Het bericht ‘Asielzoekers (14, 15 en 16) aangehouden na gewelddadige inbraak Oisterwijk.’ |
|
Emiel van Dijk (PVV), Gidi Markuszower (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u dit bericht?1
Ja.
Deelt u de mening dat u eens zou moeten opkomen voor de slachtoffers van dit soort gruwelijke misdrijven en per direct moet regelen dat op veertien-, vijftien en zestienjarigen die zeer ernstige misdrijven plegen altijd het volwassenstrafrecht toegepast zou moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Met de bestaande sancties in het jeugdstrafrecht en de mogelijkheid in voorkomende gevallen het gewone strafrecht voor volwassenen toe te passen, is het stelsel in beginsel voldoende toegerust om passend te reageren op delicten. Daarbinnen bestaan afdoende mogelijkheden om de belangen van slachtoffers mee te wegen en geleden schade te vergoeden. Om te onderzoeken of de strafmaxima voor 16 en 17-jarigen in het jeugdstrafrecht voldoende ruimte bieden voor vergelding van zeer ernstige delicten, wordt een conferentie georganiseerd met wetenschappers, deskundigen uit de jeugdstrafrechts-praktijk en vertegenwoordigers van slachtoffers en nabestaanden.2
Kunt u precies aangeven hoeveel minderjarige asielzoekers in 2015, 2016, 2017, 2018, 2019, 2020 en tot nu toe in 2021 verdachten waren van een misdrijf, uitgesplist per delict en land van herkomst? Zo nee, waarom niet?
Sinds vorig jaar is het Incidentenoverzicht uitgebreid met onder andere informatie over de nationaliteit en de alleenstaande minderjarige vreemdeling (amv)-status van vreemdelingen. Voor de aantallen amv’s die in de jaren 2018 en 2019 zijn verdacht van een misdrijf verwijs ik u graag door naar het Incidentenoverzicht 2019.3
Er is geen data beschikbaar over amv’s die verdacht waren van een misdrijf in de jaren 2015, 2016 en 2017. Om deze gegevens te verzamelen is onderzoek op detailniveau nodig in samenwerking met het COA, de IND, de DT&V, de politie, het Openbaar Ministerie en de Raad voor de Rechtspraak. De cijfers voor het jaar 2020 zullen worden meegenomen in de Staat van Migratie, waarvan ik voornemens ben dit in mei met uw Kamer te delen.4 Volgend jaar zal het onderzoek naar incidentencijfers uitgevoerd worden door het WODC.
Bent u ook van mening dat deze drie criminele asielzoekers helemaal niets in Nederland te zoeken hebben? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat het plegen van ernstige strafbare feiten niet zonder consequenties moet blijven. Het plegen van strafbare feiten kan een reden zijn om een aanvraag af te wijzen, of een vergunning in te trekken. Uw Kamer is hierover uitgebreid geïnformeerd bij onder meer de brieven van 25 november 20155, 25 mei 20166 en 1 juli 20207. Ik merk hierbij op dat als familieleden een zelfstandig verblijfsrecht hebben, dit verblijfsrecht niet kan worden ingetrokken vanwege de veroordeling van hun familielid. Als het zo is dat het gepleegde feit voldoende is om verder verblijf te weigeren, zal inderdaad worden ingezet op terugkeer. In die gevallen waarin een gevangenisstraf wordt opgelegd en er geen sprake (meer) is van rechtmatig verblijf, zal al gedurende de gevangenisstraf worden ingezet op terugkeer, zodat de vreemdelingen zo veel mogelijk direct na het einde van de straf kunnen worden uitgezet. Natuurlijk kan ik vanwege de wet bescherming persoonsgegevens niet in gaan op de individuele dossiers.
Bent u bereid deze criminelen inclusief hun familieleden, nadat zij veroordeeld zijn, per direct het land uit te sturen naar het land van herkomst? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Is de maat nu eindelijk vol voor u en bent u bereid de grenzen per direct te sluiten voor asielzoekers en immigranten uit islamitische landen en alle asielzoekerescentra te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Iedereen heeft recht op een eerlijke asielprocedure. Tijdens de asielprocedure hebben asielzoekers recht op opvang en onderdak. Vanzelfsprekend is elke vorm van overlast en criminaliteit volstrekt onacceptabel en zet ik samen met onder meer partijen uit de migratieketen, de politie, het Openbaar Ministerie en gemeenten in op een harde aanpak. Zoals eerder aangegeven is het kabinet van mening dat het categorisch sluiten van de Nederlandse grenzen geen realistische, laat staan een structureel wenselijke oplossing is voor het complexe migratievraagstuk.8
Het niet uitvoeren van de motie over de naturalisatie van circa 10.000 pardonners (Ranov-vergunninghouders) (Kamerstuk 35483, nr. 68) |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het rapport «Ik voel me Nederlander» van Vluchtelingenwerk uit 2014?1
De door u genoemde onderzoeken zijn mij bekend. Ik vind het echter van belang een zorgvuldig en geactualiseerd beeld te hebben van deze problematiek. Hiervoor heb ik een aanvullend onderzoek ingesteld, waarbij ik gevraagd heb de actuele groep Ranov-vergunninghouders en de knelpunten die zij op dit moment ervaren voor het indienen van een naturalisatieverzoek in kaart te brengen. De onderzoeksresultaten, die in juli 2021 worden verwacht, zijn relevant voor de wijze waarop uitvoering gegeven wordt aan de motie.
Bent u bekend met het rapport «Ranov en afgewezen naturalisatieverzoeken» van de IND uit 2015?2
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met het rapport «Niet-naturalisatie onder Ranov-vergunninghouders – Een onderzoek naar achtergrondkenmerken, motivatie en ervaren belemmeringen» van het WODC uit 2015?3
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met het rapport «Geen thuis zonder Nederlands paspoort – Een onderzoek naar de wijze waarop de IND invulling geeft aan het begrip bewijsnood bij naturalisatieverzoeken van zogenoemde pardonners» van de Nationale ombudsman uit 2017?4
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat al deze onderzoeken aantonen dat nieuw onderzoek overbodig is? Zo ja, waarom kiest u in uw brief van 26 februari jl. dan toch voor nieuw onderzoek?5
Zie antwoord vraag 1.
Waarom kiest u ervoor de naturalisatie van deze mensen te vertragen? Waarom laat u deze groep – na 13 jaar! – niet gewoon meedoen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid uw onwil opzij te zetten en de motie van de leden Jasper van Dijk en Van Toorenburg per direct uit te voeren?6
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht 'Weigering coronatest kan asielzoeker respijt geven; ’Consequentie is dat de terugkeer geen doorgang vindt’' |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Weigering coronatest kan asielzoeker respijt geven; «Consequentie is dat de terugkeer geen doorgang vindt»»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel uitgeprocedeerde asielzoekers sinds het uitbreken van de coronacrisis, met vertrekplicht, geweigerd hebben een PCR-test te nemen? In hoeveel gevallen heeft dat ertoe geleid dat deze mensen niet vertrokken zijn? Wat is er met deze mensen gebeurd? Worden zij opgevangen in bijvoorbeeld een Landelijke Vreemdelingenvoorziening (LVV)? Hoeveel van deze mensen zijn in vreemdelingenbewaring genomen?
Veel landen van herkomst en EU-lidstaten stellen – net als Nederland – verplicht dat personen die dat land inreizen een negatieve PCR-testuitslag moeten overleggen. Dit werkt uiteraard in negatieve zin door op het vertrekproces.
Voor de goede orde moet worden vermeld dat eerst moet vast komen te staan wat de identiteit en nationaliteit van de vreemdeling is voordat vertrek – en het eventuele vereiste van een PCR-test – aan de orde is. Pas als het land van bestemming duidelijk is, kan immers worden vastgesteld welke aanvullende voorwaarden met betrekking tot een negatieve PCR-test dat betreffende land stelt en is een eventuele weigering daaraan mee te werken relevant. Afhankelijk van de duur van (en de medewerking aan) het identificatieproces, kan het ook zo zijn dat op het moment van vertrek andere, of geen, eisen worden gesteld. De testvereisten zijn immers een momentopname.
Hoeveel vreemdelingen op enig moment hebben geweigerd medewerking te verlenen aan de afname van een PCR-test zou op dit moment alleen te achterhalen zijn door een omvangrijk, individueel dossieronderzoek en kan redelijkerwijs niet worden gerealiseerd. Het is ook niet in algemene zin te zeggen waar vreemdelingen terecht komen als zij weigeren medewerking te verlenen aan een test. Daarop wordt niet geregistreerd, en is ook afhankelijk van de stand van de procedure. Het is mogelijk dat enkele van de personen die niet konden worden uitgezet of overgedragen vanwege het ontbreken van een negatieve PCR-test, in de LVV-voorziening onderdak hebben gekregen, dit is echter niet een standaard werkwijze. Als de vreemdeling alsnog meewerkt aan vertrek, kan hij of zij ook tijdelijk onderdak krijgen in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL). Ook kunnen vreemdelingen bij vrienden of familie onderdak hebben gevonden of mogelijk hebben zij op eigen gelegenheid Nederland alsnog verlaten. Dublinclaimanten hebben recht op opvang zolang de overdracht nog niet is geëffectueerd. Als de uiterste datum voor overdracht verstrijkt voordat overdracht kan worden gerealiseerd zal Nederland zelf de asielaanvraag inhoudelijk behandelen. Zoals gezegd kan op dit moment niet uit de systemen worden achterhaald of een vreemdeling geweigerd heeft mee te werken. Het is dus niet bekend hoe vaak de voorgaande situaties of een samenloop daarvan aan de orde was. Hoewel aantallen niet beschikbaar zijn, kan ik met betrekking tot de mogelijkheden om bewaring toe te passen, verwijzen naar het antwoord op vraag 3 en 4.
Welke mogelijkheden heeft Nederland om uitgeprocedeerde asielzoekers met een vertrekplicht in vreemdelingenbewaring te nemen, indien deze personen weigeren mee te werken aan een PCR-test en daarmee hun uitzetting frustreren?
Wat gaat u eraan doen om zoveel mogelijk uitgeprocedeerde asielzoekers met een vertrekplicht daadwerkelijk te laten vertrekken? Hoe beweegt u uitgeprocedeerde asielzoekers om toch een vrijwillige coronatest te doen?
Deelt u de opvatting dat het strafbaar zou moeten zijn indien uitgeprocedeerde asielzoekers hun uitzetting moedwillig frustreren? Zou dat volgens u een oplossing kunnen zijn voor het thans voorliggende probleem?
Nederland kent geen algemene strafbaarstelling van onrechtmatig verblijf. Het demissionaire kabinet kiest ervoor dit ongewijzigd te laten. Zoals hiervoor aangegeven, is het wel mogelijk om bij het moedwillig frustreren van het vertrek bestuursrechtelijke vreemdelingenbewaring toe te passen om zeker te stellen dat de vreemdeling beschikbaar blijft voor het vertrek. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat strafrechtelijke detentie na afloop van het terugkeertraject voor vreemdelingen die weigeren terug te keren, niet in strijd zou zijn met de Terugkeerrichtlijn en Europese jurisprudentie. Met betrekking tot de mogelijkheden tot een strafrechtelijke toepassing te komen, wijs ik u in dit verband ook op mijn brief van 16 december 2020 met betrekking tot de aanpak van illegaliteit.3
Pushbacks van vluchtelingen door de Kroatische grensbewaking |
|
Joël Voordewind (CU), Jasper van Dijk , Bram van Ojik (GL), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het rapport van de Deense organisatie Danish Refugee Council (DRC) over pushbacks door Kroatische grensbewakers en politie1 en bent u op de hoogte van de persoonlijke getuigenissen hierover in het programma 1Vandaag?2 Acht u deze berichten geloofwaardig? Acht u de ontkenning door de Kroatische autoriteiten geloofwaardig?
Ik heb kennisgenomen van het rapport van de Danish Refugee Council en het bericht van EenVandaag. Voor het kabinet staat voorop, dat iedere Europese lidstaat de geldende internationale en Europese wet- en regelgeving dient na te leven en de fundamentele rechten dient te respecteren bij het uitvoeren van zijn taken. Dit geldt ook voor Kroatië. Het gaat om serieuze aantijgingen die wat het kabinet betreft op serieuze wijze moeten worden onderzocht.
Zijn deze pushbacks die vaak met geweld gepaard gaan onderwerp van gesprek geweest bij de Raad Justitie en Binnenlandse zaken? Is uw Kroatische collega hierop aangesproken? Zo nee, bent u bereid deze daar bij de eerstvolgende Raad op aan te spreken?
Berichten over pushbacks en vermeende andere schendingen van fundamentele rechten aan de buitengrenzen van de EU zijn onderwerp van gesprek geweest tijdens de laatste JBZ-Raad van 28 en 29 januari 2021. Kortheidshalve zij verwezen naar het verslag van deze bijeenkomst dat uw Kamer eerder is toegegaan.3
Nederland heeft in het kader van het Schengen evaluatie actieplan van Kroatië het belang van het naleven van fundamentele rechten aan de Kroatische grens herhaaldelijk, en ook recent nog, op verschillende niveaus aan de orde gesteld, zowel in EU-verband als in bilaterale contacten met Kroatië.
Zijn deze berichten, samen met de eerdere berichten over pushbacks door Griekenland en de betrokkenheid van Frontex daarbij, aanleiding voor u om het onderwerp pushbacks te agenderen voor de komende JBZ-Raad? Zo nee, waarom niet?
Zoals benoemd in het antwoord op vraag 2 zijn berichten over pushbacks aan de buitengrenzen van de EU tijdens de JBZ-Raad aan de orde geweest. Ook de vermeende betrokkenheid van Frontex is ter sprake gebracht. Getuige het verslag van de beraadslagingen bestaat er binnen de Raad veel aandacht voor deze berichten. De Raad heeft dan ook aangegeven aangesloten te willen blijven bij de uitkomsten van de verschillende lopende onderzoeken naar de vermeende betrokkenheid van Frontex. Nederland wenst deze onderzoeken af te wachten, alvorens zo nodig het gesprek aan te gaan in de JBZ-Raad over de uitkomsten ervan.
Doet de Europese Commissie onderzoek naar deze berichten? Zo niet, bent u bereid hierop aan te dringen?
De Europese Commissie is in doorlopende dialoog met Kroatië om te verzekeren dat aan de bestaande waarborgen aan de grens wordt voldaan. De Commissie heeft Kroatië eerder om meer informatie verzocht na de aantijgingen over pushbacks aan de Kroatische grens. Daarnaast werkt de Commissie al enige tijd samen met de Kroatische autoriteiten aan het opzetten van een onafhankelijk monitoringsmechanisme voor grensbeheer.
Geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel nog ten aanzien van Kroatië? Bent u het eens dat dit onmiddellijk opgeschort dient te worden ten aanzien van Kroatië als deze berichten blijken te kloppen?
Bij alle overdrachten van personen binnen de Europese Unie, van Dublinclaimanten tot personen die worden overgeleverd op basis van een Europees Aanhoudingsbevel, vindt overdracht plaats op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel tussen lidstaten. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel is gebaseerd op het feit dat alle lidstaten gebonden zijn aan internationale verplichtingen en het Unierecht. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel geldt totdat een rechter daarover anders oordeelt. Over Kroatië zijn in dezen geen rechterlijke uitspraken gedaan die tot gevolg hebben dat niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
Bent u het eens dat deze pushbacks het Europese asiel- en migratiebeleid ondergraven? Wat gaat u hier met uw andere collega’s tegen ondernemen?
Het kabinet verwacht – met u – dat alle partijen te allen tijde de fundamentele rechten respecteren van migranten en asielzoekers. Daar zijn alle lidstaten toe verplicht op grond van internationale, Europese en nationale wet- en regelgeving. Uit deze verplichtingen volgt dat eventuele misstanden of schendingen moeten worden gemeld. Wanneer er sprake is van serieuze aantijgingen, moeten deze worden onderzocht en zo nodig moeten aanvullende maatregelen worden genomen om eventuele incidenten in de toekomst te voorkomen. Daar ziet de Commissie ook op toe, getuige haar recente reacties. Ook wordt hier nadrukkelijk over gesproken in de JBZ-Raad.
Het naleven van de Europese privacyregels van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) bij (uitvoerings)instanties |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het het bericht «440.000 euro boete voor OLVG vanwege onvoldoende beveiliging medische dossiers»?1
Ja.
Bent u bekend met de nog niet beantwoorde schriftelijke vragen van het lid Verhoeven over het niet naleven van de wet en het grootschalig onrechtmatig verzamelen van persoonsgegevens door overheidsinstanties zoals de Belastingdienst, het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), de politie, Defensie, de Inlichtingendiensten en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)?2
Deze vragen zijn bij brief van 9 april 2021, met kenmerk 2021Z00730, beantwoord.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) voert diverse wettelijke taken uit. Voor de uitvoering van deze taken is het noodzakelijk om persoonsgegevens van met name onderwijsdeelnemers, inburgeraars en burgers met een uitstaande studielening te verwerken. De bescherming van die persoonsgegevens staat voor DUO buiten kijf. Met de opdrachtgevende beleidsdepartementen werkt DUO voortdurend samen om te zorgen dat de uitvoering van privacywet- en regelgeving wordt nageleefd. Eind 2016 is DUO gestart met een project om de organisatie per 25 mei 2018 in control te laten zijn ten aanzien van de AVG. Het project is eind 2018 afgerond en de resultaten zijn geïmplementeerd in de dagelijkse uitvoering. DUO is ten aanzien van de privacywetgeving in control op basis van een risicogerichte aanpak en weet wat er gebeuren moet om aan de regels te voldoen. Naleving van de AVG vraagt voortdurend aandacht en inspanning van zowel de eigen organisatie als de opdrachtgevende departementen. Een voorbeeld hiervan is de aanpassing van de wetgeving omtrent het register onderwijsdeelnemers.3
DUO verricht deze inspanning ook door de processen in de uitvoering regelmatig te herijken op basis van interne en externe signalen. DUO werkt daarbij constructief samen met externe toezichthouders zoals de Autoriteit Persoonsgegevens, de Algemene Rekenkamer en de Audit Dienst Rijk. Daarnaast heeft DUO de afgelopen jaren geïnvesteerd in mensen en middelen om de continue aandacht voor en de ontwikkeling van compliancy aan wet- en regelgeving te borgen. DUO heeft daartoe een privacyorganisatie ingericht en heeft invulling gegeven aan vereisten van de AVG zoals het in dienst hebben van een functionaris gegevensbescherming als interne toezichthouder, het bijhouden van een verwerkingsregister, het melden van datalekken, een Data Protection Impact Assessmentproces en het waarborgen van de rechten van betrokkenen.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) handelt overeenkomstig de beginselen van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn formeel vastgelegd in het privacybeleid en in privacyprocessen. Het CBR heeft een functionaris gegevensbescherming die adviseert over en toezicht houdt op de toepassing en naleving van de AVG. Deze functionaris rapporteert rechtstreeks aan de directie. Daarnaast wordt de organisatie ondersteund door een privacyofficer en vijf informatiemanagers die adviseren over en uitvoering geven aan de processen rondom privacy.
In het privacystatement informeert het CBR de betrokkene over de gegevensverwerking. Een betrokkene kan een beroep doen op het recht van inzage, vernietiging en rectificatie. Verzoeken worden centraal afgehandeld en de betrokkene ontvangt een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit. De verwerkingen zijn opgenomen in een register van verwerking. Om de compleetheid en actualiteit van het register te borgen zijn de benodigde processen ingericht. Het CBR heeft op alle verwerkingen die mogelijk een hoog privacyrisico opleveren voor de betrokkene een Data Protection Impact Assessment (DPIA) uitgevoerd. Om te borgen dat voor nieuwe verwerkingen die mogelijk een hoog privacyrisico opleveren een DPIA wordt uitgevoerd, zijn processen ingericht. Ook als de verwerking minder risicovol is, wordt deze getoetst aan de beginselen uit de AVG.
De privacyrisico’s worden opgenomen in een risicoregister en over de opvolging van maatregelen wordt periodiek aan de directie gerapporteerd. Ook bewustwording onder medewerkers heeft de continue aandacht. Door middel van e-learning, training en gerichte bewustwordingscampagnes wordt de aandacht voor de privacybescherming van klanten onder medewerkers levend gehouden.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie de Sociale Verzekeringsbank (SVB) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Sociale Verzekeringsbank (SVB) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De SVB heeft binnen haar organisatie een privacystelsel met privacyofficers, een functionaris gegevensbescherming (FG) en privacybeleid ingesteld. Twee processen zijn nog in ontwikkeling en dit is aan uw Kamer gemeld in de stand van de uitvoering van juli 2018. Het betreft: 1) het «pseudonimiseren van testdata» en 2) «het bewaren en vernietigen van persoonsgegevens in data van applicaties en in ongestructureerde data». Het voorgaande heeft onder meer te maken met de implementatie van een nieuw Document Management Systeem en met de overgang van testfase naar het in productie nemen van vernietigingsfunctionaliteiten in de systemen van de primaire processen van de SVB.
De SVB voert op verzoek van het Ministerie van SZW enkele verwerkingen in het kader van dienstverlening uit op basis van de verwerkingsgrondslag toestemming. De SVB waarborgt in deze gevallen dat de toestemming kan worden beschouwd als een vrije, specifieke, geïnformeerde en ondubbelzinnige wilsuiting. Daar waar twijfel kan ontstaan of de grondslag toestemming voldoende is, zal voor de SVB een wettelijke grondslag gecreëerd worden.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Stichting Inlichtingenbureau persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het Inlichtingenbureau verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Translink persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Translink verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De reiziger wordt via het privacystatement geïnformeerd over welke gegevens worden opgeslagen en kunnen worden gedeeld met andere partijen. Conform de eisen van de AVG heeft Translink het privacystatement gepubliceerd op zijn website.
Translink heeft privacyfunctionarissen aangesteld die toezicht houden op de naleving van de AVG in de organisatie. Er is een verwerkingsregister opgesteld met daarin benoemd de verwerking van gegevens waar Translink verantwoordelijk voor is. Tevens is een protocol voor het melden van datalekken. Nieuwe ontwikkelingen waarbij persoonsgegevens worden verwerkt, worden onderworpen aan een Data Protection Impact Assessment. Het privacybeleid wordt daarnaast jaarlijks besproken met de directie.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Rijksdienst Wegverkeer (RDW) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Dienst Wegverkeer (RDW) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Er is binnen de RDW een goed functionerende privacyorganisatie ingericht, bestaande uit een team van privacyprofessionals, waaronder een functionaris gegevensbescherming. Samen dragen zij er zorg voor dat zorgvuldig wordt omgegaan met persoonsgegevens. Vast element in de werkwijze van de RDW is het periodiek onderwerpen van verwerkingen aan privacyquickscans en Data Protection Impact Assessments om ervoor te zorgen dat de AVG wordt nageleefd. Er is in de organisatie structureel aandacht voor privacy en transparantie. De rechten van burgers op inzage van eigen gegevens wordt gewaarborgd en gefaciliteerd door bijvoorbeeld het vergemakkelijken van het inzagerecht middels een burgerportaal.
De RDW laat jaarlijks een onderzoek uitvoeren door een onafhankelijke externe organisatie om vast te stellen of de RDW (nog steeds) voldoet aan de wettelijke privacyregelgeving. Deze externe organisatie heeft recent voor het Basiskentekenregister (BKR), het Centrale Rijbewijzen en Bromfietscertificatenregister (CRB) en het Nationaal Parkeer Register (NPR) geoordeeld dat de RDW opnieuw het keurmerk «Privacy-audit-proof» zal worden verstrekt.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Hiertoe heeft de IND de normen uit de AVG geïmplementeerd met een Privacy Compliance Programma (PCP). Resultaat van dit PCP is een ingericht Privacy Compliance Raamwerk om de normen uit de AVG structureel en in overeenstemming met de governance in de bedrijfsvoering van de IND te borgen. Daarbij is het voldoen aan de AVG, net zoals het voldoen aan veel andere verordeningen en wetten, een doorlopend proces waar de IND iedere dag mee bezig is. De IND is zich ervan bewust dat door de combinatie van reikwijdte van dit proces en menselijk handelen zich continu risico’s kunnen voordoen. De IND stelt echter alles in het werk om de risico’s daarop te beheersen, onder meer door daar via het Raamwerk zicht op te houden en adequate maatregelen te nemen.
Om ook binnen het primaire processysteem van de IND, INDiGO, te voldoen aan de eisen gesteld door de AVG, is een programma Toegang gestart. Dit programma is eind 2021 afgerond, waarna ook alle technische maatregelen zijn afgerond.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Voor de uitvoering van onze wettelijke taken en overeengekomen doelen verzamelt de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) persoonsgegevens van in- en externe medewerkers, justitiabelen, bezoekers en personen die bijvoorbeeld incidentele werkzaamheden verrichten in de gebouwen van de DJI. De persoonsgegevens, behoudens die van justitiabelen, worden verzameld en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Persoonsgegevens van justitiabelen worden verwerkt conform de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
Het borgen van privacy in een organisatie is een continu, cyclisch proces van signaleren, acteren en evalueren. Een organisatie is in control als deze wijze van privacyborging structureel is ingebed in een organisatie. Dat is ook wat de AVG van organisaties vraagt. Bij DJI is dat het geval. DJI is in control ten aanzien van de AVG en de andere vigerende privacywetten, omdat DJI risico's en tekortkomingen monitort en opneemt in een zogenaamde privacyroadmap. Met deze roadmap worden de relevante acties ten aanzien van privacy geprioriteerd en krijgen ze de juiste opvolging in de organisatie. In dat verband zijn bij DJI in de afgelopen jaren zo’n 670 Data Protection Impact Assessments verricht op bestaande en op nieuwe verwerkingen, waarbij vervolgens wordt bezien of en welke beheersmaatregelen getroffen moeten worden. Door middel van het ingerichte privacymanagementsysteem borgt DJI de continuïteit van het in control zijn. Privacyrisico's en -bedreigingen zullen er altijd zijn en in die zin is DJI nooit «klaar» met de AVG of andere privacywetgeving, maar de risico's en de bedreigingen worden door de gehanteerde werkwijze op structurele wijze beheerst en passend gemitigeerd. Op die wijze wordt voldaan aan de vigerende privacywetgeving.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De RvIG verzamelt en verwerkt persoonsgegevens voor verschillende doeleinden waarvoor de juridische grondslag is verankerd in de Wet basisregistratie personen, de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, de Paspoortwet, de Wet basisadministratie persoonsgegevens BES en de AVG zelf.
Privacy is binnen de RvIG structureel geborgd middels een continue proces van implementatie, monitoring, evaluatie en bijsturing, Voor alle processen en/of systemen en applicaties zijn Data Protection Impact Assessments uitgevoerd als onderdeel van het risicomanagementproces. Dit proces is eveneens cyclisch ingericht.
Het incident dat aanleiding vormt voor de vraag gaat over informatiebeveiligingsbeleid. De RvIG volgt de verplichtingen die daarover vanuit de Baseline Informatiebeveiliging Overheid en de AVG worden gesteld.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Raad voor de Kinderbescherming persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) heeft wettelijke taken en doelen en daartoe worden persoonsgegevens verwerkt. Het betreft persoonsgegevens van cliënten, informanten en medewerkers. De RvdK verzamelt en verwerkt deze gegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening privacygegevens (AVG).
De AVG vraagt om structurele borging van privacy in de organisatie. Dat is een continu proces van implementeren, monitoren, evalueren en bijsturen om compliant te zijn. In april 2021 is het beveiligd e-mailen (via Zivver) geïntroduceerd. Door de RvdK wordt een Data Protection Impact Assessments gedaan bij veranderingen in een werkproces, samenwerkingsverband of verandering van ICT-systeem waarbij persoonsgegevens verwerkt worden. Hiermee heeft de RvdK inzicht in de stand van zaken en de te nemen beheersmaatregelen en sluit hij waar nodig nieuwe verwerkingsovereenkomsten af.
Beheersmaatregelen zijn in een risicomatrix opgenomen en de opvolging daarvan wordt gemonitord in een interne stuurgroep Beveiliging, Integriteit en Privacy. Deze werkwijze zorgt ervoor dat privacyrisico’s in beeld zijn, en de juiste maatregelen getroffen en opgevolgd worden om aan de AVG te blijven voldoen.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Reclassering Nederland persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Reclassering Nederland verzamelt en verwerkt voor de uitvoering van haar taken persoonsgegevens van haar cliënten, medewerkers en van de personen met wie zij samenwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening privacyregels (AVG). Dit doet zij onder meer door het opstellen van Data Protection Impact Assessments (DPIA’s). Daar waar verbeteringen nodig blijken, worden deze opgepakt, zoals een herziening van het gegevensbeschermingsbeleid. Reclassering Nederland heeft hierbij te maken met een complexe uitvoeringspraktijk.
Reclassering Nederland vindt gegevensbescherming van haar cliënten van uitermate groot belang. In de uitvoering van haar taken voor een veiliger Nederland binnen de strafrechtketen wordt in toenemende mate een beroep op de reclassering gedaan om persoonsgegevens van haar cliënten met andere instanties te delen, al dan niet in samenwerkingsverbanden zoals in de Zorg- en Veiligheidshuizen. Er is wetgeving in voorbereiding die recht doet aan de bijzondere rol van Reclassering Nederland in de strafrechtketen en waardoor persoonsgegevens van cliënten niet meer onder werkingssfeer van de AVG zullen vallen, maar onder de werkingssfeer van de Europese Richtlijn gegevensbescherming politie en justitie.
Een belangrijke factor in de gegevensbescherming is het menselijk handelen. Reclassering Nederland heeft de afgelopen jaren daarom naast het treffen van technische en organisatorische maatregelen, onder meer geïnvesteerd in bewustwording en training van haar medewerkers.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Centraal Administratie Kantoor (CAK) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens grotendeels conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening privacyregels (AVG). De juiste toepassing van de AVG is ingebed in de bedrijfsvoering. Het CAK beschikt over een actueel register van verwerkingen, een PIA-register, een werkende datalekprocedure en verwerkingsovereenkomsten met leveranciers. Het CAK heeft verder organisatorische maatregelen getroffen, zoals de aanstelling van een (onafhankelijke) functionaris gegevensbescherming als interne toezichthouder, de aanstelling van een coördinerend Privacy Officer en de inrichting van een privacygilde. Op het gebied van accesmanagement (toegang tot data) voldoet het CAK nog niet volledig aan de AVG en kunnen verbeteringen worden doorgevoerd. Logging en monitoring zijn momenteel nog niet ingericht. De invulling van genoemde onderwerpen staat voor 2021 geagendeerd.
Kunt u toelichten of het openbaar ministerie (OM) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het openbaar ministerie (OM) verwerkt voor de uitvoering van zijn wettelijke taken een grote hoeveelheid gegevens. Het OM heeft daarbij naast de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) te maken met de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Binnen het OM zijn verscheidene processen en procedures ingericht waarmee uitvoering wordt gegeven aan de vereisten van deze privacywetgeving en om hierin inzicht te verkrijgen en behouden. Zo worden door het OM Data Privacy Impact Assessments (DPIA’s) uitgevoerd, waarmee vooraf risico’s van een gegevensverwerking in kaart zijn gebracht om risico’s in de systemen te mitigeren, en zijn organisatorische en technische vereisten opgesteld ten behoeve van de gegevensbescherming. Hier is bij het ontwerp uitgegaan van privacy by design en default, en deze uitgangspunten zijn vervolgens geïmplementeerd in de onderliggende ICT-systemen. Hoewel reeds een groot aantal veranderingen in werking is gesteld en er nieuwe processen en handvatten zijn ontwikkeld, is het een omvangrijke opgave om volledig inzicht te verkrijgen en te behouden. Het OM zet zich ervoor in dat daar continue aandacht voor blijft bestaan. Met name de grote hoeveelheid (gevoelige) gegevens die verwerkt wordt binnen het OM en die inherent is aan het primaire proces van de strafrechtspleging (en de andere toebedeelde wettelijke taken), maakt dat dit een voortdurend proces is.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) van toepassing op een klein deel van de verwerkingen, waarvoor het CJIB ook niet altijd zelf verwerkingsverantwoordelijk is. Alleen voor de bedrijfsvoeringsprocessen en de verwerkingen in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften is het CJIB zelf verantwoordelijk. Voor de overige verwerkingen treedt het CJIB slechts op als verwerker.
De verzameling en verwerking waarvoor het CJIB zelf verwerkingsverantwoordelijk is, geschiedt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG. De grootste uitdaging op het gebied van privacy is het in kaart brengen en houden van de risico’s die verwerkingen met zich meebrengen. Op dit onderwerp is het CJIB in control doordat er doorlopend Data Privacy Impact Assessments (DPIA’s) worden uitgevoerd, zowel op nieuwe verwerkingen als op reeds bestaande verwerkingen. In het kader van nieuwe verwerkingen kent het CJIB een Privacy by Design proces. Dit is een bestaand proces dat ook onderhavig is aan doorontwikkeling op basis van geleerde lessen. De DPIA’s op bestaande verwerkingen zijn uitgevoerd en worden periodiek herijkt om de actuele risico’s in kaart te houden.
Voor de verwerkingen waarvoor het CJIB als verwerker is aan te merken, heeft het CJIB te voldoen aan de eisen die de verwerkingsverantwoordelijke stelt. Het CJIB voldoet aan de opdrachten die door de verwerkingsverantwoordelijke worden gegeven. Deze opdrachten moeten conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG worden gegeven.
Kunt u toelichten of de (uitvoerings)instantie Fiscale Opsporingsdienst (FIOD) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De werkzaamheden van de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) als bijzondere opsporingsdienst vallen in beginsel onder de werking van de Wet politiegegevens. Slechts enkele werkzaamheden vallen onder de werking van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
De FIOD verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG. Afgezien van verwerking vanwege een gerechtvaardigd belang (bijvoorbeeld in het kader van de bedrijfsvoering of in hoedanigheid als werkgever) gebeurt dat ter ondersteuning van de wettelijke taken van de Belastingdienst zoals het registreren van aanmeldingen van strafrechtelijke signalen, het verwerken van signalen van grensoverschrijdende btw-fraude, het verwerken van gegevens omtrent mogelijke integriteitsschendingen en de informatievoorziening ten behoeve van toezicht en opsporing.
De verwerkingen die binnen samenwerkingsverbanden worden uitgevoerd en die onder gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid plaatsvinden staan (nog) niet opgenomen in het AVG-register van de FIOD. Dit wordt op korte termijn aangepast.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Waternet persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens door Waternet en het toezien of deze organisatie voldoet aan de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) behoort niet tot de systeemverantwoordelijkheid of ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat in het kader van de Wet beveiliging netwerk en informatiesystemen (Wbni), de Drinkwaterwet of de Waterwet.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie het Kadaster persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
Het Kadaster verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Het is een onderwerp dat continu de aandacht van het Kadaster heeft. De privacyorganisatie binnen het Kadaster bestaat naast de functionaris gegevensbescherming en privacyofficers ook uit AVG-ambassadeurs. Door de toenemende mate van het kennis- en bewustzijnsniveau onder de medewerkers van het Kadaster worden datalekken snel herkend en gemeld. Verzoeken van betrokkenen met betrekking tot hun rechten op grond van de AVG worden door de juridische afdeling behandeld.
De Data Protection Impact Assessments (DPIA’s), die in 2018 en 2019 op grond van artikel 35 AVG verplicht zijn opgesteld, zijn in 2020 en 2021 opnieuw uitgevoerd voor het Kadaster. Daarnaast worden alle nieuwe en huidige diensten/processen en systemen met persoonsgegevens verwerkingen binnen het Kadaster, standaard voorzien van een Quick scan DPIA en indien nodig een uitgebreide DPIA. Hierdoor kan tijdig Privacy by Design en Default worden toegepast en worden de persoonsgegevensverwerkingen beoordeeld op het in lijn zijn met de beginselen van de AVG.
De gegevens van de Quick scan DPIA en uitgebreide DPIA worden automatisch overgenomen in het Register van Verwerkingen zodat bij wijzigingen het Register wordt geactualiseerd. Alle risico’s die in de DPIA’s zijn geconstateerd worden opgenomen in het risicomanagementproces en zijn onderdeel van de rapportage- en monitoringcyclus.
Bij het verstrekken van persoonsgegevens aan derden wordt naast de relevante wetgeving, het verstrekkingsbeleid van het Kadaster gevolgd. Per aanvraag wordt getoetst of voldaan wordt aan de beginselen van de AVG, zoals grondslag, doelbinding en dataminimalisatie.
Kunt u toelichten of (uitvoerings)instantie Raad voor Rechtsbijstand persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Raad voor Rechtsbijstand (RvR) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Zo verwerkt en verzamelt de RvR persoonsgegevens in het kader van de wettelijke taken die de RvR opgedragen heeft gekregen. De RvR houdt zich ook aan alle overige relevante wet- en regelgeving op het gebied van gegevensbescherming. De RvR werkt vanuit de visie «hart voor de burger», hetgeen naadloos aansluit bij de doelstelling van de AVG waarin de bescherming van de rechten van betrokkenen centraal staat.
In 2019 is bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid gemeld dat de RvR het AVG-implementatietraject heeft afgerond en compliant is aan de AVG. Via de reguliere P&C-cyclus rapporteert de RvR het ministerie onder meer over de stand van zaken met betrekking tot de AVG. Meerdere onafhankelijke oordelen (extern door accountancy audit en intern door het jaarverslag van de functionaris gegevensbescherming) ondersteunen het beeld van het compliant zijn.
Omdat er continu ontwikkelingen zijn die privacyaspecten hebben, zijn er altijd verbeter- en ontwikkelmogelijkheden. Bij de RvR zijn de belangrijkste ontwikkelingen in het kader van de AVG met name gelegen op het gebied van gegevensuitwisselingen en het actueel houden van afspraken met ketenpartners, de ontwikkelingen met betrekking tot het snel veranderende digitale landschap en de beoogde veranderingen in het rechtsbijstandsstelsel.
Kunt u toelichten of De Nederlandsche Bank (DNB) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Nederlandse Bank (DNB) verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De verwerking van persoonsgegevens door DNB geschiedt dan ook met grote zorgvuldigheid. Dat betekent onder meer dat DNB niet meer persoonsgegevens verwerkt dan nodig voor het gestelde doel. Ook beveiligt DNB persoonsgegevens goed. Daartoe treft DNB fysieke maatregelen (bijvoorbeeld door documenten op te slaan in afgesloten kasten), logische maatregelen (bijvoorbeeld door de toegang tot persoonsgegevens te beperken), technische maatregelen (bijvoorbeeld versleuteling) en procedurele maatregelen (bijvoorbeeld door bewustwordingsprogramma’s voor medewerkers over zorgvuldige omgang met informatie).
DNB heeft daarnaast een functionaris gegevensbescherming aangesteld van wie de verantwoordelijkheden en bevoegdheden als onafhankelijke interne privacytoezichthouder in een statuut zijn vastgelegd en die eenmaal per kwartaal verslag uitbrengt aan de directie. Ook heeft DNB een privacybeleid gedocumenteerde processen voor het behandelen van datalekken en beantwoorden van onder andere inzageverzoeken. Tevens wordt er een register bijgehouden van de verwerkingsactiviteiten die onder de verantwoordelijkheid van DNB plaatsvinden.
Kunt u toelichten of de (uitvoerings)instantie Kamer van Koophandel (KvK) persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Kamer van Koophandel (KVK) beheert het handelsregister en is ten aanzien van de verwerkingen van persoonsgegevens ten behoeve van dit register verwerkingsverantwoordelijke.
De registratie, openbaarheid en verstrekking van gegevens zijn primair geregeld in de Handelsregisterwet en het Handelsregisterbesluit. Het beleid ten aanzien van registratie, openbaarheid en verstrekking van gegevens is om te beginnen een kwestie voor de nationale wetgever, maar wordt daarnaast sterk beïnvloed door Europese regelgeving zoals de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) maar ook door de Digitaliseringsrichtlijn, de Witwasrichtlijn en de Richtlijn inzake hergebruik van overheidsinformatie. De Europese regelgeving bevat steeds meer verplichtingen omtrent openbaarheid en ontsluiting van gegevens. De KVK wordt zodoende als uitvoeringsorganisatie geraakt door een veelheid aan regelgeving gerelateerd aan de diverse doelen die worden gediend met de in het Handelsregister geregistreerde gegevens en de verschillende belangen die worden gediend met beschikbaarheid of juist afscherming daarvan.
Voor de naleving van de wettelijke regels voor bescherming van persoonsgegevens valt de KVK onder het toezicht van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). KVK behandelt de persoonsgegevens die zij verwerkt met grote zorgvuldigheid en neemt daarbij de beginselen van de AVG in acht. Eind 2019 heeft de AP aangegeven een positieve indruk te hebben van het door KVK ingezette proces om de privacy van ingeschrevenen van het Handelsregister te waarborgen. Uw Kamer is destijds geïnformeerd over de uitkomsten van dit traject4 dat heeft geleid tot de sindsdien gevolgde bestendige werkwijze.
Kunt u toelichten of de Koninklijke Marechaussee persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
De Koninklijke Marechaussee verzamelt en verwerkt persoonsgegevens conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) of de Wet Politiegegevens (Wpg). Welk wettelijk kader gevolgd dient te worden, is afhankelijk van de uit te voeren taak. Wanneer bij gegevensverwerkingen mogelijk sprake is van een hoog privacyrisico voor betrokkenen, voert de Koninklijke Marechaussee daarop Data Protection Impact Assessments (DPIA’s) uit. Dat laatste blijft een doorlopend proces.
Kunt u toelichten of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen persoonsgegevens verzamelt en verwerkt conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoet de organisatie nog niet?
In de uitvoeringstoets Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van 15 september 2017 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) aangegeven nog niet direct en volledig te kunnen voldoen aan de AVG bij invoering op 25 mei 2018. Dit is aan uw Kamer gemeld in de stand van de uitvoering van juli 2018. Vorig jaar is aan uw Kamer gemeld dat het systeem SONAR niet aan de AVG voldoet en vervangen moet worden. Het UWV werkt hard om aan de AVG te voldoen. De aanpassing en vervanging van systemen die niet privacy by design en privacy by default zijn, vergt echter de nodige tijd. Inzet op aanpassing van ICT-systemen volgens AVG-richtlijnen zal daarbij in samenhang moeten worden gezien met het implementeren van andere noodzakelijke maatregelen gericht op stabiliteit, continuïteit, vernieuwing en de implementatie van nieuwe of veranderde wet- en regelgeving.
Het UWV voert op verzoek van het Ministerie van SZW enkele verstrekkingen in het kader van dienstverlening uit op basis van de verwerkingsgrondslag toestemming. Deze toestemming moet volledig vrijelijk gegeven kunnen worden. Door de (gepercipieerde) machtsverhouding tussen overheid en burger is het gebruik van toestemming twijfelachtig en soms zelfs ontoereikend. Uw Kamer is hierover geïnformeerd via de Stand van de Uitvoering van juni 2020. Zodoende zal voor deze gevallen een wettelijke grondslag gecreëerd worden. In het belang van de continuïteit van de dienstverlening aan cliënten van het UWV zal het UWV de verstrekkingen op grond van toestemming blijven uitvoeren totdat een wettelijke grondslag gecreëerd is.
Kunt u toelichten of woningcorporaties persoonsgegevens verzamelen en verwerken conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoen deze organisaties nog niet?
Woningcorporaties zijn zelfstandige, private organisaties die in het kader van hun wettelijke taken op grond van de Woningwet en ter uitvoering van huurovereenkomsten persoonsgegevens verwerken. Indien woningcorporaties persoonsgegevens verwerken of doen verwerken zijn zij als zelfstandige organisatie verwerkingsverantwoordelijke op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), zodat zij zelf moeten voldoen aan de normen die volgen uit de AVG en de UAVG. De Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties houdt daarop geen toezicht, omdat het gaat om private organisaties. Dit toezicht is belegd bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
Kunt u toelichten of zorginstellingen persoonsgegevens verzamelen en verwerken conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoen deze organisaties nog niet?
Zorginstellingen zijn zelfstandig verwerkingsverantwoordelijk in de zin van de Algemene wet gegevensbescherming (AVG). Dit betekent dat het de verantwoordelijkheid van de zorginstelling is om ervoor te zorgen dat de verwerking van persoonsgegevens voldoet aan de AVG. De Autoriteit Persoonsgegevens is belast met het toezicht op de naleving van de privacywetgeving door de zorginstellingen.
Kunt u toelichten of zorgverzekeraars persoonsgegevens verzamelen en verwerken conform de Europese privacyregels zoals vastgelegd in de AVG? Zo nee, op welke onderdelen voldoen deze organisaties nog niet?
Zorgverzekeraars zijn zelfstandig verwerkingsverantwoordelijk in de zin van de Algemene wet persoonsgegevens (AVG). Dit betekent dat het de verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraar is om ervoor te zorgen dat de verwerking van persoonsgegevens voldoet aan de privacywetgeving. De Autoriteit persoonsgegevens is belast met het toezicht op de naleving van de privacywetgeving door zorgverzekeraars.
Bent u het ermee eens dat de «Wet Gegevensverwerking Samenwerkingsverbanden» (WGS) tot doel heeft dat in de toekomst grote hoeveelheden persoonsgegevens worden verzameld en gedeeld tussen en met een groot aantal instanties in een viertal samenwerkingsverbanden (het Financieel Expertise Centrum (FEC), infobox voor Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (iCOV), de Regionaal Informatie en Expertise Centra (RIEC’s) en de ZVH’s), en dat dus alle betrokken organisaties vóór een eventuele inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (WGS) eerst moeten voldoen aan de privacyregels van de AVG omdat één zwakke schakel de hele keten in gevaar brengt? Zo nee, waarom niet?
Elke gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden onder de WGS moet voldoen aan de AVG. De waarborgen van de AVG, zoals rechtmatigheid, behoorlijkheid, transparantie, doelbinding, minimale gegevensverwerking, juistheid, opslagbeperking, integriteit en vertrouwelijkheid, zijn onverkort van toepassing. In aanvulling daarop bevat de WGS specifieke bepalingen (met name 1.8 e.v.) over waarborgen. Op grond hiervan kunnen bij AMvB nadere voorwaarden en beperkingen worden gesteld aan verwerkingen van gegevens. Bij die AMvB zullen aspecten als kwaliteit en betrouwbaarheid van de gegevens een plek krijgen. Overigens zijn onder het wetsvoorstel de deelnemers aan een samenwerkingsverband gezamenlijk verwerkingsverantwoordelijk, zodat elke deelnemer op grond van artikel 82 AVG aansprakelijkheid draagt wanneer een verwerking inbreuk zou maken op de AVG.
De bejegening van LHBT-asielzoekers door het COA |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent het bericht «Homoseksuele asielzoeker bedreigd met 40 cm lang broodmes in zijn asielzoekerscentra (azc). Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) zet slachtoffer uit azc ondanks coronamaatregelen»1 en het bericht «Wanneer een transfer door het COA deportatie wordt» (deel I en II)?2
Ja.
Bevatten de genoemde berichten feitelijke onjuistheden? Zo ja, welke dan? Zo nee, hoe oordeelt u dan over de wijze waarop met belangen van deze LHBT-asielzoekers werd omgegaan?
De facebookberichten schetsen een beeld van de handelwijze van het COA dat ik, op basis van de mij bekende informatie over deze zaken, niet herken. Zoals u weet kan ik niet ingaan op individuele zaken. Om deze reden staat het mij niet vrij om te benoemen op welke wijze de berichten afwijken van de informatie die mij bekend is omtrent deze zaken.
Deelt u de mening dat uit de genoemde berichten blijkt, dat binnen het COA niet altijd of niet door iedereen met tact en begrip wordt omgegaan met LHBT-asielzoekers en hun belangen? Zo ja, waarom? Zo nee, waar blijkt het tegendeel uit?
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 2 schetsen de facebookberichten een beeld van deze zaken dat ik niet herken. Reeds om deze reden kan ik niet op basis van deze berichten tot de conclusie komen dat binnen het COA niet altijd met tact en begrip wordt omgegaan met LHBTI-asielzoekers en hun belangen. Dit laat onverlet dat er in voorkomende gevallen sprake kan zijn van miscommunicatie of verwachtingen aan de zijde van de bewoner die niet stroken met staand beleid of de geldende processen.
Binnen de opvang en begeleiding van het COA staat de veiligheid van eenieder voorop. Dit is niet anders voor LHBTI-asielzoekers. In mijn brief d.d. 5 maart jl. heb ik uiteengezet op welke wijze het COA hier momenteel invulling aan geeft en welke stappen er in de komende tijd genomen gaan worden om de veiligheid van LHBTI-asielzoekers, maar ook bekeerlingen, verder te waarborgen. Kortheidshalve verwijs ik u naar deze brief.
Bent u bereid middels trainingen de bewustwording en sensitiviteit van COA-medewerkers op het gebied van LHBT-veiligheid te laten bevorderen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre houdt het COA, bij het uit een azc laten vertrekken van een asielzoeker, rekening met het feit dat de desbetreffende asielzoeker zich aan de avondklok moet houden?
Alle bewoners van COA zijn op de hoogte gesteld van de avondklok en geïnformeerd dat dit betekent dat zij gedurende de avondklok niet naar buiten mogen en niet mogen reizen. Bij een overplaatsing wordt er op locatie gekeken of het, met de benodigde reistijd, mogelijk is om voor 21.00 op de nieuwe locatie te arriveren.
Wat gaat u doen om er voor te zorgen dat de opvang van LHBT-asielzoekers veiliger wordt?
Zie antwoord vraag 3.
De zware omstandigheden op Lesbos en Kamp Moria 2.0 |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het artikel «Reality bites EU's «No More Morias» pledge»1 van maandag 25 januari 2021 en over het artikel in De Groene Amsterdammer2 van 19 januari 2021?
U baseert zich voor uw brief van 19 januari 2021 op een rapport van de EU Task Force Lesbos, maar op welke pers en rapporten baseert u verder uw informatievoorziening als het gaat om Kamp Moria 2.0?
Raadpleegt u ook Facebookpagina’s als «MoriaCorona Awareness Team3, Moria White Helmets4, Stand By Me Lesbos5? Zo ja, hoe rijmt u de informatievoorziening over de situatie op Moria 2.0 met de informatie op Facebook?
Uit een document van de UNHCR gepubliceerd op 8 januari 20216 blijkt dat er 271 werkende toiletten in het kamp zijn, wat erop neerkomt dat er één werkend toilet per 27 bewoners is, was u hiervan op de hoogte? Hoe rijmt u dit met het door u bevestigde aantal van 400 toiletten?
Zoals ik eerder in mijn brief van 19 januari jl. meldde, stelt de Europese Commissie in een bericht van 23 december jl., dat er in het nieuwe, tijdelijke opvangkamp Mavrovouni op Lesbos circa 400 wc’s zijn geïnstalleerd. Navraag bij de Europese Commissie naar aanleiding van deze Kamervragen, leert dat begin maart 2021 meer dan 410 werkende wc’s aanwezig zijn, waarvan 90% beschikbaar is voor migranten en vluchtelingen (de overige 10% is voor ondersteunende staf). Momenteel huisvest Mavrovouni circa 6.800 migranten en vluchtelingen, d.w.z. dat er voor elke 20 bewoners een wc beschikbaar is. Daarmee voldoet het kamp aan de internationale standaarden8.
Op 15 december schreef u aan de Kamer dat «de Griekse autoriteiten geen aanwijzingen hebben gevonden dat de grond onder het nieuwe opvangkamp met lood is vergiftigd», terwijl uit Griekse media blijkt dat er door de Griekse overheid is aangetoond dat er wel degelijk met lood vergiftigde grond is aangetroffen in het kamp7, klopt dat? Waarom heeft u de Kamer hier niet over geïnformeerd?
Denkt u dat de door de Griekse overheid getroffen maatregelen genoeg zijn om loodvergiftiging bij de bewoners te voorkomen? Op wat voor termijn zullen zij deze maatregelen treffen? Gaat u contact opnemen met uw Griekse collega over de gezondheidsrisico’s waarin de bewoners en hulpverleners van Moria 2.0 moeten leven?
Denkt u dat het voor bewoners veilig genoeg is om op met lood vergiftigde grond te wonen? Zo nee, wat onderneemt u hiertegen?
Gaat u, zoals bijvoorbeeld Human Rights Watch en 20 andere organisaties daar nu toe oproepen, aan de Griekse overheid vragen of zij overgaan tot evacuatie van Moria 2.0 aangezien leven in het kamp ernstige gezondheidsrisico’s oplevert?
Uit Griekse berichtgeving blijkt dat het plan om Moria 2.0 winterklaar te maken is vertraagd van 7 januari naar eind maart8, klopt dat? Wat is uw reactie op deze vertraging? Zit er ook een bijdrage van Nederland bij het geld dat gebruikt wordt in dit vertraagde project? Zo ja, komt het geld naar uw mening tot zijn recht? Kunt u aantonen hoe Nederlands geld is gebruikt om in oktober, november en december Moria 2.0 daadwerkelijk winterklaar te maken?
Tijdens recente koude periodes is gebleken dat ondanks de inspanningen van de Griekse autoriteiten en UNHCR niet alle faciliteiten bestand waren tegen winterweer. Ik deel uw zorgen over deze situatie. De grootste actuele uitdaging is het ontbreken van voldoende capaciteit in het elektriciteitsnetwerk om de tenten te kunnen voorzien van verwarming. Hier wordt momenteel door de Griekse autoriteiten aan gewerkt.
Daarnaast hebben ook hulporganisaties zich de afgelopen maanden ingespannen om mensen voor te bereiden op koude periodes. Nederland heeft hulporganisaties hier financieel bij ondersteund. In maart 2020 maakte de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bekend EUR 500.000 bij te dragen aan het regionale appeal van de Federatie van Rode Kruis- en Rode Halve Maanverenigingen (IFRC) via het Nederlandse Rode Kruis. Via dit appeal werden in 2020 activiteiten in het kader van winterization gefinancierd. Later in het jaar volgde de bijdrage van EUR 1 miljoen aan UNICEF, welke deels werd besteed aan noodhulpgoederen, waaronder warme kleding en andere winterization materials.
Op 3 december jl. heeft de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wederom toegezegd te onderzoeken of de humanitaire respons op Lesbos middels een additionele bijdrage verder kon worden ondersteund. Op 14 januari jl. heeft Minister Kaag de Kamer gemeld hiervoor EUR 750.000 vrij te maken uit het non-ODA budget op de begroting, ter ondersteuning van de humanitaire activiteiten van UNICEF en IRC (via Stichting Vluchteling) op de Griekse eilanden. Op 11 februari kondigde Minister Kaag een additionele bijdrage van EUR 250.000 voor de humanitaire respons van het Rode Kruis aan. De nadruk van deze Nederlandse bijdragen ligt op het ondersteunen van activiteiten op het gebied van water, sanitaire voorzieningen en hygiëne (WASH), gezondheidszorg, bescherming van kinderen en kwetsbare gezinnen alsmede levensreddende MHPSS-dienstverlening en het winterklaar maken van de faciliteiten op de eilanden.13
Hoe staat het met de herbouw van de corona hospitainer die tijdens de brand in Moria is afgebrand?
De hospitainer is tijdens de branden in Moria grotendeels verwoest. Recent is de hospitainer, met Nederlandse financiering, hersteld. Inmiddels is deze in gebruik genomen in de medical area in het opvangkamp Mavrovouni.
In het eerder genoemde artikel van EU Observer9 blijkt onder wat voor omstandigheden de mensen op Lesbos moeten leven: overstromingen, sneeuw, lekkende tenten, een gebrek aan stromend water en een gebrek aan elektriciteit, u benoemt in antwoorden op het schriftelijk overleg over de JBZ-raad van 28 en 29 januari 2021 dat deze omstandigheden «niet aan alle standaarden voldoen», klopt dat? Deelt u de mening dat deze omstandigheden onmenselijk zijn?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, blijven de omstandigheden in Griekenland zorgelijk en verbeteringen noodzakelijk. Maar specifiek met betrekking tot de situatie op Lesbos kan ik u melden, onder verwijzing naar mijn Kamerbrief van 19 januari jl., dat de opvangomstandigheden in het nieuwe tijdelijke opvangkamp Mavrovouni in bijna alle opzichten beter zijn dan in het ernstig overbevolkte Moria. Het betitelen van Mavrovouni als «Moria 2.0» doet dan ook geen recht aan de situatie ter plekke. Dit is onlangs nog bevestigd door de Nederlandse ambassadeur in Griekenland, naar aanleiding van haar werkbezoek aan Mavrovouni op 28 januari jl. Deze observaties worden bovendien onderschreven door commissaris Johansson en andere gesprekspartners van de Europese Commissie.
Is het juist dat 93% van de kinderen (AMV's) op Lesbos tussen 15 en 18 jaar oud zijn? Zo ja, waarom laat u de eis «jonger dan 14 jaar» voor kinderen die naar Nederland komen dan niet los?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, hebben de Griekse autoriteiten direct na de reeks branden in Moria in september 2020 de op Lesbos aanwezige amv overgebracht naar het vasteland. Op dit moment bevinden zich voor zover bekend nagenoeg geen amv meer op Lesbos noch op de andere Griekse eilanden.
Uw Kamer is meermaals over de uitvoering van het Nederlandse herplaatsingsaanbod geïnformeerd. Op 19 januari jl. heb ik uw Kamer, in het kader van de periodieke informatieverschaffing over de voortgang van het Grieks-Nederlandse samenwerkingsverband, geïnformeerd over de invulling van het Nederlandse herplaatsingsaanbod, inclusief de uitdagingen die daarbij zijn ondervonden en de afwegingen die terzake zijn gemaakt.15
Het bericht ‘Achterstanden bij IND in behandeling asielaanvragen zijn groter dan gemeld bij de Tweede kamer’. |
|
Attje Kuiken (PvdA), Joël Voordewind (CU), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Achterstanden bij IND in behandeling asielaanvragen zijn groter dan gemeld bij de Tweede Kamer»?1
Ja.
Wat is uw reactie op deze berichtgeving? Klopt het dat het aantal achterstallige asielaanvragen bij de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) groter is dan u eerder aan de Kamer heeft gemeld? Zo ja, hoe komt dit? Zo nee, hoe zit het dan wel?
Nee, dat klopt niet. Het is goed om een onderscheid te maken naar de voorraden zoals die golden op datum 1 april 2020 én de werkvoorraad die geldt voor de Taskforce op basis van een gemaakte verdeling. Er is een knip gezet in de voorraad per 1 april 2020. De voorraad eerste asielaanvragen in spoor 4 (zowel AA als VA) en de openstaande voorraad als gevolg van een gerechtelijke uitspraak (de zogeheten zij-instroom) is toebedeeld aan de Taskforce. Daarover heb ik ook steeds de Kamer geïnformeerd. De Taskforce heeft de opdracht om de oude voorraad (achterstand) van 15.350 eerste asielaanvragen af te handelen. In mijn brief van 7 januari jl. heb ik u geïnformeerd dat op 31 december 2020 in 8.200 zaken van de Taskforce voorraad is beslist. In diezelfde brief heb ik u geïnformeerd dat alle inzet is gericht om de resterende achterstanden bij de IND uiterlijk medio 2021 weg te werken en op een maximale preventie van overschrijdingen van de wettelijke termijn op de nieuwe aanvragen die zijn binnengekomen sinds 1 april 2020.
Waarom worden niet alle herhaalde asielaanvragen van voor 1 april 2020 door de Taskforce behandeld, terwijl eerder is gezegd dat de Taskforce alle aanvragen die voor 1 april 2020 zijn ingediend voor zijn rekening neemt?
Zie ook het antwoord hiervoor. Bij het instellen van de Taskforce is een verdeling gemaakt in de werkvoorraad van de IND. Naast de spoor 4 zaken en de zij-instroom zaken zijn er ook nog andere asielaanvragen, namelijk zaken uit spoor 1 en 2 en herhaalde asielaanvragen. Deze zaken hebben vanaf het instellen van de Taskforce niet tot de afgesproken reikwijdte behoord en zijn daarom ook niet opgenomen in de met de Kamer gecommuniceerde cijfers over de Taskforce-voorraad.
Het is echter niet uit te sluiten dat bij het vaststellen van de werkvoorraad van de Taskforce enkele herhaalde asielaanvragen in de werkvoorraad terecht zijn gekomen.
Hoeveel herhaalde asielaanvragen van voor 1 april 2020 zijn door de Taskforce behandeld en hoeveel zijn er buiten de Taskforce om door de IND zelf behandeld en waarom? Wie of wat bepaalt of een herhaalde asielaanvraag wel of niet door de Taskforce wordt behandeld?
Herhaalde asielaanvragen zaken maken geen deel uit van de werkvoorraad van de Taskforce. Het is echter niet uit te sluiten dat bij het vaststellen van de werkvoorraad van de Taskforce enkele herhaalde asielaanvragen in de werkvoorraad terecht zijn gekomen. (zie de antwoorden op vraag 2 en2.
Herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen van het lid Groothuizen (D66) van 10 februari j.l.?2 Moeten de indieners concluderen uit antwoord 2, waarin staat dat ook zaken uit spoor 1 en 2 van vóór 1 april 2020 niet in de voorraad van de Taskforce vallen, dat de voorraad oude zaken nog groter is?
De Taskforce is ingericht om een groot aantal oude zaken versneld te kunnen afdoen met als doel dat de IND de nieuwe instroom eerste asielaanvragen vanaf 1 april 2020 binnen de wettelijke termijnen kan afdoen. Om die reden is de Taskforce-voorraad ingedeeld en vastgesteld op 15.350 eerste asielaanvragen (AA, VA en zij-instroom), zoals ik uw Kamer meermaals heb geïnformeerd. De IND behandelt naast aanvragen AA en VA nog diverse andere aanvragen, waaronder de genoemde spoor 1 en 2 aanvragen en herhaalde aanvragen. Bij de herhaalde aanvragen is sprake van een deel oude voorraad. Deze wordt door de IND in het komende half jaar met voorrang afgehandeld, het gaat om 450 zaken.
Hoe komt het volgens u dat continue onduidelijkheid bestaat over de hoeveelheid weg te werken achterstanden bij de IND? Is volgens u op dit moment wel de volledige «restvoorraad» in beeld? Zo ja, hoe groot is die? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw mening niet dat er onduidelijkheid is over de achterstand. Er is ook geen sprake van een restvoorraad. Er is een afgebakende Taskforce-voorraad en er is de werkvoorraad van alle andere asielaanvragen. Van beide werkvoorraden zijn de aantallen goed in beeld.
Wat zegt de onduidelijkheid over het beeld dat de IND van de achterstandenproblematiek heeft? Deelt u de mening dat de berichtgeving op z’n minst de indruk wekt dat de IND niet precies weet hoe groot de problematiek is? Welke verklaring heeft u hiervoor? Hoe gaat u ervoor zorgen dat de volledige problematiek wel zo snel mogelijk helemaal in beeld is bij de IND?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe is tot nu toe gecommuniceerd aan asielzoekers met een herhaalde aanvraag over wanneer en door wie hun verzoek in behandeling wordt genomen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat er duidelijkheid bestaat onder asielzoekers met een herhaalde aanvraag over wie en wanneer hun aanvraag wordt behandeld?
Als een vreemdeling zich aanmeldt voor een herhaalde aanvraag (HASA) dan wordt aan de vreemdeling of diens gemachtigde op dezelfde dag medegedeeld of de aanvraag compleet is en in behandeling zal worden genomen. Indien een aanvraag onvolledig is ingevuld of niet alle informatie is aangeleverd dan wordt er een voornemen tot buiten behandeling bekend gemaakt. De vreemdeling krijgt dan één week de tijd om de aanvraag aan te vullen. Als de aanvraag na deze termijn nog niet is aangevuld dan kan de aanvraag buiten behandeling gesteld worden. De vreemdeling kan hier tegen in beroep bij de rechtbank. In de situatie dat de vreemdeling op moment van aanmelden direct een complete aanvraag indient dan wordt er een brief gestuurd naar diens gemachtigde. In deze brief staat vermeld dat de aanvraag compleet is en dat de vreemdeling uitgenodigd zal gaan worden voor de inhoudelijke behandeling van de aanvraag. In deze brief wordt nog geen melding gemaakt van een specifieke datum. Het is een aankondiging dat de IND de zaak inhoudelijk gaat beoordelen. Deze zaken komen vervolgens in de planvoorraad van AC Ter Apel, AC Zevenaar of AC Den Bosch. Vanuit hier worden ze op datum van aanvraag (ouderdom) ingepland voor een inhoudelijke procedure. Op het moment dat de datum van behandeling van de herhaalde aanvraag en de behandeld locatie bekend zijn, wordt dit door middel van een uitnodigingsbrief aan gemachtigde en aan de vreemdeling bekend gemaakt. Op dit moment is sprake van een klein deel oude voorraad bij herhaalde asielaanvragen. Het gaat om 450 zaken. De IND behandelt deze zaken het komende half jaar met voorrang.
Dna-testen in verband met verzoeken tot gezinshereniging voor vluchtelingen |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel waaruit blijkt dat gezinshereniging van vluchtelingen wordt afgewezen als niet binnen vier weken een afspraak is gemaakt met de Nederlandse ambassade voor dna-onderzoek?1
Ja.
Onderschrijft u dat Nederland op grond van internationaal recht en de gezinsherenigingsrichtlijn de gezinshereniging van vluchtelingen moet bevorderen en daarbij rekening moet houden met de bijzondere situatie van de vluchteling en de gezinsleden? Onderschrijft u voorts dat daarbij bovendien de gezinsherenigingsprocedure van vluchtelingen op grond van de jurisprudentie van het Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) snel, zorgvuldig en met speciale zorg moet worden afgehandeld?
Ja.
Is sprake van een nieuwe werkwijze dat gezinsleden slechts vier weken de tijd krijgen om een afspraak bij de ambassade te maken waarna bij het verloop van deze termijn de aanvraag direct wordt afgewezen? Wat is de juridische grondslag voor deze fatale termijn? Waarom is niet gekozen voor een ruimere termijn met de mogelijkheid deze indien nodig te verlengen?
Nee, er is geen sprake van een nieuwe werkwijze. Gezinsleden die een DNA-onderzoek krijgen aangeboden, hebben standaard vier weken de tijd om een afspraak in te plannen bij een Nederlandse vertegenwoordiging. Dit is een staande werkwijze die geldt voor alle nationaliteiten. Gedurende deze vier weken kunnen de gezinsleden telefonisch of via het online afsprakensysteem van de betreffende ambassade of Nederlandse vertegenwoordiging, een afspraak maken. In Addis Abeba plant de ambassade telefonisch afspraken in met gezinsleden, waarbij de nareizigers meerdere keren, over een periode van meerdere weken gebeld voor een afspraak. De daadwerkelijke afspraak kan later plaatsvinden. Het betreft een termijn die in de praktijk wordt gehanteerd en aansluit bij de reactietermijn die de vreemdeling krijgt wanneer er sprake is van een incompleet dossier en deze door middel van een herstel van het verzuim wordt aangevuld. De termijn voor het maken van een DNA afspraak bij de ambassade is niet wettelijk vastgelegd. Omdat de daadwerkelijke afspraak later dan de genoemde vier weken kan plaatsvinden, is in een redelijke termijn voorzien.
Klopt het dat de Nederlandse ambassade nog niet eerder dna-onderzoek heeft kunnen faciliteren vanwege de coronasituatie? Hoe lang heeft het geduurd voordat de Nederlandse ambassade weer de mogelijkheid van dna-onderzoek kon bieden? Is al deze tijd de beslistermijn van de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) opgeschort? Waarom kan de IND de beslistermijn niet verder opschorten om gezinnen een reële kans te bieden de Nederlandse ambassade te bereiken en op die manier de gezinshereniging voor de vluchtelingengezinnen te faciliteren?
Door COVID-19 was het Ministerie van Buitenlandse zaken medio maart 2020 genoodzaakt de niet-essentiële consulaire dienstverlening op de diplomatieke vertegenwoordigingen af te schalen, zo ook het afnemen van DNA-materiaal. Daar waar de reguliere consulaire dienstverlening sinds eind mei 2020 geleidelijk kon worden hervat, heeft het hervatten van DNA-afnames langer geduurd. Dit komt met name doordat consulaire afdelingen niet over voldoende faciliteiten beschikten om dit proces conform RIVM richtlijnen en Rijksbrede protocollen veilig uit te kunnen voeren, en/of door onvoldoende beschikbaarheid van medisch personeel. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de diplomatieke vertegenwoordigingen hebben zich hard ingezet om consulaire afdelingen zo in te richten- of externe locaties te vinden om veilig DNA-materiaal af te kunnen nemen. Sinds 1 november 2020 is de Nederlandse ambassade in Addis Abeba weer in staat DNA-afnames te faciliteren.
De IND heeft in de individuele aanvragen waarin door de overmachtssituatie nadere onderzoeken geen doorgang konden vinden, de beslistermijnen tijdelijk opgeschort. De huidige omstandigheden in de Tigray regio zijn grillig en onvoorspelbaar, waardoor het onduidelijk is wanneer de vreemdelingen aldaar wel beschikbaar zullen zijn voor een nader onderzoek. Het kan niet met zekerheid worden gesteld dat de gezinsleden bij een verlenging van de termijn met enkele weken daadwerkelijk gebaat zouden zijn. Daarom heeft de IND er niet voor gekozen om de termijn te verlengen.
Vreemdelingen die worden afgewezen omdat zij niet beschikbaar zijn voor onderzoek, wordt verzocht een nieuwe aanvraag in te dienen zodra zij wél beschikbaar zijn voor onderzoek. Deze nieuwe aanvraag wordt vervolgens met voorrang opgepakt. De afspraak voor het nader onderzoek wordt dan snel gepland.
Erkent u dat het moeten doen van een nieuwe aanvraag vertraging oplevert, ook al wordt deze met voorrang behandeld? Kunt u aangeven hoe snel gemiddeld en hoe lang maximaal het de IND zal vergen om een nieuwe beslissing te nemen? Hoe snel zal het nieuwe aanbod voor dna-onderzoek er liggen? Erkent u dat het moeten behandelen van een nieuwe aanvraag de IND ook weer extra werklast oplevert?
Bij de beoordeling van de nieuwe aanvraag, zal het onderliggende dossier volledig worden betrokken. Waar mogelijk wordt de aanvraag door de medewerker behandeld die ook bij de eerste aanvraag de zaakverantwoordelijk medewerker was en zodoende bekend is met het dossier. De eerdere conclusie in deze aanvragen dat de gezinsleden voor een DNA-onderzoek in aanmerking kwamen, zal indien de omstandigheden niet zijn gewijzigd, opnieuw worden getrokken. Het aanbod voor een DNA-onderzoek zal dan opnieuw worden gedaan. De IND neemt na ontvangst van de nieuwe aanvraag, binnen vier weken contact op met de vreemdeling. De referent wordt gevraagd de nieuwe aanvraag pas in te dienen wanneer er daadwerkelijk zicht is op contact met de gezinsleden en de mogelijkheid een afspraak in te plannen. Zo wordt de extra werklast voor de IND zoveel mogelijk beperkt.
Wat zijn de gevolgen van het moeten doen van een nieuwe aanvraag voor met name alleenstaande minderjarige vluchtelingen (AMV's) die inmiddels 18 jaar zijn geworden? Geldt voor hen dat zij alleen nog een reguliere aanvraag kunnen indienen waarvoor (opnieuw) leges betaald moet worden? Kunt u aangeven hoe hoog deze leges zijn voor een ouder en hoe hoog voor eventuele broertjes en zusjes? Erkent u dat voor een minderjarige of net meerderjarig geworden asielstatushouder deze bedragen een grote belemmering vormen en het zoeken naar mensen die hierbij financieel willen helpen alleen maar verdere vertraging oplevert? Bent u bereid de (voormalig) minderjarige asielstatushouders vrij te stellen van leges?
Een amv die tijdens de eerste nareisprocedure meerderjarig wordt, wordt gedurende de gehele procedure beschouwd als minderjarige. Bij een afwijzing zal de aanvrager ook in de eventuele bezwaarprocedure als minderjarige worden beschouwd.
Voor alle meerderjarigen die om gezinshereniging met ouders verzoeken, geldt de vrijstelling van materiële voorwaarden in het begunstigende nareiskader, zoals leges, niet. Hierop geldt geen uitzondering voor meerderjarigen die in een voorliggende procedure minderjarig waren. De amv die na afronding van de eerste procedure meerderjarig is geworden, zal een reguliere aanvraag kunnen indienen waarvoor de standaard legeskosten ter hoogte van € 192 voor meerderjarige, en € 64 voor minderjarige gezinsleden dienen te worden betaald. Indien de bedragen een te grote belemmering vormen, kan onder bepaalde voorwaarden vrijstelling voor de leges worden verleend. Ik zie geen aanleiding deze werkwijze aan te passen.
Geldt voor een ouder van een voormalige AMV dat zij vanwege de reguliere procedure die gevolgd moet worden niet meer een asielvergunning maar een reguliere vergunning zullen krijgen? Wat betekent dit voor hun rechtspositie, bijvoorbeeld voor de mogelijkheid om te kunnen naturaliseren wanneer zij net als asielstatushouders niet aan de documenteis kunnen voldoen?
Gezinsleden die een reguliere aanvraag om gezinshereniging indienen ten bate van hun gezinsleden, ontvangen in Nederland een reguliere verblijfsvergunning. Om te kunnen naturaliseren gelden op grond van de daartoe strekkende wet- en regelgeving voorwaarden. Onder meer om zeker te zijn van de juistheid van de gegevens die op het naturalisatiebesluit worden vermeld, wordt verlangd dat de naturalisatieverzoeker, die in het bezit is van een reguliere verblijfsvergunning, zijn persoonsgegevens en nationaliteit in beginsel aantoont met buitenlandse documenten (een gelegaliseerde of van een apostillestempel voorziene geboorteakte/geboortebewijs alsmede met een geldig buitenlands paspoort). In een individueel geval kan bij een vreemdeling, die in het bezit is van een reguliere verblijfsvergunning, aanleiding bestaan om de voorwaarden voor het overleggen van identiteits- en/of nationaliteitsdocumenten niet te handhaven. Daartoe overgaan is mogelijk na het hebben vernomen en gewogen van de reden(en) waarom betrokkene niet in het bezit is van het gevraagde document. Het is aan betrokkene om deze reden(en) naar voren te brengen, in beginsel bij het indienen van zijn naturalisatieverzoek.
Aangezien het in al deze zaken gaat om een afspraak voor dna-onderzoek betekent dit dat het in alle zaken gaat om biologische kinderen? Heeft u de belangen van deze kinderen overeenkomstig het Kinderrechtenverdrag en artikel 5 gezinsherenigingsrichtlijn voldoende mee laten wegen bij het stellen van deze vier weken termijn en de vertraging die het moeten doen van nieuwe aanvragen met zich mee brengt?
Ja, in zaken waarin een DNA-onderzoek wordt aangeboden, is veelal sprake van gesteld biologische gezinnen met minder- of meerderjarige kinderen in Nederland of land van (tijdelijk) verblijf. Gezinsleden die naar Nederland willen komen, moeten met documenten aantonen wie zij zijn en wat hun relatie is met de referent in Nederland. Dit geldt ook voor de minderjarige gezinsleden. De IND houdt zorgvuldig rekening met de belangen van minderjarige kinderen en overige individuele omstandigheden van de vluchteling, door te beoordelen of het ontbreken van de vereiste documentatie aan de vreemdeling toe te rekenen valt. In de aanvragen waarin de IND beoordeelt dat het ontbreken van documentatie de aanvrager of gezinsleden niet valt te verwijten, wordt een DNA-onderzoek aangeboden om in de bewijslast tegemoet te komen. Ook de minder-of meerderjarigheid van de betrokkenen speelt een rol in deze afweging. Zo zal bij aanvragen van biologische kerngezinnen sneller tot de conclusie worden gekomen dat een DNA-onderzoek aan de orde is.
Heeft u rekening gehouden met de slechte telefonische bereikbaarheid vanwege verblijf in de regio Tigray? Heeft de IND of de Nederlandsse ambassade contact gezocht met de UNHCR om te zien in hoeverre zij het leggen van contact met deze gezinsleden kunnen ondersteunen? Zo nee, waarom niet?
Om rekening te houden met nareizigers in de Tigray regio die niet direct telefonisch bereikbaar zijn, worden de gezinsleden meerdere keren, over een periode van meerdere weken gebeld voor een afspraak. De IND verkent momenteel voornamelijk of er samenwerking mogelijk is met UNHCR op het gebied van interviews door middel van videoverbinding, waardoor de benodigde reisbewegingen van de gezinsleden mogelijk beperkt kunnen worden.
Bent u bereid samen met de Minister van Buitenlandse Zaken te bezien of de UNHCR of hulporganisaties ter plekke ondersteuning kunnen bieden in de bereikbaarheid van gezinsleden in Tigray en de mogelijkheid naar de Nederlandse ambassade in de hoofdstad te reizen? Bent u bereid met het Internationale Organsiatie voor Migratie (IOM) te bezien of zij in de regio Tigray voor dna-afname van de gezinsleden kunnen zorgen?
Momenteel wordt in samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken verkend of er samenwerking mogelijk is met IOM en UNHCR in enkele landen waar veel nareizigers wachten op nader onderzoek, zo ook in Ethiopië. Onderzocht wordt of voornoemde organisaties kunnen ondersteunen bij de afname van DNA-samples en het opzetten van videoconferencing verbindingen ten bate van de doorgang van interviews.
Bent u bereid de nieuwe werkwijze aan te passen en rekening te houden met de situatie van de vluchteling en de gezinsleden en met name de minderjarige gezinsleden en ervoor zorg te dragen de gezinshereniging van deze gezinnen zo goed mogelijk te faciliteren zodat deze geen verdere vertraging oplopen? Bent u bereid in de zaken waarin al direct na het overschrijden van de vier weken termijn is afgewezen en bezwaar is ingesteld het bezwaar met voorrang te behandelen en opnieuw DNA-onderzoek aan te bieden?
Gezinsleden die naar Nederland willen komen, moeten met documenten aantonen wie zij zijn en wat hun relatie is met de referent in Nederland. De IND houdt zorgvuldig rekening met de situatie van de vluchteling door te beoordelen of het ontbreken van de vereiste documentatie aan de vreemdeling toe te rekenen valt. In de aanvragen waarin de IND beoordeelt dat dat niet het geval is, wordt een DNA-onderzoek aangeboden om de vreemdeling en de gezinsleden tegemoet te komen. De nareizigers die niet tijdig naar de diplomatieke post in Addis Abeba konden reizen of een afspraak ten bate van het benodigde onderzoek konden maken, worden tegemoet gekomen met voorrang bij een nieuwe aanvraag. Op die manier is in een zo zorgvuldig en efficiënt mogelijke werkwijze voorzien. Ik voorzie daarin thans geen aanpassing.
Het bezwaarschrift dient binnen vier weken na afwijzing te zijn ingediend. Het nuttig effect van de nieuwe aanvraag met voorrang behandelen is het uitgangspunt dat de aanvrager deze heeft ingediend op het moment dat de gezinsleden daadwerkelijk beschikbaar en bereikbaar zijn voor het nader onderzoek. Omdat het niet evident is dat het benodigde nader onderzoek binnen deze korte termijn wel kan plaatsvinden, acht ik het niet dienstig voor de betrokkenen om ook de bezwaarschriften met voorrang te behandelen.
De brief van werkgroep kind in AZC ‘Impact corona op kinderen in AZC’s’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de brief «Impact corona op kinderen in AZC’s»?1
Ja.
Is het u bekend dat honderden jongeren in asielzoekerscentra (AZC's) bij het volgen van online onderwijs nog steeds last hebben van slechtwerkend internet?
Zoals ik in mijn brief van juni 2020 met uw Kamer heb gedeeld heeft het COA, ondanks dat het aanbieden van goede wifi voor bewoners geen standaarddienst is, tijdens de eerste lockdown besloten om, met name ten behoeve van het thuisonderwijs, te investeren in uitbreiding van de bandbreedte en de wifi-capaciteit. Daarnaast is er een apart wifi-netwerk ingericht op alle locaties voor scholieren zodat het volgen van thuisonderwijs beter geborgd kan worden. Dit wifi-netwerk «Student» biedt op schooldagen tussen 08.00 en 18.00 uur een hogere prioriteit dan het wifi-netwerk «bewoners», waardoor voor scholieren beter (video)contact met school mogelijk is. Deze uitbreiding is op alle locaties gerealiseerd en heeft geleid tot een aanzienlijke verbetering.
De mate van dekking van wifi is afhankelijk van meerdere factoren, zoals de gebruikte verbinding, lokaal beschikbare bandbreedte, gebouwtype etc. De afgelopen periode is gebleken dat verdere verbetering, met name voor scholieren, nog steeds wenselijk is. In het najaar van 2020 is het COA daarom begonnen om locatie-breed in kaart te brengen welke verdere verbeteringen nodig en mogelijk zijn, zowel voor de korte als de lange termijn. Bepalende factor daarbij is dat het COA op ruim dertig locaties nog gebruik maakt van een netwerk dat is gebaseerd op een verouderde, analoge verbinding. De enorme toename van het dataverbruik heeft de beperkingen van dit netwerk blootgelegd. Sinds januari is het COA daarom aan de slag om, waar mogelijk, op korte termijn verbeteringen aan dit netwerk aan te brengen. De verwachting is dat deze werkzaamheden eind maart worden afgerond. Daarbij moet wel aangetekend worden dat bij investeringen in de wifi ook altijd de afweging gemaakt moet worden of de kosten opwegen tegen de baten, gezien ook de beperkte financiële middelen die hiervoor beschikbaar zijn. Er is dus sprake van maatwerk en gezien eerder genoemde factoren kunnen verschillen in wifi-dekking en kwaliteit blijven bestaan. Scholieren kunnen, wanneer zij onverhoopt slechtwerkend internet ervaren, terecht in de centrale ruimtes en de computerruimtes waar gewerkt kan worden aan schoolopdrachten.
Sinds 8 februari zijn de basisscholen weer volledig open. Middelbare scholen zijn vanaf 1 maart met extra maatregelen weer open. Alle leerlingen gaan minimaal 1 dag per week naar school. Gedurende de scholensluiting waren scholen in staat gesteld om leerlingen in een kwetsbare positie naar school te laten komen. Middelbare scholen zijn gevraagd daarbij bijzondere aandacht te hebben voor nieuwkomers, waaronder leerlingen uit AZC’s. Scholen hebben tevens gebruik kunnen maken van een tijdelijke regeling voor internetconnectiviteit van coöperatie SIVON. SIVON biedt met subsidie van OCW samen met verschillende telecomproviders tijdelijke internetoplossingen aan, zodat leerlingen in staat worden gesteld onderwijs op afstand te kunnen volgen.
Wat gaat u op korte termijn doen om te zorgen dat er wel goede internetverbindingen komen?
Zie antwoord vraag 2.
Is het u bekend dat er nog steeds onvoldoende laptops en tablets aanwezig zijn om schoolgaande AZC-kinderen online onderwijs te laten krijgen? Zo ja, hoe komt dit?
In de brief van de werkgroep Kind in azc heb ik gelezen, dat er niet overal voldoende laptops of tablets aanwezig zijn. Schoolbesturen hebben het beste inzicht in de behoeften van hun leerlingen en kunnen kiezen welke leermiddelen, papier of digitaal, zij voor het afstandsonderwijs inzetten. Zij zijn verantwoordelijk voor het inrichten van onderwijs op afstand. Scholen is gevraagd om hierbij bijzondere aandacht te hebben voor leerlingen in een kwetsbare positie. Leerlingen in een kwetsbare positie kunnen wel naar school komen.
De Minister voor Basis-, Voortgezet Onderwijs en Media acht het van groot belang dat alle leerlingen in deze bijzondere tijd onderwijs op afstand kunnen volgen. Daarom heeft het kabinet in totaal EUR 24 mln. vrijgemaakt voor laptops en tablets om schoolbesturen te ondersteunen bij het organiseren van afstandsonderwijs aan leerlingen die thuis niet over deze devices beschikken. Schoolbesturen hebben via coöperatie SIVON een aanvraag kunnen indienen voor devices. Scholen met leerlingen uit AZC’s hebben ook van deze regeling gebruik gemaakt. Alle aanvragen voor devices zijn gehonoreerd. De laatste tranches hiervan worden in de komende weken zo snel als mogelijk geleverd aan de aanvragende scholen. Daarbij komen de scholen die achterstandsmiddelen ontvangen als eerste aan de beurt.
Wat gaat u op korte termijn doen om te zorgen dat de kinderen in AZC’s wel van voldoende laptops en tablets voorzien worden?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u het ermee eens dat het volgen van online onderwijs gevolgen heeft voor de mentale gezondheid van kinderen in AZC’s en hulpverlening en zorgtrajecten van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) en GezondheidsZorg Asielzoekers (GZA) dus noodzakelijk zijn? Zo ja, kunt u erop toezien dat hulpverlening en zorgtrajecten van COA, GGD en GZA door kunnen blijven gaan ondanks de minimale bezetting op AZC’s als gevolg van corona?
Dat covid-19 en alle beperkingen die daarbij komen kijken invloed hebben op de mentale gezondheid van mensen, dus ook van asielzoekerskinderen is duidelijk. Ik deel dan ook uw zorg dat hier aandacht voor moet zijn.
Daarom gaan, ondanks de geldende beperkingen, de multidisciplinaire overleggen (het overleg tussen COA en (zorg)ketenpartners op AZC’s) in aangepaste vorm onverminderd door. Ook de JeugdGezondheidsZorg (JGZ) vindt doorgang met aangepaste consulten. Kinderen waar zorgen over zijn, krijgen vaker een uitnodiging om langs de jeugdverpleegkundige te komen, en ook COA medewerkers hebben extra aandacht voor deze kinderen. De Praktijkondersteuners GGZ (POH-GGZ) zijn grotendeels fysiek aanwezig geweest in 2020. Alle spreek- en behandelruimtes zijn coronaproof gemaakt, waardoor fysieke consulten aangeboden konden blijven worden. Indien nodig of wenselijk worden consulten ook telefonisch of digitaal aangeboden.
Daarnaast is het gelukt om door de flexibiliteit en inventiviteit van organisaties zoals KunstLab van stichting de Vrolijkheid, TeamUp van Save the Children, Unicef, Warchild en Time4U van Vluchtelingenwerk Nederland, de door hen georganiseerde activiteiten digitaal te laten plaatsvinden. Deze, met Europese en nationale middelen gefinancierde projecten, zijn juist gericht op het psychosociale welzijn van kinderen en jongeren.
Bent u het ermee eens dat kinderen uit AZC’s de mogelijkheid moeten krijgen naar school te komen om daar les te volgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat dit mogelijk wordt?
Voor kinderen uit AZC’s geldt, net als voor andere kinderen, dat sinds 8 februari 2021 sprake is van een openstelling van de scholen voor basisonderwijs. Middelbare scholen zijn vanaf 1 maart met extra maatregelen weer open. Alle leerlingen gaan minimaal 1 dag per week naar school. Scholen wordt gevraagd hierbij prioriteit te geven aan nieuwkomersleerlingen. Gedurende de scholensluiting waren scholen in staat gesteld om leerlingen in een kwetsbare positie naar school te laten komen.
Bent u bekend met de uitspraak van het Europees Hof «Alvorens een terugkeerbesluit uit te vaardigen tegen een niet begeleide minderjarige, moet een lidstaat nagaan of er voor de minderjarige adequate opvang beschikbaar is in het land van terugkeer»?1
Ja.
Wat is uw reactie op deze uitspraak? Hoe gaat u het beleid aanpassen om te voldoen aan deze uitspraak?
In de uitspraak stelt het Hof dat een lidstaat zich, reeds voorafgaand aan het nemen van een terugkeerbesluit, ervan dient te vergewissen dat adequate opvang beschikbaar is. In de voorheen geldende uitvoeringspraktijk onderzocht de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) eerst ná het nemen van een terugkeerbesluit of er adequate opvang was om terugkeer te realiseren, onder opschorting van de terugkeer. Voor de goede orde merk ik op dat zowel voor als na de uitspraak, alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) alleen zijn teruggeleid als er adequate opvang aanwezig was in het land van herkomst. Ik ben op dit moment aan het onderzoeken wat de uitspraak betekent voor de inrichting van het terugkeerproces van amv’s.
Waarom was het beleid zo ingericht dat bij alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) boven de 15 jaar geen onderzoek werd gedaan naar de beschikbaarheid van adequate opvang in het land van herkomst? Hoe kijkt u daar nu naar, gelet op de uitspraak van het Europese Hof?
Ik wil graag nogmaals benadrukken dat ook bij amv’s vanaf 15 jaar door de DT&V onderzoek werd en wordt gedaan naar de beschikbaarheid van adequate opvang. Amv’s vanaf 15 jaar kunnen alleen niet in aanmerking komen voor de buitenschuldvergunning voor amv’s (zoals omschreven in paragraaf B8/6 van de Vreemdelingencirculaire 2000).
Het buitenschuldbeleid voor amv’s is in juni 2013 aangepast om amv’s die geen recht hebben op bescherming, maar van wie helder is dat zij buiten hun schuld niet kunnen terugkeren naar het land van herkomst, alsnog duidelijkheid te bieden.2 Wanneer uiterlijk drie jaar na de asielaanvraag blijkt dat de amv buiten zijn of haar schuld om niet kan terugkeren en de amv nog steeds minderjarig is, kan hij of zij in aanmerking komen voor een buitenschuldvergunning voor amv’s. Door het stellen van een maximale termijn van maximaal drie jaar wordt de periode waarin een amv in onzekerheid verkeert over zijn of haar verblijfsperspectief begrensd, maar tegelijkertijd rekening gehouden met de tijd die nodig is om op een aanvraag te beslissen en onderzoek te doen naar het bestaan van adequate opvang.
Bij het presenteren van dit nieuwe beleid is destijds verduidelijkt dat het buitenschuldbeleid bedoeld is voor uitzonderlijke gevallen, omdat ook in het geval van een minderjarige geldt dat wie terug wil ook terug kan, zolang er een vorm van adequate opvang bestaat.
Amv’s van vanaf 15 jaar, die buiten hun schuld om niet kunnen terugkeren, kunnen overigens wel in aanmerking komen voor de reguliere buitenschuldvergunning (omschreven in paragraaf B8/4 van de Vreemdelingencirculaire 2000).
Bent u ooit gewezen op het feit dat de huidige uitvoeringspraktijk in strijd is met EU-recht? Zo ja, wat is daar toen mee gedaan? Indien daar toen niets mee is gedaan, waarom niet?
Nee, dit was tot aan de uitspraak niet bekend.
Hoe kunt u in het schriftelijk overleg van 25 januari j.l. stellen dat «in de huidige uitvoeringspraktijk de Dienst Terugkeer en Vertrek eerst na het nemen van een terugkeerbesluit onderzoekt of er adequate opvang is om terugkeer te realiseren» en dat dit «de geldende werkwijze is in alle amv-zaken» terwijl het Europese Hof in een uitspraak op 14 januari j.l. juist heeft geconcludeerd dat dit voor amv-zaken tussen de 15 en 17 jaar niet de geldende praktijk is? Kunt u uw antwoord toelichten?2
In het antwoord van het schriftelijk overleg van 25 januari jl. wordt gedoeld op de uitvoeringspraktijk tot de uitspraak. Inmiddels is begonnen met het intrekken van de terugkeerbesluiten van amv’s in de huidige caseload van de DT&V en vaardigt de IND in nieuwe amv-zaken voorlopig geen terugkeerbesluiten uit, totdat een besluit is genomen over eventuele aanpassingen aan het terugkeerproces voor amv’s.
Kunt u een beeld schetsen om hoeveel zaken het ongeveer gaat waarbij niet in lijn met Europese regelgeving is gehandeld en wat de voornaamste herkomstlanden zijn van de vreemdelingen die het betreft? Zo nee, waarom niet? In hoeveel procent van deze zaken is de betrokkenen ook daadwerkelijk uitgezet na aanvang van het achttiende levensjaar?
Zoals aangegeven in het schriftelijk overleg van 25 januari jl. was het in alle zaken, waaronder die van amv’s, de geldende praktijk om een afwijzende beschikking uit te vaardigen tegelijkertijd met een terugkeerbesluit. De DT&V heeft in alle amv-zaken waarin terugkeer aan de orde was, eerst onderzoek gedaan naar adequate opvang na het uitvaardigen van het terugkeerbesluit. Er was tot aan de uitspraak van het Hof geen aanleiding om te denken dat hiermee niet in lijn met Europese regelgeving werd gehandeld. Voor de goede orde benadruk ik dat dit met name ziet op de volgtijdelijkheid van het proces. Er zijn geen minderjarige vreemdelingen uitgezet zonder dat aan de voorwaarde is voldaan dat er sprake was van adequate opvang in het land van bestemming.
Het is niet mogelijk om vanuit de geautomatiseerde systemen van de migratieketen op te maken in hoeveel procent van de gevallen een betrokkene daadwerkelijk is uitgezet na aanvang van het achttiende levensjaar. Dit zou een complexe analyse vereisen, die binnen de termijn voor beantwoording van deze vragen niet is uit te voeren. Ter beeldvorming kan ik aangeven dat vanaf 2014 tot en met 2020 de jaarlijkse instroom van amv’s in de caseload van de DT&V uit gemiddeld ca. 310 zaken bestond. De voornaamste nationaliteiten over deze periode waren de Afghaanse, Marokkaanse en Eritrese nationaliteit.4
Kunt u toezeggen dat er voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen van 15 tot en met 17 jaar oud die zich nu en in de toekomst in Nederland bevinden, voortaan wel onderzoek wordt gedaan naar de beschikbaarheid van adequate opvang in landen van herkomst voordat een terugkeerbesluit genomen wordt? Zo nee, waarom niet?
De precieze veranderingen aan de uitvoering van het terugkeerproces voor amv’s naar aanleiding van deze uitspraak zijn nog niet uitgekristalliseerd. De uitspraak is echter bindend voor Nederland, dus er zal vanaf nu onderzoek moeten worden gedaan naar de beschikbaarheid van adequate opvang vóórdat een terugkeerbesluit kan worden genomen ten aanzien van een amv.
Een radio-uitzending over het Essexdrama waarbij 39 slachtoffers vielen |
|
Jasper van Dijk , Michiel van Nispen |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de radiouitzending van Argos over het Essexdrama van 23 januari 2021 en wat is daarop uw reactie?1
Ja dat heb ik. De gebeurtenis in Essex is een uiterst ernstige zaak met een hartverscheurende afloop. Daarom is het goed dat Argos hier aandacht voor vraagt. Na een grootschalig Europees onderzoek zijn er in de Essex-zaak veroordelingen geweest voor mensensmokkel. In Nederland zal gereflecteerd worden op deze zaak en zal worden bezien welke mogelijke lessen hier uit getrokken kunnen worden.
Kunt u (nogmaals) uiteenzetten waarom de politie nu eigenlijk al die uren Quyen en Hieu tot aan Anderlecht (België) hebben gevolgd en waarom het doorlaatverbod niet van toepassing zou zijn geweest? Hoe moet de verklaring van het Openbaar Ministerie (OM) in dat licht worden bezien dat er geen verdenking zou zijn van crimineel handelen?
Naar aanleiding van een verdenking mensensmokkel is ervoor gekozen om een observatieteam (OT) van de politie in te zetten om zicht te krijgen op de bewegingen van de jongens en op degenen die zich daarbij mogelijk schuldig zouden maken aan mensensmokkel. Het OT is de jongens, in het kader van de grensoverschrijdende observatie, gevolgd tot een adres in België. Op basis van de standaardprocedure grensoverschrijding is hiervoor contact opgenomen met de Belgische autoriteiten. De verdenking mensensmokkel was gericht tegen een niet bekend persoon (NN01) en gebaseerd op signalen van mensensmokkel zoals het feit dat één van de jongens eerder deel uitmaakte van een groep gesmokkelde personen die werd aangetroffen in Hoek van Holland en de veronderstelling dat het aannemelijk was dat na eventueel vertrek uit de beschermde opvang hij hulp zou krijgen van een ander of anderen. De Belgische politie liet weten dat het adres in België niet bekend stond als mensensmokkeladres of anderszins. Een concrete verdenking tegen een persoon is niet ontstaan.
Omdat er op dat moment geen concrete wetenschap van mensensmokkel was, is er volgens de politie en het OM geen sprake geweest van doorlaten (ex artikel 126ff Sv). Daarnaast zijn de jongens steeds onder controle gehouden/geweest van het Nederlandse observatieteam waarna in afstemming het initiatief is overgedragen aan de Belgische autoriteiten.
Kunt u uitleggen waarom de advocaat die beide slachtoffers heeft bijgestaan niet is betrokken bij het politieonderzoek zonder in details te treden over dit individuele geval?
Het is in het algemeen niet gebruikelijk om een advocaat te informeren over de voortgang van een politioneel onderzoek. Mocht dat al noodzakelijk zijn, dan zal het OM hier toestemming voor dienen te verlenen. Er was in dit geval geen reden om het OM hiervoor te benaderen.
Waarom vinden in andere landen wel strafzaken plaats naar aanleiding van het Essexdrama en niet in Nederland?
Direct nadat het Essex-drama bekend werd, heeft het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM) onderzocht of, en zo ja in welke mate, er linken zijn met Nederland. Het EMM heeft de informatievragen vanuit het buitenland (en dus ook het VK) beantwoord en ook ongevraagd andere informatie gedeeld welke mogelijk van waarde was voor het ESSEX onderzoek. Nederland heeft geen zitting genomen in het Joint Investigation Team (JIT) omdat er geen sprake was van zicht op medeverdachten of strafbare feiten ten aanzien van het feit gepleegd in Nederland.
Vietnamese amv’s lijken, meer dan de andere onderzochte groepen amv’s, ingesteld te zijn op doorreis naar het Verenigd Koninkrijk en Nederland slechts als transitland te zien. Gevolg hiervan is dat deze groep amv’s zich maar kort in Nederland bevindt. Dit beperkt de mogelijkheden die Nederland heeft om hier eigenstandig iets aan te doen. Om dit probleem daadwerkelijk aan te pakken is internationale samenwerking cruciaal. Vandaar ook dat samenwerking en informatie-uitwisseling bij de bestrijding van de mogelijke internationaal opererende criminele netwerken op Europees niveau plaatsvindt in het kader van EMPACT, ondersteund door Europol. Binnen EMPACT THB is er ook een nieuw programma dat zich richt op het onderwerp Vietnamese THB. Nederland is samen met Duitsland en Spanje projectleider van dit programma. Op operationeel niveau vindt ook samenwerking plaats, indien hier aanleiding voor is (zoals bijv. de zaak Essex), vanuit onder andere de politie en de KMar.
Wat is uw reactie op de constatering dat nog steeds tientallen alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMVs), wiens situatie op die van Quyen en Hieu lijken, uit de beschermde opvang verdwijnen?
Dit beeld herken ik niet. Sinds de verdwijning van Ouyen en Hieu in oktober 2019 hebben in 2020 minder dan 102 Vietnamese jongeren in de Beschermde Opvang verbleven. Daarvan is geen enkele verdwenen met onbekende bestemming, circa 5 verblijven er nog en circa 5 van hen hebben het traject van de Beschermde Opvang doorlopen en zijn vervolgens doorgestroomd naar reguliere opvangvormen.
Bent u er inmiddels wel van overtuigd dat een grootschalig crimineel netwerk actief is dat Vietnamezen, waaronder minderjarigen, via Nederland handelt met het oogmerk hen uit te buiten dan wel te smokkelen? Zo nee, waarom niet?
Als er sprake is van criminele netwerken die zich bezighouden met mensenhandel en mensensmokkel, dan is het aan de politie om dit te onderzoeken. Over lopende onderzoeken worden geen uitspraken gedaan.
Daarnaast is op basis van de Essex-zaak Vietnam als prioriteit binnen EMPACT-THB opgenomen.
Kunt u uitleggen hoe de nieuwe werkinstructie moet voorkomen dat opnieuw Vietnamese AMVs via Nederland in de handen van criminele bendes terechtkomen?
Ik ga er vanuit dat u doelt op de nieuwe werkafspraken tussen politie/AVIM, COA, Nidos en de DT&V waar ik uw Kamer onder meer bij brief van 23 maart 2020 over heb geïnformeerd. Deze werkafspraken hebben tot doel gehad om vast te leggen wie, wanneer, welke rol heeft als wordt geconstateerd dat een amv is vertrokken uit de opvang. Hiermee wordt beoogd dat alle partijen de juiste vervolgstappen kunnen nemen. De werkafspraken zien niet specifiek op Vietnamese amv’s maar op amv’s van alle nationaliteiten in alle vormen van amv-opvang. Er wordt wel onder andere in vastgelegd dat de medewerkers van de beschermde opvang, waar Vietnamese amv’s standaard worden geplaatst, bij een vermissing uit de beschermde opvang direct contact opnemen met de voogd en de politie.
Wat is uw reactie op het verwijt dat u druk uitvoerde op het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel om de conclusies van het rapport te beïnvloeden?
Het in vraag 8 geschetste beeld herken ik niet. Aan het EMM is door voormalig Staatssecretaris Harbers juist gevraagd om onderzoek te doen naar of bij het verdwijnen van Vietnamese jongeren uit de beschermde opvang indicaties en signalen voor smokkel dan wel handel zijn. Het EMM heeft naar aanleiding hiervan een onafhankelijk onderzoek uitgevoerd. Een conceptrapport is door het EMM aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid voorgelegd met het verzoek om hier inhoudelijk op te reageren. In reactie op dit conceptrapport zijn door het Ministerie van Justitie en Veiligheid een aantal verduidelijkingsvragen aan het EMM meegegeven. Het EMM heeft vervolgens het eindrapport zelfstandig afgerond.
Ik weet niet welke constatering in vraag 9 concreet wordt aangehaald. Ik vermoed dat u refereert aan het feit dat toenmalig Staatssecretaris Harbers in antwoord op Kamervragen heeft gesteld geen informatie te hebben «dat een smokkelnetwerk betrokken is bij de verdwijning van minderjarige Aziatische migranten»3. Hierover heb ik reeds vragen van Dhr. Van Dijk beantwoord op 7 april 2020.
Klopt de constatering dat u de Kamer inderdaad verkeerd heeft voorgelicht? Kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid de politie nog eens onderzoek te laten doen naar wat er fout is gegaan waardoor Quyen en Hieu uit het oog van Politie en justitie verdwenen? Zo nee, waarom niet?
Zoals uit het antwoord op vraag 2 blijkt, heeft de Nederlandse politie deze personen niet uit het oog verloren, maar is de zaak overgedragen aan de Belgische autoriteiten. Inmiddels heeft de Britse justitie veroordelingen uitgesproken met betrekking tot mensensmokkel tegen meerdere verdachten waaronder een aantal personen waarover Nederland informatie heeft gedeeld met het Verenigd Koninkrijk. Of er een aanvullend onderzoek komt is aan het Openbaar Ministerie. Op basis van het voorgaande is er geen enkele aanleiding voor een nader onderzoek.
De uitspraken van Eurocommissaris Johansson dat Europa meer migranten nodig heeft |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van Eurocommissaris Johansson (Binnenlandse Zaken) in het Nederlands Dagblad van 28 januari jl.?1
Ja.
Wat vindt u van haar uitspraak dat het aantal migranten dat van buiten de EU in Europa aan de slag gaat substantieel omhoog zou moeten, vanwege de demografische ontwikkelingen binnen Europa? En hoe beoordeelt u de gevolgen van deze uitspraken voor de Nederlandse situatie?
Ik heb kennisgenomen van de uitspraak van Commissaris Johansson. De uitspraak van Eurocommissaris Johansson heeft geen gevolgen voor de Nederlandse situatie. Zoals bij uw Kamer bekend kondigde de Europese Commissie bij de publicatie van de voorstellen op het gebied van asiel en migratie op 23 september jl. aan dat zij begin 2021 met nieuwe voorstellen zal komen over legale migratie. In deze mededeling benadrukt de Europese Commissie dat lidstaten zelf gaan over de aantallen arbeidsmigranten uit derde landen. Via het BNC-traject inzake de overkoepelende mededeling – COM (2020) 609 – is uw Kamer hierover geïnformeerd.2
Deelt u de analyse dat haar stellingname dat politieke leiders in de EU en daarbuiten als «drama queens en drama kings (...) bewust het debat over migratie vergiftigen» onterecht is en geenszins bijdraagt aan een evenwichtig debat over migratie binnen de EU?
Een evenwichtig debat over asiel en migratie in de EU is nodig, om op constructieve wijze tot een herziening van het gemeenschappelijk Europees migratie- en asielstelsel te komen. Daar wordt op verschillende wijze vanuit de lidstaten aan bijgedragen. Uitspraken die in dat verband door anderen worden gedaan, zijn voor rekening van hen.
Hoe verhoudt deze uitspraak in de Nederlandse context zich tot de reeds toenemende migratiestroom en het pleidooi van emeritus-hoogleraar Latten om juist zorgvuldig na te denken over de bevolkingsgroei in Nederland en de rol van migratie daarin, waarbij niets doen volgens hem geen optie is? Wat is uw opvatting hierover?2 3
De motie Dijkhoff c.s., die tijdens de Algemeen Politieke Beschouwingen (APB) van 2018 is aangenomen, verzoekt de regering verschillende scenario’s op te stellen waarin de gevolgen van veranderingen in de omvang en de samenstelling van de Nederlandse bevolking op verschillende beleidsterreinen in kaart worden gebracht. In juli 2020 is in dit verband door het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) het rapport Bevolking 2050 in Beeld, Drukker, diverser en dubbelgrijs gepubliceerd dat de demografische doorrekening bevat, en heeft u de kabinetsreactie op dit rapport ontvangen.5 Het eindrapport van de Verkenning 2050, dat een doorrekening van de maatschappelijke implicaties zal bevatten, is in het voorjaar van 2021 voorzien.
Uit de meest recente CBS-prognose blijkt dat ook na de Coronacrisis, het migratiesaldo de meest bepalende factor voor de bevolkingsgroei is. Het gaat hier met name om intra-EU mobiliteit (ongeveer 50% van de totale instroom), reguliere migratie voor arbeid en studie (circa 40%) en asiel (10%). Dit vraagt om een overheid die goed voorbereid en toegerust is en ervoor zorgt dat migratiebewegingen beheerst verlopen. Het kabinet zet hierop in door uitvoering te geven aan de integrale migratieagenda. Voor de laatste stand van zaken verwijs ik u naar de voortgangsrapportage die op 11 januari jl. aan uw Kamer is verstuurd.
Hoe kijkt u daarbij aan tegen de verhouding van autochtone en niet-Westerse bevolking en de spanningen die een relatieve toename van het aandeel niet-Westerse allochtonen, bijvoorbeeld in de steden, met zich mee kan brengen?
Op 14 december 2020 heeft de WRR het beleidsrapport Samenleven in verscheidenheid – Beleid voor de migratiesamenlevinggepresenteerd. Het rapport is resultante van vijf jaar lang onderzoek naar de maatschappelijke kansen en knelpunten die migratie naar Nederland met zich meebrengt. Het kabinet zal zoals gebruikelijk met een kabinetsreactie op dit rapport komen. Het antwoord op deze vraag komt aan de orde in deze kabinetsreactie.
Vindt u dat het stellen van een bovengrens aan immigratie en het voeren van een jaarlijks debat over het aantal immigranten in Nederland in de migratiediscussie een belangrijke rol kan vervullen en derhalve wenselijk is, zoals de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vorig jaar opperde?4 5
Ik stel voorop dat een bovengrens aan immigratie geen onderdeel is van het huidige kabinetsbeleid, en een eventuele keuze terzake aan een volgend kabinet is.
In deze discussie is het goed een onderscheid te maken tussen de opvang en bescherming van asielzoekers, die verhoudingsgewijs een klein deel vormen van het aantal vreemdelingen dat naar Nederland komt, en reguliere, sociaaleconomische migranten en EU-burgers. De wettelijke c.q. verdragsrechtelijke verplichtingen jegens deze te onderscheiden groepen verschillen sterk.
Tegen deze achtergrond voert het kabinet een asielbeleid dat asielzoekers beschermt die recht hebben op asiel en daar maakt, zoals benoemd, een quotum geen deel vanuit. Wel zijn er grenzen aan de opvang- en asielcapaciteit en dient oog te worden gehouden voor het maatschappelijk draagvlak. Het kabinet spant zich in het kader van de integrale migratieagenda in om meer grip op irreguliere migratie te krijgen. Een goede samenwerking met belangrijke transit- en herkomstlanden, meer opvang in de regio, en de implementatie van een grensprocedure aan de buitengrenzen van de EU, waarbij zo snel mogelijk onderscheid wordt gemaakt tussen zij die bescherming behoeven en zij die daar geen recht op hebben en dienen terug te keren, zijn voorbeelden van maatregelen die deze grip daadwerkelijk moeten bieden.
Het kabinet voert daarnaast een arbeidsmigratiebeleid dat rekening houdt met de aanwezigheid van arbeidsaanbod in Nederland en de Europese Unie en met de behoeften van het Nederlandse bedrijfsleven. Het kabinet faciliteert arbeidsmigratie van specifieke groepen, zoals kennismigranten. Het kabinet gaat daarbij niet uit van een generieke bovengrens. Voor EU-burgers geldt het vrij verkeer van personen tussen de lidstaten.
Migratie kan niet los worden gezien van vraagstukken als bevolkingsgroei, economie, arbeidsmarkt, onderwijs en huisvesting. Het bij het antwoord op vraag 4 genoemde eindrapport van de Verkenning 2050 bevat een doorrekening van de maatschappelijke implicaties van de ontwikkelingen in de bevolkingssamenstelling en kan mogelijk aanknopingspunten bieden voor verder beleid. Het is aan volgend kabinet om hierin keuzes te maken.
Deelt u de mening dat bij grote personeelstekorten in de zorg en een vergrijzende samenleving het verhogen van de immigratie zeker niet de oplossing kan zijn?
De bevolkingsontwikkelingen brengen vrijwel onvermijdelijk met zich mee dat er tekorten kunnen ontstaan op (onderdelen van) de arbeidsmarkt. In dit licht zij hier opgemerkt dat migratie waarschijnlijk geen structurele oplossingen zal kunnen bieden voor vergrijzingsvraagstukken. Wel kan de gerichte inzet van werknemers van binnen en buiten de EU voor bepaalde sectoren en beroepen (zoals bijvoorbeeld thans met kennismigranten) bijdragen aan het opvangen van specifieke knelpunten. Ook de zorg kan hiervan niet op voorhand uitgesloten worden. Daarbij geldt dat de kwaliteit van zorg en veiligheid van de patiënt voorop staan. Buitenslandse zorgverleners die in Nederland zelfstandig aan de slag gaan, moeten voldoen aan alle vereisten die de Wet BIG stelt, inclusief het vereiste om de Nederlandse taal voldoende te beheersen.
Het onder vraag 4 genoemde eindrapport over de Verkenning Bevolking 2050 van Nidi en CBS, brengt de maatschappelijke gevolgen in kaart van de bevolkingsontwikkelingen, óók op de terreinen arbeid en zorg. De inzichten die dit eindrapport oplevert moeten worden afgewacht om tot een zorgvuldige afweging te komen.
Bent u bereid op Europees niveau aan te geven dat dit soort uitspraken niet in lijn zijn met de Nederlandse visie op migratie binnen de EU, zeker gezien het feit dat u momenteel mee onderhandelt over een nieuw Europees migratiepact?
EU-lidstaten maken op het gebied van legale migratie eigen afwegingen op basis van de behoeften van de nationale arbeidsmarkten. De inzet van de Commissie op het aantrekken van talent en kennis is grotendeels in lijn met het kennismigratiebeleid van Nederland. Over de inzet van het kabinet is uw Kamer reeds geïnformeerd via het BNC-fiche op de algemene overkoepelende Commissiemededeling van 23 september jl.8 Naar verwachting zal de Commissie in 2021 en in het kader van het bredere alomvattende Europese asiel- en migratiebeleid nieuwe voorstellen doen op het gebied van reguliere migratie. Wanneer dat het geval is, wordt uw Kamer hierover op de gebruikelijke wijze geïnformeerd.
In hoeverre bent u het eens met de stelling dat in een klein en dichtbevolkt land als Nederland de mogelijkheden om migranten op te vangen juist zeer beperkt zijn en dat de toestroom van migranten derhalve juist beperkt moet worden? Welke consequenties verbindt u daaraan voor uw opstelling ten aanzien van een nieuw EU-migratiepact?
Zie het antwoord op vragen 4 en 6.
In hoeverre bent u bereid zich namens de Nederlandse regering bij de onderhandelingen over een migratie- en asielpact binnen de Europese Unie in te zetten voor beperking van de (oorzaken van) migratie, voor opvang en asielaanvraag in de regio en een effectieve en strenge terugkeerregeling?
Via het BNC-fiche inzake de overkoepelende Commissie mededeling inzake het Europese asiel- en migratiebeleid is uw Kamer geïnformeerd over de inzet van het kabinet.9 In lijn met de integrale migratieagenda deelt het kabinet de inzet van de Commissie om een alomvattend asiel- en migratiebeleid te hebben. Daar maken de elementen die in de vraag worden genoemd onderdeel van uit.
Zorg en begeleiding voor ex-AMV-ers vanaf 18 jaar |
|
Bram van Ojik (GL), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw brief van 24 november 2020, in reactie op de moties van de leden Van Ojik en Van Toorenburg?1
Ja.
Deelt u de mening dat verlengde opvang door NIDOS gunstig kan zijn voor de integratie van jonge statushouders? Zo ja, deelt u dan de mening dat het van belang is creatief naar oplossingen te zoeken? Zo nee, waarom niet?
Voor jongeren – dus ook voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) – kan de overgang naar 18 jaar en de verplichtingen die daarbij komen kijken veel uitdagingen met zich meebrengen. Voor veel jongeren in Nederland geldt dat zij vervolgens kunnen terugvallen op een netwerk, zoals ouders en verzorgers. Voor amv’s geldt dat niet. Op het moment dat zij 18 jaar worden, wordt van hen verwacht dat zij zich zelfstandig staande houden in de Nederlandse samenleving, soms terwijl zij pas recentelijk in Nederland zijn aangekomen. Een langer verblijf bij Nidos zou een deel van de amv’s kunnen helpen bij een betere integratie in de Nederlandse samenleving.
Zoals ik in mijn voornoemde brief van 24 november jl. heb aangegeven, ligt de verantwoordelijkheid voor de huisvesting, begeleiding, participatie en zorg voor amv’s die meerderjarig worden en een verblijfsstatus hebben – net als voor andere statushouders – bij de gemeenten. Indien gemeenten de voorkeur geven aan verlengde opvang door Nidos, dan kunnen zij, zoals door u in de vraag aangegeven, hier nu reeds gebruik van maken. De kosten hiervoor komen dan ten laste van de gemeentelijke begroting.
Bent u ook van mening dat een AMV voor een verantwoorde overgang naar 18 jaar niet afhankelijk dient te zijn van de voor hem gekozen woonplaats en dat een uniforme regeling, die de AMV in staat stelt uit te stromen wanneer deze in staat is zelfstandig te wonen, de voorkeur geniet? Zo nee, waarom niet?
Met de decentralisatie van o.a. jeugdtaken zijn verschillende taken overgedragen aan gemeenten. Via het gemeentefonds ontvangen de gemeenten hier financiële middelen voor. In het verdelingsmechanisme wordt daarbij rekening gehouden met de aard en de omvang van bewoners van de gemeenten. Hoewel ik mij kan voorstellen dat voor een verantwoorde overgang naar 18 jaar voor amv’s een uniforme regeling voordelen heeft, ligt de verantwoordelijkheid bij de individuele gemeenten die hier zelfstandig keuzes in kunnen maken. Daarbij kan zoals in antwoord 2 aangegeven ook nu reeds een beroep worden gedaan op Nidos om de opvang voort te zetten.
Herinnert u zich dat u in de genoemde brief aangeeft dat er geen 10 miljoen euro structureel beschikbaar is binnen uw ministerie? Bent u bereid te bekijken hoeveel geld u incidenteel zou kunnen vrijmaken voor 2021? Zo nee, waarom niet?
In de genoemde brief geef ik aan dat meerderjarige amv’s met een status buiten mijn mandaat en daarmee het financiële kader van het Ministerie van Justitie en Veiligheid vallen. Daarnaast, door afloop van het huidige regeerakkoord, is 2021 een beleidsarm jaar waardoor er geen intensivering plaats kan vinden. Daarbij komt dat het Kabinet momenteel demissionair is en bovendien (beleidswijzigingen van) migratieonderwerpen door uw Kamer controversieel zijn verklaard. In dit licht past het mij niet om dergelijke nieuwe financiële verplichtingen aan te gaan. Bovendien heeft Covid-19 ook impact op de migratieketen en zorgt voor extra uitgaven die niet voorzien waren. Ook dat maakt dat voor incidentele uitgaven zoals door u gevraagd geen budget beschikbaar is.
Bent u bereid vervolgens met andere bewindslieden te overleggen over een structurele oplossing? Zo ja, wat kunt u hierin doen en op welke termijn kunt u de Kamer daarover informeren? Zo nee, waarom niet?
De behoefte om amv’s, waar nodig, langer te begeleiden naar zelfstandigheid na hun 18de jaar is reeds door de VNG en door Nidos aangegeven. Zoals ik in de genoemde brief heb aangegeven, dragen de gemeenten de verantwoordelijkheid voor meerderjarige statushouders en niet het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Ambtelijk is er wel contact met relevante organisaties en departementen en is en wordt gesproken over (on)mogelijkheden ten aanzien van deze groep. Mocht een nieuw kabinet de begeleiding van de door u bedoelde groep structureel en landelijk willen regelen, dan zal gevraagd worden om een ambtelijk voorstel daartoe. Omdat ik geen zicht heb op het moment waarop een nieuw kabinet aantreedt en ik mij bovendien niet kan uitspreken over (beleids)wensen van een volgend kabinet, kan ik u geen tijdspad schetsen.
Het landgebonden asielbeleid voor China |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Oeigoeren in Turkije vrezen uitleveringsverdrag met China»?1
Ja
Kunt u in het licht van het in vraag 1 genoemde bericht toelichten waarom u ervoor kiest in het recent door u gewijzigde landgebonden asielbeleid voor China te handhaven dat voor Oeigoeren wordt onderzocht of met name Turkije kan worden aangemerkt als eerste land van asiel of veilig derde land?2
Op 27 september 2016 heeft toenmalig Staatssecretaris Dijkhoff uw Kamer bericht over het instellen van dit beleid.3 Daarbij is aangegeven dat Turkije ten aanzien van Oeigoerse migranten een opendeurpolitiek volgt die uit 2014 stamt. Op basis daarvan is besloten om in voorkomende gevallen te onderzoeken of Turkije kan worden aangemerkt als eerste land van asiel of als veilig derde land in de zin van de Procedurerichtlijn. Hierbij worden de actuele ontwikkelingen in Turkije betrokken bij de individuele beoordeling of Turkije als eerste land van asiel of veilig derde land kan worden aangemerkt ten aanzien van Oeigoeren.
Het bestaan van het uitleveringsverdrag is mij bekend. Omdat het nog niet is geratificeerd en omdat bij de toepassing van de concepten eerste land van asiel en veilig derde land steeds ook moet worden gekeken naar de vraag of het derde land ook in het specifieke individuele geval veilig is, zie ik geen aanleiding het beleid op dit moment te wijzigen.
Heeft u informatie over wanneer het Turkse parlement het genoemde uitleveringsverdrag met China gaat behandelen, of dat dit al reeds gebeurd is? Zo nee, bent u bereid hierover informatie in te winnen?
Uit informatie die van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is ontvangen, blijkt dat het Turkse parlement het uitleveringsverdrag nog niet heeft geratificeerd. Op dit moment is onduidelijk of men tot ratificatie wil overgaan. Ik zal de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten houden en waar nodig informatie hierover inwinnen.
Hoeveel Oeigoeren hebben het afgelopen jaar in Nederland asiel aangevraagd? Hoeveel van hen zijn uitgezet naar Turkije?
Van vreemdelingen die een asielaanvraag indienen wordt niet geautomatiseerd de etniciteit bijgehouden. Het is daarom niet mogelijk om specifieke aantallen voor Oeigoeren te geven.
De cijfers voor alle vreemdelingen met de Chinese nationaliteit zijn als volgt.
In 2020 hebben 56 vreemdelingen met de Chinese nationaliteit een eerste asielaanvraag ingediend in Nederland.
Vanuit de caseload van de DT&V zijn in 2020 geen vreemdelingen met de Chinese nationaliteit zelfstandig of gedwongen vertrokken naar Turkije.
Kunt u bevestigen dat indien China en Turkije een uitleveringsverdrag overeenkomen op basis waarvan Oeigoeren in Turkije uitgeleverd zullen worden aan China, Turkije voor Oeigoeren in geen geval aangemerkt kan worden als veilig derde land? Zo nee, waarom niet?
De beoordeling of een derde land kan worden aangemerkt als veilig derde land, vindt steeds op individuele grondslag plaats. De individuele omstandigheden van de vreemdeling worden beoordeeld in samenhang met hetgeen in het algemeen bekend is over de situatie van asielzoekers en vluchtelingen in het betreffende derde land.
Met betrekking tot het uitleveringsverdrag tussen Turkije en China houd ik de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten. Indien het uitleveringsverdrag daadwerkelijk in werking treedt, zal opnieuw worden beoordeeld of dit gevolgen moet hebben voor het beleid en de beoordeling in individuele zaken.
Kunt u nader motiveren waarom u van mening bent dat uit China afkomstige journalisten en bloggers niet aangemerkt hoeven te worden als risicogroep, omdat niet alle journalisten en bloggers zich bezig houden met onderwerpen die door de autoriteiten als bedreigend worden ervaren? Dit geldt toch voor journalisten en bloggers in alle landen? Zou deze argumentatie daarmee in analogie niet betekenen dat journalisten en bloggers in geen enkel land aangemerkt kunnen worden als risicogroep?
Op 17 augustus 2018 heeft toenmalig Staatssecretaris Harbers uw Kamer geïnformeerd over het besluit om politieke opponenten, mensenrechtenadvocaten en dissidenten aan te merken als risicogroep.4 Daarbij is aangegeven dat journalisten en bloggers ook hieronder kunnen vallen indien zij door de overheid als dissident of politiek activist worden aangemerkt. Ik ben het met mijn voorganger eens dat, althans in China, de groep van journalisten en bloggers op zichzelf te breed is om zonder meer als risicogroep aan te merken, omdat niet iedere journalist of blogger zich immers bezighoudt met onderwerpen die voor hen een risico opleveren.
Een dergelijke risico-inschatting dient per land te worden gemaakt en ik ben van mening dat de uitkomst per land kan verschillen. Ik ben het dan ook niet eens met de stelling dat dat dan voor journalisten en bloggers in alle landen geldt.
Het bericht 'Wat er met Ali, Samoal, Ibrahim gebeurde na hun uitzetting naar Soedan' |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Attje Kuiken (PvdA), Joël Voordewind (CU) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Wat er met Ali, Samoal, Ibrahim gebeurde na hun uitzetting naar Soedan» d.d. 22 januari jl.?1
Ja.
Hoeveel asielzoekers zijn er het afgelopen decennium teruggestuurd naar Soedan?
In de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2020 zijn er vanuit de caseload van de DT&V, afgerond op tientallen, in totaal 190 Soedanese vreemdelingen aantoonbaar vertrokken naar Soedan. In circa 160 gevallen betrof dit zelfstandig vertrek, in circa 30 gevallen betrof dit gedwongen vertrek.
Is het u bekend hoeveel daarvan bij aankomst zijn aangehouden en/of vastgezet door de Soedanese veiligheidsdienst NISS? Zo ja, wat is uw oordeel hierover? Zo nee, waarom niet?
Het is mij niet bekend hoeveel asielzoekers zijn aangehouden dan wel vastgezet door de NISS na terugkeer omdat monitoring geen deel uitmaakt van het Nederlandse terugkeerbeleid. Op het moment dat een asielzoeker wordt uitgezet houdt dat in dat deze persoon geen recht op asielbescherming heeft in Nederland. Hij/zij heeft in dat geval de volledige asielprocedure doorlopen en heeft de mogelijkheid gehad om rechtsmiddelen in te stellen tegen een afwijzende beschikking. Indien de afwijzende beschikking in (hoger) beroep is vast komen te staan of niet in rechte is aangevochten, is het voorafgaand aan terugkeer aannemelijk dat hij/zij geen individueel risico loopt op ernstige schade of vervolging bij terugkeer. Nederland heeft op dat moment aan al haar verplichtingen voldaan in het kader van het (internationaal) vreemdelingenrecht. Er bestaat geen verplichting, internationaal of anderszins, om toe te zien op de situatie ná terugkeer. Het uitgangspunt is een goed doorlopen procedure en een zorgvuldige besluitvorming.
Daarnaast zal het in de regel niet mogelijk zijn om gebeurtenissen die zich mogelijk hebben voorgedaan na terugkeer in het land van herkomst in causaal verband te stellen met de in Nederland doorlopen asielprocedure. Ook om die reden zou monitoring geen waarde hebben.
Bovendien past monitoring door de Nederlandse overheid niet binnen het normale diplomatieke verkeer. Omgekeerd zou het ook niet passen wanneer autoriteiten van andere landen zouden monitoren hoe het Nederlanders in Nederland vergaat.
Welke rol hebben de waarschuwingen van mensenrechtenorganisaties over uitzettingen naar Soedan gespeeld bij de besluitvorming van de uitzetting?
Bij beleidsprocessen omtrent het asiel- en terugkeerbeleid wordt gebruik gemaakt van een ambtsbericht en van andere gezaghebbende bronnen ten aanzien van het betreffende land. Een ambtsbericht bundelt feitelijke en objectieve informatie; daarbij wordt gebruik gemaakt van zowel openbare bronnen als informatie verkregen uit vertrouwelijke bronnen. Hierbij wordt informatie zoveel mogelijk geverifieerd door een breed scala aan bronnen te gebruiken.
In het algemeen ambtsbericht Soedan d.d. oktober 2019 zijn de signalen van mensenrechtenorganisaties over uitzettingen naar Soedan expliciet benoemd. Uit de afweging van alle beschikbare informatie is echter gebleken dat de situatie in Soedan in algemene zin veilig genoeg is om tot uitzetting over te gaan en dat er geen reden is om aan te nemen dat Soedanezen die terugkeren naar hun land van herkomst enkel om deze reden in de bijzondere aandacht van de Soedanese autoriteiten staan.
Het nieuwe ambtsbericht wordt op korte termijn verwacht. Ook in dit ambtsbericht zal er aandacht besteed worden aan terugkeer vanuit het buitenland.
Op welke wijze en/of in samenwerking met wie of welke organisatie onderzoekt u hoe het teruggestuurde asielzoekers vergaat in de eerste periode na hun uitzetting?
Zie antwoord vraag 3.
Op basis van welke gegevens kwam u tot de conclusie dat het ondanks de conflicten veilig genoeg is in Soedan om asielzoekers uit te zetten?
Zie antwoord vraag 4.
Is het waar dat de NISS een van de beruchtste veiligheidsdiensten van Afrika is en dat gedurende het bewind van president Omar al-Bashir Soedanese burgers met willekeurige arrestaties, intimidatie en bruut geweld geconfronteerd zijn? Zo ja, hoe komt u op basis hiervan tot de conclusie dat Soedan een veilig land is? En zo nee, waarom niet?
In zowel het Algemeen Ambtsbericht Soedan d.d. oktober 2019 als het Algemeen Ambtsbericht Soedan d.d. juni 2017 is opgenomen dat de NISS zich schuldig maakte aan intimidatie, arrestatie, (langdurige) detentie en geweld tegen, onder andere, ngo-medewerkers, journalisten, demonstranten, politiek activisten en mensenrechtenverdedigers. Tevens is bekend dat de NISS en andere veiligheidstroepen vrijwel onbeperkte immuniteit genoten gedurende het bewind van al-Bashir.
Zoals aangegeven in mijn antwoorden op vraag 4 en 6, is uit de afweging van alle beschikbare informatie echter gebleken dat Soedan in algemene zin veilig genoeg is om tot uitzetting over te gaan als na zorgvuldige toetsing van een individuele vrees niet is gebleken. Voorts is in bovengenoemde ambtsberichten opgenomen dat in het kader van terugkeer alleen mensen die door de Soedanese autoriteiten als een bedreiging worden beschouwd, mogelijk in de negatieve aandacht komen te staan van de autoriteiten en daardoor een risico lopen op mensenrechtenschendingen. Er is daarom geen reden geweest om aan te nemen dat alle Soedanezen die terugkeren naar hun land van herkomst enkel om deze reden in de bijzondere aandacht van de Soedanese autoriteiten staan.
Bent u van mening dat Soedan zich aan de afspraak gehouden heeft en meewerkt aan uitzettingen die plaatsvinden in omstandigheden van veiligheid en waardigheid en met volledige naleving van internationale mensenrechten? Zo ja, kunt u dit toelichten? En zo nee, welke gevolgen heeft het dat Soedan zich niet aan de afspraak gehouden heeft?
Met het sluiten van het Memorandum of Understanding between The Ministry of Foreign Affairs of the Republic of Sudan and The Repatriation and Departure Service of the Ministry of the Interior and Kingdom Relations in the Netherlands in 2011 werd een stap gezet naar verbetering van de operationele terugkeersamenwerking met Soedan. Nadien bleek dat sommige van de gemaakte afspraken niet altijd werden nagekomen. Dit betrof echter operationele punten zoals lange doorlooptijden bij verzoeken de nationaliteit van (vermeende) onderdanen vast te stellen en het vervolgens uitblijven van afgifte van laissez-passers voor gedwongen vertrek.
Ondanks de aangrijpende ervaringen die in het NRC artikel zijn beschreven, heb ik geen concrete en onderbouwde signalen ontvangen van ernstige onregelmatigheden die gerelateerd waren aan de uitzetting van Soedanese asielzoekers. Zo heb ik ook vermeld in eerdere antwoorden op Kamervragen over uitzettingen naar Soedan. Een signaal dat is ontvangen in dit verband is geverifieerd en bleek niet gefundeerd, in die zin dat van enig verband met de doorlopen asielprocedure of de uitzetting niet is gebleken.2 Tot op heden heb ik geen nieuwe concrete en onderbouwde signalen ontvangen.
Zoals ik in mijn antwoorden op vragen 4 en 6 heb aangegeven is er op basis van alle beschikbare informatie geen reden om aan te nemen dat Soedanezen enkel vanwege het feit dat zij terugkeren in de bijzondere aandacht van de Soedanese autoriteiten staan. In mijn antwoorden op vragen 3 en 5 heb ik daarnaast uiteengezet welke individuele waarborgen er bestaan voordat er wordt overgegaan tot de uitzetting van een asielzoeker. Om deze reden ben ik van mening dat de terugkeer naar Soedan omkleed is met voldoende waarborgen en zie daarom ook geen aanleiding om op dit moment de samenwerking met Soedan anders in te vullen.
Uiteraard blijf ik de situatie nauwlettend in de gaten houden en mochten er nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, zal ik beoordelen of dat grond is voor beleidsaanpassing.
Waarom is er doorgegaan met het aandringen op de afgifte van tijdelijke reisdocumenten voor uitzettingen, ondanks het feit dat er (internationaal) nieuwe getuigenissen van mishandeling naar buiten zijn gekomen?
In mijn beantwoording op vragen 4 en 6 heb ik reeds uiteengezet op welke wijze de signalen en getuigenissen over uitzettingen mee zijn gewogen bij de besluitvorming omtrent het terugkeerbeleid naar Soedan. Zoals daar is aangegeven is uit de afweging van de beschikbare informatie gebleken dat de situatie in Soedan in algemene zin veilig genoeg is om tot uitzetting over te gaan en dat er geen reden is om aan te nemen dat Soedanezen die terugkeren naar hun land van herkomst enkel om deze reden in de bijzondere aandacht van de Soedanese autoriteiten staan. In lijn daarmee geldt dat de DT&V streeft naar een goede terugkeersamenwerking met alle relevante herkomstlanden waarmee Nederland diplomatieke contacten onderhoudt en waar naartoe gedwongen terugkeer kan plaatsvinden. Dit geldt ook voor Soedan.
Voorts is het zo dat een asielzoeker niet eerder wordt uitgezet dan nadat diens asielmotieven individueel zijn beoordeeld. Indien de IND de asielaanvraag heeft afgewezen heeft de vreemdeling altijd de mogelijkheid om hiertegen rechtsmiddelen (beroep en hoger beroep) in te stellen. Is de asielaanvraag afgewezen en is deze afwijzing naar aanleiding van een (hoger) beroep bevestigd door de rechter, of niet in rechte aangevochten, dan kan de asielzoeker worden uitgezet.
Heeft u in 2017 contact opgenomen met de Belgische regering waar getuigenissen van zes uitgezette Soedanezen hebben geleid tot de oproep tot aftreden van de Staatssecretaris? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was het resultaat van dat contact?
Er is in 2017 inderdaad contact geweest met de Belgische regering. Zij was destijds in afwachting van een rapport van het Belgische Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS). De situatie in België was niet vergelijkbaar met de situatie in Nederland omdat de Soedanezen in kwestie geen asielaanvraag hadden ingediend. Over dit rapport en hoe dit zich verhoudt tot het Nederlandse beleid heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer eerder geïnformeerd. Kortheidshalve verwijs ik u naar deze reacties.3
Voorts heeft het CGVS in zijn rapport aangegeven dat zij geen absolute zekerheid of duidelijkheid heeft kunnen verkrijgen over de vraag of de feiten die worden genoemd in de getuigenissen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en dat een aantal belangrijke stukken uit de drie belangrijkste getuigenissen niet waarheidsgetrouw zijn, in die mate dat die vaststelling ernstige twijfel doet ontstaan bij de rest van de getuigenis.4
Vindt u een telefoongesprek via een slechte, regelmatig verbroken verbinding met een duur van 10–15 minuten voldoende om tot conclusies te kunnen komen? Zo ja, waarom?
Zoals u weet kan ik niet ingaan op individuele zaken. Wel kan ik u mededelen dat, daar waar conclusies worden getrokken, deze altijd zijn gebaseerd op alle op dat moment bekende feiten en omstandigheden.
Waarom kwam u tot het oordeel dat een beleidswijziging of vervolgonderzoek niet nodig was ondanks de resultaten van het onderzoek van zowel het Nederlandse instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (iMMO) als het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) die tot de conclusie komen dat «mishandeling cq. marteling het meest waarschijnlijke criminalistische kader van causale toedracht (is)»?
Uit de onderzoeken die u aanhaalt is niet gebleken dat er een causaal verband bestaat tussen de in Nederland doorlopen asielprocedure en de bevindingen van deze onderzoeken. Om deze reden bestond er geen aanleiding om het beleid ten aanzien van Soedan te herzien. Over dit oordeel is uw Kamer uitgebreid geïnformeerd in een eerdere beantwoording op vragen van uw Kamer, kortheidshalve verwijs ik u naar deze beantwoording.5
Kunt u een overzicht geven van de informatie op basis waarvan u het afgelopen decennium heeft geoordeeld dat het in Soedan in algemene zin veilig genoeg is, en hoe definieert u «veilig genoeg» in het geval van Soedan?
In mijn beantwoording op vragen 4 en 6 heb ik uiteengezet op welke bronnen het asiel- en terugkeerbeleid voor specifieke landen in het algemeen wordt gebaseerd. Dit betreft hoofdzakelijk ambtsberichten alsmede andere gezaghebbende bronnen. Dit is het afgelopen decennium ook het geval geweest voor Soedan.
Ter verduidelijking wil ik benadrukken dat de situatie in Soedan het afgelopen decennium niet in algemene zin veilig werd geacht. Er bestaan wel degelijk individuen en bepaalde groepen die asielbescherming nodig hebben en in het verleden gold er ook een zogeheten «15c-situatie» voor delen van Soedan. Dit is ook altijd duidelijk uiteengezet in het asielbeleid met betrekking tot Soedan.
Soedan werd, en wordt, echter wel veilig genoeg geacht om personen terug te sturen indien zij, nadat zij de volledige asielprocedure hebben doorlopen en nadat de afwijzende beschikking in rechte vast is komen te staan, geen recht op asielbescherming hebben. In deze context wordt een land van herkomst veilig genoeg geacht indien er geen aanleiding is om te geloven dat een persoon enkel vanwege het feit dat hij terugkeert in de negatieve belangstelling van de autoriteiten van het land van herkomst zal staan.
Bent u bereid contact op te (laten) nemen met de uitgezette asielzoekers om te onderzoeken wat er met hen is gebeurd na de terugkomst in Soedan en hoe het hen nu vergaat? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
In mijn antwoorden op vragen 3 en 5 heb ik reeds aangegeven en uiteengezet dat en waarom monitoring geen onderdeel uitmaakt van het Nederlandse terugkeerbeleid.
Het verdwijnen van Vietnamese alleenstaande kinderen uit de COA-opvang |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat twee van de kinderen onder de 39 mensen die op 23 oktober 2019 in Essex dood werden aangetroffen in de koelcontainer van een mensensmokkelaar, vijf maanden lang in de Nederlandse beschermde opvang hebben verbleven?
De gebeurtenis in Essex is een uiterst ernstige zaak met een hartverscheurende afloop. Na een grootschalig Europees onderzoek zijn er in de Essex-zaak veroordelingen geweest voor mensensmokkel.
In Nederland zal gereflecteerd worden op deze zaak en zal worden bezien welke mogelijke lessen hier uit getrokken kunnen worden.
De problematiek van minderjarige Vietnamese vreemdelingen die verdwijnen uit de opvang is al langer in de migratieketen bekend. Zoals aan uw Kamer gemeld per brief van 23 maart 2020 worden amv’s bij wie op voorhand een risico op verdwijning bestaat, vanwege bijvoorbeeld een reëel vermoeden dat zij slachtoffer zijn van mensenhandelaren, in de beschermde opvang geplaatst. Vietnamese minderjarigen worden in Nederland standaard in de beschermde opvang geplaatst. In de beschermde opvang vinden extra maatregelen en toezicht plaats om de amv’s binnen de opvang te beschermen tegen personen met kwade bedoelingen. Tevens wordt in de beschermde opvang gebruik gemaakt van een multidisciplinaire risicoanalyse van de kwetsbaarheden van de betreffende amv’s. De beschermde opvang is echter een besloten en niet een gesloten opvangvorm. Ondanks de inzet die door medewerkers wordt gepleegd om dit te voorkomen, kan een amv uit de beschermde opvang vertrekken.
Conform deze standaardwerkwijze zijn ook de twee genoemde jongens in de beschermde opvang geplaatst. Het klopt dat zij hier ongeveer vijf maanden hebben verbleven. Het klopt ook dat de twee door de politie zijn gevolgd toen zij de opvang verlieten. Naar aanleiding van een verdenking mensensmokkel is ervoor gekozen om een observatieteam (OT) van de politie in te zetten om zicht te krijgen op de bewegingen van de jongens en op degenen die zich daarbij mogelijk schuldig zouden maken aan mensensmokkel. Het OT is de jongens in het kader van de grensoverschrijdende observatie, gevolgd tot een adres in België. Op basis van de standaardprocedure grensoverschrijding is hiervoor contact opgenomen met de Belgische autoriteiten. De verdenking mensensmokkel was gericht tegen een niet bekend persoon (NN01) en gebaseerd op signalen van mensensmokkel zoals het feit dat één van de jongens eerder deel uitmaakte van een groep gesmokkelde personen die werd aangetroffen in Hoek van Holland en de veronderstelling dat het aannemelijk was dat na eventueel vertrek uit de beschermde opvang hij hulp zou krijgen van een ander of anderen. De Belgische politie liet weten dat het adres in België niet bekend stond als mensensmokkeladres of anderszins. Een concrete verdenking tegen een persoon is niet ontstaan. Omdat er op dat moment geen concrete wetenschap van mensensmokkel was, is er volgens de politie en het OM geen sprake geweest van doorlaten (ex artikel 126ff Sv). Daarnaast zijn de jongens steeds onder controle gehouden/geweest van het Nederlandse observatieteam waarna in afstemming het initiatief is overgedragen aan de Belgische autoriteiten.
Klopt het dat de betreffende twee kinderen door de politie zijn gevolgd nadat zij de opvang hadden verlaten, maar dat de politie uiteindelijk niet heeft ingegrepen om de taxi van de twee kinderen te stoppen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u verklaren waarom de politie niet heeft aangenomen dat het hier om strafbare mensenhandel ging, waarop het juridische doorlaatverbod van toepassing is?
Zie antwoord vraag 1.
Is het juist dat voor een verdenking van mensenhandel in het geval van minderjarigen het waarnemen van dwang geen vereiste is?
In algemene zin geldt inderdaad dat voor mensenhandel jegens een minderjarige niet is vereist dat door de dader dwang is toegepast (artikel 273f, eerste lid, onderdeel 2⁰, van het Wetboek van Strafrecht). In dat geval is wel vereist dat de dader de bedoeling heeft gehad om een ander uit te buiten of door een derde te laten uitbuiten. Bij vervolging ter zake van mensenhandel is het aan de rechter om te beoordelen of mensenhandel in het gegeven geval wettig en overtuigend is bewezen.
Wordt bij het doen van aangifte van mensensmokkel door een minderjarige automatisch uitgegaan van mensenhandel, op basis waarvan een B8-vergunning kan worden verstrekt? Zo nee, waarom niet?
Nee. Mensensmokkel en mensenhandel zijn twee verschillende delicten, al kunnen ze in combinatie voorkomen. Mensensmokkel is het helpen van mensen waardoor zij zich illegaal toegang tot of doorreis door een land kunnen verschaffen. Migranten kiezen en betalen hier doorgaans zelf voor. Mensensmokkel is een misdaad tegen de staat. Mensenhandelis het werven, vervoeren, overbrengen, opnemen of huisvesten van mensen, met gebruik van dwang (in brede zin) en met het doel die mensen uit te buiten. Dat hoeft niet grensoverschrijdend te gebeuren. De (beoogde) uitbuiting is de kern van mensenhandel. Het is daarmee een misdaad tegen de persoon.
Bij de geringste aanwijzing dat sprake is van mensenhandel biedt de politie of KMar aan het vermoedelijke slachtoffer bedenktijd aan in de zin van paragraaf B8/3 van de Vreemdelingencirculaire, waarna het slachtoffer de mogelijkheid krijgt om aangifte te doen van mensenhandel. Wanneer aangifte wordt gedaan van mensenhandel stuurt de politie of KMar de kennisgeving hiervan door aan de IND, de IND merkt deze kennisgeving ambtshalve aan als een aanvraag tot het verlenen van een B8-vergunning.
Hoe vaak is sinds de door u nieuw ingevoerde werkinstructies inzake Vietnamese AMV’s (alleenstaande minderjarige vreemdelingen) het vertrek van een AMV door een voogd als vertrek met bekende bestemming aangemerkt, waardoor de politie stopt met onderzoeken? Erkent u dat hierdoor mogelijk onderzoeken worden stopgezet die van groot belang kunnen zijn voor het oprollen van mensenhandel? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit herken ik niet. De nieuwe werkafspraken tussen politie/AVIM, COA, Nidos en de DT&V, waar uw Kamer bij brief van 23 maart 2020 over is geïnformeerd, hebben tot doel om vast te leggen, wie, wat, wanneer moet doen als geconstateerd wordt dat een minderjarige is vertrokken uit de opvang, waaronder de beschermde opvang. Ze zien niet specifiek op Vietnamese amv’s. In de werkafspraken is de mogelijkheid opgenomen dat een amv, naast vertrokken met onbekende bestemming, ook kan worden aangemerkt als vertrokken naar een bekende bestemming. Hier is sprake van indien de amv afwezig is uit zijn of haar gebruikelijke omgeving, maar de verblijfplaats bekend is bij de voogd en er bij de voogd vertrouwen is dat het goed gaat met de pupil en de zorg is overgenomen door ouders of derden (bijv. een instelling). Dit gebeurt enkele keren per jaar. Amv’s ten aanzien van wie twijfels bestaan over zijn of haar veiligheid zullen niet worden aangemerkt als met bekende bestemming vertrokken.
Wordt bij een vermoeden dat een Vietnamese AMV op korte termijn mogelijk de beschermde opvang wil verlaten direct de politie geïnformeerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, onderneemt de politie hierop meteen actie door de opvang in de gaten te houden en AMV’s te volgen? Zo nee, waarom niet?
Medewerkers van de beschermde opvang zijn alert op signalen die kunnen duiden op het voornemen van een amv om de beschermde opvang te verlaten. De beschermde opvang heeft korte lijnen met de politie en signalen die mogelijk duiden op een verdwijning worden met de politie gedeeld.
Afhankelijk van de melding, kan de politie bepalen waartoe ze gemachtigd is om actie te ondernemen. Niet elk plotseling vertrek hoeft te maken te hebben met mensensmokkel of -handel. Als er concrete indicaties zijn die onderzocht kunnen worden op het gebied van mensensmokkel, dan wel mensenhandel, zal respectievelijk de KMar, dan wel de politie nader onderzoek doen en bezien welke maatregelen kunnen worden ingezet.
Bent u bekend met het feit dat de op 23 oktober 2019 dood aangetroffen mensen in de koelcontainer van een vrachtwagen hadden betaald voor wat door de mensenhandelaren als «VIP-reis» werd verkocht? Bent u het er mee eens dat alle mogelijke inspanningen moeten worden verricht om dit soort schurken in de gevangenis te krijgen? Zo ja, welke concrete stappen heeft u hierin gezet, of gaat u nog zetten?
Hetgeen gebeurd is, is zeer ernstig met een verschrikkelijke afloop. Er is door betrokken instanties hard gewerkt, zowel nationaal als internationaal, om deze zaak te onderzoeken en de daders te vervolgen.
Direct nadat het Essex-drama bekend werd, heeft het Nederlandse Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM) onderzocht of, en zo ja in welke mate, er linken zijn met Nederland. Het EMM heeft de informatievragen vanuit het buitenland (en dus ook het Verenigd Koninkrijk) beantwoord en ook ongevraagd andere informatie gedeeld welke mogelijk van waarde was voor het ESSEX onderzoek. Nederland heeft geen zitting genomen in het Joint Investigation Team (JIT) omdat er geen sprake was van zicht op medeverdachten of strafbare feiten ten aanzien van het feit gepleegd in Nederland.
Inmiddels heeft de Britse justitie veroordelingen uitgesproken met betrekking tot mensensmokkel tegen meerdere verdachten waaronder een aantal personen waarover Nederland informatie heeft gedeeld met het Verenigd Koninkrijk.
Heeft u in de nieuwe werkinstructies rondom Vietnamese AMV’s expliciet geregeld dat Vietnamese AMV’s proactief en met oog voor de psychische gesteldheid van de kinderen moeten worden benaderd om ze uit te leggen welke bescherming ze in Nederland kunnen krijgen? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Nee, hier is al oog voor in de begeleiding binnen de beschermde opvang.
In de beschermde opvang gelden beschermingsmaatregelen die tot doel hebben om verdwijningen zoveel mogelijk tegen te gaan. De vrijheidsbeperkende beschermingsmaatregelen van de amv worden gedurende het verblijf gefaseerd verruimd. Ondertussen krijgen amv’s intensieve begeleiding om hun weerbaarheid te vergroten. Ook krijgen zij voorlichting over mensenhandel en/of mensensmokkel.
Zoals in het antwoord op vraag 6 aangegeven zien de werkafspraken niet specifiek op Vietnamezen en niet op de begeleiding van amv’s in de opvang.
Op welke manier wordt samengewerkt met de regering en opsporingsdiensten van het Verenigd Koninkrijk om het mensenhandelnetwerk rond Vietnamese AMV’s op te rollen? Tot welke resultaten heeft dit tot nu toe geleid?
In algemene zin wordt door het Ministerie van Justitie en Veiligheid met de collega’s in het Verenigd Koninkrijk op beleidsniveau samengewerkt op het gebied van mensenhandel.
De problematiek van de fenomenen mensensmokkel en mensenhandel is groter dan alleen Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Vandaar ook dat samenwerking en informatie-uitwisseling bij de bestrijding van de mogelijke internationaal opererende criminele netwerken op Europees niveau plaatsvindt in het kader van EMPACT, ondersteund door Europol. Binnen EMPACT THB is er ook een nieuw programma dat zich richt op het onderwerp Vietnamese THB. Nederland is samen met Duitsland en Spanje projectleider van dit programma. Op operationeel niveau vindt ook samenwerking plaats, indien hier aanleiding voor is (zoals bijv. de zaak Essex), vanuit onder andere de politie en de KMar.
Zie verder ook het antwoord onder 8.
Het bericht ‘Geen enkel alleenstaand kind uit kamp Moria is in Nederland aangekomen’ |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht ««Geen enkel» alleenstaand kind uit kamp Moria is in Nederland aangekomen»? Wat is uw reactie op dit bericht?1
Ik heb kennisgenomen van genoemd bericht. Op 19 januari jl. heb ik uw Kamer, in het kader van de periodieke informatieverschaffing over de voortgang van het Grieks-Nederlandse samenwerkingsverband, geïnformeerd2 over de invulling van het Nederlandse herplaatsingsaanbod, inclusief de uitdagingen die daarbij zijn ondervonden en de afwegingen die terzake zijn gemaakt.
Over individuele gevallen doe ik geen uitspraken. Wel kan ik u melden dat in januari twee alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv) vanuit Griekenland in Nederland zijn aangekomen.
Klopt het dat tot nu toe nog geen enkel alleenstaand kind in Nederland is gearriveerd? Zo ja, erkent u hiermee dat er bij lange na niet is voldaan aan de gemaakte beloftes onder de Moria-deal?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat van de 49 mensen die voor kerst arriveerden het niet bekend is hoeveel van hen tijdens de brand in kamp Moria verbleven? Zo nee, hoeveel mensen van deze groep verbleven op het moment van de brand wel in Moria? Zo ja, erkent u dat dit niet in lijn is met de deal die specifiek betrekking had op het opvangen van honderd mensen die slachtoffer werden van de verwoestende brand?
Van de door Nederland geselecteerd kwetsbare personen verbleven 9 kwetsbare gezinnen met minderjarige kinderen, in totaal 45 personen, op enig moment op Lesbos. Zoals eerder toegelicht, is het feit dat deze kwetsbare personen uiteindelijk van verschillende plekken in Griekenland afkomstig zijn te herleiden tot het verzoek van de Griekse autoriteiten en de Europese Commissie om het selectiecriterium niet te beperken tot verblijf in Moria. Het belangrijkste criterium voor selectie is immers de kwetsbaarheid van de vluchtelingen. Ook bestonden er zorgen bij de Griekse autoriteiten voor mogelijke precedentwerking en meer brandstichting met alle humanitaire gevolgen van dien. Voor een nadere toelichting met betrekking tot de selectie alsook ten aanzien van de voorwaarde van het verblijf in Moria verwijs ik u kortheidshalve naar mijn brieven van 24 november jl. en 19 januari jl.3
Klopt het dat komende week slechts één Syrisch jongetje in Nederland arriveert? Bent u van plan om alsnog aan de Moria-deal te voldoen door op de kortst mogelijke termijn tenminste vijftig alleenstaande kinderen op te vangen in Nederland? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat toekijken hoe de humanitaire ramp die zich op de Griekse eilanden en met name in Moria 2.0 ontwikkelt niet langer tot de mogelijkheden behoort? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is het met u eens dat de omstandigheden van opvang op de Griekse eilanden nog altijd zorgelijk zijn. Dat geldt in het bijzonder voor Samos en Chios, maar ook op Lesbos zijn verdere verbeteringen noodzakelijk. In diverse Kamerbrieven bent u geïnformeerd over de inspanningen die terzake worden verricht, laatstelijk in mijn brief van 19 januari jl.
Tegelijkertijd doet het kenmerken van het nieuwe tijdelijke opvangkamp Mavrovouni als «Moria 2.0» geen recht aan de realiteit, noch aan de geleverde inspanningen van de Griekse autoriteiten, de Europese Commissie en (internationale) organisaties. De opvangomstandigheden in Mavrovouni zijn in bijna alle opzichten beter dan in het zwaar overbevolkte Moria, zoals opgemerkt in mijn hogergenoemde brief. Mij is dit zeer onlangs nog bevestigd door de Nederlandse ambassadeur in Griekenland, naar aanleiding van haar werkbezoek aan Mavrovouni op 28 januari jl. Deze observaties worden bovendien onderschreven door commissaris Johansson en andere gesprekspartners van de Europese Commissie alsmede de UNHCR.
Griekenland heeft in de periode na de branden in Moria ook geen nieuwe hulpverzoeken meer gedaan. Ook op andere Griekse eilanden zijn de problemen in omvang afgenomen, geholpen door de significante afname van het aantal migranten en vluchtelingen dat op de eilanden verblijft: van 42.000 naar 17.000 in de tijdspanne van een jaar. Bovendien wordt gewerkt aan nieuwe, permanente en structureel verbeterde faciliteiten, zogenaamde Multi Purpose Registration Identification Centers (MPRICs), op alle eilanden. Op Leros en Kos zijn deze reeds in gebruik.
In lijn met de motie Voordewind c.s. heeft het kabinet zich maximaal ingespannen om invulling te geven aan het herplaatsingsaanbod n.a.v. de humanitaire noodsituatie als gevolg van de branden in Moria. Het kabinet is niet voornemens om een additioneel herplaatsingsaanbod te doen. Bovendien ligt er ook geen Grieks verzoek daartoe.
Naar aanleiding van het Griekse herplaatsingsverzoek uit september 2019 hebben dertien lidstaten en drie geassocieerde Europese landen op verschillende momenten toezeggingen gedaan om in totaal circa 5.200 personen, waarvan 1.600 amv, vanuit Griekenland te herplaatsen. IOM, samen met EASO, UNHCR en UNICEF, ondersteunt in opdracht van de Europese Commissie de Griekse autoriteiten bij deze operatie. De organisatie meldt dat op peildatum 22 januari 2021 elf lidstaten in totaal 2.269 asielzoekers en statushouders hadden herplaatst, waarvan 586 amv.
Bent u bereid om naast het voldoen aan de werkelijke voorwaarden van de Moria-deal en gezien de onmenselijke omstandigheden op de Griekse eilanden een groter aantal kwetsbare mensen op te nemen in Nederland? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht 'Lange rijen bij registratie in Ter Apel' |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere Kamervragen over het bericht «Lange rijen bij registratie in Ter Apel»?1
Ja.
Op welke manier heeft u uitvoering gegeven aan uw opvatting dat het «van groot belang is dat asielzoekers op een humane manier worden opgevangen»? Hoeven asielzoekers die aankomen in Ter Apel inmiddels niet meer op een stoel of op de grond te overnachten als zij na sluitingstijd aankomen?
In de beantwoording van de Kamervragen van de leden Groothuizen (D66) en Van Toorenburg (CDA) over het bericht «Lange rijen bij registratie in Ter Apel»2, heb ik uiteengezet op welke wijze asielzoekers nu tijdens de COVID-19 pandemie worden opgevangen in het aanmeldproces in Ter Apel. Daarbij heb ik aangegeven dat asielzoekers die zich overdag binnen de reguliere openingstijden (dat wil zeggen tussen 08.00 en 17.00 uur) melden in Ter Apel om een asielaanvraag in te dienen, diezelfde dag door de IND worden geregistreerd. Alle inzet is erop gericht dat iedereen vervolgens diezelfde dag nog het Identificatie- en Registratieproces (I&R-proces) bij AVIM doorloopt, waarna men opgevangen wordt in de reguliere opvang van de Centrale Ontvangstlocatie (COL). Hier ontvangen asielzoekers opvang en begeleiding van COA. Dat wil zeggen dat zij naast een bed onder andere maaltijden en verzorgingsproducten ontvangen. Dit lukt doorgaans goed. Echter wanneer het I&R-proces, dat enige tijd in beslag neemt, niet meer op diezelfde dag kan plaatsvinden, zal de asielzoeker de nacht doorbrengen in een van de nieuw in gebruik genomen paviljoens. Er zijn vier paviljoens beschikbaar voor asielzoekers die al wel door GezondsheidsZorg Asielzoekers (GZA) zijn gecontroleerd op verschijnselen van COVID-19 en door de IND zijn geregistreerd. Deze paviljoens zijn verwarmd en er zijn bedden beschikbaar. In principe doorloopt een asielzoeker de volgende dag dan alsnog het I&R-proces.
Asielzoekers die buiten de reguliere openingstijden aankomen – en niet zijn gecontroleerd op verschijnselen van COVID-19 – gaan ongeregistreerd naar een apart, daartoe aangewezen, paviljoen van het COA. Deze vernieuwde «wachtkamer» is verwarmd alwaar men kan plaatsnemen op een stoel, zoals ook voor de COVID-19 pandemie het geval was. Hierbij wordt een uitzondering gemaakt voor gezinnen en kwetsbare asielzoekers (zoals alleenstaande minderjarige vluchtelingen), zij krijgen wel een bed toegewezen in de paviljoens. In de praktijk kan het gebeuren dat ook anderen, bijvoorbeeld vanwege bijzondere omstandigheden, toch een bed krijgen aangeboden in de paviljoens.
Klopt het dat een van de knelpunten in Ter Apel wordt gevormd door de openingstijden van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM)? Zo nee, hoe zit het wel? Zo ja, wat gaat u daar aan doen?
AVIM voert als onderdeel van het aanmeldproces het I&R-proces uit. Het gehele aanmeldproces kent verschillende stappen die door verschillende ketenorganisaties worden uitgevoerd. Langere openingstijden van het identificatie- en registratieproces vraagt daarom naast verlengde inzet van AVIM ook verlengde inzet van andere ketenpartners die bij het aanmeldproces betrokken zijn. Om helemaal te voorkomen dat asielzoekers een nacht in een paviljoen moeten doorbrengen, zou het aanmeldproces 24 uur per dag zeven dagen per week moeten draaien, aangezien asielzoekers dag en nacht aankomen in Ter Apel. Dit vraagt echter een dusdanig grote inzet van AVIM en andere ketenpartners dat ervoor is gekozen om asielzoekers die gedurende de dag niet het (gehele) aanmeldproces hebben kunnen doorlopen op te vangen in bedden in paviljoens, zoals in het antwoord op vraag 2 is beschreven.
Daarnaast lukt het AVIM over het algemeen om het I&R-proces binnen 24 uur na aankomst van een asielzoeker te starten zoals is afgesproken. AVIM kan op dit moment in Ter Apel en Budel gemiddeld zestig asielzoekers per dag identificeren en registreren. De asielinstroom is echter niet elke dag constant. Hierdoor kan bij een hogere instroom dan gemiddeld zestig een achterstand ontstaan in het I&R-proces, die wordt weggewerkt als de instroom lager is. Gemiddeld genomen is de AVIM-inzet genoeg om de asielinstroom bij te houden. Mocht de AVIM-inzet in de toekomst door een hogere asielinstroom structureel onvoldoende zijn, dan kan de inzet worden verhoogd.
Bovendien doorlopen niet alle asielzoekers die in Ter Apel binnenkomen het I&R-proces. Een deel hoeft dit proces niet te doorlopen, omdat deze asielzoekers een herhaalde aanvraag doen en dus al bekend zijn in Nederland.
Zou het een mogelijkheid zijn om afspraken te maken met de AVIM dat de openingstijden in ieder geval verruimd worden tijdens periodes van verhoogde instroom? Indien het helemaal niet mogelijk blijkt de openingstijden te verruimen, bent u dan bereid ervoor te zorgen dat asielzoekers die buiten openingstijden aankomen in de «wachtkamer» de nacht op een matras met een deken kunnen doorbrengen? Zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat het bieden van een matras een logisch onderdeel is van «humane opvang bieden»?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer is sprake van een onverwachte piek in het aantal aanmeldingen? Deelt u de mening dat het streven naar een meer robuuste asielketen die beter bestand is tegen schommelingen in de instroom begint in Ter Apel? Welke concrete stappen zijn gezet naar aanleiding van het programma Flexibele Asielketen om het proces in Ter Apel rondom de eerste aanmelding beter bestand te laten zijn tegen onverwachte pieken, met name het afgelopen jaar tijdens de COVID-19 crisis?2
De situatie van het afgelopen jaar rondom de COVID-19 pandemie en het tijdelijk opschorten van het asielproces in het voorjaar was ongekend en was onvoorzien. De pandemie heeft ervoor gezorgd dat het reguliere aanmeldproces moest worden aangepast en dat asielzoekers die nog niet zijn geïdentificeerd en geregistreerd in afzonderlijke paviljoens worden opgevangen. Deze onvoorziene situatie maakte geen deel uit van de opdracht van het programma Flexibilisering Asielketen. Wel heeft dit programma een vernieuwd I&R-proces opgesteld dat ertoe leidt dat er sneller een duidelijker beeld van de asielzoeker ontstaat en resulteert in kwalitatief betere dossiers bij de start van het asielproces. Voor meer informatie over de resultaten van het Programma Flexibilisering Asielketen verwijs ik u naar de voortgangsbrief die ik op 17 december jl. aan uw Kamer heb gestuurd.4
Is de ketenregisseur die aangesteld zou worden om het aanmeldproces te optimaliseren al aangesteld? Zo nee, per wanneer begint deze ketenregisseur? Hoe verhoudt deze ketenregisseur zich tot het programma Flexibele Asielketen?
Op 1 november jl. is een ketenregisseur in Ter Apel van start gegaan. Het aandachtsgebied van de ketenregisseur is de structurele verbetering van de samenwerkingsrelatie in Ter Apel door knelpunten vast te stellen, deze met betrokken ketenpartners op te lossen en verbetervoorstellen te doen voor een beter lopend operationeel ketenproces. Het gaat hierbij met name om het verbeteren van de ketensamenwerking binnen het aanmeldproces.
Het programma Flexibilisering Asielketen is afgelopen zomer afgerond. De verschillende onderdelen die nog verder moeten worden uitgewerkt en geïmplementeerd zijn overgedragen aan verschillende betrokken ketenorganisaties. Het gaat hierbij onder meer om de invoering van een regietafel, een voorportaal en een frontoffice als onderdelen van een vernieuwd I&R proces. De organisaties zijn momenteel bezig om de verschillende onderdelen gefaseerd te implementeren en hebben hiervoor projectleiders aangesteld. De ketenregisseur zal hier vanuit zijn rol uiteraard ook bij betrokken zijn.
Deelt u de mening dat juist in tijden van lage of verminderde instroomde (uitvoerings-)organisaties in de asielketen zich moeten voorbereiden op momenten dat de instroom weer toeneemt? Welke voorbereidende stappen worden er op dit moment gezet om te voorkomen dat er bij hoge pieken in de instroom geen asielzoekers meer zijn die op een stoel of op de grond moeten overnachten?
De hoogte van de asielinstroom is afhankelijk van veel externe factoren en is lastig om te voorspellen. Desalniettemin wordt in de migratieketen ten minste twee keer per jaar ten behoeve van de begrotingscyclus een prognose opgesteld, zodat ketenpartners een gemeenschappelijke verwachting hebben van de toekomst. Dit geeft ketenorganisaties de mogelijkheid om zich, in overleg met mijn departement, voor te bereiden op groei of krimp.
Het uiterste groeiscenario zou grote hoeveelheden reservecapaciteit vragen bij alle betrokken organisaties in het asielproces waarvoor nu geen middelen beschikbaar zijn. Dit neemt niet weg dat ik van ketenorganisaties vraag dat zij proactief en flexibel omgaan met een verhoogde instroom.
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 hebben aangegeven hoeven nu enkel asielzoekers die buiten de reguliere openingstijden aankomen in Ter Apel, met uitzondering van kwetsbare groepen, de nacht op een stoel door te brengen in een verwarmde wachtkamer. Wat betreft eventuele pieken in de aanmeldprocedure verwijs ik u naar de beantwoording van de Kamervragen van de leden Groothuizen (D66) en Van Toorenburg (CDA) over het bericht «Lange rijen bij registratie in Ter Apel»5, waarin ik heb aangegeven dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling dat is dat asielzoekers twee nachten doorbrengen op een stoel in de «wachtkamer». Echter bij een onverwacht grote piek in het aantal aanmeldingen, waarbij kwetsbare asielzoekers voorrang krijgen, is dat niet altijd te voorkomen.
Overlastgevende asielzoekers in de omgeving van AZC Budel |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Asielzoekers trekken broek omlaag en zorgen voor overlast op oprit in Maarheeze»?1
Ik heb kennisgenomen van het door u aangehaalde, zorgelijke bericht. Asielzoekers dienen zich, net als ieder ander, te gedragen en zich aan de regels te houden. Het overgrote deel van de asielzoekers gedraagt zich goed. Doordat een kleine groep zich misdraagt, ondervinden omwonenden, winkeliers, vervoerders, medewerkers in de migratieketen en medebewoners overlast. Bovendien wordt het draagvlak voor de opvang van diegenen die vluchten voor oorlog, geweld of vervolging aangetast. Dit is volstrekt onacceptabel.
Klopt het dat de politie niet kwam opdagen na een melding van 112 omdat de dienstdoende eenheid het te druk had?2
Nee. Een surveillance-eenheid had de opdracht ontvangen om ter plaatse te gaan voor de desbetreffende melding. De eenheid kreeg kort daarop een zogenaamde prio-1-melding, waarbij directe inzet van de politie noodzakelijk is. Daarmee kreeg de prio-1-melding voorrang op het genoemde incident. De politie heeft kort daarna contact opgenomen met de meldster om te vragen of het incident nog actueel was. De betreffende personen waren inmiddels vertrokken en vervolgens is dezelfde avond geen eenheid meer ter plaatse gestuurd.
Deelt u de mening dat het tekort aan politie-inzet onaanvaardbaar is? Bent u bereid de politiecapaciteit in dit gebied fors uit te breiden dan wel te verdubbelen?
Ik begrijp dat omwonenden overlast willen aanpakken, tegelijkertijd is de inzet van knokploegen onaanvaardbaar. Het toepassen van geweld met gebruik van een geweldsmiddel is een bevoegdheid die in beginsel alleen toekomt aan de gewapende macht van de overheid (de krijgsmacht) en de politie. De regioburgemeester en de regionale politiechef gaan over de lokale politiecapaciteit. Daar ligt de bevoegdheid om de politiecapaciteit in Cranendonck eventueel uit te breiden.
Deelt u de mening dat de inzet van knokploegen onaanvaardbaar is, maar dat u dan wel moet zorgen voor voldoende politiecapaciteit?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat sprake is van een onhoudbare situatie in de dorpen Maarheeze en Budel? Wat onderneemt u tegen het feit dat mensen niet meer de straat op durven te gaan?
Ik hecht eraan te benadrukken dat ieder incident er een teveel is. Dit kan leiden tot een gevoel van onveiligheid en een vermindering van draagvlak voor de opvang van personen die vluchten voor oorlog, geweld of vervolging. Ik zet in op een stevige aanpak van overlast om dit te voorkomen. Het gevoel van onveiligheid in Cranendonck is zorgelijk. Desondanks ben ik ervan overtuigd dat de inspanningen die worden verricht om het gevoel van onveiligheid weg te nemen en de overlast in de gemeente Cranendonck aan te pakken ervoor zorgen dat de situatie niet onhoudbaar is. Een van de maatregelen die ik specifiek heb getroffen om de overlast in de gemeente Cranendonck te bestrijden is de inzet van ketenmariniers. De ketenmariniers sturen aan op de samenwerking tussen verschillende betrokken partijen in de aanpak van overlast. Een van de vier ketenmariniers houdt iedere vrijdag kantoor in het centrum van Maarheeze en Budel. Inwoners en ondernemers kunnen bij de ketenmarinier terecht met hun vragen en zorgen met betrekking tot overlast van bewoners van het azc. Daarnaast heb ik de gemeente gefaciliteerd om lokale maatregelen tegen overlastgevende asielzoekers te nemen, zoals het inzetten van extra toezicht. Met de gemeente is een goede samenwerking met betrekking tot de verschillende mogelijkheden om deze overlastgevers aan te pakken. Het COA organiseert periodiek een overleg voor omwonenden waar allerhande zaken aan de orde komen en is er regelmatig contact met de ondernemers.
Het COA heeft een breed palet aan maatregelen beschikbaar om overlastgevende asielzoekers stevig aan te pakken. Hierbij valt te denken aan overplaatsing door het COA naar de Handhaving- en Toezichtlocatie (htl), waar een streng regime heerst en een gebiedsbeperking wordt opgelegd. Door middel van de zogenaamde landelijke Top-X lijst wordt door het Ministerie van Justitie en Veiligheid maandelijks in kaart gebracht wie de meest hardnekkige overlastgevende en criminele asielzoekers zijn. Zij kunnen rekenen op een individuele aanpak en staan onder verscherpt toezicht van betrokken partijen, waardoor asielaanvragen bijvoorbeeld versneld worden afgedaan. Binnen de privacymogelijkheden verken ik hoe gegevens gedeeld mogen worden met het lokaal bestuur, het Openbaar Ministerie en vervoerders, zodat de integrale samenwerking tussen alle betrokken partijen in het kader van de aanpak van deze overlastgevers en criminelen kan worden geoptimaliseerd. Al deze maatregelen zijn gebundeld in een toolbox. Deze heb ik samen met mijn brief van 10 november 2020 met uw Kamer gedeeld3 . Wanneer aangifte wordt gedaan van crimineel gedrag, leggen de politie en het OM ook strafrechtelijke maatregelen op.
De opvanglocatie Budel-Cranendonck heeft, evenals de opvanglocatie Ter Apel, sinds september 2020 een speciale versoberde opvangmodaliteit voor personen met een kansarme asielaanvraag wiens asielaanvraag wordt afgedaan in spoor 2. Dit betreft onder meer personen uit een veilig land van herkomst, die relatief vaak met overlastgevend gedrag in verband worden gebracht. De versoberde opvang moet deze groep ontmoedigen om een kansarme asielaanvraag in te dienen in Nederland.
Welke sancties worden getroffen tegen de overlastgevers?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de uitbreidingsplannen van het asielzoekerscentrum opnieuw tegen het licht moeten worden gehouden? Zo nee, hoe voorkomt u dat de weerstand steeds groter wordt?
De herontwikkeling van de COA-opvanglocatie is geen uitbreiding, maar een renovatie. Het aantal opvangplekken blijft gelijk. Voor de uitvoering van het regeerakkoord uit 2014 is besloten een aantal Gemeenschappelijke Vreemdelingenlocaties (GVL) te ontwikkelen om het asielproces effectief uit te voeren. In de samenwerkingsovereenkomst met de gemeente is aangegeven dat de migratieketen de intentie heeft om zich langdurig te vestigen op het opvangcentrum, ten einde invulling te geven aan het regeerakkoord en op deze GVL gezamenlijk het asielproces effectief en zorgvuldig uit te voeren. Vanwege deze langdurige vestiging is het COA, namens de migratieketen, voornemens de locatie duurzaam te herontwikkelen. De gemeenteraad van Cranendonck volgt het proces zeer kritisch en nauwgezet, waardoor aanvullende vragen zijn gesteld.
Deze opvanglocatie levert – naast investeringen in duurzame ontwikkeling van het terrein – veel directe en indirecte arbeidsplaatsen op, die ook lokaal ingevuld worden. Tevens is er -naast de reguliere vergoedingen aan gemeente en inkoop van het COA bij lokale ondernemers- sprake van bestedingen door asielzoekers bij de lokale middenstand. Ik vertrouw erop dat de gemeente en het COA met elkaar op een constructieve manier het gesprek vervolgen.
Bent u bereid met de inwoners van Cranendonk in gesprek te gaan over oplossingen? Zo nee, waarom laat u deze mensen in de steek?
Tussen het departement, het COA en de gemeente is regelmatig contact over de aanpak van de overlastproblematiek. Hierbij is de ketenmarinier het eerste aanspreekpunt voor omwonenden, maar kan men ook direct terecht bij het COA terecht voor een gesprek, bijvoorbeeld op een van de bijeenkomsten voor omwonenden.