Het artikel ’Schuld Aruba enorm’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van het artikel »Schuld Aruba enorm»?1
Ja.
In hoeverre klopt het dat de tekorten in Aruba gedekt worden door de obligatieleningen met als gevolg dat de totale schuld telkens groter wordt en uitkomt op 71,2%?
Ik heb kennis genomen van de analyse van de Centrale Bank van Aruba, waarin de overheidsschuld voor 2013 wordt gesteld op 71,2%. Op basis van de stukken is de ontwikkeling van de financiën van Aruba zorgelijk. Ik heb recent op Aruba gesproken met de minister-president van Aruba over de financiën. In dat gesprek is mij duidelijk geworden dat Aruba beleid voert ter versterking van de economie, ook ten dienste van haar burgers en tegelijkertijd de risico's onderkent. Die inschattingen en afwegingen zijn ook voorbehouden aan de regering.
Het land Aruba geniet een autonome status en er is geen onafhankelijke toezichthouder op basis van een consensus rijkswet. De waarborgen voor goed financieel beheer liggen dan ook besloten in het openbaar bestuur van Aruba, met instellingen als de Centrale Bank, de Algemene Rekenkamer, de Raad van Advies en niet in de laatste plaats de Staten van Aruba.
In hoeverre voldoet Aruba momenteel aan de voorwaarden op basis van in het Koninkrijk en internationaal gehanteerde criteria voor houdbare overheidsfinanciën?
In het recent gesloten protocol is opgenomen dat Nederland de mogelijkheden voor inschrijving op een openbare aanbieding van een obligatielening van het Land Aruba zal beoordelen aan de hand van in het Koninkrijk en internationaal gehanteerde criteria van houdbare overheidsfinanciën en terugbetalingcapaciteit. Nederland behoudt zich het recht voor niet in te schrijven indien Aruba niet voldoet aan de criteria. Tot op heden is er nog geen aanvraag door Aruba gedaan en heeft er dus ook geen toetsing plaats gevonden. De exacte uitwerking van dit protocol moet overigens nog plaatsvinden alvorens daadwerkelijk een eerste verzoek ter beoordeling kan worden aangenomen tot inschrijving op een openbare aanbieding van een obligatielening van het land Aruba.
Waarom heeft de Nederlandse regering zich ingeschreven voor obligatieleningen ten behoeve van de Arubaanse staatsschuld, terwijl nu blijkt dat zij zich hiermee alleen dieper in de schulden werkt?
Nederland heeft in de afgelopen 20 jaar niet ingeschreven op obligatieleningen van Aruba ten behoeve van de Arubaanse staatsschuld. Met Aruba is in 2011 afgesproken dat de mogelijkheden tot een lopende inschrijving zouden worden onderzocht. Het recent gesloten protocol is een herbevestiging van deze afspraak. Op dit moment is niet bekend wanneer Aruba een verzoek gaat doen aan Nederland voor inschrijving op een openbare obligatielening van Aruba. Aruba maakt daar zelf beleidsmatige financieringskeuzes in.
De regering van Aruba heeft recent wel een verzoek ingediend voor het aangaan van een reguliere buitenlandse lening op de kapitaalmarkt. Dit verzoek vergt nog besluitvorming in de Rijksministerraad op basis van artikel 29 van het Statuut.
Deelt u de mening dat Nederland zich niet moet inschrijven voor deze obligatieleningen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat, zolang artikel 43 lid 2 van het Statuut, de waarborgfunctie, van kracht is en het Koninkrijk eindverantwoordelijk is, dit betekent dat uiteindelijk Nederland financieel eindverantwoordelijk is? Zo nee, waarom niet?
Nee, indien Aruba onverhoopt in financiële problemen komt, zal de regering van Aruba haar verantwoordelijkheid moeten nemen door besparingen te realiseren en hervormingsmaatregelen te treffen.
Ruimtelijke ordening op zee |
|
Remco Dijkstra (VVD), Betty de Boer (VVD), André Bosman (VVD), Johan Houwers (VVD), Aukje de Vries (VVD), Pieter Litjens (VVD) |
|
Kunt u een overzicht geven van alle plannen, visies, richtlijnen, verordeningen etc. waar een vorm van ruimtelijke ordening op zee in voorkomt? Kunt u in ieder geval daarin betrekken: Nationaal Waterplan, Richtlijn maritieme ruimtelijke ordening, Structuurvisie Windenergie op Zee, Natura2000, Gemeenschappelijk Visserijbeleid, Kaderrichtlijn water, Kaderrichtlijn mariene strategie, vervoerscorridors?
De ruimtelijke ordening van het Nederlandse deel van de Noordzee is neergelegd in het Nationaal Waterplan 2009–2015 (NWP), dat voor de ruimtelijke aspecten een structuurvisie is in de zin van de Wet ruimtelijke ordening. Het beleid, inclusief de ruimtelijke opgaven en keuzes voor de zee uit het NWP is nader uitgewerkt in de bijlage Beleidsnota Noordzee van het NWP1 en vastgelegd in beleidsregels in het Integraal Beheerplan Noordzee (IBN). Samen geven deze documenten een integraal afwegingskader voor het gebruik van de zee.
Essentieel voor de overheidactiviteit ruimtelijke ordening is dat bij de toekenning van gebruiksfuncties aan de schaarse ruimte een afweging moet plaatsvinden van alle bij de situering van die functies betrokken belangen. De Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening vormen het wettelijk kader voor de ruimtelijke ordening op de Noordzee.
In de structuurvisiekaart van het NWP is aangegeven waar welke activiteiten op zee kunnen plaatsvinden, zoals locaties voor het winnen van hernieuwbare (wind)energie. De recent in procedure gebrachte Structuurvisie Windenergie op Zee betreft een partiële herziening van het NWP met als oogmerk windenergiegebieden mogelijk te maken voor de Hollandse Kust en in het gebied ten noorden van de Wadden. In die zin werkt het als ruimtelijk ordeningsinstrument. Voor specifieke gebieden vindt op meer detailniveau uitwerking plaats in afzonderlijke processen gericht op het vinden van de exacte locaties voor toekomstige windparken. In het IBN staat het afwegingskader voor nieuwe initiatieven die ruimte vragen.
Voor hernieuwbare energie is Europese regelgeving van kracht, onder meer de Richtlijn Hernieuwbare Energie en de Verordening voor grensoverschrijdende samenwerking aan transnationale energienetwerken. Deze regelgeving richt zich niet direct op ruimtelijke ordening op zee.
In de structuurvisiekaart in het NWP zijn de onder de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) aangewezen en nog aan te wijzen Natura2000 gebieden opgenomen. Deze zijn geselecteerd op basis van aanwezige en volgens de richtlijnen te beschermen natuurwaarden. Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel tot uitbreiding van de werking van de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet naar de Exclusieve Economische Zone (EEZ), volgt -na een voorhangprocedure in beide Kamers – nationale aanwijzing van de natuurgebieden. Daarna kunnen de beheerplannen van de Natura 2000-gebieden worden vastgesteld. De richtlijnen werken door in het gebruik van de ruimte, maar zijn niet zelfstandig gericht op ruimtelijke ordening op zee. Wel heeft de bescherming van Natura 2000-gebieden externe werking: activiteiten buiten de Natura 2000-gebieden die de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen zijn vergunningplichtig onder de Natuurbeschermingswet. Zo lang de werking van de Natuurbeschermingswet zich niet uitstrekt tot de EEZ, vindt op grond van het IBN een soortgelijke toets op natuurwaarden plaats in het kader van andere vergunningprocedures voor de activiteit.
Tevens zijn in de structuurvisiekaart de internationaal vastgestelde scheepvaartroutes opgenomen. Vaststelling van dergelijke routes verloopt via een vaststellingsproces in de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). Dit op verzoek van een verdragspartij zelf, na afstemming met relevante buurlanden.
In de structuurvisiekaart is ook het kustfundament aangegeven. Dit omvat de duinen, strand en zee tot de –20 m lijn. Binnen dit kustfundament zijn restricties voor bouwwerken en tevens is zandwinnen daar in principe niet toegestaan. Dat is vastgelegd in de Waterwet, de Beleidslijn kust en in het Besluit Algemene regels Ruimtelijke Ordening.
Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) bevat geen specifiek ruimtelijk ordeningsbeleid voor de zee. In de uitwerking geldt wel dat voor bepaalde gebieden beperkingen gelden voor de toegang van specifieke visserijen, zoals de 12 en de 3 mijlszone en gebieden die zijn ingesteld in het kader van bestandsbeheer (bv Scholbox, realtime closures).
De Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM), die tot doel heeft voor 2020 een goede milieutoestand van de zee te bereiken, bevat de verplichting om maatregelenpakketten te maken om die goede toestand te bereiken, mocht het bestaande beleid onvoldoende zijn. Hiertoe bevat deze richtlijn een artikel die de lidstaten verplicht om ruimtelijke beschermingsmaatregelen te treffen. Indirect werkt de richtlijn dus door in het ruimtelijk ordenen van de zee. Het kabinet heeft het voornemen om ruimtelijke beschermingsmaatregelen te nemen voor de bodem van het Friese Front en Centrale Oestergronden, die neerslaan in het Nationaal Waterplan in 2015. Daarnaast zullen de doelen die in de Mariene Strategie Deel I zijn geformuleerd om de goede milieu toestand te bereiken, worden opgenomen in het NWP. Deze doelen vormen daarmee een beleidsmatig kader voor de ruimtelijke ordening op zee.
De Kaderrichtlijn Water (KRW) raakt geen ruimtelijke ordening op zee. Wel valt het beleid voor de Wadden onder de KRW, ruimtelijkordeningstechnisch is er voor de Wadden een PKB.
Het VN Zeerechtverdrag (UNCLOS) regelt de rechten en plichten van derden op zee. Daarmee is het van invloed op de maatregelen die Nederland zelfstandig kan treffen ten aanzien van de ordening van functies op zee. Een nadere toelichting vindt u in de bijlage bij de brief over de afweging over een rijksbestemmingsplan (TK 2011–2012, 29 675-118 blg 119942).
Het OSPAR verdrag is gericht op het beschermen van het maritieme milieu in de Noord-Oostelijke Atlantische Oceaan (inclusief de Noordzee). Dit verdrag biedt geen expliciete grondslag voor ruimtelijke ordening op zee of grensoverschrijdende consultatie over sociaal en economische effecten van plannen. In het kader van OSPAR worden internationale afspraken gemaakt over ambities en maatregelen. Deze worden indien nodig geïmplementeerd in Europees instrumentarium als KRM en VHR. Zo is in dit verband afgesproken te werken aan coherente mariene beschermde gebieden. Deze afspraak komt Nederland na via het netwerk van natuurgebieden op zee. Ook worden ervaringen uitgewisseld over hoe natuur en milieu samenhangen met ruimtelijke planvorming. Zo wordt in OSPAR verband samengewerkt aan een beter begrip van (cumulatieve) effecten van gebruik (bijvoorbeeld de effecten van windenergie op natuur). Dat kan weer input zijn voor ruimtelijke planvorming.
Het Espoo verdrag en de Europese Richtlijnen voor consultatie in verband met grensoverschrijdende milieueffecten zijn geen ruimtelijke ordeningsinstrumenten, maar regelen een belangrijk aspect van het proces tot goede ruimtelijke afstemming en ordening in internationaal verband.
Ten aanzien van de Richtlijn Maritieme Ruimtelijke Ordening (MRO) merk ik op dat het hier om een voorstel van de Europese Commissie voor een richtlijn gaat dat is uitgebracht op 12 maart 2013. In het kabinetsstandpunt van 24 januari 2011 (TK 2011–2012, 22 112, nr. 1129) over MRO is opgenomen dat Nederland op dit terrein de Europese dimensie bij voorkeur niet invult met bindende regelgeving. In het BNC fiche van 12 april 2013 over het voorstel van de Europese Commissie is aangegeven hoe het kabinet het richtlijnvoorstel ziet vanuit het huidig perspectief, waarbij ook de rechtsbasis, subsidiariteit en proportionaliteit aan de orde komen.
Kunt u een korte omschrijving geven van de verschillende plannen, visies, richtlijnen etc. op deze lijst? Kunt u de relatie tussen de plannen, visies, richtlijnen etc. onderling in kaart brengen? Kunt u in een overzicht, bij voorkeur in kaartvorm, aangeven waar overlap in ruimtelijke ordeningsbeleid zit tussen deze plannen, visies, richtlijnen, verordeningen etc.?
Zie ook mijn antwoord op vraag 1.
De Kaderrichtlijn Mariene Strategie verplicht de lidstaten om de nodige maatregelen te treffen om de goede milieutoestand te bereiken in hun mariene wateren. Hierbij dient rekening te worden gehouden met vigerend beleid als VHR, KRW, GVB en relevante zeeverdragen als OSPAR en IMO. De KRM is daarmee in feite een integrerend kader dat vanuit het oogpunt van de ecosysteembenadering bestaand beleid met elkaar verbindt om zodoende te beoordelen waar nog aanvullende actie nodig is om de goede milieutoestand te bereiken.
Voor een overzicht van wet- en regelgeving verwijs ik graag naar het schema in bijlage 12 waarin schematisch is aangegeven welke wetgeving waar op het Nederlands deel van de Noordzee van toepassing is. Voor een ruimtelijk kaartbeeld verwijs ik u naar de Beleidsnota Noordzee 2009–2015 met de structuurvisiekaart daarin en het Integraal Beheerplan Noordzee uit 2011, waarin tevens kaartbeelden zijn opgenomen. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte treft u een meer gestileerde kaart aan.
In 2015 wordt het ruimtelijke beleidskader geactualiseerd bij de periodieke herziening van het NWP. Eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zoals die momenteel voortvloeien uit Natura2000, KRM of IMO (herziening scheepvaartroutes) zullen in een nieuw kaartbeeld worden geïntegreerd.
Kunt u van elk plan, elke visie of richtlijn aangeven of dit/deze op nationaal of Europees niveau is of wordt vastgesteld? Kunt u in u uw antwoord aangeven hoe Nederland invulling geeft aan het Europese beleid op het gebied van ruimtelijke ordening, natuur en water met betrekking tot de zee?
Het Nationaal Waterplan is nationaal vastgesteld. De KRM, KRW, de Vogel- en Habitat Richtlijnen, de strategische en project milieueffectenrichtlijnen, de Richtlijn hernieuwbare energie en de Verordening over transnationale energienetwerken en het Gemeenschappelijk Visserij Beleid zijn Europese regelgevingen die op Europees niveau worden vastgesteld. Voor de visserij geldt specifiek dat de Europese Commissie exclusief bevoegd is en initiatiefrecht heeft.
Nederland heeft de Europese richtlijnen geïmplementeerd in nationale regels en beleid en houdt bij het beleid voor de zee rekening met de Europese verplichtingen en doelstellingen. Dat betekent dat de KRM met het Natura 2000 beleid de basis vormt voor een duurzaam en veilig gebruik van de zee.
Beleidsmatig is in Europees verband een pleidooi gehouden voor het toepassen van maritieme ruimtelijke ordening door de lidstaten onder het beginsel van subsidiariteit. Dit is onder meer bevestigd in de Limassol-verklaring over Blauwe Groei. De verklaring van de informele ministeriële conferentie in oktober 2012 roept op tot transparantere planning voor investeringen en een evenwichtige aanpak voor de betrokken sectoren en belanghebbenden te bewerkstelligen, door uitvoering te geven aan maritieme ruimtelijke ordening en een geïntegreerd beheer van de kustzones in de lidstaten en in hun grensgebieden, om te zorgen voor samenhang met ecologische, maatschappelijke en economische doelstellingen. Nederland heeft met het NWP reeds invulling gegeven aan dit Europese beleid. Verdragsrechtelijk heeft de EU geen zelfstandige bevoegdheid tot het opleggen van ruimtelijke ordening.
Ik merk op dat de EU regelgeving voor Natura2000 en voor hernieuwbare energie doelstellingen bevatten die op nationaal niveau en primair op het eigen grondgebied behaald dienen te worden. Grensoverschrijdende samenwerking op die punten wordt daarom door de Europese Commissie gestimuleerd via de horizontale beleidsinstrumenten van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie en het voorstel voor een kader voor ruimtelijke ordening op zee.
Kunt u deze vragen vóór het algemeen overleg Behandelvoorbehoud Richtlijn maritieme ruimtelijke ordening op 4 juni 2013 beantwoorden?
Ja.
De laatste politieke ontwikkelingen op Sint Maarten |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van de laatste politieke ontwikkelingen op Sint Maarten?1
Ja
Bent u er mee bekend dat er parlementaire steun is voor een regering bestaande uit ministers van UP, DP en het onafhankelijke statenlid Laville, waarbij laatstgenoemde genoemd wordt als Minister van Toerisme, Economische Zaken, Telecommunicatie en Vervoer?
Hoewel ik niet betrokken ben bij het formatieproces van een nieuwe regeringscoalitie op Sint Maarten, ben ik op de hoogte van dergelijke berichten. Het is echter niet aan mij om uitspraken te doen over de integriteit van mogelijke individuele kandidaat-ministers van Sint Maarten. In zijn algemeenheid ben ik van mening dat een zeer strikte toets op integriteit, naar het voorbeeld van Curaçao, zeer wenselijk is. De rijksministerraad heeft dit ook bij herhaling uitgesproken.
Bent u er ook mee bekend dat statenlid Laville nog recentelijk publiekelijk heeft verklaard dat hem door de lijsttrekker van de UP een bedrag van USD 350.000,00 is geboden om weer terug te keren naar de UP?2 Bent u er ook mee bekend dat daarnaast statenlid Laville nog verdacht is van vermeend wapenbezit en bedreiging?3 Heeft u vertrouwen in de integriteit van deze beoogde Minister?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u op de hoogte van het feit dat de vicevoorzitter van de Staten aangifte heeft gedaan van poging tot omkoping door de leider van de UP?4
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de status van het onderzoek naar het kopen van stemmen door de leider van de UP bij de Statenverkiezingen van 2010? Bent u er mee bekend dat het onderzoek hier naar door de Landsrecherche sindsdien nog niet van de grond is gekomen, althans nog niet is afgerond, zoals onder meer blijkt uit publicaties?5
Rechtshandhaving valt onder de autonome bevoegdheden van de landen. Dit betekent dat het aan het Openbaar Ministerie op Sint Maarten is om onderzoeken te verrichten en te bepalen of en zo ja wie vervolgd zou moeten worden. Ik ben als minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van Nederland niet verantwoordelijk voor eventuele strafrechtelijke onderzoeken van het land Sint Maarten.
Deelt u de opvatting dat het kopen van stemmen een ernstig aantasting van de democratie is? Zo nee, waarom niet? Bent u voorts van mening dat een dergelijk onderzoek binnen een redelijke termijn, met het oog op de huidige omstandigheden, dient te zijn afgerond? Zo nee, waarom niet?
Indien er stemmen worden gekocht is dat inderdaad een ernstige aantasting van elke democratie, waar dan ook. Ik ben niet in de positie om uitspraken te doen over redelijke termijnen van strafrechtelijke onderzoeken op Sint Maarten.
Is het vorenstaande al voldoende reden om te twijfelen aan de integriteit van Theo Heyliger, lijsttrekker van de UP en beoogd Minister van Volkshuisvestiging, Ruimtelijke Ordening, Infrastructuur en Milieu? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vragen 2,3,4
Deelt u de mening dat na alle commotie rondom de net afgetreden Minister van Justitie Duncan er goed gelet moet worden op de screening van de nieuwe ministersploeg en dat dit van belang is voor het internationaal aanzien van Sint Maarten en daarmee van het Koninkrijk? Zo nee, waarom niet?
Ja. De screening van aanstaande ministers is een landsaangelegenheid van Sint Maarten, geregeld in de Landsverordening integriteitbevordering ministers. Nederland is hierbij dan ook niet betrokken. Het mag echter als vanzelfsprekend worden beschouwd dat niet alleen Sint Maarten, maar ook het gehele Koninkrijk baat heeft bij een goede screeningsprocedure voor de kandidaat-ministers van Sint Maarten. De rijksministerraad heeft er bij Sint Maarten dan ook op aangedrongen werk te maken van een zorgvuldige screening bij het aantreden van een nieuwe regering. De gouverneur van Sint Maarten heeft in de formatieopdracht aan minister-president Wescot aandacht gevraagd voor het screeningsproces. Daarmee wordt zichtbaar opvolging gegeven aan de uiting van zorg van de Rijksministerraad.
Heeft u er vertrouwen in dat de screening van de beoogde kabinetsleden zorgvuldig zal worden uitgevoerd? Kunt u aangeven of Nederland hierbij zal assisteren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
De stijging van de energieprijzen op Bonaire als gevolg van een conflict tussen de energieproducent (Ecopower) en de het Water en Energiebedrijf Bonaire (WEB) |
|
André Bosman (VVD), René Leegte (VVD), Pieter Litjens (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de stijging van de energieprijzen op Bonaire als gevolg van een conflict tussen de energieproducent (Ecopower) en de het Water en Energiebedrijf Bonaire (WEB)?
De recente tariefstijging is in belangrijke mate veroorzaakt door enerzijds de kostenontwikkeling van de elektriciteitsproductie en anderzijds het langdurig verzuim van het bestuurscollege de tarieven kostendekkend vast te stellen. Het laatste is veeleer aanleiding geweest voor de spanning tussen WEB en Ecopower over de te verrekenen kosten.
Hoe groot is de subsidie uit Nederland die nodig was om de tariefstijging van energie op Bonaire te beperken?
EZ heeft in 2012 WEB € 5,5 miljoen ter beschikking gesteld en I&M € 2,3 miljoen voor de periode tot eind 2013. Het vorige kabinet heeft besloten tot een aansluitende tijdelijke voorziening te regelen in de aanstaande wet elektriciteits- en drinkwatervoorziening voor CN.
Is er nu een kostendekkend tarief voor de levering van energie op Bonaire?
Ja.
Zijn de betalingen van het WEB aan Ecopower nu volledig conform de facturering?
Ja.
Wat is de stand van zaken van de «operationele audit» zoals aangegeven in de antwoorden van de toenmalige Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie?1
De audit van WEB is uitgevoerd door de Auditdienst Rijk. Het belangrijkste beeld dat naar voren kwam was dat van een bijna failliet bedrijf dat geruime tijd geen diepte en onderhoudsinvesteringen heeft verricht. Belangrijke adviezen om de tarieven te verhogen, de kwaliteit van het management te verbeteren en te zorgen voor een oplossing van het conflict met Ecopower alsmede te zorgen voor een degelijke externe financiering zijn ter harte genomen en geëffectueerd.
Wat is de status van het onderzoek dat de Gezaghebber van Bonaire naar aanleiding van het conflict had aangegeven te zullen instellen naar de integriteit van bestuurders van het WEB?
De gezaghebber van Bonaire heeft in het najaar van 2012 voorgesteld een dergelijk onderzoek uit te voeren. Inmiddels is dit voornemen nader geconcretiseerd. Het onderzoek zou zich moeten richten op de verantwoordingsmechanismen in de verhouding tussen WEB, het openbaar lichaam Bonaire als aandeelhouder van WEB en het bestuurscollege met als doel om voor de toekomst lessen te trekken uit de wijze waarop deze mechanismen de afgelopen jaren hebben gefunctioneerd. Het onderzoek wordt naar verwachting dit najaar afgerond.
Ik vind het een belangrijk en positief signaal dat door het bestuur van Bonaire het initiatief is genomen om een dergelijk onderzoek uit te voeren in aanvulling op de stappen die het eilandbestuur in de afgelopen periode al heeft gezet om de governance rond WEB te versterken. Zo is recent een nieuw management aangetreden en heeft in samenspraak met de Rijksoverheid een aantal verschuivingen plaatsgevonden in de samenstelling van de Raad van Commissarissen.
Deelt u de mening dat er sprake is geweest van bestuurlijke onbehoorlijkheid van het bestuur van het WEB in de richting van ECO power en dat een integriteitsonderzoek dus essentieel is? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het antwoord op vraag 1 aangegeven, is het zakelijk conflict tussen WEB en Ecopower ingegeven door de voortdurende discrepantie tussen kosten en opbrengsten uit de tarieven. In algemene zin, en achteraf, kan worden gesteld dat het jammer is het bestuur van WEB en Ecopower niet eerder een oplossing hebben gezocht langs de weg van bemiddeling, arbitrage of de stap naar de rechter. Het is niet aan mij om te beoordelen of de betrokken bestuurders onbehoorlijk hebben gehandeld. Wel ondersteun ik, zoals aangegeven, het voornemen van het bestuurscollege om een onderzoek uit te voeren dat zich richt op de verantwoordingsmechanismen in de verhouding tussen WEB, het openbaar lichaam Bonaire als aandeelhouder van WEB en het bestuurscollege. Uit dit onderzoek kunnen lessen worden getrokken zodat de situatie die zich tussen Ecopower en WEB heeft voorgedaan in de toekomst kan worden voorkomen.
Bent u bereid, als er geen sprake is van een onderzoek van de zijde van de Gezaghebber, om dat integriteitsonderzoek in te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 6.
Deelt u de mening dat door onbehoorlijk bestuur van de zijde van het WEB een energiebedrijf in de problemen is gekomen? Zo nee, waarom niet?
Het niet volledig voldoen van de rekening van Ecopower door WEB lijkt Ecopower op enig moment financieel in problemen te hebben gebracht wat repercussies had voor de continuïteit van de elektriciteitsproductie.
Deelt u de zorgen dat het WEB met opzet te weinig betaalde aan Ecopower om de prijs van het aandeel Ecopower te laten dalen om op die manier het bedrijf goedkoop op te kunnen kopen?
Daar zijn geen concrete aanwijzingen voor. Er was in elk geval sprake van een zakelijk conflict dat door middel van een arbitrageprocedure is opgelost.
In hoeverre is er sprake van een failliet van Bonaire, aangezien het WEB een NV van de overheid is? Moet het openbaar lichaam Bonaire voor de kosten opdraaien die uit de arbitrage voortvloeiden.?
Van een failliet van Bonaire is geen sprake.
De eerder genoemde structurele discrepantie tussen kosten en tariefinkomsten is weggenomen door de tariefstijging, de bijdrage van EZ en I&M en door een degelijke externe financiering die de directie van WEB heeft verkregen.
Is er sprake van een artikel 12 gemeente, aangezien de begroting van Bonaire een dergelijke rekening niet zou kunnen betalen en Nederland is ingesprongen met een geldbedrag zoals genoemd in vraag 1?
De wet financiën openbare lichamen Bonaire Sint Eustatius en Saba kent geen bepaling vergelijkbaar met artikel 12 van de financiële verhoudingswet. Op dit punt wijkt de financiële verhouding van het Rijk met de openbare lichamen dus af van de financiële verhouding van het Rijk met gemeenten. Bij de transitie is ervoor gekozen om het BES-fonds niet te integreren in het gemeentefonds. Ook is in het BES-fonds geen sprake van solidariteitsgedachte: elk openbaar lichaam heeft recht op een eigen uitkering uit het fonds. Een fonds dat integraal onderdeel is van de Rijksbegroting en daar dus de solidariteit is belegd. Dit laatste vloeit logischerwijs ook voort uit het feit dat het slechts om drie eilanden gaat: Het ligt dan niet in de rede om eventuele financiële problemen van Bonaire te leggen bij de andere twee (kleine) eilanden. Verder kunnen departementen (net zoals bij gemeenten) doeluitkeringen verstrekken conform artikel 91 van de wet financiën BES; dat is wat het minister van Economische Zaken hier heeft gedaan.
Welke rol speelde het bestuurscollege in dit conflict tussen het WEB en Ecopower, gelet op het feit dat het WEB een NV van de overheid is? Welke rol speelde de gezaghebber om het conflict eerder te beslechten en op die manier het oplopen van de betalingsachterstand te voorkomen?
Het bestuurscollege heeft het ministerie van EZ medio 2011 gevraagd te bemiddelen in het conflict. Waar deze bemiddeling niet direct resultaat opleverde, heeft deze er wel toe geleid dat partijen zich hebben gebonden aan arbitrage.
Toen door het wegvallen van de stroomvoorziening in augustus 2011 de openbare orde in gevaar dreigde te komen, heeft de Gezaghebber het initiatief genomen de voorziening te herstellen en te borgen.
Welke afwegingen zijn gemaakt om te komen tot de oplossing zoals deze nu tot stand is gekomen? Waarom is de locatiekeuze juist op die plek gevallen? Waarom is er gekozen voor de combinatie van wind en energie die nog nergens anders in productie was?
Op de eilanden van Caribisch Nederland kan door het bijzonder gunstige windklimaat enerzijds, en de hoge kosten van fossiele brandstof anderzijds, met wind elektriciteit duurzaam en voordelig worden opgewekt. Op Bonaire wordt circa 35% van de elektriciteit opgewekt door middel van windenergie. De twaalf windturbines zijn gesitueerd aan zee aan de noordkant van het eiland in een gedeelte dat onbewoond is en waar de windcondities gunstig zijn. Ik beschik niet over informatie welke afwegingen zijn gemaakt om tot deze aanpak te komen, inclusief de locatiekeuze. Ik beschik ook niet over informatie die aannemelijk maakt dat bij deze besluiten sprake is geweest ongewenste belangenverstrengeling. Ik verwijs in dit kader nogmaals naar het governance-onderzoek. Het betreft hier immers een onderwerp dat expliciet onder de verantwoordelijkheid van het Openbaar Lichaam valt. Ik zal aan het bestuurscollege van Bonaire verzoeken om dit onderwerp bij dit onderzoek te betrekken.
Wie waren de beslissers om tot de verschillende besluiten te komen? Is er in die groep van beslissers een ongewenste samenloop van belangen die gescheiden hadden moeten zijn of de schijn van belangenverstrengeling in zich hebben?
Zie antwoord op vraag 14.
Is hier een rol weggelegd voor de Onderzoeksraad Integriteit Overheid? Zo ja, hoe gaat u die inschakelen? Zo nee, waarom niet?
Neen, de Onderzoeksraad Integriteit Overheid is bevoegd ten aanzien van Rijk, politie, defensie, provincies en zbo’s. Daarnaast zal de onderzoeksraad met ingang van 1 januari 2014 naar alle waarschijnlijkheid ook het bevoegde externe meldpunt voor medewerkers uit de sector Gemeenten worden. De openbare lichamen op Caribisch Nederland alsmede Ecopower en het Water- en Energiebedrijf Bonaire vallen daar niet onder.
De kwaliteit van rechtspraak in Zeeland |
|
André Bosman (VVD), Ard van der Steur (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichten over de zorgen rond de kwaliteit van zowel het openbaar ministerie als de rechterlijke macht in Zeeland?1
Ja.
Deelt u de zorgen die in deze berichten worden geuit, onder andere door de president van de rechtbank en het Openbaar Ministerie? Zo nee, waarom niet?
Er is niet één oorzaak voor de problemen aan te wijzen; diverse factoren spelen een rol. In het kader van de Wet herziening gerechtelijke kaart is het aantal parketten per 1 januari 2013 teruggebracht naar tien. Vanwege de fusie van de parketten Breda en Middelburg moeten verschillende manieren van werken alsook processen en producten van de afzonderlijke ketenpartners worden aangepast om te komen tot een eenvormige en efficiëntere manier van werken. Het OM voert intensief overleg met de netwerkpartners om tot optimalisatie te komen. Ook is er intensief contact met de balie. Er is sprake van intensieve monitoring. Ik heb geen aanwijzingen dat de geconstateerde problemen structureel van aard zijn en ga ervan uit dat zij spoedig worden opgelost.
Wat is de oorzaak van de geconstateerde problemen en wat doet u eraan om die op te lossen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de bijkomende zorg wegnemen dat als gevolg van de voorgenomen bezuinigingen en de reorganisatie die in de toekomst nog noodzakelijk zijn, de problemen nog groter worden en ernstige gevolgen kunnen hebben op de veiligheid en de vervolging en berechting van criminelen? Zo ja, hoe precies? Zo nee, waarom niet?
Parallel aan deze antwoorden stuur ik uw Kamer een brief waarin ik, zoals mij is verzocht tijdens de regeling van werkzaamheden van 28 mei jongstleden, meer uitgebreid inga op de situatie bij het Openbaar Ministerie, waaronder de gevolgen van de voorgenomen bezuinigingen. Ik verwijs u naar de inhoud van deze brief.
Mosselkweek en natuur op de Waddenzee |
|
André Bosman (VVD), Pieter Litjens (VVD), Aukje de Vries (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het onderzoeksproject Produs van de Universiteit Wageningen, Imares en het Nederlands Instituut voor het Onderzoek der Zee (NIOZ) dat op 18 april jl. is gepubliceerd?1
Ja. Het onderzoek is in 2006 in opdracht van het voormalige Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Producentenorganisatie Mosselen gestart en het eindrapport is op maandag 15 april jl. aan de opdrachtgevers aangeboden.
Onderschrijft u de conclusies van het onderzoek dat natuurontwikkeling in de Waddenzee en de kweek van mosselen goed samen gaan? Zo nee, waarom niet?
Het samenvattend eindrapport en de acht deelrapporten geven aan hoe complex het systeem is. Eén van de uitkomsten van het onderzoek is dat natuurontwikkeling in de Waddenzee en de kweek van mosselen mogelijk samen kunnen gaan. De uitkomsten van het onderzoek vragen erom dat alle partners in het mosselconvenant er de tijd voor moeten nemen om de rapportages grondig te bestuderen en van conclusies te voorzien. Ik wil de convenantspartijen de ruimte geven om op basis van de evaluatie (zie ook het antwoord op vraag 3) van het mosselconvenant tot afspraken te komen. Ik wil daarom nu niet vooruitlopen op de mogelijk te nemen beleidsbesluiten hieromtrent.
Op welke wijze gaat u de bevindingen van het onderzoek betrekken bij de evaluatie van het convenant tussen de mosselkwekers en natuurorganisaties over de visserij in de Waddenzee?
Het convenant wordt dit jaar geëvalueerd. De rapporten die het Produs onderzoeksproject heeft opgeleverd, zijn gestuurd naar de partners in het mosselconvenant. De bevindingen uit het onderzoek zullen worden gebruikt als één van de bouwstenen bij de evaluatie van het mosselconvenant. Zoals ik uw Kamer heb laten weten, zal ik u de uitkomsten van de evaluatie in het voorjaar van 2014 toesturen.
Wat vindt u ervan dat het Wageningse onderzoeksinstituut Imares onder druk van andere wetenschappers het persbericht heeft ingetrokken dat stelde dat de mosselzaadvisserij nauwelijks invloed heeft op de natuur in de Waddenzee en zelfs positief is?2
Ik constateer dat er 2 persberichten zijn uitgegaan en dat daar verwarring over is ontstaan. Dat betreur ik.
Kunt u aangeven hoe het achterliggende onderzoek, waar door onderzoekers wel negatieve effecten van de visserij werden gevonden, in relatie staat tot het gepresenteerde onderzoek van 18 april jl.?
Het Produsonderzoek is een meerjarig onderzoek geweest waar onder de verantwoordelijkheid van IMARES verschillende onderzoeksinstellingen aan hebben meegewerkt. Het achterliggende onderzoek maakt deel uit van het op
18 april jl. gepresenteerde Produsonderzoek.
Deelt u de opvatting dat zolang niet wetenschappelijk bewezen is dat de mosselzaadvisserij schade toebrengt aan de natuurontwikkeling in de Waddenzee, de sector gewoon moet kunnen blijven produceren? Zo nee, waarom niet?
In het convenant transitie mosselsector zijn afspraken gemaakt hoe te komen tot een stapsgewijze vermindering van de voorjaarsvisserij en het beëindigen van de bodemberoerende mosselzaadvisserij in 2020. Alternatieve bronnen van mosselzaad moeten dit mogelijk maken. Op dit moment vindt er een evaluatie plaats van het convenant. Ik wil de convenantspartijen de ruimte geven om op basis van de evaluatie tot afspraken te komen. Ik wil daarom nu niet vooruitlopen op de mogelijk te nemen beleidsbesluiten hieromtrent. Hierbij merk ik op dat het onder het convenant, binnen de gemaakte afspraken, naast het gebruik van mosselzaad invang installaties nu ook mosselzaadvisserij mogelijk is.
Ik heb op 7 mei jl. vergunning verleend voor de jaarlijkse voorjaarsvisserij.
Hulp van Nederland bij de herfinanciering van de staatsschuld van Aruba |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van het artikel «Nederland helpt Aruba bij herfinanciering staatsschuld»?1
Ja.
Kunt u uitleggen waarom de Nederlandse regering bereid is zich in te schrijven voor obligatieleningen ten behoeve van de Arubaanse staatschuld?
Het financiële protocol is een uitwerking van het overkoepelende samenwerkingsprotocol dat Nederland en Aruba in 2011 sloten met als doel om op basis van een gelijkwaardige relaties en onderling vertrouwen de samenwerking een nieuwe impuls te geven.
Zowel Curaçao als Sint Maarten kennen de mogelijkheid van een lopende inschrijving als daarvoor aan de voorwaarden uit de Rijkswet financieel toezicht is voldaan. Met Aruba is in 2011 afgesproken dat de mogelijkheden tot een lopende inschrijving zullen worden onderzocht. Nederland zal de mogelijkheden voor een door Aruba gevraagde inschrijving (laten) beoordelen op in het Koninkrijk en internationaal gehanteerde criteria van houdbare overheidsfinanciën en terugbetalingcapaciteit. Nederland behoudt zich bij het niet voldoen aan deze criteria het recht om niet in te schrijven.
Kent u de notitie «feestvierend ten onder gaan» uit 2012, afkomstig van de politieke partij MEP? Wat is uw conclusie naar aanleiding van deze notitie?
Ik heb kennis genomen van de inhoud van de notitie van de oppositiepartij over de financiële situatie van Aruba. Het is aan de regering van Aruba om hierop te reageren.
Kunt u tevens aangeven of u Aruba op dit moment financieel stabiel acht? Ook in het licht van de zorgen van de MEP?
Zoals aangegeven ben ik bekend met de informatie van de oppositie. Aruba is zelf verantwoordelijk voor de financiële stabiliteit. De Arubaanse regering heeft richting Nederland aangegeven begrotingsregels in de Staatsregeling te verankeren en een College van Advies in te stellen dat zal toezien op de naleving van deze regels. Dit kan bijdragen aan beter begrotingsbeheer. Een eventuele inschrijving van Nederland op een obligatielening zal zoals gezegd te zijner tijd beoordeeld worden aan de hand van de criteria zoals ik heb genoemd bij vraag 2. De financiële stabiliteit en de terugbetalingcapaciteit van Aruba zal daar een belangrijk onderdeel van uitmaken.
Is de conclusie gerechtvaardigd dat Aruba bezig is om haar economische groei te creëren door het hebben van een begrotingstekort en het laten oplopen van de staatsschuld?
Aruba is een autonoom land in het Koninkrijk dat een eigen financieel en economisch beleid voert. Het is de verantwoordelijkheid van de regering van Aruba om toe te zien op houdbare overheidsfinanciën, met de staten als controlerend orgaan.
Kunt u garanderen dat de voorwaarden voor deugdelijk financieel beleid daadwerkelijk en kritisch getoetst zullen worden bij elke nieuwe obligatie-uitgifte?
Zie antwoord op vraag 2.
Kunt u aangeven óf en zo ja, wanneer Aruba kan gaan beginnen met het aflossen van de staatschuld door deze constructie?
Op dit moment is nog niet bekend wanneer Aruba een verzoek gaat doen op Nederland voor inschrijving op een openbare obligatielening van Aruba. Aruba maakt daar zelf beleidsmatige financieringskeuzes in. De exacte uitwerking van dit protocol moet overigens nog plaatsvinden alvorens daadwerkelijk een eerste verzoek ter beoordeling kan worden aangenomen tot inschrijving op een openbare aanbieding van een obligatielening van het land Aruba.
Is er met deze financieringsconstructie geen risico dat Aruba juist meer schulden gaat maken, omdat de rentelast gaat afnemen?
Onderdeel van de afspraken met Aruba is dat Aruba de door een eventueel rentevoordeel vrijgekomen gelden inzet voor de nominale verlaging van de staatsschuld. Het is correct dat indien een land a priori voldoet aan de rentelastnorm zoals deze bijvoorbeeld geldt voor Curaçao en Sint Maarten, er in opzet meer geleend kan worden bij een lagere rentestand. Het eerdere antwoord op vraag 2 is hier eveneens van toepassing. In de verdere uitwerking zal dan ook moeten blijken in welke mate Aruba al dan niet voldoet aan de in het Koninkrijk en internationaal gehanteerde criteria van houdbare overheidsfinanciën.
Heeft u er vertrouwen in dat het nog op te richten College van Advies adequaat zal toezien op naleving van het begrotingsbeleid?
Aruba is zelf verantwoordelijk voor het inrichten van het horizontale toezicht op zijn begrotingsbeleid. Oprichting van instituties en organen in de horizontale keten van Aruba die kunnen bijdragen aan de versterking van een duurzaam begrotingsbeleid beschouw ik als een positieve ontwikkeling.
Waarom hoeft Aruba niet te vallen onder het toezicht van het College Financieel Toezicht?
Aruba is sinds het verwerven van de Status Aparte in 1986 een land binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Aruba is sindsdien financieel zelfstandig zonder een beroep te hebben gedaan op een traject tot schuldsanering, zoals het geval was bij het voormalige land Nederlandse Antillen teneinde voor de nieuwe landen een gezonde financiële startpositie te creëren. Het land Aruba kent daarmee geen toezichtarrangement zoals geldt voor Curaçao en Sint-Maarten. Ik wil de komende tijd samen met Aruba bekijken hoe we de beoordeling vanuit Nederland van een inschrijving op een openbare aanbieding precies gaan vormgeven.
Berichten dat de politiek op Sint Maarten corruptieonderzoek torpedeert |
|
Pierre Heijnen (PvdA), André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het item over Sint Maarten in de uitzending Vandaag de Vrijdag (WNL) van 29 maart 2013? Bent u eveneens bekend met het bericht St.-Maarten frustreert bestrijding corruptie; Landsrecherche en OM vrijwel wegbezuinigduit de Telegraaf van 29 maart 2013?
Ja.
Is het waar dat de regering op Sint Maarten gaat bezuinigen op de recherche, het Openbaar Ministerie (OM) en de politie? Zo ja, zijn de in de Telegraaf genoemde cijfers waar? Zo ja, wat zijn de redenen voor deze bezuinigingen? Zo ja, hoe lang bent u al op de hoogte van deze voorgenomen bezuinigingen? Zo nee, wat is wel waar in de bovengenoemde berichten?
Het land Sint Maarten is financieel autonoom. De beleidsmatige keuzes die in de begroting worden gemaakt en het voorzieningenniveau dat daarmee wordt nagestreefd zijn aan de regering van Sint Maarten. De begroting van Sint Maarten is nog niet definitief vastgesteld. Ik kan u zodoende niet informeren over de beweerde bezuinigingen bij de recherche, het OM en de politie. Ik zou het echter zorgelijk achten als de aangekondigde bezuinigingen inderdaad gevolgen zouden hebben voor de kwaliteit van de rechtshandhaving, onderzoek en vervolging van (grensoverschrijdende) criminaliteit en de uitvoering van de plannen van aanpak. De rechtshandhaving en rechtszekerheid moeten door Sint Maarten voldoende worden geborgd. Dat is en zal ook mijn inzet blijven in de gesprekken met de regering van Sint Maarten.
Het Openbaar Ministerie op Sint Maarten valt onder de consensus-Rijkswet «Rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba». De rechtshandhaving – en daarmee ook het openbaar ministerie- valt onder de autonome bevoegdheden van de landen. Dit betekent dat het aan het openbaar ministerie op Sint Maarten is om onderzoek te verrichten en te bepalen of en zo ja wie vervolgd zou moeten worden.
Op dit moment beschikt het OM op Sint Maarten over voldoende capaciteit, zodat ik er vanuit ga dat het lopende onderzoek naar Statenlid Illidge zonder vertraging kan worden voortgezet. Hiernaast is mij bekend dat de onderzoekscapaciteit bij de landsrecherche in verband met dit onderzoek tijdelijk is versterkt. Uit persberichten, uitgegeven door het Openbaar Ministerie op Sint Maarten, blijkt dat inmiddels verschillende getuigen zijn gehoord, waaronder ook minister van Justitie Duncan, en dat meerdere getuigenverhoren zullen volgen.
Is het waar dat door de bezuinigingen ambtenaren moeten worden ontslagen en onderzoeken moeten worden stilgelegd? Zo ja, om hoeveel ambtenaren gaat het? Zo ja, welke onderzoeken moeten worden stilgelegd?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens met de aangehaalde waarnemers die beweren dat dit de nekslag is voor het lokale justitiële apparaat? Zo ja, wat zijn uw mogelijkheden om de bezuinigingen tegen te houden? Zo nee, hoe beoordeelt u deze bezuinigingen?
Zie antwoord vraag 2.
Hebben deze bezuinigingen gevolgen voor het lopende corruptieonderzoek naar Statenlid Illidge en minister Duncan van Sint Maarten, zoals in de Telegraaf gesuggereerd wordt? Deelt u de mening dat het onacceptabel zou zijn als de bezuinigingen gevolgen hebben voor het lopende onderzoek? Deelt u de mening dat juist op Sint Maarten een goed functionerende recherche, OM en politie van groot belang zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Welke gevolgen hebben deze bezuinigingen voor de plannen van aanpak op het terrein van rechtshandhaving op grond van de Algemene Maatregel van Rijksbestuur Samenwerkingsregeling waarborging plannen van aanpak Landstaken Curacao en Sint Maarten? Draagt u er zorg voor dat Sint Maarten deze plannen onverkort uitvoert en geen maatregelen neemt die dit in de weg staan?
Voor mij is en blijft het uitgangspunt dat de Plannen van Aanpak door Sint Maarten onverkort worden uitgevoerd. In het volgende ministeriële overleg met de Minister-president van Sint Maarten over de voortgang van de Plannen van Aanpak zal ik spreken over de invulling en de gevolgen van de bezuinigingen voor de uitvoering van de plannen en benadrukken dat vastgehouden moet worden aan de uitvoering van de plannen.
Is het waar dat – zoals in de berichten wordt beweerd – de salarissen van de parlementsleden op Sint Maarten flink stijgen? Zo ja, hoe groot is deze stijging? Deelt u de mening dat deze stijging absurd is, zeker als tegelijkertijd bezuinigd moet worden op recherche, OM en politie? Bent u bereid –
Ja. Het bedrag van de schadeloosstelling die statenleden van Sint Maarten ontvangen is in vergelijking met die van de statenleden van Aruba en Curaçao circa 30% hoger. Ondanks het gegeven dat de schadeloosstelling van statenleden van Sint Maarten een autonome aangelegenheid van het land Sint Maarten betreft, heb ik ten overstaan van de gevolmachtigde minister van Sint Maarten hierover mijn bevreemding uitgesproken. De regering van Sint Maarten acht echter de stijging gerechtvaardigd omdat het prijspeil op Sint Maarten hoger zou zijn dan in de andere genoemde landen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het eerstvolgende AO over Koninkrijksrelaties?
Ja.
Het artikel "Patrick Illidge seen in tape apparently accepting bribe" |
|
Ronald van Raak , Pierre Heijnen (PvdA), André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het artikel «Patrick Illidge seen in tape apparently accepting bribe»?1
Ja.
Wanneer heeft u kennisgenomen van het feit dat op het filmpje is te zien? Was de informatie wel al beschikbaar op het departement?
Ik heb kennis genomen van de opname. Over het moment van de mogelijke beschikbaarheid van de film bij de AIVD kunnen geen mededelingen worden gedaan.
Deelt u de indruk dat deze film wijst op mogelijke omkoping van tenminste één lid van het openbaar bestuur op Sint Maarten?
Het is aan het Openbaar Ministerie van Sint Maarten om nader onderzoek te verrichten en te bepalen of en zo ja wie vervolgd zou moeten worden. Het onderzoek daar is inmiddels gaande. Er is op diverse plaatsen huiszoeking verricht en daarbij is materiaal voor onderzoek in beslag genomen.
Deelt u de indruk dat het hierbij gaat om omkoping in relatie tot prostitutie – dat op Sint Maarten verboden is – en daarmee tot criminaliteit?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat zelfs alle schijn van mogelijke omkoping vermeden dient te worden?
Zie antwoord vraag 3.
Is het mogelijk dat, nu de naam van de minister van Justitie van Sint Maarten in verband is gebracht met deze mogelijke transacties, het land Sint Maarten hier nog zelfstandig in kan optreden?
Zie antwoord vraag 3.
Is het Openbaar Ministerie op Sint Maarten in staat en bevoegd om onderzoek te doen naar deze handelingen?
Zie antwoord vraag 3.
Is er op dit moment onderzoek gaande naar de minister van Justitie van Sint Maarten ten aanzien van de mogelijke relaties die hij heeft, mogelijk via een bedrijvenconstructie, met een of meerdere bordelen op Sint Maarten?
Zie antwoord vraag 3.
Is de video al sinds september 2012 in roulatie? Zijn de mensen die kennis hebben gehad van deze informatie strafbaar? Geldt dat ook voor Statenleden, ministers en de minister-president van Sint Maarten?
Neen.
Is hier een rol voor de Rijksrecherche weggelegd? Zo ja, wat is deze en zo nee, waarom niet? Kan de Rijksrecherche alleen op verzoek van Sint Maarten worden ingezet?
Neen, de Rijksrecherche is een dienst van het land Nederland, niet van het Koninkrijk. Zij kan alleen optreden in Nederland, en hooguit op Sint Maarten worden ingezet als door Sint Maarten een verzoek tot ondersteuning door de Rijksrecherche zou worden ingediend.
Is er door deze zaak sprake van internationale imagoschade voor het Koninkrijk en/of Nederland?
Zie het antwoord op de vragen 3, 4, 5, 6, 7 en 8.
Welke rol heeft de minister-president van Sint-Maarten in dit dossier?
De minister-president van Sint Maarten is de voorzitter van de Sint Maartense ministerraad. Ik heb contact gehad met haar en zij heeft mij te kennen gegeven dat de berichtgeving bij haar bekend is en haar aandacht heeft.
Ziet u hier een aanleiding om artikel 43, tweede lid van het Statuut, de zogenaamde waarborgfunctie, toe te passen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Neen, de zgn. waarborgfunctie van het Koninkrijk zoals geregeld in artikel 43, tweede lid, van het Statuut komt aan de orde wanneer in het desbetreffende land structureel geen redres mogelijk blijkt te zijn van een ontoelaatbare toestand ten aanzien van de handhaving van de mensenrechten, de rechtszekerheid of de deugdelijkheid van bestuur2.
Kunt u deze vragen op zo kortst mogelijke termijn beantwoorden?
Bij dezen.
Het vangstverbod voor wolhandkrab |
|
Elbert Dijkgraaf (SGP), André Bosman (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het RIKILT-rapport «Contaminanten in Chinese wolhandkrab» (juli 2012), het LEI-rapport «De wolhandkrab, een Hollandse exoot» (juli 2012) en de risicobeoordeling van de Verenigde riviervissers Samen Sterk (oktober 2012)?
Ja.
Is de veronderstelling juist dat met het gemiddelde consumptieniveau van wolhandkrab in zowel Nederland als China, zoals beschreven in het genoemde LEI-rapport, de Nederlandse wolhandkrab uit onder meer het rivierengebied geen «ernstig gevaar» op kan leveren voor mens, dier en milieu?
Gelijktijdig met deze antwoordbrief ontvangt u van de minister van VWS een brief waarin u een risicobeoordeling van het Bureau Risicobeoordeling en
Onderzoeksprogrammering (bureau) van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) wordt aangeboden. In deze risicobeoordeling is een nieuwe gezondheidskundige beoordeling uitgevoerd van consumptie van de wolhandkrab uit Nederlandse wateren. Deze risicobeoordeling is in lijn met de beoordeling die bureau in 2011 heeft uitgevoerd. In de nieuwe beoordeling wordt geconcludeerd dat de gezondheidsrisico’s van consumptie van wolhandkrab uit open en voor wolhandkrabvisserij gesloten gebieden niet gelijk zijn:
«Als wordt uitgegaan van een consumptie van 100 gram wit- en bruin krabvlees van de wolhandkrab uit open vangstgebieden eens per half jaar1, dan zal deze consumptie vrijwel geen verhoogd gezondheidsrisico vormen voor de Nederlandse consument, en binnen de normen blijven die hiervoor zijn opgesteld. Consumptie van wolhandkrab uit gebieden met een vangstverbod zal een verhoogd gezondheidsrisico vormen voor een consument met een hoge achtergrondblootstelling aan dioxines en dioxineachtige PCB’s. Deze conclusie is in lijn met in de beoordeling van wolhandkrab uit de gesloten gebieden van 2011.»
Daarnaast ligt het consumptieniveau in bijvoorbeeld Zuid-China volgens het LEI-rapport minstens 5 keer zo hoog als het consumptieniveau in Europa. Gezien deze verschillen kan ik uw veronderstelling niet onderschrijven.
Voldoet de Nederlandse wolhandkrab uit het rivierengebied, gelet op de Europese norm van 6,5 pg TEQ/g die alleen voor het witte vlees geldt, formeel aan de normen voor voedselveiligheid en is de wijze waarop Nederland de risicobeoordeling destijds heeft uitgevoerd daarmee een nationale kop op Europese regelgeving?
De Europese norm voor dioxines en dioxineachtige PCB’s voor schaaldieren (6,5 pg TEQ/g) geldt alleen voor het vlees uit de poten. De Europese Commissie is bij de bepaling van deze norm er van uitgegaan dat het vlees uit het lijf van schaaldieren niet wordt gegeten. Bij consumptie van wolhandkrab wordt dit «bruine» vlees echter wel gegeten, het is zelfs een delicatesse zoals beschreven staat in het LEI-rapport. Daarom is, in het door u aangehaalde RIKILT-onderzoek, naast het witte vlees uit de poten ook het bruine vlees uit het lijf geanalyseerd. Daaruit is gebleken dat het vlees uit de poten de norm in geen van de onderzochte gebieden overschrijdt maar de gehaltes in het vlees uit het lijf echter zeer hoog zijn (12 tot 116 pg TEQ/g).
Het uitvoeren van een risicobeoordeling zie ik niet als een nationale kop op Europese regelgeving.
Is de veronderstelling juist dat wolhandkrab die voldoet aan de Europese norm van 6,5 pg TEQ/g voor dioxines en dioxineachtige PCB’s in het witte vlees en waarbij niet gekeken is naar deze gehalten in het bruine vlees, vanuit andere Europese lidstaten op de Nederlandse markt gebracht mag worden? Hoe waardeert u dat?
Ja, het bureau schrijft hierover in haar meest recente risicobeoordeling:
»In Nederland wordt het risico voor de consument beperkt door het vangstverbod van wolhandkrab. In andere EU lidstaten is voor zover bekend geen vangstverbod van wolhandkrab op basis van risico’s voor de volksgezondheid van kracht. Als de situatie met betrekking tot de mate van vervuiling van wolhandkrab met dioxines en PCB’s in de andere lidstaten vergelijkbaar is met die van Nederland, kan dit leiden tot handel tussen lidstaten in wolhandkrab die aan de Europees geharmoniseerde norm voor witvlees voldoet, maar niet geschikt is voor consumptie vanwege de hoge gehaltes dioxines en dioxine-achtige PCB» s in bruin vlees. Het verdient aanbeveling deze conclusie te delen met de Europese Commissie en de lidstaten, om eerlijke handel mogelijk te maken en de volksgezondheid te beschermen.»
Deze aanbeveling is door de minister van VWS opgepakt en de Nederlandse analysegegevens en risicobeoordelingen zijn aan de Europese Commissie voorgelegd en besproken met andere lidstaten. Nederland heeft daarbij aangedrongen op een gelijk speelveld en een norm voor wolhandkrab voorgesteld. Hierbij is ook aangegeven dat het Nederlandse onderzoek een relatie heeft aangetoond tussen het voorkomen van hoge gehaltes aan dioxines en dioxineachtige PCB’s in paling en wolhandkrab uit het zelfde gebied. Aangezien andere lidstaten mogelijk wel gegevens hebben over vervuiling in aal, kan dit een aanleiding zijn om na te gaan of er ook hoge dioxinegehaltes in wolhandkrab aanwezig zijn in vervuilde wateren in de betrokken lidstaat. De Europese Commissie heeft lidstaten hierop gevraagd om de vangst en consumptie van wolhandkrab te onderzoeken. Tevens heeft de Europese Commissie aangegeven de monitoring van wolhandkrab verder uit te werken in een Europese aanbeveling.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de periodieke (risico)beoordeling van de wolhandkrab? Wordt de eerstvolgende herbeoordeling op korte termijn afgerond en bent u bereid deze naar de Kamer te sturen?
De minister van VWS heeft in overleg met mij aan bureau een risicobeoordeling gevraagd naar de gezondheidsrisico’s bij consumptie van wolhandkrab uit de gesloten gebieden (2011) en de niet gesloten gebieden (2012). Er is derhalve geen sprake van een periodieke risicobeoordeling of herbeoordeling zoals u in vraag 5 en 6 aangeeft. De meest recente risicobeoordeling is afgerond en wordt u gelijktijdig met deze brief door de minister van VWS aangeboden.
Wordt de risicobeoordeling van de Verenigde riviervissers Samen Sterk in deze herbeoordeling meegenomen? Zo nee, waarom niet?
Ja, in de risicobeoordeling van bureau wordt hier nadrukkelijk aandacht aan besteed. Kortheidshalve verwijs ik hiernaar.
Wordt deze herbeoordeling gebaseerd op het gemiddelde consumptieniveau van wolhandkrab, zoals beschreven in het genoemde LEI-rapport? Zo nee, waarom niet?
Nee, de meest recente gezondheidskundige beoordeling door bureau is uitgevoerd in lijn met de beoordeling van bureau uit 2011. Hierbij is wederom uitgegaan van de consumptie van 100 gram wit en bruin krabvlees van de wolhandkrab eens per half jaar.
Erkent u, gelet op de belangstelling vanuit onder meer China voor de voor Chinese begrippen relatief schone Nederlandse wolhandkrab, dat het economische potentieel voor met name de export van Nederlandse wolhandkrab groot is en daarmee een goede inkomstenbron kan vormen voor de Nederlandse beroepsvisserij? Zo nee, waarom niet?
Ja, op basis van het LEI-rapport blijkt dit economisch potentieel aanwezig te zijn.
Hoe waardeert u de mogelijkheden voor de vangst van jonge «schone» wolhandkrab en de opkweek van deze wolhandkrab op land?
De mogelijkheid voor de opkweek van jonge «schone» wolhandkrab in Nederland bestaat al en ik waardeer dit positief. In 2012 is bijvoorbeeld met hulp van de subsidieregeling «Innovatie in de visketen» een haalbaarheidsonderzoek naar de mogelijkheden van productie van wolhandkrab in (bolbroei)kassen gestart. Daarnaast is vangst van jonge «schone» wolhandkrab ook nu al mogelijk in de niet voor wolhandkrabvisserij gesloten gebieden.
In hoeverre wordt onderzoek gedaan naar de negatieve effecten van wolhandkrabben op ecologie en waterkwaliteit? Wat zijn de resultaten hiervan?
Het is bekend dat wolhandkrabben potentieel negatieve effecten kunnen hebben op ecologie en waterkwaliteit door het graafgedrag, door omwoelen van de bodem en door het eten van waterplanten. Alleen bij hoge dichtheden zou dit daadwerkelijk negatieve effecten kunnen hebben. Vanaf 1994 tot nu toe zijn in het biologische meetnet van Rijkswaterstaat fuikvangsten van wolhandkrabben geregistreerd en daaruit is gebleken dat de dichtheid vrij constant is en geen reden geeft tot zorg.
In hoeverre wordt onderzoek gedaan naar de negatieve effecten van gravende wolhandkrabben op rivierbeddingen en de stabiliteit van dijken en brugpijlers? Wat zijn de resultaten hiervan?
Opvallende schade door wolhandkrabben aan oevers en waterkeringen is tot op heden niet waargenomen. De dichtheid van wolhandkrabben is vrij constant en geeft geen reden tot zorg. Er is dan ook geen aanleiding voor onderzoek naar de negatieve effecten van gravende wolhandkrabben op rivieroevers en de stabiliteit van dijken en brugpijlers.
Hoe groot is het risico dat de Fyra over enkele jaren opnieuw in de problemen komt, niet door technische problemen, maar door wegzakkende pijlers van de Moerdijkbrug?
Aangezien het graven door wolhandkrabben zich beperkt tot het gebied rond de waterlijn, is het niet voorstelbaar dat de fundering van de Moerdijkbrug hierdoor wordt aangetast.
Bent u bereid, met inachtneming van het voorgaande, het vangstverbod voor wolhandkrab in onder meer het rivierengebied te heroverwegen en, eventueel onder voorwaarden, in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Binnen het reguliere onderzoeksprogramma worden contaminanten in Nederlandse vis en visserijproducten jaarlijks gemonitord. Hierbij wordt ook gekeken naar de situatie in wolhandkrab uit verschillende Nederlandse wateren en wordt het gesloten gebied voor aal- en wolhandkrabvisserij geëvalueerd. Het uitgangspunt van de instelling van het vangstverbod is het waarborgen van de voedselveiligheid. De meest recente analyseresultaten van de wolhandkrab en de risicobeoordeling door bureau geven mij geen aanleiding op dit vangstverbod terug te komen.
Bent u bereid deze vragen voor het algemeen overleg Landbouw- en Visserijraad van 13 februari a.s. te beantwoorden?
Aangezien de beantwoording van de door u gestelde vragen interdepartementale afstemming vereist, is het mij niet gelukt uw vragen voor het algemeen overleg Landbouw- en Visserijraad van 13 februari te beantwoorden. Ik heb u hierover op 13 februari 2013 per brief ingelicht (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, Aanhangsel 1271).
Het bericht ‘Fuikenverbod nekt strandvisserij’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Henk Bleker (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «fuikenverbod nekt strandvisserij»?1
Ja.
Waarom hebt u besloten om per 1 januari 2011 een verbod op te leggen aan recreanten om langs de kust te vissen met fuiken?
Nederland is op basis van de Aalverordening (EG) nr.1100/2007 verplicht maatregelen te nemen voor het herstel van de aal. In dit kader is besloten per 1 januari 2011 een verbod op te leggen op de recreatieve visserij met beroepsvistuigen, zoals fuiken langs de kust. Deze maatregel is opgenomen in het Nederlandse aalbeheerplan dat in oktober 2009 goedgekeurd is door de Europese Commissie.
Is het waar dat de vissers niet op de hoogte waren van dit verbod? Zo nee, kunt u dan aangeven op welke wijze u dit verbod heeft gecommuniceerd naar de recreatieve fuikenvissers?
Het verbod op recreatieve visserij met fuiken langs de kust is met het in werking treden van het Nederlandse aalbeheerplan breed bekend gemaakt. Over het Nederlandse aalbeheerplan is uitvoerig gecommuniceerd met de betrokken partijen.
Het verbod op het vissen met vaste vistuigen in de kustwateren, waaronder de Westerschelde, heeft ook in het Informatiebulletin Regelgeving visserij van december 2010 gestaan. Daarnaast is informatie hierover ook op het DR loket (voorheen LNV loket) te vinden geweest. Bovendien gold voor de visserij in de als kustwater aangewezen gebieden al een vergunningplicht; op elke vergunning was vermeld dat deze geldig was tot en met 31 december 2010. Vergunningsaanvragen met ingangsdatum 1 januari 2011 zijn daarom ook niet meer toegekend. De vissers waren dus al ruim voor 1 januari 2011 bekend geworden met dit verbod.
Deelt u de opvatting dat het recreatief vissen met fuiken een deel is van het Zeeuws cultureel erfgoed en dat de omvang zeer beperkt is? Zo ja, bent u bereid om het verbod zo snel mogelijk in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Het verbod op het recreatief vissen met fuiken geldt voor geheel Nederland, ongeacht de omvang of historie van die visserij in sommige plaatsen.
Op verzoek van de Kamer of het verbod op recreatieve visserij met staandwant herzien kon worden, heeft voormalig minister Verburg aan toenmalig gedeputeerde Hollenga van de provincie Groningen gevraagd te zoeken naar een generieke oplossing die beperkt recreatief vissen met staandwant langs de Nederlandse kust mogelijk kan maken. U bent over deze opdrachtverstrekking en randvoorwaarden per brief ingelicht (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 29 675, nr. 93). De heer Hollenga heeft in dit traject contact gezocht met alle kustgemeenten.
Het advies dat gedeputeerde Hollenga destijds gaf, ging uit van een vrijstelling van het verbod op de recreatieve visserij met staandwant én aalfuiken in de kustwateren (Waddenzee en Westerschelde). Mijn ambtsvoorganger heeft daarop echter aangegeven (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 29 675, nr.108) dat het voorstel tot uitbreiding van de regeling met aalfuiken niet voldeed aan de opdracht, strijdig is met het Nederlandse aalbeheerplan en bovendien leidt tot extra handhavingsinspanning. Het deel van het advies dat betrekking heeft op de aalfuiken is daarom niet overgenomen. Ik zie geen reden om op dit standpunt terug te komen.
Het artikel ‘Overleg over regeling interlandelijk verkeer blijkt nooit te zijn begonnen’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Overleg over regeling interlandelijk verkeer blijkt nooit te zijn begonnen»?1
Ja.
Is het waar dat de werkgroep die had moeten gevormd naar aanleiding van afspraken die zijn gemaakt op het eerste Koninkrijksoverleg en die zich had moeten buigen over het interlandelijk verkeer binnen het Koninkrijk, nog nooit heeft vergaderd?
Op de Koninkrijksconferentie in 2011 is afgesproken een werkgroep in te stellen die de problematiek van het interlandelijke verkeer van goederen en personen in kaart zou brengen. Nederland is voorzitter van deze werkgroep en heeft herhaaldelijk de andere landen uitgenodigd om de problematiek van het interlandelijke verkeer van goederen en personen in kaart te brengen. Tot nu toe heeft alleen Aruba op de uitnodigingen gereageerd. Mijn collega Spies en ik hebben de landen diverse malen aangesproken op het gebrek aan medewerking. Begin september heb ik nog een brief aan de betrokken ministers gezonden met het dringende verzoek om hun medewerking te verlenen. Ook op een daarop volgende uitnodiging heeft alleen Aruba gereageerd.
Curaçao en Sint Maarten hebben niet laten weten waarom zij geen gehoor geven aan de uitnodigingen. Ik vind het een onwenselijke situatie dat de werkgroep nog niet bijeen is gekomen en acht het van groot belang dat de afspraken die tijdens de Koninkrijksconferentie zijn gemaakt ook worden nagekomen. Het is echter niet meer aan het demissionaire kabinet een andere lijn te kiezen. Dat wordt overgelaten aan het nieuwe kabinet.
Is het voorts waar dat Curaçao en Sint Maarten niet bereid zijn om deel te nemen aan een werkgroep over het interlandelijk verkeer binnen het Koninkrijk? Kunt u aangeven wat voor reden zij hiervoor aangeven? Zo nee, wat is dan de reden dat de werkgroep nog niet heeft vergaderd?
Zie antwoord vraag 2.
Wat voor gevolgen heeft volgens u het nu al breken van de tijdens het eerste Koninkrijksoverleg gemaakte afspraken door Curaçao en Sint Maarten? Heeft het overleg toekomst wanneer afspraken niet worden nagekomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat wanneer tijdens het Koninkrijksoverleg gemaakte afspraken niet na worden gekomen, Nederland voortaan alleen bilateraal afspraken maakt met landen die zich wel aan afspraken houden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat wanneer Curaçao en Sint Maarten weigeren mee te werken om tot een regeling voor interlandelijk verkeer in het Koninkrijk te komen, Nederland zelf een dergelijke regeling moet maken zoals voorgesteld in de initiatiefwet regulering vestiging van Nederlanders uit Aruba, Curaçao en Sint Maarten in Nederland2? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De vervolging door het Hof van Justitie van de Bonairiaanse gedeputeerde Burney El Hage en de oud-bestuurder Ramoncito Booi voor onder andere hypotheekfraude en valsheid in geschrifte |
|
André Bosman (VVD) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Weet u van de vervolging door het Hof van Justitie van de Bonairiaanse gedeputeerde Burney El Hage en de oud-bestuurder Ramoncito Booi voor onder andere hypotheekfraude en valsheid in geschrifte?
Deelt u de mening dat gedeputeerde El Hage op non-actief moet worden gesteld tijdens het strafonderzoek? Zal er een tijdelijke vervanger worden aangesteld? Zo nee, waarom niet?
Heeft u aanwijzingen dat er sprake is van corruptie op andere niveaus van het eilandbestuur op Bonaire? Is hier onderzoeken naar gedaan? Zo ja, bent u van mening dat er actie moet worden ondernomen om de corruptie terug te dringen?
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is van het project tot versterking van het lokale bestuur? Kunt u hierbij aangeven wat de rol van de Rijksvertegenwoordiger is?
De artikelen ’10 miljoen extra in rioleringsproject’ en ‘Atsma: “Bonaire niet alleen laten opdraaien voor energieprobleem”’ |
|
René Leegte (VVD), André Bosman (VVD) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van de artikelen «10 miljoen extra in rioleringsproject» en «Atsma: «Bonaire niet alleen laten opdraaien voor energieprobleem»»?1
Ja. Ja, voor een uitgebreide toelichting verwijs over de energieprijzen verwijs ik naar de antwoorden van de Minister van EL&I op de Kamervragen van het lid Van Gent (kenmerk 2012Z15032), de leden Bosman en Leegte (kenmerk 2012Z15060) en het lid Hachchi (kenmerk 2012Z15066). Ik beperkt mij derhalve tot het beleidsterrein drinkwater en afvalwater waarvoor ik eindverantwoordelijk ben.
Als gevolg van diverse ontwikkelingen rond de tariefstelling van drinkwater en het achterwege blijven van kostendekkende indexering van de drinkwatertarieven zullen – zonder steun van EL&I en I&M – de energie- en drinkwatertarieven per omgaande respectievelijk met 50% en 60% stijgen. Dat zou betekenen dat huishoudens op Bonaire – waarvan het gemiddeld besteedbaar inkomen per huishouden al minder dan de helft van het Nederlandse niveau bedraagt – voor drinkwater per kuub meer dan 4 keer zoveel als een gezin in Nederland moeten betalen. Dit is voor de meeste huishoudens en bedrijven op Bonaire onbetaalbaar en zal ook risico’s voor de volksgezondheid met zich meebrengen. Ook een verhoging van de energiepriizen heeft directe gevolgen voor de exploitatiekosten van afvalwaterzuivering en de hoogte van de rioolheffing.
Door het bestuurscollege van Bonaire, Rijksvertegenwoordiger en het Ministerie van Binnenlandse Zaken is aan mijn collega van EL&I en mij verzocht om in de wet vast te leggen dat de energie- en drinkwatertarieven en rioolheffing op een efficiënte, kostendekkende en betaalbare wijze tot stand komen. Naar verwachting zal dit wetgevingstraject – dat door het Ministerie van Binnenlandse Zaken wordt gecoördineerd – enige tijd vergen. Vooruitlopend daarop zijn EL&I en I&M – onder strikte voorwaarden – bereid om een maximale overbruggingsbijdrage van respectievelijk € 5,5 miljoen en € 2,3 miljoen bij te dragen om de tariefstijging te beperken tot 15 – 20%. Deze bijdrage komt uit de eigen begroting van de ministeries (zie ook antwoord op vraag 6).
Is het waar dat u heeft aangekondigd dat Bonaire niet alleen zal opdraaien voor een oplossing van het energieprobleem op Bonaire? Zo ja, kunt u uitgebreid toelichten hoe u eventuele Nederlandse steun ziet en hoeveel geld dit gaat kosten? Uit welk fonds zal dit geld beschikbaar worden gesteld?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het energieprobleem geheel te wijten is aan wanbeleid bij het Bonairiaanse overheidsbedrijf WEB? Zo ja, deelt u de mening dat het bestuur van Bonaire als eerste verantwoordelijk is om het energieprobleem op te lossen? Zo nee, waarom niet?
Nee. WEB kon zich niet vinden in de manier waarop Ecopower de prijs van de elektriciteitsproductie berekende, onder andere ten aanzien van de doorberekening van (gestegen) kosten voor de inkoop van olie, en betaalde derhalve de door Ecopower gevraagde prijs maar ten dele. Dat was de kern van het geschil tussen beide partijen.
Op dit moment geldt de wet Elektriciteitsconcessies BES. Het bestuurscollege WEB is op grond van de wet bevoegd om de tarieven voor de levering van elektriciteit vast te stellen. Sinds juli 2010 zijn de tarieven niet meer aangepast. WEB verkeerde in de veronderstelling was dat het bedrijf niet het volledige tarief hoefde te betalen dat door Ecopower in rekening werd gebracht. Hierdoor ontstond een situatie van een tariefstelling die lager is dan de werkelijke kosten.
De bestuurscolleges van de BES-eilanden hebben daarom zelf aan het ministerie van EL&I gevraagd om medewerking te verlenen aan de totstandkoming van een nieuw regulerend kader.
Is het waar dat Nederland € 10 miljoen extra beschikbaar stelt voor het Bonairiaanse rioleringsproject?
Ja. Het gaat hier overigens om een geanticipeerde bijdrage die in lijn is met de toezegging aan de Eerste Kamer, de garantstelling uit 2008 van Nederland voor het project en daaruit voortvloeiend de verwachtingen van de Europese Commissie inzake de Nederlandse rol.
Kunt u aangeven waarom er € 10 miljoen extra nodig is om het project af te ronden terwijl het project al ruim € 35 miljoen heeft gekost? Is deze uitgave verantwoord terwijl er in Nederland sprake is van grote bezuinigingen?
De totale kosten van het project in het kader van het 9de Europese Ontwikkelingsfonds bedragen € 24,5 miljoen, waarvan I&M € 5 miljoen bijdraagt en de Europese Commissie € 19,5 miljoen. Het betreft een project waarin – naast het behouden van het koraal en het lokale duiktoerisme – ook de eerste projectmatige samenwerking tussen de Europese Commissie en Nederland in Caribisch Nederland centraal staat. Nederland heeft zich in 2008 garant gesteld voor het project. Voor de oplevering van het project is het noodzakelijk dat tijdig aansluitingen worden gerealiseerd zodat afvalwater in het riool- en zuiveringsysteem komt.
Daar het hier gaat om bestaande bebouwing zijn de eenmalige aansluitkosten voor het bedrijfsleven en huishoudens onevenredig hoog. Deze kosten komen bovenop de tariefstijging voor energie en drinkwater, alsmede de rioolheffing die nog wordt ingevoerd (zie antwoord op vraag 2).
Voor vele huishoudens zijn deze kosten onbetaalbaar. In sommige gevallen zou dit investeringen van enkele tonnen vergen en tot faillissement van bedrijven leiden. In antwoord op vragen tijdens de behandeling van de Wet VROM BES in de Eerste Kamer heb ik daarom toegezegd mij – in samenwerking met andere verantwoordelijke departementen – ervoor in te spannen dat de rioolheffing en de aansluitkosten betaalbaar zullen zijn. Door deze bijdrage in de aansluitkosten wordt voorkomen dat financiële schade ontstaat aan het riool- en zuiveringssysteem. Deze schade kan oplopen tot € 24,5 miljoen als het systeem door het ontbreken van afvalwater begin 2013 letterlijk droog komt te staan. Bovendien wordt daarmee voldaan aan de garantstelling en verplichtingen jegens de EC die in het kader van de financieringsovereenkomst zijn aangegaan.
Kunt u aangeven uit welke fondsen de uitgave van € 10 miljoen euro beschikbaar wordt gesteld? Betekent deze uitgave dat er in Nederland extra bezuinigd zal moeten worden?
De uitgave ten behoeve van de aansluitingen wordt beschikbaar gesteld uit budgetten van programma’s die ten opzichte van de oorspronkelijke planning vertraagd zijn. Het betreft de dossiers «Basisregistratie Grootschalige Topografie» en «Nota Ruimte projecten». De betalingen van deze projecten zullen in de komende jaren plaatsvinden. Er hoeft vanwege de betaling voor het rioleringsproject niet extra bezuinigd te worden in Nederland.
Het artikel ‘Geld gratis onderwijs is ‘lening’ RdK’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het artikel «Geld gratis onderwijs is «lening» RdK»?1
Is het waar dat Curaçao 17 258 610 Nederlands Antilliaanse Guldens (NAF) beschikbaar stelt aan gratis onderwijs via een «voorschot op toekomstige dividenduitkering» van een overheids-nv?
Deelt u de mening dat financiering gebaseerd op toekomstige dividenduitkeringen, zeker gezien de zorgelijke situatie van de Curaçaose overheidsfinanciën en de Curaçaose overheids-nv’s, geen verantwoorde basis vormt voor de financiering van gratis onderwijs op Curaçao? Hoe schat u de risico’s in dat dit geld moet worden opgeteld bij de steeds groter wordende financiële tekorten van Curaçao?
Deelt u de mening dat Curaçao eerst haar financiële huishouding op orde moet brengen, zodat de ruim € 1,5 miljard schuldsanering, betaald door de Nederlandse belastingbetaler, niet al binnen twee jaar sinds de verwerving van autonomie door Curaçao wordt vervangen door een opnieuw niet houdbaar tekort?
Bent u het eens dat, in lijn met de motie-Bosman (TK 33 000 IV, nr. 19), tekorten op de Curaçaose begroting de verantwoordelijkheid zijn van het autonome land Curaçao, en dat Nederland daarom in de toekomst geen directe begrotingssteun zal geven?
Kunt u aangeven of het College Financieel Toezicht (CFT) akkoord is gegaan met deze financiële constructie? Heeft het CFT inzicht in de jaarrapportages van deze overheids-nv ? Zo nee, kunt u aangeven welke actie gaat worden ondernomen om te voorkomen dat dit plan voor een nog groter tekort zorgt op de Curaçaose begroting?
Het bericht "Desastreuze stroomprijs Bonaire" |
|
René Leegte (VVD), André Bosman (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA), Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het artikel «Desastreuze stroomprijs Bonaire»?1
Ja.
Is het waar dat het Water en Energiebedrijf Bonaire N.V. (WEB) al tijden Ecopower onterecht en bewust te weinig heeft betaald voor de geleverde energie? Is het voorts waar dat de Bonairiaanse overheid als eigenaar van WEB medeverantwoordelijk is voor de ontstaande situatie?
WEB het niet eens was met de manier waarop Ecopower de prijs van de elektriciteitsproductie berekende, onder andere ten aanzien van de doorberekening van (gestegen) kosten voor de inkoop van olie, en betaalde derhalve de door Ecopower gevraagde prijs maar ten dele. Dat was de kern van het geschil tussen beide partijen.
Op dit moment geldt de wet Elektriciteitsconcessies BES. Het bestuurscollege is op grond van de wet bevoegd om de tarieven voor de levering van elektriciteit vast te stellen. Sinds juli 2010 zijn de tarieven echter niet meer aangepast. Een van de redenen was dat WEB in de veronderstelling was dat het bedrijf niet het volledige tarief moest betalen dat door Ecopower in rekening werd gebracht.
Door de invloed die het bestuurscollege op de hoogte van de tarieven kan hebben, heeft een situatie kunnen ontstaan waarbij een tariefstelling tot stand kan komen die lager is dan de werkelijke kosten.
De bestuurscolleges van de BES hebben dit zelf ook erkend en aan het ministerie van EL&I gevraagd om medewerking te verlenen aan de totstandkoming van een nieuw regulerend kader.
Deelt u de mening dat het conflict tussen WEB en Ecopower, gezien de uitkomst van de arbitrage, opgelost had kunnen worden zonder het te laten escaleren? Zo nee, waarom niet? Wie vindt u voorts verantwoordelijk voor het gevolg dat de te weinig betaalde kosten met terugwerkende kracht moeten worden betaald en de lokale bevolking nu de dupe van deze actie wordt?
Via de arbitrage is uiteindelijk verdere escalatie voorkomen. Partijen zijn – na de nodige onenigheden – overeen gekomen om langs de weg van arbitrage duidelijkheid te krijgen over geschilpunten in de overeenkomst tussen WEB en Ecopower. Daarmee is een passende uitweg gevonden voor het ontstane conflict. Het is nu zaak dat alle betrokkenen in het conflict hun verantwoordelijkheid nemen om er voor te zorgen dat de continuïteit en betaalbaarheid van de energievoorziening voor de bevolking van Bonaire wordt gewaarborgd.
Op dit moment geldt de wet Elektriciteitsconcessies BES. Het bestuurscollege is op grond van de wet bevoegd om de tarieven voor de levering van elektriciteit vast te stellen. Sinds juli 2010 zijn de tarieven echter niet meer aangepast. Een van de redenen was dat WEB in de veronderstelling was dat het bedrijf niet het volledige tarief moest betalen dat door Ecopower in rekening werd gebracht.
Zoals eerder vermeld willen mijn collega van I&M en ik willen eraan bijdragen dat de acuut noodzakelijke tariefstijging voor elektriciteit en water voorshands kan worden beperkt. Hoe dat kan worden gedaan, is nu onderwerp van overleg.
Kunt u aangeven wat de rol van de Bonairiaanse overheid is geweest in het voorkomen van het geschil tussen WEB en Ecopower?
Het bestuurscollege is op grond van de wet Elektriciteitsconcessies BES bevoegd om de tarieven voor de levering van elektriciteit vast te stellen. Zo heeft men er bijvoorbeeld in het verleden voor gekozen om een tariefsystematiek in te voeren waarbij de prijs per kWh afhankelijk is van de hoeveelheid gebruik. Sinds juli 2010 zijn de tarieven echter niet meer aangepast omdat WEB in de veronderstelling was dat het bedrijf niet het volledige tarief moest betalen dat door Ecopower in rekening werd gebracht. Het effect daarvan is nu dat de voor WEB negatieve uitspraak in de arbitragezaak alsnog in de tarieven zal moeten worden verwerkt.
Door de invloed die het bestuurscollege op de hoogte van de tarieven kan hebben, heeft een situatie kunnen ontstaan waarbij een tariefstelling tot stand kan komen die lager is dan de werkelijke kosten.
De bestuurscolleges van de BES hebben dit zelf ook erkend en aan het ministerie van EL&I gevraagd om medewerking te verlenen aan de totstandkoming van een nieuw regulerend kader.
Kunt u aangeven welke actie er is ondernomen door WEB om de daadwerkelijke kosten van energie op Bonaire inzichtelijk te maken voor de bevolking? Deelt u de mening dat de inwoners van Bonaire inzicht moeten hebben in de kosten van energie? Zo nee, waarom niet?
WEB heeft inmiddels een voorstel gedaan voor kostendekkende tarieven, maar is hierover door het bestuurscollege nog geen besluit genomen. WEB heeft aangegeven in het nieuwe tariefvoorstel een onderscheid te maken tussen enerzijds de productiekosten van elektriciteit en anderzijds de kosten voor distributie & levering. Dit zou de transparantie ten goede komen. Meer in het algemeen: net als in Nederland hecht ik eraan dat afnemers op Bonaire op een transparante manier worden geïnformeerd over de kosten van energie. Ik zie het als de verantwoordelijkheid van het lokaal bestuur en van WEB om hierover helder te communiceren op het moment dat het bestuurscollege nieuwe tarieven heeft vastgesteld.
Heeft de WEB een beeld van wie er op het eiland stroom afnemen en dat daadwerkelijk ook betalen? Worden er door de WEB kortingen gegeven aan bedrijven op de energierekening?
Ja. Ik heb thans geen andere informatie dan dat WEB maandelijks aan haar afnemers factureert. Wel is door WEB aangegeven dat het wateronderdeel binnen het bedrijf niet alle werkelijke kosten betaalt, waaronder de kosten voor elektriciteit die nodig is voor de productie van water. Hier lijkt sprake van kruissubsidiëring. Mede om die reden is het van belang dat op initiatief van het ministerie van EL&I een financiële en operationele audit plaatsvindt. Deze audit zal medio september zijn afgerond.
In de tariefstructuur die WEB op dit moment hanteert dalen de kosten voor het gebruik van elektriciteit naarmate het gebruik toeneemt. Bedrijven die veel elektriciteit gebruiken betalen in de huidige tariefopbouw dus een lager tarief.
Kunt u aangeven of de transportkosten worden doorberekend in het tarief en wie er verantwoordelijk is voor het energieverlies bij een ondeugdelijk transportnetwerk?
Het huidige tarief van WEB is opgebouwd uit kosten voor de zogenaamde brandstofclausule en de distributie & levering van energie. De transportkosten (distributie) maken daarmee onderdeel uit van het eindgebruikerstarief. De netverliezen vormen – net als in Nederland – onderdeel van de kosten voor de distributie van elektriciteit en worden doorberekend aan de afnemers.
Het bericht ‘Minder kinderbijslag militairen buitenland’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA), Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Minder kinderbijslag militairen buitenland»?1
Ja.
Is het waar dat Nederlandse militairen, die met hun gezin zijn gestationeerd in het buitenland en in Koninkrijksdelen zoals Curaçao, gekort worden op hun kinderbijslag?
Op basis van de «Regeling woonlandbeginsel in de sociale zekerheid 2012» wordt de hoogte van de kinderbijslag afgestemd op het kostenniveau van het land waarin het kind woont. De militairen die met hun kinderen zijn gestationeerd in het buitenland en in Koninkrijksdelen zoals Curaçao ontvangen het bedrag aan kinderbijslag dat is afgestemd op het kostenniveau van het land waar hun kinderen wonen. Als dit kostenniveau lager ligt dan het kostenniveau in Nederland is het bedrag aan kinderbijslag ook lager.
Is het voorts waar dat militairen gestationeerd in het buitenland gewoon belastingplichtig zijn en daarom premies op Nederlands niveau betalen net als alle andere werkende Nederlanders?
Ja.
Deelt u de mening dat de situatie van militairen, die door Defensie in het buitenland worden geplaatst niet vergelijkbaar is met mensen, die vrijwillig het land verlaten en in landen als Marokko en Turkije gaan wonen en daar ook geen Nederlandse belastingen meer afdragen? Zo nee, waarom niet?
Het gaat inderdaad om verschillende situaties. Verzekerd voor kinderbijslag zijn die mensen die in Nederland wonen of mensen die hier niet wonen maar wel zijn onderworpen aan de loonbelasting vanwege in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid. Mensen die Nederland verlaten om ergens anders te gaan wonen en die niet meer onderworpen zijn aan Nederlandse loonbelasting hebben geen recht op kinderbijslag. Militairen die Defensie in het buitenland plaatst en onderworpen zijn aan de Nederlandse loonbelasting hebben wel recht op kinderbijslag. Deze militairen ontvangen een bedrag aan kinderbijslag dat in verhouding staat tot het kostenniveau van het woonland van het kind.
Deelt u de mening dat militairen, die met hun gezin zijn gestationeerd in het buitenland, recht zouden moeten hebben op kinderbijslag op Nederlands niveau, omdat zij ook premies afdragen op Nederlands niveau en daarnaast vanwege het ministerie van Defensie in het buitenland zijn geplaatst? Zo ja, zal u deze groep daarom onmiddellijk ontzien bij de korting op de kinderbijslag of op enige ander manier compenseren? Zo nee, waarom niet?
Nee. De «Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid» richt zich niet op specifieke doelgroepen maar op de export van bepaalde uitkeringen, zoals de Algemene Kinderbijslagwet, de Algemene nabestaandenwet, de Wet op het kindgebondenbudget en een onderdeel van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen; de WGA-vervolguitkering. Deze uitkeringen garanderen een bestaansminimum of leveren een bijdrage in de kosten. Het woonlandbeginsel houdt in dat de hoogte van een uitkering wordt afgestemd op het kostenniveau van het land waarin de belanghebbende of het kind woont. Doel hiervan is te voorkomen dat uitkeringen die buiten Nederland worden verstrekt, met lokale maatstaven uit de pas lopen. De «Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid» maakt geen uitzondering voor bijvoorbeeld uitgezonden militairen. De kinderbijslag wordt gefinancierd uit de belastingmiddelen en heeft geen relatie met de afdracht van Nederlandse sociale premies.
Het artikel ‘27 Weken zwangere toeriste niet welkom’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het artikel «27 weken zwangere toeriste niet welkom»?1
Ja.
Is het waar dat een 27 weken zwangere Nederlandse vrouw de toegang tot Curaçao werd geweigerd omdat een eventuele bevalling wel eens ten koste had kunnen gaan van de Curaçaose overheid?
Door een fout van een individuele immigratiefunctionaris op Hato Airport heeft een Nederlandse vrouw niet direct toegang gekregen tot Curaçao, terwijl zij wel in bezit was van een geldig paspoort. Toen de fout aan het licht kwam is de toeriste meteen toegelaten.
Kunt u aangeven of er vaker Nederlanders met een geldig paspoort de toegang tot Curaçao wordt geweigerd? Zo ja, wat zijn hiervoor de redenen? Zo nee, waarom niet?
Het toegangsbeleid is een landsaangelegenheid. Ik beschik niet over informatie waaruit blijkt dat Nederlanders vaker de toegang tot Curaçao geweigerd wordt.
Deelt u de mening dat inwoners van Nederland met een geldig paspoort te allen tijden toegang moeten krijgen tot Curaçao? Zo nee, waarom niet?
Het uitgangspunt is dat met een geldig Nederlands paspoort gereisd kan worden binnen het Koninkrijk. Inwoners van Nederland zouden met een geldig Nederlands paspoort toegang moeten krijgen tot Curaçao.
Deelt u de mening dat wanneer Nederlanders de toegang tot Curaçao wordt geweigerd wanneer zij zwanger zijn, de verantwoordelijke minister van Curaçao moet worden aangesproken? Bent u van plan dit te gaan doen? Zo nee, waarom niet?
Aangezien de betrokken toeriste alsnog is toegelaten, beschouw ik dit voorval als een betreurenswaardig incident. Ik zie geen aanleiding om, op basis van een incident, de verantwoordelijk minister van Curaçao aan te spreken.
Kunt u aangeven hoeveel mensen van Curaçao jaarlijks, op kosten van de Nederlandse belastingbetaler, onverzekerd gebruik maken van Nederlandse zorgfaciliteiten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe en waar wordt dit geld verhaald?
Nee, ik beschik niet over deze gegevens.
Het bericht 'Defensie worstelt met zijn mensen' |
|
André Bosman (VVD) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Defensie worstelt met zijn mensen»?1
Ja.
Is het waar dat het aantal vacatures ondermaats is? Wat is hiervan de reden? Hoe gaat u ervoor zorgen dat er een goede aansluiting is tussen de vraag naar overtollig defensiepersoneel op de arbeidsmarkt en de vacaturebank?
Als gevolg van de reorganisaties bij Defensie zullen bepaalde functies vervallen. Functies die vacant komen maar waarvan niet zeker is of ze blijven bestaan, worden tijdelijk niet vervuld en daarom niet opgenomen in de vacaturebank. Ik beschouw dit als onvermijdelijk want ik wil voorkomen dat werknemers nu een functie krijgen toegewezen die binnenkort als gevolg van de reorganisatie verdwijnt. In de loop van dit jaar zullen, door de vordering van het reorganisatieproces, steeds meer vacatures worden opengesteld en opgenomen in de vacaturebank. Medewerkers voor wie na de reorganisaties geen functie beschikbaar is, krijgen begeleiding bij het vinden van werk buiten Defensie.
Is het waar dat veel van de aangeboden vacatures op de vacaturebank al zijn opgevuld? Hoe gaat u ervoor zorgen dat de vacaturebank actueel blijft?
Door gewenningsproblemen met een nieuwe procedure voor de vulling van de vacaturebank is het voorgekomen dat functies in de vacaturebank zichtbaar bleven terwijl ze niet meer vacant waren. In mijn brief van 10 januari jl. (Handelingen TK 2011–2012, aanhangsel nr. 1439) heb ik uiteengezet dat met de hoofden van de defensieonderdelen afspraken zijn gemaakt over de bekendmaking van interne vacatures en over een transparant selectie- en functietoewijzingsproces. De uitvoering van de maatregelen is ter hand genomen, waardoor de kwaliteit van de vacaturebank verbetert.
Kunt u aangeven hoe het contact verloopt met het bedrijfsleven en de verschillende brancheorganisaties? Is er bijvoorbeeld bij de brancheorganisatie Transport en Logistiek Nederland nog steeds dezelfde enthousiasme om duizenden gekwalificeerde defensiemedewerkers over te nemen? Wat zijn de overige contacten die u gebruikt om overtollig defensiepersoneel te faciliteren bij zijn zoektocht naar een nieuwe baan?
Zoals uiteengezet tijdens het wetgevingsoverleg Personeel op 7 november 2011 (Kamerstuk 33 000 X, nr. 53) heeft Defensie met verschillende organisaties in het bedrijfsleven convenanten afgesloten over de instroom van defensiemedewerkers. Het convenant met de brancheorganisatie voor Transport en Logistiek Nederland wordt verder uitgewerkt. Beide partijen staan volledig achter het convenant. Verder schakelt Defensie professionele bemiddelingsbureaus in om werknemers te begeleiden bij de overgang van «werk naar werk».
Hoeveel defensiemedewerkers zijn inmiddels aan een nieuwe baan geholpen door middel van de vacaturebank?
De vacaturebank bestaat reeds geruime tijd. In de periode oktober 2011 tot en met maart 2012 hebben ongeveer 2000 medewerkers een andere functie gevonden via de vacaturebank.
Zelfdoding onder veteranen |
|
Jasper van Dijk , André Bosman (VVD), Angelien Eijsink (PvdA) |
|
Hans Hillen (minister defensie) (CDA) |
|
Ken u het artikel «Zelfmoord? Bij militairen Sst!»?1
Ja.
Is het waar dat uw ministerie noch een andere organisatie cijfers bijhoudt van zelfmoord onder veteranen?
Ja. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) houdt, als enige organisatie in Nederland, gegevens bij over de doodsoorzaken van in Nederland woonachtige personen. Het CBS maakt hierbij gebruik van de «melding doodsoorzaak» die is voorgeschreven in de Wet op de Lijkbezorging. Of hierbij sprake is van een veteraan wordt door het CBS niet geregistreerd. Defensie bestudeert of het mogelijk is om aan de hand van de informatie van het CBS periodiek onderzoek uit te voeren naar zelfdoding bij veteranen.
Is het waar dat u geen verhoogd percentage zelfmoorden onder veteranen vermoedt op basis van onderzoek onder oud-Balkangangers? Zo ja, kunt u aangeven waarom u deze missie dermate vergelijkbaar acht met andere Nederlandse missies dat een dergelijke conclusie valt te trekken?
Met mijn brief van 11 mei 2011 (Kamerstuk 27 580, nr. 17) heb ik de Kamer het rapport van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over Balkan-veteranen aangeboden, getiteld «Cancer incidence and cause-specific mortality following Balkan deployment». Voor dit onderzoek zijn 18 000 (oud) militairen – die op de Balkan zijn ingezet – meer dan tien jaar gevolgd. In deze groep bevonden zich ook militairen die na de missie op de Balkan elders voor missies zijn ingezet. Bij dit onderzoek is geen statistisch significant hoger percentage zelfdoding geconstateerd dan bij een vergelijkbare deel van de Nederlandse bevolking. Het RIVM wijst erop dat de onderzoeksperiode langer is dan die van andere internationale onderzoeken en dat dit onderzoek daardoor meer zeggingskracht heeft gekregen.
Voor de missies naar de Balkan geldt, net als voor andere missies, dat zich bij militairen psychische klachten kunnen ontwikkelen ten gevolge van de uitzending. Dat de situatie in de Verenigde Staten verschilt met die in Nederland kan zijn terug te voeren op verschillen in uitzendduur, verschillen in begeleiding voor, tijdens en na een missie en een andere wijze waarop de zorg voor militairen en veteranen is ingericht.
Kunt u uiteenzetten waarop uw ministerie de opvatting baseert dat een hoger dan gemiddeld zelfmoordpercentage in de VS niet van toepassing is op Nederland «omdat de Nederlandse militaire uitzendingen korter zijn, de begeleiding voor, tijdens en na de missie intensiever is, en de medische zorg anders is ingericht»?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat Defensie een proactieve houding zou moeten hebben bij onderzoek naar gevallen van zelfdoding door veteranen? Zo nee, waarom niet?
Een medewerker van Defensie die kampt met problemen kan zich wenden tot uiteenlopende zorgverleners. Deze zullen hem of haar proberen te helpen de problemen de baas te worden en escalatie van het probleem te voorkomen. Elke defensie-eenheid kent bovendien een Sociaal Medisch Team (SMT) dat de problematiek van de werknemer kan bespreken. Van het SMT maken onder meer de commandant, de bedrijfsarts, de maatschappelijk werker en de geestelijk verzorger deel uit. Preventie, het aanbieden van toereikende zorg en mogelijkheden voor snelle interventie door hulpverleners zijn belangrijke factoren bij het voorkomen van zelfdoding. Wanneer bekend is dat een militair door zelfdoding om het leven is gekomen, zullen hulpverleners en commandanten in overleg met het SMT nagaan of betere hulp mogelijk was geweest. Dit geldt ook voor het LZV indien het een veteraan betreft die via het LZV zorg heeft ontvangen.
In het antwoord op vraag 2 heb ik uiteengezet dat alleen het CBS informatie ontvangt over de doodsoorzaken van in Nederland woonachtige personen. Soms krijgt Defensie informatie over zelfdoding van oud-militairen en veteranen. Deze informatie is echter niet toereikend voor een betrouwbare registratie van zelfdoding. Defensie bestudeert of het mogelijk is om aan de hand van de informatie van het CBS periodiek onderzoek uit te voeren naar zelfdoding bij veteranen.
Deelt u de mening dat het registeren van zelfdodingen van veteranen inzicht kan geven in de mogelijke problematiek van zelfdoding onder veteranen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat met het registeren van zelfdodingen, eventuele oorzaken hiervan kunnen worden achterhaald en op deze manier de voor- en nazorg voor uitgezonden militairen kan worden verbeterd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u vanaf heden in de jaarlijkse Veteranennota informatie over zelfdoding onder veteranen opnemen?
Indien de studie zoals bedoeld in het antwoord op de vragen 5, 6 en 7 leidt tot inzicht in de mate waarin zelfdoding voorkomt onder veteranen, kan deze informatie vanaf 2013 in de Veteranennota worden opgenomen.