De aanvallen van Japanse walvisjagers op bemanning van Sea Shepherd rond de Zuidpool |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Heeft u de ontwikkelingen rond de illegale Japanse walvisjacht en de acties van Sea Shepherd Conservation Society (SSCS) gevolgd sinds de Japanse walvisvloot in december weer is uitgevaren naar Antarctica, met SSCS in haar kielzog?
Ja.
Is het u bekend dat Japanse walvisjagers een bemanningslid van Sea Shepherd Conservation Society, die een harpoenschip probeerde af te remmen, met een waterkanon van zijn jetski hebben afgestoten waardoor hij in het ijskoude water terecht kwam?1 Hoe beoordeelt u het gebruik van waterkanonnen tegen mensen op jetski’s in termen van veiligheid op zee?
Ja, ik ben daarmee bekend. Nederland hecht aan het recht op demonstratie, ook op volle zee. Wel dienen zowel de demonstraties zelf als ook de maatregelen daartegen niet de veiligheid op zee in gevaar te brengen.
Op basis van de beschikbare informatie ben ik niet in staat om een inhoudelijk oordeel te vellen over deze specifieke situatie. Een dergelijk antwoord kan alleen gegeven worden op basis van een gedegen onderzoek in een justitiële procedure. Deze kan door de betrokken partijen geïnitieerd worden.
Het Openbaar Ministerie heeft op basis van de beschikbare informatie tot dusverre geen aanleiding gezien onderzoek te verrichten naar de incidenten die in de afgelopen periode hebben plaatsgevonden. Voor zover mij bekend is er ook door Sea Shepherd Conservation Society geen aangifte gedaan bij het Japanse Openbaar Ministerie van de gedragingen van de Japanse walvisjagers.
Bent u er van op de hoogte dat Japanse walvisjagers vanuit hun harpoenschip inzittenden van een rubberboot van Sea Shepherd Conservation Society hebben aangevallen met grijphaken en bamboestokken, en dat een Sea Shepherd vrijwilliger, een Franse fotograaf, en een cameraman van Animal Planet hierbij verwondingen hebben opgelopen?2 Deelt u de mening dat dit een zeer gevaarlijke tactiek is, omdat de grijphaken de opblaasbare boten kunnen lek slaan, en de grijphaken, mochten ze zich vasthaken in de kleding van de bemanningsleden, de opvarenden uit hun boot zouden kunnen rukken? Zo nee, waarom niet? Hoe beoordeelt u het gebruik van grijphaken en bamboestokken tegen mensen in rubberbootjes in termen van veiligheid op zee?
Ja, daar ben ik van op de hoogte. Zie mijn antwoord op vraag 2.
Zou u kunnen concluderen dat waterkanonnen, grijphaken en bamboestokken bij bovengenoemde incidenten als «wapen» zijn ingezet? Zo ja, vindt u dit geoorloofd? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat er met deze aanvallen door Japanse walvisjagers in minder dan een maand tijd de veiligheid op zee ernstig in gevaar is gebracht? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo nee waarom niet?
Beide partijen zijn al in december 2011 opgeroepen door Nederland, Australië, de Verenigde Staten en Nieuw Zeeland tot het nemen van hun verantwoordelijkheid teneinde de veiligheid op zee niet in gevaar te brengen. Zie tevens het antwoord op vraag 2.
Kunt u mede in het licht van bovengenoemde incidenten, uiteenzetten welk vervolg u heeft gegeven aan de gezamenlijke waarschuwing die Nederland samen met Australie, de Verenigde Staten en Nieuw Zeeland heeft afgegeven, te weten: «Wie de veiligheid op zee in gevaar brengt, kan worden aangeklaagd»?3 Heeft u inmiddels actie ondernomen om een aanklacht in te dienen tegen de Japanse walvisjagers? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet? Kunt u uiteenzetten wat er – in termen van feitelijke informatie – precies voor nodig is om een deugdelijke aanklacht in te kunnen dienen?
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunt u uitleggen hoe u kunt weten wat zich precies afspeelt in de wateren rond Antarctica als er geen autoriteiten vanuit Nederland of de internationale gemeenschap aanwezig zijn om te registreren wat er gebeurt? Kunt u bevestigen dat de internationale gemeenschap de registratie van de jaarlijks terugkerende schending van het moratorium op de walvisjacht volledig te danken heeft aan Sea Shepherd Conservation Society, omdat Japan zonder hun aanwezigheid nog steeds in alle stilte op walvissen zou kunnen jagen, tegen alle internationale verdragen in?
Indien zich een incident heeft voorgedaan is het lastig vast te stellen wat er precies is gebeurd. Nederland stelt zich daarom op de hoogte van de gebeurtenissen van beide kanten.
Deelt u de mening dat het beter zou zijn om controle op de naleving van het moratorium op de walvisjacht te laten uitvoeren door de autoriteiten van de internationale gemeenschap? Zo ja, waarom zijn er nog steeds geen autoriteiten aanwezig in de wateren rond Antarctica om in elk geval de schending van het moratorium te registreren om Japan zo te kunnen aanklagen wegens schending van het internationaal recht? Zo nee, waarom niet?
De walvisvangst vindt volgens Japan plaats in het kader van wetenschappelijk onderzoek, hetgeen is toegestaan onder het moratorium van de IWC. In de IWC heeft Japan medestanders die er mee instemmen om walvissen te doden voor wetenschappelijk onderzoek. Het betreft hier geen schending van het internationaal recht. Tegen deze achtergrond is het niet verwonderlijk dat er geen controle is door de internationale gemeenschap in Antarctische wateren.
Kunt u uiteenzetten op welke wijze u van plan bent om te gaan met mogelijke nieuwe geweldplegingen van de walvisvaarders richting demonstranten op zee? Op welke wijze werkt u samen met Nieuw-Zeeland, Australië en de Verenigde Staten, met wie u dit gezamenlijke statement heeft gemaakt, om geweld van walvisvaarders richting demonstranten op zee te voorkomen? Wat is hierbij de inzet en specifieke rol van Nederland?
Nederland heeft regelmatig contact met zowel de Japanse regering als ook Sea Shepherd Conservation Society, juist om te voorkomen dat de confrontaties in de Antarctische wateren uit de hand lopen. Tevens wordt op basis van de ontvangen informatie bezien of, gezien de zwaarte van een specifiek incident, zelfstandig onderzoek verricht dient te worden. Waar mogelijk en wenselijk zal Nederland daarbij samenwerken met een of meer andere partijen van de Gemeenschappelijke Verklaring. Daarnaast trekt Nederland met genoemde landen en andere gelijkgezinden op in internationale fora zoals de IWC en de IMO als gesproken wordt over de veiligheid op zee.
Wat is de reden dat u de gezamenlijke verklaring van Nederland, Nieuw Zeeland, Australie en de VS over de veiligheid op zee niet samen met de Japanse regering heeft uitgedaan?
Tijdens de IWC 63 is een resolutie door Japan ingediend inzake veiligheid op zee waarin het recht op vreedzame demonstratie op volle zee wordt erkend en op aandringen van Nederland, Nieuw Zeeland, Australië en de VS alle betrokken overheden o.m. aangespoord worden om de kapiteins van alle schepen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor de veiligheid op zee als hoogste prioriteit. De gemeenschappelijke verklaring gaat evenwel verder dan alleen de veiligheid op zee. In de verklaring wordt immers ook afstand genomen van de dodelijke walvisvangst voor wetenschappelijke doeleinden. Juist dit laatste, zo belangrijke onderdeel van de verklaring, is voor Japan een stap te ver.
De bouw van een megastal bij Vlagtwedde |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Rik Grashoff (GL) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met het voornemen van de gemeente Vlagtwedde om toestemming te verlenen voor een melkveebedrijf van 1 000 melkkoeien, 800 stuks jongvee en een bouwblok van 10 hectare in Bourtange?1
Ja.
Hoe verhoudt deze omvang zich tot de door u eerder genoemde bovengrens van 300 grootvee eenheden?
Ik heb eerder aangegeven dat een zeer gering percentage van de bedrijven een grotere omvang heeft dan wat overeenkomt met een bedrijf waar één of twee gezinsinkomens uit behaald kunnen worden. Bestaande bedrijven die qua omvang daar boven zitten komen dus ook voor. Zoals ik in mijn visie veehouderij heb aangegeven, biedt het huidige ruimtelijke ordenings- en milieuinstrumentarium provincies en gemeenten de mogelijkheden te sturen op een goed woon- en leefklimaat.
In hoeverre is met een stal van dergelijke omvang nog sprake van een duurzame en maatschappelijk verantwoorde veehouderij, gelet op aspecten als leefomgeving en volksgezondheid?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u met ons van mening dat de koe in de wei hoort, niet in de ligbox? Zo nee, waarom niet?
Weidegang is een belangrijk thema van de partners in de Duurzame Zuivelketen. FrieslandCampina en andere zuivelbedrijven hebben in 2011 mooie initiatieven met stimulerende maatregelen ontplooid om verreweg het grootste gedeelte van de Nederlandse melkkoeien tijdens de zomer-maanden in de wei te laten grazen. Het is aan de partners in de gehele keten om hieraan invulling te geven. In overleg met hen zal ik bezien hoe verdere voortgang kan worden geboekt.
Deelt u de mening dat na de gigastal in Grubbenvorst en bovengenoemde stal het moment daar is voor een noodwet, zoals u in het algemeen overleg Intensieve veehouderij heeft aangegeven te overwegen als er een spoor aan het ontstaan is van gigantische bedrijven? Zo nee, waarom niet?
De gemeente Vlagtwedde heeft bij brief van 13 maart 2007 de aanvrager bericht de vestiging van het nieuwe melkveebedrijf aan de Bourtangerweg te Vlagtwedde in beginsel aanvaardbaar te achten, dit onder voorbehoud van onder meer de te voeren planologische procedure, de op grond van de milieuwetgeving te stellen eisen, een goede landschappelijke inpassing en de instemming van het college van Gedeputeerde Staten.
De verantwoordelijkheid voor het ruimtelijke ordeningsbeleid ligt primair bij de provincies en gemeenten.
Bij deze trend van grootschalige ontwikkeling zal ik op basis van het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel ingrijpen en een grens stellen. Overigens zal ik er bij de betreffende provincie en gemeente op aandringen om geen onomkeerbare stappen te zetten tot het advies van de Gezondheidsraad gereed is.
Bent u bereid om de met de provincie Groningen in overleg te gaan om de aanleg van deze megastal te voorkomen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u, omdat Provinciale Staten van Groningen op 7 maart a.s. spreken over het proces rond deze grootschalige melkveehouderij te Vlagtwedde, deze vragen uiterlijk op 5 maart 2012 beantwoorden?
Zie antwoord op vraag 6.
Het conflict tussen de Nederlandse dierenbeschermer Edwin Wiek en de Thaise overheid over de handel in uit het wild gevangen babyolifanten voor de toeristenindustrie |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het conflict van de Nederlander Edwin Wiek – oprichter van de Wildlife Friends Foundation (WFFT), een opvangcentrum voor apen, tijgers, olifanten en beren die uit handen van stropers en handelaren gered zijn – met de Thaise overheid?1
Ja.
Is het waar dat illegale stropers in Thailand al maandenlang babyolifanten uit het wild vangen, omdat toeristische kampen in Thailand niet genoeg olifanten hebben om toeristen aan te trekken?2
Ik ben op de hoogte van diverse mediaberichten over deze kwestie, zowel in de Nederlandse als ook de Thaise pers.
Zijn de beweringen van Wiek over de steun van medewerkers van het Thaise Department of National Parks (DNP) aan de stroperij en illegale handel in wilde dieren waar en betekent dit dat ambtenaren in dienst van de Thaise overheid betrokken zijn bij de jacht op babyolifanten in Thailand, waarbij eerst moeders worden doodgeschoten en vervolgens de babyolifanten worden meegenomen voor toeristen? Zo ja, bent u bereid om via diplomatieke weg uw zorgen hierover uit te spreken? Zo nee, waar baseert u dit op?
Ik vind de berichten zorgelijk. De internationale organisatie Traffic, die zich bezighoudt met bestrijding van de handel in bedreigde dieren en planten, heeft de zaak in onderzoek. Dit onderzoek loopt nog.
Deelt u de zorgen over de mogelijke betrokkenheid van medewerkers van deze Thaise variant van Staatsbosbeheer (DNP) bij illegale stroperij en handel in wilde dieren? Zo ja, bent u bereid om uw zorgen tegen de Thaise overheid uit te spreken en aan te dringen op maatregelen om de stroperij en illegale handel in wilde dieren in Thailand tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Indien sprake is van betrokkenheid van overheidsambtenaren bij stroperij en handel in wilde olifanten ben ik bereid om mijn bezorgdheid daarover onder de aandacht van de Thaise overheid te brengen. Thailand is partij bij CITES (Convention on International Trade in Endangered Species of flora and fauna), net als Nederland. Dat betekent dat de Thaise regering verantwoordelijk is voor de toepassing van de CITES-regelgeving in eigen land, waaronder het handhaven van het verbod op internationale handel voor commerciële doeleinden. Verder is Thailand zelf verantwoordelijk voor de bescherming en het beheer van de eigen populatie Aziatische olifanten. Daarbij hoort het tegengaan van stroperij.
De Thaise autoriteiten hebben recent maatregelen aangekondigd die de illegale stroperij van olifanten effectiever zouden moeten bestrijden.
Is het waar dat de vrouw van deze dierenbeschermer in hechtenis heeft gezeten, omdat honderden documenten niet binnen enkele uren konden worden overlegd? Zo ja, wat is uw oordeel hierover?
De Thaise echtgenote van Edwin Wiek is directeur van het WFFT en heeft in hechtenis gezeten naar verluidt omdat zij niet binnen de gestelde tijd alle gevraagde vergunningen kon presenteren. Nederland beschouwt dit als een interne Thaise justitiële aangelegenheid.
Deelt u de conclusie van de organisatie Traffic, dat de Thaise overheid Wiek lastig valt wegen zijn kritische houding over de rol van overheidsdienaren bij de handel in wilde dieren? Zo ja, bent u bereid om uw Thaise collega’s op hun gedrag en werkwijze aan te spreken? Zo nee, waarop baseert u dit oordeel?
Niet alleen WFFT maar ook andere dierencentra zijn door de Thaise autoriteiten bezocht. Er is onvoldoende bekend over de zaak om hierover te kunnen oordelen. Uit het aangehaalde persbericht maak ik op dat de organisatie Traffic de zaak nog in onderzoek heeft. Ik acht het derhalve te vroeg om de Thaise autoriteiten op hun gedrag en werkwijze aan te spreken.
Is het waar dat het opvangcentrum van Wiek met invallen en intimidatie door gewapende ambtenaren wordt geconfronteerd, waarbij op weinig zachtzinnige wijze olifanten en apen in beslag worden genomen, terwijl deze dieren juist uit erbarmelijke omstandigheden waren gered? Zo ja, kunt u opheldering vragen van uw ambtsgenoten in Thailand met betrekking over deze werkwijze?
Er kan worden vastgesteld dat op weinig zachtzinnige wijze is gehandeld. De bevindingen van Traffic zal ik gebruiken in mijn reactie naar de Thaise regering.
Bent u bereid om bij uw Thaise collega’s te vragen wat het lot is van deze in beslag genomen dieren en te pleiten voor een veilige en snelle terugkeer naar het opvangcentrum van Wiek? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u uitsluiten dat deze en andere in beslag genomen dieren in Thailand ten prooi vallen aan handelaren? Zo ja, waaraan ontleent u die zekerheid? Zo nee, wat gaat u doen om dat te voorkomen?
Nee, ik kan dit niet uitsluiten.
Afschot van zogende wilde zwijnen |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Afschotperiode zwijnen wordt verlengd»?1
Ja.
Is het waar dat de periode waarin zwijnen mogen worden geschoten verlengd wordt tot 15 maart? Zo nee, tot welke datum mogen dan zwijnen geschoten worden?
Ja.
Is het waar dat al op 1 februari 2012 de eerste jonge wilde zwijnen gesignaleerd zijn door personeel van Staatsbosbeheer op de Noord-Veluwe? Zo nee, wanneer is dan volgens uw informatie de draag- en zoogtijd van wilde zwijnen?
Ja.
Is het waar dat met het toestaan van afschot gedurende de draag- en zoogtijd de kans bestaat dat jonge dieren die afhankelijk zijn van de zorg van hun moeder achterblijven en een schrijnende hongerdood sterven? Zo nee, waaraan ontleent u die zekerheid en hoe zou u het onverzorgd achterlaten van deze biggen die daardoor ten dode opgeschreven zijn dan benoemen?
Het doden van zwijnen is noodzakelijk voor onder meer de veiligheid van verkeersdeelnemers op de Noord-Veluwe. De provincie is bevoegd om hier besluiten over te nemen. Een betamelijke jager zal geen zeugen afschieten waarbij de overlevingskansen van de biggen nog afhankelijk zijn van de zorg van de zeug. Tevens verwijs ik naar eerdere beantwoording op Kamervragen over afschot van drachtige zwijnen (Tweede Kamer, 2007–2008, Aanhangsel van de Handelingen 2448).
Deelt u de mening dat het bejagen van drachtige en zogende zwijnen leidt tot onaanvaardbaar dierenleed? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit te voorkomen en op welke termijn? Zo nee, kunt u uiteenzetten waarom het niet voorkomen dat hulpeloze biggen door afschot van de moeder verhongeren met de dood als gevolg geen onaanvaardbaar dierenleed is?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het ethisch onverantwoord is om een wettelijk beschermd dier na een strenge vorstperiode en in de draag- en zoogtijd te bejagen, met het risico dat dieren die afhankelijk zijn van de zorg van hun moeder onverzorgd achterblijven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het bejagen van drachtige en zogende dieren, waarbij het risico bestaat dat biggen onverzorgd achterblijven en de hongerdood sterven, in strijd is met de wettelijke zorgplichtbepalingen uit artikel 2, lid 1 van de Flora- en faunawet en artikel 36 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer en op welke wijze wilt u maatregelen treffen om de zorgplicht in casu te handhaven?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat het bejagen van drachtige en zogende dieren, waarbij het risico bestaat dat biggen onverzorgd achterblijven en de hongerdood sterven, in strijd is met artikelen 47 en 73 van de Flora- en faunawet, waarin is bepaald dat onnodig lijden van dieren door jacht, beheer en schadebestrijding moet worden voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer en op welke wijze wilt u maatregelen treffen om de zorgplicht in casu te handhaven?
Of sprake is van een overtreding is van de Flora- en faunawet dient van geval tot geval beoordeeld te worden. Daar wil ik hier geen algemene uitspraken over doen. Zie verder mijn voorgaande beantwoording.
Bent u bereid tot het instellen van een landelijk verbod op het schieten van zwijnen in draag- en zoogtijd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer en op welke wijze?
Nee, ik zie daar geen reden toe.
Deelt u de mening dat de gehanteerde aantallen met betrekking tot de gewenste standen, niet of nauwelijks gerelateerd zijn aan de natuurlijke draagkracht van het leefgebied? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt u daaraan?
Nee, ook overwegingen als schade, overlast en veiligheid worden meegewogen om tot een bepaalde voorjaarsstand te komen. Die afweging behoort tot de verantwoordelijkheid van de Gedeputeerde Staten van provincie Gelderland.
Kunt u bevestigen dat er niet of nauwelijks geïnvesteerd wordt in preventie, zoals het aanleggen van rasters, om schade en overlast door wilde zwijnen te voorkomen? Zo ja, bent u bereid om het schieten van wilde zwijnen te verbieden wanneer er geen preventieve maatregelen getroffen zijn? Zo nee, kunt u nauwkeurig aangeven welke maatregelen getroffen zijn om schade door zwijnen te voorkomen?
Via het Faunafonds investeert mijn ministerie in beheer en onderhoud van leefgebiedrasters. De provincie, terreinbeheerders en gemeenten doen dat vanuit hun verantwoordelijkheden met betrekking tot de wegen in hun beheer en verkeersveiligheid.
Ondanks al deze maatregelen veroorzaken de wilde zwijnen nog steeds veel schade en overlast. Daarnaast voert de provincie meer maatwerkbeheer. Hetgeen betekent dat in de bekende probleemgebieden de focus is gericht op het behalen van de doelaantallen. Het betreft dan ook deze gebieden waar de afschotperiode is verlengd tot 15 maart 2012.
Overigens is het de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van de Gedeputeerde Staten om hier eigenstandige beslissingen over te nemen.
Het nietig verklaren van het besluit Eilandpolder |
|
Janneke Snijder-Hazelhoff (VVD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Bent u bekend met de uitspraak van de Raad van State1 waarin het besluit van het College van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland nietig wordt verklaard om niet handhavend op te treden tegen het zonder een vergunning krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 uitrijden en injecteren van drijfrest in het Natura 2000-gebied «Eilandspolder»?
Ja.
Wat betekent deze uitspraak in de praktijk en welke gevolgen heeft deze uitspraak voor het uitrijden en injecteren van mest door agrarische ondernemers in andere Natura 2000-gebieden en in gebieden rondom andere Natura 2000-gebieden?
Naar mijn oordeel kunnen de gevolgen van de uitspraak beperkt blijven, zeker nu de RvS niet heeft gezegd dat mest uitrijden als zodanig een project met mogelijk significante gevolgen in de zin van de Habitatrichtlijn is. Veelal zal het mest uitrijden vallen onder «bestaand gebruik», mede door de verbreding van dat definitie door het amendement-Koopmans/ Aptroot, kamerstuk 32 588, nr. 16.
Daarmee valt het buiten de vergunningplicht. De afgelopen jaren zijn de eisen ten aanzien van het uitrijden van mest alleen maar verscherpt, dus van wezenlijke wijzigingen van het bestaand gebruik die negatief zijn voor de realisatie van de natuurdoelstellingen zal niet snel sprake zijn.
Een transport van 38 Heckrunderen, in eigendom van Staatsbosbeheer, waarvan 16 runderen het niet hebben overleefd |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Is u bekend dat er afgelopen donderdag 38 Heckrunderen van Staatsbosbeheer, die graasden in natuurgebied de Hellegatsplaten bij Goeree-Overflakkee (provincie Zeeland) naar een slachthuis in Dokkum (provincie Friesland) zijn getransporteerd en dat bij aankomst bleek dat 16 runderen het transport niet hadden overleefd?1
Ja.
Kunt u uiteenzetten hoe het kon gebeuren dat 16 van de 38 dieren tijdens transport overleden zijn? Is het waar dat de dieren, die zeer grote hoorns hebben, elkaar onderweg hebben doodgestoken?
Naar aanleiding van bovengenoemd voorval is door de NVWA een strafrechtelijk onderzoek ingesteld onder leiding van het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie. Uit dit onderzoek is tot dusver niet onomstotelijk vast komen te staan hoeveel dieren tijdens het transport zijn overleden. Wel is geconstateerd dat na de lossing 16 dieren niet meer leefden. De exacte toedracht is nog in onderzoek. Of de dieren elkaar tijdens het transport hebben doodgestoken is niet uit te sluiten, maar kan niet worden bevestigd.
De overige 22 runderen zijn voor en na de slacht gekeurd en goedgekeurd voor humane consumptie. De eigenaar van het slachthuis heeft desondanks besloten alle runderen ter destructie aan te bieden, omdat het vlees van deze runderen naar zijn mening niet voldeed aan de kwaliteitseisen van zijn afnemers.
Kunt u aangeven hoe de gezondheidsstatus was van de overige 22 runderen? Is het waar dat bij een van de levende dieren een diepe wond tussen de ribben is aangetroffen en kunt u aangeven wat er met dit dier en de overige 21 overlevende runderen is gebeurd?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u ervan dat deze dieren op deze wijze op transport worden gezet en door heel Nederland van Zeeland naar Friesland worden gesleept en dat er niet is gekozen voor het dichtstbijzijnde slachthuis of voor mobiel slachten?
Het staat partijen die betrokken zijn bij het transport van deze dieren vrij om te bepalen welk slachthuis zij kiezen. Staatsbosbeheer heeft eerder zaken gedaan met dit slachthuis. Zo verwerkte het slachthuis in het verleden dieren van Staatsbosbeheer uit hetzelfde gebied, maar ook Schotse Hooglanders uit diverse andere natuurgebieden van Staatsbosbeheer in Nederland.
Bij het verzamelen van deze dieren is een dierenarts met «wildlife» ervaring aanwezig geweest. Alle dieren zijn voor het transport gekeurd door deze gespecialiseerde dierenarts. De runderen waren vóór transport in goede conditie.
Is het waar dat het slachthuis Dokkum geen zaken meer wil doen met Staatsbosbeheer? Zo ja, is bekend waar Staatsbosbeheer de dieren naartoe brengt bij een volgend transport van Heckrunderen naar het slachthuis? Zo nee, in welk opzicht klopt de informatie in de berichtgeving niet?
Ik heb vernomen dat de eigenaar van het slachthuis in de pers heeft aangegeven in de toekomst geen zaken meer te willen doen met Staatsbosbeheer (Leeuwarder Courant 12 februari 2012). Ook de directeur van Staatsbosbeheer heeft mij aangegeven zich te beraden over de wijze van afvoeren, transport en de keuze van het slachthuis.
Gelden er bij transporten van Heckrunderen, waarvan bekend is dat zij stressgevoelig zijn en grote hoorns hebben, aanvullende voorschriften om het welzijn van deze dieren tijdens transport te kunnen waarborgen? Zo ja, welke eisen zijn dit? Zo nee, bent u bereid om aanvullende eisen te stellen en op welke termijn?
De eisen voor het transport van dieren staan geformuleerd in de EU-verordening 1/2005 (Transportverordening). Die schrijft voor dat de wijze van vervoer geschikt moet zijn voor de diersoort die wordt vervoerd. De Transportverordening bevat geen aanvullende eisen voor het vervoer van Heckrunderen.
Kunt u de Kamer informeren over de resultaten van het onderzoek dat de Nieuwe Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft ingesteld naar dit voorval zodra deze bekend zijn?
Het strafrechtelijk onderzoek is ingesteld terzake van vermoedelijke overtreding van EU-Transportverordening 1/2005, alsmede van de artikelen 36 en 37 van de Gezondsheids- en welzijnswet voor dieren. Zodra de resultaten van dit onderzoek bekend zijn zal ik in overleg met mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie uw Kamer nader informeren.
Schokkende beelden van dierenmishandeling op een Brits veebedrijf |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «New shocking undercover investigation inside the british pig industry exposes Harling Farm»?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de zware mishandeling van dieren die op de beelden te zien is?
Ja.
Kunt u uitsluiten dat vlees afkomstig uit een dergelijke bedrijfsvoering in de Nederlandse winkels verkocht wordt? Zo ja, waaraan ontleent u die zekerheid? Zo nee, bent u bereid maatregelen te nemen die ertoe strekken dat de Nederlandse grenzen dicht gaan voor vlees afkomstig uit een dergelijke bedrijfsvoering?
Nee, dat kan ik niet uitsluiten. Wie dieren houdt dient zich aan de daartoe geldende (Europese) regels te houden. Maatregelen treffen die ertoe strekken dat de Nederlandse grenzen dicht gaan voor vlees afkomstig uit een dergelijke bedrijfsvoering kan niet. Alle lidstaten moeten zelf goed toezien op de implementatie van de EU-dierenwelzijnsregels. Op grond van dierenwelzijn mag de intracommunautaire grens niet gesloten worden.
De Europese Commissie kan via haar FVO inspecties en controlebezoeken in de lidstaten bezien of de lidstaten de wetgeving goed geïmplementeerd hebben en er zelf goed op toezien. Mijn inzet in Brussel is wel dat de naleving van de EU-regelgeving in de lidstaten verbeterd wordt.
Deelt u de mening dat grove dierenmishandeling in veebedrijven reden zou kunnen vormen de Nederlandse grenzen te sluiten voor Brits vlees? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze bent u bereid actie te ondernemen?
Nee, zie hiervoor vraag 3.
Deelt u de mening dat Nederlandse consumenten gevrijwaard zouden moeten worden van dierlijke producten die afkomstig zijn van bedrijven waar sprake is van zware dierenmishandeling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze denkt u de Nederlandse consument een dergelijke garantie te kunnen bieden?
Zware mishandeling van dieren is niet toegestaan en niet acceptabel. Zoals ook uiteengezet in vraag 3 dienen lidstaten toe te zien op de naleving van de dierenwelzijnsregels en indien nodig moeten overtreders aangepakt worden. Iedere lidstaat heeft hier zijn eigen bevoegdheid en verantwoordelijkheid. Ik kan niet garanderen dat vlees van dieren die mishandeld zijn niet op de markt komen.
Bent u bereid de Engelse ambassadeur om opheldering te vragen voor wat betreft toezicht en handhaving in relatie tot onderhavige beelden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn?
De Britse dierenbescherming heeft inmiddels een onderzoek naar de misstanden ingesteld en inspecteurs van de dienst hebben onmiddellijk na uitzending van de beelden het desbetreffende veebedrijf bezocht. De dierenbescherming heeft verklaard dat, afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek, mogelijk gerechtelijke stappen worden genomen. Ik acht het niet nodig om in aanvulling hierop de Britse ambassadeur om opheldering te vragen.
Kunt u aangeven op welke wijze Nederlandse opsporing en handhaving zodanige waarborgen biedt dat dergelijke situaties in de Nederlandse vee-industrie niet kunnen voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waaraan ontleent u die zekerheid?
In Nederland ziet de NVWA toe op de naleving van de regels voor dierenwelzijn. De NVWA doet daartoe ad random en risicogebaseerde controles op bedrijven. Indien de NVWA het vermoeden heeft dat er op een bedrijf sprake is van verminderde dierzorg wordt het bedrijf bezocht. Dat vermoeden kan voortkomen uit bijvoorbeeld meldingen door particulieren, de Landelijke Inspectiedienst of de dierenpolitie of op basis van eigen bevindingen, bijvoorbeeld in het slachthuis. De prioriteit is daarbij om zo snel mogelijk de overtreding op te heffen door het inzetten van bestuursrecht en of strafrecht.
Indien noodzakelijk kan dat betekenen dat de dieren afgevoerd worden en elders in bewaring genomen zodat het dierenwelzijn gewaarborgd is. De NVWA voert hier zo veel mogelijk een pro-actief en risk-based beleid. Ik kan echter geen garantie gegeven dat alle situaties van verminderde dierzorg direct door de NVWA opgepakt worden omdat er ook een afhankelijkheid van meldingen is. De NVWA probeert de erfbetreders meer bij dit proces van melding te betrekken.
Bent u bereid in Europees verband stappen te ondernemen om te voorkomen dat situaties zoals getoond nog langer binnen de Europese Unie kunnen voorkomen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook aangegeven bij vraag bij 3 is mijn inzet in Brussel dat de naleving van de EU-regelgeving in de lidstaten verbeterd wordt. Dat kan bijvoorbeeld door aan te dringen op voldoende FVO missies en een goede follow-up ervan. De Europese Commissie heeft in haar nieuwe Europese dierenwelzijnsstrategie 2012–2015 aangegeven instrumenten te willen ontwikkelen, waar nodig met uitvoeringsplannen, om de naleving door de lidstaten te verbeteren. Ook de Britse overheid ondersteunt dit.
Het gebruik van chemische toevoegingen in dierlijke producten |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «McDonald's drops use of gooey ammonia-based «pink slime» in hamburger meat»?1
Ja.
Kunt u aangeven of het gebruik van ammonium hydroxide (E527) in Nederland c.q. de Europese Unie (EU) is toegestaan als hulpstof in vleesproducten? Zo nee, waarom niet en sinds wanneer? Zo ja, bent u van mening dat het gebruik van deze hulpstof wenselijk en veilig is?
In de Warenwetregeling «gebruik van additieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen» is het gebruik van E 527 toegestaan als zuurteregelaar in een groot aantal groepen levensmiddelen waaronder producten op basis van vlees (vleesproducten en vleesbereidingen) met uitzondering van gehakt en voorverpakte vleesbereidingen op basis van gehakt. In verordening (EC) No1129/2011 die op 1 juli 2013 in werking treedt is dat gewijzigd. E 527 is dan bij vlees alleen nog toegestaan in vleesproducten en niet langer in vleesbereidingen.
Er is geen reden aan de veiligheid van dit additief te twijfelen. Overigens worden alle additieven periodiek opnieuw geëvalueerd door de European Food Safety Authority (EFSA).
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot het gebruik van vleeslijm, waarover uw ambsvoorganger van het minister van VWS op 1 juli 2010 in antwoord op vragen2 liet weten dat de Europese Commissie zich beraadde op te nemen maatregelen naar aanleiding van de afwijzing van het enzympreparaat trombine/fibrinogeen als additief door het Europees Parlement?
De Europese Commissie beraadt zich op dit moment intern nog op te nemen maatregelen naar aanleiding van de afwijzing door het Europees Parlement. Daarnaast wordt in een technische werkgroep in Brussel gediscussieerd over criteria voor de categorie indeling van enzymen in de enzymenverordening (EC) No 1332/20008. De plakenzymen worden in deze discussie meegenomen. Nederland wacht deze discussie af.
Kunt u aangeven op welke wijze Nederland maatregelen van de Europese Commissie in haar overwegingen voor nadere besluitvorming over het gebruik van vleeslijm meegenomen heeft of zal meenemen?
Zie antwoord op vraag 3
Kunt u uiteenzetten op welke wijze het niet verbieden van het gebruik van vleeslijm in ons land, terwijl het in de rest van de EU verboden is, te rijmen valt met uw streven om te komen tot een Europees gelijk speelveld?
Tot nu toe hanteren de lidstaten verschillende interpretaties over de status van plakenzymen. De in vraag 3 genoemde discussie moet leiden tot harmonisatie.
Kunt u aangeven wat de exacte omschrijving op het etiket van verpakt vlees moet zijn waarin vleeslijm is toegepast volgens artikel 4, vijfde lid van het Warenwetbesluit etikettering van levensmiddelen dat zegt dat bedrijven verplicht zijn hier melding van te maken op het etiket om misleiding van de consument te voorkomen? Acht u de verplichte omschrijving voldoende helder voor consumenten en geldt ze ook voor «vers», niet voorverpakt vlees?
De exacte omschrijving op het etiket moet zijn: «samengesteld uit stukjes vlees». Voor vers niet voorverpakt vlees geldt dat deze omschrijving in de nabijheid van de aanduiding van het vleesproduct moet staan. Ik acht deze verplichte omschrijving voldoende helder voor consumenten
Is het waar dat trombine wordt gewonnen uit runder- of varkensbloed en dat consumenten altijd direct moeten kunnen weten van welk dier de in gekochte producten aanwezige trombine afkomstig is? Hoe wordt dit gewaarborgd bij niet-voorverpakte producten en welke omschrijving is terzake verplicht op voorverpakte producten?
Ja, het is waar dat trombine wordt gewonnen uit runder- en varkensbloed. Bedrijven zijn verplicht op het etiket aan te geven, «rundereiwit» of «varkenseiwit». Voor niet-voorverpakte producten geldt een dergelijke verplichting niet.
Is bij correcte nakoming van de wettelijke etiketteringsplicht uit te sluiten dat consumenten trombine kunnen eten die afkomstig is van voor hen onbekende herkomst, die bijvoorbeeld ook strijdig zou kunnen zijn met hun levensbeschouwelijke opvattingen?
Nee, dat is niet uit te sluiten daar waar de etiketteringswetgeving niet van toepassing is.
Bent u bereid in geval de Europese Commissie nog niet tot adequate maatregelen is gekomen, het gebruik van vleeslijm in Nederland te verbieden op dezelfde wijze en gronden als dat in andere Europese landen het geval is of in elk geval het gebruik en de voorlichting aan consumenten aan strengere regels te binden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Nee, Ik vind dat deze discussie op Europees niveau moet worden beslecht. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Het bij hem thuis ontvangen van jachtlobbyisten |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Is het waar dat u twee vertegenwoordigers van Vereniging Het Reewild (VHR) bij u thuis ontvangen heeft op 3 december 2011 om te spreken over de afschotplannen in het kader van de reeënjacht zoals die in de nieuwe wet Natuur geregeld zal worden?1 Zo nee, in welk opzicht klopt deze informatie zoals gegeven in het tijdschrift van VHR niet?
Acht u het thuis ontvangen van jachtlobbyisten een privéaangelegenheid, of ontvangt u lobbyisten aan huis in uw verantwoordelijkheid als staatssecretaris?
Kunt u uiteenzetten of er ambtenaren aanwezig zijn bij deze lobbygesprekken op uw privéadres en of er verslag gemaakt wordt van dergelijke gesprekken?
Kunt u uiteenzetten of u vaker lobbyisten of vertegenwoordigers van belangenorganisaties thuis ontvangt?
Deelt u de mening dat het thuis ontvangen van lobbyisten of vertegenwoordigers van belangenorganisaties tot een ongewenste vermenging van privéaangelegenheden en beleid leidt? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Valt uit de aard van de organisaties waarvan u vertegenwoordigers thuis ontvangt iets af te leiden over uw voorkeur ten aanzien van beleidskeuzes? Ontvangt u ook tegenstanders van uw jacht- en natuurbeleid thuis? Zo ja, welke vertegenwoordigers zijn dat geweest en waarom?
Is het waar dat Vereniging Het Reewild u bij brief d.d. 17-11-2011 heeft aangeboden de ambtenaren op uw departement te ondersteunen bij het formuleren van de wetsvoorstellen in het kader van de Wet natuur? Zo ja, vormde dit aanbod voor u een reden de vertegenwoordigers van Vereniging Het Reewild op uw privéadres te ontvangen? Zo nee, kunt u aangeven in welk opzicht deze informatie niet klopt?
Is er sprake van ondersteuning van ambtenaren door lobbyorganisaties bij het schrijven van de nieuwe Wet natuur? Zo ja, welke organisaties zijn dit geweest? Betekent dit dat u oordeelt dat uw ambtenaren daartoe zelf onvoldoende geëquipeerd zijn? Zo nee, heeft u het aanbod van Vereniging Het Reewild van de hand gewezen?
Deelt u de mening dat het thuis ontvangen van (jacht)lobbyisten de schijn van belangenverstrengeling zou kunnen oproepen en dat die schijn beter vermeden zou kunnen worden in het belang van het aanzien van het openbaar bestuur? Zo nee, waarom niet en hoe beoordeelt u het thuis ontvangen van lobbyisten in het kader van de transparantie van beleid? Zo ja, kunt u toezeggen geen lobbyisten meer op uw privéadres te ontvangen?
De bevalling van een koe op Schiphol |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Kalf overleden na «bevalling» met heftruck»?1
Ja.
Was hier sprake van een vroeggeboorte? Zo ja, waardoor is deze vroeggeboorte veroorzaakt? Hoe lang was de koe drachtig?
De verwachte draagtijd bij koeien is 280 dagen. Op grond van de aangeleverde inseminatielijst was de koe 247 dagen drachtig en was er sprake van een vroeggeboorte. Volgens schatting tijdens het sectieonderzoek was de koe ongeveer 259 dagen drachtig.
Hoeveel dagen mag een rund drachtig zijn om nog per vliegtuig getransporteerd te mogen worden? Welke sanctie staat op overtreding van de voorschriften terzake?
De Transportverordening stelt een limiet bij 90% van de verwachte draagtijd. De verwachte draagtijd bij koeien is 280 dagen. Dat betekent dat de grens bij 250 dagen ligt.
Deelt u de mening dat het onverantwoord is om drachtige runderen te exporteren, terwijl in vrijwel heel Noordwest-Europa runderen besmet zijn met het Schmallenbergvirus? Zo nee, waarop baseert u dit? Zo ja, bent u bereid om met onmiddellijke ingang een exportverbod af te kondigen voor transport van drachtige runderen, schapen en geiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
In Noordwest-Europa en ook in Italië zijn bedrijven positief getest op het Schmallenbergvirus. Op basis van de tot nu toe beperkte economische impact van de ziekte en het feit dat er geen aanwijzingen zijn dat het Schmallenbergvirus ziekte bij de mens veroorzaakt, heeft de Europese Commissie, samen met de EU-lidstaten, geoordeeld dat er op dit moment geen redenen zijn voor het introduceren van handelsbeperkingen. Ik onderschrijf deze beoordeling van de Europese Commissie en ben van mening dat een exportverbod voor drachtig vee een disproportionele maatregel zou zijn. Tevens is het risico dat het virus zich via deze drachtige dieren of hun kalf verder verspreid zeer gering.
Hoe vaak komt het voor dat dieren tijdens een internationaal transport van of via Nederland bevallen? Wat er met eventuele nakomelingen gebeurt?
Gelet op het aantal meldingen uit het buitenland ga ik ervan uit dat dit een incident is geweest.
Hoeveel dieren zijn in de afgelopen drie jaren in beslag genomen op Nederlandse luchthavens in gevallen waarin niet aan de transportrichtlijnen werd voldaan? Kunt u specificeren naar diersoort? Zo nee, waarom niet?
In de afgelopen drie jaar zijn er geen overtredingen van de Transportverordening geconstateerd die inbeslagname rechtvaardigden. Op basis van de Transportverordening zijn in deze periode dan ook geen dieren in beslag genomen op Nederlandse luchthavens.
Is bekend wat er met deze koe is gebeurd nadat ze door een dierenarts was behandeld?
De koe is door een praktiserende dierenarts onderzocht en behandeld. De dierenarts heeft een mondelinge diergeneeskundige verklaring afgegeven aan de NVWA dat de koe vervoerd mocht worden. Het dier is getransporteerd naar een Nederlands bedrijf om te herstellen. Helaas is de koe nadien onvoldoende hersteld gebleken en op 14 februari overleden.
Is het waar dat dit dier uit Duitsland afkomstig was en via Schiphol naar Qatar vervoerd zou worden? Werd er aan alle wettelijke voorwaarden met betrekking tot dierenwelzijn en het transport van dieren voldaan? Zo nee, waarom niet?
Is het waar dat het dier deel uitmaakte van een zending fokvaarzen? Wat is er met de andere dieren gebeurd? Zijn deze dieren nog gecontroleerd door een dierenarts voorafgaand aan het transport? Zijn ze op transport gegaan?
Voldeed de transporteur aan de voorwaarden? Zo ja, waarom was er geen dierenarts ter plaatse en waarom was er geen gekwalificeerde begeleiding?
Is bij het onderhavige transport op Schiphol gecontroleerd of aan alle voorwaarden voor diertransport en dierenwelzijn is voldaan? Zo ja op welke wijze en waarom is niet opgemerkt dat het dier hoogdrachtig was? Zo nee, waarom niet?
Hoeveel fok- en slachtdieren zijn er de afgelopen tien jaar vanuit of via Nederland geëxporteerd worden? Kunt u specifiek zijn in de beantwoording: welke soort, welk doel, welke aantallen, land van herkomst, land van bestemming, via weg, water of lucht?
Alle internationale transporten van landbouwdieren vanuit Nederland worden gekeurd en gecertificeerd door de NVWA. In 2010 waren dit ruim 58 000 transporten (exclusief pluimvee), waaronder 48 000 voor varkens en 5 000 voor runderen (cijfers 2011 zijn nog niet beschikbaar). Daarnaast zijn in 2011 332 wegcontroles in Nederland uitgevoerd bij internationale diertransporten. Bij 36 controles werden tekortkomingen geconstateerd. 66% van de afwijkingen betrof het niet in orde zijn van de transportdocumenten. Bij 10% van de afwijkingen was het dierenwelzijn direct in het geding en in de overige gevallen betrof het afwijkingen aan het voertuig die niet in overeenstemming waren met de Transportverordening. Voor 36% van de geconstateerde overtredingen is een boeterapport opgemaakt en 20% van gevallen is een proces verbaal opgemaakt.
Over de bestemmingen van de exporten zijn geen gegevens verzameld.
Is de handhaving en controle op de Transportverordening naar uw oordeel voldoende om het dierenwelzijn te waarborgen? Zo ja, waar baseert u dat op? Zo nee, welke maatregelen wilt u treffen om dit te verbeteren?
Ik heb geen reden om te twijfelen aan de doeltreffendheid van het toezicht op de naleving van de Transportverordening. Ik baseer mijn standpunt mede op de bevindingen en generale van het Food and Veterinary Office (FVO) die in 2010 een audit heeft uitgevoerd van het Nederlandse toezicht op de naleving van de Transportverordening.
Hoeveel controles heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) het afgelopen jaar uitgevoerd bij internationale diertransporten? Hoeveel overtredingen zijn hierbij geconstateerd? Welke overtredingen waren dat en welke straffen zijn hiervoor opgelegd? Hoeveel procent van de transporten wordt gecontroleerd? Kunt u uw antwoord specificeren naar diersoort?
Zie antwoord vraag 12.
Heeft het exportbedrijf of de eigenaar van deze runderen vaker dieren via Schiphol geexporteerd? Zo ja, zijn bij zendingen van deze afzender al eerder overtredingen geconstateerd? Zo ja, welke maatregelen zijn tegen dit bedrijf genomen en welke boetes zijn opgelegd?
Het exportbedrijf heeft vaker runderen via Schiphol geëxporteerd. Daarbij zijn geen overtredingen geconstateerd.
Kunt u de Kamer informeren over de resultaten van het onderzoek dat de NVWA heeft ingesteld naar dit voorval zodra deze bekend zijn?
Afhankelijk van het antwoord op de vraag of het onderzoek leidt tot strafrechtelijke stappen zal ik de Kamer informeren over de resultaten van het onderzoek.
Nieuwe ophef rond het Nederlands Opvangcentrum Papagaaien (N.O.P.) |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Wat vindt u ervan dat een medewerker van het Nederlands Opvangcentrum Papegaaien (N.O.P.) mogelijk betrokken is bij de illegale invoer van exotische vogels uit Suriname en daarbij vogels zou hebben mishandeld?1
De illegale invoer van beschermde exotische vogels uit Suriname is strafbaar. Voor dit specifieke geval verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 2 t/m 5.
Is het waar dat bij huiszoekingen bij de medewerker vogels, wapens en geld in beslag zijn genomen? Zo ja, hoeveel vogels van welke soort zijn in beslag genomen en waar zijn deze vogels vervolgens ondergebracht?
Op 1 februari 2012 heeft het Interregionaal Milieuteam Zuid West, met bijstand van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit, in opdracht van het openbaar ministerie twee verdachten uit Rotterdam respectievelijk Spijkenisse aangehouden. Diezelfde dag zijn doorzoekingen verricht in woningen in Rotterdam en Spijkenisse. Ook werd een doorzoeking verricht in het Nederlands Opvangcentrum Papegaaien (N.O.P.) in Veldhoven, waar één van de verdachten als vrijwilliger werkzaam was. Bij de doorzoekingen zijn naast een aantal vogels (zeven twa twa’s en één kolibrie) geldbedragen en een vuurwapen in beslag genomen. In het belang van het strafrechtelijk onderzoek kunnen op dit moment geen verdere mededelingen worden gedaan.
Is u bekend of het N.O.P. een rol heeft gespeeld bij de illegale handel in exotische dieren? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan in termen van strafrechtelijk onderzoek?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de nieuwe ophef over het N.O.P. in het licht van het eerdere oordeel van uw ambtsvoorganger dat nader onderzoek naar mogelijke betrokkenheid van het N.O.P. bij de illegale handel in dieren niet nodig was? Deelt u de mening dat dat oordeel moet worden herzien?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u alsnog bereid een nader (strafrechtelijk) onderzoek in te stellen naar de praktijken van het N.O.P.? Zo ja, op welke termijn en op welke wijze gaat u dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Ziet u een trend ontstaan nu de berichten over misstanden bij het N.O.P. zich opstapelen en er voldoende redenen zijn om te twijfelen aan de naleving van de wet- en regelgeving (welzijn en de Convention on International Trade in Endangered Species (CITES)) bij het N.O.P.? Zo ja, kunt u nauwkeurig aangeven waarom het toezicht op het N.O.P. heeft gefaald? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek naar de vrijwilliger in dienst van de N.O.P is op dit moment nog niet afgerond. Wanneer de uitkomsten van het onderzoek bekend zijn zal ik, wanneer hier aanleiding toe is, de overeenkomsten met de N.O.P. opnieuw bekijken.
Is het N.O.P. nog steeds een contractpartner van u, wat betekent dat in beslag genomen dieren tegen betaling door u door hen worden opgevangen? Zo ja, vindt u het acceptabel dat u een contract heeft met een opvangcentrum waar eerder ophef is ontstaan over mogelijke betrokkenheid bij de illegale handel in dieren en laatst nog over de slechte verzorging van duizenden in beslag genomen knaagdieren?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke afspraken is het contract tussen Dienst Regelingen en N.O.P. precies gebaseerd en welke afspraken zijn er gemaakt voor de opzegging van het contract? Hoe wordt de naleving van de afspraken uit het contract gecontroleerd en welke sancties staan er op schending van de afspraken?
Vanwege de behoefte aan opslagcapaciteit is deze overheidsopdracht aanbesteed.
Jaarlijks wordt de N.O.P. gecontroleerd door zowel de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit als door Dienst Regelingen (DR). Indien blijkt dat de N.O.P. niet aan de eisen in de overeenkomst voldoet, zal een termijn worden gegeven om de tekortkomingen te herstellen. Door middel van een controlebezoek kan worden vastgesteld of de opvanglocatie weer aan de eisen voldoet. Indien blijkt dat niet aan de eisen wordt voldaan, kan de overeenkomst eenzijdig worden ontbonden.
Kunt u uiteenzetten welke vergoeding het N.O.P. van Dienst Regelingen ontvangt voor de opvang van in beslag genomen dieren en dit specificeren naar diersoort? Hoeveel heeft het N.O.P. de afgelopen vijf jaar op deze manier ontvangen van uw ministerie?
In de overeenkomst met de N.O.P. staan de bedragen die per dier per dag zijn afgesproken. Vanwege het feit dat bij aanbesteding steeds een aantal organisaties concurrerende aanbiedingen doen, zijn de overeengekomen bedragen aan te merken als commercieel gevoelige informatie. Gezien het voorgaande kan ik deze informatie niet openbaar maken.
Deelt u de mening dat het N.O.P. nauwelijks een betrouwbare partner genoemd kan worden voor de opvang van in beslag genomen dieren voor Dienst Regelingen? Zo nee, waarop baseert u de mening dat het N.O.P. het toonbeeld van betrouwbaarheid zou zijn?
Zie antwoord vraag 6.
Is de samenwerking tussen Dienst Regelingen en het N.O.P. inmiddels tot nader order opgeschort? Zo nee, bent u bereid het contract met het N.O.P. zo spoedig mogelijk te verbreken?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u uiteenzetten met welke opvangcentra u contracten heeft voor de opvang van in beslag genomen dieren en welke voorwaarden in die contracten zijn gesteld? Vindt u dat er voldoende betrouwbare opvangcentra beschikbaar zijn voor het opvangen van in beslag genomen dieren? Zo nee, hoe gaat u de capaciteit en/of de kwaliteit van opvangcentra vergroten?
De DR heeft overeenkomsten met zeven opvangadressen voor gezelschapsdieren. Deze adressen bestaan uit zowel asielen als dierenpensions. Daarnaast heeft DR met drie opvangadressen overeenkomsten afgesloten voor landbouwhuisdieren en paarden. Het gaat hierbij om particulieren en bedrijven. Er zijn met acht opvangadressen overeenkomsten afgesloten voor in- en uitheemse (beschermde) diersoorten. Het gaat hierbij om dierentuinen, vogelopvangcentra, reptielenopvangcentra en opvangcentra voor inheemse fauna.
In het bestek voor de aanbesteding voor de opvang zijn eisen neergelegd. Tijdens het aanbestedingstraject moet de schrijver zijn financiële en economische draagkracht aantonen en zijn technische bekwaamheid. Daarnaast worden specifieke eisen gesteld ten aanzien van dierenwelzijn, zoals het respecteren van de vijf vrijheden van Brambell, diervriendelijke omgang, kwaliteitseisen met betrekking tot verzorging en huisvesting van de dieren, veterinaire zorg en ziektepreventie.
De geselecteerde opvangadressen voldoen aan de gestelde eisen in de overeenkomst.
Er zijn op dit moment voldoende opvangadressen om alle in beslag/bewaring genomen dieren op te vangen. Mocht het, in verband met een hoger aantal inbeslagnames, nodig zijn, dan worden extra opvangadressen gezocht.
Een bij strenge vorst buiten vastgeketende hond in Breskens |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kunt u bevestigen dat er recentelijk verschillende meldingen bij de meldkamer van 144 zijn binnengekomen over een labrador die al langdurig, maar ook bij de strenge vorst van de afgelopen week, in een buitenren aan de ketting wordt gehouden in Breskens?
Ja.
Deelt u de mening dat wanneer een hond al zijn hele leven (1,5 jaar) continu (24 uur per dag) aangelijnd en/of in een buitenren op een erf verblijft, er sprake is van een waak- of heemhond, zoals bedoeld in het Besluit inzake het houden van een waak- of heemhond? Zo nee, waarom niet?
In het geval een hond al 1,5 jaar 24 uur per dag buiten verblijft kan er sprake zijn van een waak- en heemhond zoals bedoeld in het Besluit inzake het houden van een waak- of heemhond. Het in een buitenren aangelijnd houden van een hond, zonder deugdelijk hok of drinkwater, kan een overtreding betekenen van het Besluit inzake het houden van een waak- of heemhond of het verbod op dierenmishandeling.
In de casus van de hond in Breskens meld ik u dat de gedane meldingen over deze hond op geen enkele wijze stroken met de daadwerkelijke aangetroffen situatie. De politie heeft geen strafbaar feit met betrekking tot de hond in deze casus kunnen aantonen.
Kunt u bevestigen dat het volgens het Besluit inzake het houden van een waak- of heemhond niet is toegestaan om een hond te houden die is ingesloten in een buitenren en daarbinnen via een ketting of touw is vastgelegd? Zo ja, kunt u uitleggen waarom niet handhavend is opgetreden door de dierenpolitie na diverse meldingen over eerder genoemde labrador in Breskens bij de meldkamer van 144?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het bij strenge vorst in een buitenren houden van een aangelijnde hond, terwijl er geen deugdelijk hok of drinkwater beschikbaar is een overtreding is van artikelen 36 en 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is niet opgetreden door de dierenpolitie na diverse meldingen over eerder genoemde labrador in Breskens bij de meldkamer van 144?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u dat de huidige en de toekomstige regelgeving voldoende handvatten bieden om op te treden tegen dergelijke overtredingen? Zo ja, waarop baseert u dat? Waarom is er in dit geval dan niet opgetreden? Zo nee, welke maatregelen gaat u nemen om dit te verbeteren en op welke termijn?
De huidige en de toekomstige regelgeving biedt voldoende aanknopingspunten om op te treden tegen de handelingen die u schetst. Het kabinet is voornemens in het Besluit houders van dieren, dat momenteel wordt voorbereid, enkele algemene verzorgingsnormen op te nemen. Het ontwerpbesluit bevat tevens, in tegenstelling tot de huidige regelgeving, een aantal concrete gedragingen die als dierenmishandeling kunnen worden aangemerkt. Daarmee wordt het verbod op dierenmishandeling verduidelijkt ten behoeve van de handhaving en de vervolging.
De bepalingen van het Besluit inzake het houden van een waak- of heemhond worden opgenomen in het Besluit houders van dieren. Het verbod op het anders dan incidenteel vastleggen van een hond in een ren blijft dus bestaan, indien niet wordt voldaan aan de bepalingen.
Is het waar dat een agent van de dierenpolitie ter plaatse aan een bezorgde hondenliefhebber heeft verteld dat het geen probleem is wanneer een hond aangelijnd in een buitenren verblijft, ook wanneer een deugdelijk hok, mand of deken en zelfs water ontbreken, aangezien «de hond sneeuw kan eten als hij dorst krijgt»? Zo nee, waar baseert u uw antwoord op? Hoe u dan wel met de melding(en) over deze hond omgegaan? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan?
De dierenpolitie is meermaals ter plaatse geweest en heeft geconstateerd dat er geen sprake is van een strafbaar feit. Uit navraag bij het korps is vast komen te staan dat woorden van deze strekking niet door de dierenpolitie zijn geuit.
Indien er klachten zijn met betrekking tot het optreden van de dierenpolitie dan kan hierover een klacht worden ingediend bij het desbetreffende korps ingevolge de klachtenregeling van de politie.
Bent u bereid om binnen zeven dagen ervoor te zorgen dat alle medewerkers van de meldkamer van 144 en alle agenten van de dierenpolitie volledig op de hoogte zijn van de geldende wet- en regelgeving, zodat in de toekomst wél snel en adequaat kan worden opgetreden wanneer overtredingen worden gemeld bij 144?
Alle medewerkers van het meldnummer 144 en alle politieambtenaren dierenpolitie zijn volledig op de hoogte van de geldende wet – en regelgeving. De medewerkers van het meldpunt 144 worden periodiek bijgeschoold en de politieambtenaren van de dierenpolitie hebben een aanvullende opleiding gevolgd bij de Politieacademie.
Naar aanleiding van deze casus is aanvullende informatie over waak- en heemhonden op het Politie kennisnet geplaatst en is tijdens de bijscholing van centralisten nog extra aandacht besteed aan het Besluit inzake het houden van een waak- of heemhond.
Hoeveel honden worden in Nederland nog 24 uur per dag aan de ketting gehouden en/of worden 24 uur per dag in een buitenren worden gehouden? Zo nee, bent u bereid om dit nog in 2012 in kaart te brengen?
Hierover zijn geen gegevens beschikbaar en ik zie geen aanleiding dit in kaart te brengen.
Deelt u de mening dat de open normen in het nieuwe Besluit houders van dieren nauwelijks handvatten bieden voor controle en optreden tegen situaties van verwaarlozing en mishandeling, zoals bij gevallen waarbij honden langdurig en continu aan de ketting en/of in een buitenren wordt gehouden? Zo nee, waarop baseert u dat? Zo ja, op welke wijze en termijn gaat u dit verbeteren?
Zie antwoord vraag 5.
Natuurcompensatie in de Westerschelde |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kunt u bevestigen dat naar aanleiding van de uitspraak1 van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 december 2011 – waarin de Raad onder andere stelde dat het besluit ten aanzien van de begrenzing van het gebied ter hoogte van het Rammekensschor «niet berust op een deugdelijke motivering» – geconcludeerd moet worden dat bij het inrichten van het Rammekensschor als zanddepot vorig jaar minstens 30 hectare estuariene natuur van hoge kwaliteit in de Westerschelde, in strijd met de verplichtingen onder Europees recht, verloren gegaan is?
Uit de passende beoordeling die voor de vergunning voor het zanddepot is gemaakt, blijkt welke habitattypen en vogels in dit gebied voorkwamen. Door de aanleg van het zanddepot is een deel van die waarden verloren gegaan. Omdat de locatie buiten de begrenzing viel, was er echter geen sprake van een significant effect op de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe, zodat de vergunning voor het zanddepot kon worden verleend. De afd. Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat de grens van het Natura 2000-gebied niet zonder een adequate ecologische onderbouwing gebaseerd had mogen worden op eerder getrokken grenzen (bestemmingsplan, EHS, Vogelrichtlijngebied). De gegevens uit onder andere de passende beoordeling geven aanleiding om te concluderen dat een ecologisch gemotiveerde grens ook de oostelijke helft van het Rammekensschor had moeten omvatten.
Is het mogelijk om de natuurwaarden die aanwezig waren op het betreffende deel van het Rammekensschor op die locatie te herstellen? Zo ja, hoe en wanneer bent u van plan dat te doen?
Een deel van het Rammekensschor-oost is onaangetast gebleven. Het gedeelte dat nu onder het tijdelijke zanddepot ligt, kan weer worden hersteld als het zanddepot wordt opgeheven (de door de provincie Zeeland verleende vergunning voor het zanddepot is geldig tot 31 december 2015). Momenteel wordt zorgvuldig onderzocht hoe de grens van het Natura 2000-gebied precies moet komen te liggen. Pas daarna kan worden bepaald welke rechtsgevolgen dat moet hebben en wat dat concreet betekent voor de inrichting van deze locatie (inclusief de verantwoordelijksverdeling).
Kunt u kwantificeren hoeveel hectare van de in het Natura 2000-gebied Westerschelde en Saeftinghe aanwezige estuariene habitats sinds 2006 is verdwenen of significant in kwaliteit is achteruit gegaan onder invloed van de autonome neergaande trend en door ruimtelijke ingrepen buitendijks – zoals de dijkverbeteringen die door Rijkswaterstaat en het Waterschap Scheldestromen sindsdien zijn uitgevoerd en de aanleg van het zanddepot Rammekensschor?
Kwantificering is nu nog niet goed mogelijk, maar zal in het kader van het beheerplan wel moeten gebeuren.
De aanleg van het zanddepot heeft geen invloed gehad op oppervlak of kwaliteit van habitats in het Natura 2000-gebied, met name omdat het buiten het gebied ligt.
Kunt u per habitattype aangeven hoe, waar en wanneer u of de provincie Zeeland het hierbij verloren gegane natuurareaal en de verminderde kwaliteit van de beïnvloedde natuur in het Natura 2000-gebied Westerschelde en Saeftinghe zowel kwalitatief als kwantitatief gaat compenseren?
Nee, dat kan ik nog niet, omdat dit afhankelijk is van de uitkomst van het onderzoek dat is genoemd in antwoord 2.
Houdt u in uw beleid nu al rekening met projecten, zoals de ontwikkeling van de World Class Terminal (WCT), die de komende jaren zouden kunnen leiden tot een verdere achteruitgang van de in het Natura 2000-gebied Westerschelde en Saeftinghe beschermde natuurwaarden?
Met de ontwikkeling van de Westerschelde Container Terminal hoeft op dit moment nog niet specifiek rekening te worden gehouden. Als er plannen zijn die zouden kunnen leiden tot significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied, dan zullen die in een vergunningprocedure moeten worden beoordeeld. De maatregelen die nu worden genomen en voorbereid in het gebied zijn gericht op de instandhoudingsdoelstellingen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de derde termijn van het algemeen overleg Natura 2000/Programmatische aanpak stikstof?
Dat is helaas niet mogelijk gebleken.
Het naleven van de afspraken over het welzijn van de grote grazers in de Oostvaardersplassen |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kunt u uiteenzetten hoe het staat met de uitvoering van de aanbevelingen van het International Committee on the Management of large herbivores in de Oostvaardersplassen (ICMO2), de expertcommissie die in navolging van ICMO1 heeft gezegd dat er meer beschutting moest komen voor de dieren in het gebied?
Zoals gemeld in mijn brief van 17 mei 2011 (Kamerstuk 32 563, nr. 25), heeft Staatsbosbeheer 1200 strekkende meter aan beschuttingswallen aangelegd en diverse bospercelen opengesteld voor de grazers. Overigens is sindsdien nog gewerkt aan het «verduurzamen» van enkele van die bospercelen, waardoor deze begrazing beter kunnen weerstaan, en het stapelen van dood hout als extra – alternatieve – beschuttingsmaatregel.
Waarom zijn de bossen van het naastgelegen Hollandse Hout nog niet opengesteld voor de edelherten, konickpaarden en heckrunderen van de Oostvaardersplassen? Erkent u dat hiermee een belangrijke aanbeveling voor het welzijn van de dieren niet wordt opgevolgd, met alle gevolgen voor de dieren van dien? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo neen, waarom niet?
Zoals eerder aangegeven (Kamerstukken 32 563, nrs. 10, 11) wilde de gemeenteraad van Lelystad niet meewerken aan openstelling van het Hollandse Hout en heeft uw Kamer zich middels een motie hierover uitgesproken. Zoals ook eerder aangegeven (Kamerstuk 32 563, nr. 25), kies ik ervoor nu in te zetten op alternatieve beschuttingsscenario’s en zonodig een strakker vroeg-reactief beheer.
Bent u bereid u hard te maken voor openstelling van het Hollandse Hout in het belang van de dieren? Zo ja, op welke termijn denkt u het gebied open te kunnen stellen zodat de dieren er beschutting kunnen zoeken? Zo neen, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunt u uiteenzetten hoe het door ICMO2 aanbevolen vroeg-reactief afschotbeleid (tijdig afschot van een verzwakt dier dat het niet gaat redden) wordt toegepast en hoe de monitoring plaatsvindt van de effecten?
Over de stand van zaken van de toepassing van het vroeg-reactief beheer van de grote grazers in de Oostvaardersplassen ontvangt u separaat een brief (op verzoek van de vaste commissie voor EL&I). Zie voor monitoring het antwoord op vraag 5.
Deelt u de mening dat dit vroeg-reactief afschotbeleid met de grootste zorgvuldigheid moet plaatsvinden? Welke maatregelen heeft u getroffen om er zeker van te zijn dat er voldoende personeel van Staatsbosbeheer beschikbaar is om dagelijks de kuddes in de gaten te kunnen houden en het gedrag en de lichamelijke condities van de grazers te kunnen controleren? Kunt u uiteenzetten hoe Staatsbosbeheer de zorgvuldige uitvoering hiervan in 2011 heeft gewaarborgd?
Ja. Zorgvuldigheid is onder meer gewaarborgd door uitvoering van het managementplan dat door de Beheeradviescommissie Oostvaardersplassen is goedgekeurd en door de inzet van voldoende betrokken vakmensen. Zoals in het managementplan aangegeven (bijlage bij Kamerstuk 32 563, nr. 25), is voorzien in uitgebreide en soms zeer frequente monitoring, ondermeer van dierconditie.
Kunt u bevestigen dat u het budget van Staatsbosbeheer in 2012 kort met 20 miljoen euro, een bezuiniging van 22% op het totale budget? Kunt u aangeven hoe Staatsbosbeheer het personeelsbestand op pijl kan houden om zo het vroeg-reactief afschotbeleid met de grootst noodzakelijke zorgvuldigheid uit te voeren wanneer zij met zulke enorme bezuinigingen te kampen heeft?
Nee. Ik ben nog met de provincies in gesprek over de financiering van het beheer door Staatsbosbeheer. Zoals recent toegezegd (zie Kamerstuk 29 659, nr. 76), zal ik de Kamer in het voorjaar van 2012 informeren over de strategie voor de toekomst van Staatsbosbeheer, inclusief de wijze waarop de bezuinigingen worden geëffectueerd.
Hoe wordt een goede uitvoering van het vroeg-reactief beheer gegarandeerd gelet op de toegankelijkheid van het gebied en de veiligheid van bezoekers? Onderschrijft u dat een grote veiligheidszone van een aantal kilometer nodig is om de veiligheid voor bezoekers te kunnen waarborgen? Zo ja, welke maatregelen treft u om een goede uitvoering van het vroeg-reactief beheer te kunnen garanderen zonder de veiligheid van bezoekers in gevaar te brengen? Welke extra maatregelen worden er getroffen nu de vorst is ingevallen en er mogelijk veel mensen willen komen schaatsen in het gebied?
Zoals aangegeven in bijlage 3 van het protocol vroeg-reactief beheer (bijlage bij Kamerstuk 32 563, nr. 10) worden diverse veiligheidsvoorschriften toegepast. Tijdens de aanwezigheid van begaanbaar ijs bestonden extra maatregelen uit extra surveillance, extra bebording en het uitzetten van een toertochtroute die zo ver mogelijk van het mogelijke risicogebied lag.
Deelt u de mening dat het, om langdurig lijden van de grote grazers zoveel mogelijk te kunnen voorkomen, absoluut noodzakelijk is de adviezen van het ICMO2 omtrent het vroeg-reactief afschotbeleid nauwlettend op te volgen? Zo ja, kunt u garanderen dat u het welzijn van de dieren voorop stelt als er afwegingen moeten worden gemaakt over veiligheidsmaatregelen rondom het afschotbeleid, ook als dat betekent dat er gebieden moeten worden afgesloten voor het publiek? Zo neen, waarom niet?
De diverse afwegingen bij toepassing van vroeg-reactief beheer, inclusief het zonodig afsluiten van gebieden voor het publiek, zijn terug te vinden in het protocol (bijlage bij Kamerstuk 32 563, nr. 10).
Een afschotverbod voor in het wild levende dieren in verband met de aanhoudende vorst |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het jachtverbod dat de Provincie Utrecht heeft afgekondigd vanwege het winterweer, terwijl de andere provincies dit (nog) niet nodig achten?1
Ja.
Onderschrijft u dat in het wild levende dieren op dit moment door de sneeuwval en zeer strenge vorst, die al sinds 29 januari onafgebroken aanhoudt, onvoldoende voedsel kunnen vinden en daardoor ernstig verzwakken? Zo neen, waaraan ontleent u die zekerheid?
Nee, de meeste in het wild levende dieren hebben genoeg reserves opgebouwd om een vorst periode van enkele weken goed te doorstaan.
Zie tevens het antwoord op eerder gestelde Kamervragen van het lid Thieme hierover (Tweede Kamer, 2010–2011, Aanhangsel met nr. 3604, antwoord op vraag 2).
Is het waar dat de verbodsbepalingen in artikel 53 eerste lid van de Flora- en Faunawet, waarin staat dat jagen verboden is indien de grond bedekt is met sneeuw, op wild dat zich bevindt in of in de nabijheid van wakken en op wild dat als gevolg van weersomstandigheden in uitgeputte toestand verkeert, niet van toepassing zijn op het afschieten van in het wild levende dieren in het kader van beheer en schadebestrijding?
De verbodsbepalingen in artikel 53, eerste lid, van de Flora- en faunawet zijn van toepassing op jacht en niet op beheer en schadebestrijding. Voor beheer en schadebestrijding gelden de kaders van artikel 65 e.v. van de Flora- en faunawet. Voor zover deze activiteiten elkaar overlappen, gelden zowel de regimes voor jacht als voor beheer en schadebestrijding. Zie voorts de eerdere beantwoording op Kamervragen over jagen terwijl de bodem met sneeuw bedekt is van lid Thieme (Tweede Kamer, 2010–2011, Aanhangsel nr. 1273).
Deelt u de mening dat het ethisch gezien onaanvaardbaar is dieren af te schieten juist wanneer zij door de winterse omstandigheden onvoldoende voedsel hebben kunnen vinden, daardoor verzwakt en langzaam zijn en hun natuurlijke schuwheid hebben opgeven om te kunnen overleven? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo neen, waarom niet?
Nee, soorten die op de provinciale vrijstellingslijst staan, richten juist schade aan in delen van het land. Derhalve zijn de provincies beter in staat om te beoordelen of beheer en schadebestrijding al dan niet tijdelijk opgeschort moet worden.
In winterse omstandigheden kan beheer en schadebestrijding van bepaalde dieren nodig zijn. Met winterse omstandigheden vertrouw ik wel op de betamelijkheid van jagers, wildbeheereenheden en faunabeheereenheden, opdat de rust in het landelijk gebied voor de andere dieren zoveel mogelijk gehandhaafd blijft.
Zie tevens eerdere beantwoording op Kamervragen van het lid Thieme over dit onderwerp (Tweede Kamer, 2009–2010, aanhangsel, nr. 1208).
Deelt u de mening dat de verbodsbepalingen uit artikel 53 eerste lid van de Flora- en Faunawet ook zouden moeten gelden voor in het wild levende dieren die worden afgeschoten in het kader van schadebestrijding en beheer? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat provinciale willekeur voorkomen dient te worden in kwesties als deze? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Onderschrijft u dat alle dieren, ook de dieren waarop niet gejaagd of geschoten mag worden, hun reserves moeten sparen om de winterse omstandigheden het hoofd te kunnen bieden en dat al deze dieren ernstig verstoord en opgejaagd worden wanneer jagers in het gebied actief zijn? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om Gedeputeerde Staten op te roepen een tijdelijk algeheel verbod in te stellen op het afschieten van in het wild levende dieren, zeker omdat het sinds 29 januari onafgebroken zeer streng heeft gevroren, deze kou verder aan zal houden en er nog geen einde in zicht is? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo neen, waarom niet?
Zoals u zelf heeft kunnen vaststellen, is het weer inmiddels omgeslagen. Overigens zou ik bij aanhoudende vorst geen tijdelijk algeheel afschotverbod hebben ingesteld. Voor de motivatie verwijs ik u naar mijn antwoord bij vraag 4 en 6.
Bent u bereid, gelet op de actuele strenge winterse omstandigheden, deze vragen spoedig te beantwoorden, in ieder geval voor 10 februari 2012?
Helaas heb ik de vragen niet eerder kunnen beantwoorden.
De regioindeling in het Pachtprijzenbesluit |
|
Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van de knelpunten met betrekking tot de wijze waarop de robuuste regioindeling in het Pachtprijzenbesluit uitpakt voor ondernemers in deelgebieden met gronden met een inherent, relatief laag opbrengend vermogen, zoals de indeling van de Wieringermeerpolder in de pachtregio IJsselmeerpolders1 en een deel van de Utrechtse Heuvelrug (zandgrond) in de pachtregio Rivierengebied?
Mogelijke knelpunten met betrekking tot de gebiedsindeling zijn onder mijn aandacht gebracht.
Op welke wijze heeft u vormgegeven aan uw toezegging dat u de zogenaamde Grondkamerroute (artikel 7:333 Burgerlijk Wetboek) nauwgezet zal volgen en, indien de praktijk daartoe aanleiding geeft, maatregelen zal treffen?2 Wat heeft dit opgeleverd?
Mijn ambtenaren hebben periodiek overleg met het secretariaat van de (centrale) grondkamer en nemen kennis van beschikkingen die betrekking hebben op de toepassing van artikel 7:333 Burgerlijk Wetboek. Uit de beschikkingen kan worden afgeleid dat bij de bepaling van de vrije verkeerswaarde bij voortgezet agrarisch gebruik rekening wordt gehouden met eventuele beperkingen voor het agrarisch gebruik en dat dit in sommige gevallen leidt tot een lagere pachtprijs.
In het afgelopen jaar zijn ongeveer 65 verzoeken tot herziening van de grondprijs bij de grondkamer ingediend.
De praktijk van de Grondkamerroute geeft mij vooralsnog geen aanleiding om maatregelen te treffen. Ik blijf echter deze praktijk nauwgezet volgen, zoals ik heb toegezegd.
Op welke wijze heeft u vormgegeven aan uw toezegging om naar de gebiedsindeling te kijken en eventueel aanpassing van grenzen te overwegen? Wat heeft dit opgeleverd?
Zoals ik in de brief van 29 juni (TK 27 924, nr. 54) heb aangegeven, wil ik wel naar de indeling kijken, maar ik overweeg dat uitsluitend als mocht blijken dat de bestaande indeling in een zodanig groot aantal gevallen onbevredigende resultaten oplevert dat de representativiteit daadwerkelijk in het geding is. Overigens staat ook in deze gevallen de gang naar de Grondkamer open (artikel 7:333 Burgerlijk Wetboek).
De kwestie rond de Wieringermeer (rapport in opdracht van LTO Noord) is het eerste onderbouwde signaal voor wijziging van de gebiedsindeling dat mij recent heeft bereikt. Mijn standpunt in die kwestie als ook voor andere gebieden komt onder vraag 4 aan de orde.
Hoe weegt u de genoemde knelpunten?
Een wijziging in de regio-indeling brengt altijd consequenties met zich mee voor de andere regio’s. Door bijvoorbeeld de Wieringermeer en Wieringen uit de pachtregio IJsselmeerpolders te halen zal niet alleen de hoogst toelaatbare pachtprijs voor de Wieringermeer en Wieringen omlaag gaan; de hoogst toelaatbare pachtprijs voor de IJsselmeerpolders zal verder omhoog gaan, evenals de pachtprijs voor West-Nederland.
Een belangrijke voorwaarde voor wijziging van de regio-indeling is er draagvlak bestaat onder alle pachters en verpachters van alle betreffende pachtprijsgebieden. Draagvlak onder partijen is de basis van het pachtbeleid.
Ook zal een uitgebreide studie door het LEI moeten plaatsvinden om de effecten van een beoogde gewijzigde gebiedsindeling in kaart te brengen. Daarnaast dient de technische haalbaarheid onderzocht worden, zoals de toets aan het vereiste minimum van 20 bedrijven met een omvang van 70 tot 400 Nederlandse grootte-eenheid per pachtprijsgebied.
Hebben de uitkomsten en maatregelen naar aanleiding van de in de vragen 2 en 3 genoemde trajecten consequenties voor de genoemde knelpunten? Zo ja, welke?
Zie antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Bent u bereid in overleg met LTO, de Bond van Landpachters en andere betrokken partijen in kaart te brengen in welke deelgebieden het opbrengend vermogen van de grond in redelijkheid niet aansluit op het regiogemiddelde, zoals de in vraag 1 genoemde voorbeelden? Bent u bereid deze knelpunten aan te pakken door bijvoorbeeld de gebiedsindeling aan te passen?
Zie antwoord vraag 5.
De voedseltekorten bij voedselbanken |
|
Sadet Karabulut |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Acht u het wenselijk dat steeds meer mensen in Nederland te weinig inkomen hebben waardoor zij moeten aankloppen bij de voedselbank voor een voedselpakket en er wachtlijsten zijn ontstaan? Zo nee, bent u bereid om met een nationaal actieplan armoedebestrijding te komen opdat voedselbanken overbodig worden en de armoede in Nederland wordt bestreden?1
Nederland heeft een dynamische arbeidsmarkt en een sociale zekerheid die een inkomen biedt in situaties waarin men tijdelijk niet zelf in de kosten van het levensonderhoud kan voorzien. Onderdeel van de sociale zekerheid is een degelijk vangnet: de bijstand. Met daarnaast regelingen als de bijzondere bijstand, die maatwerk bieden in bijzondere individuele situaties.
Het kabinet vindt het belangrijk dat mensen zelfstandig zijn en dat ze, als dat even niet lukt, hun positie zodanig verbeteren dat ze het worden. De beste remedie tegen armoede is een baan.
Voedselbanken zijn geen onderdeel van ons sociale zekerheidsstelsel maar een particulier initiatief. Tijdens het AO Armoede en Schuldhulpverlening op 3 november 2011 heb ik ook aangegeven dat dit een particulier initiatief moet blijven. Voedselpakketten zijn een pleister, geen oplossing. Mensen moeten daar niet afhankelijk van worden.
De bijstand en verwante regelingen worden door gemeenten ingezet. Doordat voedselbanken doorverwijzen naar gemeenten kan naar een structurele oplossing worden gezocht zodat mensen in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. SZW stimuleert sinds jaar en dag dat voedselbanken doorverwijzen naar gemeenten. Een nationaal plan is overbodig. Het is van belang de onderliggende problematiek aan te pakken en niet enkel de symptomen te bestrijden.
Staat het kabinet nog steeds achter de uitspraak van minister-president Rutte dat voedselbanken een particulier initiatief zijn en hij derhalve niet in gesprek wenst te gaan met de voedselbanken om te zoeken naar mogelijkheden voor oplossing van het voedselprobleem in Nederland? Zo ja, waarom spreekt de minister-president dan wel met grote particuliere ondernemingen in Davos? Zo nee, gaat u nu dan ook in gesprek met de voedselbank Nederland om tot een nationaal actieplan voedselzekerheid te komen?2
Zie antwoord vraag 1.
Is de tijdelijke overgangsregeling 2012 en 2013 vanuit de Europese Commissie vastgesteld en heeft u conform de wens van een Kamermeerderheid ingespeeld op deze regeling? Zo nee, wanneer verwacht u dat deze regeling wordt vastgesteld en op welke wijze bent u voornemens aan de wens van de Kamer uitvoering te geven?3
De tijdelijke overgangsregeling is nog niet volledig vastgesteld. Het Europees Parlement dient nog in te stemmen. De regeling werkt terug tot en met 1 januari 2012.
Zoals aan u is meegedeeld bij brief ( Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 21 501-32, nr. 562) heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie gehoor gegeven aan de wens om in te spelen op een overgangsregeling en is in de Landbouw- en Visserijraad van 15 en 16 december 2011 door Nederland ingestemd met de overgangsregeling.
Nederland zal niet deelnemen aan de overgangsregeling, zoals aan u is bericht bij voornoemde brief. Op 1 februari jl. is de aanmeldingstermijn verstreken. De overgangsregeling is bedoeld om tegemoet te komen aan de verwachtingen in die lidstaten die al jarenlang deelnemen aan het minstbedeeldenprogramma. In Nederland kunnen dergelijke verwachtingen niet bestaan omdat het kabinet al ruim twintig jaar consistent heeft uitgedragen dat Nederland uit overwegingen van subsidiariteit niet deelneemt. Daar komt bij dat de minstbedeeldenregeling complex is en er hoge uitvoering- en controlelasten/-kosten aan verbonden zijn.
Hoeveel euro draagt Nederland bij aan het aangepaste voorstel van de Europese Commissie voor een tweejarige regeling voor de minst bedeelden voor 2012 en 2013?
Het budget is, net zoals in voorgaande jaren, gemaximeerd tot in totaal € 500 miljoen per budgetjaar. Het is niet exact vast te stellen welk aandeel hiervan voor rekening van Nederland komt omdat de middelen voor het programma uit de totale EU-begroting komen. De EU-begroting is samengesteld uit diverse bronnen, waaronder afdrachten van lidstaten, douaneheffingen en specifieke eigen middelen zoals bijvoorbeeld een suikerheffing.
Het bericht 'Extra korting bedrijfstoeslag' |
|
Janneke Snijder-Hazelhoff (VVD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Extra korting bedrijfstoeslag»?1
Ja.
Wanneer heeft u besloten om de waarde van de toeslagrechten in 2012 te korten met 2,5%? Welke afspraken heeft u met het veld hierover concreet gemaakt?
Wat is het totale kortingspercentage op de toeslagrechten inclusief de korting van 2,5%? Bent u voornemens om de toeslagrechten in de toekomst nog een keer te korten? Zo ja, waarom?
Waarom heeft u besloten om extra geld vrij te maken voor duurzame stallen, precisielandbouw en risicofondsen voor dierziekten en plantenziekten door middel van een korting op de hectaretoeslag en onbenutte middelen? Hoeveel geld moet er precies worden vrijgemaakt? Hoeveel wordt er gedekt vanuit de korting op de hectaretoeslag en hoeveel vanuit de onbenutte middelen?
Waarom heeft u niet gekozen voor een volledige dekking vanuit de onbenutte middelen of andere begrotingsposten? Hoe groot was de beschikbare ruimte van de post onbenutte middelen?
Welke sectoren maken aanspraak op de middelen voor duurzame stallen, precisielandbouw en risicofondsen voor dierziekten en plantenziekten? Hoe ziet de verdeling van de middelen per sector eruit?
De artikelen 'Regeringsstad zonder internationale trein' en 'Hedwige-conflict kwelt Loodswezen' |
|
Léon de Jong (PVV), Richard de Mos (PVV) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met de artikelen «Regeringsstad zonder internationale trein»1 en «Hedwige-conflict kwelt Loodswezen»?2
Ja.
Wat is de huidige status van de uitvoering van de afspraken met België over het traject Den Haag – Brussel van de HSL-Zuid en van de levering en financiering van materieel in dit kader?
De voormalig Belgische Minister Vervotte heeft na aandringen van mij in een tweetal gesprekken verzekerd dat België uitvoering zal geven aan de gemaakte afspraken en dat NMBS opdracht heeft gekregen zijn medewerking daaraan te verlenen en het benodigde materieel te bestellen. Op 26 januari jl. heeft de Belgische NMBS-vertegenwoordiger tijdens het rondetafelgesprek met de Kamercommissie voor Infrastructuur en Milieu echter laten weten dat NMBS niet het benodigde treinstel heeft besteld. Op korte termijn heb ik een overleg met mijn Belgische collega minister Magnette, waarin de uitvoering van deze afspraken zal worden besproken. Ik kan helaas nu niet op dit gesprek vooruitlopen.
Bent u van mening dat Nederland een heel schappelijk alternatief voor de Hedwigepolder op tafel heeft neergelegd en dat daar geen millimeter van moet worden afgeweken? Zo nee, waarom niet?
Met het kabinetsbesluit van 17 juni 2011 over natuurherstel in de Westerschelde komt Nederland zijn verplichtingen in het kader van de Europese regelgeving na. Ontpoldering van de Hedwigepolder is daarbij niet meer aan de orde. De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft u hierover recent uitvoerig per brief van 20 januari 2012 geïnformeerd (Tweede Kamer, 2011–2012, 32 670, nr. 32).
Klopt het dat het Nederlandse loodswezen voor miljoenen het schip ingaat omdat België weigert om loodsgelden uit te betalen en zo ja, wat gaat u doen om die gelden binnen te halen?
Het Nederlands loodswezen heeft over de jaren 2009 en 2010 een exploitatietekort in de beloodsing van de Scheldevaart van ca. € 9 miljoen. Over de verrekening van exploitatietekorten zijn in 2008 overeenkomsten gesloten tussen het Nederlands loodswezen en de Vlaamse overheid. Over de uitleg van de overeenkomsten bestaat een geschil tussen het Nederlands loodswezen en de Vlaamse overheid waardoor er nog geen verrekening heeft plaatsgevonden. Conform de overeenkomsten hebben beide partijen het geschil voorgelegd voor bindende arbitrage.
Alhoewel de Nederlandse overheid geen partij is in het geschil, ga ik het geschil onder de aandacht brengen bij mijn Vlaamse collega. Ik ben namelijk verantwoordelijk, samen met mijn Vlaamse collega, voor het nautisch beheer in het Scheldegebied.
De subsidiëring van onderzoek naar het eten van insecten |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Four legs good, six legs better? EU to spend 3 million Euros to promote eating insects «as alternative source of protein»?1
Ja.
Deelt u de mening van professor Marcel Dicke dat het eten van insecten vanaf 2020 onderdeel zal moeten zijn van een noodzakelijke eiwittransitie? Zo ja, waarom?
Er zijn diverse mogelijkheden om de huidige productie en consumptie van eiwitten te verduurzamen. Ik ondersteun dit onder andere met onderzoek en het wegnemen van belemmeringen. Het is aan het bedrijfsleven om te komen tot concrete innovaties op dit terrein. De consument kan daarna zelf beslissen wat hij eet.
Kunt u aangeven hoeveel geld de Nederlandse overheid in de afgelopen vijf jaar heeft besteed aan onderzoek en promotie van de consumptie van insecten? En kunt u ook aangeven hoeveel daarvoor voor het lopend jaar en het komend jaar gereserveerd is?
Begin 2010 is een kennisontwikkelingsproject naar productie en verwerking van eetbare insecten gestart, met een looptijd van 4 jaar en een budget van circa € 950 000,-. Wageningen UR voert dit onderzoek uit in nauwe samenwerking met de Vereniging Nederlandse Insectenkwekers (VENIK).
In januari van dit jaar heb ik inhoudelijk bijgedragen aan een driedaagse expert meeting in Rome over insectenteelt ten behoeve van diervoeder en voedsel. Dit is georganiseerd door de FAO en de WUR. Mijn financiële bijdrage aan deze expert meeting bedroeg € 55 000,-.
Ten slotte heeft het Platform Verduurzaming Voedsel twee innovatieve pilots ondersteund: in 2010 een haalbaarheidsstudie naar verduurzaming van insectenproductie met een bedrag van € 36 175,- en in 2011 de ontwikkeling van een insectensnack in de catering met een bedrag van € 24 000,-. Aan beide projecten heeft het bedrijfsleven het dubbele bedrag bijgedragen.
Er zijn geen specifieke bedragen voor 2012 en verder gereserveerd. Veel hangt af van de concrete invulling van de innovatiecontracten die worden afgesloten met de topsectoren Agro & Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen.
Kunt u aangeven hoeveel in de afgelopen vijf jaar door de Nederlandse overheid is uitgegeven aan plantaardige eiwitconsumptie als alternatief voor dierlijke eiwitconsumptie? Kunt u ook aangeven hoeveel daarvoor voor het lopend jaar en het komend jaar gereserveerd is?
Vanaf 2009 loopt het Programma Innovaties in Eiwitketens (PIEK), waarvoor een budget van € 7 miljoen beschikbaar is. Voor de voortgang PIEK verwijs ik u naar de brief aan de TK van 21 oktober 2011 betreffende de «Beantwoording schriftelijke vragen inzake de begroting 2012, deel Economie en Innovatie» (TK 33 000 XIII, nr. 3).
Verder heb ik in 2010 en 2011 projecten ondersteund van Urgenda en de Stichting Natuur en Milieu gericht op een maatschappelijke dialoog over de consumptie van dierlijke eiwitten en de promotie van duurzame en gezonde vleesvervangers voor een bedrag van € 199 510,-. Beide projecten zijn uitgevoerd in samenwerking met voorlopers binnen het bedrijfsleven.
Het Platform Nieuwe Eiwitproducten (Het Planeet) heeft een eenmalige financiële bijdrage van € 22 265,- ontvangen voor het opstarten van gezamenlijke activiteiten.
Ten slotte heeft het Platform Verduurzaming Voedsel twee innovatieve pilots ondersteund: een project gericht op de introductie van vleesvervangers in de catering met een bedrag van € 52 489,- en een project gericht op de introductie van duurzame kant-en-klaar-maaltijden met een bedrag van € 66 800,-.
Er zijn geen specifieke bedragen voor 2012 en verder gereserveerd. Zie vraag 3.
Deelt u de mening dat binnen de noodzakelijke eiwittransitie plantaardige oplossingen de voorkeur verdienen boven dierlijke eiwitten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze komt die opvatting binnen uw beleid tot uitdrukking?
Nee, om onze voedselproductie en -consumptie te verduurzamen is op allerlei terreinen voortgang nodig: verduurzaming van de dierlijke eiwitproductie, de ontwikkeling van nieuwe (plantaardige) eiwitproducten, bioraffinage en de opwaardering van eiwitrijke reststromen.
Deelt u de mening dat de acceptatie bij consumenten van plantaardige vleesvervangers bij gelijkwaardige voedingswaarde en kwaliteit hoger zal liggen dan voor producten gemaakt van insecten? Zo nee, waarom niet?
Er is in Nederland nog nauwelijks sprake van consumptie van producten die zijn gemaakt van insecten. Er is dus ook nog niets te zeggen over de acceptatie in vergelijking tot plantaardige vleesvervangers. In andere, niet-westerse landen is de acceptatie van insecten hoog.
Bent u bereid vanuit de Nederlandse inzet binnen de Europese Unie (EU) te pleiten voor meer middelen voor de ontwikkeling en promotie van plantaardige vleesvervangers en minder voor programma’s waarin insecten een rol spelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Nee, zie vraag 5.