De uitvoering van de motie over een bindende doelstelling voor duurzame energie per lidstaat (kamerstuk 33 858, nr. 23) |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u de instructie aan de Permanente Vertegenwoordiging te Brussel aangepast naar aanleiding van de motie Van Tongeren/Dik-Faber (Kamerstuk 33 858, nr. 23), die de regering vraagt te pleiten voor een bindend doel per lidstaat voor duurzame energie? Zo ja, hoe luidde deze aanpassing en hoe geeft u precies uitvoering aan deze motie?
In mijn brief van 13 oktober jl. (Kamerstuk 33 858, nr. 29) heb ik aangegeven hoe het kabinet uitvoering geeft aan de motie Van Tongeren/Dik-Faber. Om de Nederlandse positie in Europese onderhandelingen te waarborgen zijn ambtelijke instructies aan de Permanente Vertegenwoordiging in Brussel niet openbaar. Ik ga dan ook niet in op de inhoud daarvan. Tijdens de Europese Raad van 23 en 24 oktober jl. heeft Nederland conform de motie gepleit voor doorvertaling van een Europees doel voor hernieuwbare energie naar lidstaten. Voor dat pleidooi bestond echter geen meerderheid. Uitkomst van de Europese Raad op dit punt is een bindend Europees doel van 27% hernieuwbare energie in 2030, zonder doorvertaling naar lidstaten.
Kunt u deze vragen voor 10 oktober a.s. 14.00 uur beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Deze Kamervragen werden gesteld op het moment dat het kabinet de reactie op de genoemde motie formuleerde.
De reactie op de motie is uw Kamer op 13 oktober jl. toegestuurd (Kamerstuk 33 858, nr. 29). Het was daarom niet mogelijk om deze Kamervragen reeds op 10 oktober voor 14.00 uur te beantwoorden.
Het bericht dat lijkschouwers misdrijven missen door een gebrekkige opleiding |
|
Michiel van Nispen , Hanke Bruins Slot (CDA), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere Kamervragen over het bericht dat lijkschouwers misdrijven missen door een gebrekkige opleiding?1
Ja.
Kunt u in aanvulling hierop reageren op de noodkreet van de praktijk over de kwaliteit van lijkschouwing?2
Er bestaat in het kader van het kwaliteitsbeleid betreffende het medisch handelen een richtlijn lijkschouw, die is opgesteld door de Vakgroep Forensische geneeskunde van GGD NL, het Forensisch Medisch Genootschap (FMG) en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Een lijkschouw is een vorm van «maatwerk». Wanneer het feitelijk handelen afwijkt van de handelingsinstructies van de bedoelde richtlijn dient degene die afwijkt van de richtlijn, de gevolgde werkwijze en de motivatie voor het afwijken registreert. Er is ook ruimte voor lokaal en regionaal maatwerk. In deze gevallen zullen de afwijkende afspraken, als aanvulling op de standaard-richtlijnen, in de uitvoeringsorganisatie moeten worden vastgelegd. Het registeren van afwijkingen is een vereiste in het kader van de HKZ-certificatie (Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector).
Erkent u dat er niet alleen sprake is van een Amsterdams probleem, maar van een landelijk probleem, aangezien het Forensisch Medisch Genootschap (FMG), de Vakgroep Forensische Geneeskunde en de Gezondheidsraad in adviezen letterlijk stellen dat vervolgopleidingen ontoereikend zijn en dit niet alleen gevolgen heeft voor de kwaliteit maar ook voor de kwantiteit? Zo ja, kunt u hierop aanvullend op uw eerdere antwoorden reageren?3 Zo nee, waarom niet?
Sinds de wijziging in de Wet op de lijkbezorging van januari 2010 mogen uitsluitend artsen die adequaat geschoold zijn en ingeschreven in een register, benoemd worden tot gemeentelijk lijkschouwer. Tot januari 2013 gold een overgangsregeling. Tot dat moment konden (forensisch) artsen die niet waren ingeschreven in een register benoemd zijn als gemeentelijk lijkschouwer. Nu deze overgangsperiode is verstreken, worden de forensisch artsen die ingeschreven staan in het register van het Forensisch Medisch Genootschap (FMG) bekwaam geacht en wordt de kwaliteit voldoende geborgd volgens de normen van de beroepsvereniging.
Indien de FMG van mening is dat de huidige eisen onvoldoende zijn, kan de FMG zelf de eisen tot registratie verhogen en daarmee de kwaliteit van de beroepsgroep naar een nog hoger niveau tillen. Ik zag en zie daarom geen aanleiding om op korte termijn maatregelen te nemen.
Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 7.
Hoe verhoudt uw interpretatie van het rapport van de Gezondheidsraad, namelijk dat de verwachte uitstroom uit de beroepsgroep gecompenseerd zal kunnen worden, zich tot de conclusie van de Gezondheidsraad dat «de verwachte uitstroom uit de beroepsgroep deels gecompenseerd zal kunnen worden» maar «de instroom een punt van zorg blijft» en «het te verwachten tekort een ernstige bedreiging inhoudt voor de forensisch-medische beroepsuitoefening»?4 Waarom lopen uw conclusie en die van de Gezondheidsraad zo uiteen?
Klopt het dat inmiddels zowel het FMG als het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) deskundige forensische artsen registreren? Hoe verhouden de inschrijvingseisen zich tot elkaar en welke voorwaarden hanteren beide? Waarom is inschrijving in het FMG blijkbaar niet voldoende?
Het FMG-register is een register van artsen in de forensische geneeskunde. Uitsluitend artsen die als forensisch arts in dit register zijn ingeschreven, kunnen worden benoemd als gemeentelijke lijkschouwer. Het NRGD-register heeft ten doel de gebruikmaking van deskundigen in strafzaken, die voldoen aan de door het College gestelde kwaliteitseisen, te bevorderen. In het NRGD-register worden aan de geregistreerde deskundigen op het gebied van de forensische pathologie nadere eisen gesteld met betrekking tot onder meer de kennis van het strafrecht en de rol van de deskundige daarin; de onderzoekvaardigheden en het vermogen om onafhankelijk, onpartijdig, zorgvuldig, vakbekwaam en integer op te treden. De functies van de twee registers zijn zodoende verschillend. Waar het register bij het FMG ziet op de kwaliteit van de beroepsbeoefenaar als zodanig, heeft het NRGD tot doel de kwaliteit van deskundigen in strafzaken te borgen.
Klopt het dat u de opleiding tot forensisch arts niet wil financieren omdat hiervoor geen wettelijke basis is en omdat volgens u een register het bewijs is dat er voldoende kwaliteit aanwezig is?5
Gezien de kwaliteitsborging via de registers en de jaarlijkse instroom in de basisopleiding tot forensisch arts zie ik vooralsnog geen aanleiding om overheidsfinanciering te overwegen.
Deelt u de mening dat het bestaan van een register niet direct betekent dat het niveau van de opleiding op peil is? Zo ja, kunt u dit dan uitgebreid toelichten? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het bestaan van een register houdt in dat er over inhoud, duur en niveau van de gevolgde opleiding openbare afspraken zijn gemaakt waaraan de opleiding worden getoetst.
Het Forensisch Medisch Genootschap (FMG) respectievelijk het College Geneeskundige Specialismen (CGS) bij de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) heeft de kwaliteitseisen vastgesteld voor de opleiding tot forensisch arts FMG, respectievelijk de opleiding tot forensisch arts KNMG. Het register van het FMG bevat de forensisch artsen, die de 1-jarige basisopleiding tot forensisch geneeskundige hebben gevolgd en worden geregistreerd als forensisch arts FMG. Het register van de KNMG bevat de artsen die de 2-jarige profielopleiding forensische geneeskunde hebben gevolgd en worden geregistreerd als forensisch arts KNMG.
Daarmee leveren de registers een waarborg voor de kwaliteit van (de opleiding van) deze groepen forensisch artsen.
Kunt u alsnog uitgebreid reageren op de aanbeveling van de Gezondheidsraad om de vervolgopleiding forensische geneeskunde op dezelfde manier te financieren als andere medische vakgebieden en een leerstoel in te stellen met een bijbehorende onderzoeksgroep?6 Indien hier een wettelijke grondslag voor nodig is, bent u dan bereid om hiervoor te zorgen? Zo nee, waarom niet?
In aanvulling op het antwoord op vraag 6 merk ik op dat de medische vervolgopleidingen die nu in aanmerking komen voor publieke financiering van overheidswege via VWS, opleiden voor de zorg die voortvloeit uit de Zorgverzekeringswet, Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of Wet publieke gezondheid. Voor de opleiding tot forensisch arts is dit niet het geval. Gelet op het voorgaande, meen ik dat hiervoor thans onvoldoende aanleiding bestaat.
Deelt u de mening van de Gezondheidsraad dat het voor de hand zou liggen als de kosten van de financiering voor rekening komt van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, omdat forensisch artsen werken ten behoeve van de veiligheid en rechtspraak?7 Zo ja, waarom slaat u deze aanbeveling in de wind? Zo nee, waarom niet?
Nee, de betrokken Ministeries hebben elk hun eigen verantwoordelijkheid voor een deel van het beleid dat raakvlakken heeft met de forensische geneeskunde. Dat laat onverlet dat de ontwikkelingen worden gevolgd. Dit is ook in lijn met de toezegging die gedaan is tijdens het Algemeen Overleg Wet op de lijkbezorging. Tijdens dit AO is met uw Kamer over de kwaliteit van de lijkschouw gesproken. Recente signalen vanuit het veld en uw Kamer zijn aanleiding om na te gaan of de kwaliteit van de lijkschouw dient te worden aangescherpt. U wordt over de uitwerking van deze toezegging medio 2015 nader geïnformeerd.
Het bericht ‘bedrijven staan niet te trappelen om hun stukje spoor over te nemen’ |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Bedrijven staan niet te trappelen om hun stukje spoor over te nemen»?1
Ja.
Bent u van mening dat het van belang is om bedrijven – ook vanuit het oogpunt van de milieudoelstellingen van het kabinet en de positieve milieuprestaties van het spoorgoederenvervoer – op een goede wijze aangesloten te houden op het spoornet?
Ja, ik ben van mening dat voor het functioneren van de mainports, maar ook voor de overige havengebieden, productiecentra en logistieke clusters in Nederland achterlandverbindingen per spoor cruciaal zijn. Hiervoor zijn ook de bedrijfsspooraansluitingen van belang. Vandaar ook dat in de Lange Termijn Spooragenda de ambitie staat dat het spoor een cruciale rol gaat vervullen in het verbinden van de belangrijkste economische centra met het Europese achterland op met name de middellange afstanden naar Duitsland, Frankrijk en Italië.
Welke maatregelen neemt u om meer bedrijven hun goederen over het spoor te laten vervoeren en kunt u aangeven hoeveel bedrijven er meer of minder van het spoor gebruik zijn gaan maken de afgelopen vijf jaar?
In de Lange Termijn Spooragenda staat een aantal acties om het spoorgoederenvervoer aantrekkelijker en concurrerender te maken. De spoorgoederenvervoersector zal onder andere gaan werken aan een operationeel concept voor spoorgoederenvervoer, zodat een kwalitatief beter spoorproduct aan de verlader geleverd kan worden. Samen met de sector richt IenM een spoorgoederentafel in waar de nadere invulling en de voortgang van deze acties gevolgd wordt. Er zijn geen specifieke getallen bekend over hoeveel bedrijven gebruik maken van vervoer over het spoor in de afgelopen 5 jaar.
Deelt u de mening dat overheidsbijdragen voor het faciliteren van spoorvervoer in het algemeen ook zouden moeten gelden voor het spoorgoederenvervoer?
In het MIRT wordt geen onderscheid gemaakt tussen projecten voor reizigersvervoer en goederenvervoer per spoor. Op het gemengde net maken beide vormen van vervoer gebruik van dezelfde infrastructuur. Daarmee komt een deel van het budget ook ten goede aan het spoorgoederenvervoer. Zo heb ik voor de zomer nog besluiten genomen in het kader van PHS om het goederenvervoer via Zuid-Nederland te verbeteren. In het kader van de Lange Termijn Spooragenda vindt voorts een herijking plaats van de projecten en programma’s. Hierbij zijn zowel projecten voor het spoorgoederenvervoer als projecten voor het reizigersvervoer aan de orde.
Bent u bereid om te onderzoeken of de taken van NS voor wat betreft de bedrijfsspooraansluitingen kunnen worden ondergebracht bij Prorail?
Momenteel onderzoek ik samen met de sector hoe de taken van NS Spooraansluitingen het beste kunnen worden uitgevoerd. Er zijn daarvoor verschillende scenario’s in beeld, waaronder het onderbrengen van deze aansluitingen bij ProRail. Randvoorwaarde hierbij is dat het IenM en ProRail geen geld kost. De bedrijven dragen zelf de verantwoordelijkheid voor het beheer en onderhoud van de spooraansluitingen.
Het klimaat- en energiebeleid |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de discussies in de ambtelijke werkgroep die momenteel de Nederlandse inzet voor het 2030 raamwerk voor klimaat- en energiebeleid concretiseert?1
Zoals gebruikelijk bij het formuleren van beleid, vindt er momenteel een ambtelijk voorbereidingsproces plaats dat verschillende beleidsopties uitwerkt. Momenteel is nog onbekend hoe het Europese krachtenveld zich zal ontwikkelen, welke onderhandelingsopties op tafel zullen liggen, en welke consequenties verschillende opties voor Nederland kunnen hebben. Bovendien wachten wij het onderzoek van PBL en ECN naar de gevolgen van het EU-klimaat en energiepakket 2030 voor Nederland af, dat voor Prinsjesdag naar de Kamer gestuurd zal worden. In het voortraject voor de Europese Raad zal uw kamer worden geïnformeerd over de Nederlandse inzet met betrekking tot de onderhandelingen over het Europees Klimaat- en Energieraamwerk voor 2030.
Klopt het dat in deze werkgroep het voorstel aan de orde is om landen hun «hot air» (onder de zogenaamde Effort Sharing Decision) mee te laten nemen naar de post-2020 periode?
Zie het antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat dit voorstel het 2030 doel van 40% emissiereductie zou afzwakken?
Zie het antwoord op vraag 1. Het kabinet staat op het standpunt dat in 2030 tenminste 40% CO2-reductie en 27% hernieuwbare energie op EU-niveau gerealiseerd dient te worden.
Kunt u bevestigen dat uw inzet zal zijn dat de CO2-bubbel die lidstaten opbouwen niet overgedragen mag worden naar de post-2020 periode, zodat dit surplus niet het 2030 klimaatdoel kan bedreigen?
Zie het antwoord op vraag 1.
Het bericht ‘CPB onderzoekt gevolgen 'instortend' Schiphol’ |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «CPB onderzoekt gevolgen «instortend» Schiphol»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat een dergelijk CPB-onderzoek wordt voorbereid in opdracht van het kabinet?
Nee. Het Centraal Planbureau (CPB) doet geen onderzoek naar de economische gevolgen van het wegvallen van de hubfunctie van Schiphol, ook niet in relatie tot Lelystad.
Wel is het CPB samen met het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) gestart met een actualisatie van de toekomstscenario’s in het kader van de studie Welvaart en Leefomgeving (WLO). In deze studie verkennen CPB en PBL de ontwikkeling van de fysieke omgeving voor de periode 2002–2040. De studie leidt niet tot voorspellingen van de toekomst, maar brengt mogelijke langetermijnontwikkelingen in kaart. De studie leidt tot een aantal mogelijke toekomstscenario’s, die worden gebruikt bij het voorbereiden van beleidsbeslissingen. Om een beeld te krijgen van mogelijke langetermijnontwikkelingen verkennen CPB en PBL momenteel diverse onzekerheden.
Binnen de WLO module Mobiliteit zullen ook de scenario’s voor luchtvaart geactualiseerd worden. Eén van de onzekere factoren die relevant zijn voor de toekomstige ontwikkeling van de luchtvaart in Nederland is de positie van de hubfunctie van Schiphol. In het kader van de WLO verkennen CPB en PBL deze onzekerheid. Het gaat daarbij uitsluitend om de aanpassingen in de luchtvaartroutes in de extreme situatie dat de hubfunctie op Schiphol weg zou vallen. In de geplande voorstudie wordt niet gekeken naar de effecten op de economie. De informatie uit deze verkenning kunnen CPB en PBL, naast heel veel andere input, gebruiken voor de actualisatie van de luchtvaartscenario’s. Overigens hebben CPB en PBL ook bij het opstellen van eerdere lange termijnscenario’s de positie van Schiphol als onzekerheidsfactor onderzocht.
Indien dit onderzoek wordt uitgevoerd, wie of welk ministerie is opdrachtgever voor dit onderzoek?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is van het in de vraag bedoelde onderzoek geen sprake.
Kunnen de uitkomsten van dit onderzoek leiden tot het besluit alle ontwikkelingen te focussen op het behouden van de positie van de luchthaven Schiphol?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is van het in de vraag bedoelde onderzoek geen sprake.
Welke gevolgen heeft dat voor de realisatie van de uitbreidingsplannen voor de luchthaven Lelystad?
Geen.
Hoe kijkt de minister-president in dit licht aan tegen zijn «onvoorwaardelijke steun» aan de uitbreidingsplannen van Schiphol?
Het standpunt van de Minister-President ten aanzien van de uitbreidingsplannen van Schiphol is ongewijzigd.
Deelt het kabinet de mening dat het doen van een dergelijk onderzoek aan de Kamer had moeten worden gemeld vóór het Algemeen overleg waarin het luchthavenbesluit Lelystad werd besproken?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is van het in de vraag bedoelde onderzoek geen sprake.
Bent u bereid het onderzoek na afronding toe te zenden aan de Kamer?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is van het in de vraag bedoelde onderzoek geen sprake.
Voor de WLO-studie geldt dat de resultaten van de studie publiek gemaakt worden. Naar verwachting leveren CPB en PBL de eindresultaten van de studie eind 2015 op.
Een aanhouding bij de Nederlandse Veteranendag |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Klopt het bericht dat tijdens het defilé van de Nederlandse Veteranendag een toeschouwer met de zogenoemde Morgenstervlag is gearresteerd?1 Zo ja, wat is er voorgevallen en waarom is deze toeschouwer gearresteerd?
Dit klopt. Tijdens het defilé van de Nederlandse Veteranendag merkten politiefunctionarissen op dat een toeschouwer, die zich onder het publiek bevond, trachtte over een hekwerk heen te klimmen. Dit hekwerk werd gebruikt om een beveiligde zone af te zetten, die niet toegankelijk was voor het publiek. De toeschouwer is aangehouden omdat hij zich begaf op een weg die was afgezet in het belang van de openbare orde en veiligheid. Op het politiebureau is een bekeuring aan hem uitgereikt en vervolgens is hij heengezonden.
Heeft het dragen van deze vlag een rol gespeeld bij deze arrestatie? Klopt het dat het Comité Nederlandse Veteranendag besloten heeft dat de Morgenstervlag niet meer getoond mag worden? Zo ja, waarom is besloten een officieel bij Koninklijk Besluit vastgestelde vlag in de ban te doen en is dit een eigenstandige beslissing geweest van het Comité?
De toeschouwer is niet aangehouden voor het voeren van de Morgenstervlag, maar voor het klimmen over een hekwerk. Het dragen van de vlag heeft geen rol gespeeld bij deze arrestatie.
De organisatie van de Veteranendag valt onder de verantwoordelijkheid van het Comité Nederlandse Veteranendag. Het veteranendefilé maakt deel uit van deze dag. In september 2013 heeft het comité besloten om vanwege het formele karakter van het defilé, voortaan alleen regimentsvlaggen toe te staan en geen andere uitingen of boodschappen. Dit geldt voor alle veteranen.
Op het Malieveld staat het veteranen wel vrij om deze vlag of andere uitingen te dragen. Er is dus geen sprake van een verbod. Het comité heeft dit met de veteranenverenigingen besproken en zij hebben hiermee ingestemd. De Minister van Defensie heeft dit ook gemeld aan uw Kamer tijdens het notaoverleg Veteranen van 23 juni jl.
Voldoet deze arrestatie aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit? Deelt u de mening dat hierbij de vrijheid van meningsuiting in het geding is en een terughoudender aanpak in de rede ligt? Zo nee, waarom niet?
Het optreden van de politie tijdens de Veteranendag vond plaats onder gezag van de burgemeester van Den Haag waar het openbare ordehandhaving betreft en onder gezag van het Openbaar Ministerie waar het de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde betreft. Het is in eerste instantie aan het lokale gezag om een oordeel te geven over hetgeen er is gebeurd.
Aangezien de toeschouwer werd aangehouden omdat hij over een hekwerk probeerde te klimmen en niet omdat hij een vlag bij zich droeg, is de vrijheid van meningsuiting hier niet in het geding.
Deelt u voorts de mening dat het op een bestendige gedragslijn begint te lijken eerst te arresteren en achteraf excuses aan te bieden? Is deze arrestatie exemplarisch voor de wijze waarop wordt omgesprongen met demonstranten tijdens nationale evenementen? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid bij de voorbereiding van dergelijke nationale evenementen vooraf af te wegen hoe zal worden ingegrepen bij demonstraties?
Dit betreft een op zichzelf staande zaak, die ook op zichzelf beoordeeld moet worden. Betrokkene is gearresteerd vanwege het betreden van een beveiligde zone tijdens een nationaal evenement. Het indelen van een gebied in beveiligingsringen is een van de maatregelen die worden genomen bij de voorbereiding van een Nationaal Evenement. Het defilé tijdens de Nationale Veteranendag wordt gehouden in een gebied dat niet toegankelijk is voor het publiek en dat bovendien voor grote delen is afgezet door middel van een hekwerk. In het belang van de openbare en veiligheid wordt door de politie opgetreden indien iemand een beveiligde zone poogt te betreden.
Het is buitengewoon belangrijk om een goede balans te blijven vinden tussen het recht op vrijheid van meningsuiting dan wel het demonstratierecht en de veiligheid die nodig is bij nationale evenementen zoals de Veteranendag. Het is de verantwoordelijkheid van de lokale driehoek om deze balans te vinden. Er is geen aanleiding om te denken dat hier niet goed mee is omgegaan.
De verlening van erkenningen aan bedrijf Halliburton B.V. te IJmuiden |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Klopt het dat u aan een aantal, bij Halliburton B.V. te IJmuiden werkzame personen een erkenning heeft verleend om explosieven toe te passen in boorgaten voor de opsporing en winning van koolwaterstoffen? Zo ja, wat houden deze erkenningen precies in en voor welke doeleinden kunnen deze explosieven worden aangewend.
Ja, op 17 juni 2014 heb ik aan 4 medewerkers van Halliburton B.V., gevestigd te IJmuiden, een erkenning verleend zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid van de Wet explosieven voor civiel gebruik (hierna: WECG).
De erkenningen houden in dat het de betreffende werknemers van Halliburton B.V. is toegestaan om werkzaamheden met explosieven ten behoeve van mijnbouwactiviteiten te verrichten. Dit betekent overigens niet dat het Halliburton B.V. of haar medewerkers is toegestaan zelf koolwaterstoffen (olie en gas) op te sporen en te winnen. Het opsporen en winnen van koolwaterstoffen is voorbehouden aan mijnondernemingen die in het bezit zijn van een opsporings- en winningsvergunning.
Explosieven worden in de mijnbouw met name toegepast in boorgaten of putten, o.a. voor het zogenaamde «perforeren» van de verbuizing ter hoogte van ondergrondse formaties waarin koolwaterstoffen aanwezig zijn, zodat deze koolwaterstoffen gewonnen kunnen worden door de hierna verkregen geperforeerde kanalen. Ook worden explosieven gebruikt voor het ondergronds afsnijden van verbuizingen in boorgaten en putten, indien deze verbuizingen verwijderd moeten worden.
Klopt het dat het hier om de winning van schaliegas gaat? Zo ja, deelt u de mening dat deze erkenningen vooruitlopen op de definitieve besluitvorming over de (on)wenselijkheid van schaliegaswinning? Zo nee, waarom niet?
Nee.
De WECG heeft tot doel om het misbruik van ontplofbare stoffen te voorkomen. Met de afgegeven erkenningen is het de betreffende medewerkers van Halliburton B.V. toegestaan om explosieven te gebruiken ten behoeve van mijnbouwactiviteiten.
Gebruik van explosieven bij mijnbouw vindt altijd plaats in opdracht van een mijnonderneming, als houder van een opsporings- of winningsvergunning. Zoals aangegeven bij vraag 1 is Halliburton B.V. zelf geen houder van een dergelijke vergunning en derhalve dus niet bevoegd om koolwaterstoffen op te sporen of te winnen.
Zoals met uw Kamer afgesproken, zullen er – vooruitlopend op de definitieve besluitvorming in de structuurvisie schaliegas – geen activiteiten plaatsvinden door mijnondernemingen voor de opsporing en winning van schaliegas. Het gebruik van explosieven bij mijnbouw is dan ook bedoeld voor de opsporing en winning van conventionele olie- en gasvoorkomens.
Hoe kwalificeert u de bedrijfsvoering van Halliburton? Welke beoordeling heeft plaatsgevonden van dit bedrijf? Kan de Kamer daarvan een afschrift krijgen?
Voordat een erkenning aan een bedrijf of persoon wordt afgegeven, wordt eerst beoordeeld of aan het bedrijf of de persoon «het onder zich hebben van explosieven» kan worden toevertrouwd en of er geen vrees voor misbruik bestaat. De door mij op 17 juni jl. afgegeven erkenningen aan de medewerkers van Halliburton B.V. zijn getoetst aan bovengenoemde vereisten die de WECG stelt.
Op basis van deze toetsing en op basis van de prestaties van en ervaringen met Halliburton B.V. is er geen reden om te vermoeden dat deze onderneming de erkenning zal misbruiken.
Wat is ervan waar dat Halliburton betrokken is geweest bij het welbewust vernietigen van informatie over de werkelijke toedracht rond de catastrofale olieramp in de Golf van Mexico en de ramp met de Deepwater Horizon? Is er een financiële zekerheidsstelling geëist voor eventuele milieuschades? Zo ja, tot welk bedrag beloopt deze financiële zekerheidsstelling?
Ik ben niet in een positie om uitlatingen te doen over onderzoeken en juridische procedures die momenteel gaande zijn in een andere natie, waaronder de onderzoeken naar de ramp met de Deepwater Horizon in de Verenigde Staten.
Er wordt geen financiële zekerheidsstelling geëist in de WECG, waarop deze erkenningen zijn gebaseerd. Werkzaamheden met explosieven bij mijnbouwactiviteiten worden in Nederland altijd uitgevoerd in opdracht van een mijnonderneming, als houder van een opsporings- of winningsvergunning van koolwaterstoffen. Voor eventuele milieuschade die is ontstaan door het gebruik van explosieven zal de betrokken mijnonderneming in eerste instantie aansprakelijk worden gesteld.
Kunt u aangeven welke risico’s verbonden zijn aan het gebruik van explosieven bij de winning van koolwaterstoffen in de ondergrond en hoe heeft u deze risico’s betrokken bij uw besluit om deze erkenningen te verlenen?
In eerste instantie bestaat er het risico dat er misbruik gemaakt zou kunnen worden van de toe te passen explosieven. Zoals ook aangegeven bij vraag 3 is er, op basis van de prestaties van en ervaringen met Halliburton B.V., geen reden om te vermoeden dat deze onderneming de erkenning zou misbruiken.
Een ander risico bij het gebruik van explosieven is met name het onbedoeld ontsteken hiervan tijdens mijnbouwactiviteiten. Indien dit bovengronds zou plaatsvinden (bijvoorbeeld tijdens de voorbereiding van werkzaamheden in boorgaten of putten) dan kan dit leiden tot ernstige ongevallen bij werknemers en schade aan de installatie, met eventuele milieuschade tot gevolg. Explosieven worden echter al vele jaren toegepast in de mijnbouw, waarbij gedegen werkwijzen en veiligheidsprocedures worden toegepast. Er worden hierbij tevens veiligheidssystemen toegepast ter voorkoming van onbedoelde ontsteking. Deze beheersmaatregelen hebben ervoor gezorgd dat er in Nederland bij het gebruik van explosieven in de mijnbouw geen ernstige ongevallen met grote milieuschade zijn voorgekomen.
Heeft u bij de verlening van deze vergunningen ook het veiligheidsverleden van het wereldwijd opererende bedrijf Halliburton betrokken? Deelt u de mening dat de omgang van Halliburton met kwetsbare ecosystemen en het veiligheids- en milieubewustzijn tekortschieten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe voorkomt u dat dit soort incidenten in Nederland veroorzaakt kunnen worden?
Zoals aangegeven bij vraag 5 heb ik mij gebaseerd op de veiligheidsprestaties van het in Nederland werkzame bedrijf Halliburton B.V. Mede gelet op deze veiligheidsprestaties, alsmede dat van mijnondernemingen ten aanzien van het gebruik van explosieven bij mijnbouwactiviteiten, was er geen aanleiding om de erkenning van Halliburton B.V. te weigeren. Ik deel daarom niet de mening dat het veiligheids- en milieubewustzijn van Halliburton B.V. tekortschiet.
Bent u bereid om deze erkenningen in te trekken met het oog op het voorkomen van onomkeerbare beslissingen en de definitieve besluitvorming rond schaliegaswinning af te wachten? Zo nee, waarom niet?
De WECG biedt niet de mogelijkheid om de erkenningen in te trekken met het oog op het voorkomen van onomkeerbare beslissingen en het afwachten op de definitieve besluitvorming rond schaliegaswinning. Naast het feit dat de WECG niet de mogelijkheid biedt de erkenningen op grond hiervan in te trekken, is het ook niet nodig. Zoals aangegeven bij vraag 2 is namelijk met uw Kamer afgesproken dat er -vooruitlopend op de definitieve besluitvorming in de structuurvisie schaliegas- geen activiteiten zullen plaatsvinden door mijnondernemingen voor de opsporing en winning van schaliegas.
Het bericht ‘Geen doorstart luchthaven Twente’ |
|
Eric Smaling , Liesbeth van Tongeren (GL), Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Geen doorstart luchthaven Twente»?1
Ja.
Deelt u de mening dat er geen noodzaak meer is voor het nemen van een nieuw luchthavenbesluit, nu initiatiefnemer Area Development Twente (ADT) geen kans ziet voor een commerciële luchthaven en er geen notificatie bij de Europese Commissie wordt ingediend?
Ik heb kennisgenomen van het voorstel van de regio om te stoppen met de inspanningen voor de ontwikkeling van een commerciële burgerluchthaven en om alternatieve scenario’s uit te werken voor het gebied waar de luchthavenontwikkeling was voorzien. Provinciale Staten van Overijssel hebben op 2 juli 2014 besloten om een Commissie van Wijzen in te stellen, die nader onderzoek gaat doen naar de invulling van het gebied, de doelstelling en de betrokkenheid. De gemeenteraad van Enschede heeft op 30 juni 2014 besloten scenario’s uit te werken en daarbij geen onomkeerbare stappen te zetten ten aanzien van het gebruik van de infrastructuur.
Ik ga met de regio in overleg over de ontstane situatie. Dat is ook zo afgesproken in de Bestuursovereenkomst Gebiedsontwikkeling Vliegveld Twente2. In dat overleg zullen de consequenties voor de lopende procedure voor vaststelling van het luchthavenbesluit bekeken worden. Ook zal er gekeken worden naar de rol van mijn ministerie bij de uitwerking van alternatieve scenario’s.
Bent u, gezien de recente ontwikkelingen, bereid om de procedure van het luchthavenbesluit voor de Luchthaven Twente te staken en het ontwerp-luchthavenbesluit in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat er geen sprake meer kan zijn van «een regionale luchthaven van nationaal belang» nu de regio heeft besloten dat de commerciële luchthaven Twente Airport er niet komt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2. In aanvulling: In de Luchtvaartnota is de positie van luchthavens van nationale betekenis (waaronder Twente) gerelateerd aan de aanwezigheid van infrastructuur en faciliteiten om groot commercieel handelsverkeer te kunnen ontvangen. In de Luchtvaartnota is verder aangegeven dat de luchthavens van nationale betekenis voor het Rijk van belang zijn omdat zij de internationale bereikbaarheid van Nederland verbeteren en meer specifiek die van stedelijke netwerken.
In de regio worden de komende tijd scenario’s uitgewerkt voor de ontwikkeling van het gebied waar de luchthavenontwikkeling was voorzien. De mogelijkheid bestaat dat de regio kiest voor een ontwikkeling met een luchthaven voor General Aviation. Een dergelijke luchthavenontwikkeling zou een bijdrage kunnen leveren aan de regionale economie en werkgelegenheid. In dit scenario is het een reële mogelijkheid dat Twente een luchthaven van regionale betekenis wordt, waarvoor de provincie Overijssel het bevoegd gezag wordt. Zoals aangegeven ga ik in overleg met de regio over de scenario’s en de rol van het Rijk daarbij. Ik zal u hierover nader informeren.
Kunt u bevestigen dat het voorstel van wet houdende verlenging van de termijn gedurende welke aanwijzingen krachtens de Luchtvaartwet van militaire luchtvaartterreinen hun geldigheid behouden2 geen betrekking heeft op de Luchthaven Twente en dat de aanwijzing van deze luchthaven als militaire luchthaven per 1 november 2014 definitief vervalt?
Nee, dit kan ik niet bevestigen.
Het ministerie van Defensie heeft een wetsvoorstel ingediend, waarmee wordt geregeld dat de termijn waarop militaire aanwijzingen verlopen met twee jaren wordt verlengd tot 1 november 2016, ook die van de luchthaven Twente. Dit voorstel is op 1 juli 2014 door de Eerste Kamer aanvaard.
De huidige militaire aanwijzing van de luchthaven Twente loopt tot 1 november 2014. Dat geldt ook voor de verleende ontheffingen aan de vier civiele gebruikers van de luchthaven. Zodra de militaire aanwijzing van de luchthaven Twente is verlengd kunnen de bestaande gebruikers nieuwe ontheffingen aanvragen bij het ministerie van Defensie. Wanneer het ministerie van Defensie deze verleent, dan kunnen deze gebruikers voorlopig doorvliegen. Het gaat hierbij om een zeer beperkt gebruik van de luchthaven.
Deelt u de mening dat dan ook de eventuele verlenging van de Regelgeving Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens (RBML) niet van toepassing kan zijn of kan worden op de gesloten «militaire luchthaven Twente»? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie antwoord op vraag 5. In aanvulling: In afwachting van definitieve besluitvorming in de regio acht ik het wenselijk dat het huidige gebruik kan worden voortgezet, zodat enerzijds voorkomen wordt dat de door de regio nog te onderzoeken scenario's op voorhand onmogelijk worden gemaakt en anderzijds dat de huidige gebruikers op voorhand onnodig in hun belangen worden geschaad.
Verlaging van RVOB-grondtarieven |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Klopt het dat ECN op uw aanwijzing voor de basisbedragen voor de SDE+ vergoeding voor wind op land de post Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB)-grondtarieven verlaagt met 10% van 0,53 euroCt / kWh naar 0,48 euroCt / kW? Heeft RVOB deze tarieven ook daadwerkelijk verlaagd en waarop was deze verlaging gebaseerd?
Ja, ECN heeft op mijn aanwijzing de grondvergoeding in de SDE+ 2014 verlaagd. Ik wil voorkomen dat de SDE+ een prijsopdrijvend effect heeft op de grondprijzen. Daarom zal ik de grondvergoeding in de SDE+ de komende jaren geleidelijk verder laten dalen.
Het RVB (per 1 juli Rijksvastgoedbedrijf, BZK portefeuille Wonen en Rijksdienst) zal per 1 januari 2015 ook de prijs tot € 4,8 per MWh aanpassen. Deze vergoeding zal jaarlijks worden geïndexeerd, conform de gebruikelijke praktijk in de markt.
In het Algemeen overleg Wind van 24 april jl. stelde u dat RVOB met haar tarieven voor grondvergoedingen voor windlocaties structureel lager dan de marktprijs zit, maar waaruit blijkt dat?
Onderzoeksbureau Pondera1 heeft op verzoek van EZ en I&M onderzoek verricht naar de grondprijzen. Hieruit is naar voren gekomen, dat het RVOB in een range van marktconforme grondprijzen aan de onderkant zit.
Hoe kijkt u aan tegen de casus Windpark Nieuwegein langs de A27 (RVOB en gemeentegrond) waar de RVOB voor haar perceel voor windturbines bijna driemaal zoveel grondvergoeding vraagt dan de gemeente voor de aangrenzende percelen?
RVOB hanteert overal dezelfde grondprijzen. Door overal een zelfde systematiek te hanteren wordt vermeden dat er een ongelijk speelveld ontstaat voor verschillende projecten. De redenen van de gemeente om een lagere grondprijs te hanteren en de achtergrond van de situatie Windpark Nieuwegein zijn mij niet bekend.
Kunt u een vergelijking tonen tussen de grondvergoeding voor een kolencentrale, een biomassa centrale en een windpark, uitgedrukt in bedrag per MW, per MWh en per m2 bijvoorbeeld op een gelijke locatie als de Maasvlakte?
Ik ben in beginsel niet bij grondtransacties betrokken. De grondvergoeding is iets tussen de gebruiker van de grond en de grondbezitter. Er is geen staatsgrond bij betrokken en daardoor kan ik over de grondkosten van biomassacentrales en kolencentrales niets zeggen.
Hoe beoordeelt u het als kolencentrales structureel minder betalen, zowel uitgedrukt in de vergoeding per opbrengst, per vermogen als per m2?
De prijzen van grond voor zowel windmolens als kolencentrales worden bepaald in de markt. Daarbij zijn de locaties waarop kolencentrales dan wel windmolens gevestigd zijn niet zonder meer vergelijkbaar. Hierop kan en wil ik niet ingrijpen. Wel constateer ik dat de grondprijzen voor windmolens erg hoog liggen in vergelijking met de opbrengsten van dezelfde grond voor andere doeleinden, zoals voor landbouw. Dit wijst er op dat de grondprijs voor windmolens thans onredelijk hoog is. Daarom ben ik van plan om stapsgewijs de grondvergoeding in de SDE+ te verlagen, om zo een stimulans te geven voor verlaging van de grondprijzen.
Deelt u de mening dat het proces van gronduitgifte voor wind – met een tender in specifieke zoekgebieden – de grondvergoeding voor deze gronden voor wind sterk opdrijft, waar dat bijvoorbeeld bij fossiele centrales (waar een andere methode voor gronduitgifte wordt gehanteerd) niet geldt?
Nee, een tenderprocedure geeft de prijs die de markt wil en kan betalen, ongeacht of de prijs hoog of laag is. De uitkomst van de tenderprocedure is de geldende marktprijs.
In welke mate worden de basis-energieprijs en dus de SDE+ opslag voor wind op land op RVOB grond, bepaald door de grondvergoedingen?
De grondprijzen worden meegenomen in de berekening van het basisbedrag in de SDE+. Grondprijzen hebben geen invloed op de energieprijzen. In de SDE+ 2014 vormen grondprijzen 5% van het maximum basisbedrag voor wind op land. Afhankelijk van de energieprijzen is dat circa 12% van de uitbetaalde subsidie voor een windproject. Ongeveer 12% van de windmolens staat op grond van de Staat. Wind op land zal voor circa 2,6% punt bijdragen aan de duurzame energiedoelstellingen. In welke mate dit terugkomt in de SDE+ opslag is afhankelijk van de energieprijzen en in welke fases SDE+ wordt aangevraagd.
Bent u bereid de grondvergoeding die RVOB vraagt te verlagen in lijn met de vergoeding die andere sectoren betalen, bijvoorbeeld gebaseerd op een vaste prijs per m2 of een prijs gebaseerd op het rendement van de activiteit?
Het vaststellen van een grondvergoeding (voor welk vastgoed dan ook) is primair een zaak voor het RVOB, dat zich daarbij houdt aan het principe van marktconformiteit. De gehanteerde methodiek staat hier los van.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het verzamel Algemeen overleg Energie op 26 juni 2014?
Het bericht dat lijkschouwers misdrijven missen door een gebrekkige opleiding |
|
Hanke Bruins Slot (CDA), Michiel van Nispen , Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat lijkschouwers misdrijven missen door een gebrekkige opleiding?1
Ik heb kennisgenomen van dit bericht en verwijs voor mijn reactie naar mijn antwoorden op de overige vragen.
Deelt u de zorgen van het hoofd van de afdeling forensische geneeskunde van de GGD Amsterdam en van het opleidingsinstituut Netherlands School of Public & Occupational Health (NSPOH) dat er op den duur niet alleen een tekort dreigt aan Amsterdamse lijkschouwers, maar ook een probleem ontstaat met de kwaliteit van de artsen? Zo nee, waarom niet? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Het is aan individuele werkgevers om te zorgen dat zij voldoende functionarissen in dienst hebben voor de taken die moeten worden uitgevoerd. Ik kan dan ook geen uitspraak doen over de situatie zoals deze zich mogelijk in Amsterdam voordoet.
De Gezondheidsraad heeft in haar advies over de forensische geneeskunde aandacht besteed aan de capaciteit aan forensisch artsen. Daaruit valt te concluderen dat de instroom in de beroepsgroep een punt van zorg is, maar dat de jaarlijkse instroom van 20 artsen2 in de basisopleiding tot forensisch arts de verwachte uitstroom uit de beroepsgroep zal kunnen compenseren. Ik zag en zie daarin geen aanleiding om op korte termijn maatregelen te nemen.
In artikel 5 van de Wet op de Lijkbezorging is de verplichting vastgelegd dat uitsluitend artsen die als forensisch arts zijn ingeschreven in een daartoe gehouden register, worden benoemd als gemeentelijk lijkschouwer. Met het oog hierop beheert de beroepsvereniging, het Forensisch Medisch Genootschap (FMG), een register voor forensisch artsen. De als zodanig werkzame forensisch artsen worden daarin geregistreerd als forensisch arts FMG. Dit betreft de artsen die de 1-jarige basisopleiding forensische geneeskunde hebben gevolgd en daardoor door de beroepsvereniging competent worden geacht om zelfstandig te werken als forensisch arts en correct een doodsoorzaak vast te stellen.
Met dit register is zodoende ook de kwaliteit van de forensisch arts geborgd volgens de normen van de beroepsvereniging. Uit de keuze van de beroepsvereniging leid ik niet af dat het noodzakelijk zou zijn om de toegankelijkheid van de uitgebreidere opleiding tot forensisch arts te vergroten. Ik verwijs verder naar mijn antwoorden op vragen 4 en 6 en naar de kabinetsreactie van 6 februari 2014 op het advies van de Gezondheidsraad «Forensische geneeskunde ontleed»3.
Is de basisopleiding tot lijkschouwer van dertig dagen volgens u lang genoeg om forensisch artsen zorgvuldig en goed op te leiden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de reden dat de overheid niet meebetaalt aan de uitgebreidere profielopleiding van forensisch artsen?
Per opleiding worden afzonderlijk afwegingen gemaakt of overheidsfinanciering is aangewezen. Ik zie mede gezien mijn antwoord op vragen 2, 3 en 5 vooralsnog geen aanleiding publieke financiering van de uitgebreidere opleiding tot forensisch arts te overwegen. Overigens merk ik op dat de medische vervolgopleidingen die nu in aanmerking komen voor publieke financiering van overheidswege via VWS opleiden voor de zorg die voortvloeit uit de Zorgverzekeringswet, Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of Wet publieke gezondheid. Voor de opleiding tot forensisch arts is dit niet het geval.
Deelt u de mening van de GGD Amsterdam en de Gezondheidsraad dat de opleiding tot forensisch arts beter moet worden gefinancierd om te voorkomen dat daders ongestraft rond blijven lopen? Zo ja, bent u bereid om samen te zoeken naar een oplossing, die kan inhouden dat er meer financiering moet komen voor een toegankelijke en goede opleiding voor forensisch artsen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
In de kabinetsreactie op het rapport van de Gezondheidsraad «Forensische geneeskunde ontleed, naar een volwaardige plaats voor een bijzondere discipline» (Kamerstuk 33 628, nr. 4) wordt niet ingegaan op het advies om te onderzoeken of er een overheidsfonds in het leven geroepen kan worden voor de bekostiging van tien tot twintig opleidingsplaatsen voor de vervolgopleiding forensische geneeskunde; kunt u alsnog aangeven of u bereid bent de mogelijkheden voor een dergelijk fonds te onderzoeken? Kunt u hierbij ook aangeven hoe u tegen de suggestie van de Gezondheidsraad aankijkt om een dergelijk fonds vergelijkbaar met het Opleidingsfonds Zorg in te stellen en welke consequentie dat dan heeft voor de keuze van de begroting waaruit dit betaald zou moeten worden?
Zie antwoord vraag 4.
Schaliegasboringen in Argentinië |
|
Carla Dik-Faber (CU), Esther Ouwehand (PvdD), Liesbeth van Tongeren (GL), Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het rapport Heading south – the dash for unconventional gas in Argentina?1
Ja, het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft hierover ook contact gehad met Milieudefensie, in opdracht waarvan dit rapport is opgesteld.
Bent u bekend met de reportage van EenVandaag van zaterdag 17 mei over Shells schaliegasboringen in Patagonië?2
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat Shell boringen uitvoert aan de grens van het beschermde natuurgebied Acua Mahuida, in een gebied dat volgens een nog niet geratificeerd uitbreidingsbesluit in de toekomst binnen het natuurgebied zou komen te liggen?
Ja, de proefboringen van Shell vinden plaats buiten de grenzen van het provinciale natuurgebied Acua Mahuida. In een beheersplan uit het jaar 2000 wordt voorgesteld het natuurgebied uit te breiden. Als dit beheersplan alsnog wordt vastgesteld door de gouverneur van de provincie Neuquén, komen de gebieden waarin proefboringen plaatsvinden binnen het natuurgebied te liggen.
Shell stelt dat de proefboringen vallen binnen de grenzen van de hiervoor geldende Argentijnse wet- en regelgeving. Ook meldt het in gesprek te zijn met de Argentijnse provinciale overheid en internationale experts om voor toekomstige operaties een actieplan voor biodiversiteit volgens internationale normen op te stellen.
Milieudefensie wijst erop dat het natuurgebied volgens de IUCN-systematiek «wilderness area» (categorie 1b-gebied) is. Zo’n gebied zou niet mogen worden verstoord door menselijke activiteit of moderne infrastructuur. Als het natuurgebied wordt uitgebreid, komen volgens Milieudefensie drie boorlocaties van Shell in «IUCN-wilderness area» te liggen.
De Argentijnse wetgeving gaat niet uit van deze IUCN-kwalificatie. Voor het huidige natuurgebied geldt volgens Milieudefensie een indeling met een «zona testigo» (vergelijkbaar met wilderness area), een «zona de uso I» en een «zona de uso II» (beperkt gebruik). Als het beheersplan wordt aangenomen, zou ook de zona testigo worden uitgebreid en valt volgens Milieudefensie één van de boorlocaties van Shell hierbinnen.
Deze zona testigo, zoals die wordt voorgesteld in het beheersplan, bestaat volgens Shell echter (nog) niet in de thans geldende provinciale wetgeving voor het natuurgebied (wet 2594/2008). Laatstgenoemde wet zou de Acua Mahuida classificeren als «beschermd gebied met duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen» (IUCN-categorie VI).
Vindt u dat het uitvoeren van schaliegasboringen in of nabij een beschermd natuurgebied getuigt van zorgvuldig omgaan met natuur en milieu? Zo nee, kunt u aangeven waarom?
Ja, onder de voorwaarde dat dergelijke operaties zorgvuldig rekening houden met omstandigheden van natuur en milieu en passen binnen de wet- en regelgeving. Desgevraagd stelt Shell te beschikken over de provinciale vergunningen om dit te mogen doen, inclusief milieuvergunningen. Het stelt ook dat het voor zijn operaties strengere milieunormen hanteert dan wettelijk noodzakelijk. Het zegt hierbij normen in acht te nemen die gelden voor operaties binnen een natuurgebied en te werken volgens een hiervoor opgesteld actieplan voor biodiversiteit.
Heeft u overleg gepleegd met Shell over haar activiteiten in Patagonië? Zo ja, wat is de strekking geweest van dit overleg en hoe vaak heeft dit plaatsgevonden?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft geregeld overleg met Shell over bestaande activiteiten en investeringsmogelijkheden, ook met betrekking tot Patagonië. Hierbij komen onder meer sociale en milieuaspecten aan de orde.
Bent u bekend met het feit dat de Nederlandse ambassadeur in Argentinië in april dit jaar een bezoek heeft gebracht aan de boorlocaties van Shell?
Nee, de Nederlandse ambassadeur in Argentinië heeft wel een bezoek gebracht aan de proefboorlocaties van Shell in de provincie Neuquén, maar dat was in april 2013. Het betrof een bezoek samen met de Britse ambassadeur, een lid van de raad van Bestuur van Shell en de gouverneur van de provincie Neuquén. Doel van het bezoek van de ambassadeur was zich te laten informeren over de activiteiten van Shell ter plaatse.
Is het gebruikelijk dat ambassadeurs dergelijke bezoeken afleggen?
Ja, ambassadeurs moeten op de hoogte blijven van de activiteiten van Nederlandse bedrijven binnen hun ambtsgebied, onder meer om effectief invulling te kunnen geven aan de taak van een ambassade op het gebied van economische diplomatie. Het afleggen van bedrijfs- en veldbezoeken is daarvoor onmisbaar.
Hoe verhoudt het bezoek van de ambassadeur zich tot het huidige moratorium op schaliegasboringen in Nederland?
In Nederland heeft de Minister van Economische Zaken afspraken gemaakt met de industrie om geen activiteiten te ondernemen in Nederland totdat de Structuurvisie Schaliegas is vastgesteld. Deze Structuurvisie beperkt zich tot Nederlands grondgebied. Ondertussen worden ontwikkelingen in het buitenland gevolgd, onder meer met het oog op de belangen van mens, natuur en milieu.
Bent u op de hoogte van het feit dat relevante milieu-informatie zoals milieueffectrapportages niet beschikbaar zijn voor de Argentijnse bevolking?
Milieueffectrapportages kunnen door belanghebbenden schriftelijk beargumenteerd worden opgevraagd bij het subsecretariaat voor Milieu en Duurzame ontwikkeling (subsecretaria de Ambiente y Desarrollo sostenible) van het Ministerie van Energie en Publieke Diensten van de provincie Neuquén. Hierbij moeten documentnummer en thema worden aangegeven. De opvraagprocedure is niet eenvoudig. Volgens Milieudefensie is de ervaring van Observatorio Petrolero Sur (de opstellers van het rapport) dat vaak niet wordt gereageerd op verzoeken om documenten.
Bent u bereid Shell te verzoeken deze informatie te publiceren zodat omwonenden en andere stakeholders zich kunnen informeren over de milieu-impact van de geplande activiteiten?
Ja, het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft Shell gevraagd met het provinciale subsecretariaat voor Milieu en Duurzame Ontwikkeling te overleggen over een bredere en gemakkelijkere beschikbaarstelling van zijn milieueffectrapportage en zo nodig zelf tot publicatie over te gaan. Informatie over de activiteiten van een onderneming en daarmee samenhangende milieueffecten is immers belangrijk voor vertrouwen bij het publiek.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat boeren die binnen de concessiegebieden van Shell wonen ernstige hinder ondervinden van de activiteiten van Shell?
Ik heb de reportage van EenVandaag hierover gezien en het rapport «Heading South’gelezen. Er wordt melding gemaakt van boorputten met vervuild water waar geiten uit drinken; modderpoelen (ontstaan door ontbossing) waarin geiten zouden zijn verdronken; open bakken met stinkende vloeistof (die volgens Milieudefensie én Shell nu wel zijn verwijderd), en begroeiing die door stof van passerende vrachtwagens niet meer door geiten kan worden gegeten.
Shell meldt dat de bakken vloeistof door slecht weer enkele dagen moesten blijven staan. Het erkent dat sprake zou kunnen zijn van overlast door heen en weer rijdende vrachtwagens, maar stelt geen schade aan te richten aan natuur en milieu. Het meldt dat het zich bewust is van eventuele overlast door verkeer. Het zegt daarom continu hierover in gesprek te zijn met lokale boeren.
Verder stelt Shell dat er geen open putten zijn met vervuild water en dat het niet is geïnformeerd over eventueel verdronken geiten in dergelijke putten.
Bent u op de hoogte van het feit dat deze boeren geen compensatie krijgen van Shell voor de schade aan het gebied waar hun vee graast?
Shell stelt dat het geen schade veroorzaakt aan het gebied waar boeren hun vee laten grazen en dat het daarom geen compensatie betaalt. Wel meldt het wegen te hebben aangelegd, te hebben gezorgd voor watervoorraden voor vee, en publiek-private partnerschappen te hebben opgericht ter ondersteuning van de lokale boeren.
Bent u ervan op de hoogte dat Shell deze boeren beschuldigt van het illegaal bewonen van het land, ondanks dat zij al decennia gebruik maken van deze gebieden?
Shell heeft in reactie op de uitzending van EenVandaag opgemerkt dat de boerenfamilie Flores volgens de Argentijnse overheid illegaal in het gebied verblijft. Shell erkent landeigendom op basis van officiële en vastgelegde provinciale landrechten. Landrechten zijn in verschillende provincies in Argentinië, zeker in afgelegen gebieden, echter niet altijd duidelijk vastgelegd en vaak onderwerp van discussie. Daarom is de Argentijnse overheid met de boeren in gesprek over de landeigendom.
Bent u bereid Shell aan te spreken op het uitvoeren van een zorgvuldige consultatieprocedure onder inwoners van de concessiegebieden en het compenseren van boeren voor de geleden schade?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft Shell gevraagd naar de uitgevoerde consultatieprocedures. Shell geeft aan sinds mei 2012 consultatiebijeenkomsten met lokale autoriteiten, boeren en gemeenschapsleiders te houden voorafgaand aan proefboringen.
Volgens Milieudefensie zouden echter niet alle beloften van Shell zijn nagekomen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft Shell ook gevraagd of het compensatie betaalt aan boeren voor eventueel geleden schade. Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 12.
Vindt u dat Shell zich bij haar activiteiten in Vaca Muerta houdt aan de OESO-richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen op het gebied van milieu?
Of en in hoeverre de hoofdstukken Milieu en Informatieverstrekking van toepassing zijn op de activiteiten van Shell in Vaca Muerta, kan ik niet beoordelen. De duiding van de OESO-richtlijnen in specifieke gevallen valt onder de competentie van het Nationale Contact Punt (NCP). Als personen, maatschappelijke organisaties en bedrijven een meningsverschil hebben over de toepassing van de OESO-richtlijnen, kunnen zij een melding doen bij het Nationaal Contactpunt voor de OESO-richtlijnen (NCP). Het NCP kan de betrokken partijen bijstaan om gezamenlijk te komen tot een oplossing van het geschil.
Vindt u dat Shell zich bij haar activiteiten in Vaca Muerta houdt aan de OESO-richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen op het gebied van informatieverstrekking?
Zie antwoord vraag 15.
De samenstelling van de staatscommissie Herijking ouderschap |
|
Liesbeth van Tongeren (GL), Pia Dijkstra (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de tweet van 15 maart 2014 van professor Nuytinck, lid van de Staatscommissie herijking ouderschap, waarin hij stelt: «...Mijn mening is bekend: nooit meer dan twee juridische ouders en nooit meer dan twee gezagdragers!»?1
Ja.
Deelt u de mening dat dit niet getuigt van een onbevangen houding die wenselijk is voor een lid van de Staatscommissie herijking ouderschap?
Alle leden van de staatscommissie Herijking ouderschap zijn geselecteerd op basis van hun kennis en ervaring. Zij zullen gelet op hun kennis en ervaring allen zo goed als zeker (al dan niet in het openbaar geuite) opvattingen hebben over de (deel)onderwerpen waarmee zij zich de komende jaren zullen bezighouden.
Dat er over onderwerpen als draagmoederschap en meerouderschap verschillend wordt gedacht, was mede aanleiding om de staatscommissie in het leven te roepen. Er is dan ook getracht de staatscommissie heterogeen samen te stellen.
Vanzelfsprekend acht ik het van belang dat de leden openstaan voor de kennis, ervaring en opvattingen van elkaar. Het enkele feit dat (bijvoorbeeld) prof. Nuytinck zich, voorafgaand aan zijn benoeming in de staatscommissie, door middel van een tweet heeft gemengd in het maatschappelijk debat, betekent niet dat hij vooringenomen zou zijn ten aanzien van de uitkomsten van het werk van de staatscommissie of niet open zou staan voor de kennis, ervaring en opvattingen van de andere leden. Er is geen aanleiding om de benoeming van prof. Nuytinck te heroverwegen.
Bent u bereid om de deelname van professor Nuytinck aan de Staatscommissie herijking ouderschap te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De mogelijkheid om een spoorverbinding tussen Utrecht en Breda te realiseren langs de A27 |
|
Eric Smaling , Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Welke afweging heeft tot het besluit geleid om de A27 tussen Utrecht en Breda te verbreden voor een bedrag van ruim 800 miljoen euro, in plaats van de keuze voor andere projecten die ook positief bijdragen aan de bereikbaarheid van Utrecht?
Bij besluitvorming over wegenprojecten wordt ten eerste gekeken of wegtrajecten voldoen aan de doelstelling uit de Nota Mobiliteit, die zijn overgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De A27 tussen Houten en Hooipolder bleek op termijn (in 2020) niet aan deze doelstellingen te voldoen. De A27 is een belangrijke achterlandverbinding vanuit Amsterdam via Noord-Brabant naar België. Investeren in de doorstroming van het verkeer op deze weg is daarom van nationaal belang.
In een verkenning A27 Houten-Hooipolder is een groot aantal varianten onderzocht om de problematiek van de A27 aan te pakken met passende maatregelen. Dit heeft in een aantal trechteringsstappen geleid tot het besluit over het voorkeursalternatief dat 18 april j.l. aan de Tweede Kamer is verstuurd.
De maatregelen voor de aanpak van de A27 Houten-Hooipolder hebben ook een positieve bijdrage aan de bereikbaarheid van Utrecht, aangezien verkeer van en naar Utrecht van de betere doorstroming op de A27 profiteert. In de regio Utrecht worden en zijn daarnaast ook een groot aantal andere knelpunten aangepakt op de bereikbaarheid te vergroten, Dit gebeurt binnen het Samenwerkingsverband VERDER tussen regio en rijk. Dit betreffen maatregelen in het OV, voor de fiets, op lokale en provinciale wegen en rijkswegen.
Bij de diverse studies is ook gekeken naar mogelijkheden om het OV uit te breiden op de betreffende corridor (zie antwoord op vraag 2 en 3).
Is er gekeken of, in plaats van de wegverbreding, een spoorlijn Utrecht-Breda kan worden gerealiseerd? Zo nee, waarom niet?
Naar deze mogelijke spoorlijn zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Op 29 september 2010 heeft de toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat de Kamer deze onderzoeken toegezonden (kamerstukken 29 984 en 32 500 A, nr. 232). Uit deze onderzoeken is de conclusie getrokken dat het niet verantwoord is verdere stappen te ondernemen ten aanzien van deze mogelijke nieuwe spoorlijn. De MKBA, die is uitgevoerd volgens de daarvoor geldende OEI-leidraad, geeft aan dat dit project niet kansrijk is gezien een MKBA-score van 0,05 en de investeringskosten van ruim € 4 mld. Daarbij is rekening gehouden met de specifieke situatie in de regio. Hierop zijn verschillende gevoeligheidsanalyses uitgevoerd, die laten zien dat andere aannamen met betrekking tot de investerings- en exploitatiekosten, het meenemen van indirecte effecten geen doorslaggevende veranderingen teweeg brengen in het baten/kosten-verhouding oordeel.
Is een gelijktijdige verbreding van de A27 en de aanleg van een spoorlijn Utrecht-Breda een optie en zou hier meer financieel voordeel te behalen zijn ten opzichte van de aanleg van een spoorlijn in een later stadium?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zouden de baten zijn voor Gorinchem en omgeving en voor de huidige lijn Dordrecht-Geldermalsen, wanneer er een overstapmogelijkheid gecreëerd zou worden in Gorinchem?
Er is in de MKBA die is uitgevoerd een ontsluiting via een station Gorinchem-West/A27 opgenomen. Dat station zou kunnen worden bediend door treinen tussen Utrecht-Breda en Utrecht-Dordrecht, zodat dit een invulling is van een OV-bediening, zonder een overstap. Het betreft aannames voor de studie en nog geen concreet exploitatieplan van vervoerder(s).
Wat zouden de baten zijn voor Breda, waar thans het station wordt vernieuwd en waar een nieuw knooppunt richting België en Frankrijk zou kunnen ontstaan, in het geval van rechtstreekse aansluiting op Utrecht en het noorden en oosten van Nederland?
De vernieuwing en uitbreiding van station Breda is gebaseerd op de komst van de HSL, de verwachte groei van het aantal reizigers per trein en een verbeterde verbinding tussen de diverse OV-modaliteiten die dit station aandoen en de aansluiting per fiets en auto. De bediening van station Breda wordt verbeterd via de bediening van de HSL, de frequentieverhogingen in PHS, alsook de regionale HOV verbinding van en naar dit station. De toegevoegde waarde van een nieuwe treinverbinding Breda-Utrecht is meegenomen in de MKBA die is uitgevoerd. Deze heeft een beperkte meerwaarde, hetgeen kan worden afgeleid uit de resultaten van een MKBA-waarde van 0,05.
Hoeveel werkgelegenheid zou de aanleg van de hierboven geschetste opties bij Gorinchem en Breda met zich meebrengen en voor welke periode?
Zoals aangegeven is dit niet los te zien van het gehele plan. De aangenomen bediening van een mogelijke nieuwe spoorlijn in de uitgevoerde MKBA houdt rekening met de diverse effecten voor Gorinchem en Breda.
Bent u bereid het Infrastructuurfonds weer op niveau te brengen, nu de economie aantrekt en verder investeren in spoor juist tot banen en bestedingen zou leiden, met name voor mensen die zwaar getroffen zijn door de crisis van de afgelopen jaren?
Ondanks de bezuinigingen op het Infrastructuurfonds zal dit kabinet nog miljarden investeren om de bereikbaarheid van Nederland te verbeteren. Tot 2028 is nog zo’n € 6 miljard per jaar beschikbaar voor investeringen in wegen, spoorwegen, openbaar vervoer en vaarwegen. Deze investeringen leveren jaarlijks 38.000 manjaren werk op voor de bouwsector. Daarnaast zorgen deze investeringen ervoor dat door het vergroten van de bereikbaarheid betere randvoorwaarden worden geschapen voor economische groei.
In de Mobiliteitsbalans 2013 van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) wordt aangegeven dat de verwachting is dat de mobiliteit de komende tijd blijft groeien, zowel voor personen als voor goederen. Door toename van de verstedelijking en onder invloed van economisch herstel zal deze groei zich met name rond de steden en op de achterlandverbindingen manifesteren. Ik verwacht daarom dat in de toekomst investeringen in infrastructuur nodig blijven om deze bereikbaarheidsknelpunten op te lossen en de economie, werkgelegenheid en concurrentiekracht van Nederland op peil te houden.
Het bericht ‘Zoektocht naar olielek in Duitse Amtsvenn bij Enschede ook tijdens Pasen’ |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Zoektocht naar olielek in Duitse Amtsvenn bij Enschede ook tijdens Pasen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de veiligheid van ondergrondse olieopslag in zoutcavernes in het geding is door het bekend worden van de lekkage van olie uit een zoutcaverne in het Duitse natuurgebied Amtsvenn nabij Enschede? Zo ja, wat gaat u daaraan doen? Zo nee, waarom niet?
De lekkage van olie in het natuurgebied Amtsvenn is ernstig. Dit soort situaties moet voorkomen worden. Het is echter niet zo dat hierdoor de veiligheid van ondergrondse olieopslag in het algemeen in twijfel moet worden getrokken.
In Nederland moeten opslagprojecten voldoen aan strenge eisen. Er gelden hier dezelfde eisen als bij winning in de gas- en olie-industrie. Nederland stelt internationaal gezien hoge eisen op dit gebied. Zo is er een speciaal monitoringsplan geëist van de vergunninghouder om te borgen dat de olie niet weglekt.
Bent u, naar aanleiding van deze nog onopgehelderde lekkages in Duitsland, bereid nader onderzoek te laten verrichten naar de bodemveiligheid bij deze vorm van opslag in zoutcavernes? Zo nee, waarom niet?
Voor mijnbouwactiviteiten ligt het bevoegd gezag bij mij. Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) is adviseur en toezichthouder, onder verantwoordelijkheid van mij. SodM kijkt onder andere naar veiligheid, gezondheid, milieu, doelmatige winning en bodembewegingen.
In de vergunningprocedure voorafgaand aan opslag wordt onder andere een risicoanalyse uitgevoerd om alle mogelijke oorzaken van olielekkage in kaart te brengen en maatregelen te nemen om dergelijke lekkages te voorkomen en de «bodemveiligheid» te garanderen. SodM beoordeelt deze analyse. Daarnaast moet de operator jaarlijks een meetplan indienen bij SodM en regelmatig monitoringsresultaten aan SodM rapporteren. Op zichzelf zijn de vergunde opslaglocaties in Nederland veilig om gebruikt te worden. Aanvullend onderzoek acht ik dan ook niet nodig.
Deelt u de mening dat, in afwachting van het Duitse onderzoek naar de lekkages van de zoutcavere, de vergunning van AKZO om olie op te slaan in cavernes onder Enschede zou moeten worden geschorst? Zo nee, waarom niet?
Nee. Op dit moment wordt er nog geen gasolie (diesel) in de cavernes gepompt. AkzoNobel is bezig met voorbereidende werkzaamheden. AkzoNobel heeft aangegeven pas diesel in de cavernes op te slaan als duidelijk is dat een lekkage als in Duitsland niet kan optreden bij de gasolieopslag in Enschede.
In het antwoord op vraag 5 van de leden Omtzigt, Agnes Mulder en Geurts (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 2192) heb ik aangegeven dat het in Duitsland gaat om een lekkage in de verbuizing van het boorgat en dat er belangrijke technische verschillen zijn tussen het betreffende boorgat in Duitsland en het boorgat van de geplande opslag in Enschede. Ik zie op dit moment ook geen aanleiding om de voorbereidende werkzaamheden van AkzoNobel stil te leggen of de vergunningen in te trekken. De situatie in Duitsland wordt op de voet gevolgd door mijn ministerie en SodM.
De voor de gasolieopslag benodigde Omgevingsvergunning is in oktober 2013 aan AkzoNobel verleend. Dit besluit is op 1 april van dit jaar onherroepelijk geworden.
Op 25 februari 2014, dus ruim voordat er in Duitsland sprake was van een lekkage, heeft AkzoNobel een wijziging aangevraagd. Deze is door mij verleend. De wijziging behelst een grotere voorziening voor de noodopvang van gasolie bij een bovengrondse calamiteit. AkzoNobel wil natuurlijk afgewerkte, vloeistofdichte noodopvangvoorziening aanleggen met een afmeting van 10 bij 100 meter en een effectieve diepte van ca. 50 cm om opvang te garanderen van de totale hoeveelheid uitstromende gasolie bij beschadiging van de olieput door aanrijding of door andersoortige beschadiging van de olieput (bijvoorbeeld door vandalisme). Hierdoor ontstaat een opvangcapaciteit van ruim 400 m3. Daarnaast wordt de uitrit ter plaatse van caverne 472 gewijzigd, deze komt verder van de openbare weg (Staalsteden) te liggen. Deze vergunning heeft alleen betrekking op de bovengrondse faciliteiten en is aangevraagd voor de vondst van het lek in Duitsland en staat daar los van.
Indien ik op enig moment noodzaak zie tot ingrijpen, kan ik op grond van artikel 50 van de Mijnbouwwet, in gevallen van ernstige aantasting van de bescherming van de veiligheid, het milieu of in gevallen van beweging van de aardbodem, maatregelen voorschrijven. Deze bevoegdheid is gemandateerd aan de Inspecteur Generaal der Mijnen. Ook houdt SodM toezicht bij de bouw. Als er niet volgens het werkprogramma wordt gewerkt kan de toezichthouder ingrijpen, met als laatste middel het stilleggen van de werkzaamheden.
Afspraken over bezoeken van buitenlandse delegaties |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kent u het bericht over het feit dat tijdens de ontvangst van de Chinese president Xi Jinping op het Amsterdamse paleis op de Dam demonstrerende mensenrechtenactivisten door Chinese beveiligers aan het zicht werden onttrokken door uitklapbare schermen?1
Ja
Wie wist vooraf van de mogelijkheid dat de Chinese beveiligers dergelijke schermen zouden kunnen opstellen en wie is verantwoordelijk voor de beslissing om toe te staan dat kennelijk onwelgevallige protesten letterlijk aan het oog konden worden onttrokken?
Het zicht van de Chinese president is door de beveiligers van de Chinese delegatie voor korte tijd afgeschermd door middel van het plaatsen van schermen. De demonstranten zijn echter niet afgeschermd en waren zichtbaar voor het overige aanwezige publiek op de Dam. Het plaatsen van de schermen door Chinese beveiligers was op voorhand niet bekend en kwam voor zowel lokale als landelijke bestuurders als een verrassing.
De plaatsing kwam vlak voor het moment dat de Chinese president op de Dam aankwam. Op dat moment is de burgemeester geïnformeerd door de ambtelijke driehoek. Geoordeeld is dat er vanuit het oogpunt van veiligheid of openbare orde geen reden bestond om het plaatsen van de schermen te verbieden. Ook vanuit de verantwoordelijkheid van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid voor het bewaken en beveiligen van het Chinese staatsbezoek was er geen reden om op te treden.
Overigens zij opgemerkt dat het recht om te demonstreren een belangrijke waarde is in onze democratie zonder dat de geadresseerde van de demonstratie gedwongen kan worden om kennis te nemen van de boodschap van de demonstranten.
Deelt u de mening dat dat een onaanvaardbare inbreuk vormt op de uitingsvrijheid? Klopt het dat de Amsterdamse burgemeester pas kort van te voren werd geïnformeerd over deze actie en dat hij dit niet kon verbieden omdat hij daar naar eigen zeggen niet de bevoegdheid toe had? Zo ja, wie had die bevoegdheid wel en waarom is de Chinese beveiliging niet tot de orde geroepen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke afspraken worden er gemaakt over de bevoegdheden van eigen beveiligers van buitenlandse delegaties? Klopt het dat buitenlandse beveiligers soms bij voorbaat vervolgingsimmuniteit wordt toegekend voor de gedragingen op Nederlands grondgebied? Kunt u aangeven welke precieze bevoegdheden zijn toegekend aan de beveiligers van de afzonderlijke delegaties tijdens de Nuclear Security Summit 2014? Klopt het dat ook de bevoegdheid is gegeven om onder omstandigheden desnoods gericht op potentiële bedreigingen te schieten?
De Nederlandse Staat is verantwoordelijk voor de veiligheid van buitenlandse delegaties en treft hiertoe alle benodigde maatregelen. De rol van buitenlandse beveiligers van deze delegaties is derhalve beperkt en zij hebben of ontvangen geen bevoegdheden. Dit is gangbaar in het internationale verkeer en geldt ook voor onze beveiligers van Nederlandse delegaties in het buitenland.
Aan buitenlandse functionarissen wordt beperkt ontheffing verleend voor het dragen van vuurwapens conform Nederlandse wet- en regelgeving, waaronder de Wet Wapens en Munitie. Bij een dergelijke ontheffing horen geen geweldsbevoegdheden.
Voor wat betreft de internationaalrechtelijke status van de delegaties die ter gelegenheid van de NSS in Nederland waren, geldt dat zij werden aangemerkt als «officiële missie». Het toepasselijke kader voor dergelijke officiële missies is uiteen gezet in een brief aan de Tweede Kamer van 26 april 2012 (Kamerstukken 32 635 nr. 5, vergaderjaar 2011–2012). De leden van dergelijke missies genieten immuniteit van strafvervolging op basis van het internationaal gewoonterecht.
De vrijheid van meningsuiting en het recht om te demonstreren vormen een belangrijke waarde in onze democratie en een grondrecht dat onder alle omstandigheden moet worden gewaarborgd. De burgemeester van Amsterdam heeft dit voorafgaande aan de NSS en het Staatsbezoek van de Chinese president duidelijk gemaakt in een brief aan de gemeenteraad en in dit licht heeft de burgemeester besloten dat de demonstraties op de Dam mochten plaatsvinden. In dit verband wil ik benadrukken dat het al dan niet toestaan van demonstraties primair een lokale aangelegenheid is.
Deelt u de mening dat de beginselen van de Nederlandse democratische rechtsstaat niet opzij gezet kunnen worden voor de beveiliging van buitenlandse delegaties? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid om voortaan af te zien van het toekennen van bevoegdheden aan de eigen beveiliging van buitenlandse delegaties die op gespannen voet staan met Nederlandse grondrechten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het verstrekken van jodiumpillen in verband met het beperken van effecten van een nucleaire ramp |
|
Paulus Jansen , Agnes Mulder (CDA), Esther Ouwehand (PvdD), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Weet u dat het Internationale Groene Kruis overheden adviseert huishoudens jodiumpillen te verstrekken, waardoor bij een nucleaire ramp de gezondheidsschade sterk beperkt kan worden, terwijl uit de ervaringen in Tsjernobyl en Fukushima blijkt dat bij centrale opslag de pillen te lang onderweg zijn om tijdig te kunnen worden ingenomen?1
Inmiddels weet ik dat.
Overweegt u ook in Nederland standaard jodiumpillen te distribueren? Zo nee, waarom negeert u de ervaringen die zijn opgedaan bij de twee grootste incidenten met kerncentrales uit de historie?
Dat overweeg ik voor een aantal zones in Nederland, maar een besluit daarover heb ik nog niet genomen. De Minister van Economische Zaken heeft u eerder laten weten dat hij ernaar streeft om de zogenoemde «interventiewaarden bij nucleaire incidenten» te harmoniseren met België en Duitsland. Het gaat dan om de niveaus van blootstelling aan straling en radioactieve stoffen die maatregelen noodzakelijk maken. Mogelijke maatregelen zijn schuilen, evacueren en jodiumprofylaxe. Uit die harmonisatie volgt waarschijnlijk dat we in Nederland voor grotere zones de maatregel jodiumprofylaxe gaan voorbereiden. Een van de opties die ik daarvoor wil onderzoeken is huis aan huis distributie. De komende maanden wil ik in overleg met de Ministers van Economische Zaken en Veiligheid en Justitie en de betrokken regionale partners een voorstel uitwerken voor een effectieve en efficiënte distributie van jodiumtabletten.
Welke bepalingen over de distributie van jodiumpillen zijn er in de rampenplannen voor Borssele en andere nucleaire installaties in Nederland, dan wel nabij de Nederlandse grens in onze buurlanden opgenomen?
De regionale crisisplannen en eventuele specifieke rampenbestrijdingsplannen van de veiligheidsregio’s zijn openbare documenten, de meeste kunt u vinden op hun websites. Het Ministerie van VWS heeft een voorraad van iets meer dan 5 miljoen jodiumtabletten die is opgeslagen bij het Instituut Fysieke Veiligheid. Daarnaast heeft VWS tabletten beschikbaar gesteld aan enkele regio’s. Bij mij is onder andere bekend dat de GHOR en GGD Zeeland jodiumtabletten hebben verspreid naar huishoudens in elf gemeenten rond de kerncentrales van Borssele en Doel. In Zuid-Limburg (kerncentrale Tihange) zijn afspraken gemaakt met apothekers voor de distributie van tabletten. De GHOR Twente (kerncentrale Emsland) werkt met omliggende regio’s vanuit een decentrale opslag. Zoals ik hierboven al heb beschreven, ga ik hierover op korte termijn met de betrokken regio’s in overleg.
Is ooit onderzocht hoe lang distributie van jodiumpillen kost op de wijze zoals nu voorzien in de rampenplannen? Welk percentage van de bevolking in de fall-outzone kan niet bereikt worden door de chaos na een groot incident?
Mij is geen onderzoek bekend dat daar een uitspraak over doet. Uit overleggen met vertegenwoordigers van veiligheidsregio’s en evaluaties van eerdere incidenten heb ik echter begrepen dat getwijfeld wordt over de mogelijkheden om na de melding van een incident op een goede manier voor de distributie te zorgen. Dat is ook de reden dat ik in overleg met de betrokken regio’s de haalbaarheid en de voor- en nadelen van verschillende strategieën wil onderzoeken.
Het bericht dat het nieuwe handelsverdrag met de VS het Nederlandse schaliegasverbod bedreigt |
|
Carla Dik-Faber (CU), Agnes Mulder (CDA), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Schaliegasverbod in Haaren en Boxtel door handelsverdrag VS bedreigd»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het rapport van Friends of the Earth Europe?2
Het rapport geeft een analyse van de risico's van het gebruik van de techniek grootvolumehydrofracturering (fracking) bij het winnen van onconventionele fossiele brandstoffen zoals schaliegas. Het beschrijft de zorgen die daarover leven in zowel de EU als in de VS. Dit zijn herkenbare zorgen die ook in Nederland onderwerp zijn van maatschappelijk debat.
Het rapport spreekt tevens de zorg uit dat het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) de mogelijkheden zal verminderen voor overheden om regels te stellen aan het gebruik van fracking. In de antwoorden op Kamervragen drie tot en met zeven zal ik hier nader op ingaan.
Erkent u dat de clausule over ISDS (Investor State Dispute Settlement mechanism) gevolgen kan hebben voor milieuwetgeving in Europa, bijvoorbeeld op het gebied van schadevergoedingen wanneer bedrijven menen (toekomstige) winsten te zijn misgelopen door ingevoerde milieuwetgeving?
Nee. De clausule over ISDS heeft geen gevolgen voor de vrijheid van overheden om milieuwetgeving in te voeren. ISDS zal een uitzondering bevatten op het beginsel van compensatie bij onteigening, namelijk bij «indirecte onteigening». Deze houdt in dat een verdragspartij niet tot schadevergoeding verplicht is in geval van algemene, niet-discriminatoire maatregelen die de bescherming van publieke belangen dienen. Indien ISDS wordt opgenomen in TTIP dan zal dit onderdeel zijn van deze bepaling.
Kan het Nederlandse parlement na het sluiten van TTIP (Transatlantic Trade and Investment Partnership) nog steeds zelf besluiten over een verbod op schaliegaswinning, zonder de dreiging van schadeclaims door buitenlandse bedrijven die interesse hebben in of bezig zijn met het ontwikkelen van schaliegas in Nederland?
Ja, ook na het sluiten van TTIP, kan het Nederlandse parlement nog steeds een besluit nemen over een verbod op schaliegaswinning. Dat valt binnen de beleidsvrijheid van de overheid, die geborgd wordt door de eerder genoemde uitzondering.
Krijgen Amerikaanse bedrijven na het sluiten van TTIP meer kans om misgelopen inkomsten als gevolg van milieuwetgeving aan te vechten bij een private arbitragecommissie, waarbij Nederland mogelijk voor de schade opdraait? Zo ja, acht u dit wenselijk? Zo nee, kunt u onderbouwen dat de juridische mogelijkheden niet worden uitgebreid?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om in het onderzoek naar de gevolgen van ISDS voor Nederland expliciet mee te nemen welke mogelijke gevolgen op kunnen treden voor milieuwetgeving en voor een eventueel verbod op schaliegasboringen?
Zoals toegezegd aan uw Kamer laat ik momenteel een onderzoek uitvoeren naar de positieve en negatieve effecten van ISDS in TTIP, onder andere op de beleidsruimte van de overheid. Deze studie wordt op dit moment uitgevoerd. De resultaten van de studie zullen volgens huidige planning voor de zomer naar uw Kamer gestuurd worden. Op basis van deze resultaten, zal het Nederlandse standpunt over ISDS in TTIP bepaald worden, ook in relatie tot mogelijke gevolgen voor milieuwetgeving.
Bent u bekend met de brief van het Amerikaanse bedrijf Chevron aan de United States Trade Representative van mei 2013?3 Deelt u de analyse dat blijkt dat Chevron (actief in schaliegaswinning buiten Nederland en in Nederland in conventionele olie- en gaswinning) sterk voorstander is van het ISDS? Kunt u garanderen dat Chevron het ISDS mechanisme in TTIP niet zal gebruiken om een eventueel Nederlands schaliegasverbod aan te vechten?
Ik ben bekend met deze brief. Chevron geeft in deze brief aan voorstander te zijn van het opnemen van ISDS in TTIP. Indien ISDS wordt opgenomen in TTIP, kan ik niet garanderen dat Chevron geen gebruik zal proberen te maken van het ISDS-mechanisme. Elk bedrijf in de VS of de EU kan zelf besluiten of het al dan niet gebruik gaat maken van ISDS. Gezien de opname van de uitzonderingsbepaling en het feit dat het momenteel niet mogelijk is om in Nederland naar schaliegas te boren, acht ik een succesvolle claim echter niet realistisch.
Het bericht dat luchthaven Twente mag groeien tot een burgerluchthaven met 22.000 vliegtuigbewegingen per jaar |
|
Eric Smaling , Liesbeth van Tongeren (GL), Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Kunt u zich de zorgen voorstellen over het ontwerpluchthavenbesluit waarmee luchthaven Twente als burgerluchthaven mag groeien tot 22.000 vliegtuigbewegingen per jaar?1
Het Rijk heeft in de Luchtvaartnota aangegeven voorstander te zijn van de ontwikkeling van luchthaven Twente mits daarvoor een marktpartij gevonden zou worden. Area Development Twente (hierna: ADT) heeft als gebiedsontwikkelaar van de militaire vliegbasis de ontwikkeling en exploitatie van de burgerluchthaven Twente aanbesteed. De aanbesteding heeft geleid tot ondertekening van een Concessieovereenkomst op 26 september 2013 tussen ADT en het consortium Reggeborgh Invest B.V. en Aviapartner Holding N.V. Het consortium heeft inmiddels de Exploitatiemaatschappij Vliegveld Twente B.V. (hierna: exploitatiemaatschappij) opgericht. De genoemde marktpartij is daarmee gevonden.
In de Bestuursovereenkomst Gebiedsontwikkeling Vliegveld Twente (Bijlage bij Tweede Kamer, vergaderjaar 2009 – 2010, 31 936, nr. 17) is opgenomen dat het Rijk zich zal inspannen om tijdig alle publiekrechtelijke besluiten te nemen, zodat ook daadwerkelijk kan worden gevlogen vanaf luchthaven Twente. In de Bestuursovereenkomst zijn ook afspraken opgenomen over de besteding van de nog resterende financiële middelen (€ 1,8 miljoen), die door de Tweede Kamer via het amendement Koopmans (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007 – 2008, 31 200 XII, nr. 60) zijn vrijgemaakt (totaal € 3 miljoen).
Met het vinden van een marktpartij en het invullen van de afspraak uit de Bestuursovereenkomst zorgt het ministerie nu voor de juridische verankering van eerdere besluitvorming. Vanuit die optiek kan ik mij uw zorgen dan ook niet voorstellen. Wel is het zo dat luchthavens naast positieve effecten ook hinder kunnen opleveren voor de directe omgeving. Daarover kunnen uiteraard zorgen bestaan; daarvoor heb ik begrip. Nu het ontwerp luchthavenbesluit in de periode tussen 7 maart en 17 april 2014 ter inzage ligt, geef ik een ieder de mogelijkheid te reageren en zo nodig zijn/haar zorgen te uiten. Ook heb ik de Commissie voor de m.e.r. om advies gevraagd en heb ik het ontwerpbesluit op 7 maart 2014 aan uw Kamer in voorhang aangeboden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013 – 2014, 31 936, nr. 189). Op basis van alle reacties zal ik een definitief luchthavenbesluit vaststellen.
Deelt u de mening dat eerst had moeten worden gewacht op een onderzoek van de Europese Commissie (EC) naar de gevolgde aanbestedingsprocedure en naleving van Europese regels voor staatssteunaanbestedingsregels nog vóór de presentatie van het ontwerpbesluit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat betekent het ontbreken van de uitspraken van de EC voor het besluit?
Nee, ik deel die mening niet. Zoals in antwoord 1 aangegeven heeft het Rijk de inspanningsverplichting op zich genomen om tijdig alle publiekrechtelijke besluiten te nemen, zodat ook daadwerkelijk van de luchthaven gevlogen kan worden. Omdat er een voldoende onderbouwde aanvraag voor een luchthavenbesluit ligt, heb ik besloten om het ontwerp luchthavenbesluit per 7 maart 2014 ter inzage te leggen en aan uw Kamer in voorhang aan te bieden.
In het ontwerpbesluit heb ik aangegeven dat het luchthavenbesluit pas definitief kan worden vastgesteld als er een positief akkoord is van de Europese Commissie op het punt van staatssteun. ADT verwacht voor de zomer een standpunt van de Commissie, zowel op het punt van staatssteun als op het punt van de gevolgde aanbestedingsprocedure.
Bent u bereid om het businessplan voor de luchthaven Twente naar de Kamer te zenden? Zo niet, hoe strookt dat met de toezegging dat het businessplan van de luchthaven Lelystad wel bij het ontwerpluchthavenverkeersbesluit meegestuurd wordt naar de Kamer?
Ik ben bereid om het businessplan onder geheimhouding via een separate brief aan u aan te bieden. Het businessplan voor luchthaven Twente is opgesteld door de exploitatiemaatschappij. De exploitatiemaatschappij wil dit businessplan geheim houden, omdat het bedrijfsgevoelige en concurrentiegevoelige informatie bevat. Op verzoek van de exploitatiemaatschappij heeft het bestuur van ADT geheimhouding gelegd op dit document. Ik hou rekening met deze uitgangspunten en heb het businessplan daarom niet openbaar gemaakt bij de terinzagelegging van het ontwerp luchthavenbesluit.
Bent u van plan om opdracht te geven tot het vrijgeven van de overzichtsrapportage van de bedrijfseconomische haalbaarheid en de maatschappelijke economische betekenis van de luchthaven Twente, waarbij ook inzage wordt gegeven in de financiële cijfers? Zo nee, waarom niet?
De betreffende overzichtsrapportage is voor het grootste gedeelte vrijgegeven en in het kader van de voorhangprocedure aan u aangeboden (Bijlage bij Tweede Kamer, vergaderjaar 2013 – 2014, 31 936, nr. 189). Alleen informatie over de financieringsbehoefte van de luchthavenonderneming en over tariefstelling is weggelakt, omdat dit bedrijfsgevoelige informatie betreft. ADT en de exploitatiemaatschappij hebben expliciet aangegeven deze informatie niet openbaar te willen maken. Ik hou rekening met deze wens en heb de overzichtsrapportage daarom niet integraal openbaar gemaakt bij de terinzagelegging van het ontwerp luchthavenbesluit. Ik ben bereid u via een separate brief de volledige versie van de overzichtsrapportage onder geheimhouding aan te bieden.
Hoe beoordeelt u de eisen die de exploitant in de onderhandelingen met Area Development Twente (ADT) op tafel heeft gelegd, te weten: er moet vanuit de publieke sector nog een extra bijdrage komen aan het kapitaal van de exploitatiemaatschappij ter hoogte van 5 miljoen euro en de exploitatiemaatschappij moet ontslagen te worden van de verplichting om 30% van het balanstotaal aan te houden in de vorm van eigen vermogen?
De aanbesteding is een verantwoordelijkheid van ADT. Daar meng ik me niet in. In de brief van 26 mei 2013, die ik en de minister van Economische Zaken aan u hebben gestuurd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012 – 2013, 31 936, nr. 141), is aangegeven dat een belangrijke voorwaarde voor het Rijk is dat voldoende wordt zeker gesteld dat het contract tussen ADT en de exploitant aanbestedingstechnisch rechtmatig is («geen wezenlijke wijziging»). De Europese Commissie zal naar dit punt kijken.
Voor wat betreft de extra bijdrage in het kapitaal van de exploitatiemaatschappij wil ik u verwijzen naar de voorwaarden, zoals die zijn opgenomen in de hierboven genoemde brief van 26 mei 2013. Besluitvorming door de minister van Economische Zaken over een eventuele bijdrage is nog niet afgerond.
Voor hoeveel van de 930.000 passagiers per jaar is de luchthaven Twente naar verwachting slechts een tussenstop, omdat zij hun reis zullen beginnen bij een andere luchthaven? Deelt u de mening dat dit tot een minimum beperkt dient te worden? Zo ja, hoe gaat u dat bewerkstelligen?
Op dit moment is daar niets over te zeggen, omdat de exploitatiemaatschappij nog concrete afspraken moet maken met geïnteresseerde luchtvaartmaatschappijen over het aanbod van bestemmingen.
Ten aanzien van het beperken van bestemmingen heb ik u op 14 januari 2014 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013 – 2014, 29 665, nr. 193) laten weten dat dit buiten de wettelijke mogelijkheden valt.
Vertrouwt u straks alleen op de informatie die de exploitant doorgeeft over het aantal passagiers, of gaat u het aantal passagiers zelf monitoren? Kan de exploitant straks de transitpassagiers meetellen in het aantal passagiers dat van de luchthaven vertrekt?
Ik baseer het luchthavenbesluit onder andere op de aanvraag van ADT en de exploitatiemaatschappij. Ik heb de economische onderbouwing bij de aanvraag laten toetsen door een onafhankelijk bureau. Uit die toetsing blijkt dat het lage scenario ten aanzien van de passagiersverwachting zoals opgesteld door de exploitatiemaatschappij een reëel scenario is. Het toetsingsrapport treft u als bijlage aan.2
Na vaststelling van het luchthavenbesluit is het aan ADT en de exploitatiemaatschappij om te zorgen voor vliegverkeer van en naar de luchthaven. Ik heb daarbij geen rol in de monitoring van het aantal passagiers. ADT en de exploitatiemaatschappij moeten ervoor zorgen dat het vliegverkeer van en naar de luchthaven binnen de grenswaarden uit het luchthavenbesluit blijft. Deze grenswaarden betreffen milieugrenzen (geluid), geen aantallen passagiers. Over de omvang van het vliegverkeer in relatie tot de grenswaarden moet door de exploitant worden gerapporteerd aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Als de grenswaarden worden overschreden, moet de ILT een maatregel opleggen.
Hoe kan het dat luchthaven Eelde en luchthaven Maastricht zware tekorten vertonen in de exploitatie en er nu nog een luchthaven Twente naast wordt gezet, die wil gaan concurreren met Eelde en de luchthaven Münster-Osnabrück (FMO)? Hoe kan het dat men denkt vanaf de luchthaven Twente met een kleinere geluidscontour meer passagiers te gaan vervoeren dan Eelde, Maastricht en FMO samen vervoeren?
De exploitatie van luchthavens is een marktgedreven activiteit. Het is aan een exploitant om te bepalen of hij voldoende vliegverkeer van en naar een luchthaven weet aan te trekken en of hij de financiering van zijn onderneming rond krijgt. Voor het luchthavenbesluit wordt getoetst of het aannemelijk is dat hiervan sprake is. Uit de onafhankelijke toetsing van de economische onderbouwing in opdracht van het ministerie blijkt dat het lage scenario ten aanzien van de passagiersverwachting zoals opgesteld door de exploitatiemaatschappij een reëel scenario is. Op basis hiervan is een ontwerp luchthavenbesluit opgesteld, dat uitgaat van dit lage scenario.
Bij de opstelling van het ontwerp luchthavenbesluit en het toetsingsrapport is verder de volgende informatie beschouwd:
Specifiek over de geluidscontour en het aantal passagiers wil ik u aangeven dat de te vergunnen gebruiksruimte in een luchthavenbesluit het resultaat is van berekeningen, die voortvloeien uit het businessplan van een exploitant. De uitkomst van deze berekeningen is afhankelijk van aannames, zoals het type luchtverkeer op een luchthaven, het type vliegtuigen en het moment van de dag waarop deze vliegen. Omdat de businessplannen en de daarbij behorende aannames verschillen, zal ook de gebruiksruimte per luchthaven verschillen. Zo heeft de luchthaven Maastricht Aachen Airport een belangrijk aandeel vracht, terwijl luchthaven Twente zich alleen richt op passagiers.
In het geval van Twente heeft de exploitatiemaatschappij een scenario ten aanzien van de passagiersverwachting opgesteld, dat in 2030 uitgaat van het vervoeren van 930.000 passagiers. Dit aantal is niet hoger dan gezamenlijk op de door u genoemde luchthavens wordt vervoerd. Voor Flughafen Münster Osnabrück geldt dat in 2013 circa 850.000 passagiers zijn vervoerd. Voor luchthaven Maastricht Aachen Airport was dit in 2013 circa 450.000 passagiers, naast circa 79.000 ton vrachtvervoer. Voor Groningen Eelde Airport was het aantal passagiers in 2013 circa 200.000.
Deelt u de mening dat aan de exploitant gevraagd moet worden zekerheden te stellen voor de te verwachten aanloopverliezen, om een vroegtijdige exit of faillissement te voorkomen?
Uit het businessplan van de exploitatiemaatschappij blijkt dat zij zal zorgen voor de financiering van de onderneming, er geïnvesteerd wordt in de luchthaven en dat de aanloopverliezen in de eerste jaren gedekt zijn. Voor het kunnen vaststellen van het luchthavenbesluit is dat voldoende informatie.
Het is verder aan ADT als aanbestedende partij om afspraken te maken met de exploitatiemaatschappij in het geval van situaties als een vroegtijdige exit of faillissement.
Is het u bekend dat noch Reggeborgh Invest B.V. noch Aviapartner ervaring hebben met het exploiteren van een luchthaven? Zo ja, welke invloed heeft deze onervarenheid op de levensvatbaarheid?
In het kader van de aanbestedingsprocedure heeft ADT in 2013 een rapportage «Kwalificatie consortium Reggeborgh Invest B.V. – Aviapartner» opgesteld. In deze rapportage concludeert ADT dat het consortium voldoet aan de eisen, zoals in de aanbestedingsprocedure gesteld. In de rapportage is opgenomen dat Aviapartner voldoet aan de eis directe operationele verantwoordelijkheid te dragen /c.q. te hebben gedragen gedurende een periode van ten minste drie jaar in de afgelopen zeven jaar op tenminste één luchthaven met per jaar een gemiddelde van minimaal één miljoen passagiers. Ik heb geen reden aan deze conclusie te twijfelen.
Voor het ministerie is het van belang dat de toekomstige exploitant voldoet aan alle wet- en regelgeving en gestelde veiligheidseisen. Dit wordt geborgd via het verlenen van een veiligheidscertificaat voor de luchthaven aan de exploitant. De ILT is verantwoordelijk voor de certificering.
Klopt de bewering van ADT dat er harde afspraken met u gemaakt zijn over uitbreiding van de geluidscontour en aanpassing van het Luchthavenbesluit? Heeft u een harde toezegging gedaan zodat aan slechts één van de genoemde uitgangspunten hoeft te zijn voldaan voordat wordt overgegaan naar een ruimer Luchthavenbesluit voor twee miljoen passagiers? Zo ja, is dat niet voorbarig?
De exploitatiemaatschappij heeft een businessplan opgesteld, waarin zij aangeeft te streven naar een ontwikkeling van de luchthaven Twente binnen de bandbreedte van een laag scenario en een hoog scenario. De aanvraag van ADT en de exploitatiemaatschappij voor het luchthavenbesluit is gericht op het hoge scenario en gaat uit van het creëren van ruimte voor groot commercieel verkeer (circa 14.000 vliegtuigbewegingen), gemotoriseerde General Aviation (15.600 vliegtuigbewegingen) en zweefvliegactiviteiten. Ik heb de economische onderbouwing hiervoor laten toetsen en op basis daarvan geconcludeerd dat het op dit moment niet aannemelijk is dat dit scenario gerealiseerd wordt. Vervolgens heb ik ADT en de exploitatiemaatschappij laten weten te overwegen een luchthavenbesluit in procedure te brengen dat gebaseerd is op het lage scenario.
ADT en de exploitatiemaatschappij hebben mij per brief van 4 februari 2014 aangegeven met een dergelijk luchthavenbesluit uit de voeten te kunnen, maar wel graag een bestuurlijke afspraak te willen over het tijdig in procedure brengen van een eventueel ruimer luchthavenbesluit dan het nu voorliggende besluit. Daarbij is ook een viertal situaties geschetst wanneer daar sprake van kan zijn. Deze brief treft u als bijlage aan.3
Ik heb in de toelichting op het ontwerp luchthavenbesluit vervolgens opgenomen: «Mocht in de toekomst blijken dat een gebruik conform het hoge scenario toch aannemelijk gemaakt kan worden, dan kan in een nieuwe besluitvormingsprocedure worden besloten het luchthavenbesluit daarop aan te passen en de gebruiksmogelijkheden van de luchthaven te verruimen. ADT en de exploitatiemaatschappij hebben in hun brief van 4 februari 2014 [...] aangegeven wanneer daarvan sprake kan zijn». Zodra ADT en/of de exploitatiemaatschappij met een aanvraag voor een nieuw luchthavenbesluit komen zal ik deze aanvraag volgens de daarvoor wettelijk voorgeschreven procedure behandelen. Dit betekent dat er dan, op basis van de in regelgeving vastgelegde procedure, een nieuwe afweging van maatschappelijke belangen moet worden gemaakt.
Klopt het dat na het «slaan van het Luchthavenbesluit» er in een straal van zes kilometer rond de luchthaven geen natuurgebieden meer mogen worden aangelegd of terreinen als zodanig worden gebruikt? Hoe zit het dan met het plan om ten zuiden van de luchthaven een nieuw natuurgebied te realiseren? Kan dat nieuwe natuurgebied straks niet meer worden aangelegd als het luchthavenbesluit is genomen?
In het luchthavenbesluit wordt op basis van het Besluit burgerluchthavens een beperkingengebied vastgesteld van 6 kilometer rondom de verharde start- en landingsbaan, waarin nieuwe gevallen van gebruik of bestemming die een sterke vogelaantrekkende werking hebben worden verboden. Het gaat dan om:
Een reeds bestaand gebruik of bestemming binnen de genoemde categorieën is wel toegestaan. Voor het gebied ten zuiden van de luchthaven geldt dat er sprake is van behoud en herontwikkeling van reeds bestaande natuur. Het gebied maakt in die zin ook sinds 2013 onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van de provincie. Er is dus geen sprake van nieuw gebruik.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden vóór 1 april? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Kunt u zich uw kennisgeving herinneren waarin u aangeeft de Commissie voor de m.e.r. niet in te schakelen bij de opstelling van een milieueffectrapport voor de Blankenburgtunnel (14 februari 2014)?
Ja.
Deelt u de mening dat bij grote en complexe infrastructurele projecten een onafhankelijk onderzoek naar de milieueffecten gewenst is omdat dit de kwaliteit van de onderzoeken en daarmee de besluitvorming ten goede komt? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat de milieu-effecten van infrastructurele projecten zoals de Blankenburgverbinding zorgvuldig moeten worden onderzocht. Daar zal ik ook voor zorgen. De milieu-effecten zullen inzichtelijk worden gemaakt in de project-MER. Ik zal de omgeving en maatschappelijke organisaties daarbij betrekken.
Zie verder ook mijn antwoord op vraag 7.
Deelt u de visie dat de Blankenburgtunnel een groot en complex infrastructureel project is? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw visie dat de Blankenburgverbinding een groot en complex infrastructureel project is.
Vindt u ook dat een weloverwogen besluit inzake de Blankenburgtunnel gewenst is, aangezien deze het kwetsbare landschap van Midden-Delfland doorkruist en deze verzet oproept bij omwonenden vanwege de effecten op de leefomgeving, natuur en het landschap?
Het besluit om de Blankenburgverbinding, variant Krabbeplas-West als voorkeursalternatief te kiezen, is weloverwogen tot stand gekomen. Alle relevante belangen zijn bij de afweging betrokken. Er is in de verkenning een brede participatie geweest in een intensief traject met het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, bewonersorganisaties en individuele bewoners. Via dit interactieve proces is bijgedragen aan de ontwikkeling van de alternatieven en het verkrijgen en verifiëren van de beslisinformatie. Ik heb er dan ook voor gezorgd dat in overleg met de regio de Blankenburgverbinding zo optimaal mogelijk wordt ingepast, waarbij rekening is gehouden met de gevoeligheden.
Ik heb de Tweede Kamer over de diverse mijlpalen geïnformeerd. De regionale overheden zijn gedurende de gehele verkenningsfase betrokken door middel van het regionaal bestuurlijk overleg. Ook zijn de betrokken gemeenteraden en Provinciale Staten van Zuid-Holland diverse malen door mij geïnformeerd. Tenslotte heb ik natuur- en milieuorganisaties betrokken, maar deze hebben gedurende het besluitvormingsproces helaas besloten om uit het overleg te stappen en alleen op formele inspraakmomenten te reageren.
Deelt u de opvatting dat de kosten van een adviesvraag nauwelijks meetellen voor het totale projectbudget van 1,2 miljard euro, maar wel kunnen bijdragen aan een betere besluitvorming over zo’n groot project? Zo nee, waarom niet?
In de overwegingen over een adviesvraag heb ik gekeken naar de wettelijke vereisten in het besluitvormingsproces. In de Crisis- en herstelwet (CHW) is concreet opgenomen dat voor de projecten uit Bijlage II geen verplichting bestaat om advies te vragen aan de Commissie voor de m.e.r. Omdat het project de procedure van de CHW volgt, zal voor dit project en de andere wegaanlegprojecten die in de bijlage zijn genoemd in principe geen advies van de Commissie voor de m.e.r. worden gevraagd. De kosten voor een adviesvraag heb ik daarbij niet betrokken, omdat deze inderdaad op het totaalbudget nauwelijks meetellen.
Zie ook antwoord op vraag 2.
Zijn de eerder geuite twijfels door de Commissie voor de m.e.r. over de kwaliteit van de onderzoeken die de keuze voor de Blankenburgtunnel onderbouwen voor u reden om de commissie niet te raadplegen? Zo ja, waarom?
Nee. De Commissie voor de m.e.r. geeft in haar eerdere toetsingsadvies over het plan-MER aan dat alle relevante milieuaspecten zijn beschreven. Volgens de Commissie sluit het detailniveau van de effectbepaling goed aan op het abstractieniveau van de betreffende besluiten. Het Plan-MER in combinatie met de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse voor de NWO laat zien dat de Blankenburgverbinding in vergelijking tot de Oranjeverbinding positiever scoort qua economisch rendement en doorstroming (met name op de Beneluxcorridor) en negatiever qua effecten op natuur, landschap, cultuurhistorie, archeologie, geluidhinder en recreatie.
De Commissie heeft daarbij een uitzondering gemaakt voor enkele onderdelen in het onderzoek waarover zij heeft geadviseerd om dit beter te beschrijven. In mijn brief aan de Commissie die als bijlage bij de Rijksstructuurvisie is gevoegd, staat beschreven hoe ik met dit advies van de Commissie ben omgegaan.
Deelt u de mening dat betrokkenheid van de Commissie voor de m.e.r. voor wat betreft de Blankenburgtunnel van toegevoegde waarde is? Zo nee, waarom niet?
Het advies van de Commissie voor de m.e.r. over het plan-MER heeft toegevoegde waarde gehad, en is voldoende richtinggevend om ook te benutten voor de planuitwerkingsfase en daarmee voor het project-MER.
Zie verder het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat het feit dat betrokkenheid van de Commissie voor de m.e.r. juridisch niet verplicht is sinds de Crisis- en Herstelwet geen afdoende reden is om niet geïnteresseerd te zijn in haar oordeel? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 7.
Bent u voornemens om de Commissie voor de m.e.r. alsnog in te schakelen bij de onderzoeken naar de milieueffecten van de Blankenburgtunnel? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de Kamer de resultaten tegemoet zien?
Ik zal de commissie voor de m.e.r. niet betrekken bij de onderzoeken naar milieueffecten van de Blankenburgverbinding. Ik volg de procedure uit de Crisis- en Herstelwet en zal de omgeving, maatschappelijke organisaties en wettelijke bestuursorganen betrekken bij de besluitvorming conform de wetgeving.
Ook zonder toetsingsadvies van de Commissie voor de m.e.r. zullen de milieueffecten zorgvuldig in beeld worden gebracht. Deze hebben immers een volwaardige plek in het besluitvormingsproces.
Boringen naar onconventioneel gas in Oekraïne |
|
Carla Dik-Faber (CU), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Altijd Wat over de boringen naar onconventioneel gas (schaliegas) van Shell in Oekraïne?1
Ja.
Is het gebruik van open bassins voor de opslag van vervuilde boorvloeistof en frackwater toegestaan in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Ja, onder voorwaarden. Het gaat hier om tijdelijke bassins. In Nederland is het gebruik van open bassins om tijdelijk (boor) vloeistoffen in op te slaan niet als zodanig verboden bij de wet. Wel is via een uitgebreid vergunningen systeem gereguleerd dat de (tijdelijk aanwezige) bassins (indien gebruikt) aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen.
Vindt u het acceptabel dat een Nederlands bedrijf in het buitenland dergelijke opslagtechnieken toepast? Zo nee, welke stappen gaat u ondernemen om Shell te bewegen deze techniek niet toe te passen?
Ja, mits voor deze tijdelijke bassins wordt voldaan aan de vigerende regelgeving en dat Shell zich ervan heeft verzekerd geen extra milieuschade toe te brengen.
Bent u bereid bij Shell navraag te doen waarom in Oekraïne deze technologie wordt toegepast en niet gebruik wordt gemaakt van opslag in gesloten tanks?
Ja, dat heb ik gedaan. Shell gebruikt alleen open bassins in het conventionele gas exploratie project voor de tijdelijke opslag van boorvloeistoffen, inclusief een vloeistofdichte afdekking van de bodem. Dit is conform Oekraïense wet- en regelgeving.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat in het contract dat Shell heeft gesloten met de Oekraïense staat een derde contractpartner is opgenomen, namelijk het Oekraïense bedrijf Nadra Yuzisvka? Bent u ervan op de hoogte dat 10% van de winsten van dit bedrijf gaan naar het bedrijf SPK Geoservice?
Ja, daar heb ik kennis van genomen en ja, daar ben ik van op de hoogte.
Bent u op de hoogte van de vermoedens van corruptie gekoppeld aan SPK Geoservice en de mogelijke banden met de Oekraïense ex-president Janoekovitsj en zijn aanhang?
Ja.
Bent u bereid bij Shell navraag te doen over contractpartner Nadra Yuzivska en de vermoedens van corruptie die verbonden zijn aan het bedrijf SPK Geoservice?
Ja, dat heb ik inmiddels gedaan. Zie ook mijn antwoord op vraag 10.
Bent u bereidt bij Shell navraag te doen wie de eigenaars zijn van SPK Geoservice?
Ja, dit is overigens openbare informatie.
Vindt u dat Shell zich volledig houdt aan de OESO-richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen op het gebied van milieu? Zo nee, welke stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat Shell hier aan gaat voldoen?
Tot dusver heb ik geen aanleiding om aan te nemen dat Shell in de Oekraïne niet conform de OESO Richtlijnen handelt.
Vindt u dat Shell zich volledig houdt aan de OESO richtlijnen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen op het gebied van corruptiebestrijding? Zo nee, welke stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat Shell hier aan gaat voldoen?
Shell heeft – naar eigen zeggen – uitgebreid due diligence uitgevoerd naar SPK Geoservice en haar aandeelhouders, zoals verificatie van persoons- en bedrijfsgegevens op basis van diverse internationale sanction & embargo lijsten en law enforcement databases, en interviews met de aandeelhouders van SPK en met personen die met SPK hebben samengewerkt. Er is ook uitgebreid onderzoek gedaan naar de tender proces waarin SPK haar aandeel in het Yuzivska project heeft gewonnen. Op basis van die onderzoeken was er geen aanleiding om corruptie te vermoeden. Ik heb Shell gevraagd de ontwikkelingen rondom dit bedrijf nauwlettend te volgen.