De reactie van de Inspectie V&J op de plannen van de Woenselse Poort naar aanleiding van misstanden aldaar |
|
Nine Kooiman , Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u bevestigen dat u op 2 november 2016 een afschrift van de brief van de Inspectie Veiligheid en Justitie aan de Raad van Bestuur van de Woenselse Poort heeft ontvangen?1
Ja.
Waarom heeft u noch van de ontvangst van deze brief, noch van de kritische inhoud hiervan, melding gemaakt tijdens het Algemeen overleg over tbs op 3 november 2016, uit eigen beweging of naar aanleiding van de vele gestelde vragen in dit algemeen overleg over de situatie in de Woenselse Poort?
Ik wil graag verwijzen naar het concept verslag van het algemeen overleg, dat op 8 november jl. door de Kamer is gepubliceerd. In het verslag is in de eerste alinea van mijn beantwoording in tweede termijn het volgende opgenomen:
«[…] De inspectie heeft mij geïnformeerd dat het actieplan dat de kliniek De Woenselse Poort heeft gepresenteerd, op hoofdlijnen ingaat op de geconstateerde tekortkomingen, maar dat zij heeft gevraagd om een nadere toelichting op enkele cruciale punten, zoals versterking van de teams. Dat lijkt me goed. De inspectie zal die brief morgen openbaar maken. De Kamer wordt dus door de inspectie maar ook door mij op de hoogte gehouden van de voortgang bij dit traject[…]»
Kunt u alle verbetermaatregelen benoemen waarvan de Inspectie aangeeft dat deze nog niet concreet zijn uitgewerkt en dat onduidelijk is hoe deze tot het gewenste resultaat gaan leiden?
De brief van de Inspectie met de reactie op het plan van aanpak van De Woenselse Poort is gepubliceerd op de website van de Inspectie, zoals ook blijkt uit het antwoord op vraag 1. Uit deze brief is op te maken dat in het plan van De Woenselse Poort alle door de Inspectie geconstateerde knelpunten aandacht krijgen en worden voorzien van de nodige maatregelen. De Inspectie merkt daarbij in het algemeen op dat nog niet alle maatregelen zodanig concreet zijn uitgewerkt dat duidelijk wordt op welke wijze naar een resultaat wordt toegewerkt. De Inspectie wijst in deze brief op de maatregelen tegen drugsgebruik en de wijze waarop De Woenselse Poort openstaande vacatures zal vervullen en de benodigde versterking van teams zal vormgeven.
De Woenselse Poort is met de kritiek van de Inspectie aan de slag gegaan en heeft het plan van aanpak op deze punten nader toegelicht en aangescherpt. Ik ben op 14 november jl. door de Inspectie geïnformeerd over het feit dat het plan met deze toelichting voldoende duidelijk maakt hoe de aanpak van deze themaDs gestalte krijgt en op welke wijze en termijn de resultaten van deze aanpak voor de Inspectie toetsbaar kunnen zijn. Ook deze brief is inmiddels door de Inspectie op haar website gepubliceerd.
Daarmee is de Inspectie nu in de gelegenheid het plan inhoudelijk volledig op zijn merites te beoordelen. Ik wacht dat oordeel af en ontvang eind dit jaar het definitieve eindrapport. Voorts zal de Inspectie begin 2017 de Woenselse Poort opnieuw bezoeken om te beoordelen of de implementatie van de verbetermaatregelen het gewenste effect heeft. Ik zal uw Kamer over deze ontwikkelingen informeren.
De veiligheid van personeel en patiënten in de Woenselse Poort moet zo snel mogelijk weer op orde zijn. Het is goed dat de Inspectie het actieplan kritisch onder de loep heeft genomen, dit helpt de kliniek om de veiligheid van personeel en patiënten weer structureel op orde te krijgen.
Kunt u specifiek aangeven welke maatregelen de Woenselse Poort had voorgesteld om drugsgebruik tegen te gaan? Waarom zijn deze maatregelen volgens de Inspectie onvoldoende en wat zijn de risico's voor de veiligheid in de inrichting zolang niet de gewenste maatregelen worden genomen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u voorts ingaan op de wijze waarop de Woenselse Poort met spoed gevolg zal geven aan de kritiek van de Inspectie op de openstaande vacatures en benodigde versterking van teams?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden en de Kamer het oorspronkelijke verbeterplan en de nadere toelichting wanneer de Inspectie deze ontvangt van de Woenselse Poort toezenden, dit gelet op het gevoerde Algemeen overleg met de Kamer op 3 november j2016, het daarin door u onvermeld laten van bovengenoemde kritiek van de Inspectie maar bovenal vanwege de prangende veiligheidsrisico's voor het personeel en de patiënten in de Woenselse Poort?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht 'Schendingen mensenrechten bij opvang vluchtelingen Italië' |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het rapport van Amnesty International over mishandelingen, opsluitingen en onrechtmatige uitzettingen door de Italiaanse overheid?1
Ja, ik ben bekend met het rapport van Amnesty International.
Deelt u de conclusie van Amnesty International dat deze mensenrechtenschendingen direct of indirect het gevolg zijn van de druk die de Europese Unie (EU) uitoefent op Italië? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Amnesty International onderstreept in zijn rapport de noodzaak dat op de juiste wijze de gemaakte afspraken op Europees niveau worden geïmplementeerd. Amnesty benadrukt daarbij dat door alle landen een serieuze inspanning moet worden geleverd om uitvoering te geven aan de herplaatsingsafspraken. Dat is een boodschap die het kabinet onderschrijft, en waaraan voortdurend wordt gewerkt in Europees verband.
Amnesty heeft in het rapport signalen opgenomen over vermeende structurele misstanden in de hotspots. Het kabinet neemt dergelijke signalen zeer serieus, en ik heb de berichtgeving dan ook getoetst bij diverse relevante partijen. UNHCR en IOM, dagelijks aanwezig in de hotspots, evenals de Europese Commissie hebben aangegeven de in het rapport geuite beschuldigingen niet te herkennen. Ook de Italiaanse autoriteiten zelf nemen afstand van de beschuldigingen uit het Amnesty rapport. Ik heb dit tijdens mijn bezoek aan Rome op 9 november jl. besproken met zowel mijn Italiaanse collega’s als met UNHCR en IOM.
Over de wijze waarop migranten worden geregistreerd en opgevangen in lidstaten bestaan in de EU duidelijke afspraken, gebaseerd op internationale en Europese verplichtingen. De Europese Migratieagenda, door de Europese Commissie gepubliceerd op 13 mei 2015, wijst op de noodzaak ervoor te zorgen dat alle lidstaten voldoen aan hun wettelijke verplichting om vingerafdrukken af te nemen krachtens artikelen 4 en 8 van de Eurodac-verordening. De Commissie ziet toe op een correcte implementatie van deze verplichtingen. Zoals uw Kamer bekend is, vindt het kabinet het van belang dat alle lidstaten, inclusief Italië, zich aan de gemaakte afspraken uit het asielacquis houden. Om de lidstaten te helpen bij het nakomen van de verplichting om vingerafdrukken af te nemen, met volledige inachtneming van grondrechten, heeft de Europese Commissie daarvoor een leidraad ontwikkeld. Over de kabinetsappreciatie van dit voorstel heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd op 3 juli 2015.2 Het kabinet deelt de trapsgewijze aanpak die in de leidraad wordt voorgestaan. Deze aanpak start met het goed informeren van de vreemdeling, en laat onder omstandigheden ook de toepassing toe van detentie en proportionele dwang om vingerafdrukken af te nemen.
In de hotspots werken de Europese Commissie en de Europese Agentschappen zoals EASO en Frontex intensief samen met de Italiaanse autoriteiten aan de uitvoering van de afspraken. Het kabinet blijft zich ervoor inzetten dat in Europees verband Italië wordt bijgestaan in het adequaat vormgeven van asielprocedures en ondersteuning bij terugkeer vanuit de hotspots, en draagt daar zelf ook aan bij.
Op welke wijze heeft de EU proberen te voorkomen dat Italië over zou gaan tot dergelijke mensenrechtenschendingen, wetende dat de druk op Italië om te voldoen aan de eisen van de Europese Unie daarmee toenam?
Zie antwoord vraag 2.
Herkent u het beeld dat Amnesty International schetst omtrent de mishandelingen van migranten door Italiaanse politie? Welke stappen ondernemen uw Italiaanse collega's om dit hard aan te pakken?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt de conclusie van onrechtmatige uitzettingen tot het streven van de EU om, middels de hotspots, dit juist te voorkomen en spreiding van vluchtelingen over Europa mogelijk te maken?
Deze vragen gaan uit van de veronderstelling dat het kabinet de conclusie uit het Amnesty rapport onderschrijft. Zoals hierboven gesteld neemt het kabinet de berichten zeer serieus. Ik heb me navenant laten informeren, maar van de diverse betrokken partijen geen signalen gekregen die deze conclusie bevestigen. De conclusies van Amnesty hebben wat het kabinet betreft dan ook geen gevolgen voor de hotspot-aanpak en de met Italië gemaakte afspraken rondom herplaatsing. De herplaatsingsafspraken uitgevoerd vanuit de hotpots blijven ongemoeid. Overigens is herplaatsing slechts één van de mogelijke uitkomsten na identificatie en registratie van een asielzoeker in een hotspot. Dit is belangrijk nu het merendeel van de via Italië binnengekomen migranten niet in aanmerking komt voor herplaatsing, aangezien daarvoor alleen de nationaliteiten in aanmerking komen die binnen de EU een gemiddeld inwilligingspercentage van 75% of hoger hebben. Terugkeer van diegenen die geen bescherming nodig hebben, maakt ook integraal deel uit van de hotspot-aanpak, na eventuele afwijzing in de Italiaanse nationale asielprocedure wanneer er een asielverzoek is ingediend.
Heeft de EU een controlemechanisme ingebouwd om te voorkomen dat dergelijke schendingen van mensenrechten plaats zouden kunnen vinden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan dan geconcludeerd dat dit mechanisme niet heeft gewerkt en op welke wijze zou dit verbeterd moeten worden?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen bent u in EU-verband bereid te nemen om Italië hier op aan te spreken? Zouden deze conclusies volgens u gevolgen moeten hebben voor de hotspot-aanpak van de EU en de afspraken die er met Italië zijn gemaakt rondom relocatie?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid om deze vragen voor de eerstvolgende JBZ-Raad te beantwoorden?
Ja.
De uitzetting van een “haatimam” van België naar Nederland |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «België zet Marokkaans-Nederlandse imam uit»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de komst van een dergelijke imam naar Nederland ongewenst is? Zo ja, waarom en kunt u iets doen om die komst tegen te gaan? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Het ontzeggen van het verblijf van een burger van de Europese Unie om redenen van openbare orde of openbare veiligheid is mogelijk als het persoonlijke gedrag van de vreemdeling een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt. In dit geval ontzegt België verblijf van een Nederlander op haar grondgebied. Nederland maakt een eigen afweging ten aanzien van de Nederlandse nationale veiligheid. Vooralsnog is er in Nederland geen informatie beschikbaar dat betrokkene voor de Nederlandse nationale veiligheid een dreiging vormt. Gezien de ervaringen die de Belgen met betrokkene hebben, houden wij de uitspraken en de gedragingen van betrokkene de komende tijd nadrukkelijk in de gaten. Indien betrokkene in Nederland haatzaaiende uitspraken doet of oproept tot geweld wordt hier tegen opgetreden.
Wat wordt bedoeld met de uitspraak «in het algemeen geldt dat Nederlanders de toegang tot Nederland niet kan worden ontzegd»? Zijn er dan bijzondere redenen om die toegang wel te ontzeggen? Zo ja, welke zijn dat?
Nederlanders kan de toegang tot Nederland niet worden geweigerd. Evenmin kunnen zij worden uitgezet. Uitzetten kan alleen wanneer iemand geen Nederlander is en bijvoorbeeld ongewenst vreemdeling is verklaard.
Is het in het bericht gestelde dat het Ministerie van Veiligheid en Justitie het vonnis van de Belgische Raad voor Vreemdelingenbetwistingen bestudeert waar? Zo ja, wat is de uitkomst van die studie en in hoeverre kan die uitkomst van belang zijn voor het toelaten van deze imam tot Nederland dan wel het controleren van hem? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Ik heb het arrest bestudeerd. Het arrest behelst geen strafrechtelijk oordeel en biedt geen aanknopingspunten voor een strafrechtelijke maatregel. Aangezien betrokkene beschikt over de Nederlandse nationaliteit is er ook geen vreemdelingenrechtelijke maatregel mogelijk. Er is voldoende reden om extra scherp te zijn op de uitspraken die betrokkene in het openbaar doet.
Hoe en door wie wordt de komst van betrokkene scherp in de gaten gehouden?
Gemeenten, politie, openbaar ministerie en andere organisaties – binnen hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden – scherp zijn op het verblijf van betrokkene in Nederland. Ik kan hier niet in gaan op welke wijze zij dat doen.
Hoe kunnen de Nederlandse autoriteiten, indien de in het bericht genoemde imam binnen 30 dagen zelf naar Nederland komt, daarvan op de hoogte raken?
Het is mogelijk om vrij te reizen tussen België en Nederland. Hierdoor is het mogelijk dat iemand pas wordt opgemerkt als deze zich al in Nederland bevindt. De Belgische autoriteiten hebben de Nederlandse autoriteiten, waaronder de politie en het Openbaar Ministerie, geïnformeerd over het genomen besluit.
Indien zij genoodzaakt zijn over te gaan tot uitzetting, hebben zij mij verzekerd dit in overleg met de Nederlandse autoriteiten te doen binnen de daartoe bestaande afspraken.
Is het mogelijk dat deze imam naar Nederland komt zonder dat dat door een gemeente, de politie of andere autoriteit wordt opgemerkt? Zo ja, waarom en wat zegt dat over de mogelijkheid om deze persoon in de gaten te houden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht “Asielkraak kost goud” |
|
Lilian Helder (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoe is het mogelijk dat u al vier jaar lang een groep illegalen die met het kraken van panden een spoor van vernieling trekt door Amsterdam, haar gang laat gaan?1
Het is juist dat al langere tijd een (mogelijk wisselende) groep niet-rechtmatig verblijvende vreemdelingen panden kraakt in de gemeente Amsterdam. Deze vreemdelingen hebben zich verenigd onder de naam «We are here». De vreemdelingen in deze groep geven doorgaans aan geen (reis)documenten te hebben. Zonder de juiste gegevens over de herkomst van de vreemdelingen kunnen de vereiste (vervangende) reisdocumenten niet worden verkregen. Zoals reeds geantwoord op de Kamervragen van leden Van Klaveren en Bontes, hebben niet-rechtmatig verblijvende vreemdelingen een wettelijke vertrekplicht en dient daaraan gehoor gegeven te worden. Het rijk voert beleid waarbij geen onderdak wordt geboden aan (uitgeprocedeerde) niet-rechtmatig verblijvende vreemdelingen die geen invulling geven aan die vertrekplicht. Daar waar zicht op uitzetting bestaat, wordt in voorkomende gevallen overgegaan tot vreemdelingenbewaring, om vanuit bewaring het vertrek te realiseren. Als geen zicht op uitzetting bestaat, bijvoorbeeld omdat een herkomstland niet meewerkt aan gedwongen vertrek, kan het instrument vreemdelingenbewaring niet worden toegepast.2
Waarom zijn deze illegalen niet uitgezet? Bij hoeveel krakende illegalen is daartoe een poging gedaan?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom wordt het kraakverbod niet gehandhaafd?
De stelling dat niet wordt opgetreden tegen deze groep krakers of dat het kraakverbod niet wordt gehandhaafd, is onjuist. Jaarlijks wordt vele malen overgegaan tot ontruiming van gekraakte panden op grond van art. 551a Wetboek van Strafvordering. Bij deze ontruimingen ging het ook om panden die waren gekraakt door vreemdelingen die zich hebben verenigd onder de naam «We are here». In de gevallen waarin zij een kort geding hadden aangespannen tegen de aangezegde ontruiming, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de ontruiming doorgang kon vinden.
Bent u bereid om na de ontruiming van de gekraakte panden de veroorzaakte schade zoveel mogelijk te verhalen op de krakers en medeplichtigen die hulp hebben geboden bij deze strafbare handelingen? Zo nee, waarom niet?
Indien tot aanhouding en vervolging van krakers wordt overgegaan, bestaat er voor de eigenaar die schade heeft ondervonden aan het pand door toedoen van de krakers, de mogelijkheid om zich als benadeelde partij te voegen in de strafzaak. De eigenaar kan ook een vordering indienen bij de civiele rechter om de geleden schade te verhalen op de krakers.
Bent u bereid om illegalen eindelijk eens aan te pakken en uit te zetten en op te houden met het gedoogbeleid waarbij ook nog bed-bad-en-broodvoorzieningen worden aangeboden? Zo nee, waarom niet?
Zoals uit het antwoord op de vragen 1 en 2 blijkt, is gedwongen vertrek alleen mogelijk als het land van herkomst hieraan meewerkt. Zoals u bekend, werken niet alle landen hieraan mee. Dit voor het kabinet reden om, zowel nationaal als in EU-verband, in de contacten met herkomstlanden veel aandacht te gegeven aan het realiseren van duurzame terugkeerafspraken. Dit laat onverlet dat er ook op de vreemdeling zelf de plicht rust – en blijft rusten – om Nederland te verlaten wanneer hij hier geen, of niet langer, recht heeft op verblijf.
Ik heb uw Kamer op 21 november geïnformeerd dat ik de financiële vergoeding voor de door gemeenten geboden bed, bad en broodvoorzieningen stopzet (Kamerstuk 19 637, nr. 2259). Tevens zal ik een wettelijke norm laten uitwerken die buiten twijfel stelt dat de keuze of en de voorwaarden waaronder onderdak aan vreemdelingen met een vertrekplicht geboden wordt exclusief aan het rijk is voorbehouden. Een dergelijke norm zou, vergezeld van een op deze norm gebaseerde mogelijkheid tot handhaven, moeten voorkomen dat gemeenten op dit punt eigen beleid voeren.
Bent u tevens bereid om een asielstop in te stellen, temeer nu steeds weer blijkt dat u niet in staat bent om uitgeprocedeerde asielzoekers uit Nederland weg te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Tot een asielstop ben ik niet bereid. Ik hecht aan een zorgvuldig asielbeleid dat bescherming biedt aan degenen die dat nodig hebben. Overigens zou een asielstop strijdig zijn met de internationale en verdragsrechtelijke verplichting tot het in behandeling nemen van een asielaanvraag. Tegelijk constateer ik dat in de afgelopen maanden te vaak oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het asielrecht door personen die geen bescherming nodig hebben. Dit vormt een oneigenlijke belasting voor onze samenleving en tast het draagvlak voor ons asielbeleid aan. Tegen die ontwikkeling tref ik gerichte maatregelen. Hierover stuurde ik uw Kamer op 17 november 2016 een brief (Kamerstuk 19 637, nr. 2257). Daarin staan de diverse maatregelen die ik tref vermeld.
Het bericht ‘Apple haalt tientallen gokapps uit Nederlandse App Store’ |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u aangeven om welke 55 bedrijven het gaat waarvan apps zijn verwijderd op verzoek van de Kansspelautoriteit?1
De kansspelautoriteit heeft mij desgevraagd aangegeven deze informatie niet te publiceren; zij maakt in beginsel geen namen van (individuele) bedrijven openbaar tenzij daar een bestuurlijke sanctie aan ten grondslag ligt.
Kunt u aangeven hoeveel tijd is verstreken tussen het verzoek van de Kansspelautoriteit aan Apple en het daadwerkelijk verwijderen door Apple van de betreffende apps? Klopt het dat dit verzoek al ruim voor de zomer, in mei 2016, is gedaan?2
De kansspelautoriteit heeft de betreffende appstore eind april 2016 verzocht 49 kansspelapps te verwijderen. Aan dit verzoek is ruim voor de deadline van 1 juni 2016 voldaan. Daarna heeft de kansspelautoriteit zes nieuwe kansspelapps geïdentificeerd. Deze zijn op verzoek van de kansspelautoriteit terstond uit de betreffende appstore verwijderd.
Speelt de tijdsduur waarin gevolg wordt gegeven aan een verzoek van de Kansspelautoriteit om een app te verwijderen een rol in de overwegingen van de kansspelautoriteit om een boete op te leggen en/of een bedrijf uit te sluiten van het verkrijgen in de toekomst van een vergunning om online kansspelen aan te bieden? Zo ja, wat is volgens u de maximale termijn die mag gelden om gevolg te kunnen geven aan dit betrekkelijk eenvoudige verzoek van de Kansspelautoriteit?
Het verzoek tot verwijdering van apps was niet gericht tot kansspelaanbieders, maar tot de appstore waarin deze te verkrijgen waren. Aan het verzoek is tijdig voldaan door de appstore. In het algemeen geldt dat kansspelaanbieders en dienstverleners die het aanbieden van kansspelen faciliteren zich moeten houden aan de termijn die de kansspelautoriteit hen stelt. Het niet of niet tijdig voldoen aan een verzoek van de kansspelautoriteit kan leiden tot verdere bestuurlijke handhaving. Voor de kansspelaanbieder kan dit gevolgen hebben voor het verkrijgen van een vergunning.
Klopt het dat Unibet een van de aanbieders was die een gokapp aanbood in de Nederlandse App Store?
Zie antwoord vraag 1.
Komt Unibet nog steeds in aanmerking voor een vergunning voor online kansspelen gelet op de eerdere overtredingen van Unibet van het verbod op online kansspelen, wat door u is gekwalificeerd als dat «Unibet met vuur speelt» en gelet op uw standpunt dat aanbieders die persisteren in hun aanbod van illegale kansspelen niet in aanmerking komen voor een vergunning?3 Zo ja, hoe geloofwaardig is dan volgens u nog de huidige handhaving van de Kansspelautoriteit ten aanzien van opererende illegale aanbieders? En kunt u dan aangeven of Unibet in elk geval op een forse boete kan rekenen, gelet op uw eerdere opmerkingen dat inzake illegaal opererende aanbieders «een financiële sanctie wegens die overtreding van de Wet op de kansspelen hier gepast kan zijn»?4
Zoals ik eerder dit jaar antwoordde op vragen van het lid Van Toorenburg, zullen alleen betrouwbare en geschikte aanbieders in aanmerking komen voor een Nederlandse vergunning.5 Aanbieders die niettegenstaande de aanwijzingen van de kansspelautoriteit persisteren in hun onmiskenbaar op de Nederlandse markt gerichte aanbod moeten rekening houden met het feit dat dit een mogelijke vergunning in de toekomst in de weg zal staan.
Het beoordelen van de betrouwbaarheid en geschiktheid van individuele vergunningaanvragers is aan de kansspelautoriteit. De kansspelautoriteit weegt bij de betrouwbaarheidsbeoordeling alle relevante feiten en omstandigheden mee, waaronder aanwijzingen wegens het illegaal aanbieden van kansspelen op de Nederlandse markt. Bij iedere aanvraag wordt maatwerk geleverd.
Het kan gepast zijn dat illegaal opererende aanbieders een financiële sanctie krijgen wegens het overtreden van de Wet op de kansspelen. Het is aan de kansspelautoriteit om te bepalen of zij naast het reeds uitgevoerde handhavende optreden, ook over gaan tot het beboeten van de betrokken aanbieders.
Kunt u de beantwoording van deze vragen tevens separaat toezenden aan de Eerste Kamer in het kader van de huidige wetsbehandeling aldaar omtrent de Wet op de Kansspelen?
Alhoewel de beantwoording van Kamervragen openbaar is, zal ik tegemoet komen aan uw wens om de beantwoording separaat aan de Eerste Kamer te zenden. De overweging om de antwoorden op uw vragen te betrekken bij de wetsbehandeling omtrent de Wet op de kansspelen, laat ik aan de leden van de deze Kamer.
De taakstelling huisvesting statushouders en de aanpak sociaal domein in Den Haag |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Hoe kan het dat er nog 144 plaatsen in de taakstelling resteren waarvoor het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) geen te koppelen statushouders voor Den Haag beschikbaar heeft? Kunnen die 144 plaatsen niet met statushouders bestemd voor andere steden ingevuld worden?
De instroom van asielzoekers is gedurende dit jaar substantieel gedaald en de herkomst van de asielzoekers is veranderd: er komen minder asielzoekers met kansrijke asielverzoeken naar Nederland. Er zijn afgelopen maanden dus minder asielvergunningen afgegeven dan eerder geprognosticeerd.
Het tempo waarin voor vergunninghouders huisvesting beschikbaar moet komen ligt dan ook lager dan vooraf verwacht en waarop de huidige taakstelling (voor de tweede helft van 2016) is gebaseerd. Bij de gemeente Den Haag waren, net als bij veel gemeenten, weliswaar op 1 oktober niet alle gekoppelde vergunninghouders beschikbaar, maar de gemeente heeft tegelijkertijd nog een wachtlijst van gekoppelde vergunninghouders te huisvesten. Aan die gemeenten die op schema liggen, worden met voorrang vergunninghouders gekoppeld om zo te zorgen dat alle gemeenten voort kunnen met de huisvesting.
Overigens gaat het koppelen van vergunninghouders aan gemeenten vooraf aan het beschikbaar stellen van woonruimte. Inmiddels zijn op peildatum 1 november jl. nog eens 77 vergunninghouders aan Den Haag gekoppeld.
Bij de vaststelling van de taakstelling voor de periode 2017 – I is overigens rekening gehouden met de lagere asielinstroom en daaruit volgende het lagere aantal vergunninghouders gedurende de periode 2016 – II, waardoor de taakstelling voor deze periode lager uitvalt. Dat stelt gemeenten in staat de eerder opgelopen achterstanden dan in te halen. Tegelijkertijd is relevant dat de IND deze maanden een voorraad MVV-nareisaanvragen aan het verwerken is, wat leidt tot aanvullende te huisvesten vergunninghouders.
Hoe kan het dat de taakstelling voor Den Haag op 1466 is vastgesteld terwijl het aantal te koppelen statushouders voor Den Haag 144 mensen lager ligt?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn in de wettelijke taakstelling van 393 statushouders in Den Haag voor het eerste halfjaar van 2016 ook de 144 overgebleven plaatsen uit 2015 meegenomen? Hoe gaat deze taakstelling nu wel opgevuld worden?
De taakstelling voor de eerste helft van 2016 bedroeg in totaal, dus inclusief de achterstand vanuit 2015 van 164, 769 te huisvesten vergunninghouders. De niet behaalde taakstelling van het vorige half jaar dient in de daarop volgende taakstellingsperiode (dus de huidige) te worden ingelopen. Tussen 1 januari en 1 juli 2016 diende Den Haag dus 769 vergunninghouders te huisvesten. In die periode zijn er 634 gehuisvest.
Voor de huidige taakstellingsperiode geldt voor Den Haag een opdracht om (inclusief achterstand) 831 vergunninghouders te huisvesten. Daarvan waren er op 1 november jl. 268 gehuisvest. Op 1 november jl. waren 488 vergunninghouders gekoppeld aan de gemeente Den Haag. Daarvan waren er 268 langer dan de afgesproken zoekperiode van 12 weken in afwachting van toewijzing van woonruimte door de gemeente Den Haag. Deze mensen wachten op dit moment in een AZC op woonruimte en het is van groot belang dat Den Haag deze vergunninghouders met snelheid gaat huisvesten.
Mocht de gemeente Den Haag na deze groep dit jaar nog meer vergunninghouders kunnen huisvesten, dan kan de gemeente in overleg met het COA tot verdere versnelling in de huisvesting komen.
Deelt u de mening dat de Haagse aanpak voor toegewezen statushouders positief lijkt en bent u bereid te onderzoeken of deze aanpak nationaal toegepast kan worden? Zo nee, waarom niet?
De huisvesting van vergunninghouders is een eigenstandige taak van de gemeenten. Iedere succesvolle aanpak om vergunninghouders snel en goed te huisvesten kan op mijn warme belangstelling en sympathie rekenen. Op zeer veel plekken in Nederland wordt gezocht naar oplossingen om vergunninghouders te huisvesten. Het Platform Opnieuw Thuis en het OTAV ondersteunen gemeenten bij het vinden van passende, vaak op de lokale situatie toegesneden, oplossingen. Indien gebleken dat de oplossingen werken, worden ze via onder andere de website van het Platform Opnieuw Thuis gedeeld (www.opnieuwthuis.nl).
De leegstand en personeelstekort bij PI Haaglanden |
|
Nine Kooiman |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat de penitentiaire inrichting (PI) Haaglanden, locatie Zoetermeer, een aantal vergaande maatregelen neemt om leegstand te concentreren? Zijn de maatregelen die worden genomen met u afgestemd?
Op 8 november jl. is door uw Kamer de motie van het lid Kooiman, waarin de regering is verzocht niet verder over te gaan tot al dan niet gedeeltelijke sluitingen van justitiële inrichtingen en alternatieve maatregelen te treffen om de werkdruk te verminderen en de veiligheid binnen gevangenissen te waarborgen, aangenomen (Kamerstuk 24 587, nr. 667). Deze motie is in lijn met de eerder door uw Kamer aangenomen motie van de leden Van Oosten en Volp, die inhoudt dat sluiting van gevangenissen, inclusief justitiële jeugdinrichtingen, aanvullend op het lopende masterplan nu niet aan de orde is en de regering oproept dienovereenkomstig te handelen. In reactie hierop heb ik – onder andere in mijn brief van 14 juni jl. – gesteld dat sluiting van penitentiaire inrichtingen deze kabinetsperiode niet aan de orde is (Kamerstuk 24 587, nr. 655). De maatregelen die thans binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) worden getroffen zien niet op het geheel of gedeeltelijk sluiten van gevangenissen, maar op het concentreren van gedetineerden en het personeel van DJI. Met deze concentratie worden twee doelen nagestreefd. Ten eerste bevordert de (tijdelijke) concentratie van leegstand het waarborgen van de veiligheid van gedetineerden en personeel en draagt het bij aan een beheersbare werkdruk. Ten tweede wordt met de maatregel ingezet op een gezonde en efficiënte bedrijfsvoering. Er wordt zoveel mogelijk voorkomen dat vast en extern ingehuurd personeel wordt ingezet in een slechts deels bezette inrichting. Waar mogelijk wordt personeel dat werkzaam is in niet volledig bezette PI’s tijdelijk te werk gesteld in PI’s waar sprake is van openstaande of niet vervulde functies binnen de functiegroep executief personeel. Het voorgaande kan leiden tot een tijdelijke buitengebruikstelling van gedeeltes van PI’s. Er is geen sprake van het geheel of gedeeltelijk sluiten van PI’s.
In lijn met het bovenstaande is – in overleg met mij – besloten over te gaan tot het nemen van een aantal zorgvuldig gekozen maatregelen binnen de Penitentiaire Inrichting (PI) Haaglanden, locatie Zoetermeer.
De PI Haaglanden, locatie Zoetermeer, bestaat uit een zogenoemd gevangenisdeel, een Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD) en een Huis van Bewaring. De thans getroffen maatregelen betreffen het gevangenisdeel en de ISD-afdeling. Ten aanzien van dit deel is besloten tot een opnamestop en het overplaatsen van de reeds aldaar aanwezige gedetineerden naar PI Haaglanden, locatie Scheveningen. Dit heeft tot gevolg dat de gedetineerden die vallen onder het in deze locatie (Scheveningen) uitgevoerde Zeer Beperkt Beveiligde Instelling-regime (ZBBI-regime) worden overgeplaatst naar de PI Dordrecht.
De consequentie van het nemen van bovengenoemde maatregelen is dat het gevangenisdeel van de PI Haaglanden, locatie Zoetermeer, met ingang van
1 januari 2017 niet meer in gebruik zal zijn.
Waarom wordt de leegstand niet opgelost door meer in te zetten op andere manieren, zoals bijvoorbeeld eenpersoonscellen en het oppakken van criminelen met een openstaande celstraf?
Uit het antwoord op de vragen 1, 3, 8 en 10 volgt dat over wordt gegaan tot geconcentreerde leegstand om kwesties rondom veiligheid, werkdruk en een gezonde en efficiënte bedrijfsvoering aan te pakken. Het gebruik van meerpersoonscellen is in lijn met een gezonde en efficiënte bedrijfsvoering, zodat ik wil vasthouden aan het gebruik hiervan. Van belang hierbij is dat het gebruik van meerpersoonscellen – zoals ook door de destijds nog geheten Inspectie voor de Sanctietoepassing (thans Inspectie Veiligheid en Justitie) in 2011 is geconcludeerd2 – een volwaardige vorm van detentie betreft.
Er wordt hard gewerkt door de verschillende diensten om openstaande vrijheidsstraffen terug te dringen. De effecten van de aanpak hiervan zullen naar verwachting geleidelijk aan optreden en een relatief beperkte verandering in de capaciteitsraming tot gevolg hebben, zodat deze ook bij een eventuele afbouw van de capaciteit kunnen worden opgevangen. Overigens, is het zo dat in het theoretische geval dat het totale bestand aan openstaande vrijheidsstraffen in één keer zou kunnen worden ingesloten, slechts twee grote inrichtingen gedurende één jaar kunnen worden gevuld.
Wat zijn de consequenties van de opnamestop op het gevangenisdeel van de locatie Zoetermeer?
Zie antwoord vraag 1.
Betekent het verplaatsen van de Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) Scheveningen naar een andere inrichting uiteindelijk niet het opheffen van deze ZBBI? Zo nee, waarom niet? In hoeverre acht u dit verstandig aangezien het wetsvoorstel tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet en het Wetboek van Strafrecht in verband met de herijking van de wijze van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende sancties en de invoering van elektronische detentie (Kamerstuk 33 745) door de Eerste Kamer is verworpen en het wetsvoorstel tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en enkele andere wetten in verband met het vervoer, het medisch klachtrecht en enkele andere onderwerpen (Kamerstuk 33 844) nog niet volledig door de Tweede Kamer is behandeld?
Zoals ik reeds heb aangegeven in het antwoord op de vragen 1 en 3 worden de gedetineerden die vallen onder het in de PI Haaglanden, locatie Scheveningen, uitgevoerde ZBBI-regime overgeplaatst naar PI Dordrecht. Dit vindt begin december 2016 plaats. Er is derhalve geen sprake van het opheffen van het ZBBI-regime. Of uiteindelijk hiervan wel sprake zal zijn, hangt af van de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en enkele andere wetten in verband met het vervoer, het medisch klachtrecht en enkele andere onderwerpen (Kamerstuk 33 844). Op de nadere behandeling van dit wetsvoorstel wil ik niet vooruitlopen.
Wat zijn de consequenties van het verplaatsen van ZBBI Scheveningen voor het personeel en (de resocialisatie van de) gedetineerden?
Om de gevolgen van de in het ZBBI-regime geplaatsten gedetineerden zo beperkt mogelijk te houden, zullen de gedetineerden middels een warme overdracht worden geplaatst in de PI Dordrecht. Dit betekent dat alle relevante informatie door de PI Haaglanden, locatie Scheveningen, wordt gedeeld met de PI Dordrecht. De verplaatsing naar de PI Dordrecht kan een toename van de reisafstand betekenen. Voor zover dit aan de orde is, zal worden ingezet op continuïteit van school, werk, vrijwilligerswerk en (eventueel) weekendverlof. Op deze manier wordt getracht de consequenties zo beperkt mogelijk te houden. Het personeel dat werkzaam is binnen het ZBBI-regime wordt elders binnen de PI Haaglanden ingezet op voor hen passende functies.
Betekent het verplaatsen van de afdeling Inrichting Stelselmatige Daders (ISD-afdeling) van Zoetermeer naar een andere locatie uiteindelijk niet het opheffen van deze afdeling? Zo nee, waarom niet?
Door de ISD-afdeling van de PI Haaglanden, locatie Zoetermeer, inclusief het thans op deze afdeling werkzame personeel, te handhaven binnen de PI Haaglanden blijft de expertise van het personeel, alsook het rond de ISD-afdeling benodigde netwerk gehandhaafd. De resocialisatie en behandeling van de op de ISD-afdeling geplaatste veroordeelden zal derhalve op de bekende wijze worden voortgezet. Dit geldt eveneens voor de werkzaamheden van het personeel van deze afdeling, met dien verstande dat er voor hen wellicht een klein verschil in het woon-werkverkeer zal ontstaan. Uit het voorgaande blijkt wel dat het opheffen van de ISD-afdeling niet aan de orde is.
Wat zijn de consequenties van het verplaatsen van de ISD-afdeling van Zoetermeer voor het personeel en (de resocialisatie en behandeling van de) gedetineerden?
Zie antwoord vraag 6.
Betekent het overplaatsen van gedetineerden vanuit de gevangenis van Zoetermeer naar andere gevangenissen uiteindelijk niet het opheffen van deze afdeling? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat zijn de consequenties van overplaatsen van gedetineerden vanuit de gevangenis van Zoetermeer voor het personeel en (de resocialisatie en behandeling van de) gedetineerden?
Zoals ik reeds heb aangegeven zal het personeel van de betreffende ISD-afdeling werkzaam zijn binnen de PI Haaglanden, locatie Scheveningen. Het overige personeel van de locatie Zoetermeer dat te maken heeft met de concentratie wordt zoveel mogelijk binnen de PI Haaglanden geplaatst. Voor zover dit niet mogelijk is, zal in samenspraak met het betreffende personeelslid een arbeidsplek binnen een andere PI worden gezocht.
De betrokken gedetineerden zullen worden overgeplaatst naar andere PI’s. Bij de selectie van de betreffende PI zal met alle omstandigheden rekening gehouden worden, zodat de overplaatsingen zo min mogelijk gevolgen hebben voor de gedetineerden. Het staat buiten kijf dat ongewijzigd zal worden gewerkt aan de resocialisatie van gedetineerden. Zoals uit het antwoord op de vragen 6 en 7 blijkt, zal de behandeling van de in de ISD-geplaatste gedetineerden eveneens ongewijzigd worden voortgezet.
Betekenen voorgaande maatregelen uiteindelijk niet gewoon dat voorgesorteerd wordt op de sluiting van gevangenissen, waardoor in strijd wordt gehandeld met de motie-Van Oosten/Volp1 waarin de Tweede Kamer heeft uitgesproken dat sluiting van gevangenissen aanvullend op het lopende masterplan nu niet aan de orde is en dienovereenkomstig door de regering moet worden gehandeld? Zo ja, wat gaat u daaraan doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe kan het dat er een toenemend aantal vacatures is, terwijl het personeel wel wordt gedwongen op zoek te gaan naar ander werk en hierbij worden begeleid via Van-Werk-Naar-Werk (VWNW)? Waarom kunnen ze niet blijven als er een personeelstekort dreigt?
Van belang is in dit kader voorop te stellen dat niet iedere functie kan worden uitgevoerd door elke Van-Werk-Naar-Werk-kandidaat (VWNW-kandidaat). Iedere functie heeft immers zijn eigen specifieke functie-eisen. Uiteraard wordt bij iedere vacature bekeken of er een VWNW-kandidaat beschikbaar is die aan de benodigde functie-eisen voldoet, dan wel of er een kandidaat – middels opleiding of training – aan deze eisen kan gaan voldoen. Slechts als dat niet het geval is, wordt er een vacature opengesteld.
Waarom wordt het dreigende personeelstekort niet opgelost door het aantrekken van meer personeel?
Zoals ik uit de beantwoording van de vragen 1, 3, 8 en 10 volgt, bestaat de verwachting dat de dalende behoefte aan celcapaciteit zich zal voortzetten. Dit heeft tot gevolg dat zowel vanuit financiële en personele overwegingen als ook vanuit goed werkgeverschap verstandig moet worden omgegaan met het aantrekken van nieuw personeel. Met het inhuren van extern personeel kan in een situatie waarin sprake is van een dalende behoefte aan personeel worden voldaan aan een wisselende behoefte aan personeel, zonder dat dit langdurige financiële gevolgen voor DJI met zich brengt en er vertrouwen wordt gewekt bij personeel dat zij langdurig arbeid kunnen gaan verrichten. Ik merk in dit verband op dat er minder onzekerheid bestaat over de behoefte aan personeel in de functiegroep inrichtingsbeveiligers en er zich onder de VWNW-kandidaten onvoldoende geschikt personeel bevindt, zodat er voor deze functiegroep op korte termijn een wervingsprocedure zal worden gestart. Er zal overigens ook na deze procedure – waar nodig – gebruik gemaakt worden van extern beveiligingspersoneel.
Wordt er nog steeds personeel ingehuurd via een extern beveiligingsbedrijf? Zo ja, wat zijn daarvan de redenen en waarom is er in de tussentijd niet gekeken of er intern personeel kan worden aangetrokken?2
Zie antwoord vraag 12.
Welke kosten zijn er inmiddels gemaakt voor het inhuren van extern personeel? Wat zouden de kosten zijn geweest als dit eigen personeel betrof?
Voor de inhuur van beveiligers bij een externe partij zijn in de periode januari tot en met september 2016 voor circa € 6,2 miljoen kosten gemaakt. De verwachting is dat dit voor geheel 2016 uitkomt op circa 9 miljoen. Afgezet tegen de gemiddelde kosten van beveiligers van DJI, rekening houdend met ziekte, verlof en opleidingen, resulteert het gebruik van een externe partij in een kostenverhoging van circa 28 procent. Van belang hierbij is dat de totale personeelskosten van DJI in de periode januari tot en met augustus 2016, te weten tot en met het tweede tertaal, € 615 miljoen bedroegen.
Klopt het dat Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) in verband met een dreigend personeelstekort van plan is bij een aantal inrichtingen hun personeel weg te trekken, met grote gevolgen voor de personeelsbezetting van dien? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wordt dit probleem zo snel mogelijk opgelost? In hoeverre wordt hierbij dan alsnog overgegaan tot het werven van eigen personeel in plaats van extern personeel?
Nee dat klopt niet. De Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) levert conform afspraak beveiligers aan PI’s. Indien binnen DV&O niet voldaan kan worden aan de vraag naar beveiligers, vindt externe inhuur plaats conform de bestaande raamovereenkomst met G4S. Van belang hierbij is dat – zoals ik reeds in de bij de beantwoording van vraag 12 en 13 heb aangegeven – voor de functiegroep inrichtingsbeveiligers op korte termijn een wervingsprocedure zal worden gestart.
Het leeftijdsonderzoek bij alleenstaande minderjarige vreemdelingen |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Welke inspectie coördineert het toezicht op het leeftijdsonderzoek en hoe ligt de rolverdeling tussen de Inspectie Veiligheid en Justitie, Inspectie Gezondheidszorg en de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Straling?
De IVenJ treedt richting de andere toezichthoudende organisaties op als coördinerende Rijksinspectie bij het leeftijdsonderzoek bij alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s). De IVenJ houdt toezicht op de werkzaamheden van het NFI en de IND. De IGZ vervult een toezichthoudende rol in het leeftijdsonderzoek wegens de werkzaamheden van artsen. De ANVS houdt toezicht op de toepassing van ioniserende straling en beoordeelt in het kader van de vergunningverlening de rechtvaardiging en optimalisatie van de toepassing van ioniserende straling.
Bent u bereid de protocollen aan te passen op de recente uitspraken1 waarin rechters oordeelden dat op basis van een schouw niet evident kan worden vastgesteld of iemand meerderjarig of minderjarig is en dat bij twijfel over meerderjarigheid te allen tijde een leeftijdsonderzoek aangeboden dient te worden? Zo ja, wanneer verwacht u de vernieuwde protocollen gereed te hebben? Zo nee, waarom niet en op welke manier zal dan recht worden gedaan aan de uitspraken?
Het beleid zoals neergelegd in C1/2.2 van de Vc 2000 schrijft voor dat op basis van een schouw door drie personen, behorend tot de IND en de AVIM of de KMar, enkel ingeval van evidentie tot meerderjarigheid mag worden geconcludeerd. De IND heeft mij laten weten dat de schouw in verreweg de meeste gevallen leidt tot ofwel het aannemen van minderjarigheid, ofwel tot het voorstellen van een (medisch) leeftijdsonderzoek. In slechts weinig gevallen leidt het schouwen tot aannemen van meerderjarigheid zonder dat leeftijdsonderzoek wordt aangeboden. Naar aanleiding van de jurisprudentie waar u aan refereert, heeft de IND zijn werkwijze kritisch in ogenschouw genomen en besloten nadere instructies op te stellen. Drie personen van de IND en de AVIM of de KMar zullen onafhankelijk van elkaar dienen te schouwen. De beslissing om evidente meerderjarigheid aan te nemen, moet berusten op meer dan enkel een inschatting op basis van uiterlijke kenmerken. Tevens dienen eventueel voorhanden zijnde documenten, verklaringen aangaande de gestelde leeftijd en het gedrag van de vreemdeling te worden betrokken. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in voorkomende gevallen een aldus verrichte leeftijdsschouw gesanctioneerd.2 Het protocol behoeft geen aanpassing op dit punt omdat deze uitsluitend betrekking heeft op het leeftijdsonderzoek (dat eventueel volgt na een schouw welke niet leidt tot de conclusie dat sprake is van evidente meerderjarigheid).
Bent u gezien de kritiek op het leeftijdsonderzoek bereid wetenschappelijk onderzoek naar de leeftijdsonderzoekmethode te stimuleren en over een multidisciplinaire aanpak hiervan met deskundigen en voogden in overleg te treden? Zo ja, op welke manier gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Sinds aanvang van het leeftijdsonderzoek zijn diverse verbeteringen doorgevoerd en is het leeftijdsonderzoek een bestendige praktijk in de asielprocedure geworden. De beroepsgroep van radiologen (de NVvR) heeft begin 2015 aan het NFI laten weten dat zijn standpunt omtrent de validiteit van de gebruikte beeldvormende methode bij leeftijdsbepaling sinds 2005 ongewijzigd is gebleven. Dit standpunt is gebaseerd op de stand van de techniek in 2005 en de randvoorwaarden die worden gesteld aan de stralingshygiëne. De NVvR stelt dat dit standpunt nog steeds geldig is, maar hecht waarde aan onderzoek naar andere technieken voor de leeftijdsbepaling. Het NFI heeft in opdracht van de IND onderzoek geïnitieerd naar nieuwe alternatieve beeldvormende methoden (computertomografie en magnetic resonance imaging). De NVvR is nauw betrokken bij dit lopende onderzoek.
Bent u voornemens de aanbevolen best practice van het Europees Ondersteuningsbureau voor Asielzaken (EASO) om zo snel mogelijk een vertegenwoordiger aan te wijzen voordat het leeftijdsonderzoek plaatsvindt en deze bij het onderzoek aanwezig te laten zijn uit te voeren? Zo ja, wanneer zal u dit vereiste invoeren? Zo nee, waarom niet?
In de Nederlandse asielprocedure wordt zodra een (gestelde) amv aangeeft asiel te willen aanvragen direct een voogd van de voogdijinstelling Nidos toegewezen aan de vreemdeling, waardoor Nederland dus op dit punt voldoet aan de aanbeveling van EASO. De procedure rond het leeftijdsonderzoek wordt uitgevoerd volgens de Europese Procedurerichtlijn. In deze richtlijn is niet neergelegd dat een vertegenwoordiger (voogd) bij het leeftijdsonderzoek aanwezig dient te zijn. Indien wordt getwijfeld aan de gestelde minderjarigheid van de amv, wordt de vreemdeling door de IND voorgelicht over het leeftijdsonderzoek. Daarbij wordt onder meer informatie verstrekt over de onderzoeksmethode en over de mogelijke gevolgen van het medische onderzoek voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, alsook over de gevolgen indien de niet-begeleide minderjarige weigert het medische onderzoek te ondergaan. Daarna wordt hij of zij ook nog altijd voorbereid op het leeftijdsonderzoek door Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) en/of zijn of haar voogd. Gezien het feit dat Nederland conform de Procedurerichtlijn werkt, is mijn inziens het leeftijdsonderzoek met voldoende waarborgen en zorgvuldigheid omkleed.
Wat zijn de rechtsmiddelen ten aanzien van het leeftijdsonderzoek?
De uitkomsten van een leeftijdsonderzoek zijn niet rechtstreeks vatbaar voor een rechtsmiddel. Het betreft een voorbereidingshandeling welke leidt tot besluitvorming op verblijfsaanvragen. De vreemdeling kan in het kader van een afwijzend besluit op zijn aanvraag de uitkomsten van het leeftijdsonderzoek aan de orde stellen.
Is het nog mogelijk om een contra-expertise te laten uitvoeren nu de Stichting Medisch Advies Kollektief (SMAK) die niet meer doet? Zo ja, op welke manier? Zo nee, deelt u de mening dat dit een lacune is die opgevuld dient te worden en bent u bereid hiertoe een plan van aanpak op te stellen?
De rechtbank te Dordrecht concludeerde in een uitspraak3 dat leden van de SMAK niet als specifiek deskundig worden gekenmerkt. In het protocol leeftijdsonderzoek is geborgd dat indien een vreemdeling zich niet kan vinden in de uitslag van het leeftijdsonderzoek, het voor hem/haar altijd mogelijk is om te verzoeken om contra-expertise. Indien de vreemdeling verzoekt om een contra-expertise, dan zal de IND informatie over de mogelijkheid tot contra-expertise verstrekken aan betrokken personen dan wel instellingen. Dit houdt concreet in dat de IND een CD-rom met röntgenbeelden van het uitgevoerde leeftijdsonderzoek beschikbaar stelt ten behoeve van een eventuele contra-expertise. De vreemdeling kan de gegevens van een uitgevoerde contra-expertise (zoals röntgenopnamen en het oordeel en motivering van de contra-expert) aanleveren aan de IND.
Wel zijn er vragen gerezen of er in de Nederlandse praktijk voldoende contra-experts te vinden zijn die beschikken over de vereiste specifieke radiologische deskundigheid om te fungeren als contra-expert. Mijn ministerie voert hierover momenteel overleg met het NFI en de IND om ervoor te zorgen dat de feitelijke beschikbaarheid en bereidheid van contra-experts voldoende gewaarborgd is.
Het besluit- en vertrekmoratorium voor asielzoekers uit Jemen |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat het besluit- en vertrekmoratorium voor asielzoekers uit Jemen op 23 september 2016 is verlopen?
Het besluit- en vertrekmoratorium voor asielzoekers uit Jemen is op 11 augustus 2016 afgelopen.
Bent u voornemens dit besluit- en vertrekmoratorium te verlengen? Zo ja, wanneer kunnen wij dit besluit verwachten? Zo nee, waarom niet?
Het besluitmoratorium werd op 12 augustus 2015 ingesteld voor de duur van een half jaar1. Het moratorium is vervolgens, met terugwerkende kracht, bij besluit van 15 maart 20162 met een half jaar verlengd. Het is niet mogelijk het besluit- en vertrekmoratorium voor asielzoekers uit Jemen nog een keer te verlengen.
Kunt u uiteenzetten in welke mate de situatie in Jemen ten positieve of negatieve is veranderd sinds het verlengen van het vorige besluit- en vertrekmoratorium d.d. 22 maart 2016?
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft een thematisch ambtsbericht over de veiligheidssituatie in Jemen uitgebracht. Aan de hand van dit ambtsbericht zal ik uw Kamer binnenkort informeren.
In de tussentijd worden in individuele zaken van asielzoekers uit Jemen geen onomkeerbare stappen gezet. Dit betekent dat geen besluiten worden genomen en ook dat in afwachting van het nieuwe beleid geen uitzettingen naar Jemen plaatsvinden.
Deelt u de mening dat het telkens verlengen van een besluit- en vertrekmoratorium een langdurige onzekere en uitzichtloze situatie voor asielzoekers oplevert? Zo ja, hoe lang kan er sprake zijn van een moratorium voordat recht op asiel voor bepaalde tijd ontstaat? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit deel ik niet. Een besluit- en vertrekmoratorium wordt ingesteld om duidelijkheid te krijgen over de situatie in het land van herkomst. Het is juist in het belang van de asielzoeker dat alle informatie over zijn land van herkomst beschikbaar is. Tijdens de periode van het besluit- en vertrekmoratorium, maximaal een jaar, doet het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderzoek naar bijvoorbeeld de veiligheidssituatie. Dat leidt tot een ambtsbericht dat gebruikt wordt om te bezien of ander beleid nodig is.
Gedurende een besluit- en vertrekmoratorium worden voor zowel asielzoekers die nog in de procedure zitten als de asielzoeker die een afwijzing heeft ontvangen geen onomkeerbare stappen genomen. De vreemdeling houdt tijdens de periode van het besluit- en vertrekmoratorium in beginsel recht op bestaande voorzieningen.
Zoals in vraag 2 is opgenomen kan een besluit- en vertrekmoratorium worden ingesteld voor de duur van een jaar. Het verzoek van een asielzoeker zal ook na afloop van een besluit- en vertrekmoratorium altijd individueel beoordeeld worden.
Ouderen in de gevangenis |
|
Harm Brouwer (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het pleidooi van de gebroeders Anker dat zich richt op de oudere gedetineerde?1
Ja.
Hoeveel 60-plussers worden er jaarlijks veroordeeld tot een gevangenisstraf? Hoeveel 60-plussers zitten er op dit moment in detentie? Kunt u diezelfde vragen beantwoorden voor 75-plussers?
In onderstaande tabel staat het aantal 60-plussers en 75-plussers dat vanaf 2010 tot een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is veroordeeld. De leeftijd is gemeten op de datum van het eindvonnis.
Jaar vonnis
60-plus (incl. 75-plus)
75-plus
2010
338
17
2011
341
15
2012
406
10
2013
483
12
2014
524
15
2015
598
25
Van alle 60-plussers die zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf, verbleven er eind september 2016 312 in detentie (de rest had zijn detentie reeds uitgezeten of moest nog worden opgeroepen). Van deze groep waren 24 gedetineerden 75 jaar of ouder.
Deelt u de mening van de gebroeders Anker dat speciale detentieplekken, gericht op 60-plussers ontbreken in de Nederlandse gevangenissen? Zo ja, acht u de tijd rijp dat hier verandering in komt? Zo nee, waarom niet?
Er zijn in de Nederlandse gevangenissen geen speciale detentieplekken ingericht voor 60-plussers. Ik acht dit ook niet noodzakelijk. Aan iedere gedetineerde wordt zorg op maat geleverd. Dit houdt in dat iedere gedetineerde met een psychische of fysieke beperking de zorg en de voorzieningen krijgt die hij of zij nodig heeft. De zorgbehoefte van een gedetineerde staat centraal, niet de leeftijd.
In de visie die momenteel wordt ontwikkeld vanuit de toekomstverkenning «Koers en Kansen voor de sanctie-uitvoering» wordt mede aandacht besteed aan de oudere gedetineerde. De verkenning levert – zoals ik ook in mijn brief over de visie op detentie en resocialisatie (Kamerstuk 24 587, nr. 659) heb aangegeven – een ontwikkelrichting op voor de organisatie van de sanctie-uitvoering in brede zin. Voor zowel vrijheidsbenemende als vrijheidsbeperkende sancties wordt gekeken naar de manier waarop verbinding tussen straf, zorg en (lokaal) bestuur kan bijdragen aan een effectievere sanctie-uitvoering.
Kent u de speciale gevangenissen voor senioren in Duitsland en kent u de speciale vleugels voor ouderen zoals in Engeland? Bent u bereid u te laten informeren over deze speciale afdelingen voor ouderen?
Ja. Ik volg altijd met belangstelling de internationale ontwikkelingen op penitentiair gebied en laat mij ook graag informeren over andere werkwijzen dan de Nederlandse.
Als u van mening bent dat er meer beleid gemaakt moet worden, gericht op de oudere gedetineerde, wat gaat u dan doen om dit te bewerkstelligen? Bent u bereid in uw visiestuk dat begin volgend jaar naar de Kamer wordt gestuurd een hoofdstuk te wijden aan de oudere gedetineerde? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kent u voorbeelden waarbij de rechter bij het uitspreken van een vonnis rekening houdt met de hoge leeftijd van de dader? Is speciaal strafrecht voor ouderen nodig, zoals de gebroeders Anker suggereren? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De rechter kan op basis van het huidige strafrecht voldoende rekening houden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de persoonlijke situatie van de dader met inbegrip van zijn hoge leeftijd. Dat kan zowel zien op het type straf dat, of maatregel die, wordt opgelegd als op de strafmaat. Er zijn voorbeelden dat rechters dat ook daadwerkelijk doen. Ik verwijs u in dit verband naar het recent uitgebrachte rapport van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel2 en verschillende uitspraken in strafzaken3.
Ik ben, gezien alle bestaande mogelijkheden, van mening dat invoering van een speciaal strafrecht voor senioren niet van toegevoegde waarde is.
Het bericht dat Nederland in EU verband heeft gelobbyd om als unie een afzwakking van een absoluut verbod op de opsluiting van minderjarigen voor te stellen op de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 27 juni 2016 |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Nederland in EU-verband heeft gelobbyd om als unie een afzwakking van een absoluut verbod op de opsluiting van minderjarigen voor te stellen op de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 27 juni 2016?1
Ja, van het bericht is kennis genomen.
Was het een doelstelling van Nederland om de paragrafen over de detentie van kinderen in de context van Vreemdelingen & Asielbeleid af te zwakken? Zo ja, waarom en welke middelen zijn door Nederland aangewend om dit doel te bewerkstelligen?
Nee, Nederland heeft zich er tijdens de onderhandelingen steeds voor ingezet dat vreemdelingenbewaring van kinderen alleen in het uiterste geval wordt ingezet en het belang van het kind daarbij steeds wordt meegewogen.
Heeft het ontbreken van een goed functionerend Europees spreidingsplan er toe geleid dat lidstaten proberen het aantal vluchtelingen te verminderen door het nationaal beleid te verharden? En zo ja, kunt u dan ingaan op de manier waarop een verdere race tot he bottom voorkomen kan worden?
Het Europees asielbeleid is er op gericht om een gezamenlijk kader te scheppen voor de behandeling van asielzoekers en asielaanvragen. Binnen Europa behoort het Nederlandse systeem tot de systemen die procedures snel laten verlopen en zijn de voorzieningen voor asielzoekers van degelijke kwaliteit. Het kabinet verwelkomt stappen die ertoe leiden dat de Europese kaders tot meer vergelijkbare beoordeling van asielprocedures en opvangomstandigheden leiden en zogenaamd «asielshoppen» tegengaan. Tijdens het Nederlandse Voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie was dit ook een van de speerpunten. De voorstellen voor o.a. herziening van de Opvang-, Procedure- en Kwalificatierichtlijn, waarover uw Kamer op 26 augustus 2016 per BNC-fiche is geïnformeerd, zijn daartoe een stap in de goede richting.
Wat vind u van de alternatieven die in België zijn gezocht voor het vasthouden van minderjarigen, zoals in open terugkeerwoningen, waarover de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR positief was?
Nederland heeft net als België en andere Europese lidstaten alternatieven voor bewaring. Anders dan in België, waar de terugkeerwoningen alleen beschikbaar zijn als vertrek binnen een bepaalde periode plaats vindt, geldt in Nederland dat de gezinslocaties beschikbaar blijven totdat het jongste kind de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.
Deelt u de mening dat het spijtig is dat er in de huidige tekst geen harde verplichting is voor VN-lidstaten om hun beleid ten opzichte van deze kwetsbare groep te verbeteren? Zo ja, waarom voelde de regering zich dan genoodzaakt om zich in te zetten voor het afzwakken van deze tekst?
Het kabinet is van mening dat de politieke verklaring die is aangenomen tijdens de VN-Top op 19 september jl. een heldere boodschap bevat dat vreemdelingenbewaring van kinderen tot een minimum beperkt dient te worden en dat deze aan specifieke voorwaarden moet voldoen die in het belang van het kind zijn en in lijn met de rechten van het kind. De tekst biedt dus wel degelijk mogelijkheden om landen die zich niet aan deze voorwaarden houden daar stevig op aan te spreken. Voor het overige verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat de huidige formulering, waarin wordt verwezen naar het opsluiten van minderjarigen als een laatste optie (as a measure of last resort), zo vaag is dat staten hier zelf in grote mate invulling aan kunnen geven? Hoe definieert het kabinet de context waarin kinderen mogen worden opgesloten?
Nee, zoals ook in het antwoord op vraag 5 is aangegeven is het kabinet van mening dat er een heldere tekst is geformuleerd in de politieke verklaring, met strenge voorwaarden waaronder de detentie van kinderen als uiterste middel mag worden toegepast.
In het algemeen geldt dat vreemdelingenbewaring voor gezinnen met kinderen in Nederland slechts als uiterste middel wordt ingezet als andere terugkeermaatregelen niet effectief kunnen worden toegepast (artikel 59c van de huidige Vreemdelingenwet 2000, en, na aanvaarding en inwerkingtreding van het wetsvoorstel Terugkeer en Vreemdelingenbewaring, het nieuwe artikel 58, eerste lid). Daarnaast geldt dat minderjarige kinderen – alleenstaande of met hun gezin – niet in detentiecentra worden geplaatst, maar op de gesloten gezinsvoorziening in Zeist, die daarvoor speciaal is ingericht. In het wetsvoorstel is ook opgenomen dat voor kwetsbare personen, waar kinderen onder vallen, een extra toets wordt gedaan in het geval van een vrijheidsontnemende maatregel. De duur van de vrijheidsontneming mag voor gezinnen met kinderen ook niet langer dan twee weken zijn. Gemiddeld is de verblijfsduur nu zes dagen in de gesloten gezinsvoorziening.
Hoeveel kinderen werden in Nederland in 2015 gedetineerd in verband met hun verblijfsstatus? Hoeveel waren dat er in 2016? Hoeveel van hen waren amv’s?
In 2015 zijn circa 130 kinderen en in 2016 circa 80 kinderen in vreemdelingenbewaring zijn geplaatst. Zowel in 2015 als in 2016 ging het in circa 10 gevallen om alleenstaande minderjarige vreemdelingen.
Wat is nu de maximale termijn voor het vasthouden van minderjarigen? Acht u het acceptabel dat diezelfde termijn aan minderjarigen meerdere keren wordt opgelegd? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom?
De maximale termijn waarop gezinnen met kinderen in vreemdelingenbewaring kunnen worden gehouden is twee weken. Hoewel het weinig voorkomt, kan het zijn dat een gezin vaker in bewaring wordt gesteld omdat voor wat voor reden dan ook het vertrek niet plaatsvindt. Wanneer er zich een andere mogelijkheid voor vertrek voordoet, is het in het uiterste geval mogelijk dat het gezin wederom in vreemdelingenbewaring wordt geplaatst wanneer er risico’s zijn dat het gezin zich onttrekt aan het toezicht voorafgaand aan de uitzetting. Helaas is dit soms noodzakelijk om uitvoering te geven aan de juridische gevolgen van het feit dat het gezin niet in Nederland mag blijven.
Hoe bent u van plan ervoor te zorgen dat minderjarigen niet meer vastgezet worden in Nederland? Op wat voor termijn kan de Kamer verwachten dat deze praktijk, die schadelijk is voor kinderen, in Nederland niet meer voorkomt?
Zoals uw Kamer bekend heb ik van september 2013 tot en met mei 2014 gezinnen met kinderen niet in bewaring gezet. Helaas leidde dat ertoe dat gezinnen met kinderen zich aan het toezicht onttrokken en onderdoken. Dat vond ik mede vanuit het belang van het kind een onwenselijke praktijk. Daarom is de gesloten gezinsvoorziening in Zeist gebouwd. Dat is een nieuwe vorm van bewaring waarbij het gezin zoveel mogelijk samen kan zijn en waar veel minder een detentie- beleving aanwezig is. Deze vorm van bewaring is een uiterst middel waar gezinnen maximaal twee weken kunnen verblijven in afwachting van hun vertrek.
De plannen om burgers met satellieten vanuit de ruimte te gaan bespieden |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat beoogt u met de marktconsultatie waarin u bedrijven oproept om met mogelijkheden voor de inzet van satellieten bij opsporing te komen?1
Allereerst merk ik op dat innovatie essentieel is voor het veranderproces waarin het Ministerie van Veiligheid en Justitie zich bevindt. Alleen wie zich snel weet aan te passen in een steeds veranderende wereld, blijft voorop lopen. Dat vraagt om meer flexibiliteit en aanpassingsvermogen. Daarom heeft het ministerie een Innovatieteam dat deze veranderingen aanjaagt, en worden nieuwe technologieën geïnventariseerd waarmee we ons werk sneller, slimmer en mogelijk goedkoper kunnen uitvoeren.
Het bevorderen van innovaties op het terrein van Veiligheid en Justitie heeft ook een economisch belang aangezien bedrijven en kennisinstellingen actief worden betrokken in onderzoekstrajecten die op termijn kunnen gaan leiden tot nieuwe producten en diensten. Zo is recentelijk een «small business innovation research project» afgerond waarin een aantal bedrijven innovatieve methoden heeft ontwikkeld om (kleine, commercieel verkrijgbare) drones te detecteren en tegen te houden.
De marktconsultatie waar de voorliggende vragen over gaan past in het streven om innovaties te bevorderen in samenwerking met het bedrijfsleven, en maakt onderdeel van het innovatieprogramma Satelliettoepassingen voor Veiligheid en Justitie.
De consultatie houdt in dat vraagstukken uit de eigen uitvoeringspraktijk aan marktpartijen worden voorgelegd. Het doel is om de markt uit te dagen om nieuwe oplossingen aan te dragen voor uitdagingen waarvoor Veiligheid en Justitie wordt gesteld.
De doelen waarvoor dit gedaan wordt, variëren van natuurbrandonderzoek, rook- en gaswolkdetectie, tot de herkomstbepaling van vreemdelingen, het bewaken van vitale objecten, en opsporing.
Betreft de marktconsultatie een verkenning van de mogelijkheden of betreft het reeds een voorgenomen aanbesteding? Indien het een voorgenomen aanbesteding betreft, heeft u reeds technici geraadpleegd over de haalbaarheid van uw voornemen en bent u voornemens om satelliettoepassing eerst aan de Kamer voor te leggen?
Zoals in het antwoord op vraag 1 is opgemerkt, is deze marktconsultatie oriënterend van aard, gericht op de verdere aanscherping van de eigen informatiebehoefte en een verkenning van de mogelijkheden. Er bestaat thans geen voornemen om een aanbesteding in gang te zetten. Overigens zijn relevante kennisinstellingen zoals TNO, het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) en het Nederlandse ruimtevaartagentschap Netherlands Space Office nauw betrokken.
Is dit de enige marktconsulatie die u heeft uitstaan of zijn er meer marktconsultaties uitgezet dan wel voorgenomen die beogen bepaalde technologie beschikbaar te maken voor opsporingsdoeleinden?
Binnen de scope van het innovatieprogramma Satelliettoepassingen voor Veiligheid en Justitie betreft dit de enige marktconsultatie en bestaan er thans geen voornemens voor volgende marktconsultaties. Hierbij teken ik aan dat deze marktconsultatie zich op het brede pallet van taken van Veiligheid en Justitie richt en niet alleen op opsporing. Ministeriebreed wordt de markt vaker en op verschillende manieren geconsulteerd.
Betreft uw voornemen om satellieten te gebruiken alleen opsporingsdoeleinden of zijn er meer doeleinden die door u dan wel andere delen van de rijksoverheid hiermee worden beoogd?
Zie antwoord vraag 1.
Wat verstaat u onder «grootschalig grondverzet» zoals verwoord in de marktconsultatie?
Grootschalig grondverzet gaat over omvangrijke veranderingen aan het aardoppervlak. Het waarnemen daarvan is relevant voor toezicht op en bestrijding van criminaliteit met verwerking van grote hoeveelheden vervuilde of gevaarlijke materialen, afval en grondstoffen. In de praktijk zou dit kunnen betekenen dat satellieten worden ingezet om grote veranderingen aan het oppervlak waar te nemen bij grote infrastructurele werken, bodemsaneringen of opslag bij grondbanken.
Wat wordt bedoeld met herkomstbepaling van vreemdelingen via aardobservatie?
Kaartmateriaal gebaseerd op satellietgegevens wordt nu reeds gebruikt voor het verifiëren van informatie die vreemdelingen geven over het gebied waar zij zeggen vandaan te komen. Als zij bijvoorbeeld verklaren uit een bepaald dorp te komen, kan met kaartmateriaal bezien worden of dat dorp in globale zin aan de beschrijving voldoet.
Op dit vlak wordt geprobeerd nog betere informatie via satellietdata te verkrijgen. De toepassing ziet met nadruk niet op het volgen van de vreemdeling zelf.
Onder welke voorwaarden meent u dat sprake kan zijn van het markeren en volgen van bewegende objecten en subjecten door satellieten?
De voorwaarden liggen zowel op technisch als op juridisch vlak. Met de huidige techniek is het nog niet mogelijk om bewegende objecten en subjecten te markeren en te volgen zoals beoogd. De fase van onderzoek is dermate prematuur dat de voorwaarden nog niet gedefinieerd zijn.
Welke regels acht u van toepassing op de toepassing van satellieten bij opsporing?
Wat betreft het gebruiken van satellietbeelden voor de opsporing gelden de gebruikelijke regels, zoals verwoord in met name de Politiewet 2012 en het Wetboek van Strafvordering.
De stand van de techniek is zodanig dat het herkennen en/of volgen van individuele personen niet aan de orde is. Voor zover er in de toekomst sprake zou kunnen zijn van stelselmatig observeren zullen de regels uit het Wetboek van Strafvordering gevolgd worden.
Satellietbeelden zijn op dit moment voor de opsporing vooral bruikbaar om (na tijdverloop) verschillen in het aardoppervlak waar te nemen. Dit zijn dus incidentele toepassingen, hetgeen in beginsel is toegestaan. Onderzocht wordt of satellieten beter gebruikt kunnen worden om voorwerpen of materialen te identificeren, variërend van een begraven lichaam of verborgen explosief (kleinschalig) tot grote veranderingen bij bijvoorbeeld gedumpt materiaal (grootschalig).
Hoe verhoudt satellietobservatie zich tot bestaande bevoegdheden en regelgeving voor politie en justitie om beelden te gebruiken voor opsporing en vervolging?
Zie antwoord vraag 8.
Door welke diensten zou de satelliettoepassing in uw voornemen mogen worden gebruikt?
Er is nog geen sprake van specifieke satelliettoepassingen: het is nog onbekend of en zo ja welke toepassingen door de marktconsultatie worden opgeleverd, en welke organisaties daarvan gebruik kunnen en willen maken. Het verstrekken van data, meer in het bijzonder aan de FIOD, is nu dus niet aan de orde.
Is het waar dat u overweegt om data verzameld door satellieten ook aan de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) te geven? Zo ja, op basis van welke wettelijke grondslag? Met welke diensten overweegt u deze informatie nog meer te delen?
Zie antwoord vraag 10.
Welke toegevoegde waarde verwacht u van satellietobservatie naast de bestaande en andere door u voorgenomen mogelijkheden om via gps, stealth sms, hacking, anpr, drones, bewaarplicht telecomgegevens, camerabeelden enzovoorts, criminelen op te sporen?
Het innovatieprogramma rond satelliettechnologie is voor een belangrijk deel gericht op toepassingen die geen relatie hebben met opsporing van strafbare feiten. Het betreft bijvoorbeeld de al genoemde rook- en gaswolkdetectie en de herkomstbepaling van vreemdelingen. Satellietobservatie biedt hier mogelijkheden om informatie te verkrijgen die vanaf de grond simpelweg niet beschikbaar is, maar wel heel relevant is voor onderzoek.
Of en zo ja in welke mate satelliettoepassingen toegevoegde waarde kunnen hebben voor het ministerie moet blijken uit de marktconsultatie.
Voor zover er wel direct of indirect een relatie is met het opsporen van strafbare feiten hangt de toegevoegde waarde af van het soort toepassingen en de omstandigheden van de specifieke zaak. Opsporen is in bijna alle gevallen een kwestie van het inzetten van een combinatie van verschillende middelen, waarbij de keuze van het middel altijd afhangt van onder meer de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer.
Wanneer de inzet van satellietinformatie in het specifieke geval een meer dan noodzakelijke inbreuk betekent zal een ander middel moeten worden gekozen. Ik benadruk hierbij wat ik hierboven in het antwoord op vraag 8 en 9 reeds heb gezegd over de stand van de techniek en het toepassen van de bestaande regels voor opsporing.
In hoeverre meent u dat satellietobservatie vergelijkbaar met dan wel verschillend is van cameratoezicht zoals dat reeds in het openbare domein plaatsvindt?
De stand van de techniek is zodanig dat het herkennen en/of volgen van individuele personen niet aan de orde is. Satellieten kunnen bovendien niet doorlopend een bepaalde plek observeren. Daarnaast is er bij cameratoezicht een verplichting om de aanwezigheid van camera’s op duidelijke wijze kenbaar te maken aan de personen die het gebied betreden. De inzet van satellieten voor toezicht zoals dat op het openbare domein met camera’s gebeurt, acht ik dan ook
niet aan de orde.
Ziet u bij de toepassing van satelliettechniek enige parallellen met de inzet van drones door justitie, waarvoor toereikende regelgeving bleek te ontbreken, wat de toepassing ervan bemoeilijkte? Indien ja, hoe meent u dat ditmaal te ondervangen?
De inzet van drones en satellieten kunnen onder omstandigheden complementair zijn aan elkaar. In het algemeen kan ik niet zeggen wanneer dat het geval is, dat hangt van veel factoren af, zoals de vlieghoogte die nodig is en de omvang van het aardoppervlak waarover informatie nodig is.
Bij de aanpassing van de regelgeving rond drones is een belangrijk aspect het veilig integreren van drones in het luchtruim. Dat is bij satellieten niet aan de orde. Voor het overige verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 8 en 9.
Wat zijn de kosten van het daadwerkelijk ontwikkelen van satelliettoepassingen voor opsporingsdoeleinden?
De kosten van eventuele toepassingen die uit de marktconsultatie komen, zijn nog niet bekend.
Zijn er andere landen die al gebruik maken van satelliettechnologie voor opsporingsdoeleinden en herkomstbepaling van vreemdelingen via aardobservatie? Zo ja, welke landen en met welke wettelijke grondslag en met welk resultaat?
In algemene zin is het bestaan van satellieten en het doen van aardobservaties niet nieuw en is het (inter-)nationaal geaccepteerde praktijk. Daarbij geldt dat de lidstaat die verantwoordelijk is voor de satelliet, veelal vele jaren voordat een satelliet gelanceerd wordt, via de algemene internationale procedure van de International Telecommunications Union (ITU) frequentierechten en een ruimtebaanpositie dient te verwerven om toegang te krijgen tot de ruimte. De eerste aardobservatie satellieten dateren al van de jaren zestig, waarvan beeldmateriaal beschikbaar is. Er zijn enkele voorbeelden bekend van toepassingen door andere landen ten behoeve van opsporing. Dit betreft casuïstische informatie, er is geen structureel vergelijkend onderzoek beschikbaar. Door het verbeteren van de technische mogelijkheden is de verwachting dat satellieten internationaal vaker ingezet zullen gaan worden voor diverse toepassingen, waaronder opsporing.
Voor wat betreft de herkomstbepaling van vreemdelingen is bij het kabinet geen land bekend dat een systeem hanteert waarin satellietgegevens structureel worden gebruikt.
In hoeverre is het technisch haalbaar om satelliettechnologie te gebruiken voor opsporingsdoeleinden en herkomstbepaling van vreemdelingen via aardobservatie?
Wat betreft de herkomstbepaling van vreemdelingen verwijs ik naar het antwoord op vraag 6. Wat betreft de opsporing verwijs ik naar mijn eerdere antwoorden over de stand van de techniek bij vraag 8, 9 en 13. In aanvulling daarop kan ik zeggen dat, daar waar de opsporing zich richt op kleinschalige veranderingen in het aardoppervlak, zoals bij een begraven lichaam of ondergronds drugslab, de technische haalbaarheid op dit moment als klein wordt ingeschat. Daar waar de te observeren veranderingen aan het aardoppervlak groter zijn, zijn de technische mogelijkheden ook groter. Dit is een belangrijke reden waarom «grootschalig» grondverzet wel is geselecteerd voor de marktconsultatie en «kleinschalig» niet.
Betekent uw voornemen dat u eigen nieuwe satellieten in een baan om de aarde wilt brengen? Of beoogt u daarvoor bestaande satellieten te kunnen gebruiken?
Er is op dit moment geen voornemen om eigen satellieten in een baan om de aarde te brengen. Gekeken wordt naar de mogelijkheden die bestaande satellieten te bieden hebben, waaronder de huidige data die ter beschikking staan in het Satellietdataportaal van het Netherlands Space office.
Wat heeft de toepassing van satelliettechniek voor opsporingsdoeleinden te maken met de bewustwordingscampagne Alert Online over Cybercriminaliteit en -preventie waarnaar in de marktconsultatie wordt verwezen onder het kopje «instructies voor bieder»? Is in de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor 2017 onder deze of andere noemer budget gereserveerd voor het ontwikkelen van satelliettoepassing?
De (marktconsultatie betreffende) bewustwordingscampagne Alert Online over Cybercriminaliteit en -preventie staat geheel los van de marktconsultatie over satelliettoepassingen. De betreffende tekst betrof een eerdere marktconsultatie, waarvan de template is gebruikt om de consultatie over satelliettoepassingen op te zetten. Abusievelijk blijkt een deel van de tekst van die consultatie nog onderaan te staan op een deel van de webpagina welke men bij het openen niet direct ziet.
Het bericht dat Brussel haast heeft om visumvrij reizen voor Turken mogelijk te maken |
|
Harm Beertema (PVV), Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «EU heeft ineens haast met visumvrij reizen voor Turken»?1
Hoe beoordeelt u het optreden van de Europese Unie (EU) om visumvrij reizen voor Turken «zo snel mogelijk» te regelen, terwijl niet aan de daartoe gestelde voorwaarden wordt voldaan?
Volgens het derde voortgangsrapport van de Commissie over de implementatie van de EU-Turkije Verklaring van 18 maart jl. (zie Kamerstuk 32 317, nr. 441 d.d. 5 oktober 2016) heeft de Commissie veelvuldig met Turkije overlegd over de openstaande zeven benchmarks. Hoewel deze gesprekken constructief zijn verlopen, rapporteert de Commissie dat Turkije nog niet aan deze openstaande benchmarks voldoet. Nederland verwelkomt dat Turkije blijft werken aan het vervullen van de openstaande criteria. Pas wanneer geconstateerd wordt dat is voldaan aan alle criteria zal sprake zijn van volledige visumvrijstelling, zoals bij herhaling aangegeven. Het kabinet hecht in dit verband ook aan de herziening van het opschortingsmechanisme visumvrijstelling, waarover thans tussen de Raad en het Europees parlement wordt onderhandeld. Dit standpunt wordt binnen de EU breed gedeeld.
Afschaffing van de visumplicht brengt niet met zich mee dat Turkse burgers niet langer aan de voorwaarden voor verblijf op het Schengengrondgebied hoeven te voldoen. Bij grensoverschrijding moet nog steeds worden aangetoond dat men aan de voorwaarden voldoet die het Schengen Acquis stelt aan kort verblijf. Alleen als dat het geval is, kan men naar Nederland komen voor een periode van 90 dagen. Voor een verblijf van meer dan 90 dagen – een nationale competentie – blijft het reguliere toelatingsbeleid van kracht en zullen Turkse onderdanen ook moeten voldoen aan de vereisten voor een reguliere verblijfsvergunning.
Bent u bereid om een stokje te steken voor het idiote plan om het voor 75 miljoen Turken erg makkelijk te maken om naar Nederland te komen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u tevens bereid om u tegen de Turkije-deal te verzetten, waar visumvrij reizen deel van uitmaakt, en waarvan is vastgesteld dat die overbodig is omdat de afname van migranten niet door die deal komt maar door het sluiten van de Balkanroute?2
Zoals uw Kamer bekend is (zie bijvoorbeeld de terugblik op het EU-voorzitterschap3 en de geannoteerde agenda van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 13–14 oktober 20164), constateert het kabinet dat de EU-Turkije verklaring heeft bijgedragen aan een significante daling van de ongecontroleerde instroom vanuit Turkije naar de Griekse eilanden en daarmee ook het aantal verdrinkingen in de Egeïsche Zee. Daarnaast wordt als onderdeel van de EU-Turkije Verklaring vanuit de Faciliteit voor Vluchtelingen in Turkije steun geboden aan (Syrische) vluchtelingen om hun opvang in Turkije te verbeteren. Zonder de EU-Turkije Verklaring was de toestroom naar en de druk op de Griekse eilanden ongetwijfeld groter geweest en was het ook niet mogelijk om de Westelijke Balkanroute gesloten te houden.
Deelt u de mening dat een spoedig vertrek uit de EU vereist is zodat Nederland weer baas is over eigen land, eigen grenzen en dus ook geen last meer heeft van EU-plannen om een Turkse invasie mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet?
Nee. Kortheidshalve verwijs ik naar mijn brief van 9 september 2016 (Kamerstuk 21501–20 nr. 1143) over de Nederlandse inzet tijdens de informele bijeenkomst van Europese regeringsleiders en staatshoofden in Bratislava.
Het niet inzetten van registertolken bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Nationale Politie |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u een reactie geven op de Argos-uitzending van 24 september 2016, getiteld «Overheid leeft tolkenwet niet na»?
Er bestaat een officieel tolkenregister, het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv), waar tolken die aan specifieke opleidings- en integriteitseisenvoldoen zijn ingeschreven. In beginsel dienen in de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) genoemde organisaties tolken uit dit register in te zetten. In bepaalde gevallen is er een mogelijkheid gebruik te maken van niet-beëdigde tolken. In deze mogelijkheid is voorzien in de Wbtv.
De uitspraak dat de overheid de tolkenwet niet na zou leven is te algemeen geformuleerd. Ik verwijs in dit verband naar mijn antwoord op de vragen 2 en 3. De rechter ziet toe op het juist naleven van deze wet door de verschillende overheidsinstanties.
Waarom heeft de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) slechts een beperkt deel van de bij het Bureau Wet beëdigde tolken en vertalers ingeschreven (Bureau Wbtv) tolken in haar eigen bestanden opgenomen?
Een tolk is een zelfstandig ondernemer die zelf zijn afnemers en diensten kiest. Er zijn tolken die ervoor kiezen om niet voor de IND te werken vanwege de reisafstand of omdat het om kort durende opdrachten gaat. Dit heeft als gevolg dat niet alle registertolken (tijdig) beschikbaar zijn voor tolkdiensten bij de IND of zelfs in het geheel geen diensten wensen te verrichten voor de IND.
Hoe vaak wordt een asielprocedure bemoeilijkt door inzet van een niet-beëdigd tolk en leidt dit tot een andere uitspraak dan gerechtvaardigd is?
De asielprocedure wordt niet bemoeilijkt door de inzet van niet-beëdigde tolken.
Een niet-registertolk kan om uiteenlopende redenen niet ingeschreven zijn in het Rbtv. In diverse talen zijn geen taal-/tolkopleidingen of toetsen, waardoor de tolk zijn beheersing van de (vreemde) taal op C1 niveau niet kan aantonen. Dit is een voorwaarde om ingeschreven te worden als registertolk in het Rbtv. Ook als een tolk niet beëdigd is, zal hij aan kwaliteits- en integriteitseisen moeten voldoen om door de IND te worden ingezet. Deze eisen zijn neergelegd in het IND-protocol voor tolken. De mogelijkheid om in bepaalde gevallen gebruik te maken van niet-beëdigde tolken is voorzien in de Wbtv.
Verder zijn er in de asielprocedure voldoende maatregelen om de juistheid van de vertalingen te waarborgen, zoals de mogelijkheid voor de vreemdeling om correcties en aanvullingen op rapporten van gehoor aan te brengen en de mogelijkheid een klacht over een tolk in te dienen.
Hoe vaak komt de zogeheten vijf-minutendienst voor, waarbij een door agenten met een onbeëdigd tolk afgenomen verhoor wordt voorzien van het benodigde Wbtv-nummer van een beëdigd tolk zonder dat deze het verhoor heeft bijgewoond?
Het is niet de bedoeling dat een verhoor wordt voorzien van het benodigde Wbtv-nummer van een beëdigd tolk zonder dat deze bij het verhoor aanwezig is. Een tolk heeft bij de politie onlangs gemeld dat hij niet altijd het gehele gesprek bijwoont. De politie onderzoekt deze melding in samenwerking met het bureau dat de tolkdiensten levert en neemt, indien noodzakelijk, passende maatregelen. Naast deze melding zijn er geen gevallen bekend waarin dit gebeurd is.
Aanvullend is het nog van belang te wijzen op het feit dat de term «vijf-minutendiensten» in de tolkenwetgeving niet bestaat. Wel is het zo dat er tolkdiensten zijn die naar hun aard een beperkte tijdsduur hebben, bijvoorbeeld:
Hoe oordeelt u over de kwaliteit van dergelijke verhoren en mag een dergelijk verhoor worden gebruikt als bewijsmateriaal in een asiel- of strafzaak als bekend is dat het verhoor niet is afgenomen door een beëdigd tolk?
Uit het enkele feit dat een tolk niet is beëdigd, kunnen geen algemene conclusies over de kwaliteit van diens werkzaamheden worden afgeleid. Of een dergelijk verhoor bruikbaar is in een gerechtelijke procedure, wordt van geval tot geval door de rechter beoordeeld.
Hoe vaak werd sinds de invoering van de Wbtv een zaak nietig verklaard vanwege het ontbreken van een motivering bij het niet inzetten van een beëdigd tolk? In hoeveel gevallen ging het hier om asielprocedures en strafzaken?
Beantwoording van deze vraag is complex omdat er geen centrale administratie wordt bijgehouden waaruit deze cijfers te genereren zijn. Een overzicht op het detailniveau zoals gevraagd, zou een uitgebreid jurisprudentieonderzoek vergen en dat is binnen het tijdsbestek voor de beantwoording van deze Kamervragen niet te geven. In het algemeen kan gesteld worden dat als een rechter oordeelt dat niet of onvoldoende is gemotiveerd dat geen registertolk is ingezet, dit tot verschillende uitkomsten kan leiden. Zo kan in het vreemdelingenrecht de rechter het besluit vernietigen, maar de rechtsgevolgen in stand laten, omdat in beroep alsnog voldoende was gemotiveerd waarom er geen registertolk was ingezet. Ook kan de rechter het beroep gegrond verklaren met als gevolg dat er een nieuw besluit moet worden genomen. In dat geval kan het zijn dat er alsnog een registertolk moet worden ingezet, dan wel dat in een nieuw besluit gemotiveerd moet worden waarom het inzetten van een niet registertolk gerechtvaardigd was. Ook kan het zijn dat de discussie omtrent het inzetten van een registertolk in de vervolgprocedure niet langer relevant was. In het strafrecht kan de rechter tot het oordeel komen dat alsnog een registertolk dient te worden ingezet bij het verhoor of dat de verklaring afgelegd zonder inschakeling van een beëdigd tolk niet als bewijsmiddel kan worden gebruikt, indien de juistheid van die vertaling wordt betwist.
In welk deel van de zaken waarbij behoefte is aan een beëdigd tolk wordt door de rechter gecontroleerd of de aanwezige tolk geregistreerd is bij het Bureau Wbtv?
In alle strafzaken en in vreemdelingenzaken waar de rechtbank zelf de tolk oproept, zal de rechter voorafgaand aan de inzet van deze tolk uiterlijk ter terechtzitting moeten controleren of een tolk is beëdigd in de zin van de Wbtv.
Hoe wordt gecontroleerd of dit gebruik afdoende is gemotiveerd door de rechter, hoe vaak blijkt dit niet het geval te zijn en op welke wijze worden rechters hierop gewezen?
De rechter moet een eventuele afwijking van de afnameplicht uit het register motiveren. Deze motivering wordt in beginsel opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting. Op deze manier is ook in hoger beroep of cassatie toetsbaar of aan de voorwaarden van de Wbtv is voldaan.
Bent u bekend met het Meldpunt Afnameplicht Wbtv en de op 26 september 2016 verstuurde nieuwsbrief van de Raad voor de Rechtspraak waarin abonnees hierop worden geattendeerd?1
Ja.
Sinds wanneer bestaat dit meldpunt, hoe is dit bekend gemaakt onder tolken, vertalers en andere betrokkenen bij de Wbtv en hoeveel meldingen zijn hierop binnengekomen?
Het Meldpunt Afnameplicht Wbtv bestaat sinds begin maart 2016. Middels een formulier op de website van Bureau Wbtv, de beheerder van het Register voor beëdigde tolken en vertalers, kan bij het Bureau Wbtv melding gemaakt worden van het niet naleven van de afnameplicht. Dit meldpunt is via social media (Twitter) onder de aandacht gebracht. Op 26 september 2016 is het meldpunt ook via de nieuwsbrief onder de aandacht gebracht. Tevens wordt tijdens informatiebijeenkomsten en presentaties, gegeven door medewerkers van Bureau Wbtv, altijd gewezen op het bestaan van dit meldpunt. Er is tot op heden één melding gedaan via het betreffende formulier. Deze was echter te algemeen geformuleerd om iets te kunnen ondernemen en een verzoek van het Bureau Wbtv om nadere informatie is door de melder niet meer beantwoord.
Volgt volgens u uit het in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens neergelegde recht op een eerlijk proces dat de rechter dient te controleren dat een verdachte diens vragen kan verstaan en zich verstaanbaar kan maken?
Op grond van artikel 6, derde lid, onder e van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens heeft de verdachte het recht zich kosteloos te doen bijstaan door een tolk, indien hij de taal die ter terechtzitting wordt gebezigd niet verstaat of niet spreekt. De rechter ziet er altijd op toe dat een proces eerlijk verloopt en daartoe behoort dat een verdachte vragen moet kunnen verstaan en zich verstaanbaar moet kunnen maken. Als dat niet of onvoldoende het geval is zal de rechter een tolk inschakelen.
Bent u bereid met de Raad voor de Rechtspraak te spreken over strengere controle van de inzet van bij Bureau Wbtv geregistreerde tolken bij rechtszaken?
Ik zal het aspect van het verplichte gebruik van geregistreerde tolken en het vastleggen van een afwijkend gebruik bij de Raad voor de Rechtspraak onder de aandacht brengen. Overigens zijn de rechters hierover dit jaar al eerder vanuit de Raad geïnformeerd. Dit is gebeurd via de relevante landelijke gremia voor strafrecht en bestuursrecht, onder meer door de verspreiding van de begin 2016 gepubliceerde best practice vertolking en vertaling strafrechtspraak, waarin ook expliciet is gewezen op de afnameplicht uit het register. Zie: https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/20160129-Best-practice-vertolking-en-vertaling-strafrechtspraak.pdf#search=best%20practice
Het bericht dat de Hongaarse regering vluchtelingen mishandelt en hen maandenlang zonder redenen opsluit |
|
Attje Kuiken (PvdA), Marit Maij (PvdA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Hongarije mishandelt vluchtelingen»?1
Ja.
In welke mate klopt de conclusie van Amnesty International dat Hongarije stelselmatig vluchtelingen mishandelt, waarbij mensen soms worden geslagen, geschopt en opgesloten? Wat is uw reactie op deze op onderzoek gebaseerde conclusie?
Het kabinet vindt deze berichten zorgelijk, juist waar het gaat om mensen die een veilig heenkomen zoeken. Zoals u bekend meent het kabinet voorts dat de Hongaarse autoriteiten met de organisatie van het plaatsgevonden referendum en voorgenomen grondwetswijziging fundamentele Europese waarden ten aanzien van het opvangen van vluchtelingen en het bieden van bescherming op de helling zet.
Het kabinetsstandpunt dat de behandeling van vluchtelingen in lijn moet zijn met Europese verdragen en afspraken, waaronder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Europese acquis, evenals internationaal vluchtelingenrecht, blijft onveranderd. Dit hoort bij de normen en waarden die wij in Europa met elkaar delen en die Hongarije door toe te treden tot de EU ook heeft aanvaard. De Commissie is als hoedster van de verdragen verantwoordelijk voor het toezicht op naleving van Europese verplichtingen.
Ook voor Hongarije geldt dat hier geen uitzonderingen op mogelijk zijn en dat Hongarije zich moet houden aan zijn internationale verplichtingen. Dit heeft Minister Koenders van Buitenlandse Zaken nadrukkelijk ook besproken met de Hongaarse Minister van Buitenlandse Zaken Szijjártó tijdens zijn bezoek aan Boedapest op 4 oktober. Hij heeft hem opgeroepen om Europese en internationale afspraken na te leven.
Bent u bereid alle feiten hieromtrent zo snel mogelijk te verifiëren en naar de Kamer te sturen?
De Europese Commissie ziet als hoedster van de Europese verdragen toe op de naleving van hetgeen daarin is bepaald. De ontwikkelingen en omstandigheden in Hongarije worden nauwgezet gevolgd. De Europese Commissie is in december vorig jaar een infractieprocedure tegen Hongarije begonnen, waarbinnen is geconcludeerd dat een aantal elementen van de aangepaste asiel- en strafwetten onverenigbaar is met EU-wetgeving. De procedure loopt nog en een uitspraak van het Hof van Justitie wordt in september 2017 verwacht.
Deelt u de mening dat het mishandelen en illegaal opsluiten van vluchtelingen en immigranten door een Europese lidstaat een schande is voor de Europese Unie en in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens? Zo ja, op welke wijze brengt u zo snel mogelijk de boodschap namens de Nederlandse regering over aan Hongarije dat dit onacceptabel is?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze gaat u in Europees verband waarborgen dat dit soort misstanden met vluchtelingen in de EU zo snel mogelijk worden gestopt en in de toekomst niet meer zullen voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze worden deze misstanden door de EU zelf onderzocht en worden tegen Hongarije zo nodig maatregelen getroffen?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke termijn geeft u, mogelijk in samenwerking met de EU, een appreciatie van het gehele rapport van Amnesty over de situatie voor vluchtelingen in Hongarije?2
Er is in beantwoording van bovenstaande vragen reeds een appreciatie gegeven.
De uitlevering van verdachten aan Rwanda |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Linda Voortman (GL), Joël Voordewind (CU), Jeroen Recourt (PvdA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Is het waar dat Nederland medewerking verleent aan de uitlevering van twee verdachten van (indirecte) betrokkenheid bij de genocide aan Rwanda nu er geen juridisch beroep tegen de uitlevering meer openstaat?1
Ja.
Wat is uw reactie op de deskundige adviezen van mr. M.R. Witteveen, die als expert door het Ministerie van Buitenlandse Zaken uitgezonden is geweest als adviseur voor de Rwandese autoriteiten en die onlangs heeft opgetreden als expert getuige te Londen in een vergelijkbare uitleveringszaak, die stelt dat Rwandese verdachten in Rwanda geen kans hebben op een eerlijk proces omdat er geen sprake is van adequate verdediging die voldoet aan de meest elementaire internationale standaarden?2
De verzoeken tot uitlevering zijn getoetst door de rechtbank en Hoge Raad alvorens is besloten de uitlevering toe te staan. In het kort geding dat daarop volgde zijn de rapporten van de heer mr. M.R. Witteveen uitvoerig aan de orde gekomen, zowel bij de voorzieningenrechter als in hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag. De voorzieningenrechter in eerste aanleg concludeerde mede op basis van het advies van dhr. Witteveen dat uitlevering naar Rwanda een schending van artikel 6 EVRM zou opleveren, wegens – kort gezegd – gebrek aan capabele rechtsbijstand. Tegen deze uitspraak heeft de Staat hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof oordeelde in hoger beroep dat van schending van het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM) geen sprake is. Het gerechtshof heeft de uitspraak van de voorzieningenrechter vernietigd, waardoor de beslissing om de opgeëiste personen uit te leveren doorgang kan vinden. De uitspraak van het gerechtshof is inmiddels onherroepelijk.
Het gerechtshof is, in tegenstelling tot de heer Witteveen, van oordeel dat er geen goede grond is voor de vrees dat de opgeëiste personen in Rwanda geen gebruik zullen kunnen maken van adequate rechtsbijstand door een advocaat. Het hof is in zijn uitspraak uitvoerig ingegaan op de verschillende zaken die de heer Witteveen onder de aandacht heeft gebracht. Zo heeft het hof de verschillende observaties die de heer Witteveen in Rwanda tijdens de zittingen, die hebben plaatsgevonden onder de Transfer Law, heeft gedaan, gewogen. De conclusie van het hof was dat uit deze observaties, die het hof op zichzelf voor juist aannam, niet valt af te leiden dat bij uitlevering van de opgeëiste personen aan Rwanda een reëel risico bestaat op een flagrante schending van 6 EVRM. Hierbij neemt het hof onder meer in ogenschouw dat de conclusies van de heer Witteveen op belangrijke punten worden weersproken door een rapport van de heer Arguin, voormalig aanklager bij het VN tribunaal voor Rwanda en bij de rechtsopvolger van het tribunaal, het MICT3. Bovendien overwoog het hof dat het advies van de heer Witteveen evenmin voor de rechters van het MICT aanleiding was om de zaak Uwinkindi, eveneens verdacht van betrokkenheid bij de genocide, over te nemen van Rwanda. Het MICT concludeerde namelijk in oktober 2015 dat de procesgang in Rwanda ten aanzien van Uwinkindi voldeed aan de eisen die gesteld worden aan een eerlijk proces. Daarnaast overweegt het hof dat er geen aanwijzingen zijn dat de opgeëiste personen in Rwanda moeten vrezen voor hun leven of een onmenselijke behandeling. Ook acht het hof onvoldoende aannemelijk dat de opgeëiste personen door de Rwandese autoriteiten als politiek tegenstander van het huidige regime worden beschouwd en daarom een politiek proces zullen krijgen. Voor de uitspraak van het gerechtshof verwijs ik u naar http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2016:1924 en http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2016:1925.
De opgeëiste personen zullen in Rwanda worden berecht volgens een speciale procedure, die meer waarborgen kent dan de normale strafzaken in Rwanda. Bovendien zal het strafproces in Rwanda na de daadwerkelijke uitlevering worden gemonitord.
Nederland staat niet alleen in het uitleveren van genocideverdachten naar Rwanda. Het VN tribunaal voor Rwanda en diens opvolger (het MICT) hebben sinds 2009 verschillende verdachten overgedragen aan Rwanda ten behoeve van berechting aldaar. De processen die het VN tribunaal voor Rwanda heeft overgedragen, worden gemonitord en beoordeeld door de rechters van het VN tribunaal voor Rwanda respectievelijk het MICT. Tot op heden is geen schending van het recht op een eerlijk proces geconstateerd. Ook het EHRM heeft in 2011 geoordeeld dat de beslissing van Zweden om uitlevering van een genocideverdachte naar Rwanda toe te staan niet in strijd was met het EVRM. Denemarken en Noorwegen hebben reeds verdachten van genocide uitgeleverd aan Rwanda. Canada en de Verenigde Staten hebben door Rwanda gezochte personen uitgezet naar Rwanda.
Hoe verhoudt de voorgenomen uitlevering zich tot de constatering in het ambtsbericht dat verschillende bronnen suggereren dat de rechtspraak slechts «in theorie onafhankelijk» is terwijl er sprake is van «politieke invloed op processen waarbij militairen, leden van de politieke oppositie of vermogende zakenlieden zijn betrokken»?3
In elke uitleveringsprocedure wordt getoetst of het betrokken individu een reëel risico loopt op schending van (onder meer) het recht op een eerlijk proces, waaronder het risico op een politiek proces. In onderhavige zaak heeft het gerechtshof geconcludeerd dat uitlevering uitsluitend is toegestaan voor de berechting van genocide, niet van enig politiek delict. Het gerechtshof is er niet van overtuigd dat de opgeëiste personen door Rwanda worden gezien als politiek tegenstander van het regime. Het gerechtshof heeft derhalve geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat de opgeëiste personen risico lopen op een politiek proces.
Bent u op basis van het voorgaande ook van mening dat het in ieders belang is en daarom verre de voorkeur verdient als van genocide verdachte personen in Nederland worden berecht, waar de onafhankelijke waarheidsvinding is gegarandeerd en de kennis en ervaring voorhanden is en dat dat belang veel zwaarder weegt dan dat de feiten worden berecht daar waar ze gepleegd zijn?
Nu het gerechtshof heeft geoordeeld dat uitlevering naar Rwanda plaats kan vinden, verdient het de voorkeur dat de opgeëiste personen in Rwanda worden berecht. Uitgangspunt bij ernstige misdrijven blijft dat de vervolging en berechting zoveel mogelijk plaatsvindt in het land waar zij zijn gepleegd. Daar is de rechtsorde het meest geschokt, het bewijs bevindt zich daar, men kent de taal en cultuur en slachtoffers, nabestaanden, getuigen en landgenoten kunnen met eigen ogen zien dat en hoe er recht wordt gedaan. Artikel VI en VII van het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide geven duidelijk het belang weer van de berechting in het land waar de feiten zijn gepleegd en de daarmee samenhangende uitlevering (zie ook Kamerstuk 33 750 VI, nr. 108). Bovendien is er zeer veel kennis en ervaring op dit gebied voorhanden in Rwanda, nu tal van verdachten van genocide eerder in dat land vervolgd zijn.
Bent u bereid om uitleveringen aan Rwanda op te schorten zolang er in Rwanda geen sprake is van een eerlijke rechtsgang en/of tot de uitleveringsrechter in Londen een definitief oordeel heeft gegeven? Bent u bereid verder onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de rechtspleging in Rwanda in genocidezaken, omdat er op zijn minst gerede twijfel is over de eerlijkheid daarvan?
De uitlevering naar Rwanda is door verschillende gerechtelijke instanties getoetst. De conclusie is dat het niet aannemelijk is dat de opgeëiste personen risico lopen op inbreuken op het recht op een eerlijk proces die in de weg zouden staan aan uitlevering. Bovendien wordt het proces in Rwanda gemonitord op dit punt door een onafhankelijke NGO die dit ook doet voor de overgedragen strafzaken door het VN tribunaal voor Rwanda. Ik ben dan ook niet bereid de uitlevering op te schorten.
Het afschaffen van de logeerregeling voor statushouders |
|
Sadet Karabulut , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Hoeveel mensen hebben sinds de inwerkingtreding gebruik gemaakt van de logeerregeling en het zelfzorgarrangement?1 Kunt u dit aantal uitsplitsen naar aantallen gastgezinnen en statushouders?
Sinds de inwerkingtreding (oktober 2014) hebben 2495 vergunninghouders gebruik gemaakt van de logeerregeling. Zij logeerden bij 2047 gastgezinnen. Voor het ZZA (sinds september 2015) gaat het om respectievelijk 179 vergunninghouders en 141 gastgezinnen. Sommige vergunninghouders nemen in gezinsverband deel aan de regeling, waardoor het aantal gastgezinnen lager uitvalt dan het aantal deelnemers.
Heeft u zicht op wat voor effect het verblijf van een statushouder in een gastgezin op zijn/haar inburgering heeft? Kunt u dit toelichten door er bijvoorbeeld de slagingspercentages voor de inburgeringstoets bij te betrekken van statushouders die bij een gastgezin hebben gewoond?
Er zijn geen gegevens beschikbaar over het effect dat het verblijf van een vergunninghouder in een gastgezin heeft op zijn/haar inburgering. Specifieke slagingspercentages van de inburgeringstoets voor vergunninghouders die bij een gastgezin hebben gewoond zijn niet bekend.
Is het waar dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) stelt dat er geen nood meer is voor de opvang van statushouders terwijl er nog altijd 16.000 statushouders in COA-opvang verblijven?
Nee. In mijn brief van 29 september jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang inzake de huisvesting van vergunninghouders. De inzet is erop gericht dat vergunninghouders tijdig uitstromen naar gemeenten voor huisvesting.
Kunt u een uiteenzetting geven van de kosten en administratieve lasten die met de logeerregeling gepaard gaan?
De kostprijs voor de logeerregeling en het ZZA bedragen circa € 16.900 per persoon op jaarbasis. De wooncomponent en de medische kosten vormen het grootste aandeel in deze kosten.
Kunt u aangeven waarom de bevorderende werking voor de integratie en het hoge aantal statushouders dat in COA-opvang verblijft niet opweegt tegen de kosten en administratieve lasten die de logeerregeling met zich meebrengt?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2 zijn er geen gegevens beschikbaar over het effect dat het verblijf van een statushouder in een gastgezin heeft op zijn/haar inburgering. In mijn brief van 27 september jl. heb ik toegezegd dat ik zal bezien of het nodig en wenselijk is om de huidige logeerregeling te continueren, dan wel om deze aan te passen tot een toekomstbestendige regeling.
Deelt u de mening dat juist de afgebakende logeerperiode van drie maanden zonder inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) aantrekkelijk is voor gastgezinnen?
De vraagstelling veronderstelt ten onrechte dat het ZZA van kracht is en de logeerregeling is afgeschaft. Het ZZA is van rechtswege per 16 september jl. beëindigd; de logeerregeling staat open voor deelname.
Zoals volgt uit mijn brief van 27 september jl. is recent gebleken dat inschrijving in de BRP binnen vijf dagen moet plaatsvinden op het adres waar de vergunninghouder naar redelijke verwachting de meeste malen zal overnachten.
Het COA adviseert de vergunninghouder om zich bij deelname aan de logeerregeling direct in te schrijven op het nieuwe logeeradres en om de mogelijke financiële gevolgen van de inschrijving in de BRP te bespreken met de gastheer/gastvrouw. Deze werkwijze hanteerde het COA al bij het ZZA.
Een mogelijk financieel gevolg voor de gastheer/gastvrouw treedt op indien de gemeente van oordeel is dat er sprake is van duurzaam verblijf en daarom de kostendelersnorm toepast. Eind 2015 heeft de Staatssecretaris van SZW in een verzamelbrief richting gemeenten aangegeven dat zij in geval van tijdelijk verblijf de kostendelersnorm niet hoeven toe te passen. De gemeente beslist hierover op basis van de individuele situatie.
In mijn brief van 27 september jl. heb ik aangegeven dat ik zal bezien of het nodig en wenselijk is om de logeerregeling te continueren, dan wel om deze aan te passen tot een toekomstbestendige regeling. Hiertoe zal ik onder andere overleg voeren met een aantal organisaties voor gastgezinnen.
Verwacht u dat de gastgezinnen die nu gebruik maken van de logeerregeling gebruik zullen gaan maken van het zelfzorgarrangement? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Blijft het zelfzorgarrangement van kracht? Op welke manier is het zelfzorgarrangement aantrekkelijk voor gastgezinnen? Waarom is ervoor gekozen dit wel in stand te laten?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke manier worden gastgezinnen voorgelicht en ondersteund bij een logeerregeling en het zelfzorgarrangement?
De gastheer ontvangt een informatiebrief waarin de logeerregeling wordt toegelicht. De brief biedt informatie over de mogelijke financiële gevolgen voor de gastheer door de BRP inschrijving. De informatiebrief wordt aan de vergunninghouder meegegeven ter ondertekening door de gastheer. De ondertekening door de gastheer is noodzakelijk voor de afhandeling van de logeeraanvraag. Dezelfde werkwijze gold voor het ZZA.
Wanneer is bekend gemaakt dat de logeerregeling wordt afgeschaft en hoe is dat gecommuniceerd aan gebruikers van deze regeling?
Enkele weken geleden stond op de website van het COA dat aanmelden voor de logeerregeling niet meer mogelijk was. Dit was onjuiste informatie en is vrijwel direct rechtgezet. De logeerregeling is niet beëindigd.
Is er voorzien in een overgangsregeling voor de statushouders die nog in de drie maanden logeren zitten?
Zie antwoord vraag 10.
Verwijzingen naar abortusklinieken in AZC’s |
|
Kees van der Staaij (SGP), Carla Dik-Faber (CU) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kunt u schetsen welke zorg wordt geboden aan zwangere vrouwen in asielzoekerscentra?
Zwangere asielzoekers hebben recht op dezelfde zorg zoals die geldt voor Nederlandse burgers. Dit betekent dat zij terecht kunnen bij een verloskundige(praktijk) en op medische indicatie bij een gynaecoloog. Alle betrokken organisaties werken sinds 2010 samen volgens de ketenrichtlijn geboortezorg asielzoekers. COA-locaties beschikken tevens over een aandachtsfunctionaris zwangeren.
Kunt u schetsen wat het beleid van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) is wanneer er sprake is van een onbedoelde zwangerschap? Krijgen deze vrouwen onafhankelijke counseling rond deze onbedoelde zwangerschap, waarbij ook wordt gesproken over alternatieven voor een abortus?
Het Gezondheidscentrum Asielzoekers (GC A) verzorgt de huisartsenzorg op opvanglocaties. Het beleid van het GC A rondom onbedoelde zwangerschappen is conform de regulier geldende afspraken in de huisartsenzorg zoals beschreven in de NHG-standaarden Zwangerschappen en Kraamperiode. De uitwerking hiervan binnen GC A ziet er als volgt uit: Zwangere asielzoekers worden door middel van voorlichting van het COA gestimuleerd zich zo snel mogelijk bij het GC A te melden. Wanneer een zwangerschap gesignaleerd wordt binnen het GC A, gaat de zorgverlener het gesprek aan over de zwangerschap. In het geval van een onbedoelde zwangerschap kan de huisarts de vrouw doorverwijzen naar een abortuskliniek, gynaecoloog en instellingen zoals Siriz en Fiom voor verdere keuzehulp. Een verwijzing is overigens niet noodzakelijk om bij een kliniek terecht te kunnen.
Abortusklinieken zijn verplicht te zorgen voor goede counseling waarbij alle opties de revue passeren. De beroepsgroep heeft hier richtlijnen over opgesteld.
Herkent u signalen dat asielzoekers uit asielzoekerscentra (AZC’s) zich melden bij abortusklinieken met een min of meer standaard verwijsbrief van een Gezondheidscentrum op het AZC? Bent u bereid hier onafhankelijk onderzoek naar te laten doen?
Het is onacceptabel als vrouwen in een AZC gestuurd worden in de richting van het afbreken van hun zwangerschap omdat er voor een kind geen plek zou zijn. Ik heb nog nooit signalen gehad dat dit gebeurt. Indien een vrouw dit wel ervaart kan zij dat bij het landelijk meldpunt zorg melden. Op dit moment is er voor mij geen aanleiding voor een onderzoek. Het uitgangspunt is dat een ongewenst zwangere vrouw in vrijheid en onafhankelijkheid haar keuze kan maken. Dit moet te allen tijde geborgd zijn. Er zijn verschillende instanties waar de ongewenst zwangere vrouw keuzehulp kan krijgen. Dit kan zijn bij de huisarts, gynaecoloog, abortuskliniek of bij instellingen zoals Siriz en Fiom.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is als vrouwen in een AZC gestuurd worden in de richting van het afbreken van hun zwangerschap, bijvoorbeeld omdat er voor een kind geen plek zou zijn? Wat gaat u doen om deze situaties te voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.
De kosten van het verzoek om Nederlander te worden |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u aangeven waaruit de kosten t.w. € 840,– voor een enkelvoudig naturalisatieverzoek zijn opgebouwd?1
Kunt u aangeven waaruit de kosten t.w. € 1.072,– voor een meervoudig naturalisatieverzoek zijn opgebouwd?
Kunt u aangeven waaruit de kosten t.w. € 124,– voor een naturalisatieverzoek van een minderjarig kind dat bij de aanvraag is betrokken zijn opgebouwd?
Kunt u aangeven waaruit de kosten t.w. € 625,– voor een enkelvoudig naturalisatieverzoek voor staatlozen of personen in het bezit van een verblijfsvergunning asiel zijn opgebouwd?
Kunt u aangeven waaruit de kosten t.w. € 858,– voor een meervoudig naturalisatieverzoek voor staatlozen of personen in het bezit van een verblijfsvergunning asiel zijn opgebouwd?
Kunt u aangeven waaruit de kosten t.w. € 179,– voor een enkelvoudig optieverzoek zijn opgebouwd?
Kunt u aangeven waaruit de kosten t.w. € 305,– voor een meervoudig optieverzoek zijn opgebouwd?
Kunt u aangeven waaruit de kosten € 21,– voor een optieverzoek van een minderjarig kind dat bij de aanvraag is betrokken zijn opgebouwd?
Kunt u verklaren waarom deze bedragen per verzoek verschillend zijn?
Zoals hierboven beschreven, is het uitgangspunt bij het bepalen van de hoogte van de leges dat de totale legesopbrengsten voor naturalisatie zo veel mogelijk kostendekkend zijn voor de gemaakte kosten voor naturalisatie door zowel de IND als de gemeenten. Op de gemaakte kosten ben ik ingegaan bij beantwoording van de vragen 1 tot en met 8.
De differentiatie in legestarieven (dus de legesopbrengsten) houdt onder meer verband met het gegeven dat de werkzaamheden voor het afhandelen van meervoudige verzoeken en naturalisatieverzoeken van een kind dat betrokken wordt bij de aanvraag van de ouder, minder inspanningen vergen dan afzonderlijke enkelvoudige verzoeken. De verschillende tarieven maken dat naturalisatie voor bijvoorbeeld gezinnen betaalbaar blijft.
Zijn er mogelijkheden voor minder vermogende mensen om in aanmerking te komen voor een lager tarief? Zo ja, hoe gaat dat in zijn werking? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid de mogelijkheid om dit wel in te stellen te onderzoeken?
Ik ben van mening dat de kosten voor naturalisatie betaalbaar zijn, ook voor minder vermogende personen. Het gaat bovendien om een eenmalige betaling die personen gedurende lange tijd kunnen zien aankomen en waarvoor zij kunnen sparen. Voor specifieke categorieën bestaat zoals hierboven beschreven al een verlaagd tarief.
De keuze voor het Nederlanderschap is een persoonlijke keuze van de vreemdeling. Het Nederlanderschap levert voor de persoon belangrijke voordelen op, waaronder het verkrijgen van het stemrecht en de mogelijkheid bepaalde beroepen uit te oefenen.
Ik ben niet bereid tot het onderzoeken van de mogelijkheid om minder vermogende mensen in aanmerking te laten komen voor een lager tarief.
De brand het vreemdelingendetentiecentrum Rotterdam |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Attje Kuiken (PvdA), Joël Voordewind (CU), Linda Voortman (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Brand in het detentiecentrum Rotterdam» van Amnesty International, Stichting LOS en Dokters van de Wereld?1
Ja.
Wat is uw reactie op de conclusie dat het optreden tegen de brand van 25 mei jl. en de nazorg voor de vreemdelingen in detentie ernstig tekort is geschoten?
De Inspectie Veiligheid en Justitie (hierna: Inspectie VenJ) zal onderzoek verrichten naar de gang van zaken rond de brand. De Inspectie VenJ streeft er naar om het onderzoek eind november 2016 te hebben afgerond. Ik wil op de uitkomsten van dit onderzoek niet vooruitlopen en zal uw Kamer hierover informeren zodra het onderzoek is afgerond.
Hoe kon het gebeuren dat tijdens de brand de deuren niet centraal werden ontgrendeld? Bent u van mening dat de vreemdelingen hierdoor onnodig risico hebben gelopen? Hoe heeft het kunnen gebeuren dat de vreemdelingen naar buiten zijn gebracht zonder adequate kleding, dekens of andere verzorging bij een buitentemperatuur van 8 graden?
De Inspectie VenJ zal onderzoek doen naar de precieze toedracht van dit incident. Op het punt van de centrale deurontgrendeling is in de kabinetsreactie op het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over de Schipholbrand3 aan uw Kamer gemeld dat het kabinet een centrale deurontgrendeling binnen justitiële inrichtingen heeft overwogen, maar besloten heeft ervan af te zien. In mijn beleidsreactie op voornoemd rapport van de Inspectie VenJ zal ik nader ingaan op de overige onderdelen van deze vraag.
Is het waar dat de vreemdelingen na de brand geen nazorg hebben ontvangen? Wat is tevens de reden dat vijf vreemdelingen in isolatie zijn geplaatst? Is het waar dat deze vreemdelingen daarvoor zijn gevisiteerd onder meer in het bijzijn van vrouwelijke bewakers? Hoe verhoudt dit zich tot de motie waardoor het visitatiebeleid tot het verleden behoort?2
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre wijkt het gevoerde beleid ten tijde van de brand af van de aanbevelingen van het rapport «Brand cellencomplex Schiphol-Oost» van de Onderzoeksraad voor Veiligheid?3 Waarom heeft de Inspectie Veiligheid en Justitie destijds geen onderzoek gedaan naar de gebeurtenissen rondom en na de brand? Bent u bereid alsnog een onderzoek te laten doen naar de gebeurtenissen rondom en na de brand? Bent u bereid om na een brand van een dergelijke omvang standaard een onderzoek te laten plaatsvinden naar het gevoerde beleid rondom en na de brand? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven reeds gemeld zal de Inspectie VenJ onderzoek doen naar de gang van zaken rondom de brand. De Inspectie VenJ heeft naar aanleiding van berichten in de media over de brand eerder informatie van de Dienst Justitiële Inrichtingen opgevraagd, gekregen en beoordeeld. De Inspectie VenJ zag, na een interne multidisciplinaire afweging, geen aanleiding om een onderzoek in te stellen naar het incident. Nu het rapport van Amnesty van een ander feitencomplex lijkt uit te gaan dan de feiten die de Inspectie eerder heeft beoordeeld, heeft de Inspectie besloten alsnog nader onderzoek in te stellen. Vooralsnog zie ik geen aanleiding om standaard onderzoek te laten doen na een celbrand.