Het geven van een taakstraf na mishandeling van een agent |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Werkstraf van 20 uur na mishandeling agent»?1
Ja.
Is het waar dat een 18-jarige jongen uit Utrecht een taakstraf heeft gekregen van 20 uur na mishandeling van een agent?
De politierechter te Utrecht heeft de verdachte op 4 januari 2012 veroordeeld voor mishandeling vanwege het geven van een enkele klap aan de agent. Betrokkene is veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en tot betaling van een bedrag van 200 Euro vanwege immateriële schade. De reclassering zal toezicht houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden die de politierechter heeft opgelegd.
Is het waar dat het Openbaar Ministerie (OM) in deze zaak een taakstraf eiste van 60 uur?
De eis die de officier van justitie ter zitting formuleerde behelsde een veroordeling voor een poging tot zware mishandeling en een taakstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en betaling van een bedrag van 450 Euro vanwege immateriële schade.
Is het waar dat deze dader deel uit maakte van de criminele groep die een homostel en een Marokkaans gezin heeft weggeterroriseerd? Zo ja, waarom zijn deze feiten, het dader-cv en de context niet meegewogen bij de eis van het OM?
Het Openbaar Ministerie heeft mij meegedeeld dat deze verdachte niet is aangemerkt als lid van de jeugdgroep in Terwijde, die bekend staat onder de naam Componistengroep. Verdachte heeft volgens het uittreksel uit de justitiële documentatie een blanco strafblad.
Deelt u de mening dat het dader-cv en de context van het gepleegde altijd moet meewegen bij de eis van het OM?
Ja, en dat is volgens het Openbaar Ministerie in deze zaak ook gebeurd. De voorgeschiedenis van een verdachte blijkt uit het uittreksel van de justitiële documentatiedienst, dat zich in ieder strafdossier bevindt. Daarnaast verschaft het proces-verbaal in het algemeen informatie over de context van de zaak en eventuele bijzonderheden. Ook de reclasseringsrapportage en de behandeling ter zitting informeren de officier van justitie en de rechter nader over de omstandigheden van de persoon van de verdachte.
Deelt u de mening dat deze taakstraf niet past bij de ernst van het gepleegde feit, zeker gezien de overheidscampagne om geweld tegen hulpverleners tegen te gaan en gelet op het verleden van deze dader?
Het past mij niet om mij uit te laten over het oordeel van de rechter. Wel kan ik over de eis ter zitting zeggen dat het Openbaar Ministerie mij heeft meegedeeld dat daarin onvoldoende tot uitdrukking is gebracht dat er in dit geval volgens de officier van justitie sprake was van een poging tot zware mishandeling van een politieambtenaar in functie, waarbij enig letsel is ontstaan. Bij nader inzien had volgens het Openbaar Ministerie het eisen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de rede gelegen. Naar aanleiding van deze casus heeft de parketleiding gesproken met alle betrokken functionarissen om uit deze casus lering te trekken.
Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak omdat het zich niet kan vinden in de kwalificatie van de bewezenverklaarde feiten en de strafmaat. De behandeling daarvan zal plaatsvinden op 15 februari 2012. Het vonnis is dus nog niet onherroepelijk.
Hoe kan het dat een ernstig feit als in onderhavige zaak wordt bestraft met een taakstraf en wat gaat u doen om dit in de toekomst te voorkomen?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat de urgentie bij het OM in Utrecht nog niet is doorgedrongen en wat gaat u doen om deze Utrechtse wijk te verlossen van deze criminele groepen?
De verantwoordelijkheid voor de aanpak van de problemen in deze wijk ligt primair bij de lokale partners. Het Openbaar Ministerie heeft mij meegedeeld dat het lokale parket goed op de hoogte is van de problematiek in de Utrechtse wijk Terwijde. Het parket is doordrongen van de noodzaak van strafrechtelijk optreden in de daarvoor geselecteerde gevallen. Vanaf het voorjaar 2011 vindt een intensieve groepsaanpak plaats waarbij de wijkpolitie, de gebiedsmanager van de gemeente en hulpverleners, zoals het jongerenwerk, nauw samenwerken. Er zijn op het parket een vaste officier van justitie en parketsecretaris verbonden aan deze groepsaanpak. De groep is conform de Bureau Beke-methodiek in kaart gebracht. Voor een aantal personen uit die groep is een individueel en integraal plan van aanpak opgesteld. Er vindt regelmatig casusoverleg plaats over deze personen en anderen in de wijk. Inmiddels zit een aantal van de personen uit deze groep vast.
Problemen bij de examens op de Politieacademie |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat er een tekort is aan examinatoren op de Politieacademie, waardoor veel examens op het laatste moment afgelast en/of uitgesteld moeten worden, en er ondertussen honderden examens moeten worden ingehaald?1
De Politieacademie is per 1 november 2011 gestart met een andere inzetsystematiek van examinatoren en gastdocenten. Voor die datum huurde de politieacademie politiemensen uit de korpsen als examinator en gastdocent in tegen voor externe inhuur gangbare tarieven en voorwaarden, en verrichtten deze mensen deze taak als nevenfunctie, en niet als onderdeel van hun hoofdfunctie bij de politie. Dat is geen gewenste situatie. Bijdragen aan de professionalisering van de politie hoort een normaal onderdeel te zijn van de taak van politiemedewerkers, en geen bijbaan. Vanuit die gedachte worden politiemedewerkers daarom nu binnen hun functie en werktijd ingezet als gastdocent en examinator. Om een zo soepel mogelijke overgang te bewerkstelligen was de afspraak, dat de inzet tijdelijk wordt vergoed in de vorm van meeruren of overwerk. Het gaat hier derhalve niet om een door bezuiniging ingegeven maatregel, maar om een principieel andere invulling van de systematiek van examinator of gastdocent.
Voor de functie van examinator worden uitsluitend medewerkers ingezet die voldoende kennis en ervaring hebben. Bovendien moeten zij ter zake zijn opgeleid en gecertificeerd. Er worden uitsluitend gecertificeerde examinatoren ingezet.
Bij de invoering van dit systeem is een tekort aan examencapaciteit ontstaan. Hierdoor kunnen niet alle examens op de oorspronkelijk geplande datum worden afgenomen, maar wordt een deel uitgesteld. Deze uitgestelde examens worden zo snel mogelijk weer ingepland. Daarbij wordt voorrang gegeven aan studenten die voor de afronding van hun studie staan. Hierdoor zijn er behoudens een enkel geval geen aspiranten later als agent gestart.
Is het waar dat dit het gevolg is van uw maatregel om een einde te maken aan nevenbanen van politieambtenaren als examinator? Waarom heeft u deze maatregel ingevoerd?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat examens afgenomen dienen te worden door ervaren politieambtenaren die veel kennis vanuit de huidige werkpraktijk hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat de examinatoren aan deze eis voldoen?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat zowel de vakbonden als de Politieacademie u hebben gewaarschuwd voor de gevolgen van deze maatregel? Waarom heeft u hier niets mee gedaan?
De vakorganisaties hebben gewaarschuwd dat de bereidheid onder de huidige groep medewerkers om hun werkzaamheden als examinator of gastdocent voort te zetten onder de nieuwe financiële en organisatorische voorwaarden terug zou kunnen lopen. Dat vond het college van bestuur van de politieacademie echter onvoldoende reden om de beëindiging van de niet meer gewenste inhuurpraktijk nog langer uit te stellen. Ik steun die keuze.
Inmiddels hebben de vakorganisaties mede op mijn verzoek al hun signalen over de examineringsproblematiek verzameld. De voorzitter van het college van bestuur heeft de aanpak van de problematiek op 23 februari 2012 toegelicht aan de voorzitters van de vakorganisaties. Afgesproken is dat de vakorganisaties op de hoogte worden gehouden van de voortgang van de verbetermaatregelen.
Hoe groot is de precieze achterstand op dit moment? Wat gaat u doen om deze zo snel mogelijk in te lopen? Wanneer zal de achterstand volledig ingelopen zijn?
Naar aanleiding van de afspraken met de korpsen heeft de Politieacademie een aantal maatregelen genomen om het probleem aan te pakken. Korpsen verlenen medewerking aan het benaderen en inzetten van zittende examinatoren en het werven van nieuwe examinatoren. Ondertussen is de werving, opleiding en certificering van nieuwe examinatoren in volle gang.
Ook zijn er gerichte acties op het efficiënter organiseren van examens en het inhalen van uitgestelde examens. Daarbij zijn o.a. in de week van 16 januari 275 examens afgenomen van aspiranten die op het punt staan om hun opleiding af te ronden.
De achterstand heeft een dynamisch karakter omdat er dagelijks uitvoering wordt gegeven aan de maatregelen. Eind februari 2012 was er een achterstand van 264 examens op een totaal van 26 000 examens die jaarlijks worden afgenomen. Ik heb met het college van Bestuur van de politieacademie afgesproken dat uiterlijk per 1 augustus 2012 de problemen met de examinering zullen zijn opgelost.
Hoe gaat u alle kandidaten waarvan het examen is uitgesteld hierover informeren, zodat de onzekerheid waarin zij verkeren weggenomen kan worden?
Indien het examen van een kandidaat wordt uitgesteld ontvangt deze daarvan uiterlijk twee weken voor de examendatum bericht. Daarbij wordt excuses gemaakt voor het ongemak dat de aspirant ervaart.
Deelt u de mening dat een excuus aan het adres van al die gedupeerden op zijn plaats is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Wat zijn de gevolgen van deze vertraging voor de kwaliteit van het politiewerk, zowel voor wat betreft de aspiranten, als ook de agenten die bezig waren met een vervolg- of specialistische opleiding?
Voor de duidelijkheid wil ik stellen dat de problematiek zich voordoet bij de examinering en niet in de opleidingen. De opleidingen gaan door conform planning. Bij de aanpak van de examenproblematiek krijgen aspiranten die op het punt staan hun opleiding af te ronden voorrang. Ook politieambtenaren die examen doen voor voorbehouden handelingen (verplichte certificeringen) binnen hun vervolg- of specialistische opleiding, krijgen voorrang. Hierdoor kunnen deze studenten zich de vereiste competenties eigen maken en kunnen zij de opgedane kennis zonder vertraging in de praktijk benutten.
De chaos bij examens op de Politieacademie als gevolg van de bezuinigingen |
|
Attje Kuiken (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Bonden: chaos bij examens Politieacademie»?1
Ja
Is het waar dat er een flink tekort aan examinatoren is ontstaan door de bezuinigingen van het kabinet? Zo ja, hoe groot is dat tekort? Wat zijn de consequenties van dat tekort aan examinatoren?
De Politieacademie is per 1 november 2011 gestart met een andere inzetsystematiek van examinatoren en gastdocenten. Voor die datum huurde de politieacademie politiemensen uit de korpsen als examinator en gastdocent in tegen voor externe inhuur gangbare tarieven en voorwaarden, en verrichtten deze mensen deze taak als nevenfunctie, en niet als onderdeel van hun hoofdfunctie bij de politie. Dat is geen gewenste situatie. Bijdragen aan de professionalisering van de politie hoort een normaal onderdeel te zijn van de taak van politiemedewerkers, en geen bijbaan. Vanuit die gedachte worden politiemedewerkers daarom nu binnen hun functie en werktijd ingezet als gastdocent en examinator. Om een zo soepel mogelijke overgang te bewerkstelligen was de afspraak, dat de inzet tijdelijk wordt vergoed in de vorm van meeruren of overwerk. Het gaat hier derhalve niet om een door bezuiniging ingegeven maatregel, maar om een principieel andere invulling van de systematiek van examinator of gastdocent.
Bij de invoering van dit systeem is tijdelijk een tekort aan examencapaciteit ontstaan. Een aantal examinatoren en gastdocenten heeft in eerste instantie aangegeven onder de nieuwe voorwaarden niet langer bereid te zijn deze taak te verrichten. Hierdoor kunnen niet alle examens op de oorspronkelijk geplande datum worden afgenomen, maar wordt een deel uitgesteld. Dit deel wordt zo snel mogelijk ingepland en afgenomen. Daarbij wordt voorrang gegeven aan studenten die voor de afronding van hun studie staan. Hierdoor zijn er behoudens een enkel geval geen aspiranten later als agent gestart.
Om het tekort aan examinatoren op te lossen heeft de Politieacademie een aantal maatregelen genomen. Daarbij worden voormalige examinatoren benaderd en worden nieuwe examinatoren opgeleid en gecertificeerd om binnen de nieuwe systematiek te worden ingezet. Deze aanpak is met de voorzitter van de Raad van Korpschefs besproken en de korpsen hebben hun medewerking hieraan toegezegd. Ik heb met het college van bestuur van de politieacademie afgesproken, dat alle achterstanden uiterlijk 1 augustus 2012 zullen zijn opgelost.
Is het waar dat door dit tekort aan examinatoren studenten lang moeten wachten voordat zij examen kunnen doen en dus dat het langer duurt voordat deze studenten als agent aan het werk kunnen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat dit slecht is voor de veiligheid van Nederland en dat de ambitie om Nederland veiliger te maken in gevaar komt? Welke maatregelen gaat u nemen om het probleem van een tekort aan examinatoren bij de Politieacademie op te lossen?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat de Nederlandse Politiebond (NPB) en de ACP vooraf al hadden gewaarschuwd voor deze problemen en dat u en de korpsbeheerders het effect van de bezuinigingen hebben onderschat? Zo ja, waarom heeft u de waarschuwingen van het NPB en de ACP naast u neergelegd?
De vakorganisaties hebben gewaarschuwd dat de bereidheid onder de huidige groep medewerkers om hun werkzaamheden als examinator of gastdocent voort te zetten onder de nieuwe financiële en organisatorische voorwaarden terug zou kunnen lopen. Dat vond het college van bestuur van de politieacademie echter onvoldoende reden om de beëindiging van de niet meer gewenste inhuurpraktijk nog langer uit te stellen. Ik steun die keuze.
Inmiddels hebben de vakorganisaties mede op mijn verzoek al hun signalen over de examineringsproblematiek verzameld. De voorzitter van het college van bestuur heeft de aanpak van de problematiek op 23 februari 2012 toegelicht aan de voorzitters van de vakorganisaties. Afgesproken is dat de vakorganisaties op de hoogte worden gehouden van de voortgang van de verbetermaatregelen.
Slechts een taakstrafje na mishandeling van een agent |
|
Joram van Klaveren (PVV), Lilian Helder (PVV), Hero Brinkman (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Leers |
|
Bent u bekend met het artikel «Verbijstering over lage taakstraf na mishandeling agent»?1
Ja.
Deelt u de mening dat dit soort straffen het rechtsgevoel van de burger enorm ondermijnt? Zo nee, waarom niet?
Het past mij niet om mij uit te laten over het oordeel van de rechter. Wel kan ik over de eis ter zitting zeggen dat het Openbaar Ministerie mij heeft meegedeeld dat daarin helaas onvoldoende tot uitdrukking is gebracht dat er in dit geval volgens de officier van justitie sprake was van een poging tot zware mishandeling van een politieambtenaar in functie, waarbij letsel is ontstaan. Bij nader inzien had volgens het Openbaar Ministerie het eisen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de rede gelegen. Naar aanleiding van deze casus heeft de parketleiding gesproken met alle betrokken functionarissen om uit deze casus lering te trekken.
Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak omdat het zich niet kan vinden in de kwalificatie van de bewezenverklaarde feiten en de strafmaat. De behandeling daarvan zal plaatsvinden op 15 februari 2012. Het vonnis is dus nog niet onherroepelijk.
Deelt u de mening dat de taakstraf als hoofdstraf uit het Wetboek van Strafrecht geschrapt dient te worden? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet acht het behoud van de taakstraf in het sanctiestelsel van belang. Waar het gaat om het voorkomen van recidive is de taakstraf een relatief effectieve vorm van bestraffing. Wel vindt het kabinet dat een taakstraf ongeschikt is voor de bestraffing van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven. De legitimiteit van en het maatschappelijk draagvlak voor taakstraffen worden ondergraven als taakstraffen worden opgelegd voor dergelijke ernstige misdrijven. Het kabinet hecht daarom aan een duidelijke positionering van de taakstraf als passende straf voor plegers van naar verhouding lichtere delicten. De wettelijke regeling die de mogelijkheden beperkt om een taakstraf op te leggen voor dergelijke misdrijven is deze maand van kracht geworden.
Bij de evaluatie van deze wetswijziging zal de vraag worden betrokken of de taakstraf, in plaats van een hoofdstraf, een bijkomende straf zou moeten worden.
Hoe verhoudt de gegeven straf zich tot het voornemen geweld tegen de politie juist zwaarder te straffen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat denaturalisatie en uitzetting van dit soort criminelen de meest passende en effectieve straf is? Zo nee, waarom niet?
De intrekking van de Nederlandse nationaliteit wegens een veroordeling voor commune misdrijven is op dit moment niet mogelijk. Het kabinet bereidt een wetsvoorstel voor dat regelt dat het Nederlanderschap van rechtswege vervalt indien binnen vijf jaar na verkrijging daarvan een onherroepelijke veroordeling plaatsvindt voor een misdrijf waar twaalf jaar of meer gevangenisstraf op staat. Ook na wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap is het onwaarschijnlijk dat in een geval als het onderhavige aan deze voorwaarden wordt voldaan.
De zorg van hoofdcommissarissen van politie over de toename van criminaliteit en onveiligheid in Nederland |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Spanning op straat loopt op door crisis»1 en «Nieuwe veelplegers jong en gewelddadig»?2
Ja.
Deelt u de zorgen van de korpschef van de politiebond Amsterdam-Amstelland dat als gevolg van de economische crisis het aantal diefstallen, inbraken en andere vormen van criminaliteit toenemen en de zorgen van de korpschef van de politiebond Rotterdam-Rijnmond die een flinke stijging ziet van nieuwe veelplegers? Zo ja, wat is de oorzaak? Wat gaat u doen om deze toename te voorkomen? Zo nee, wat zijn uw verwachtingen op dit gebied voor de komende jaren?
Ondanks de economische crisis is de criminaliteit in Nederland gedaald. Dit blijkt onder andere uit cijfers omtrent de geregistreerde criminaliteit3, zelfrapportage onderzoek4 en uit de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM)5. De geregistreerde criminaliteit is ten opzichte van 2005 met 11,7% gedaald naar bijna 1,2 miljoen delicten in 2010. Uit de IVM blijkt dat het aandeel Nederlanders van 15 jaar en ouder dat slachtoffer is geweest van een of meer gewelds-, vermogens- en vandalismedelicten is gedaald van 33,7% in 2005 naar 24,9% in 2011.
Wat betreft de ontwikkelingen omtrent de criminaliteitscijfers houd ik de vinger stevig aan de pols. Met onder andere het programma gewelddadige vermogenscriminaliteit, het project criminaliteit tegen bedrijven en het actieprogramma problematische jeugdgroepen wordt ingezet op het verder terugdringen van het aantal overvallen, straatroven, woninginbraken en winkeldiefstallen. Daarmee wordt ook ingezet op de aanpak van (de nieuwe) veelplegers.
Houdt u rekening met oplopende spanningen door de economische crisis, zoals Amsterdam-Amstelland? Zo ja, op welke wijze en met welke maatregelen houdt u hier rekening mee? Zo nee, waarom niet en loopt u niet het risico overvallen te worden door stijgende criminaliteitscijfers en overlast?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven op welke manier de politieregio Amsterdam-Amstelland zich voorbereidt om de vrede te handhaven? Wat vindt u van deze voorbereidingen?
De politieregio Amsterdam-Amstelland maakt, naast het gebruikelijke operationele werk van de wijkagent, gebruik van omvangrijke netwerken met burgers, binnen de overheid en in het bedrijfsleven. Voorbeelden hiervan zijn het Joods netwerk, het Marokkaans netwerk, Roze in blauw en het platform ondernemers. Hiermee beschikt de politie over extra oren en ogen in de haarvaten van de samenleving. Dat maakt het mogelijk om sneller ontwikkelingen binnen de veiligheid en leefbaarheid te signaleren. Hierdoor is de politie in staat haar taak doelgerichter uit te voeren. Daarnaast deelt de politie deze signalen met de partners in de veiligheidsketen zodat alle partners over een gedeeld beeld beschikken. Hierdoor kunnen zij gezamenlijk anticiperen op ongewenste ontwikkelingen en deze beïnvloeden door een gezamenlijke aanpak.
Deelt u de mening van de korpschef van de politieregio Rotterdam-Rijnmond dat er een belangrijke rol is weggelegd voor Bureau Jeugdzorg om het ontstaan van nieuwe jonge veelplegers te voorkomen en kunt u zijn vrees dat de bezuinigingen dit zullen bemoeilijken, wegnemen?
Op de korte termijn is sprake van een tariefsverhoging voor de uitvoering van de jeugdbescherming en jeugdreclassering door de bureaus jeugdzorg. In december 2011 is daarover een akkoord bereikt met het IPO. Met deze verhoging zijn de bureaus jeugdzorg in staat de jeugdbescherming (in vrijwillig en gedwongen kader) en jeugdreclassering op een adequate wijze uit te voeren. Dit houdt in dat bureaus jeugdzorg reageren op ontvangen zorgsignalen, waar nodig inzetten op zorg in gedwongen kader (bijvoorbeeld op ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing) en toezicht houden op jongeren in het kader van opgelegde voorwaarden.
Op de langere termijn zal de stelselwijziging «zorg voor jeugd» een positieve bijdrage leveren aan de preventie van jeugdcriminaliteit. Hoofddoel van de stelselwijziging is dat jongeren en hun ouders eerder ondersteuning wordt geboden vóór dat het uit de hand loopt. De decentralisatie naar gemeenten biedt nieuwe kansen voor een samenhangend jeugdbeleid op lokaal niveau (zorg, school, werk, veiligheid). De ontschotting van budgetten draagt bij aan verbetering van de samenwerking van instanties rond gezinnen. De besparing op termijn van € 300 mln. staat een effectievere hulpverlening aan gezinnen niet in de weg.
Wat vindt u van de stelling van beide korpschef dat door de bezuinigingen op de zorg het aantal incidenten, overlast en criminaliteit toe zal nemen en door bezuinigingen op de jeugdzorg jonge veelplegers te laat in het vizier komen?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de politie er is om criminaliteit en misdaad te bestrijden, criminelen op te sporen en op te pakken? Deelt u voorts de mening dat schaarse politiecapaciteit niet ingezet moet worden voor mensen die een psychiater nodig hebben in plaats van een agent of voor een groep jonge veelplegers omdat instanties langs elkaar heen werken?
De bestrijding van criminaliteit behoort tot de kerntaken van de politie, net als hulpverlening en signalering. De bestrijding van criminaliteit vindt plaats in samenwerking met andere partners. Het is hierbij zaak dat in deze ketenaanpak iedere instantie zijn eigen taken uitvoert (zie ook eerder antwoord op kamervragen van de leden Kooiman en Leijten (Aanhangsel handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1598)).
In het Regeerakkoord is een aantal majeure hervormingen afgesproken (zoals jeugdzorg, begeleiding AWBZ, wet werken naar vermogen en aanpassing passend onderwijs). Hervormingen zijn nodig omdat de groei van de regelingen uit de hand dreigt te lopen. De decentralisaties bieden ook kansen op meer integrale en effectievere hulp en ondersteuning en voor nieuwe ondersteunende arrangementen. De bewindslieden van VenJ, VWS, SZW en OCenW hebben afgesproken de hervormingsmaatregelen in samenhang uit te werken en de gemeenten te ondersteunen bij de implementatie daarvan.
Bent u van mening dat door de bezuinigingen in de zorg en de jeugdzorg, bijvoorbeeld het invoeren van een eigen bijdrage voor psychiatrie, de ambitie om Nederland veiliger te maken in gevaar komt en Nederland juist onveiliger wordt? Zo ja, gaat u met uw collegaministers in overleg om dit te voorkomen? Zo nee, kunt u de zorg hierover wegnemen?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht 'nieuwe veelpleger' |
|
Lilian Helder (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Leers , Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «nieuwe veelpleger»?1
Ja.
In hoeverre deelt u de mening dat de korpschef van de politieregio Rotterdam-Rijnmond zich beter zorgen kan maken over de enorme criminaliteit in de regio Rotterdam-Rijnmond en de ontwikkelingen in de jeugdzorg over zou moeten laten aan echte specialisten op dat terrein?
De korpschef van Rotterdam-Rijnmond heeft in zijn nieuwjaarsspeech teruggeblikt op de criminaliteitsbestrijding in zijn regio in het afgelopen jaar en heeft zijn zorgen geuit over een maatschappelijke ontwikkeling. Dit is niet ongebruikelijk.
Bent u bereid om het bereik van het wetsvoorstel inzake het adolescentenstrafrecht uit te breiden, zodat ook eerder adequaat strafrechtelijk kan worden opgetreden tegen 12-jarigen die over de schreef gaan? Zo nee, waarom niet?
Het wetsvoorstel adolescentenstrafrecht ziet op de strafrechtelijke aanpak van delictplegende risicojongeren in de leeftijd van 15 tot 23 jaar. Dat betreft een andere levensfase dan die waarin 12-jarige kinderen zich bevinden. Voor 12-jarigen biedt het jeugdstrafrecht voldoende mogelijkheden om – indien nodig – adequaat op te treden.
Kunt u aangeven of de leiding van het politiekorps Rotterdam-Rijnmond bekend is met het gegeven dat gemiddeld 40 procent van de Marokkaanse mannen, in de zogenaamde Marokkanengemeenten waar ook Rotterdam onder valt, tussen de 12 en 24 jaar de afgelopen vijf jaar in aanraking is geweest met politie?
Het is de taak van elk korps om de misdaadfeiten in de eigen regio te kennen. Ik heb geen signaal ontvangen dat de korpsleiding van Rotterdam-Rijnmond onvoldoende op de hoogte is om de misdaad in de regio te bestrijden. Bovendien neemt Rotterdam deel aan het samenwerkingsverband «Aanpak Marokkaans-Nederlandse risicojongeren» van 22 gemeenten, het Rijk en de VNG en is derhalve bekend met de problematiek in haar regio.
Deelt u de mening dat de term «nieuwe veelpleger» de zoveelste politiek-correcte term lijkt te zijn die gebruikt wordt om te maskeren dat het overgrote deel van de criminaliteit in onder andere Rotterdam op conto komt van niet-westerse allochtonen? Zo nee, waarom niet?
De forse oververtegenwoordiging van niet-westerse allochtonen in de verdachtenpercentages is bekend en kan door geen enkele term worden gemaskeerd. De term «nieuwe veelpleger» is overigens gebruikt om het onderscheid ten opzichte van de «ouderwetse veelpleger» aan te geven. De nieuwe veelpleger is jonger, sluwer en gewelddadiger dan de ouderwetse veelpleger. Ze zijn uit op status, geldelijk gewin of een kick en voelen zich onaantastbaar, daar waar het bij de ouderwetse veelpleger vaak gaat om drugsverslaafden die inbreken en stelen om in hun behoefte aan verdovende middelen te voorzien. Er is derhalve een andere aanpak van deze groep vereist. Het kabinet zet stevig in op het terugdringen van grensoverschrijdend gedrag van risicojongeren, individueel en in groepen. Hierbij is het van belang dat alle verdachten tegen wie bewijs is voor de rechter komen en dat alle daders bestraft worden. Daarbij maakt het niet uit wat de herkomst van verdachten of daders is.
Hoe duidt u de gegevens uit het rapport «Antilliaanse en Marokkaanse Nederlanders in Rotterdam 2011», waaruit blijkt dat groepen niet-westerse allochtonen in de regio Rotterdam tot wel zes keer vaker vertegenwoordigd zijn in de criminaliteit ten opzichte van autochtonen?
Zie antwoord vraag 5.
De gevolgen van de bezuinigingen op de GGZ voor de politie |
|
Nine Kooiman , Renske Leijten |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat 20 tot 30 procent van het politiewerk gerelateerd is aan de geestelijke gezondheidszorg (GGZ)?1
In zijn nieuwjaarstoespraak heeft de korpsschef van het politiekorps Amsterdam-Amstelland gezegd dat een stijgend aantal psychisch zwakkeren onder de aandacht komt van de politie.
De korpsschef geeft tevens aan dat in de regio gelukkig sprake is van een goede samenwerking met de SPOR (spoedeisende psychiatrie in Amsterdam), de crisisafdelingen van GGZ inGeest of de Jellinek.
In het omgaan met GGZ cliënten heeft iedere partij zijn eigen verantwoordelijkheid. GGZ Nederland en de Raad van Korpschefs hebben op 21 december jongstleden via een convenant afspraken gemaakt over samenwerking bij opvang, begeleiding en behandeling van mensen psychische en/of verslavingsproblematiek. In dit convenant zijn nieuwe landelijke afspraken gemaakt over:
Deelt u de mening dat het een zorgelijke ontwikkeling is dat een hoofdcommissaris van politie moet waarschuwen voor meer overlast en criminaliteit door de bezuinigingen op de GGZ en het invoeren van een eigen bijdrage? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het zorgelijk als GGZ cliënten met de politie in aanraking komen terwijl ze eigenlijk zorg nodig hebben. Of de invoering van de eigen bijdrage daadwerkelijk leidt tot zorgmijding volgt de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dit jaar nauwlettend via een monitor.
Bij de invoering van een eigen bijdrage in de tweedelijns GGZ worden overigens in alle gevallen waar sprake is van een BOPZ-titel (gedwongen zorg), bemoeizorg en de DBC crisis uitgezonderd. Wanneer iemand onvrijwillig wordt opgenomen of behandeld, betaalt hij dus geen eigen bijdrage. Hetzelfde geldt voor bemoeizorg en crisis-situaties.
Hoeveel waarschuwingen van professionals, zoals de politie, de zorgverleners in de GGZ, huisartsen en de verslavingszorg moet u nog krijgen, voordat u besluit geen 600 mln. euro te bezuinigen en geen eigen bijdragen in de GGZ te heffen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport benadrukt, dat geestelijke gezondheid in een mentaal vitale samenleving belangrijk is . Daarvoor voelt zij zich dan ook verantwoordelijk, en zij wil zich inzetten om dit te verbeteren en te versterken. Zij moet echter financiële maatregelen nemen in de GGZ omdat de uitgaven in de GGZ de afgelopen jaren fors zijn gestegen. De kosten zijn de afgelopen tien jaar meer dan verdubbeld. De maatregelen zijn fors en aanbieders zullen hiermee in hun bedrijfsvoering het komende jaar rekening moeten houden. Goede voorbeelden in Nederland tonen aan dat besparingen mogelijk zijn door bijvoorbeeld kortere behandelingen die ook tot goede resultaten leiden. Ook andere behandelmethoden, zoals bijvoorbeeld e-health, leiden tot meer efficiënte behandelprocessen. Internettherapieën zijn 20 tot 30% goedkoper, vanwege verkorting van arbeidstijd en arbeidsduur van therapeuten, maar worden op dit moment nog veel te weinig toegepast. Zij wil deze ontwikkeling graag stimuleren. Ook wil zij met de sector in gesprek hoe wij in de toekomst kunnen komen tot een meer financieel houdbare GGZ van goede kwaliteit.
Op welke wijze gaat u een toename van GGZ-gerelateerde overlast en criminaliteit voorkomen?
Of de invoering van de eigen bijdrage daadwerkelijk leidt tot zorgmijding volgt de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dit jaar nauwlettend via een monitor.
De politie is in geval van crisissituatie (spoedeisende zorg c.q. noodhulp) als eerste belast met de handhaving van de openbare orde. In de dagelijkse praktijk staat de politieagent (m.n. de wijkagent) door wijkgericht werken in contact met de burgers en ook met zorginstellingen. De agent kent de problematiek, de bewoners en de sleutelfiguren in de wijk
Daarnaast hebben gemeenten de regierol in de aanpak en zijn verantwoordelijk voor de aanpak van overlast. Burgemeesters hebben allerlei instrumenten voorhanden om overlast binnen hun gemeenten aan te pakken. Bijvoorbeeld een gebiedsverbod, straatverbod, etc. Ook kunnen gemeenten BOA’s voor de handhaving van de openbare orde inzetten.
Bent u bereid vanaf nu structureel bij te houden hoeveel gevallen van overlast en/of criminaliteit te maken hebben met GGZ-problematiek? Kunt u uw antwoord toelichten?
Registratie van overlast die te maken heeft met GGZ-problematiek vindt al op beperkte schaal in de Basisvoorziening Handhaving (BVH) van de politie plaats.
Een registratie waaruit blijkt hoeveel GGZ-cliënten in overlastgevend of crimineel gedrag vervallen draagt niet bij aan een betere zorgverlening. Wanneer registratie helpt om de samenwerking tussen politie en de GGZ te verbeteren en problematiek inzichtelijk te krijgen zal dit op regionaal niveau plaatsvinden.
Het bericht 'Agent mikpunt oudejaarsgeweld' |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht: «Agent mikpunt oudejaarsgeweld»?1
Ja.
Klopt het dat politiemensen in heel Nederland zich deze jaarwisseling hebben moeten verdedigen tegen excessieve en schokkende geweldsuitspattingen, zoals het gooien met molotovcocktails naar agenten en het gebruik van pepperspray tegen agenten?
Ik verwijs naar mijn brief aan uw Kamer van 11 januari 2012 met het overzicht van de incidenten die tijdens de jaarwisseling 2011–2012 hebben plaatsgevonden en mijn reactie daarop.
Deelt u de mening dat bij het klaarmaken van molotovcocktails er sprake is van voorbereiding van een ernstig misdrijf? Zo nee, waarom niet?
Voorbereiding van een misdrijf is strafbaar op grond van artikel 46, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (Sr) als de dader opzettelijk (onder andere) voorwerpen of stoffen, die bestemd zijn tot het begaan van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft. Een molotovcocktail kan bruikbaar zijn voor brandstichting (art. 157 Sr), zware mishandeling (art. 302 Sr), zware mishandeling met voorbedachten rade (art. 303 Sr), doodslag (art. 287 Sr) of moord (art. 289 Sr). Op al deze delicten staat een gevangenisstraf van acht jaren of meer. Of in een concrete casus het klaarmaken van molotovcocktails een strafbare voorbereiding van een ernstig misdrijf is, hangt af van de omstandigheden van het geval en staat ter beoordeling van het Openbaar Ministerie en uiteindelijk de strafrechter.
Wanneer de personen die plannen hadden om met molotovcocktails een aanslag te plegen op de politie niet vroegtijdig in de kraag gegrepen waren, zou er dan sprake zijn geweest van doodslag, dan wel poging daartoe? Zo nee, waarom niet?
De feiten uit deze zaak staan ter beoordeling van het Openbaar Ministerie en uiteindelijk de rechter. In algemene zin geldt dat bij een aanslag met een molotovcocktail die de dood tot gevolg heeft sprake kan zijn van doodslag als bedoeld in artikel 287 Sr. Als er geen dodelijk slachtoffer is gevallen kan sprake zijn van een poging tot doodslag.
Deelt u de mening dat een en ander onder een terroristisch misdrijf valt en dat de verdachten in dat geval tot de berechting in voorlopige hechtenis dienen te blijven? Zo nee, waarom niet?
Artikel 83 Sr geeft aan welke misdrijven onder terroristische misdrijven worden verstaan. Daarbij is bepalend of is gehandeld met een terroristisch oogmerk. Daaronder valt bijvoorbeeld het oogmerk om (een deel van) de bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen of om de overheid wederrechtelijk tot iets te dwingen (artikel 83a Sr). Of in een geval als het onderhavige sprake is van een terroristisch misdrijf staat ter beoordeling van de rechter.
De artikelen 67 en 67a van het Wetboek van Strafvordering geven aan in welke gevallen en op welke gronden voorlopige hechtenis kan worden toegepast.
Het bericht dat een Turkse moslimextremist asiel heeft aangevraagd in Nederland |
|
Sadet Karabulut , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Leers , Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden van 14 oktober jl. resp. 20 december jl. op eerdere Kamervragen?1
Ja.
Klopt het dat Abdulvahap E. veroordeeld is tot een lange celstraf?2 Deelt u de mening dat Turkse vonnissen door Nederland worden erkend? In hoeverre leiden dergelijke vonnissen uit Turkije bij een asielaanvraag door een veroordeelde tot tegenwerping van 1F Vluchtelingenverdrag?
Turkije heeft inmiddels verzocht om uitlevering. Dat verzoek is in behandeling en zal door de rechter worden getoetst. Ik acht het in dit stadium niet dienstig om mededelingen te doen over de opgelegde straf of over de feiten die in het uitleveringsverzoek worden genoemd.
Buitenlandse vonnissen, waaronder Turkse, worden betrokken bij de beoordeling om een aanvraag om toelating tot Nederland. Indien de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) (mede) op basis van een Turks vonnis een ernstig vermoeden heeft dat de betrokken vreemdeling heeft deelgenomen aan het plegen van een misdrijf zoals genoemd in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag, zal de asielaanvraag op grond hiervan worden afgewezen. Daarnaast kunnen onder omstandigheden buitenlandse vonnissen in Nederland ten uitvoer worden gelegd indien daar om wordt verzocht.
Indien er een strafrechtelijk vonnis ligt, waarom heeft Turkije volgens u nog niet gevraagd om uitlevering?
Zie antwoord vraag 2.
Loopt de procedure van Abdulvahap E. nog of heeft hij reeds een vergunning? Bevindt hij zich nog steeds in Nederland?
Betrokkene bevindt zich nog in (een vreemdelingrechtelijke) procedure in Nederland.
Indien u niet wil overgaan tot beantwoording van deze vraag, kunt u dan de privacygevoelige gegevens over Abdulvahap E. in een vertrouwelijke brief ter inzage leggen?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is uw reactie op het bericht dat u lijkt te goochelen met asielzoekers met een oorlogsverleden?3 Klopt het dat er naar schatting in totaal 800 vreemdelingen illegaal in Nederland verblijven omdat hun art. 1F Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen? Zo nee, wat is naar schatting het totaal? Hoeveel van hen verblijven meer dan 10 jaar in Nederland?
Hoe verklaart u dat in 2008 «350 1F’ers» stonden geregistreerd4 en volgens de Raad van State in juli 2011 maar liefst 700?5
Klopt het dat er maar van «145 1F’ers» de verblijfsplaats bekend is? Zo ja, is er naar mogelijkheid gekeken om dit te verbeteren? Zo nee, om hoeveel vreemdelingen gaat het dan?
Zijn er naast de «70 1F’ers» die op grond van art. 3 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet mogen worden uitgezet nog meer «1F’ers» die om andere redenen Nederland niet kunnen of mogen worden uitgezet? Zo ja, op welke rechtsgrond en om hoeveel personen gaat het ongeveer?
Hoeveel vergunningen zijn in 2010 en 2011 verleend aan «1F’ers» die voldeden aan het duurzaam uitzetbeletsel en de proportionaliteitstoets?
Bent u bereid om een totaaloverzicht te verstrekken van de in de vragen 6 t/m 10 opgevraagde gegevens?
Wat is uw reactie op de uitspraak van hoogleraar internationaal recht, professor Willem van Genugten, dat het gegoochel met asielzoekers in strijd is met het internationaal strafrecht dat de Nederlandse staat verplicht «1F’ers» te vervolgen of anders uit te wijzen naar landen die dat wel willen en kunnen?
Ik hecht eraan te bestrijden dat er sprake zou zijn van «gegoochel» met asielzoekers. Uit mijn antwoorden op onderhavige kamervragen, evenals uw eerdere kamervragen over deze specifieke materie kunt u afleiden dat hiervan geen sprake is.
Alle vreemdelingendossiers waarin artikel 1F Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen worden doorgezonden naar het Openbaar Ministerie (hierna: OM). Het OM beoordeelt ten aanzien van elk dossier of strafrechtelijke vervolging mogelijk is. Zoals het OM aangeeft in hetzelfde krantenartikel, waarin professor Willem van Genugten is aangehaald, ontbreken in de meeste gevallen aanknopingspunten voor een strafrechtelijk onderzoek.
Om te bezien of er na enig tijdsverloop mogelijkheden zijn voor onderzoek die zich eerder niet voordeden, streven het OM en het KLPD/Dienst Nationale Recherche ernaar alle dossiers na enige tijd opnieuw te beoordelen. In 2008 is een aanvang gemaakt met het herbeoordelen van dossiers die de voorgaande jaren waren opgelegd6. Het jaarlijkse aantal herbeoordelingen, evenals het gegeven of deze hebben geleid tot oriënterend vooronderzoek, wordt gerapporteerd in de Rapportagebrief Opsporing en Vervolging Internationale Misdrijven.
Voor zover andere landen een bepaald internationaal misdrijf wel kunnen vervolgen, kan daartoe veelal een uitleverings- of overleveringsverzoek worden ingediend. Zoals gemeld in mijn antwoord op vraag 3 is dat in dit geval ook gebeurd.
Hoe denkt u dat het komt dat sommige gezinnen ruim 10 jaar in Nederland wonen, omdat ze niet kunnen bewijzen dat 1F hun onterecht is tegengeworpen?6 Denkt u dat de bewijslastverdeling in het bestuursrecht hier debet aan is? Welke waarde hecht u aan de uitspraak hierover van het Hof van Justitie?7
Het door u in uw vraag geïmpliceerde causale verband tussen lang verblijf en het niet kunnen bewijzen van een onterechte tegenwerping van 1F, volg ik niet. De asielprocedure is omkleed met voldoende waarborgen, inclusief rechterlijke toetsing – door de rechtbank en veelal ook in hoger beroep – opdat een verantwoorde beslissing in individuele gevallen tot stand komt. Dit is niet anders voor asielzaken waarin 1F aan de orde is, met dien verstande dat 1F zaken door de rechtbank meestal worden behandeld door een meervoudige kamer (drie rechters) in plaats van een enkelvoudige kamer.
Er kunnen diverse redenen zijn waarom sommige gezinnen meer dan tien jaar in Nederland wonen en niet in aanmerking komen voor verblijf vanwege artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. In beginsel rust op hen, net als op iedere andere uitgeprocedeerde vreemdeling, de verplichting om uit Nederland te vertrekken.
Het systeem van bewijslastverdeling in het Nederlandse bestuursrecht staat hier los van. In de door u genoemde uitspraak naar aanleiding van prejudiciële vragen in twee Duitse zaken doet het Hof van Justitie EU hier als zodanig geen uitspraak over. Kern van het oordeel van het Hof is dat er sprake dient te zijn van een beoordeling van alle specifieke feiten en omstandigheden van het concrete (individuele) geval. Dit komt overeen met wat Nederland destijds heeft ingebracht bij de behandeling van de prejudiciële vragen en wat in het Nederlandse 1F beleid gebruikelijk is.
Erkent u dat «1F’ers» die niet uitgezet mogen worden jarenlang vrijwel zonder enkel recht in Nederland moeten blijven? Bent u bereid om op dit punt te zoeken naar een oplossing voor deze doelgroep? Hoe lossen andere landen dit op?
Ik erken dat 1F'ers, die niet mogen worden uitgezet naar hun land van herkomst, mogelijk jarenlang in Nederland verblijven, terwijl zij geen aanspraak kunnen maken op rechtmatig verblijf en de daarbij horende rechten en voorzieningen. Het gaat om slechts een klein deel van de totale groep 1F'ers. Van verreweg de meeste 1F'ers is immers geconcludeerd dat er geen sprake is van een 3 EVRM beletsel tot terugkeer naar het land van herkomst.
Bedoelde situatie is een directe consequentie van het beleidsuitgangspunt dat Nederland geen vluchthaven wil zijn voor personen ten aanzien van wie er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingen zoals genoemd in artikel 1F Vluchtelingenverdrag (1F'ers). Om die reden wordt alle verblijf geweigerd aan 1F'ers. Als sprake is van een artikel 3 EVRM terugkeerbeletsel dan leidt dit niet tot verblijf, maar enkel tot niet uitzetten.
Uitgangspunt is dat alle 1F’ers invulling moeten geven aan hun vertrekplicht, net als alle andere uitgeprocedeerde vreemdelingen. Voor 1F’ers waarbij artikel 3 EVRM speelt, geldt dat van hen wordt verlangd dat zij inspanningen verrichten om te vertrekken naar een ander land dan hun land van herkomst. Daarnaast wordt het artikel 3 EVRM terugkeerbeletsel herbeoordeeld in geval van informatie over een gewijzigde situatie in een herkomstland of met betrekking tot een individuele vreemdeling.
Indien vertrek niet mogelijk blijkt, kunnen 1F’ers waarbij artikel 3 EVRM speelt na tien jaar een aanvraag indienen om een duurzaamheid- en proportionaliteitstoets te doen plaatsvinden. In mijn beantwoording van uw eerdere kamervragen over dit onderwerp (TK 2011–2012, Aanhangselnummer 1 049, antwoord vraag 4) heb ik deze toets uitgebreid beschreven. Met deze toets wordt voldoende gewaarborgd dat een 1F’er die wegens artikel 3 EVRM niet kan worden uitgezet, niet kan komen te verkeren in een uitzonderlijke humanitaire situatie. Een nadere oplossing voor deze groep is op dit moment niet aan de orde.
De manier waarop andere landen met deze groep omgaan verschilt. In ieder geval verbiedt artikel 12 van de EU Kwalificatierichtlijn (2004/83), welk artikel grotendeels overeenkomt met artikel 1F Vluchtelingenverdrag, lidstaten van de EU om de in deze richtlijn beschreven internationale bescherming te verlenen. Wel kunnen lidstaten een vorm van nationale bescherming verlenen, zolang die niet kan worden verward met genoemde internationale bescherming in de zin van de Kwalificatierichtlijn. Te denken valt aan nationale bescherming op discretionaire basis, uit mededogen of op humanitaire gronden. Net als in Nederland is in een aantal landen vertrek naar een derde land een optie. Voorts kennen verschillende landen de mogelijkheid om een 1F’er een tijdelijke verblijfstatus te verlenen, veelal op basis van discretie, al dan niet gecombineerd met toezichtmaatregelen, en soms met beperkte rechten.