Gemeenten die zich zorgen maken over de sluiting van de Hoenderloo Groep |
|
Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat vindt u ervan dat Pluryn de gemeenten met wie zij een contract hebben, gevraagd heeft binnen twee dagen te reageren op hun nieuwe beslisdocument, waarin beschreven staat hoe de Hoenderloo Groep gaat sluiten? Begrijpt u dat gemeenten zich zorgen maken?1
Gemeenten hebben sinds de aankondiging van het voorgenomen besluit tot sluiting van de Hoenderloo Groep zeer regelmatig overleg met de Raad van Bestuur van Pluryn. Coördinerend regio Utrecht stad geeft aan dat gemaakte afspraken naar aanleiding van de voorgenomen sluiting ook invulling hebben gekregen. Op 4 maart 2020 ontvingen stakeholders, waaronder gemeenten, van Pluryn het «beslisdocument ten behoeve van voorgenomen afbouw DHG locaties Hoenderloo en Deelen en gedeeltelijke doorstart binnen Pluryn». Het document betrof een update van een eerdere versie, waarop Pluryn commentaar van stakeholders had verzameld.
Als financier en opdrachtgever zijn gemeenten een belangrijke stakeholder voor Pluryn. Ik vind het daarom belangrijk dat Pluryn hen (maar ook andere stakeholders) goed en tijdig betrekt bij de uitwerking van de plannen voor afbouw van de Hoenderloo Groep en gelijktijdige opbouw van zorg op andere locaties van Pluryn. Het stellen van een deadline van 2 dagen voor een reactie die ook nog tussen vele gemeenten moet worden afgestemd past niet in een dergelijk zorgvuldig proces. Pluryn en gemeenten zijn opnieuw in overleg met de Raad van Bestuur van Pluryn gegaan en op 20 maart is een nieuwe versie van het beslisdocument verspreid. Gemeenten zijn vanwege de corona crisis nog doende met het bepalen van een reactie op deze versie van het beslisdocument.
In hoeverre kunnen gemeenten zich bemoeien met besluitvorming en communicatie over de sluitingsplannen van Pluryn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe oordeelt u over de signalen die gemeenten uiten dat zij weinig terugzien van afspraken die zij met Pluryn maakten en vastlegden en dat het aanbod van nieuwe plekken binnen Pluryn leidend lijkt te zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven welke zorgen de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft over de plannen van Pluryn om de Hoenderloo Groep te sluiten? Zo nee, waarom niet?
In haar rapport van 28 februari 2020 over de uitkomsten van het inspectie-onderzoek bij Pluryn, locatie Hoenderloo en Deelen, heeft de IGJ beschreven welke risico’s zij ziet voor de komende periode. Dit rapport is op 18 maart 2020 openbaar gemaakt op de website van de IGJ.
De IGJ heeft Pluryn na een inspectieonderzoek eind 2018 om verbeteringen gevraagd2. Pluryn heeft vervolgens zelf geconstateerd dat het nog onvoldoende is gelukt om verbeteringen te realiseren. Zo laat het IGJ rapport zien dat een deel van de kwaliteitsproblemen die in 2018 om verbetermaatregelen vroegen, in 2019 ook nog werd aangetroffen. Dit in combinatie met de financiële problematiek van de organisatie waardoor middelen om de zorg te verbeteren ook niet beschikbaar zijn, heeft Pluryn doen besluiten de locaties te sluiten. De IGJ begrijpt dat de Raad van Bestuur van Pluryn genoodzaakt is ingrijpende maatregelen te treffen en vindt de keuze voor sluiting van deze locaties navolgbaar.
De IGJ houdt intensief toezicht op de overdracht van zorg bij De Hoenderloo Groep en ontvangt tweewekelijks van Pluryn de stand van zaken over onder andere de geplande en gerealiseerde vervolgplekken, het leefklimaat en kwaliteit van zorg, de tevredenheid en doorstroom van medewerkers en de bedrijfsvoering.
De IGJ brengt maandelijks bezoeken om de voortgang van bovengenoemde indicatoren te beoordelen en daarnaast kijkt de IGJ of Pluryn voldoende verbetermaatregelen treft en zal, als verbetering uitblijft, ingrijpen. Afhankelijk van de ontwikkelingen met het Coronavirus vormt de IGJ zich ook op alternatieve wijzen een eigen beeld van de situatie. Op basis van deze rapportages en bezoeken zal de IGJ periodiek voortgangsberichten publiceren op haar website. Het eerste voortgangsbericht is inmiddels gepubliceerd. Zoals blijkt uit dat bericht verwacht de IGJ dat Pluryn haar werkwijze op een aantal onderdelen aanpast.
Wanneer komt er meer duidelijkheid voor de jongeren en hun ouders, bijvoorbeeld over de vraag waar zij straks naartoe moeten verhuizen en wanneer komt er meer duidelijkheid voor het personeel over hun baan? Kunt u uw antwoord toelichten?
De meeste jongeren kunnen hun behandeling zoals gepland in de komende 5 maanden afronden voordat de Hoenderloo Groep in augustus sluit. Het voorzien in een passend en duurzaam aanbod voor de groep van zo’n 40 jongeren die niet voor augustus hun behandeling afronden is maatwerk. Wanneer er duidelijkheid komt zal dus van geval tot geval verschillen. Afspraak is dat Pluryn samen met jongeren en hun ouders/voogd, en in overleg met betrokken gemeenten, tot een passend en duurzaam aanbod komt, ook als dit buiten Pluryn gerealiseerd moet worden. Pluryn heeft tweewekelijks contact met een groep bezorgde ouders en stemt daar ook zaken over het te volgen proces en communicatie mee af. Ook is de cliëntenraad actief betrokken. De IGJ brengt tot aan de sluiting meerdere bezoeken aan de Hoenderloo Groep en beoordeelt de zorgcontinuïteit en de zorgvuldigheid van de zorgoverdracht.
Wat de medewerkers betreft geeft Pluryn aan zich maximaal in te spannen om alle medewerkers van de Hoenderloo Groep van werk naar werk te begeleiden, binnen of buiten Pluryn. Pluryn verwacht alle ca. 400 fte medewerkers een plek binnen Pluryn te kunnen bieden. Pluryn heeft inmiddels een overzicht van alle (te verwachten) vacatures binnen de organisatie en brengt momenteel de wensen en vaardigheden van de medewerkers in kaart. De komende tijd zal matching plaatsvinden. Ook dit vergt maatwerk.
De risico’s voor en van nieuwe asielzoekers |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Herinnert zich de brief van u en uw medebewindspersonen van Justitie en Veiligheid over maatregelen tegen corona1 en kent u het bericht «Geen opvang meer voor nieuwe asielzoekers»2?
Ja.
Is het waar dat asielzoekers die nu naar ons land komen daadwerkelijk op geen enkele manier nog door de Immigratie en Naturalisatiedienst(IND) of het Centrum Opvang Asielzoekers (COA) worden geholpen? Zo ja, wat gebeurt er dan wel met deze mensen? En zo ja, waarom kan deze groep niet ten minste de meest elementaire vorm van humanitaire hulp ontvangen? Zo nee, wat is er dan niet waar?
De asielprocedure zoals wij die kennen is een procedure die gepaard gaat met een groot aantal contactmomenten met veel personen van verschillende organisaties en ook nog eens met een behoorlijk aantal verplaatsingen van personen door het hele land, waar de asielzoekerscentra gelegen zijn. Dit, afgezet tegen de absolute noodzaak om de verspreiding van het virus maximaal te controleren, maakte het onmogelijk het asielproces na afgelopen zondag in stand te houden. Het besluit dat is genomen is dat voor asielzoekers die zich nieuw aanmelden de asielprocedure wordt opgeschort. Gezien het contact-intensieve karakter van het asielproces is een andere keuze niet verantwoord geacht. Er zal nog wel registratie plaatsvinden van personen die zich melden voor asiel, maar die beperkt zich tot het noodzakelijke, zoals het afnemen van vingerafdrukken en op basis daarvan doorzoeken van de Nederlandse en Europese systemen, fouilleren, doorzoeken van bagage en innemen van documenten. We doen wat nodig is in het kader van de openbare orde en de volksgezondheid, maar starten niet de stappen van de asielprocedure.
Tegelijk wordt gewerkt aan de inrichting van een noodonderdaklocatie waar mensen, die nu niet kunnen instromen in het asielproces, onderdak en basale voorzieningen kunnen vinden. Tot die noodonderdaklocatie gereed is wordt deze personen op andere wijze sober onderdak geboden. Opvang in de opvangcentra van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) is voor nieuwe asielzoekers echter niet aan de orde tot 6 april. Evenmin zal tot 6 april opvang worden beëindigd van personen die reeds bij het COA worden opgevangen.
Acht u het mogelijk of zelfs waarschijnlijk dat er onder deze groep mensen zijn die vanwege erbarmelijke of gevaarlijke omstandigheden hun eigen land hebben moeten ontvluchten? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik acht dat mogelijk.
Acht u het mogelijk dat door deze groep op straat te laten rondzwerven zij het risico van besmetting op corona kunnen verspreiden? Zo ja, is het dan niet ook vanuit gezondheidsoogpunt beter om deze groep op enige manier in kaart te brengen en te begeleiden? Zo nee, waarom niet en hoe is de afweging van de gezondheidsrisico’s precies gemaakt?
Het genoemde risico en het genoemde belang van hulp aan kwetsbaren vormt de aanleiding om het hiervoor beschreven onderdak te realiseren.
Deelt u de mening dat ook of juist in deze tijd waarin het bestrijden van corona van groot belang is, er toch hulp aan ten minste de meest kwetsbaren onder de asielzoekers moet worden geboden? Zo ja, hoe gaat u hier alsnog voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u deze vragen voor het debat van aanstaande woensdagmiddag 18 maart beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat asielzoekers niet welkom zijn in Ter Apel vanwege het Coronavirus |
|
Jasper van Dijk |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het juist dat nieuwe asielzoekers niet welkom zijn in Ter Apel vanwege het Coronavirus?1
De asielprocedure zoals wij die kennen is een procedure die gepaard gaat met een groot aantal contactmomenten met veel personen van verschillende organisaties en ook nog eens met een behoorlijk aantal verplaatsingen van personen door het hele land, waar de asielzoekerscentra gelegen zijn. Dit, afgezet tegen de absolute noodzaak om de verspreiding van het virus maximaal te controleren, maakte het onmogelijk het asielproces na afgelopen zondag in stand te houden. Het besluit dat is genomen is dat voor asielzoekers die zich nieuw aanmelden de asielprocedure wordt opgeschort. Gezien het contact-intensieve karakter van de asielproces is een andere keuze niet verantwoord geacht. Tegelijk wordt gewerkt aan de inrichting van een noodonderdaklocatie waar mensen, die nu niet kunnen instromen in de asielproces, onderdak en basale voorzieningen kunnen vinden. Opvang in de opvangcentra van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) is voor nieuwe asielzoekers echter niet aan de orde tot 6 april.
Klopt het dat nieuwe asielzoekers in een noodopvang worden ondergebracht? Is al bekend waar deze opvang zich bevindt en hoeveel capaciteit deze opvang heeft?2
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre kan een tweede aanmeldcentrum een oplossing zijn, zoals geopperd door de burgemeester van Westerwolde?
Zoals hiervoor aangegeven is het noodzakelijk alle stappen van de asielproces op te schorten. Voor het openen van een tweede aanmeldcentrum bestaat dan ook geen aanleiding.
Is het juist dat de terugkeergesprekken met asielzoekers zijn geschrapt? In hoeverre worden ook andere gesprekken, data en termijnen voor vluchtelingen aangepast dan wel stopgezet?
Alle activiteiten die niet noodzakelijk zijn voor de openbare orde en de volksgezondheid en waar menselijk contact voor nodig is, worden zoveel als mogelijk opgeschort. Terugkeergesprekken kunnen enkel in bijzondere situaties doorgang vinden. Dat wordt op individueel niveau van dag tot dag bekeken. Gedacht kan worden aan een terugkeergesprek met een vreemdeling die na een strafrechtelijk traject in vreemdelingenbewaring is gesteld.
In hoeverre onderzoekt u de mogelijkheden om asielzoekers te ondervragen zonder risico op besmetting?
Zie antwoord vraag 4.
Wat doet u nog meer om personeel van de Immigratie en Naturalisatie dienst (IND) en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) alsmede bewoners van Asielzoekers Centra (AZC) te beschermen tegen besmetting met het Coronavirus?
Binnen de gehele migratieketen wordt het advies zoals het RIVM dit heeft afgegeven gecommuniceerd en opgevolgd.
Het COA heeft medewerkers en bewoners geïnformeerd over de noodzaak om verspreiding van het virus te voorkomen, waaronder contacten te beperken tot alleen de noodzakelijke contacten. In het Protocol Infectieziekten staat informatie over hoe je moet handelen bij (een vermoeden van) besmetting en welke preventieve richtlijnen er zijn om je te beschermen. Op opvanglocaties in het land werkt het COA nauw samen met de GGD. Bewoners met gezondheidsklachten worden verwezen naar Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA). Informatie is in meerdere talen beschikbaar. Voor gevallen waarin sprake is van besmetting zijn scenario’s opgesteld. In die gevallen zal altijd lokaal worden samengewerkt en afgestemd met de GGD. Wat de scenario’s inhouden kan per locatie verschillen, maar zal tevens in de loop van de tijd verschillen.
Het opvangen en begeleiden van asielzoekers door het COA wordt beschouwd als een vitale functie. Andere medewerkers worden verzocht zoveel als mogelijk thuis te werken.
Snelle toegang van zzp’ers tot het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) |
|
Marijke van Beukering-Huijbregts (D66), Steven van Weyenberg (D66) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers) onder voorwaarden aanspraak kunnen maken op een Bbz-uitkering als zij hun opdrachten verliezen door de effecten van het coronavirus?
Ja.
Wat zijn precies de voorwaarden om een Bbz-uitkering te kunnen krijgen?
Beginnende en gevestigde zelfstandigen kunnen een beroep doen op het Bbz 2004 als zij worden geconfronteerd met een tijdelijk financieel probleem. Voorwaarde is dat het bedrijf of beroep van de zelfstandige levensvatbaar is, zodat na enige tijd bijstandsverlening niet meer nodig is. Voorts gelden de volgende voorwaarden:
Klopt het dat ook als een zzp’er eigen vermogen heeft (binnen of buiten het bedrijf) de Bbz-uitkering als lening kan worden verstrekt?
Ja.
Hoe lang duurt het nu gemiddeld voordat een Bbz-uitkering wordt toegekend nadat de aanvraag is ingediend?
Op grond van artikel 35, tweede lid, van het Bbz 2004 dient het college binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag het recht op bijstand vast te stellen. Er zijn geen gegevens bekend over de feitelijke, gemiddelde beslisduur door gemeenten.
Op welke manier zou de aanvraagperiode, die nu dertien weken kan bedragen, kunnen worden verkort?
Met ingang van 1 maart 2020 is de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers ingevoerd, met als doel om zelfstandigen die als gevolg van de coronacrisis in financiële problemen zijn geraakt, tijdelijk financieel te ondersteunen. Gemeenten streven ernaar om de zelfstandige uiterlijk binnen vier weken na de aanvraag duidelijkheid te geven. Deze regeling is juist zo ingericht dat snelle besluitvorming door gemeenten ook mogelijk is. Zo bevat deze regeling, anders dan het Bbz 2004, geen verplichting voor gemeenten om de levensvatbaarheid van het bedrijf of zelfstandig beroep te onderzoeken en is de vermogenstoets niet van toepassing.
Bent u bereid om te kijken naar mogelijkheden om extra capaciteit vrij te maken om het verwerken van Bbz-aanvragen te versnellen?
De inzet van capaciteit bij de verwerking van Bbz-aanvragen is een verantwoordelijkheid van gemeenten. Het kabinet heeft met de Tozo een tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandig ondernemers opengesteld met afwijkende voorwaarden van het Bbz, waarbij zwaar meegewogen is dat gemeenten bij de uitvoering van de regeling in staat zijn om de grote aantallen aanvragen voortvarend af te handelen.
Is er een mogelijkheid om onder dezelfde voorwaarden van werktijdverkorting, namelijk als een zzp’er 20% minder werk verwacht door een bijzondere situatie die niet onder het normale ondernemersrisico valt, de Bbz-uitkering versneld toe te kennen als lening?
Met ingang van 1 maart 2020 is de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers ingevoerd. Deze regeling is juist zo ingericht dat snelle besluitvorming door gemeenten mogelijk is.
Afhankelijk van de aard van het financiële probleem kunnen zelfstandig ondernemers in aanmerking komen voor twee vormen van bijstand:
Klopt het dat zzp’ers ook toegang hebben tot de uitgebreidere regeling Borgstelling MKB-Kredieten (BKMB)?
Ja.
Op welke manier worden zzp’ers voorgelicht over de mogelijkheden tot uitstel van betaling van belastingen?
Bij de voorlichting aan ondernemers over uitstel van betaling van belastingschulden wordt geen onderscheid gemaakt tussen zzp'ers en andere ondernemers. Ondernemers worden geïnformeerd via de website van de Belastingdienst. Ook vindt voorlichting aan ondernemers plaats via fiscaal dienstverleners. Incidenteel benadert de Belastingdienst individuele ondernemers, bijvoorbeeld als zij niet reageren op een opgelegde naheffingsaanslag.
Het bericht dat Afrika geteisterd wordt door een sprinkhanenplaag |
|
Achraf Bouali (D66) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Sprinkhanenplaag Afrika: «Plaag wordt 500 keer zo groot, als we niks doen»»?1
Ja.
Is er al een beroep gedaan op Nederland om bij te dragen aan de 138 miljoen USD die er volgens de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (Food and Agriculture Organization (FAO)) nodig is om de sprinkhanenplaag te bestrijden? Zo ja, hoe heeft u hierop gereageerd?2
Ja. Via twee mondiale verzoeken heeft de Food and Agriculture Organization (FAO) donoren gevraagd een bedrag van in totaal USD 138 miljoen beschikbaar te stellen voor het Special Fund for Emergency and Rehabilitation (SFERA). Dit fonds wordt ingezet voor zowel de bestrijding van de sprinkhanen als het herstel van het levensonderhoud, «livelihoods», van kleinschalige boeren. Nederland heeft net als 10 andere landen positief gereageerd op deze verzoeken en stelt EUR 1 miljoen beschikbaar vanuit het voedselzekerheidsprogramma. Daarnaast heeft het CERF (Central Emergency Response Fund), dat Nederland vanuit noodhulpmiddelen financiert, EUR 10 miljoen bijgedragen aan het fonds. Het verzoek van de FAO heeft op dit moment, op basis van toezeggingen, per maart 2020 bijna USD 94 miljoen opgeleverd.
Deelt u de opvatting van de FAO dat het humaner en kosten-efficiënter is om nu in te grijpen dan te wachten tot er een voedselcrisis ontstaat? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u hiertoe? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de opvatting van de FAO dat alles op alles moet worden gezet om de sprinkhanenplaag tegen te gaan in deze fase. Bestrijding is complex door de snelle vermeerdering van de sprinkhanen, de lokalisering en de noodzaak van toediening van de juiste bestrijdingsmiddelen. Hierdoor is het onzeker of de toename helemaal gestopt kan worden. De combinatie van bestrijding en het herstellen van «livelihoods» is daarom belangrijk voor het voorkomen van een voedselcrisis.
Hoe worden lopende, door Nederland gefinancierde projecten op het gebied van voedselzekerheid getroffen door de huidige plaag?
De upsurge,zoals de huidige toename en het zwermen van sprinkhanen wordt genoemd, is het grootst in Ethiopië, Somalië, Kenia en – in mindere mate – in Uganda en Zuid-Sudan. Nederland financiert diverse projecten op het gebied van landbouw en voedselzekerheid in deze landen. Op dit moment is nog niet duidelijk hoe deze projecten worden geraakt. Een eerste indicatie zal komen van de impact-evaluatie door de FAO die binnenkort zal worden gepresenteerd. Nederlandse ambassades in de getroffen landen verwachten vooralsnog dat de effecten zouden kunnen meevallen, doordat de projecten niet in de meest getroffen gebieden worden uitgevoerd en omdat het geen oogsttijd is. Of dit zo blijft, hangt af van de mate waarin de bestrijding succesvol is. Bij een verdere toename van sprinkhanenpopulaties zouden ook door Nederland gefinancierde projecten getroffen kunnen worden.
In hoeverre komt de beleidsdoelstelling van het kabinet om in 2030 tenminste 32 miljoen mensen uit een situatie van ondervoeding te hebben geholpen, hiermee in gevaar?3
Veel kleinschalige boeren kunnen bij een grotere verspreiding van sprinkhanenplagen voedselonzeker worden. In welke mate dit zal doorwerken op de Nederlandse beleidsdoelstellingen op het gebied van voedselzekerheid hangt af van de verdere ontwikkeling van de plagen, het succes van de bestrijding ervan en de snelheid van herstel van de landbouwproductie.
Voorziet u een groter beroep op noodhulpfondsen in de nabije toekomst, als gevolg van de sprinkhanenplaag?
Op dit moment kan geen goede inschatting worden gemaakt van noden die gaan ontstaan als gevolg van de sprinkhanenplaag. De situatie wordt nauwlettend in de gaten gehouden, en indien deze verslechtert zal opnieuw worden afgewogen of een additionele bijdrage uit de middelen voor acute crisisrespons opportuun is.
In hoeverre vormt de aanwezigheid van sprinkhaanplagen in Jemen4 een bedreiging voor de voedselvoorziening in Jemen, overwegende dat daar al ongeveer 16 miljoen mensen in voedselonzekerheid verkeren?
De sprinkhanen upsurge vindt zijn oorsprong in Jemen, waar door instabiliteit onvoldoende capaciteit voor monitoring en bestrijding kon worden gemobiliseerd voor deze problematiek. De sprinkhanen hebben zeker impact op de voedselzekerheid van dit land. Echter, andere factoren zoals de voortdurende instabiliteit in het land spelen in Jemen op dit moment een grotere rol bij de voortdurende voedselonzekerheid. Met name toegang tot betaalbaar voedsel is een groot probleem.
Het bericht ‘Stampvol vluchtelingenkamp Lesbos kansloos bij besmetting coronavirus’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Stampvol vluchtelingenkamp Lesbos kansloos bij besmetting coronavirus»?1
Ja.
Zijn er, voor zover u weet, bewoners van kamp Moria positief getest op het Coronavirus? Hoe is de situatie in andere kampen en op de andere Griekse eilanden?
Voor zover bij het kabinet bekend zijn er momenteel geen migranten in Moria positief getest op het coronavirus. Dit geldt ook voor de overige opvangkampen op de Griekse eilanden. Vooralsnog zijn acht inwoners van het eiland Lesbos en één inwoner op Chios, één op Kos, en één op Samos positief getest op het coronavirus, dit betreffen geen migranten.
Op 1 april is bekend geworden dat een vrouw in het vluchtelingenkamp Ritsona (75 km van Athene) besmet is met het coronavirus. In het kamp zijn ondertussen 63 mensen getest op COVID-19, waarvan 23 mensen positief. Geen van deze 23 migranten vertoont symptomen, en allen zijn in quarantaine geplaatst. De komende dagen zullen nog meer mensen in Ritsona worden getest. Op 5 april werd bekend dat een man van 53, dat in kamp Malakasa verblijft, het virus heeft opgelopen. Dezelfde test- en quarantainemaatregelen als in Ritsona zijn van kracht.
Wat wordt in de Griekse opvangkampen gedaan om een (mogelijke) uitbraak en verspreiding van het Coronavirus in te dammen? Hoe worden de bewoners, in het bijzonder kwetsbare bewoners zoals ouderen, beschermd tegen een Corona-uitbraak? Zijn er voldoende testen beschikbaar om op het Coronavirus te testen? Is er voldoende medische expertise, apparatuur en verpleging om een grootschalig uitbraak het hoofd te bieden? Zo nee, welke maatregelen is de Griekse overheid van plan te ondernemen? Kan de Europese Commissie daarbij ondersteuning bieden? Heeft de Griekse overheid bij de lidstaten of de Europese Commissie verzocht om bijstand?
Griekenland is, net als andere Europese lidstaten, bezig om passende maatregelen te treffen in de strijd tegen het coronavirus. Hierbij zijn de opvangfaciliteiten op de Griekse eilanden een aandachtspunt. De Griekse autoriteiten hebben specifieke maatregelen getroffen om de kans op een uitbraak aldaar te verkleinen. Zo worden nieuwe aankomsten niet toegelaten tot de hotspots; zijn asielprocedures, registratie en beroep tijdelijk opgeschort; is er actieve bewustwording en informatievoorziening aan migranten en vluchtelingen; zijn gezamenlijke ruimtes gesloten en worden activiteiten tijdelijk gestaakt; is er een avondklok ingesteld en zijn er speciale «medical units» opgezet. Niettemin is de situatie kwetsbaar, in het bijzonder vanwege het gebrek aan gezondheidszorg en ondermaatse sanitaire voorzieningen en hygiëne in de overvolle opvanglocaties. De Europese Commissie, UNHCR, IOM en hulporganisaties ondersteunen waar mogelijk om de gezondheidszorg te versterken en preventie te bevorderen onder vluchtelingen en migranten. Indien een migrant in één van de opvangfaciliteiten positief wordt getest, wordt de patiënt overgeplaatst naar het lokale ziekenhuis, en wordt haar of zijn directe omgeving in quarantaine geplaatst. De capaciteit van de ziekenhuizen op de eilanden is een punt van zorg.
De Europese Commissie en de Griekse autoriteiten werken samen aan een noodplan om de risico’s op een COVID-19 uitbraak zo ver mogelijk te verkleinen in de opvanglocaties op de Griekse eilanden.
De Europese Commissie heeft op 4 maart jl. een actieplan voor Griekenland aangekondigd. Dit actieplan bestaat uit een door Frontex gecoördineerd terugkeerprogramma, twee ondersteunende grensbewakingsoperaties aan de zee- en landgrens en additionele financiële steun van EUR 700 miljoen. De eerste EUR 350 miljoen heeft de Commissie direct beschikbaar gesteld om grens- en migratiemanagement aan te pakken. Provisioneel wordt voor de direct beschikbare EUR 350 miljoen gekeken naar het vergroten van opvangcapaciteit, vrijwillige terugkeer en de infrastructuur die nodig is voor «screening procedures» voor gezondheid en veiligheid. Daarnaast zal het bedrag worden aangewend om het Europees Ondersteuningsbureau voor Asielzaken (EASO) en Frontex te ondersteunen, om (vrijwillige) terugkeer te bevorderen en lopende activiteiten te continueren. De Commissie heeft op 27 maart een voorstel gedaan voor de additionele EUR 350 miljoen. 2 Hier wordt uw Kamer separaat nader over geïnformeerd.Het kabinet acht het van belang dat hierbij voldoende financiële absorptiecapaciteit van Griekenland en een effectieve en efficiënte besteding van de middelen wordt gewaarborgd Nederland draagt tevens bij aan de steunvraag van Griekenland aan Frontex, de zgn. Rapid Border Intervention voor de landgrens.
Daarnaast helpt Nederland om de meest acute humanitaire noden te verlichten, bijvoorbeeld door humanitaire organisaties in staat te stellen snel en flexibel te reageren in noodsituaties. Nederland verleent bijvoorbeeld ongeoormerkte steun aan diverse organisaties – zoals UNHCR – die een belangrijke rol spelen in de huidige humanitaire respons in Griekenland.
Ook stelt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking via het Nederlandse Rode Kruis (NRK) EUR 500.000 beschikbaar om het regionale appeal van de Internationale Federatie van Rode Kruis en Rode Halve Maan-bewegingen (IFRC) te ondersteunen. Een deel van dit IFRC-plan betreft humanitaire activiteiten in Griekenland, waaronder in en rondom de opvangfaciliteiten op de eilanden. Dit zal onder meer ingezet worden om de acute noden op het gebied van water- en sanitaire voorzieningen, gezondheidszorg en bescherming te lenigen.
In geval van calamiteiten kunnen lidstaten overigens gebruik maken van Europese crisismechanismen, waarmee om acute in-kindassistentie kan worden verzocht. Op deze manier zou door Griekenland ook om extra medische hulp kunnen worden gevraagd. Momenteel is daar in relatie tot COVID-19 nog geen sprake van. Het kabinet volgt de ontwikkelingen nauwlettend.
Worden bewoners van de Griekse opvangkampen proactief geïnformeerd over het Coronavirus en hoe zij zichzelf hiertegen kunnen beschermen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Ligt er een noodplan klaar indien het Coronavirus uitbreekt in kamp Moria of een van de andere Griekse opvangkampen? Zo ja, wat houdt dit noodplan in? Zo nee, bent u bereid daarop aan te dringen bij de Griekse overheid en de Europese Commissie? Is de Europese Commissie betrokken bij het opstellen van noodscenario’s?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat zelfquarantaine in geval van een uitbraak in een (tenten)kamp waar meerdere mensen in één tent leven, nagenoeg onmogelijk is en dat er dus alles aan gedaan moet worden om een uitbraak te voorkomen? Wat doet u samen met uw Europese collega’s om dit te voorkomen?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u de oproep van Artsen Zonder Grenzen om kamp Moria per direct te evacueren, gelet op het feit dat de simpelste maatregelen om het virus niet te verspreiden, zoals het wassen van handen, nauwelijks uit te voeren zijn door gebrek aan water en zeep?2
Het kabinet deelt de zorgen van Artsen Zonder Grenzen over de mogelijke gevolgen van de verspreiding van het coronavirus in de opvangkampen op de Griekse eilanden. De verantwoordelijkheid voor de beslissing over een evacuatie van migranten op de Griekse eilanden ligt in beginsel bij Griekenland. Zoals aangegeven kunnen zij een beroep doen op operationele en medische ondersteuning via de EU-noodmechanismen. Hier is momenteel nog geen sprake van.
In hoeverre is het evacueren van de bewoners van kamp Moria een optie die u bespreekt met uw Europese collega’s? Welke scenario’s liggen op tafel?
Zie antwoord vraag 7.
In hoeverre wordt een deel van de extra 700 miljoen euro die recent door de Europese Commissie is toegezegd om Griekenland te ondersteunen, ingezet om een Corona-uitbraak in de Griekse opvangkampen te voorkomen en een eventuele uitbraak aan te pakken?
Nederland verwelkomt het actieplan van de Commissie van 4 maart jl, waaronder additionele financiële steun van EUR 700 miljoen. Een deel van dit bedrag kan worden ingezet om de gezondheidszorg voor vluchtelingen en migranten te versterken. De Europese Commissie werkt momenteel de details van de financiering en het actieplan nader uit.
Wilt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Bizarre wending in bollenvloeren-dossier: inspectie en versterking onnodig’ |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Erik Ronnes (CDA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Bizarre wending in bollenvloeren-dossier: inspectie en versterking onnodig»?1
Ja.
Kunt u de laatste stand van zaken geven ten aanzien van het gebruik van verdachte breedplaatvloeren en de rol van uw ministerie daarbij? Wilt u daarbij aangeven wanneer welke informatie met wie gedeeld is en onder wiens (deel)verantwoordelijkheid een en ander heeft plaatsgevonden?
De laatste stand van zaken is dat begin april een wijziging van de Regeling Bouwbesluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant met een onderzoeksplicht voor gebouwen met breedplaatvloeren. Ik heb uw Kamer geïnformeerd over deze onderzoeksplicht in de Kamerbrief van 22 mei 2019 (TK 28 325, nr. 199). De onderzoeksplicht zal gefaseerd worden uitgevoerd en eerst betrekking hebben op de gebouwen uit de hoogste gevolgklasse volgens NEN 8700. Dit zijn gebouwen waarbij de gevolgen van een eventuele instorting het grootst zijn, zoals gebouwen hoger dan 70 meter en gebouwen met verminderd zelfredzame personen. Deze gebouwen zullen vóór 1 april 20212 moeten zijn beoordeeld. De jaren daarop zullen de andere gebouwen volgen. De onderzoeksplicht is opgesteld in afstemming met de klankbordgroep3, die sinds 2017 betrokken is bij de landelijke aanpak van breedplaatvloeren aansluitend op het gedeeltelijk instorten van de parkeergarage op Eindhoven Airport en de Juridisch Technische Commissie (JTC) van het Overlegplatform bouwregelgeving (OPB). De onderzoeksplicht is gebaseerd op het rapport «Voorstellen voor en achtergronden bij rekenregels voor de beoordeling van bestaande bouw» d.d. 20 mei 2019 van Adviesbureau Hageman, in samenwerking met TNO, waarover ik u ook in genoemde brief heb geïnformeerd.
Klopt het dat gebouwen met de verdachte risicovloeren binnenkort niet geïnspecteerd hoeven te worden en zonder enige beperking weer gebruikt kunnen worden? Zo ja, kunt u aangeven hoe bij eerdere onderzoeken de overtuiging kon ontstaan dat ingrijpende maatregelen wel nodig waren, terwijl kennelijk nu is aangetoond dat er nauwelijks gevaar van bezwijken bestaat?
Dit klopt niet. Ik verwijs daarbij naar mijn antwoord op vraag 2 en vraag 4.
Klopt het dat overleg is gevoerd op het Ministerie van Binnenlandse Zaken met betrokkenen doch dat de uitkomst geheimgehouden wordt? Zo ja, wilt u het verslag en de uitkomsten van dat overleg met de Kamer delen?
Het klopt dat op 11 maart jl. een overleg is geweest met de klankbordgroep. In het overleg is de klankbordgroep bijgepraat over de publicatie van de onderzoeksplicht voor gebouwen uit de hoogste gevolgklasse volgens NEN 8700 zoals genoemd in mijn antwoord op vraag 2. De snelle uitvoering van deze onderzoeksplicht wordt breed gedragen. Daarnaast is gesproken over de uitbreiding van deze onderzoeksplicht voor de gebouwen uit de andere gevolgklassen volgens NEN 8700. In het kader hiervan heeft TNO een presentatie gegeven over een eventueel door haar uit te voeren onderzoek dat mogelijk kan leiden tot een beperking van de volgende fasen van de onderzoeksplicht. Vervolgens is afgesproken dat TNO een onderzoeksvoorstel zal indienen bij het Ministerie van BZK.
Er worden geen uitkomsten van de overleggen van de klankbordgroep geheimgehouden. Van elk overleg wordt een afsprakenlijst op hoofdlijnen opgesteld, die de deelnemers aan de klankbordgroep desgewenst met hun achterban kunnen delen. Indien de besprekingen in de klankbordgroep gevolgen hebben voor het landelijke beleid inzake de breedplaatvloeren problematiek, wordt dit aan de Tweede Kamer en overige belanghebbenden gecommuniceerd. In de bijlage bij deze beantwoording treft u aan de afsprakenlijst van het overleg van 11 maart jl.
Zal de koerswijziging financiële gevolgen hebben nu gebouweigenaren kennelijk onnodige kosten gemaakt hebben? Wat is dan de positie van het ministerie daarbij?
Er is geen sprake van een koerswijziging. De landelijke aanpak is steeds gebaseerd op de beschikbare wetenschappelijke kennis en onderzoeksresultaten. Het nog uit te voeren onderzoek van TNO beoogt een verdere uitbreiding van deze wetenschappelijke kennis.
Klopt het bericht dat de inspectieplicht voor gebouwen met verdachte vloeren wel per 1 april aanstaande van kracht wordt, doch dat de voorwaarden en regels daarbij worden aangepast zodat de meeste risicogebouwen niet meer geïnspecteerd hoeven te worden?
Begin april is een onderzoeksplicht van kracht voor gebouwen hoger dan 70 meter en gebouwen met verminderd zelfredzame personen. Er is geen sprake van een aanpassing van de voorwaarden en regels. Het onderzoek moet worden uitgevoerd met het in mei 2019 gepubliceerde stappenplan.
Klopt het dat gebouwen met verdachte vloeren dan direct weer in gebruik genomen kunnen worden, omdat gebruik wordt gemaakt van een bestaande ontsnappingsroute uit de NEN 8700 die aangeeft dat gebouwen die in het gebruik geen problemen hebben opgeleverd bewezen veilig zijn? Zo ja, waarom is daar niet eerder gebruik van gemaakt?
Deze berichtgeving is onjuist. Het in mei 2019 gepubliceerde stappenplan geeft rekenregels waarmee men kan aantonen dat voldaan wordt aan het veiligheidsniveau van NEN 8700. Als blijkt dat een breedplaatvloer niet voldoet aan deze rekenregels volgt uit het stappenplan dat er maatregelen moeten worden genomen om de veiligheid alsnog te waarborgen. Dit kan volgens het stappenplan bestaan uit het uitvoeren van proefbelastingen of een verdere risicobeoordeling door een deskundige. In het stappenplan is hiermee aangesloten op de mogelijkheden die NEN 8700 geeft. Er is in NEN 8700 geen algemene ontsnappingsroute die aangeeft dat gebouwen die in het gebruik geen problemen hebben opgeleverd bewezen veilig zijn.
Klopt het dat TNO thans van mening is dat men niet kon negeren dat bij praktijktesten van bollenvloeren geen enkele vloer werd afgekeurd, terwijl TNO eerder een ander standpunt had?
Eerder hebben TNO en Hageman aangegeven dat het uitvoeren van proefbelastingen op één of meerdere vloeren in een specifiek gebouw, indien correct toegepast en geanalyseerd, betrouwbare informatie geeft voor de beoordeling van andere vloeren in dat gebouw. Dit is in het stappenplan beschreven. Aanvullend zal TNO bij het voorgenomen onderzoek (zie antwoord op vraag 3) nader bezien hoe het gegeven dat in Nederland al jarenlang breedplaatvloeren worden toegepast zonder zichtbare problemen kan worden meegenomen in een verdere statistische beschouwing van de veiligheidsrisico’s. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van de veiligheidsfilosofie die ten grondslag ligt aan NEN 8700.
Heeft u ook signalen ontvangen dat er geheimzinnig gedaan wordt over de gehele problematiek omdat beleggers niet willen dat naar buiten komt dat hun gebouwen misschien niet veilig zijn, uit angst dat ze niet verhuurd of verkocht worden? Zo ja, wat is uw visie daarop?
Ik heb hierover geen signalen ontvangen. In de klankbordgroep is ook de Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed Nederland (IVBN) vertegenwoordigd. In het overleg op 11 maart jl. heeft de Vereniging aangegeven haar achterban actief te willen informeren over de onderzoeksplicht die begin april wordt gepubliceerd.
Is bovenstaande informatie uit het bericht in Cobouw voor u aanleiding om het onderzoek naar de instorting van de parkeergarage in Eindhoven te heropenen? Zo nee, waarom niet?
Zoals uit mijn antwoorden op de eerdere vragen volgt is de berichtgeving in Cobouw onjuist. Deze berichtgeving vormt daarmee wat mij betreft geen aanleiding om de eerdere drie onderzoeken naar de instorting van de parkeergarage door Bureau Hageman, TNO en de Onderzoeksraad voor Veiligheid te heropenen. Dit geldt ook voor het nader bezien van de rol van bureau Hageman. Ik verwijs daarbij naar inhoud van de kamerbrief van 14 februari 2019 die eerder aan uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk 28 325, nr. 187).
Geven de nieuwe informatie en conclusies u aanleiding om de rol van bureau Hageman nader te bezien, aangezien er kennelijk sprake was van «een blinde vlek» of beter gezegd «conflicterende belangen»?
Zie antwoord vraag 10.
De gevolgen van het coronavirus voor de culturele sector |
|
Antje Diertens (D66), Salima Belhaj (D66) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Welke maatregelen en scenario’s zijn er beschikbaar om de gevolgen van de coronacrisis voor de culturele sector op te vangen?1 Kunt u schetsen wat deze maatregelen en scenario’s precies inhouden, op basis waarvan wordt besloten of ze worden ingezet en in hoeverre ze al in werking zijn getreden?
De maatregelen en scenario’s voor de cultuursector voor de korte termijn zijn als volgt. U heeft inmiddels de brief van het kabinet ontvangen met maatregelen om de economische effecten op te vangen voor ondernemingen en werkenden van Nederland2. Van deze generieke maatregelen kan de culturele en creatieve sector gebruik maken, ook de zelfstandigen. Samen met hen wordt inzichtelijk gemaakt hoe deze maatregelen uitwerken in die sectoren. In de kabinetsbrief is aangegeven hoe en wanneer deze maatregelen in werking zullen treden.
Daarnaast wordt er ruimte gemaakt voor liquiditeit bij gesubsidieerde instellingen en makers door een aantal zogeheten coulancemaatregelen te nemen. Zo is met het Rijksvastgoedbedrijf overeengekomen om de musea die hun panden huren van het Rijksvastgoedbedrijf desgewenst een huuropschorting van drie maanden te geven. Met de coulance maatregelen is beoogd de door het rijk gesubsidieerde instellingen en makers financiële ruimte te geven om zich te richten op de zaken die nu belangrijk zijn voor de voortzetting van hun praktijk. Dit geldt niet alleen voor instellingen gesubsidieerd in de basisinfrastructuur maar ook voor instellingen en makers ondersteund door de zes rijkscultuurfondsen. Gemeenten, provincies en private fondsen hebben toegezegd ook coulant om te gaan met de subsidiëring en ondersteuning van instellingen, makers en projecten in de culturele en creatieve sector.
Met dit noodpakket aan maatregelen doen we het maximale om banen te behouden en gevolgen voor de economie te beperken. De maatregelen die we nu nemen zijn fors en nadrukkelijk voor de komende weken en maanden. Het kabinet is volledig doordrongen van de moeilijke periode waar we nu in zitten. Afhankelijk van de ontwikkelingen, zal het kabinet noodzakelijke en passende vervolgmaatregelen treffen indien de situatie daartoe noopt. Uiteraard zal daarbij zeker ook aandacht zijn voor de culturele sector.
Deelt u de mening dat de culturele sector extra kwetsbaar is voor de economische gevolgen van het coronavirus, gelet op het hoge aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) en freelancers dat werkzaam is in de sector? Welke mogelijkheden ziet u zelf om de sector op dit punt te ondersteunen en dan met name de kunstenaars die plots zonder inkomen zitten?
Wij zijn ons zeer bewust van de kwetsbaarheid van zzp’ers in het algemeen en in de culturele en creatieve sector in het bijzonder. Voor de rest verwijzen wij naar ons antwoord op vraag 1.
Hoe verlopen de gesprekken die u met de sector voert over het opvangen van de gevolgen van het coronavirus?
De gesprekken met de sector onder aanvoering van de taskforce die is ingesteld door Kunsten ’92 zijn constructief, en zijn maandag 16 maart jl. gestart. Ook de komende tijd zal er veelvuldig overleg plaatsvinden in dit verband, waarbij ook de zes rijkscultuurfondsen, private fondsen, gemeenten en provincies worden betrokken.
Wat vindt u van de mogelijkheid om het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz), (tijdelijk) te verruimen voor zzp'ers in de cultuursector, zoals geopperd door de Kunstenbond?2 In hoeverre is dit een mogelijkheid die u onderzoekt om de culturele sector tijdelijk tegemoet te komen? Welke andere mogelijkheden ziet u nog?
Het kabinet zet voor zelfstandigen een nieuwe regeling op, die een uitkering verstrekt ter hoogte van de bedragen uit de Participatiewet (max. ongeveer 1.500 euro) zonder de toets op vermogen en partnerinkomen die gebruikelijk zijn in de BBZ. Tevens kent deze regeling geen toets op levensvatbaarheid. Binnen deze regeling hebben zelfstandigen ook toegang tot bedrijfskrediet. Hiervan kunnen ook zelfstandigen in de cultuursector gebruik maken.
Voor wat betreft de andere mogelijkheden verwijzen wij u naar ons antwoord op vraag 1.
Wanneer verwacht u meer duidelijkheid te hebben over het steunpakket om de culturele sector tegemoet te komen, zoals het kabinet gevraagd is in de aangenomen motie-Jetten c.s.?3 In hoeverre is de sector zelf ook een gesprekspartner bij de uitwerking van dit steunpakket?
Zie voor het antwoord de antwoorden op vraag 1 en op vraag 3.
Op welke wijze en door wie kunnen freelancers in de sector zich het beste laten informeren over de consequenties van alle annuleringen en de gevolgen daarvan voor hun persoonlijke situatie?
De informatie en maatregelen zoals kabinetsbreed worden getroffen worden gecommuniceerd via rijksoverheid.nl en de betreffende uitvoeringsorganisaties die de uitvoering van de maatregelen ter hand nemen. Daarnaast wordt de sector afzonderlijk geïnformeerd, zodat Kunsten ’92, de Kunstenbond, de brancheorganisaties en Platform ACCT ook een rol kunnen vervullen richting hun leden of aangeslotenen.
De naleving van coronamaatregelen door privéklinieken |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Bruno Bruins (VVD) |
|
![]() |
In hoeverre zijn de zelfstandige behandelcentra (ZBC’s) in Nederland in staat eigen regie te houden over het leveren van reguliere, niet-acute zorg?
Ik verwacht van alle zorginstellingen dat ze hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen voor de actieve bestrijding van COVID-19. Je ziet dat alle zorginstellingen, zowel publieke ziekenhuizen als zelfstandige behandelcentra dat ook zelf doen.
Gisteren heeft de koepelorganisatie van de zelfstandige klinieken aangekondigd dat niet urgente ingrepen als het vervangen van een heup of cosmetische behandelingen worden uitgesteld. In geval van acute noodzaak gaan de ingrepen nog wel door. Ook stellen de zelfstandige klinieken daar waar nodig personeel, persoonlijke beschermingsmiddelen en apparatuur beschikbaar voor de behandeling van coronapatiënten in het ziekenhuis.
In ROAZ verband, waar de zelfstandige klinieken ook zijn aangesloten, bespreken partijen waar extra capaciteit of materiaal het hardst nodig is.
Zijn de zorgverleners die zowel in een publieke zorginstelling als in een private zorginstelling werken, voldoende beschermd als zij tevens elders worden blootgesteld aan besmettingsrisico's? Zijn zij in staat gehoor te geven aan het beroep dat op hen wordt gedaan vanuit de publieke zorg ondanks hun werkzaamheden in de private zorg?
Private zorginstellingen hebben zich ook te houden aan de richtlijnen van het RIVM en de IGJ. Medewerkers zijn daar dus niet minder beschermd dan in ziekenhuizen. Koepelorganisatie ZKN geeft (ten overvloede) aan dat zelfstandige klinieken strikt de richtlijnen van het RIVM en andere overheidsinstanties voor de uitvoering van zorg volgen.
Wordt er een beroep gedaan op ZBC’s om bij te dragen aan de beschikbare zorg en het aantal bedden zoals ook gebeurt in Italië?
Er wordt een beroep gedaan op zelfstandige klinieken om daar waar nodig bij te dragen aan de beschikbare zorg. Je ziet dat de klinieken dit ook doen. Zij stellen niet urgente behandelingen uit en stellen daar waar nodig personeel, beschermingsmiddelen en apparatuur beschikbaar voor de behandeling van COVID-19. In ROAZ verband, waar de zelfstandige klinieken ook zijn aangesloten, bespreken partijen waar extra capaciteit of materiaal het hardst nodig is.
De behandeling van COVID-19 patiënten vindt in de ziekenhuizen plaats. Die zijn er het best op toegerust. Er zijn momenteel voldoende IC-bedden en ziekenhuizen nemen maatregelen om het aantal IC-bedden uit te breiden. Zo levert het afschalen van planbare zorg ruimte op. Dit maakt dat er vooralsnog geen beroep hoeft te worden gedaan op het aantal beschikbare bedden van zelfstandige klinieken. Mocht dit veranderen, dan zal dit tijdig in ROAZ verband worden overlegd.
Houden de ZBC’s zich aan de richtlijnen van het RIVM? Hoe wordt hierop toezicht gehouden?
Ik ga ervan uit dat iedereen zich houdt aan de richtlijnen van het RIVM, ook de ZBC’s. De IGJ houdt toezicht op de kwaliteit van de zorg, zoals de IGJ dat altijd doet.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden, nog voor dinsdag 17 maart?
Ik heb gepoogd de vragen zo spoedig mogelijk, en nog voor het debat van 18 maart te beantwoorden.
Het bericht dat lijmplankjes veel dierenleed veroorzaken |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Dierenambulance: Stop met lijmplankjes, voorkom dierenleed»?1
Ja.
Wist u dat lijmplankjes ernstig dierenleed veroorzaken, niet alleen voor muizen maar ook voor andere dieren die er het slachtoffer van kunnen worden, zoals vogels, vleermuizen en zelfs huiskatten?
Daar ben ik mij van bewust.
Klopt het dat het gebruik van lijmplankjes om dieren te vangen en te doden verboden is, vanwege het ernstige dierenleed dat ermee wordt veroorzaakt?
Ja, lijm is één van de middelen die is aangewezen als middel waarvan het verboden is zich er mee buiten gebouwen te bevinden, indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat deze middelen of materialen zullen worden gebruikt voor het doden of vangen van dieren. Voor het gebruik van lijm als vang- of dodingsmiddel is een ontheffing nodig van de provincie. De provincie kan uitsluitend ontheffing of vrijstelling voor het gebruik van het middel verlenen als er geen andere bevredigende oplossing voor het doden of vangen van dieren bestaat. Provincies dienen alle relevante aspecten af te wegen bij het verlenen van ontheffingen en vrijstellingen, met inbegrip van de eis dat bij het vangen en doden onnodig leed moet worden voorkomen en dat bij schadebestrijding de minst bezwarende oplossing moet worden gekozen. Het kan desondanks voorkomen dat er onbedoeld andere dieren gevangen worden.
Klopt het dat een van de redenen om het gebruik van lijmplankjes te verbieden is dat lijmplankjes een niet-selectief vangmiddel zijn, die tot ernstige verstoringen van populaties van beschermde diersoorten kunnen leiden of lokale populaties van bedreigde diersoorten zelfs kunnen doen verdwijnen?
Nee, lijmplankjes worden ingezet op locaties als uiterste middel waar geen ander bevredigend alternatief dan het gebruik van dit middel bestaat. Hierbij mag geen afbreuk worden gedaan aan het streven de populatie van de betrokken soort en andere soorten in haar natuurlijke verspreidingsgebied in gunstige staat van instandhouding te laten voorbestaan.
Deelt u de mening dat het in dit licht zorgwekkend is dat vogels en andere potentieel beschermde diersoorten in de lijm vast komen te zitten, en het zelfs dikwijls niet overleven?
Ik deel deze zorgen. Vang- en dodingsmiddelen moeten op zo’n manier ingezet worden dat deze het beoogde doel behalen en het onnodig lijden van dieren moet daarbij worden vermeden.
Klopt het dat de verkoop van lijmplankjes niet verboden is?
Dat klopt, de verkoop van lijmplankjes is niet verboden.
Kunt u toelichten hoe u het verbod op het gebruik van lijmplankjes handhaaft, terwijl ze gewoon overal te koop zijn?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag drie heb toegelicht, is het gebruik van lijmplankjes verboden, maar kunnen provincies kunnen hier van afwijken door ontheffingen te verlenen. In situaties waar alles op het gebied van wering en bestrijding is geprobeerd en de volksgezondheid, dan wel de voedselveiligheid in het geding is, mogen lijmplanken ingezet worden als uiterste middel. Hierbij moet onnodig dierenleed worden voorkomen. Is dit niet het geval dan kan de NVWA hiertegen optreden in de vorm van een bestuurlijke strafbeschikking.
Deelt u de mening dat ook de verkoop van lijmplankjes verboden zou moeten worden?
Die mening deel ik niet. In gevallen waarvoor de provincies ontheffing hebben verleend, kunnen lijmplanken worden gebruikt. Een algeheel verkoopverbod is dan ook niet aan de orde.
Klopt het dat Europese regels omtrent het vrije verkeer van goederen zich verzetten tegen een dergelijk verbod?2
Dat klopt. EU-regels omtrent het vrije verkeer van goederen kunnen bij een dergelijk verbod in het geding komen.
Bent u bereid te onderzoeken of en op welke gronden u een verbod op de verkoop van lijmplankjes kunt invoeren?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag acht heb toegelicht, vind ik een verkoopverbod niet aan de orde.
Wist u dat er veel betere en diervriendelijker manieren zijn om muizenoverlast aan te pakken, zoals het dichten van kieren en gaten, goed schoonmaken en het onbereikbaar maken van voedsel en afval?
Ja, hier ben ik mij van bewust. Sinds 1 januari 2017 is Integrated Pest Management (IPM) verplicht bij het bestrijden van ratten buiten gebouwen en rond 2023 wordt deze aanpak ook verplicht voor de bestrijding van ratten en muizen binnen gebouwen. Het doel van IPM is het voorkomen van ratten- en muizenplagen. Dit kan door middel van het dichten van kieren en gaten, het goed schoonmaken en het onbereikbaar maken van voedsel en afval. Hierdoor hoeven de knaagdieren niet gedood te worden.
Bent u bereid (extra) voorlichting te geven over diervriendelijke en preventieve manieren om muizenoverlast te bestrijden?
Het doel van IPM is bepaalde chemische middelen (anticoagulantia) zo min mogelijk in te zetten door ratten- en muizenplagen zo veel mogelijk te voorkomen. Het belang van preventie wordt daarmee onderschreven. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) beschikt als expertisecentrum over veel kennis om voorlichting op dit thema te verzorgen. Derhalve acht ik extra voorlichting niet nodig.
Maatregelen tegen het Coronavirus in mbo-instellingen |
|
Wim-Jan Renkema (GL), Niels van den Berge (GL) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Kunt u toelichten waarom u er niet voor gekozen heeft mbo-instellingen te adviseren alle niet strikt noodzakelijke activiteiten op afstand aan te bieden of af te gelasten?
De ontwikkelingen met betrekking tot het nieuwe coronavirus volgen elkaar in hoog tempo op. Het kabinet heeft daarom op 15 maart jl. in een ministeriële commissie crisisbeheersing (MCCB) besloten tot aanvullende maatregelen. Deze aanvullende maatregelen worden toegelicht in de Kamerbrief van 15 maart jl. Tot en met maandag 6 april wordt er geen les gegeven op locatie in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van onderwijs op afstand.
Bent u ervan op de hoogte dat de Minister-President in het debat gisteravond (12 maart) aangaf dat het sluiten van scholen grote maatschappelijke gevolgen zou hebben, omdat de ouders van kinderen dan ook thuis zouden blijven? Vindt u ook dat mbo-studenten oud genoeg zijn om alleen thuis te blijven? Zo ja, waarom is er dan toch niet voor gekozen mbo-instellingen te adviseren het zekere voor het onzekere te nemen?
Zie antwoord vraag 1.
Is in de besluitvorming over maatregelen in het mbo meegewogen dat veel mbo-studenten als stagiair (BOL) of medewerker (BBL) in zorginstellingen werken?
Zie antwoord vraag 1.
Is advies van deskundigen ingewonnen over de vraag of het met het oog op het indammen van de verspreiding van het virus, verstandig is dat mbo-studenten die in de zorg werken, daarnaast ook nog lessen volgen in gebouwen waar duizenden studenten tegelijkertijd kunnen verblijven? Zo ja, wat was het advies? Zo nee, wilt u dit alsnog op zo kort mogelijke termijn doen?
Zie antwoord vraag 1.
Krijgt u ook bezorgde vragen en reacties binnen van studenten en docenten in het mbo? Begrijpt u dat zij zich afvragen waarom activiteiten in het hoger en wetenschappelijk onderwijs wel op een laag pitje zijn gezet, maar in het mbo niet? Begrijpt u hun zorgen en wat is uw antwoord op deze vraag?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat mbo-studenten studievertraging op zouden kunnen lopen doordat ze niet meer naar hun leer-werkbedrijven toe kunnen gaan of omdat culturele activiteiten die meetellen voor de examinering, zoals bezoeken aan culturele instellingen, worden afgelast? Hoe wordt hiermee omgegaan? Kunt u garanderen dat studenten geen financiële gevolgen zullen ondervinden van eventuele studievertraging als gevolg van het coronavirus?
Culturele activiteiten en een groot aantal leerbedrijven zullen de aankomende weken gesloten zijn vanwege de maatregelen die het kabinet op 15 maart jl. heeft afgekondigd. Mbo-scholen zijn gevraagd het onderwijs zoveel mogelijk via afstandsonderwijs aan te bieden en daarbij prioriteit te geven aan studenten die dit studiejaar hun diploma verwachten te behalen. Dit om eventuele vertraging zoveel als mogelijk te beperken. Momenteel inventariseert het kabinet de verdere gevolgen van COVID-19, waaronder de gevolgen voor individuele studenten.
Zou u deze vragen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk dinsdag 17 maart 2020 om 12 uur kunnen beantwoorden?
Ja.
De berichten ‘Royal Floraholland: sierteeltsector ongekend hard geraakt’ en ‘Coronavirus treft vooral logistiek en sierteelt hard’ |
|
Arne Weverling (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Royal Floraholland: sierteeltsector ongekend hard geraakt» en «Coronavirus treft vooral logistiek en sierteelt hard»?1, 2
Ja.
Op welke wijze heeft u tot dusver uitvoering gegeven aan de in het tweede artikel aangehaalde motie-Weverling c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2123) om te inventariseren wat de handelsimpact van het coronavirus is en in overleg te gaan met de meest getroffen sectoren over te nemen maatregelen?
Er is vanuit het inisterie van LNV dagelijks contact met vertegenwoordigers van de verschillende landbouwsectoren, zowel plantaardig als dierlijk. Er is veel onzekerheid over de vraag in de markt naar verschillende producten, zowel op korte als de langere termijn. Dit maakt het plannen van de productie moeilijk en leidt tot zorgen over inkomsten, ook op de langere termijn. In deze overleggen worden problemen en mogelijke oplossingen besproken. Ik houd constant een vinger aan de pols om te bezien welke gevolgen er zijn en wat de meest geëigende maatregelen zijn. Hierbij wordt ook de informatie betrokken die verzameld is door de Europese Commissie.
Op welke termijn is er meer duidelijkheid over de beschikbaarheid en uitbreiding van de mogelijkheid tot borgstelling voor MKB-ondernemers?
De Minister van LNV heeft met ingang van 18 maart de regeling Borgstelling MKB-Landbouwkredieten (BL) tijdelijk verruimd met een faciliteit, looptijd maximaal twee jaar, voor kortlopende kredieten. Hiermee kunnen acute liquiditeitsproblemen van in de kern gezonde land- of tuinbouwbouwondernemingen die negatieve economische gevolgen van het coronavirus ondervinden, opgevangen worden. Onder de BL kan de agrarisch ondernemer (boeren en tuinders) tot maximaal € 1,2 miljoen borgstellingskrediet krijgen (maximaal € 2,5 miljoen indien er borgstelling-plus investeringen in het bedrijf zijn gedaan). Voor een agrarische onderneming die door de al lopende borgstellingskredieten nu geen of weinig borgstellingskrediet voor werkkapitaal zou kunnen krijgen, voorziet de regeling verder in een verruiming van die maxima met borgstellingskredieten voor liquiditeit/werkkapitaal van maximaal € 300.000. Het bedrijfsleven zal de komende weken steeds meer zicht krijgen op wat de reële liquiditeitsbehoefte bij verschillende scenario’s zal zijn. Op basis van deze informatie zal LNV nauwkeuriger inschattingen kunnen maken of de huidige inzet passend is. De verruimde BL is tot 1 april 2021 opengesteld.
Welke maatregelen worden getroffen om de aanvragen voor ondersteuning aan getroffen bedrijven, bijvoorbeeld in de vorm van werktijdverkorting en het uitstellen van belastingbetalingen, zo snel en soepel mogelijk te beoordelen en te verwerken?
Het kabinet ziet in dat ondernemers behoefte hebben aan ondersteuning die op korte termijn effect sorteert. Daarom zet het kabinet stappen om het proces voor ondernemers om hun liquiditeit te versterken zo eenvoudig mogelijk te maken met zo min mogelijk administratie, zie hiervoor de brief van 17 maart jl.3 Zo kunnen ondernemers met een brief uitstel van betaling aanvragen bij de Belastingdienst. Vanaf het moment dat de ondernemer zich meldt, wordt de invordering van zijn belastingschulden voor de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, omzetbelasting/btw en loonbelasting direct stopgezet. Dat betekent dat de ondernemer feitelijk meteen uitstel van betaling krijgt. Zie ook de brief van de Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst van 19 maart jl.4
Het kabinet werkt daarnaast onder meer aan de invoering en openstelling van een nieuwe tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor werkbehoud (NOW). Deze tegemoetkomingsregeling maakt het mogelijk om meer werkgevers financieel tegemoet te komen en dit bovendien sneller te doen dan binnen de ingetrokken werktijdverkorting (wtv)-regeling. Deze regeling geldt voor bedrijven van alle omvang. Bovendien is het aanvraagproces door loskoppeling van de WW sterk vereenvoudigd, en worden geen WW-rechten van werknemers opgesoupeerd.
Vanuit het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is in nauwe afstemming met banken en bedrijfsleven gewerkt aan een versnelde verruiming van de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB). Vanwege de urgentie van de coronaproblematiek en na consultatie met de markt, is de tijdelijke maatregel al sinds maandag 16 maart jl. effectief. De aangepaste BMKB-regeling is per 20 maart 2020 gepubliceerd, zal dan een terugwerkende kracht hebben en gelden met ingang van 16 maart 2020. Tot het moment van publicatie in de Staatscourant kunnen financiers al via een voormelding bij RVO de kredieten met deze extra gunstige voorwaarden onder de tijdelijke faciliteit brengen. Bedrijven hebben dus al meteen profijt van deze gunstige voorwaarden. Voor boeren en tuinders is zoals aangegeven in antwoord 3 de BL verruimd. Voor een nadere toelichting op deze en andere maatregelen verwijs ik naar genoemde brief van 17 maart jl.
De banken zullen aflossingen op lopende leningen, ook aan bedrijven binnen de landbouwsector, opschorten. RVO werkt daaraan mee, ook indien aan die lening(en) een borgstelling is verleend en de regulier mogelijke opschortingen al verbruikt zijn. De reguliere melding door de bank bij RVO volstaat om hiervoor in aanmerking te komen.
Welke maatregelen heeft u tot dusver genomen of overweegt u op korte termijn te nemen om bedrijven in de sierteeltsector te ondersteunen?
In de brief van 17 maart jl. heeft het kabinet een noodpakket banen en economie gepresenteerd. Het kabinet heeft gekozen voor een massief en breed pakket dat door de potentiele inzet van miljarden per maand het doel heeft banen te behouden en de economische gevolgen te beperken. De maatregelen betreffen onder meer reeds genoemde mogelijkheid tot belastinguitstel, de BMKB, de BL, en de NOW. Deze maatregelen zijn toegankelijk voor alle bedrijven die voldoen aan de voorwaarden (er is geen plafond), de sierteeltsector daarbij inbegrepen. Ik volg de ontwikkelingen nauwlettend en ben daarbij voortdurend in gesprek met vertegenwoordigers van de sierteeltsector om de noodzakelijke aanpassingen te kunnen doen als de situatie daarom vraagt. Zo wordt samen met de sierteeltsector in kaart gebracht wat de knelpunten zijn en welke nationale of Europese maatregelen eventueel aanvullend nodig zijn.
Ook maak ik mij in Europees verband hard voor maximaal gebruik voor de sierteeltsector van EU steun. Vanwege de urgente en grote problematiek zal ik de Europese Commissie vragen om te voorzien in maatregelen zoals die reeds bestaan voor de groenten- en fruitsector. Ik denk daarbij aan compensatie voor geleden schade zoals steun voor het doordraaien dan wel het uit de markt nemen van sierteeltproducten (vergoedingen voor niet-afgezette producten).
Overweegt u op korte termijn maatregelen, naast de maatregelen die de overheid voor ondernemers in andere sectoren beschikbaar stelt, om bedrijven in de sierteeltsector te ondersteunen, gezien de sectorspecifieke impact van het coronavirus?
Zoals omschreven in die brief wil het kabinet de heffing van de energiebelasting en/of de heffing van Opslag Duurzame Energie (ODE) voor bedrijven in de tweede, derde en vierde belastingschijf tijdelijk uitstellen, aanvullend op de reeds mogelijke uitstel voor betaling van inkomstenbelasting, loonbelasting, omzetbelasting en vennootschapsbelasting. Dit is specifiek voor afnemers van elektriciteit en aardgas, waaronder de sierteeltsector, relevant. Ik blijf in nauw contact met vertegenwoordigers van de sector om te bekijken of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
Hoe kunnen betalingsproblemen voor bedrijven in de sierteeltsector op korte termijn worden verholpen, gezien bijvoorbeeld de naderende energierekening? Op welke wijze wordt omgegaan met dergelijke betalingsverplichtingen die gezien de plotseling weggevallen inkomsten steeds moeilijker voldaan kunnen worden?
Zie het antwoord op vraag 6.
Kunt u deze vragen, gezien de actuele ontwikkeling, zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
De stakingsoproep van de Vereniging Advocatenbelangen |
|
Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de oproep van de Vereniging Advocatenbelangen aan sociaal advocaten om te gaan staken in juli en december?1 Wat is daarop uw reactie?
Ja. Zoals in de beantwoording van de eerdere brief van de Vereniging Advocatenbelangen is vermeld, wordt de aankondiging van de acties betreurd. Liever zou ik samenwerken aan de vraag hoe we rechtzoekenden ook in de toekomst toegang tot het recht kunnen blijven bieden. Inmiddels heeft de Vereniging Advocatenbelangen gelet op de coronacrisis, waardoor het hele bedrijfsleven het zwaar heeft, het niet passend gevonden om in juli te staken en heeft de oproep tot acties in juli ingetrokken. Ik waardeer deze laatste stap ten zeerste.
De effecten van de coronacrisis zijn ook voor de sociaal advocatuur ingrijpend. In aanvulling op het generieke kabinetsbeleid zijn daarom direct maatregelen getroffen om te zorgen dat sociaal advocaten (waaronder begrepen advocaten, mediators en bijzondere curatoren die ingeschreven staan bij de raad voor rechtsbijstand) een beroep kunnen doen op een stabiele financieringsstroom door middel van een ruime bevoorschotting. Gelet op de zorg voor een adequaat aanbod van sociaal advocaten monitor ik aan de hand van de beschikbare cijfers van de raad voor rechtsbijstand de actuele situatie per rechtsgebied. Daarbij wordt steeds bekeken of extra maatregelen nodig zijn, omdat bevoorschotting weliswaar voorziet in liquiditeit, maar geen antwoord is op ondervonden nadeel als gevolg van ontwikkelingen in de vraag naar gesubsidieerde rechtsbijstand vanwege de coronacrisis. De wijze waarop en het tempo waarin de rechtspraak het aantal te behandelen zaken verder uitbreidt, is hierop ook direct van invloed.
Door per rechtsgebied de ontwikkelingen in het aantal afgegeven toevoegingen te monitoren ben ik in staat en indien nodig bereid gericht nadere maatregelen te treffen. Hierbij denk ik aan een langere terugvorderingsperiode en de mogelijkheid om in uitzonderlijke gevallen een deel van het voorschot niet terug te vorderen (binnen het beschikbare budgettaire kader van de rechtsbijstand). Hierover vindt overleg plaats met de Nederlandse Orde van Advocaten en de raad voor rechtsbijstand. Uw Kamer zal hierover zo spoedig mogelijk nader worden geïnformeerd.
Hoe kan het dat u zo halsstarrig bent dat u opnieuw stakingsacties over uzelf afroept?
Ik wil het beeld wegnemen dat ik niet opensta voor geluiden uit de advocatuur en daar ook niet naar zou handelen. Nadat advocaten met steun van de Nederlandse Orde van Advocaten vorig jaar acties aankondigden, heb ik per 15 november 2019 € 36,5 mln. extra per jaar voor 2020 en 2021 beschikbaar gesteld. In vele gesprekken met advocaten bleek dat voor veel sociaal advocaten de rek er echt uit is. Ik begrijp dan ook dat de frustratie was opgelopen, omdat er nog geen zicht was op hogere vergoedingen op de korte termijn. Daarom heb ik beloofd om te zoeken naar ruimte voor financiële verbeteringen op de korte termijn. Met die overbruggingsmaatregel, waarmee tegemoet is gekomen aan de noodvoorziening waarom de Nederlandse Orde van Advocaten had verzocht, kunnen advocaten de omslag naar een verbeterd stelsel van rechtsbijstand, met op termijn hogere vergoedingen voor de advocatuur, op een verantwoorde manier maken. Een verbeterd stelsel van rechtsbijstand betekent ook een inrichting van het stelsel zoals hierna genoemd onder vraag 6. De bij brief van 27 januari jl. door de Vereniging Advocatenbelangen gevraagde aanpassingen op korte termijn zien niet op die stelselverbetering en zijn alleen met nog meer extra geld te realiseren en daarvoor ontbreekt de financiële ruimte nu eenmaal door voornoemde overbruggingsmaatregel.
Waarom kunnen sociaal advocaten niet aangeven dat ze niet beschikbaar zijn vanwege een stakingsactie bij de Raad voor Rechtsbijstand zoals u in beantwoording van eerdere schriftelijke vragen hebt aangegeven?2
In beantwoording van de eerdere schriftelijke vragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1082) heb ik aangegeven dat de raad voor rechtsbijstand niet registreert hoeveel advocaten staken. Voor het maken van de piketroosters vraagt de raad voor rechtsbijstand advocaten aan te geven of ze beschikbaar zijn of niet. Er is voor het opstellen van de piketroosters geen noodzaak om de reden van verhindering op te geven en deze worden dan ook niet bijgehouden. Bovendien is het de raad voor rechtsbijstand vanwege privacyoverwegingen en het doelverbindingsvereiste ook niet toegestaan om de reden van verhindering te registreren.
Gaat u met de Raad voor Rechtsbijstand in gesprek om zo snel mogelijk een systeem op te richten waarbij het wel mogelijk is om in kaart te kunnen brengen hoeveel sociaal advocaten staken?
Nee. Gelet op het antwoord onder 3. is er geen noodzaak en is het ook niet toegestaan voor de raad voor rechtsbijstand om dit te registreren.
Hoe waardeert u de inspanningen van de advocatuur om te voldoen aan de adviezen van de commissies Wolfsen en Van der Meer, zoals de Vereniging Advocatenbelangen constateert in haar brief van 8 maart 2020?3
In de brief van 8 maart jl. van de Vereniging Advocatenbelangen refereert men aan de verscherping van de kwaliteitseis en introductie van peer review. Dat zijn belangrijke waarborgen om te zorgen dat de rechtzoekende kwalitatief hoogwaardige rechtsbijstand ontvangt. Graag wil ik benadrukken dat ik die initiatieven bijzonder waardeer.
De advisering van de commissies moet – zoals de Commissie Wolfsen ook benadrukt – in zijn samenhang worden beschouwd, dat wil zeggen bestaat niet uit losse onderdelen. Naast de hiervoor genoemde twee aspecten adviseerden deze commissies ook om specifiek te kijken naar:
Het centraal stellen van de hulpvraag van de rechtzoekende;
Een bredere inzet en verbeterde organisatie van de eerstelijn die de rechtzoekende doorverwijst naar het passende aanbod bij zijn hulpvraag;
De overheid als tegenpartij die 60% van de toevoegingszaken veroorzaakt;
De organisatie van rechtsbijstand in strafzaken en de daarbij veel voorkomende extra urenzaken;
Een adequate vergoeding voor de tweedelijns rechtsbijstand.
Met de ontwikkeling van het programma rechtsbijstand heb ik deze aspecten in hun onderlinge verband bezien en invulling gegeven. Die invulling zal tevens aan bod komen tijdens het huidige schriftelijke overleg gesubsidieerde rechtsbijstand.
Wat betekent dit voor uw intenties om ook aan de adviezen van de commissies Wolfsen en Van der Meer te gaan voldoen?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de analyse van de Vereniging Advocatenbelangen dat uw voorgenomen herziening van het stelsel voor de rechtsbijstand geen concrete plannen bevat om de scheefgroei tussen punttarief en tijdsbesteding te herstellen?4 Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat standpunt deel ik niet. Door met het programma rechtsbijstand de hulpvraag van de burger centraal te stellen en via de invulling van de pijlers verbetering eerste lijn, responsieve overheid, strafzaken en rechtshulppakketten, wordt voorzien in stroomlijning van de verschillende processen en het te verrichten rechtsbijstandswerk. Dit moet ook leiden tot een andere vergoedingensystematiek en tot hogere vergoedingen.
Waarom bent u eigenlijk niet van plan om die scheefgroei aan te pakken?
Zie vraag 7.
Klopt de analyse van de Vereniging Advocatenbelangen dat u op de advocatuur leunt om innovatie-pilots aan te dragen die als onderbouwing voor uw stelselherziening moeten dienen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja, die veronderstelling klopt gedeeltelijk. Met het programma rechtsbijstand heb ik ervoor gekozen om de stelselherziening op lerende wijze aan te pakken. Uitgangspunt daarbij is om eerst te onderzoeken wat werkt en dat dan om te zetten in wet. De invulling van de tweede lijn met best practices en rechtshulppakketten vraagt in die aanpak om praktijkinput vanuit de betrokken partijen, waaronder de advocatuur, om in beeld te krijgen met welke werkzaamheden de hulpvraag van de klant centraal gesteld kan worden en die de kans vergroten op een duurzame oplossing.
Houdt u nog altijd vol dat sociaal advocaten moeten wachten op de effecten van de stelselherziening voordat zij een fatsoenlijk loon krijgen?
Met het onder vraag 2 genoemde extra geld van € 36,5 mln. per jaar voor 2020 en 2021 kunnen advocaten de omslag naar een verbeterd stelsel van rechtsbijstand, met op termijn hogere vergoedingen voor de advocatuur, op een verantwoorde manier maken. In de tussenliggende periode werken we stapsgewijs naar vergoedingen die beter aansluiten bij de dienstverlening. Op sommige rechtsgebieden kan dat langer duren. Ik heb in het programma rechtsbijstand aangegeven dat het strafrecht en personen- en familierecht als bijzondere rechtsgebieden in ieder geval voorrang verdienen.
Sluit u uit dat er een tekort aan sociaal advocaten zal ontstaan nog voordat uw stelselherziening effect heeft?
Ja. De raad voor rechtsbijstand monitort hoeveel advocaten werkzaam zijn binnen het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Daarbij wordt ook nauwlettend gekeken naar specifieke rechtsgebieden. De cijfers van de raad voor rechtsbijstand geven niet aan dat een tekort aan rechtsbijstandverleners aan de orde is. De spreiding over leeftijdscategorieën en met name de instroom van jonge advocaten behoeft wel aandacht in het kader van de toekomstbestendigheid. De instroom van nieuwe advocaten is gedaald van bijna 600 per jaar in 2012 naar ruim 300 per jaar in 2019. De afname was het sterkst rond 2014. Een van de ontwikkelingen die aan de daling heeft bijgedragen is het stellen van hogere kwaliteitseisen aan de in het stelsel werkzame advocaten. Samen met de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland, de Nederlandse Orde van Advocaten en de raad voor rechtsbijstand bekijk ik de mogelijkheden om de aanwas van jonge sociaal advocaten te bevorderen.
Bent u bekend met de in genoemde brief van de Vereniging Advocatenbelangen aangehaalde enquête die de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) in november 2019 bij nieuwe advocaat-stagiaires heeft afgenomen, waaruit blijkt dat de helft van de nieuwe advocaat-stagiaires die van plan was de sociale advocatuur in te gaan, hiervan afziet vanwege de voorgenomen stelselherziening?
Ja.
Deelt u de analyse van de Vereniging Advocatenbelangen dat reeds al de onzekerheid over wat uw beleid gaat zijn, voldoende is om die jonge advocaten bij de sociale advocatuur weg te jagen die niet al waren afgeschrikt door de lage vergoedingen?
Nee, dat deel ik niet. Uit gesprekken met jonge juristen die advocaat binnen de gesubsidieerde rechtsbijstand willen worden, blijkt wel dat er onzekerheid is om toe te treden. Zij zien onvoldoende plekken bij kantoren ofwel de kantoren hebben geen ruimte om te investeren. In dit verband verwijs ik verder naar het antwoord onder vraag 15.
Herinnert u zich uw brief aan de Vereniging Advocatenbelangen van 28 februari 2020, waarin u memoreert aan het scenario dat de NOvA schetst, namelijk dat er dadelijk een nieuw stelsel is maar geen advocaat beschikbaar is om de burger te helpen, waarna u aankondigde dat u dit thema met de advocatuur en de Raad voor Rechtsbijstand verder zal uitdiepen? Houdt dit in dat u de aannemelijkheid van dit scenario niet (per se) betwist? Zo ja, wat is dan de reden dat u toch doorgaat met beleid dat – waarschijnlijk – leegloop van de sociale advocatuur in de hand werkt?
Ja, dat herinner ik me en nee, dat houdt niet in dat ik dat scenario aannemelijk acht. Zoals ik onder vraag 11 heb geantwoord geven de cijfers van de raad voor rechtsbijstand niet aan dat een tekort aan rechtsbijstandverleners aan de orde is. De spreiding over leeftijdscategorieën en met name de instroom van jonge advocaten behoeft wel aandacht in het kader van de toekomstbestendigheid.
Welke plannen heeft u om aan nieuwe aanwas in de sociaal advocatuur te komen?
De Nederlandse Orde van Advocaten werkt samen met de raad voor rechtsbijstand, de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland en mijn Ministerie aan een stimuleringsregeling die voorziet in een bijdrage in de beroepsopleidingskosten. Daarnaast brengen dezelfde partijen in beeld wat er nodig is voor het kantoor van de toekomst. De raad voor rechtsbijstand reserveert voor beide zaken middelen uit het budget van de innovatievoorziening van € 6 mln. waarvan ik de beschikbaarheid heb aangegeven in mijn brief van 12 juli 2019 (Kamerstuk 31 753, nr. 177, vergaderjaar 2018–2019). Ook verken ik met de raad voor rechtsbijstand specifiek de in- en uitstroom van sociaal advocaten in bepaalde rechtsgebieden en regio’s en onderzoeken we welke stappen gezet kunnen worden.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden, voorafgaand aan het algemeen averleg Gesubsidieerde rechtsbijstand?
De vragen zijn afzonderlijk beantwoord.
Het bericht dat Leeuwarden stopt met inkoop van specialistische hulp voor vrouwen in opvang voor 43 gemeenten |
|
Attje Kuiken (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Vrouwenopvang: Leeuwarden wil geen risico’s meer»?1
Ja.
Deelt u de mening dat organisaties zoals Fier bijzonder goed werk doen voor vrouwen die complexe trauma’s hebben opgelopen?
Ja.
Deelt u de mening dat de hoog-complexe zorg die Fier biedt niet binnen een week elders kan worden geboden? Zo ja, bent u het eens dat het belangrijk is dat de zorg geboden door Fier in stand moet worden gehouden? Zo nee, waarom niet?
Het is van belang dat specialistische zorg beschikbaar is en geboden kan worden aan de mensen die dat nodig hebben. De verantwoordelijkheid voor het organiseren van het benodigde aanbod en de toegankelijkheid van deze specialistische zorg ligt op basis van de Wmo2015 bij gemeenten. Het is daarmee aan gemeenten om eisen te stellen aan de kwaliteit van deze voorziening en – op basis van deze eisen – te beslissen bij welke organisatie zij deze zorg beleggen.
Voor de inkoop van dergelijke specialistische vrouwenopvang hebben de 35 centrumgemeenten Vrouwenopvang afspraken gemaakt over gezamenlijke inkoop. De gemeenten Leeuwarden en Tilburg hebben in dat kader, mede namens de andere centrumgemeenten, contracten afgesloten met instellingen die deze specialistische zorg kunnen bieden. Nu de gemeente Leeuwarden heeft aangegeven de huidige rol van landelijk inkoper van deze specialistische vrouwenopvang na afloop van het contract met Fier niet langer te willen vervullen, zijn Leeuwarden, de VNG en de andere centrumgemeenten in goed overleg met elkaar over tijdige overdracht van deze rol. Het huidige contract tussen de gemeente Leeuwarden en Fier loopt tot en met 31 december 2020. De huidige zorg kan en hoeft dus niet binnen een week elders te worden geboden.
Heeft u contact gehad met de regio naar aanleiding van het nieuws dat Leeuwarden niet langer deze zorg landelijk zal inkopen? Zo nee, bent u van plan dit te doen?
Ja, ik heb contact gehad met de regio naar aanleiding van het nieuws. Daarbij heb ik ook overleg met de VNG over deze situatie.
Is het naar uw mening een positieve ontwikkeling dat de landelijk inkoop van specialistische zorg voor kwetsbare mensen – zoals u eerder voor heeft gepleit – stokt doordat de financiële positie van een gemeente dermate penibel wordt?
Ik vind het positief dat gemeenten het gezamenlijk mogelijk maken dat specialistische zorg voor kwetsbare mensen beschikbaar is. De financiering van deze zorg vindt plaats via een uitname uit de Decentrale Uitkering Vrouwenopvang (DUVO). Door deze constructie dragen alle centrumgemeenten Vrouwenopvang bij aan de kosten en zijn de kosten dus niet specifiek voor de gemeente Leeuwarden. De gemeente Leeuwarden ontvangt aanvullend een vergoeding voor interne administratieve lasten. De financiële positie van een individuele gemeente heeft dan ook geen invloed op de landelijke inkoop van specialistische zorg. Wanneer een gemeente reden ziet om een dergelijke landelijke taak niet langer uit te voeren dan kan die gemeente de taak afronden en in goed overleg overdragen.
Bent u van mening dat de overgang van zorginkoop zal verlopen zonder dat cliënten hier onder lijden? Kunt u bevestigen dat de zorginkoop ook pas vanaf 2021 wordt afgestoten door de gemeente Leeuwarden?
Het contract dat de gemeente Leeuwarden heeft met Fier voor deze specialistische zorg eindigt 31 december 2020. De gemeente Leeuwarden heeft aangegeven de zorginkoop te blijven uitvoeren tot 1 januari 2021 en er alles aan te doen om de overdracht naar een andere inkopende partij zorgvuldig uit te voeren. De VNG geeft aan samen met gemeenten en Fier te werken aan een oplossing voor de ontstane situatie en dat continuïteit van zorg onderdeel van deze oplossing is.
Vindt u het zorgwekkend dat een regio dergelijke zorginkoop niet langer voor zijn rekening kan nemen vanwege financiële problemen? Denkt u dat dit een teken is van een onhoudbaar systeem? Zo nee, welke met welke verergerende situatie heeft Leeuwarden te maken dat dit geen teken aan de wand is voor andere regio’s?
De reden dat de gemeente Leeuwarden de hier relevante specialistische zorginkoop niet langer voor zijn rekening neemt, is omdat de direct betrokken organisaties niet tot overeenstemming zijn gekomen over hoe deze inkoop te organiseren. De reden is niet primair gelegen in financiële problemen van de gemeente Leeuwarden. Ik ga er van uit dat de VNG en de centrumgemeenten zorgdragen voor tijdige overdracht van de landelijke inkopersrol en voor een zorgvuldige aanbestedingsprocedure met oog voor continuïteit van zorg. Ik zie een dergelijke overdracht niet als een teken van een onhoudbaar systeem.
Welke stappen gaat u zetten om te verzekeren dat Fier de zorg aan haar cliënten kan blijven garanderen en kwetsbare mensen niet de dupe worden?
Op het moment dat bekend werd dat de gemeente Leeuwarden niet langer wil fungeren als landelijk zorginkoper voor deze vorm van opvang, heeft de VNG mij hiervan op de hoogte gebracht. De VNG heeft aangegeven zich in te zetten samen met de centrumgemeenten tot een oplossing te komen. Ik volg de ontwikkelingen nauwgezet en zie op dit moment geen aanleiding voor het nemen van stappen vanuit het Rijk.
De informatievoorziening aan Nederlanders in het buitenland rond de ontwikkelingen van COVID-19 |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Welke maatregelen heeft u genomen, naast het aanpassen van reisadviezen, omtrent de informatievoorziening aan Nederlanders in het buitenland rond de ontwikkelingen van COVID-19, zowel lokaal in het doelland als internationaal?
Op de website van de BZ-reisadviezen zijn verwijzingen opgenomen naar nationale en internationale organisaties die nadere informatie bieden over COVID-19 en de gevolgen ervan voor onder meer de (volks-)gezondheid, reisrechten, reisbeperkingen en reisverzekeringen.
Nederlanders die zich geregistreerd hebben via de BZ-Informatieservice zijn door de ambassades in de landen van hun interesse op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen in dat land. Daarnaast hebben de ambassades en consulaten-generaal zoveel mogelijk de beschikbare informatie van lokale overheden beschikbaar gesteld via hun kanalen op sociale media.
Het 24/7-Contactcenter heeft per telefoon en Whatsapp tienduizenden vragen over de gevolgen van COVID-19 beantwoord en via de afdeling communicatie van het ministerie zijn wijzigingen van de reisadviezen actief onder aandacht gebracht en vragen van media beantwoord.
Heeft u maatregelen genomen om de continuïteit van de consulaire dienstverlening op de posten alsmede via externe dienstverleners te waarborgen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het Nederlandse netwerk van ambassades en consulaten en het Ministerie van Buitenlandse Zaken blijven 24 uur per dag klaar staan om zo goed mogelijk consulaire bijstand te bieden, binnen de grenzen van datgene wat praktisch uitvoerbaar is in de huidige omstandigheden.
De ontwikkelingen rond COVID-19 zullen in voorkomend geval er evenwel toe leiden dat de mogelijkheden om consulaire bijstand te verlenen beperkter zijn dan onder normale omstandigheden. Voor de impact op de dienstverlening verwijs ik graag naar mijn brief aan uw kamer van 16 maart 2020.
In navolging van de richtlijnen voor cruciale beroepsgroepen, werkt het consulaire netwerk volgens een crisisstructuur om de continuïteit van de informatievoorziening te waarborgen en de hulpverleningstaken van de posten te blijven ondersteunen.
Heeft u maatregelen genomen om de gezondheid van de Nederlandse diplomaten in het buitenland te beschermen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Conform de Arbowet en vanuit goed werkgeverschap zijn er meteen heldere instructies naar alle posten gegaan ten aanzien van te nemen maatregelen: hygiëne, afstand houden, schoonmaak etc. Conform de instructies van de rijksoverheid, op basis van de kennis en adviezen van onder meer het RIVM, werkt het ministerie waar mogelijk vanuit huis, in ploegendiensten en met in achtneming van de regels die in Nederland en/of op de standplaats van kracht zijn. Dit geldt zowel voor uitgezonden, als voor lokale medewerkers.
Vervolgens is geïnventariseerd waar mensen zitten die mogelijk kwetsbaar zijn voor een ernstig verloop van een corona-infectie; vooral daar waar de lokale gezondheidszorg – waar zij dan afhankelijk van zouden zijn – mogelijk ontoereikend is. Deze mensen worden ten sterkste aangespoord om terug te keren naar Nederland.
Heeft u specifieke maatregelen genomen voor Nederlandse diplomaten die op ambassades werken in landen waar een (grote) uitbraak plaatsvindt? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Met de posten is zeer regelmatig contact over de situatie in hun land en daar waar specifieke mensen risico lopen, worden ook specifieke maatregelen genomen, zoals bij antwoord 3 beschreven.
Heeft u specifieke maatregelen genomen voor Nederlandse diplomaten op posten in landen waar de gezondheidszorg ondermaats is? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 3
Heeft u maatregelen genomen om de gezondheid van de lokale staf op uw ambassades te beschermen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De voorlichting en informatie is voor alle medewerkers op de posten gelijk, dus ook uiteraard ter beschikking van de lokale staf. Voorzorgsmaatregelen, zoals mond-neus maskers (in Zuidoost Azië), handschoenen (bij consulaire werkzaamheden) en zeep/alcohol/gel, zijn waar nodig aan eenieder ter beschikking gesteld.
Hoe verzorgt u de informatievoorziening aan deze Nederlandse diplomaten omtrent de ontwikkeling van dit virus en de lokale gezondheidszorg, dan wel het beleid voor eventuele terugkeer naar Nederland, met name in landen waar de informatievoorziening omtrent de uitbraak van het virus minder goed geregeld is?
Nederlandse diplomaten volgen nieuwsberichten op hun standplaats en de aanwijzingen van de lokale autoriteiten. Daarnaast krijgen zij dezelfde instructies als de medewerkers in Den Haag over voorkomen van en omgaan met de gevolgen van COVID-19 op hun werk. De bedrijfsarts volgt hierin de richtlijnen van het RIVM.
Werkt u samen met uw collega-ministers van Buitenlandse Zaken in EU-verband om dit beleid te coördineren? Zo ja, op wat voor wijze? Zo nee, waarom niet?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken werkt in het kader van consulaire dienstverlening nauw samen met de andere EU-lidstaten. Informatiedeling, afstemming en -waar mogelijk en effectief- gezamenlijk optreden staan centraal in de dagelijkse samenwerking zowel op de posten, als in de hoofdsteden. Daarbij wordt in Europees verband ook gepleit voor een actieve inzet van de EU richting derde landen om reisbewegingen gericht op terugkeer van EU-burgers toe te blijven staan.
Kunt u deze vragen binnen een week (uiterlijk vrijdag 20 maart 2020) aan de Kamer sturen?
Deze vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht 'Vergeten diesels blijken ernstige vervuilers' |
|
Rutger Schonis (D66), Tjeerd de Groot (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Vergeten diesels blijken ernstige vervuilers»?1
Ja.
Is het bericht juist dat verbrandingsmotoren in duizenden machines als shovels, generatoren en waterpompen op de bouw de lucht veel meer vervuilen dan gedacht? En dat één enkele dieselpomp op een bouwplaats net zoveel als tien tot honderd moderne vrachtwagencombinatie uitstoot?
In 2018 heeft TNO in opdracht van Topsector Logistiek en Emissieregistratie de inzet en emissies van vier gangbare bouwmachines gemeten2. Uit de verkregen praktijkdata bleek dat de uitstoot van stikstofoxiden van de gemeten bouwmachines hoger waren dan tot dan toe aangenomen. Op basis van deze metingen zijn in 2019 zijn de emissietotalen voor mobiele werktuigen in de emissieregistratie geactualiseerd3.
De praktijkuitstoot van een dieselpomp is afhankelijk van de leeftijd en het motorvermogen. Nieuwe dieselpompen moeten aan de meest recente Stage-V emissie-eisen voldoen, terwijl oudere pompen aan lagere Stage normen moeten voldoen. Volgens opgave van TNO is een vijftien à twintig jaar oude Stage-II dieselpomp voor stikstofoxiden veertien keer zo vervuilend en voor fijnstof honderd keer zo vervuilend als een moderne Euro-VI vrachtwagen. Een moderne Stage-V pomp is voor stikstofoxiden nog zeven keer zo vervuilend als een Euro-VI vrachtwagen en voor fijnstof ongeveer even vervuilend.
Is het juist dat deze groep tractoren, graafmachines, generatoren en dieselpompen 20 tot 350 procent meer stikstofoxiden uitstoot?
De uitstoot van stikstofoxiden van de vier in 2018 in opdracht van Topsector Logistiek en Emissieregistratie geteste mobiele werktuigen lag 25% tot 350% boven de normwaarden van de Europese typekeuring van deze machines. Met deze percentages wordt een indicatief beeld gegeven van de overschrijding ten opzichte van de normwaarde. Hogere praktijkemissies kunnen optreden als de condities van de motorbelasting anders zijn dan tijdens de typekeuringstest. Bij bijvoorbeeld langdurig stationair draaien loopt de temperatuur van de AdBlue katalysator terug, waardoor deze niet meer werkt. De uitstoot van stikstofoxiden (NOx) kan dan flink oplopen.
Ik vind het onwenselijk dat de emissies van mobiele werktuigen in de praktijk hoger zijn dan de officiële norm. Om dit tegen te gaan zouden voor mobiele machines net als voor wegvoertuigen emissienormen voor de Real Driving Emissions (RDE) kunnen worden geïntroduceerd. Hierbij worden de emissies op de openbare weg gemeten. De Europese Commissie werkt nu niet aan een voorstel voor RDE-normen voor mobiele werktuigen. Het stellen van RDE-eisen aan mobiele werktuigen zou een langdurig Europees traject worden.
Gezien de urgentie van het stikstofdossier wil ik zo spoedig mogelijk meer grip krijgen op de emissies van mobiele werktuigen. Met de sectoren/branches treed ik in overleg over de wijze waarop fabrikanten van motoren en mobiele werktuigen voldoen aan vigerende emissienormen middels (door)ontwikkeling van bestaande én nieuwe emissiemonitoringssystemen en -technieken, alsook de wijze waarop de eigenaren/houders van mobiele werktuigen kunnen verantwoorden dat hun mobiele werktuigen aan de gestelde normen voldoen. Ik zal de Europese Commissie en de andere lidstaten op de hoogte stellen van de bevindingen in Nederland en een oproep doen om ook tussentijdse oplossingen te onderzoeken in Europees verband. Branches werken in het sectorinitiatief «De Groene Koers» samen aan een versnelling van emissiereductie van mobiele werktuigen. Ik heb hen reeds over mijn ideeën geconsulteerd.
Kunt u bevestigen dat dit in hoofdzaak gaat over 80 duizend tractoren, 15 duizend graafmachines, 1.600 generatoren en 700 dieselpompen?
De aantallen tractoren, graafmachines en andere mobiele machines in Nederland zijn niet precies bekend, omdat deze niet worden geregistreerd. Via een wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 wordt gewerkt aan de introductie van een APK voor landbouw- en bosbouwtrekkers, in combinatie met de introductie van een registratie- en kentekenplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers, motorrijtuigen met beperkte snelheid en mobiele machines. Dit wetsvoorstel is op 28 januari 2020 door uw Kamer aangenomen en is nu aanhangig bij de Eerste Kamer. Door het introduceren van een systeem van registratie en kentekening zal er beter zicht komen op het wagenpark.
In de emissieregistratie wordt voor de aantallen mobiele machines uitgegaan van een inventarisatie en schatting van jaarlijkse verkoopaantallen, afkomstig van verschillende bronnen4. Gecombineerd met een schattingen voor de levensduur wordt tot een «actief machinepark» gekomen. De emissieregistratie gaat voor emissiejaar 2018 uit van ruim 72 duizend landbouwtrekkers, ca. 20 duizend graafmachines, 1600 generatoren (in de bouw) en 700 dieselpompen.
Klopt het bericht dat deze lokale vervuiling door stikstofoxiden wordt onderschat door modellen, onder andere het aeriusmodel? Zo ja, kunt u dit toelichten en per model voor de stikstofdepositie specificeren wat er onderschat wordt? Wat is de reden van deze onderschatting?
Het AERIUS model wordt gebruikt voor zowel de doorrekening van locatie-specifieke depositiebijdrage van een project als de doorrekening van de ontwikkeling van de landelijke totale deposities. De locatie-specifieke bijdrage van mobiele werktuigen aan concentraties en deposities van stikstofoxiden worden in beeld gebracht bij onderzoeken voor specifieke projecten. Het gaat dan bijvoorbeeld om de lokale depositiebijdrage van activiteiten in het kader van de aanvraag van een natuurvergunning of een ander toestemmingsbesluit, zoals de depositiebijdrage van mobiele werktuigen die worden ingezet bij een bouwproject.
Bij locatie-specifieke berekeningen van een project met het AERIUS model is het de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer om op basis van de laatste inzichten tot een realistische inschatting van de emissie te komen. De initiatiefnemer dient daarbij zelf de verwachte uitstoot van stikstofoxiden als gevolg van de inzet van mobiele werktuigen te bepalen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de in het model opgenomen emissiefactoren voor diverse mobiele werktuigen. Het is uiteindelijk aan de initiatiefnemer om te onderbouwen dat – en aan het bevoegd gezag om te toetsen of – de toegepaste emissiefactoren juist zijn en niet leiden tot een onderschatting.
Voor doorrekeningen met het AERIUS model van de landelijke totale deposities wordt uitgegaan van de emissiegegevens van mobiele werktuigen in de emissieregistratie. Dit betekent dat de inzet van mobiele werktuigen op (bouw)locaties meegenomen op het niveau van bevolkings- en arbeidsplaatsenconcentraties en niet op het niveau van specifieke, tijdelijke projecten. De emissies voor mobiele werktuigen die in 2019 zijn geactualiseerd in de emissieregistratie worden meegenomen bij de doorrekening van de landelijke deposities met het AERIUS-model. De gemiddelde landelijke depositiebijdrage van mobiele werktuigen zal daardoor naar verwachting hoger zijn dan tot dusverre is berekend. Bij een hogere uitstoot dan geraamd, wordt de overstap naar elektrificatie van bouwmaterialen nog belangrijker. Hiervoor zal echter tijd nodig zijn. Omdat het AERIUS model op basis van recente wetenschappelijke en ecologische inzichten op meerdere onderdelen wordt geactualiseerd, is vooraf niet bekend hoe alle actualisaties gezamenlijk doorwerken in de totale deposities.
Kunt u een overzicht geven van zowel de onjuiste alsook van de gecorrigeerde stikstofoxiden emissiefactoren, onderverdeeld per relevante groep verbrandingsmotoren?
Voor middelzware en zware Stage IV (bouwjaar 2014 – 2018) en Stage-V (bouwjaar vanaf 2019) mobiele werktuigen werd voor het bepalen van de emissietotalen in de emissieregistratie uitgegaan van de emissiefactor voor stikstofoxiden van 0,5 gram per kWh. Op basis van de in 2018 uitgevoerde metingen is de emissiefactor in 2019 bijgesteld naar gemiddeld 1,26 gram per kWh5. Hierin is meegenomen dat mobiele machines naar verhouding veel stationair draaien. Ook de emissiefactor voor Stage III motoren is verhoogd. De geactualiseerde emissiefactoren voor stikstofoxiden zijn verwerkt in de Nederlandse rapportages van emissietotalen6.
Is het mogelijk dat er een substantiële onderschatting is van de stikstofemissies vanwege deze groep emissiebronnen? Zo ja, kunt u de bandbreedte van percentages noemen waarmee berekeningen mogelijk worden onderschat?
Met de correctie van de emissiefactor naar 1,26 gram per kWh wordt een overschrijding van de emissienorm met een factor twee in de emissiemodellering in rekening gebracht. Meer metingen zijn nodig om meer betrouwbare uitspraken over de praktijkemissies van de verschillende mobiele werktuigen te kunnen doen. Eind 2019 heb ik aan TNO opdracht gegeven om een verder meetprogramma uit te voeren met zes grotere en vier kleinere mobiele machines. Met de resultaten van dit programma, die eind 2020 beschikbaar komen, kan een meer betrouwbare uitspraak worden gedaan van de bandbreedte van overschrijding van de emissies.
Het voornemen is verder om, in het kader van het Schone Lucht Akkoord7 en het klimaatakkoord, versneld toe te werken naar inzet van schone en nul-emissie mobiele werktuigen. Uiteraard zal de bouwsector bij de uitwerking daarvan goed worden betrokken. Hierbij zal ook de mogelijkheid worden onderzocht om de emissie van mobiele werktuigen in de praktijk te handhaven met het oog op milieucriteria bij de aanbesteding. Daarbij wordt gekeken naar de mogelijkheden van een vrijwillige emissiekeuring (roetfiltertest en stikstofmonitoring) van mobiele werktuigen en naar de mogelijkheden om luchtemissies op te nemen in de systematiek en certificering van de CO2-prestatieladder. Ook is in het Schone Lucht akkoord afgesproken dat de rijksoverheid zich actief inzet voor een verdere aanscherping van de Europese normen. Voorzieningen voor het blijvend voldoen aan de normen zijn daarbij een belangrijk aandachtspunt. Tot slot is in het klimaatakkoord afgesproken dat de rijksoverheid zich in zet om CO2-labeling en -normering van mobiele werktuigen te agenderen bij de Europese Commissie.
Behoeven de huidige modellen, onder andere het aerius rekenmodel, voor stikstofdepositie actualisatie voor de emissiefactoren van oude verbrandingsmotoren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer verwacht u deze actualisatie door te voeren en kan dan worden geconcludeerd dat de uitkomsten op basis van het nu actuele aerius rekenmodel een onderschatting geven van de werkelijke stikstofdeposities?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 zijn de landelijke emissietotalen voor mobiele werktuigen in 2019 geactualiseerd in het kader van de emissieregistratie. Deze nieuwe inzichten zijn begin 2020 meegenomen in de kaarten met grootschalige concentraties en deposities (GCN en GDN-kaarten8) die het RIVM heeft opgesteld. Dit jaar worden de nieuwe inzichten ook meegenomen in de doorrekening van de landelijke totale deposities met het AERIUS model.
Bovenstaande werkwijze sluit aan op het gangbare proces van jaarlijkse monitoring van de ontwikkeling van concentraties en deposities door het RIVM. Hierbij wordt voor de berekening van de concentraties en deposities in een bepaald jaar uitgegaan van de emissiegegevens die zijn geactualiseerd in het voorgaande jaar. Zie verder het antwoord op vraag 5.
De toepassing van werktijdverkorting en de economische gevolgen van de coronacrisis |
|
Mahir Alkaya , Bart van Kent |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Kunt u de laatste stand van zaken geven ten aanzien van het aantal keren dat werktijdverkorting is aangevraagd?
De wtv-regeling was niet berekend op het ongekende grote beroep dat op de regeling gedaan werd. Daarom is besloten om de wtv-regeling in te trekken, en te werken aan de invoering en openstelling van de nieuwe tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud (NOW). Deze regeling maakt het mogelijk om werkgevers sneller tegemoet te komen, omdat er gewerkt zal worden aan de hand van voorschotten. De regeling wordt uitgevoerd door UWV en maakt het mogelijk om sneller aan meer aanvragen te voldoen dan bij de wtv-regeling het geval was. Reeds ingediende wtv-aanvragen bij UWV zijn beschouwd als ingediende aanvragen voor de nieuwe regeling. Op het moment dat de website dinsdagochtend 17 maart 2020 offline is gegaan waren er 54.022 aanvragen voor werktijdverkorting. Inmiddels hebben meer dan 130.000 werkgevers een aanvraag ingediend voor de NOW.
Klopt het dat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) in Eindhoven alle aanvragen voor werktijdverkorting gaat behandelen? Zo nee, hoe worden deze aanvragen dan verwerkt?
Zie antwoord vraag 1.
Is er voldoende capaciteit beschikbaar om het aantal aanvragen snel te kunnen beoordelen, ook wanneer het aantal aanvragen snel blijft oplopen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat ondernemers wel zes weken moeten wachten alvorens zij uitbetaald krijgen? Zo ja, bent u bereid alles in het werk te stellen om deze termijn te verkorten? Zo nee, hoe lang duurt dit dan wel?
Zie antwoord vraag 1.
Komt de uitvoering van andere werkzaamheden van het UWV, waaronder het tijdig overmaken van mensen hun uitkering, onder druk te staan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het uitvoeren van de NOW en de Tofa vraagt veel van het UWV. Het kabinet heeft grote waardering voor de wijze waarop het UWV deze nieuwe taken oppakt. Naast de maatregelen in het kader van het noodpakket heeft het UWV ook reguliere werkzaamheden, waaronder het tijdig overmaken van uitkeringen. De stijging in het aantal WW-aanvragen is daarvoor een eigenstandige uitdaging. Op dit moment worden WW-uitkeringen tijdig uitgekeerd, maar het kabinet houdt de vinger aan de pols.
Wat is uw reactie op de opmerking van de Minister van Economische Zaken dat de ruim 1 miljoen zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers) niet hoeven te rekenen op compensatie voor hun inkomensterugval omdat zij daar «ook een beetje zelf voor gekozen» hebben?1
Om ervoor te zorgen dat mensen in staat zijn deze moeilijke periode te overbruggen, heeft het kabinet het noodpakket banen en economie ingevoerd. Door de maatregelen die we nemen om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, derven veel zelfstandigen noodgedwongen inkomsten. Met de Tozo is het kabinet ook deze groep tegemoetgekomen. Ik onderschrijf daarom ook woorden die de Minister van Economische Zaken en Klimaat uitsprak tijdens het debat over de actuele ontwikkelingen rondom het coronavirus: «Die zzp'ers hebben nu een plaats in dat pakket. Dat is ook bedoeld, dat is ook verdiend, dat is ook verstandig».
Uw Kamer heeft met de motie Gijs van Dijk c.s. ook aandacht gevraagd voor de groep werknemers met een oproep- of uitzendcontract die buiten de WW of de bijstand vallen.2 In mijn brief van 20 mei heb ik u op de hoogte gesteld van de mogelijkheden voor een vangnet voor deze groep.3
Onderschrijft u de uitspraken van de Minister van Economische Zaken of bent u wel van plan om mensen met een onzeker inkomen – waaronder zzp’ers – te compenseren voor de terugval in inkomen vanwege de coronacrisis? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is uw reactie op het bericht dat de Amerikaanse president Donald Trump een Duits bedrijf dat aan een coronavaccin werkt wil opkopen om zo het vaccin voor uitsluitend Amerikanen ter beschikking te stellen?1
In de media geeft het Duitse farmaceutische bedrijf CureVac aan dat het geen aanbod van de Amerikaanse president Donald Trump heeft ontvangen om de exclusieve rechten op een mogelijk coronavirusvaccin veilig te stellen. Dit heeft Franz-Werner Haas, plaatsvervangend CEO van CureVac, aangegeven. Hij heeft op 17 maart volgens Politico gezegd: «er was en is geen aanbod» van Trump «of van overheidsinstanties» om het bedrijf over te nemen of «productieslots te reserveren» voor exclusieve vaccinproductie voor de Amerikaanse markt.2
Ook op de website van CureVac staat aangegeven dat het bedrijf zich richt op de ontwikkeling van een coronavirusvaccin met als doel mensen en patiënten wereldwijd te bereiken, te helpen en te beschermen.3
Deelt u de mening dat het immoreel is om met geld en overnames een oplossing voor de coronacrisis voor alleen de eigen bevolking proberen veilig te stellen?
Ik vind het van belang dat therapieën die ontwikkeld zijn, bij die patiënten terecht komen die daar op dat moment het meest baat bij hebben. De medische afweging moet hier leidend in zijn en zou idealiter boven de landsgrenzen moeten uitstijgen. Ik zal dit altijd uitdragen.
Hoe gaat u de beschikbaarheid, toegankelijkheid en betaalbaarheid van een effectief middel in de strijd tegen corona voor iedereen garanderen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat bedrijven en onderzoeksinstellingen die zich bezighouden met de ontwikkeling van een vaccin of middel tegen corona, hiermee een taak van publiek belang uitvoeren en een rol hebben in het garanderen van de beschikbaarheid, toegankelijkheid en betaalbaarheid van het te ontwikkelen medicijn?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u garanderen dat de resultaten in de zoektocht naar een dergelijk middel die mede met Nederlands belastinggeld worden ontwikkeld, niet in private handen verdwijnen en dat de Nederlandse bevolking ervan zal profiteren?
Het is ook in deze crisis niet mijn voornemen om publiekelijk een vaccin te ontwikkelen en bij een eventueel succes de distributie vanuit een publieke organisatie naar de wereldbevolking te verzorgen. Private partijen zijn hier goed voor ingericht en zoals u al zelf aangeeft in uw eerste vraag, zijn private partijen ook op stoom in hun zoektocht naar een vaccin. Zoals ik ook in mijn brief over maatschappelijk verantwoord licentiëren heb aangegeven vind ik toegang tot het middel wat mede met publiekelijk geld tot stand is gekomen van groot belang. Daar waar dit al passend is, kunnen dit soort voorwaarden opgenomen worden als overheidsfinanciering bij de ontwikkeling een rol speelt.
Ik begrijp de vragen die u stelt en ben het met u eens dat toegang tot een vaccin voor de wereldbevolking belangrijk is. En dat geldt ook voor een therapie voor de behandeling van Covid-19. En dat zal iedereen ook met u eens zijn. Maar ik wil nu eerst wel de focus leggen dat het vaccin ontwikkeld wordt, waar ook ter wereld. En dat onderzoekers, privaat of publiek, hier goede omstandigheden voor hebben. Vanuit onder meer fondsen vanuit de EU en ook met coördinatie vanuit de WHO wordt hier hard aan gewerkt.
Bent u bereid om een private verkoop van een eventueel resultaat om een coronavaccin te maken dat mede met behulp van Nederlands belastinggeld tot stand is gekomen en waaraan nu bijvoorbeeld wordt gewerkt door het Erasmus Medisch Centrum en de Universiteit Utrecht, te verbieden?2
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid een noodmaatregel in te stellen waarmee het patentrecht tijdelijk opzij geschoven wordt en het dus verboden wordt een eventueel middel of vaccin te monopoliseren? Wilt u dit op zowel nationaal als Europees niveau doen?
Het bestaande instrumentarium van de Rijksoctrooiwet biedt voldoende mogelijkheden en is noodzakelijk om de kennis omtrent te ontwikkelen medicijnen of vaccins tegen Covid-19 te delen. De Rijksoctrooiwet kent daarnaast de mogelijkheid van een dwanglicentie, dit is een nationale bevoegdheid. Op dit moment is er nog geen aanleiding om naar dit instrument te grijpen. Maar (ook) in tijden van een pandemie is het een optie, waarbij wel zorgvuldigheid en terughoudendheid voorop staat. Ik hoop dat de maatschappelijke betrokkenheid, bij zowel bedrijven als bij landen, ervoor zorgt dat nieuwe therapieën terecht komen bij die patiënten of bevolkingsgroepen die er baat bij hebben.
Bent u bereid om op nationaal, Europees en zo nodig mondiaal niveau afspraken te maken over woekerprijzen, zodat het onmogelijk wordt voor fabrikanten om van de coronacrisis een verdienmodel te maken?
Ik ben er voorstander van om samen met andere landen te onderhandelen over geneesmiddelenprijzen. Dit zal ook hier mijn inzet zijn. Ik zal het altijd afkeuren als er excessieve prijzen voor geneesmiddelen worden gerekend.
De e-laadinfrastructuur voor vrachtwagens |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Elektrische trucks: de techniek is klaar, nu de politiek nog»?1
Ja, hier heb ik kennis van genomen.
Klopt het dat er op dit moment geen openbare e-laadinfrastuctuur voor elektrische trucks aanwezig is langs de snelwegen? Geldt dit ook voor andere Europese landen?
Voor openbare (snellaad)infrastructuur langs de snelwegen geldt dat deze op dit moment inderdaad veelal (nog) niet geschikt is voor e-trucks. Dit geldt niet alleen voor Nederland maar ook voor andere Europese landen.
Deelt u mijn zorgen dat dit voor een onnodige vertraging kan zorgen bij de transitie naar elektrisch (goederen)vervoer over de weg?
Een goede openbare laadinfrastructuur is inderdaad belangrijk om de transitie naar elektrisch goederenvervoer over de weg op een voortvarende manier te laten verlopen. De e-trucks die op dit moment in Nederland rijden laden vooral bij private laadpunten. Wanneer deze in aantal toenemen zal ook de vraag naar publieke, openbare laadinfrastructuur toenemen. Er zal zorgvuldig gekeken worden naar waar deze publieke laadpunten in aanvulling op de private laadinfrastructuur nodig zijn.
In de afspraken uit het Klimaatakkoord over de verduurzaming van het goederenvervoer zijn goede afspraken gemaakt over het realiseren van voldoende en robuuste logistieke laadinfrastructuur, om te voorkomen dat dit een belemmerende factor wordt bij de transitie naar elektrisch goederenvervoer over de weg. Logistieke laadinfrastructuur maakt onderdeel uit van de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL).
Tegelijkertijd worden er in de laadtechniek grote stappen worden gezet door de markt zelf. Zo presenteerde DAF en VDL onlangs nog een laadsysteem dat er door slim laden voor zorgt dat een e-truck per dag ruim 300 kilometer af kan leggen.
Op welke manier wordt gezorgd voor een goede businesscase voor laadpunten voor e-trucks, zodat snel kan worden opgeschaald? Wordt hiermee rekening gehouden bij de implementatie van de RED2-richtlijn?
Een goede businesscase is inderdaad van belang voor de realisatie en exploitatie van laadinfrastructuur voor e-trucks. Zowel vanuit de Nationale Agenda Laadinfrastructuur als de Topsector Logistiek wordt hieraan gewerkt. Wanneer het aantal e-trucks dat potentieel gebruikt zal maken van openbare laadinfrastructuur toeneemt en het ook duidelijk wordt op welke locaties de laadbehoefte van deze trucks ligt, dan zal (bijvoorbeeld voor charge point operators) de businesscase voor openbare laadpunten sneller sluitend te maken zijn.
Ook de Nederlandse implementatie van de RED, middels de systematiek van de jaarverplichting, heeft in de afgelopen jaren een positieve bijdrage gehad op de businesscase van laadinfrastructuur in het algemeen. De exploitant kan via een laadpaal namelijk, als voldaan wordt aan alle voorwaarden, aantonen dat elektriciteit aan vervoer is geleverd. Met het hernieuwbare deel daarvan, bijvoorbeeld op basis van het landelijke gemiddelde, kunnen HBE’s (Hernieuwbare Brandstofeenheden) verkregen worden welke de exploitant kan verhandelen aan brandstofleveranciers die een jaarlijkse verplichting hebben. Vanuit de RED en de jaarverplichting is echter geen sturing mogelijk tussen laadpunten voor bijvoorbeeld personenvervoer of e-trucks. Bij de implementatie van de RED2 wordt opnieuw gekeken naar de impact op de businesscase van laadinfrastructuur en aan het bijdragen aan het realiseren van de afspraken uit het Klimaatakkoord.
Bent u bereid te kijken naar mogelijkheden voor een financiële stimulans in de vorm van bijvoorbeeld subsidies voor openbare e-laadinfrastuctuur voor vrachtverkeer?
Op dit moment zijn er al verschillende mogelijkheden voor financiële ondersteuning als het gaat om het realiseren van laadinfrastructuur voor e-trucks. Zowel de Demonstratieregeling klimaattechnologieën en -innovaties in transport (DKTI) als de MIA/VAMIL bieden de mogelijkheid om logistieke laadinfrastructuur voor het eigen wagenpark te financieren. De MIA/VAMIL biedt alleen de mogelijkheid voor financiële ondersteuning van private logistieke laadinfrastructuur. Voor de DKTI-regeling geldt dat publiek toegankelijke laadinfrastructuur wel in aanmerking kan komen voor financiering wanneer dit onderdeel uitmaakt van het project waaraan een financiële bijdrage wordt toegekend.
De financieringsmogelijkheden van laadoplossingen maakt tevens onderdeel uit van de onderzoeksprogrammering voor logistieke laadinfrastructuur die in het kader van de Nationale Agenda Laadinfrastructuur samen met de daarbij betrokken partijen wordt opgesteld.
Het bericht dat Apollo/Vredestein 750 fulltime-equivalent (fte) aan banen wil schrappen in de locatie in Enschede |
|
Frank Futselaar |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat Apollo/Vredestein 750 fte aan banen wil schrappen in de locatie in Enschede?1 Zo ja, was u eerder op de hoogte van dit besluit dan de media of de betreffende medewerkers?
Ja. En nee, ik was niet eerder op de hoogte van dit besluit dan de media of de betreffende medewerkers.
Hebt u contact gezocht met de directie van Apollo/Vredestein om te zorgen dat zoveel mogelijk banen behouden blijven voor de regio? Zo nee, bent u alsnog bereid dit te doen?
Mijn medewerkers houden op mijn verzoek nauw contact met de provincie, gemeente en het bedrijf.
Deelt u de mening dat het verdwijnen van hoogwaardig productiewerk op deze schaal een zeer verontrustende ontwikkeling is en zoveel mogelijk zou moeten worden voorkomen?
Het bericht over het voornemen om 750 van de 1.100 vaste banen te schrappen bij Apollo Vredestein in Enschede, is vooral een zware klap voor de getroffen medewerkers en hun gezinnen. Ik ben het eens dat het verdwijnen van hoogwaardig productiewerk in beginsel zoveel mogelijk voorkomen zou moeten worden. Deze voorgenomen reorganisatie is echter een strategische overweging van het bedrijf. De voorgenomen reorganisatie zal wordt nu eerst met de ondernemingsraad en bonden worden besproken.
Ziet u in het feit dat het Indiase Apollo Tyres naar eigen zeggen Vredestein heeft overgenomen specifiek voor de kennis en met deze kennis een nieuwe fabriek in het Hongaarse Gyöngyöshalász heeft gebouwd een structureel risico, waarbij hoogwaardige industriële bedrijven in Nederland door buitenlandse investeerders worden opgekocht voor hun kennis en vervolgens de werkgelegenheid verdwijnt naar lagelonenlanden? Hoe denkt u dit soort scenario’s in de toekomst te gaan voorkomen?
De directie van Apollo Vredestein NL heeft aangegeven dat de uitbreiding in Hongarije bedoeld was om aan de groeiende vraag naar banden te kunnen voldoen. Die vraag is echter de laatste jaren gedaald door veranderende marktomstandigheden. Door deze veranderende marktomstandigheden maakt Apollo nu de keuze om in Enschede de kleinschalige en specialistische productie van banden te houden en de grootschalige productie in Hongarije en India te laten plaatsvinden. Volgens de directie heeft Apollo de houdbaarheid van productie van dat productsegment in Enschede geanalyseerd en met inachtneming van veranderende marktomstandigheden de intentie uitgesproken om de fabriek in Enschede te specialiseren tot de productie van landbouwbanden en specialistische hoogwaardige banden met als doel het voortbestaan van Apollo Vredestein in Enschede te borgen. Het is goed om te vermelden dat het besluit tot de steunverlening 5,5 jaar geleden is genomen en dat Apollo al geruime tijd actief is in Hongarije. Apollo geeft aan dat er geen causaal verband is tussen de reorganisatie in Enschede en de Hongaarse fabriek.
De overheid kan dit niet voorkomen, maar door middel van inzet van onder anderen NFIA en regionale ontwikkelmaatschappijen trachten wij hoogwaardige industriële bedrijven zoveel mogelijk te binden aan de regio door het scheppen van de juiste voorwaarden (verbeteren van het vestigingsklimaat, samenwerking met kennisinstellingen en clustervorming).
Klopt de berichtgeving in sommige media dat voor de bouw van de Hongaarse fabriek Europese subsidie is gebruikt?2 Kunt u duidelijk aangeven of dit het geval is? Zo ja, hoe duidt u het feit dat Europese subsidie er feitelijk toe lijdt dat werkgelegenheid uit Nederland verdwijnt?
Uit documentatie van de Europese Commissie en gesprekken met Apollo Vredestein is mij gebleken dat hier geen sprake is van Europese subsidies maar van subsidies van de Hongaarse overheden. Deze subsidies bestaan uit: 48,2 mln. directe subsidie, 2,8 mln. werkgelegenheidssubsidie en belastingvoordeel dat kan oplopen tot 44,7 mln. Deze subsidies zijn vervolgens getoetst door de Europese Commissie.
Is het correct dat de Europese Commissie in 2014 een omvangrijk pakket aan staatssteun heeft toegestaan voor de bouw van de Hongaarse fabriek?3 In hoeverre deelt u met de kennis van nu de analyse van de Europese Commissie destijds dat er nauwelijks sprake was van marktverstoring?
Ik heb geen reden om te twijfelen aan de legitimiteit van de destijds verleende steun. Binnen de EU gelden strikte voorwaarden voor staatssteun, die bovendien worden getoetst door de Europese Commissie. In dit geval heeft de Commissie geoordeeld dat de staatsteun die Hongarije heeft gegeven verenigbaar is met de interne markt.
In hoeverre kunnen medewerkers van Vredestein een beroep doen op het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering? Wordt hiervoor een aanvraag gedaan, hetzij door de rijksoverheid, hetzij door de provincie Overijssel?
Het Europees Globaliseringsfonds (EGF) is een fonds dat steun biedt aan werknemers die als gevolg van globalisering of economische en financiële crises hun baan verliezen. Er kan een mogelijk beroep op het EGF gedaan worden, wanneer er minimaal 500 personen ontslagen worden in een referentieperiode. Voor bedrijven is deze referentieperiode vier maanden. De aanvrager moet aantonen dat de ontslagen een gevolg zijn van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen.
In deze specifieke casus zou de provincie Overijssel de aanvrager kunnen zijn. Het Ministerie van SZW begeleidt en ondersteunt aanvragen bij EGF en bepaalt uiteindelijk ook of de aanvraag ingediend gaat worden bij het EGF. Of het in deze casus tot een dergelijke aanvraag komt, is op dit moment nog niet bekend.
Bent u op de hoogte van het feit dat onder veel werknemers het oordeel leeft dat de locatie Enschede gebaseerd alleen op de productie van banden voor agrarische voertuigen en het duurdere segment niet op termijn rendabel is en daarmee de huidige voorstellen in de praktijk op termijn het einde van de locatie Enschede betekenen?
Ik begrijp dat er bij de medewerkers zorgen bestaan over de toekomst. Apollo stelt dat de reden voor de voorgestelde reorganisatie in Enschede, waarbij wordt gekozen voor specialisatie in hoogwaardige banden en banden voor agrarische voertuigen, juist bedoeld is om de fabriek in de toekomst winstgevend te maken en het voortbestaan te borgen. Ik heb geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Uiteraard is het moeilijk om op dit moment te voorspellen hoe succesvol deze reorganisatie zal zijn in het licht van de ontwikkelingen in de markt.
Wat wordt gedaan specifiek om de locatie voor Research & Development (R&D) van Vredestein te behouden?
Het Global R&D Centre van Apollo Europe is in Enschede gevestigd. Apollo heeft bevestigd dat dit centrum niet wordt aangetast door de voorgenomen reorganisatie. Dit onderdeel valt direct onder de holding in India. Er werken ongeveer 150 mensen.
Is er de afgelopen jaren vanuit het Rijk, de provincie Overijssel of de regio Twente subsidie gegaan naar Vredestein?
Apollo Vredestein heeft in het verleden gebruikgemaakt van de instrumenten die EZK ter beschikking gesteld zoals de WBSO.
Sinds 2010 is er ongeveer 8,5 miljoen euro aan subsidie uitbetaald aan Apollo Vredestein. Het merendeel daarvan in het kader van de subsidieregeling Praktijkleren. Een flink deel van deze subsidies is al jaren geleden verstrekt. Ook is er nog een SDE (Stimuleren Duurzame Energieproductie)subsidie toegekend (EUR 2,5 miljoen) voor een zon-pv project. Tot slot heeft Apollo R&D in 2017 en 2018 deelgenomen aan een PPS toeslag project op het gebied van Bio Based Economy. Het bedrijf ontving hiervoor overigens zelf geen subsidie.