Het bericht “Megaclaims ziekenhuizen bij overheid” |
|
Otwin van Dijk (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Megaclaims ziekenhuizen bij overheid», waarin duidelijk wordt dat door ziekenhuizen reeds € 300 mln wordt geclaimd over 2012, terwijl pas ongeveer € 90 mln aan schulden zijn opgegeven?1
Ja.
Kan een volledig overzicht worden gegeven van de winsten van de Nederlandse ziekenhuizen in 2012, gecorrigeerd voor de netto claimbedragen? Bent u van mening dat ziekenhuizen de gevolgen eventueel zelf kunnen dragen? Hoe groot acht u de kans dat de ziekenhuizen zelf voor de claims moeten opdraaien? Hoe kan het dat het gat tussen verwachte en werkelijke omzet bij zo veel ziekenhuizen zo groot is?
Zoals aangegeven in mijn beantwoording van de vragen van het lid Leijten is er nog geen sprake van feitelijke aanvragen van transitiebedragen door instellingen en dus ook niet van toetsing van die aanvragen door respectievelijk verzekeraars en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Ik heb dus geen overzicht beschikbaar en ik kan niet vooruit lopen op de uitkomsten van dit proces.
Welke boekhoudkundige methoden kunnen worden gebruikt om de meeste compensatie te bereiken? Is het op deze manier mogelijk dat afschrijvingen op het vastgoed vooruit zijn geschoven? Hoe beoordeelt u, in bredere zin, de stelling dat «ziekenhuizen die nu moeten betalen, daar met geen mogelijkheid op hebben kunnen anticiperen»?
Zie antwoord vraag 2.
Hebben de claims en het mogelijke dubbele effect daarvan (uitkering in 2013 van 70% van het omzetverschil in 2012) gevolgen voor de vaststelling van de inkomensafhankelijke zorgpremies 2014? Zo ja, welke maatregelen neemt u om hogere premies te voorkomen? Zo nee, wanneer ontstaat meer duidelijkheid over de wijze waarop de sector de claims zelf zal betalen?
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op vragen 14 en 15 van het lid Leijten.
Herinnert u zich dat naar aanleiding van het onderzoeksrapport «Mogelijk misbruik transitiemodel: spelen met regels en systeem in transitie», de regering aangaf de aanbevelingen te onderschrijven2? Kan een overzicht worden gegeven van de vorderingen die inmiddels zijn gemaakt met de opvolging van de in het rapport genoemde aanbevelingen?
Zoals eerder aangegeven hebben zorgverzekeraars een centraal team ingesteld om namens de gezamenlijke verzekeraars de aanvragen (voorlopige aanvraag in 2013 en definitieve aanvraag in 2014) van de ziekenhuizen voor een transitiebedrag te beoordelen. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft aangegeven dat het doel hierbij is om tot een gelijke behandeling voor alle ziekenhuizen te komen en elke schijn van «lokale deals» en ruimte voor misbruik te voorkomen. De aanpak van het centrale team is in een beschrijving en een beoordelingsprotocol vastgelegd en is beschikbaar voor alle betrokkenen.
Voor de definitieve aanvragen wordt gewerkt aan het tijdig declareren van de DBC-zorgproducten geopend in 2012 en het afronden van de controle daarop. Daarmee kunnen volgens ZN schattingen uit de voorlopige aanvragen worden vervangen door harde feiten die door de accountants van ziekenhuizen kunnen worden gecontroleerd. Het «opblazen» van voorzieningen om maximale claims in te kunnen dienen (één van de in het onderzoeksrapport gesignaleerde risico’s) wordt hiermee aangepakt. De overige aanbevelingen betreffen vooral analyses over een aantal jaren die pas kunnen worden uitgevoerd in 2014 of 2015. Daarvoor worden volgens ZN voor zover mogelijk voorbereidende werkzaamheden gedaan.
Is het mogelijk, met het oog op de mogelijke besparing van € 50 tot 180 mln die in het conceptrapport PInCET worden genoemd, eventuele boetes als gevolg van fraude direct te verrekenen met de claims? Zo nee, waarom niet?
Aangezien er nog geen aanvragen door instellingen ingediend zijn ga ik niet speculeren over de mogelijke vaststelling van fraude bij de totstandkoming van transitiebedragen.
Kunt u garanderen dat de definitieve vaststelling van het transitiebedrag in 2014 wordt gemaakt? Zo nee, waarom niet? Wanneer worden de resultaten van de in het artikel «Zorgverzekeraars nemen eigen afspraken nog eens onder de loep» genoemde studie door registeraccountants naar transitiebedragen bekend gemaakt?3
Ik ga er van uit dat met de inzet van verzekeraars, instellingen en de NZa de definitieve vaststelling van de transitiebedragen in 2014 zal worden afgerond. Ik verwacht eind dit jaar een eerste inzicht te kunnen geven aan de hand van een beoordeling van voorlopig aangevraagde transitiebedragen door de NZa.
Wat zijn de gevolgen van de onzekerheden in het transitiemodel voor de vaststelling van de meerjarenbegrotingen van ziekenhuizen?
Ten tijde van de opstelling van de instellingsbegrotingen over het jaar 2013 was er, net als overigens bij de opstelling van de instellingsbegrotingen 2012, nog geen inschatting van de hoogte van de (voorlopige) transitiebedragen beschikbaar.
In die zin is er sprake van onzekerheid in termen van de begroting. In 2014 zal het transitiemodel afgebouwd zijn en worden er dus ook geen bedragen meer verrekend uit hoofde van dat model die relevant kunnen zijn voor de opstelling van de instellingsbegrotingen over dat jaar.
Het bericht dat honderden huisartsen gedwongen onveilige software gebruiken |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Huisartsen gedwongen tot gebruik uiterst onveilige Java-versie»?1
Achtergrond van het artikel op Tweakers.net is de volgende. ICT-leverancier Promedico heeft een deel van haar klanten geadviseerd om nog even te wachten met de nieuwste update van Java. De reden hiervoor was dat deze nieuwste versie van Java een probleem opleverde bij het gebruik van de UZI-pas. Het advies betrof dan ook alleen Promedico-klanten die een UZI-pas gebruiken. Volgens Promedico zijn dat 134 praktijken. Promedico heeft aangegeven dat sinds maandagavond 3 juni een update voor de klanten beschikbaar is. De Promedico-klanten die gebruik maken van een UZI-pas hebben hun systeem inmiddels kunnen aanpassen.
Deelt u de mening dat het dwingen tot uitstel van een securitypatch een veiligheidsrisico met zich meebrengt, omdat reeds bekende veiligheidsproblemen in de software niet verholpen worden?
Dat zou inderdaad onwenselijk zijn. Het is de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieders en de leveranciers om informatiesystemen adequaat te beveiligen, zodat veilige en betrouwbare gegevensuitwisseling mogelijk is.
Softwareleveranciers hanteren over het algemeen release-planningen zodat klanten niet te pas en te onpas met aanpassingen worden geconfronteerd. Voor wat betreft de situatie waarover het artikel handelt, geldt het volgende. Promedico heeft na de release van april het probleem geconstateerd. Besloten is om de oplossing te prioriteren voor de eerstvolgende release. Deze release stond in de release-planning voor 6 juni. Promedico heeft dit onderdeel maandagavond 3 juni, in een aparte release aan haar klanten beschikbaar gesteld.
Klopt het dat via deze veiligheidsproblemen computers in theorie overgenomen kunnen worden, en dat daardoor patiëntendossiers mogelijk door onbevoegden kunnen worden ingezien?
Het is Promedico niet bekend dat met de betreffende Java versie computers kunnen worden overgenomen. Echter in deze Java versie zaten wel de nodige security issues. De Java update heeft betrekking op de PC van de arts die met het centrale systeem Promedico-ASP werkt. Promedico heeft aangegeven dat bij Promedico-ASP de patiëntgegevens niet op het systeem van de arts staan, maar dat alle patiëntgegevens staan opgeslagen in beveiligde datacenters. Inloggen in de dossiers is beveiligd met middelen als Digi-pas en UZI pas. In de datacenters wordt gebruik gemaakt van firewalls om hacken te voorkomen. Alle gegevens worden versleuteld verzonden van datacenter naar de arts.
Deelt u de mening dat bij het verwerken van medische gegevens een dergelijke situatie niet voor zou mogen komen, en dat hiermee niet wordt voldaan aan wettelijke eisen voor gegevensbescherming?
Dit is inderdaad geen wenselijke situatie. Het is aan het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) te beoordelen of in een dergelijke situatie wordt voldaan aan de wettelijke eisen voor gegevensbescherming.
Kunt u toelichten waar de verantwoordelijkheid voor adequate gegevensbescherming in dergelijke situaties ligt? Ligt die verantwoordelijkheid bij de huisarts, of juist bij de leverancier?
De zorgaanbieder is op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens verantwoordelijk voor een veilige verwerking van de gegevens van zijn patiënten. De noodzakelijke beveiligingseisen zouden in de afspraken (de zogenaamde bewerkersovereenkomst) tussen zorgaanbieders en ICT-leveranciers duidelijk vastgelegd moeten zijn.
Hoe gaat u dergelijke situaties in de toekomst voorkomen?
ICT leveranciers moeten met de zorgaanbieders het beheer en onderhoud van hun systemen zo vormgeven, dat de kans op dergelijke situaties minimaal is. Het CBP ziet toe op het naleven van deze verantwoordelijkheden op basis van de Wet Bescherming Persoonsgegevens.
Specifiek voor de gezondheidszorg is de combinatie van bijzondere functionele eisen aan de informatievoorziening («een overal bereikbaar patiëntdossier») met bijzondere risico’s (soms levensbedreigend, zeer privacygevoelig). Hiervoor is voor de informatiebeveiliging in de zorg een speciale norm opgesteld: NEN 7510. De NEN 7510 geeft aanwijzingen voor het organisatorisch en technisch inrichten van de informatiebeveiliging. NEN 7510 wordt verder ingevuld door NEN 7512 en NEN 7513, die respectievelijk handelen over de veiligheid van gegevensuitwisseling tussen partijen en logging. In de toelichting bij het wetsvoorstel cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens is aangegeven dat naar deze NEN-normen bij algemene maatregel van bestuur dwingend zal worden verwezen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 33 509, nr. 3).
De exorbitante ontslagvergoedingen van bestuurders in de zorg |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wordt u ook zo moe van al die berichten over oud-bestuurders die vertrekken met exorbitante ontslagvergoedingen?1 2 3
Het is goed dat dit kabinet de Wnt (wet normering topinkomens) per 1 januari 2013 in werking heeft laten treden. Op termijn zal daardoor dit soort casuïstiek niet meer aan de orde kunnen zijn.
Vindt u het wenselijk dat een oud bestuurder van Medisch Centrum Haaglanden een exorbitante ontslagvergoeding van € 200.000 heeft ontvangen? Wilt u uw antwoord toelichten?
In de Wet normering topinkomens (Wnt) die 1 januari 2013 in werking is getreden, heeft het kabinet de aanvaardbare norm vastgelegd voor vertrekregelingen, namelijk maximaal € 75.000. In de door u aangeduide casus is duidelijk sprake van een overschrijding van die norm. Maar ten tijde van het ontstaan van het recht op die vertrekregeling was de Wnt nog niet van kracht.
Met welke reden heeft het Medisch Centrum Haaglanden geen verklaring gegeven voor deze exorbitante ontslagvergoeding? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik ken de reden niet. De regelgeving rond transparantie over bestuurdersinkomens dwingt hen echter wel de ermee gemoeide bedragen te verantwoorden.
Vindt u het verantwoord dat het UMC Radboud € 650.000 heeft betaald aan twee oud-bestuurders die vertrokken zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom zorgt u er niet voor dat er strenger opgetreden wordt?
Op deze casus ben ik eerder ingegaan op eerdere vragen van uw kant, zie Aanhangsel 2010, 2012–2013.
Wat is uw reactie op het bericht dat een bestuurder van Zuidzorg voor 7 weken werk een vergoeding heeft ontvangen van € 170.000, waarvan € 57.000 ontslagvergoeding? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie de antwoorden van de staatssecretaris op de vragen van het lid Agema over dit onderwerp (2013Z11284).
Vindt u het normaal dat dergelijke exorbitante bedragen worden afgegeven voor 7 weken werk? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hebben deze oud- bestuurders naar uw mening prestaties geleverd die deze exorbitante ontslagvergoeding rechtvaardigen? Zo ja, waarom? Zo nee, gaat u deze ontslagvergoeding terugvorderen?
Zie het antwoord op vraag 1. Zie verder het antwoord van de staatssecretaris op de vragen van het lid Agema over dit onderwerp (2013Z11284).
Met welke reden keurt u het goed dat bestuurders zichzelf verrijken met tonnen geld, terwijl er fors wordt bezuinigd op de langdurige zorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik keur dat in het geheel niet goed, in tegendeel. Bestuurders dienen zich per 1 januari jl. aan de Wnt te houden. Zie ook de antwoorden van de staatssecretaris op vragen 4 en 5 van het lid Agema (2013Z11284).
Vindt u het verantwoord dat zorgaanbieders tonnen geven aan bestuurders en dit geld niet bestemmen aan de zorg voor patiënten en personeel? Zo ja, waarom? Zo nee, welke maatregelen gaat u treffen om te zorgen dat dit geld teruggevorderd wordt en aan de zorg wordt teruggegeven?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u uitleggen dat in het kader van kostenbesparende maatregelen in de zorg u zorgverleners vraagt een deel van hun salaris in te leveren maar de bestuurders buiten beschouwing laat? Wilt u uw antwoord toelichten?
Uw suggestie dat de inkomens van bestuurders buiten beschouwing worden gelaten, is een onjuiste. De inwerkingtreding van de Wnt normeert hun inkomen en in het regeerakkoord is zelfs nog een aanscherping van de Wnt opgenomen.
Wilt u een overzicht sturen van alle exorbitante ontslagvergoedingen, bonussen, salarissen en tegemoetkomingen voor bolides van bestuurders in de zorg van de afgelopen jaren? Zo nee, waarom niet?
VWS heeft de transparantie op dit vlak geregeld waardoor al deze gegevens in de jaarverslagen moeten worden verantwoord. Al deze jaarverslagen zijn voor eenieder toegankelijk gemaakt via de website www.jaarverslagenzorg.nl. Verder stuurt VWS ieder jaar een rapportage over de inkomens van de zorgbestuurders naar de Kamer gebaseerd op de jaarverslagen van het jaar daarvoor.
Bent u bereid de Wet Normering Topinkomens zodanig aan te scherpen dat met terugwerkende kracht deze exorbitante tegemoetkomingen kunnen worden teruggevorderd? Zo neen, waarom niet?
De voornemens ten aanzien van de aanscherping van de WNT zijn in het regeerakkoord opgenomen. De door u geuite wens is juridisch onuitvoerbaar, want strijdig met de beginselen van behoorlijk bestuur.
De vertrekregelingen van enkele bestuurders in de gezondheidszorg |
|
Otwin van Dijk (PvdA), Pierre Heijnen (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u de artikelen «Vertrokken bestuurder VUmc kreeg al 7 ton in nog geen acht maanden» en «Ruim vier ton voor bestuurder VUmc»?1
Antwoord Ja.
Is deze berichtgeving over Vrije Universiteit medisch centrum (VUmc) waar? Zo nee, kunt u inzicht geven in de opbouw van de bezoldiging in 2012?
Nee, deze berichtgeving is onjuist. De bestuurder heeft in 2012 salaris ontvangen voor zijn werkzaamheden. Omdat zijn dienstverband in 2012 is geëindigd, heeft hij in 2012 ook de vertrekregeling gekregen die in 1999 in zijn arbeidsovereenkomst is vastgelegd. Zie ook het antwoord op vraag 2 uit de vragenset 2013Z10761 van het kamerlid Klever van de PVV.
Zijn er bij dit vertrek regels overtreden? Zo ja, kunt u (een deel van) het geld terugvorderen van het VUmc, respectievelijk de betrokken bestuurder? Zo nee, kunt u een moreel beroep doen op het VUmc, respectievelijk de betrokken bestuurder om (van een deel) van het bedrag af te zien?
De werkgever van de bestuurder, de wederpartij dus bij de arbeidsovereenkomst met de bestuurder, is de raad van toezicht van het VUmc. Vanuit mijn positie ben ik niet in staat om te beoordelen of er regels zijn overschreden. De vormgeving van het einde van de arbeidsovereenkomst is niet aan de rechter voorgelegd, dus een rechterlijke toetsing heeft niet plaatsgevonden. Beide partijen bij de arbeidsovereenkomst waren van mening dat het eindigen volgens de juiste regels is verlopen.
Voor een terugvordering heb ik geen juridische titel.
Zou een regeling als deze ook in 2013, na de inwerkingtreding van de Wet Normering Topinkomens (WNT) nog mogelijk zijn geweest? Is het waar dat sinds de inwerkingtreding van de WNT nog maximaal € 75.000 aan vertrekregeling mag worden uitgekeerd? Zo nee, wat is hieraan niet waar?
In artikel 2.10 en 3.7 Wnt wordt het werkgevers in de publieke en semipublieke sector verboden een vertrekregeling met een topfunctionaris overeen te komen die hoger is dan € 75.000. Indien de som van de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband dit bedrag te boven gaat, moet het meerdere aan de werkgever worden terugbetaald, tenzij de hoogte van de uitkering voortvloeit uit een rechterlijke uitspraak. Wel geldt hier een overgangsregime, zie het antwoord op vraag 5. Het in een algemeen verbindend verklaarde cao of wettelijk voorschrift opgenomen bovenwettelijk deel van de WW-uitkering telt overigens niet mee voor het maximum van € 75.000.
Geldt in de WNT ook voor de hoogte van de vertrekregeling een overgangsregime? Zo ja, over hoeveel jaar mag nog maximaal € 75.000 als vertrekregeling worden uitgekeerd?
Het overgangsregime geldt zowel voor de bezoldiging als voor de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband (artikel 7.3 WNT). Het overgangsrecht geldt alleen voor op 1 januari 2013 bestaande afspraken omtrent bezoldiging en uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband. Voor de op 1 januari 2013 bestaande afspraken over de hoogte van een uitkering wegens beëindiging van het dienstverband geldt dat deze gedurende een periode van 4 jaar worden gerespecteerd. Bestond er tussen partijen op 1 januari 2013 geen afspraak over een eventuele uitkering wegens beëindiging van het dienstverband, dan is de norm van € 75.000 direct van toepassing. Deze norm geldt overigens niet voor ontslaguitkeringen die voortvloeien uit een algemeen verbindend verklaarde cao of een algemeen verbindend voorschrift.
Deelt u de mening dat deze regeling op gespannen voet staat met het mismanagement van deze bestuurder, blijkend uit het onder verscherpt toezicht plaatsen van het ziekenhuis door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en een kwalijk optreden van de bestuurder rondom het tv-project van EyeWorks?
De vertrekregeling vloeit voort uit afspraken dienaangaande bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst, 13 jaar geleden, zie het antwoord op vraag 2 uit de vragenset 2013Z10761 van het kamerlid Klever van de PVV.
Is de berichtgeving in hetzelfde NRC-artikel over het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) en Erasmus Medisch Centrum (Erasmus MC) waar? Zijn onder de nieuwe WNT de constructie van (1) «buitengewoonverlofregeling», (2) «als adviseur verbonden» en (3) «loonaanvulling» nog mogelijk? Indien deze of één van deze constructies ook nu nog mogelijk zijn, bent u bereid deze «gaten» in de WNT dan spoedig te dichten? Zo nee, waarom niet?
In artikel 2.10 en 3.7 zijn de randvoorwaarden beschreven rond het einde van de arbeidsovereenkomst. In dit verband is met name lid 3 aan de orde: «Partijen komen niet overeen het dienstverband op een later tijdstip te beëindigen dan het tijdstip waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken beëindigt.»
Uiteraard mag de gewezen bestuurder wel een beloning ontvangen van zijn werkgever voor andere werkzaamheden die hij na het beëindigen van zijn functie als bestuurder gaat uitoefenen. Op grond van artikel 4.1 WNT zal de werkgever de bezoldiging van een gewezen bestuurder, ongeacht de hoogte daarvan, wel moeten vermelden in het financieel jaarverslag.
Op grond van het derde lid van de artikelen 2.10 en 3.7 is het niet toegestaan dat een gewezen bestuurder met behoud van bezoldiging vrijgesteld is van werkzaamheden. Een buitengewoon verlof waarbij geen werkzaamheden worden verricht, maar wel bezoldiging wordt ontvangen, is derhalve niet toegestaan. In dat geval is sprake van een verkapte ontslaguitkering waar de wetgever een stokje voor heeft gestoken.
Of een aanvulling van salaris bij de nieuwe werkgever onder de WNT is toegestaan, hangt af van de omstandigheden van het geval. Deze aanvulling dient in principe te worden beschouwd als een uitkering wegens beëindiging van het dienstverband waarbij het totaal van deze uitkeringen het maximum van € 75.000 niet te boven mag gaan. Valt de afspraak onder het overgangsrecht, dan geldt er echter geen wettelijke beperking voor de hoogte van de ontslaguitkering. Is de aanvulling terug te voeren op een algemeen verbindend verklaarde cao, dan is zoals ook reeds in het antwoord op vraag 5 aangegeven het maximum van € 75.000 evenmin van toepassing.
Deelt u de mening dat berichtgeving als deze schadelijk is voor het draagvlak onder burgers voor noodzakelijke en pijnlijke hervormingen in de gezondheidszorg?
Alle negatieve publiciteit, of die nu terecht is of niet, is schadelijk voor het draagvlak onder burgers. Juist met het oog op jaarlijkse negatieve publiciteit over de inkomens in de publieke en de semipublieke sectoren hebben voorgaande kabinetten en dit kabinet toegewerkt naar de inwerkingtreding van de Wnt.
Het bericht dat de vertrokken bestuursvoorzitter van het VUmc 700.000 euro kreeg voor nog geen acht maanden werk |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe reageert u op het bericht dat de vertrokken bestuursvoorzitter van het VUmc 700.000 euro kreeg voor nog geen acht maanden werk?1
Zie mijn antwoorden op de vragensets 2013Z10761 en 2013Z10874 van respectievelijk de PVV (het kamerlid Klever) en de PvdA (de kamerleden Otwin van Dijk en Heijnen).
Vindt u dit ook graaien? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u ook van mening dat deze buitengewoon hoge beloning in het licht van het disfunctioneren van de betreffende bestuursvoorzitter extra zuur is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft deze bestuursvoorzitter naar uw mening prestaties geleverd die deze exorbitante beloning rechtvaardigen? Zo nee, gaat u ingrijpen en de beloning terugvorderen? Zo ja, welke?2 3 4
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u een vertrekbonus van 433.107 euro te verdedigen? Zo nee, bent u bereid maatregelen te treffen om er voor te zorgen dat dit soort vertrekbonussen niet meer mogen worden gegeven, ongeacht eerder gemaakte afspraken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe oordeelt u over de Raad van Toezicht van het VUmc dat dit soort beloningen toestaat, dan wel aanbiedt? Vindt u dit verantwoordelijk omgaan met premiegeld? Kun u uw antwoord toelichten?
De huidige Raad van Toezicht is gehouden de afspraken na te komen die de toenmalige Raad van Toezicht is aangegaan bij de indiensttreding van de bestuurder in 1999. De vertrekregeling is duur en valt fors hoger uit dan inmiddels als norm in de Wnt is vastgelegd. Maar in het antwoord op vraag 2 uit de vragenset van de PVV kunt u lezen dat de regeling nog duurder had kunnen uitvallen wanneer nu de kantonrechtersformule had moeten worden toegepast.
Hoe oordeelt u over de cultuur in de zorgsector waarbij bestuurders en toezichthouders schaamteloos gigantische bedragen toucheren en aan elkaar geven? Vindt u dit zuinig en kostenbewust gedrag? Zo nee, wat gaat u daaraan doen? Zo ja, hoe legt u dat de premiebetaler uit?
Zie het antwoord op vraag 1 uit de vragenset 2013Z10761 van het kamerlid Klever van de PVV.
Bent u van mening dat dit soort exorbitante beloningen het draagvlak voor het betalen van de (hoge) zorgpremie bevordert? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is dat voor u reden om in te grijpen en deze beloning terug te draaien?
Zie het antwoord op vraag 8 uit de vragenset 2013Z10874 van de kamerleden Otwin van Dijk en Heijnen van de PvdA.
De schandalige vertrekbonus van de bestuursvoorzitter VUmc (VUmedisch centrum) |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Vier ton voor opgestapte bestuurder VUmc»?1
Mijn reactie was dat het goed is dat dit kabinet de Wnt (wet normering topinkomens) per 1 januari 2013 in werking heeft laten treden. Op termijn zal daardoor dit soort casuïstiek niet meer aan de orde kunnen zijn.
Wat is uw mening over de hoogte van deze vertrekbonus? Deelt u de mening dat dit een schandalige vertrekbonus is?
De vertrekbonus is hoger dan hetgeen in de Wnt nu op dit punt aan normering is geregeld.
Van het VUmc begreep ik dat deze bonus voortvloeit uit afspraken die in 1999 zijn gemaakt bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst met de bestuurder. De afspraak dateert dus van 13 jaar geleden. Toen werd er anders gedacht over vertrekregelingen dan nu. In de sector UMC’s gold toen ook een bovenwettelijke regeling voor werkloosheid waarin de duur van de uitkering werd bepaald door leeftijd en diensttijd. Wat betreft die bepalende factoren is er in deze casus sprake van een hoge score, dus van een relatief lange duur. Het bedrag komt echter uit, ruim onder het bedrag waarop hij recht zou hebben gehad wanneer de kantonrechtersformule toegepast had moeten worden.
Is het waar dat de Inspectie geen vertrouwen had in deze bestuurder, dat de patiëntveiligheid onder zijn bestuur gevaar liep, en de Inspectie het VUmc daarom onder verscherpt toezicht stelde?
Op 21 augustus 2012 heeft de IGZ het VUmc onder Verscherpt Toezicht gesteld, nadat bleek dat de raad van bestuur van het VUmc de IGZ onjuist had geïnformeerd inzake een conflict tussen medisch specialisten. De inspectie stelde daarop geen vertrouwen meer te hebben in het handelen van de bestuurder van het VUmc en concludeerde dat de raad van bestuur onvoldoende doordrongen was van de consequenties van de samenwerkingsproblemen voor patiëntveiligheid.
Vindt u dat wanbestuur op deze wijze beloond moet worden?
Ik constateer dat de vertrekregeling is uitgevoerd conform de afspraken die in het verleden zijn gemaakt, vóór inwerkingtreding van de Wnt, en dat de regeling duurder was uitgepakt wanneer de kantonrechtersformule zou zijn gevolgd.
Ziet u mogelijkheden om deze vertrekbonus terug te vorderen?
Ik heb daar geen enkele juridische titel voor. De werkgever, het VUmc, ook niet. Hier is sprake van eenzelfde situatie als waar de staatssecretaris van VWS op 6 juni jl. vragen over heeft beantwoord van de leden Heijnen en Otwin van Dijk (2013Z08651). Ook daarin is de terugvorderingsvraag ontkennend beantwoord.
Wanneer komt er een openbare zwarte lijst voor wanbestuurders in de zorg?
Het is de verantwoordelijkheid van toezichthouders van zorginstellingen om te zorgen dat zij goede bestuurders aanstellen. Ik ben daarom van plan de toezichthouders nadrukkelijk een plicht op te leggen om zich ervan te vergewissen dat zij een bestuurder aanstellen die capabel is. Ik wil hen daarbij ondersteunen door het overleggen van een verklaring omtrent het gedrag verplicht te stellen voor bestuurders. De Nederlandse vereniging van bestuurders in de zorg (NVZD) werkt daarnaast zelf aan een accreditatiesysteem waarmee toezichthouders inzicht krijgen in welke bestuurders capabel geacht worden. Ik acht het opzetten van een zwarte lijst daarom niet opportuun.
Deelt u de mening dat wanbestuurders persoonlijk aansprakelijk gesteld moeten kunnen worden?
Die mening deel ik. Dat is ook al mogelijk op basis van het Burgerlijk Wetboek, Boek 2 artikel 9.
Ik ben voornemens om ook toezichthouders expliciet onder de werking van dat artikel te laten vallen.
Kunt u de aanpak van wanbestuurders toelichten in de governancebrief die de Kamer voor de zomer mag verwachten?
In de governancebrief die ik u na de zomer toestuur zal ik onder andere ingaan op hoe ik bestuurders, die bijvoorbeeld de kwaliteit niet op orde hebben, aan wil pakken.
Het bericht “inactiviteit bij kinderen” |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het tv-item «inactiviteit bij kinderen»?1
Ja.
Deelt u de zorgen over inactiviteit bij kinderen, zoals die in de uitzending naar voren kwamen?
Het is bekend dat veel jongeren de geadviseerde norm voor het dagelijks bewegen en een aantal malen sporten per week (combinorm) niet halen. Zoals blijkt uit de jaarlijkse rapportage aan uw Kamer geven de peilingcijfers over de afgelopen jaren een fluctuerend beeld. In 2012 waren de cijfers weer hoger dan in 2011, maar de tendens over meerdere jaren is zeker niet gunstig. Meer recent vragen wetenschappers aandacht voor het langdurig stilzitten.
Het kabinet deelt de zorgen over bewegingsarmoede en voert daarom actief beleid gericht op het stimuleren van sport en lichaamsbeweging, onder meer via het programma Sport en Bewegen in de Buurt en de Onderwijsagenda Sport, Bewegen en een Gezonde Leefstijl2.
Hoe oordeelt u over de langetermijngevolgen van inactiviteit bij de huidige generatie kinderen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe oordeelt u over de prestaties van combinatiefunctionarissen en buurtsportcoaches in dezen? Ziet u mogelijkheden voor verdere uitbouw, of efficiëntere inrichting, van deze regeling? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Om op lokaal niveau voldoende sport- en beweegaanbod te creëren en een actieve leefstijl bij jong en oud mogelijk te maken, is in 2012 de verbreding van combinatiefuncties naar buurtsportcoaches ingevoerd. Op dit moment vindt een verdiepingsonderzoek plaats naar de Brede Impuls Combinatiefuncties, waarvan ik de resultaten eind 2013 verwacht. Gezien de recente wijziging en het lopende onderzoek acht ik het daarom te vroeg om te spreken over een aanpassing van de huidige regeling en om te oordelen over de prestaties van combinatiefunctionarissen en buurtsportcoaches. Over de uitkomsten van het onderzoek zal ik u te zijner tijd informeren. Voor de buurtsportcoaches geldt voorts dat, doordat zij zowel werkzaam zijn bij een sport- of beweegaanbieder als in ten minste één andere sector (zorg, welzijn, kinderopvang, jeugdzorg of bedrijfsleven), zij er aan bijdragen dat meer mensen en dus ook jeugd in hun eigen nabije omgeving kunnen gaan sporten en bewegen.
Onderschrijft u, gezien de ernstige gevolgen van inactiviteit, de voorstellen omtrent de investeringen in het bewegingsonderwijs die voortvloeien uit het PvdA-actieplan Topsport? Zo nee, waarom niet?
Samen met de staatssecretaris van OCW investeer ik in het optimaal combineren van onderwijs en sport. Dit krijgt onder andere vorm in het programma Sport en Bewegen in de Buurt, in de Onderwijsagenda Sport, Bewegen en een Gezonde Leefstijl en in onze gezamenlijke investering in buurtsportcoaches, die een belangrijke rol hebben in het maken van deze verbinding. Om topsport en onderwijs optimaal te combineren, ondersteun ik bovendien de vier Centra voor topsport en Onderwijs (CTO’s): Papendal, Heerenveen, Amsterdam en Eindhoven.
Andere maatregelen die in het PvdA-actieplan Topsport staan hebben betrekking op het onderwijs. De minister en de staatssecretaris van OCW zijn hier verantwoordelijk voor. Voor het optimaal combineren van onderwijs en topsport bestaat de LOOT-regeling (Landelijk Overleg Onderwijs Topsport). Deze regeling geeft aan LOOT-leerlingen op LOOT-scholen (toptalentscholen in het voortgezet onderwijs) faciliteiten om onderwijs en topsport te combineren.
Voor wat betreft het voorstel van de PvdA om te investeren in het bewegingsonderwijs op de basisschool, verwijs ik naar het Regeerakkoord, waarin de ambitie is opgenomen om naar meer gymlesuren in het primair onderwijs te streven. De staatssecretaris van OCW zal in het najaar de uitwerking van deze ambitie aan uw Kamer sturen.
Het bericht dat een kwart van vrouwelijke co-assistenten seksueel wordt geïntimideerd |
|
Renske Leijten , Jasper van Dijk |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Bijna kwart vrouwelijke coassistenten seksueel geïntimideerd»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat studenten tijdens hun coschappen slachtoffer worden van (seksuele) intimidatie? Wilt u uw antwoord toelichten?
Seksuele intimidatie is nooit acceptabel. Studenten, waar onder coassistenten, moeten kunnen leren in een veilige omgeving.
Hoe verhouden de cijfers zich tot andere opleidingstrajecten?
Wij beschikken niet over deze informatie.
Hoe kan het dat de resultaten van dit onderzoek vrijwel gelijk zijn aan eerdere cijfers? Wordt er niets ondernomen tegen seksuele intimidatie?
De afgelopen jaren hebben ziekenhuizen diverse maatregelen genomen om seksuele intimidatie terug te dringen. Voor algemene ziekenhuizen en umc’s geldt dat in de CAO nadrukkelijk aandacht is voor het voorkomen van ongewenste intimiteiten en de behandeling van klachten bij ongewenste intimiteiten. Ieder ziekenhuis geeft daaraan concrete invulling en kan disciplinaire straffen opleggen, uiteenlopend van een schriftelijke berisping tot ontslag. De Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) en haar leden nemen het signaal zeer serieus. De NFU gaat daarom samen met het KNMG studentenplatform bekijken welke aanvullende maatregelen mogelijk zijn.
Waarom maken studenten vrijwel geen melding van intimidatie? Heeft het ermee te maken dat de vertrouwenspersoon rechtstreeks valt onder de Raad van Bestuur?2
De onderzoeksresultaten geven geen verklaring hiervoor. De NFU is mede daarom in contact getreden met het KNMG Studentenplatform. Daarnaast zal bij de eigen studenten advies ingewonnen worden via co- of masterraden (vertegenwoordigingen van coassistenten). Decanen zullen waar mogelijk verbeteringen doorvoeren.
Hoe gaat u bevorderen dat studenten die te maken krijgen met seksuele intimidatie wel overgaan tot melding?
Agressie en geweld tegen zorgverleners is onacceptabel en moet worden teruggedrongen. Dat geldt ook voor seksuele intimidatie. Daarom heeft het kabinet samen met sociale partners in de zorg in maart 2012 het Actieplan Veilig werken in de zorg opgesteld3. Het afgelopen jaar is ingezet op het mogelijk maken van anoniem aangifte doen en het zwaarder straffen van de daders. Dit jaar wordt onder andere ingezet op het vaststellen van normen en een landelijk communicatieoffensief, opdat de meldingsbereidheid onder zorgverleners wordt verhoogd.
Welke acties zijn ondernomen nadat u geweld tegen ziekenhuispersoneel «volstrekt ontoelaatbaar» noemde? Is toen ook gekeken naar seksuele intimidatie? Zo nee, wilt u nagaan op welke wijze seksuele intimidatie kan worden tegengegaan?3
Zie antwoord vraag 6.
In hoeverre wordt de brochure over klachtenregelingen en seksuele intimidatie onder de aandacht gebracht van zorgverleners en coassistenten? Wilt u uw antwoord toelichten?4
De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen stelt de brochure «Modelregelingen individuele klachten, ongewenst gedrag, meldingen misstanden» via de website beschikbaar. Het is aan de organisatie om deze vervolgens te verspreiden. Gegeven de Arbeidsomstandighedenwet dient een werkgever immers een veilig en gezond werkklimaat te bieden. De Inspectie SZW ziet er op toe dat de werkgever zich aan zijn Arbowettelijke verplichtingen houdt. De komende jaren besteedt de Inspectie SZW extra aandacht aan de zorg in het kader van de Sectoraanpak Zorg en Welzijn.
Het bericht dat weidegang niet noodzakelijk is voor weidepremie |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht dat weidegang niet noodzakelijk is voor weidepremie?1
De Stichting weidegang stelt aan weidemelk de voorwaarde dat weidegang wordt toegepast (minimaal 120 dagen per jaar en minimaal 6 uur per dag). Ongeveer 70% van de in Nederland geproduceerde melk is afkomstig van koeien die weidegang krijgen. Het merendeel van de melkveehouders die hun koeien weiden, ontvangt daarvoor een weidepremie, maar niet al deze melk wordt ook daadwerkelijk als weidezuivel verkocht.
Enkele zuivelondernemingen stimuleren integrale duurzaamheid waarvan naast weidegang bijvoorbeeld ook milieu en dierenwelzijn onderdeel uitmaken en passen een duurzaamheidspremie toe, deze zuivel wordt niet als weidemelk verkocht.
De term «weidemelk» geldt alleen voor melk van koeien die daadwerkelijk weidegang krijgen, dat is in de praktijk ook het geval. Ik zie geen aanleiding om daarover met de betreffende bedrijven nader te spreken.
Is het u bekend of de melk waarvoor wel een premie is ontvangen als «weidemelk» verkocht is?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de term «weidemelk» alleen zou mogen gelden voor melk van koeien die ook daadwerkelijk op het land lopen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het misleiding van de consument is wanneer er op het pak weidemelk staat, terwijl in de praktijk de verduurzaming van de stallen al voldoende is om een dergelijk predikaat te krijgen?
In artikel 29, lid 1 van de Warenwet is opgenomen dat aanduidingen, vermeldingen of voorstellingen die doordat zij onjuist of onvolledig zijn of een onjuiste indruk wekken, misleidend zijn met betrekking tot de kenmerken van de betrokken eet- en drinkwaar, en met name tot de aard, identiteit, hoedanigheden samenstelling, hoeveelheid, houdbaarheid, oorsprong of herkomst, wijze van vervaardiging of verkrijging, bij het verhandelen van eet- en drinkwaren, en bij de aanprijzing ervan, niet mogen worden gebezigd. Aan weidemelk wordt de voorwaarde gesteld dat weidegang wordt toegepast. Het is niet nodig om andere voorwaarden te stellen.
Deelt u de mening dat koeien in het Nederlandse landschap thuishoren en dat het voor de dieren beter is om zoveel mogelijk buiten te lopen? Zo ja, wat gaat u eraan doen om dit te bevorderen? Zo niet, waarom niet?
Weidegang is een belangrijk maatschappelijk thema. Weidende koeien kenmerken het Nederlandse landschap. Zij maken de melkveehouderij zichtbaar en bepalen mede wat het beeld dat de maatschappij heeft van de Nederlandse zuivelsector en haar producten. Weidegang komt op diverse punten tegemoet aan de behoefte van de koe om haar natuurlijk gedrag te kunnen vertonen.
In 2012 hebben 59 partijen het Convenant Weidegang ondertekend, waaronder het ministerie van Economische Zaken.
Bent u bereid om met de betreffende bedrijven te spreken over de voorwaarden die aan een term als «weidegang' zijn verbonden? Zo ja, kunt u de Kamer op de hoogte stellen van de uitkomsten van dit gesprek? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Ziet u naar aanleiding van dit bericht de noodzaak om voorwaarden te stellen aan het gebruik van termen als «duurzaam», «weidemelk» en «fair» aangezien er geen standaard geldende definities zijn en de consument niet weet aan welke standaarden het voeren van dergelijke termen dan voldoen? Zo ja, welke stappen ziet u voor zich? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is uw reactie op het bericht dat Frankrijk de handelsvergunning van de Diane-35 pil en generieke varianten van de markt heeft gehaald ondanks de aanbeveling van het PRAC?1 2
In het verleden zijn Diane 35 en generieke varianten daarvan via nationale procedures toegelaten in de lidstaten van Europa. De beoordelingsautoriteiten van de lidstaten beoordelen geneesmiddelen weliswaar op basis van dezelfde wetgeving, maar overigens onafhankelijk van elkaar op basis van zelfstandig vergaarde geneesmiddelenbewakingsgegevens: het College ter beoordeling Geneesmiddelen (CBG) voor Nederland en het Agence Nationale de Securité du Médicament et des produits de santé (ANSM) voor Frankrijk. Het kan dus voorkomen dat de weging van de baten en risico’s van het ANSM afwijkt van de bevindingen van het CBG. Dat Frankrijk op grond meldingen van bijwerkingen de weging baten en risico anders inschat en tot andere maatregelen overgaat, is een nationale bevoegdheid en staat los van de beoordeling door het CBG in Nederland. Een dergelijke inschatting is nationaal tot er een uitkomst is van de Unie-spoedprocedure (zie hieronder).
De herbeoordeling van Diane-35 en generieken is deel van de geneesmiddelenbewaking zoals neergelegd in de Geneesmiddelenrichtlijn, waaraan Nederland zich als lidstaat heeft gecommitteerd. De besluitvorming van de in dat kader gestarte Unie-spoedprocedure is nog niet afgerond. Deze procedure waarborgt dat de beoordelingsautoriteiten de individueel vergaarde kennis op (tijds)efficiënte wijze delen en op basis daarvan gezamenlijk tot een eenduidige en efficiënte aanpak op Europees niveau kunnen komen en, indien aangewezen, tot geharmoniseerde maatregelen kunnen overgaan. Nog daargelaten dat ik niet bevoegd ben om handelsvergunningen in te trekken – in Nederland is er bewust voor gekozen om de toelating en het uit de handel nemen van geneesmiddelen over te laten aan het onafhankelijke CBG – vertrouw ik op de deskundigheid van het CBG om de baten en risico’s van deze geneesmiddelen te beoordelen en om Nederland tijdens deze herbeoordeling bij het Europees Geneesmiddelenbureau EMA te vertegenwoordigen. Ik kan en wil niet vooruitlopen op deze Europese besluitvorming.
Hoe reageert u op de motivatie van de Agence Nationale de Securité du Médicament (ANSM) dat de werking van de Diane-35 en generieke varianten niet opweegt tegen de risico’s die vrouwen lopen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de opvatting van de ANSM over de risico’s die het gebruik van de Diane-35 pil met zich meebrengt?
Zie antwoord vraag 1.
Is deze beslissing van de ANSM voor u reden om ook de Nederlandse handelsvergunning voor Diane-35 in te trekken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer?
Zie antwoord vraag 1.
Welke positie neemt u in de Co-ordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) in? Bent u voornemens daar te pleiten voor het in de ban doen van de Diane-35 pil en generieke varianten? Zo nee, waarom niet?3
Bij de verschillende geledingen van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) wordt Nederland in vertegenwoordigd door het CBG. Zo ook in de coördinatiegroep (CMDh). In die besluitvorming speel ik, noch in nationale zin, noch in Europese zin, een rol. Niet ik, maar het CBG beschikt immers over de vereiste deskundigheid op dat gebied. Tijdens deze herbeoordeling van Diane-35 en generieken treedt Nederland bovendien op als rapporteur en Frankrijk als co-rapporteur. Zoals op de websites van de EMA en het CBG is te lezen, is het Risicobeoordelingscomité op basis van de rapportage van Nederland met een meerderheid van 31 tegen 1 tot de aanbeveling gekomen om – kort gezegd – Diane-35 en generieken niet uit de handel te halen. Deze aanbeveling Is inmiddels op 30 mei jl. met dezelfde stemverhouding overgenomen door de CMDh. Zou sprake zijn geweest van unanimiteit in de CMDh, dan zou de Europese besluitvormingsprocedure hiermee zijn afgerond. Nu geen sprake is van unanimiteit dient de Europese Commissie een besluit te nemen.
Welke mogelijkheden hebben de Nederlandse autoriteiten om – in weerwil van afwegingen op Europees niveau – op basis van gezondheidsrisico’s en eigen afwegingen bepaalde medicijnen een handelsvergunning te weigeren dan wel in te trekken? Kunt u dit uitgebreid toelichten?
De Nederlandse autoriteiten zijn in het geval van decentraal toegelaten geneesmiddelen, zoals de onderhavige, bevoegd om onafhankelijk te oordelen over de verlening, schorsing en intrekking van handelsvergunningen tot aan het moment waarop sprake is van een besluit in het kader van de nieuwe Unie-spoedprocedure. Een besluit in het kader van de Unie-spoedprocedure is bindend voor alle lidstaten. In het geval van Diane-35 is op dit moment nog geen sprake van een besluit.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg geneesmiddelenbeleid dat gepland staat voor 6 juni a.s.?
Ja.
Het gegeven dat vrouwen in achterstandswijken nog steeds geen gelijkwaardige perinatale zorg krijgen |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u de onderzoeksresultaten van het nieuwste EURO-PERISTAT-onderzoek?
Ja.
Deelt u de mening dat het positief is dat het verminderen van perinatale sterfte van baby's de goede kant opgaat, maar dat het onverteerbaar is dat de situatie voor vrouwen en baby's in achterstandswijken er niet evenredig beter op wordt?
In het Peristat rapport wordt niet ingegaan op de perinatale sterfte in achterstandswijken. De Peristat onderzoekers erkennen de belangrijke rol van ongelijkheid in perinatale sterfte maar hebben beperkte data beschikbaar om daar iets over te zeggen. In veel landen ontbreken daarover (nog) betrouwbare gegevens. In paragraaf 3.5 leggen de Peristat onderzoekers daarover verantwoording af. Dat laat overigens onverlet dat ik het met u eens ben dat de perinatale sterfte in achterstandssituaties een punt van zorg is. Uit een Nederlands onderzoek1 blijkt dat het wonen in een achterstandswijk gepaard gaat met een hogere perinatale sterfte dan in andere wijken. Het betreft daarbij voor een groot deel niet-medische risico’s en een laag kennisniveau over gezond zwanger worden en zwanger zijn. Ik financier daarom al geruime tijd een project van het ErasmusMC dat in 14 gemeenten wordt uitgevoerd. In dit project «Healthy Pregnancy 4 All» wordt geëxperimenteerd met een risicoselectie instrument (R4U) en met programmatische preconceptiezorg. De eerste gegevens uit dit project zullen in 2014 beschikbaar komen.
Welke vorderingen zijn er nu precies gemaakt voor vrouwen in achterstandswijken? Hoe gaat u ervoor zorgen dat de situatie voor deze vrouwen versneld verbetert?
In de voortgangsbrief2 over zwangerschap en geboorte die ik u eind april stuurde, heb ik u geïnformeerd over alle activiteiten die worden ondernomen om de perinatale sterfte in Nederland terug te dringen. Sommige activiteiten zijn gericht op alle (aanstaande) zwangeren en (aanstaande) moeders; sommigen zijn specifiek gericht op kwetsbare groepen. Het gaat daarbij om het eerder genoemde programma «Healthy Pregnancy 4 All», om activiteiten binnen het ZonMw-programma «Zwangerschap en Geboorte» en om activiteiten die het College Perinatale Zorg (CPZ) aanstuurt. De resultaten van al deze activiteiten worden zichtbaar in het cijfers van de Perinatale Registratie Nederland (PRN) en de Perinatale Audit Nederland (PAN). Dat is echter altijd achteraf pas zichtbaar. Ik vind het positief dat reeds in 2010 de eerste zichtbare verandering in de babysterfte in de cijfers tot uiting is gekomen, en verwacht dat de daling in een volgend rapport stevig zal hebben doorgezet.
Wordt er, na het bekend worden van deze gegevens, door het College Perinatale Zorg voldoende extra ingezet? Waaruit blijkt dat?
Ik vind dat het CPZ voortvarend aan de slag is gegaan als ik kijk naar de voortgangsrapportage van het CPZ die ik u eveneens toezond met mijn brief van 24 april jl. Projecten zijn gestart, onderzoeken lopen waardoor meer kennis beschikbaar komt en regionale samenwerking is geïntensiveerd. Het CPZ zet daarbij zowel in op verbeteringen in algemene zin als verbeteringen gericht op specifieke groepen. In het geval van achterstandsituaties zet het CPZ in op het vergroten van bewustwording van het belang van preconceptiezorg en eenduidige voorlichting aan zwangeren in achterstandswijken via kennisoverdracht en het stimuleren van projecten. Hierbij gaat het onder andere om digitale instrumenten, social media en websites zoals www.strakszwangerworden.nl. Op deze laatste website is bijvoorbeeld een animatie te vinden voor laaggeletterden. Momenteel jaagt het CPZ dergelijke ontwikkelingen aan maar het is natuurlijk op termijn wel de bedoeling dat dit structureel in de dagelijkse praktijk wordt ingebed. Ik realiseer me terdege dat dit de komende jaren nog het nodige vergt van alle bij de geboortezorg betrokken professionals, afzonderlijk maar vooral gezamenlijk.
Het bericht "Seksuele intimidatie co-assistenten" |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met bericht «Seksuele intimidatie co-assistenten»?1
Ja.
Wat vindt u van dit bericht?
Seksuele intimidatie is nooit acceptabel. Studenten, waar onder coassistenten, moeten kunnen leren in een veilige omgeving.
Bent u ervan op de hoogte dat in 2006 naar aanleiding van een gelijksoortige enquête vertrouwenspersonen zijn aangesteld, maar daarvan door weinig studenten gebruik wordt gemaakt? Is bij studenten bekend dat er speciale vertrouwenspersonen zijn waar zij terecht kunnen en is bekend waarom studenten daar geen gebruik van maken?
De enquête van het KNMG Studentenplatform uit 2006 is inderdaad de aanleiding geweest voor umc’s om vertrouwenspersonen aan te stellen. Voor algemene ziekenhuizen en umc’s geldt dat in de CAO nadrukkelijk aandacht is voor het voorkomen van ongewenste intimiteiten en de behandeling van klachten bij ongewenste intimiteiten. Het onderzoek over seksuele intimidatie onder coassistenten van het KNMG studentenplatform geeft geen verklaring waarom studenten de vertrouwenspersonen niet weten te vinden.
Hoe kunt u, samen met de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), stimuleren dat studenten wel gebruik gaan maken van vertrouwenspersonen?
De NFU en haar leden nemen het signaal zeer serieus. Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek gaat de NFU daarom samen met het KNMG studentenplatform bekijken welke aanvullende maatregelen mogelijk zijn. Daarnaast zal bij de eigen studenten advies ingewonnen worden via co- of masterraden (vertegenwoordigingen van coassistenten). Decanen zullen waar mogelijk verbeteringen doorvoeren.
Welke sancties kan het ziekenhuis nemen als een specialist of staflid seksueel intimiderend gedrag vertoont?
De Arbeidsomstandighedenwet biedt het algemeen juridisch kader voor het veiligheids- en gezondheidsbeleid van de werkgever voor zijn medewerkers. Voor algemene ziekenhuizen en umc’s geldt ook dat in de CAO is vastgelegd dat zij streven naar het voorkomen van seksuele intimidatie en daartoe maatregelen nemen. Ieder ziekenhuis geeft daaraan concrete invulling door een regeling die het personeel moet beschermen. Een belangrijk onderdeel van een dergelijke regeling is het kunnen opleggen van disciplinaire straffen, uiteenlopend van een schriftelijke berisping tot ontslag.
Bent u ervan op de hoogte dat 6 op de 10 ondervraagden zeggen geïntimideerd te zijn door een patiënt? Hebben ziekenhuizen daar beleid op? Zo nee, kunt u dan aangeven wat u hier precies aan gaat doen?
Ik ben onder de indruk van de uitkomsten van de enquête. Agressie en geweld tegen zorgverleners is onacceptabel en moet worden teruggedrongen. Dat geldt ook voor seksuele intimidatie. Daarom heb ik in maart 2012 het Actieplan Veilig werken in de zorg opgesteld met sociale partners in de zorg, waar onder de ziekenhuizen, en de ministers van Veiligheid en Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties3. Het Actieplan bouwt voort op het lopend beleid van sociale partners en het kabinet om een veilig werkklimaat te realiseren. Voor het beleid van ziekenhuizen op het terrein van seksuele intimidatie verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 5.
Kunt u, aangezien er in 2006 en in 2012 ongeveer dezelfde resultaten uit de enquête kwamen, de komende jaren monitoren of de seksuele intimidatie in de ziekenhuizen nu echt gaat dalen?
Ik ben bereid seksuele intimidatie van zorgverleners te monitoren. Daarbij zal ik aansluiten bij het Onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn. Dit programma wordt uitgevoerd door een extern onderzoeksbureau in opdracht van sociale partners en mij.
De handelwijze van de nVWA in de zaak Selten |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u de uitzending van Nieuwsuur van 22 mei jl.?
Ja.
Klopt het dat de monsters die door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) genomen zijn bij Selten genomen zijn uit een partij die gelabeld was 70/30, dus niet uit een partij die uit rundvlees bestaat?
Uit het monsteronderzoek van de voorraad van het vlees van Selten is in 35 van de 168 monsters paardenvlees aangetoond, waar dit niet stond vermeld in de aanduiding. Zoals wij u eerder hebben gemeld is er sprake van een lopend strafrechtelijk onderzoek, dat wordt uitgevoerd onder leiding van het Openbaar Ministerie. In het algemeen en ook in deze casus onthouden wij ons van beantwoording van vragen over lopende strafzaken dan wel beweringen van verdachten in lopende strafzaken. Wij kunnen hierover wel melden dat de resultaten van het opsporingsonderzoek tot op heden de ernstige verdenkingen bevestigen. Ook kunnen wij melden dat de Inlichtingen en opsporingsdienst van de NVWA als professionele opsporingsdienst werkt met monsterprotocollen die voldoen aan de eisen om bewijsvoering in een strafzaak te kunnen steunen. In dit onderzoek zijn monsters genomen om bewijs te vergaren dat sprake is van het omkatten van paardenvlees naar rundvlees.
Is het labelen van producten met uitsluitend «snippers 70/30 mix» of met de term «dunne lendenen» toegestaan? Zo nee, op welke wijze had het product dan gelabeld moeten worden? Mogen producten die niet juist zijn gelabeld worden verkocht? Welke sanctie staat op het onjuist labellen van de producten?
Nee, volgens artikel 4 van het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen moet, als er geen aanduiding «vlees» op het etiket staat, de aanduiding een omschrijving van de waar bevatten. Deze moet zo duidelijk zijn dat de koper van het product de ware aard kan bevatten en het kan onderscheiden van waren waarmee het product kan worden verward. Dus bij een aanduiding mix 70/30 moet het duidelijk zijn dat het om rund- en paardenvlees gaat. Wanneer er uitsluitend «snippers 70/30 mix» of de term «dunne lendenen» wordt gebruikt is dit niet het geval.
Wanneer er sprake is van verpakt rundvlees moet dit volgens EU verordening (EG) nr 1760/2000 worden vermeld op het etiket. Voor andere soorten verpakt vlees schrijft het Warenwetbesluit Etikettering van levensmiddelen in artikel 26 voor dat op het etiket een aanduiding en een productcode worden vermeld. Als de aanduiding «vlees» wordt gebruikt, dan moet volgens artikel 6 van het Warenwetbesluit Vlees, gehakt en vleesproducten de soort van het slachtdier worden vermeld. Dus zowel rund- als paardenvlees moet in de aanduiding worden vermeld.
Levensmiddelen die worden verkocht of verhandeld moeten juist zijn geëtiketteerd. Onjuist geëtiketteerde producten mogen niet worden verhandeld. Een overtreding van de etiketteringsvoorschriften kan worden bestraft met een bestuurlijke boete. In geval van afhandeling via het strafrechtelijk spoor kan de strafrechter een boete opleggen. Ook kan er via de Wet op economische delicten een gevangenisstraf, een taakstraf of een boete worden opgelegd.
Klopt het dat de NVWA ook rundvlees, waarvan onomstotelijk aantoonbaar is dat het rundvlees betreft (aan één stuk), wil vernietigen? Hoe rijmt u dit met de strijd om verspilling van voedsel tegen te gaan?
De herkomst van het vlees van Selten is door de op zijn minst ondeugdelijke administratie niet herleidbaar, waardoor niet is vast te stellen dat dit vlees aan alle voedselveiligheidsvoorschriften voldoet en bijvoorbeeld de vereiste keuringen op hygiëne en dierziekten heeft ondergaan. Onderdeel van het strafrechtelijk onderzoek is of er sprake is van een frauduleus opgestelde administratie en criminele handelwijze. Waar uit de administratie de herkomst niet is af te leiden, moet op grond van geldende wet- en regelgeving (Algemene Levensmiddelenverordening) het vlees als niet geschikt voor humane consumptie of diervoeder worden beschouwd. Vlees dat ongeschikt is voor humane consumptie mag niet op de markt worden gebracht. Vlees dat al op de markt is gebracht, moet daarom uit voorzorg van de markt worden gehaald.
De levensmiddelenexploitant is op grond van de Algemene Levensmiddelenverordening zelf verantwoordelijk voor het bepalen van de uiteindelijke bestemming van de van de markt gehaalde producten. De geldende wettelijke regels bepalen de mogelijke bestemmingen die de exploitant aan het vlees kan geven. Alleen als door de levensmiddelenexploitant alsnog wordt aangetoond dat het vlees aan alle geldende voedselveiligheidsvoorschriften voldoet, dan kan hij besluiten het van de markt gehaalde vlees opnieuw op de markt te brengen. De NVWA ziet erop toe dat deze bedrijven binnen de regels handelen.
Bij het besluit tot deze terughaalactie is de voedselveiligheid en de Europese wetgeving hierover leidend geweest. Dat laat onverlet dat de overheid voedselverspilling zo veel mogelijk wil tegengaan.
Klopt het dat de NVWA op de hoogte was van de invoer van een besmet paard, maar Selten pas 8 maanden na dato hiervan op de hoogte stelde?
Nee. Zoals wij in onze brief van 25 februari jl. (nr. 26991–340) aan uw Kamer hebben gemeld heeft de NVWA op 5 februari jl. een RASFF-melding van het Verenigd Koninkrijk ontvangen over fenylbutazon in gekoeld paardenvlees. Uit de melding bleek dat Selten één met fenylbutazon verontreinigd paardenkarkas geleverd heeft gekregen. De monstername in het Verenigd Koninkrijk heeft al op 21 mei 2012 plaatsgevonden.
Had bij bekendwording bij de NVWA van de invoer van een besmet paard niet onherroepelijk moeten worden ingegrepen, voordat het risico had kunnen ontstaan dat dit paard in de consumentenhandel terecht zou hebben kunnen komen?
De NVWA heeft de firma Selten geconfronteerd met de informatie uit de RASFF melding en gevraagd aan te geven waarin het vlees van het betreffende paardenkarkas in was verwerkt. Selten heeft het karkas niet kunnen traceren.
Daarnaast is aan het onafhankelijk Bureau Risicobeoordeling gevraagd om een beoordeling van de risico’s met fenylbutazon verontreinigd paardenvlees. Zoals weergegeven in onze brief van 25 februari jl. (nr. 26991-340) aan uw Kamer schat het Bureau Risicobeoordeling van de NVWA in dat bij incidentele consumptie van paardenvlees met residuen fenylbutazon de kans op schadelijke effecten bij de mens zeer klein zal zijn.
Hoe is het mogelijk dat een besmet paard wel het Europese goedkeuringsstempel heeft gekregen?
Elk paard wordt voor de slacht (levend) en na de slacht bij de zogenaamde «vleeskeuring»onderzocht door een dierenarts van de overheid. De officiële dierenarts kan naar aanleiding van de keuring voor het slachten en de aangeleverde voedselketeninformatie (zoals het paardenpaspoort) besluiten tot een onderzoek naar geneesmiddelenresiduen. Ook kan er sprake zijn van monstername als onderdeel van een bewakingsprogramma (monitoring op schadelijke residuen). Dan is de uitslag geen onderdeel van de vleeskeuring en in het algemeen pas later beschikbaar
Zoals hierboven vermeld, is in het Verenigd Koninkrijk pas later geconstateerd dat fenylbutazon aanwezig was in het karkas en heeft het Verenigd Koninkrijk een RASFF melding hierover gestuurd.
In het door de Europese Commissie opgesteld actieplan wordt op mijn aandringen eveneens gekeken naar het paardenpaspoort. In de lidstaten wordt geïnventariseerd, hoe de EU regels voor paardenpaspoorten en identificatie van paarden beter kan worden gehandhaafd, zodat fraude met de identiteit en geschiktheid van de paarden voor humane consumptie beter kan worden voorkomen. De inzet van de staatssecretaris is om op Europees niveau te komen tot verplichte invoering van een centrale database voor paarden bij lidstaten.
Klopt het dat de NVWA zendingen van Selten naar de opslag in het vrieshuis heeft geteld als verkoop?
In vervolg de beantwoording van vraag 2, melden wij dat wij in onze brief van 12 april jl. (nr. 26991-348) hebben aangegeven dat het Openbaar Ministerie op 26 maart informatie heeft vrijgegeven uit het strafrechtelijk onderzoek. Dat gaf aan dat uit gedetailleerd onderzoek van de NVWA-IOD naar de administratie van Selten vast is komen te staan dat in de periode van 1 januari 2011 tot 15 februari 2013:
Bent u bereid de nog bestaande partijen van Selten waarin onomstotelijk vaststaat dat er geen paardenvlees in is verwerkt, waaronder runderlendes aan één stuk, niet te laten vernietigen?
De reden om het vlees van de markt te halen is dat niet aangetoond kan worden dat het vlees aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldoet, omdat de herkomst onbekend is. Alleen als door de levensmiddelenexploitant alsnog wordt aangetoond dat het vlees aan alle geldende voedselveiligheidsvoorschriften voldoet, dan kan hij besluiten het van de markt gehaalde vlees opnieuw op de markt te brengen.
Kunt u in het belang van de consument en de supermarktketens aangeven welke opdrachtgever gevraagd heeft om speciale receptuur waarbij paardenvlees en rundvlees vermengd worden en waarin deze producten verwerkt zijn?
Ingevolge de privacywetgeving mag de NVWA de namen van betrokken ondernemers niet openbaar maken zonder toestemming van deze ondernemers. De mogelijke afnemers van Selten zijn in de gelegenheid gesteld hun eigen verantwoordelijkheid te nemen en de recall te organiseren. Afnemers waarvan aangetoond is dat ze vlees van Selten hebben afgenomen en niet hebben voldaan aan de wettelijke verplichting tot het traceren van de partijen en het, waar nodig, uit de markt halen, zijn in overtreding. De NVWA neemt hier maatregelen, waaronder het in principe openbaar maken van de namen van betreffende ondernemers. De namen van ondernemers die bestuursrechtelijk of strafrechtelijk vervolgd zijn kunnen openbaar worden gemaakt indien daar toe wordt besloten.
De beschikbaarheid van het Q-koorts medicijn doxycycline |
|
Tunahan Kuzu (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met bericht dat het antibioticum doxycycline sinds 13 mei jl. niet meer beschikbaar is in Nederland?1
Ja.
Bent u er bekend mee dat het antibioticum doxycycline van levensbelang is voor de 280 patiënten die er in Nederland zijn besmet met chronische Q-koorts?
Ik ben mij ervan bewust dat het tekort van het antibioticum doxycycline een zeer nare situatie voor patiënten. Het betreft een geneesmiddel van eerste keus voor een breed scala aan infecties en de leverbetrouwbaarheid is daarom zeer belangrijk voor patiënten.
Bent u bekend met de redenen waarom doxycycline tijdelijk niet beschikbaar was? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren?
In mei 2013 hadden twee van de vijf leveranciers productievertraging en één leverancier een grondstofprobleem. Hierdoor trad een domino-effect op: leveranciers gaan uit voorraad, de andere leveranciers hebben vervolgens onvoldoende voorraad om het tekort op te vangen en gaan ook uit voorraad. Dit heeft eindelijk geleid tot een nationaal tekort aan doxycycline.
Kunt u bevestigen dat doxycycline inmiddels weer beschikbaar is? Zo nee, waarom is doxycycline nog niet beschikbaar? Zo nee, wanneer komt doxycycline weer beschikbaar?2
Doxycycline is momenteel beschikbaar van de firma’s Accord en Ratiopharm.
Doxycycline van de firma PCH is nog steeds niet beschikbaar vanwege productievertraging en is voorzien voor week 33 (half augustus).
Doxycyline van de firma Mylan is nog niet beschikbaar vanwege grondstof-problemen en heeft een onbekende levertijd.
Doxycycline van de firma Actavis is beperkt beschikbaar en wordt beperkt uitgeleverd.
Welke maatregelen gaat u nemen om de verstrekking van het antibioticum doxycycline aan patiënten met chronische Q-koorts in de toekomst te waarborgen?
Helaas blijkt er in de praktijk steeds vaker sprake te zijn van beschikbaarheidproblemen van genees-middelen. Dit is zorgelijk. Omdat farmaceutische bedrijven mondiaal opereren is de ruimte om op nationaal niveau geneesmiddelentekorten aan te pakken beperkt. Ik heb dan ook niet de illusie dat geneesmiddelentekorten volledig kunnen worden voorkomen of dat er voor elk geneesmiddeltekort een oplossing voorhanden zal zijn. De oorzaken van geneesmiddeltekorten zijn zeer divers en complex. Productieproblemen, de beschikbaarheid van grondstoffen maar ook economische motieven spelen hierin een belangrijke rol. De oplossingen zijn al even divers en complex. Als een tekort al voorkomen kan worden, is er niet één partij die dit kan realiseren. Mijn ambitie is dan ook daar waar mogelijk geneesmiddelentekorten aan te pakken door een gezamenlijke inspanning van alle betrokken partijen.
Recent heb ik mijn plan van aanpak naar de Tweede Kamer gestuurd waarin ik nader ben ingaan op de maatregelen die ik wil nemen om geneesmiddelen-tekorten zoveel mogelijk te voorkomen.
Het bericht dat borstkankerkliniek Monro niet voor risicopatiënten is |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u de artikelen «Borstkankerkliniek Monro niet voor risicopatiënten»1 en «Monro Kliniek haalt krenten uit de pap»?2
Ja.
Voldoet de Alexander Monrokliniek aan alle eisen en richtlijnen voor de behandeling van borstkanker? Heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) dit gecontroleerd? Zo ja, op welke wijze?
De zorgverlening van het Alexander Monro Ziekenhuis is medio april 2013 gestart. De formele opening was eind mei. Het is primair de verantwoordelijkheid van een zorginstelling zelf om aan de richtlijnen voor verantwoorde zorg te voldoen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) ziet daar op toe en toetst een zorginstelling wanneer de organisatie ook daadwerkelijk zorg levert. De IGZ heeft voorafgaand aan de opening van de instelling een bezoek gebracht en zal in de komende maanden wederom een inspectiebezoek afleggen.
Op welke wijze geeft het Alexander Monroziekenhuis vorm aan de uitvoering van de richtlijn waarbij overleg nodig is met onder meer thuiszorg, fysiotherapie en huisarts? Kunt u dit toelichten?
Het Alexander Monro Ziekenhuis heeft mij laten weten dat er structureel overleg plaatsvindt met de eerste lijn en heeft als beleid de eerste lijn actief bij de behandeling van de patiënt te betrekken. Het ziekenhuis geeft aan dat er samenwerking is met regionale fysiotherapeuten, gespecialiseerd in behandeling van borstkankerpatiënten en met huisartsen over het palliatieve traject. Daarnaast wordt er samengewerkt met een regionale diëtiek praktijk, gespecialiseerd in voeding bij kanker. Voor de psychosociale ondersteuning is er een samenwerking met het Helen Dowling Institute. Met diverse thuiszorgorganisaties is overleg geweest. Ook geeft het ziekenhuis aan dat thuiszorg bij borstkanker patiënten relatief weinig voorkomt, deze wordt per patiënt afgestemd met gespecialiseerde verpleegkundigen.
Bent u van mening dat de Alexander Monrokliniek in een behoefte voorziet? Kunt u dit toelichten?
Het is niet aan mij om te beoordelen of een bepaalde zorginstelling in een behoefte voorziet. Wel merk ik het volgende op. In de zorg is een trend ten aanzien van specialisatie. Richtlijnen vanuit beroepsgroepen en zorgverzekeraars benadrukken het belang daarvan.
Meer specifiek meld ik dat recent de Borstkanker Vereniging Nederland onder haar leden de behoefte aan dit gespecialiseerde borstkankerziekenhuis heeft onderzocht. Hieruit bleek dat 50% van de borstkanker patiënten die gereageerd hebben het een goede ontwikkeling vindt dat er een speciaal borstkanker ziekenhuis komt in Nederland, 15% vindt dit geen goede ontwikkeling.
Vindt u het wenselijk dat borstkanker in een Zelfstandig Behandel Centrum (ZBC) behandeld wordt, waar alleen laag-complexe zorg geleverd wordt, waar geen intensive care beschikbaar is? Kunt u dit toelichten?
Het Alexander Monro Ziekenhuis laat weten dat het een zelfstandig behandelcentrum is dat zich ook richt op hoog complexe borstkankerzorg. Naar de informatie van de instelling zijn de volgende specialismen en voorzieningen binnen het ziekenhuis (conform SONCOS richtlijnen) vertegenwoordigd:
Ook het ondersteunend personeel heeft ervoor gekozen om zich volledige te specialiseren in de borst(kanker)zorg. Binnen het Alexander Monro ziekenhuis werken mamma-care verpleegkundigen, een verpleegkundig specialist mammacare, radiodiagnostisch en nucleair laboranten, OK- en anesthesie medewerkers en afdelings- en oncologie verpleegkundigen.
Dagelijks is er tweemaal een multidisciplinair overleg waarin alle patiënten besproken worden in aanwezigheid van het complete medische team.
Het ziekenhuis geeft verder aan dat voor het opereren van ASA 3 en 4 patiënten een overeenkomst is opgesteld met een collega ziekenhuis, waar de specialisten van het Alexander Monro Ziekenhuis deze patiënten opereren en indien nodig de beschikking hebben over een intensive care unit. De kosten voor het inrichten van een intensive care unit zijn op deze manier bespaard omdat aangetoond is dat borstkanker patiënten slechts zeer sporadisch op de intensive care verblijven. Voor de patiënten voor wie dit nodig is, zijn goede regionale afspraken gemaakt. Binnen het Alexander Monro Ziekenhuis is een intensivist aanwezig die een acute intensive care opvang kan creëren indien de situatie zich voordoet. Binnen de regio zijn er afspraken gemaakt voor de opvang van de acute zorg en eventuele calamiteiten. Het ziekenhuis is 24/7 bereikbaar en de patiënten worden duidelijk geïnformeerd over hoe zij 24/7 contact kunnen hebben met hun behandelend arts.
Is er onderzoek gedaan naar het aantal gevallen waarin patiënten die complicaties hebben gekregen na behandeling in een ZBC moeten worden behandeld in een algemeen ziekenhuis? Zo ja, wat zijn de cijfers? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen?
Nee, hier is geen onderzoek naar gedaan. Zowel Zelfstandige Behandel Centra (ZBC’s) als ziekenhuizen zijn door de overheid erkende organisatievormen voor medisch specialistische zorg en staan onder toezicht van de IGZ. Dit gebeurt risicogericht op basis van onder andere meldingen en indicatorgegevens die zorgverleners bij de inspectie dienen aan te leveren en krijgt vorm door onder andere onaangekondigde inspectiebezoeken. Wanneer de kwaliteit of veiligheid van zorg in het geding is, dan grijpt de IGZ in. Het verrichten van nader onderzoek naar de in de vraag geschetste situatie acht ik dan ook niet noodzakelijk. Een dergelijk onderzoek zou ook geen relevante informatie voor het toezicht opleveren.
Hoe beoordeelt u de claim van het Alexander Monroziekenhuis dat het «hét borstkankerziekenhuis van Nederland» is? Is deze claim gebaseerd op onafhankelijk opgestelde indicatoren? Zo ja, welke?
Het is niet mijn verantwoordelijkheid een oordeel over een dergelijke claim te hebben. Het Alexander Monro ziekenhuis stelt zelf hèt borstkankerziekenhuis te zijn met als motivatie dat dit het enige ziekenhuis is waar de mensen en middelen 100% gespecialiseerd zijn rondom mensen met een afwijking aan de borst, dat voldoet aan de Soncos richtlijn en transparant is in het presenteren van de gevraagde prestatie-indicatoren.
Wat is de betekenis van de term «centre of excellence» die het ziekenhuis op zijn website hanteert? Kunt u dit toelichten?
Het Alexander Monro Ziekenhuis noemt zichzelf een centre of excellence voor borstkankerzorg omdat diagnostiek, operatie en reconstructie,
chemotherapie, nabehandeling en psychosociale zorg allemaal in huis aanwezig is. De term center of excellence is een zelf toegekende kwalificatie. Rond het begrip bestaan geen normen of overeenstemming waar aan voldaan moet zijn wil men een dergelijke kwalificatie rechtvaardigen.
Vindt u dat het Alexander Monroziekenhuis patiënten goed voorlicht over a) de behandelingen die het ziekenhuis wel en niet aanbiedt, b) de opvang van patiënten bij calamiteiten en complicaties buiten kantooruren, c) de kwaliteitsverschillen met andere ziekenhuizen en behandelcentra? Kunt u dit (a tot en met c) toelichten?
Het Alexander Monro Ziekenhuis geeft aan dat de patiënten worden voorgelicht via de website en dat alle patiënten mondelinge en schriftelijke uitleg krijgen conform de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) voor diagnostische en behandel opties met alternatieven en bijbehorende risico’s.
De opvang van patiënten bij calamiteiten en complicaties buiten kantooruren wordt naar eigen zeggen van de instelling zeer uitgebreid besproken. Het medisch team is 24/7 beschikbaar voor patiënten voor overleg en/of vragen. Na een operatie slaapt er een medisch specialist in huis zodat indien nodig alle optimale zorg geboden kan worden, naast de normaal aanwezige verpleging.
Het Alexander Monro Ziekenhuis stelt te voldoen aan alle richtlijnen en aan het aanleveren van prestatie indicatoren. In samenwerking met IKNL en NBCA wordt er tevens gewerkt aan een maandelijkse openbare rapportage over de prestatie-indicatoren in plaats van de jaarlijkse geanonimiseerde rapportage zoals die er nu is.
De IGZ heeft een inspectiebezoek gepland waarbij getoetst zal worden op kwaliteit en veiligheid. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Het bericht "Almere nieuwe schaatscentrum" |
|
Lutz Jacobi (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA), Jacques Monasch (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het item: «Almere nieuwe schaatscentrum»?1
Ja
Weet u dat de KNSB zich reeds twee jaar geleden heeft gecommitteerd aan Thialf als het schaatscentrum van Nederland? Hoe beoordeelt u de betrouwbaarheid van de KNSB jegens Thialf wanneer deze toezeggingen terzijde worden geschoven?
Navraag bij de KNSB heeft mij geleerd dat de KNSB destijds op verzoek van de provincie een brief heeft geschreven met de kennis van toen, waarbij de twee andere initiatieven nog geen vaste vorm hadden. Zoals bekend hebben de KNSB en NOC*NSF op 27 februari jl. een tenderprocedure ingericht waaraan de drie partijen (Thialf Heerenveen, Icedome Almere en TranSportium Zoetermeer) zich hebben gecommitteerd. De betrouwbaarheid van de KNSB is daarmee naar mijn oordeel niet in het geding.
Bent u bereid inzage te geven in de overwegingen en criteria die gespeeld hebben rondom de toewijzing van deze nieuwe schaatsaccommodatie aan de gemeente Almere?
Het ministerie van VWS is niet betrokken bij de beoordeling en keuze voor één van de drie initiatieven. De KNSB en NOC*NSF hebben in overleg met de drie betrokken initiatiefnemers diverse criteria opgesteld en zij nemen de definitieve beslissing.
In hoeverre is het feit dat de provincie en Thialf de renovatie betalen meegewogen met het financiële argument om Almere aan te wijzen als locatie voor het nieuwe schaatscentrum?
Zie antwoord vraag 3
Deelt u de zorg dat het verdwijnen van Thialf uit Heerenveen verregaande gevolgen heeft voor de werkgelegenheid in de regio, de internationale statuur als topsportregio, de jeugdopleiding die daar is gevestigd, alsook de status van Thialf als nationaal en internationaal icoon voor schaatsplezier?
Dat is op dit moment nog niet aan de orde. Het is nog te vroeg om in dit stadium conclusies te trekken. Het is van belang dat eerst de definitieve keuze van NOC*NSF en de KNSB afgewacht wordt op 15 augustus 2013.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de KNSB en de provincie over een oplossing voor de aldus ontstane problematiek?
Nee, zie de antwoorden op de vragen 2 en 3.
Euthanasie bij dementie |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «artsen: beperk euthanasie op dementerende»?1
Ja.
Kunt u de Kamer een verslag sturen van het gesprek dat u vandaag heeft gehad over de aanscherping van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding?
Van deze bijeenkomst is geen verslag gemaakt. Over de uitkomsten van het gesprek heb ik u geïnformeerd in de brief die ik u 22 mei jl. heb gestuurd.
Deelt u de mening dat er onduidelijkheden zijn voor artsen en patiënten over de waarde van een schriftelijke euthanasieverklaring bij dementie? Op welke wijze kunt u deze onduidelijkheid wegnemen?
Ja, in het gesprek dat ik op 16 mei jl. heb gevoerd met de oud-minister mw. Borst en de KNMG is gesproken over de onduidelijkheden die patiënten en artsen ervaren met betrekking tot de betekenis van de schriftelijke wilsverklaring. Ik heb samen met de aanwezigen bij het overleg besloten om een werkgroep van onder meer VWS, V&J en KNMG dit vraagstuk snel verder te laten oppakken. Doel is tot een handreiking te komen waarmee gegeven de huidige wet en regelgeving meer duidelijkheid op dit punt wordt geboden.
Bent u bereid te kijken naar de Aanwijzing vervolgbeslissing levensbeëindiging niet op verzoek en late zwangerschapsafbreking en deze aan te passen, zodat een schriftelijke wilsverklaring niet voldoende is om te kunnen bepalen hoe artsen moeten handelen in geval van euthanasie bij patiënten die hun wil niet meer kunnen bepalen? Zo ja, wanneer wilt u dit doen?
Nee, ik zie op dit moment geen aanleiding om de Euthanasiewet of de Aanwijzing op dit punt te wijzigen.
Bent u bereid de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding zo aan te passen dat de onafhankelijke tweede arts die de patiënt heeft gezien ook met de patiënt heeft gecommuniceerd? Zo ja, wanneer wilt u dit doen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat communicatie tussen de patiënt en de arts van wezenlijk belang is om te kunnen verifiëren of iemand ondraaglijk en uitzichtloos lijden ervaart?
In mijn brief van 6 maart jl. heb ik uiteengezet dat ik het van groot belang vind dat de arts een goed beeld heeft van de patiënt, diens opvattingen en eerder geuite wensen om zodoende de ondraaglijkheid van het lijden en de weloverwogenheid van het verzoek te bepalen. De arts dient de overtuiging te hebben gekregen dat aan alle zorgvuldigheidseisen is voldaan. Uitgangspunt hierbij is het mondelinge overleg vooraf tussen arts en patiënt. De schriftelijke wilsverklaring zal in de meeste gevallen slechts dienen om het mondelinge verzoek te ondersteunen en te verduidelijken.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag drie blijken er in de praktijk op het punt van de schriftelijke wilsverklaring vragen te zijn. Meer duidelijkheid voor patiënten en artsen is gewenst. Dit is de reden waarom ik besloten heb tot het instellen van de werkgroep.
Wilt u deze schriftelijke vragen beantwoorden voor het algemeen overleg op 30 mei a.s. over medische ethiek?
Dit is helaas niet gelukt.
De dreigende sluiting van de Spoedeisende Hulp en de Intensive Care in het Diaconessenhuis te Meppel |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat huisartsen in de regio Meppel zich grote zorgen maken over de toekomst van de Spoedeisende Hulp (SEH) en de afdeling Intensive Care (IC) in het Diaconessenhuis?1
Het bericht geeft aan dat de huisartsen begaan zijn met de inrichting van de zorg in hun regio en dat vind ik een goede zaak. Ook de Raad van Bestuur van Zorggroep Noorderboog, waar het Diaconessenhuis te Meppel onderdeel van uitmaakt, heeft aangegeven dat zij het waarderen dat de huisartsen in de regio meedenken over de ziekenhuiszorg in de regio. Zij geeft ook aan dat zij bij de inrichting van de toekomst van de ziekenhuiszorg voor de regio graag de huisartsen betrekt.
Is het waar dat de directie van Zorgcombinatie Noorderboog werkt aan het plan om de SEH en de afdeling IC nog dit jaar te sluiten? Is het waar dat vooruitlopend daarop per 1 juli a.s. de eerste ontslagen vallen?
De Raad van Bestuur van Zorggroep Noorderboog, waar het Diaconessenhuis te Meppel onderdeel van uitmaakt, heeft aangegeven: dat er op dit moment geen sprake is van sluiting van de SEH of de IC, er zullen dan ook per 1 juli aanstaande geen ontslagen vallen in verband met sluiting van de SEH of de IC, er is dan ook geen melding gemaakt van sluiting in de notulen van het kernstafbestuur en er zijn dan ook geen plannen om een sluiting binnenkort bekend te maken. Wel vinden er volgens informatie van de Raad van Bestuur van Zorggroep Noorderboog gesprekken plaats, zoals in heel Nederland, met de verzekeraars over herinrichting van de acute zorg in de regio.
Wordt er in notulen van het kernstafbestuur van het Diaconessenhuis gesproken over deze voorgenomen sluiting? Zo ja, wat is het exacte voornemen?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat de directie van Zorgcombinatie Noorderboog van plan was de sluiting pas bekend te maken wanneer de sluiting definitief geregeld was? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat de voorgenomen sluiting van de SEH en de IC onderdeel is van het fusieproces met de Isala Klinieken in Zwolle? Kunt u uw antwoord toelichten?
De ziekenhuizen hebben mij laten weten dat de onderzochte fusie tussen Isala en Noorderboog is ingegeven door de gezamenlijk gevoelde maatschappelijke verantwoordelijkheid om in de regio Zuidwest Drenthe en Noordwest Overijssel een hoogwaardig ziekenhuiszorgaanbod te kunnen blijven bieden aan de bevolking, ook op het terrein van de laagvolume/hoogcomplexe zorg. Beide ziekenhuizen constateren dat op veel fronten al medisch inhoudelijk wordt samengewerkt. Verdergaande samenwerking op het terrein van acute zorg ligt, volgens de ziekenhuizen, voor de hand om zo een zorginfrastructuur te realiseren die toekomstbestendig is.
Heeft de voorgenomen sluiting tot doel enkel planbare zorg over te houden in het Diaconessenhuis, en moeten patiënten voor acute medische zorg voortaan naar de Isala Klinieken in Zwolle? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe moet de voorgenomen sluiting van de SEH en de IC van het Diaconessenhuis worden geïnterpreteerd in het licht van uw stelling dat u niet bang bent dat het fusieproces tussen de Isala Klinieken en de Zorgcombinatie Noorderboog zal leiden tot uitkleden van het Diaconessenhuis, ten faveure van de Isala Klinieken?2
Zie antwoord vraag 5.
Was de voorgenomen sluiting van de SEH en de IC van het Diaconessenhuis al bekend bij de beantwoording van eerdere vragen over de fusie tussen de Isala Klinieken en de Zorgcombinatie Noorderboog? Zo ja, waarom heeft u daar geen melding van gemaakt?3
Gezien er volgens de Raad van Bestuur geen sprake is van sluiting van de SEH en de IC van het Diaconessenhuis kon ik daar ook geen melding van maken.
Hoe beoordeelt u de voorgenomen sluiting van de SEH en de IC van het Diaconessenhuis? Deelt u de mening dat hier sprake is van onacceptabele verschraling van het zorgaanbod?
Zoals in vraag 2, 3 en 4 aangegeven is er op dit moment volgens de Raad van Bestuur geen sprake van het verdwijnen van de SEH en IC van het Diaconessenhuis. Mochten er in de toekomst toch plannen gemaakt worden om de acute zorg in de regio anders in te richten dan dienen de zorgverzekeraars vanuit hun zorgplicht, samen met de relevante ziekenhuizen, de Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV’s), in het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) ervoor te zorgen dat de bereikbaarheid in de regio geborgd blijft. Bij eventuele toekomstplannen voor de regio voor de acute zorg zal men er rekening mee moeten houden dat er, toen er sprake was van verplaatsing van de acute verloskunde naar de Isala Klinieken in Zwolle, al maatregelen genomen zijn om de aanrijtijden in de regio te verbeteren gezien het ziekenhuis in Meppel een cruciaal ziekenhuis is.
Welke gevolgen heeft de sluiting van de SEH en de IC voor de aanrijtijden? Vindt u die gevolgen acceptabel? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 9.
Wat bent u van plan te ondernemen tegen de voorgenomen sluiting van de SEH en de IC?
Zie mijn antwoord op vraag 9.
De toekomst van de spoedeisende hulp in Meppel |
|
Arie Slob (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Zorgen over toekomst spoedeisende hulp»1
Ja.
In hoeverre is de berichtgeving waar dat er sprake is van het verhuizen van de Spoedeisende Hulp (SEH) van Meppel naar Zwolle?
De raad van bestuur van Zorggroep Noorderboog, waar het Diaconessenhuis te Meppel onderdeel van uitmaakt, heeft aangegeven dat er geen sprake is van het verhuizen van de Spoedeisende Hulp (SEH) van Meppel naar Zwolle. Wel vinden er gesprekken plaats, zoals in heel Nederland, met de verzekeraars over herinrichting van de acute zorg in de regio.
Wat betekent het voor de basisgezondheidszorg van de gemeente Meppel en omliggende gemeenten wanneer de SEH in Meppel verdwijnt?
Zoals in vraag 2 aangegeven is er op dit moment geen sprake van het verdwijnen van de Spoedeisende Hulp uit Meppel. Mochten er in de toekomst toch plannen gemaakt worden om de acute zorg in de regio anders in te richten dan dienen de zorgverzekeraars vanuit hun zorgplicht, samen met de relevante ziekenhuizen, de Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV’s), in het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) ervoor te zorgen dat de bereikbaarheid in de regio geborgd blijft.
Bij eventuele toekomstplannen voor de regio voor de acute zorg zal men er rekening mee moeten houden dat er, toen er sprake was van verplaatsing van de acute verloskunde naar de Isala Klinieken in Zwolle, al maatregelen genomen zijn om de aanrijtijden in de regio te verbeteren gezien het ziekenhuis in Meppel een cruciaal ziekenhuis is.
Kunnen de normen voor acute zorg worden gehandhaafd op het moment dat de SEH van Meppel naar Zwolle zou gaan?
Zie antwoord vraag 3.
Kan een overzicht worden gegeven van de bereikbaarheid van acute zorg voor de inwoners van de regio Meppel in geval de SEH in Meppel blijft en in geval deze naar Zwolle gaat?
Zie antwoord vraag 3.
RTV Drenthe: zorgen over toekomst spoedeisende hulp:
Het bericht "Ziekenhuisfraude van 4 miljard per jaar" |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat 10% van de ziekenhuisdeclaraties vals is?1
Ik heb het bericht gelezen. De exacte omvang van onrechtmatige declaraties in de medisch specialistische zorg is niet bekend. Zoals ik de Kamer heb toegezegd, hebben de staatssecretaris en ik de NZa gevraagd om met een divers samengestelde onderzoekscommissie onderzoek te doen om meer inzicht te krijgen in de omvang van de zorgfraude in de cure en care en ons dit najaar de resultaten te doen toekomen.
Kunt u de genoemde bedragen aan zorgfraude onderschrijven?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de kennis en de capaciteit om deze megafraude te onderzoeken?
De NZa heeft de afgelopen jaren ervaring opgedaan met de aanpak van zorgfraude en bewezen dat zij daarvoor over het vereiste kennisniveau beschikt. De NZa heeft extra capaciteit gekregen om het toezicht op de rechtmatige uitvoering van de AWBZ en de Zvw te intensiveren. Op basis van het nog uit te voeren onderzoek naar de omvang van fraude in de zorgsector zullen wij beoordelen of en in welke mate een verdere capaciteitsuitbreiding van de NZa noodzakelijk is.
Wat heeft de NZa in de afgelopen 3 jaren gedaan aan fraude-onderzoek? Kunt u een overzicht van de uitgevoerde fraudecontroles geven?
Met betrekking tot het correct declareren in de medisch specialistische zorg voert de NZa een interventiestrategie uit die bestaat uit een combinatie van maatregelen om een zo groot mogelijk effect te bereiken. Zo voert de NZa toezichtonderzoeken uit bij diverse mogelijke overtreders. Daarnaast investeert de NZa in een cultuuromslag in de sector door, samen met artsenorganisaties, brancheverenigingen van ziekenhuizen en verzekeraars te bewerkstelligen dat correct declareren en het bestrijden van zorgfraude gehandhaafd wordt.
De NZa heeft incorrecte declaraties al enige jaren in het vizier, denk bjivoorbeeld aan een in 2009 gestart onderzoek bij de Ommelander Ziekenhuisgroep te Winschoten. Dit heeft in 2011, na langdurige procedures over of de NZa medische dossiers mag inzien, geleid tot een boete van 500.000 euro. Nadat signalen over verboden declaratiegedrag bleven aanhouden heeft de NZa zijn aanpak in 2012 geïntensiveerd. Dit leidde onder meer tot een inval van de NZa bij het VUmc te Amsterdam in december 2012, en bij het Sint Antonius ziekenhuis te Nieuwegein in april 2013, en een nog niet publiek gemaakt onderzoek bij een derde ziekenhuis. Daarnaast is de NZa gestart met een periodieke nieuwsbrief correct declareren aan veldpartijen, en heeft zij de betrokken brancheorganisaties NVZ, NFU, OMS en ZN gemobiliseerd om hun achterban aan te spreken.
Verder worden de signalen over verboden declaratiegedrag door de NZa in juni/juli bij de betreffende ziekenhuizen en verzekeraars teruggelegd met de opdracht tot opheldering.
Maatregelen die de NZa heeft genomen richting overige zorgaanbieders met betrekking tot het onrechtmatig declareren betreffen de volgende. De NZa heeft de afgelopen twee jaar aan vier mondzorgaanbieders formele aanwijzingen gegeven, drie daarvan hebben een bestuurlijke boete gekregen en een zaak is aan de FIOD overgedragen. Ook heeft de NZa een ziekenhuis beboet. Daarnaast heeft de NZa vier ziekenhuizen aanwijzingen gegeven voor het zich onrechtmatig laten betalen voor het doorverwijzen van patiënten naar AWBZ-instellingen.
De NZa heeft twee bureaus voor thuiszorg aanwijzingen opgelegd voor het niet hebben van een juiste administratie, waardoor controle op onrechtmatig declareren niet mogelijk was. Een daarvan heeft ook twee lasten onder dwangsom gekregen en is inmiddels op aanvraag van de NZa failliet verklaard. De NZa heeft aan vijf aanbieders van intramurale AWBZ zorg aanwijzingen opgelegd voor het vragen van onrechtmatige bijbetalingen voor diensten.
Verder is de NZa het afgelopen jaar onderzoeken gestart in drie ziekenhuizen en in twee GGZ instellingen. Deze onderzoeken lopen nog.
Wat betreft de rol van verzekeraars geldt het volgende. Zorgverzekeraars mogen vergoedingen van onterechte declaraties niet inbrengen in de risicoverevening. De zorgverzekeraars hebben er dus belang bij om alleen de rechtmatige declaraties te vergoeden aan de zorgaanbieders. Via de inkoopcontracten kunnen zij afspraken maken met de zorgaanbieders over de rechtmatigheid van de declaraties en de wijze waarop de zorgaanbieders deze garanderen.
De NZa controleert de rechtmatigheid van de informatie waarop de vereveningsbijdragen, waar zorgverzekeraars recht op hebben, wordt gebaseerd. Reeds kort na de stelselwijziging in 2006 heeft de NZa via het controleprotocol de teugels aangetrokken door meer gedetailleerde voorschriften te geven en is een verdiepingsslag in het onderzoek naar de vereveningsinformatie aangebracht. In het controleprotocol 2008 zijn de attentiepunten die de accountant bij de controle moet betrekken opnieuw uitgebreid. In het controleprotocol 2009 zijn op onderdelen nadere accenten gelegd en is het normenkader nader geconcretiseerd. Vanaf het controleprotocol 2010 is de nauwkeurigheidseis aangescherpt van 95% naar 97% (3% tolerantie).
De NZa heeft vanaf het onderzoek naar de uitvoering van de Zvw in 2010 de (verdiepende) aandacht in zijn toezicht steeds meer gericht op het beter controleren van de zorgdeclaraties door de zorgverzekeraars en haar toezicht aangescherpt. Dat blijkt onder meer uit een toename aan toezichtmaatregelen van de NZa (waaronder het aantal gegeven aanwijzingen en opgelegde boetes).
Recent (vorige week) heeft de NZa aanwijzingen gegeven aan drie zorgverzekeraars die een onvoldoende verbeterplan voor hun controle-inspanningen op fraudebestrijding en gepast gebruik van zorg hadden aangeleverd. Ook heeft vorige week één zorgverzekeraar een aanwijzing gehad omdat een verbetertraject op de controle van declaraties niet tijdig is afgerond. Verder staat een andere zorgverzekeraar reeds een jaar onder verscherpt toezicht voor het verbeteren van de (materiële) controle op de zorgdeclaraties. De NZa heeft met drie verzekeraarsconcerns vier normoverdragende gesprekken gevoerd over de verbetering van de controle op zorgdeclaraties en het opstellen van de financiële verantwoordingen.
De NZa voert daarnaast regulier gesprekken met alle zorgverzekeraarsconcerns en met Zorgverzekeraars Nederland, waarbij onderwerpen als controle op fraude en gepast gebruik van zorg nadrukkelijk op de agenda staan.
De NZa is eind 2012 gestart met boeteonderzoeken bij vijf zorgverzekeraars.
Ik constateer dat het aantal interventies van de NZa de laatste jaren gestaag toeneemt zowel qua aantal als intensiteit, en ik weet dat de NZa scherp in de gaten houdt of een verdere toename noodzakelijk is. Daarbij speelt een rol of de sector verbeteringen laat zien naar aanleiding van de door de NZa reeds toegepaste santie-instrumenten.
Toetst de NZa de verzekeraar op fraudebestrijding? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Gaat de NZa boetes opleggen aan de verzekeraar als zij onregelmatigheden vaststelt die de verzekeraar zelf had moeten vaststellen?
Ja. De NZa legt de betreffende verzekeraar eerst de onderzoeksbevindingen voor hoor en wederhoor voor. Vervolgens volgt een formele rapportage van de bevindingen, met een (informatie)verzoek tot verbeteringen waar nodig. Vervolgens volgt zo nodig een maatregel zoals een aanwijzing, last onder dwangsom en/of een boete. Overigens is de NZa als zelfstandig bestuursorgaan onafhankelijk in haar keuzes om in concrete gevallen voor bepaalde maatregelen te kiezen.
Zijn er in voorgaande jaren afspraken gemaakt tussen de NZa en de verzekeraars en/of tussen de verzekeraars en ziekenhuizen over de controle? Zo ja, welke afspraken?
In het kader van de Taskforce Integriteit Zorgsector (voorheen: Regiegroep Zorgfraude van het ministerie van VWS) neemt Zorgverzekeraars Nederland deel aan overleggen en werkgroepen. De NZa neemt deel aan een periodiek overleg van Zorgverzekeraars Nederland over het verbeteren van de controle op declaraties en de bestrijding van zorgfraude. In deze overleggen worden afspraken gemaakt.
De NZa legt in haar regelgeving normen op voor de uitvoering van de controle door zorgverzekeraars (verantwoordingsvoorschriften).
De NZa onderzoekt jaarlijks de inspanningen die verzekeraars en zorgkantoren leveren om de formele en materiële eisen die aan rechtmatige zorg worden gesteld, te controleren. Zij rapporteert haar bevindingen jaarlijks via individuele rapporten aan de betreffende zorgverzekeraar en/of zorgkantoor. Hierin zijn opgenomen correcties en de verbeterpunten die de zorgverzekeraars, ook in het kader van hun controle-activiteiten, moeten oppakken.
Voorts zijn de volgende collectieve afspraken gemaakt tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars om te zorgen voor verbetering van declaraties:
Bent u nog steeds van mening dat een meldplicht voor zorgfraude ongewenst is?
Ja, een meldplicht vind ik ongewenst. Ik erken het belang van meldpunten waar mensen hun vermoedens van fraude kwijt kunnen en waar signalen serieus worden opgepakt. Zoals ik in mijn eerdere beantwoording op vragen van Kamerlid Klever heb aangegeven (TK 2012/13, aanhangsel 1830) vind ik een meldplicht niet effectief om fraude op te sporen en aan te pakken. Betrokkenheid van mensen doordat zij hun rekening kunnen inzien en begrijpen vind ik een veel betere manier om extra controle op gebruik van gedeclareerde zorg te geven.
Wordt het niet tijd dat het kabinet zelf de regie gaat nemen nu de omvang van de zorgfraude groter lijkt dan de bouwfraude?
Dit kabinet zet zwaar in op de fraudebestrijding. In het Regeerakkoord geeft het kabinet aan in te zetten op het actief bestrijden van misbruik en fraude en het zo inrichten van alle regelingen, dat ze houdbaar en toegankelijk blijven nu de vergrijzing toeneemt en de beroepsbevolking daalt. Ik verwijs u in dit verband naar mijn brieven van 15 februari 2013 (TK 2012/13, 32 620, nr. 79), 26 maart 2013 (TK 2012/13, 28 828, nr. 22), en 5 mei 2013. De daar vermelde maatregelen betekenen systeemverbeteringen waardoor fraude in de zorg kan worden teruggedrongen.
Deelt u de mening dat het zakken vullen met verplicht afgedragen premiegeld een ernstig vergrijp is, en dat frauderende ziekenhuisdirecties vervolgd moeten worden?
Ik vind het onverteerbaar als er wordt gefraudeerd met zorggeld. Daarom draag ik er al het mogelijke aan bij om te bereiken dat fraude wordt voorkomen en waar het toch voorkomt dit wordt opgespoord en bestraft. Daar ben ik sinds mijn aantreden ook volop mee bezig. Een beslissing over al dan niet vervolgen van frauderende ziekenhuisdirecties is aan het Openbaar Ministerie.