Het informeren van de Kamer |
|
Lisa Westerveld (GL), Laura Bromet (GL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich uw antwoorden op schriftelijke vragen van het lid Snels (GroenLinks) over het informeren van de Kamer (ontvangen op 18 april 2018)?1
Ja.
Deelt u nog steeds de mening dat alvorens de media geïnformeerd worden over een kabinetsplan, eerst de Kamer geïnformeerd dient te worden?
Een zorgvuldige informatievoorziening van beide Kamers is in het licht van artikel 68 Grondwet essentieel in de verhouding tussen de regering en Kamers. Daarbij hoort dat de regering de Kamers zo snel als redelijkerwijs mogelijk informeert over relevante zaken. Op deze wijze is het voor leden mogelijk zich op basis van officiële stukken een goed oordeel te vormen.
Hoe vindt u dat het sinds de beantwoording van genoemde schriftelijke vragen is gegaan met het naleven van de werkafspraken tussen kabinet en Kamer over de wijze van informeren van de Kamer?
De voornoemde beginselen zijn nog steeds leidend voor leden van dit kabinet.
Hoe vaak heeft u sinds de beëdiging van dit kabinet bewindslieden gewezen op het feit dat plannen altijd eerst naar de Kamer moeten worden gestuurd voordat de media worden geïnformeerd?
Zie het antwoord op vraag 2. Voorts merk ik op dat de voorzitter van de Tweede Kamer in een brief van 24 januari 2022 inzake bij alle bewindspersonen aandacht heeft gevraagd voor informatievoorziening en werkafspraken. Deze brief is in het kabinet besproken en hierop heb ik, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een antwoord aan u toegezonden op 4 mei 2022.
Kunt u zich voorstellen dat Kamerleden hun werk niet goed kunnen doen, wanneer zij moeten reageren op berichtgeving in de media terwijl de informatie nog niet aan de Kamer is gezonden?
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat het feit dat een bewindspersoon graag in de media wil optreden (bijvoorbeeld interview in een krant of een optreden in een televisie-uitzending) over een kabinetsplan het niet rechtvaardigt dat media voordat een kabinetsplan naar de Kamer wordt gestuurd van het kabinetsplan (onder embargo) op de hoogte worden gesteld? Zo nee, waarom acht u een media-optreden en/of het onder embargo naar de media sturen van een kabinetsplan belangrijker dan het tijdig informeren van de Kamer? En op welke wijze acht u dit passen binnen de werkafspraken met de Tweede Kamer?
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden voorafgaand aan het debat over de Raming van de Kamer (gepland op 20 juni 2022)?
Ja.
De jaarlijkse conferentie van het WEF |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kan de Kamer een overzicht krijgen van alle sessies (naam van de sessie, gespreksonderwerp, sprekers, et cetera) en andere (in)formele bijeenkomsten georganiseerd of (spontaan) gehouden tijdens de jaarlijkse conferentie van het World Economic Forum (WEF) afgelopen week (van 22 mei tot en met 26 mei 2022) waar één of meer leden van het kabinet (of Koningshuis) aanwezig waren en kan het kabinet aangeven bij welk van deze bijeenkomsten de «Chatham House Rules» van kracht waren?
De jaarvergadering van het WEF vond dit jaar plaats van 22 t/m 26 mei in Davos. Vanuit het kabinet namen de Minister-President, de Ministers van Financiën, Defensie en Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat deel. Koningin Maxima nam deel aan de jaarvergadering in haar functie van Speciale Pleitbezorger van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties voor Inclusieve Financiering voor Ontwikkeling (UNSGSA).
De programma’s van de bewindslieden treft u in de bijlagen bij deze brief aan1. Voor informatie over het programma van de Koningin verwijs ik u naar www.koninklijkhuis.nl/actueel/nieuws/2017/01/12/koningin-maxima-bij-world-economic-forum-in-davos en www.unsgsa.org/news/unsgsa-queen-maxima-attend-world-economic-forums-davos-2022-meetings.
Van de WEF-bijeenkomsten zijn geen notulen gemaakt. In de regel gelden Chatham House Rules. Wel zijn veel bijeenkomsten live gestreamd en terug te zien via Programme > World Economic Forum Annual Meeting | World Economic Forum (weforum.org).
Het gebruik van hacksoftware, zoals Pegasus, in Nederland |
|
Jasper van Dijk , Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
|
Herinnert u zich dat in het regeerakkoord van 2017 is afgesproken: «Voor de uitvoering van de Wet Computercriminaliteit III komt 10 miljoen euro extra beschikbaar. Daarbij zal slechts in een specifieke zaak hacksoftware worden ingekocht door opsporingsdiensten. Leveranciers van dergelijke software worden gescreend door de AIVD en verkopen niet aan dubieuze regimes. Statistieken over het gebruik van hacksoftware worden jaarlijks openbaar gemaakt. Bij de evaluatie van de wet na twee jaar wordt bezien in hoeverre deze regeling de effectiviteit van de wet ernstig aantast. In dat geval wordt alsnog de aanschaf van hacksoftware voor algemeen gebruik overwogen.»?
Ja.
Heeft Nederland in de afgelopen jaren hacksoftware, zoals Pegasus, aangeschaft? Zo ja, wanneer is welke software aangeschaft?
In het algemeen geldt dat het Nederlandse organisaties niet is toegestaan binnen te dringen in geautomatiseerde werken. Uitzonderingen zijn gemaakt voor justitie en politiediensten ter opsporing van strafbare feiten in het kader van de Wet
Computercriminaliteit III (de Wet CCIII), en voor inlichtingen- en veiligheidsdiensten ter bescherming van de nationale veiligheid in het kader van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv 2017).
De Wet CCIII vormt de grondslag voor het aanschaffen en inzetten van soft- en hardware door de opsporingsdiensten om binnen te dringen in geautomatiseerde werken. Dit doen de opsporingsdiensten ten behoeve van het uitvoeren van de bijzondere opsporingsbevoegdheid zoals vastgelegd in artikelen 126nba, 126uba en 126zpa. De uitvoering van deze bevoegdheid is centraal belegd bij een technisch team dat is ondergebracht bij de Landelijke Eenheid van de politie. De Wet CCIII is op 1 maart 2019 in werking getreden. Vanaf dat jaar is commerciële binnendringsoftware aangeschaft bij een externe ontwikkelaar.
De politie gebruikt extern ontwikkelde binnendringsoftware voor het uitvoeren van de bijzondere opsporingsbevoegdheid van artikel 126nba Sv. Binnendringen gebeurt met verschillende onderzoeksdoeleinden, te weten: (a) het identificeren van het geautomatiseerd werk of gebruiker en (b) de vastlegging van gegevens. Bestaande doelen zijn (c) tap, opslaan vertrouwelijke informatie, afluisteren, (d) observatie en (e) ontoegankelijk maken. Binnendringsoftware is hierbij een zwaar maar noodzakelijk middel voor de uitvoering van de wettelijke bijzondere opsporingsbevoegdheid die is gebonden aan diverse waarborgen.
Als de officier van justitie bepaalt dat gebruik van binnendringsoftware van een externe leverancier noodzakelijk is, wordt dit centraal bij het OM getoetst alvorens in een specifieke zaak wordt overgegaan tot aanschaf door de politie.
Het verstrekken van informatie aan derden over welke specifieke software de politie beschikt en gebruikt bij de inzet van deze bijzondere opsporingsbevoegdheid, brengt onaanvaardbare risico’s met zich mee voor de inzetbaarheid van die middelen en daarmee het opsporingsbelang. De verwerving van binnendring soft- en hardware vindt bij de politie onder geheimhouding plaats. Het is voor de afscherming van middelen en methodieken niet mogelijk om openbaar inzicht te geven in welke software de politie gebruikt bij de uitvoering van deze bevoegdheid.
De Wiv 2017 bevat de bijzondere bevoegdheid van het binnendringen van een geautomatiseerd werk ex artikel 45 Wiv 2017. Over de wijze waarop de inlichtingen- en veiligheidsdiensten gebruikmaken van hun wettelijke bevoegdheden kan in het openbaar geen mededeling worden gedaan.
Indien hacksoftware is aangeschaft, welke diensten (zoals politie, AIVD, MIVD en NCTV en anderen) hebben gebruik gemaakt van de hacksoftware of hebben er gebruik van kunnen maken?
Ten aanzien van de politie is bekend, zoals onder andere weergegeven in de inspectieverslagen van de Inspectie Justitie & Veiligheid en het jaarverslag Politie dat uw Kamer ieder jaar ontvangt, dat commerciële binnendringsoftware aangeschaft bij een externe ontwikkelaar wordt gebruikt bij de inzet van de bevoegdheid van artikelen 126nba, 126uba en 126zpa.
De AIVD en de MIVD mogen onder strikte wettelijke voorwaarden bijzondere bevoegdheden inzetten ter bescherming van de nationale veiligheid. Deze bevoegdheden zijn in Nederland aan voorwaarden verbonden, die zijn vastgelegd in de Wiv 2017. Voor wat betreft de inlichtingen- en veiligheidsdiensten houden zowel de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) als de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) toezicht op de juiste toepassing van die wet. In het openbaar kunnen de diensten geen uitspraken doen over de inzet van bijzondere bevoegdheden.
De NCTV heeft nooit gebruik gemaakt van binnendringsoftware en zal dat ook in de toekomst niet doen.
Hoeveel geld is in elk van de afgelopen jaren uitgegeven voor de aanschaf van spionagesoftware?
Het is, gezien de wettelijke zorgplicht van de AIVD en de MIVD voor afscherming van de modus operandi, niet mogelijk om openbaar inzicht te geven in uitgaven die verband houden met de inzet van bijzondere bevoegdheden. Hetzelfde geldt voor de politie. Het is voor de afscherming van middelen en methodieken niet mogelijk om openbaar inzicht te geven in de uitgaven voor dit soort software.
Kunt u aangeven waar de beloofde statistieken over hacksoftware gepubliceerd zijn en kunt u ze (nogmaals) naar de Kamer sturen, ook als het gebruik van hacksoftware nul is?
In de jaarverslagen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid staat opgenomen hoe vaak commerciële binnendringsoftware is ingezet. Tevens doet de Inspectie Justitie en Veiligheid hiervan sinds de afgelopen drie jaar verslag inzake het toezicht op de binnendringbevoegdheid van de politie.
Kunt u de jaarstatistieken over het gebruik uitsplitsen naar wie het gebruikt heeft?
Zie antwoorden bij de vragen 2 en 3.
Kunt u de lijst van misdrijven geven waarvoor de hacksoftware is ingezet?
In opsporingsonderzoeken waarin binnendringsoftware is ingezet, was hoofdzakelijk sprake van een verdenking van een combinatie aan strafbare feiten.
Het betrof een combinatie van de volgende artikelen uit het wetboek van strafrecht, de Opiumwet (Ow), de Wet Wapens en munitie (Wwm), de wet op het financieel toezicht (Wft) en de Wet economische delicten (WED):
Is de hacksoftware alleen ingezet bij verdenking van zware misdrijven en/of terrorisme? Zo nee, wanneer is de hacksoftware nog meer inzet?
De bevoegdheid om heimelijk en van afstand binnen te dringen in een geautomatiseerd werk en onderzoekshandelingen te verrichten mag alleen worden ingezet bij ernstige misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is en die gezien de aard of samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert.
De AIVD en de MIVD doen onderzoek in het kader van de nationale veiligheid waaronder dreigingen voor de democratische rechtsorde. Om de Nederlandse rechtsstaat en democratische rechtsorde te beschermen is het van groot belang om zicht te krijgen en zicht te houden op de dreigingen om ons heen. Om personen waarvan een dreiging uitgaat voor de nationale veiligheid de pas af te snijden of in de gaten te houden, kan de inzet van bijzondere inlichtingenmiddelen (zoals tappen en hacken) essentieel zijn en soms de enige manier waarop de diensten informatie kunnen vergaren over activiteiten, capaciteiten en intenties.
Dat gebeurt altijd onder strikte wettelijke voorwaarden na bindende toetsing vooraf door de TIB en het onafhankelijke toezicht door de CTIVD.
Is hacksoftware ook ingezet tegen advocaten, protestgroepen zonder terroristisch oogmerk en/of politieke groepen? Zo ja, kunt u uw antwoord dan heel precies toelichten?
De verantwoording van de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden door opsporingsdiensten en het openbaar ministerie vindt plaats bij de behandeling van een strafzaak door de rechter. Om die reden kan geen inzage worden gegeven tegen welke specifieke verdachten in opsporingsonderzoeken de bevoegdheid ex art. 126nba Sv is ingezet.
Over de werkwijze van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten worden in het openbaar geen uitspraken gedaan. In zijn algemeenheid hebben journalisten en advocaten binnen de Wiv 2017 extra bescherming. Inzet van bijzondere bevoegdheden op advocaten en journalisten kan namelijk alleen als de rechtbank Den Haag daarvoor toestemming heeft verleend. De jaarverslagen van AIVD en MIVD geven inzicht in de aandachtsgebieden van de beide diensten.
In het kader van opsporingsonderzoeken die door de politie worden uitgevoerd inzake een (mogelijke) strafrechtelijke vervolging door het openbaar ministerie kent de bijzondere opsporingsbevoegdheid van 126nba, 126uba en 126zpa geen uitzonderingen voor advocaten, protestgroepen zonder terroristisch oogmerk en/of politieke groepen. Het vereiste van een voorafgaande rechterlijke toetsing biedt de burger verdere bescherming tegen willekeurige inmenging door de overheid in de privésfeer. Daarnaast gelden voor de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden ten aanzien van journalisten en advocaten aanvullende waarborgen1.
Voordat wordt overgegaan tot inzet van de bevoegdheid ex artikel 126nba, 126uba, 126zpa vindt een uitgebreid toetsingstraject2 plaats. Dit toetsingstraject geldt voor alle typen zaken waarvoor het is toegestaan om deze bevoegdheid in te zetten.
Wanneer een zaaksofficier voornemens is in een zaak de bevoegdheid ex artikel 126nba, 126uba, 126zpa Sv in te zetten wordt het voornemen voorgelegd aan de rechercheofficier van justitie en de hoofdofficier van justitie van het betrokken parket. Als beiden instemmen, wordt de voorgenomen toepassing ter goedkeuring voorgelegd aan het College van procureurs-generaal (het College). Dit gebeurt door tussenkomst van en na advisering door de Centrale Toetsingscommissie (CTC).
De CTC beoordeelt het verzoek aan de hand van (onder meer) de verdenking, de wet- en regelgeving, proportionaliteit, subsidiariteit, de kans van slagen van de inzet van het middel en eventuele gevoeligheden/risico’s en stelt een advies op voor het College.
Het College beslist, met inachtneming van het advies van de CTC, of de bevoegdheid ex art. 126nba, 126uba, of 126zpa mag worden ingezet. Als het College toestemming heeft verleend, dient de zaaksofficier van justitie een vordering tot machtiging voor het geven van een bevel ex art. 126nba, 126uba, of 126zpa aan de rechter-commissaris te doen. Na machtiging door de rechtercommissaris beveelt de zaaksofficier van justitie de inzet.
Kunt u een lijst geven van Nederlandse staatsburgers waarvan bij u bekend is dat hacksoftware is ingezet, maar deze software niet door de Nederlandse staat is ingezet? Deze lijst kan ofwel vertrouwelijk zijn, ofwel geanonimiseerd, zoals: advocaat, veroordeelde crimineel, militair, activist, journalist, etc.
Het kabinet beschikt niet over een dergelijke lijst waarop gegevens zouden staan van personen die zijn gehackt met het middel.
In november 2021 heeft Apple aangekondigd gebruikers die zijn geïnfecteerd met
Pegasus via een bericht te informeren. In het kader van de weerbaarheid bevorderende taak van de AIVD is eind november 2021 een cyberadvies aan de rijksoverheid gestuurd. Daarin werd rijksambtenaren die een dergelijke melding ontvingen geadviseerd dit via hun beveiligingsambtenaar bij de AIVD te melden. Het kabinet zal via de geëigende kanalen inzicht geven in het aantal meldingen.
Kunt u – zo nodig vertrouwelijk – de screening van de leveranciers door de AIVD aan de Kamer doen toekomen?
De procedure zoals genoemd in het regeerakkoord van 2017 – dat leveranciers van hacksoftware die wordt ingekocht door opsporingsdiensten worden gescreend door de AIVD – wordt door de AIVD uitgevoerd als een naslagverzoek conform de F-taak in de Wiv 2017 onder artikel 8 lid 2f. Dit artikel betekent dat de AIVD in de eigen systemen naar een specifieke persoon of instantie een naslag kan doen op verzoek van anderen, conform de Regeling naslag Wiv 2017. Gezien de wettelijke geheimhoudingsplicht in de Wiv 2017 kan over specifieke naslagverzoeken in het openbaar geen mededelingen worden gedaan. De Kamer wordt hierover via de geëigende kanalen nader geïnformeerd.
Wordt de in Nederland gebruikte hacksoftware ook verkocht aan dubieuze regimes? Hoe heeft de regering zich daarvan vergewist?
In het Regeerakkoord 2017–2021 is vastgelegd dat leveranciers van hacksoftware die wordt ingekocht door opsporingsdiensten niet mogen leveren aan dubieuze regimes. Zoals aangegeven in de beantwoording van Kamervragen gaat het om landen die zich schuldig maken aan ernstige schendingen van mensenrechten of internationaal humanitair recht.3 Om deze reden voert de politie een toets uit voordat over wordt gegaan tot de aanschaf van binnendringsoftware. In deze toets wordt de leverancier gevraagd niet te hebben geleverd aan landen waartegen vanuit de EU of de VN restrictieve sancties bestaan en wordt gecontroleerd of in het land waar de leverancier is gevestigd een exportcontroleregime bestaat waar mensenrechten een onderdeel is in de beoordeling voor het verstrekken van een
exportvergunning.4
De politie past dit beleid toe en eist van leveranciers een bevestiging dat niet aan zulke dubieuze regimes wordt geleverd. Aanvullend hierop wordt door de politie deze toets periodiek herhaald.
Klopt het dat de wet computercriminaliteit III op 1 maart 2019 in werking getreden is en dat deze na 2 jaar geëvalueerd zou worden?
De Wet CCIII is inwerking getreden op 1 maart 2019. In het parlementaire debat heeft de toenmalige Minister toegezegd dat een eerste evaluatie van de Wet CCIII al na twee jaar plaatsvindt (in plaats van de gebruikelijke vijf jaar). Bij deze eerste evaluatie wordt gekeken naar één onderdeel van de wet, namelijk de bevoegdheid tot het heimelijk en op afstand binnendringen en onderzoek doen in een geautomatiseerd werk. Het tweede deel van de evaluatie zal zich richten op de gehele wet, inclusief de bevoegdheid tot binnendringen. De in twee delen opgedeelde evaluatie heeft als voordeel dat sommige thema’s die gedurende de eerste evaluatietermijn nog onvoldoende diepgaand aan de orde kunnen komen, bijvoorbeeld omdat de looptijd van het onderzoek relatief kort is en als gevolg daarvan de hoeveelheid empirisch materiaal beperkt, nader kunnen worden onderzocht.
Op welk moment is het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) met de evaluatie begonnen en heeft u al een concept van het rapport ontvangen? Zo ja, wanneer?
Het eerste deel van de evaluatie van de Wet CCIII is in 2020 aangevangen en zou eind 2021 zijn afgerond, maar heeft wegens de onvoorziene omstandigheden van de COVID-19 pandemie wat vertraging opgelopen.
Wanneer krijgt u de definitieve versie van het evaluatierapport?
Naar verwachting zal het eerste deel van de evaluatie in de zomer 2022 worden afgerond en vlak na de zomer 2022 gepubliceerd.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De beantwoording van schriftelijke vragen over de aanbesteding van fotografieopdrachten |
|
Joost Sneller (D66), Romke de Jong (D66), Steven van Weyenberg (D66) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Gunay Uslu (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Op welke wijze worden de (administratieve) verplichtingen voortvloeiend uit de huidige raamovereenkomst als belastend ervaren door fotografen? Kunt u dit nader onderbouwen en toelichten?1
In antwoord op vragen van de leden Sneller (D66) en Gijs van Dijk (PvdA) aan de Minister-President en de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de aanbesteding van fotografieopdrachten (ingezonden 23 september 2021)2 heb ik toegelicht dat een aanzienlijk deel van de 39 fotografen in de huidige raamovereenkomst, grofweg één derde, heeft aangegeven (mondeling en/of schriftelijk) last te hebben van de administratieve verplichtingen in de huidige raamovereenkomst en/of heeft aangegeven de aanbestedingsprocedure zelf als (zeer) belastend te hebben ervaren.
Kunt u de verschillen tussen de huidige raamovereenkomst voor fotografie bij de rijksoverheid en de nieuwe (concept-)raamovereenkomst toelichten? Wat zijn de gevolgen voor de kosten van het Rijk en de te verwachten gevolgen voor de inkomens van de fotografen?
In antwoord op de vragen van de leden Sneller, Wuite, Romke de Jong en Van Weyenberg (allen D66) aan de Minister-President en de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de aanbesteding van fotografieopdrachten3 heb ik toegelicht dat is gekozen voor een nieuwe opzet, waarbij er geen rechtstreekse contracten meer worden afgesloten met individuele fotografen. Het doel van deze aanbesteding is om één bureau te contracteren dat, in samenspraak met opdrachtgevers, een poule van fotografen selecteert om opdrachten binnen de raamovereenkomst uit te voeren. Fotografen kunnen gezamenlijk, als zij een combinatie vormen, inschrijven als één bureau voor uitvoering van de raamovereenkomst. Wanneer eenmaal een bureau is gecontracteerd voor de raamovereenkomst, kunnen fotografen (die aan bepaalde objectieve eisen voldoen) tijdens de looptijd van de overeenkomst in de poule in- en uitstappen.
Het uurtarief in de nieuwe raamovereenkomst € 109,– excl. btw, voor elk uur dat een fotograaf op locatie foto’s neemt. Dit is inclusief tijd die wordt besteed aan nabewerking, die niet apart in rekening mag worden gebracht. In de huidige raamovereenkomst bedraagt het uurtarief € 117,– excl. btw. Dat is inclusief nabewerking, maar ook inclusief overige taken die in de nieuwe situatie door het bureau in plaats van de fotograaf worden uitgevoerd, zoals planning, administratie, gehele metadatering en aanlevering.
Wat is de toegevoegde waarde van de introductie van een bureau dat fotografen in gaat huren ten opzichte van de huidige situatie waarin de Dienst Publiek en Communicatie van het Ministerie van Algemene Zaken (AZ-DPC) fotografen inhuurt in opdracht van ministeries?
In antwoord op vragen van de leden Sneller (D66) en Gijs van Dijk (PvdA) aan de Minister-President en de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de aanbesteding van fotografieopdrachten (ingezonden 23 september 2021)4 heb ik toegelicht dat indien sprake is van een raamovereenkomst met meerdere partijen als uitgangspunt nadere concurrentiestelling dient plaats te vinden (een zogenaamde «mini-competitie», oftewel: een mini-aanbesteding) voor het verstrekken van concrete opdrachten (artikel 2.143, tweede lid, en 2.47, tweede lid, Aanbestedingswet 2012). De huidige raamovereenkomst voor fotografiediensten betreft een raamovereenkomst met meerdere partijen/fotografen, maar gaat uit van het verstrekken van opdrachten zonder nadere concurrentiestelling, omdat nadere concurrentiestelling per fotografieopdracht onmogelijk zou zijn vanwege de doorlooptijd en de onevenredige lasten daarvan voor zowel fotografen als opdrachtgevers. AZ wenst deze wijze van aanbesteden niet te herhalen, omdat deze op gespannen voet staat met de aanbestedingsregels. Ook lijkt het Ministerie Algemene Zaken met die manier van aanbesteden niet optimaal invulling te geven aan de verplichting op grond van artikel 1.6 Aanbestedingswet 2012 om als aanbestedende dienst de administratieve lasten zo veel mogelijk te beperken. Tegen het licht van de ervaringen met deze werkwijze, en in het licht van de juridische houdbaarheid van deze wijze van aanbesteden, is gekozen voor nieuwe opzet, waarbij er geen rechtstreekse contracten meer worden afgesloten met individuele fotografen.
Fotografen (die aan bepaalde objectieve eisen voldoen) kunnen tijdens de looptijd van de overeenkomst in de poule in- en uitstappen. Daardoor gaat de markt voor fotografen niet op slot tijdens de duur van de overeenkomst.
In de nieuwe situatie worden een aantal taken door het bureau uitgevoerd, zoals planning, administratie, gehele metadatering en aanlevering. Dit ontlast de fotografen.
Hoe verhoudt het naar alle waarschijnlijkheid nieuwe uurtarief zich tot de kosten die moeten worden betaald aan een bureau en wat zijn daarmee de kosten voor het Rijk om een fotograaf in te huren? Hoe verschilt dit van de huidige raamovereenkomst en waarom acht u dit verschil wenselijk?
In antwoord op vragen van de leden Sneller (D66) en Gijs van Dijk (PvdA) aan de Minister-President en de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de aanbesteding van fotografieopdrachten (ingezonden 23 september 2021)5 heb ik opgemerkt dat het uurtarief in de nieuwe raamovereenkomst € 109,– excl. btw bedraagt voor elk uur dat een fotograaf op locatie foto’s neemt. Dit is inclusief tijd die wordt besteed aan nabewerking, die niet apart in rekening mag worden gebracht. In de huidige raamovereenkomst, waarin géén bureau maar afzonderlijke fotografen zijn gecontracteerd, bedraagt het uurtarief € 117,– excl. btw. Dat is inclusief nabewerking, maar ook inclusief overige taken die in de nieuwe situatie door het bureau worden uitgevoerd, zoals metadatering. In de nieuwe raamovereenkomst komt het uurtarief volledig ten goede aan de ingezette fotograaf. In de nieuwe raamovereenkomst brengt het bureau per opdracht een vaste vergoeding in rekening bij de opdrachtgever, die volledig ten goede komt aan het bureau.
Reiskosten van fotografen zullen worden vergoed met een vaste vergoeding per kilometer. Met betrekking tot parkeerkosten wordt een bepaling in de raamovereenkomst opgenomen dat deze kosten als maatwerkkosten kunnen worden doorbelast aan opdrachtgevers.
Door de inzet van een bureau zullen de kosten voor de rijksoverheid per foto-opdracht naar verwachting gemiddeld stijgen.
Kunt u onderbouwen waarom enkel de onmogelijkheid om het tarief aan te passen er volgens u niet toe leidt dat de aanbesteding via één groot bureau ervoor kan zorgen dat dit bureau marktmacht naar zich toe kan trekken ten opzichte van fotografen? Gaat u ook de andere voorwaarden waartegen een fotograaf kan worden ingehuurd door het bureau voorschrijven?
In antwoord op vragen van de leden Sneller (D66) en Gijs van Dijk (PvdA) aan de Minister-President en de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de aanbesteding van fotografieopdrachten (ingezonden 23 september 2021)6 heb ik opgemerkt dat de eisen aan fotografen die willen toetreden tot de poule zijn proportioneel en laagdrempelig moeten zijn, en zijn voorgeschreven in de aanbesteding. In ieder geval moeten fotografen voldoende ervaring hebben met fotografieopdrachten vergelijkbaar met de typen/soorten fotografieopdrachten die onderdeel uitmaken van deze raamovereenkomst.
In aanvulling hierop merk ik op dat het selecteren van fotografen voor de poule wordt gedaan door een commissie die in gelijke mate bestaat uit leden afkomstig van het bureau, en leden die werkzaam zijn bij de rijksoverheid. Het selecteren van fotografen voor een opdracht gebeurt conform het omschreven proces in de aanbestedingsstukken. Uitgangspunten daarbij zijn geografische spreiding van fotografen door heel Nederland (korte reistijden) en een zo gelijk mogelijke verdeling van opdrachten tussen fotografen in de poule. Het «matchen» van fotografen vindt, naast geografische spreiding, plaats op basis van geschiktheid van een fotograaf voor de desbetreffende opdracht.
Hoe beoordeelt u de situatie dat fotografen in toenemende mate afhankelijk zullen zijn van deze ene marktpartij, terwijl deze marktpartij de beste kwaliteit moet gaan leveren tegen de laagste prijs? Welke gevolgen verwacht u voor de tarieven voor fotografen?
In de aanbesteding zijn maatregelen genomen om de positie van de fotograaf te beschermen. Om die reden is er een vast uurtarief voor de fotograaf voorgeschreven. In het kader van goed opdrachtgeverschap kan Algemene Zaken gedurende de looptijd van de raamovereenkomst (steekproefsgewijs) gesprekken voeren met fotografen in de poule. Het doel van deze gesprekken is om bij fotografen te verifiëren dat het bureau de afspraken in de raamovereenkomst gestand doet.
Fotografen die opdrachten voor de rijksoverheid willen uitvoeren gaan een zakelijke relatie aan met het te contracteren bureau. In de aanbesteding is voorgeschreven dat opdrachten zo gelijk mogelijk verdeeld moeten worden over de fotografen in de poule. Het tarief dat een fotograaf ontvangt is in de aanbesteding voorgeschreven en komt volledig ten goede aan de fotograaf. En het aantal uren dat een fotograaf wordt ingezet wordt primair door de opdrachtgever bepaald.
Het is niet juist dat het te contracteren bureau per definitie zal werken tegen de laagste prijs. In de beoordeling wordt de geoffreerde prijs voor 15% meegerekend, en kwalitatieve aspecten voor 85%. Bovendien is het uurtarief van de fotograaf voorgeschreven en offreert een bureau enkel de vaste vergoeding per opdracht.
Wat is uw reactie op de stellingname dat fotografen geen verlichting van de administratieve lasten zullen ondervinden, en dat zij zelfs extra administratieve lasten zullen ondervinden, aangezien ze extra administratie zullen moeten bijhouden ten behoeve van het bureau en er een langere lijn tussen de fotograaf en AZ-DPC wordt gecreëerd met als tussenschakel het bureau?
Qua administratieve taken hebben de fotografen in de poule alleen te maken met het bureau, in plaats van met tientallen verschillende rijksonderdelen. Ook speelt het bureau een belangrijke rol bij het aannemen van opdrachten en het doen van de offerte voorafgaand aan een opdracht. Ook het registeren van alle opdrachten ten behoeve van het contractmanagement voor Algemene Zaken hoeft niet meer door de fotografen te worden uitgevoerd. Tevens neemt het bureau de gehele facturatie aan alle rijksonderdelen voor zijn rekening; de fotografen factureren enkel aan het bureau. Een fotograaf in de poule hoeft juist geen extra administratie uit te voeren.
Er wordt geen langere lijn gecreëerd, omdat er nog steeds, na gunning van een nadere opdracht, rechtstreeks contact is tussen fotograaf en opdrachtgever. Alleen het aannemen van een nadere opdracht en het definitief opleveren van de foto’s verloopt via het bureau.
Hoe beoordeelt u dat het subgunningscriterium «beschikbaar stellen van een beeldbank» zeer veel, zo niet alle op één na, partijen uitsluit van deze voorgenomen aanbestedingsprocedure, nu er slechts één partij in Nederland is die aan dit subgunningscriterium zal kunnen voldoen?
Dit subgunningscriterium maakt geen deel uit van deze aanbesteding, zoals ik heb toegelicht in antwoord op de vragen van de leden Nijboer en Gijs van Dijk (beiden PvdA) aan de Minister-President en de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Economische Zaken en Klimaat over de fotografie-aanbesteding rijksoverheid. Het Ministerie van Algemene Zaken heeft op basis van nadere afwegingen besloten dat de van aanvang gebundeld ingezette opdracht- en beeldbankfotografie in deze aanbesteding worden losgekoppeld. Er zal derhalve één aanbesteding worden doorlopen voor opdrachtfotografie. Daarnaast zullen mogelijk twee afzonderlijke aanbestedingen worden doorlopen voor het contracteren van beeldbankleveranciers voor nieuwsfotografie en thematische fotografie.
Hoe beoordeelt u de stelling dat de fotografen slechts administratief worden verlicht omdat ze geen Europese aanbestedingsprocedure hoeven te doorlopen, maar dat deze verlichting verwaarloosbaar is omdat dit een eenmalig proces betreft?
Zoals ik heb opgemerkt in antwoord op vragen van de leden Sneller (D66) en Gijs van Dijk (PvdA) aan de Minister-President en de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de aanbesteding van fotografieopdrachten (ingezonden 23 september 2021) hoeven individuele fotografen in deze nieuwe opzet niet langer zelfstandig mee te dingen in een Europese aanbesteding. De individuele fotografen hoeven voorts niet langer rekening te houden met inkoopprocessen en -systemen van afzonderlijke rijksorganisaties. Het uitvoeren van opdrachten wordt makkelijker voor fotografen, omdat lasten inzake bijvoorbeeld portretrecht en AVG en onder meer het gemetadateerd aanleveren van de foto’s worden belegd bij het bureau. Dit alles beperkt de administratieve lasten voor een individuele fotograaf.
Hoe kijkt u naar de extra handelingen die worden geïntroduceerd door het toevoegen van een rol voor een bemiddelingsbureau, door welke partij worden deze kosten gedragen?
Zoals ik heb opgemerkt in antwoord op vragen van de leden Sneller (D66) en Gijs van Dijk (PvdA) aan de Minister-President en de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de aanbesteding van fotografieopdrachten (ingezonden 23 september 2021 komt het uurtarief volledig ten goede aan de ingezette fotograaf. Het bureau mag per opdracht een vaste vergoeding in rekening brengen bij de opdrachtgever, die volledig ten goede komt aan het bureau. Deze vergoeding aan het bureau staat los van het tarief dat volledig aan de fotograaf toekomt. De kosten voor het bureau en de fotograaf worden gedragen door opdrachtgevers van de rijksoverheid.
Op welke manier is er contact geweest met de 39 fotografen uit de huidige raamovereenkomst over de werkwijze in de nieuwe raamovereenkomst? Wat waren hun reacties en hoe zijn deze meegenomen in de vormgeving van de raamovereenkomst waar de nieuwe aanbesteding op gebaseerd zal worden?
Zie het antwoord op vraag 1.
De bagatellisering van de Bersiap |
|
Simone Kerseboom (FVD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Forse kritiek op Indië-onderzoek: «Rutte doet ons extreem veel pijn»»1 van 23 mei 2022 in De Telegraaf?
Ja
Klopt het dat u heeft gezegd dat u de term politionele acties niet meer wilt gebruiken en dat u ook van mening bent dat de term Bersiap – de periode waarin Indonesische separatisten genocide pleegden tegen Nederlanders en Indische Nederlanders – alleen nog maar «tussen aanhalingstekens» mag worden gebruikt?
De eerste kabinetsreactie van 17 februari jl. op de toen verschenen onderzoeksrapporten bevat hierover de volgende passage: «Nederlanders en Indische Nederlanders en Molukkers die in Indonesië tijdens de Japanse bezetting en de maanden daarna tijdens de periode die in Nederland ook wel bekend staat als Bersiap geconfronteerd waren met grove gewelddadigheden en voor hun leven hadden moeten vrezen, voelden zich na aankomst in Nederland vaak onbegrepen en niet gehoord. Deze verschillende groepen hebben na hun komst in ons land niet de zorg, erkenning en waardering gekregen die ze verdienen».
Tijdens de persconferentie op dezelfde dag heb ik hierover het volgende gezegd: «Dan is er natuurlijk ook het vraagstuk van het gebruiken van de term Bersiap, daar is recentelijk kritiek op gekomen. En ik gebruik die term wel tussen aanhalingstekens, omdat ik mij realiseer dat de term natuurlijk ter discussie staat. Ik wil daar uiting aan geven door dat tussen aanhalingstekens te doen. Maar ik wil ook vaststellen dat die term Bersiap plaats heeft in het Nederlandse collectieve geheugen. En dat die term, dat zagen we ook in het stuk in de krant vandaag terug, in het bijzonder van de Indische gemeenschap in Nederland in het bijzonder de betekenis (heeft) voor het grote leed (dat) is aangedaan. Het kabinet wil dat respecteren door die term, weliswaar tussen aanhalingstekens, want daar is discussie over, maar daarmee niet op de plank te leggen.» In de persconferentie heb ik afstand genomen van het begrip politionele acties en gesproken over een koloniale oorlog.
Waarom vindt u dat de term Bersiap tussen aanhalingstekens zou moeten staan?
Hierop ben ik ingegaan tijdens de persconferentie op 17 februari jl. Daarin heb ik onder meer het volgende gezegd: «Dan is er natuurlijk ook het vraagstuk van het gebruiken van de term Bersiap, daar is recentelijk kritiek op gekomen. En ik gebruik die term wel tussen aanhalingstekens, omdat ik mij realiseer dat de term natuurlijk ter discussie staat. Ik wil daar uiting aan geven door dat tussen aanhalingstekens te doen.»
Bent u zich ervan bewust dat u daarmee impliciet de Bersiap ontkent, dan wel bagatelliseert?
Hierop ben ik ingegaan tijdens de persconferentie op 17 februari jl. Daarin heb ik onder meer het volgende gezegd: «Maar ik wil ook vaststellen dat die term Bersiap plaats heeft in het Nederlandse collectieve geheugen. En dat die term, dat zagen we ook in het stuk in de krant vandaag terug, in het bijzonder van de Indische gemeenschap in Nederland in het bijzonder de betekenis (heeft) voor het grote leed (dat) is aangedaan. Het kabinet wil dat respecteren door die term, weliswaar tussen aanhalingstekens, want daar is discussie over, maar daarmee niet op de plank te leggen.»
Hoe gaat u erop toezien dat de term Bersiap alleen nog maar tussen aanhalingstekens wordt gebruikt? Is dat een persoonlijk voornemen? Of wordt dat regeringsbeleid?
Een dergelijke vorm van toezicht is niet verenigbaar met de vrijheid van drukpers (artikel 7 van de Grondwet).
Kunt u uitleggen wat u hoopt te bereiken door, als het ware, vraagtekens te zetten bij de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden tijdens de Bersiap?
Hierop ben ik ingegaan tijdens de persconferentie op 17 februari jl. Daarin heb ik onder meer het volgende gezegd: «Dan is er natuurlijk ook het vraagstuk van het gebruiken van de term Bersiap, daar is recentelijk kritiek op gekomen. En ik gebruik die term wel tussen aanhalingstekens, omdat ik mij realiseer dat de term natuurlijk ter discussie staat. Ik wil daar uiting aan geven door dat tussen aanhalingstekens te doen. Maar ik wil ook vaststellen dat die term Bersiap plaats heeft in het Nederlandse collectieve geheugen. En dat die term, dat zagen we ook in het stuk in de krant vandaag terug, in het bijzonder van de Indische gemeenschap in Nederland in het bijzonder de betekenis (heeft) voor het grote leed (dat) is aangedaan. Het kabinet wil dat respecteren door die term, weliswaar tussen aanhalingstekens, want daar is discussie over, maar daarmee niet op de plank te leggen.»
Ontkent u dat de Bersiap een extreem gewelddadige periode betreft waarin Nederlanders en Indische Nederlanders, vaak op gruwelijke wijze, gemarteld en vermoord zijn?
Nee.
Kunt u reflecteren op de impact van de Bersiap op de slachtoffers en hun nabestaanden?
Over dit onderwerp is begin juni een onderzoeksrapport verschenen dat als publicatie en deelstudie mede onderdeel uitmaakt van het onderzoeksprogramma waarop de eerste kabinetsreactie van 17 februari jl. betrekking had. Deze kabinetsreactie bevat hierover het volgende: «Zoals toegezegd in de Kamerbrief van 2017 zal het kabinet de publicaties verder bestuderen en vervolgens met een nadere reactie komen. Daarbij zullen ook de bevindingen worden meegewogen in de deelstudies die in april en mei van dit jaar zullen verschijnen». Deze toezegging heeft mede betrekking op het hiervoor genoemde, begin juni verschenen onderzoeksrapport.
Zou u ook andere genocidale acties die hebben plaatsgevonden in de recente geschiedenis, tussen aanhalingstekens plaatsen? Zo ja, welke en waarom? Zo nee, waarom de Bersiap wel?
Het begrip genocide heeft een specifieke juridische betekenis die niet per definitie geldt voor elke periode waarin sprake is geweest van extreem geweld.
Maakt u zich zorgen dat het zwartmaken en in twijfel trekken van de Nederlandse geschiedenis in Nederlands-Indië door historisch revisionisme en negationisme, zoals gepresenteerd in de uitkomsten van het onderzoeksprogramma «Dekolonisatie, onafhankelijkheid, geweld en oorlog in Indonesië 1945–1950» en de tentoonstelling «Revolusi!» in het Rijksmuseum, opnieuw kan leiden tot walgelijke acties zoals het bekladden van het Indisch Monument in augustus 2020?
Er zijn geen aanwijzingen vastgesteld voor dergelijke verbanden.
Denkt u dat de Nederlandse bevolking op dit soort historisch negationisme zit te wachten, gezien de heftige publieke reactie op het nieuws dat het Rijksmuseum de term Bersiap wilde schrappen, naar aanleiding van de tentoonstelling «Revolusi!» door Bersiap-ontkenner Bonnie Triyani?
Publicaties en tentoonstellingen kunnen uiteenlopende reacties oproepen die onderdeel uitmaken van maatschappelijke discussies over onderwerpen.
Kunt u uitleggen waarom het voor u van belang is dat het huidige kabinet zich bemoeit met hoe Nederlanders hun gedeelde geschiedenis willen herinneren en herdenken?
Het staat Nederlanders vrij naar eigen inzicht te herinneren en te herdenken. Zie verder ook de antwoorden op de vragen 1 tot en met 11.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
De uitkomsten van de Conferentie over de Toekomst van Europa |
|
Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitkomsten van de Conferentie over de Toekomst van Europa (CoFE)?1
Ja.
Wat is de positie van het Nederlandse kabinet ten aanzien van deze uitkomsten?
Het kabinet verwelkomt de uitkomsten van de Conferentie. De Conferentie is waardevol geweest om burgers meer te betrekken bij besluitvorming van de EU. Het kabinet bestudeert nu de voorstellen. Sommige voorstellen van de burgers sluiten aan bij bestaand EU-beleid of bestaande plannen, andere zullen nieuwe richtingen en acties vanuit de EU vergen. Het kabinet zal een kabinetsappreciatie met uw Kamer delen, voorafgaand aan de Europese Raad van 23 en 24 juni.
Is de Nederlandse regering tevreden over het verloop van de Conferentie over de Toekomst van Europa?
De Conferentie is een belangrijk instrument geweest om burgers uit alle EU-lidstaten meer te betrekken bij de EU. Niet eerder is dit op deze manier in EU-verband georganiseerd. Een exercitie als deze, waarbij burgers direct met elkaar en met Europese politici in gesprek gaan, is waardevol voor het gesprek over de toekomst van de Unie en voor de democratische legitimiteit.
Wat is de Nederlandse positie ten aanzien van een mogelijke, nieuwe Europese Conventie?
Het kabinet bestudeert momenteel de uitkomsten van de Conferentie. Een eerste inschatting is dat verreweg de meeste voorstellen kunnen worden gerealiseerd binnen het kader van de huidige EU-verdragen. Enkele voorstellen zullen verdragswijziging vergen. Zoals ook in het coalitieakkoord is opgenomen, staat het kabinet open voor verdragswijzigingen naar aanleiding van de Conferentie als dit in het Nederlands en Europees belang is. Voor het kabinet is van belang de voorstellen goed te bestuderen en op basis daarvan een afweging te maken hoe de uitkomsten van de Conferentie het beste opvolging kunnen krijgen.
Hoe staat u ten opzichte van verdere overdracht van soevereiniteit van de Staten-Generaal der Nederlanden naar de Europese Unie?
Van een verdragswijziging en bevoegdheidsoverdracht van lidstaten aan de EU is op dit moment geen sprake. Mocht dat te zijner tijd eventueel op tafel komen dan benadrukt het kabinet dat indien er sprake zou zijn van een mogelijke bevoegdheidsoverdracht aan de EU dat – overeenkomstig de Grondwet – de Staten-Generaal hier mee zal moeten instemmen.
Hoe denkt de Nederlandse regering over wettelijk initiatiefrecht voor het Europees Parlement?
Onder 38.4 in het eindverslag van de Conferentie over de toekomst van Europa is een aanbeveling opgenomen waarin staat dat het Europees parlement recht van wetgevingsinitiatief moet hebben.2 In de EU-Verdragen zijn de bevoegdheden van de EU-instellingen neergelegd. De Europese Commissie heeft in beginsel het exclusieve recht van initiatief ten aanzien van EU wetgevingshandelingen (artikel 17(2) VEU). Het Europees parlement en de Raad zijn bij de gewone wetgevingsprocedure de medewetgevers die EU wetgeving vaststellen.
Als de aanbeveling geïnterpreteerd moet worden als een direct initiatiefrecht voor het Europees parlement, dan zou opvolging daarvan betekenen dat de Commissie niet meer als uitgangspunt het exclusieve initiatiefrecht zou hebben. Dit zou gevolgen hebben voor de institutionele balans tussen de EU-instellingen en voor de «gewone wetgevingsprocedure» en zou verdragswijziging vergen. Het kabinet zou de gevolgen hiervan goed in kaart moeten brengen voor Nederland alvorens hier een positie op in te kunnen nemen, ook wat betreft de consequenties voor de nationale parlementen die democratisch toezicht op lidstaten in de Raad houden.
Onder artikel 225 VWEU heeft het Europees parlement overigens al de mogelijkheid om de Commissie te verzoeken met passende voorstellen te komen. Indien de Commissie daarop geen voorstel indient, deelt zij de redenen daarvoor aan het Europees parlement mee. Dit kan gezien worden als een «indirect» recht van initiatief. De huidige voorzitter van de Europese Commissie heeft in haar politieke beleidslijnen3 toegezegd om bij resoluties of voorstellen vanuit het Europees parlement, die met meerderheid van stemmen worden aangenomen, een initiatiefvoorstel uit te werken. Nederland vindt het van belang – als er gebruik gemaakt wordt van dit «indirecte» recht van initiatief – dat de Commissie en het EP daar transparant over zijn.
Moet volgens het Nederlands kabinet het vetorecht in de Raad worden hervormd? Zo ja, op welke beleidsdomeinen wel en op de welke niet?
Zoals bij uw Kamer bekend is het kabinet er voorstander van dat bij besluitvorming binnen het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid vaker gebruik wordt gemaakt van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming (QMV) in plaats van unanimiteit, specifiek op de onderwerpen sancties, mensenrechtenverklaringen in multilateraal verband en civiele GVDB-missies. Het kabinet is ervan overtuigd dat dit zal kunnen bijdragen aan het vergroten van de besluitvaardigheid en de slagvaardigheid op het gebied van het EU-buitenlandbeleid. Het EU-verdrag biedt de ruimte om die stap te zetten. Gebruik van QMV vereist een unanimiteitsbesluit. Het kabinet verwijst in dit kader ook graag naar de brief d.d. 17 mei 2021 over de mogelijkheden om binnen het verdrag over te stappen van unanimiteitsbesluitvorming naar QMV.4
Kan u ook aangeven welke besluitvorming ze dan wél verkiest?
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 7 zou het kabinet graag zien dat binnen het Gemeenschappelijke Buitenlands en Veiligheidsbeleid, specifiek op de onderwerpen sancties, mensenrechtenverklaringen in multilateraal verband en civiele GVDB-missies, frequenter gebruik wordt gemaakt van QMV in plaats van unanimiteitsbesluitvorming.
Bent u voorstander van het invoeren van directe EU-belastingen?
Het heffen van directe belastingen is een bevoegdheid van de lidstaten. Dat neemt niet weg dat internationale samenwerking op het gebied van directe belastingen van groot belang is voor de EU als geheel en ook voor Nederland.
Wat zijn de totale kosten geweest van de Conferentie over de Toekomst van Europa en kan u aangeven hoeveel Nederland daar procentueel aan heeft bijgedragen?
Er bestaat geen gezamenlijk en aangewezen budget voor de Conferentie vanuit de EU-instellingen. De EU-instellingen en lidstaten namen een deel van de kosten op zich. De EU-instellingen financierden de activiteiten uit eigen bestaand budget. Zo dekte het Europees parlement de kosten voor de plenaire vergaderingen, de Raad droeg onder andere bij met vertalingen van documenten en tolken. De Europese burgerpanels zijn georganiseerd door de Europese Commissie; de contracten hiervoor zijn openbaar gemaakt op het meertalig digitale platform. Getracht is de kosten te drukken, bijvoorbeeld door het hosten van Europese burgerpanels door universiteiten, zoals door de Universiteit Maastricht afgelopen januari, en gebruik te maken van het gebouw van het Europees parlement. Lidstaten zijn verantwoordelijk geweest voor het financieren van activiteiten in eigen land. De gehele uitvoerige dialoog en de campagne Kijk op Europa met de Nederlandse burgers, uitgevoerd door een externe organisatie, heeft circa 550.000 euro gekost.
Bent u bereid een onderzoek te starten naar het draagvlak onder de Nederlandse bevolking over alle voorstellen uit de Conferentie?
Het kabinet heeft de representatieve en inclusieve burgerdialogen Kijk op Europageorganiseerd. Ruim 13.000 Nederlanders hebben deelgenomen. De resultaten zijn door het kabinet ingebracht gedurende de Conferentie, en zijn integraal opgenomen in het eindrapport van de Conferentie. Daarnaast zijn in het eindrapport de aanbevelingen van alle Europese burgers opgenomen, die op bepaalde punten afwijken van de wensen van Nederlandse burgers. De Nederlandse uitkomsten van de Kijk op Europa dialogen zijn integraal verwerkt in de inzet van het kabinet zoals weergegeven in de Staat van Europese Unie 2022 Kamerbrief.5 Deze inzet zal leidend zijn bij de beoordeling van de (wetgevende) voorstellen die voortvloeien uit de Conferentie over de Toekomst van Europa.
Bent u bereid binnen de Europese Unie te pleiten voor een onderzoek in alle lidstaten om het draagvlak in kaart te brengen voor alle voorstellen uit de Conferentie?
Op Europees niveau is het draagvlak verzekerd door de representativiteit van de burgerconsultaties georganiseerd door de Commissie. Het kabinet heeft zich gedurende de Conferentie ingezet voor een resultaat gebaseerd op deze representatieve inbreng, ten behoeve van het draagvlak hiervoor. Ook voor de overige lidstaten en hun burgers geldt dat het draagvlak voor de maatregelen volgende uit de voorstellen zal blijken zodra deze in de vorm van (wetgevende) voorstellen worden voorgesteld, waarbij de reguliere besluitvormingsprocedures zullen worden gevolgd.
Kunt u elke vraag afzonderlijk en binnen de gebruikelijke termijn van drie weken beantwoorden (of ten minste alvorens het debat over CoFE)?
Ja.
De steeds verder uit de hand lopende klimaatcrisis en de noodzaak van een persconferentie voor het klimaat. |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u gelezen dat wetenschappers waarschuwen dat de kans dat we al over vijf jaar de 1,5-graden-grens hebben bereikt bijna vijftig procent is – veel groter dan eerder werd gedacht – en dat hittegolven, periodes van droogte en extreme regenval steeds vaker en heviger zullen voorkomen?1
Ja.
Heeft u gezien dat in onder andere India en Pakistan op dit moment enorme, hevige hittegolven plaatsvinden – met alle gevolgen van dien voor de mensen die daar wonen?2
Ja.
Erkent u de enorme urgentie van het leefbaar houden van de planeet en erkent u dat u als Minister-President van Nederland daar een belangrijke rol in heeft? Erkent u ook dat de steeds verder uit de hand lopende klimaatcrisis, maar bijvoorbeeld ook de steeds groter wordende biodiversiteitscrisis, een concrete bedreiging vormen voor onze gezondheid, onze voedselzekerheid en onze veiligheid?
Ja, het kabinet erkent de noodzaak voor het leefbaar houden van de planeet en dat de opwarming van de aarde en het verlies aan biodiversiteit een concrete bedreiging vormen voor onze gezondheid, onze voedselzekerheid en onze veiligheid. Mede om die reden heeft dit kabinet een specifieke Minister aangewezen voor klimaat en energie.
Wat heeft uzelf ondernomen om het draagvlak onder de Nederlandse bevolking voor klimaatmaatregelen te vergroten? Bent u tevreden met uw inzet en de resultaten hiervan tot nu toe?
Ik coördineer de kabinetsaanpak om het draagvlak onder de Nederlandse bevolking te vergroten. Het betreft bijvoorbeeld de organisatie van de Nationale Klimaatweek en het met subsidies en voorlichting gemakkelijker en aantrekkelijker te maken voor mensen om groene keuzes te maken en ervoor te zorgen dat de grootste vervuilers de grootste opgave hebben en er (via fiscale vergroening) een eerlijkere prijs komt voor vervuilende/energie-intensieve activiteiten.
Daarnaast heeft het kabinet de publiekscampagne «Zet ook de knop om» gelanceerd waar het kabinet heeft aangekondigd zelf de temperatuur te verlagen in circa 200 Rijkskantoren, en bedrijven en huishoudens uitnodigt om mee te doen.
Het draagvlak voor beleid wordt ook vergroot door in gesprek te gaan met tegenstanders van het beleid, hun zorgen aan te horen en die te betrekken bij de beleidsvorming. Maar het gaat ook om goede voorbeelden zichtbaar te maken. Onder andere via de serie NL gaat voor Groen. En tot slot gaat het om het boeken van resultaten en te laten zien dat hoewel het soms een uitdaging is, we het samen voor elkaar kunnen boksen.
Ik opereer hierbij niet alleen. Alle ministers ondernemen op hun eigen beleidsterrein diverse activiteiten om het draagvlak voor het beleid te versterken. En de verschillende leden van het kabinet, waaronder de Minister-President, onderschrijven in diverse publieke optredens het belang van het aanpakken van het klimaatvraagstuk waarmee ze bijdragen aan het draagvlak voor het beleid.
Bent u nu wel bereid om in een in een terugkerende persconferentie voor het klimaat met de Nederlandse bevolking te delen dat de urgentie om ons klimaat en de natuur te beschermen enorm groot is en duidelijk te maken dat maatregelen noodzakelijk zijn – bijvoorbeeld door uit te leggen waarom het van fundamenteel belang is het gebruik van fossiele brandstoffen zo snel mogelijk te stoppen, maximaal in te zetten op energiebesparing maar ook om mensen mee te nemen in de noodzaak van een veel plantaardiger eetpatroon? Zo nee, hoe gaat u dan zorgen dat de urgentie over het bestrijden van de klimaatcrisis voldoende duidelijk wordt en het door u gewenste draagvlak voor de noodzakelijke maatregelen wordt bereikt?
Het is cruciaal om de urgentie van het aanpakken van klimaatverandering over het voetlicht te (blijven) brengen en nut en noodzaak van beleid/maatregelen actief uit te leggen. Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 4 onderneemt het kabinet diversie acties om het draagvlak voor noodzakelijke maatregelen te vergroten.
Zoals ik heb gewisseld met de vaste commissie EZK tijdens het debat op 22 juni overweeg ik om in het kader van de ontwikkelingen op de gasmarkt regelmatig contactmomenten met de pers of persgesprekken te beleggen. Mocht dit dan actueel zijn, dan zal ik op zo’n moment ook stilstaan bij het klimaatvraagstuk.
De Russische olieboycot door Brussel |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Kogel is door de kerk: Brussel wil olieboycot»1?
Ja
Heeft u precies inzichtelijk welke economische gevolgen dit olieboycot voor Nederland zal hebben? Graag een gedetailleerd antwoord.
De economische gevolgen van een embargo op Russische olie als onderdeel van het 6de EU-sanctiepakket in reactie op de militaire Russische agressie in Oekraïne, zijn mede op basis van veel gesprekken met Nederlandse bedrijven in grote lijnen in kaart gebracht voor Nederland. Het is echter niet mogelijk om de economische gevolgen vooraf in detail duidelijk te krijgen, omdat de precieze impact afhangt van de mate waarin bedrijven erin slagen om tijdig vervangend aanbod aan te kunnen trekken. Dat hangt weer af van de situatie op de wereldwijde oliemarkt. Om Europese bedrijven de tijd te geven om zo goed mogelijk in te spelen op het embargo op Russische olie, bevat het 6de EU-sanctiepakket verschillende overgangstermijnen voordat het embargo van kracht wordt.
Kunt u garanderen dat de Nederlandse bevolking dit olieboycot niet extra gaat voelen in de portemonnee? Zo neen, wat zijn de exacte gevolgen voor Nederlanders voor bijvoorbeeld de al enorm hoge energierekeningen en de al hoge benzineprijzen? Graag een gedetailleerd antwoord hoe deze strafmaatregel richting Rusland de eigen bevolking raakt.
Een EU-boycot op Russische olie zal de Nederlandse economie onvermijdelijk raken. Zoals eerder aangegeven aan uw Kamer is het kabinet zich er van bewust dat het beschermen van de internationale rechtsorde en onze vrijheid een prijs heeft. Dit betekent dat sancties en eventuele tegenmaatregelen ook een effect hebben op de Nederlandse economie en op die van de buurlanden. Nederland vervult immers een belangrijke doorvoerfunctie op het vlak van aardolie. Een embargo op Russische olie treft tot een derde van de toevoer van olie naar Nederland. Niet alleen de Nederlandse toevoer van Russische olie wordt hierdoor geraakt. Bij het tot stand komen van het zesde sanctiepakket is expliciet gekeken naar de gevolgen voor het gelijk speelveld op de interne markt. Het embargo op de toevoer van Russische olie via de scheepvaart plus de vrijwillige stop op toevoer van Russische pijplijnolie door o.m. Polen en Duitsland omvatten gezamenlijk 90% van de toevoer aan Russische olie aan de EU. Bedrijven zullen zelf op zoek moeten naar alternatieve leveranciers. Dit kan tekorten doen ontstaan in bijvoorbeeld het dieselaanbod. Tekorten hebben een prijs opstuwend effect en kunnen onder meer de transportsector raken. Daarom is het kabinet voortdurend in gesprek met het bedrijfsleven en specifiek de olie- en petrochemische industrie. Het kabinet is zich er van bewust dat de oorlog in Oekraïne ook de Nederlandse bevolking en het bedrijfsleven raakt. Het kabinet kiest er voor om Oekraïne blijvend te steunen. Want juist de internationale rechtsorde vormt het fundament van onze veiligheid en stabiliteit: basisvoorwaarden voor de vrede en welvaart waarin wij leven.
Deelt u de mening dat de wereld, en in dit geval met name de Oekraïense bevolking, gebaat is bij vrede? Zo ja, waarom wordt er dan niet ingezet op de-escalatie? Graag een gedetailleerd antwoord.
Ja. Na een maandenlange troepenopbouw is Rusland in de nacht van 23 op 24 februari jl. een aanvalsoorlog begonnen tegen Oekraïne, ondanks internationale oproepen te de-escaleren en te kiezen voor diplomatie. Oekraïne heeft het recht om zich tegen deze Russische gewapende aanval te verdedigen, op basis van artikel 51 van het VN-Handvest. Het Russische gebruik van geweld is een zeer ernstige schending van een dwingende regel van internationaal recht. In de optiek van het kabinet is Rusland, en Rusland alleen, verantwoordelijk voor deze oorlog, met alle humanitaire, economische, politieke en maatschappelijke tol die dit van de Oekraïense bevolking en de rest van de wereld eist. Van meet af aan heeft Oekraïne de deur voor onderhandelingen over een staakt-het-vuren open gehouden. Ook het kabinet heeft Rusland talloze keren opgeroepen alle militaire activiteiten tegen Oekraïne te staken en terug te keren naar de onderhandelingstafel. Vooralsnog lijkt Rusland echter te kiezen voor voortzetting van de oorlog in plaats van het bloedvergieten te stoppen.
Heeft u de bereidheid om EU-kopstuk Von der Leyen ertoe te bewegen een sterke delegatie op vredesmissie te sturen richting Moskou? Zo neen, waarom niet?
Als onderdeel van de internationale gemeenschap steunt het kabinet waar mogelijk Oekraïne bij onderhandelingen over een staakt-het-vuren. Ook blijft het kabinet, samen met internationale partners, de druk op Rusland opvoeren om deze zinloze oorlog tegen de Oekraïne en zijn bevolking te stoppen. Indien hierbij een rol is weggelegd voor Commissievoorzitter Von der Leyen of andere hoogwaardigheidsbekleders zal het kabinet daar vanzelfsprekend serieus naar kijken.
De uithuisgeplaatste kinderen in het toeslagenschandaal |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
|
Herinnert u zich dat de Kamer in november 2021 unaniem motie-Omtzigt cs (35 927, nr. 79) heeft aangenomen, die de regering verzocht om:
Ja.
Herinnert u zich dat de regering in november aan de Kamer schreef dat een van de doelstellingen van de regering is: «Bezien of herstel van de gezinssituatie wenselijk en mogelijk is. Dit vereist per ouder en kind een individuele afweging waarbij het belang van het kind voorop dient te staan. Het perspectief op thuis wonen is een mogelijke uitkomst van de aanpak, maar zal pas kunnen worden gerealiseerd als de veiligheid of ontwikkeling van het kind niet langer in het geding is. Daar waar het beëindigen van de uithuisplaatsing niet mogelijk is, zou ondersteuning bijvoorbeeld ook kunnen bijdragen aan beter contact tussen ouders en kinderen.»?1
Ja.
Herinnert u zich dat de regering in juni 2021 en juli 2021 zelf al heeft toegegeven dat kinderen door de stress van het toeslagenschandaal uit huis geplaatst zijn, bij monde van toenmalig Staatssecretaris Van Huffelen die aan de Kamer schreef: «Veel van de kinderen van gedupeerde ouders zijn ten gevolge van de problemen bij de kinderopvangtoeslag in problematische omstandigheden opgegroeid. Kinderen hebben onder meer armoede ervaren. Ook leidde de stressvolle thuissituatie in sommige gevallen tot gebroken gezinnen en/of zelfs tot uithuisplaatsing van kinderen.»2 en de regering in de Kamer vertelde: «Er zijn ook ouders die verschrikkelijke gevolgen hebben ondervonden. We kennen ze allemaal: mensen die hun baan zijn verloren, mensen van wie de kinderen uit huis zijn geplaatst en mensen die, soms in combinatie met ziekte of andere dingen, een leven hebben geleid dat totaal niet is wat ze zich hadden voorgesteld. Het is natuurlijk met name voor deze ouders zo belangrijk om in het herstel niet alleen naar financiële compensatie te kijken, maar ook naar veel bredere hulp om ervoor te zorgen dat hun problemen zo veel mogelijk worden opgepakt.»?3
Ja.
Herinnert u zich dat u na het rapport «Ongekend Onrecht» op uw wekelijkse persconferentie van 18 december 2000 zei dat de ouders helpen de eerste prioriteit had: «We doen dit stap voor stap en dan is echt nu de eerste stap ervoor te zorgen dat we zo goed mogelijk dit rapport ook omzetten in die acties die ervoor zorgen dat ouders recht wordt gedaan, het rapport recht wordt gedaan, dat zoiets niet meer kan gebeuren.»?4
Ja.
Hoeveel kinderen, die erkend zijn als gedupeerden in het toeslagenschandaal zijn in het jaar 2021, na het uitkomen van het rapport ongekend onrecht, uit huis geplaatst, terwijl zij voorheen bij hun ouders woonden? Is er in deze gevallen enige relatie met het toeslagenschandaal?
Wij hebben uw Kamer op 11 mei 2021 geïnformeerd over de meest recente cijfers over de uithuisplaatsingen van deze groep kinderen Kamerstuk 31 066, nr. 1017. Op basis van deze gegevens kan worden vastgesteld dat het aantal uithuisplaatsingen is toegenomen, wat niet kan worden vastgesteld is of al deze uithuisplaatsingen in 2021 plaatsvonden, noch of deze kinderen voorheen hij hun ouders woonden.
Of er een relatie is met de problemen met de kinderopvangtoeslag blijkt evenmin uit deze cijfers. Het is mijn hypothese dat de problemen met de kinderopvangtoeslag mogelijk hebben bijgedragen aan de problemen in gezinnen die uiteindelijk hebben geleid tot een uithuisplaatsing.
Hoeveel kinderen, die getroffen zijn in het toeslagenschandaal, wonen op dit moment niet bij hun ouders, ofwel omdat er nog een lopende kinderbeschermingsmaatregel is, ofwel omdat er sprake is van zogenaamde vrijwillige uithuisplaatsing, ofwel omdat de voogdij nu bijvoorbeeld bij de pleegouders ligt?
Wij hebben de Kamer op 11 mei 2021 (Kamerstuk 31 066, nr. 1017) geïnformeerd over de meest recente cijfers over de uithuisplaatsingen van deze groep kinderen. Dit betreft cijfers over uithuisplaatsingen met een kinderbeschermingsmaatregel. Deze cijfers geven geen inzicht in de zogenoemde vrijwillige uithuisplaatsingen en ook niet over uithuisplaatsingen waarbij de voogdij bij de pleegouders ligt.
Kunt u aangeven voor hoeveel ouders en kinderen een individuele afweging is gemaakt het afgelopen jaar of terugkeer en herstel van de gezinssituatie mogelijk is, zoals u in november 2021 aankondigde? Kunt u aangeven wat de uitkomst van die evaluaties was?
Zoals ik in de beantwoording van uw Kamer gestelde vragen in een schriftelijk overleg van 11 april 20225 heb aangeven, kan ik geen uitspraak doen over het aantal herbeoordelingen van uithuisplaatsingen onder kinderen van gedupeerde ouders of de uitkomsten daarvan.
Het systeem van jeugdbescherming voorziet in momenten om het verloop van de ondertoezichtstelling en de noodzaak van het voortduren van de uithuisplaatsing te toetsten. Dit behoort tot het reguliere werk van jeugdbeschermers. Ook kunnen ouders en kinderen vanaf 12 jaar bij hun jeugdbeschermer een verzoek indienen om de uithuisplaatsing te beëindigingen of de duur ervan te verkorten. Een dergelijk verzoek dient binnen 2 weken te worden behandeld. Ik heb geen zicht op het aantal herbeoordelingen of verzoeken dat in dit kader heeft plaatsgevonden.
Het Ondersteuningsteam is nog te kort aan de gang om uitspraken te doen over herbeoordelingen die via hun ondersteuning tot stand zijn gekomen. De situaties van de ouders die nu begeleid worden door het Ondersteuningsteam zijn heel divers en complex. Procesbegeleiders van het Ondersteuningsteam besteden veel aandacht aan persoonlijk contact, het krijgen van vertrouwen en het samen met de ouders (en eventueel kinderen) in kaart brengen van de situatie en de wensen en mogelijkheden. Dit heeft tijd en aandacht nodig waarbij het tempo en de wensen van de ouders leidend zijn.
Vindt u zelf dat, gezien het antwoord op de vorige vraag, u alles op alles gezet heeft de ouders recht te doen in het afgelopen jaar?
Mijn ambtsvoorganger en ik hebben ons maximaal ingezet om in deze complexe problematiek zo snel als mogelijk ondersteuning en hulp voor deze ouders te organiseren.
Kunt u aangeven waarom het gevraagde onafhankelijke onderzoek nog niet gestart is en waarom u nog geen voorstel gedaan heeft aan de Kamer voor de opdracht en de samenstelling van de commissie, maar dat u pas op 30 maart aangeeft met de Kamer hierover in gesprek te willen gaan?5
Met de aangenomen motie Omtzigt7 van 10 november 2021 heeft uw Kamer gevraagd om «onafhankelijk onderzoek te laten verrichten naar de omvang van het probleem en hoe dit jarenlang heeft kunnen gebeuren».
In eerdere brieven8 is uw Kamer geïnformeerd over het onderzoek dat de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) is gestart. De IJenV zal onderzoeken of en op welke wijze het falen van de overheid in de toeslagenaffaire heeft doorgewerkt naar de jeugdbescherming.
Met dit onafhankelijk onderzoek van de IJenV en door de inzet van het Ondersteuningsteam op de individuele casuïstiek wordt reeds een eerste uitvoering gegeven aan de motie. Mij is daarna gebleken dat hiernaast behoefte is aan aanvullend onderzoek door een commissie. Ik heb daarom op 30 maart 20229 aangegeven dat ik graag met uw Kamer in gesprek ga over wat aanvullend onderzocht kan worden door een in te stellen commissie.
Vindt er bij uithuisplaatsingen excessief geweld plaats in Nederland en worden kinderen daarbij getraumatiseerd?
Een uithuisplaatsing kan noodzakelijk zijn om te voorkomen dat kinderen niet langer worden blootgesteld aan bijvoorbeeld ernstige mishandeling. Er wordt ingezet om dat zo rustig mogelijk te laten verlopen. Het is nooit helemaal te voorkomen dat er kinderen zijn die mogelijk getraumatiseerd raken door de omstandigheden waarin zij uit huis worden gehaald. Er is echter altijd een jeugdbeschermer aanwezig die zich over het kind ontfermt.
Vindt u de huidige procedure tot uithuisplaatsingen en dan met name de procedure tot spoeduithuisplaatsingen in Nederland zorgvuldig en in overeenstemming met het EVRM?
Ik herken de zorgen over de rechtsbescherming van kinderen en ouders bij een uithuisplaatsing, in het bijzonder een spoeduithuisplaatsing. Bij een spoeduithuisplaatsing zijn er grote zorgen over de acute veiligheid van een kind, dat snel handelen noodzakelijk maakt. Tegelijkertijd moet een spoeduithuisplaatsing ook altijd zorgvuldig gebeuren. De Factsheet Uithuisplaatsingen van de Universiteit Leiden, met een overzicht van alle knelpunten rondom uithuisplaatsingen, geeft meer inzicht in de rechtspositie van ouders en kinderen bij een spoeduithuisplaatsing. Ook de in juni verwachte evaluatie van de herziene kinderbeschermingswetgeving geeft mij mogelijk aanknopingspunten voor verbeteringen.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat tot begin dit jaar 7600 mensen een schadevergoeding van 5.000 euro bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven aangevraagd hebben, omdat ze slachtoffer werden van fysiek, psychisch of seksueel geweld in de jeugdzorg, veel meer dan de verwachte 2000 aanvragen? Herinnert u zich dat er sprake was van «systemisch geweld» volgens de Commissie Onderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg?6
Ja.
Hoeveel kinderen die slachtoffer geworden zijn van het kinderopvangtoeslagschandaal hebben naar uw schatting te maken gehad met fysiek, seksueel of psychisch geweld of is daar getuige van geweest? Hoe gaat u die kinderen helpen, wetend dat volgens de Commissie-de Winter driekwart van de kinderen die tussen 1945 en nu in de jeugdzorg hebben gezeten, die te maken heeft gehad met fysiek, seksueel of psychisch geweld of is daar getuige van geweest?7
Zoals in de beantwoording van de door uw Kamer gestelde vragen in een schriftelijk overleg van 11 april 2022 is aangeven, bestaat er geen zicht op de mate van misbruik of geweld onder uithuisgeplaatste kinderen van ouders die slachtoffer zijn van de problemen rond de kinderopvangtoeslag. Als er sprake is van (een vermoeden van) seksueel misbruik van een kind dat niet meer thuis verblijft, is het van belang dat er gehandeld wordt. Naar aanleiding van de commissies Samson en De Winter zijn verschillende maatregelen genomen. Zo is onder andere extra geïnvesteerd in vertrouwenswerk (AKJ) om jongeren een luisterend oor te bieden. Het AKJ zal tevens vaker expliciet vragen naar ervaringen van geweld bij bezoeken aan instellingen. Zij kunnen ook ondersteunen bij het doen van aangifte als de jongere dat wil.
Daarnaast is het belangrijk om het thema geweld uit de taboesfeer te halen. Dialoogsessies in instellingen, waarbij jongeren, professionals en bestuurders in gesprek gaan moeten hieraan bijdragen. Het Jeugd Welzijnsberaad zal hier onder andere een rol in gaan spelen en gaan het thema «veiligheid» op een laagdrempelige manier bespreekbaar maken met jongeren die in de jeugdhulp verblijven. Voor de jeugdhulp is in het Kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik in de jeugdzorg opgenomen hoe te handelen. Daarnaast is het bij misbruik van belang dat een kind goede zorg en ondersteuning krijgt zoals via het Centrum voor seksueel geweld. Ook zijn jeugdhulpaanbieders verplicht calamiteiten en geweld (waaronder seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld) te melden aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.
Binnen welke termijn zal elke nog lopende uithuisplaatsing van slachtoffers in het kinderopvangtoeslagschandaal, vrijwillig of verplicht), of elke voogdijmaatregel gerevalueerd zijn, als de ouder of het kind daarom vragen?
Ouders en kinderen vanaf twaalf jaar kunnen bij gewijzigde omstandigheden bij hun jeugdbeschermer een verzoek indienen om de uithuisplaatsing met kinderbeschermingsmaatregel te beëindigen of de duur ervan te verkorten. Bij wet is bepaald dat de Gecertificeerde Instelling binnen twee weken na ontvangst van een dergelijk verzoek een schriftelijke reactie moet geven of een uithuisplaatsing wel of niet kan worden beëindigd. Als de Gecertificeerde Instelling niet instemt met het verzoek van de ouders, dan kan de ouder dit voorleggen aan de kinderrechter. Ouders die een dergelijk verzoek aan de kinderrechter willen richten, komen binnenkort in aanmerking voor kosteloze rechtsbijstand op grond van de subsidieregeling.
Aan een uithuisplaatsing zonder kinderbeschermingsmaatregel ligt geen besluit van een kinderrechter, Gecertificeerde Instelling of van de Raad voor de Kinderbescherming ten grondslag. Ouders en jeugdigen vanaf zestien jaar beslissen in dit geval zelf tot een uithuisplaatsing of geven toestemming. Een beslissing om een uithuisplaatsing zonder kinderbeschermingsmaatregel weer ongedaan te maken en het kind weer volledig bij de ouders te laten opgroeien, wordt door de ouders en de jeugdigen boven zestien jaar genomen. Eventueel in samenspraak met het netwerk en/of betrokken professionals. Wel kunnen ouders, wiens kind vrijwillig uit huis is geplaatst te maken krijgen met pleegouders die zich beroepen op het blokkaderecht of een procedure om een kind alsnog onder toezicht te stellen. In beide situaties komt het voor bij de kinderrechter en kan de gedupeerde ouder aanspraak maken op kosteloze rechtsbijstand.
Welke maatregelen heeft u tot nu toe genomen om een volgend kinderopvangtoeslagschandaal te voorkomen?
In de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend Onrecht» heeft het toenmalige kabinet een maatregelenpakket aangekondigd dat onder andere ziet op herziening van het toeslagensysteem, leren van de praktijk, versterken van de dienstverlening van de overheid, menselijke maat in wet en regelgeving, voorkomen van discriminatie, informatievoorziening, gebruik van het rechtssysteem door de overheid en versterking van het ambtelijk vakmanschap. Daarnaast zijn het coalitieakkoord verscheidene maatregelen opgenomen om de democratische rechtsorde te versterken. Hier wordt momenteel invulling aan gegeven.
Vindt u dat de hersteloperatie kinderopvang en de hulp aan de gezinnen waar kinderen uithuisgeplaatst zijn, op schema liggen? Kunt u dat toelichten?
Er moet in de hersteloperatie nog veel gebeuren, maar er zijn ook stappen gezet. Onder meer via de Catshuisregeling, de brede ondersteuning van gemeenten op het terrein van financiën, wonen, werk, gezondheid en gezinssituatie en de schuldenaanpak en de extra hulp rondom uithuisplaatsingen. Niet alleen door UHT, maar ook door gemeenten en andere organisaties. Per eind maart 2022 is voor ruim 25.000 ouders vastgesteld dat zij gedupeerd zijn door de problemen met de kinderopvangtoeslag. Het aantal niet-gedupeerden bij de kinderopvangtoeslag is, op basis van de eerste toetsen en integrale beoordelingen die tot nu toe zijn gedaan, ongeveer net zo groot. Van alle aanvragers hebben circa 5.600 mensen nog geen eerste toets gehad. Voor hen moet nog duidelijk worden of zij gedupeerd zijn. Zij krijgen hierover zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen zes maanden na aanmelding, bericht. Gedupeerden hebben na de eerste toets direct recht op de Catshuisregeling van € 30.000,– en het pauzeren en oplossen van hun schulden conform de regeling. Bij de integrale beoordeling wordt bepaald of er meer moet worden uitgekeerd. Met de herijking willen we ook een aantal verbeteringen doorvoeren om ouders beter en soms ook sneller te helpen. We blijven steeds zoeken naar manieren om het beter te doen.
Voor wat betreft de aanpak uithuisgeplaatste kinderen heb ik u in mijn brief van 31 maart jongstleden gemeld dat het landelijk Ondersteuningsteam per 4 april is gestart. Dit is lijn met de planning zoals ik u in mijn brief van 26 november 2021 aangaf.
Wilt u deze vragen een voor een en voor 11 mei 15.00 uur beantwoorden in verband met het Kamerdebat op 12 mei over de uithuisplaatsingen?
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
De uitspraken dat hij het stikstofprobleem niet wil oplossen vanwege electoraal eigenbelang. |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat u in uw hoedanigheid als Minister-President van het kabinet Rutte III in een besloten overleg met milieuorganisaties (waaronder Mobilisation for the Environment) heeft gezegd dat u het stikstofprobleem niet gaat oplossen in de kabinetsperiode Rutte III én dat u het ook niet wil oplossen, omdat het u te veel stemmen zou gaan kosten aan de rechtervleugel?1 Zo nee, wat zei u dan wel?
Herinnert u zich nog dat u in het openbaar juist over de stikstofcrisis zei dat het de grootste crisis uit uw politieke carrière was en dat u de wens uitsprak dat de aanpak van de stikstofcrisis veel sneller moest verlopen (maar dat het volgens u echt niet sneller kon)?2
Hoe moeten we het beoordelen dat u als Minister-President in het openbaar doet alsof u de stikstofcrisis serieus neemt en wilt oplossen, terwijl u achter de schermen zegt dat u dat helemaal niet wilt omdat dat niet uitkomt voor de electorale belangen van de VVD?
Denkt u dat dit soort gedrag bijdraagt aan het herstel van het vertrouwen van burgers in de politiek?
Wilt u het stikstofprobleem en de natuurcrisis tijdens de kabinetsperiode Rutte IV wel oplossen?
Kunt u zich herinneren dat u met zoveel woorden heeft gezegd dat u geen actieve herinnering meer heeft aan uw uitspraken tijdens de klimaattop in Glasgow, waar u gezegd zou hebben dat u vanwege electorale overwegingen geen ambitieuzer klimaatbeleid wilt?3
Vindt u een politicus die zijn persoonlijke, electorale belangen belangrijker vindt dan het algemene belang en daardoor onder andere de klimaat- en natuurcrisis verder laat escaleren, geschikt voor de functie van Minister-President? Zo ja, kunt u dat toelichten?
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
De zeer recent in Pakistan uitgesproken fatwa en dreigementen tegen een Nederlandse parlementariër. |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Wilt u deze vragen per vraag apart en zelf als premier beantwoorden en dus niet door een collega laten beantwoorden?
Ja.
Wilt u deze vragen, gelet op de gevolgen voor mijn persoonlijke veiligheid, zo snel mogelijk doch uiterlijk binnen een week beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Heeft u kennisgenomen van de uitlatingen van de voormalige premier van Pakistan Imran Khan over «... the Dutch blasphemer MP Geert Wilders ...»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over deze uitspraak die Khan publiekelijke ten overstaan van duizenden mensen deed en die breed is uitgemeten in de media in de islamitische wereld, zodat miljoenen mensen er kennis van hebben kunnen nemen? Realiseert u zich dat in veel islamitische landen op blasphemie de doodstraf staat en dit dus consequenties heeft voor mijn veiligheid?
Voormalig Premier Khan heeft tijdens een rally op 13 april jl. in Peshawar gezegd dat de heer Wilders blij was dat hij (Khan) afgezet was als premier en dat de heer Wilders een persoon is die blasfemische cartoons van de profeet Mohammed gemaakt heeft. Ik keur deze uitspraken af en betreur het effect dat zij hebben gehad in Pakistan en het feit dat het heeft bijgedragen aan de bedreigingen aan het adres van de heer Wilders. Het kabinet zet zich in internationaal verband in voor afschaffing van de doodstraf op blasfemie (en afvalligheid). Die strafmaat leidt er tevens toe dat personen en groepen regelmatig het recht in eigen hand nemen. Ik realiseer mij de consequenties dus al te zeer. Dat is een van de belangrijke redenen waarom dit onderdeel is van de Nederlandse inspanningen en gelijkgezinde landen tegen de doodstraf op blasfemie en afvalligheid.
Heeft u voorts kennisgenomen van de door Allama Saad Hussain Rizvi over mij uitgesproken fatwa namelijk dat «... Muslims living in the Netherlands should eliminate the arrogant ...», waarmee hij mij bedoelde?2 Realiseert u zich dat er al eerder een fatwa tegen mij in Pakistan was uitgesproken? Wat is uw oordeel over de recente en over de eerdere fatwa?
Ja, ik heb kennis genomen van de recente en de eerdere fatwa in 2018. Het kabinet keurt deze nadrukkelijk af. Bedreigingen, en die in het bijzonder gericht aan democratisch gekozen politici, zijn onacceptabel en horen niet thuis in de Nederlandse democratische rechtsorde. Nederland heeft in bilaterale contacten met Pakistan herhaaldelijk zijn afkeuring ten aanzien van de ernstige bedreigingen aan het adres van de heer Wilders uitgesproken. Zoals bekend heeft Nederland Pakistan middels rechtshulpverzoeken verzocht om medewerking aan het Nederlandse strafrechtelijk onderzoek naar aanleiding van de eerdere fatwa (zie ook het antwoord op vraag 15). Ook ten aanzien van de huidige ontwikkelingen wordt door het Openbaar Ministerie onderzocht en actief beoordeeld of er sprake is van strafbare feiten.
Deelt u mijn mening dat het totaal onacceptabel is dat in de laatste recente fatwa een concrete oproep staat aan moslims in Nederland om mij te vermoorden? Deelt u mijn mening dat dit walgelijk is en krachtig veroordeeld dient te worden? Zo ja, bent u daartoe bereid en hoe gaat u dat dan doen? Zo nee, waarom niet?
Bedreigingen zoals deze aan het adres van de heer Wilders evenals aan het adres van andere volksvertegenwoordigers en personen zijn onacceptabel, uiteraard ook als zij worden gedaan door religieuze autoriteiten. Het kabinet keurt deze dan ook nadrukkelijk af. Het kabinet heeft ook recent enkele malen zijn grote zorgen over de doodsbedreigingen aan het adres van de heer Wilders aan de Pakistaanse autoriteiten overgebracht. Dit is zowel gedaan door de Nederlandse ambassadeur in Islamabad als aan de Pakistaanse ambassadeur in Den Haag.
Heeft u ook kennisgenomen van de uitlatingen van TLP-leider Muhammad Ashraf Asif Jalali dat «The government of Pakistan must take a strong narrative on the adverse blasphemy committed by Geert Wilders»3 en «He must be handed over to Muslims for public execution to ensure world peace»?
Ja.
Wat vindt u van deze uitspraak en oproep om mij over dragen aan moslims en vervolgens publiekelijk te executeren?
Zoals aangegeven, zijn bedreigingen onacceptabel, zeker aan het adres van volksvertegenwoordigers. Het kabinet keurt deze dan ook nadrukkelijk af.
Heeft u voorts kennisgenomen van de verklaring van het Pakistaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken dat «Pakistan also strongly condemns the offensive remarks made by a Dutch politician, attacking Islam and the Muslim holy month of Ramadan»4 gevolgd door uitspraken van de nieuwe premier van Pakistan, Shehbaz Sharif, dat «People of Pakistan and Muslims around the world are deeply hurt by the recent incidents of Islamophobia in Sweden & the Netherlands»?5
Ja.
Wat is uw oordeel hierover? Hebben de Pakistaanse autoriteiten bij het Nederlandse kabinet dan wel de Nederlandse ambassade in Pakistan geprotesteerd? Zo ja, wanneer en wat was de Nederlandse reactie precies?
De Nederlandse ambassadeur in Islamabad is op 18 april jl. uitgenodigd bij het Pakistaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken om de verklaring van het ministerie over te brengen. Op 21 april jl. met de Pakistaanse ambassadeur in Den Haag gesproken over de genoemde verklaring. Tot slot is met de Pakistaanse ambassadeur op 29 april jl. opnieuw het gesprek aangegaan op het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken om nogmaals te spreken over de bedreigingen aan het adres van de heer Wilders. In alle drie de ontmoetingen heeft Nederland zijn grote afkeuring overgebracht over de doodsbedreigingen die de heer Wilders vanuit Pakistan ontvangt, en aangegeven dat het bepalen van de reikwijdte van de vrijheid van meningsuiting in Nederland is voorbehouden aan de rechter.
Wat vindt u ervan dat ik als Nederlands gekozen volksvertegenwoordiger herhaaldelijk en massaal ook uit het buitenland, waaronder Pakistan en andere islamitische landen in Azië en het Midden-Oosten, met de dood wordt bedreigd? Dat ik door onder andere oud- en zittende Pakistaanse politieke leiders en geestelijken van blasphemie wordt beticht, er opgeroepen wordt mij publiekelijk te executeren en ik islamofoob wordt genoemd?
Zoals eerder genoemd, zijn bedreigingen onacceptabel, in het bijzonder aan het adres van volksvertegenwoordigers, en horen niet thuis in de Nederlandse democratische rechtsorde. Ten aanzien van de heer Wilders geldt het niet te accepteren feit dat hij reeds jarenlang te maken heeft met gevolgen voor zijn persoonlijk leven van bedreigingen uit binnen- en buitenland. Dat is voor hem persoonlijk verschrikkelijk. Het kabinet keurt dergelijke bedreigingen in de meest stellige bewoordingen af en doet er dan ook alles aan wat in zijn macht ligt om een einde te maken aan deze bedreigingen en de risico’s ervan voor de heer Wilders te mitigeren.
De dreigingen hebben de aandacht van de betrokken bewindspersonen. Zo heeft de Minister van Buitenlandse Zaken met zowel de heer Wilders als met u als voorzitter van de Tweede Kamer over de situatie gesproken.
Waarom heeft u het tot nu toe niet publiekelijk opgenomen voor een Nederlands staatsburger en parlementariër over wie een fatwa wordt uitgesproken om hem te vermoorden? Waarom heeft u tot nu toe niet publiekelijk een veroordeling uitgesproken over het feit dat uw (voormalig) ambtgenoot in Pakistan mij publiekelijk een blasfemist heeft genoemd?
Zoals in bovenstaande vragen aangegeven zijn de bedreigingen aan het adres van de heer Wilders onacceptabel. Het kabinet keurt deze dergelijke bedreigingen in de meest stellige bewoordingen dan ook nadrukkelijk af en doet er dan ook alles aan wat in zijn macht ligt om een einde te maken aan deze bedreigingen en de risico’s ervan voor de heer Wilders te mitigeren.Het kabinet staat hierover in contact met de Pakistaanse autoriteiten, zowel in Islamabad als in Den Haag.
Is de Pakistaanse ambassadeur te Den Haag ontboden om hier namens Nederland een krachtig protest tegen in te dienen? Zo ja, wat was zijn reactie. Zo nee, waarom niet en wilt u de Pakistaanse ambassadeur alsnog ontbieden? Zo nee, waarom niet?
Zoals tevens in het antwoord op vraag 10 weergegeven is de Pakistaanse ambassadeur te Den Haag op 29 april jl. opnieuw op het ministerie ontvangen om te spreken over de doodsbedreigingen die de heer Wilders vanuit Pakistan ontvangt. Daarbij zijn de grote zorgen van het kabinet over deze bedreigingen overgebracht.
Kunt u garanderen dat dit door Pakistan geïnitieerde islamitisch (staats)terrorisme op geen enkele manier gevolgen zal hebben voor mijn veiligheid, respectievelijk veiligheidsmaatregelen?
Op basis van informatie van inlichtingen- en veiligheidsdiensten worden dreigingsproducten opgesteld, zo ook voor de heer Wilders. Bij dit continue proces worden tevens eventuele berichten uit het buitenland betrokken en geduid. Op basis van de dreigingsproducten worden, indien daar aanleiding toe is, passende maatregelen getroffen. Voorts wordt op basis van actuele dreigingsinformatie telkens bezien in hoeverre aanpassing van het dreigingsbeeld, en de daarmee gepaard gaande beveiligingsmaatregelen, nodig is. In algemene zin geldt dat het kabinet zeer alert is als het gaat om de veiligheidssituatie van onder andere Kamerleden. Zoals bekend doet het kabinet vanuit veiligheidsoverwegingen geen uitspraken over specifieke veiligheidsaangelegenheden.
Realiseert u zich dat ik alleen al de afgelopen dagen vele honderden malen met de dood ben bedreigd, voornamelijk uit Pakistan en dat het Openbaar Ministerie tot nu toe niets doet met het merendeel van de eerdere doodsbedreigingen uit Pakistan?
Bedreigingen, en die in het bijzonder gericht aan democratisch gekozen politici, zijn onacceptabel en horen niet thuis in de Nederlandse democratische rechtsorde. Het Openbaar Ministerie beoordeelt iedere aangifte van mogelijke bedreiging van een politicus op strafbaarheid. In 2018 heeft het Openbaar Ministerie in dit verband in een drietal zaken rechtshulpverzoeken naar Pakistan uitgestuurd met het verzoek om een drietal personen als verdachten te horen. Ondanks dat Nederland een aantal keren heeft gerappelleerd bij de Pakistaanse autoriteiten en meermalen tijdens bilaterale consultaties met Pakistan door de Minister van Buitenlandse Zaken is aangedrongen op een antwoord op de rechtshulpverzoeken, is tot op heden niet op de rechtshulpverzoeken gereageerd door Pakistan.
Voor het identificeren van verdachten die bedreigingen uiten via met name sociale media, waarbij veelal geen gebruik wordt gemaakt van de eigen personalia en niet de volledige personalia zijn genoemd, is vervolgens nader onderzoek nodig. Wanneer een verdachte zich in een ander land dan Nederland bevindt, is voor dat onderzoek rechtshulp nodig. Wanneer met een land geen rechtshulpverdrag bestaat, leert de ervaring dat die rechtshulp in dit soort zaken moeizaam gaat. Dit geldt in het bijzonder voor Pakistan, waar de afgelopen jaren meerdere rechtshulpverzoeken in een drietal zaken – ondanks herhaaldelijk rappel – tot op heden onbeantwoord zijn gebleven.
Het Openbaar Ministerie kan – als er door het buitenland geen rechtshulp wordt verleend – alleen personen in Nederland vervolgen die rechtstreeks zijn te identificeren op basis van hun online gedane uitlatingen.
Deelt u mijn mening dat dat onacceptabel is en niet alleen slecht voor mijn eigen veiligheid, maar ook voor het rechtsgevoel en het al broze vertrouwen in de Nederlandse rechtstaat? Zo nee, waarom niet, zo ja wat gaat u daaraan doen?
Bedreigingen, en die in het bijzonder gericht aan democratisch gekozen politici, zijn onacceptabel. Daarom beoordeelt het OM, zoals hiervoor bij de beantwoording van vraag 15 al is beschreven, iedere aangifte van mogelijke bedreiging van een politicus op strafbaarheid. Hierbij bekijken het OM en politie per zaak wat de juridische mogelijkheden zijn.
Is uw zwijgen en de inactiviteit van het Openbaar Ministerie te verklaren uit het feit dat ik geen politicus van de coalitie ben, maar van de oppositie of mogelijk omdat u walgt van mijn strijd tegen de ideologie van de onvrijheid genaamd islam?
Zoals hiervoor in de beantwoording op vragen 5 en 15 vermeld, verricht het OM het nodige in reactie op de aangiften van mogelijke bedreiging. Hierbij wordt geen enkel onderscheid gemaakt op basis van de partij van een politicus of de ideologie die deze politicus aanhangt.
Kunt u zich de geur van vrijheid nog wel herinneren?
Zoals ook in de beantwoording op bovenstaande vragen weergegeven, betreur ik het effect dat diverse genoemde uitspraken hebben op het leven en de vrijheid van de heer Wilders.
Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden?
De uitspraken tijdens de ministerraad over het toeslagenschandaal |
|
Lilian Marijnissen |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Hoe kijkt u terug op uw uitspraak tijdens de ministerraad van 14 april jl. waarbij u zei dat u vreest dat de afwikkeling van het toeslagenschandaal nog jaren gaat duren?1
Ook het kabinet wil graag dat de gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire zo snel als kan worden geholpen. Dat gaat niet van vandaag op morgen. Daar wil ik realistisch in zijn, ook als dat soms een moeilijke boodschap is. In de ministerraad van 14 april jl. stond de naar de Eerste- en Tweede Kamer te verzenden brief met de 10e Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag op de agenda. Deze is besproken en besloten is om deze naar beide Kamers te zenden.2 Ouders kunnen zich tot 1 januari 2024 aanmelden voor de herstelregeling. Als een ouder zich aanmeldt voor herstel worden alle publieke schulden gepauzeerd. Binnen zes maanden krijgt een gedupeerde ouder te horen of zij recht heeft op € 30.000,– en kort hierna starten de Belastingdienst, Toeslagen en alle publieke schuldeisers met het kwijtschelden van publieke schulden van de gedupeerde ouder en diens partner. Gedupeerden en hun partner kunnen daarnaast ook sinds 5 januari 2022 een verzoek bij (Sociale Banken Nederland (SBN) indienen voor de overname en het oplossen van hun private schulden. In de tussentijd geldt het moratorium en kunnen private schuldeisers voor 12 maanden geen invorderingsmaatregelen nemen tegen de gedupeerde ouder of diens partner. Tenslotte werkt UHT nauw samen met de gemeenten die de ouders op andere leefgebieden ondersteuning kan bieden. Het forfaitaire bedrag van € 30.000,– en de uitgebreide schuldenaanpak dienen er juist voor dat ouders niet in de financiële problemen komen.
De hersteloperatie zal dus nog geruime tijd na 1 januari 2024 doorlopen. Tenslotte wordt momenteel ook de herstelregelingen voor kinderen, ex-partners en niet KOT uitgewerkt. Uitvoering van deze regelingen zal ook tijd kosten.
Op basis van welke informatie deed u deze uitspraken?
Zie antwoord vraag 1.
Is er over het toeslagenschandaal gesproken tijdens de ministerraad van 14 april? Zo ja, wat is er precies besproken?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u enig idee hoe zo’n uitspraak op een persconferentie binnenkomt bij ouders en kinderen die al jaren in de ellende zitten? Realiseert u zich dat zij op deze manier alle vertrouwen in een snelle oplossing verliezen?
Het kabinet beseft terdege dat het ouders, kinderen en andere gedupeerden het als heel moeilijk ervaren om te horen dat de hersteloperatie lang zal duren, en dat dit het vertrouwen kan schaden. Alle inspanning is gericht op het belang om gedupeerden recht te doen en hen te helpen om hun leven weer op de rit te krijgen. De realiteit is dat het nog een aantal jaren zal duren om álle gedupeerden te helpen, daar wil ik transparant over zijn. Herstel bieden vraagt om maatwerk, niet alleen financieel maar juist ook emotioneel en op andere leefgebieden, en dat betekent dat eenvoudige oplossingen niet altijd voorhanden zijn. Ook bij het aanvullende herstelbeleid speelt dit een rol. Er is tijd nodig om een solide en samenhangende wettelijke basis aan te brengen en de uitvoering hierop voor te bereiden. Ook is er tijd nodig om het grote aantal aanmeldingen door (potentieel) gedupeerden zorgvuldig te behandelen, ondanks de enorme opschaling die is doorgevoerd bij de betrokken organisaties.
Het is 100 dagen geleden dat het kabinet Rutte 4 aantrad en tijdens de presentatie van het coalitieakkoord noemde u dat u het vertrouwen wilde herstellen met aandacht voor slachtoffers van de kinderopvangtoeslagenaffaire: erkent u dat dit totaal niet is gelukt? Zo nee, waarom niet?2
Zoals in de aanbiedingsbrief en de 10e Voortgangsrapportage is weergegeven blijkt dat er enerzijds veel gedaan is maar er ook nog veel te doen is. Per eind maart is voor ruim 25.000 ouders vastgesteld dat zij gedupeerd zijn bij de kinderopvangtoeslag. Het aantal niet-gedupeerden bij de kinderopvangtoeslag is, op basis van de eerste toetsen en integrale beoordelingen die tot nu toe zijn gedaan, ongeveer net zo groot. Van alle aanvragers hebben circa 5.600 mensen nog geen eerste toets gehad. Voor hen moet nog duidelijk worden of zij gedupeerd zijn. Zij krijgen hierover zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen zes maanden na aanmelding, bericht. Gedupeerden hebben na de eerste toets direct recht op de Catshuisregeling van € 30.000,– en het pauzeren en oplossen van hun schulden conform de regeling. Bij de integrale beoordeling wordt bepaald of er meer moet worden uitgekeerd. Tot nu toe is voor circa 11.000 ouders en overige aanvragers de beoordeling afgerond, waarvan circa 4.000 versneld zijn beoordeeld of hebben afgezien van een beoordeling. Hieronder zijn ook aanvragers die geen kinderen hebben, of nooit kinderopvangtoeslag hebben aangevraagd. In totaal is inmiddels circa € 1 mld. aan herstelregeling uitbetaald en daarnaast voor circa € 0,5 mld aan schulden kwijtgescholden. Daarnaast melden zich nog altijd ouders als gedupeerden aan, het afgelopen kwartaal waren dat er circa 1.000 per maand. Zij krijgen allemaal een toets om te kijken of ze op korte termijn in aanmerking komen voor de Catshuisregeling van € 30.000,– en daarnaast een beoordeling op basis van de herstelregelingen.
Met het zich ontwikkelende herstel, met het eerlijke verhaal over wat er nog moet gebeuren en de inspanning die geleverd wordt, hoopt het kabinet stap voor stap een bijdrage te leveren aan herstel van vertrouwen. Het kabinet blijft daarover graag met gedupeerden en uw Kamer in open gesprek.
Was u ervan op de hoogte dat geen enkel bezwaar van de ouders tegen een afwijzing of de geboden compensatie binnen de wettelijke termijn is behandeld? Zo ja, wanneer wist u dit en welke stappen heeft u ondernomen om hier iets aan te doen? Wat vindt u hiervan?
De voortgang van de hersteloperatie wordt op terugkerende basis in de ministerraad besproken door de agendering van de opgestelde voortgangsrapportages. In eerdere voortgangsrapportages, waaronder de 7e en 9e VGR, is er aandacht besteed aan de achterstanden bij bezwaarprocedures en het overschrijden van wettelijke termijnen. In de 10e VGR is aangegeven dat er niet binnen de wettelijke termijn wordt beslist omdat door het gegroeide aantal aanvragen meer bezwaren worden ingediend terwijl er onvoldoende snel extra behandelcapaciteit kan worden aangetrokken. Ook speelt een grote rol dat UHT nog onvoldoende capaciteit heeft om tijdig de benodigde dossiers aan te leveren en te anonimiseren.
Het is natuurlijk belangrijk dat beslissingen binnen de wettelijke termijn worden genomen. Omdat UHT bezwaren behandelt op volgorde van binnenkomst wordt momenteel geen enkel bezwaar binnen de wettelijke termijnen afgerond. Als nieuwe bezwaren voorrang zouden krijgen zou er vaker binnen de wettelijke termijn beslist kunnen worden. Dit zou echter ten koste gaan van ouders die al lang wachten op de beslissing op hun bezwaar. Het halen van termijnen is geen rechtvaardiging om van de volgorde van binnenkomst af te wijken. Afwijking is alleen gerechtvaardigd als de urgentie van een zaak daar aanleiding toe geeft.
In de 10e voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag zijn daarom meerdere verbeteracties aangekondigd die moeten leiden tot het teruglopen van de achterstanden in bezwaarfase, zonder dat dit ten koste gaat van de rechtsbescherming van ouders. Zo wordt de capaciteit voor het beschikbaar stellen van geanonimiseerde bezwaardossiers fors vergroot. Ook wordt gestart met een pilot om, als alternatief voor formele bezwaarbehandeling, in te zetten op mediators. Daarnaast is de Bezwaarschriftenadviescommissie (BAC) gestart met het enkelvoudig horen (door één lid) in plaats van drie leden, in zaken die zich daarvoor lenen, om zodoende meer leden vrij te maken om andere zaken te behandelen. De BAC wordt opgeschaald evenals het team dat dossiers samenstelt en anonimiseert. Tenslotte zet UHT ook vol in op het voorkomen dat ouders zich genoodzaakt voelen om bezwaar in te dienen, door de informatievoorziening richting ouders te verbeteren. Ook wordt vaker telefonisch contact gezocht met ouders naar aanleiding van een bezwaar, zodat voor de situatie waarin een ouder slechts aanvullende vragen heeft, deze vragen kunnen worden beantwoord en daarvoor geen bezwaarbehandeling bij de BAC hoeft te worden gestart.
Was u op de hoogte van het feit dat het gemiddeld acht maanden duurt voordat een zaak behandeld is bij de Commissie Werkelijke Schade? Zo ja, wanneer wist u dit en welke stappen heeft u ondernomen om hier iets aan te doen?
In de 10e voortgangsrapportage is aangegeven dat de doorlooptijd gemiddeld circa acht maanden betreft. In de voortgangsrapportage staat eveneens vermeld dat de opschaling van de Commissie Werkelijke Schade (CWS) vrijwel geheel is afgerond en dat zaken die zich daarvoor lenen voortaan sneller afgehandeld kunnen worden. Zo wordt beoogd de gemiddelde doorlooptijd te verkorten naar drie tot zes maanden. De CWS beschikt inmiddels over de daarvoor benodigde capaciteit en het streven is dat in de tweede helft van dit jaar verzoeken binnen die termijn kunnen worden behandeld. Voorwaarde hiervoor is dat het percentage aanvragen bij het CWS op hetzelfde niveau blijft en er geen nieuwe werkzaamheden bijkomen. Om de advisering door CWS verder te verbeteren is per 1 mei jl. een nieuwe coördinerend voorzitter aangetreden.
Kunt u uitleggen hoe het mogelijk is dat de Belastingdienst zich opnieuw niet houdt aan de Algemene wet bestuursrecht als het gaat om een redelijke termijn om een beslissing te nemen?
Ik vind het spijtig dat de beslistermijnen niet worden gehaald en ik weet dat bij UHT alles in het werk wordt gesteld om meer beoordelingen en bezwaarschriften binnen de termijn te beslissen. Vanwege de grote toestroom van aanmeldingen, de complexiteit van de zaken en de grenzen aan het vermogen om UHT verder op te schalen is het op dit moment niet realistisch om alles binnen de termijnen af te doen. UHT spant zich in om de dossiers van ouders zo spoedig mogelijk op te leveren. Echter, op dit moment kan het team dat deze dossiers samenstelt en anonimiseert niet aan de vraag voldoen. Er zijn verschillende maatregelen in gang gezet om dit team op te schalen en de doorlooptijden te verkorten. Zie hiervoor ook de 10e VGR.
Erkent u dat wanneer gedupeerden civiele zaken gaan beginnen, de Belastingdienst niet kan wachten met het geven van het dossier aan de rechter? Zo ja, vindt u het wenselijk dat mensen richting rechtszaken worden geduwd door het uitblijven van beschikkingen door het uitblijven van dossiers van ouders?
Zie antwoord vraag 8.
Accepteert u dat de Belastingdienst nog altijd veel geld uitgeeft aan juridische procedures in plaats van die te voorkomen?
De hersteloperatie is zo vormgegeven dat met inachtneming van het verhaal van de ouder het recht op compensatie wordt vastgesteld. Uitgangspunt is een ruimhartige benadering. UHT investeert met een Persoonlijk Zaakbehandelaar in de persoonlijke aanpak voor ouders en mede daarmee in het voorkomen van juridische procedures. Daarnaast heeft UHT met verschillende commissies onafhankelijkheid en deskundigheid ingebouwd om te waarborgen dat beslissingen zorgvuldig en onpartijdig worden genomen.
Er zijn de afgelopen anderhalf jaar veel zaken afgehandeld, daardoor is ook het aantal beschikkingen toegenomen waartegen bezwaar en beroep openstaan. Er is continue aandacht voor het verbeteren van de communicatie over beslissingen. Daarnaast zal via een pilot worden ingezet op mediation als alternatief voor juridische procedures.
Tijdens de persconferentie gaf u aan dat u vertrouwen heeft in de mensen die de leiding hebben genomen over dit onderwerp; waarom heeft u er vertrouwen in als zaken zo traag gaan?
Het kabinet werkt voortdurend aan verbetering van de hersteloperatie zoals met de VNG aan de herijking van de hersteloperatie. In de 10e Voortgangsrapportage van 14 april jl. is hiervan de laatste stand van zaken beschreven. Momenteel wordt samen met de VNG gewerkt aan de uitvoeringstoetsen van de diverse maatregelen. Alle maatregelen hebben tot doel de getroffen gezinnen zo snel mogelijk te helpen.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat het nog «jaren» gaat duren voordat de getroffen gezinnen in het toeslagenschandaal hebben gekregen waar ze recht op hebben?
Zie antwoord vraag 11.
Gaat het credo bij de 1115 uithuisgeplaatste kinderen worden «terug naar huis, tenzij»? Zo nee, waarom niet?
Een machtiging uithuisplaatsing is een ingrijpende vorm van hulp en daarmee een uiterst middel om de ontwikkeling en veiligheid van het kind op dat moment te beschermen. Het doel is altijd dat gewerkt wordt aan een oplossing om ervoor te zorgen dat het kind weer naar huis kan. De inzet van de jeugdbeschermer is om, samen met de ouders, toe te werken naar terugplaatsing. Dat geldt dus ook voor de ouders en kinderen waarop de vragensteller doelt. Het gaat vaak om complexe problematiek waarbij maatwerk noodzakelijk is om de omstandigheden te creëren waarbij mogelijk een terugplaatsing plaats kan vinden. De jeugdbeschermer en ouder stellen hiervoor samen een plan op. Dit plan kan bijvoorbeeld gaan over hulp aan ouders of huisvesting. De jeugdbeschermer beoordeelt doorlopend of de omstandigheden thuis voldoende verbeteren. En ook de kinderrechter houdt vinger aan de pols en toetst bij het verstrijken van de machtiging of een uithuisplaatsing nog noodzakelijk is. Uitkomst van deze herbeoordelingen kan ook zijn dat het (nog) niet wenselijk is voor een kind om thuis te wonen. De veiligheid en ontwikkeling van het kind zijn altijd leidend in die afweging.
Aanvullend op de inzet van de jeugdbeschermingsketen staat voor gedupeerde ouders met uithuisgeplaatste kinderen het Ondersteuningsteam ter beschikking. Het Ondersteuningsteam kan zich, als terugplaatsing niet mogelijk is, ook richten op herstel of verbetering van het contact tussen ouders en kinderen.
Bent u bereid om extra ondersteuning te bieden voor gezinnen waar kinderen nu nog niet naar terug kunnen, maar waar dat uitzicht er wel is?
Sinds 4 april jl. is het landelijk Ondersteuningsteam beschikbaar voor deze gedupeerde ouders en kinderen die te maken hebben (gehad) met uithuisplaatsing. Deze hulp is in aanvulling op de hulp van de gemeentelijke steunpunten op de leefgebieden financiën, wonen, zorg, gezin en werk. Als uitzicht is op terugplaatsing van het kind zal de inzet van de ondersteuning zijn dit samen met ouders en betrokken instanties te realiseren.
Hoeveel van de 1115 kinderen gaan er -mede door de door u benoemde zeer nauwe betrokkenheid van uzelf- deze zomervakantie weer bij hun ouders zijn?
De vervolganalyse van het CBS laat zien dat een deel van de uithuisplaatsingen inmiddels is beëindigd. Voor een toelichting hierover verwijs ik naar de vandaag door de Minister voor Rechtsbescherming gestuurde brief hierover.4 Verder is van belang dat ouders en kinderen zich sinds 4 april jl. kunnen melden bij het Ondersteuningsteam. De eerste nadruk van de gesprekken die dan volgen liggen op erkennen en luisteren. De situaties zijn complex. Uithuisplaatsingen vonden soms jaren geleden plaats, er waren of zijn meerdere problemen in het gezin en elke situatie vraagt om een zorgvuldige (rechterlijke) beoordeling. Het belang van het kind staat hierbij steeds voorop. Het inzichtelijk krijgen van de situatie en de wensen kost tijd. Vervolgens moet in samenwerking met bijvoorbeeld de steunpunten, woningbouw en (jeugd)zorg hulp worden georganiseerd om de thuissituatie te verbeteren. Tegelijkertijd zijn er ook andere vragen die in de ondersteuning opgepakt worden, zoals een dreigende uithuiszetting door huurschulden of zorgen over nog thuiswonende kinderen. Iedere ondersteuning is maatwerk, met per gezin specifieke wensen, mogelijkheden en uitkomsten. Dat er juist voor deze gezinnen ondersteuning op maat wordt geboden, vind ik erg belangrijk.
Wat zijn de ouders volgens u opgeschoten met het opstappen van Rutte 3 als blijkt dat dezelfde mensen er vervolgens nog jaren over doen om tot een oplossing te komen voor de getroffen gezinnen?
Door het ontslag aan te bieden aan de Koning heeft het vorige kabinet de volledige politieke verantwoordelijkheid erkend van de misstanden die ook door de Parlementaire Onderzoekscommissie Kinderopvangtoeslag geconstateerd waren. De inzet van het huidige kabinet is en blijft erop gericht om alle gedupeerden maatwerk te bieden en hen te compenseren voor het aangedane leed. We werken hier hard aan maar er zijn niet altijd eenvoudige oplossingen.
De schade die ouders en kinderen als gevolg van het toeslagenschandaal aan is gedaan zal nooit helemaal kunnen worden hersteld; heeft het kabinet een deadline gesteld wanneer het toeslagenschandaal voor de gezinnen afgehandeld zou moeten zijn? Zo ja, wat is die deadline? Zo nee, waarom niet?
De ambitie van het kabinet is om gedupeerden zo snel en zo goed mogelijk herstel te bieden. Ouders kunnen zich tot 1 januari 2024 aanmelden voor de herstelregeling, daarna volgt de eerste toets, de integrale beoordeling en eventuele werkelijke schade, bezwaren en beroepen. Er wordt tevens gewerkt aan het emotionele herstel en de diverse aanvullende regelingen dit staat beschreven in de 10e Voortgangsrapportage.
De erkenning van de Armeense genocide |
|
Derk Jan Eppink (Libertair, Direct, Democratisch) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bereid om eindelijk de Armeense genocide onomwonden te erkennen? Zo nee, waarom niet?
De motie Voordewind c.s. over dit onderwerp is onder beraad bij het kabinet. Zoals de Kamer bekend (Kamerstuk 35 925 V, nr. 84 d.d. 8 maart jl.) zal Nederland in de komende maanden met een aantal gelijkgestemde EU lidstaten spreken over de erkenning van genocides. Daarbij zal worden verkend hoe deze landen aankijken tegen het gezamenlijk erkennen van genocides en onder welke voorwaarden daartoe zou kunnen worden overgegaan. Voor Nederland geldt dat uitspraken van internationale gerechts- of strafhoven, wetenschappelijk onderzoek en/of vaststellingen door de VN Veiligheidsraad hierbij zwaarwegend zijn.
Bent u bereid deze vraag te beantwoorden vóór aanstaande zondag 24 april, de 107e herdenkingsdag van de Armeense genocide?
Uw vraag is z.s.m. beantwoord.
De berichten 'Chaos rond energiegeld – Willekeur in gemeenten en 'Steeds meer huishoudens kunnen energierekening nauwelijks nog voldoen' |
|
Geert Wilders (PVV), Alexander Kops (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Chaos rond energiegeld – Willekeur in gemeenten;1 en «Steeds meer huishoudens kunnen energierekening nauwelijks nog voldoen»?2
Ja, daar ben ik mee bekend.
Beseft u dat de gemiddelde energierekening dit jaar verdubbelt, dat steeds meer huishoudens hun energiekosten niet meer kunnen betalen, en dat zij daarom onmiddellijk geholpen moeten worden?
Door de hoge energieprijzen zien veel huishoudens hun energierekening stijgen. Ik begrijp goed dat veel mensen zich hier zorgen over maken, omdat ze nu al een hoge energierekening hebben, of bang zijn daar binnenkort mee te worden geconfronteerd. Daarom heeft het kabinet maatregelen genomen om de gevolgen van de stijgende energierekening te dempen. Zo heeft het kabinet in het najaar de energiebelasting in 2022 tijdelijk verlaagd, een eenmalige tegemoetkoming voor lage inkomens aangekondigd en budget beschikbaar gesteld voor energiebesparende maatregelen voor huishoudens. Om de gevolgen van de stijgende energiekosten verder te verkleinen, heeft het kabinet daarbij recent aangekondigd om de tegemoetkoming voor huishoudens met een laag inkomen te verhogen van € 200 naar € 800, het btw-tarief op energie tijdelijk te verlagen, net als de accijns op benzine, diesel en LPG en om versneld in te zetten op verdergaande energiebesparende maatregelen voor huishoudens. Voor meer informatie over deze aanvullende koopkrachtmaatregelen verwijs ik u naar de Kamerbrief van 11 maart jl.3
Het kabinet heeft regelmatig contact met de energieleveranciers en wijst energieleveranciers op hun maatschappelijke rol om huishoudens met risico op betalingsproblemen op coulante wijze te ondersteunen. Als huishoudens hun energierekeningen niet op tijd kunnen betalen, kunnen zij met hun energieleverancier uitstel van betaling of een betalingsregeling bespreken. Energieleveranciers helpen klanten ook naar de gemeentelijke schuldhulpverlening. Hierbij gelden specifieke plichten voor zowel huishoudens, leveranciers en netbeheerders. Zo mag de energielevering in beginsel niet worden beëindigd in de winterperiode en mogen huishoudens niet worden afgesloten van energie als zij betrokken zijn bij een traject voor schuldhulpverlening. Daarnaast hebben de vier grote energieleveranciers een actieplan gepresenteerd over energiearmoede met onder andere energiecoaches. Het kabinet blijft in gesprek met de energieleveranciers om een vinger aan de pols te houden wat betreft de ontwikkelingen in de energierekening en betalingsproblematiek.
Hoe kan het dan dat de uitkering van de eenmalige energietoeslag een grote chaos is? Hoe gaat u dit oplossen?
Ik ben gemeenten erkentelijk voor de voortvarendheid waarmee zij de uitvoering van de eenmalige energietoeslag oppakken. Op het ogenblik spelen er twee zaken. Ten eerste zijn niet alle gemeenten even ver met de uitvoering van de eenmalige energietoeslag. Daarbij wijs ik erop dat het Wetsvoorstel eenmalige energietoeslag lage inkomen op 15 maart jl. bij uw Kamer is ingediend. Op 15 maart jl. heb ik direct na indiening van het wetsvoorstel gemeenten de toestemming gegeven om vooruitlopend op de parlementaire behandeling en vooruitlopend op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel al tot uitbetaling van de eenmalige energietoeslagen over te gaan en gemeenten daartoe ook opgeroepen. Op 15 maart jl. heb ik bovendien landelijke richtlijnen en een uitgebreide handreiking voor gemeenten gepubliceerd, waarmee gemeenten voortvarend én verantwoord aan de slag kunnen met de uitvoering van de eenmalige energietoeslag. Een aantal gemeenten is daarop ook direct aan de slag gegaan met de ambtshalve toekenning en uitbetaling van de eenmalige energietoeslagen aan bijstandsgerechtigden wonend in die gemeenten. Huishoudens aan wie de energietoeslag niet automatisch kan worden toegekend, kunnen via een aanvraag bij de gemeente in aanmerking komen voor de tegemoetkoming. De meeste gemeenten zijn nog niet toegekomen aan de inrichting van een aanvraagprocedure.
Ten tweede zijn er verschillen tussen gemeenten voor wat betreft de doelgroep en het bedrag van de energietoeslag. Op grond van het wetsvoorstel krijgen gemeenten de bevoegdheid om via het instrument van de categoriale bijzondere bijstand een eenmalige energietoeslag toe te kennen aan huishoudens met een laag inkomen. Een geüniformeerde vorm van eenmalige energietoeslag met een wettelijk voorgeschreven doelgroep en een wettelijk voorgeschreven bedrag is vanuit het oogpunt van rechtsgelijkheid te verkiezen, maar is een te grote opgave voor gemeenten gebleken, omdat deze niet in alle gevallen de aansluiting bij het lokale gemeentelijk minimabeleid mogelijk maakt. De mogelijkheid van aansluiting bij het lokale gemeentelijke minimabeleid is voor gemeenten van cruciaal belang om een snelle ambtshalve toekenning en betaling van de eenmalige energietoeslag aan een groot deel van de doelgroep mogelijk te maken. De eerder genoemde landelijke richtlijnen en de uitgebreide handreiking kunnen daarbij behulpzaam zijn. De keuze voor de vormgeving via de categoriale bijzondere bijstand betekent desalniettemin dat gemeenten beleidsvrijheid hebben bij de vormgeving van de eenmalige energietoeslag. Dat is overigens nu ook al zo bij de uitvoering van de bijzondere bijstand door gemeenten.
Hoe kan het dat huishoudens in de ene gemeente wél recht hebben op de energietoeslag en in de andere gemeente net buiten de boot vallen – oftewel dat de energietoeslag in de praktijk leidt tot willekeur?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe kan het dat de ene gemeente de energietoeslag al heeft uitgekeerd en de andere gemeente daar nog weken mee wacht? Deelt u de conclusie dat er geen tijd te verliezen valt en huishoudens nú geholpen moeten worden?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u ervan dat het moment van uitkeren, de groepen die hiervoor wel of niet in aanmerking komen en de precieze hoogte van het bedrag «afhangen van de politieke kleur en de financiële situatie van een gemeente» (aldus Peter Heijkoop van de Vereniging Nederlandse Gemeenten)?
De gemeentelijke beleidsvrijheid bij de uitvoering van de eenmalige energietoeslag betekent onvermijdelijk dat er verschillen tussen gemeenten in de uitvoering zullen ontstaan. Ik hecht eraan dat het wetsvoorstel zoveel mogelijk uniform wordt uitgevoerd, ook gezien de landelijke aard van de huidige energieproblematiek. Om een uniforme uitvoering van de eenmalige energietoeslag door gemeenten te bevorderen heb ik in afstemming met de VNG landelijke richtlijnen opgesteld ten aanzien van de doelgroep en het richtbedrag van de eenmalige energietoeslag. Deze richtlijnen zijn op 15 maart jl. gepubliceerd, als bijlage 1 van de Handreiking eenmalige energietoeslag 2022.4 Met deze richtlijnen wil ik bevorderen dat in ieder geval huishoudens met een inkomen tot circa 120% van het sociaal minimum in aanmerking komen voor een eenmalige energietoeslag van 800 euro.
Ik heb de signalen ontvangen van gemeenten die vanwege het financiële risico voor de gemeente terughoudend zijn bij de uitvoering van de eenmalige toeslag. Hoewel begrijpelijk, acht ik die terughoudendheid ongewenst. Om die reden heb ik tijdens het Kamerdebat op 30 maart jl. over de ontwikkeling van de koopkracht en de stijgende energieprijzen gemeenten de garantie gegeven dat zij financieel worden gecompenseerd indien blijkt dat het aan gemeenten toegekende budget ontoereikend is voor verstrekken van een eenmalige energietoeslag van 800 euro aan huishoudens met een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum. Over de invulling van deze garantie en de verhoging van het beschikbare budget naar € 854 miljoen heb ik uw Kamer op 28 april jl. verder geïnformeerd5.
Met deze toezeggingen bestaat er naar mijn mening geen rem meer op de doelstelling van het wetsvoorstel, namelijk het bereiken van zoveel mogelijk huishoudens met een laag inkomen met een eenmalige energietoeslag van 800 euro, en wordt een uniforme uitvoering conform de landelijke richtlijnen bevorderd. Nu het Rijk een financiële garantie aan gemeenten heeft gegeven, vertrouw ik erop dat gemeenten ook daadwerkelijk gebruik zullen maken van hun bevoegdheid om huishoudens met een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum een eenmalige energietoeslag van 800 euro te verstrekken. Daarbij vertrouw ik op de werking van de lokale democratie.
Hoe kan de financiële situatie van de gemeenten een rol spelen, aangezien het Rijk de garantie heeft gegeven de regeling geheel te zullen betalen?
Zie antwoord vraag 6.
Beseft u hoe groot de urgentie is, aangezien de bedragen op openstaande rekeningen bij de energiebedrijven hard oplopen? Hoe voorkomt u dat de energiebedrijven uitgerekend nu incassobureaus op de huishoudens afsturen in een repressieve poging geld te innen dat zij helemaal niet hebben?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u voorkomen dat huishoudens door de stijgende energierekening én de chaos rond de energietoeslag in de schulden en de schuldhulpverlening terechtkomen?
Als mensen zien aankomen dat zij hun energierekening niet kunnen betalen, is er hulp beschikbaar. Deze ondersteuning is onafhankelijk van de eenmalige energietoeslag. Mensen met financiële problemen kunnen in de eerste plaats contact opnemen met de energieleverancier om een betalingsregeling, uitstel van betaling of een ander voorschotbedrag af te spreken. Als dat niet tot een oplossing leidt, is er andere hulp beschikbaar. Via Geldfit.nl en 0800-8115 kan iedereen met geldzorgen eenvoudig hulp vragen. Dat kan tevens individuele bijstand zijn of schuldhulpverlening, waarbij onder voorwaarden een deel van de schulden kan worden kwijtgescholden. De energieleveranciers wisselen ook betalingsachterstanden uit met gemeenten om problemen vroeg bij hulpverleners te signaleren. Daardoor komen ook mensen in beeld die om wat voor reden dan ook, geen hulp vragen. Over de verschillende vormen van ondersteuning en de afstemming daartussen houd ik uiteraard contact met gemeenten en energieleveranciers.
Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden?
Vanwege de noodzaak tot interdepartementale afstemming van de antwoorden, is het helaas niet mogelijk gebleken de vragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden.
Het gebruik van privé berichtenservices en privé mailboxen door bewindspersonen voor hun werk |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt), Laurens Dassen (Volt), Jesse Klaver (GL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Herinnert u zich dat de oud-Minister Kamp tijdens zijn ministerschap gebruik heeft gemaakt van zijn Gmail-adres en daar twintig keer vertrouwelijke documenten op heeft ontvangen, waaronder een keer staatsgeheimen?1
Ja, ik verwijs hiertoe ook naar de beantwoording van kamervragen van 17 november 2016 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 521) die daarover destijds zijn gesteld aan oud-minister Kamp.
Herinnert u zich dat oud-Staatssecretaris Snel weigerde om inzicht te geven in de berichten op zijn privé mobiele telefoon toen er onderzoek gedaan werd naar het toeslagenschandaal en het memo-Palmen?2
Ja. Staatssecretaris Snel heeft geen medewerking verleend voor vrijwillige inzage in zijn privételefoon. Volgens Staatssecretaris Snel bevatte zijn privételefoon geen zakelijke correspondentie. Zie daartoe het onderzoeksrapport van PricewaterhouseCoopers als aangeboden aan uw kamer op 30 september 2021.3
Herinnert u zich dat de op 20 maart 2019 de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak gedaan heeft over de vraag of de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) van toepassing is op sms- en WhatsApp-berichten en dat de uitspraak helder is: op sms- en WhatsApp-berichten over een bestuurlijke aangelegenheid is de WOB van toepassing, ongeacht of deze berichten op de zakelijke of privé telefoon van een bestuurder of ambtenaar staan?3
Ja, ik ben bekend met deze uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waaruit volgt dat sms- en WhatsAppberichten documenten zijn in de zin van de Wob. Wat betreft het toepassingsbereik van de Wob heeft het lid Agema gelijk dat ook berichtenverkeer via een privéaccount hieronder valt, voor zover het een bestuurlijke aangelegenheid betreft waarover een Wob-verzoek is ingediend. Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is er rijksbreed beleid ontwikkeld over het gebruik van chatdiensten en het bewaren van chatberichten5. Uitgangspunt is dat het gebruik van digitale middelen mogelijkheden biedt maar daarbij dient er altijd rekening te worden gehouden met de aard van de informatie. Zo dient er zo min mogelijk gebruik te worden gemaakt van berichtenapps voor werkgerelateerde communicatie. Voor bestuurlijke besluitvorming wordt het gebruik van berichtenapps ontraden. Gebeurt dit toch dan moeten chatberichten over de bestuurlijke besluitvorming worden geborgd binnen de organisatie.
Ik wil hierbij benadrukken dat dezelfde informatie niet twee keer hoeft te worden bewaard. Dit ook in verband met het belang van ordentelijke archiefvorming.
Is het bestuurlijke besluit uit het chatbericht ook op een andere manier geborgd binnen de organisatie, bijvoorbeeld in een nota of e-mail, dan kan het oorspronkelijke chatbericht worden verwijderd. Bestuurlijke besluiten die niet op een andere manier zijn geborgd, worden opgeslagen binnen de informatiesystemen van de organisatie. Elk ministerie is er zelf verantwoordelijk voor dat er in lijn met het rijksbrede beleid wordt gehandeld. Ik verwijs hiertoe ook naar mijn eerdere kamerbrief van 25 februari 2022 (met kenmerk: 2022Z00847).
Bent u ervan op de hoogte dat op het blog van de landsadvocaat verder staat: «Dit betekent dat bestuursorganen ervoor zullen moeten zorgen dat sms- en WhatsApp-berichten ordelijk worden bewaard»?
Ja. Zie ook mijn antwoord bij vraag 3.
Kunt u inzicht geven van elk van de bewindspersonen in de kabinetten Rutte III en Rutte IV of zij gebruik maken van privéemail adressen voor hun werk en van berichten (zoals Signal, WhatsApp en Telegram en kunt u per bewindspersoon aangeven van welke privé mail gebruikt gemaakt is/wordt en van welke berichtenservice?
Ten aanzien van de bewindspersonen van het huidige kabinet zal ik uiterlijk binnen 2 weken na verzending van deze brief het gevraagde inzicht geven of er gebruik wordt gemaakt van privéemail adressen en berichtenservices voor het werk. Met betrekking tot de bewindspersonen van het vorige kabinet zal ik binnen 2 weken inzichtelijk maken hoe de relevante berichten binnen de organisaties zijn veiliggesteld.
Kunt u van elk van de mailboxen en berichtenboxen die gebruikt worden of die gebruikt zijn voor werk tijdens de periode als bewindspersoon (die dus bij de vorige vraag benoemd zijn) aangeven (1) in welke periode ze gebruikt zijn, (2) of het gebruik van berichten en email veilig geschiedt en (3) of de berichten ordelijk en veilig bewaard worden en zo ja, waar?
Zie mijn antwoord bij vraag 5.
Deelt u de mening dat de berichten die hier genoemd zijn – privé mail adressen en berichtenservices die door een bewindspersonen voor hun werk gebruikt worden, dus gewoon onder de WOB vallen en bij een WOB verzoek doorzocht zullen moeten worden?
Zie mijn antwoord bij vraag 3. Aanvullend merk ik op dat privé en partijpolitieke berichten niet onder de Wob vallen, werkgerelateerde documenten wel.
Deelt u de mening dat al deze berichten van elke mailbox en berichtenservice die voor werk gebruikt wordt, beschikbaar moet zijn voor verzoeken van vorderingen voor een parlementaire enquête?
Ja. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet op de Parlementaire enquête kan er door een ingestelde parlementaire commissie een afschrift van, inzage in of kennisneming van werkgerelateerde documenten gevorderd worden, ongeacht de gehanteerde vorm van communicatie. In antwoord op de vraag van het lid Agema betekent dit dus dat zakelijke e-mails die verzonden zijn vanuit of ontvangen op een privéaccount desgevraagd beschikbaar worden gesteld voor een parlementaire enquête of een onderzoek door de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Zie ook het antwoord bij vraag 7.
Heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uit kabinet Rutte III voor zijn werk als Minister gebruik gemaakt van een icloud email adres, dat naar boven kwam in de berichten van de WOB over de aanpak van de corona-aanpak?
Ja.
Zijn de berichten van dit icloud email adres veilig en volledig opgeslagen en worden die beschikbaar gesteld voor WOB-verzoeken en een parlementaire enquête naar het coronabeleid? Zo nee, waarom niet? En zo ja, wie draagt daar zorg voor?
De secretarissen-generaal van de ministeries van VWS en BZK hebben opdracht gegeven aan de CIO/CISO van het eigen departement om vast te stellen of er risico’s zijn geweest met betrekking tot beveiliging ofwel vastlegging ten behoeve van de Wob, een parlementaire enquête of archivering. Uitkomst van die analyse is dat er geen risico op een beveiligingsincident is waargenomen en ook geen risico is ontstaan met betrekking tot de archivering. Er zijn geen e-mails aangetroffen met gerubriceerde informatie. De privé mailaccounts bevatten zowel privécorrespondentie als zakelijke mails. Vastgesteld is dat het bij de zakelijke mails in vrijwel alle gevallen ging om berichten die zijn verstuurd van of naar zakelijke accounts van VWS, respectievelijk BZK. Ook de aangetroffen e-mails in VWS-context tussen externen en de privéaccounts van de heer De Jonge zijn, zover waargenomen kan worden, structureel doorgestuurd naar het VWS e-mail account van de heer De Jonge. De overige mails betreffen mails met openbare en publieke informatie die is gedeeld met externen vanuit een zakelijke context.
De berichten die zijn verstuurd van of naar zakelijke accounts van VWS, respectievelijk BZK zijn veiliggesteld op dezelfde voet als alle berichten op een zakelijk account van een ministerie. Deze berichten zijn dus ook beschikbaar voor Wob-verzoeken en een parlementaire enquete over het coronabeleid. Twee programma-directies dragen hier onder verantwoordelijkheid van de bewindslieden van VWS zorg voor.
Kunt u deze vragen één voor één en voor donderdag 7 april 2022 om 9.30 uur beantwoorden i.v.m. het plenaire debat op die dag? Indien de overzichten zoals gevraagd in de vragen 5 en 6 niet beschikbaar zijn, kunnen alleen die twee vragen twee weken later, dus op 21 april 2022 beantwoord worden.
Ja.
Het afdwingen van opvangplaatsen van vreemdelingen. |
|
Geert Wilders (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat u noodwetgeving wenst te gebruiken en/of af te stoffen om rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen te huisvesten door middel van het vorderen van onroerend goed, zoals sporthallen, kantoren, woningen en hotels van gemeenten en/of bedrijven en/of burgers?
Zoals eerder aangekondigd, is het vorderen van het gebruik van onroerend goed momenteel niet aan de orde. Het zoeken en vinden van opvangplekken vindt op dit moment plaats zonder de inzet van dit instrument.
Schaamt u zich niet dat u nu overweegt om genoemd onroerend goed te vorderen om daar vervolgens vreemdelingen in te plaatsen, omdat u en uw voorgangers Nederland hebben volgepropt met honderdduizenden gelukszoekers?
Zoals bij de beantwoording van vraag 1 is aangegeven, is het vorderen van het gebruik van onroerend goed, niet aan de orde.
Is het kabinet zelf bereid het goede voorbeeld te geven? Zo nee, waarom niet?
Volledigheidshalve verwijs ik u ten aanzien van het bezit van onroerend goed naar brieven van de Minister-President d.d. 14 januari 2022 inzake de belangen van bewindspersonen (Kamerstuk 35 788, nr. 107) en d.d. 7 februari 2022 inzake een aanvulling op de brief met betrekking tot de belangen van bewindspersonen (Kamerstuk 35 788, nr. 171). Het uitgangspunt ten aanzien van zakelijke en financiële belangen van bewindspersonen is dat iedere schijn van niet-objectieve besluitvorming vermeden dient te worden. De genoemde brieven inzake de belangen van de bewindspersonen zijn opgesteld in lijn met dit uitgangspunt van beleid. Er is derhalve niet beoogd een compleet overzicht van het bezit van onroerend goed van alle bewindspersonen in het huidige kabinet te genereren. De Minister-President beschikt niet over aanvullende en actuele informatie ten opzichte van de brieven van 14 januari 2022 en 7 februari 2022. In hoeverre bewindspersonen besluiten om hun woning of overig onroerend goed al dan niet aan te bieden als opvangplek, is een privékwestie. Het verplicht huisvesten van personen in de eigen woning is niet aan de orde, noch voor bewindspersonen, noch voor anderen.
Kunt u per bewindspersoon aangeven of hij/zij in het binnen- en of buitenland onroerend goed bezit? Kunt u daarbij aangeven hoeveel vierkante meter per object dit betreft? Kunt u ook aangeven hoeveel mensen er op dit moment per object gehuisvest zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u vervolgens aangeven welke bewindspersonen bereid zijn vreemdelingen in hun onroerend goed te huisvesten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Indien bewindspersonen hiertoe niet bereid zijn, wilt u dan een wet maken die bewindspersonen verplicht vreemdelingen in hun onroerend goed te huisvesten en de gewone Nederlander niet met deze ongein te belasten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u al deze vragen separaat en volledig beantwoorden voor a.s. maandag 4 april te 18 uur?
Dit is niet gelukt.
Het bericht ‘Documenten kabinetsformatie openbaar’ op de website www.kabinetsformatie2021.nl. |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Documenten kabinetsformatie openbaar» op de website kabinetsformatie2021.nl?1
Ja.
Wat is de reden geweest om de door informateurs ontvangen post van burgers en organisaties niet actief openbaar te maken?
Vanaf 25 mei 2018 is de Algemene verordening gegevensbescherming van toepassing die meer en nieuwe waarborgen voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bevat, onder meer ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens. Gelet op de wettelijke betekenis en het belang van deze waarborgen is ten aanzien van het formatiearchief 2021–2022, dat berust bij het Ministerie van Algemene Zaken en waarvan een afschrift tevens aanwezig is bij de Tweede Kamer, afgezien van verwerking in de vorm van een publicatie van de inventaris die vele persoonsgegevens bevat, in samenhang met de verklaring in de brief aan de Kamer van 12 januari 2022 dat alle stukken, behoudens persoonsgegevens, openbaar zijn. Het voorgaande geldt ook voor de bij de (in)formateur(s) ingekomen brieven van burgers en organisaties.
De correspondentie van de (in)formateur(s) met de Tweede Kamer is openbaar gemaakt door de Tweede Kamer. De correspondentie van de (in)formateur(s) inzake de informatie van ministeries is ook openbaar gemaakt. Er zijn tot nu toe bij het Ministerie van Algemene Zaken twee verzoeken om inzage in het formatiearchief ontvangen die inmiddels zijn beantwoord door verstrekking van de gevraagde informatie behoudens persoonsgegevens.
Bent u het ermee eens dat het passief openbaar maken van de door informateurs ontvangen post van burgers en organisaties slechts schijnopenbaarheid biedt, aangezien degene die stukken wil opvragen niet weet waar hij naar kan vragen als hij niet eerst weet wie documenten heeft opgestuurd?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven waarom er niet net als bij de formatie van 2017 een inventarisatielijst met stukken, waaronder brieven van burgers en organisaties, is openbaargemaakt?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het ermee eens dat het niet actief openbaar maken van de door informateurs ontvangen post van burger en organisaties tijdens de formatie van 2021 een trendbreuk is met de actieve openbaarmaking van documenten bij eerdere kabinetsformaties?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met de kabinetsevaluatie van 2021 waarin onderzoekers concluderen dat u in 2017 het uitgangspunt had dat het formatiedossier geen enkel doel dient, het tot stand brengen van een kabinet het enige is dat telt en het effectiever is om helemaal niet met een formatiedossier te werken?2
Ja.
Kunt u aangeven of het klopt dat u deze opvatting had, en zo ja wat uw redenen daarvoor waren?
De inhoud van de samengevatte weergave in het evaluatierapport van de gesprekken met de heer Zijlstra en mij, is herkenbaar. Deze berust op het karakter van de formatie als proces van onderhandelingen tussen fracties en op de ministeriële verantwoordelijkheid voor het te voeren beleid. Dit neemt niet weg dat het een juridisch gegeven is dat stukken die passeren bij onderhandelingen tussen fracties onder begeleiding van de informateur(s) en via deze afkomstig zijn van ministeries, onder de Wet openbaarheid van bestuur vallen. Het formatiedossier bevat een ordening hiervan.
Kunt u aangeven welke opvatting u tijdens de formatie van 2021 had over het doel van het formatiedossier? Kunt u aangeven welke opvatting u nu heeft over het doel van formatiedossiers?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u alsnog de tijdens de formatie van 2021 door informateurs ontvangen post van burgers en organisaties actief openbaar maken, dan wel een inventarisatielijst openbaar maken waarop is aangegeven welke brieven van burgers en organisaties bij de informateurs zijn binnengekomen tijdens de formatie van 2021?
Zie antwoord vraag 2.
De aangenomen motie om binnen 48 uur de fiscale gegevens van de personen op de sanctielijst te beschikking te stellen aan de autoriteiten die de sancties moeten opleggen en handhaven |
|
Pieter Omtzigt (Omtzigt) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
|
Heeft u kennis genomen van de op donderdag 24 maart om 14.00 uur aangenomen motie Omtzigt (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1788) die de regering verzoekt ervoor zorg te dragen dat alle beschikbare fiscale gegevens, inclusief APA (Advance Pricing Agreements) en ATR (Douanecertificaat), zo spoedig mogelijk en liefst binnen 48 uur beschikbaar zijn voor alle autoriteiten in Nederland die toezicht houden op de naleving van de sancties tegen Rusland?
Ja.
Herinnert u zich dat u in de Kamer vertelde: «De Belastingdienst is zelf ook gehouden aan de sanctiewet. Men mag geen relaties aangaan met gesanctioneerde partijen en geen informatie delen met anderen autoriteiten over rulings. Dat valt allemaal onder de fiscale geheimhoudingsplicht.»?1
Ja.
Wilt u het tweede deel van het antwoord herzien of preciseren?
Het klopt dat het verstrekken van de gevraagde informatie in beginsel valt onder de fiscale geheimhoudingsplicht. Voorts kan dit antwoord op twee punten nader worden aangevuld.
Op de eerste plaats kan in incidentele onvoorziene gevallen ontheffing van deze geheimhoudingsplicht worden verleend2. Deze ontheffing valt binnen de bevoegdheid van de Minister van Financiën en is inmiddels namens de Minister verleend. De fiscale geheimhoudingsplicht staat dus niet langer aan verstrekking van de informatie in de weg.
Daarnaast moet echter ook worden getoetst of het verstrekken van de gevraagde informatie aan de betrokken autoriteiten is toegestaan op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Hierover is recent nader advies ingewonnen bij de Landsadvocaat.
Deze geeft aan dat de sanctiewet en de sanctieverordening als grondslag mogelijk niet duidelijk genoeg is om gegevens uit te mogen wisselen. De Landsadvocaat adviseert daarom om op korte termijn ook te zorgen voor een nadere wettelijke grondslag. Hieraan wordt momenteel hard gewerkt door aanpassing van art. 43c van de Uitvoeringsregeling AWR en de Autoriteit Persoonsgegevens te vragen om spoedadvies. Daarnaast is het de autoriteiten die toezicht houden op de sanctiewet ook toegestaan om informatie te vorderen Dit, in combinatie met de ontheffing van de fiscale geheimhoudingsplicht die reeds is afgegeven, geeft nu al een mogelijkheid om gegevens te delen met de betreffende autoriteiten. De Landsadvocaat vindt dit namelijk een juridisch voldoende robuuste oplossing in afwachting van een duidelijke, voorzienbare en voorspelbare grondslag voor de gegevensverstrekking. Daarom kan de Belastingdienst volgens de Landsadvocaat de resultaten wel alvast met de bevoegde autoriteiten delen. Het definitieve advies van de Landsadvocaat wordt op zeer korte termijn nagestuurd aan uw Kamer.
De Belastingdienst is uitvoerder van de sancties en gaat in gesprek met de toezichthouders over de benodigde informatie. Bij het verstrekken van informatie door de Belastingdienst past wel een aantal kanttekeningen. Niet alle fiscale informatie is relevant voor het toezicht op de naleving van de sanctiewet. Daarnaast is de informatie waar de Belastingdienst over beschikt niet altijd actueel, en kan deze inmiddels zijn achterhaald. De Belastingdienst zal hiervoor alle dossiers handmatig doorlopen. De FIOD kan, anders dan de Belastingdienst, ook bevoegde autoriteit, toezichthouder of handhaver in het kader van de sanctiewet zijn. Er wordt momenteel alles op alles gezet om ervoor te zorgen dat de Belastingdienst de relevante informatie uit de rulings (APA’s en ATR’s) zo spoedig mogelijk uit kan uitwisselen voor zover deze noodzakelijk is voor andere autoriteiten om de sanctiewet uit te voeren.
Klopt het dat de Belastingdienst de navolgende officiële overeenkomsten heeft om gegevens te delen met de volgende instanties: een dienstverleningsovereenkomst met het Ministerie van Justitie en Veiligheid en DJI (Dienst Justitiële Inrichtingen), een convenant met de Arbeidsinspectie, een convenant met de Stichting AFM, een convenant met de Autoriteit Consument en Markt, een convenant met de Autoriteit woningcorporaties, een convenant met de Dienst Wegverkeer (RDW), een dienstverleningsovereenkomst met het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de DJI, een convenant met het Ministerie van Justitie over de samenwerking op het gebied van de Wet Bevordering Integriteitsbeoordeling door het Openbaar Bestuur (BIBOP), een convenant met het Bureau Financieel Toezicht, een convenant met het Centraal Administratiekantoor (CAK), een convenant met het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek), een convenant met het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) en het UWV (Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen), een convenant met het Centraal Justitieel Incassobureau (CJI), een convenant met diverse partijen betreffende Citydeal Zicht op ondermijning, een convenant samenwerking CT Infobox 2020, een convenant met het Directoraat-Generaal Fiscale Zaken, een convenant houdende afspraken over de samenwerking in het kader van het Financieel Expertise Centrum (FEC), een convenant met het iCOV (infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen), een convenant met het Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ), een convenant met de Interventieteams (LSI), een convenant met de Kamer van Koophandel, convenant met de Kansspelautoriteit, een convenant met de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, een convenant Kopieoplossing Handelsregister tussen Belastingdienst, CBS, Dienst Justis, KvK en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, een convenant met het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO), een convenant Belastingdienst (Landelijk Incassocentrum) en de vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren (NVVK), een convenant LIEC/RIEC met het Ministerie van Veiligheid en Justitie, Openbaar Ministerie, Politie, Burgemeesters/korpsbeheerders en lokale besturen, een convenant met het Ministerie van Buitenlandse Zaken, een convenant met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, een convenant met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)/ Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), een convenant met het NIVRA en de NOvAA, een convenant Overname inning en invordering van verontreinigingsheffing rijkswateren VWS, een convenant met de Politie inzake het gebruik van ANPR camera’s van de Politie, een convenant met de Politie over aanleveren gegevens referentielijsten ANPR, een convenant met de Raad voor Rechtsbijstand, een convenant met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, een convenant met de Sociale Verzekeringsbank (SVB), een convenant met de Stichting inlichtingenbureau, een convenant met de Stichting Normering Arbeid, een convenant met het Team TRACK van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, een convenant met het UWV inzake gegevensuitwisseling Wet tegemoetkomingen loondomein, een convenant bestrijding van zorgfraude. Voortzetting Bestuurlijk Overleg Integriteit Zorgsector en een convenant met het Zorginstituut Nederland?2
Ja, dat klopt. De bevoegdheid tot het uitwisselen van informatie is gebaseerd op wet- en regelgeving. De genoemde overeenkomsten bevatten hiertoe een uitwerking, vaak van praktische aard.
Klopt het dat de Belastingdienst ook nog heel veel data op andere wijze gedeeld heeft met publieke en private partijen, zoals bij de illegale zwarte lijsten, waar 300.000 burgers en bedrijven op stonden?
Op 25 januari jl.4 heeft uw Kamer het rapport van PwC over externe gegevensdeling over burgers die in FSV stonden ontvangen. Hierin is geen volledige juridische analyse opgenomen over de mate waarin de geconstateerde gegevensverstrekking gedekt is binnen elk van de convenanten. Zoals in de brief van 25 januari is aangegeven, zal nader worden onderzocht in hoeverre voor de geconstateerde gegevensdelingen een voldoende rechtsgrondslag bestond.
Klopt het dat de Belastingdienst met meer dan 100 landen belastinggegevens uitwisselt?
Ja, dat klopt. Nederland wisselt financiële gegevens uit van personen en bedrijven volgens de Common reporting standard (CRS) met ruim 100 landen. Deze uitwisseling is geregeld in de Wet op de internationale bijstand bij de heffing van belastingen (WIB).
Klopt het dat Nederland, zelfs na het opzeggen van belastingverdrag met Rusland door Rusland, gewoon belastinggegevens blijft uitwisselen met Rusland onder CRS?
De automatische uitwisseling van financiële gegevens met Rusland vond niet plaats op basis van het per 1 januari 2022 door Rusland opgezegde bilaterale belastingverdrag, maar vond plaats op basis van het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken (WABB-verdrag). Beëindiging van het bilaterale belastingverdrag had derhalve geen invloed op de uitwisseling van informatie volgens de CRS. Uiteraard is de informatie-uitwisseling met Wit-Rusland en Rusland door de huidige situatie in de wacht gezet.
Hoe beoordeelt u het feit dat u totaan het aannemen van eerdervermelde motie gewoon belastinggegevens van toeslagenouders en van de FSV-lijst met zeer veel instanties heeft gedeeld, dat u belastinggegevens van iedereen met ongeveer elke publieke instelling van Nederland deelt en dat u belastinggegevens met Rusland deelt, maar dat u geen belastinggegevens van mensen op de sanctielijst deelde met de autoriteiten die de sancties moeten handhaven in Nederland?
Voor de uitvoering van wetgeving is een effectieve gegevensuitwisseling tussen verschillende instanties noodzakelijk. Tegelijkertijd dient zulke uitwisseling uiteraard te voldoen aan de eisen die de wet daaraan stelt.
Op welk moment heeft u een overeenkomst getekend met alle autoriteiten die de sancties moeten opleggen om alle belastinggegevens (inclusief APA- en ATR-rulings) te delen? Kunt u deze overeenkomsten onmiddellijk met de Kamer delen?
De Belastingdienst heeft overeenkomsten gesloten met de instanties die zijn vermeld bij vraag 4. Voor de uitvoering van de motie-Omtzigt (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1788) zullen de relevante, beschikbare gegevens worden verstrekt aan alle autoriteiten in Nederland indien en voor zover nodig voor de naleving van de Sanctiewet 1977. Als het voor de verstrekking van deze gegevens noodzakelijk is om nadere afspraken neer te leggen in een overeenkomst zal daartoe worden overgegaan.
Hoeveel mensen staan om de sanctielijsten en hoeveel rulings hebben betrekking op deze mensen?
De Belastingdienst brengt op dit moment in kaart welke Advance Pricing Agreements (APA) en Advance Tax Rulings (ATR) er zijn met personen die op de EU-sanctielijst staan. Met name de laatste categorie is complex om uit te zoeken. De Belastingdienst inventariseert dit vanaf juli 2017 omdat sinds dat moment er een beëindigingsgrond in de APA’s en ATR’s is vastgelegd indien de vennootschap of bestuurder op de EU-sanctielijst voorkomt. De verwachting met betrekking tot de EU-sancties Rusland is dat het om een beperkt aantal gevallen gaat, maar de inventarisatie is nog in volle gang zodat daarover nog geen definitief uitsluitsel gegeven kan worden. De Belastingdienst heeft altijd strikt de beperkende beleidskaders gehanteerd, wat tot gevolg heeft dat bij een relatief beperkt aantal structuren zekerheid vooraf is verleend door middel van een APA of ATR met betrekking tot personen die later op de EU-sanctielijst komen te staan. Bij de inventarisatie wordt naar alle ingediende verzoeken vanaf 1 juli 2017 tot nu gekeken, dus niet alleen naar de verzoeken die tot een ruling hebben geleid. Dat betekent dat alle APA- en ATR-verzoeken van over die periode individueel wordt bekeken. De Belastingdienst verwacht deze week de eerste (voorlopige) beoordeling van de 3400 verzoeken af te ronden. Vanwege de zorgvuldigheid en de rechtsstatelijkheid vindt nog een (verdiepings)analyse plaats om tot een eindbeoordeling te kunnen komen. Hier is de Belastingdienst op dit moment al handmatig mee bezig en dit wordt binnen enkele weken geheel afgerond.
Op welk moment zijn al deze rulings uitgewisseld met de autoriteiten die de sancties moeten opleggen?
De Belastingdienst verwacht op zeer korte termijn de gegevens van de desbetreffende rulings voor uitwisseling gereed te hebben. Zodra dat het geval is, zal de informatie voor zover deze noodzakelijk is voor andere autoriteiten om de sanctiewet uit te oefenen zo spoedig mogelijk worden uitgewisseld. Hierbij passen wel de kanttekeningen met betrekking tot de informatie in deze rulings zoals deze in het antwoord op vraag 3 zijn opgenomen.
Zijn alle andere belastinggegevens die voor de sancties relevant zijn, ook uitgewisseld?
Voor zover een rechtsgrond aanwezig is, zal de ons bekende en in deze context relevante informatie worden uitgewisseld.
Is er in Nederland beslag gelegd op onroerend goed?
Met sanctieregelgeving wordt er geen beslag gelegd op tegoeden of bezittingen. Dit kan enkel op basis van een strafrechtelijke titel. Wel worden op basis van sanctieregelgeving tegoeden en economische middelen bevroren. Dit betekent dat er bijvoorbeeld geen overdracht van eigendom kan plaatsvinden. In het geval van onroerend goed betekent dit ook dat er geen diensten mogen worden verleend aan de persoon die op de sanctielijst staat, zoals bijvoorbeeld notariële diensten of makelaarsdiensten. Daarnaast kunnen er geen transacties plaatsvinden om eigendom over te dragen, te verhuren of te verhypothekeren. Het is dus niet mogelijk om eigendom over te dragen of te verplaatsen van een persoon op de sanctielijst. Overtreding van deze regels is een economisch delict, en dus strafrechtelijk vervolgbaar.
Op hoeveel onroerend goed is er beslag gelegd en zijn alle gegevens van het kadaster gebruikt?
Zoals aangegeven in de beantwoording op vraag 13 wordt er onder sanctieregelgeving geen beslag gelegd op tegoeden en economische middelen. De Europese sanctieregels vereisen dat alle economische middelen van personen en entiteiten op de sanctielijst worden bevroren. Onder bevriezing van economische middelen wordt verstaan het voorkomen dat economische middelen worden gebruikt om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, onder meer door deze te verkopen, te verhuren of te verhypothekeren. Alle economische middelen van de personen en entiteiten op de sanctielijsten zijn bevroren, dus ook de onroerende goederen. Het is voor een ieder verboden om te handelen in strijd met de bevriezing. Notarissen zijn de poortwachter in het tegenhouden van transacties van onroerende zaken van personen en entiteiten op de sanctielijst: op grond van de Sanctiewet 1977 en de Wet op het notarisambt mogen zij sinds het ingaan van de sancties geen medewerking verlenen aan transacties van onroerende zaken van personen en entiteiten op de sanctielijst. Naast de generieke strafbaarstelling in de Sanctiewet 1977, is de notaris onderworpen aan toezicht uitgeoefend door het Bureau Financieel Toezicht en aan tuchtrecht uitgeoefend door de kamers voor het notariaat. Sinds de sancties in 2014 controleren de notarissen al bij transacties van onroerende goederen op de sancties. De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie heeft bij de aanvullende sancties in 2022 haar leden ook geïnformeerd hierover.
Het Kadaster beheert de registers voor registergoederen (waaronder onroerende zaken). In aanvulling op de taak die door de notarissen reeds wordt uitgeoefend regelt het kabinet dat het Kadaster in de registers een aantekening zet bij registergoederen van personen en entiteiten op de sanctielijst. Daarmee wordt voor een ieder inzichtelijk bij het raadplegen van de registers welke registergoederen door de sancties bevroren zijn. Hierdoor wordt het voor de gebruiker van die gegevens, net als voor de notaris, direct duidelijk dat niet mag worden meegewerkt aan een transactie ten aanzien van dat registergoed. Deze aantekening wordt mogelijk gemaakt in een regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken, in overeenstemming met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, die begin komende week wordt vastgesteld.
Voor registergoederen op naam van natuurlijke personen en entiteiten op de sanctielijst kan het Kadaster die aantekening direct plaatsen als de ministeriële regeling in werking is getreden. Voor registergoederen op naam van rechtspersonen waar die natuurlijke personen op de sanctielijst een uiteindelijk belang in hebben of mee verbonden zijn, ligt dit complexer. Het Kadaster beschikt niet over een overzicht van rechtspersonen waar de natuurlijke personen op de sanctie lijst een uiteindelijk belang in hebben. Dit geldt voor alle instanties die hiermee te maken hebben. Het kabinet komt aanvullend op bovenstaande maatregelen in dezelfde ministeriële regeling met een grondslag om de informatieverstrekking van de Kamer van Koophandel naar het Kadaster mogelijk te maken. Hiermee kan, voor zover deze informatie bekend is bij de Kamer van Koophandel, inzichtelijk gemaakt worden welke rechtspersonen het betreft (en daarmee dus welke registergoederen op naam van die rechtspersonen het betreft). Veelal gaat het om ingewikkelde bedrijfsconstructies.
Er bestaat geen meldplicht voor een toezichthoudende instantie om bevroren onroerend goed aan te geven, zoals wel het geval is binnen de financiële sector aangaande banktegoeden. Daarmee is niet bekend welke totale waarde de bezittingen in onroerend goed van personen op de sanctielijst hebben in Nederland.
Is er in Nederland beslag gelegd op andere goederen, bijvoorbeeld cash, boten of kunst? Kunt u aangeven hoe het onderzoek naar het bezit op deze goederen verloopt?
Zoals aangegeven in de beantwoording op vraag 13 en 14 wordt er onder sanctieregelgeving geen beslag gelegd op tegoeden en economische middelen. Dit kan enkel op basis van een strafrechtelijke titel. Bevriezing onder sanctieregelgeving betekent dat er bijvoorbeeld geen overdracht van eigendom kan plaatsvinden. In het geval van de genoemde voorbeelden betekent dit ook dat er geen diensten mogen worden verleend aan de persoon die op de sanctielijst staat, zoals het verwerken van cash-betalingen, het cureren van kunstcollecties of dienstverlening aan vaartuigen. Het betekent echter niet dat dergelijke bezittingen actief worden verzameld door de overheid en worden opgeborgen. Er bestaat geen meldplicht voor een toezichthoudende instantie om bevroren cash, boten of kunst aan te geven, zoals wel het geval is binnen de financiële sector aangaande banktegoeden. Echter, vanwege het feit dat er geen diensten mogen worden verleend en het verwerken van transacties is verboden, zijn de tegoeden wel bevroren.
Door de FIOD is nog geen beslag gelegd op goederen die onder de sanctiemaatregelen vallen. Wel heeft de FIOD 137 mln Euro in beslag genomen van banktegoeden die niet waren bevroren en mogelijk gebruikt zouden worden bij overtredingen van de Sanctiewet.
De FIOD kan uitsluitend beslag leggen indien sprake is van een mogelijke overtreding van de sanctiemaatregelen en in dat kader een strafrechtelijk onderzoek is gestart. Artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering biedt daartoe de mogelijkheid. De Douane voert het toezicht uit op het verkeer van deze sanctiegoederen. Dit doet de Douane door aangiften te analyseren en te controleren, aanvragen van vergunningen te controleren en zendingen fysiek te controleren. Als er een vermoeden is dat zendingen onder de werking van de sanctiemaatregelen vallen, worden deze voorgelegd aan de Centrale Dienst In & Uitvoer van Douane (CDIU). De CDIU beoordeelt de goederen, de transactie en doet een check op de eindgebruiker. Bij vrachtzendingen waarover twijfel bestaat, stemt de CDIU af met het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat verantwoordelijk is voor de naleving van de sanctiemaatregelen. Wanneer de beoordeling is dat er inderdaad sprake is van een vermoedelijke overtreding draagt zij de zaak over aan een gespecialiseerd team binnen de Douane, het Team Precursoren, Strategische goederen en Sanctiewetgeving (POSS). Dit team kan een bedrijf een waarschuwing opleggen. Ook heeft dit team de mogelijkheid om contact op te nemen met het Openbaar Ministerie over eventuele strafrechtelijke gevolgen.
Er zijn sinds het uitbreken van de oorlog 45 aangiften (peildatum 25 maart) van goederen gedaan waar mogelijk sprake is van een overtreding van de sanctiemaatregelen. In 13 gevallen zijn de goederen alsnog vrijgegeven en mochten hun weg vervolgen. Het ging bijvoorbeeld om ladingen hout die vanuit Rusland op weg waren naar België. Van 7 zendingen is na afgerond onderzoek vastgesteld dat deze goederen de opgegeven bestemming niet mogen volgen. Het gaat vooral om onderdelen voor de olie-industrie en databeveiliging. De goederen gaan retour naar de exporteur en dus niet naar de oorspronkelijk opgegeven bestemming. Over de overige 25 aangiften is nog geen finale beoordeling gedaan en loopt het onderzoek nog.
De Douane heeft op dit moment nog geen goederen als boten of kunst in beslag genomen in het kader van de sanctiemaatregelen.
Kunt u aangeven of er persoonlijke ontmoetingen geweest zijn (of telefoongesprekken, e-mail-gesprekken of whatsapp-gesprekken) tussen personen op de sanctielijsten en bewindspersonen en/of ambtenaren in afgelopen tien jaar? Zo ja, welke van deze ontmoetingen zijn u dan bekend?
Er wordt geen overzicht bijgehouden van contacten die bewindspersonen en ambtenaren hebben met personen die op sanctielijsten staan. Het is daarom niet mogelijk aan te geven of, en zo ja en in hoeveel gevallen, er sprake is geweest van dergelijke contacten. EU-sancties zijn geen doel op zichzelf maar dragen bij aan een breder beleidsdoel, waarbij voor maximale effectiviteit de samenhang met andere instrumenten in ogenschouw dient te worden genomen. Sancties zijn geen strafmaatregel, in de kern tijdelijk en werken preventief: ze zijn bedoeld om het beleid of gedrag van een land, organisatie of persoon te veranderen. Contacten zijn daarom in beginsel niet verboden volgens de sanctieregelgeving in kwestie maar worden zorgvuldig afgewogen.
Kunt u precies aangeven welke contacten er geweest zijn tussen personen op de sanctielijst en ministers en ambtenaren in de afgelopen zes weken?
Er wordt geen overzicht bijgehouden van contacten die bewindspersonen en ambtenaren hebben met personen die op sanctielijsten staan. Het is daarom niet mogelijk aan te geven of, en zo ja en in hoeveel gevallen, er sprake is geweest van dergelijke contacten. EU-sancties zijn geen doel op zichzelf maar dragen bij aan een breder beleidsdoel, waarbij voor maximale effectiviteit de samenhang met andere instrumenten in ogenschouw dient te worden genomen. Sancties zijn geen strafmaatregel, in de kern tijdelijk en werken preventief: ze zijn bedoeld om het beleid of gedrag van een land, organisatie of persoon te veranderen. Contacten zijn daarom in beginsel niet verboden volgens de sanctieregelgeving in kwestie maar worden zorgvuldig afgewogen.
Kunt u precies aangeven wat bedoeld wordt met de zin: «Bij een bedrijf met gesanctioneerde eigenaren en het vermogen bestaat uit activa op de balans, kan geen vermogen worden bevroren door een financiële instelling of trustkantoor als deze hier geen toegang toe heeft. Dat betekent niet dat die bestanddelen niet bevroren (kunnen) worden; het betekent alleen dat financiële instellingen dat niet kunnen doen. Het bedrijf is bijvoorbeeld zelf verantwoordelijk dat het relevante vermogen wordt bevroren.»?3
Hiermee wordt bedoeld dat financiële instellingen alleen vermogen van gesanctioneerde personen kunnen bevriezen als het vermogen bij hun is ondergebracht of hun diensten worden gebruikt.
Hoe kan een bedrijf zijn eigen vermogen bevriezen en hoe wordt dat kenbaar gemaakt aan de autoriteiten? Kunt u dat met een voorbeeld toelichten?
Eenieder in Nederland is gehouden aan de sanctieregelgeving. Dat geldt voor een financiële instelling, andere dienstverleners, en ook voor bedrijven met gesanctioneerde eigenaren zelf. Iedereen die de beschikking heeft over of toegang tot activa, vermogen of tegoeden van gesanctioneerde partijen moet dit bevriezen. Financiële instellingen zijn echter de enigen die volgens de Sanctiewet 1977 verplicht zijn om relaties met gesanctioneerde personen te melden en daarbij aan te geven hoeveel zij hebben bevroren.
Kunt u deze vragen een voor een en voor woensdagavond 30 maart 2022, 20.00 uur beantwoorden, in verband met de speech van president Zelenskyy in de Tweede Kamer en het aansluitende debat op 31 maart aanstaande? Mocht de lijst met contacten van de afgelopen jaren (vraag 13) dan nog niet klaar zijn, dan is daarvoor begrip.
Dit is niet gelukt.
Kunt u een vertaling van de antwoorden op deze vragen in het Engels maken en die ter beschikking stellen aan de Raad van de Europese Unie en de ambassadeur van Oekraïne in Nederland?
Ja.
50.000 opvangplekken voor vluchtelingen uit Oekraïne |
|
Henk Nijboer (PvdA), Attje Kuiken (PvdA), Kati Piri (PvdA), Habtamu de Hoop (PvdA) |
|
Kuipers , Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe gaat het landelijk crisisbestuur van het kabinet gemeenten ondersteunen bij het vrijmaken en het langdurig beheren van ruim 50.000 opvangplekken voor vluchtelingen uit Oekraïne door het hele land?
Zoals omschreven in de Kamerbrief van 8 maart jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 2829) zijn de veiligheidsregio’s gevraagd de realisatie van opvangplekken te coördineren. Zij werken hiervoor samen met gemeenten en lokale partners. Om gemeenten zoveel mogelijk te helpen bij het opzetten en beheren van opvanglocaties is op 13 maart jl. een voorlopige Handreiking Gemeentelijke Opvang Oekraïners opgesteld en onder gemeenten verspreid. Zie voor meer informatie hierover de Kamerbrief van 17 maart jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 2830)
Klopt het dat aangezien vluchtelingen uit Oekraïne automatisch bescherming krijgen onder de Tijdelijke Beschermingsrichtlijn dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) niet verantwoordelijk zal zijn voor het beheer van deze opvangplekken? Zo ja, welke instantie gaat gemeenten dan wel ondersteunen?
Zie antwoord vraag 1.
Houdt u er, gezien het feit dat we te maken hebben met de snelst groeiende vluchtelingencrisis sinds de Tweede Wereldoorlog, rekening mee dat de circa 50.000 opvangplekken die komende periode beschikbaar komen al op korte termijn vervuld zullen zijn?
Ja, hier houd ik rekening mee. In de Kamerbrief van 17 maart jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 2830) heb ik uiteengezet dat de voorbereidingen worden getroffen voor een nationale opvangorganisatie, als onderdeel van een Nationaal Programma Oekraïense ontheemden, dat zich, samen met maatschappelijke partners, de private sector en andere partijen, zal inzetten om voor de langere termijn opvang voor deze groep te borgen.
Bent u daarom reeds begonnen met het treffen van voorbereidingen voor het vrijmaken van tientallen duizenden additionele opvangplekken? Zo ja, op welke termijn wilt u dit realiseren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u daarnaast reeds begonnen met het treffen van voorbereidingen op het vlak van bijvoorbeeld onderwijs, de gezondheidszorg, de woningmarkt en werkgelegenheid?
Ja, om hier zo snel mogelijk mee aan de slag te kunnen is op 9 maart jl. een structuur voor nationale crisisbesluitvorming geactiveerd. Deze structuur, die wordt gecoördineerd vanuit de NCTV, draagt zorg voor coördinatie en besluitvorming over het geheel van maatregelen en voorzieningen die in samenwerking met de betrokken publieke en private partners – met het oog op een samenhangende aanpak – moeten worden getroffen. Voor de laatste stand van zaken over de voorzieningen waarvoor ontheemden uit Oekraïne in aanmerking komen, verwijs ik u naar de Kamerbrieven van 17 en 30 maart en 6 april jl. (Kamerstuk 19 637, nrs. 2830, 2834 en 2854)
Deelt u de mening dat het van groot belang is dat vluchtelingen uit Oekraïne vanaf hun aankomst in Nederland taallessen kunnen volgen? Deelt u de mening dat het particuliere aanbod van taalbureaus deze vraag niet aankan en dat er landelijke maatregelen moeten worden genomen? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen?
Het kabinet vindt het belangrijk dat ontheemden uit Oekraïne die in ons land verblijven de mogelijkheid hebben om de Nederlandse taal te leren, zodat zij vanaf de eerste periode van hun verblijf in Nederland hun weg kunnen vinden in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Daarom zijn de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs voornemens samen te werken aan de realisatie van laagdrempelige voorzieningen waar volwassenen terecht kunnen voor taalonderwijs, gecombineerd met praktische lessen die hen de weg wijzen in onze samenleving. Op dit moment worden de mogelijkheden hiertoe verkend. De mogelijke inrichting van tijdelijke voorzieningen om dit passend aanbod te kunnen leveren, wordt in de uitwerking meegenomen. Gemeenten en maatschappelijke organisaties worden hier nauw bij betrokken. Zodra hier meer over bekend is, zal uw Kamer hier nader over worden geïnformeerd.
Bent u van plan om op korte termijn in gesprek te gaan met vakbonden en werkgeversorganisaties om een plan van aanpak te maken om vluchtelingen uit Oekraïne die kunnen werken naar werk te begeleiden? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, hoe bent u anders van plan om vluchtelingen uit Oekraïne actief te gaan begeleiden bij het zoeken van werk?
Het kabinet vindt het belangrijk om de ontheemden de tijd en rust te gunnen na hun vlucht. Uiteraard is het van belang dat mensen aan de slag kunnen als en wanneer zij dat willen. Gelet hierop is op 1 april 2022 met terugwerkende kracht vanaf 4 maart 2022 een vrijstelling van de tewerkstellingsvergunningsplicht in werking getreden, voor vreemdelingen die onder de richtlijn tijdelijke bescherming1 vallen en arbeid in loondienst willen verrichten. Verder wordt verkend hoe deze groep gefaciliteerd kan worden in hun zoektocht naar werk. Hierbij worden vakbonden, werkgeversorganisaties, gemeenten en andere publieke en private partijen betrokken.
Zijn scholen in het primair onderwijs/voortgezet onderwijs in staat kinderen uit Oekraïne direct op te nemen in klassen? Hoe worden scholen geholpen om deze kinderen een zo goed mogelijke start te geven? Welke concrete actie wordt er momenteel ondernomen om scholen voor te bereiden?
Het is belangrijk dat kinderen die uit Oekraïne zijn gevlucht zo snel mogelijk terecht kunnen op een plek waar vormen van onderwijs geboden wordt. Op verschillende plekken zijn gemeenten en scholen samen met andere partners bezig dit onderwijs te organiseren. Op plekken gaan uit Oekraïne gevluchte kinderen al naar school. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ondersteunt scholen waar dat nodig is. Zo krijgen scholen financiële ondersteuning van het Ministerie van OCW via de nieuwkomersbekostiging. Het Ministerie van OCW werkt samen met verschillende betrokken partijen aan een plan om grote aantallen Oekraïense kinderen een goede plek in het onderwijs te bieden. Daarbij is het kabinet ook bezig met het uitbreiden van de bestaande ondersteuning.
In de komende tijd zullen er nog meer minderjarige kinderen naar Nederland komen. Dit vraagt veel van het onderwijs. Indien er voldoende ruimte is, dan verdient het de voorkeur dat Oekraïense kinderen terecht kunnen in het bestaande nieuwkomersonderwijs. Daarbij gaat het in het primair onderwijs om nieuwkomersklassen en taalklassen en in het voortgezet onderwijs om internationale schakelklassen (ISK’s). Wanneer de aantallen gevluchte Oekraïense kinderen verder toenemen, zoals de verwachting is, dan is er niet overal voldoende ruimte in het bestaande nieuwkomersonderwijs. In regio’s waar de bestaande voorzieningen, ook in een opgeschaalde variant, onvoldoende zijn, zet het Ministerie van OCW daarbij in op het opzetten van extra, tijdelijke onderwijsvoorzieningen. Zie hierover de onderwijspassage in de brief van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, mede namens onder andere de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, van 17 maart jl. Het Ministerie van OCW werkt deze opgave uit samen met betrokken organisaties en informeert uw Kamer zodra er meer duidelijkheid is over de mogelijkheden en de bijbehorende benodigde extra middelen.
Op welke manier worden instellingen in het mbo en hoger onderwijs voorbereid op de komst van jongeren uit Oekraïne? Wordt alles in gereedheid gebracht zodat deze jongeren zo spoedig mogelijk hun opleiding kunnen hervatten?
Voor jongeren en volwassenen uit Oekraïne die willen instromen in het mbo, hoger onderwijs of volwassenenonderwijs geldt dat het Ministerie van OCW momenteel ook in gesprek is met de onderwijskoepels en andere betrokken partijen om in beeld te brengen wat de noden en mogelijkheden zijn. Tot 18 jaar geldt daarbij een formeel recht op onderwijs op basis van internationale verdragen. Bovendien wordt gewerkt aan informatievoorziening richting diverse organisaties, waaronder onderwijsinstellingen.
Daarnaast geldt dat het kabinet heeft besloten om vooralsnog maximaal 2,5 miljoen euro uit te trekken voor noodsteun aan Oekraïense studenten die voor de oorlog uitbrak al in Nederland studeerden. Op dit moment geven diverse mbo-scholen, hogescholen en universiteiten noodsteun aan studenten die worden getroffen door de gevolgen van de oorlog. Omdat de instellingen niet over voldoende middelen beschikken om deze studenten tegemoet te komen, ondersteunt het kabinet deze onderwijsinstellingen.
Worden ouders en jongeren uit Oekraïne actief benaderd door gemeente of Rijk om te voorkomen dat zij zich niet aanmelden bij een school of instelling? Wordt er samengewerkt door scholen, organisaties en gemeenten op gebied van bijvoorbeeld lesmateriaal en taallessen? Welke rol ziet u hierin voor uzelf?
De gemeenten hebben een belangrijke rol bij de toeleiding van minderjarige kinderen en jongeren naar het onderwijs, zowel voor kinderen en jongeren uit gemeentelijke, als uit de particuliere opvang. Vanuit de gemeentelijke opvanglocaties worden kinderen en jongeren aangemeld op school. Het belang om kinderen aan te melden op school wordt ook benadrukt in de communicatie naar mensen die thuis Oekraïners opvangen. Het is nu belangrijk dat gemeenten, schoolbesturen en andere organisaties samenwerken om alle minderjarige kinderen en jongeren een plek in het onderwijs te kunnen bieden en hen daarnaar toe te geleiden. In veel regio’s gaat dit om een reeds bestaande samenwerking voor het bestaande onderwijs aan nieuwkomers en is het belangrijk deze samenwerking verder te inventariseren. Het Ministerie van OCW biedt po en vo scholen financiële ondersteuning en werkt uit op welke manier de bestaande inhoudelijke ondersteuning verder kan worden geïnventariseerd. Het ministerie werkt momenteel ook uit op welke wijze de verwachte grote aantallen Oekraïense kinderen en jongeren een goede plek in het onderwijs kan worden geboden, zoals benoemd in het antwoord op vraag 8. Het ministerie stemt tevens af met Ingrado met betrekking tot de rol van leerplichtambtenaren. Deze kinderen en jongeren hebben immers leer- en kwalificatieplicht, net als alle andere kinderen en jongeren die zich in Nederland bevinden. Daarnaast geldt dat deelname aan onderwijs door volwassenen op vrijwillige basis is. Gemeenten werken nauw samen met onderwijsinstellingen en andere organisaties om volwassenen die dat willen een passende plek te bieden. Daarnaast kunnen vluchtelingen zich ook direct wenden tot instellingen in het mbo en hoger onderwijs. Vanuit OCW wordt nauw samengewerkt met de onderwijskoepels en andere relevante organisaties om de behoeften en mogelijkheden, ook voor ondersteuning vanuit het Rijk, in kaart te brengen. Bij de verdere verkenning en uitwerking wordt uitgegaan van het belang om alle minderjarige ontheemden en volwassenen die dat willen in het onderwijs te laten landen.
Op welke manier worden leraren en docenten ondersteund om vluchtelingen uit Oekraïne zo goed mogelijk te kunnen ondersteunen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8 werkt het kabinet ook aan het uitbreiden van de bestaande ondersteuning. Momenteel kunnen scholen al terecht bij de ondersteuningsorganisatie LOWAN die wordt gesubsidieerd door het Ministerie van OCW en veel kennis en expertise heeft met betrekking tot het nieuwkomersonderwijs.
Kunt u aangeven welke maatregelen op het vlak van de volkshuisvesting worden overwogen? Kunt u daarbij aangeven of en, zo ja, welke delen van het coalitieakkoord worden heroverwogen op dit gebied?
Het is duidelijk dat de komst van grote aantallen ontheemden uit Oekraïne ook aanzienlijke huisvestingsvraagstukken met zich meebrengt. De bestaande uitdagingen in de volkshuisvesting zijn daarmee echter niet weg. Er is daarom niet zozeer aanleiding om de doelen in het coalitieakkoord en de onderliggende beleidsprogramma’s2 te heroverwegen, als wel om een sterke additionele inzet: er zal nog sneller nog meer huisvesting gerealiseerd moeten worden. De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, met nauwe betrokkenheid van het Nationaal programma Oekraïense ontheemden, werken hiervoor een aanpak uit, waarbij ook oog is voor de doelen en inhoud van de verschillende beleidsprogramma’s, zoals de huisvesting van aandachtsgroepen. Uw Kamer wordt hierover zo snel mogelijk geïnformeerd.
Deelt u de mening dat het tegengaan van leegstand een deel van de oplossing kan zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid op korte termijn de bevoegdheden van gemeenten uit te breiden om bewoning van langdurig leegstaande woningen af te dwingen?
Alle leegstaande gebouwen zijn potentiële opvang- of huisvestingslocaties. De afgelopen weken is al gebleken dat met name de makkelijk tot opvang te verbouwen gebouwen een belangrijke rol spelen. Via het Rijksvastgoedbedrijf wil ook de rijksoverheid bijdragen met eigen leegstaand vastgoed. Het is echter lokaal en regionaal waar op dit moment de afweging gemaakt moet worden of leegstaand vastgoed nodig is en of het ook geschikt is. Op dit moment maken burgemeesters al gebruik van de mogelijkheden binnen hun gemeenten. Die mogelijkheden lijken vooralsnog voldoende om de benodigde opvangplekken te realiseren. Zolang dat het geval is, ziet de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening geen aanleiding voor het toekennen van zwaardere bevoegdheden.
Deelt u de mening dat het opzetten van tijdelijke flexwoningen een oplossing kan zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u gemeenten hierbij ondersteunen?
Ja. Tijdelijke flexwoningen kunnen een belangrijk deel van de oplossing zijn. Dat geldt ook voor prefabbouw, transformatie van bestaande gebouwen en het inzetten van leegstaand vastgoed. De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, met nauwe betrokkenheid van het Nationaal programma Oekraïense ontheemden werken een aanpak uit voor de ondersteuning van alle betrokken partijen en verantwoordelijken (veiligheidsregio’s, gemeenten, provincies, corporaties, bouwers, etc.) voor de opvang en al dan niet tijdelijke huisvesting van ontheemden uit Oekraïne. Hierover wordt uw Kamer zo snel mogelijk geïnformeerd.
Welke financiële tegemoetkoming kunnen gemeenten verwachten van het Rijk wanneer zij hotels gebruiken voor de huisvesting van vluchtelingen op korte termijn?
Gemeenten krijgen een normbedrag vergoed voor opvang van 100 euro per dag per gerealiseerde opvangplek ongeacht het type opvangplek. Daar moeten onder meer de kosten van de uitvoering, verstrekkingen en de huur uit betaald worden. Mocht de norm ontoereikend zijn dan zal dat blijken uit het monitoronderzoek dat wordt uitgevoerd en zal het normbedrag opwaarts worden bijgesteld. Uitgangspunt daarbij is dat het kabinet van rijkswege de reële compensatie heeft toegezegd van de extra kosten die gemaakt zullen worden door gemeenten voor de opvang van ontheemden uit de Oekraïne en dat gemeenten er niet slechter voor komen te staan dan daarvoor.
Er komt een uitzonderingsbepaling met een mogelijkheid voor gemeenten die in de periode 1 maart tot en met 31 maart 2022 gestart zijn met de opvang. Daarin is de mogelijkheid om de werkelijke kosten van de huur van accommodaties op te voeren indien het normbedrag niet toereikend is. Bij gebruik van de uitzonderingsbepaling geldt een normbedrag van 50 euro voor de kosten die niet huur gerelateerd zijn.
Welke handvatten krijgen huisartsen aangeboden om vluchtelingen uit Oekraïne te helpen aan de juiste zorg?
Deze zaken worden op dit moment uitgewerkt. De eerste uitwerking hiervan vindt u in de brief van de Minister van VWS, mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 1 april jl.3 en in de twee verzamelbrieven die ik u, mede namens de Minister van VWS, eerder heb gestuurd.
Hoe krijgen vluchtelingen uit Oekraïne toegang tot geboortezorg en geestelijke gezondheidszorg? Is het op dit laatste vlak haalbaar om deze zorg te bieden in het licht van de al bestaande wachttijden bij de GGZ (voor traumazorg 18 weken)?
Zie antwoord vraag 16.
Hoe worden zorgaanbieders (huisarts, GGZ, jeugdzorg en ziekenhuizen) vergoed voor de geleverde zorg aan vluchtelingen uit Oekraïne? Wordt er verwacht dat vluchtelingen dit uit eigen zak betalen of wordt dit opgevangen door de staat?
In de Kamerbrief van 17 maart jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 2830 heb ik toegelicht welke regelingen op korte termijn worden ingezet om o.a. de medische zorg aan ontheemden uit de Oekraïne te vergoeden.
De wijze waarop zorgaanbieders (huisarts, GGZ, jeugdzorg en ziekenhuizen) worden vergoed voor de geleverde zorg aan ontheemden uit Oekraïne is afhankelijk van de keuze van de ontheemde om wel of geen asiel aan te vragen.
Als de ontheemde geen asiel heeft aangevraagd dan kunnen zorgaanbieders de zorgkosten declareren bij het CAK ten laste van de subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden. De ontheemde hoeft niets uit eigen zak te betalen. De administratieve lasten van deze regeling zijn verminderd door de aan te leveren gegevensset te minimaliseren en door het vervallen van de periode waarbinnen een melding moet worden gedaan aan het meldpunt onverzekerden.
De medische zorg aan ontheemden die asiel hebben aangevraagd komt ten laste van de Regeling Medische zorg Asielzoekers (RMA). Het gaat daarbij om medische zorg die in het basispakket zit. Ook dan hoeft de ontheemde niets uit eigen zak te betalen. Eventuele langdurige zorg, zoals opname in een instelling, wordt voor ontheemden uit Oekraïne ook vanuit de RMA vergoed. Dit geldt ook voor ontheemden die geen asiel hebben aangevraagd.
Als de ontheemde gaat werken, geldt de verplichting om een zorgverzekering af te sluiten. De ontheemde betaalt in dat geval zorgpremie en eventueel eigen risico en eigen betalingen. Ook heeft de ontheemde recht op zorgtoeslag afhankelijk van het inkomen.
Is het mogelijk voor vluchtelingen uit Oekraïne om zich in Nederland te laten vaccineren tegen COVID-19? Wordt hiermee rekening gehouden in de vaccinatiecapaciteit van de GGD?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de Stand van Zakenbrief COVID-19 van 15 maart jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 1819 van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Welke maatregelen gaat u concreet nemen om te voorkomen dat vluchtelingen uit andere landen niet de dupe worden van de hulp aan vluchtelingen uit Oekraïne?
Het is van belang dat ook voor de groep asielzoekers uit andere landen dan Oekraïne aandacht blijft. Dat is waarom ik de veiligheidsregio’s heb gevraagd om naast het realiseren van 50.000 plekken voor ontheemden uit Oekraïne ook de zoektocht naar opvanglocaties voor asielzoekers te coördineren. Daarnaast heb ik uw Kamer bij brief van 30 maart jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 2834) geïnformeerd over de inzet van Rijksvastgoed om tijdelijke opvangplekken te realiseren voor de opvang van zowel ontheemden uit Oekraïne als asielzoekers.
De voorbereidingen voor de opvang van Oekraïners die hun land moeten ontvluchten vanwege de Russische invasie |
|
Kati Piri (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Zelfs Polen en Griekenland heten Oekraïense vluchtelingen welkom»?1
Ja.
Kunt u een inschatting geven van het aantal vluchtelingen dat reeds naar lidstaten van de Europese Unie is gevlucht? Wat zijn de scenario’s waarmee rekening wordt gehouden qua aantal te verwachten Oekraïners die hun land ontvluchten?
De VN-vluchtelingenorganisatie, UNHCR, noemt de huidige crisis de snelst verlopende vluchtelingencrisis in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog. Volgens de laatste informatie die op moment van schrijven beschikbaar was, zijn volgens de UNHCR in de eerste fase van het conflict meer dan 3,4 mln. Oekraïners, het land ontvlucht. UNHCR houdt er rekening mee dat dit aantal op kan lopen tot meer dan 5 miljoen vluchtelingen. De Europese lidstaten en andere landen in de buurt van Oekraïne bereiden zich voor op een hoge instroom.
Zoals vermeld in de Kamerbrief van 3 maart jl. verwacht het kabinet dat de komende weken en maanden meer vluchtelingen naar Nederland zullen komen. De mate waarin deze tweede fase zich aandient is onvoorspelbaar. Dit hangt in grote mate af van de duur en intensiteit van de oorlog. Desalniettemin is het zaak dat Nederland en andere EU Lidstaten zich opmaken voor grootschalige opvang van vluchtelingen uit Oekraïne. Het kabinet bereidt zich daar op voor in samenspraak met de gemeenten en veiligheidsregio’s die samen met (lokale) partners en vrijwilligers in actie zijn om opvanglocaties te realiseren. Over de aanpak opvang vluchtelingen uit Oekraïne is uw Kamer op 17 maart jl. per brief geïnformeerd.
Daarnaast heeft Nederland, zoals vermeld in de brief die uw Kamer op 28 februari jl. inmiddels een besluit- en vertrekmoratorium ingesteld voor een half jaar. Ook is de aanwijzing van Oekraïne als veilig land van herkomst opgeschort voor in ieder geval dezelfde periode, totdat een nieuwe herbeoordeling zal hebben plaatsgevonden zoals vermeld in de Kamerbrief van 8 maart jl.
Kunt u een overzicht geven van de voorbereidingen die er door de Europese Commissie en EU-lidstaten die grenzen aan Oekraïne zijn getroffen om vluchtelingen op te vangen? Hoe draagt Nederland bij aan deze voorbereidingen?
In de EU is zeer eensgezind gereageerd om de getroffen Oekraïners een veilige haven te bieden. Ondersteuning en bescherming van mensen die het conflict ontvluchten is prioriteit.
Al voorafgaand aan de Russische inval hebben lidstaten aan de grenzen, en de Commissie en haar agentschappen noodplannen voorbereid. De EU heeft een aantal instrumenten tot haar beschikking dat snel ingezet kan worden voor o.a. het delen van informatie, het coördineren van noodhulp en het coördineren van steunverzoeken aan EU Civil Protection Mechanism (UCPM), het EU Asielagentschap (EUAA) en Frontex. Deze mechanismes zijn momenteel actief en werken naar behoren. Frontex en het EUAA geven aan klaar te staan om lidstaten te ondersteunen die dat nodig achten.
Hoe worden vluchtelingen op dit moment in de EU opgevangen? Is er voldoende capaciteit voor het verstrekken van directe hulp, zoals onderdak, voedsel, schoon drinkwater en medicijnen? Zo nee, bent u bereid hier zo snel mogelijk een (financiële) bijdrage aan te leveren?
Op moment van schrijven ziet het kabinet dat de situatie aan de grenzen tussen Europese Lidstaten en Oekraïne momenteel onder controle is. De wachttijden aan de grenzen lijken af te nemen. Daarentegen ontvang het kabinet wel de eerste berichten dat omringende landen aan de grenzen van de opvangcapaciteit zitten. Daar wordt in Brusselse gremia over gesproken, o.a. in het solidariteitsplatform gecoördineerd door de Commissie.
Voor een overzicht van de ondersteuning vanuit Nederland en de Europese Commissie en haar agentschappen verwijst het kabinet uw Kamer naar de brief die op 17 maart jl. uitging over de aanpak opvang vluchtelingen uit Oekraïne.
Wat is de reden voor het feit dat er in de conclusies van de Europese Raad van 24 februari jl. niet wordt ingegaan op het lot van vluchtelingen? Waarom heeft u zich niet nadrukkelijker ingezet voor Europees beleid als het aankomt op de opvang van Oekraïense vluchtelingen in Europa?
De Europese Raad heeft zich uitgesproken over haar solidariteit met Oekraïne en het steunen van de bevolking met internationale partners, onder meer met aanvullende politieke, financiële, humanitaire en logistieke steun en via een internationale donorconferentie.
Deze solidariteit, zeker ook ten aanzien van het lot van vluchtelingen, is bevestigd tijdens de ingelaste JBZ-Raad van 27 februari j.l. en nogmaals bij de JBZ-raad van 3 maart waar politieke overeenstemming is bereikt over het activeren van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. De Raad is zeer eensgezind over de noodzaak van het bieden van een veilige haven aan hen die het conflict ontvluchten, ook Nederland benadrukt dat met klem. De Raad spant zich daar ook voor in, samen met de Europese Commissie en haar Agentschappen. Voor een terugkoppeling van deze bespreking verwijs ik u naar het verslag van de Raad van 3 en 4 maart.
Is het bij u bekend welke landen buiten Portugal, Duitsland, Ierland en Finland hebben toegezegd vluchtelingen te zullen opvangen? Zo ja, kunt u dit delen met de specifieke nationale toezeggingen?
De Europese lidstaten zijn eensgezind in hun bereidheid om uit Oekraïne vluchtende mensen op te vangen. Het kabinet heeft veel waardering voor de manier waarop in buurlanden Oekraïners momenteel worden opgevangen. Ook Nederland wil voorzien in een veilig en ruimhartig tijdelijk verblijf. Alle lidstaten bereiden zich net als Nederland voor op de opvang van grote aantallen vluchtelingen.
Waarom wilt u louter de komst van vluchtelingen «monitoren» en heeft u zich nog niet geschaard bij deze landen? Bent u bereid dit alsnog te doen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zoals vermeld in de Kamerbrief2 van 3 maart jl verwacht het kabinet dat de komende weken en maanden veel meer vluchtelingen naar Nederland zullen komen. Het is zaak dat Nederland zich opmaakt voor grootschalige opvang van vluchtelingen uit Oekraïne.
Bent u bereid Oekraïne niet langer als veilig land van herkomst te beschouwen? En dit ook toe te passen op lopende asielprocedures? Zo ja, op welke termijn?
Per brief van 28 februari jl.3 is uw Kamer geïnformeerd dat ten aanzien van Oekraïne een besluit- en vertrekmoratorium is ingesteld voor de duur van een half jaar. Dit betekent dat de beslistermijn in lopende asielaanvragen, en van asielaanvragen die tijdens het moratorium worden ontvangen, wordt verlengd met een periode van een jaar, waarbij een maximum geldt van een beslistermijn van 21 maanden. Ook is de aanwijzing van Oekraïne als veilig land van herkomst opgeschort tot de volgende herbeoordeling, in ieder geval voor een half jaar. Uitgeprocedeerde Oekraïense asielzoekers die onder het moratorium vallen worden niet verplicht terug te keren naar Oekraïne.
Wordt er nagedacht over een versnelde procedure voor het verstrekken van een tijdelijke verblijfsvergunning voor Oekraïners die zich in Nederland melden, zodat zij niet de reguliere asielprocedure hoeven te doorlopen? En zo ja, hoe kan de limiet van maximaal 90 dagen legaal verblijf dan worden omzeild?
Oekraïners kunnen op grond van een visum, of visumvrij wanneer zij in bezit zijn van een biometrisch paspoort, maximaal 90 dagen in het Schengengebied verblijven. Deze termijn kan met nog eens 90 dagen worden verlengd tot een totaal van 180 dagen. Eveneens is op de JBZ-raad van 3 maart jl. een politiek akkoord bereikt over het activeren van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Voor een terugkoppeling van deze bespreking verwijs ik u naar het verslag van de Raad van 3 en 4 maart.
Is er al gestart, in overleg met gemeenten, met het treffen van voorbereidingen om deze mensen fatsoenlijk op te kunnen vangen? Zo nee, wanneer wilt u hiermee beginnen?
Zoals vermeld in de Kamerbrief van 3 maart j.l. verwacht het kabinet dat de komende weken en maanden veel meer vluchtelingen naar Nederland zullen komen. Het is zaak dat Nederland zich opmaakt voor grootschalige opvang van vluchtelingen uit Oekraïne. Het kabinet bereid zich daar op voor in samenspraak met de Veiligheidsregio’s, gemeenten en maatschappelijke partners. Voor een laatste stand van zaken verwijs ik uw Kamer naar de brief van 17 maart jl. t.a.v. de aanpak opvang vluchtelingen uit Oekraïne.
Hoe gaat u concreet deze gemeenten ondersteunen met het treffen van deze voorbereidingen?
Zie antwoord vraag 10.