de premie ziektekostenverzekering en de maatschappelijke verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat zorgverzekeraar DSW heeft aangekondigd dat het niet nodig is de ziektekostenpremie voor volgend jaar te verhogen?1
Ja.
Bent u het eens met Zorgverzekeraars Nederland die er op wijst dat de besparing van 1.1 miljard euro sinds 2008 te niet gedaan wordt door nieuwe dure medicijnen en het opnemen van revalidatiezorg en stoppen met roken in het pakket? Kunt u precies aangeven tot welke kosten dit leidt, en hoe deze precies worden gecompenseerd?
Het klopt dat er naast kostenverlagingen sprake is van kostenverhogingen als gevolg van de nieuwe dure geneesmiddelen, overheveling van de revalidatiezorg naar de Zorgverzekeringswet en bijvoorbeeld de opname van «stoppen met roken» in het pakket. Deze ontwikkelingen zijn allemaal verwerkt in mijn raming van de nominale premie 2013.
Bent u het eens met DSW-directeur Oomen die stelt dat elke verzekeraar die de tarieven volgend jaar met meer dan 2–3 euro per maand verhoogt wat uit te leggen heeft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, gaat u dergelijke verzekeraars ook om een uitleg vragen?
Die uitspraak laat ik voor rekening van de heer Oomen.
Verzekeraars stellen zelf de hoogte van hun premie vast en communiceren hierover met de verzekerden. De verzekerden maken de afweging of ze de premie van een verzekeraar al dan niet te hoog vinden.
Is het waar dat u uitgaat van een verhoging van de ziektekostenpremie met 20 euro per jaar? Gaat u er daarbij van uit dat verzekeraars kostenstijging opvangen via het inzetten van hun reserves? Kunt u een overzicht geven van de reserves en de mate waarin de ziektekostenverzekeraars aan de solvabiliteitseisen voldoen?
Het klopt dat ik uitga van een verhoging van de ziektekostenpremie met 20 euro per jaar. Naar mijn mening is een reële kostenstijging in de stijging van de rekenpremie verwerkt, waarbij ik niet ben uitgegaan van de inzet van reserves om de kostenstijging te financieren.
In onderstaande tabel staan de meest recente standen (ultimo 2011) van de reserveposities per verzekeraar. Voor sommige verzekeraars geldt dat de basis en de aanvullende verzekering binnen dezelfde risicodrager wordt uitgevoerd. Er zijn dan geen afzonderlijke reserveposities beschikbaar voor basis en aanvullende verzekering.
In het overzicht is tevens opgenomen de vereiste solvabiliteit (9% van de totale schade in 2011), het overschot op de vereiste solvabiliteit en de aanwezige solvabiliteit in percentage van de vereiste solvabiliteit.
De minimumeis is per 2012 voor de basisverzekering verhoogd van 9 naar 11% van de totale schade. Voor de aanvullende verzekeringen bedraagt de eis 24%.
Naam verzekeraar
Aanwezige solvabiliteit
Vereiste solvabiliteit
Overschot op de wettelijk vereiste solvabiliteit
Aanwezige solvabilteit in % vd vereiste
Achmea
basis
1.467.934
794.968
672.966
185%
VGZ
basis + aanv
1.583.028
911.635
671.393
174%
CZ
basis
1.197.568
589.304
608.264
203%
Menzis
basis
585.925
343.616
242.309
171%
Zorg en Zekerheid
basis + aanv
189.734
89.944
99.790
211%
De Friesland
basis
176.239
76.006
100.233
232%
DSW/Stad Holland
basis
165.360
70.936
94.424
233%
ONVZ
basis
107.295
53.146
54.149
202%
ASR
basis
42.180
27.728
14.452
152%
Eno
basis
33.437
16.392
17.045
204%
Wat is uw mening over de uitspraak van de heer Oomen dat er ten gevolge van het uit patent lopen van geneesmiddelen structureel 180 mln euro per jaar besparing optreedt, waarvan een deel dit jaar voor winst bij verzekeraars zorgt, omdat er in de bepaling van de hoogte van de premie geen rekening mee is gehouden? Is er sprake van een verdubbeling van de winst van verzekeraars?
In de VWS-raming van de uitgaven aan extramurale farmaceutische zorg worden verschillende elementen betrokken, waaronder het uit patent lopen van geneesmiddelen. Het is dus niet op voorhand te zeggen dat deze besparing niet is meegenomen in de raming van de uitgaven. De bepaling van de hoogte van de premie is een zaak van verzekeraars die uit kunnen gaan van eigen uitgavenramingen. Het is mij niet bekend waar zorgverzekeraars allemaal rekening mee hebben gehouden bij hun premiestelling 2012. Ik kan dus ook niet zeggen of er door het niet meenemen van besparingen door het uit patent lopen van geneesmiddelen in de premiebepaling sprake is van een verdubbeling van de winst. Overigens is DSW niet de goedkoopste verzekeraar in Nederland.
Bent u het met de heer Oomen eens dat het maatschappelijk onverantwoord is als zorgverzekeraars zeer hoge winsten maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen zijn er mogelijk om dit te voorkomen? Wat is uw mening ten aanzien van het maximeren van de ziektekostenpremie?
Ik laat die uitspraak voor rekening van de heer Oomen. Voor mij is leidend dat de Zorgverzekeringswet wordt uitgevoerd binnen de geldende wet en regelgeving. Onderdeel daarvan is dat de verzekeraars een financiële buffer dienen aan te houden om aan hun huidige en toekomstige verplichtingen te kunnen voldoen. De maatschappelijke aanvaardbaarheid komt mede tot uitdrukking in het keuzegedrag van de verzekerde, die voor de laagste premie kan kiezen.
Het financiële beleid van zorgverzekeraars en de zorgpremies |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitspraken van de voorzitter van zorgverzekeraar DSW dat de zorgverzekeraars dit jaar winsten maken die «bijna onmaatschappelijk hoog» zijn? Wanneer is er voor u sprake van een onmaatschappelijk hoge winst door zorgverzekeraars? Wilt u uw antwoord toelichten?1
Ik laat die uitspraak voor rekening van de heer Oomen. Voor mij is leidend dat de Zorgverzekeringswet wordt uitgevoerd binnen de geldende wet en regelgeving. Onderdeel daarvan is dat de verzekeraars een financiële buffer dienen aan te houden om aan hun huidige en toekomstige verplichtingen te kunnen voldoen. De maatschappelijke aanvaardbaarheid komt mede tot uitdrukking in het keuzegedrag van de verzekerde, die voor de laagste premie kan kiezen.
Hoeveel winst zullen de zorgverzekeraars dit jaar na schatting maken? Met welk getal wordt door u rekening gehouden?
In de ramingen in de Begroting 2012 is verondersteld dat het exploitatiesaldo bij de verzekeraars € 1,1 miljard bedraagt in 2012; € 0,6 miljard meer dan in 2011. Deze verhoging vloeit voort uit de financiële consequenties voor zorgverzekeraars van de afschaffing van de macronacalculatie en de daarmee samenhangende stijging van de solvabiliteitsvereiste van 9 naar 11% van de totale schade.
Hoeveel geld zullen de zorgverzekeraars naar verwachting dit jaar uitgeven aan reclames? Indien u niet over een schatting beschikt, hoe groot was het totale budget aan reclames voor dit jaar?
De marktpositioneringsstrategie is een zaak die iedere zorgverzekeraar voor zich moet vaststellen, zij het natuurlijk binnen de gestelde wettelijke kaders. Het is aan verzekeraars om te bepalen of en hoeveel geld ze aan reclame besteden. Dit valt buiten mijn verantwoordelijkheid. Het is mij niet bekend hoeveel geld zorgverzekeraars dit jaar uit zullen geven aan reclames danwel hoe groot het budget hiervoor is. Uit onderzoek is gebleken dat zorgverzekeraars in het commerciële seizoen 2011–2012 58 miljoen euro aan reclame hebben besteed.2
Wat is uw reactie op de stelling van voorzitter Rouvoet van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) dat de 20 euro premiestijging waarmee u rekent voor 2013 «een slag in de lucht» is? Hoe verklaart u het verschil tussen de door u genoemde 20 euro en de ruim 100 euro waarvan ZN uitgaat?2
Ik ben het met die stelling niet eens. In de begroting 2013 van VWS staat aangegeven hoe ik tot mijn raming ben gekomen. De achtergrond van de uitspraak van de heer Rouvoet is mij niet bekend.
Wat kunt u ondernemen indien zorgverzekeraars ervoor kiezen om via premieverhoging hun overtollige financiële reserves te vergroten, in plaats van deze te verlagen of maximaal gelijk te houden? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik heb geen bevoegdheden om in te grijpen in de financiële huishouding van zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars dienen binnen het geldende wettelijke kader de Zorgverzekeringswet uit te voeren.
Waarom heeft u toegestaan dat zorgverzekeraars jarenlang meer premiegeld konden oppotten dan op grond van solvabiliteitseisen noodzakelijk was? Wilt u uw antwoord toelichten?3
In het huidige zorgstelsel concurreren de zorgverzekeraars om de gunst van de verzekerde. De hoogte van de premie, de kwaliteit van de zorg die zij inkopen en de wijze waarop de zorgverzekeraars het premiegeld investeren om de gunst van de verzekerde te winnen zijn belangrijke elementen waarop zij zich van elkaar onderscheiden. Mits de zorgverzekeraars voldoen aan de solvabiliteitseisen zijn zij vrij in de besteding van hun premie-inkomsten.
Deelt u de mening dat de financiële vetzucht van zorgverzekeraars het maatschappelijke draagvlak voor de zorgverzekering ondermijnt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u ondernemen tegen het oppotten van premiegeld?
Zie antwoord vraag 6.
Wat gaat u ondernemen om te zorgen dat deze opgepotte zorgmiljarden worden besteed aan zorg, of worden teruggegeven aan de burger? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Wat gaat u doen om de publieke verantwoording van zorgverzekeraars te vergroten? Vindt u het een goed idee om jaarverslagen te openbaren, zoals zorginstellingen dat moeten doen? Zo ja, wilt u dit ook met terugwerkende kracht regelen? Zo neen, waarom wilt u geen publieke verantwoording over de premies?
Op grond van het Burgerlijk Wetboek zijn zorgverzekeraars al verplicht een jaarrekening op te stellen – waarin onder meer duidelijk wordt gemaakt hoe de premiegelden worden besteed – en deze jaarrekening openbaar te maken. De jaarrekening wordt openbaar gemaakt door deze te deponeren bij de Kamer van Koophandel. Het jaarverslag moet ook openbaar gemaakt worden en is in de regel beschikbaar bij het hoofdkantoor van de onderneming. Overigens publiceren de meeste zorgverzekeraars hun jaarverslag en jaarrekening ook op hun website. Verder moeten de zorgverzekeraars op dit moment voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van de WOPT (Wet openbaarmaking publiekgefinancierde topinkomens). Op korte termijn wordt de WOPT ingetrokken en gaat de WNT (Wet normering topinkomens) voor de zorgverzekeraars gelden. Ik ben van oordeel dat op deze wijze voldoende verantwoording wordt afgelegd over de besteding van premiegelden.
Erkent u dat, naast winst maken, het oppotten van geld ook de hoogte van salarissen van zorgverzekeraars voor premiebetalers een doorn in het oog zijn? Bent u bereid een grens te stellen om te voorkomen dat er mensen rijk worden van duur betaalde zorgpremies?
De inkomens van bestuurders van zorgverzekeraars gaan onder de Wet normering topinkomens (WNT) vallen. Het voorstel voor deze wet is momenteel in behandeling in de Eerste Kamer. In deze wet zijn de zorgverzekeraars ingedeeld in het regime van de sectorale norm.
Hoe oordeelt u over de uitvoeringskosten van zorgverzekeraars? Hoe is de verhouding van de uitvoeringskosten van de Zorgverzekeringswet en het ziekenfonds? Hoe verklaart u de stijging van de uitvoeringskosten?
In de onlangs door Vektis gepubliceerde rapportage Jaarcijfers 2012 komen op basis van de jaarlijkse Marktenquête voor 2011 de uitvoeringskosten exclusief exploitatiesaldi uit op 1 150 miljoen euro. Dit komt neer op 3,1 procent van de totale uitgaven Zorgverzekeringswet van individuele zorgverzekeraars. Daarbij is voor de uitgaven in 2011 uitgegaan van 37 339,3 miljoen euro (zie VWS-begroting 2013, p. 172).
In 2005 bedroegen de uitvoeringskosten van de ziekenfondsen 473,1 miljoen euro en uitgaven aan zorg van 18 913,5 miljoen euro (bron: CVZ Zorgcijfers kwartaalbericht, 1e kwartaal 2010, p. 49). Dit komt neer op 2,5 procent van de totale uitgaven Ziekenfondswet.
Een verklaring voor de beperkte stijging kan waarschijnlijk gevonden worden in het feit dat zorgverzekeraars een veel groter rol in het hele zorgproces (zorginkoop) hebben gekregen.
Wat is uw reactie op apothekers die stellen dat de farmaceutische winsten van zorgverzekeraars worden verklaard door een beleid dat een gezonde bedrijfsvoering van apothekers onmogelijk maakt?4
Uit de quickscan farmacie van de NZA bleek dat sinds de invoering van vrij onderhandelbare apothekerstarieven lagere of gelijkblijvende tarieven voor 2012 zijn afgesproken door zorgverzekeraars en apothekers. In hoeverre de volumeontwikkelingen de lagere of gelijkblijvende tarieven compenseren zal kunnen blijken uit de Marktscan farmacie van de NZa die eind van het jaar verschijnt. Overigens is het de taak van zorgverzekeraars en apotheekhoudenden om een meer efficiënte en betere farmaceutische zorg ten behoeve van hun verzekerden en patiënten na te streven. Zorgverzekeraars Nederland en de apotheekbranche hebben in het bestuurlijk overleg van 25 september jl. met elkaar gesproken over door de branche aangevoerde knelpunten en aandachtspunten na de introductie van vrije prijzen per 1 januari 2012. Zorgverzekeraars hebben in dit overleg de bereidheid uitgesproken om in brancheverband te bezien of en zo ja hoe aan de genoemde knelpunten zou kunnen worden tegemoet gekomen maar tegelijkertijd ook aangegeven dat de inhoud en vormgeving van de contractering een zaak van individuele zorgverzekeraars is (brief van 4 oktober 2012 van Zorgverzekeraars Nederland aan de KNMP). Het doet mij deugd dat partijen met elkaar in overleg zijn getreden en ik roep ze op om hier een spoedig vervolg aan te geven zodat de uitkomsten van dat overleg in de contractering voor 2013 meegenomen kunnen worden door individuele zorgverzekeraars.
Wat is uw oordeel over de stelling dat de marktmacht van zorgverzekeraars zo groot is dat apothekers alleen maar kunnen «tekenen bij het kruisje»? Hoe past dit binnen uw opvatting van marktwerking in de zorg?
Het jaar 2012 is een overgangsjaar. Dat wordt zowel door apotheekhoudenden als zorgverzekeraars erkend. Het is een jaar waarin beide partijen hun rol en mogelijkheden nog moeten vinden, met name ook op het gebied van samenwerking en gezamenlijk onderhandelen door apotheekhoudenden. In tegenstelling tot het aangehaalde persbericht van de Napco van 26 september kan en mag er gezamenlijk worden onderhandeld overeenkomstig de richtsnoeren van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en de recent uitgebreide «bagatel-bepaling» in de Mededingingswet. Mede in verband met de zorgplicht van zorgverzekeraars (die voldoende verantwoorde farmaceutische zorg voor hun verzekerden moeten contracteren) bestaat er een vrij evenwichtig stelsel waarbij uitwassen door de toezichthouders zoals de NZa en de Inspectie voor de Gezondheidszorg kunnen worden bestreden en geschillen over de contractering aan de burgerlijke rechter kunnen worden voorgelegd. Ik verwacht dat het contracteerproces in 2013 en in de volgende jaren tot meer volwassenheid zal komen.
Deelt u de mening dat een apotheek beter via een vast abonnementstarief per patiënt kan worden gefinancierd omdat zij een vaste farmaceutische zorgverlener moet zijn, en geen pillenboer die vooral zijn inkomsten moet halen uit het verstrekken van medicijnen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat een apotheker geen pillenboer moet zijn die vooral zijn inkomsten moet halen uit het verstrekken van medicijnen. De achterliggende gedachte van het vrij onderhandelbaar maken van de apothekerstarieven en het vaststellen van nieuwe prestatiebeschrijvingen, is juist om er voor te zorgen dat de kwaliteit van de farmaceutische zorg en het resultaat daarvan voor de patiënt (de toegevoegde waarde van de apotheker) kan worden betaald. En dat niet meer het betalen van het aantal verstrekkingen (het volume) voorop staat. Met het vrij onderhandelbaar maken van de apothekerstarieven is het ook mogelijk om een abonnementstarief overeen te komen. Ik deel niet de mening dat een apotheek beter via een vast abonnementstarief per patiënt kan worden gefinancierd.
Hierdoor zou een apotheek die het slecht doet namelijk evenveel verdienen als een apotheek die het goed doet. In mijn optiek is een differentiatie in beloning tussen goede en minder goede apothekers cruciaal om het niveau van de farmaceutische zorg te verbeteren.
Het nieuws dat een fabrikant van incontinentiemateriaal weer patiënten benadert over incontinentie |
|
Jolande Sap (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat luierfabrikant Tena weer verzekerden gaat bellen?1
Ja, daarvan ben ik op de hoogte.
Wat is uw reactie op het besluit van Tena om opnieuw patiënten te gaan benaderen?
Ik heb daar kennis van genomen.
Deelt u de mening dat het passend zou zijn als Tena dit zou uitstellen tot na afronding van het onderzoek dat het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) uitvoert naar de handelwijze van Tena en Achmea? Zo ja, welke maatregelen kunt en wilt u nemen om Tena op te roepen het benaderen van patiënten te staken?
Nee, ik deel uw mening niet. De betrokken partijen hebben hun werkwijze onderzocht en in overleg met KNMP en Achmea verder aangescherpt. Ik zie geen reden tot het nemen van maatregelen, voor zover ik daar al toe bevoegd ben. Het CBP houdt toezicht op de naleving van de privacywetgeving. Dat ligt buiten mijn bevoegdheid. Mocht daartoe aanleiding zijn, ga ik er vanuit dat het College in het kader van zijn lopende onderzoek gepaste maatregelen zal nemen.
Zorgverzekeraars die prijsverschillen van geneesmiddelen ten laste brengen van het eigen risico |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat zorgverzekeraar Agis verzekerden € 189,08 eigen risico in rekening brengt voor een doosje pillen dat in de apotheek € 48,15 kost? Wat is hiervoor uw verklaring?1
Sinds 1 januari 2012 zijn er geen vastgestelde vergoedingen voor geneesmiddelen. De Z-index taxe geeft wel een adviesprijs aan voor geneesmiddelen. Verzekeraars kunnen en hebben met apothekers andere verkoopprijzen afgesproken dan de adviesprijzen in de Z-index taxe. De verkoopprijzen die Achmea (Agis) afspreekt met apothekers worden tweemaal per jaar herzien en zijn terug te vinden op de website van de verschillende labels.
Het kan voorkomen dat een apotheker door goede/slechte inkoop of door verandering van de adviesprijzen een hogere of lagere inkoopprijs betaalt voor het medicijn dan de met Achmea afgesproken verkoopprijs. Als dat het geval is, wordt nog steeds de met Achmea afgesproken verkoopprijs gehanteerd, gedeclareerd en voor het eigen risico in rekening gebracht.
In casu was er sprake van een verandering van de adviesprijs waarbij de prijs in de Z-index taxe reeds was verlaagd. Echter, Achmea had de verkoopprijs nog niet herzien. De adviesprijs in de Z-index taxe was dus (tijdelijk) lager dan de verkoopprijs die Achmea had afgesproken met en betaald had aan de apotheker. Achmea overweegt voor de toekomst hun verkoopprijzen meer dan twee keer per jaar aan te passen, zodat de afgesproken prijzen meer in overeenstemming zijn met de adviesprijzen.
Kunt u zich voorstellen dat mensen zich bekocht voelen als zorgverzekeraars een kunstmatig prijsverschil in hun eigen zak steken? Zo nee, waarom niet?
Ik kan me voorstellen dat mensen zich op het eerste oog «bekocht» voelen als de prijs op het pakje niet overeen komt met de prijs die zij aan hun zorgverzekeraar betalen. Verdere verdieping wijst uit dat, zoals ik bij vraag 1 heb uitgelegd, Achmea op de inning van het eigen risico voor geneesmiddelen geen winst maakt. Achmea betaalt de apotheker voor het medicijn de afgesproken prijs en brengt dezelfde prijs in rekening voor het eigen risico van de verzekerde.
Ik zie dan ook geen reden om hier verder onderzoek naar te doen.
Op welke schaal gebruiken zorgverzekeraars het verplichte eigen risico om hun kas te spekken, zoals naar voren komt in het krantenbericht? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u dan bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kunt u nog volhouden dat het eigen risico het kostenbewustzijn bevordert, nu mensen worden geconfronteerd met een totaal ondoorzichtig prijsbeleid van de zorgverzekeraar?
De door Achmea afgesproken prijzen per geneesmiddel zijn vooraf in te zien op de websites van de verschillende labels. Achteraf zijn de gedeclareerde kosten die ten laste van het eigen risico komen in te zien door de verzekerde. Bij geneesmiddelen is dus zowel vooraf als achteraf duidelijk wat de verzekerde zelf voor zijn geneesmiddel moet betalen. Het eigen risico draagt dus nog steeds bij aan het kostenbewustzijn van de verzekerde.
Is het waar dat verschillende verzekeraars voor hetzelfde middel een ander prijsbeleid hanteren? Deelt u de mening dat dit een onwenselijke en voor patiënten onoverzichtelijke situatie is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Zorgverzekeraars spreken prijzen af met apothekers die hun verzekerden moeten betalen. De afspraken zijn niet allemaal hetzelfde. Dat betekent inderdaad dat er verschillende prijzen gedeclareerd kunnen worden voor dezelfde geneesmiddelen. Dit is niet onwenselijk omdat hierdoor dynamiek in de prijsvorming ontstaat die leidt tot lagere prijzen ten behoeve van de patiënt en die het mogelijk maakt dat de zorgpremies minder stijgen. Zie verder het antwoord op vraag 4.
Wat zijn de gevolgen voor apothekers van het zaken doen met verschillende verzekeraars die elk hun eigen geneesmiddelenbeleid voeren en leidt dit niet tot verspilling en inefficiëntie? Wilt u uw antwoord toelichten?
Apotheker en zorgverzekeraars hebben willen en wetens afspraken gemaakt in de contracten die zij hebben gesloten. Of die afspraken tot verspilling en inefficiënties leiden kan ik niet overzien. Dat is aan partijen zelf.
Hoe frequent wijzigen verzekeraars gemiddeld de prijs van een geneesmiddel, en wat zijn de financiële gevolgen die apothekers hiervan ondervinden? Wilt u uw antwoord toelichten?
De meeste zorgverzekeraars wijzigen de met apothekers afgesproken prijzen in de contracten niet. Wel wordt uitgaan van de bruto-apotheekinkoopprijzen die eens per maand door de fabrikant kunnen worden gewijzigd. Een paar zorgverzekeraars hebben «historische» prijzen afgesproken die of per maand of 2 keer per jaar worden aangepast. Zie ook het antwoord op vraag 1. Wat de financiële gevolgen hiervan voor individuele apothekers zijn kan ik niet overzien en is afhankelijk van meerdere factoren zoals volumeontwikkelingen, prijsstijgingen en de compensatie in de overige contractsvoorwaarden.
Wat is uw oordeel over het in het artikel genoemde aanpassen van etiketten aan de kunstmatig verhoogde prijs, waardoor patiënten niet meer zien dat ze te veel betalen? Is hier geen sprake van bewuste misleiding? Wilt u uw antwoord toelichten?
In het onderhavige geval ging het niet om een kunstmatig verhoogde prijs maar om een apotheekinkoopprijs die inmiddels al was verlaagd. AGIS had die prijsverlaging nog niet meegenomen omdat AGIS de prijzen, conform de afspraken met de apothekers, tot nu toe 2 keer per jaar aanpast en niet iedere maand. Zie ook het antwoord op vraag 1.
Het toegenomen aantal zelfdodingen |
|
Renske Leijten , Hanke Bruins Slot (CDA), Kees van der Staaij (SGP), Lea Bouwmeester (PvdA), Joël Voordewind (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Aantal zelfdodingen neemt toe»?1 Wat is uw reactie op dit bericht? Deelt u de mening dat het zorgwekkend is dat het aantal zelfdodingen opnieuw is toegenomen?
Ja. Alhoewel ook in andere Europese landen de laatste jaren een stijging is waar te nemen van het aantal suïcides, vind ik het zorgwekkend dat het absolute aantal suïcides in Nederland in 2011 ten opzichte van 2010 is gestegen. In dit verband verwijs ik tevens naar de antwoorden op Kamervragen van het lid Van Gerven (SP) van vorig jaar (Kamerstukken, Tweede Kamer, vergaderjaar 2011 – 2012, Aanhangsel 121).
Ook het gemiddeld aantal suïcides in 2011 (9, 9 per 100 000 inwoners) is gestegen ten opzichte van het gemiddeld aantal suïcides in 2010 (9, 6 per 100 000 inwoners). De stijging van het gemiddelde aantal over 2011 (met 0, 3 per 100 000 inwoners) is wel iets minder dan de stijging van het gemiddelde aantal over 2010 (met 0, 4 per 100 000 inwoners).
Welk effect hebben de beleidsmaatregelen gehad, nu het aantal mensen dat suïcide pleegt blijft stijgen? Wilt u zich alsnog committeren aan het streefgetal om het aantal zelfdodingen met 5% te verminderen?
Het plegen van een suïcide of het doen van een suïcidepoging is een complex fenomeen waarbij uiteenlopende factoren een rol kunnen spelen, zoals persoonlijke omstandigheden, de aanwezigheid van een psychische stoornis, genetische aanleg, kwetsbaarheid, culturele aspecten, etniciteit, geslacht en leeftijd. Het is dan ook heel lastig, zo niet onmogelijk, om de effecten van de maatregelen uit de Beleidsagenda suïcidepreventie (Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2007 – 2008, 22. 894, nr. 172) van de toenmalige Minister van Volkgezondheid, Welzijn en Sport, te meten.
In de Jaarrapportage Vermindering Suïcidaliteit 2011 (Kamerstukken Tweede Kamer, vergaderjaar 2011 – 2012, 22 894, nr. 309) heb ik aangekondigd dat ik een meer definitief streefcijfer zou bepalen zodra de multidisciplinaire richtlijn Diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag, is verschenen.
Mede gezien de omstandigheid dat het absolute aantal suïcides over het afgelopen jaar wederom is gestegen, heb ik overleg gevoerd met betrokken veldpartijen over de vraag of het mogelijk en – vanuit suïcidepreventie – wenselijk is om een streefcijfer te bepalen en wat de hoogte en de duur zou moeten zijn van een dergelijk streefcijfer.
Naar aanleiding van dit overleg heb ik besloten om hierover nader advies te vragen aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. De VU zal bij het opstellen van het advies relevante veldpartijen te betrekken. Mede op basis van dit advies zal ik u, bij gelegenheid van het toesturen van de Jaarrapportage Vermindering Suïcidaliteit 2012, informeren over de vraag of ik een meer definitief streefcijfer zal gaan vaststellen.
Heeft de nieuwe multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag al effect? Zo ja, wat is dit effect? Zo nee, wanneer zal dit effect meetbaar zijn?
De multidisciplinaire richtlijn Diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag is deze zomer verschenen en het is op dit moment te vroeg om de effecten van deze richtlijn te kunnen waarnemen. Eerst na een periode van twee jaar, waarin behandelaren en andere professionals voor wie de richtlijn bedoeld is, met de richtlijn zijn gaan werken, zullen de effecten kunnen worden gemeten.
Kunt u maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat psychiatrische patiënten met hoge psychische nood ook in het weekend voldoende hulp krijgen?
Personen die in acute psychische nood verkeren kunnen 24 uur per dag en zeven dagen in de week terecht bij de crisisdienst van een psychiatrische instelling. Voor personen die kampen met acute suïcidale problemen bieden de Stichting Ex6 en de Stichting 113online via de telefoon en via internet anoniem crisiscounseling eveneens met een 24 uur bereikbaarheid.
Er wordt dus in voldoende mate voorzien in hulpverlening aan mensen met acute psychische problemen die in het weekend opspelen.
Wat vindt u van de reactie van hoogleraar klinische psychologie, de heer Kerkhof, dat suïcidepogingen, die mede door financiële problemen komen, gedeeltelijk te voorkomen zijn? Op welke wijze kunnen er meer preventietrainingen gegeven worden aan medewerkers in de financiële sector?
Het geven van specifieke trainingen aan medewerkers in de financiële sector om psychische problemen bij cliënten van de bank te herkennen kan mogelijk bijdragen aan het verminderen van het aantal suïcidepogingen. Het organiseren van trainingen zie ik als een verantwoordelijkheid van de financiële sector zelf.
Het weigeren van een verzekerde enkel op grond van Downsyndroom |
|
Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u er mee bekend dat een echtpaar zijn geadopteerde dochter met het Downsyndroom om medische gronden niet mocht meeverzekeren voor een expatzorgverzekering van verzekeraar De Goudse?
Ja.
In welk opzicht verschilt een expatzorgverzekering van een reguliere zorgverzekering?
Een reguliere zorgverzekering is een sociale zorgverzekering zoals voorzien in de Zorgverzekeringswet (Zvw). Verzekeringsplichtig zijn personen die verzekerd zijn ingevolge de AWBZ. Dat betreft ingezetenen en niet-ingezetenen die in Nederland in loondienst werken en aan de loonbelasting onderworpen zijn. Daarnaast voorziet het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen voor alle volksverzekeringen inclusief de AWBZ, in enerzijds een uitbreiding van de kring van verzekerden met niet-ingezetenen die op enigerlei wijze een sociale zekerheidsband met Nederland hebben, en anderzijds in een beperking van de kring van verzekerden met mensen die ingezetene zijn van Nederland, maar een (sterkere) sociale zekerheidsband hebben met een andere staat of een internationale organisatie.
Verzekeringsplichtigen hebben een vrije keuze wat verzekeraar en de polisvorm betreft. Verzekeraars zijn tot acceptatie verplicht en mogen wat de premie betreft geen onderscheid maken naar persoonskenmerken zoals leeftijd, geslacht of gezondheidssituatie.
De Zvw biedt werelddekking. Daarnaast kunnen verzekerden in het buitenland zorg inroepen met toepassing van internationale coördinatieregelingen waarin is voorzien in wederzijdse verlening van verstrekkingen.
Een expatzorgverzekering is geen zorgverzekering in de zin van de Zvw. Deze private verzekering wordt door sommige verzekeraars aangeboden aan mensen die in Nederland verblijf houden maar niet verzekeringsplichtig zijn voor de Zvw, en omgekeerd aan mensen die uit Nederland vertrekken en die een aanvullende dekking nodig hebben op hun Zvw-polis, of een vervangende dekking wanneer zij door hun vertrek uit Nederland niet langer Zvw verzekerd kunnen zijn. Omdat het een zuiver privaatrechtelijke verzekeringsovereenkomst betreft, zijn verzekeraars niet gebonden aan acceptatieplicht, en kunnen dus voorwaarden stellen aan verzekerd pakket en premie en mensen zelfs geheel van verzekering uitsluiten.
Hoe verhoudt deze afwijzing zich tot de acceptatieplicht?
Zie het antwoord op de vraag hierboven: er is geen acceptatieplicht voor dergelijke verzekeringen.
Deelt u de mening dat geadopteerde kinderen met het Downsyndroom meeverzekerd moeten kunnen worden, ook waar het gaat om een expat- zorgverzekering?
Op grond van de Europese schadeverzekeringsrichtlijnen mag de overheid ten aanzien van andere soorten van (ziektekosten)verzekeringen dan de Zvw geen regels stellen met betrekking tot verzekeringsvoorwaarden en premiestelling. Ik kan dan ook geen rol spelen in het beleid dat particuliere schadeverzekeraars voeren in het kader van zuiver privaatrechtelijke verzekeringsovereenkomsten voeren. Overigens is het acceptatiebeleid dat particuliere ziektekostenverzekeraars vóór 2006 voerden, een van de redenen geweest om de Zvw zo in richten dat risicoselectie niet mogelijk is.
Wilt u in gesprek gaan met De Goudse en met Zorgverzekeraars Nederland om uit te zoeken hoe het mogelijk is dat een verzekeraar een afweging maakt om op grond van het Downsyndroom iemand als verzekerde af te wijzen, zodat dit echtpaar zijn dochter alsnog kan meeverzekeren?
Zie antwoord vraag 4.
Vergoeding van fingolimod bij patiënten met MS |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op berichten over zorgverzekeraars die het geneesmiddel fingolimod niet vergoeden aan MS-patiënten, en de brief waarin MS Nederland haar zorgen uit?1 2
Het is niet waar dat fingolimod door de ene zorgverzekeraar wel wordt vergoed en de andere niet.
Het is wel zo dat patiënten die, naar het oordeel van de verzekeraar, niet voldoen aan de nadere voorwaarden die ik gesteld heb, fingolimod niet vergoed krijgen.
Ik licht mijn antwoord toe:
Fingolimod (Gilenya) is een extramuraal geneesmiddel. Het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) heeft dit geneesmiddel beoordeeld. Op basis van het advies van CVZ, heb ik het middel per 1 maart 2012 opgenomen in het pakket. Omdat CVZ heeft geoordeeld dat (kort gezegd) dit middel alleen een plaats heeft als tweedelijns therapie, heb ik de aanspraak via bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering beperkt tot tweedelijns therapie. Er is dus alleen aanspraak op dit middel als een patiënt niet heeft gereageerd op de behandeling met interferon bèta en glatirameer, beide eerstelijns therapie.
Is het waar dat de ene zorgverzekeraar wel vergoedt en de andere niet? Zo ja, deelt u de mening dat dit ongewenst is? Wilt u uw antwoord toelichten?3
Deelt u de mening dat het advies van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) door zorgverzekeraars niet zo gelezen kan worden dat zij het middel niet vergoeden, als specialisten van mening zijn dat hun patiënten er wel baat bij hebben? Zo nee, op grond van welke passages in het CVZ-advies mogen zorgverzekeraars besluiten fingolimod niet te vergoeden?4
Moet niet de wijziging van de Zorgverzekeringswet en de AWBZ ter uitvoering van het begrotingsakkoord 2013 zodanig worden gelezen dat bij de toelating van nieuwe geneesmiddelen met meerkosten die therapeutische meerwaarde hebben en doelmatig zijn, waaronder fingolimod, voor de behandeling van relapsing remitting multiple sclerose, wanneer andere middelen zoals beta-interferon en glatirameer volgens de specialist gecontra-indiceerd zijn, deze nieuwe geneesmiddelen door de verzekeraar dienen te worden vergoed? Zo neen, waarom niet?5
Bent u bereid de meldingen van 27 patiënten bij MS Nederland te onderzoeken die fingolimod niet vergoed dreigen te krijgen, omdat injecties met een beta-interferon of glatirameer niet haalbaar zijn, en erop toe te zien dat deze patiënten de noodzakelijke behandeling alsnog vergoed krijgen? Zo nee, waarom niet?
Wilt u deze vragen, gezien alle commotie, binnen 1 week beantwoorden?
Het bericht dat de afdeling geboortezorg van ziekenhuis De Sionsberg in Dokkum louter om financiële redenen is gesloten |
|
Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het onderzoek in opdracht van de gemeente Dongeradeel, waaruit blijkt dat er geen enkel kwaliteitsargument was om de klinische geboortezorg in ziekenhuis De Sionsberg te sluiten? Deelt u deze constatering? Zo nee, waarom niet?1
Ik deel deze constatering niet. Op 27 mei 2011 heeft de IGZ het ziekenhuis De Sionsberg onder Verscherpt Toezicht (VT) geplaatst omdat meerdere afdelingen van het ziekenhuis (niet zijnde de afdeling klinische verloskunde), niet voldeden aan de voorwaarden voor verantwoorde zorg. Dit, in combinatie met (financiële) overwegingen volgend uit het in opdracht van het ziekenhuis en zorgverzekeraar De Friesland uitgevoerde scenario-onderzoek van KPMG-Plexus, was voor de Raad van Toezicht (RvT) en de Raad van Bestuur (RvB) van De Sionsberg aanleiding om op 17 november 2011 het besluit te nemen om in de nabije toekomst te stoppen met de 24/7 OK-zorg. Het besluit om te stoppen met deze acute zorgfunctie had echter tot gevolg dat ook de klinische verloskunde op termijn beëindigd zou moeten worden. Het is immers niet mogelijk om verantwoorde klinische verloskunde te leveren zonder beschikbare 24-uurs OK capaciteit. Inmiddels zijn afspraken gemaakt over een verantwoorde afbouw (tot mei 2013) van de klinische verloskunde in De Sionsberg.
Deelt u de constatering dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) niet onafhankelijk heeft opgetreden, maar zich heeft laten leiden door de belangen van zorgverzekeraar Achmea/ De Friesland zorgverzekeraar? Zo nee, waarom niet?
De inspectie werkt onafhankelijk en richt zich primair op de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid. Zo ook met betrekking tot De Sionsberg, waarbij specifiek ook de patiëntenbelangen in de betreffende regio door de inspectie zijn meegewogen. In oktober 2011 is het bestaande overleg tussen de RvB en de RvT van het ziekenhuis met de IGZ over het VT uitgebreid met zorgverzekeraar De Friesland. De reden hiervoor was het versneld laten uitvoeren van een scenario-onderzoek naar de mogelijkheden van een toekomstig ziekenhuisprofiel voor De Sionsberg. Het gaat hier om het in opdracht van De Sionsberg en zorgverzekeraar De Friesland door KPMG-PLEXUS uitgevoerde onderzoek (zie ook mijn antwoord op vraag2. De betrokkenheid van De Friesland komt voort uit haar verantwoordelijkheid voor continuïteit en kwaliteit van zorg voor haar verzekerden De onafhankelijke oordeelsvorming van de inspectie bleef gericht op de eisen die waren gesteld in het kamer van het verscherpte toezicht, namelijk een toekomstbestendig zorgbeleidsplan.
Hoe verhoudt de bevinding dat niet kwaliteits- maar financiële argumenten doorslaggevend waren zich tot uw antwoord op eerdere vragen waarin u stelt dat de IGZ heeft gehandeld in het belang van verantwoorde zorg voor de patiënt? Wilt u uw antwoord toelichten?2
De uitkomsten van het door KPMG-PLEXUS uitgevoerde scenario-onderzoek brachten voor de inspectie voor het eerst de financiële problemen van De Sionsberg in beeld. Gedurende de tijd van het verscherpte toezicht, dat zich primair richt op de kwaliteit en veiligheid van de zorg, is de financiële situatie van het ziekenhuis in gesprekken met de IGZ nimmer ter sprake gebracht door zowel de RvB als de RvT van het ziekenhuis. Het besluit over de keuze van het ziekenhuisprofiel is vervolgens, conform haar verantwoordelijkheid, op 17 november 2011 genomen door RvB en de RvT van De Sionsberg. De inspectie had geen rol bij de keuze van dat profiel.
Wat is uw oordeel over de «ongebruikelijk nauwe banden» tussen de Inspectie en de zorgverzekeraar? Deelt u de mening dat deze nauwe banden op zijn minst de schijn van belangenverstrengeling wekken? Zo nee, waarom niet?3
De derde conclusie van het rapport stelt dat het onderhavige besluit van de raden van bestuur en toezicht van het ziekenhuis feitelijk is geregisseerd door De Friesland in nauwe samenwerking met de IGZ. Deze conclusie wekt de indruk dat er ongebruikelijke nauwe banden zouden zijn tussen de inspectie en de betreffende zorgverzekeraar. Dit is echter volstrekt onjuist. Het besluit is mede tot stand gekomen op basis van de uitkomst van het scenario-onderzoek van KPMG-Plexus en genomen tijdens de vergadering van de RvT van De Sionsberg van 17 november 2011. Op 18 november zijn zowel de IGZ als De Friesland van dit besluit op de hoogte gesteld. Zie voorts mijn antwoord op de vragen 1, 2 en 3.
Bent u bereid onderzoek te doen naar mogelijke belangenverstrengeling van de IGZ en Achmea/ de Friesland Zorgverzekeraar? Zo nee, waarom niet?
Mede gelet op mijn eerdere antwoorden op uw vragen vormen de conclusies van het rapport voor mij geen enkele aanleiding om de integriteit van de IGZ in twijfel te trekken en, met andere woorden, om hier nader onderzoek te doen.
Deelt u de mening dat overwogen moet worden de klinische geboortezorg in Dokkum opnieuw te openen, nu blijkt dat het besluit tot concentratie op oneigenlijke gronden is genomen en, zoals eerder is gebleken, mogelijk leidt tot verhoogde baby- en moedersterfte? Zo nee, waarom niet?4
Het besluit van De Sionsberg om de klinische verloskunde per mei 2013 te sluiten is genomen op grond van het feit dat het ziekenhuis niet langer in staat is de 24/7 acute OK-zorg te continueren. Dit is ook conform het nieuwe zorgbeleidsplan van het ziekenhuis. Zonder aanwezigheid van deze functie is het uitvoeren van de klinische verloskunde onverantwoord. Er is voorts geen aanleiding te veronderstellen dat dit zal leiden tot verhoogde sterftecijfers van moeder en kind. Alle bij de geboortezorg betrokken partijen in de regio werken immers samen aan de organisatie van de geboortezorg vanaf mei 2013, waarbij de kwaliteit van zorg en veiligheid van moeder en kind centraal staan. Er is ook juist extra tijd genomen tot mei 2013 om de organisatie zeer grondig in te richten waarbij tevens externe expertise is betrokken. Ook de inspectie zal nauwlettend toezien op de kwaliteit.
Deelt u de mening dat financieel wanbeheer nooit een reden mag zijn om een noodzakelijke zorgvoorziening uit een regio te verwijderen? Zo nee, waarom niet?
De zorg in een regio dient te worden geleverd binnen de randvoorwaarden voor kwaliteit en bereikbaarheid. Binnen deze randvoorwaarden is het aan de betrokken partijen om weloverwogen besluiten te nemen over de inrichting van het zorgaanbod. Hierbij kunnen zowel financiële als kwaliteitsaspecten een rol spelen. Van belang is echter dat de continuïteit van de zorg wordt gewaarborgd, niet de continuïteit van de zorgaanbieder.
Welke maatregelen neemt u om te voorkomen dat in de overige ziekenhuizen sluiting van afdelingen wordt geregisseerd door zorgverzekeraars, in nauwe samenwerking met de IGZ? Wilt u uw antwoord toelichten?1
Zie mijn antwoord op de vragen 1, 2, 3 en 4.
Incontinentiezorg |
|
Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Joël Voordewind (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Maak einde aan afleveren met verlies»?1
Ik ben inderdaad bekend met het nieuwsbericht van de KNMP dat gaat over apothekers die zouden toeleggen op de prijs van geneesmiddelen.
Deelt u de mening dat een individuele patiënt recht heeft op de hoeveelheid incontinentiemateriaal die hij/zij in zijn/haar omstandigheden nodig heeft, en dat de zorgverzekeraar deze zorgvraag uit het basispakket dient te vergoeden? Is het niet mensonterend om als gevolg van budgettering te weinig incontinentiemateriaal te krijgen?
Volgens de Zorgverzekeringswet (Zvw) bestaat er recht op incontinentiemateriaal voor zover een verzekerde daarop naar inhoud en omvang redelijkerwijs is aangewezen. Het moet daarbij gaan om adequate en doelmatige (toereikende) zorg. Daarnaast biedt de Zvw de zorgverzekeraar de ruimte om met partijen afspraken te maken over het zo doelmatig mogelijk leveren van die zorg. In dit geval is een zorgverzekeraar met zorgaanbieders (apotheek of medisch speciaalzaak) overeen gekomen om de incontinentiezorg voortaan te vergoeden op basis van bepaalde zorgprofielen. Gezien de verplichting tot toereikende zorg, kan er van mensonterende situaties geen sprake zijn.
Deelt u de mening dat het toepassen van «gepast gebruik» er niet voor moet zorgen dat de hoeveelheid incontinentiemateriaal ontoereikend is? Zo ja, op welke wijze zou «gepast gebruik» beter kunnen worden toegepast door de zorgverzekeraars?
Wanneer er sprake is van «gepast gebruik» dan sluit dit per definitie een ontoereikende of overbodige hoeveelheid incontinentiemateriaal uit. Gepast gebruik kan door zorgverzekeraars vooral worden verbeterd door de meest doelmatige vormen van incontinentiezorg te contracteren.
In welk opzicht vindt u het groeperen en budgetteren van patiënten in de door de zorgverzekeraar gedefinieerde patiëntenprofielen, ten opzichte van een individuele patiënt, een verbetering van de kwaliteit van zorg?
Indien het werken met patiëntenprofielen ertoe leidt dat patiënten gepaste zorg ontvangen tegen maatschappelijk lagere kosten, komt dat de kwaliteit en houdbaarheid van ons zorgstelsel alleen maar ten goede.
Wilt u met de zorgverzekeraar Achmea in gesprek gaan over het feit dat er opnieuw een grote administratieve verplichting is komen te liggen bij apothekers, terwijl er juist aan een verlichting gewerkt zou worden? Zo ja, wilt u dan aan de orde stellen dat door de verhoging van administratieve verplichtingen de kosten en baten voor het leveren van incontinentiemateriaal niet meer tegen elkaar opwegen?
Ik heb geen rol in de overeenkomsten die tussen partijen worden afgesloten. Wanneer beide partijen instemmen met de gemaakte afspraken, waaronder de onderling afgesproken administratie, ga ik ervan uit dat beide partijen deze afspraken vervolgens kunnen nakomen.
Welke oplossingsrichting heeft u voor ogen, wanneer een patiënt in het juiste patiëntenprofiel is ingedeeld, maar toch onverhoopt voortijdig door zijn incontinentiemateriaal heen is?
De oplossing ligt al besloten in de Zvw. Immers, op grond van de Zvw heeft de verzekerde recht op adequaat functionerende hulpmiddelen. De zorgaanbieder die de zorgverzekeraar inschakelt, zal er op moeten toezien dat een verzekerde steeds de beschikking heeft over de voor hem noodzakelijke hulpmiddelen. Wanneer de verzekerde niet de noodzakelijke incontinentiezorg krijgt (wat bijvoorbeeld leidt tot het voortijdig opraken van zijn incontinentiemateriaal) en overleg tussen verzekerde en zorgaanbieder geen oplossing biedt, dan kan de verzekerde zich wenden tot zijn zorgverzekeraar. Deze verzekeraar kan dan bezien of de zorgaanbieder zich houdt aan het verlenen van de overeengekomen noodzakelijke zorg.
Is het waar dat patiënten niet mogen bijbetalen als zij extra incontinentiemateriaal willen kopen?
Wanneer het gaat om incontinentiemateriaal dat als noodzakelijke zorg tot het basispakket behoort en waarop een verzekerde qua aard en omvang recht heeft, is een bovenwettelijke bijbetaling niet toegestaan. Indien de verzekerde echter meer incontinentiemateriaal wenst dan waarop hij op grond van de Zvw is aangewezen en aanspraak heeft, dient hij dit zelf te betalen. Het staat een ieder vrij om incontinentiemateriaal zelf te kopen omdat voor deze hulpmiddelen geen recept verplicht is.
Het gebruik van financiële derivaten door zorginstellingen |
|
Ed Groot (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Zorginstellingen kopen steeds meer derivaten»?1
Ja.
Is het waar dat het gebruik van derivaten in de zorgsector sinds 2010 scherp is toegenomen? Hoe beoordeelt u dit? Wat is uw verklaring voor deze stijging?
Het bericht op de website van Zorgvisie verwijst naar een jaarverslagonderzoek van KPMG Accountants N.V. De jaarverslagen van de 100 grootste zorginstellingen zijn bekeken. Het blijkt dat in 2011 iets minder dan de helft (nl 46%) van deze zorginstellingen gebruik maakte van derivaten. In 2010 betrof het 27 instellingen, een stijging in 2011 ten opzichte van 2010 van 70 %, aldus KPMG.
KPMG geeft aan dat de derivaten met name gekoppeld zijn aan langlopende leningen voor investeringen in onroerend goed, instellingen willen risico’s ten gevolge van rentefluctuaties afdekken. KPMG ziet een procentuele toename van renteswaps en een procentuele afname in het gebruik van andere, meer ingewikkelde, derivatensoorten.
Ik heb geen reden om aan te nemen dat de cijfers en de analyse van KPMG niet kloppen.
Ziet u risico’s aan het toenemende gebruik van derivaten in de zorgsector in het licht van de problemen bij woningcorporaties door gespeculeer met derivaten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke risico’s ziet u en op welke wijze probeert u deze risico’s te beperken?
De risico’s aan het gebruik van derivaten zijn in de achter ons liggende periode duidelijk geworden. Het ging daarbij vooral om constructies waarbij sprake was van financiële bijstortverplichtingen («margin calls») waardoor acuut liquiditeitsproblemen konden ontstaan, en arrangementen waarbij een onderliggende waarde ontbrak. Zie verder mijn antwoord op vraag 5.
Hoe is het toezicht op het gebruik van derivaten door zorginstellingen geregeld en wat zijn de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) enerzijds en het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) anderzijds?
Het is primair de verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur en vervolgens van de Raad van Toezicht van een instelling om toezicht te houden op het verstandig gebruik van derivaten. De NZa heeft hierin geen verantwoordelijkheid.
Het Waarborgfonds voor de Zorgsector is een zelfstandige stichting, opgericht door de intramurale zorgsectoren zelf. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het WFZ zijn gebaseerd op een Reglement van Deelneming, waaraan individuele zorginstellingen die tot het WFZ toetreden zich formeel binden. Dit Reglement kent diverse risico beperkende bepalingen, met als achtergrond dat de deelnemende zorginstellingen tot op zekere hoogte bloot staan aan de collectieve garantierisico's van het WFZ. In de spelregels die het WFZ hanteert is onder meer opgenomen dat het WFZ voorafgaande toestemming moet geven aan deelnemende zorginstellingen als toepassing van derivaten in financieringsarrangementen aan de orde is. Zowel als het gaat om situaties waarin het WFZ als borg betrokken is, als ook in situaties waarin sprake is van ongeborgde financiering. De richtlijnen die het WFZ hierbij hanteert beperken op voorhand een aantal risico's zoals die zich in de corporatiesector hebben gemanifesteerd. Zo accepteert het WFZ bijvoorbeeld geen financiële bijstortverplichtingen (margin calls). Ook wordt bewaakt dat rente-instrumenten direct gekoppeld zijn aan onderliggende leningen.
Zijn er wettelijke limieten gesteld aan de omvang van de derivatenportefeuilles voor zorginstellingen? Zo ja, welke zijn deze wettelijk limieten en staan deze het gebruik van derivaten toe buiten het afdekken van concrete renterisico’s in de bedrijfsvoering? Zo nee, bent u van mening dat er wettelijke limieten moeten gelden voor het gebruik van derivatenportefeuilles in de zorgsector?
Er zijn geen voorschriften of limieten van overheidswege voor het gebruik of omvang van derivatencontracten. Ik teken daarbij aan dat gemiddeld gesproken bij een zorginstelling ongeveer 10% van de kosten bestaat uit kapitaallasten, bij een woningbouwcorporatie ligt dat op gemiddeld 30 %. Het relatieve gewicht van investeringen in vastgoed en daarmee de risico’s is in de zorg kleiner dan in de woningbouwsector.
Het hierboven genoemd WFZ heeft aan de aangesloten leden om informatie gevraagd over de toepassing van derivatencontracten. De uitkomsten van deze uitvraag komt later dit jaar beschikbaar. Op basis daarvan zal ik bepalen of nadere regelgeving noodzakelijk is. Ik neem dan in mijn beoordeling mee dat een deel van de intramurale zorginstellingen geen deelnemer is van het WFZ en dus ook niet in het onderzoek van het WFZ is meegenomen.
Komen de door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgestelde beleidsregels voor het gebruik van derivatencontracten bij woningcorporaties overeen met de huidige richtlijnen voor het gebruik van derivatencontracten in de zorgsector? Zo nee, op welke punten niet en waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 5
De veiligheidsrisico’s in het VUmc |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bereid een onafhankelijke commissie in te (laten) stellen die een analyse doet naar de oorzaken en vermijdbaarheid van sterfgevallen in het VU medisch centrum (VUmc) op de afdelingen intensive care en longchirurgie naar aanleiding van de uitspraken van professor Damen dat, als de samenwerking tussen artsen niet goed is, de risico’s op onnodig overlijden een factor vijf hoger ligt, en die een onafhankelijk onderzoek bij het VUmc gewenst acht?1
Ik zie op dit moment geen aanleiding voor een extern onderzoek naar vermijdbare sterfte bij het VUmc. Op dit moment staat het VUmc onder verscherpt toezicht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) (zie ook mijn antwoord op vraag2. De IGZ heeft onderzoek gedaan naar de twee in 2011 gemelde calamiteiten over longchirurgische patiënten op de intensive care en voorts volgt de IGZ een nog lopend dossieronderzoek van het VUmc naar overleden cardiochirurgische patiënten in 2010 en 2011. Voor het verrichten van dit onderzoek heeft het VUmc externe onafhankelijke deskundigen ingeschakeld.
In algemene zin wijs ik erop dat het gebruikelijk is dat ziekenhuizen zelf (laten) onderzoeken wat in een dergelijke situatie precies is misgegaan (zie ook mijn antwoord op vraag 7).
Is de veiligheid voor patiënten in het VUmc gewaarborgd nu blijkt dat het draagvlak voor leden van de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht in het geding is?
Het feit dat de IGZ geen vertrouwen meer had in het bestuurlijk optreden van de Raad van Bestuur (RvB) van het VUmc was de directe aanleiding voor de inspectie om op 21 augustus jl. verscherpt toezicht (VT) in te stellen voor het gehele ziekenhuis. Dit voor de duur van maximaal zes maanden. Twee leden van de RvB van het VUmc hebben hun functie neergelegd en zijn door de RvT vervangen en één lid is aangebleven. De Raad van Toezicht (RvT) heeft aan de nieuwe RvB de opdracht gegeven om op korte termijn het patiëntenvertrouwen te herstellen.
Door zowel aangekondigde als onaangekondigde bezoeken aan het VUmc te brengen toetst de IGZ in de komende maanden wat de ontwikkelingen zijn. De afdeling longchirurgie is door de RvB van VUmc gesloten. De betreffende zorg wordt momenteel, in nauwe afstemming met VUmc, door andere ziekenhuizen overgenomen.
Wat is uw oordeel over de positie van de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur gezien de laatste ontwikkelingen? Acht u adequaat toezicht mogelijk door oud-minister Veerman, die in het dagelijks leven een vastgoedbedrijf heeft en 13 toezichthoudende functies? Is dit in lijn met de wens van de Kamer? Zo ja, kunt u dit toelichten?2
Het is niet aan mij om een oordeel te geven over de positie van de RvB en RvT. Dit is de eigen verantwoordelijkheid van het VUmc. Met het wetsvoorstel bestuur en toezicht wordt het aantal toezichthoudende functies dat een persoon mag hebben gemaximeerd. De Tweede Kamer heeft dit wetsvoorstel op 8 december 2009 aangenomen. De reparatiewet, behorende bij dit wetsvoorstel, is op 25 september jl. door de Eerste Kamer aangenomen. De inwerkingtreding van deze wet op 1 januari 2013 kan gevolgen hebben voor het aantal toezichthoudende functies van leden van Raden van Toezicht, zoals de heer Veerman.
Is het waar dat er een (concept) document «Risicobeoordelingen van ziekenhuismeldingen» bestaat/heeft bestaan bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) waarbij bij de beoordeling van meldingen aan landelijke publiciteit een hogere waarde wordt toegekend om tot handelen over te gaan dan aan het risico op patiëntveiligheid? Zo ja, hoe is het mogelijk dat binnen de IGZ op een dergelijke manier wordt gedacht? Is het waar dat deze methode is gehanteerd bij het wegwerken van achterstanden?
Bij het beoordelen van calamiteiten en risico’s van ziekenhuismeldingen door de IGZ stond en staat de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid voorop. Eventuele effecten op de beeldvorming over de IGZ spelen hierbij geen enkele rol. Het in uw vraag genoemde document «Risicobeoordelingen van ziekenhuismeldingen» met daarin verschillende wegingsfactoren (puntensysteem) betreft een concept dat vorig jaar ten behoeve van intern beraad en gedachtevorming is opgesteld. De inspectie heeft dit document niet in de praktijk gebruikt (zie ook mijn antwoord op vraag 5).
Wat vindt u ervan dat binnen de IGZ kennelijk dergelijke gedachten (hebben) bestaan? Is dit thans aan de orde? Zo ja, bent u bereid hier direct actie op te ondernemen?
Het staat alle ambtenaren, dus ook van de IGZ, vrij om ten behoeve van interne discussie documenten op te stellen die – zoals het geval was met het in vraag 4 genoemde document – persoonlijke overwegingen van de opsteller bevatten. Over het betreffende document is binnen de IGZ geen overeenstemming bereikt en het is dan ook niet door de IGZ in de praktijk gebruikt. (zie ook mijn antwoord op vraag 4).
Hoe beoordeelt u het opereren van de IGZ in het dossier VUmc gezien de laatste onthullingen van Argos? Heeft de inspectie voldoende expertise in huis en ingezet om adequaat toezicht te houden op het academisch ziekenhuis VUmc?
Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer heb aangegeven4 ben ik van oordeel dat de IGZ adequaat heeft ingespeeld op de bij het VUmc geconstateerde problematiek. De IGZ heeft hiervoor ook voldoende expertise in huis. Calamiteitenonderzoeken van de IGZ worden geleid door een inspecteur. Inspecteurs hebben uiteenlopende achtergronden maar beschikken allen over een zeer ruime ervaring in het zorgveld. Na indiensttreding bij de IGZ doorlopen allen eerst een interne opleiding tot inspecteur waarna reguliere na- en bijscholingstrajecten volgen. Bij kwesties waarvoor specifieke expertise is vereist, kan – afhankelijk van de vraagstelling – de inspecteur die een onderzoek leidt altijd ondersteund worden door een of meer interne of externe deskundigen. In het geval van het VUmc was externe ondersteuning niet nodig. De huidige problematiek binnen VUmc concentreert zich niet op medisch-specialistische expertise maar op het door de RvB op peil brengen van de communicatie en samenwerking tussen de medisch specialisten zodat een ieder op zijn vakgebied zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de patiënt waar kan maken en de patiëntveiligheid geborgd is (zie ook mijn antwoord op vraag 2).
Bent u bereid de commissie Sorgdrager te vragen bij haar onderzoek ook het dossier VUmc te betrekken en het handelen van de IGZ in deze kwestie te laten beoordelen?
Het onderzoek van mevrouw Sorgdrager richt zich niet op het trekken van specifieke conclusies uit de verschillende onderzochte dossiers, maar op de vraag welke lessen uit de onderzochte dossiers kunnen worden getrokken bij het in de praktijk brengen van de Toezichtvisie IGZ5 en de acht aandachtspunten van de Nationale ombudsman.6 Gezien het feit dat inmiddels enkele honderden dossiers bij dit onderzoek zijn betrokken ben ik van oordeel dat dit ruim voldoende is voor het trekken van de beoogde lessen. Bovendien bevindt het onderzoek zich inmiddels in de afrondende fase. Gelet op het voorgaande zal ik mevrouw Sorgdrager niet specifiek verzoeken om het VUmc dossier alsnog bij haar onderzoek te betrekken.
Overigens heeft de RvT van het VUmc aangegeven een extern onderzoek te zullen instellen met als doel het eigen functioneren in relatie tot de problemen bij het VUmc te evalueren. Op dit moment is nog niet bekend wie dit onderzoek zal gaan uitvoeren.
De suggestie dat borstkanker is te voorkomen door osteopathie |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw mening over de informatie die de Robuste kliniek op haar website verspreid?1
Ik heb kennis genomen van de informatie die Robuste op de website www.robuste.nl verspreid. Robuste is verantwoordelijk voor de inhoud van de informatie die zij op haar website verspreidt.
Wat is met name uw mening over het verband dat Robuste legt tussen de aangeboden behandeling en het voorkomen van borstkanker?
Robuste zegt op haar website «Robuste is er van overtuigd dat goed doorbloede borsten de kans op kwaadaardige gezwellen verminderen. Harde wetenschappelijke bewijzen ontbreken echter nog. Daarom vinden wij het nog te vroeg om dit te beweren of garanderen».
Ik maak hieruit op dat er geen wetenschappelijke onderbouwing bestaat voor de overtuiging die Robuste hier uitspreekt. Strikt genomen maakt Robuste hier melding van een eigen overtuiging, waarbij wordt aangetekend dat dit niet aangemerkt moet worden als een bewering of garantie. Een wetenschappelijk onderbouwd verband tussen de door Robuste aangeboden behandeling en het voorkomen van borstkanker wordt hier dus niet gelegd.
Deelt u de mening dat er onjuiste informatie wordt gegeven wanneer het volgende wordt gesteld: «In de best doorbloede organen, het hart en dunne darm, komt kanker zelden voor. Borsten doorbloeden juist moeilijk. Een mogelijke verklaring waarom juist borstkanker vaker voorkomt.»?
Zie mijn antwoord op vraag 1 en 2.
Vindt u het acceptabel dat door de op de website en in de klinieken geboden informatie de suggestie wordt gewekt dat vrouwen borstkanker kunnen voorkomen door behandeling bij Robuste te ondergaan? Zo nee, heeft u op dit moment de mogelijkheid dit te verbieden? Zou u deze mogelijkheid willen hebben?
Ik vind het niet acceptabel als deze suggestie zou worden gewekt. Vooral omdat daarvoor enig wetenschappelijk bewijs ontbreekt. Uit de informatie op de website van Robuste maak ik niet op dat Robuste de suggestie wekt dat vrouwen borstkanker kunnen voorkomen door behandeling bij Robuste te ondergaan.
Met betrekking tot de vraag naar de mogelijkheid om misleidende informatie te verbieden, merk ik het volgende op. De Wet oneerlijke handelspraktijken voorziet in een algemeen verbod op misleidende en agressieve handelspraktijken door aanbieders van goederen of diensten jegens consumenten. Dit verbod geldt in beginsel ook voor (aanprijzingen voor) zorgdiensten, zoals behandelingen. Naast het algemeen verbod op oneerlijke handelspraktijken bevat de Wet oneerlijke handelspraktijken ook een «zwarte lijst» waarop handelspraktijken staan vermeld die onder alle omstandigheden zijn verboden. Op deze lijst staat ook vermeld het «bedrieglijk beweren dat een product ziekten, gebreken of misvormingen kan genezen». Onder «product» wordt zowel een goed als een dienst verstaan. De Consumentenautoriteit is belast met de handhaving van de Wet oneerlijke handelspraktijken, en kan een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom opleggen aan de overtreder.
De schadelijke gevolgen door blowen |
|
Joël Voordewind (CU), Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Madeleine van Toorenburg (CDA), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Van veelvuldig blowen worden jongvolwassenen dommer»?1
Bent u bereid de conclusies uit dit rapport mee te nemen in het kader van het Nederlandse drugsbeleid?
Welke risico’s en gevolgen, waar het gaat om de kans op een psychose, hangen samen met drugsgebruik op jonge leeftijd?
Deelt u de mening dat scholen strenger zouden moeten optreden wanneer zij merken dat jongeren blowen?
Deelt u de mening dat het bericht aanleiding geeft de minimum leeftijd voor het kopen van softdrugs te verhogen naar 21 jaar? Zo ja, hoe gaat u dit realiseren? Zo nee, waarom niet?
Wat is de stand van zaken betreffende het afstandscriterium van tenminste 350 meter tussen scholen en coffeeshops?
Het bericht dat cannabis slecht is voor de ontwikkeling van de hersenen van jongeren |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Het blijkt waar: hasj schaadt puberbreinen»?1
Ja.
Deelt u, gezien dit onderzoek, nu wel de mening dat er een actieplan jeugd en genotsmiddelen moet komen gericht op effectieve preventie? Zo ja, wanneer kan de Kamer dit plan tegemoet zien? Zo nee, waarom nog steeds niet?
Het ministerie van VWS investeert al geruime tijd in preventie van het gebruik van genotmiddelen onder jongeren. Zo financiert VWS al jaren het programma «De gezonde school en genotmiddelen», een integraal preventieprogramma dat wordt uitgevoerd op scholen en tot doel heeft jongeren te stimuleren het drinken van alcohol uit te stellen tot in ieder geval 16 jaar en geen tabak en cannabis te gebruiken. Het programma heeft een groot bereik. Ook kan worden gedacht aan de website «hoepakjijdataan.nl» gericht op ouders van kinderen tussen 12 en 18 jaar, waar aandacht wordt besteed aan de negatieve gevolgen van het gebruik van cannabis op jonge leeftijd. Een gezonde leefstijl van de jeugd is één van de prioriteiten van dit kabinet. Zo heeft het kabinet een bedrag van € 6 miljoen uitgetrokken voor een driejarig programma – de Jeugdimpuls – waarmee wordt ingezet op het bevorderen van een gezonde leefstijl van de jeugd (waaronder preventie van genotmiddelen) via scholen en social media. Ook komt er een extra contactmoment voor adolescenten binnen de jeugdgezondheidszorg, waar aandacht besteed kan worden aan preventie van drugs en andere genotmiddelen. Gezien de demissionaire status van het kabinet is het nu niet aan de orde allerlei nieuwe actieplannen te lanceren. Het besluit daarover laat ik aan mijn opvolger.
Bent u nu wel overtuigd van de noodzaak ouders en kinderen goed voor te lichten, om te zorgen dat ouders weten hoe ze hun kinderen van het blowen en andere genotsmiddelen moeten houden? Zo ja, hoe gaat u hier concreet gevolg aan geven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent nog steeds van mening dat de namen van scholieren die softdrugs gebruiken bekend moeten worden gemaakt bij leraren, ouders en medescholieren,zoals u vorig jaar stelde? Zo ja, waarom denkt u dat dit helpt bij het tegengaan van cannabisgebruik? Zo nee, deelt u dan de mening dat het veel beter is om jongeren actief voor te lichten over de risico’s van cannabisgebruik in plaats van ze aan een schandpaal te nagelen?
Ik ben van mening dat drugsgebruik op scholen dient te worden ontmoedigd. Op 8 juli 2011 is het wetsvoorstel voor verplichte incidentenregistratie, waaronder incidenten met drugs, aan uw Kamer aangeboden. Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 27 mei 2011 (TK 2010–2011, 24 077, nr. 259) is incidentenregistratie een goed aangrijpingspunt om drugsgebruik en -verkoop op scholen in beeld te krijgen en te ontmoedigen.
Indien de incidentenregistratie daartoe aanleiding geeft, gaan school en gemeente met elkaar in gesprek over veiligheid in en rond de school, waaronder de aanpak van eventuele drugsproblematiek. Meer specifiek zou hierbij bijvoorbeeld gedacht kunnen worden aan voorlichting en kluisjescontroles.
Wat hebt u de afgelopen twee jaar concreet gedaan, anders dan repressieve maatregelen aankondigen, om er voor te zorgen dat jongeren voorgelicht worden over de gevaren van cannabis en wat heeft u concreet gedaan om ze van cannabisgebruik te weerhouden?
In het kader van de Gezonde School en Genotmiddelen en de opvoedcampagne «hoepakjijdataan.nl» is de afgelopen jaren aandacht besteed aan de negatieve gevolgen van het gebruik van cannabis op jonge leeftijd. De financiële middelen zijn daartoe vergroot. Ook is er extra geld uitgetrokken in het begrotingsakkoord om deze programma’s versterkt door te zetten.
In hoeverre biedt het onderzoek u nieuwe inzichten over het al langer bestaande gegeven dat het gebruik van cannabis op jonge leeftijd nadelig is voor de gezondheid?
Het was al bekend dat veelvuldig gebruik van cannabis op jonge leeftijd negatieve gevolgen kan hebben op de ontwikkeling van de hersenen. De conclusies uit dit onderzoek bevestigen dit beeld en ondersteunen ons beleid.
Deelt u de mening dat coffeeshops zich doorgaans houden aan de zogenaamde AHOJG-criteria op grond waarvan jongeren de toegang wordt ontzegd en harddrugs uit het circuit van cannabisgebruikers blijven? Zo nee, over beschikt u dan over gegevens dat coffeeshops deze criteria niet navolgen en welke gegevens zijn dat dan?
Ik beschik niet over recente cijfers over de naleving door coffeeshops van de twee in uw vraag genoemde criteria, maar op korte termijn verwacht ik de uitkomsten te ontvangen van een onderzoek dat het bureau Intraval in mijn opdracht heeft uitgevoerd naar de aantallen coffeeshops en het gemeentelijk beleid in de periode 1999–2011. Ik zal dit ook onder de aandacht van uw Kamer brengen.
Deelt u de mening dat door het invoeren van de wietpas en het ten gevolge daarvan verschuiven van de handel naar de straat, het risico dat jongeren gemakkelijker aan soft- en zelfs harddrugs kunnen komen kan toenemen? Zo ja, waarom voert u dan toch die onzalige wietpas in? Zo nee, waarom niet?
In aanloop naar de invoering op 1 mei 2012 is een aantal maatregelen genomen om eventuele neveneffecten tijdig te signaleren en aan te pakken. Daar waar straathandel zich voordoet pakt de politie deze aan.
Ik ben in continu en intensief overleg met de driehoeken in Limburg, Noord-Brabant en Zeeland ten einde een compleet en gedetailleerd beeld van hun ervaringen in de uitvoering van het aangescherpte coffeeshopbeleid op tekenen. Dit gebeurt onder meer in de vorm van gesprekken met de driehoeken en in de vorm van door mij opgevraagde rapportages. Hoewel mijn beeld nog niet compleet is, is mij reeds gebleken dat het aantal drugstoeristen in de gemeenten waar het aangescherpte coffeeshopbeleid wordt gehandhaafd, sterk is afgenomen. Ik volg de operationele handhaving continue en nauwgezet. Daar waar staathandel wordt geconstateerd en drugsrunners worden gesignaleerd, wordt direct door de politie opgetreden.
Zoals bij brief van 12 juli jl. toegezegd zal ik uw Kamer in oktober 2012 rapporteren over de ervaringen in de coffeeshopgemeenten in Limburg, Noord-Brabant en Zeeland. Daarbij zal ik ook ingaan op de recente signalen uit gemeenten en op de landelijke handhaving van het aangescherpte beleid.
Preconceptiezorg |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Deelt u de mening dat goede voorlichting over erfelijke risico’s ouders in staat stelt geïnformeerd keuzes te maken, en de mogelijkheid biedt ernstige afwijkingen eerder te behandelen of geboorte te voorkomen?1
Vanzelfsprekend deel ik uw mening over het belang van goede voorlichting. Maar zeker bij een complex onderwerp als erfelijkheid verschilt het per individu wat goede voorlichting is. Het is ondoenlijk om alle aanstaande ouders op alle mogelijke aandoeningen te wijzen: dat zou een disproportionele belasting zijn. Indien er sprake is van een vermoeden van een erfelijke aandoening in de familie, bestaat er de mogelijkheid tot nader onderzoek waarbij de voorlichting vanzelfsprekend veel uitgebreider is.
Herinnert u zich het advies van de Gezondheidsraad2 om een programma voor preconceptiezorg te starten? Bent u op de hoogte van het feit dat ook de Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte dit advies heeft overgenomen? Wat is uw beargumenteerde visie op een programmatische aanpak van preconceptiezorg?
Ik ben op de hoogte van het advies van de Gezondheidsraad en van het feit dat de Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte dit advies heeft overgenomen. In mijn brieven aan uw Kamer van 14 december 2010 (Kamerstuk 32 279, nr. 10) en 3 juli 2012 (Kamerstuk 32 279, nr. 42) heb ik mijn beleid ten aanzien van preconceptiezorg uiteen gezet. Veldpartijen zijn primair verantwoordelijk voor de preconceptievoorlichting. De samenwerkende veldpartijen hebben in de afgelopen jaren in samenwerking met het RIVM preconceptievoorlichtingsmateriaal ontwikkeld. Ik verwijs u onder meer naar de brochure «Kinderen krijgen? Een goede start begint vóór de zwangerschap», de publiekswebsite www.strakszwangerworden.nl en de communicatie toolkit voor professionals »Zwanger worden». In al deze producten wordt ook aandacht besteedt aan erfelijkheid. De Vereniging van Klinische Genetica Nederland heeft aan deze producten meegewerkt. De veldpartijen zullen hun rol ten aanzien van goede communicatie opnemen in de commissie voorlichting en preconceptiezorg van het College Perinatale Zorg.
Is het waar dat u van mening bent dat preconceptiezorg zich alleen hoeft te beperken tot risicogroepen? Zo ja, waarom vindt u dat voldoende?
De preconceptiezorg die de veldpartijen leveren is voor iedereen die zwanger wenst te worden. Wel heb ik gemeend extra aandacht te besteden aan risicogroepen om de kennisachterstand op het terrein van zwangerschap en geboorte te verminderen. Ook deze vrouwen wil ik in de gelegenheid brengen om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen om gezond aan een zwangerschap te beginnen.
Deelt u de mening dat, door geen preconceptiezorg te bieden, ouders de mogelijkheid onthouden wordt in een eerder stadium beslissingen te nemen die tot een andere uitkomst van de zwangerschap hadden kunnen leiden?
Ik deel u mening niet dat er geen preconceptiezorg geboden wordt. Ik verwijs naar mijn antwoorden bij vraag 2 en 3.
Bent u van mening dat aan de bestaande preconceptiezorg niets veranderd hoeft te worden, gezien de in het artikel van Leo ten Kate genoemde voorbeelden?
Ik ben inderdaad van mening dat de bestaande preconceptiezorg vooralsnog voldoet. Wanneer in de reguliere zorgverlening sprake is van een diagnose met een erfelijke component, dient de zorgverlener de patiënt uiteraard op dat moment adequaat te informeren over de gevolgen voor een mogelijke toekomstige kinderwens. Met een artikel zoals dat van de heer Ten Kate wordt er bij zorgverleners extra aandacht gevestigd op dit onderwerp.
Bent u bereid de perinatale audit ook open te stellen voor de bespreking van iedere geboorte van een kind met een ernstige aangeboren afwijking, zodat er bewustwording ontstaat van de toegevoegde waarde van een goede familie-anamnese en laagdrempelig overleg met de klinisch geneticus gemakkelijker plaatsvindt?3
Lokale verloskundige samenwerkingsverbanden organiseren perinatale audits om beter inzicht te krijgen in kwaliteit en de organisatie van de zorg en mogelijke verbeteringen op lokaal, regionaal en landelijk niveau. Dit jaar staat, net als in 2010 en 2011, landelijk het thema babysterfte van kinderen geboren na 37 weken zwangerschapsduur centraal. De perinatale audit neemt daarbij al structureel de kinderen met aangeboren aandoeningen mee in deze auditbesprekingen. Daarnaast worden er ook veel sterftes van kinderen geboren vóór 37 weken zwangerschapsduur besproken en soms cases van ernstige morbiditeit. Bij de besprekingen wordt (naast andere experts) vaak ook een klinisch geneticus als deskundige uitgenodigd. De inbreng van de klinisch geneticus draagt bij aan kennisverbreding en bewustwording van het belang van goede zorg, waaronder goede en tijdige (preconceptie)voorlichting. Ook is in richtlijnen van de zorgverleners vastgelegd hoe men tot goede familieanamnese en voorlichting komt. Bij de perinatale audits wordt (o.a.) onderzocht of de gegeven zorg voldeed aan de richtlijnen.
Het veld wordt op dit moment met een enquête uitgenodigd om mee te denken over een nieuw landelijk thema. Met de resultaten van deze enquête kan het bestuur van de stichting Perinatale Audit Nederland een meerjarenplan opstellen, met een thema dat twee jaar centraal zal staan.
Bent u bereid een preconceptieconsult voor alle ouders met kinderwens in te voeren? Zo nee, waarom niet? Welke kosten zouden gemoeid zijn met invoering van een preconceptieconsult?
In mijn brief van 14 december 2010 aan uw Kamer heb ik mijn argumenten verwoord om het kinderwensconsult niet breed en algemeen in te zetten. Ik heb toen aangegeven dat binnen het ZonMw onderzoeksprogramma Zwangerschap en Geboorte onderzoek uitgezet zal worden naar de doeltreffendheid, doelmatigheid en gewenste implementatie van een kinderwensconsult. Dit programma loopt. Hoewel dit onderzoek specifiek gericht is op risicopopulaties, kunnen de resultaten ook inzicht geven voor de gehele populatie. Ik wacht de resultaten van het programma af.
Tientallen vrouwen die zijn opgelicht en verkeerde borstimplantaten kregen |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht dat artsen bij borstoperaties stiekem goedkope implantaten van het omstreden merk PIP gebruikten, terwijl de vrouwen borstprotheses van duurdere, gerenommeerde merken was beloofd?1
Ja. Hierbij kan naar mijn mening sprake zijn van misleiding of zelfs oplichting van deze vrouwen door verantwoordelijken. Zie ook mijn antwoord op vraag 4.
Hoeveel meldingen zijn er bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de beroepsvereniging van plastisch chirurgen (NVPC) binnengekomen? Hoeveel van deze klachten zijn afkomstig van vrouwen die behandeld zijn in privéklinieken, respectievelijk ziekenhuizen? Welke maatregelen neemt u ten aanzien van de betrokken artsen?
De Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) heeft drie meldingen ontvangen over het inbrengen van implantaten die anders zouden zijn dan van tevoren was afgesproken. Het gaat hier om twee ingrepen die respectievelijk in 2001 en 2002 zijn verricht door twee verschillende privéklinieken en de derde melding betreft een in 2007 door een ziekenhuis verrichte ingreep. Het gaat hier in alle gevallen om ingrepen die zijn gedaan voor 2010, het jaar waarin duidelijk werd dat er problemen waren met implantaten van het merk PIP. Zie voorts mijn antwoord op vraag 8. De NVPC heeft aangegeven dat bij de NVPC nooit meldingen zijn gedaan van het bewust plaatsen van een ander merk protheses.
Ik ben van mening dat de beschreven situatie gelet op zijn aard in het civielrechtelijke domein thuishoort. Het gegeven dat deze afkeurenswaardige situatie zich op meerdere plaatsen heeft voorgedaan, verandert dat niet.
Wat is uw mening over het feit dat verschillende klokkenluiders binnen de plastische chirurgie tegenover RTL Nieuws hebben verklaard dat deze misstanden op meerdere plekken voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u van mening dat met deze handelswijze de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst is overtreden? Zo ja, welke stappen gaat u nemen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 al aangeef, ben ik van mening dat de beschreven situatie, gelet op zijn aard, in het civielrechtelijke domein thuishoort. Het is aan de benadeelden om daarbinnen hun recht te halen. Daarom hebben wij de rechterlijke macht die over dit soort misstanden oordeelt. Ook staat de weg naar de tuchtrechter open.
In hoeverre is er sprake van misleiding bij het plaatsen van andere dan borstimplantaten?
Welke omschrijving voor de concrete situatie precies van toepassing is, hangt af van de feiten en omstandigheden en deze ken ik onvoldoende. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 4 aangeef, ben ik op grond van de gepresenteerde informatie van mening dat dit primair een civielrechtelijke kwestie is.
Hoe kan voorkomen worden dat artsen en commercieel medewerkers van klinieken en ziekenhuizen zich vooral laten leiden door geld?
De kwaliteitswet zorginstellingen schrijft voor dat zorgaanbieders verantwoorde zorg dienen te leveren. De grenzen van het handelen van artsen wordt daardoor weliswaar ingeperkt, maar ook als verantwoorde zorg geboden wordt, kunnen kostenoverwegingen nog steeds een rol spelen. Als het om verzekerde zorg gaat, is het aan zorgverzekeraars om in het kader van doelmatigheid de prijs van hetgeen geboden wordt te relateren aan de daarvoor geleverde zorg en de kwaliteit. Als het om onverzekerde zorg gaat, is het aan de afnemer om goed op de prijs te letten. Als er sprake is van bewuste oplichting is het aan de rechter om hierover te oordelen. Ook kunnen de benadeelde vrouwen naar de tuchtrechter stappen.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van het centrale register voor implantaten?
Ik heb besloten dat het centrale register voor implantaten er gaat komen. Ik zal uw Kamer daarover, zoals toegezegd, binnenkort een brief doen toekomen.
Deelt u de mening dat de Inspectie onderzoek moet doen naar de mate waarin artsen een ander, goedkoper implantaat inbrengen dan is afgesproken? Zo nee waarom niet?
In relatie tot mijn antwoord op de vragen 1 en 2: mij zijn geen overige signalen bekend dat het inbrengen van kwalitatief minder goede en/of goedkopere implantaten dan was afgesproken op grote schaal plaats zou vinden. Ik zie dan ook op dit moment onvoldoende aanleiding om de IGZ te verzoeken om hiernaar verder onderzoek te doen. Daarbij laat ik tevens meewegen dat de behandeling die de arts en de patiënt overeenkomen is geregeld in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). De inspectie houdt geen toezicht op naleving van deze wet.
Het ontslag van klokkenluider bij VU Medisch Centrum |
|
Linda Voortman (GL), Ineke van Gent (GL) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat longarts, hoogleraar Postmus, door het bestuur van VU Medisch Centrum is ontslagen, omdat hij de patiëntveiligheid in het ziekenhuis bij de Raad van Toezicht en de Inspectie voor de Gezondheidszorg aan de kaak heeft gesteld?1
Nee, het bericht dat het afdelingshoofd longziekten van het VUmc, Prof.dr. P.E. Postmus, zou zijn ontslagen klopt niet. De raad van bestuur van het VUmc heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) er op 22 augustus 2012 telefonisch van op de hoogte gebracht dat de heer Postmus per direct op non-actief was gesteld omdat hij zich volgens de raad van bestuur niet aan bepaalde afspraken had gehouden. Het gaat hier om een arbeidsrechtelijke zaak waarvan de inhoud mij niet bekend is. In het kader van het lopende verscherpt toezicht zal de inspectie het toezicht op hoe het VUmc omgaat met interne en externe meldingen van zorgpersoneel en of daarbij wordt voldaan aan de geldende normen en wettelijke vereisten, intensiveren.
Hoe beoordeelt u dit ontslag? Wat vindt u ervan dat de Raad van Bestuur van VU Medisch Centrum dit ontslag probeert te verkopen als één van de eerste verbetermaatregelen? Voor wie is het ontslag van deze arts precies een verbetering, en deelt u de mening dat dit ontslag meer lijkt op een afrekening, gezien Postmus» eerdere terechte verzet tegen heimelijke video-opnames op de eerste hulp van tv-producent Eyeworks? Deelt u voorts de mening dat dit ontslag waarschijnlijk tot gevolg zal hebben dat andere vermoedelijke misstanden niet meer gemeld zullen worden?
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven, is in de situatie van de heer Postmus geen sprake van ontslag. Ten aanzien van het door zorgprofessionals melden van (vermoedelijke) misstanden in de zorg bij de IGZ vind ik het essentieel dat dit in vrijheid moet kunnen gebeuren. Eén van de veertien maatregelen uit het IGZ-rapport van november 2011 over het VUmc vat dit standpunt goed samen (citaat): «Calamiteiten dienen onverwijld aan de inspectie te worden gemeld. De raad van bestuur dient de meldingsprocedure toe te passen in lijn met de wet, waarbij er in geval van een patstelling vrijheid is voor professionals, mits intern aangekaart, om zelfstandig bij de inspectie melding te doen van een (vermoedelijke) calamiteit.» De IGZ kijkt in het kader van het verscherpt toezicht ook naar het in praktijk brengen van deze maatregel.
Overigens hebben veel zorgaanbieders afspraken over hoe dient te worden omgegaan met interne en externe meldingen. Dergelijke afspraken of regelingen dragen er in principe aan bij dat zorgorganisaties zorgvuldig omgaan met een vermoeden van een onregelmatigheid of misstand. Echter, wanneer dergelijke regelingen of afspraken tot gevolg hebben dat medewerkers beperkt worden in hun meldingsvrijheid, of misstanden niet aan de raad van toezicht of de IGZ zouden mogen melden zonder dat het bestuur daarmee akkoord gaat, dan vind ik dat ongewenst. Het is belangrijk dat zorgaanbieders transparant zijn naar de toezichthouder. Het mag al helemaal niet gebeuren dat een medewerker wordt gestraft vanwege het informeren van de IGZ. Een veilige bedrijfscultuur waarbij het melden van misstanden door zorgpersoneel juist wordt bevorderd, dient door zorgverleners gezien te worden als een vast onderdeel van het leveren van kwalitatief goede en veilige zorg.
Kunt u aangeven welke mogelijkheden er voor medici en verplegend personeel bestaan om vermoedelijke misstanden bespreekbaar te maken, welke procedures daarvoor gelden en welke bescherming medici en verpleegkundigen als klokkenluiders genieten?
Medici en verplegend personeel kunnen (vermoedelijke) misstanden altijd melden bij de IGZ, ook anoniem. Anonieme meldingen worden door de IGZ geregistreerd als signaal en zijn een belangrijke informatiebron voor de inspecteurs bij het toezicht op de kwaliteit van zorg. Bij (on)aangekondigde bezoeken aan instellingen houden zij rekening met deze signalen. Als de ernst van de melding daar aanleiding toe geeft, start de inspectie direct een onderzoek. Dit met bescherming van de eventueel betrokken klokkenluider(s).
De Brancheorganisaties Zorg (BoZ) hebben in 2010 een modelregeling klokkenluiden opgesteld. Deze regeling draagt eraan bij dat zorgorganisaties zorgvuldig omgaan met een vermoeden van een onregelmatigheid of misstand. In deze regeling wordt beschreven hoe er moet worden omgegaan met interne en externe meldingen. Dit initiatief is door de zorgsector zelf opgezet waardoor het op voldoende draagvlak kan rekenen van de zorginstellingen. Voldoende draagvlak is van essentieel belang om binnen zorginstellingen een open en veilige bedrijfscultuur te bewerkstelligen, waar het management open staat voor feedback van de werkvloer en medewerkers het gevoel hebben dat zij gehoord worden. Met een dergelijke bedrijfscultuur zullen mogelijke misstanden sneller worden opgelost, waardoor de zorginstelling goede zorg kan blijven verlenen. De leden van Actiz, GGZ Nederland, NFU, NVZ en VGN moeten op grond van hun lidmaatschap voldoen aan de Zorgbrede Governancecode en de modelregeling klokkenluiden die daar onderdeel van is. Deze brancheorganisaties beslaan een groot deel van de zorgaanbieders in Nederland.
Voorts start per 1 oktober 2012 het Adviespunt Klokkenluiders. Dit is een onafhankelijk advies- en verwijspunt voor klokkenluiders die werken bij de overheid of in de private sector. Het Adviespunt Klokkenluiders adviseert en ondersteunt klokkenluiders.
Vindt u de bescherming van klokkenluiders in de gezondheidszorg adequaat geregeld? Zo ja, waarom? Zo nee, welke maatregelen neemt u zich voor om deze bescherming substantieel te verbeteren?
Zie mijn antwoord op vraag 3. In aanvulling hierop: tijdens het Algemeen Overleg over de IGZ van 28 februari dit jaar heb ik u toegezegd na te gaan hoe de IGZ omgaat met de bescherming van klokkenluiders. De manier waarop de IGZ omgaat met de meldingen van zorgpersoneel is onderdeel van het lopende dossieronderzoek bij de IGZ van mw. Sorgdrager. De wijze waarop zorgprofessionals die een klacht bij de IGZ indienen worden beschermd is onderdeel van het eveneens thans lopende onderzoek naar de IGZ door dhr. Van der Steenhoven. De resultaten van de onderzoeken worden dit najaar aan de Kamer gezonden.
Bent u bereid onderzoek te laten instellen naar de gang van zaken van dit ontslag en de Kamer daarover te informeren?
Gezien mijn antwoorden op de vragen 1 en 2 is het instellen van een dergelijk onderzoek niet opportuun. Overigens heeft de raad van toezicht van het VUmc aangegeven een onderzoek te zullen instellen met als doel het eigen functioneren in relatie tot de problemen bij het VUmc te evalueren. Dit onderzoek zal door externen worden uitgevoerd, het is op het moment van schrijven nog niet bekend wie dit onderzoek gaat uitvoeren.
Het slopen van sloppenwijken voor de Olympische Spelen in Rio de Janeiro |
|
Frans Timmermans (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennis genomen van het bericht «Sloppen willen niet wijken voor Spelen Rio»?1
Ja.
Is het waar dat er zo’n 8000 mensen uit hun huis gezet zijn om plaats te maken voor bouwprojecten voor grote toernooien? Deelt u de mening dat de belangen en rechten van deze mensen niet voor het een groot sporttoernooi opzij gezet mogen worden? Bent u bereid deze kwestie in internationaal verband aan de orde te stellen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
De Braziliaanse autoriteiten melden dat in voorkomende gevallen mensen gevraagd kan worden te verhuizen voor grote infrastructurele projecten van grote sportevenementen, maar een exact aantal valt niet te achterhalen. Hen wordt woonruimte aangeboden. Er zijn afspraken gemaakt voor de bouw van meer dan tienduizend woningen in zes wijken en favelas van Rio de Janeiro. Ik zie daarom op dit moment geen aanleiding om deze kwestie in internationaal verband aan de orde te stellen.
Herinnert u zich de motie Van Dekken/Dijkstra2 en de motie Timmermans/Pechtold3 waarin het kabinet wordt opgeroepen in Europees verband te komen tot een gedragscode voor Non-Gouvernementele Organisaties (NGO’s) in het algemeen en sportkoepels en sportbonden in het bijzonder? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van deze motie? Deelt u de mening dat er niet alleen op het organiserend land, maar ook op de sportkoepels een verantwoordelijkheid en zorgplicht rust? Zo nee, waarom niet?
Deze kwestie is aan de orde gesteld in diverse gremia in de EU. Zoals ik op
11 november 2011 aan de Kamer rapporteerde is een nieuwe expertgroep opgericht voor het uitwerken van dit vraagstuk. De groep zal eind 2012 een aantal aanbevelingen doen aan de lidstaten en de Europese Commissie. De aanbevelingen zullen uiterlijk eind 2012 in EU-verband besproken worden. Uw Kamer wordt daarna over de uitkomsten geïnformeerd.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat de sportkoepel FIFA, die miljarden op de bank heeft staan, forse winst maakte in Zuid-Afrika en daarna het straatarme land weer berooid achter liet, ook de arme bevolking in Brazilië in 2016 in de steek laat? Deelt u de mening dat er niet alleen een verantwoordelijkheid en zorgplicht rust op het organiserende land, maar dat er ook een verantwoordelijkheid ligt bij de sportkoepels als de FIFA en het IOC? Bent u bereid deze kwestie in internationaal verband aan de orde te stellen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
De financiële jaarverslagen van de FIFA zijn opgemaakt volgens de strengste internationale accountancy standaards en geven uitputtend inzicht in de geldstromen bij de FIFA. Opbrengsten vanuit de WK-eindronde worden onder meer gebruikt om het voetbal in grote delen van de wereld te ondersteunen. De meerderheid van de aangesloten bonden kan alleen met deze hulp functioneren. Daarnaast worden veel projecten gefinancierd in het werelddeel van de WK eindronde. Zo is een aantal projecten in de sociale sector gesteund, maar ook zijn er kunstgrasvelden aangelegd in Afrika. Daarnaast wil de FIFA een zodanige reserve hebben dat zij een mislukte inkomstencyclus kan overleven. Zowel FIFA als IOC dringt er bij elke organisator op aan een eindtoernooi vooral een langdurig positief effect te laten hebben. Het gaat te ver om de FIFA en IOC verantwoordelijk te maken voor de politieke keuzes die landen maken bij het realiseren van de infrastructuur, die nodig is voor een mega-sportevenement.
Ambulances die nog steeds niet over de busbaan mogen rijden |
|
André Elissen (PVV) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met de brief van 17 augustus 2012 van de minister van Infrastructuur en Milieu1 waarin aangegeven wordt dat een reactie op de motie-Elissen2 van 2 november 2011 zo spoedig mogelijk na het reces komt?
Ja.
Heeft u wel kennisgenomen van genoemde motie, waarin de regering wordt verzocht te bewerkstelligen dat ambulances in Nederland kunnen rijden en stilstaan waar de bestuurder dit noodzakelijk acht (dus ook op een busbaan) als dit bevorderlijk is voor bijvoorbeeld betere ambulancespreiding of comfortabeler vervoer van patiënten? Zo ja, waarom is deze motie dan nog niet uitgevoerd?
Ja. Tot mijn spijt heeft een reactie op de motie en de beantwoording van de vragen van lid Wiegman veel overleg gekost, waardoor vertraging in de afhandeling is opgetreden. Inmiddels is een reactie op de motie aan de Tweede Kamer gezonden.
Zie hiervoor de brief van de minister van Infrastructuur en Milieu met (Kamerstuk II 33400-XII, nr.7). Hierin wordt ook beschreven dat voor uitvoering van de motie geen wijziging in de regelgeving nodig is.
Deelt u de mening dat uitvoering van de motie erg lang duurt en dat de regering weinig voortvarend is bij het uitvoeren van de voornoemde motie, die werd ondersteund door alle fracties in de Tweede Kamer behalve de VVD?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven waarom het uitvoeren van de motie zo veel tijd kost? Op welke termijn en welke wijze denkt u de motie uit te voeren? Kunt u dit antwoord toelichten en onderbouwen?
Zie antwoord vraag 2.
Uitbraak van vogelgriep |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kunt u in detail aangeven hoe de ruiming van de leghennen in Hagestein op zaterdag 11 augustus 2012 is verlopen en daarbij aangeven hoeveel dieren er exact zijn gedood, hoeveel stallen het betrof, of de temperatuur en CO2 concentraties volgens de gestelde normen waren en binnen de daarvoor gestelde termijn bereikt zijn, en hoe lang de hele operatie heeft geduurd? Zo nee, waarom niet?
Zoals al gemeld in mijn Kamerbrief van 15 augustus 2012 (TK 807 nr. 151) heeft de NVWA naar aanleiding van de problemen bij het doden van de dieren op een kalkoenenbedrijf in Kelpen-Oler (Limburg) het contract met het ruimingsbedrijf beëindigd en de procedures rond de uitvoering en het toezicht op het doden van vogels bij een AI-uitbraak aangescherpt (zie ook Kamerbrief schriftelijk overleg vogelgriep van 29 mei 2012, TK 28 807 nr. 145, 30 mei 2012). Er is een ander bedrijf gecontracteerd voor het doden van de vogels.
Op het pluimveebedrijf waren in totaal 32 870 leghennen aanwezig, verdeeld over twee stallen: een oudere, vrij open stal en een tamelijk nieuwe stal. Beide stallen hebben een vrije uitloop. Het bedrijf dat verantwoordelijk was voor het doden van de leghennen is op zaterdagochtend 11 augustus begonnen met het afplakken van de stallen. Dit bleek voor de oude stal bewerkelijk te zijn. De voorbereiding kostte daarom meer tijd dan gepland. Om 16.50 uur is begonnen met het inbrengen van CO2 in de stallen. De vergassing heeft twee uren geduurd. Om 21.30 uur zijn de stallen vrijgegeven. Het hele proces is correct verlopen en de voorgeschreven indicatoren zijn behaald. De NVWA heeft continu toezicht gehouden op het proces.
Op zaterdagavond en op zondag zijn de dode leghennen van het bedrijf afgevoerd. Het afvoeren van de dode dieren heeft meer tijd in beslag genomen door met name de inrichting van de stallen (volièrestallen) en in mindere mate het gebruik van nieuwe maskers door de medewerkers (het zgn. volgelaatmasker). Dit masker biedt meer veiligheid, maar levert een zwaardere werkbelasting waardoor verplicht meer gepauzeerd moest worden.
Het gehele proces van taxeren tot ruimen en de eerste reiniging en ontsmetting heeft geduurd van vrijdagavond 20.00 uur tot zondagavond 23.00 uur.
Is het waar dat de ruiming van zaterdag tot en met zondagmiddag 12 augustus 2012 heeft geduurd? Zo ja, hoe verklaart u dit en deelt u de mening dat de ruiming dan veel te lang heeft geduurd en hoe beoordeelt u dit? Zo nee, tot wanneer heeft de ruiming dan wel geduurd en hoe komt het dat er geruchten gaan dat de ruiming tot zondag heeft geduurd?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven of het een stalvergassing was of een containervergassing en kunt u toelichten waarom voor de gebruikte methode is gekozen? Zo nee, waarom niet?
Het betrof een stalvergassing. Bij de voorinspectie door het vergassingsbedrijf bleek een stalvergassing mogelijk te zijn. Wanneer de stal zich daarvoor leent, verdient stalvergassing de voorkeur boven containervergassing. Voor de afweging tussen stalvergassing dan wel containervergassing verwijs ik u naar mijn brief inzake het Schriftelijk Overleg over de uitbraak van vogelgriep in Kelpen Oler, Limburg (TK 28 807 nr. 145 30 mei 2012).
Kunt u aangeven hoe lang het heeft geduurd totdat alle dieren dood waren en of bij het openen van de stal of container na de vergassing daadwerkelijk alle dieren dood waren? Zo ja, hoe beoordeelt u deze gegevens? Zo nee, waarom niet en hoeveel dieren waren er nog in leven?
Zie antwoorden op vraag 1 en 2. Er zijn 2 van de 32 870 hennen levend aangetroffen na de vergassing. Deze dieren zijn onmiddellijk conform de geldende regels geeuthanaseerd.
Kunt u hierbij toelichten of het verloop van het doden van de dieren dit keer wel correct is gemonitord, zoals u aangeeft in uw brief van 30 mei 2012 naar aanleiding van de gruwelijke dood van de kalkoenen in Kelpen-Oler? Zo nee, waarom niet?1
Tijdens het dodingsproces heeft de coördinator van de NVWA de metingen van de gasconcentraties gevolgd. Hij heeft vastgesteld dat de gestelde indicatoren, zoals CO2-concentraties en temperatuur, binnen de gestelde termijnen zijn gehaald.
Kunt u aangeven hoeveel en welke mensen er aanwezig waren tijdens de ruiming en wat hun taken waren? Zo nee, waarom niet?
In totaal zijn tijdens de ruiming de volgende personen een deel van de tijd aanwezig geweest: 1 taxateur (op vrijdag), 6 medewerkers van het vergassingsbedrijf, 18 personen voor het verzamelen en afvoeren van de kadavers, 4 chauffeurs en kraanbestuurders, 2 medewerkers voor hygiëne en ontsmetting, 2 leveranciers van ruimingsmaterialen en 1 medewerker voor de ongediertebestrijding.
Van de NVWA waren 6 medewerkers van het frontteam van de NVWA aanwezig, plus 3 medewerkers van het Incident- en Crisiscentrum van de NVWA, waaronder het hoofd/teamleider van deze afdeling. De aanwezigheid van de 3 laatstgenoemde medewerkers was vanwege het gebruik van een nieuw type beschermingsmasker voor het personeel en omdat voor de eerste keer het nieuwe vergassingsbedrijf werd ingeschakeld. Er is geen crisismanager van de NVWA aanwezig geweest. Wel heeft de Inspecteur-generaal van de NVWA zondag het bedrijf bezocht.
Is het waar dat er ook een crisismanager van de NVWA aanwezig was tijdens de ruiming? Zo ja, waarom was deze crisismanager aanwezig en wat waren zijn werkzaamheden?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u bevestigen dat u zelf ook aanwezig bent geweest op het bedrijf? Zo ja, wanneer en wat was de reden van uw bezoek?
Voor de direct betrokkenen is de ruiming ook emotioneel bijzonder zwaar. Ik heb daarom de veehouder en zijn familie bezocht om mijn medeleven te tonen en ze op deze wijze een hart onder de riem te steken. Het besmette deel van het bedrijf heb ik niet bezocht.
Kunt u aangeven of de medewerkers van de NVWA (Voedsel en Warenautoriteit) bij deze ruiming de meetapparatuur hebben kunnen volgen, zoals u aangeeft in uw brief van 30 mei 2012? Zo ja, hebben zij daardoor nauwkeuriger kunnen toezien op een goed verloop van het doden van de dieren? Zo nee, waarom niet en wat voor gevolgen heeft dit gehad voor het verloop van het doden van de dieren?
De NVWA-medewerkers hebben gedurende de vergassing de metingen nauwkeurig kunnen volgen.
Kunt u aangeven of het bedrijf dat de ruiming heeft uitgevoerd dit volgens alle gestelde regels heeft gedaan, of alle apparatuur goed heeft gefunctioneerd en of het bedrijf een gedetailleerd werkplan voor de ruiming heeft aangeleverd voordat het aan de werkzaamheden begon? Zo ja, kunt u dit nader toelichten en details geven over de inhoud van het werkplan? Zo nee, wat voor problemen zijn er ontstaan en wat gaat u doen om dergelijke problemen in de toekomst te voorkomen en schuldigen aan deze problemen aan te pakken?
Het vergassingsbedrijf heeft een werkplan ingediend. Dit is vooraf besproken met de NVWA. In het werkplan staat beschreven op welke wijze de uitvoering van de ruiming zal plaatsvinden (met name het afplakken van de stallen en de wijze van CO-2 toediening). De inhoud van het werkplan is in overeenstemming met de geldende regelgeving en het werkplan is correct gevolgd.