De vervreemding van objecten behorende tot het nationaal cultureel erfgoed |
|
Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u er bekend mee dat op de Franse antiekwebsite proantic.com objecten worden aangeboden met een grote historische waarde voor Nederland?1 2
Ik ben bekend met deze website.
Zouden deze stukken met terugwerkende kracht vallen onder de erfgoedwet? Vindt u dat deze stukken voor Nederland behouden hadden moeten worden?
Op dit moment geldt een terughoudend aanwijzingsbeleid voor de bescherming van objecten in particulier bezit. Ik heb twijfels of de bestaande lijst en dit terughoudende aanwijzingsbeleid nog wel adequaat zijn. Ik heb daarom de Commissie Pechtold de opdracht gegeven om mij te adviseren over de vraag of het huidige wettelijke kader en instrumentarium, zoals neergelegd in de Erfgoedwet en de Beleidsregel aanwijzing beschermde cultuurgoederen 2016, adequaat is om belangwekkend roerend erfgoed in particulier bezit, voor Nederland te kunnen behouden en -voor zover daar naar haar oordeel en in het licht van de situatie in andere landen aanleiding toe bestaat- voorstellen te doen tot aanpassing van deze kaders. Ik wacht het advies van de Commissie Pechthold af en wil daar niet op vooruit lopen. De commissie brengt in oktober 2019 haar advies uit.
Adviseert de commissie Pechtold, die dit jaar benoemd is om te onderzoeken of cultureel erfgoed in privaat bezit dat waardevol is voor Nederland voldoende is beschermd, ook over reeds verkocht erfgoed? Zo ja, wat adviseert de commissie Pechtold over deze objecten?
Zie antwoord vraag 2.
Overweegt u maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat deze objecten weer in Nederlandse handen komen? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is het huidige beleid met betrekking tot de verkoop van vanuit (kunst)historisch oogpunt belangrijk nationaal cultureel erfgoed in privaat bezit?
De Erfgoedwet 2016 bevat een kader ter bescherming van bijzondere cultuurgoederen in particulier bezit. De inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed ziet hier op toe. Indien een cultuurgoed geen speciale bescherming geniet is het aan de eigenaar te bepalen of, en zo ja op welke wijze, het voor verkoop wordt aangeboden.
Zoals opgemerkt geldt op dit moment een terughoudend beleid ten aanzien van het aanwijzen van cultuurgoederen die voor bescherming in aanmerking komen. Het initiatief tot verwerven van belangwekkende kunstwerken ligt bij de musea. Musea op wier collectie een kunstwerk dat op de markt verschijnt een belangrijke aanvulling vormt, kunnen zich daarbij wenden tot het Mondriaanfonds voor financiële ondersteuning. Ook kunnen zij een beroep doen op het Museaal Aankoopfonds en zijn er particuliere fondsen die hen ondersteunen bij het verwerven van kunstwerken.
Worden er maatregelen genomen om de verkoop van nationaal cultureel erfgoed in handen van private partijen naar het buitenland tegen te gaan? Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is het beleid met betrekking tot nationaal cultureel erfgoed van nationaal belang in handen van het Rijk zelf? Wordt dit bezit voldoende beschermd?
De Erfgoedwet, inclusief aanvullende regelgeving, stelt regels aan het behoud en beheer van de rijkscollectie die grotendeels in beheer is bij musea. De inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed ziet hier op toe. Daarnaast stelt deze wet ook regels aan de vervreemding van cultuurgoederen in publiek bezit van het rijk, provincies en gemeenten.
Welke regels gelden er met betrekking tot de verkoop van nationaal cultureel erfgoed in handen van lagere overheden?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht ‘Tien jaar Bel-me-niet Register: ‘Het werkt voor geen meter’ |
|
Eppo Bruins (CU) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Tien jaar Bel-me-niet Register: «Het werkt voor geen meter»»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het functioneren van het Bel-me-niet Register? Is bekend hoeveel particulieren en eenmanszaken hun nummer hierin hebben laten opnemen?
Op 31 december 2018 stonden 9.471.066 telefoonnummers ingeschreven in het Bel-me-niet Register (BMNR). In mijn Consumentenagenda, die ik op 8 oktober 2018 naar de Kamer heb gestuurd, heb ik aangekondigd het Nederlandse systeem voor telemarketing te gaan aanpassen van opt-out naar opt-in.2 Dat betekent dat natuurlijke personen alleen nog maar telefonisch benaderd mogen worden als zij daar toestemming voor hebben gegeven of als zij klant zijn (geweest) bij dat bedrijf. Hieronder vallen vallen tevens ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid, zoals de eenmanszaak, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap,. en maatschap. In de beantwoording van de feitelijke vragen over mijn Consumentenagenda ben ik uitgebreid ingegaan op het functioneren van het BMNR.3 Volledigheidshalve verwijs ik naar mijn antwoorden op vragen 19 t/m 30 van die beantwoording.
Hoe kan het dat het nog steeds vaak voorkomt dat mensen die staan ingeschreven in het Bel-me-niet Register, worden gebeld door telemarketeers?
Op grond van de Telecommunicatiewet mogen abonnees die natuurlijke personen zijn op dit moment door alle bedrijven worden gebeld voor commerciële, ideële of charitatieve doeleinden, tenzij ze staan ingeschreven in het Bel-me-niet Register (het zogenoemde opt-out systeem). Hierop gelden twee uitzonderingen. Ten eerste geldt het Bel-me-niet-register niet voor bedrijven waaraan een natuurlijk persoon toestemming heeft gegeven om te bellen. Ten tweede geldt het Bel-me-niet Register niet voor bedrijven waarbij de natuurlijk persoon klant is (geweest) voor de verkoop van gelijksoortige producten of diensten van het betreffende bedrijf. In beide gevallen moeten deze bedrijven de natuurlijk persoon tijdens elk gesprek de gelegenheid geven verzet aan te tekenen (het zogenoemde recht van verzet). Indien iemand verzet aantekent, mogen ook deze bedrijven niet meer bellen.
Het onderscheid tussen het Bel-me-niet Register en het recht van verzet is niet voor iedereen duidelijk. Dit kan leiden tot verwarring bij natuurlijke personen die zijn ingeschreven bij het bel-me-niet-register als zij worden gebeld door – met name – bedrijven waarbij zij klant zijn (geweest).
Ik heb aangekondigd het huidige systeem opnieuw te bezien en een opt-in systeem voor telemarketing in te voeren. Dit betekent dat het Bel-me-niet-Register zal verdwijnen, omdat natuurlijke personen straks alleen nog mogen worden gebeld door bedrijven die zij hiervoor toestemming hebben gegeven en door bedrijven waarbij zij klant zijn (geweest). Deze bedrijven zullen nog steeds tijdens elk gesprek de gelegenheid moeten geven verzet aan te tekenen en mogen niet meer bellen indien inderdaad verzet wordt aantekent. Natuurlijke personen zullen met het opt-in systeem beter worden beschermd tegen telemarketing en ik verwacht dat de verwarring hierdoor zal afnemen.
Hoe vaak is, sinds de inwerkingtreding, een boete opgelegd door de Autoriteit Consument en Markt (ACM) aan telemarketeers die mensen bellen die staan ingeschreven? Hoe heeft dit aantal zich de afgelopen tien jaar ontwikkeld? Om welk bedrag ging het gemiddeld?
De ACM is in 2013 ontstaan uit een fusie van de toezichthouders Consumentenautoriteit, OPTA en NMa. Voor die tijd (sinds de inwerkingtreding van het Bel-me-niet Register op 1 oktober 2009) is er door de OPTA regelmatig gehandhaafd. Zo werden er tussen 1 oktober 2009 en mei 2011 in totaal voor 1,2 miljoen euro aan boetes opgelegd voor het negeren van het Bel-me-niet register.4 Sinds 2013 heeft de ACM verschillende boetes uitgedeeld. In 2014 heeft de ACM Essent beboet voor het negeren van het BMNR, dit ging om een boete van € 47.5005. Daarnaast heeft de ACM sinds 2012 meerdere boetes opgelegd aan bedrijven en feitelijk leidinggevenden voor overtredingen in telefonische verkoopgesprekken, zoals het verstrekken van misleidende informatie in telefonische verkoopgesprekken en het niet vermelden van het commerciële oogmerk aan het begin van dergelijke gesprekken. Ook heeft de ACM recentelijk nog een last onder dwangsom opgelegd aan een bedrijf dat misleidende handelspraktijken hanteerde bij telefonische verkoop. Deze boetes zijn opgelegd vanwege handelen in strijd met consumentenregels in het Burgerlijk Wetboek, niet op basis van handelen in strijd met de Telecommunicatiewet.
In 2014 en 2015 heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven in drie zaken met betrekking tot telemarketing uitspraken gedaan waaruit blijkt dat de handhaafbaarheid van de regels in de Telecommunicatiewet voor de ACM in bepaalde opzichten moeilijk is.6 De ACM kan bepaalde handelwijzen van bedrijven alleen controleren door gevoerde telefoongesprekken na te luisteren. Ik ben voornemens om in de nieuwe regelgeving, die nu in voorbereiding is te zorgen voor betere handhavingsmogelijkheden.
Herkent u de constatering dat met name thuiswerkende zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) een doelwit zijn van telemarketeers, omdat deze groep zich niet kan beroepen op het consumentenrecht van twee weken bedenktijd? Onderschrijft u de oproep van de ACM aan energieleveranciers om thuiswerkende zzp’ers als consumenten te beschouwen?
Adverteerders, callcenters en andere bedrijven die gebruik maken van telemarketing zijn, op grond van artikel 11.7 van de Telecommunicatiewet, verplicht te controleren of de contactgegevens van een natuurlijke persoon met wie zij geen klantrelatie hebben zijn opgenomen in het BMNR. Hieronder kunnen ook de contactgegevens van bedrijven vallen, als het telefoonabonnement van dit bedrijf op naam staat van een natuurlijke persoon, zoals het geval kan zijn bij een vennootschap onder firma of een eenmanszaak.
Indien een ondernemer (ongeacht welke rechtsvorm zijn onderneming heeft) benaderd wordt om een overeenkomst te sluiten voor doeleinden die in de privésfeer liggen, is zijn positie vergelijkbaar met die van een consument. Dit geldt ook bij overeenkomsten die deels binnen en deels buiten hun privé sfeer liggen én het beroep-of bedrijfsmatig karakter ervan niet overheerst. In dat geval komen ondernemers in aanmerking voor de bescherming die consumenten op grond van het BW genieten en voor bescherming bij het aangaan van energiecontracten. Vanuit de Elektriciteitswet 1998 en het generieke consumentenrecht is een brede bescherming gewaarborgd, in dit licht verwijs ik ook naar mijn brief van 26 maart jl.7
Ziet u mogelijkheid om het consumentenrecht van twee weken bedenktijd, of een vergelijkbaar instrument, ook voor thuiswerkende zzp’ers te laten gelden?
Zoals toegelicht in antwoord 5, komt een zzp-er die een contract sluit die geheel of grotendeels in de privésfeer ligt, in aanmerking voor de bescherming die consumenten op grond van het BW genieten.
De ACM heeft aangekondigd intensiever te gaan handhaven en extra voorlichting te geven aan ondernemers hierover. Daarnaast worden ondernemers sinds 1 juli 2016 beschermd door de Wet strafbaarheid acquisitiefraude. Met acquisitiefraude worden misleidende handelspraktijken tussen organisaties bedoeld, waarbij verkooptechnieken worden gebruikt die puur als doel hebben de ander ertoe te bewegen een contract af te sluiten, terwijl de tegendienst niet of nauwelijks wordt geleverd. Als gevolg van deze wetswijziging zijn ondernemers tegen dergelijke misleidende praktijken beschermd.
Herkent u de beschreven praktijk waarbij callcenterverkopers bewust de schijn wekken een andere, betrouwbare, partij te representeren, waarmee de randen van het intellectueel handelsrecht worden opgezocht en soms ook overschreden?
Ik heb van dergelijke praktijken gehoord. Volgens Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek is het een handelaar niet toegestaan oneerlijke handelspraktijken jegens consumenten te verrichten. Een oneerlijke handelspraktijk is bijvoorbeeld het verstrekken van onjuiste, misleidende of onvolledige informatie. Voor ondernemers biedt de Wet strafbaarheid acquisitiefraude hier bescherming.
Op welke wijze kan de ACM beter worden ondersteund bij het handhaven van de bestaande regelgeving, bijvoorbeeld door een plicht tot het bewaren van gesprekken door bedrijven?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat een Bel-me-wel Register, waarbij particulieren en zzp’ers net zoals bij de ja/ja-sticker voor reclamedrukwerk pas na een actieve keuze door telemarketeers kunnen worden benaderd, ergernissen kan voorkomen en het verkopers lastiger maakt om de wet te omzeilen? Bent u bereid actie te ondernemen om te komen tot een dergelijk register?
In mijn consumentenagenda heb ik een opt-in regime aangekondigd. Dit betekent dat ik werk aan een wetsvoorstel waardoor natuurlijke personen straks alleen nog maar gebeld mogen worden als zij daar expliciet toestemming voor hebben gegeven. Dit maakt naar mijn mening een specifiek Bel-me-wel Register overbodig.
Het bericht dat een ALS-patiënt een rekening van €20.000 heeft moeten betalen door een fout van het zorgkantoor |
|
Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wilt u reageren op het verhaal van ALS-patiënt Anita die een rekening van € 20.000 van het CAK heeft ontvangen, enkel omdat het Zorgkantoor haar zorg niet op tijd heeft gemeld bij het CAK?1
Door een vertraagde aanlevering van informatie van het Zorgkantoor heeft mevrouw jarenlang een te lage eigen bijdrage betaald voor de zorg die zij ontving. Op het moment dat het CAK de juiste informatie ontving over de zorg van mevrouw heeft het CAK een correctie van de eigen bijdrage doorgevoerd. Hoewel de eigen bijdrage van mevrouw is berekend op basis van haar draagkracht, vind ik het zeer onwenselijk dat zij geconfronteerd wordt met een hoge naheffing.
Ik heb daarom verschillende maatregelen genomen om zulke hoge stapelfacturen tegen te gaan. Ik heb de termijn waarover het CAK een initiële oplegging van de eigen bijdrage mag opleggen verkort van 36 naar 12 maanden. Deze verkorting is voor de Wlz en beschermd wonen ingegaan per 1 januari 2019, voor de extramurale Wmo gaat dit per 1 januari 2020 in. Daarnaast heb ik het CAK en de zorgkantoren verplicht bestandsvergelijkingen uit te voeren voor de Wlz, om verschillen in de registratie van cliënten tijdig op te sporen. Het voornemen is om dergelijke bestandsvergelijkingen op termijn ook voor de Wmo 2015 in te voeren.
Vindt u het wenselijk dat het gezin van Anita nu fors heeft moeten betalen, terwijl dit geld eigenlijk gereserveerd was voor de uitvaart van Anita en voor een woning van haar dochter? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u, zeker nu het zorgkantoor van Zilveren Kruis stelt dat het hier een incident betreft, dat er een tussenoplossing gevonden moet worden waardoor dit gezin niet zo hard getroffen wordt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, het CAK biedt in soortgelijke situaties een betalingsregeling aan, het gezin heeft echter besloten af te zien van een betalingsregeling. Het CAK honoreert jaarlijks ongeveer 6.500 betalingsregelingen voor de eigen bijdrage Wlz. Deze betalingsregelingen zijn aangepast aan de individuele situaties van de cliënten en hoeveel zij maandelijks financieel kunnen dragen.
Hoeveel mensen hebben een rekening gekregen omdat gemeenten, aanbieders, het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of zorgkantoren te laat waren met het aanmelden van personen bij het CAK of foutieve gegevens heeft doorgegeven aan het CAK? Kunt u een overzicht geven van zowel gemeenten, aanbieders, het CIZ en zorgkantoren apart om hoeveel personen dit betreft en om welke bedragen het gaat? Zo neen, waarom niet?
In 2018 zijn er in de Wlz in totaal 3,2 miljoen facturen verstuurd. Een groot deel van deze facturen, namelijk ruim 3 miljoen is binnen twee maanden verstuurd. Er wordt gesproken van een stapelfactuur op het moment dat de factuur meer dan twee maanden aan eigen bijdrage bevat. Een dergelijke stapeling treedt vaak op bij de aanvang van de zorg. Daarnaast zijn niet alle stapelfacturen het gevolg van een vertraagde aanlevering of foutieve gegevens. Binnen het totaal van de facturen zijn er 179 duizend stapelfacturen (5,5% van het totaal aantal facturen). Hiervan hadden er 31 duizend betrekking op een periode langer dan 12 maanden. Per 1 januari 2019 kan een initiële oplegging van de eigen bijdrage betrekking hebben op een periode van maximaal 12 maanden (zie antwoord op vraag 5).
Stapelfacturen kunnen verschillende gevolgen voor de cliënt hebben. Zo kan het voorkomen dat een cliënt geld terugkrijgt van het CAK. Dit was het geval bij 34 duizend stapelfacturen. Het kan ook zo zijn dat de factuur geen gevolgen heeft voor de cliënt. Daarvan was in 2018 bij 8 duizend stapelfacturen sprake. Als laatste kan het ook voorkomen dat een cliënt meer eigen bijdrage moet betalen dan eerder is opgelegd. Dit was bij 137 duizend stapelfacturen het geval, die kunnen zien op een periode van drie tot 12 maanden.
Het totale aantal Wmo 2015 facturen over 2018 was 5,7 miljoen. Ongeveer 328 duizend facturen betroffen stapelfacturen (5,8% van het totale aantal facturen). 103 duizend stapelfacturen hadden betrekking op een periode langer dan 12 maanden geleden. Bij 91 duizend stapelfacturen had de factuur geen gevolgen voor de cliënt. In het geval van 37 duizend kreeg de cliënt geld terug van het CAK. Het aantal stapelfacturen waardoor de cliënt een hogere eigen bijdrage aan het CAK moest betalen was 200 duizend (3,5% van het totale aantal facturen).
Het CAK houdt geen expliciete registratie bij welke partij binnen de Wlz en Wmo2015 de geautomatiseerde gegevensaanleveringen (te) laat bij hen aanleveren. Daarom kunnen bovengenoemde cijfers niet worden uitgesplitst. Stapelfacturen zijn overigens niet altijd het gevolg van een fout. Stapelfacturen kunnen ook veroorzaakt worden door veranderende inkomensgegevens, zoals doorgegeven door de Belastingdienst. Daarbij kan de late aanlevering het gevolg zijn van een late belastingaangifte door de burger. Ook komt het voor dat het CIZ een indicatiebesluit voor de Wlz, of de gemeente een besluit in het kader van de Wmo2015, afgeeft met een ingangsdatum in het verleden.
Het totaalbedrag van de stapelfacturen voor zowel de Wlz als de Wmo 2015 kunnen op dit moment niet worden geleverd door het CAK.
Welke aanvullende maatregelen gaat u nemen om Anita en haar familie te helpen, maar ook om te voorkomen dat dit soort verschrikkelijke situaties in de toekomst niet meer voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb diverse maatregelen genomen om het aantal stapelfacturen flink te verminderen ten opzichte van de cijfers die ik hierboven heb genoemd.
Voor de Wlz en Wmo beschermd wonen heb ik per 1 januari 2019 de termijn waarover een initiële oplegging van de eigen bijdrage mag worden opgelegd verkort van 36 naar 12 maanden. Voor de extramurale Wmo 2015 gaat deze maatregel per 1 januari 2020 in. Aanvullend hierop heb ik het CAK en zorgkantoren verplicht voor de Wlz bestandsvergelijkingen uit te voeren, om verschillen in de registratie van cliënten tijdig op te sporen. Voor de Wmo 2015 wordt op dit moment verkend of een dergelijke bestandsvergelijking ook kan plaatsvinden met gemeenten. Hierdoor worden fouten eerder ontdekt en worden minder cliënten geconfronteerd met een zeer hoge naheffing van de eigen bijdrage.
Daarnaast ben ik op dit moment bezig met het uitwerken van een algemene maatregel van bestuur waarmee de termijn waarover een herziening van de eigen bijdrage mag worden opgelegd in geval van fouten in de keten voor zowel de Wlz als de Wmo 2015 wordt verkort van 36 naar 12 maanden. Cliënten worden op deze manier geconfronteerd met minder hoge naheffingen als het gevolg van een ernstige fout of vertraging van het CAK of één van zijn ketenpartners. Ook creëer ik voor het CAK een bevoegdheid tot het leveren van maatwerk. Deze bevoegdheid geldt zowel voor initiële opleggingen van de eigen bijdrage als een herziening. De inwerkingtreding is voorzien per 1 januari 2020.
Daarnaast zal ook de invoering van het abonnementstarief in de Wmo leiden tot een daling van het aantal stapelfacturen en de hoogte van de naheffingen, omdat sprake is van een vaste lagere bijdrage en eenvoudiger berichtenverkeer.
Het bericht ‘Nederland stuurt Yezidi’s terug naar de tentenkampen en dat is tegen de eigen regels zeggen advocaten’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Mark Harbers (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederland stuurt Yezidi’s terug naar de tentenkampen en dat is tegen de eigen regels zeggen advocaten»?1
Ja.
Klopt het, dat de IND gevluchte Yezidi’s terugstuurt naar Irak? Klopt het, dat deze mensen doorgaans terechtkomen in Koerdische opvangkampen in Irak, terwijl dat volgens de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR niet verantwoord is? Zo nee, hoe ziet u de situatie dan? Hoe verklaart u dit verschil in beoordeling tussen de IND en UNHCR?
In de afgelopen periode heb ik gezien dat zich in Nederland jezidi’s hebben gemeld die recent uit de Koerdisch Autonome Regio zijn vertrokken en hier asiel aanvragen. Deze personen hebben gedurende langere tijd in de Koerdisch Autonome Regio verbleven, nadat zij uit een ander gebied van Irak zijn gevlucht. Bij zo’n aanvraag wordt altijd individueel gekeken wat de persoonlijke omstandigheden zijn, of er familie in Irak is, wat de duur van het verblijf in de Koerdisch Autonome Regio was, wat de verblijfsomstandigheden waren en tot slot wordt gekeken of iemand problemen heeft ondervonden in de Koerdische Autonome Regio en sprake kan zijn van een reëel risico bij terugkeer waartegen de Koerdische autoriteiten geen bescherming kunnen of willen bieden.
Voor iedere aanvraag wordt een individuele afweging gemaakt of iemand recht heeft op bescherming van Nederland en of er sprake is van een reëel risico op een onmenselijke of vernederende behandeling bij terugkeer.
Het kan voorkomen dat na een langdurig verblijf in een ontheemdenkamp waar iemand een «naar lokale maatstaven normaal leven» leidde wordt aangenomen dat het ontheemdenkamp de normale woon- of verblijfplaats was.
Van belang bij de vraag of een gebied waar een jezidi heeft verbleven aangemerkt wordt als de normale woon- of verblijfplaats is of de jezidi daar naar lokale maatstaven gemeten op een normaal niveau heeft kunnen functioneren. Gelet op recente informatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zie ik dat dit niet geldt voor jezidi’s die uit andere delen van Irak naar de Koerdisch Autonome Regio zijn gevlucht. De ontheemde jezidi’s hebben het bovengemiddeld zwaar in de Koerdisch Autonome Regio.
Dat betekent dat voor jezidi’s die afkomstig zijn uit andere delen van Irak en die zijn gevlucht naar de Koerdisch Autonome Regio en daar voor hun komst naar Nederland verbleven hebben, ik bij de beoordeling van hun asielaanvraag de Koerdisch Autonome Regio niet (langer) aanmerk als hun normale woon- of verblijfplaats. Dat heeft tevens tot gevolg dat voor hen het beleid van kwetsbare minderheden van toepassing is.
Het enkel behoren tot een kwetsbare minderheidsgroep is in zichzelf onvoldoende om als jezidi een verblijfsvergunning te krijgen. Er moet sprake zijn van geloofwaardige individualiseerbare verklaringen, waaruit beperkte indicaties naar voren komen die duiden op een risico op ernstige schade als persoon.
De vreemdeling zal de individuele elementen die moeten worden gewogen zelf moeten aandragen en aannemelijk maken, maar de bewijslast die dan op een jezidi als kwetsbare minderheid ligt, is relatief licht.
Wat betreft de situatie in de kampen merk ik op dat het ambtsbericht Irak van april 2018 meldt dat de aanwezigheid van grote aantallen ontheemden en vluchtelingen een zwaar beslag op de bestaande voorzieningen legde. Dit wordt bevestigd door het meer recente bericht van UNHCR. Hoewel de situatie in sommige vluchtelingenkampen in de Koerdisch autonome regio niet optimaal is, kan niet in zijn algemeenheid gesteld worden dat de opvang aldaar niet voldoet.
Ik heb het Ministerie van Buitenlandse Zaken gevraagd bij het komende algemeen ambtsbericht over Irak, dat ik begin volgend jaar verwacht, extra aandacht te besteden aan de jezidi’s, zodat het beleid in overeenstemming blijft met hun positie in Irak. Eventuele belangrijke ontwikkelingen in de tussentijd worden uiteraard ook gevolgd.
Hoeveel Yezidi’s heeft Nederland in de jaren 2017, 2018 en 2019 teruggestuurd? Welke informatie heeft u over hoe het hen nadien is vergaan? Hoeveel Yezidi’s hebben wel een verblijfsvergunning gekregen? Hoeveel Yezidi’s zitten er op dit moment in een (asiel)procedure?
De etniciteit en religie van (afgewezen) asielzoekers wordt niet bijgehouden. Omdat ik begrijp dat dit nu voor uw Kamer niet afdoende is, heb ik bij uitzondering de Dienst Terugkeer en Vertrek gevraagd om handmatig de dossiers van Irakese staatburgers die in vreemdelingenbewaring zitten door te nemen. In de betreffende dossiers zijn geen indicaties gevonden dat zij tot de jezidi’s behoren.
Waarom wordt in de vreemdelingencirculaire een onderscheid gemaakt tussen Irak en Noord-Irak en de Koerdische regio? Kunt u toelichten waarop dit verschil is gebaseerd?
Ik maak onderscheid tussen de verschillende delen van Irak, omdat uit de beschikbare informatie, waaronder het ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken blijkt dat de Koerdisch Autonome Regio in de Grondwet van Irak autonome bevoegdheden heeft in een drietal provincies. Daarom maak ik in het asielgebonden landenbeleid voor Irak onderscheid tussen (noordelijk, centraal en zuid) Irak enerzijds en de Koerdisch Autonome Regio anderzijds.
De positie van de jezidi’s die afkomstig zijn uit de Koerdische Autonome Regio is anders en deels beter in de Koerdische Autonome Regio dan in de rest van Irak. Juist in de rest van Irak hebben de jezidi’s grote problemen ondervonden door IS.
In het asielgebonden landenbeleid wordt enkel voor (noordelijk, centraal en zuid)Irak een aantal bijzondere groepen onderscheiden, de zogenaamde kwetsbare minderheidsgroepen. Deze groepen ondervinden in Centraal-Irak mensenrechtenschendingen waartegen de overheid geen bescherming biedt.
In de Koerdische Autonome Regio is de situatie voor jezidi’s in dat opzicht deels beter onder meer wetgeving, maar ook de autoriteiten beschermen de rechten en jezidi’s zijn een erkende minderheid. Dit blijkt ook uit de ambtsberichten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken over Irak.
Klopt het, dat de meeste Yezidi’s uit de regio Sinjar in Irak komen en dus niet uit de Koerdische regio? Hoe beoordeelt u de situatie in de regio Sinjar? Klopt het, dat de regio grotendeels verwoest is? Zo nee, waarom niet? Bent u van oordeel dat Yezidi’s veilig kunnen terugkeren naar Sinjar? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zoals mijn voorganger uw Kamer bij brief van 11 juli 2018 heb laten weten, is geen enkel deel van Irak meer aangewezen als 15c-gebied, omdat uit het ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, als ook uit andere bronnen blijkt, dat in geen van de eerder aangewezen gebieden meer sprake is van een uitzonderlijke situatie waarin de mate van willekeurig geweld dermate hoog is dat een burger louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt op een schending van artikel 3 EVRM.
Er waren zowel jezidi gemeenschappen in die provincie als in de Koerdisch autonome regio. De meeste jezidi’s zijn inderdaad gevlucht uit Sinjar in de provincie Nineveh, dat onderdeel uitmaakt van de betwiste gebieden in Irak. Zij zijn gevlucht naar de Koerdisch Autonome Regio, naar andere gebieden in Irak alsook naar het buitenland. De infrastructuur van Sinjar is zwaar getroffen door alle gevechten. Hoewel een klein deel van de jezidi’s is teruggekeerd, is de overgrote meerderheid nog altijd ontheemd en is de terugkeer beperkt.
Sinjar is gelegen in Irak, buiten de Koerdische Autonome Regio. Daarvoor geldt dat een jezidi die daarvandaan afkomstig is behoort tot een kwetsbare minderheidsgroep. Voor de toepassing van kwetsbare minderheidsgroep moet sprake zijn van geloofwaardige individualiseerbare verklaringen, waaruit beperkte indicaties naar voren komen die duiden op een risico op ernstige schade als persoon. De vreemdeling zal de individuele elementen die moeten worden gewogen zelf moeten aandragen en aannemelijk maken, maar de bewijslast die dan op een jezidi als kwetsbare minderheid ligt, is relatief licht. Mij zijn geen zaken bekend waarbij een jezidi woonachtig en afkomstig uit Sinjar daarheen is uitgezet
Waarom behoren de Yezidi’s uit de Koerdische regio in Irak niet tot een kwetsbare groep? In hoeverre is hierbij rekening gehouden met het gegeven dat deze mensen zijn gevlucht uit een ander deel van Irak en dus niet uit de Koerdische regio?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe gaat het terugsturen van Yezidi’s naar Noord-Irak in de praktijk? In hoeverre heeft Nederland zicht op waar deze mensen (uiteindelijk) terecht komen?
Zoals uw Kamer bekend is, wordt terugkeer nooit door Nederland gemonitord.
Klopt het, dat Duitsland vrouwen uit Koerdische opvangkampen in Irak ophaalt om ze te behandelen voor trauma’s? Zo ja, hoe beoordeelt u in dat licht, het gegeven dat Nederland mensen terugstuurt naar deze kampen?2
De deelstaat Baden Württemberg heeft in 2014 met een speciaal nood hervestigingsprogramma jezidische vrouwen uit Irak gehaald. Dit zag met name op vrouwen die door IS-leden verkracht waren en door de jezidische gemeenschap niet meer werden geaccepteerd. De situatie van deze vrouwen is niet te vergelijken met een persoon die zich vrij in de Koerdisch autonome regio heeft bewogen en daar tijdens zijn verblijf geen problemen heeft ondervonden. Overigens wordt bij de beoordeling van iedere asielaanvraag door de IND meegewogen of terugkeer aan de orde is en of er geen sprake is van individuele kwetsbaarheden waardoor dit niet mogelijk is.
In hoeverre beoordeelt de IND, bij de beslissing om iemand terug te sturen, of deze persoon mogelijk in een vluchtelingenkamp terecht komt? Hoe en in hoeverre beoordeelt de IND of er in een vluchtelingenkamp voldoende voedsel, schoon drinkwater, onderdak en medische voorzieningen beschikbaar zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe zeker weet de IND dat Yezidi’s die worden teruggestuurd naar Noord-Irak ook daadwerkelijk tot een vluchtelingenkamp worden toegelaten? In hoeverre monitort de IND dit?
Zie antwoord vraag 7.
Wat vindt u van de stelling van, onder andere, Vluchtelingenwerk dat er sprake is van nieuw beleid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de huidige situatie in de vluchtelingenkampen in de Koerdische regio in Irak? Bent u van mening dat de omstandigheden in die kampen voldoende zijn om vluchtelingen op een humane manier te huisvesten? Zo ja waarom? Zo nee, waarom stuurt Nederland dan toch mensen naar deze kampen/dan wel naar de regio waarbij er een gerede kans is dat mensen in deze kampen terecht komen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt de stellingname van het Europese asielagentschap EASO dat Yezidi’s in de Koerdische regio worden gediscrimineerd en belaagd, zich met de positie van de IND dat Yezidi’s veilig teruggestuurd kunnen worden?
Laat ik voorop stellen dat EASO nog geen advies over Irak heeft uitgebracht. Dit verwacht ik in juli.
Tot nu toe heeft EASO diverse landeninformatierapporten gepubliceerd over de veiligheidssituatie en de situatie van bepaalde groepen. Daaruit blijkt dat jezidi’s in een aantal gevallen in de Koerdisch autonome regio te maken kunnen krijgen met discriminatie, maar dat van structurele mensenrechtenschendingen geen sprake is. Wel blijkt dat de jezidi’s die ontheemd zijn in de Koerdisch Autonome Regio een andere positie hebben dan de jezidi’s die van oudsher in de Koerdisch Autonome Regio wonen.
EASO is op dit moment bezig met de Country Guidance Notes Iraq. Als het advies van EASO openbaar is, zal ik het natuurlijk aan uw Kamer sturen.
Los hiervan, het Nederlandse asielsysteem is zo ingericht dat iedere aanvraag zelfstandig wordt behandeld en daar worden alle relevante omstandigheden van de aanvrager bij betrokken.
Als een jezidi gewag maakt van discriminatie of andersoortige problemen gedurende zijn verblijf in de Koerdische Autonome Regio, wordt dat bij de besluitvorming betrokken. Niet iedere vorm van discriminatie leidt tot de conclusie dat sprake is van vervolging, maar dit wordt wel nader onderzocht bij de individuele beoordeling van de asielaanvraag. Ook wordt gekeken of er andere factoren zijn die meegenomen moeten worden, dan kan het gaan om familie in de regio, maar ook om individuele kwetsbaarheden.
Op welke manier houdt de IND rekening met informatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat de Koerden Yezidi’s niet altijd toelaten tot vluchtelingenkampen en hen soms zelfs uitzetten naar andere regio’s in Irak, terwijl die volgens de UNHCR nog altijd onveilig zijn?
Deze informatie, zie het algemeen ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken uit 2018, p. 53, geeft aan dat een aantal jezidi’s uit ontheemdenkampen in de Koerdische Autonome Regio zijn gezet, onder meer omdat hun familieleden bij de PMF zaten en daardoor door de Koerden als vijand werden gezien of omdat zij opkwamen voor de rechten van jezidi’s.
Mocht een jezidi die hierbij betrokken was zich in Nederland melden, dan wordt dit natuurlijk bij de afdoening van de individuele asielaanvraag betrokken. In zo’n zaak is het zeer waarschijnlijk dat voor die persoon geen veilige terugkeer naar de Koerdisch Autonome Regio mogelijk is.
Deelt u de mening dat als mensen worden teruggestuurd naar een gebied waar zij gediscrimineerd en belaagd worden, of het risico lopen te worden uitgezet naar een onveilig gebied waar zij gevaar lopen, dit in strijd is met het VN-vluchtelingenverdrag en het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om te voorkomen dat Nederland handelt in strijd met deze verdragen?
Ja. Het Nederlandse beleid voor asielzoekers is in lijn met geldende verdragen en richtlijnen. Bij iedere asielaanvraag vindt een zorgvuldige, individuele beoordeling plaats. Iedere persoon die het niet eens is met de afwijzing van zijn asielaanvraag kan naar de rechter stappen, waarna wordt gekeken of de IND correct besloten heeft. Tegen de uitspraak van de rechter staat hoger beroep open bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Hoeveel procedures zijn momenteel aanhangig bij rechtbanken en de Raad van State waarin de kwestie van het terugsturen van een Yezidi een rol speelt? Wat is de lijn van de IND in deze procedures? Wat is de lijn in de rechtspraak?
Het betreft de afwijzing van de asielaanvraag en daar wordt door de vreemdeling beroep tegen ingesteld. De IND geeft dan aan waarom geen asielbescherming wordt verleend in deze individuele aanvraag, omdat sprake is van een veilige verblijfsplaats waarbij alle individuele, relevante omstandigheden zijn meegewogen.
De rechtbank toetst of de IND tot dit besluit heeft mogen komen. Uit recente jurisprudentie3 blijkt dat eventueel een vluchtelingen- of ontheemdenkamp in de Koerdisch autonome regio voor een vreemdeling onder specifieke omstandigheden aangemerkt kan worden als vaste woon- of verblijfplaats.
Zoals ik hiervoor aan heb gegeven blijkt recente informatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat de ontheemde jezidi’s het bovengemiddeld zwaar hebben in de Koerdisch Autonome Regio. Voor jezidi’s die afkomstig zijn uit andere delen van Irak en zijn gevlucht naar de Koerdisch Autonome Regio en daar nu verblijven, zal ik bij de beoordeling van hun asielaanvraag zien als afkomstig zijn uit Centraal-Irak en voor hen is dan het beleid van kwetsbare minderheden van toepassing.
De etniciteit en religie van asielzoekers wordt niet geregistreerd. Omdat ik begrijp dat dit voor uw Kamer niet afdoende is, heb ik bij uitzondering de IND gevraagd om handmatig de dossiers van Irakese staatsburgers waar juridische procedures openstaan na te lopen. Vooralsnog gaat het om een zeer beperkt aantal zaken van jezidi’s dat voorligt bij de rechtbanken en de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaronder de beroepen tegen de hiervoor genoemde jurisprudentie.
Gelet op de recente informatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal ik de IND vragen deze zaken opnieuw te bezien.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Waar mogelijk heb ik uw vragen afzonderlijk beantwoord, maar gelet op de samenhang van de vragen heb ik er voor gekozen om een aantal vragen ook gezamenlijk te beantwoorden.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
De vergoeding van glucosemeter die de kwaliteit van leven aanzienlijk verbeterd |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekent met het bericht «Huidsensor voor diabetespatienten voorkomt nare vingerprik en hypo»? 1
Ja.
Hoe vindt u het dat uit onderzoek is gebleken dat een veel groter groep diabetespatienten baat heeft bij glucosemeter Free Style Libre?
Het Zorginstituut bepaalt, naast de zorgverzekeraars, aan de hand van de pakketcriteria welke zorg wel of niet tot het basispakket behoort. In een speciale werkgroep binnen de Ronde Tafel Diabeteszorg zijn de beroepsgroepen samen met de patiënten bezig met het bepalen van de indicatiestelling en welk wetenschappelijk bewijs nodig is om aan te tonen dat de Freestyle Libre (FSL) meerwaarde heeft voor de groep diabetespatiënten die standaard bloed prikt. Op basis van de resultaten uit de werkgroep zal het Zorginstituut een standpunt uitbrengen voor welke patiënten de FSL vergoed kan worden.
Welke alternatieve onderzoeken zijn bekend over de glucosemeter Free Style Libre?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens dat wanneer behandeling met de glucosemeter Free Style Libre voor veel mensen met diabetes meer kwaliteit van leven en een betere zorg betekent ten opzichte van hun huidige behandeling, dat moet worden onderzocht of deze behandeling kan worden vergoed?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is het verschil in kosten tussen de huidige behandeling met de vingerprik en behandeling met de glucosemeter Free Style Libre?
Ik kan slechts een indicatie geven over het kostenverschil omdat het gebruik van het aantal test strips per patiënt die bloed prikt sterk varieert. Bovendien heb ik geen inzicht in de exacte prijzen van hulpmiddelen omdat die tot stand komen tussen zorgverzekeraars en leveranciers. Echter, op basis van de gemiddelde uitgaven aan diabeteshulpmiddelen per jaar per patiënt liggen de kosten voor de Freestyle Libre ongeveer € 1.390,00 hoger ten opzichte van patiënten die vingerprikken.
Wat zou het kosten om glucosemeter Free Style Libre in het zorgpakket op te nemen?
De Freestyle Libre zit sinds 2017 in het basispakket voor een specifieke groep diabetespatiënten. Geschat wordt dat er jaarlijks 30.000 tot 51.800 patiënten voldoen aan de indicaties voor welke het Zorginstituut heeft beoordeeld dat de Freestyle libre effectieve zorg is. Op basis daarvan worden de bruto meerkosten geraamd op € 48,6 miljoen tot € 83,9 miljoen per jaar. In werkelijkheid zullen de maximale bruto kosten lager zijn, omdat een deel van de patiëntenpopulatie al continue glucosemeting gebruikt. Indien op basis van een standpunt van het Zorginstituut de vergoeding van de FSL voor diabetes 1 patiënten met andere indicaties wordt uitgebreid, is de verwachting dat ongeveer 45.000 patiënten extra hiervoor in aanmerking komen en dat de budgettaire impact 72,8 miljoen bedraagt.
Bent u bereid het Zorginstituut Nederland te vragen om glucosemeter Free Style Libre mee te nemen in het pakketadvies en hierover zo snel mogelijk te adviseren?
Zoals ik in mijn antwoord bij vraag 2, 3 en 4 heb gemeld, is het Zorginstituut bezig met het ontwikkelen van een standpunt. Onlangs heeft de Ronde Tafel Diabeteszorg geadviseerd om op basis van de huidige informatie na te gaan of vooralsnog alle mensen met diabetes type 1 de FSL vergoed kunnen krijgen. Door alle betrokken partijen van de Ronde Tafel wordt nu gewerkt aan het bij elkaar brengen en onderbouwen van de benodigde wetenschappelijke studies en overige informatie. Het is de verwachting dat Zorginstituut Nederland voor einde 2019 een uitspraak kan doen over vergoeding van FSL voor mensen met diabetes type 1. Ik zie daarom nu geen aanleiding het Zorginstituut om een aanvullend advies te vragen, aangezien het Zorginstituut reeds werkt aan een standpunt dat zal aangeven voor welke indicaties FGM wel en niet in het basispakket zit.
Het bericht ‘IND stuurt yezidi’s terug naar kampen in Noord-Irak, VN ongerust’ |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Sadet Karabulut , Attje Kuiken (PvdA), Joël Voordewind (CU), Lilianne Ploumen (PvdA), Jasper van Dijk |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Mark Harbers (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht « IND stuurt yezidi’s terug naar kampen in Noord-Irak, VN ongerust» van 27 april jl?1
Ja.
Kunt u toelichten waarom u in tegenstelling tot de Hoge Commissaris voor de Vluchtingen van mening bent dat Noord-Irak veilig is voor de yezidi’s?
In de afgelopen periode heb ik gezien dat zich in Nederland jezidi’s hebben gemeld die recent uit de Koerdisch Autonome Regio zijn vertrokken en hier asiel aanvragen. Deze personen hebben gedurende langere tijd in de Koerdisch Autonome Regio verbleven, nadat zij uit een ander gebied van Irak zijn gevlucht. Bij zo’n aanvraag wordt altijd individueel gekeken wat de persoonlijke omstandigheden zijn, of er familie in Irak is, wat de duur van het verblijf in de Koerdisch Autonome Regio was, wat de verblijfsomstandigheden waren en tot slot wordt gekeken of iemand problemen heeft ondervonden in de Koerdische Autonome Regio en sprake kan zijn van een reëel risico bij terugkeer waartegen de Koerdische autoriteiten geen bescherming kunnen of willen bieden.
Voor iedere aanvraag wordt een individuele afweging gemaakt of iemand recht heeft op bescherming van Nederland en of er sprake is van een reëel risico op een onmenselijke of vernederende behandeling bij terugkeer.
Het kan voorkomen dat na een langdurig verblijf in een ontheemdenkamp waar iemand een »naar lokale maatstaven normaal leven» leidde wordt aangenomen dat het ontheemdenkamp de normale woon- of verblijfplaats was.
Van belang bij de vraag of een gebied waar een jezidi heeft verbleven aangemerkt wordt als de normale woon- of verblijfplaats is of de jezidi daar naar lokale maatstaven gemeten op een normaal niveau heeft kunnen functioneren. Gelet op recente informatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zie ik dat dit niet geldt voor jezidi’s die uit andere delen van Irak naar de Koerdisch Autonome Regio zijn gevlucht. De ontheemde jezidi’s hebben het bovengemiddeld zwaar in de Koerdisch Autonome Regio.
Dat betekent dat voor jezidi’s die afkomstig zijn uit andere delen van Irak en die zijn gevlucht naar de Koerdisch Autonome Regio en daar voor hun komst naar Nederland verbleven hebben, ik bij de beoordeling van hun asielaanvraag de Koerdisch Autonome Regio niet (langer) aanmerk als hun normale woon- of verblijfplaats. Dat heeft tevens tot gevolg dat voor hen het beleid van kwetsbare minderheden van toepassing is.
Het enkel behoren tot een kwetsbare minderheidsgroep is in zichzelf onvoldoende om als jezidi een verblijfsvergunning te krijgen. Er moet sprake zijn van geloofwaardige individualiseerbare verklaringen, waaruit beperkte indicaties naar voren komen die duiden op een risico op ernstige schade als persoon.
De vreemdeling zal de individuele elementen die moeten worden gewogen zelf moeten aandragen en aannemelijk maken, maar de bewijslast die dan op een jezidi als kwetsbare minderheid ligt, is relatief licht.
Wat betreft de Koerdische opvangcapaciteit merk ik op dat het ambtsbericht Irak van april 2018 meldt dat de aanwezigheid van grote aantallen ontheemden en vluchtelingen een zwaar beslag op de bestaande voorzieningen legde. Dit wordt bevestigd door het meer recente bericht van UNHCR. Hoewel de situatie in sommige vluchtelingenkampen in de Koerdisch autonome regio niet optimaal is, kan niet in zijn algemeenheid gesteld worden dat de opvang aldaar niet voldoet.
Ik heb het Ministerie van Buitenlandse Zaken gevraagd bij het komende algemeen ambtsbericht over Irak, dat ik begin volgend jaar verwacht, extra aandacht te besteden aan de jezidi’s, zodat het beleid in overeenstemming blijft met hun positie in Irak. Eventuele belangrijke ontwikkelingen in de tussentijd worden uiteraard ook gevolgd.
Bent u bekend met het feit dat de Koerden die al zorg dragen voor bijna 1 miljoen vluchtelingen en hun capaciteit daarmee vrijwel is uitgeput? Zo ja, hoe kunt u dan stellen dat vluchtelingen in de tentenkampen op onderdak en voldoende voedsel kunnen rekenen? Zo nee, verandert dit iets aan uw opvatting dat de zorg in de tentenkampen toereikend is, zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met het feit dat Koerden yezidi’s soms tegenhouden en uitzetten naar andere gebieden? Zo ja, wat betekent dat voor het terugsturen van de yezidi’s? Zo nee, verandert dit iets aan uw opvatting dat de yezidi’s terug kunnen naar vluchtelingenkampen in Noord-Irak? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoeveel yezidi’s op de nominatie staan om terug gestuurd te worden?
De etniciteit en religie van (afgewezen) asielzoekers wordt niet bijgehouden. Ik heb bij uitzondering de Dienst Terugkeer en Vertrek gevraagd om handmatig de dossiers van Irakese staatburgers die in vreemdelingenbewaring zitten door te nemen. In de betreffende dossiers zijn geen indicaties gevonden dat zij tot de jezidi’s behoren.
Geldt het beleid van de overheid nog steeds dat de yezidi’s een kwetsbare groep zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u toelichten waarom yezidi’s dan alsnog teruggestuurd worden?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat er een onderscheid is tussen niet tegen de regels in gaan en het uitzetten van mensen naar een – in de ogen van de Hoge Commissaris voor de vluchtelingen – onveilig gebied?
Uit de beschikbare informatie volgt niet dat de Koerdisch Autonome Regio niet geschikt zou zijn als opvang voor ontheemden. UNHCR noemt de Koerdisch Autonome Regio ook niet onveilig – zie de recente rapporten van UNHCR van mei 2019.
Bij de individuele asielaanvraag wordt uitdrukkelijk gekeken wat het persoonlijk relaas van iemand is. Als een jezidi destijds uit Centraal-Irak naar de Koerdisch Autonome Regio is gevlucht en daar de afgelopen jaren zonder noemenswaardige problemen heeft gewoond en nu pas door is gereisd naar Nederland en hier asiel aanvraagt, dan wordt dit meegenomen bij de beoordeling van het beschermingsverzoek. Als laatste woon/verblijfplaats wordt dan net als bij andere zaken, aangenomen dat dit de Koerdisch Autonome Regio is en wordt individueel bezien of het redelijk is dat iemand daar naartoe terug kan keren.
Zoals ik hiervoor heb aangewezen, zal ik bij de beoordeling van de asielaanvraag van jezidi’s die afkomstig zijn uit andere delen van Irak en die zijn gevlucht naar de Koerdisch Autonome Regio en daar nu verblijven ervan uitgaan dat zij afkomstig zijn uit Centraal-Irak. Voor hen is het beleid van kwetsbare minderheden van toepassing.
Het bericht dat een onafhankelijke inspectie onderzoek zou moeten doen naar een brand |
|
Ronald van Raak |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u het eens met de Vakvereniging voor Brandweervrijwilligers dat een onafhankelijke inspectie, onderzoek had moeten doen naar de brand in Hellevoetsluis? Zo nee, waarom niet?1
Nee. Naar aanleiding van de brand in Hellevoetsluis op 20 mei 2016 is door het bestuur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond zelf onderzoek gedaan naar het incident. De Inspectie Justitie en Veiligheid heeft indertijd het onderzoeksrapport van de veiligheidsregio naar de brand in Hellevoetsluis bestudeerd. Een nader onderzoek achtte zij niet nodig.2
Het inspectierapport Inrichting repressieve brandweerzorg gaat in het regiobeeld Rotterdam-Rijnmond onder andere in op de voertuigbezetting in Hellevoetsluis.3 Geconcludeerd wordt dat «als een Snel interventievoertuig (SIV) wordt ingezet bovenop de bestaande brandweerzorg, dan wordt het niveau van brandweerzorg verbeterd en niet aangetast. Dit is het geval in Hellevoetsluis.»
Op basis hiervan acht ik een onderzoek door de Inspectie Justitie en Veiligheid nu niet nodig.
Bent u bereid de adviezen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid alsnog op te volgen en een onafhankelijke inspectie, onderzoek te laten doen bij branden in plaats van de veiligheidsregio, die zelf verantwoordelijk is? Zo nee, waarom niet?
Mij zijn geen adviezen van de Onderzoeksraad bekend over het laten verrichten van brandonderzoeken door een onafhankelijke inspectie in plaats van door de betreffende veiligheidsregio.
Dit laat onverlet dat ik het belangrijk vind dat veiligheidsregio’s zelf, juist passend bij de eigen verantwoordelijkheid, incidenten onderzoeken. De Inspectie Justitie en Veiligheid beziet in voorkomende gevallen of zij het nodig acht een eigen onderzoek in te stellen en/of zij een andere vorm van betrokkenheid heeft bij het onderzoek door de veiligheidsregio.
Worden de casussen in Weesp en Hellevoetsluis meegenomen in de evaluatie van de Wet Veiligheidsregio’s? Zo nee, waarom niet?
U bent op 19 maart 2019 geïnformeerd over de concept evaluatieopdracht van de commissie.4 Indien uw Kamer hierover vragen dan wel opmerkingen zou hebben, beantwoord ik deze graag in het kader van het schriftelijk overleg over de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s. De evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s zal worden uitgevoerd door een onafhankelijke commissie. De commissie stelt haar werkwijze vast en bepaalt zelf welke informatie zij bij de evaluatie betrekt.
Bent u bereid alsnog een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de brand in Hellevoetsluis, waarbij ook de inzet van de variabele voertuigbezetting onderzocht wordt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wanneer kan een reactie worden verwacht op de aangenomen motie waarin wordt gevraagd om een nieuw kader waarin wordt beschreven wanneer er mag worden afgeweken van een normale voertuigbezetting?2
Met mijn brief d.d. 11 februari jl. heb ik u mijn reactie gegeven op de motie Helder.6
Het bericht dat Poetin paspoorten uitdeelt aan inwoners van separatistengebieden in Oost-Oekraïne |
|
Sven Koopmans (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Het bericht dat er vraagtekens zijn bij de fundering van de parkeergarage in Eindhoven |
|
Erik Ronnes (CDA), Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Vraagtekens bij fundering parkeergarage Eindhoven»?1
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen de constatering van de heer Terken dat de staat van de fundering «opmerkelijk» was? Hoe kijkt u aan tegen de uitspraak van de heer Plass van Centraal Bureau Bouwregelgeving (CBB), waarbij hij aangeeft er niet zeker van te zijn dat de fundering geen rol heeft gespeeld in het instorten van de parkeergarage en waarbij hij constateert dat er scheuren in de probleemvloeren rondom de funderingspalen zaten?
Naar aanleiding van de berichtgeving in Cobouw heb ik contact opgenomen met de gemeente Eindhoven omdat de gemeente inzicht heeft in de staat van de ondergrond ter plaatse en als bevoegd gezag het bouwplan vooraf heeft beoordeeld en toezicht heeft gehouden op de uitvoering. De gemeente heeft mij het volgende laten weten. De grilligheid in de opbouw van de grond met verschillende grondlagen is in Eindhoven niet ongebruikelijk. Het komt vaker voor dat binnen een bouwproject aan de hand daarvan in het ontwerp voor verschillende paallengtes wordt gekozen. Dit is ook het geval geweest bij de parkeergarage Eindhoven. Het aangeleverde funderingsadvies inclusief de sonderingen van de parkeergarage, is op de gebruikelijke wijze gecontroleerd door de gemeentelijke constructeur. De gekozen paallengtes zijn in lijn met de sonderingsresultaten van de grondopbouw ter plaatse.
In het Cobouw artikel wordt gesproken over scheuren rondom de kolomkoppen. Deze scheuren zijn beschouwd in de onderzoeken die naar de instorting van de parkeergarage zijn uitgevoerd door Hageman, TNO en de Onderzoeksraad voor Veiligheid.
Hoe kijkt u er tegenaan dat, in tegenstelling tot de heren Terken en Plass, de heer Wijte van adviesbureau Hageman constateert in het rapport «Bezwijken parkeergarage Eindhoven Airport2 dat er geen aanwijzingen zijn dat de fundering een rol heeft gespeeld in het instorten van de parkeergarage? Kan de heer Wijte deze conclusie wel trekken?
De heer Wijte trekt deze conclusie op basis van zijn onderzoek naar de instorting van de parkeergarage. Deze conclusie is in lijn met de andere onderzoeken die naar de instorting van de parkeergarage zijn uitgevoerd (door TNO en de Onderzoeksraad voor Veiligheid).
In hoeverre heeft adviesbureau Hageman haar rapport onafhankelijk opgesteld ten opzichte van de BAM die adviesbureau Hageman heeft aangesteld en de fundering heeft aangebracht?
Over de onafhankelijkheid van adviesbureau Hageman heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd in mijn brief van 14 februari 2019 (Kamerstuk 28 325, nr. 187).
Heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) naar het rapport van de heer Terken over de staat van de fundering gekeken, waarvan de heer Terken zegt dat hij dit rapport naar de OvV heeft gestuurd? Zo ja, waarom zijn de uitkomsten van het rapport van de heer Terken niet opgenomen in het rapport van de OvV? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van uw vraag heb ik contact opgenomen met de Onderzoeksraad. Deze heeft mij laten weten dat zij bij haar onderzoek de fundering van de parkeergarage heeft beschouwd en heeft geconcludeerd dat het falen van de fundering als oorzaak voor de instorting niet waarschijnlijk is. Bij het uitvoeren van haar onderzoeken is de Onderzoeksraad gehouden aan een geheimhoudingsplicht en doet daarom geen uitspraken met wie er gesproken is, welke informatie verzameld is en hoe daarmee is omgegaan, behoudens wat in het rapport is weergegeven.
Is het waar, zoals de OvV in zijn rapport aangeeft3, dat de hoofdconstructeur opdracht kreeg keuringen op de wapening van de fundering, de funderingspalen en de vloeren uit te voeren, maar slechts één keuring van één vloer heeft uitgevoerd? Is er geen enkele keuring uitgevoerd op de fundering en/of de funderingspalen? Hoe kijkt u hiertegen aan in het licht van het rapport van de heer Terken?
Ja, dit volgt uit OvV-rapport. Dat de hoofdconstructeur, in opdracht van de opdrachtgever, geen keuring heeft uitgevoerd op de fundering betekent niet dat er geen enkele keuring heeft plaats gevonden. Zo heeft de gemeente Eindhoven mij laten weten dat de gemeentelijke bouwinspecteur de bouw van de fundering diverse keren heeft bezocht. Tweemaal is een bezoek gebracht bij het aanbrengen van de funderingspalen (boorpalen), bij een derde bezoek zijn nadere afspraken gemaakt over het akoestisch doormeten van de boorpalen. Daarna zijn er twee controles geweest op de wapening van de funderingspoeren waarbij geen noemenswaardige afwijkingen zijn geconstateerd.
Kunt u met 100% zekerheid aangeven dat de fundering geen rol heeft gespeeld in het instorten van de parkeergarage in Eindhoven?
Uit de verschenen onderzoeksrapporten blijkt dat er «geen aanwijzingen» zijn (Hageman) en dat het «niet waarschijnlijk» is (Onderzoeksraad) dat de fundering een rol heeft gespeeld bij het instorten van de parkeergarage in Eindhoven. Het TNO-onderzoeksrapport gaat niet expliciet in op de fundering, maar TNO heeft mij desgevraagd laten weten het op dit punt eens te zijn met de conclusies van Hageman en de Onderzoeksraad. Al deze conclusies zijn in lijn met de door gemeente Eindhoven aan mij verstrekte informatie. Op basis van al deze informatie ga ik ervan uit dat de fundering geen rol heeft gespeeld bij het instorten van de parkeergarage.
Neemt u de uitkomsten van het rapport van de heer Terken mee in het bepalen van de definitieve rekenregels door de heer Hageman en adviesbureau Horvat die u eind april wilt publiceren voor de definitieve landelijke inventarisatie naar probleemvloeren?
Gelet op mijn conclusie in het antwoord op de vorige vraag, is er voor mij geen aanleiding om de fundering te beschouwen bij het bepalen van de definitieve rekenregels.
Kunt u, gegeven de deadline van eind april, de antwoorden op deze vragen binnen een week naar de Kamer sturen?
De vragen zijn zo spoedig als mogelijk beantwoord.
Het bericht 'Nieuwe’ geul klaar maar werkt nog niet’ |
|
Remco Dijkstra (VVD), Aukje de Vries (VVD), Erik Ziengs (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel ««Nieuwe» geul klaar maar werkt nog niet»?1
Ja.
Kunt u aangeven, nu deze eerste bochtafsnijding is gerealiseerd, wat de oorspronkelijk beoogde tijdwinst van deze bochtafsnijding is, wanneer dit zichtbaar moeten zijn en hoe gemonitord wordt of het in de praktijk ook zo uitwerkt?
De bochtafsnijding maakt onderdeel uit van een pakket aan maatregelen om de betrouwbaarheid van de verbinding Holwerd-Ameland te verbeteren (zie ook antwoord 5). Het ontwerp en de ligging van de bochtafsnijding Vloedgeul is in overleg met de belangrijkste stakeholders, waaronder Wagenborg Passagiersdiensten (WPD), de gemeente Ameland en andere gebruikers van de vaargeul tot stand gekomen. De vaarroute is met deze bochtafsnijding 800 meter korter geworden en de beoogde vaartijdwinst is 4 tot 6 minuten. Een kortere vaarroute is echter geen garantie voor het voorkomen van vertragingen. De vaartijd blijft namelijk, zeker in de Waddenzee, sterk afhankelijk van wind, stroming en waterstanden. Op dit moment kan nog niet worden vastgesteld of de beoogde vaartijdwinst is gerealiseerd. Op de monitoring wordt ingegaan bij de antwoorden op vragen 3 en 4.
Op welke termijn zouden de resultaten van de bochtafsnijding, waarvan Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat de natuur nu haar werk moet doen en van een U-vorm een V-vorm moet maken, zichtbaar moeten kunnen zijn en wordt bekend of het werkt? Hoe wordt dit in de gaten gehouden c.q. gemonitord?
De nieuwe geul is binnen de kaders van de vigerende regelgeving voor natuur uitgebaggerd tot de maximaal mogelijke afmetingen van 60 meter breed en 4 meter diep. De hellingen en taluds van de geul worden vervolgens op natuurlijke wijze door de stroming gevormd. Hoe snel de natuur zijn werk doet, is lastig voorspelbaar en onder andere afhankelijk van de stroomsnelheid ter plekke. De ontwikkelingen van de vaargeul worden wekelijks gemonitord door middel van lodingen (dieptemetingen). De breedte en diepte van de Vloedgeul worden ondertussen door onderhoudsbaggerwerk op niveau gehouden. Daarnaast wordt op dit moment een meetcampagne voorbereid waarbij ook de stroomsnelheden en sedimentsamenstelling in kaart worden gebracht. Deze monitoring geeft inzicht in de gevolgen voor het onderhoudsbaggerwerk en het verdere gedrag van de nieuwe geul.
Kunt u, aangezien na de realisatie van de bochtafsnijding er nog steeds vertragingen geconstateerd zijn, de komende tijd tot het eerstvolgende algemeen overleg Wadden op 26 juni 2019 de vertragingen bij de veerdienst Nes – Holwerd monitoren, analyseren en de Kamer daarover voorafgaand aan het algemeen overleg informeren?
De door uw Kamer gevraagde informatie is niet tijdig beschikbaar voor het Algemeen Overleg Wadden van 26 juni 2019. Conform de vervoerconcessie Waddenveren verstrekt WPD elk kwartaal gegevens over de punctualiteit van de veerdienst aan de concessieverlener. Op die manier worden de vertragingen gemonitord. Bij de verzending van het vervoerplan van WPD voor 2020 door de Staatssecretaris aan uw Kamer (conform concessie vóór 1 oktober 2019), zal tevens stilgestaan worden bij de vraag of de situatie is verbeterd sinds de openstelling van de Vloedgeul in april 2019.
Kunt u aangeven wat de planning is van de overige maatregelen om vertragingen te voorkomen voor de vaargeul Ameland en wat de beoogde impact zou moeten zijn om vertragingen in de toekomst te verminderen c.q. tegen te gaan? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de plannen voor en realisatie van een tweede bochtafsnijding?
Over de overige maatregelen om de betrouwbaarheid van de verbinding Holwerd-Ameland voor de korte termijn te verbeteren bent u eerder geïnformeerd, voor het eerst op 19 december 2016 (Kamerstuk 31 409, nr. 131) en voor het laatst op 27 september 2018 (Kamerstuk 27 625, nr. 454). Deze maatregelen zijn inmiddels uitgevoerd of in gang gezet.
In de brief van 19 december 2016 is gemeld dat met het pakket aan maatregelen de vertragingen voor de korte termijn grotendeels kunnen worden opgelost. In de brief van 27 september 2018 is gemeld dat de prestaties uit de eerste helft van 2018, ondanks de inspanningen van WPD en Rijkswaterstaat, nog geen verbetering lieten zien. Daarom heeft de Staatssecretaris Rijkswaterstaat gevraagd onderzoek te laten doen naar de oorzaken van de vertragingen. Over de resultaten van dit onderzoek zal de Staatssecretaris u bij de bij antwoord 4 genoemde verzending van het vervoerplan 2020 informeren.
De voorbereiding voor de tweede bochtafsnijding bij Reegeul-Oost is gestart. Hiervoor wordt, net als voor de Vloedgeul, een uitgebreid vergunningentraject doorlopen met publicatie en inzagetermijnen, aanbesteding en -indien vergunbaar- realisatie. Bij positief doorlopen van alle procedures voor het verwerven van de noodzakelijke vergunningen zou deze bochtafsnijding Reegeul-Oost eind 2020 gereed kunnen zijn. De ervaringen van de bochtafsnijding Vloedgeul worden meegenomen in het ontwerp.
Wanneer is er meer zicht op een mogelijke (middel-)lange termijn en toekomstbestendige oplossing voor de verbinding Nes – Holwerd?
Zoals ik u eerder heb gemeld in de brief van 27 september 2018 is het proces gestart om te komen tot een langetermijnvisie voor een duurzame, betrouwbare en toekomstbestendige verbinding tussen Ameland en de vaste wal na 2029. Dit in samenwerking met de eilandbewoners en -ondernemers, gemeente Ameland, gemeente Noardeast Fryslân, provincie Fryslân en betrokken maatschappelijke organisaties. De eerste resultaten worden in het najaar van 2019 verwacht.
Kunt u de vragen kort (maar tijdig) voor het eerstvolgende algemeen overleg Wadden op 26 juni 2019 beantwoorden om een zo actueel mogelijk overzicht te hebben voor het algemeen overleg?
Ja.
De aanpak van een Algerijn die bijna een Groningse held doodstak |
|
Gidi Markuszower (PVV), Sietse Fritsma (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Hoe is het in hemelsnaam mogelijk dat deze levensgevaarlijke Algerijnse crimineel op vrije voeten is gesteld en niet uit Nederland is verwijderd, vooraf gegaan door vreemdelingenbewaring?1
Het is staand kabinetsbeleid dat het verton en van maatschappelijk onaanvaardbaar gedrag in beginsel gevolgen moet hebben voor het verblijf van een vreemdeling in Nederland. Het kabinet zet zich in om de terugkeer van criminele vreemdelingen te bewerkstelligen, zowel op Europees niveau2 als in de nationale praktijk.
In deze specifieke zaak is a tijdens zijn verblijf in strafrechtelijke detentie getracht om de vreemdeling in het kader van de Dublinverordening over te dragen aan de EU-lidstaat die verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielaanvraag. Gedurende de strafdetentie is de termijn voor de overdracht verstreken. Abusievelijk is nagelaten om tijdig aan de verantwoordelijke EU-lidstaat om uitstel te vragen, waardoor de overdracht geen doorgang kon vinden.
Nadat de vreemdeling zijn straf had uitgezeten, is hij aansluitend in vreemdelingenbewaring gesteld. De vreemdelingenbewaring moest worden opgeheven vanwege het ontbreken van een terugkeerbesluit.
Inmiddels zit de vreemdeling weer in bewaring en wordt onverminderd ingezet op terugkeer naar Algerije. Op 3 juni heeft de KMar een terugkeerbesluit uitgereikt.
Is deze misdadiger daadwerkelijk in vreemdelingenbewaring gezet zoals in de brief van het openbaar Ministerie van 1 maart j.l. is gesteld? Zo ja, waarom is hij dan zo snel weer vrijgelaten en niet uitgezet? Zo nee, waarom niet en waarom is het slachtoffer met onjuiste informatie op het verkeerde been gezet?
Zie antwoord vraag 1.
Realiseert u zich dat het zomaar in onze samenleving vrij laten van deze agressieveling nog meer onschuldige slachtoffers op kan leveren dan de Groningse held die hij al heeft geprobeerd dood te steken?
Ik merk op dat de vreemdeling zijn straf had uitgezeten. De basis van ons rechtstelsel is dat een veroordeelde dan in vrijheid wordt gesteld en dat hem of haar een tweede kans in de maatschappij wordt geboden. Tenzij er levenslang wordt opgelegd, zal zich dus bij iedere veroordeling tot gevangenisstraf de situatie voordoen dat een persoon die een delict heeft gepleegd weer in vrijheid wordt gesteld nadat de gevangenisstraf is uitgezeten. In gevallen als deze, waarin het gaat om een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf, is dat juist anders, omdat een vreemdeling in dat geval niet in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling en bovendien, als zijn terugkeer niet direct kan worden gerealiseerd, aansluitend op zijn gevangenisstraf, en enkel met het oog op zijn verwijdering, in vreemdelingenbewaring wordt gesteld.
Realiseert u zich tevens dat uw belofte criminele vreemdelingen aan te pakken niets waard is omdat u ze in de praktijk gewoon letterlijk laat lopen?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom wordt na lang aandringen alleen aan het slachtoffer medegedeeld dat de dader inderdaad zoek is, gevolgd door de mededeling dat de kans klein is dat de dader wordt aangehouden en de aan hem opgelegde schadevergoeding (zelf) betaalt? Waarom wordt in plaats van deze laakbare laksheid niet gezegd dat alles op alles gezet gaat worden deze crimineel op te pakken, uit te zetten en hem de schadevergoeding te laten betalen?
Het betreft hier informatievoorziening van het Openbaar Ministerie aan het slachtoffer. Zoals aangegeven had betrokkene zijn straf uitgezeten. Het OM heeft de slachtoffers laten weten dat de Staat de schadevergoedingsverplichting van de veroordeelde overneemt. De veroordeelde is in het Nationale Opsporingsregister geplaatst.
Erkent u dat u de grip op criminele vreemdelingen totaal kwijt bent en dat het mede daardoor de hoogste tijd is voor een volledige asielstop?
Nee. Ik verwijs u hiervoor naar mijn antwoord op vraag 7 van de vragen van het lid Fritsma (PVV) van 2 januari 2019 over hetzelfde onderwerp.3
Erkent u tenslotte dat u in dit specifieke geval toch over een individuele zaak dient te berichten omdat de controlerende taak van de Kamer niet opzij gezet kan worden in dit geval van zeer ernstige tekortkomingen rond de aanpak van criminele vreemdelingen en het gevaar dat dit voor de samenleving oplevert?
Ik erken dat de controlerende taak van de Tweede Kamer één van de fundamenten van onze democratie vormt en dat deze waar mogelijk moet worden gefaciliteerd. Met het oog op de privacybeschermingswetgeving dient de overheid wel terughoudend om te gaan met het verstrekken van persoonsgegevens, zeker in documenten die openbaar worden gemaakt. Met bovenstaande beantwoording meen ik een goede balans te hebben gevonden.
Verschillende reisadviezen |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Klopt het dat lidstaten van de Europese Unie (EU) nog steeds verschillende reisadviezen afgeven voor dezelfde landen? Zo ja, vindt u dit wenselijk?
Bent u het er mee eens dat het wenselijk zou zijn om één Europees reisadvies te hebben, omdat 28 verschillende reisadviezen verwarrend kunnen zijn voor reizigers, vakantiegangers en reisorganisaties?
Kunt u aangeven voor welke populaire reisbestemmingen buiten Europa EU-lidstaten verschillende reisadviezen afgeven? Kunt u aangeven waarom Europese reisadviezen in de nasleep van de aanslagen in Sri Lanka van elkaar verschilden?
Kunt u aangeven of er binnen andere EU-lidstaten de wens bestaat om tot een gemeenschappelijk reisadvies te komen?
Over het algemeen wordt het belang van gelijkluidende reisadviezen binnen de EU zeker erkend. De problemen en verwarring die verschillende adviezen kunnen opleveren voor burgers en reisorganisaties, staan bij de meeste landen goed op het netvlies. Daarom vindt bij een crisis direct afstemming plaats tussen de landen over de inhoud van het reisadvies. Dit gebeurt lokaal, via telefonisch overleg tussen de hoofdkwartieren en via een gezamenlijk online EU-platform (COOL). Nederland maakt zich binnen de EU sterk voor verdere intensivering van deze samenwerking.
U kunt zich echter voorstellen dat er v.w.b. de praktische uitvoering een aantal haken en ogen kleven aan het komen tot één gezamenlijk reisadvies. De afstemmingsprocedure voordat een advies gepubliceerd kan worden, zal
bijvoorbeeld (veel) meer tijd in beslag nemen. En juist bij crises is het van belang een reisadvies snel aan te passen, zodat Nederlanders op de hoogte zijn van de actuele veiligheidsrisico’s in het buitenland.
Een andere lastige factor is dat niet alle lidstaten reisadviezen hebben, en dat sommige lidstaten maar voor een beperkt aantal landen reisadviezen opstellen. Tot slot ligt de wettelijke bevoegdheid ten aanzien van het opstellen van reisadviezen nog immer op nationaal niveau. Dit betekent dat de Minister van BZ politiek verantwoordelijk is voor de inhoud van de reisadviezen van de Nederlandse overheid. Het is onduidelijk waar deze verantwoordelijkheid zich bevindt in geval van een gezamenlijk Europees reisadvies.
Derhalve bestaat er binnen de EU momenteel nog weinig draagvlak voor één Europees reisadvies.
Op welke wijze hebt u zich de afgelopen jaren ingezet voor betere harmonisatie van Europese reisadviezen? Welke stappen wilt u daar de komende tijd zetten?
BZ heeft binnen de EU regelmatig aandacht gevraagd voor het belang van meer uniformiteit tussen de reisadviezen en het verbeteren van de onderlinge samenwerking op dit gebied. Naast het opbrengen van dit punt binnen de consulaire EU werkgroepen (zoals de COCON), heeft BZ er ook voor gezorgd dat organisaties uit de Nederlandse reisbranche spreektijd kregen op belangrijke EU bijeenkomsten omtrent het reisadvies en dit punt konden benadrukken.
Verder heeft BZ tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de EU in 2016 aandacht gevraagd voor deze vragen, en is sterk ingezet op het bevorderen van de lokale samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van crisisvoorbereiding.
Dit heeft geresulteerd in de wereldwijde uitrol van het Joint EU Consular Crisis Preparedness Framework; een document waarin lokaal afspraken worden vastgelegd over de samenwerking bij crises. Onderdeel van dit plan is ook een risicoanalyse, waarbij gezamenlijk gekeken wordt naar de bestaande veiligheidsrisico’s en dreigingen in het land.
Ik ben bereid het belang van eensgezinde reisadviezen verder te blijven benadrukken binnen de EU. Bij de verscheidene EU-voorzitterschappen zal dit punt onverkort worden gemaakt, onder meer bij het huidige Roemeense voorzitterschap.
Ook bij de samenstelling van de nieuwe Europese Commissie zal Nederland aandacht vragen voor dit onderwerp. De veiligheid van Nederlanders staat voor mij echter altijd voorop. Ik wil daarom strenge criteria koppelen aan de eventuele invoering van een gezamenlijk reisadvies. Daarbij denk ik aan snelheid, kwaliteit en absolute absentie van politieke overwegingen.
Heeft u zich al ingezet om tot een gezamenlijk Europees reisadvies te komen? Zo ja, kunt u aangeven waarom dit tot op heden niet is gelukt? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft in EU-verband aandacht gevraagd voor een gezamenlijk Europees reisadvies. Daarbij zijn de onder vraag 4 geschetste uitdagingen ook steeds genoemd, die ook door andere lidstaten worden onderkend.
Nederland staat positief tegenover één gezamenlijk Europees reisadvies. Nederland zal op weg daarnaartoe actief blijven werken aan meer Europese samenwerking en afstemming waar het gaat om de vorm en inhoud van de reisadviezen, zowel in EU-verband als in nauwe bilaterale samenwerking met partners in Europa. De Europese burgers en de professionele reiswereld hebben hier belang bij. We blijven hier de komende tijd binnen de Europa dan ook op inzetten.
Het bericht ‘Groen licht voor islamitisch meisjesinternaat in Blerick’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Groen licht voor islamitisch meisjesinternaat in Blerick»?1
Ja.
Bent u bereid dit sharia-internaat meteen te sluiten, danwel dicht te laten timmeren?
Nee. Nederland is een open en vrije samenleving. De vrijheden van vereniging en van vergadering zoals vastgelegd in onze Grondwet zijn een groot goed. Het staat iedere burger vrij om hun kinderen buiten de onderwijstijd informeel onderwijs te laten volgen en/of in een jeugdverblijf te laten verblijven.
Wat het kabinet niet wenselijk vindt, is onderwijs dat de integratie in Nederland belemmert of antidemocratische opvattingen stimuleert. Het kabinet vindt het van belang dat in ons land alle mensen meedoen in de samenleving; informeel onderwijs zou dat niet in de weg moeten staan.
Na opening van het jeugdverblijf valt de instelling onder het toezicht dat is gerealiseerd met de Wet op de jeugdverblijven. In deze wet is het toezicht opgedragen aan de gemeente waarin het jeugdverblijf is gevestigd. De burgemeester is bevoegd tot sluiting van het jeugdverblijf bij een gegrond vermoeden van een overtreding of misdrijf dat directe gevolgen heeft voor de veiligheid van de minderjarige dan wel een ernstige bedreiging vormt voor de ontwikkeling van de minderjarige in het jeugdverblijf.
Deelt u de mening dat meisjes in Nederland nooit op een internaat mogen zitten, waarvan de grondslag is gebaseerd op de islam en dus de sharia? Zo ja, bent u dan bereid om alle islamitische internaten, weekendscholen, koranscholen en huiswerkbegeleidingsinstituten te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat drogisten en huisartsen gaan samenwerken om mensen met kleine kwalen beter te helpen |
|
Henk van Gerven |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Huisartsen gaan doorverwijzen naar de drogist»?1
Het gaat om een gezamenlijk initiatief van het Centraal Bureau Drogisterijbedrijven (CBD) en zorgverzekeraar Zilveren Kruis, een deel van de monitoring wordt uitgevoerd door het NIVEL. Het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), Patiëntenfederatie Nederland, het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik en de Consumentenbond nemen deel aan de klankbordgroep. Ik ben van mening dat door de expertise in de klankbordgroep en de monitoring van het NIVEL, er gedegen onderzoek kan worden gedaan naar de samenwerking tussen huisarts, drogist en apotheker op het gebied van kleine kwalen.
Wat vindt u van dit initiatief van het Centraal Bureau Drogisterijbedrijven?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat het Nederlands Huisartsen Genootschap achter dit initiatief staat? Wat is daarbij de motivatie?
Het NHG laat weten dat zij het initiatief niet formeel steunen. Wel hebben zij iemand afgevaardigd voor de klankbordgroep om te adviseren over de rol van hun publiekswebsite Thuisarts.nl met patiënteninformatie over onder andere zelfzorg en kleine kwalen waar deze proef over gaat. Het NHG wil zelfzorg en de juiste zorg op de juiste plek stimuleren. Het doel van de proef is niet om het huisartsenbezoek terug te dringen. Er zullen namelijk ook mensen zijn die regelmatig bij de drogist komen en die moet worden geadviseerd naar de huisarts te gaan voor hun kwaal. Het gaat om een proef en daar staat het NHG positief tegenover.
Deelt u de mening dat deze samenwerking financiële belangenverstrengeling in de hand speelt en normaliseert, aangezien drogisterijen primair op handel gericht zijn? Vindt u niet dat een dergelijke financiële belangenverstrengeling onwenselijk is?
Het NHG geeft aan dat huisartsen bij kleine kwalen ook nu al vaak verwijzen naar de apotheek of drogist met de voorwaarde dat altijd goede voorlichting wordt gegeven. In de proef wordt de samenwerking ondersteund door het inzetten van een aantal interventies door betrokkenen te stimuleren. Deze interventies zijn gebaseerd op bestaande informatie en standaarden zoals thuisarts.nl, apotheek.nl en de zelfzorgkaarten van het CBD. Ik deel daarom de mening niet.
Denkt u dat deze samenwerking zal leiden tot meer gebruik van onnodige zelfzorggeneesmiddelen voor kleine kwalen (verkoudheid, schaafwonden, insectenbeten) die in principe vanzelf overgaan en waar het gebruik van (zelfzorg)geneesmiddelen niet vereist is?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 gaat het om een gezamenlijk initiatief van het CBD en Zilveren Kruis. Zilveren Kruis financiert het project. In de proef ligt de nadruk op de samenwerking tussen huisarts en drogist en niet op het gebruik van zelfzorgmiddelen. Ik heb van het NHG vernomen dat huisartsen op dit moment al veel doorverwijzen naar apotheek en drogist voor zelfzorggeneesmiddelen, zoals paracetamol, neusspray en antihistaminica. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat er een toename is van het gebruik van zelfzorgmiddelen.
Deelt u de voorkeur voor beantwoording van vragen door een praktijkassistent van een huisarts wanneer mensen zich met een kleine kwaal tot de huisarts richten, in plaats van samenwerking met een commerciële partij? Zo ja, wat gaat u doen om die weg te stimuleren? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen voorkeur hiervoor, maar het is van belang dat mensen voor vragen omtrent kleine kwalen zowel naar de huisarts als naar de apotheek of drogist kunnen. Er zijn geen (financiële) drempels voor mensen om hun vraag neer te leggen bij de huisarts of praktijkassistent. De keuzevrijheid van de patiënt wordt hiermee niet beperkt. Daarom is een extra stimulans niet nodig.
Het bericht ‘UNHCR evacueert honderden vluchtelingen uit kamp bij Tripoli’ |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «UNHCR evacueert honderden vluchtelingen uit kamp bij Tripoli»?1
Ja.
Heeft u contact gehad met de VN-Vluchtelingenorganisatie UNHCR over de situatie in de vluchtelingenkampen in Libië die – in de woorden van Matthew Brook van de UNHCR-missie in Libië – nog nooit zo gevaarlijk is geweest en dat het van levensbelang is dat vluchtelingen die in gevaar zijn worden vrijgelaten en geëvacueerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat kunt en gaat u doen om deze vluchtelingen te helpen?
Graag verwijs ik u naar de beantwoording van gestelde vragen door uw Kamer aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Minister van Buitenlandse Zaken op 23 april jl. waar op deze vragen nader wordt ingegaan.2
Wat vindt u van de oproep van Amnesty International om te (laten) onderzoeken onder welke omstandigheden de twaalf migranten gewond zijn geraakt?
Het kabinet betreurt het voorval in het Qasr Ben Ghasir detentiecentrum. Nederland vindt het belangrijk dat alle partijen bij een gewapend conflict zich aan het internationaal recht houden. Mogelijke schendingen hiervan moeten in de eerste plaats worden onderzocht en personen verantwoordelijk voor deze schendingen mogen niet ongestraft blijven. Het kabinet benadrukt dan ook het belang van strafrechtelijk onderzoek en daarmee de noodzaak voor het afleggen van verantwoording.
Heeft het verzoek van Italië via de Europese Unie (EU), u inmiddels bereikt? Zo ja, op welke manier gaat u zich in EU-verband inzetten? Zo nee, bent u bereid zelf overleg op Europees niveau te initiëren?
Voor zover bekend bij het kabinet heeft Italië een verzoek aan de Europese Commissie gedaan, niet aan de lidstaten. Het kabinet is niet bekend met de inhoud van het verzoek of een eventuele reactie van de Europese Commissie. Uiteraard volgt het kabinet de situatie in Libië nauwlettend. Ten aanzien van de inzet van het kabinet verwijs ik kortheidshalve naar de beantwoording van vergelijkbare vragen gesteld op 23 april jl.3
Wat is uw reactie op de situatie bij het detentiekamp in de buitenwijk Tajoura, waar vluchtelingen die de mogelijkheid om te vluchten is geboden, het kamp niet durven te verlaten uit angst dat ze in gevechten rond de hoofdstad terechtkomen? Ziet u mogelijkheden om deze vluchtelingen in veiligheid te brengen?
Sinds het uitbreken van het geweld rondom Tripoli, is de onveiligheid in detentiecentra toegenomen, zo ook in het detentiecentrum in de buitenwijk Tajoura. In de avond van 7 mei heeft er een luchtaanval plaatsgevonden gericht op een munitieopslagplaats van de militie die het detentiecentrum in Tajoura onder controle heeft. Er zijn geen gewonden gevallen, maar dit incident benadrukt de zorgwekkende situatie van migranten en vluchtelingen in detentiecentra die zich in conflictzones bevinden. Ten aanzien van de mogelijkheden om vluchtelingen in detentiecentra in veiligheid te brengen, verwijs ik kortheidshalve naar de beantwoording van vergelijkbare vragen gesteld op 23 april jl.4
Ziet u mogelijkheden om de UNHCR te ondersteunen om de 3.000 mensen die nog vastzitten in kampen in veiligheid te brengen?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat buitenlandse bedrijven Europese partijen sponsoren |
|
Renske Leijten , Ronald van Raak |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Deelt u de mening dat het kopen van invloed van (buitenlandse) bedrijven op politieke partijen onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?1
Politieke partijen spelen een cruciale rol in de democratie en zij moeten die rol in volledige onafhankelijkheid kunnen uitoefenen. Ik deel daarom de mening dat het kopen van invloed op politieke partijen, of dat nu is door bedrijven of door andere organisaties, zeer onwenselijk is. In het regeerakkoord is in dit kader bepaald dat voorkomen moet worden dat onwenselijke invloed wordt gekocht met buitenlandse geldstromen naar binnenlandse politieke, maatschappelijke en religieuze organisaties. Voor nationale politieke partijen is de transparantie van giften reeds geregeld in de Wet financiering politieke partijen (Wfpp). Gelet op het toegenomen risico van buitenlandse beïnvloeding zal het kabinet in aanvulling op de bestaande transparantieregels in de Wfpp giften van buiten de EU verbieden (met uitzondering van giften van in het buitenland woonachtige Nederlandse kiesgerechtigden) en volledige transparantie eisen over giften uit andere EU-landen. Dit wetsvoorstel is nu in voorbereiding en zal na de zomer in procedure worden gebracht.
Follow the Money gebruikt de term «lobbycontacten» voor een gesignaleerde praktijk waarbij Amerikaanse bedrijven in contact zouden kunnen komen met Europese partijen en politici in ruil voor giften. Op Europees niveau worden giften aan Europese politieke partijen en stichtingen gereguleerd door de Verordening nr. 1141/2014 betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen. Op basis van deze Verordening is er een onafhankelijke Autoriteit die zich bezighoudt met de registratie van giften, het toezicht op financiering en het opleggen van sancties aan Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen. Het is aan deze Autoriteit om de door Follow the Money genoemde voorbeelden te beoordelen en, indien nodig, maatregelen te nemen.
Deelt u de mening dat het verkopen van «lobbycontracten» aan Amerikaanse bedrijven van Europese partijen onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het wenselijk dat grote bedrijven zoals Facebook en Google een standje hebben op een partijcongres van een politieke partij? Zo ja, waarom?
Zie antwoord vraag 1.
Sluit het kabinet zich aan bij de Franse president Macron dat samenwerken met een Europese partij die zich laat sponsoren door onder andere Monsanto/Bayer onwenselijk is, niet in de laatste plaats omdat het politiek kwetsbaar maakt? Zo nee, waarom niet?2
Het betreft hier een voorbeeld waarbij een nationale partij zich onder bepaalde voorwaarden wel of niet wil aansluiten bij een Europese partij. Wel of niet aansluiten bij een Europese partij is een eigen overweging van een politieke partij en het kabinet hecht grote waarde aan de onafhankelijke positie van politieke partijen.
Wat gaat u doen om het onmogelijk te maken dat via Nederlandse brievenbusmaatschappijen en schimmige constructies invloed gekocht wordt bij Europese politieke partijen?
Verordening nr. 1141/2014 kent momenteel al bepalingen over buitenlandse financiering van Europese politieke partijen. Verdere aanpassing van deze regels vereist een wijziging van deze verordening. Het moment om dit ter discussie te stellen is wanneer het Europees parlement, na raadpleging van de Autoriteit, uiterlijk op 31 december 2021 een verslag publiceert met een evaluatie van de toepassing van de huidige verordening. De Commissie dient uiterlijk zes maanden na de publicatie van het verslag van het Europees parlement een eigen verslag in over de toepassing van deze verordening met, indien nodig, een wetgevingsvoorstel tot wijziging van deze verordening. Dit zou de geëigende weg zijn om de regels ten aanzien van buitenlandse financiering van partijen te herzien, ook als het gaat om de door u gesignaleerde vraagstukken.
Gaat het kabinet zich ook inzetten om buitenlandse financiering van Europese politieke partijen tegen te gaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe gaat u zich inzetten om de financiering van Europese politieke partijen transparanter te maken?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe gaat u zich inzetten om de financiering van Europese politieke partijen door bedrijven onmogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht ‘Open letter on climate-related financial risks’ |
|
Bart Snels (GL), Tom van der Lee (GL) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u de open brief gelezen van vertegenwoordigers van drie centrale banken met daarin vier aanbevelingen voor beleidsmakers en de financiële sector rondom de aanpak van klimaatverandering?1
Ja.
Kunt u een reactie geven op deze aanbevelingen?
Het rapport waarop de open brief is gebaseerd, bundelt de kennis van 34 centrale banken en toezichthouders over klimaatrisico’s die financiële instellingen lopen. Deze centrale banken en toezichthouders zijn verenigd in het Network for Greening the Financial System (NGFS). Daarmee zijn de aanbevelingen een waardevolle toevoeging in het debat over de aanpak van de risico’s van klimaatverandering. Ik deel de mening dat van belang is dat financiële risico’s van klimaatverandering en transitie worden aangepakt en dat hierop adequaat beleid wordt gevoerd. In zijn algemeenheid kan ik mij daarom goed vinden in de gedane aanbevelingen.
De eerste aanbeveling van het NGFS, met betrekking tot het integreren van klimaatgerelateerde financiële risico’s in toezicht op financiële stabiliteit en instellingen, is in lijn met het streven van dit kabinet. Zoals ik heb aangegeven in mijn agenda financiële sector, moedigt dit kabinet DNB en de AFM aan om duurzaamheidsvraagstukken verder te integreren in het toezicht. Hierop zijn al belangrijke stappen gezet. DNB besteedt reeds aandacht aan fysieke risico’s van klimaatverandering in reguliere stresstesten voor schadeverzekeraars. Ook heeft DNB al klimaatstresstesten uitgevoerd, waarbij de gevolgen van de energietransitie voor het Nederlands financieel systeem in kaart zijn gebracht. De overheid is actief in gesprek met de financiële sector over het vergroenen van het financiële systeem. Binnen het Klimaatakkoord hebben financiële instellingen afgesproken om het CO2-gehalte van relevante financieringen en beleggingen te meten. Vanaf het boekjaar 2020 rapporteren zij daarover publiekelijk. Gezien de grensoverschrijdende dynamiek van klimaatverandering en financiële markten, is een Europese en mondiale aanpak in dit vraagstuk van belang. Ik maak mij dan ook – samen met DNB en de AFM – in Europees en internationaal verband hard voor het integreren van klimaatrisico’s in het risicobeheer van banken, alsmede in het toezicht. Op dat vlak zijn de laatste maanden goede stappen gezet. Zo is zowel in de herziening van het kapitaaleisenraamwerk voor banken, als in de herziening van de Europese toezichthoudende autoriteiten aandacht gekomen voor duurzaamheidsrisico’s.
Met de tweede aanbeveling wordt de intentie getoond van de centrale banken om zelf het voortouw te nemen in het integreren van duurzaamheid in het investeringsbeleid. DNB heeft als eerste centrale bank de Principles for Responsible Investment (PRI) ondertekend. Hiermee committeert DNB zich aan de integratie van duurzaamheid in het beleggingsbeleid van de eigen reserves. Dit kan de financiële sector stimuleren om maatschappelijk verantwoord te beleggen. Ook de Nederlandse overheid zelf wil het goede voorbeeld geven. Nederland geeft met ingang van dit jaar groene staatsobligaties uit. Hiermee wordt de verdere ontwikkeling van de markt voor groene financiering gesteund.
Als derde beveelt het NGFS aan dat publieke autoriteiten klimaatgerelateerde data moeten delen en waar mogelijk openbaar moet maken. Goede data en plausibele scenario’s zijn essentieel om de financiële sector te kunnen laten anticiperen op de risico’s van klimaatverandering en de transitie. Hierin ligt een belangrijke rol voor financiële instellingen en toezichthouders. De financiële sector heeft bij het Klimaatakkoord laten zien deze rol zelf op te pakken. Zoals eerder genoemd is hierin onder andere afgesproken om het CO2-gehalte van relevante financieringen en beleggingen te meten. Het kabinet ziet het belang van informatie bij het anticiperen op klimaatverandering en de bijbehorende energietransitie en zet zich in voor het verbeteren van de toegankelijkheid van data en scenario’s voor financiële instellingen. Dit komt terug in de verkenning naar de markt voor duurzame financiering, die naar aanleiding van de motie van de Tweede Kamerleden Slootweg en Bruins wordt uitgevoerd.
Tot slot beveelt het NGFS aan om kennis en bewustzijn op te bouwen en te delen binnen de financiële sector. De afgelopen jaren zijn er goede stappen gezet op dit vlak. Het Platform voor Duurzame Financiering, het Network for Greening the Financial System en de recent opgerichte Coalitie van ministers van Financiën voor Klimaatactie zijn sprekende voorbeelden van platformen die kennisopbouw en -deling faciliteren. Op dit vlak is het belangrijk om internationaal samen te werken en om in gesprek te blijven met de financiële sector.
Het NGFS geeft ook twee bredere overwegingen mee. Als eerste stelt het netwerk dat het essentieel is dat internationaal consistent wordt gerapporteerd over klimaatrisico’s. Onder andere de Task Force on Climate-related Financial Disclosures (TCFD) heeft hier al goede eerste stappen ingezet. De Europese Commissie gaat richtsnoeren inzake niet-financiële informatie herzien in lijn met aanbevelingen van de TCFD. De tweede brede aanbeveling roept op om samen te werken bij het ontwikkelen van een classificatiesysteem om te bepalen welke economische activiteiten groen zijn. Zoals eerder aangekondigd in het BNC-fiche over het Actieplan Duurzame Financiering, wordt momenteel gewerkt aan een gezamenlijke taxonomie voor duurzame activiteiten in de EU. Een gedeeld begrip van wat onder duurzaamheid verstaan wordt in de financiële sector, draagt bij aan vergelijkbaarheid en consistentie van financiële producten. Dit helpt om de markt voor duurzame financiering te bevorderen.
Bent u bereid om, voor zover u dat nog niet heeft gedaan, contact te leggen met Network for Greening the Financial System (NGFS) en intensief met hen samen te werken rondom de vergroening van de financiële sector?
Hoewel de invloed van het werk van het NGFS niet beperkt is tot zijn leden, is het NGFS een netwerk van centrale banken en toezichthouders. Ministers van Financiën zijn hier dus niet direct bij betrokken. DNB is een van de oprichters van het netwerk. Het kabinet moedigt DNB aan dat het zich onder andere via dit netwerk inspant voor de vergroening van het financiële systeem. Ik sta in goed contact met DNB en volg het werk van het NGFS met interesse. Zelf neem ik deel aan de recent opgerichte Coalitie van ministers van Financiën voor Klimaatactie. Als onderdeel van deze coalitie zal gesproken worden over de vergroening van het financieel systeem en de aanpak van klimaat- en transitierisico’s. Nederland zal de Coalitie onder andere gebruiken om de initiatieven die in Nederland worden ontplooid internationaal op de kaart te zetten. Ook ziet Nederland ruimte om via deze coalitie te werken aan verdere standaardisatie van meetmethodes voor klimaatimpact van financiële instellingen. In EU verband wordt veelvuldig gesproken over de vergroening van de financiële sector. De taxonomie, genoemd bij het antwoord op vraag 2, is hier een voorbeeld van. Zoals het antwoord op vraag 2 laat zien, worden er al goede stappen gezet op wat het NGFS aanbeveelt.
In hoeverre voldoet de Nederlandse overheid al aan de derde aanbeveling over openheid van data? Zijn er op dit punt verbeteringen mogelijk? Werken bijvoorbeeld de Waterschappen, onderzoeksinstituten en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) actief samen met banken aan risico-analyses?
De Nederlandse overheid zet zich breed in voor het ontsluiten van kennis. Met betrekking tot klimaatrisico’s gebeurt dit onder ander via de Klimaateffectatlas. In deze atlas kan iedereen opzoeken wat de klimaateffecten binnen Nederland zijn voor specifieke gebieden. De Klimaateffectatlas is gebaseerd op alle relevante beschikbare data van onder andere het Centraal Bureau voor de Statistiek, het Planbureau voor de Leefomgeving, de Vrije Universiteit, Deltares, Rijkswaterstaat, de Universiteit van Wageningen en het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut.
Er wordt veel werk verricht op het gebied van klimaat gerelateerde data en de klimaatrisico’s die de sector loopt. Onder het Platform Duurzame Financiering, waar ook het Rijk bij aan is gesloten, valt een werkgroep die klimaatrisico’s vertaalt in effecten voor de financiële sector. Deze werkgroep roept bedrijven op om te rapporteren over de impact van klimaatverandering op hun bedrijfsvoering. Daarbij kunnen financiële instellingen ook gebruikmaken van de rapportages van de Task Force on Climate-related Financial Disclosures (TCFD). De TCFD-rapportages bieden investeerders eenvoudig te vergelijken data op sector- en bedrijfsniveau.
Verder staat in het Klimaatakkoord dat de financiële sector zal rapporteren over de klimaateffecten van hun portefeuille, en uiterlijk in 2022 een klimaatdoel zullen stellen ten aanzien van die portefeuille. Op dit moment is er nog geen eenduidige methode hiertoe. De ondertekenaars van het commitment verbinden zich aan een proces om de resultaten vergelijkbaar te maken en stappen te zetten om de meting te verbeteren en te verdiepen. Ik onderschrijf het belang van deze ontwikkeling. Ik verwacht dat dit de sector zal helpen bij het verdiepen van de kennis en hen in staat zal stellen betere klimaatgerelateerde beslissingen te nemen.
Bent u bereid om samen met de financiële markt de juiste data te ontsluiten om de financiële sector te ondersteunen bij het maken van klimaatgerelateerde beslissingen?
Zie antwoord vraag 4.
Is er in internationaal verband regelmatig overleg over vergroening van de financiële sector? Zo ja, bent u bereid de aanbevelingen van NGFS tijdens deze overleggen actief naar voren te brengen?
Zie antwoord vraag 3.
Wist u dat de Eurocommissaris Moscovici afgelopen januari met voormalig premier van het Verenigd Koninkrijk de heer Blair en de Hongaarse miljardair de heer George Soros geheime gesprekken heeft gevoerd in de achterkamertjes van het World Economic Forum in Davos over een tweede Brexit-referendum?1
Nee.
Zo ja, waarom heeft u de Tweede Kamer hier niet over geïnformeerd? Zo nee, wat vindt u van dit onderhoud?
Eurocommissaris Moscovici heeft gedurende het World Economic Forum in Davos verschillende gesprekken gevoerd. Het is aan de Europese Commissie zelf om de afweging te maken met wie Eurocommissarissen wel of niet spreken.
Erkent u dat de werkwijze van de Europese Commissie het streven om te komen tot goede afspraken tussen de overgebleven 27 landen van de Europese Unie (EU27) en het Verenigd Koninkrijk in het kader van de Brexit ondermijnt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan de Europese Commissie zelf om te beoordelen met wie Eurocommissarissen wel of niet spreken. Het mandaat met de inzet van de EU27 voor de Brexit-onderhandelingen is vastgelegd in de richtsnoeren van de Europese Raad in artikel 50 samenstelling van 29 april 20172, 15 december 20173, 23 maart 20184 en in de gedetailleerde onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad Algemene Zaken in artikel 50 samenstelling van 22 mei 20175 en 29 januari 20186. De genoemde gesprekken doen geenszins afbreuk aan dit mandaat. Zowel de Europese Commissie als de EU-lidstaten beseffen hoe belangrijk de EU27-eenheid is om gezamenlijke doelen te kunnen bereiken. Tot op heden is het de Europese Commissie, die namens de EU27 onderhandelt met het VK, goed gelukt om die EU27-eenheid te bewaren.
Op welke wijze wordt de zogenaamde eenheid van het optreden van EU27 ondermijnd door dit gesprek door de Eurocommissaris? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op geen enkele wijze. Voor een toelichting zie het antwoord op vraag 3.
Welke verklaring heeft u voor het feit dat deze afspraken niet conform de interne regels van de Europese Commissie niet gepubliceerd zijn op de daarvoor bestemde website?
De leden van de Europese Commissie maken informatie openbaar over alle bijeenkomsten die zij en leden van hun kabinet met organisaties of als zelfstandige werkzame personen hebben gehouden over kwesties die verband houden met beleidsvorming en beleidsuitvoering in de Unie, overeenkomstig de bepalingen van Commissiebesluit C(2014) 9051 van 25 November 2014. De openbaar te maken informatie bestaat uit de datum en de plaats van de bijeenkomst, de naam van het lid van de Europese Commissie en/of van het lid van zijn of haar kabinet, de naam van de organisatie of als zelfstandige werkzame persoon en het onderwerp van de bijeenkomst. In ditzelfde besluit is tevens een aantal uitzonderingen geformuleerd waaronder deze informatie niet openbaar hoeft te worden gemaakt. Het kabinet heeft geen reden om aan te nemen dat de Europese Commissie hier onterecht gebruik heeft gemaakt van een van deze uitzonderingen.
Vindt u het terecht dat de Europese Commissie verklaart dat de besluitvorming zwaarder weegt dan het publieke belang van transparantie in deze context? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan de Europese Commissie om deze afweging te maken. Deze afweging heeft de Europese Commissie toegelicht in een brief aan EUobserver7, ook te vinden in het artikel van EUoberver waar u in uw vragen aan refereert. Het kabinet heeft geen reden om aan te nemen dat de Europese Commissie hier een onjuiste afweging heeft gemaakt. De Europese Ombudsman, mevrouw O’Reilly, oordeelt overigens dat het niveau van transparantie dat de Europese Commissie bezigt in de Brexit-onderhandelingen zeer hoog is.8
Deelt u de mening dat het publiek maken van afspraken en het vrijgeven van documenten het publieke belang juist dient? Zo ja, wat gaat u doen om de Europese Commissie te wijzen op deze omissie? Zo nee, waarom niet?
Het is bij uw Kamer bekend dat het kabinet veel waarde hecht aan transparantie van het Europese besluitvormingsproces. Zo zet het kabinet zich in voor, meer transparantie in de triloogfase, proactieve openbaarmaking van documenten in het wetgevende besluitvormingsproces, een standaardpraktijk voor de toepassing en een tussentijdse herbeoordeling van documenten met beperkte toegang (zogenoemde limité-markering), het zo spoedig openbaar maken van die documenten en een Interinstitutioneel akkoord inzake een verplicht transparantieregister. Die inzet zal het kabinet voortzetten binnen de nieuwe EU-legislatuur.9
Deelt u de mening dat de werkwijze van de Europese Commissie de transparantie van het Europese besluitvormingsproces en daarmee de legitimiteit van de Europese Unie ondermijnt? Zo ja, op welke wijze gaat u de Europese Commissie hierop aanspreken en zich inspannen voor meer transparantie? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik verwijs u hierbij naar het antwoord op vraag 7.
Wat vindt u ervan dat ook Eurocommissaris Timmermans gesproken heeft met het Tony Blair Instituut for Global Change en de CEO van Apple, Tim Cook?
De Europese Commissie is verantwoordelijk voor haar eigen optreden. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is het daarin aan de Europese Commissie zelf om de afweging te maken met wie Eurocommissarissen wel of niet spreken.
Hoe kan het dat er geen notulen beschikbaar zijn van deze bijeenkomsten? Deelt u de mening dat dit onwenselijk is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Commissiebesluit C(2014) 9051 van 25 November 2014 geeft aan welke informatie over bijeenkomsten die leden van de Commissie en leden van hun kabinet met organisaties of als zelfstandige werkzame personen hebben gehouden over kwesties die verband houden met beleidsvorming en beleidsuitvoering in de Unie openbaar dient te worden gemaakt en onder welke voorwaarden. Dit besluit bevat geen verplichting tot het maken van notulen. In hoeverre van een bepaald overleg notulen worden gemaakt valt onder de verantwoordelijkheid van de Europese Commissie zelf. Dit laat onverlet dat het Reglement van Orde van de Commissie wel vereist dat van vergaderingen van de Commissie notulen worden gemaakt (artikel 11). Van een vergadering van de Commissie is hier geen sprake.
Kunt u aangeven of u de bemoeienis van de Europese Commissie, door meerdere Eurocommissarissen gepast vindt – zeker in het kader van de discussie over buitenlandse bemoeienis met verkiezingen?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
De Europese Commissie is verantwoordelijk voor haar eigen optreden. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is het daarin aan de Europese Commissie zelf om de afweging te maken met wie Eurocommissarissen wel of niet spreken.
Erkent u dat het beeld dat de beïnvloeding van buitenlandse mogendheden met onze verkiezingen of politieke positie in een ander daglicht komt staan nu blijkt dat Europese partijen zich fijntjes laten sponsoren door – voornamelijk – Amerikaanse bedrijven en denktanks? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Graag verwijst het kabinet naar de beantwoording van eerdere Kamervragen over dit onderwerp.12
Hoe oordeelt u over het feit dat Eurocommissaris Timmermans recent beslissende onderhandelingen met het Europees parlement en de Raad over een lobbyregister heeft afgezegd en de facto daarmee heeft opgeblazen? Kunt u uw antwoord toelichten?4
In september 2016 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd voor een Interinstitutioneel akkoord voor een verplicht transparantieregister. De Europese Commissie stelt voor om een gezamenlijk transparantieregister voor de Europese Commissie, de Raad en het Europees parlement te creëren, waarin belangenvertegenwoordigers ingeschreven moeten staan alvorens zij bepaalde interacties met de drie instellingen aan mogen gaan. Ook bevat het voorstel een bijbehorende gedragscode voor deze belangenvertegenwoordigers.
De gesprekken omtrent een Interinstitutioneel akkoord inzake een verplicht transparantieregister zullen niet afgerond worden onder de huidige EU-legislatuur. Het kabinet betreurt dit. Het kabinet is positief over het voorstel van de Europese Commissie.14 Voor het kabinet is het essentieel dat het verplichte transparantieregister zo snel mogelijk van toepassing is op de Raad, het Europees parlement en de Europese Commissie. Daartoe zal het kabinet ervoor pleiten dat dit voorstel terug op tafel komt in de nieuwe legislatuur.
Deelt u de mening dat bovenstaande voorbeelden opmerkelijk zijn voor een kandidaat die in de running is om de volgende voorzitter van de Europese Commissie te worden en die naar eigen zeggen transparantie hoog in het vaandel heeft?
Het kabinet doet geen uitspraken over de politieke campagne van een kandidaat-Europarlementariër.
Kunt u deze vragen apart beantwoorden?
Ja.
Mutliculti-les Utrechtse ambtenaren |
|
Albert van den Bosch (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Utrechtse ambtenaren moeten op multiculti-les»?1
Ja.
Bent u, net als de wethouder Voortman van GroenLinks, van mening dat het een gemeentelijke taak is om multiculti-lessen aan ambtenaren op te dringen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de gemeente zelf om keuzes te maken over de opleiding van gemeentelijke ambtenaren.
Hoe beoordeelt u het functioneren van gemeentelijke ambtenaren die zich hard inzetten voor hun gemeente? Onderschrijft u bijvoorbeeld dit soort lokale initiatieven waarbij ambtenaren deelnemen aan multiculti-lessen om te werken aan hun vooroordelen?
Het is niet aan het Rijk om het functioneren van gemeentelijke ambtenaren te beoordelen. Ook het ontplooien van dit soort lokale initiatieven is een keuze van de gemeente zelf. Wel onderschrijft het kabinet het belang van een diverse en inclusieve overheid.
Bent u bereid inzichtelijk te maken van welke middelen het «actieplan diversiteit en inclusie» van de gemeente Utrecht betaald wordt en of er eventueel Rijksgelden met dit plan gemoeid zijn? Kunt u dit met de Kamer delen?
Het actieplan wordt betaald uit de algemene middelen van de gemeente Utrecht. Gemeenten leggen over de besteding van algemene middelen verantwoording af aan de gemeenteraad, niet aan het Rijk.
In hoeverre heeft dit dure plan invloed op de deelonderhandelingen ten aanzien van het sociale domein binnen het gemeentefonds nu de gemeente Utrecht kennelijk voldoende middelen heeft voor multicultibeleid met dure cursussen, trainingen, bijeenkomsten, «gesprekskoffers» en «gereedschapskisten», onderzoeksbureaus, themadirecteuren en managers?
Bij financiering via algemene middelen geldt dat er geen directe koppeling mogelijk is tussen inkomsten en uitgaven van gemeenten. Dit vanwege de vrije bestedingsruimte van gemeenten en mogelijke andere inkomsten. Daarom zie ik geen relatie met de gesprekken tussen het Rijk en de VNG over de toereikendheid van de gemeentelijke budgetten voor het sociaal domein.
Bent u van mening dat bij overschrijding van de kosten binnen het sociale domein in de gemeentelijke begroting van Utrecht, het Rijk nimmer over zou moeten gaan tot het verhogen van de Rijksbijdrage aan het gemeentefonds, zolang multiculti-lessen en dit soort actieplannen deel uitmaken van het sociale beleid? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 5.
Wat gaat uw inzet zijn om dit soort gemeentelijke projecten als de multiculti-lessen binnen het «actieplan diversiteit en inclusie», die de gemeentelijke belastingen alleen maar verder doen stijgen, een halt toe te roepen?
Ik zie hier geen rol voor mijzelf. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Het bericht ‘RIVM scherpt vaccinatieadvies mazelen aan’ |
|
Rens Raemakers (D66), Martijn van Helvert (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht dat luidt: «RIVM scherpt vaccinatieadvies mazelen aan»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Hoe duidt u de beslissing van het RIVM om te adviseren dat baby’s al vanaf zes maanden een vaccinatie moeten krijgen als zij reizen naar landen met een verhoogd risico?
De vaccinatie-adviezen worden door het RIVM al vele jaren gegeven en ieder jaar aangepast naar aanleiding van de epidemiologie in de wereld. De adviezen zijn niet aangepast, slechts de lijst met landen waarvoor deze adviezen gelden is aangepast. De vaccinatie-adviezen per land worden gebaseerd op informatie van de WHO over de vaccinatiegraad in het betreffende land, het aantal gevallen van mazelen dat gerapporteerd wordt en de kwaliteit van de gezondheidszorg en -rapportages.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds landen waar mazelen nooit onder controle is geweest of landen waar grote, langdurige epidemieën zijn. Aan alle reizigers naar deze landen wordt geadviseerd om hun vaccinatiestatus op peil te brengen. Anderzijds zijn er in diverse landen en steden lokale uitbraken van mazelen. Daar wordt het op peil brengen van de vaccinatiestatus alleen geadviseerd als men nauw contact heeft met de lokale bevolking, zoals bij familiebezoek of logeren bij mensen thuis.
Bent u bereid naar analogie van de keuze van het RIVM ook de reisadviezen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan te passen? Kunt u uw antwoord toelichten?
In de reisadviezen wordt voor de actuele veiligheidsrisico’s op het gebied van gezondheid verwezen naar de informatie van het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering (LCR). In het reisadvies voor Italië bijvoorbeeld, is onder het kopje «Gezondheid» een directe link opgenomen naar de gezondheidsinformatie voor Italië op de website van het LCR. Op deze pagina wordt specifiek melding gemaakt van het risico op besmetting met mazelen. Ook wordt het advies gegeven om vervroegde vaccinatie te overwegen voor kinderen tussen de 6 en 14 maanden indien men bij mensen thuis logeert.
Het ligt niet voor de hand de informatie over mazelen direct op te nemen in de reisadviezen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is niet de autoriteit op het gebied van reizigersinformatie over gezondheid. Wanneer het ministerie de informatie van het LCR over gezondheid zou opnemen in de reisadviezen, bevordert dit de kans dat de gegeven informatie niet actueel is. Deze informatie wordt namelijk regelmatig aangepast door het LCR en zou dan steeds ook door BZ in het reisadvies moeten worden aangepast. Door direct naar het LCR te linken, komt de burger altijd terecht bij de meest actuele informatie.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderzoekt wel of het mogelijk is om de informatie van de LCR automatisch in de BZ Reisapp in te laden. Voor de online reisadviezen op www.nederlandwereldwijd.nl is dit vooralsnog niet haalbaar.