor zover het aflossingen van Royal IHC aan de Staat betreft zullen deze openbaar worden gemaakt door de rapportages van Atradius Dutch State Business en via de Rijksbegroting.
Kunt u een overzicht geven van de uitstaande schulden van IHC bij de Nederlandse overheid en kunt u dat overzicht uitsplitsen naar o.a. garanties, (lang)lopende leningen en liquiditeitsproducten? Kunt u bovendien een overzicht geven van additionele steun via de subsidie mobiliteitssector die IHC heeft ontvangen? Indien dit niet openbaar kan, kunt u de Kamer hierover dan vertrouwelijk informeren?
Op dit moment heeft Atradius Dutch State Business voor 107 miljoen euro aan verplichtingen uitstaan op Royal IHC. Dit is inclusief een achtergestelde lening van 67 miljoen euro. Het Ministerie van EZK heeft 73 miljoen euro aan verplichtingen uitstaan. Dit bestaat voor 68 miljoen euro aan garanties via de GO-regeling plus een achtergestelde lening van 5 miljoen euro.
Daarnaast heeft Royal IHC (als verzekerde) ook verzekeringspolissen bij de Export Krediet Verzekering (EKV) gerelateerd aan diens afnemers. Het gaat hier bijvoorbeeld om koperskredieten en fabricagerisico. De exposure van Royal IHC bij Atradius Dutch State Business voor financieringen van transacties bedraagt 1.847 miljoen euro. Dit is het risico dat Atradius Dutch State Business loopt op de debiteuren/kopers van de transacties van Royal IHC. Van het obligo heeft 877 miljoen euro betrekking op lopende polissen en 970 miljoen euro op dekkingstoezeggingen.
De subsidieregeling R&D Mobiliteitssectoren (RDM) is in 2021 eenmalig opengesteld. Er zijn acht projecten geselecteerd, waarvan er drie onder het thema maritiem vallen. Royal IHC neemt als partner deel aan twee van deze drie maritieme projecten. Dit betreffen de projecten MENENS (gericht op methanol als brandstof voor de scheepvaart) en SH2IPDRIVE (gericht op waterstof als energiebron voor de scheepvaart). Royal IHC heeft voor hun deelname aan deze twee projecten een subsidie van 1.640.645 euro ontvangen.
Kunt u ingaan op de risico’s en overwegingen van het in 2020 gekozen (en verhoogde) risicoprofiel, dat door de Algemene Rekenkamer wordt geraamd op 895,9 miljoen euro, waarmee het geen zekerheid is dat een faillissement alsnog wordt voorkomen?2 Erkent u bovendien dat dit scenario urgent wordt in het licht van berichtgeving over verdere verliezen, ontslagen en noodgedwongen verkoop van IQIP?
De risico’s en overwegingen van de steunoperatie uit 2020 zijn gecommuniceerd via de Kamerbrief «Kamerbrief over de bijdrage van de Staat aan de continuïteit van het bedrijf IHC» met kenmerk DGBI / 20128391. Genoemde redenen voor interventie waren de rol van Royal IHC in de maritieme industrie, de gemoeide werkgelegenheid en schadebeperking gezien de blootstelling van de Staat uit hoofde van exportkredietverzekering. De Staat is voortdurend in gesprek met de onderneming – en diens financiers.
Hoe beoordeelt u de levensvatbaarheid van IHC in het licht van huidige marktpotentieel en de positie van China binnen de maritieme sector?
Het is niet aan de Staat om een oordeel te verschaffen over de levensvatbaarheid van een privaat bedrijf.
Welk financieel risico loopt de staat op dit moment als IHC verder in de problemen komt?
Zie het antwoord op vraag 6.
Kunt u aangeven wat er gaat gebeuren met de IHC-werf in Krimpen aan den IJssel? In hoeverre zijn er kansen om deze werf te blijven benutten, bijvoorbeeld voor onze defensie-industrie?
De werf van Royal IHC in Krimpen aan den IJssel is tijdelijk «in slaapstand» gebracht. Wat er vervolgens met deze werf gaat gebeuren, is aan het bedrijf zelf.
De werf van Royal IHC in Krimpen aan den IJssel is een scheepshelling voor de bouw van nieuwe schepen. De bouw van marineschepen is daar in beginsel mogelijk, als deze op de scheepshelling passen. Onderhoud uitvoeren op een scheepshelling is echter niet mogelijk.
Acht u het belangrijk dat IQIP in Nederlandse of Europese handen blijft, specifiek in het kader van het beschermen van strategische belangen en het versterken van onze concurrentiepositie? Zo ja, hoe zet u zich hiervoor in?
De Nederlandse economie is een open economie, hetgeen onze concurrentiepositie, innovatie en welvaart ten goede komt.
Indien een overname of investering leidt tot risico’s voor de nationale veiligheid, beschikt het kabinet over maatregelen om deze risico’s te mitigeren, waaronder de Wet veiligheidstoets investeringen fusies en overnames (Wet vifo). IQIP valt in principe niet onder de werkingssfeer van de Wet vifo, zoals hierna wordt aangegeven bij het antwoord op vraag 13.
Bent u bereid om voordat IQIP verkocht wordt binnen het Nederlandse maritieme cluster te sonderen hoe de kennis en kunde binnen de sector het beste behouden kan worden?
In het eerste half jaar van 2023 wordt een sectoragenda voor de maritieme maakindustrie opgesteld, waarvan ook het behoud van de kennis en kunde van de sector onderdeel is.
Valt een eventuele verkoop van IQIP onder de werkingssfeer van de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames?
Een eventuele verkoop van IQIP valt in principe niet onder de werkingssfeer van de Wet vifo. Onder de reikwijdte van de Wet vifo vallen vitale aanbieders en bedrijven die actief zijn op het gebied van dual-use technologie (technologie voor tweeledig gebruik in de zin van de EU Dual-Use Verordening (EUR2.021/821)). Dit is niet het geval bij IQIP.
Wordt deze ontwikkeling bij IHC meegenomen in de aangekondigde scenario-studie naar de invloed van China op de toekomstige Nederlandse maritiem-logistieke hubfunctie?
Nee, de ontwikkelingen bij de maritieme maakindustrie zijn niet meegenomen in de scenario-studie naar de Nederlandse maritieme-logistieke hub functie3. Onder deze functie wordt verstaan alles wat samenhangt met het vervoer, de opslag en de logistieke en maritieme dienstverlening – inclusief toegevoegde waarde logistiek – van goederen met een overzeese herkomst of bestemming. Het is het complex van logistieke functies rondom de belangrijkste maritiem-logistieke hub in ons land: de Rotterdamse haven. De scenario-studie is inmiddels afgerond en gepubliceerd.
Bent u bereid om samen met de maritieme sector een sectorspecifieke agenda te ontwikkelen voor de sector in bredere zin om de innovatieve aanjagersrol van bedrijven en werkgelegenheid zeker te stellen en de Kamer hierover begin 2023 te informeren?
Ik ben bereid samen met de sector een sectorspecifieke agenda te ontwikkelen, die in het bijzonder ook in zal gaan op de marinebouw. Daarbij zullen innovatie en werkgelegenheid worden meegenomen. Bij het opstellen en vervolgens uitvoeren van deze sectoragenda ligt een groot deel van de verantwoordelijkheid bij de sector zelf. Deze agenda zal ik rond de zomer met uw Kamer delen.
Het bericht ‘iPhone 14 kan vanaf nu noodoproepen sturen via satellieten’ |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «iPhone 14 kan vanaf nu noodoproepen sturen via satellieten»?1
Ja.
Hoe kijkt u naar deze ontwikkeling? Juicht u het toe dat een dergelijke dienst op termijn ook in Nederland beschikbaar komt?
Wij kijken altijd naar nieuwe ontwikkelingen om de bereikbaarheid van hulpdiensten te verbeteren. Maar dat doen we wel vanuit de Nederlandse context. Dus ook rekening houdend met de uitstekende dekking die mobiele netwerken in Nederland hebben, waarbij iedere telefoon via elke provider met de 112-centrale kan bellen, ook als de eigen provider geen dekking heeft op de plek waar men zich bevindt. Op dit moment is moeilijk te zeggen of deze dienst een toegevoegde waarde heeft.
Zijn er andere initiatieven bij u bekend, die gebruikmaken van nieuwe technologieën, die ervoor kunnen zorgen dat betere communicatie met bijvoorbeeld hulpdiensten mogelijk is op plekken met slecht mobiel bereik?
Een voorwaarde om mobiel te kunnen communiceren, is dat er enig mobiel bereik is, via een van de Nederlandse providers. Bellen naar 112 via wifi is een recente ontwikkeling die een alternatief biedt als mobiele dekking binnenshuis te wensen over laat, hiervoor verwijs ik naar mijn brief van 28 juni 2022.2
Wat vindt u ervan dat bij noodoproepen via deze nieuwe dienst in sommige gevallen eerst contact wordt gemaakt met Apple-callcenters? Wat zijn hiervan de mogelijke voor- en nadelen?
Deze noodoproepen gaan in eerste instantie via een Apple-contactcenter, als de alarmcentrale zelf geen SMS kan ontvangen. Dat is niet echt handig, nog afgezien van alle privacygevoelige informatie die soms moet worden uitgewisseld. Ook is niet zeker dat deze dienst in alle gevallen volledig gratis blijft voor de gebruikers en alarmcentrale, zoals de Europese regelgeving voorschrijft. Een ander mogelijk nadeel van deze dienst is dat bijvoorbeeld het telefoonnummer niet wordt doorgegeven.
Biedt deze ontwikkeling een kans voor Nederland om de gebrekkige bereikbaarheid van 112 in sommige gebieden te verbeteren?
Deze dienst biedt enkel een zeer eenvoudige oplossing voor wie buiten staat, met vrij zicht naar boven. Dus niet gehinderd door gebladerte, steile wanden of bebouwing. Je kunt namelijk enkel via SMS-berichten communiceren. Verder moet je je telefoon met de hand richten op een satelliet gedurende het verzenden of ontvangen van je SMS-bericht. Je telefoon geeft aan welke kant je op moet richten. Tijdens het verzenden moet je de satelliet met je telefoon blijven volgen. In dat opzicht verwacht ik niet dat deze dienst echt veel toevoegt aan de bereikbaarheid van 112 in Nederland.
Ziet u voor de overheid een rol weggelegd om dergelijke technieken te omarmen en te adapteren, zodat deze technieken ook publiek beschikbaar komen?
Zaken als de bereikbaarheid van 112 zijn zaken die we vooral op EU-niveau moeten oppakken. Het zou ook niet goed zijn om voorop te lopen bij een nieuwe ontwikkeling die slechts door één leverancier ondersteund wordt, vanwege de marktverstorende effecten daarvan.
Is al uitvoering gegeven aan de toezegging uit de brief2 over de uitvoering van de motie van de leden Inge van Dijk en Rajkowski over het ontsluiten van de «witte gebieden»3 en de motie van het lid Inge van Dijk c.s. over technologische alternatieven voor snel internet onderzoeken4 om te onderzoeken of er een centrale plek kan komen waar mensen melding kunnen doen van gebrekkige bereikbaarheid van 112?
Er is nog geen uitvoering gegeven aan het voornemen om te onderzoeken of er een centrale plek kan komen waar mensen melding kunnen doen van gebrekkige bereikbaarheid van 112. Het is de bedoeling om in de loop van 2023 het aangekondigde onderzoek op te pakken. De afgelopen tijd is prioriteit gegeven aan een ander onderdeel van de aangekondigde acties om de bereikbaarheid van 112 te waarborgen en verbeteren. Namelijk zeker stellen dat de ondersteuning van bellen via 4G («VoLTE») op orde komt. Dit is essentieel om ervoor te zorgen dat de voorgenomen afschakeling van 2G en 3G niet gaat leiden tot een verslechtering van de bestaande bereikbaarheid van 112. De Kamer had daar ook aandacht voor gevraagd tijdens het Commissiedebat Telecomraad van 31 mei jl. en er is toen toegezegd om daaraan te gaan werken. Met VoLTE kan bovendien een kleine verbetering in de bereikbaarheid van 112 worden bereikt. Er is aldus voor gekozen om de beschikbare capaciteit eerst in te zetten op het waarborgen van de bestaande bereikbaarheid van 112.
De energie-intensieve bedrijven in de Eemshaven |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten dat de industrie in de Eemsdelta vreest voor een domino-effect van omvallende bedrijven en met de brandbrief vanuit de regio om de Eemsdelta te steunen?1
Ja. Naar aanleiding hiervan ben ik op dinsdag 15 november hierover in gesprek gegaan met een delegatie van de industrie in de Eemsdelta.
Welke ondersteuning gaat u geven voor bedrijven die tijdelijk productie af moeten bouwen of stil moeten leggen? Graag een gedetailleerd antwoord.
Nog voor het einde van dit jaar wil ik uw Kamer informeren over de impact van de energiecrisis op de energie-intensieve industrie. Daarbij zal ik ingaan op het handelingsperspectief om de problemen in de energie-intensieve industrie te adresseren.
Maakt Nederland net als Duitsland en Frankrijk gebruik van het EU-steunkader dat hulp aan industrie-ondernemingen toestaat? Graag een gedetailleerd antwoord.
Zie antwoord vraag 2.
Wat zijn de effecten in de basischemie en bij de productie van vitale producten wanneer een bedrijf in de keten omvalt? Graag een gedetailleerd antwoord.
De exacte keteneffecten zijn moeilijk te voorspellen. Het lijkt er vooralsnog op dat bedrijven die hun productie hebben teruggeschroefd of stopgezet hiertoe gedwongen zijn door het aanbod van goedkopere importgoederen. Dit laat zien dat er in de waardeketen substituten voorhanden zijn. Het wegvallen van de productie van bijproducten die niet substitueerbaar zijn kunnen leiden tot significante keteneffecten. In de Kamerbrief over de impact van de energiecrisis op de energie-intensieve industrie ga ik hier verder op in.
Wanneer wordt de indirecte kostencompensatie voor hoge CO2-uitstoot waar ondernemingen recht op hebben uitgekeerd? Graag een gedetailleerd antwoord.
De indirecte kostencompensatie ETS is een compensatie aan internationaal concurrerende industriebedrijven uit enkele specifieke sectoren met een hoog stroomverbruik. Vanwege het Europese emissiehandelssysteem maken de energiebedrijven extra kosten die zij aan hun klanten, waaronder industriebedrijven, doorberekenen. Om weglek van Europese productie naar landen buiten de EU te voorkomen mogen EU-lidstaten deze indirecte kostencompensatie ETS aanbieden aan sectoren waarvan de EC heeft vastgesteld dat zij een weglekrisico kennen vanwege het ETS. In Nederland is die compensatie in een subsidieregeling gevat. Een onderneming heeft recht op uitkering van deze compensatie van kosten die het in een jaar gemaakt heeft indien de regeling in het navolgende jaar wordt opengesteld en het bedrijf een geldige aanvraag indient en aan de geldende voorwaarden voldoet. Compensatie met betrekking tot indirecte emissiekosten gemaakt in het ene jaar moet op basis van de richtsnoeren van de Europese Commissie in het navolgende jaar uitgekeerd worden. RVO verwerkt en beoordeelt momenteel alle ingediende aanvragen. Aan sommige bedrijven is de compensatie reeds uitgekeerd; de overige bedrijven zullen voor het eind van het jaar compensatie ontvangen. Er is geen budget voorhanden om de regeling na 2022 nogmaals open te kunnen stellen.
De motie-Omtzigt (Kamerstuk 36200, nr. 118) |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
|
Herinnert u zich de motie van het lid Omtzigt c.s. over ervoor zorgen dat energiebedrijven onder het prijsplafond een vergoeding krijgen op basis van de inkoopprijs met een kleine mark-up gebaseerd op reële kosten, die op 11 oktober 2022 met 141 stemmen voor is aangenomen?1 Kunt u aangeven hoe die wordt uitgevoerd?
Ja. Op dit moment worden gesprekken gevoerd met de energieleveranciers over hoe te komen tot een vorm van margetoetsing bij de uitvoering van de prijsplafondregeling voor 2023. Hiermee wordt invulling gegeven aan een waarborg dat er geen overwinsten plaatsvinden bij de energieleveranciers.
Herinnert u zich de motie van het lid Omtzigt c.s. over bij de uitwerking van het prijsplafond een voorstel doen voor situaties waarin er meerdere huishoudens per aansluiting zijn, die op 11 oktober 2022 met 150 stemmen voor is aangenomen?2
Ja.
Kunt u aangeven hoe u deze motie over blokverwarming en andere situaties waarin er meerdere huishoudens per aansluiting zijn, gaat uitvoeren?
Een oplossing voor blokaansluitingen heeft de hoogste prioriteit van het kabinet. Zoals ook aangegeven in mijn Kamerbrief van 7 november jl. (Kamerstuk 36 200 nr. 162) wordt op dit moment onder coördinatie van de Belastingdienst hard gewerkt aan een oplossing voor blokaansluitingen.
Kunt u de uitstaande schriftelijke vragen van 17 oktober 2022 over het energieplafond en blokverwarming en van 27 oktober 2022 over de 190 euro regeling voor huishoudens in november en december 2022 per ommegaande, dus tezamen met deze schriftelijke vragen, beantwoorden?
De antwoorden op de schriftelijke vragen over de 190 euro regeling heeft u ontvangen op 10 november (Kamerstuknummer 2022D46616).
Herinnert u zich dat u per nota van wijziging ongeveer 5 miljard euro aan tijdelijke verlaging van belasting op energie in het belastingplan heeft teruggedraaid om dat geld vrij te maken voor het energieplafond?
Ja.
Herinnert u zich dat u daarmee bijvoorbeeld effectief de energiebelastingen op gas verhoogt en dat de btw op energie daardoor op 1 januari 2023 stijgt van 9 naar 21% en de heffingskorting (de belastingkorting) daardoor fors daalt op 1 januari 2023 en dat de energierekening daardoor fors stijgt?
De verlagingen zoals die in 2022 van toepassing waren worden in 2023 niet verlengd.
Wat is, indien het energieplafond niet ingaat op 1 januari 2023, uw plan B?
De intentie van het kabinet is dat het energieplafond ingaat op 1 januari 2023.
Houdt u er rekening mee de belastingpercentages op energie alsnog aan te passen in 2023 om huishoudens lucht te geven? Zo ja, is het dan wel verstandig om het belastingplan te behandelen en daarover te stemmen in de komende week? Zo nee, weet u dat zeker?
Nee, op dit moment is dat niet iets waar ik van uit ga.
Kunt u deze vragen voor dinsdag 8 november om 15:00 uur beantwoorden in verband met de regeling van werkzaamheden, die om ongeveer 15:45 uur aanvangt en waarin besloten dient te worden over de debatten in de komende week?
Door de vele andere Kamervragen en debatvoorbereiding is het niet gelukt om de vagen voor 8 november te beantwoorden.
Het bericht 'Achterlijke situaties bij glastuinders, eerste bedrijven stoppen' |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
Bent u bekend met het artikel van Nieuwe Oogst «Achterlijke situaties bij glastuinders, eerste bedrijven stoppen»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht?
Het is bekend dat de gestegen energiekosten een grote impact hebben op de glastuinbouw. Dit heeft ook een effect op de keuzes die ondernemers maken, zoals extensivering, bedrijfsbeëindiging of elektriciteitslevering. Dit wordt ook beschreven in de tweede verkenning van WEcR van de mogelijke inkomenseffecten van de oorlog in Oekraïne voor bedrijven in de land- en tuinbouw die u op 9 november heeft ontvangen.2 Exacte cijfers zijn niet bekend, mede doordat er grote verschillen binnen de sector bestaan.
Meerdere ondernemers gaan stoppen met hun bedrijf of zijn genoodzaakt de productie aanzienlijk terug te schroeven, wat gaat dit volgens u betekenen voor het aanbod van groenten, zoals tomaten, paprika’s en komkommers?
Indien productie wordt verlaagd of beëindigd zal het aanbod van producten uit de glasgroententeelt afnemen. Mogelijk wordt het weggevallen aanbod vervangen door groenten uit het buitenland. In de eerder aangehaalde verkenning wordt uitgegaan van volumedalingen in 2022 van circa 10% voor komkommers en circa 15% voor tomaten. Voor paprika’s vermoed men dat de volumes ongewijzigd zijn ten opzichte van het vorige jaar. Hierbij wordt wel een voorbehoud gemaakt, namelijk dat de landelijke arealen van de diverse teelten ook van invloed zijn om bovengenoemde volumeontwikkelingen. Daarbij is de situatie divers en zijn er ook veel telers die het winterseizoen overslaan. Dat betekent dat het aanbod van Nederlandse groenten in de winter daalt, terwijl richting zomer veel aanbod gelijktijdig op de markt komt.
Wat zijn de gevolgen van het terugschroeven van de productiecapaciteit voor de prijzen van groenten?
In algemene zin zullen prijzen stijgen wanneer het aanbod daalt. De prijzen van groenten zijn echter ook sterk afhankelijk van opbrengsten in andere landen, gezien het om een internationale markt gaat en het de vraag is in hoeverre de daling in aanbod in Nederland door producten uit andere landen opgevuld zullen gaan worden. De verwachting is dat richting zomer het aanbod van Nederlandse groenten juist weer stijgt.
Het komende tekort aan groenten gaat waarschijnlijk gecompenseerd worden door import vanuit Marokko en Spanje. Dergelijke ontwikkelingen staan haaks op de duurzaamheidsambities. Wat is uw reflectie hierop?
Bij de beantwoording van deze vraag moeten twee voorbehouden worden gemaakt. Ten eerste is er niet genoeg data voorhanden om hier sluitende uitspraken over te doen. Ten tweede is het antwoord ook afhankelijk van of het duurzaamheidsperspectief smal (broeikasgasuitstoot) of breed (zoals effecten op biodiversiteit) is.
Voor tomaten uit Spanje en Marokko geldt dat deze veelal in de buitenlucht of onder plastic worden geteeld. In vergelijking met de Nederlandse glastuinbouw betekent dat dus een vermoedelijk minder energie-intensieve teeltwijze en dat er dus ook vermoedelijk minder koolstoflekkage optreedt. Dat moet opgewogen worden tegen het transport van de producten uit zuidelijke landen. Anderzijds scoort de Nederlandse glastuinbouw in algemene zin beter op watergebruik en wordt ook veel biologische plaagbestrijding ingezet.
Door de hoge gasprijzen en het ontbreken van financiële steun verplaatsen verschillende ondernemers hun research & developtment naar landen als India, wat zijn de gevolgen hiervan op onze concurrentiepositie?
Vanwege de uiteenlopende bedrijfssituaties en afhankelijkheden met de rest van de keten is het moeilijk om generieke uitspraken te doen over de specifieke gevolgen voor de concurrentiepositie. Enerzijds betekenen de hoge energieprijzen dat de glastuinbouw minder concurrerend wordt. Anderzijds zal, voor zover er concurrentie plaatsvindt met buitenlandse energie-intensieve glastuinbouw, dit effect ook gelden voor het buitenland.
In een ledenenquête van glastuinbouw Nederland geeft 8% van de ondernemers aan dit jaar faillissement aan te moeten vragen, wat zijn hiervan de gevolgen voor onze hoogwaardige tuinbouwcluster?2
Het is vanwege de uiteenlopende bedrijfssituaties en afhankelijkheden met de rest van de keten moeilijk om generieke uitspraken te doen over wat het effect is van faillissementen op de rest van het cluster. In algemene zin kan gesteld worden dat een disruptie zoals de energiecrisis negatief is voor het cluster, dit heeft immers ook effect op de keten van toeleveranciers en afnemers. Daarbij kunnen de hoge kosten leiden tot minder investeringsruimte. Door de diversiteit binnen de sector is het lastig in te schatten wanneer een dusdanig keteneffect optreedt dat het cluster als geheel wordt bedreigd.
Kunt u vertellen waarom de motie van de leden Grinwis en Erkens over een tijdelijke correctieregeling duurzame warmte in het leven roepen (Kamerstuk 29 023, nr. 322)?
Helaas lijkt er een deel van de vraag weggevallen. Ik ga er daarom vanuit dat de vraag ziet op de stand van zaken van de afhandeling van de motie. Ik verwacht uw Kamer op korte termijn over de uitvoering van de motie te kunnen informeren.
Vanwege de hoge energieprijzen en het uitblijven van afdoende financiële steun is er geen kapitaal om te investeren in verdere verduurzamingsmaatregelen, wat zijn de gevolgen hiervan op de energietransitie?
Het is vanwege de uiteenlopende situaties op bedrijfsniveau lastig te zeggen wat het effect is van de energiecrisis op de energietransitie. Wel worden via verschillende instrumenten middelen vrijgemaakt voor de energietransitie in de glastuinbouw, zo is het budget voor subsidie op energiebesparende maatregelen opgehoogd naar € 60 mln. om zoveel mogelijk aanvragen te kunnen honoreren. Tegelijk wordt met Glastuinbouw Nederland en Greenports Nederland gesproken over mogelijkheden om de energietransitie te versnellen. Voorts kan ik u melden dat eraan gewerkt wordt dat de Borgstelling MKB-Landbouwkredieten zo gauw als de staatssteun-goedkeuring verkregen wordt, tijdelijk een optie gaat bieden voor glastuinbouwbedrijven die vanwege de hoge energieprijzen over aanvullend werkkapitaal moeten kunnen beschikken om in bedrijf te kunnen blijven. De Kamer is daarover in een aparte brief van mijn collega’s van EZK en LNV (2022Z25539) uitgebreider geïnformeerd.
Kunt u elke vraag afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoorden?
Het is vanwege de benodigde afstemming helaas niet gelukt om aan dit verzoek te voldoen.
De dieselprijs |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u zich er bewust van dat diesel inmiddels duurder is dan benzine?1
Ja.
Klopt het dat de van oudsher goedkope dieselprijs, ten opzichte van de benzineprijs, een van de redenen is voor de hogere motorrijtuigenbelasting op dieselauto’s in vergelijking met benzine auto’s?
Het klopt niet dat de lage dieselprijs wordt gecompenseerd door de motorrijtuigenbelasting (mrb) voor dieselvoertuigen. De mrb voor dieselvoertuigen is hoger ten opzichte van de mrb voor benzinevoertuigen om te compenseren voor de lagere dieselaccijns ten opzichte van de benzineaccijns.
Bent u voornemens dieselrijders te compenseren voor de extreem hoge dieselprijzen, bijvoorbeeld door het verlagen van de motorrijtuigenbelasting op dieselauto’s? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft in het Belastingplan 2023 reeds een maatregelenpakket voorgesteld om mensen en bedrijven tegemoet te komen voor stijgende energieprijzen (waaronder diesel). Het pakket bevat bijvoorbeeld accijnsverlagingen tot 1 januari 2024.
Het bericht ‘Chinese TikTok-medewerkers krijgen toegang tot data Europese gebruikers’ |
|
Queeny Rajkowski (VVD), Hind Dekker-Abdulaziz (D66), Farid Azarkan (DENK), Danai van Weerdenburg (PVV), Henri Bontenbal (CDA), Marieke Koekkoek (D66), Renske Leijten , Barbara Kathmann (PvdA), Bouchallikh , Joost Eerdmans (EénNL), Don Ceder (CU) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Chinese TikTok-medewerkers krijgen toegang tot data Europese gebruikers»?1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Kunt u een schatting geven hoeveel Nederlanders momenteel gebruik maken van TikTok? Hoeveel van deze gebruikers zijn kinderen?
In januari 2022 waren er ongeveer drie miljoen Nederlandse gebruikers van TikTok.2 De minimumleeftijd voor het gebruik van TikTok, volgens het beleid van TikTok, is 13 jaar. Bij TikTok is nagevraagd hoeveel van de gebruikers in Nederland minderjarig zijn. Hierbij heeft TikTok aangegeven dat zij deze informatie niet openbaar kunnen maken, omdat het voor TikTok bedrijfsgevoelige informatie betreft. Het is moeilijk met zekerheid vast te stellen hoeveel van de Nederlandse gebruikers minderjarig zijn. Hierbij speelt een rol dat de juistheid van de door gebruikers opgegeven leeftijd door TikTok niet wordt geverifieerd. Minderjarigen kunnen zich daarom als meerderjarigen voordoen. Uit onderzoek van de Britse (telecom) toezichthouder Office of Communications (Ofcom) bleek vorige maand dat één op de drie Britse kinderen een sociale media-account voor volwassenen heeft.3 Naar alle verwachting zijn er ook in Nederland kinderen die een account voor een volwassene hebben.
Welke medewerkers hebben toegang tot de verzamelde informatie? Klopt het dat een deel van de medewerkers van TikTok een dubbelrol hebben bij de Chinese Communistische Partij en dat dus de Chinese overheid toegang krijgt tot al deze persoonlijke informatie?
Op dit moment weten we niet welke medewerkers van TikTok toegang hebben tot welke gegevens. TikTok is benaderd om hier meer informatie over te geven, maar TikTok heeft aangegeven hier geen antwoord op te kunnen geven. Uiteraard zou ik het absoluut onacceptabel vinden als persoonsgegevens in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) worden doorgegeven aan de Chinese overheid.
De voorwaarden waaronder persoonsgegevens vanuit de EU naar derde landen kunnen worden doorgegeven liggen vast in de AVG. Doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen, waaronder China, dient plaats te vinden volgens hoofdstuk V van de AVG. Of er bij TikTok sprake is van een onrechtmatige doorgifte, is niet aan mij of dit kabinet om vast te stellen, maar aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) of diens collega in de lidstaat waar TikTok haar hoofdzetel heeft.
Momenteel doet de Ierse toezichthouder (DPC) als leidende autoriteit van de EU onderzoek naar de wijze waarop TikTok persoonsgegevens verwerkt. Het betreft een tweetal onderzoeken. Het eerste onderzoek richt zich op de verwerking van persoonsgegevens van minderjarige gebruikers in de context van de platforminstellingen van het TikTok-platform met betrekking tot accounts van gebruikers jonger dan 18 jaar en leeftijdsverificatiemaatregelen. Het onderzoek gaat ook na of TikTok heeft voldaan aan de transparantieverplichtingen van de AVG in het kader van de verwerking van persoonsgegevens van gebruikers jonger dan 18 jaar. Het tweede onderzoek richt zich op de overdracht door TikTok van persoonsgegevens naar derde landen waaronder China en de naleving van de vereisten van de AVG voor deze overdrachten.
De DPC is beide onderzoeken gestart in september 2021. De DPC heeft haar ontwerpbesluit in het eerste onderzoek begin september 2022 voorgelegd aan de toezichthouders – waaronder de AP – in de andere lidstaten. Dit maakt deel uit van het proces op grond van artikel 60 van de AVG. Voor het tweede onderzoek waar het gaat om de doorgifte naar derde landen heeft de Minister voor Rechtsbescherming de AP gevraagd om bij haar Ierse collega te vragen naar de stand van zaken van dit onderzoek.
Kunt u toelichten om wat voor een data het hier gaat? Gaat het hier om persoonsgegevens, persoonlijke voorkeuren of psychologische profielen?
Het is mij niet bekend welke gegevens op welke manier verwerkt worden en welke TikTok-medewerkers toegang hebben tot welke gegevens. TikTok geeft in zijn privacybeleid aan welke gegevens worden verzameld. In zijn beleid schrijft TikTok dat gegevens onder drie categorieën wordt verzameld: (1) informatie die de gebruiker verstrekt, (2) automatisch verzamelde informatie en (3) informatie uit andere bronnen.
Het gaat hier o.a. om profielinformatie, gebruikerscontent en informatie uit directe berichten van gebruikers, maar ook om locatiegegevens van de gebruikers, technische gegevens met betrekking tot het apparaat van de gebruiker, gebruikers informatie en cookies. Ook wordt in gevallen door adverteerders op TikTok informatie over gebruikers gedeeld met TikTok.4
Acht u het wenselijk dat de Chinese overheid toegang heeft tot dit soort informatie, met name ook over kinderen?
Zoals ik in antwoord op vraag 3 schreef, zou ik het absoluut onacceptabel vinden als persoonsgegevens in strijd met de AVG worden doorgegeven aan de Chinese overheid. Binnenkort ga ik met TikTok in gesprek in het kader van een serie gesprekken met verschillende grote tech-bedrijven. In dat gesprek zullen de hierboven genoemde uitgangspunten bij TikTok onder de aandacht worden gebracht.
Bent u bereid om TikTok per direct op te roepen geen gegevens van Europese gebruikers opgeslagen binnen de Europese Unie met China te delen?
Zoals gemeld in antwoord op vraag 3 kan doorgifte van persoonsgegevens in derde landen rechtmatig plaatsvinden, mits voldaan aan de voorwaarden van hoofdstuk V van de AVG. Op 18 juni 2021 heeft het Europees Comité voor Gegevensbescherming (EDPB) richtsnoeren vastgesteld die beogen bedrijven en organisaties handvatten te bieden bij de beoordeling welke aanvullende maatregelen zij kunnen treffen bij de verwerking – waaronder doorgifte – van persoonsgegevens met derde landen om te voldoen aan de voorwaarden van de AVG.
Ik vind het onacceptabel indien gegevens van Nederlandse burgers onrechtmatig worden gedeeld met de Chinese overheid. Binnenkort spreek ik met TikTok in het kader van een serie gesprekken met verschillende grote tech-bedrijven. De hierboven genoemde uitgangspunten zullen bij TikTok onder de aandacht worden gebracht, mede naar aanleiding van de berichtgeving hierover. Het blijft aan de onafhankelijke toezichthouder om de rechtmatigheid van gegevensverwerkingen te onderzoeken en daar op te handhaven.
Welke stappen acht u noodzakelijk richting TikTok in Nederland en de Europese Unie zolang persoonlijke gegevens terecht komen in handen van de Chinese overheid?
Het is in de eerste plaats aan de onafhankelijke toezichthouder om onderzoek te doen naar rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens, en om daar vervolgens tegen op te treden. In het stelsel van de AVG zijn geen bevoegdheden toegekend aan het kabinet. Daarbij wil ik graag opmerken dat de toezichthouder binnen de AVG een breed scala aan bevoegdheden heeft tot het nemen van corrigerende maatregelen mocht zij dat nodig achten. De toezichthouder kan bijvoorbeeld de verwerkingsverantwoordelijke of verwerker waarschuwen, berispen of gelasten een verzoek van betrokkene voor de uitoefening van zijn of haar rechten in te willigen. Ook kan er ook een geldboete worden opgelegd en de toezichthouder kan ook een tijdelijk of definitief verwerkingsverbod opleggen of gelasten de gegevensstromen naar een ontvanger in een derde land op te schorten.
Zoals gezegd in het antwoord op vraag 3, voert de DPC momenteel onderzoek uit naar of de doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen – waaronder China – voldoet aan de AVG-vereisten voor deze doorgifte. Daarnaast heeft de AP vorig jaar een boete van 750.000 euro aan TikTok opgelegd wegens het schenden van de privacy van jonge kinderen. De informatie die de Nederlandse gebruikers van TikTok kregen bij het installeren en gebruiken van de app was in het Engels en daardoor niet goed te begrijpen door jonge kinderen. Door de privacyverklaring niet in het Nederlands aan te bieden, legde TikTok onvoldoende uit hoe de app persoonsgegevens verzamelt, verwerkt en gebruikt. Tijdens het onderzoek door de AP heeft TikTok zich gevestigd in Ierland en de AP was vanaf dat moment alleen nog bevoegd om te oordelen over de privacyverklaring van TikTok, omdat de overtreding was beëindigd.
Wat betreft de inzet van TikTok voor overheidscommunicatie kan ik u melden dat de Dienst Publiek en Communicatie (DPC) van het Ministerie van Algemene Zaken (AZ) sinds september adviseert om de inzet van TikTok voor de rijksoverheid op te schorten vanwege zorgen over gegevensbescherming.
Welke stappen worden er op dit moment binnen de Europese Unie gezet om de juridische kaders ten aanzien van adequate beveiliging van data-transfers wereldwijd te verduidelijken en uit te breiden om te voorkomen dat buitenlandse inlichtingendiensten toegang krijgen tot persoonsgegevens van Europese gebruikers?
Binnen de EU zijn bepalingen uit de AVG t.a.v. adequate beveiliging van data-transfer verduidelijkt via richtsnoeren van de EDPB (zie ook antwoord op vraag 6).5 Deze richtsnoeren beogen organisaties handvatten te bieden voor veiligheidsmaatregelen bij de verwerking – waaronder doorgifte – van persoonsgegevens met derde landen om te voldoen aan de voorwaarden van de AVG. Zo worden in deze richtsnoeren praktische voorbeelden gegeven van hoe veiligheidsmaatregelen getroffen kunnen worden. In deze richtlijnen staat bijvoorbeeld hoe gegevens gepseudonimiseerd kunnen worden doorgegeven en hoe gegevens versleuteld kunnen worden om deze te beschermen tegen toegang voor overheidsinstanties van het derde land.
Welke stappen zet u richting de Europese Commissie om hier aandacht voor te vragen en actie op te ondernemen?
Zie het antwoord op vraag 10.
Hoe geeft u uitvoering aan de afspraak uit het coalitieakkoord dat we kinderen beschermen door ze het recht te geven niet gevolgd te worden en geen dataprofielen te krijgen?
Wat betreft het recht van kinderen om niet gevolgd te worden en geen dataprofiel te krijgen is Europese wetgeving van belang. In het gegevensbeschermingsrecht hebben kinderen het recht op specifieke bescherming, met name bij het gebruik van hun persoonsgegevens voor marketingdoeleinden of voor het opstellen van persoonlijkheids- of gebruikersprofielen (overweging 38 AVG). Deze bescherming zal versterkt worden door de Digital Services Act (DSA) die in 2024 in werking treedt. Het wordt dan voor zeer grote platforms zoals TikTok verboden om data van minderjarigen te verzamelen voor het profileren voor marketingdoeleinden
De Europese Commissie heeft in de geactualiseerde Better Internet For Kids (BIK+) strategie aangekondigd een EU gedragscode voor leeftijdsgeschikt ontwerpen te gaan publiceren. Deze gedragscode moet er aan bijdragen dat de verplichtingen neergelegd in de DSA en AVG worden nageleefd om zo te voorkomen dat kinderen gevolgd worden en dataprofielen krijgen. Wij zijn nauw betrokken bij deze Europese ontwikkelingen en maken ons er hard voor om de bescherming van kinderen in de digitale wereld verder te versterken.
Kunt u deze vragen nog voor het begrotingsdebat Digitale Zaken op 14 november 2022 afzonderlijk beantwoorden?2
Ja.
Het bericht ‘Gestreste ondernemer is makkelijke prooi: trap niet in fraudeval’ |
|
Queeny Rajkowski (VVD) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Gestreste ondernemer is makkelijke prooi: trap niet in fraudeval»1?
Ja.
Herkent u de trend dat fraudeurs steeds geraffineerder te werk gaan waardoor ondernemers eerder slachtoffer zijn van phishing of gijzelsoftware? Zo ja, op welke manier worden ondernemers voorgelicht over deze steeds geraffineerdere manier van werken van fraudeurs?
Ja. Uit het in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat uitgevoerde cybersecurity onderzoek Alert Online 2022 blijkt dat 56% van de onderzochte organisaties in de 12 maanden voor het onderzoek met phishing te maken heeft gehad. Dergelijke mails zijn een veel gebruikte methode om diverse vormen van criminaliteit te plegen, waaronder online fraude2 en computervredebreuk. Ransomware (ook wel gijzelsoftware genoemd) betreft een specifieke vorm van cybercrime.3 Uit het cybersecurity onderzoek Alert Online 2022 blijkt dat ongeveer 1% van de organisaties met ransomware te maken kreeg. Kleinere organisaties blijken er vaker last van te hebben dan grotere. Van de kleine organisaties betrof het 2,4%.4
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) heeft het Digital Trust Center (hierna ook: DTC) opgericht met als taak het digitaal weerbaarder maken van ondernemers tegen toenemende cyberdreigingen. Het DTC deelt via de website, social media kanalen en de DTC Community de voor ondernemers relevante algemene informatie over cyberdreigingen en kwetsbaarheden. Bedrijfsspecifieke dreigingsinformatie wordt – proactief ongevraagd en in specifieke gevallen gevraagd – gedeeld met individuele bedrijven. U bent hierover geïnformeerd in de brief van 27 juni 2022 met betrekking tot de voortgang van de informatiedienst van het DTC.5 Op deze manier kunnen bedrijven snel actie ondernemen om een cyberaanval te voorkomen of de schade te beperken.
Ook verspreidt het Digital Trust Center via de DTC Community dreigingsinformatie vanuit het Nationaal Cyber Security Centrum (hierna ook: NCSC), zijnde onderdeel van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, en biedt het DTC via dit kanaal aangesloten bedrijven de mogelijkheid om, in een besloten omgeving, actuele en relevante informatie met elkaar uit te wisselen. Voorbeelden hiervan zijn vragen, discussies of onderzoeken over phishing en/of ransomware.
Tenslotte biedt het Digital Trust Center naast de phishing-quiz die op de website van het DTC staat, veel laagdrempelige informatie over onder andere phishing. Met een verscheidenheid aan tools en content op de website en social media kanalen van het DTC worden ondernemers geïnformeerd over het herkennen van phishing.
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is coördinator van de integrale aanpak online fraude en de integrale aanpak cybercrime. Voorts is in beide aanpakken aandacht voor de voorlichting van ondernemers over phishing. In het kader van de integrale aanpak online fraude loopt de verkenning naar welke wijze het bedrijfsleven het beste voorgelicht en ondersteund kan worden om slachtofferschap te voorkomen.
In de Kamerbrief naar aanleiding van de moties van de leden Ephraim en Hermans van 6 juli 20226 bent u geïnformeerd over de activiteiten om cybercrime in het midden- en kleinbedrijf tegen te gaan. In de Kamerbrief over de integrale aanpak van cybercrime van 4 november 20227 is een overzicht van activiteiten van de aanpak van cybercrime opgenomen. Het informeren van ondernemers over maatregelen die zij kunnen nemen om geen slachtoffer te worden en schade te beperken, maakt daar deel van uit. Het betreft onder meer een campagne voor het stimuleren van multi-factorauthenticatie, de City Deal Lokale Weerbaarheid Cybercrime waarin gemeenten worden ondersteund door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, om preventieve maatregelen te stimuleren, de factsheet Ransomware waarmee het NCSC en het DTC een overzicht geven van de verschillende soorten ransomware en maatregelen die organisaties kunnen nemen om een aanval te voorkomen, en het Incidentresponsplan ransomware van het NCSC met praktische handvatten om bij een ransomwareaanval adequaat te reageren.
In hoeverre hebben ondernemers aangifte gedaan van phishing? Is hier sprake van een stijgende of dalende trend? Welke mogelijkheden ziet u om de aangiftebereidheid onder ondernemers te verhogen?
Aangiften van bedrijven worden vaak gedaan door een persoon en het bedrijf wordt niet altijd genoemd in de registratie. Hierdoor is het moeilijk vast te stellen hoe vaak ondernemers aangifte doen van phishing. Uit de aangiftecijfers van 2022 blijkt dat 2,5% van de aangiften van phishing is gedaan door een ondernemer. Er is sinds juni 2022 een stijgende trend te zien in het aantal aangiften van phishing door ondernemers. De reden hiervoor is onbekend. In het algemeen wordt een ieder aangespoord om aangifte te doen van een strafbaar feit. Het is mogelijk om digitaal aangifte te doen voor meerdere vormen van online criminaliteit waaronder phishing. Met deze optie wordt de drempel om aangifte te doen verlaagd.
Bent u het ermee eens dat het niet altijd makkelijk is om in te schatten of je met een bonafide bedrijf of persoon zaken doet en contact hebt? Zo ja, welke rol zou de overheid hierin kunnen spelen? Zo nee, waarom niet?
Ja. Fraudeurs en cybercriminelen maken namelijk gebruik van social engineering, een techniek waarbij misbruik wordt gemaakt van de menselijke eigenschappen zoals nieuwsgierigheid, vertrouwen, hebzucht, angst en onwetendheid.
Het Digital Trust Center, onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, publiceert adviezen, handelingsperspectieven en tools om de kennis bij ondernemers te verhogen, bijvoorbeeld door voorbeelden te geven van phishingmails. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Algemene Zaken verkennen welke interventies kunnen worden ingezet om veilig gedrag te bevorderen.
Meerdere partijen waarschuwen daarnaast voor verschillende vormen van online fraude en zetten gerichte campagnes daartoe in. Bijvoorbeeld door de Fraudehelpdesk, die volledig wordt gesubsidieerd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, tezamen met de Autoriteit Consument en Markt, de politie, het Europees Consumenten Centrum en de Consumentenbond waarschuwen het publiek rond Black Friday, Sinterklaas en Kerst voor nepwebshop en aan- en verkoopfraude met de campagne «Eerst Checken, dan bestellen».
Ook de Nederlandse Vereniging van Banken waarschuwt voor social engineering in de campagne «zo werkt een fraudeur». In deze campagne wordt de werkwijze van de fraudeurs uiteengezet, zodat men deze vormen van fraude snel kan herkennen.
Ten slotte heeft Slachtofferhulp Nederland in november een nieuwe campagne gelanceerd «online oplichting is een serieuze misdaad». Slachtoffers worden daarin opgeroepen hulp te zoeken bij Slachtofferhulp Nederland.
Bent u het ermee eens dat de ondersteuning van gedupeerde ondernemers van phishing verbeterd moet worden? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Slachtoffer worden van phishing kan voor ondernemingen zeer ernstige gevolgen hebben. Daarom is het van groot belang dat ondernemers in eerste instantie zelf investeren in de eigen digitale veiligheid. Daarnaast is het mogelijk je te verzekeren bij een verzekeraar tegen schade als gevolg van cyberincidenten. Bij een cyberincident kan bovendien ondersteuning worden geboden door cybersecuritybedrijven. Met deze maatregelen kan een onderneming zelf de mogelijke schade voorkómen of beperken.
Er zijn verschillende instanties die ondernemers daarbij ondersteunen, zowel bij het voorkomen van schade als het oplossen daarvan. De Fraudehelpdesk, die volledig wordt gesubsidieerd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, kan adviseren en doorverwijzen naar instanties die specifiek verder kunnen ondersteunen. Ook kunnen gedupeerde ondernemers aangifte doen bij de politie. Daarnaast biedt Slachtofferhulp Nederland de individuele slachtoffers van phishing ondersteuning en emotionele hulp.
Bent u het ermee eens dat er ook voor de telecomsector een rol weggelegd is om frauduleuze telefoontjes en misbruik van nummers tegen te gaan? Zo ja, bent u bereid hierover met de sector in gesprek te gaan en te kijken waar aanvullende maatregelen mogelijk zijn en de Kamer hierover te informeren?
Ja. Hierover is de Minister van Economische Zaken en Klimaat, samen met de Autoriteit Consument en Markt, reeds in overleg met de sector. Dit overleg vindt plaats mede in het kader van een wetsvoorstel voor aanscherping van het spoofingverbod, een beperking van het gebruik van Nederlandse nummers vanuit het buitenland en flankerende maatregelen. Bij de aanpak door de telecomsector wordt aangesloten bij de integrale aanpak van online fraude. Hierover is uw Kamer geïnformeerd met de brief van 8 juli 2022.8
Herkent u het beeld dat de vele campagnes en trainingen onvoldoende effect lijken te hebben en dat het essentieel is om van jongs af aan bewust te zijn van gevaren van de online wereld en bent u bereid om online oplichting een prominente plek te geven in de pilot cyberrijbewijs voor basisscholen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren?
Het effect van de combinatie van bewustwordingsmaatregelen is lastig te meten. Wel blijkt uit onder meer het Cybersecurity onderzoek Alert Online 2022 dat bewustwording nog nadere aandacht behoeft. Zo komt uit dit onderzoek naar voren dat een derde van de medewerkers van bedrijven hun kennis over online veiligheid als (zeer) slecht tot matig inschat.
Het project Mijn cyberrijbewijs is in samenwerking met FutureNL en het Ministerie van Justitie en Veiligheid ontwikkeld. Dit project maakt deel uit van de inspanningen om bewustwording te vergroten bij de jeugd. Begin oktober is de interventie Mijn Cyberrijbewijs gelanceerd: een gratis lesprogramma voor groep 7 en 8 van het primair onderwijs. Online oplichting krijgt hierin als fenomeen, een prominente plek. Naast kennis over schadelijke fenomenen geeft de verkenning «Online Ontspoord»9 van het Rathenau Instituut aanknopingspunten om digitale weerbaarheid onder van doelgroep verder te ontwikkelen. In dit onderzoek zijn 18 mechanisme in kaart gebracht die ervoor zorgen dat online gedrag sneller ontspoort dan in het fysieke domein. Mijn Cyberrijbewijs maakt jonge mensen bewust van deze mechanismes en de online risico’s.
Het ECP Platform voor de Informatiesamenleving vormt daarnaast samen met het expertisecentrum voor Online Kindermisbruik en het Netwerk Mediawijsheid Safer Internet Center voor kinderen een nationale invulling van de Europese strategie voor een beter internet voor kinderen. In het netwerk kijken overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties hoe kinderen en jongeren op een veilige manier de digitale wereld kunnen betreden, bijvoorbeeld met lespakketten voor scholen of speciale uitgaven van de Donald Duck, de zogenaamde Digiducks.
Welke belemmeringen ervaart de Fraudehelpdesk om ondernemers en burgers zo goed mogelijk te kunnen informeren over malafide personen, websites en bedrijven? Bent u bereid deze weg te nemen? Zo nee, waarom niet?
Bij de Fraudehelpdesk, die volledig wordt gesubsidieerd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, kunnen slachtoffers melding maken van fraude en oplichting. De Fraudehelpdesk biedt voorlichting en verwijst slachtoffers zo nodig door voor hulp en het doen van aangifte. De Fraudehelpdesk wil voor een goed onderbouwd advies aan melders gegevens kunnen verwerken, zoals telefoonnummers, sms en mogelijk malafide links. De Fraudehelpdesk heeft hiervoor een vergunning aangevraagd, maar de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft de aanvraag afgewezen. De Fraudehelpdesk heeft hiertegen beroep ingesteld. Dit is nog onder de rechter.
Het is belangrijk dat relevante gegevens gedeeld kunnen worden, bijvoorbeeld over modus operandi. Zoals aangegeven in de brief van 8 juli jl. verkent het Ministerie van Justitie en Veiligheid o.a. met meldpunten, waaronder de Fraudehelpdesk, hoe we dit binnen de kaders van de AVG vorm kunnen geven.
Bent u het ermee eens dat landen als België een zeer interessante aanpak hebben in het voorkomen van phishing door informatie over malafide websites snel binnen te halen en te verspreiden en daarmee slachtoffers te voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de Kamer informeren hoe u lessen gaat trekken van andere landen en daarmee Nederlanders een stukje veiliger houdt?
Ja. Zoals gemeld in de bijlage bij de Kamerbrief over de integrale aanpak van cybercrime van 4 november jl. verkent het Ministerie van Justitie en Veiligheid, tezamen met het NCSC of een «anti-phishing-schild» naar Belgisch voorbeeld ook in Nederland kan worden opgezet. Daarmee zou het mogelijk worden criminele links in berichten te melden om deze vervolgens onschadelijk te maken, dan wel van een waarschuwing te voorzien. Dit zou het slachtofferschap van phishing en daaropvolgende delicten kunnen tegengaan.
Het bericht ‘Terwijl Amerikanen zwaar materieel aanvoeren voor de oorlog, verkopen EU-staten havens aan China’ |
|
Inge van Dijk (CDA), Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Terwijl Amerikanen zwaar materieel aanvoeren voor de oorlog, verkopen EU-staten havens aan China»?1
Ja.
Klopt het dat China of bedrijven uit China inmiddels in 22 Europese havens een belang hebben?
Het kabinet is op de hoogte van het feit dat Chinese partijen belangen verwerven en hebben verworven in Europese zee- en binnenhavens. Een volledig overzicht met de exacte belangen van Chinese partijen per Europese haven is echter niet aanwezig.
Heeft u inzicht in de belangen van China of Chinese bedrijven in de Nederlandse havens Rotterdam, Amsterdam, North Sea Ports en Groningen Seaportsm, waarbij met havens wordt bedoeld niet alleen het havenbedrijf, maar ook bedrijven die binnen het havengebied actief zijn, zoals containerterminals, railterminals en andere bedrijven? Kunt u hiervan per haven een overzicht verstrekken? Zijn er in Nederland ontwikkelingen soortgelijk aan de situatie in Hamburg waarvan u op de hoogte bent?
De havenbedrijven van de havens van Rotterdam, Moerdijk, Amsterdam, North Sea Port en Groningen Seaports zijn in handen van Nederlandse publieke aandeelhouders. Dat geldt ook voor de overige fysieke hoofdinfrastructuur van Nederland zoals het hoofdwegennet, vaar- en spoorwegen. De fysieke publieke infrastructuur van Nederland is daarmee in publiek bezit. Binnen de havengebieden zijn bedrijven die (voor een deel) in eigendom zijn van Chinese partijen. Het kabinet houdt dit niet per haven bij. Wel heeft de Erasmus universiteit in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in 2021 onderzoek gedaan naar de invloed van China in de logistiek in de voor Nederland belangrijkste goederenstromen2. Uit dat onderzoek blijkt dat er geen dominantie is van Chinese spelers in de onderzochte ketens afgezien van de ketens rond containers. Daarin zien we een sterke aanwezigheid van Chinese bedrijven, vooral in de deepsea containerterminal sector in Rotterdam. Daar wordt zo’n 12 miljoen TEU3 van de huidige capaciteit van 16,4 miljoen TEU overgeslagen via terminals die in handen zijn van Chinese bedrijven.
Hebben Europese bedrijven en/of staatsdeelnemingen in de praktijk de mogelijkheden om mede-eigenaar te worden van Chinese havenbedrijven of substantieel te participeren in (bedrijven in) Chinese havens?
Het is voor Europese bedrijven moeilijk mede-eigenaar te worden van Chinese havenbedrijven of substantieel te participeren in bijvoorbeeld terminals. Volgens contacten bij het Chinese Ministerie van Transport zijn er geen formele restricties op buitenlandse investeringen in deze sector. Er zijn dan ook meerdere voorbeelden van bedrijven die aandelen kochten in Chinese havens, zoals het Deense bedrijf Maersk dat in 2017 deed in de haven van Ningbo. Daarnaast is een groot deel van de haven in Hongkong in bezit van private ontwikkelaars die op hun beurt buitenlandse investeringen toestaan. In de praktijk blijkt echter in bredere zin dat het voor buitenlandse investeerders moeilijk is om de Chinese markt te betreden, zelfs als er geen formele wet- en regelgeving bestaat om die investeringen te weren. Waar activiteiten in Chinese havens overheidsopdrachten betreffen en Europese bedrijven restricties ervaren in de toegang hiertoe, dan zou de EU ook gebruik kunnen maken van het Internationaal Aanbestedingsinstrument (IPI) om in te zetten op wederkerigheid in markttoegang.
Hoe kijkt u in algemene zin aan tegen de balans tussen het waarborgen van de open markt en eerlijke concurrentie enerzijds, en het beschermen van strategische belangen anderzijds? Deelt u de mening dat het beschermen van strategische belangen en het borgen van onze strategische autonomie steeds belangrijker wordt?
Een open markt en eerlijke concurrentie zijn belangrijke randvoorwaarden van de internationale economie, en cruciaal voor de Nederlandse welvaart. Het levert een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse innovatiepositie, het concurrentievermogen en een goed ondernemersklimaat. Daarbij zijn afhankelijkheden van andere landen een gegeven, aangezien geen enkel land beschikt over alle kennis, technologie en productiemiddelen om onafhankelijk te opereren. Een open markt en eerlijke concurrentie zijn dan ook belangrijke randvoorwaarden van de internationale economie, en cruciaal voor de Nederlandse welvaart. Het levert een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse innovatiepositie, het concurrentievermogen en een goed ondernemersklimaat.
Verschuivende geopolitieke verhoudingen zetten het open wereldwijde economisch systeem en het op regels gebaseerde multilaterale handelssysteem echter in toenemende mate onder druk. Ook zien we dat landen in toenemende mate bereid zijn om economische invloed in te zetten als geopolitiek wapen4. Deze ontwikkelingen kunnen grote gevolgen hebben voor de veiligheid en open strategische autonomie van de EU en van Nederland. Daarom kijkt het kabinet steeds nauwkeuriger naar risicovolle strategische afhankelijkheden, van Rusland, van China en van andere derde landen, en naar het mitigeren van risico’s voor onze nationale veiligheid en andere publieke belangen. Hierover bent u recentelijk5 geïnformeerd middels een Kamerbrief over de kabinetsbrede inzet ten aanzien van open strategische autonomie waarvan het mitigeren van de risico’s van strategische afhankelijkheden een van de hoofdthema’s is. In het kader weerbaarheid tegen statelijke dreigingen wijs ik u ook graag op de aanpak statelijke dreigingen.6 Het bevorderen en beschermen van de economische veiligheid maakt daar onderdeel van uit. Het kabinet pakt hiermee de kwetsbaarheid aan van vitale processen voor onder andere sabotage en ongewenste invloed van buitenlandse actoren.
Kunt u de vierde vraag ook beantwoorden specifiek voor de situatie van de Europese havens en toenemende belangen van China in deze havens?
Ik kan deze vraag niet voor alle Europese lidstaten beantwoorden. Wat de Nederlandse situatie betreft, is de lijn dat het aandeelhouderschap van de Nederlandse havenbedrijven in publieke handen moet blijven om voldoende regie en sturing te kunnen houden op havenbeheer om daarmee de vitale maatschappelijke en economische belangen van de havens voor ons land te kunnen bewaken. Wel zijn er binnen de havengebieden bedrijven die (voor een deel) in eigendom zijn van Chinese partijen. Met name in de logistiek rond containers is er een sterke aanwezigheid van Chinese bedrijven (zie ook het antwoord op vraag 3).
Behoren de Nederlandse havens volgens u tot de vitale/kritieke infrastructuur waar de risico’s van de Chinese economische aanwezigheid het grootst zijn?
Op dit moment is wat betreft de Nederlandse zeehavens de divisie Havenmeester van het Havenbedrijf Rotterdam aangemerkt als aanbieder van een vitaal proces, namelijk de vlotte en veilige afwikkeling van het scheepvaartverkeer. In de EU wordt gewerkt aan de herziening van regelgeving m.b.t. het verhogen van de weerbaarheid van vitale infrastructuur (te weten de NIS 2 en CER-richtlijn)7, waarna naar verwachting meer havens en havenfaciliteiten zullen worden aangemerkt als essentiële of belangrijke entiteit8 en daarmee onderdeel van de vitale infrastructuur worden. Over de implementatie van de NIS2- en CER-richtlijn en de versterkte aanpak vitaal wordt u begin volgend jaar geïnformeerd.
Ik ben van mening dat het essentieel is dat onze havens hun belangrijke maritiem-logistieke functie voor onze economie onafhankelijk en veilig kunnen uitoefenen. Waar de Chinese (economische) aanwezigheid dat belang in gevaar brengt dient actie genomen te worden. In dat kader verwijs ik naar een scenario-onderzoek dat recentelijk is uitgevoerd in opdracht van het China Kennisnetwerk9 en mijn ministerie. Dit onderzoek laat zien dat zowel het behouden van een prominente hub functie voor de Nederlandse zeehavens als het beschermen van strategische bewegingsruimte onder druk staat als gevolg van de Chinese invloed. Dit vraagt nu en in de toekomst om een zorgvuldige afweging tussen economisch belang, open strategische autonomie en nationale veiligheid. Het is daarbij belangrijk om te blijven bezien of het instrumentarium dat voorhanden is om risico’s te voorkomen of te verminderen, afdoende is. Afstemming met onze buurlanden en de Europese Commissie is daarbij tevens essentieel.
Hoe werkt u in Europa samen om de havens te beschermen tegen de toenemende (politieke) invloed van China en Chinese bedrijven? Deelt u de mening dat Nederland hierin het voortouw moet nemen, gezien de aanwezigheid en het belang van de grote havens in Nederland?
Ik deel uw mening dat voorkomen moet worden dat China haar belangen in de Europese havens kan gebruiken voor politieke doeleinden. Het Ministerie van I&W heeft reeds het voortouw genomen door zowel met de Europese Commissie als met Duitsland de problematiek aan te kaarten en te bespreken.
Bent u bereid om in Europees verband te pleiten voor een Europese havenstrategie, om ervoor te zorgen dat lidstaten gezamenlijk optrekken en niet tegenover elkaar komen te staan in het beschermen van de belangen van Europese havens?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8, zijn er reeds gesprekken met de Europese Commissie en Duitsland. Samen met Duitsland spreek ik ook met Frankrijk en België en wil ik in Brussel pleiten voor een gezamenlijke Europese aanpak voor het beschermen van de Europese zeehavens.
De 190 euro regeling voor huishoudens in november en december 2022 |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
|
Herinnert u zich dat u het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2022 (Negende incidentele suppletoire begroting inzake tijdelijk prijsplafond energie voor kleinverbruikers), de negende incidentele suppletoire begroting inzake tijdelijk prijsplafond energie voor kleinverbruikers heeft ingediend, waarmee u voorstelt 2,6 miljard euro uit te geven om kleinverbruikers 190 euro per maand te vergoeden in november en december?
Ja. Op 7 oktober is de Negende incidentele suppletoire begroting aangeboden aan Uw Kamer.
Klopt het dat u de feitelijke vragen van de Tweede Kamer nog niet beantwoord heeft en dat de wet nog behandeld moet worden in de Tweede Kamer en in de Eerste Kamer?
De antwoorden op de vragen die de Tweede Kamer heeft gesteld, zijn maandag 6 november jl. naar uw Kamer verzonden.
Klopt het dat u al wel een ministeriële regeling hebt vastgesteld op 18 oktober 2022, waarmee het geld uitgegeven wordt? (Staatscourant 2022, 28075).
In de publicatie van de Regeling van de Minister voor Klimaat en Energie van 17 oktober 2022, nr. WJZ/ 22508619, houdende tijdelijke regels inzake subsidie voor elektriciteitsleveranciers ter bekostiging van een tegemoetkoming voor energieprijzen voor kleinverbruikers (Tijdelijke overbruggingsregeling tegemoetkoming energieprijzen kleinverbruikers 2022) werd het voorbehoud gemaakt van parlementaire goedkeuring op het voor de regeling benodigde budgettaire beslag.
Bent u de juridische verplichtingen op rechtmatige wijze aangegaan?
Ter autorisatie is in de aanbiedingsbrief bij de Negende incidentele begroting (Kamerstuk 36 220) een beroep is gedaan op het tweede lid van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet vanwege de hoge urgentie van de uitgaven inzake de tegemoetkoming voor energieprijzen voor kleinverbruikers. Dit beroep op het tweede lid van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet is tevens opgenomen in de brief van 7 oktober, waarmee de Negende incidentele suppletoire begroting werd aangekondigd aan de Eerste Kamer.
Indien u artikel 2.27 van de compatibliteitswet gebruikt, hoe heeft u de Kamer daarover geïnformeerd?
Zie het antwoord op vraag 4.
Bent u bekend met het feit dat er in Nederland 8,1 miljoen huishoudens zijn en dat compensatie van alle huishoudens dus 3,1 miljard euro zou kosten?1
Bij de berekening van het budgettaire beslag van de regeling Tegemoetkoming energieprijzen 2022 werd dezelfde ramingsmethodiek gebruikt als bij de verlaging van de energiebelasting. Bij deze methodiek speelt de heffing van btw een rol. Een energiebelastingkorting van € 157 zou leiden tot een korting van € 190 voor de consument, indien gerekend zou worden met 21% btw. Dit is echter niet het geval bij de subsidieverlening aan de energieleveranciers die de korting op de energierekening van kleinverbruikers met € 190 in november en december mogelijk maakt. Daarom moet uitgegaan worden van een subsidie per huishouden van € 190, in plaats van de oorspronkelijk geraamde € 157. Als gevolg van het betrekken van btw in de berekening werd het benodigde beslag voor de regeling te laag geraamd op € 2,6 mld, daar waar dit € 3,15 mld had moeten zijn. Daarbij is uitgegaan van 8,3 miljoen aan kleinverbruikersaansluitingen waar de subsidie op van toepassing is. Vanwege deze aanpassing van de raming is inmiddels een nota van wijziging op de Negende incidentele suppletoire begroting ingediend.
Klopt het dat alle kleinverbruikers (winkels, kantoren) in aanmerking komen en dat als alle winkels, huishoudens, kantoren, verenigingen en andere kleinverbruikers 190 euro zouden krijgen, er waarschijnlijk zeker 3,5 miljard euro nodig zou zijn?
De raming is opgebouwd uit een P * Q. Voor de Q is uitgegaan van 8,3 miljoen kleinverbruikers, in lijn met de aantallen die wij op basis van de realisatie vermindering energiebelasting hanteren. Dit zijn zowel huishoudens als kleinverbruikers bij bedrijven. Wij gaan uit van circa 7,8 miljoen huishoudens (op basis van het aantal bewoonde woningen) en 500.000 kleinverbruikers bij bedrijven. De P bestaat uit tweemaal 190 euro per kleinverbruiker, hierdoor komt het totaalbedrag uit op € 3,15 miljard.
Kunt u de ramingstoelichting van deze wet aan de Kamer sturen?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven welke en hoeveel huishoudens geen kleinverbruikers aansluiting hebben voor de elektriciteit en dus geen compensatie krijgen?
Het is op dit moment nog niet exact duidelijk hoeveel huishoudens geen kleinverbruikersaansluiting hebben. Het gaat hier vaak om huishoudens met een collectieve elektriciteitsaansluiting die wordt gedeeld door meerdere wooneenheden in hetzelfde gebouw. We weten dat er naar schatting 40.000 VvE’s zijn waar dit probleem kan spelen. We weten ook dat de Belastingdienst in 2021 16.000 aanvragen heeft gekregen voor de teruggaaf energiebelasting bij meerdere onroerende zaken achter één elektriciteitsaansluiting. We onderzoeken nog hoeveel huishoudens er achter de collectieve aansluitingen zitten.
Voor 2023 streeft het kabinet naar een specifieke tegemoetkoming voor huishoudens met blokaansluitingen (warmte en elektriciteit). Een regeling hiervoor, die de hoogste prioriteit heeft, wordt onder coördinatie van de Belastingdienst uitgewerkt. Alle relevante partijen zijn betrokken en nemen hun medeverantwoordelijkheid.
Kunt u bij de vorige vraag ingaan op alle mogelijkheden, zoals meerdere huishoudens met een aansluiting en het aantal mensen dat geen tegemoetkoming krijgt?
De meest voorkomende situatie is die van een grootverbruikersaansluiting die wordt gedeeld door meerdere huishoudens in een wooncomplex. Zoals hierboven aangegeven wordt nog onderzocht om hoeveel huishoudens dit gaat. Behalve de huishoudens zonder kleinverbruikersaansluiting is er ook aandacht voor situaties waar één kleinverbruikersaansluiting door meerdere huishoudens of door veel huisgenoten wordt gedeeld. Vaak zijn dat studentenhuizen of huurappartementen in oudere gebouwen. Er wordt gekeken hoe zoveel mogelijk situaties in aanmerking komen voor een passende tegemoetkoming, maar het zal niet mogelijk zijn om iedereen te bereiken.
Is er nog een mogelijkheid om de regeling in de Kamer aan te passen, nu energieleveranciers al aanvragen voor subsidies hebben ingediend? Zo nee, wat is de rol van de Kamer dan bij deze regeling?
Nee. Zoals ook gemeld in mijn Kamerbrief van 1 november jl. doet het kabinet ten aanzien van de benodigde parlementaire goedkeuring van het budgettaire beslag een beroep op lid 2 van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016, omdat de uitvoering van deze maatregel niet kon wachten tot het parlement de bijbehorende wijziging van de begrotingsstaat heeft goedgekeurd. Daarbij is gezien de benodigde spoed afgeweken van de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn.
Hebben alle leveranciers van elektriciteit een aanvraag gedaan? Zo nee, krijgen de klanten van een electriciteitsaansluiting van leveranciers die geen aanvraag doet, dan geen 190 euro per maand?
Vrijwel alle leveranciers hebben een aanvraag gedaan. Alleen leveranciers die een aanvraag doen, kunnen aanspraak maken op de subsidie. Het staat leveranciers die geen aanvraag doen vrij om hun klanten ook 190 euro per maand uit te keren.
Indien een kleinverbruiker de 190 euro niet krijgt van zijn leverancier, welke rechtsmiddelen staan dan voor hem open om dat af te dwingen?
Alleen de leverancier kan de subsidie aanvragen. De klant kan dit niet zelf doen. Wel kan een klant wiens aansluiting valt onder de regeling, zich wenden tot zijn energieleverancier. Verder is het doorgeven van het bedrag aan de kleinverbruiker een voorwaarde voor de subsidie aan de leverancier waarop gecontroleerd zal worden (zie antwoord op vraag 14). Tevens kan een klant overstappen naar een andere leverancier. Zij ontvangen de tegemoetkoming in de eerstvolgende maand waarin zij op de eerste van de maand bij een energieleveranciers staan ingeschreven. Als zij in november dus een nieuw contract afsluiten, ontvangen zij de tegemoetkoming alleen over december. De groep klanten die vanwege betalingsproblemen eerder bij hun leverancier was afgesloten en weer wordt aangesloten na het (alsnog) treffen van een betalingsregeling ontvangt de tegemoetkoming wel al over de betreffende maand (en niet pas over de volgende). Van deze groep is immers te controleren dat zij niet eerder een aansluiting bij een andere leverancier hadden waarover zij reeds de tegemoetkoming hebben ontvangen.
Is de rechtsbescherming van de individuele burger voldoende geborgd bij deze regeling?
Het belang van de burger is geborgd door in de regeling de verplichting op te nemen dat de subsidieontvanger (de leverancier) de € 190 in zijn geheel en uiterlijk binnen 30 dagen na subsidieverlening in mindering moet brengen op de betalingsverplichting van de burger. Uiteraard wordt gecontroleerd of de leverancier zich aan deze verplichting houdt.
Welke rechtvaardiging zit er achter het feit dat mensen die een zeer energiezuinige woning hebben en bijvoorbeeld energiekosten hebben van minder dan 100 euro per maand, geld terugkrijgen in november en december?
Er is voor gekozen om kleinverbruikers een tegemoetkoming te geven voor hun energiekosten. Dat kon alleen door te kiezen voor de huidige generieke vormgeving.
Welke rechtvaardiging zit er achter het feit dat mensen die nog een vast contract hebben met vaste prijzen, een tegemoetkoming krijgen voor gestegen energieprijzen? Hoeveel huishoudens hebben naar verwachting nog een vast contract?
Zie antwoord vraag 15.
Kunt u deze vragen een voor een en zo spoedig mogelijk beantwoorden, aangezien de regeling kennelijk al is ingegaan?
Ja.
De overname van contracten van failliete energiebedrijven zoals Welkom energie |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
Herinnert u zich eerdere vragen van mij en van de leden Leijten en Beckerman (Aanhangsel handelingen 2021/22, nr. 1107), van het lid Bontenbal (Aanhangsel handelingen 2021/22, nr. 1104) en van mij (Aanhangsel handelingen 2021/22, nr. 1105) beantwoord heeft over het faillissement van Welkom Energie?
Ja.
Herinnert u zich onder andere de antwoorden op de vragen 11 t/m 13 van de vragen van het lid Omtzigt over de gang van zaken rond het faillissement van Welkom Energie, de grote gevolgen voor klanten en de rol van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) bij de afwikkeling, die veel te laat beantwoord werden, waardoor er niet meer ingegrepen kon worden. (Aanhangsel handelingen 2021/22, nr. 1105).
Het kabinet streeft er altijd naar om vragen zo snel mogelijk te beantwoorden, echter het is ook van belang dat dit zorgvuldig gebeurt. De beantwoording van vragen betreft het verstrekken van informatie aan de Kamer en staat los van de mogelijkheden van partijen om te handelen.
Bent u bekend met de WOB-stukken van 17 oktober, waarin duidelijk is geworden dat er zeer intensief overleg is geweest tussen het ministerie en de ACM over het faillissement van Welkom Energie?
Ja.
Bent u bekend met twee recente gerechtelijke uitspraken over consumenten die gedwongen werden naar een andere leverancier over te stappen na een vergelijkbaar faillissement en prepack als bij Welkom Energie?1
Ja.
Heeft u kennis genomen van onderdeel drie van de uitspraak van de rechtbank van Amsterdam op 7 oktober 2022?
Ja.
Herinnert u zich dat bij Welkom Energie er sprake was van een vooropgezet plan waarbij eerst de concentratiemelding zou plaatsvinden, daarna het faillissement en dat daarna het klantenbestand verkocht is aan Eneco voor 2 miljoen euro en dat de klanten daarna hogere prijzen moesten betalen aan Eneco dan klanten die langer bij Eneco zaten?
Het klopt dat er eerst sprake is geweest van een concentratiemelding voordat het faillissement is uitgesproken. Ik heb geen inzicht in de motieven van betrokken partijen en ik kan niet oordelen of er sprake is geweest van een vooropgezet plan.
Heeft de ACM bij het faillissement van Welkom Energie, Eneco op basis van artikel 2 lid 6 onder b en c van het Besluit Leveringszekerheid Elektriciteitswet 1998 aangewezen? Zo nee, op basis van welke wettelijke grondslag heeft de ACM dan Eneco aangewezen? Of is er geen wettelijke grondslag?
Nee, artikel 2, zesde lid, is niet toegepast; er was geen sprake van een toepassing van de herverdelingsprocedure. De ACM heeft als onafhankelijk toezichthouder bij besluiten van 26 oktober 2021 op grond van de Elektriciteit- en Gaswet de leveringsvergunning van elektriciteit en gas van Welkom Energie ingetrokken.2
Op grond van artikel 27, eerste lid, onder b, van de Mededingingswet heeft de ACM de concentratiemelding goedgekeurd.3
Onderschrijft u het deel van de rechterlijke uitspraak waarin staat dat de ACM slechts de mogelijkheid heeft om op basis van een aanwijzing de leveringszekerheid te garanderen indien er geen overeenkomst met de curator tot stand komt (overweging 3). Zo nee, op basis waarvan betwist u dit?
Ik heb kennis genomen van het onafhankelijk oordeel van de Rechtbank Amsterdam. Het is niet aan mij om hierover te oordelen.
Was Eneco verplicht op de contracten van Welkom Energie te respecteren? Indien het antwoord nee is, op basis waarvan mocht Eneco afwijken?
Het is aan de rechter om te oordelen over de specifieke omstandigheden in een bepaald geval.
Heeft u of de ACM op enig moment in de afgelopen 15 maanden juridisch advies gehad over de overname/faillissementen van energiemaatschappijen? Zo ja, kunt u aangeven van wie en wanneer en kunt u die met de Kamer delen?
Zowel aan de zijde van het ministerie als van de toezichthouder is er destijds gekeken naar de juridische aspecten van de procedure. De ACM heeft extern juridisch advies ingewonnen.
Kunt u aangeven of de ACM zich aan de geldende wet-en regelgeving gevolgd heeft bij het faillissement van Welkom?
Ik ga ervan uit dat de ACM als onafhankelijk toezichthouder de regelgeving toepast. Het is aan de rechter om te oordelen over de specifieke omstandigheden in een bepaald geval. De ACM heeft mij verzocht om het Besluit leveringszekerheid op dit punt te verduidelijken. In de uitwerking van de lagere regelgeving onder de Energiewet heb ik mij reeds voorgenomen de procedure voor het overnemen van klanten bij faillissement van een energieleverancier te verduidelijken. Ik vind het van belang dat het voor alle betrokken partijen, maar in het bijzonder voor consumenten, duidelijk is waar zij aan toe zijn als hun leverancier failliet gaat.
Indien het antwoord op de vorige vraag niet ondubbelzinnig ja is, wilt u dat bevorderen dat er onafhankelijk onderzoek plaatsvindt naar uw rol en de rol van de ACM bij het faillissement van Welkom Energie?
Zowel de ACM als ik hebben naar aanleiding van onder andere dit faillissement onderzoek laten doen naar hoe de kans op faillissementen te verkleinen is en naar het verbeteren van de bescherming van de consument in geval van een faillissement. Ik heb uw Kamer hierover op 20 september geïnformeerd (zie ook het antwoord op vraag 13).4
Heeft de ACM de klanten van het failliete Welkom Energie voldoende beschermd?
In wetgeving is het kader neergelegd dat borgt dat bij een faillissement van een vergunninghoudende leverancier consumenten in voldoende mate worden beschermd en de leveringszekerheid niet in gevaar komt. De ACM ziet toe vanuit haar rol als onafhankelijke toezichthouder op de naleving van deze regels door energieleveranciers. Het is aan de rechter om te oordelen of de regels juist zijn toegepast.
Wilt u aangeven welke schriftelijke vragen die eerder over Welkom Energie gesteld zijn, aangevuld dienen te worden nu de WOB door het ministerie beantwoord is en de rechter deze uitspraken gedaan heeft?
Er is geen reden om de antwoorden te herzien.
Hoe beoordeelt u de e-mail van dinsdag 23 november 2021 om 14:03 in het WOB verzoek, gezien de bovenstaande antwoorden en de juridische uitspraken?
Het beoordelen van een enkele e-mail dient in de juiste context te gebeuren. Het gaat om een e-mail van een medewerker van ACM aan een ambtenaar van mijn ministerie. Onderwerp was de vraag wat mijn ambtenaren doen met de input die ACM had gestuurd ten behoeve van de beantwoording van Kamervragen over Welkom Energie en de vraag of er nog op korte termijn debatten op handen waren over het onderwerp.
Hebben het toezicht van de ACM en uw actie geleid tot onnodig hoge schade bij de voormalig klanten van Welkom Energie? Kunt u dit antwoord uitvoerig toelichten?
Een oordeel over of er sprake is van (onnodig hoge) schade en door wiens toedoen is aan de rechter.
Aangezien u zo nauw overleg voert bij de ACM, wilt u bevorderen dat de ACM alle relevante documenten over het faillissement van Welkom Energie alsnog openbaar maakt?
Voor openbaarmaking van stukken door ACM gelden de regels uit de Wet Open Overheid (WOO).
Wilt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Vanwege afstemming met betrokken partijen en een zorgvuldige duiding van de uitspraak van de rechter heb ik de beantwoording moeten uitstellen.
Het bericht ‘Steunmaatregelen ‘zeer teleurstellend’ voor glastuinbouw: ‘Dit gaat tuinders niet helpen’´ |
|
Derk Boswijk (CDA), Henri Bontenbal (CDA) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Steunmaatregelen «zeer teleurstellend» voor glastuinbouw: «Dit gaat tuinders niet helpen»»? Zo ja, bent u het eens met de uitspraak «dit gaat tuinders niet helpen»?1
Ja, ik ben bekend met het bericht. Ik ben het niet eens met de uitspraak dat de maatregelen die zijn genomen de tuinders niet helpt.
Kunt u een inschatting maken van de ernst van de situatie momenteel in de glastuinbouw en hoeveel geld een gemiddeld glastuinbouwbedrijf nu tekortkomt als gevolg van de hoge energierekening? Hoe verhoudt het bedrag van 62 duizend euro (tot mogelijk 93 duizend euro) zich hiertoe en hoe bent u tot dit bedrag gekomen?
De gestegen energiekosten hebben een grote impact op de glastuinbouw en ondernemers zijn meer gaan besparen en gaan extensiveren. Dit wordt ook beschreven in de tweede verkenning van de Wageningen Economic Research (WEcR) van de mogelijke inkomenseffecten van de oorlog in Oekraïne voor bedrijven in de land- en tuinbouw die u op 9 november heeft ontvangen.2 Exacte cijfers zijn niet bekend, mede doordat er grote verschillen binnen de sector bestaan. Uit een enquête onder de leden van Glastuinbouw Nederland en Plantum blijkt dat 30% van de respondenten verwacht in financiële problemen te komen en 8% verwacht een faillissement te moeten aanvragen.
Glastuinders kunnen gebruik maken van de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK-regeling). Het kabinet heeft besloten deze regeling algemeen (sector-overstijgend) op te stellen. Omdat het tijdelijke EU-staatssteunkader voor landbouwbedrijven, zoals tuinders of tuinbouwondernemingen, op 28 oktober 2022 door de Europese Commissie is verruimd, geldt nu ook voor agrarische ondernemers binnen de TEK een maximum vergoeding van € 160.000 (dit was € 62.000). Daarnaast is er een verlaging van de benodigde energiekosten als percentage van de omzet. Dit is nu verlaagd naar 12,5% naar 7%.
Kunt u inschatten hoeveel vertraging de plannen voor (verdere) verduurzaming van de sector oplopen? Komt de haalbaarheid van de doelen op het gebied van klimaat en water hierdoor in gevaar?
Nee, dit is lastig in te schatten, vanwege de diverse situatie binnen de sector. Aan de ene kant is het begrijpelijk dat ondernemers investeringen uitstellen. Aan de andere kant spreken we juist met Glastuinbouw Nederland en Greenports Nederland op welke wijze de energietransitie versneld kan worden.
Waarom wordt de glastuinbouw niet erkent als «energie-intensieve sector», maar als «landbouwbedrijf»? Kunt u dit toelichten?
De Europese Commissie heeft een lijst van werkzaamheden die tot de landbouw worden gerekend, namelijk de lijst van bijlage 1 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Voor de Europese grondslag voor staatssteun in het kader van de TEK-regeling geldt voor landbouwbedrijven een afwijkend plafond. Hierbij maakt het niet uit of de betreffende bedrijven energie intensief zijn of niet. Zoals genoemd bij vraag 2, zijn deze plafonds opgehoogd, waardoor voor glastuinbouw binnen de TEK inmiddels geen afwijkend plafond geldt.
Deelt u de mening dat de energie-intensiviteit van de glastuinbouw een valide reden is waarom deze sector meer steun nodig heeft dan conventionele landbouwbedrijven?
Het kabinet heeft gekozen voor een generieke regeling. Alle ondernemers die aan de kaders van de TEK-regeling voldoen, kunnen hiervan gebruik maken. Daarnaast zie ik steun ook als steun bij het versnellen van investeringen in energiebesparende maatregelen en de energietransitie. Dat is de enige manier om ook minder afhankelijk te worden van fossiele brandstoffen. Ik heb uw Kamer samen met de Minister voor Klimaat en Energie en de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst in april geïnformeerd over een samenhangend pakket dat met sectorpartijen wordt uitgewerkt3. Tevens is onlangs het Convenant Energietransitie Glastuinbouw 2022–2030 getekend4.
Welke opties heeft u verkend bij de totstandkoming van deze regeling en hoe is daarbij getracht om de glastuinbouw als energie-intensieve sector optimaal gebruik te laten maken van het Europese steunpakket?
Vanuit de EU zijn medio 2022 EU-middelen uit de landbouwcrisisreserve beschikbaar gesteld, de EU-middelen zijn in Nederland gebruikt om landbouwers met grond én met substantiële aantallen varkens en pluimvee te ondersteunen. De keuze voor deze sectoren was mede gebaseerd op de uitkomsten van het eerste WEcR-onderzoek omdat deze sectoren het meest getroffen waren door de hogere voerprijzen.
Voor de glastuinbouw waren substantiëlere bedragen nodig. De Europese Commissie heeft de staatssteunkaders in het kader van de hoge energieprijzen verruimd. Het is dan aan lidstaten om hier al dan niet gebruik van te maken, waarbij de lidstaten daar ook zelf de financiële middelen voor vrij moet maken. Het kabinet heeft ervoor gekozen om allereerst in te zetten op energiebesparing en door te pakken op de energietransitie. Ook voor de glastuinbouw wordt deze versneld en worden hier additionele middelen voor vrijgemaakt. Daarnaast heeft het kabinet besloten een generieke regeling te ontwikkelen voor het brede MKB, waar alle sectoren die aan de kaders voldoen, gebruik van kunnen maken. Hiermee zal de glastuinbouw meer steun ontvangen dan beschikbaar zou zijn geweest aan middelen uit de landbouwcrisisreserve.
In hoeverre maakt Nederland momenteel maximaal gebruik van de mogelijkheden die vanuit Europa worden geboden om de problemen in de glastuinbouwsector, als gevolg van hoge energieprijzen, zoveel mogelijk te verlichten?
De Europese staatssteunkaders bieden meerdere mogelijkheden om nationaal steun te verlenen. Iedere lidstaat, waaronder Nederland, geeft hier een andere invulling aan. Daardoor zullen verschillen tussen lidstaten ontstaan. In Nederland is gekozen voor de inzet van middelen voor energiebesparing en versnelling van de energietransitie. Daarnaast is besloten de TEK-regeling te ontwikkelen om het energie-intensieve MKB te ondersteunen.
Kunt u aangeven op welke wijze andere lidstaten gebruikmaken van de mogelijkheden die door Europa worden geboden om de glastuinbouw te ondersteunen en hoe dit zich verhoudt tot wat Nederland doet? In hoeverre is er sprake van een gelijk speelveld in Europa wat betreft de verleende steun? Kunt u dit onderbouwen?
De Europese lidstaten gaan verschillend om met steunmaatregelen. In algemene zin is bekend welke maatregelen door verschillende landen zijn getroffen om sectoren te steunen. De Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft uw Kamer hierover in november geïnformeerd5. Op welke wijze deze exact voor een tuinder uitpakken is niet bekend. Daarvoor is de aanpak tussen landen onderling te divers en zijn maatregelen en kaders ook niet overal helder uitgewerkt. Wij hebben gekozen voor een samenhangend pakket van het stimuleren van de energietransitie en energiebesparing, steun voor het MKB en de mogelijkheid van een borgstellingsfaciliteit.
Welke additionele mogelijkheden ziet u, binnen het Europese steunpakket en het landbouwsteunkader, om meer ruimte te bieden voor ondersteuning aan de Nederlandse glastuinbouw?
Er wordt gesproken over de versnelling van de energietransitie in de glastuinbouw, daar worden via verschillende instrumenten middelen voor vrijgemaakt. Zo is het budget voor subsidie op energiebesparende maatregelen opgehoogd naar € 60 mln. om zoveel mogelijk aanvragen te kunnen honoreren. Via verschillende instrumenten wordt bijgedragen aan infrastructuur voor duurzame warmtebronnen. Voor die ondernemers die op korte termijn in liquiditeitsproblemen komen, heeft het kabinet besloten een tijdelijke mogelijkheid voor een borgstellingskrediet voor glastuinders te creëren onder het staatssteunkader voor steun in verband met de oorlog in Oekraïne, waarbij de overheid een deel van het risico voor een bank bij verstrekking van krediet overneemt. Het Borgstellingskrediet voor de Landbouw (BL) wordt verruimd, waardoor nu ook kredieten voor werkkapitaal, specifiek voor de tuinbouwsector onder het BL kunnen worden gebracht.
Is bijvoorbeeld bij het opstellen van het Europese crisiskader voor staatssteunmaatregelen overwogen om in artikel 42a een uitzondering voor energie-intensieve sectoren in de landbouw, zoals de glastuinbouw, te maken aangezien zij niet op het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) kunnen terugvallen voor de compensatie van energiekosten? Wat vindt u van deze optie? Bent u bereid om in Europees verband in te zetten op een dergelijke uitzondering?
Door de verruiming van de staatssteunkaders is het plafond per bedrijf binnen de TEK-regeling inmiddels gelijk getrokken. Het kabinet overweegt geen additionele compensatie en heeft bewust besloten een generieke regeling uit te werken voor het energie-intensieve MKB. Ik overweeg dan ook geen inzet op aanvullende steunmogelijkheden.
De berichten 'Hoe de industrie steeds onder energiebesparing uit wist te komen' en 'Aanpak energiebesparing bij bedrijven faalt' |
|
Raoul Boucke (D66) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden en de beantwoording aan de Kamer doen toekomen voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK)?
Ja.
Welke lidstaten van de Europese Unie (EU) kenden al een energiebesparingsplicht voor de industrie vóór 24 februari 2022?1 Waarom kende Nederland deze niet?
Uit een rondvraag bij lidstaten in 2021 is niet gebleken dat een energiebesparingsplicht zoals die in Nederland bestaat ook in andere lidstaten geïmplementeerd is. Lidstaten van de Europese Unie hebben hun energiebesparingsbeleid elk anders geregeld. Nederland heeft in het verleden gekozen voor een specifieke energiebesparingsplicht op basis van een terugverdientijd van vijf jaar die aan bedrijven en instellingen met een relevant energiegebruik is opgelegd. Duitsland verkent momenteel een dergelijke energiebesparingsverplichting voor grootverbruikers, maar op basis van een terugverdientijd van (slechts) twee jaar.
Grootverbruikers die vergunningplichtig zijn of onder het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS) vallen, zijn momenteel nog uitgezonderd van de Nederlandse energiebesparingsplicht. De redenering hiervoor was dat het bevoegd gezag in de bedrijfsspecifieke vergunning energiebesparingseisen kon opnemen en dat het EU ETS al een voldoende prikkel was voor energiebesparing. Bovendien maakten de overheid en grootverbruikers in de energiebesparingsconvenanten MJA3 en MEE (Meerjaren Afspraken Energie-efficiëntie) en in het specifieke Addendum 9 PJ bij het Energieakkoord uit 2013, afspraken over het uitvoeren van energiebesparende maatregelen. Door de aanscherping van de energiebesparingsplicht in 2023 wordt niet langer gebruik gemaakt van deze Europese uitzonderingsmogelijkheid.
Klopt het dat het industriële bedrijfsleven in Nederland en Brussel heeft gelobbyd voor een uitzonderingspositie op Europese eisen voor een energiebesparingplicht voor de industrie? Zo ja, kunt u ingaan op wanneer dit was en op de inzet op deze momenten? Zo nee, hoe verklaart u de berichtgeving?2
Ik heb geen overzicht of weet van een dergelijke lobby. Wel is in 2017 in overleg met brancheverenigingen besloten de energiebesparingsplicht niet uit te breiden naar EU ETS bedrijven. Dit omdat deze bedrijven zich via het Addendum op het MEE convenant verplichtten om 9 PJ additionele energiebesparing te realiseren.
Op welke Europese wet- of regelgeving is concreet een uitzondering gevraagd en in hoeverre is die door de EU toegekend?
Er is geen uitzondering gevraagd. Artikel 9, tweede lid, van de Richtlijn Industriële Emissies biedt lidstaten de mogelijkheid om ervoor te kiezen geen voorschriften inzake energie-efficiëntie op te leggen voor verbrandingseenheden of andere eenheden die ter plaatse kooldioxide uitstoten. Nederland heeft hiervan gebruik gemaakt door bedrijven die vallen onder het EU ETS, en die dus dergelijke eenheden hebben, uit te zonderen.
Wanneer zijn de eerste signalen ontvangen op het Ministerie van EZK dat de uitzonderingspositie op de energiebesparingsplicht voor de industrie strijdig was met EU-regelgeving?
De Europese Commissie heeft nooit aan Nederland laten weten dat de uitzonderingsmogelijkheid te ruim toegepast zou worden. Bij de verkenning naar het potentieel van een energiebesparingsplicht voor EU ETS bedrijven (Kamerstuk 30 196, 32 813, nr. 766) is door een aantal omgevingsdiensten aangegeven dat verkend werd of er aanvullend ook energiebesparingseisen aan deze bedrijven opgelegd konden worden.
Waren of zijn er andere EU-lidstaten met een dergelijke uitzondering?
Er is geen overzicht van lidstaten die van het in het antwoord op vraag 4 genoemde artikel gebruik maken van deze uitzondering. Als aangegeven kunnen lidstaten energiebesparingsbeleid verschillend invullen en heeft Nederland gekozen voor een energiebesparingsverplichting die in andere landen niet in deze vorm bestaat.
Hoeveel energie (gas, olie, kolen of kilowattuur) had in Nederland bespaard kunnen worden met een energiebesparingsplicht voor de industrie vanaf 2007, bij de invoering van de Europese energiebesparingsplicht?
Dit is niet bekend. Zoals uiteengezet in de Kamerbrief over het effect en de wenselijkheid van de energiebesparingsplicht bij de ETS-industrie (Kamerstuk 30 196, 32 813, nr. 766) kent deze sector een CO2-reductiepotentieel van circa 2 megaton via handhaafbare energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder.
Hoeveel CO2-reductie had in Nederland gerealiseerd kunnen worden met een energiebesparingsplicht voor de industrie vanaf 2007, bij de invoering van de Europese energiebesparingsplicht?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u een overzicht geven van andere Europese wet- en regelgeving op het gebied van klimaat, natuur, energie of milieu waar Nederland een uitzondering (derogatie) op heeft of vraagt voor de Nederlandse industrie, dan wel een minder stringente interpretatie hanteert dan de Europese Commissie?
Een dergelijk overzicht heb ik niet, ook omdat uitvoering van dergelijke wet- en regelgeving in bedrijfsspecifieke vergunningen geregeld kan zijn. Ik verwijs hierbij verder naar het antwoord van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat op vraag 21 uit het schriftelijk overleg naar aanleiding van het BNC-fiche «Verordening rapportage van milieugegevens van industriële installaties en vaststelling van Portaal voor industriële emissies» en het BNC-fiche «Herziening Richtlijn Industriële Emissies en de Richtlijn Storten van Afvalstoffen» (Kamerstuk 22 112, nr. 3435).
Zijn de energiebesparingsdoelen die Nederland zich ten doel heeft gesteld met het Energieakkoord en het Klimaatakkoord inmiddels gerealiseerd?
In het Energieakkoord is afgesproken om 100 Petajoule (PJ) additionele energiebesparing te realiseren. Die afspraak is voor het laatst expliciet gemonitord in de Klimaat en Energieverkenning (KEV) uit 2019. Daarin werd geconcludeerd dat met circa 80 PJ het doel naar verwachting niet gehaald zou worden. Onder het Klimaatakkoord zijn geen aparte energiebesparingsdoelen opgenomen, omdat er destijds is gekozen om primair op CO2-reductie te sturen. Zoals ik eerder aan uw Kamer heb laten weten (Kamerstuk 30 196, nr. 793) verken ik momenteel wel samen met TNO of dergelijke energiebesparingsdoelen voor 2030 vastgelegd kunnen worden en zal ik hier in een aparte brief eind dit jaar op terugkomen. Doelen voor 2030 zijn nog niet gerealiseerd.
Kunt u ingaan op hoe de energiebesparingsplicht voor de industrie op dit moment gehandhaafd wordt?
Vanaf 2023 wordt de energiebesparingsplicht aangescherpt en moeten ook grootverbruikers, waaronder EU-ETS-bedrijven, alle maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik met een terugverdientijd van vijf jaar of minder treffen. Ter onderbouwing van de getroffen maatregelen moeten zij een onderzoek verrichten, inclusief het uitvoeren van een isolatiescan en een analyse van de aandrijfsystemen. Het bevoegd gezag beoordeelt dit onderzoek en het uitvoeringsplan, waarin de te treffen maatregelen ter verduurzaming van het energiegebruik zijn opgenomen. Indien een bedrijf niet aan de aangescherpte energiebesparingsplicht voldoet kan het bevoegd gezag een redelijke hersteltermijn geven en uiteindelijk een dwangsom opleggen om naleving van de verplichting af te dwingen. Voor het deel van de industrie waarop de energiebesparingsplicht al van toepassing is kan het bevoegd gezag nu ook al, na een redelijke hersteltermijn, uiteindelijk een dwangsom opleggen bij een gebrekkige naleving van de verplichting.
Welk percentage en hoeveel bedrijven die de afgelopen 5 jaar zijn gecontroleerd voldeden niet aan de eisen van de energiebesparingsplicht?
Toezicht en handhaving ligt bij het decentrale bevoegd gezag. Het Rijk heeft dan ook geen sluitend overzicht van de resultaten van de handhaving op de energiebesparingsplicht. De informatieplicht wordt ingediend via het eLoket van RVO en biedt wel inzichten. Op dit moment heeft 68,3% van de huidige doelgroep van 90.000 bedrijven gerapporteerd (61.425 bedrijven). Van deze bedrijven voldoet 14,7% volledig aan de energiebesparingsplicht. Een percentage van 39,8% van de bedrijven heeft driekwart van de maatregelen wel uitgevoerd en 2,8% heeft juist driekwart van de toepasselijke maatregelen niet uitgevoerd.
Welk percentage en hoeveel bedrijven die de afgelopen 5 jaar zijn gecontroleerd voldeden niet aan de informatieplicht?
Zie antwoord vraag 12.
Klopt het, zoals Investico meldt, dat bij grote industrie nauwelijks afspraken zijn gemaakt in vergunningen over energiebesparing? Zo ja, wat gaat u daar aan doen? Zo nee, hoeveel bedrijven verwacht u dan dat serieus werk gaan maken van energiebesparing?
Dit beeld deel ik en heb ik eerder ook met uw Kamer gedeeld (Kamerstuk 30 196, nr. 738). Dit is de reden om de energiebesparingsplicht, zoals deze is opgenomen in algemene rijksregels, ook van toepassing te verklaren op vergunningplichtige bedrijven zodat regels over energiebesparing niet meer apart in de vergunning geregeld hoeft te worden.
Is het onder Nederlandse wet- en regelgeving inmiddels mogelijk om energiebesparing te verplichten in een vergunning? Zo ja, welke wetgeving regelt dat? Zo nee, bent u bereid dat te regelen?
Het opnemen van regels over energiebesparing in een vergunning is al mogelijk. Voor bedrijven die deelnemen aan het EU ETS en glastuinbouwbedrijven die deelnemen aan het systeem kostenverevening reductie CO2-emissies bestaat op dit moment nog een uitzondering daarop. Ook op deze bedrijven zullen, door de aanscherping van de energiebesparingsplicht, de rijksregels ter verduurzaming van het energiegebruik (de energiebesparingsplicht) van toepassing worden.
Acht u het noodzakelijk extra stappen te zetten in het toezicht op en de handhaving van de energiebesparingsplicht (voor de industrie)?
Ja, die stappen zet ik ook. Toezicht en handhaving op de energiebesparingsplicht is essentieel. Momenteel is het toezicht niet in elke regio op dezelfde manier belegd. Veel gemeenten en provincies hebben dit overgedragen aan hun regionale omgevingsdienst, maar sommige gemeenten voeren dit nog deels zelf uit of geven hier onvoldoende aandacht aan. Met de aanscherping van de energiebesparingsplicht wordt het toezicht op de energiebesparingsplicht belegd bij één regionale instantie. Dit komt de professionalisering en kennisopbouw ten goede. Om de capaciteit en kennis bij omgevingsdiensten te versterken heb ik een Specifieke Uitkering van € 56 miljoen tussen 2022 en 2026 beschikbaar gesteld. De omgevingsdiensten kunnen momenteel deze middelen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) aanvragen op basis van een projectplan. In het coalitieakkoord is toegezegd deze ondersteuning ook na 2026 met € 14 miljoen per jaar voort te zetten. Deze middelen komen bovenop de middelen die ik al beschikbaar gesteld heb via de Ondersteuningsfaciliteit Versterkte Uitvoering Energiebesparingsplicht (VUE), waarmee omgevingsdiensten tot eind 2023 externe capaciteit kunnen inhuren.
Bent u bereid werk te maken van betere monitoring van de energiebesparingsplicht?
Het handhaven en dus ook het monitoren van deze handhaving is aan het bevoegd gezag en hun omgevingsdienst. Die maken gebruik van hun eigen systemen en eigen methoden van registratie. Wel moeten omgevingsdiensten voor de extra middelen van het Rijk monitoren hoe ze deze inzetten. Dit gebeurt voor de VUE al via een online dashboard: https://vue.databank.nl/dashboard/dashboard-vue. Voor de Specifieke Uitkering zal ik, naast de verrichte activiteiten, ook vragen naar het type overtreding dat is geconstateerd. RVO zal dit monitoren.
Bent u bereid de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een rol te geven in het centraliseren, bijvoorbeeld met een database of de koppeling van de databases van de Omgevingsdiensten, voor het monitoren en handhaven van de energiebesparingsplicht?
Zie antwoord vraag 17.
Kunt u toezeggen jaarlijks een Monitor Energiebesparing met de Kamer te delen, waarmee u onder andere aangeeft hoeveel bedrijven voldoen aan de energiebesparingsplicht en hoe er opvolging wordt gegeven wanneer er geconstateerd wordt dat bedrijven de wet niet naleven?
Ik rapporteer al periodiek aan uw Kamer over de voortgang van de informatie- en energiebesparingsplicht en zal dit blijven doen op basis van de gegevens die mijn ministerie heeft en in de toekomst zal krijgen. Een aparte Monitor Energiebesparing acht ik daarom niet nodig. Overigens heb ik TNO de opdracht gegeven om een verkenning te doen naar de nationale subdoelen voor energiebesparing. Deze doelen zullen de periodieke monitoring naar verwachting verbeteren. Ik zal u voor het einde van het jaar separaat informeren over de conclusies van het onderzoek.
Het bericht 'Agressieve verkoper van energiecontracten start eigen energiemaatschappij. Radar Checkt!' |
|
Renske Leijten |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kunt u aangeven wat u dacht toen u (terug-)keek naar de Radaruitzending van 26 september als het gaat om de energieleverancier HEM?1
Ik vind de in de Radaruitzending getoonde problematiek rondom energieleverancier HEM zorgelijk. Consumenten zijn vrij om in Nederland een energiecontract te kunnen afsluiten op basis van een divers aanbod met verschillen in tariefopbouw en looptijd. Tegelijkertijd zijn er ook spelregels en toezicht om te borgen dat leveranciers daarbij redelijke voorwaarden hanteren. Op zijn minst roept de uitzending de vraag op of die regels goed zijn nageleefd in dit geval. Ik vind het daarom belangrijk dat de toezichthouder scherp let op eventuele overtredingen van deze regels en zo nodig optreedt waar die niet nageleefd worden.
Wat vindt u van vaste contracten van vijf jaar met variabele tarieven? Zou u dit betitelen als een wurgcontract?
Vaste contracten van vijf jaar met variabele tarieven zijn niet gangbaar en in combinatie met een (hoge) opzegvergoeding biedt het de consument geen voordelen, maar wel risico’s bij een stevige prijsverhoging. Het biedt de energieleverancier zekerheid, omdat de consument zich bindt aan het energiecontract voor bepaalde tijd en de energieleverancier zijn inkoop daarop kan aanpassen. Het biedt de consument daarentegen geen zekerheid, want de tarieven zijn variabel en kunnen dus tussentijds verhoogd worden terwijl de leverancier vanwege de vaste looptijd van het contract wel een opzegvergoeding kan vragen als de consument het contract zou willen opzeggen. Er lijkt dus sprake van een potentieel scheve verdeling van risico’s bij zo’n contract. Ik vind dit een onwenselijke situatie gezien de kwetsbare positie waar consumenten zich in de huidige marktomstandigheden in bevinden, waar leveranciers ook voor gevraagd worden oog voor te hebben.
Mogen energieleveranciers dit soort contracten aanbieden aan consumenten die ZZP-er zijn en daardoor als zakelijke klant worden aangemerkt? Wie houdt hier toezicht op?
Voor het aanbieden van leveringscontracten moeten leveranciers zich houden aan de wettelijke regels die van toepassing zijn op het afsluiten van leveringscontracten, zoals het vereiste dat de voorwaarden, verbonden aan de leveringsovereenkomst transparant, eerlijk en vooraf bekend zijn en de verplichting bij het leveren van energie redelijke tarieven en voorwaarden te hanteren. Voor kleinverbruikers geldt, ook als zij handelen als een zzp-er, daarnaast aanvullende bescherming vanuit het Burgerlijk Wetboek. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) houdt toezicht op de naleving van deze regels.
Op basis van welke (wettelijke) bepaling mag een bedrijf energie leveren zonder leveringsvergunning van de Autoriteit Consument & Markt (ACM)?
Een wederverkoper kan op basis van een bemiddelingsovereenkomst alleen handelen en niet leveren in naam van de vergunninghoudende energieleverancier. De wettelijke basis van de bemiddelingsovereenkomst is in Nederland opgenomen in boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (afdeling 7.7.3). Voor het kunnen leveren aan kleinverbruikers is in principe een leveringsvergunning noodzakelijk.
Vindt u het wenselijk dat de ACM het toestaat om vergunningen als «wederverkoop van energie aan kleinverbruikers» door te laten verkopen aan bedrijven zonder vergunning? Zo neen, wat gaat u hieraan doen?
Het is mogelijk om als wederverkoper (tussenpersoon) leveringscontracten aan kleinverbruikers aan te bieden. De wederverkoper handelt dan als bemiddelaar in naam van de opdrachtgever (de vergunninghoudende energieleverancier). In het contract dat hij namens de energieleverancier aan de kleinverbruiker aanbiedt, moet vervolgens de naam van de achterliggende leverancier, – de leverancier die de vergunning houdt-, vermeld staan als contracterende partij.
De daadwerkelijke leveringsovereenkomst komt tot stand tussen deze leverancier en de kleinverbruiker. Deze leverancier blijft ten allen tijde aansprakelijk voor het handelen van de wederverkoper. De vergunninghoudende leverancier blijft ook in de constructie van wederverkoop verplicht zich aan de daartoe geldende wettelijke regels voor het aanbieden van leveringscontracten van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers te houden. De ACM houdt toezicht op het handelen van leveranciers bij het aangaan van contracten met kleinverbruikers en – in het verlengde daarvan – de wijze waarop leveranciers hun wederverkopers aanspreken op het rechtmatig handelen bij het aangaan van leveringsovereenkomsten.
Kunt u aangeven wat er voor nodig is om de vergunningverlening te verscherpen om dit soort schimmige doorverkooppraktijken te voorkomen?
Zie het antwoord op vraag 10, 11 en 12.
Bent u ook verbaasd dat HEM uiteindelijk een eigen leveringsvergunning heeft gekregen, terwijl er binnen de ACM meerdere signalen bekend waren over de dubieuze handel en wandel van de eigenaren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bij de vergunningaanvraag van Allround Holland Energie B.V. heeft de ACM getoetst of de aanvrager beschikt over de benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten. Hier heeft zij aan voldaan en zij heeft een vergunning gekregen van de ACM. Een vergunninghoudende energieleverancier moet echter blijvend voldoen aan genoemde vergunningvereisten. Hier houdt de ACM toezicht op. Wanneer de ACM klachten ontvangt over een vergunninghoudende energieleverancier, kan dit aanleiding zijn voor een onderzoek. De ACM heeft in het interview met Radar aangegeven bekend te zijn met de klachten over HEM. Ik heb mede gelet op deze berichtgeving met de ACM gesproken en mijn zorgen gedeeld over de praktijk bij HEM.
Kunt u voorts aangeven hoe het mogelijk is dat een energieleverancier die zich niet aan de regels houdt toch zijn leveringsvergunning behoudt, zoals dat bij HEM het geval is? Vindt u dat het toezicht hier voldoende wordt toegepast?
Het is aan de ACM om te beoordelen of er voldoende reden is om een leveringsvergunning in te trekken.
Wanneer is het volgens u gerechtvaardigd dat een energieleverancier haar leveringsvergunning verliest?
In het geval dat een energieleverancier naar oordeel van de ACM als onafhankelijk toezichthouder niet meer aan de (wettelijke en andere) vergunningsvereisten voldoet.
Vindt u dat de ACM voldoende in staat is om consumenten te beschermen tegen energieleveranciers die zich niet aan de regels houden? Zo nee, waarom niet, en hoe gaat u dit dan verbeteren?
Het aanscherpen van toezicht op leveranciers en het stellen van extra eisen is hard nodig en heeft mijn volle aandacht. Zo heb ik dit najaar hiervoor aangescherpte beleidsregels in het kader van vergunningverlening vastgesteld en heeft de ACM het toezicht op energieleveranciers aangescherpt. Deze beleidsregels zijn inmiddels in werking getreden. Verdere aanscherping wordt uitgewerkt onder de Energiewet.
Het is de ACM die aanvragen van vergunningen beoordeelt en toezicht houdt op vergunninghouders, ook op vergunninghouders die via wederverkopers energiecontracten sluiten. Zoals aangekondigd in mijn brief van 20 september 2022 (Kamerstuk 29 023, nr. 347), is het toetsingskader voor de vergunningverlening en het toezicht op energieleveranciers onlangs aangescherpt. De daartoe aangekondigde Beleidsregels zijn inmiddels vastgesteld door ACM en mijzelf. Maandag 3 oktober 2022 zijn de Beleidsregels gepubliceerd en ze zijn van kracht met ingang van 4 oktober 2022.2 Hierdoor moeten energieleveranciers aan strengere eisen voldoen als het gaat om risicomanagement en hun financiële positie om een betrouwbare levering te kunnen garanderen.
Daarnaast heb ik uw Kamer in het Vragenuur van 27 september 2022 gemeld dat in het concept wetsvoorstel voor de Energiewet een extra benodigde kwaliteit van «deskundigheid» voor vergunninghoudende leveranciers opgenomen is. Ook krijgt de ACM de mogelijkheid gebruik te maken van de Wet Bibob bij het toezicht op vergunninghoudende leveranciers.
Consumenten worden in Nederland verder beschermd door regels over onder meer precontractuele informatieverplichtingen, verkoop aan de deur, op straat en aan de telefoon, het verbod op oneerlijke en agressieve handelspraktijken. De ACM ziet ook toe op de naleving van deze regels door energieleveranciers en kan optreden als ze overtreden worden, bijvoorbeeld door een boete op te leggen. Desalniettemin blijf ik alert op signalen uit de markt en bekijk ik waar verdere aanscherping van de bescherming van consumenten nodig is.
Vindt u dat de ACM genoeg doet om te voorkomen dat energieleveranciers contracten aanbieden die niet aan de regels voldoen?
Zie antwoord vraag 10.
Wat gaat u doen om bestaande of toekomstige vergelijkbare praktijken aan te pakken en de consument beter te beschermen tegen cowboys op de energiemarkt?
Zie antwoord vraag 10.
Waar kunnen de klanten van HEM terecht om hun recht te halen als zij onder valse voorwendselen zijn binnengehaald voor een wurgcontract? Hoe gaan u en de ACM deze mensen helpen?
Energiemaatschappijen moeten consumenten eerlijk en tijdig informeren over het contract dat zij sluiten. Daarnaast moeten ze eerlijke tarieven en voorwaarden hanteren. Consumenten met klachten over een energiemaatschappij kunnen hun recht halen bij de Geschillencommissie Energie of bij de burgerlijke rechter.
Ik raad consumenten die een klacht hebben over een energiemaatschappij aan om deze ook te melden bij de ACM. De ACM is bevoegd om op te treden tegen overtredingen van leveranciers, bijvoorbeeld door boetes op te leggen of door de vergunningverlening van energiemaatschappijen opnieuw tegen het licht te houden.
Garandeert u dat ACM mensen die bizarre bedragen voor het beëindigen van het wurgcontract helpt om die «boetes» terug te krijgen? Zo neen, waarom niet?
Eerder gaf ik al aan (hoge) opzegvergoedingen bij contracten van een bepaalde duur met variabele tarieven maatschappelijk onwenselijk te vinden. Het is aan de rechter te oordelen of het vragen van dergelijke vergoedingen wel rechtmatig is. De ACM heeft nu alleen mogelijkheden om in dergelijke gevallen op te treden wanneer een leverancier een tariefswijziging doorvoert die geen verband houdt met de stijging van de inkoopkosten en een opzegvergoeding in rekening brengt.
Strikt genomen staat de wet niet aan deze praktijk in de weg omdat de wetgever indertijd bij contracten van bepaalde duur geen rekening hield met contracten van bepaalde duur mét variabele tarieven. Dergelijke contracten zijn zeker niet gebruikelijk. Consumenten en bedrijven met een aansluiting voor kleinverbruik kunnen echter wel terecht bij de Geschillencommissie Energie of de rechter, zoals ook genoemd in het antwoord op vraag 13.
Het bericht 'Energy union or deindustrialisation' |
|
Laurens Dassen (Volt) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Energy Union or Energy union or deindustrialisation»?1
Ja.
Herinnert u zich de artikelen «Fabrieken worden stilgelegd door energieprijzen en dat gaan we merken»2 en «Europese metaalbedrijven vrezen permanente sluiting van fabrieken»?3
Ja.
Erkent u dat de hogere energieprijzen in Europa in vergelijking tot andere landen, namelijk negen keer hoger in Augustus ten opzichte van de prijzen in de Verenigde Staten de-industrialisatie van Europa in gang zet?
Ik erken dat de hoge energieprijzen in Europa reden zijn tot zorg, en dat deze hoge prijzen de concurrentiepositie van delen van de (energie-intensieve) industrie onder druk zet. Deze zorg leeft ook bij mijn collega’s elders in Europa.
Ik ben dan ook in direct contact met een aantal van de grote bedrijven die onder de hoge energieprijzen lijden. In augustus waren de energieprijzen inderdaad significant hoger dan in bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Gelukkig is sindsdien de gasprijs in Europa met 70% gedaald. Dit biedt echter geenszins zekerheid op de lange termijn. Zoals toegezegd in het Commissiedebat Bedrijfslevenbeleid van 19 oktober jl., zal ik uw Kamer voor het einde van het jaar informeren over de impact van de gestegen energieprijzen op de industrie en de wijze waarop het kabinet hierin zal gaan acteren.
Deelt u de mening dat het noodzakelijk is de strategische en groene industrie binnen Europa voor te toekomst te behouden? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel deze mening. Zoals ook aangegeven in mijn industriebrief van deze zomer en de brief over de verduurzaming van de industrie hecht het kabinet eraan om een strategische en groene industrie binnen Europa te behouden. Dit voorkomt dat CO2-emissies simpelweg worden verplaatst, vermindert onze afhankelijkheid van derde landen voor belangrijke goederen en zorgt voor een diverse en daarmee veerkrachtigere economie.
Deelt u de mening dat de huidige eisen en doelen [omtrent energiebesparing, staatssteun, afroming van winsten en maximale vulgraden] die door de Europese Unie gesteld zijn, maar ingevuld en uitgevoerd worden door de landen zelf waarbij er grote verschillen ontstaan door budgettaire capaciteit tussen landen, kan leiden tot een ongelijk speelveld en daarmee instabiliteit van de interne markt? Zo nee, waarom niet?
De plannen van de EU op dit gebied houden al rekening met het verschil in welvaart en budgettaire ruimte tussen lidstaten. De middelen uit de Green Deal, het RepowerEU programma en de Recovery and Resilience Facility komen in het bijzonder aan de minder kapitaalkrachtige lidstaten ten goede en minder aan lidstaten zoals Nederland. Ook gezamenlijke inkoop is een maatregel die de effecten van ongelijke marktmacht tussen lidstaten tegengaat. Er zijn dus al waarborgen getroffen voor het bevorderen van een gelijk speelveld.
Deelt u de mening dat de ontwikkeling van een Europees afschakelplan ervoor kan zorgen dat de cruciale sectoren kunnen blijven draaien? Zo nee, waarom niet?
Nee, deze mening deel ik niet. Als ook aangegeven in de Kamerbrief van 9 september inzake de voortgang van het BH-G (Kamerstuk 29 023, nr. 342) wordt de afschakelstrategie in nauw overleg met de belangrijke handelspartners België en Duitsland vormgegeven. De komende periode zal een nadere analyse van grensoverschrijdende keteneffecten van deze landen worden gemaakt en met deze landen worden besproken. Indien nodig zal de afschakelstrategie daarop worden aangepast.
Deelt u de mening dat de ontwikkeling van een Europese Energie Unie noodzakelijk is om te zorgen dat de-industrialisatie wordt voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt deze mening deels. In reactie op de huidige energiecrisis en de stijging van energieprijzen in de EU worden zowel in EU-verband als op nationaal niveau veel maatregelen genomen om de gevolgen van de stijgende energiekosten voor burgers en bedrijven te verzachten en ook om de oorzaken van de gestegen energieprijzen aan te pakken. Samenwerking op Europees niveau is dan ook zeer belangrijk. Zie ook het antwoord op vraag 8.
Deelt u de resultaten van het onderzoek van het University College Dublin dat een Europese Energie Unie – waarbij de energie- en gasprijs op Europees niveau worden losgekoppeld, er gezamenlijk ingekocht wordt en het pan-Europese supergrid wordt afgemaakt, energieprijzen binnen de Europese Unie met 32% dalen?4 Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek – waaraan de VOLT-fractie refereert – gaat niet in op een Europese Energie Unie maar betreft een studie naar de voordelen van een mogelijk pan-Europees «super grid». Een conclusie van dit onderzoek is dat de energiekosten met 32% zouden kunnen dalen als gevolg van verdere versterking van de pan-Europese transmissienetwerken. Het klopt dat uitbreiding en versterking van Europese transmissienetten een belangrijke voorwaarde is voor het slagen van de energietransitie. De resultaten van dit onderzoek vloeien voort uit van een groot aantal aannames. Dit maakt het moeilijk te beoordelen hoe reëel dit cijfer is.
Deelt u de mening dat een Europese Energie Unie het opbouwen van strategische reserves makkelijker maakt omdat landen niet meer met elkaar concurreren? Zo nee, waarom niet?
Deze mening deel ik niet. Ten eerste kan een gezamenlijke gasinkoop bijdragen aan het makkelijker opbouwen van strategische reserves. Dit kan echter ook zonder een Europese Energie Unie, zoals de VOLT-fractie deze voor zich ziet. Voorts kan een gezamenlijke Europese Energie Unie uiteindelijk bijdragen aan lagere kosten die de burgers betalen voor energie. Vandaag de dag vormen ook moeilijk te beheersen externe factoren een belangrijke oorzaak van hogere energieprijzen. Voor een weerbaar Europees energiesysteem is de Europese Energie Unie geen doel op zich. Het gaat er wat mij betreft dan vooral om dat de EU als geheel niet alleen een geïntegreerd energiesysteem heeft, maar ook in staat is deze te voeden met overwegend hernieuwbare energie van eigen bodem. Dát maakt weerbaarder voor schokken van buitenaf.
Deelt u de mening dat een gezamenlijke Europese Energie Unie de kosten die de burgers betaalt voor energie verlaagt en het Europese energiesysteem weerbaarder maakt voor schokken van buitenaf? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Wat is de positie van Nederland ten aanzien van de verschillende aspecten van een Europese Energie Unie zoals hierboven benoemd en ten aanzien van een Europese Energie Unie als geheel? Bent u bereidt om u in Europees verband hard te maken voor de totstandkoming van een Europese Energie Unie?
Zie antwoord vraag 9.