De deportatie van Syrische vluchtelingen door Turkije |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Deportaties in Turkije: «Ze hebben hem naar Syrië gestuurd»»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Turkije vluchtelingen uit Syrië oppakt en deporteert naar onveilig gebied in Syrië, al dan niet gebruikmakend van gedwongen ondertekende verklaringen over vrijwillig vertrek?
Indien u het in vraag 2 genoemde niet kunt bevestigen, bent u bereid de Europese Commissie te verzoeken hier eigenstandig onderzoek naar te laten doen? Zo nee, waarom niet?
Indien het klopt dat Turkije vluchtelingen terugstuurt naar onveilig gebied in Syrië, wat betekent dit volgens u voor de mate van veiligheid van Turkije voor vluchtelingen?
Is de Turkijedeal nog van kracht, nu Turkije heeft gesteld de afspraken voorlopig op te schorten en geen vluchtelingen uit Griekenland meer over te nemen vanwege het uitblijven van visumliberalisatie?2
Noch uit de contacten tussen de Europese Unie en de Turkse autoriteiten, noch uit de praktische uitvoering van de Verklaring blijkt dat Turkije gestopt is met het terugnemen van vluchtelingen uit Griekenland. Begin augustus heeft nog een terugkeeroperatie plaatsgevonden vanaf de Griekse eilanden.
Hoeveel geld van de tweede tranche van de in de Turkijedeal afgesproken € 6 miljard, die vanuit de EU zou worden geïnvesteerd in de opvang van vluchtelingen in Turkije, is inmiddels overgemaakt?
In de EU-Turkije Verklaring is door de EU een tweede tranche van EUR 3 miljard toegezegd, in aanvulling op de reeds in 2015 toegezegde eerste tranche, eveneens EUR 3 miljard, middels de Faciliteit voor Vluchtelingen in Turkije (FRIT) In totaal is tot juli 2019 via de eerste en tweede tranche EUR 5,6 miljard gecommitteerd en zijn voor EUR 3,45 miljard aan contracten gesloten.3 De looptijd van projecten onder de tweede tranche is tot 2025.
Zoals gemeld in de beantwoording van de vragen van het lid Groothuizen (D66) over «Deportaties in Turkije: «Ze hebben hem naar Syrië gestuurd»», is er op dit moment geen aanleiding om aan te nemen dat er sprake is van een structureel beleid om Syrische vluchtelingen uit Turkije uit te zetten. Het uitgangspunt van de EU-Turkije Verklaring is dat deze binnen geldende juridische kaders plaatsvindt, waaronder dus ook de verplichting om het principe van non-refoulement te respecteren. Bovendien dragen de middelen die in het kader van de FRIT worden besteed via VN-organisaties en internationale ngo’s, juist bij aan het verbeteren van de omstandigheden van vluchtelingen in Turkije. Zo hebben dankzij de Faciliteit meer dan 635.000 Syrische kinderen in Turkije toegang tot onderwijs, en zijn meer dan 5 miljoen consultaties in ziekenhuizen aan vluchtelingen verleend. Daarnaast ontvangen 1,5 miljoen kwetsbare vluchtelingen via de Faciliteit een bijdrage voor hun basisbehoeften.
Kan het geld dat nog vanuit de EU naar Turkije wordt overgemaakt in het kader van de Turkijedeal voorwaardelijk worden gemaakt aan het stoppen van arrestaties en deportaties van Syrische vluchtelingen door Turkije? Zo ja, bent u bereid hiervoor te pleiten bij de Europese Commissie?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om op bilateraal niveau aan de Turkse overheid te kennen te geven dat Nederland niet gediend is van het deporteren van Syrische vluchtelingen in strijd met het non-refoulement beginsel? Zo nee, waarom niet?
In contacten met de Turkse autoriteiten wordt met grote regelmaat gewezen op het belang om te zorgen voor adequate opvang en bescherming van vluchtelingen conform geldende internationale kaders, waaronder het beginsel van non-refoulement. Daarbij erkent Nederland ook de grote uitdaging waar Turkije voor staat als het grootse opvangland van vluchtelingen in de wereld. Het is van belang om Turkije bij zijn inspanningen, die ook een gedeelde verantwoordelijkheid zijn, te blijven steunen.
Het bericht dat een deel van de konikpaarden uit de Oostvaardersplassen die zijn uitgezet in een natuurgebied in Spanje, ziek is |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kent u het bericht «Deel naar Spanje verhuisde konikpaarden is ziek»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat een deel van de konikpaarden uit de Oostvaardersplassen die zijn uitgezet in een natuurgebied in Spanje, ziek is? Zo ja, wat hebben de paarden opgelopen, hoeveel dieren zijn er ziek en wanneer en hoe kan dit gebeurd zijn? Zo nee, waarom bent u daar niet van op de hoogte?
Uit een audiobericht van de nieuwe eigenaar heb ik begrepen dat er 20 paarden in mindere conditie zijn en 40 paarden in goede conditie. Dit is inclusief de 20 in 2016 overgeplaatste paarden van FREE Nature. Of de 20 paarden in mindere conditie ziek zijn, of alleen mager, weet ik niet. Bij ons is niet bekend of alle dieren die in mindere conditie zijn, afkomstig zijn uit de Oostvaardersplassen. Een aantal van de konikpaarden heeft vermoedelijk last van een veelvoorkomende parasiet, de Strongylus. Die parasiet hebben zij waarschijnlijk opgelopen in het gebied zelf, aangezien de dieren pas sinds juli vermagerd zijn. De dieren zijn voor vertrek gecontroleerd door een dierenarts. Hierbij zijn geen ziekten of andere mankementen geconstateerd, op een oogwond bij één van de paarden na, waar het dier geen last van heeft.
Staatsbosbeheer heeft conform afspraken met de provincie Flevoland en de adviezen van de commissie-Van Geel ervoor gezorgd dat het aantal dieren in de Oostvaarderplassen is teruggebracht. Daarbij is uitgebreid naar mogelijke gebieden gekeken en na zorgvuldige afweging dit gebied in Spanje uitgekozen. De paarden zijn met de uiterste zorg daar naar toe gebracht. Hoewel Staatsbosbeheer na de overdracht in maart 2019 formeel geen verantwoordelijkheid meer heeft voor de dieren, wil Staatsbosbeheer natuurlijk wel dat de paarden een goed leven hebben in Spanje.
Kunt u bevestigen dat de eigenaar van de stichting Paleolítico Vivo, aan wie de paarden zijn overgedragen, Staatsbosbeheer om geld en hooi heeft gevraagd? Zo ja, heeft Staatsbosbeheer aan dit verzoek voldaan? Zo nee, waarom bent u hier niet van op de hoogte?
Staatsbosbeheer heeft van de directeur, oprichter en verantwoordelijke voor het beheer van het betreffende natuurgebied een mail ontvangen, begin augustus, waarin hij vraagt om hooi of geld. Daarover zijn in de overeenkomst met Paleolítico Vivo geen afspraken gemaakt. Staatsbosbeheer heeft wel advies aangeboden. Om de verplaatsing voor de paarden soepel te laten verlopen is in maart een voorraad hooi meegeleverd door Staatsbosbeheer. Dit in verband met het tijdstip van de verhuizing. Doordat een aantal dieren drachtig was, moest de verhuizing plaatsvinden voor medio maart. Later zouden de paarden te kwetsbaar zijn in verband met hun jongen, het verschil in temperatuur te groot of de overgang naar ander voedsel te onwennig.
Zijn er afspraken gemaakt met de stichting Paleolítico Vivo over het bijvoeren van de paarden bij te weinig voedselaanbod? Zo ja, welke afspraken zijn er gemaakt en hoe kan het dat het hooi in Spanje kennelijk op is en de stichting in Spanje geen nieuwe voorraad kan betalen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Er zijn geen afspraken gemaakt omtrent het bijvoeren van de dieren. Uit ervaring met een eerdere overplaatsing van konikpaarden naar het gebied door FREE Nature is gebleken dat de paarden daar goed behandeld werden. Uit het veldbezoek begin 2019 weet Staatsbosbeheer dat er wordt bijgevoerd in tijden van voedselschaarste. In tijden van grote droogte kan het zijn dat er hooitekorten in Spanje ontstaan en de prijzen navenant stijgen.
Hoe is het mogelijk dat de stichting waaraan Staatsbosbeheer de konikpaarden heeft overgedragen, kennelijk om geld verlegen zit?
Het is mij niet duidelijk of de stichting op dit moment om geld verlegen zit of uit andere overwegingen heeft gehandeld.
Op basis van welke criteria werd deze stichting geschikt bevonden als nieuwe eigenaar?
Er zijn weinig geschikte gebieden in West-Europa waar de paarden heen kunnen. De meeste gebieden kampen zelf met de noodzaak tot uitplaatsing. Afstand en draagkracht van het gebied waren belangrijke criteria, verder is rekening gehouden met Natuurlijk Areaal, Kwaliteit leefgebied, Voldoende ruimte voor een levensvatbare populatie en Genetische samenstelling populatie. Voor meer informatie over deze criteria verwijs ik u naar het rapport van Wageningen Environmental Research (2018)2 dat opgesteld is in opdracht van de provincie Flevoland. De stichting heeft verder ruime ervaring met een variëteit aan natuurlijke begrazing en heeft al eerder konikpaarden overgenomen uit Nederland in 2016. Er is tussen 18 en 20 februari 2019 een veldbezoek geweest door een dierenarts en een ecoloog die de geschiktheid van het gebied hebben beoordeeld. Die beoordeling is positief uitgevallen. Er zijn semi-natuurlijke omstandigheden beschikbaar, waarbij de paarden in familieverband kunnen leven.
Is de financiële situatie van de stichting daarbij afgewogen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Daar was geen aanleiding toe. Uit de gesprekken met de ontvangende stichting bleek niet dat er financiële moeilijkheden zouden kunnen ontstaan. Bovendien heeft de ontvangende stichting een zorgplicht die zij bewust is aangegaan.
Klopt het dat Staatsbosbeheer in het contract met de stichting Paleolítico Vivo heeft laten optekenen dat zij na een halfjaar en na een jaar zou horen hoe het met de paarden gaat?
Ja.
Kunt u verklaren waarom Staatsbosbeheer wel informatie wil ontvangen over het welzijn van de dieren maar vervolgens, wanneer de paarden ziek en mager blijken te zijn, naar de stichting in Spanje wijst om het op te lossen?
Zoals in vraag 2 al is beantwoord, wil Staatsbosbeheer ondanks de overdracht van de formele verantwoordelijkheid wel dat de paarden een goed leven hebben in Spanje. Daarom heeft Staatsbosbeheer uit algemene betrokkenheid bij het welzijn van de paarden deze zin opgenomen in het contract.
Kunt het contract met de stichting Paleolítico Vivo aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Het contract is reeds door Staatsbosbeheer op zijn website geplaatst en u vindt het in de bijlage3.
Kunt u verklaren waarom de paarden erg mager zijn en er kennelijk in het Spaanse natuurgebied midden in de zomer «niet genoeg voedsel te vinden is»?2
Nee, we weten helaas niet wat de oorzaken hiervoor zijn. Er wordt momenteel onderzoek gedaan door lokale dierenartsen om meer over de feitelijke toestand van de paarden te weten te komen. Staatsbosbeheer blijft hierover in contact met de Stichting Paleolítico Vivo. Volgens deskundigen kunnen er vele oorzaken bestaan voor de conditie van de paarden. In het eerder aangehaalde WER-rapport5 (blz. 16) wordt het volgende vermeldt: «Voor de paarden is overbevolking nog lang niet aan de orde, de kudde behoeft juist versterking met wilde dieren, temeer daar de ambitie is om het gebied te vergroten». Er was voor Staatsbosbeheer bij het maken van de afspraken voor de overdracht hierdoor geen reden te denken dat er voedseltekorten zouden ontstaan.
Op basis van welke criteria is het gebied in Spanje gekozen als geschikt gebied om de paarden uit te zetten?
Zie het antwoord op vraag 6.
Is daarbij rekening gehouden met slechte weersomstandigheden zoals extreme droogte in de zomer, waardoor er mogelijk te weinig voedsel te vinden is voor de paarden? Zo nee, waarom niet?
Ja. Dit zou echter geen probleem moeten zijn voor het gebied en de konikpaarden, ook gezien de ervaringen met de daar reeds levende kuddes.
Is daarbij rekening gehouden met voldoende beschuttingsmogelijkheden voor de paarden? Zo nee, waarom niet?
Het gebied bestaat hoofdzakelijk uit open bos met ondergroei van gras en op verschillende open plekken heide. Dit biedt veel afwisseling in leefgebied met beschuttingsmogelijkheden, mochten de paarden daar behoeften aan hebben. Dit is in lijn met het eerder aangehaalde WER-rapport.
Op welke manier wordt het welzijn van de paarden gemonitord?
De monitoring van het welzijn is vanaf de formele overdracht de verantwoordelijkheid van de stichting Paleolítico Vivo.
Zijn er afspraken gemaakt met de stichting over het verzorgen van de paarden bij ziekte en wordt er toezicht gehouden door een onafhankelijke dierenarts? Zo nee, waarom niet?
Er zijn geen formele afspraken gemaakt hoe met ziekte wordt omgegaan. Dit is nu de verantwoordelijkheid van de stichting Paleolítico Vivo. Daarvoor geldt Spaanse wet- en regelgeving. Twee lokale dierenartsen zijn standaard op afroep beschikbaar. Waar nodig kan Staatsbosbeheer met kennis en advies bijstaan.
Zijn er afspraken gemaakt met de stichting over het eventueel uit hun lijden verlossen van heel zieke of magere dieren die niet zullen overleven? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het is aan de stichting Paleolítico Vivo om beleid te bepalen wat te doen bij zieke of zwakke dieren. Zij hebben ruime ervaring met natuurlijke begrazing en handelen naar eigen verantwoordelijkheid en inzicht binnen het kader van de Spaanse wet- en regelgeving. Uit rapporten bleek dat Paleolítico Vivo in het verleden ernstig zieke dieren uit hun lijden verloste.
Is er sprake van jacht in het gebied en zijn er afspraken gemaakt om te voorkomen dat deze dieren zullen worden bejaagd? Zo nee, waarom niet?
Het gebied is omgeven door een raster en goed te beheersen. In de overdrachtsovereenkomst is opgenomen dat de dieren een semi-wild bestaan krijgen voor de rest van hun natuurlijke levensduur. Hieruit blijkt dat jacht op de dieren niet is toegestaan. Wanneer hier niet aan voldaan wordt, dient de stichting € 1.000,- boete te betalen per dier.
Indien bovenstaande afspraken niet gemaakt zijn, op welke manier is de overplaatsing dan in het belang van het welzijn van de paarden geweest?
Het verminderen van het aantal grote grazers waaronder de paarden is geadviseerd door de commissie Van Geel en overgenomen door provinciale staten van Flevoland. Doel van het terugbrengen van het aantal grazers is om de graasdruk in de Oostvaardersplassen te verminderen zodat de graslanden kunnen herstellen, de vegetatieontwikkeling meer dynamiek krijgt en er ruimte is om andere herstelmaatregelen te nemen, bijvoorbeeld voor het bereiken van de N2000 doelen. Binnen de verschillende mogelijkheden om het aantal paarden terug te brengen is gekozen voor verplaatsen naar andere gebieden om deze paarden in de nabije toekomst een goed leven te geven.
Deelt u de mening dat de paarden een stressvol transport, ziekte en vermagering met alle gevolgen van dien, bespaard zouden zijn gebleven wanneer de oorspronkelijke verbindingszones en migratiemogelijkheden in de Oostvaardersplassen mogelijk gemaakt zouden zijn en de dieren genoeg ruimte en beschutting geboden was? Zo nee, waarom niet?
De verbindingszone is er niet gekomen. Over de mogelijke gevolgen kan ik niet speculeren.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden, zonder naar eerdere antwoorden te verwijzen?
Alle vragen zijn beantwoord. Waar relevant, is verwezen naar het antwoord op eerdere vragen.
Het bericht ‘Deportaties in Turkije: ‘Ze hebben hem naar Syrië gestuurd’’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Deportaties in Turkije: «Ze hebben hem naar Syrië gestuurd»»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Turkije de afgelopen tijd Syrische vluchtelingen heeft uitgezet naar Syrië, terwijl dit geen veilig land is? Zo ja, kunt u aangeven hoeveel vluchtelingen zijn uitgezet naar Syrië? Zo nee, hoe verklaart u dan de beweringen die in het bericht van Nieuwsuur worden geuit?
Deelt u de mening dat het uitzetten van vluchtelingen naar een onveilig land in strijd is met internationale verdragen, zoals het VN-vluchtelingenverdrag? Zo ja, wat is uw oordeel als het klopt dat Turkije deze afspraken schendt?
Wat betekent het mogelijk schenden van de afspraken door Turkije voor de afspraken tussen de Europese Unie en Turkije over het opnemen en terugsturen van migranten en vluchtelingen?
Heeft u, al dan niet in Europees verband, contact gehad met de regering van Turkije over deze kwestie? Zo ja, wat is besproken en afgesproken? Zo nee, bent u van plan dat na deze berichtgeving alsnog te doen? Zo nee, waarom niet?
In hoeverre ziet u een relatie tussen de toename van de aankomsten via zee in Griekenland in de maand juli (ten opzichte van 2018 en 2017) en de berichtgeving over de uitzettingen in Turkije? Waarom ziet u wel of geen relatie?2
Het totale aantal aankomsten in 2019 in Griekenland vanuit Turkije, dat wil zeggen via zee én via land, is volgens de Europese Commissie ongeveer gelijk aan het totale aantal aankomsten in dezelfde periode in 2018. Wel is het zo dat er vanaf januari 2019, dus niet alleen in juli en augustus, een toename te zien is in het aantal aankomsten via zee. Afghanen vormen hierbij verreweg de grootste groep. En veel kleiner aandeel betreft Syriërs. Gegeven het bovenstaande, kan op dit moment niet worden geconcludeerd dat er een rechtstreeks verband is tussen voornoemde berichten over uitzettingen naar Syrië en de toename van het aantal aankomsten op de Griekse eilanden.
Het falend munitiebeleid |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Het duurt jaren voor Defensie bestelde munitie in huis heeft?1
Ja.
Schaamt u zich niet dat de aanschaf van munitie zoveel tijd in beslag neemt, terwijl u wel in staat bent om in een handomdraai Turkse dienstplicht af te kopen en geld uit te geven aan diversiteitswaanzin en klimaathysterie? Zo nee, waarom niet?
Er zijn goede en verklaarbare redenen voor de doorlooptijd van munitieprojecten zoals levertijden van leveranciers, zorgvuldigheid en overwegingen van spreiding (Kamerstuk 27 830, nr. 265).
Bent u bekend met het feit dat Nederland in het verleden een betrouwbare en snel werkende munitie-industrie had?
Het is mij bekend dat in Nederland in het verleden munitieproducenten gevestigd waren.
Bent u bekend met het feit dat de Nederlandse munitie-industrie om zeep is geholpen doordat de VVD en uw linkse vrienden meer heil zagen in buitenlandse munitiefabrikanten die tot de dag van vandaag onze militairen ziek maken met onveilige munitie (bijvoorbeeld door munitie met verarmd uranium)?
Nee. Het in deze vraag geschetste beeld en de elementen waaruit dit beeld is opgebouwd herken ik niet. Defensie heeft als uitgangspunt dat materieel veilig moet zijn ongeacht of dit uit binnen- of buitenland afkomstig is.
Bent u bereid de Europese aanbestedingsregeling in de burn pit te gooien en in constructief overleg te treden met de werkscheppende Nederlandse defensie-industrie voor een snelle levering van veilige munitie? Zo nee, waarom niet?
Voor elk verwervingstraject maakt Defensie een afweging voor de meest passende verwervingsstrategie, waarbij het uitgangspunt is om het beste product voor de beste prijs te verwerven. Zie hiervoor tevens de Defensie Industrie Strategie (Kamerstuk 31 125, nr. 92). Daarnaast bespreekt Defensie ook regelmatig de toekomstige behoeften aan materieel met de Stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV). Bedrijven kunnen altijd interesse tonen in aanbestedingen die op de daartoe bestemde kanalen worden gepubliceerd.
Kunt u bovenstaande vragen apart beantwoorden, ook indien samenhang bestaat tussen de vragen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Het bericht 'Medewerker PI Krimpen bewusteloos na aanval van gedetineerde' |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht ««Medewerker PI Krimpen bewusteloos na aanval van gedetineerde»?1 Klopt hetgeen hierin vermeld wordt? Zo nee, waarom niet?
Ja. Het klopt dat een geweldsincident heeft plaatsgevonden.
Deelt u de mening dat dit nooit had mogen gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Geweld tegen personeel vind ik onacceptabel. De gedetineerde is bestraft met de wettelijke maximumstraf van veertien dagen verblijf in de strafcel. Daarnaast is de gedetineerde overgeplaatst naar een andere penitentiaire inrichting waar hij in een regime met minder interne vrijheden is geplaatst. Er is aangifte gedaan van poging tot doodslag. Door deze maatregelen wordt onderstreept dat dit gedrag onacceptabel is.
Kunt u tot in detail weergeven hoe dit heeft kunnen gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Een aantal gedetineerden was onder toezicht van een PIW’er de afdeling aan het reinigen. Tussen twee gedetineerden is onenigheid ontstaan. Toen de PIW’er deze twee gedetineerden daarop sommeerde naar hun cel te gaan, heeft een van hen de medewerker geslagen. De medewerker kwam hierdoor ten val en raakte bewusteloos. Andere gedetineerden ter plaatse hebben daarop ingegrepen en alarm geslagen. De gewonde medewerker is door het gealarmeerde personeel geholpen. De agressieve gedetineerde is in strafcel geplaatst. De medewerker is nazorg geboden.
Zit deze gedetineerde momenteel nog steeds in een isoleercel? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid ervoor te zorgen dat hij daar weer zo snel mogelijk terug geplaatst wordt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat het personeel in gevangenissen weer de baas wordt in de gevangenissen en hun veiligheid gegarandeerd kan worden?
Het personeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen moet in een veilige omgeving hun werk kunnen doen. Medewerkers zijn de baas. Zij stellen de grenzen en grijpen in als die grenzen worden overschreden. Ze hebben de positie en de middelen om de orde en veiligheid in de inrichtingen te bewaken. Ik werk aan het versterken van die positie. Daarover heb ik uw Kamer recentelijk geïnformeerd.2 Ook de verscherpte aanpak van contrabande en het tegengaan van voortgezet crimineel handelen draagt bij aan de veiligheid in het gevangeniswezen.3
De benarde situatie van Papoea’s in Indonesië |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Minstens 182 doden door honger en ziekte in Papoea (Indonesië)»?1
Ja.
Vindt u het ook zorgelijk dat als gevolg van het separatistisch conflict in de Indonesische provincie Papoea er sinds december al minstens 182 mensen door honger of door ziekte om het leven zijn gekomen en dat door de operaties van de Indonesische autoriteiten al meer dan 20.000 mensen noodgedwongen hun huis hebben moeten verlaten? Zo ja, bent u bereid uw zorgen hieromtrent aan te kaarten bij uw ambtsgenoot uit Indonesië? Zo nee, kunt u een toelichting geven?
De Nederlandse regering is bekend met de cijfers die worden gepresenteerd in het rapport van de «Nduga Civil Society Coalition». De Nederlandse ambassade in Jakarta besprak de bevindingen van dit rapport reeds met verschillende stakeholders (waaronder ngo’s, kennisinstituten, overheidsfunctionarissen en de schrijvers van het rapport). Uit deze gesprekken blijkt dat er geen eenduidig beeld bestaat over de aantallen en omstandigheden waaronder deze mensen overleden zijn. De Indonesische regering geeft aan een ander aantal (53) te hanteren als het gaat om het aantal overledenen als gevolg van het conflict in Nduga.
Niettemin vindt de Nederlandse regering dat de situatie in de provincies Papua en West-Papua, met inbegrip van de humanitaire situatie, zorgelijk. Daarom wordt de situatie in Papua, ook die in Nduga, nauwlettend gevolgd en regelmatig besproken met de Indonesische autoriteiten (zie vraag 3).
Wat doet u om de situatie van de Papoea's bij uw Indonesische collega onder de aandacht te brengen? Welke stappen hebt u daartoe in de afgelopen jaren ondernomen? Kunt u een toelichting geven?
De situatie in Papua, inclusief de mensenrechtensituatie, is vast onderdeel van de bilaterale dialoog tussen Nederland en Indonesië. Zo heb ik op 5 april jl. met mijn Indonesische collega Retno Marsudi over de situatie in Papua gesproken. Op 7 februari jl. heb ik de mensenrechtensituatie in Papua ook besproken met de Indonesische Minister van Justitie en Mensenrechten, Yasonna Laoly. Op hoog ambtelijk niveau wordt eveneens regelmatig over de situatie in Papua gesproken, waaronder ook over dit rapport en de recente ontwikkelingen. Daarnaast vormt de situatie in Papua in EU-verband vast onderdeel van de dialoog met Indonesië. Zo wordt de mensenrechtensituatie in Papua besproken in de jaarlijkse EU-Indonesië Mensenrechtendialoog.
Wat is uw oordeel over de wijze waarop de – dit jaar exact 50 jaar geleden – voormalig Nederlandse kolonie Nieuw-Guinea opging in Indonesië? Wat is op dit moment, naar de huidige maatstaven en met alle informatie die nu beschikbaar is, uw opvatting over de wijze waarop destijds de volksraadpleging is verlopen?
Zoals ook in Kamerbrieven van 28 april 2016, stuk 2420, en 22 november 2005, stuk 30 300 V, nr. 19 is toegelicht, vormt het academische onderzoek van professor Drooglever een nadere bijdrage aan de beschrijving van de eigen geschiedenis van Papua en het verloop van de gebeurtenissen rond de «Act of Free Choice».
Het onderzoek naar die gebeurtenissen laat onverlet dat de regering in het buitenlandse beleid met betrekking tot Indonesië en Papua de bestaande situatie als vertrekpunt neemt. Papua is nu een onderdeel van de Republiek Indonesië en de Nederlandse regering respecteert de territoriale integriteit van Indonesië volledig.
Het lot van de Papua's gaat het kabinet zeker ter harte en de situatie in Papua is, zoals reeds aangegeven, dan ook vast onderdeel van de bilaterale dialoog tussen Nederland en Indonesië.
Deelt u de mening dat gezien de historische band en de omstreden rol die Nederland heeft gespeeld bij het onafhankelijkheidstraject van Papoea en de uiteindelijke overdracht van Papoea aan Indonesië, Nederland een verantwoordelijkheid heeft richting de Papoea’s?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is uw visie op de uitkomsten van het Drooglever-rapport «Een daad van vrije keuze: De Papoea’s van westelijk Nieuw-Guinea en de grenzen van het zelfbeschikkingsrecht»?
Zie antwoord vraag 4.
De grote problemen bij het CBR |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA), Rutger Schonis (D66), Remco Dijkstra (VVD), Jan de Graaf (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennis genomen van het artikel «CBR blundert met medische dossiers»?1
Ja.
Kunt u uitleggen bij hoeveel dossiers er problemen zijn en wanneer de problemen zijn rechtgezet?
Het CBR heeft mij gemeld dat zij in de periode januari tot en met juni 2019 71 gevallen heeft geconstateerd waarin een document van een bepaalde klant in het (digitale) dossier van een andere klant raadpleegbaar bleek te zijn. In alle gevallen is gehandeld volgens de binnen het CBR geldende procedure voor datalekken. In 2018 zijn er 5 soortgelijke gevallen geconstateerd.
Wanneer heeft het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) voor het eerst geconstateerd dat medische dossiers verwisseld zijn en aan de dossiers van andere mensen zijn toegevoegd?
Het CBR heeft voor het eerst op 24 januari 2018 een datalek geconstateerd waarbij sprake was van een situatie waarin een document van een bepaalde klant in het (digitale) dossier van een andere klant raadpleegbaar bleek te zijn.
Zijn alle mensen, van wie data gelekt zijn, tijdig en juist geïnformeerd door het CBR?
Voor het melden van datalekken is bij het CBR een proces ingericht. Het CBR houdt zich aan AVG-wetgeving en heeft de datalekken op basis van de interne richtlijn «meldplicht datalekken» geconstateerd, geregistreerd, gemeld en afgehandeld. Overeenkomstig de meldplicht datalekken in de AVG-wetgeving moet, in de gevallen waarbij het datalek een hoog risico voor de betrokkene tot gevolg heeft, het datalek ook onverwijld medegedeeld worden aan de klant van wie de persoonsgegevens gelekt zijn. Het CBR heeft mij laten weten dat zij heeft gehandeld conform de meldplicht datalekken in de AVG-wetgeving.
Wanneer heeft het CBR u van dit probleem op de hoogte gesteld?
Het CBR heeft mij op 8 augustus 2019 geïnformeerd dat zij waren benaderd door een journalist met een vraag over medische gegevens die in de online omgeving van het CBR door onbevoegden in te zien zijn.
Wanneer heeft het CBR hiervan melding gemaakt bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP)? Kunt u deze melding aan de Kamer doen toekomen?
Het CBR heeft alle geconstateerde datalekken conform de meldplicht datalekken, steeds na constatering gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens.
De inhoud van de melding van een datalek aan de Autoriteit Persoonsgegevens is van vertrouwelijke aard. Ook de Autoriteit Persoonsgegevens maakt deze informatie niet openbaar. Het CBR maakt melding van een datalek overeenkomstig het proces en het meldformulier van de Autoriteit Persoonsgegevens. Dit proces en formulier is voor iedereen te raadplegen op de website van de Autoriteit Persoonsgegevens.
Is de leiding van het CBR «in control» bij het primaire proces?
Het CBR kampt met problemen in het primaire proces, waardoor de gemiddelde doorlooptijd bij de behandeling van een aanvraag voor een gezondheidsverklaring te lang is. De leiding van het CBR werkt er hard aan om de problemen het hoofd te bieden.
Herinnert u zich het plenaire debat over het CBR van 19 juni jl. waarin u stelde bezorgd te zijn over de aanpak om te voldoen aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en stelde «er niet aan te moeten denken dat daar iets mis mee zou gaan»? Welke stappen heeft u ondernomen om te voorkomen dat problemen als deze zouden ontstaan?
Het CBR heeft een plan van aanpak opgesteld om de risico’s aan te pakken die uit de uitgevoerde privacy impact assessments van de bedrijfskritische ICT-systemen zijn gekomen. De betreffende activiteiten zijn in uitvoering. Via periodieke overleggen van mijn medewerkers met de CIO en de functionaris gegevensbescherming van het CBR wordt mijn ministerie door het CBR geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van het plan van aanpak.
Bent u bereid elke maand een voortgangsrapportage naar de Kamer te sturen over het CBR met de kerncijfers, zoals alle termijnoverschrijdingen bij verleningen en keuringen?
Ja, ik ben bereid om de rapportage die het CBR maandelijks aan mij doet toekomen in het kader van het aangescherpt toezicht te delen met de Kamer.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen twee weken beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Nieuwe probleemgroep: meer jonge mannen kunnen of willen niet werken’ |
|
Hilde Palland (CDA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nieuwe probleemgroep: meer jonge mannen kunnen of willen niet werken»?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht?
Het artikel vermeldt dat het percentage mannen tussen de 25 en 45 jaar dat thuis zit in 10 jaar bijna verdubbeld is. Er wordt verwezen naar een artikel van het CBS waarin aangetoond wordt dat het percentage mannen dat niet wil werken of niet kan werken van 2009 tot 2019 is gestegen van 4,9% tot 8,1%.
Het is inderdaad zo dat vergeleken met tien jaar geleden een toenemend aandeel mannen tussen de 25 en 45 niet meer wil of kan werken (zie figuur2. Wel is het zo dat dit aandeel in vergelijking met andere groepen zoals vrouwen met dezelfde leeftijd en oudere mannen nog steeds relatief laag is en een relatief groot deel van deze groep werk heeft3. Daarnaast heeft een flink deel van de stijging, net als voor andere groepen, plaatsgevonden tijdens de crisis. Dat laat onverlet dat het herstel dat sinds 2017 is ingezet het afgelopen jaar wat lijkt te stokken. Of dit een trend wordt, of dat het herstel de komende tijd weer voort zal zetten is nog niet te zeggen. We houden de arbeidsparticipatie van deze groep (net als voor andere groepen) dan ook nauwlettend in de gaten om te bezien of extra actie nodig is.
Figuur 1: Percentage mannen tusesn de 25 en 45 jaar dat niet kan of wil werken
Bron: CBS Statline, geraadpleegd op 05-09-2019
Figuur 2 toont de ontwikkeling van de netto arbeidsparticipatie van deze groep. Waar figuur 1 het aandeel mannen toont dat niet kan of niet wil werken, toont figuur 2 het aandeel dat kan en wil werken én ook daadwerkelijk een baan heeft4. Van 2008 (94,2%) tot 2013 (87,1%) daalde de netto arbeidsparticipatie en daarna is hij gestegen tot het huidige niveau (89,5%). De netto arbeidsparticipatie trekt dus aan na de crisis.
Figuur 2: Netto arbeidsparticipatie van mannen tussen de 25 en 45 jaar
Bron: CBS Statline, geraadpleegd op 05-09-2019
Sinds 2018 is de netto arbeidsparticipatie van mannen tussen de 25 en 35 jaar sinds 2018 echter gedaald met 0,6%. Dit geldt niet voor de groep van mannen tussen de 35 en 45 jaar. De arbeidsparticipatie van deze groep is met 0,9% gestegen. Het is nog onduidelijk of de daling in de arbeidsparticipatie van de groep mannen tussen de 25 en 35 jaar doorzet. De groep 25-jarige tot 35-jarige mannen is dus een groep om extra in de gaten te houden.
Omdat we in een krappe arbeidsmarkt iedereen goed kunnen gebruiken zet het kabinet zich al in om iedereen bij de arbeidsmarkt te betrekken, zoals vermeld in de «tweede voortgangsbrief aanpak krapte op de arbeidsmarkt» die voor de zomer naar uw Kamer is verzonden. We zetten in op het verbeteren van de begeleiding van werkzoekenden. Ook wordt er gewerkt aan het verbeteren van de aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt en stimuleert het kabinet mensen om zich tijdens hun werkende leven te blijven ontwikkelen en regie te nemen over hun loopbaan.
Hoeveel personen van deze groep ontvangen een uitkering, dat wil zeggen maken gebruik van een sociale voorziening of sociale verzekering?
Figuur 3 geeft de ontwikkeling van het percentage mannen in de beroepsbevolking tussen de 25 en 45 jaar met een werkloosheids-, bijstands- en arbeidsongeschiktheidsuitkering aan de hand van CBS-cijfers. CBS verstaat onder arbeidsongeschiktheidsuitkeringen uitkeringen vanuit de WAO, WAZ, Wajong en de WIA. In 2017 ontvingen ongeveer 242.000 (12,6%) mannen in deze leeftijdscategorie een uitkering. 52.000 mannen uit deze groep (2,7%) had een WW-uitkering, 92.000 (4,8%) een bijstandsuitkering en 98.000 (5,1%) een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Data omtrent arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zijn niet beschikbaar voor 2018 en data omtrent WW-uitkeringen en bijstandsuitkeringen zijn niet beschikbaar voor 2019.
Figuur 3: De ontwikkeling van het percentage mannen tussen de 25 en 45 jaar met een uitkering
Bron: CBS Statline, geraadpleegd op 23-08-2019
Is er ook sprake van een groei van het aantal jonge mannen tussen de 25 en 45 jaar dat een ziektewetwetuitkering ontvangt? Zo ja, met hoeveel personen/procent is deze groep toegenomen?
Uit UWV-cijfers blijkt dat het aantal mannen uit deze groep dat een ZW-uitkering heeft van 2017 op 2018 is gestegen met 20,3%. In 2017 waren er ongeveer 45.800 mannen tussen de 25 en 45 jaar met een ZW-uitkering. In 2018 was dit aantal ongeveer 55.100. In dezelfde periode is het aantal vrouwen met een ZW-uitkering van 104.700 tot 111.800 gestegen. Dit is een procentuele stijging van 6,8%. Vrouwen maken dus relatief vaker gebruik van een ZW-uitkering, maar het aantal mannen met een ZW-uitkering is van 2017 op 2018 relatief sterker toegenomen dan het aantal vrouwen met een ZW-uitkering.
Op dit moment zijn de gegevens over meerjarig ZW-gebruik van jonge mannen tussen de 25 en 45 jaar niet beschikbaar. Overigens is de meerjarige ontwikkeling van de ZW-uitkeringen niet erg informatief. Het gebruik van de ZW is conjunctuurgevoelig. Verder zijn er de afgelopen tien jaren ook verschillende beleidswijzigingen geweest die invloed hebben op ZW-gebruik.
Gaat het bij de betreffende groep jonge mannen tussen de 25 en 45 jaar die niet werken om vergelijkbare personen die eerder als gevolg van ziekte of arbeidsongeschiktheid onder de Wajong- of andere (zorg)regelingen vielen en in welk geval er een verschuiving lijkt van een bepaalde groep met een afstand tot de arbeidsmarkt, of betreft dit een andere groep? Indien het eerste het geval is, om hoeveel personen en welke regelingen gaat het?
Dit is op basis van de beschikbare gegevens niet te zeggen.
In hoeverre speelt bij deze groep, naast ziekte en arbeidsongeschiktheid, een mismatch tussen onderwijs en arbeidsvraag een rol bij het niet hebben van werk? Zo ja, waar op de arbeidsmarkt doet deze mismatch zich voor?
Verschillende factoren kunnen een rol spelen bij de licht afnemende arbeidsdeelname van jonge mannen. Conjuncturele factoren kunnen van belang zijn. In de crisis zijn bijvoorbeeld relatief veel banen verdwenen in sectoren waarin mannen naar verhouding vaak werkzaam zijn, zoals de industrie, bouw, vervoer en de zakelijke dienstverlening. Ook structurele factoren kunnen een rol spelen. Zo is de participatie met name onder laagopgeleide mannen en onder jonge mannen die alleenstaand zijn en die nog bij hun ouders wonen gedaald. Volgens het CPB is dit mogelijk het gevolg van een dalende vraag naar de vaardigheden van lager opgeleide mannen of van een toename in de waardering van vrije tijd. Verder speelt volgens het CPB ook een rol dat de scholingsdeelname gestegen is. Hierdoor participeren jonge mannen minder op de arbeidsmarkt. Daarnaast is er een toename van het aantal mannen dat aangeeft niet te kunnen werken in verband met ziekte of arbeidsongeschiktheid. Dit zijn enkele voorbeelden van factoren die invloed kunnen hebben op de arbeidsdeelname van jonge mannen.
Zijn de mensen uit deze groep voldoende bekend of in beeld bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) om hen effectief te kunnen helpen?
De mensen die een uitkering van UWV ontvangen, ontvangen ook de bijbehorende dienstverlening van UWV om zo mogelijk weer aan het werk te komen. Dit kabinet zet op diverse manieren in op verbetering van deze dienstverlening: met extra middelen kunnen mensen beter in beeld worden gehouden en wordt onderzoek gedaan naar de meest passende interventies.
Van hoeveel mensen uit deze groep verwacht u dat deze met de juiste hulp en begeleiding weer succesvol beschikbaar kunnen komen voor de arbeidsmarkt?
De kans op werkhervatting van werkzoekenden hangt van legio factoren af. Daarom is een inschatting zowel op individueel niveau als op groepsniveau niet te geven. Persoonlijke omstandigheden, de gezondheidssituatie, het opleidingsniveau, maar ook conjuncturele factoren spelen een rol.
Welke maatregelen neemt u en/of gaat u nemen om dit voor elkaar te krijgen, en specifiek deze groep niet-werkenden te bereiken, en de groei van deze groep te stoppen?
Zoals eerder vermeld zal het kabinet de doelgroep van mannen tussen de 25 en 45 jaar op de arbeidsmarkt goed volgen. Daarnaast zet het kabinet in op het betrekken van zoveel mogelijk mensen bij de arbeidsmarkt, zoals aangegeven in de (voortgangs)brieven «Aanpak krapte op de arbeidsmarkt», onder meer door werken aantrekkelijker te maken met lagere lasten op arbeid, het stimuleren van een leven lang ontwikkelen zodat mensen beter toegerust zijn op een veranderende arbeidsmarkt en door te investeren in het verbeteren van de begeleiding van werkzoekenden. Specifiek laten de cijfers van CBS zien dat de arbeidsdeelname onder hoogopgeleide mannen aanzienlijk hoger ligt dan onder laagopgeleide mannen. Het verder verhogen van het opleidingsniveau onder deze groep is daarom van belang.
Deelt u de mening dat hier sprake is van een ernstig probleem, mede gelet op het feit dat deze groep in omvang bijna is verdubbeld terwijl er juist nu sprake is van arbeidsmarktkrapte (en de groei van deze groep in die zin dus niet zou zijn te verwachten) én de arbeidskansen afnemen naarmate mensen ouder worden?
Zie antwoord vraag 2.
Het springen van ramen bij het ministerie aan de Rijnstraat |
|
Jessica van Eijs (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Ramen in gebouw ministerie springen kapot»1
Ja.
In hoeverre levert de situatie gevaar op voor de gebruikers van het pand?
De situatie levert geen gevaar op voor de gebruikers van het pand. De ruitbreuken betreffen alleen de buitenruiten van de atria aan de noordzijde van het gebouw en niet de binnenruiten van het isolatieglas. Een gespecialiseerd adviesbureau heeft op 31 juli jl. in opdracht van het Rijksvastgoedbedrijf onderzoek gedaan naar de risico’s op letselschade in de huidige situatie en constateerde dat er op basis van de huidige situatie geen aanwijzingen zijn om aan de kwaliteit van de binnenruiten te twijfelen. Om die reden zijn geen voorzieningen aan de binnenzijde noodzakelijk.
Welke maatregelen zijn en worden er getroffen om deze gevaren zo snel mogelijk te verhelpen?
De gebarsten buitenruiten zijn verwijderd. In november worden deze vervangen. Voor de risico’s die samenhangen met de ruitbreuken is uit voorzorg een calamiteitenplan opgesteld om de veiligheid te waarborgen. Centraal daarin staat de afsluiting van de onderdoorgang Rijnstraat 8 bij windkracht 7 of hoger. De uitgang van de Koningstunnel is tijdelijk overkapt. Onderzocht wordt welke tijdelijke en vervolgens permanente maatregelen getroffen kunnen worden om de veiligheidsrisico’s en de hinder die samenhangen met de ruitbreuken verder te voorkomen.
Wat is het tijdspad voor het onderzoek door het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) naar de oorzaak van het barsten van de glasplaten en kunnen de uitkomsten van dit onderzoek met de Kamer worden gedeeld?
Nadat op 24 en 26 juli jl. een derde en een vierde ruit zijn gebarsten bij Rijnstraat 8 heeft het Rijksvastgoedbedrijf op 29 juli jl. een opdracht verstrekt aan een gespecialiseerd adviesbureau. Op 31 juli jl. is door het bureau onderzoek gedaan en op 2 augustus jl. leverde dit bureau een conceptnotitie op. Op grond daarvan heeft het RVB consortium PoortCentraal (verantwoordelijk voor bouw en exploitatie) aangesproken en in gezamenlijkheid met de gemeente Den Haag (verantwoordelijk voor de openbare ruimte) maatregelen getroffen. De definitieve versie van de notitie (20 augustus jl.) is als bijlage bijgesloten 2.
Is het risico op het huidige verschijnsel voldoende onderkend en ondervangen in de huidige regelgeving? Zo ja, is voldaan aan deze regelgeving? Zo nee, moet de regelgeving niet worden aangepast?
Bekend is dat in dit type glas onzuiverheden kunnen zitten die onder invloed van omgevingsfactoren, zoals warmte, tot glasbreuk kunnen leiden. Om te kunnen voldoen aan de geldende NEN-norm moeten deze glasplaten een hittetest hebben ondergaan. Hiervoor zijn de bijbehorende documenten afgegeven. Een dergelijke test is erop gericht glasplaten met onzuiverheden te elimineren. Toch kan het voorkomen dat een enkele glasplaat door deze test komt, ook al bevat het dit soort onzuiverheden. Omdat in het geval van de Rijnstraat relatief veel ruiten zijn gebarsten, wordt nader onderzoek verricht naar mogelijke oorzaken en risico’s. Vanwege dit lopende onderzoek is het nog te vroeg om te concluderen dat regelgeving aangepast moet worden.
In hoeverre heeft er bij oplevering van het gebouw toezicht plaatsgevonden door of in opdracht van het RVB naar de bouwkundige staat en veiligheid van het gebouw?
Contractueel is overeengekomen dat er een hoofdconstructeur, in dit geval PoortCentraal, verantwoordelijk is voor bouwkundig toezicht. Voor de (brand)veiligheid en beveiliging zijn voor oplevering integrale testen uitgevoerd, die succesvol zijn verlopen. Daarnaast is risicogestuurd getoetst, wat inhoudt dat die onderdelen zijn getoetst waar risico’s werden voorzien. Dit betreft bijvoorbeeld de constructie van de dragende kolommen van de onderdoorgang en de energieprestatie van het gebouw. Dit is in overeenstemming met het contract tussen het RVB en PoortCentraal.
Zijn de risico’s op het breken en vallen van het veiligheidsglas in het vergunningentraject of het toezicht daarop naar voren gekomen? Zo nee, waarom niet?
Zowel in het vergunningentraject als in het toezicht daarop zijn de risico’s op het eventueel breken en vallen van het veiligheidsglas niet naar voren gekomen. Omdat het glas voorzien was van de vereiste documenten was hier ook geen aanleiding toe.
In hoeverre zijn er andere risico’s voor de veiligheid van het gebouw gesignaleerd, en welke mitigerende maatregelen zijn daarop getroffen?
Sinds de ingebruikname zijn er, naast de ramen, drie risicovolle situaties gesignaleerd waarover uw Kamer al eerder is geïnformeerd:
De onderdoorgang Rijnstraat 8 bleek na oplevering te glad na regen, waardoor voetgangers konden uitglijden. Inmiddels is de onderdoorgang opnieuw aangelegd met klinkers, opgeruwde stoepdelen en een verbeterde waterafvoer;
De treden van de designtrappen hadden een opstaand randje en een leuning die onvoldoende grip gaf, waardoor gebruikers mogelijk zouden kunnen struikelen, wat in enkele gevallen ook is gebeurd. De eerste trappen zijn inmiddels aangepast. Op 14 oktober 2019 zullen alle trappen zijn aangepast;
Rijnstraat 8 heeft breedplaatvloeren. Uit voorzorg geldt voor het nieuwe aangebouwde deel als algemene beheersmaatregel dat de vloerbelasting niet mag toenemen. Dat houdt onder meer in dat specifiek voor Rijnstraat 8 wordt geadviseerd geen bijeenkomsten van 30 personen of meer op de werkverdiepingen te organiseren en geen extra gewicht toe te voegen in de vorm van stapels printpapier, extra kasten, enz. Voor enkele ruimten geldt een separate gebruiksbeperking. Voor de zekerheid wordt door floormanagers hierop toegezien. Hiermee is, in afwachting van herstelmaatregelen, een veilig gebruik gewaarborgd.
In hoeverre is er bij de renovatie van Rijnstraat 8 rekening gehouden met de weersomstandigheden op de locatie en zijn de aan het pand gestelde veiligheidseisen zwaar genoeg om deze weersomstandigheden te weerstaan?
Bij elk bouwwerk dat wordt aanbesteed, dus ook bij Rijnstraat 8, is het uitgangspunt dat het altijd moet voldoen aan de voorschriften uit het Bouwbesluit. Daarin zijn ook criteria opgenomen over de weersomstandigheden die een pand moet kunnen weerstaan.
Welke lessen heeft het RVB getrokken uit de casus rondom de Hoftoren in 2008 en hoe is het mogelijk dat er na deze casus nogmaals problemen ontstaan bij Rijksgebouwen onder bepaalde weersomstandigheden?2
Beide casussen zijn niet vergelijkbaar. Bij de Hoftoren ging het om aluminium beplatingen die onvoldoende waren geborgd. In de Rijnstraat gaat het om geleverde ruiten waarin, zoals uit het genoemde notitie blijkt, ondanks de uitgevoerde testen en de daarbij horende documentatie, onzuiverheden zitten die tot breuken hebben geleid.
Hoe verhoudt de keten van regelgeving en toezicht op bouwveiligheid zich tot de recente gebeurtenissen bij de Rijnstraat 8 en het AFAS-stadion?
Op dit moment is nog onduidelijk wat de oorzaak is geweest van het instorten van het dak van het AFAS-stadion. Dit moeten de onderzoeken van Royal HaskoningDHV en de Onderzoeksraad voor Veiligheid uitwijzen. Zodra er meer bekend is, zal de Minister van BZK zich beraden op mogelijke stappen. Door de Minister van BZK zijn overigens al acties genomen in relatie tot de bouwveiligheid. Zij heeft uw Kamer hierover geïnformeerd op 29 oktober 2018 (TK 28 325, nr. 178) in reactie op het rapport «Bouwen aan constructieve veiligheid – lessen uit de instorting parkeergebouw Eindhoven Airport» uit oktober 2018 van de Onderzoeksraad. De ketenpartners, zijn hierover een reactie aan de Onderzoeksraad aan het voorbereiden. In oktober zullen deze partijen de Onderzoeksraad daarover informeren.
Waar zitten volgens u eventuele zwakke schakels in de keten van regelgeving en toezicht op bouwveiligheid die geleid kunnen hebben tot de huidige gevaarlijke situaties?
Zie antwoord vraag 11.
Welke inspanningen doet u om deze zwakke schakels te versterken om dergelijke incidenten zo goed als mogelijk te voorkomen in de toekomst?
Zie antwoord vraag 11.
Het bericht ‘Dagelijks rechten geschonden’ inzake het gevangeniswezen op Sint Maarten |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Dagelijks rechten geschonden» over het gevangeniswezen op Sint Maarten?1
Ja.
Deelt u – op hoofdlijnen – de feitelijke constateringen zoals die door de geïnterviewde advocaat worden weergegeven?
Rechtshandhaving en daarmee ook het gevangeniswezen is een landsaangelegenheid. Het is niet aan mij om de in het artikel weergegeven constateringen te beoordelen. Echter, van het Ministerie van Justitie van Sint Maarten is nadere informatie ontvangen die in de beantwoording van de vragen is verwerkt.
Vanuit de samenwerkingsregeling waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten als ook door de afspraken die Minister Dekker en ik in oktober 2018 met Sint Maarten hebben gemaakt ter verbetering van de detentiesituatie, word ik door Sint Maarten op gezette tijden over diverse ontwikkelingen geïnformeerd en wordt er gemonitord of Sint Maarten zich aan de gemaakte afspraken houdt.
Over de uitvoering van de gemaakte afspraken is uw Kamer meerdere malen geïnformeerd2, alsmede over het werkbezoek dat de Minister voor Rechtsbescherming en ik op 11 april jl. brachten aan de vier detentiefaciliteiten op Sint Maarten3. De autoriteiten van Sint Maarten zijn gecommitteerd de detentieomstandigheden verder te verbeteren.
Klopt het dat gedetineerden in de Pointe Blanche-gevangenis 23 uur per dag in hun cel moeten blijven? Geldt dit voor alle gedetineerden of zijn er categorieën gedetineerden waarvoor een minder streng regime geldt? Zijn er in Nederland, binnen het Koninkrijk dan wel in Europees verband of anderszins normen die bepalen hoeveel uren gedetineerden minimaal buiten hun cel moeten kunnen verblijven? Hoe verhouden deze normen zich ten opzichte van de situatie in de Pointe Blanche-gevangenis?
Het Ministerie van Justitie van Sint Maarten heeft mij laten weten dat de gedetineerden in de Point Blanche gevangenis, conform artikel 30 van het Huishoudelijk reglement penitentiaire inrichtingen, tenminste 2 uur per dag in de buitenlucht verblijven. Eén uur in de ochtend en één uur in de middag. Daarnaast zijn voor een groot gedeelte van de dag de cellen geopend zodat er toegang is tot de galerij.
Daarnaast hebben de autoriteiten aangegeven dat binnen het dagprogramma de gedetineerden de mogelijkheid hebben lessen te volgen. Voorbeelden hiervan zijn de Engelse lessen en algemene educatieve ontwikkeling. Ook hebben gedetineerden de mogelijkheid werk te verrichten in bijvoorbeeld de keuken van de faciliteit, te helpen bij het renoveren van de faciliteiten, en om schoon te maken en/of te verven.
In Nederland hebben gedetineerden recht op minimaal zes uur recreatie per week en één uur per dag verblijf in de buitenlucht (artikel 49 Penitentiaire beginselenwet). Artikel 3 van de Penitentiaire maatregel houdt voorts in dat er in beginsel tussen de 18 en 63 uren per week aan activiteiten en bezoek wordt geboden. Ook volgens de European Prison Rules (die een aanbevelend karakter hebben) en de standaarden van het Europees Comité tegen Foltering (CPT) geldt minimaal één uur per dag in de buitenlucht als uitgangspunt. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bevat geen harde normen over het aantal uren dat gedetineerden minimaal buiten hun cel moeten kunnen verblijven. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) toetst de combinatie van detentieomstandigheden, en neemt de mogelijkheid van verblijf buiten een cel mee in de beoordeling.
Klopt het dat er in de gevangenis op Sint Maarten geen mogelijkheden zijn voor resocialisatie of psychiatrische hulp? Bestaat er op Sint Maarten – binnen of buiten de gevangenis – een vorm van reclassering dan wel Forensisch Psychiatrische Dienst? Klopt het dat de Mental Health Foundation slechts uit twee forensische psychiaters bestaat en dat deze op het punt staan om te vertrekken? Hoe wordt op Sint Maarten vorm en inhoud gegeven aan opdrachten van rechters die in hun vonnis (bijvoorbeeld) reclasseringsbegeleiding opleggen?
Het Ministerie van Justitie van Sint Maarten geeft aan dat reclassering beschikbaar is en een rol speelt in de trajecten voor en na invrijheidsstelling. De capaciteit en mogelijkheden op het eiland zijn echter beperkt. Gevangenen hebben toegang tot maatschappelijk werkers en er wordt op dit moment een gedragstherapeut geworven, zodat aan specifieke doelgroepen de benodigde zorg en begeleiding kan worden geboden. Ook geeft het Ministerie van Justitie aan dat er een schema is opgezet voor tijdelijke vervanging van psychiaters die op korte termijn vertrekken, totdat nieuwe psychiaters zijn aangenomen.
Klopt het dat op Sint Maarten momenteel nauwelijks daadwerkelijk mensen in voorlopige hechtenis worden genomen omdat er geen plek is in de gevangenis? Is er sprake van een vorm van heenzendbeleid of worden alle verdachten (al dan niet onder voorwaarden) heengezonden? Welke gevolgen heeft dit voor lopende opsporingsonderzoeken, maar ook: welke gevolgen heeft dit voor het functioneren van de rechtsstaat op Sint Maarten in meer algemene zin?
De vragen met betrekking tot het heenzendbeleid zal ik doorgeleiden naar de verantwoordelijke autoriteiten op Sint Maarten. Het betreft immers de rechtsgang van Sint Maarten. Ik kan niet beoordelen welke specifieke gevolgen dit heeft voor lopende opsporingsonderzoeken en het functioneren van de rechtsstaat.
De Minister van Justitie van Sint Maarten heeft mij per brief (d.d. 31 mei 2019) aangegeven dat de totale detentiecapaciteit van Point Blanche 86 plaatsen betreft. Tevens heeft mij het bericht bereikt dat de jeugdinrichting (Miss Lalie Center) momenteel is opgestart met de opening van een vleugel.
Hoe verhoudt de in het artikel geschetste situatie zich tot de maatregelen die de regering van Sint Maarten neemt of dient te nemen in het kader van het intensieve toezicht dat het Comité van Ministers van de Raad van Europa heeft opgelegd aan het Koninkrijk naar aanleiding van de Corallo-zaak? Kunt u – in het licht van het artikel – schetsen of de voorgenomen technische bijstand en verbetermaatregelen daadwerkelijk gaan bijdragen aan het creëren van een situatie die voldoet aan de normen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens?
Over het toezicht door het Comité van Ministers van de Raad van Europa in de zaak Corallo heeft de Minister van Buitenlandse Zaken u uitvoerig per brief (d.d. 12 juni 2019) geïnformeerd. De Minister van Buitenlandse Zaken gaf aan dat het Execution Department van het secretariaat van het Comité van Ministers komend najaar een appreciatie aan het Koninkrijk zal geven over het actieplan dat het Koninkrijk op 9 april 2019 namens Sint Maarten aanbood aan het Comité van Ministers. In het ingediende actieplan staat beschreven welke renovatiewerkzaamheden Sint Maarten realiseerde en welke verdere maatregelen worden voorzien. De uitvoering van dit actieplan draagt bij aan de tenuitvoerlegging van de uitspraak van het EHRM in de zaak Corallo, zodat het Comité van Ministers tot beëindiging van toezicht kan besluiten.
Kunt u zich voorstellen dat de in het artikel geschetste situatie – in het bijzonder de situatie dat nieuwe verdachten bij gebrek aan plaats in de gevangenis worden heengezonden – ernstige zorgen baren, met name daar waar het gaat om de effectiviteit van de actuele rechtshandhaving op Sint Maarten? Kunt u aangeven of u – liefst in overleg met de regering op Sint Maarten – voor u zelf een soort ondergrens hebt gedefinieerd ten aanzien van de detentie-situatie op Sint Maarten?
Ik beschouw deze signalen met betrekking tot de feitelijke sanctie-uitvoering als zorgwekkend. Sint Maarten is gehouden aan diverse internationale standaarden.
De ondergrens ten aanzien van de situatie in detentie vloeit voort uit het EVRM, waaronder artikel 3 EVRM (verbod op onmenselijke behandeling) en het Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.
Met betrekking tot capaciteit kan ik melden dat inmiddels elf containercellen van Bonaire zijn overgebracht naar Sint Maarten. Met deze stap kan gewerkt worden aan een uitbreiding van het aantal plaatsen in Point Blanche.
Onderhandelingen in het kader van de Group of Governmental Experts bij de Conventie voor Conventionele Wapens |
|
Sven Koopmans (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Herinnert u zich de motie Koopmans c.s. waarin het kabinet wordt verzocht om aanjager te zijn van «een zo breed gedragen en verstrekkend mogelijk verdrag of andere bindende internationale regelgeving ter beheersing van de productie, plaatsing, verspreiding en inzet van nieuw potentiële massavernietigingswapens» zoals drones en killer robots?1
Ja.
Hoe geeft u in de Group of Governmental Experts (GGE) bij de Conventie voor Conventionele Wapens (CCW) opvolging aan de motie?
De motie-Koopmans c.s. constateert dat nieuwe technologische ontwikkelingen hebben geleid en zullen leiden tot het ontstaan en de verspreiding van nieuwe wapens die goedkoper en makkelijker te maken zijn, met de potentie om op ongekend grote schaal dood en verderf te zaaien, en derhalve als massavernietigingswapens kunnen worden beschouwd. Voorts roept de motie de regering op om aanjager te zijn van een zo breed gedragen en verstrekkend mogelijk verdrag of andere bindende internationale regelgeving ter beheersing van de productie, plaatsing, verspreiding en inzet van nieuwe potentiële massavernietigingswapens.
Zoals aan uw kamer is medegedeeld (Kamerstuk 33 694, nr. 45) is het kabinet terughoudend om nieuwe technologieën als (onderdeel van) wapensystemen categorisch te bestempelen als massavernietigingswapens2. Deze terughoudendheid wordt internationaal breed gedeeld, zoals zichtbaar is op de agenda van de Group of Governmental Experts on Lethal Autonomous Weapons Systems (GGE LAWS),waar door verdragspartijen bij de Conventie voor Conventionele Wapens (CCW) gesproken wordt over autonome wapensystemen. Binnen de GGE LAWS wordt zeer zorgvuldig nagedacht en gesproken over de mogelijke toepassingen van nieuwe technologieën op het gebied van autonomie in wapensystemen. Dit internationaal forum indachtig herkent het kabinet (en de internationale gemeenschap) zich niet altijd in het beeld dat juist deze wapensystemen per definitie in staat zullen zijn om op «ongekend grote schaal dood en verderf» te zaaien. De toepassing van autonomie in wapensystemen heeft namelijk ook positieve toepassingen, bijvoorbeeld op het gebied van rekenkracht, inlichtingenvergaring, data-analyse, snelheid van opereren en precisie. Daarmee kan het gebruik van deze systemen leiden tot een vermindering van burgerslachtoffers en nevenschade. Bovendien kan de toepassing van nieuwe technologieën in wapensystemen bijdragen aan het veilig houden van Nederland.
Dat gezegd hebbende, hecht het kabinet eraan te benadrukken dat technologische vooruitgang alleen kan en mag binnen de kaders van het bestaande internationaal recht. Nederland zet zich binnen de GGE daarom in voor de toepassing en naleving van het internationaal recht, dat voor Nederland onverminderd van toepassing is op autonome wapensystemen. Onderdeel van deze inzet is een nadere duiding van het concept «betekenisvolle menselijke controle» en het bereiken van internationale overeenstemming daarover. Het hoofddoel van het kabinet in dit forum is dat autonome wapensystemen te allen tijde onder betekenisvolle menselijke controle blijven staan en conform het internationaal recht worden ontwikkeld en ingezet. Ieder jaar biedt de GGE een eindrapport met conclusies en aanbevelingen aan de jaarlijkse vergadering van verdragspartijen bij de CCW aan, die besluiten (kunnen) nemen over de voortzetting van de werkzaamheden van de GGE. Nederland heeft zich tijdens de meest recente onderhandelingen van de GGE (augustus 2019) succesvol ingezet voor een stevig inhoudelijk rapport dat nadruk legt op de noodzaak tot verdere verduidelijking en ontwikkeling van het bestaande normatieve en operationele kader t.a.v. autonome wapensystemen.
Het kabinet wenst hierbij het onderscheid te benadrukken tussen autonome wapensystemen en volledig autonome wapensystemen. De Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken en de Adviesraad Internationale Vraagstukken definieerden in hun advies «Autonome wapensystemen: de
noodzaak van betekenisvolle menselijke controle»3, een autonoom wapen als een systeem dat zelfstandig doelen, offensief of defensief, die voldoen aan voorgeprogrammeerde kenmerken, selecteert en aanvalt, nadat mensen hebben besloten het wapen in te zetten en waarbij de mens niet meer kan ingrijpen om de aanval te stoppen. Volledig autonome wapensystemen daarentegen – door sommigen ook wel aangeduid als «moordrobots» – zijn zodanig geprogrammeerd dat zij het gehele targeting proces zelfstandig uitvoeren, vanaf het formuleren van het militaire doel tot en met het bepalen van de plaats en tijd van inzet. Betekenisvolle menselijke controle over zulke systemen is niet mogelijk en daarmee zijn deze wapens in strijd met het internationaal recht. Het kabinet verwerpt op voorhand de ontwikkeling en het gebruik van volledigautonome wapensystemen.
Voor een uitgebreide toelichting van de Nederlandse inspanningen t.a.v. de opvolging van de motie-Koopmans c.s. – waaronder maar niet uitsluitend binnen de GGE LAWS – verwijst het kabinet naar de Kamerbrief inzake de motie-Koopmans c.s. over beheersing van de productie, plaatsing, verspreiding en inzet van nieuwe potentiële massavernietigingswapens die uw Kamer op 20 september 2019 is toegegaan. In die brief kondigt het kabinet aan dat Nederland het komend jaar een internationale conferentie zal organiseren, waarbij partnerlanden, bedrijfsleven, experts en NGO’s met elkaar zullen spreken over internationale standaarden voor de commerciële Unmanned Aerial Vehicle-industrie, ten behoeve van verantwoorde productie en gebruik.
Ziet u mogelijkheden om samen te werken met buitenlandse partners om in te zetten op een internationaal verdrag of andere bindende regelgeving, en welke initiatieven heeft u daartoe sinds het aannemen van de motie genomen?
Nederland acht het bestaande internationaal recht onverminderd van toepassing op autonome wapensystemen en pleit in het internationale debat voor strikte naleving hiervan t.a.v. de ontwikkeling en het gebruik van dergelijke systemen. Daarom heeft het kabinet initiatieven genomen om meer richting te geven aan de interpretatie en toepassing van het bestaande internationaal recht t.a.v. autonome wapensystemen, zoals ook vermeld in het antwoord op vraag 2 en uitgebreider omschreven in de hierboven genoemde Kamerbrief inzake de motie-Koopmans c.s. Zo bevat het consensusrapport met conclusies en aanbevelingen van de GGE, dat in november aangeboden zal worden aan de verdragspartijen bij de CCW, elf overeengekomen Guiding Principles voor de ontwikkeling en het gebruik van autonome wapensystemen. Het kabinet zal zich tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de verdragspartijen bij de CCW inspannen voor omarming van het rapport van de GGE en voor bekrachtiging door de verdragspartijen van de elf Guiding Principles.
Het internationale krachtenveld op dit terrein is complex en verdeeld. De standpunten t.a.v. autonome wapensystemen lopen zeer uiteen en het is een uitdaging om sommige vastgelopen discussies weer in beweging te brengen.
Uitzetting van ongedocumenteerde Venezolanen |
|
Nevin Özütok (GL) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat drie ongedocumenteerde Venezolanen op Bonaire in vreemdelingendetentie zijn geplaatst en zullen worden uitgezet?1 Zo ja, klopt dit bericht?
Het bericht waaraan wordt gerefereerd is online niet vindbaar.
Bent u van mening dat onder de huidige omstandigheden uiterste zorgvuldigheid moet worden betracht met het uitzetten van Venezolaanse burgers naar Venezuela? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wordt precies voorkomen dat betrokkenen bij terugkeer in een gevaarlijke situatie zullen belanden?
Ik deel uw standpunt. In alle gevallen wanneer sprake is van (gedwongen) uitzetting, moet beoordeeld worden of terugkeer op een zorgvuldige manier en met respect voor de waardigheid van de vreemdeling gerealiseerd kan worden. Op grond van de wet en regelgeving in Caribisch Nederland wordt er in het kader van het terugkeerproces van vreemdelingen naar landen van herkomst onder meer getoetst aan artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dat betekent dat onderzocht wordt of personen bij terugkeer een reëel risico lopen op een behandeling die strijdig is met het verdrag.
Is u bekend of deze drie betrokkenen eerder in de gelegenheid zijn geweest om legaal verblijf op Bonaire aan te vragen? Zo ja, waarom is geen verblijfsrecht toegekend? Zijn daarbij asielgerelateerde omstandigheden onderzocht?
Zoals eerder aan de Kamer is bericht, doe ik geen uitspraken over individuele zaken. Voorts wil ik nog wel meegeven dat, indien er sprake is van een aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning, wordt getoetst aan de voorwaarden voor die gevraagde reguliere verblijfsvergunning. Er wordt niet ambtshalve getoetst aan asielgerelateerde omstandigheden. Deze worden eerst onderzocht indien de vreemdeling een verzoek om bescherming indient of aangeeft bij terugkeer te vrezen voor vervolging op een onmenselijke behandeling.
Houdt uitzetting in dat deze drie betrokkenen zullen worden uitgezet naar herkomstland Venezuela? Zo ja, bent u bereid het lot van deze betrokkenen na uitzetting te monitoren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord 2. Uitgangspunt van ons stelsel is zorgvuldige beoordeling en rechterlijke toetsing voorafgaand aan uitzetting. Monitoring van individuele vreemdelingen na terugkeer is geen onderdeel van dit stelsel. Monitoring van onderdanen van andere landen in die betreffende landen zal voor herkomstlanden ook niet acceptabel zijn, evenmin als wij het zouden accepteren wanneer andere landen het welzijn van individuele Nederlanders in Nederland zouden monitoren.
Hoeveel Venezolaanse burgers verblijven vermoedelijk momenteel, al dan niet legaal, op Bonaire? Hoe wordt vastgesteld of deze Venezolaanse burgers mogelijk beroep kunnen doen op asielbescherming?
Volgens verkregen informatie van afdeling Burgerzaken op Bonaire (peildatum 16 juni 2020), staan momenteel 948 Venezolanen ingeschreven in het bevolkingsregister. Deze personen verblijven rechtmatig op Bonaire. Het aantal illegaal op Bonaire verblijvende Venezolanen is niet te achterhalen.
Zoals reeds in het antwoord op vraag 3 is meegedeeld, dient een vreemdeling een verzoek om bescherming in te dienen. Vervolgens wordt dat verzoek door de IND CN op basis van de Wet- en regelgeving van Caribisch Nederland BES beoordeeld. De procedure voor een verzoek om bescherming is nader uitgewerkt in hoofdstuk 16 van de Circulaire Toelating en Uitzetting BES (https://wetten.overheid.nl/BWBR0028837/2015-10-01#Circulaire.divisie16).
Het bericht ‘75-plussers blijven in onzekerheid: mag ik nu wel of niet autorijden’ |
|
Jan de Graaf (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «75-plussers blijven in onzekerheid: mag ik nu wel of niet autorijden?»?1
Ja.
Herkent u het probleem dat er een grote groep 75-plussers is van wie het rijbewijs vóór 1 december 2019 verloopt, ondanks dat zij aan hun verplichtingen in het kader van de herkeuring en vernieuwing van hun rijbewijs hebben voldaan?
Ja. Ik krijg nog steeds veel brieven van burgers die worden geconfronteerd met een lange doorlooptijd bij het CBR en die als gevolg daarvan met een verlopen rijbewijs zitten. Ik heb het CBR daarom gevraagd passende maatregelen te treffen en mij van de resultaten daarvan op de hoogte te houden. De afgelopen periode zijn diverse verbeteringen doorgevoerd; spoed- en voorrangsprocedures zijn in gang gezet voor mensen die tijdig zijn begonnen met hun aanvraag en er wordt hard gewerkt aan de invoering van de AMvB administratieve verlenging van het rijbewijs voor 75-plussers.
Wat vindt u van de oproep van het Verbond van Verzekeraars aan hun leden om coulant te zijn ten aanzien van mensen met een verlopen rijbewijs? Erkent u dat deze stap voor veel onduidelijkheid kan zorgen voor bezitters van een verlopen rijbewijs en ertoe kan leiden dat deze mensen denken dat het dan ook niet strafbaar is om met een verlopen rijbewijs achter het stuur te stappen?
Dat verbaast mij, aangezien je strafbaar bent als je rijdt met een ongeldig rijbewijs en de Minister van Justitie en Veiligheid mij heeft laten weten dat een gedoogconstructie vanuit handhavingsperspectief niet mogelijk is.
Erkent u dat veel mensen met een verlopen rijbewijs nu onzekerheid ervaren omdat hen niet duidelijk is of hun verzekeraar zich ook coulant gaat opstellen in geval van schade en zich ongelijk behandeld voelen wanneer hun verzekeraar er niet voor kiest om deze coulance toe te passen?
De regelgeving is helder; rijden met een ongeldig rijbewijs is strafbaar. Om 75-plussers tegemoet te komen werken we nu aan de administratieve verlenging zodat zij in afwachting van de beoordeling door het CBR over hun rijgeschiktheid kunnen blijven rijden.
Erkent u dat de oorzaak van deze onduidelijkheid, onzekerheid en rechtsongelijkheid ligt in het feit dat de overheid achterblijft in het oplossen van dit probleem?
Voor het probleem van de lange doorlooptijden bij het CBR waardoor het rijbewijs van mensen (bijna) verloopt, zijn diverse verbeteringen in gang gezet. Zo wordt een nieuw ICT-systeem geïmplementeerd en wordt gewerkt aan uitbreiding van de medische beoordelingscapaciteit. Want iedere dag dat mensen buiten hun schuld om zonder rijbewijs zitten, is er één teveel. Op verzoek van de Tweede Kamer behandelt het CBR de aanvragen van sommige groepen – mits zij hun aanvraag tijdig hebben ingediend – met voorrang, zoals mensen met een (bijna) verlopen rijbewijs die een rijbewijs nodig hebben voor hun werk, de spoedprocedure voor beroepschauffeurs.
Erkent u dat deze groep geen slachtoffer zou mogen worden van dit gebrekkige handelen door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)? Bent u bereid te voorzien in een oplossing op korte termijn voor deze groep mensen?
Het is vreselijk dat burgers worden geconfronteerd met een lange doorlooptijd bij het CBR en als gevolg daarvan met een verlopen rijbewijs. De gevolgen hiervan voor mensen zijn vaak enorm ingrijpend. Daarom bereid ik een wetsvoorstel voor dat een administratieve verlenging van rijbewijzen van deze groep mogelijk maakt.
Erkent u ook dat het daarom van groot belang is dat de eerder aangekondigde administratieve verlenging van deze rijbewijzen zo spoedig mogelijk in werking treedt? Ziet u mogelijkheden om deze administratieve verlenging eerder dan 1 december 2019 in werking te laten treden? Zo nee, waarom niet?
Net als u wil ik een zo snel mogelijke oplossing voor de mensen die tijdig zijn begonnen met hun aanvraag en als gevolg van de lange doorlooptijden nu geconfronteerd worden met een (bijna) verlopen rijbewijs. Momenteel wordt daarom hard gewerkt om de AMvB en de uitvoering ervan op een zo kort mogelijke termijn te realiseren. Gestreefd wordt naar een invoering van de AMvB op 1 december 2019. Voor het doorlopen van het proces tot aan de inwerkingtreding is echter tijd nodig. Na bespreking in de ministerraad zal de AMvB bij voorhang aan uw Kamer worden voorgelegd. Daarna dient het voorstel beoordeeld te worden door de Raad van State, die wij zullen vragen dit voorstel met spoed te behandelen. Daarnaast hebben CBR en RDW tijd nodig om hun systemen en werkwijzen inzake de administratieve verlenging aan te passen en op elkaar af te stemmen.
Deelt u de mening dat er tot het in werking treden van de aangekondigde administratieve verlenging een coulanceregeling, zoals omschreven in de aangenomen motie Schonis/Von Martels (Kamerstuk 29 398, nr. 688), op de kortst mogelijke termijn in werking zou moeten treden, teneinde de eerdergenoemde onduidelijkheid, onzekerheid en rechtsongelijkheid zo snel mogelijk weg te nemen?
Momenteel wordt hard gewerkt aan een oplossing. In mijn brief aan uw Kamer met mijn reactie op de aangenomen moties van 29 augustus 2019 zet ik uiteen waarom coulance betrachten voordat de aangepaste regelgeving in werking treedt helaas niet mogelijk is.
Welke stappen gaat u zetten om bovengenoemde coulanceregeling zo snel mogelijk in werking te laten treden? Gaat u het eerder genoemde streven van 1 oktober 2019 halen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik eerder aangaf wordt gestreefd naar een invoering van de AMvB op 1 december 2019. De verwachting is dat de AMvB binnenkort besproken zal worden in de ministerraad. Daarna wordt het concept naar de Kamer gestuurd en gaat de termijn van 30 dagen lopen. De Kamer kan er zelf op toezien dat eerder dan 30 dagen na toezending ingestemd kan worden met het voorstel, vanwege de spoed. Daarna dient het voorstel beoordeeld te worden door de Raad van State. Het CBR en de RDW zijn tegelijkertijd hard aan het werk om de uitvoering eveneens gereed te hebben op 1 december 2019.
Bent u bereid op korte termijn te werken aan een oplossing voor 75-minners die wegens een beperking of andere gezondheidsreden een gezondheidsverklaring moeten afleveren bij het CBR alvorens een rijbewijs of rijbewijsverlenging te krijgen, maar nu door lange wachttijden zonder geldig rijbewijs zitten of binnenkort dreigen te zitten?
Daar zijn we nu druk mee bezig. De oplossing van het administratief verlengen van de geldigheidsduur van het rijbewijs van 75-plussers creëert ruimte voor het CBR om zich prioritair te richten op de meest risicovolle groepen, ook in de groep 75-minners. Het CBR geeft aan dat er door de administratieve verlenging ruimte ontstaat om in te lopen op de andere dossiers (vooral de tussentijdse meldingen en de examenkandidaten).
Erkent u dat ook deze groep geen slachtoffer zou mogen worden van dit gebrekkige handelen door het CBR en er nu ongelijke behandeling dreigt tussen deze twee groepen?
Het is vreselijk dat burgers worden geconfronteerd met een lange doorlooptijd bij het CBR en als gevolg daarvan met een verlopen rijbewijs. Voor zowel de 75-plussers als alle andere aanvragers hanteert het CBR het principe dat de mensen wiens rijbewijs als eerste verloopt en die tijdig met hun aanvraag zijn begonnen, ook als eerste worden geholpen. De administratieve verlenging biedt het CBR ruimte om de aanvragen van alle groepen tijdig te kunnen afhandelen.
Het bericht dat INEOS via kindermarketing het draagvlak voor schaliegas probeert te vergroten |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Kent u het bericht «The Daily Mile: INEOS gebruikt kinderen voor draagvlak schaliegas»?1
Ja.
Kent u het bericht «Fracking, the Daily Mile and INEOS» op de website van de «National Education Union» (NEU), waarin de grootste Engelse onderwijsvakbond ernstig bezwaar maakt tegen de rol van het Britse chemiebedrijf INEOS (International Ethylene Oxyde Specialties) als sponsor van The Daily Mile?2
Ja.
Kent u het recente onderzoek van R.W. Howarth, professor biochemie en ecosystemen aan Cornell University, naar de schadelijke effecten van schaliegas?3 4
Ja.
Erkent u de wetenschappelijke waarde van dit onderzoek?5 Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan het kabinet om een oordeel te geven over de wetenschappelijke waarde van dit onderzoek.
Onderschrijft u de conclusie uit dit onderzoek dat: «... shale-gas production in North America over the past decade may have contributed more than half of all of the increased emissions from fossil fuels globally and approximately one-third of the total increased emissions from all sources globally over the past decade»?6 Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek laat zien dat de winning en het gebruik van fossiele brandstoffen heeft geleid tot een stijging van de emissies van CO2 en methaan. Het laat ook zien de huidige wijze waarop schaliegas wordt gewonnen in Noord Amerika waarschijnlijk tot extra emissies heeft geleid.
Onderschrijft u tevens dat: «... in addition to contributing to climate change, methane emissions lead to increased ground-level ozone levels, with significant damage to public health and agriculture»?7 Zo nee, waarom niet?
De Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft in het overleg met de Kamer over mijnbouw van 15 februari 2018 (Kamerstukken 32 849 en 33 529 nr. 126) aangegeven dat schaliegas in Nederland niet meer aan de orde zal zijn. Dat betekent dat de opsporing en winning van schaliegas in het gehele plangebied van de Structuurvisie Ondergrond beleidsmatig is uitgesloten, ook na de huidige kabinetsperiode. Dit staat ook zo vermeld in de structuurvisie die op 11 juni 2018, door de staatsecretaris van IenW, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, aan de Tweede Kamer is aangeboden.
Onderschrijft u de volgende stelling van de «National Education Union» (NEU): «... INEOS holds multiple licences to frack for shale gas and, for the sake of the planet and particularly our children’s futures, we need to move quickly away from a carbon economy»? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet werkt aan een duurzame energiehuishouding conform de (internationale) afspraken die we hierover gemaakt hebben. De stelling komt overeen met het beleid van het kabinet. Zolang onze energiehuishouding niet duurzaam is, zullen we nog gebruik moeten maken van fossiele energiebronnen.
Onderschrijft u de volgende stelling van de NEU: «... we are also concerned about the manufacture of plastics by INEOS; many of the children taught by our members are alarmed at the effect of plastics on marine life»? Zo nee, waarom niet?
Plastic heeft ook in het verleden veel positiefs gebracht. Het is licht, sterk, flexibel en heeft als alternatieve grondstof in plaats van glas, beton en staal veel transport, energie en CO2 bespaard. We gaan er als samenleving, als producent, retailer en consument, echter niet duurzaam mee om. We gebruiken onnodig veel verpakkingen, we gooien het teveel en achteloos weg zonder na te denken over mogelijkheden van niet-gebruik of hergebruik. Het beleid van de Staatssecretaris voor Infrastructuur en Milieu is er op gericht dit gedrag te veranderen. Enerzijds door te bevorderen dat het ontwerp van producten en verpakkingen beter wordt doordacht (ecodesign). Anderzijds door hergebruik te stimuleren en door te bevorderen dat plastics zoveel mogelijk worden ingezameld, hoogwaardig gesorteerd, gerecycled en opnieuw gebruikt in nieuwe producten. De Staatssecretaris van IenM doet dit samen met de meer dan 75 partijen die het Plastic Pact NL hebben ondertekend, maar ook in overleg met de verpakkende industrie in het kader van de Raamovereenkomst Verpakkingen en met partijen die plastics in de rivieren, havens en de zee terugdringen in het kader van diverse Green Deals, zoals die rond Schone Stranden, de Stroomgebieden, Visserij en de Scheepsafvalketen.
Erkent u dat het nogal tegenstrijdig is als een in de kern prachtig initiatief om kinderen meer te laten bewegen gebruikt wordt om draagvlak te creëren voor bedrijven zoals INEOS, waarvan het winstmodel juist uitermate schadelijk uitpakt voor de toekomst van diezelfde kinderen? Zo nee, waarom niet?
INEOS is in Nederland geen sponsor van The Daily Mile. The Daily Mile wordt in Nederland niet gebruikt om bij kinderen draagvlak te creëren voor schaliegas en op alle gedrukte Nederlandse materialen is de naam INEOS dan ook niet aanwezig.
Deelt u de mening dat ouders, kinderen, leraren en schoolbesturen duidelijk en proactief op de hoogte zouden moeten worden gebracht van de schadelijke activiteiten van de sponsor van The Daily Mile? Zo nee, waarom niet?
Jongeren op Gezond Gewicht (JOGG) is initiatiefnemer van The Daily Mile in Nederland. JOGG heeft het initiatief onafhankelijk vertaald naar de Nederlandse praktijk, daarom zie ik geen reden voor actie.
Kunt van alle 372 deelnemende Nederlandse scholen aangeven in welke mate INEOS deze scholen verder nog voorziet in lesmateriaal, folders, excursies, posters, etc?
Bij The Daily Mile in Nederland wordt uitgegaan van samenwerking met partners en niet van sponsoring. The Daily Mile in Nederland houdt zich verre van reclame en/of ondersteuning voor commerciële doeleinden richting scholen of in de klas.
Zijn u verder nog activiteiten bekend van INEOS in het Nederlandse onderwijs?
Die zijn mij niet bekend.
Wat gaat u doen om deze schadelijke vorm van kindermarketing aan te pakken?
De vrijheid van onderwijs legt een grote verantwoordelijkheid voor de keuze van lesmateriaal en het verstrekken van evenwichtige informatie bij de leerkracht en de school. Bij vermoedens van schadelijke kindermarketing kunnen scholen gebruik maken van de richtlijnen uit het sponsorconvenant om deze te weren. Het sponsorconvenant benoemt expliciet dat scholen geen sponsorovereenkomsten moeten aangaan met bedrijven die negatieve effecten hebben op de ontwikkeling van kinderen.
Welke mogelijkheden ziet u om het stimuleren van meer beweging door kinderen te laten plaatsvinden, zonder dat daarbij gebruikt wordt gemaakt van sponsoring door bedrijven die de toekomst van diezelfde kinderen om zeep helpen?
De mogelijkheden hiertoe zijn talrijk. Het krijgt nu onder andere vorm via JOGG, die zich inzet voor gezondere buurten en via de Gezonde School aanpak, waarbij scholen het vignet «Sport en Bewegen» kunnen aanvragen. In beide gevallen is er geen sprake van sponsoring.
Welke mogelijkheden ziet u, eventueel in internationaal verband, om The Daily Mile voortaan vanuit overheidsbudgetten te financieren, zodat fossiele multinationals kunnen worden weggehouden uit onze scholen?
Een gezonde jeugd in een gezonde omgeving is een gedeelde maatschappelijke verantwoordelijkheid. In Nederland zetten JOGG en Gezonde School, dankzij publieke middelen, zich op een verantwoorde manier in voor het stimuleren van een gezonde levensstijl en een gezonde schoolomgeving.
Misleidende reclame van e-sigaretten |
|
Henk van Gerven |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het nieuwsbericht «E-sigaretten puur natuur? Misleidende reclame maakt neutrale verpakking noodzakelijk»?1
Ik heb het artikel gelezen en vindt het zorgelijk dat producten die schadelijk zijn op een dergelijke manier worden aangeprezen.
Onderschrijft u de conclusies uit een Amerikaans onderzoek waaruit blijkt dat sigaretten als minder schadelijk worden beschouwd wanneer deze als «milieuvriendelijk» en «natuurlijk» worden geframed?2
Ik kan mij voorstellen dat deze positieve termen kunnen leiden tot een onterecht positief beeld van het product. Op grond van de Tabaksproductenrichtlijn mogen verpakkingen van tabaksproducten geen enkel element of kenmerk bevatten dat de suggestie wekt dat een bepaald tabaksproduct biologisch beter afbreekbaar is of andere milieuvoordelen heeft. De NVWA houdt hier toezicht op. Wanneer de neutrale verpakking van tabaksproducten en e-sigaretten in 2022 worden ingevoerd, is het helemaal niet meer toegestaan om termen op de verpakking te plaatsen.
Wat vindt u in het licht van bovengenoemd Amerikaans onderzoek dat vapeshop Mr Joy – in Nederland een van de grote importeurs en verkopers van e-sigaretten- in zijn online-shop reclame maakt voor e-sigaretten, vloeistoffen en bijbehorende accessoires met plaatjes die een gezonde leefstijl suggereren, reclame die op grond van de Tabaks- en rookwarenwet is verboden?
De NVWA houdt toezicht op het reclameverbod, ook van online verkooppunten, en treedt op als overtredingen worden geconstateerd. Daarnaast werk ik aan een pakket van maatregelen dat de aantrekkelijkheid van dampwaren verder moet terugdringen. Zo zal het met de inwerkingtreding van het uitstalverbod ook verboden worden dampwaren in online verkooppunten af te beelden.
Bent u bekend met de risico’s van e-sigaretten, zoals deze in genoemd nieuwsbericht worden vermeld? Bent u het ermee eens dat de plaatjes die een gezonde leefstijl suggereren niet alleen verboden maar ook ronduit misleidend zijn? Wat bent u van plan hiertegen te doen?3
Ik ben bekend met de risico’s van e-sigaretten, het RIVM heeft hier in 2015 onderzoek naar gedaan. Uit dit onderzoek is gebleken dat de e-sigaret voor een individuele gebruiker minder ongezond is dan een reguliere sigaret, maar dat het gebruik van de e-sigaret wel degelijk schadelijke gevolgen kan hebben voor de gezondheid. In het plenaire debat over de maatregelen uit het preventieakkoord heb ik toegezegd opnieuw de schadelijkheid van de e-sigaret te laten onderzoeken. Ik heb het Trimbos gevraagd om een recente stand van zaken van de wetenschap te geven over onder meer de schadelijkheid van de elektronische sigaret. Dit onderzoek zal ik voor het einde van het jaar met uw Kamer delen. Daarnaast vindt er op dit moment ook onderzoek door het Trimbos en het RIVM plaats naar de berichtgeving vanuit de Verenigde Staten over een mogelijk verband tussen ernstige longklachten en het dampen van e-liquids. Klachten van de patiënten zijn zo ernstig dat ziekenhuisopname, en soms ook beademing nodig is. De onderzoeksinstituten van de Amerikaanse federale overheid onderzoeken momenteel e-liquids van patiënten met ernstige klachten. Het RIVM heeft contact met de Amerikaanse onderzoekers. De Nederlandse (long)artsen zijn alert op signalen van gevallen van ernstige gezondheidsklachten in Nederland en hebben enkele gevallen gemeld. De artsen onderzoeken momenteel het verband met e-liquids en vergelijken het klinisch beeld van de patiënten met die in de VS. Er is een netwerk ingericht dat momenteel signalen over ernstige gezondheidsklachten door e-sigaretten in Nederland verzamelt. Op deze manier kunnen signalen over klachten zoals die in de VS goed opgepikt worden. Indien er meer concrete informatie bekend is over de oorzaak van de klachten onder Amerikaanse patiënten over en of dit overeenkomt met de Nederlandse signalen zal ik uw Kamer hierover informeren. Reclame maken voor de e-sigaret is alleen binnen speciaalzaken toegestaan, en daarbuiten niet. De NVWA houdt hier toezicht op.
Wat is uw mening over het onderzoek van het Trimbos-instituut waaruit blijkt dat in 2017 méér scholieren van 12 tot en met 16 jaar wel eens een elektronische sigaret of shisha pen hebben gebruikt (28%) dan een gewone sigaret (17%) en dat onder de 16-jarigen 36% al ervaring heeft met de e-sigaret?4
Ik vind het een zeer verontrustende ontwikkeling dat zoveel jongeren een e-sigaret of sisha-pen uitproberen. Dit is de reden waarom in het Nationaal Preventieakkoord is besloten een aantal maatregelen te treffen om het gebruik en de zichtbaarheid van de e-sigaret te verminderen, zoals onder andere de uitbreiding van het rookverbod met de e-sigaret, neutrale verpakkingen en het uitstalverbod. In het streven naar een rookvrije generatie is namelijk geen plek voor de e-sigaret.
Wat vindt u van het feit dat de door TabakNee.nl onderzochte webshop die e-sigaretten verkoopt geen systeem heeft waarmee de leeftijd van de klant gecontroleerd kan worden terwijl dit wettelijk verplicht is? Wat bent u van plan hieraan te gaan doen?
Het tabaks- en rook warenbesluit, Artikel 5.6, tweede lid stelt: «Een detaillist die een tabaksproduct of aanverwant product aanbiedt voor binnenlandse verkoop op afstand hanteert een leeftijdsverificatiesysteem dat op het tijdstip van de verkoop vaststelt dat de consument de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.» Veel websites maken gebruik van een leeftijdsvraag om op de website te komen. Het toezicht op de naleving van de leeftijdsverificatie is complex, omdat voor het constateren van een overtreding een testkoop uitgevoerd moet worden. De NVWA is op dit moment bezig met het ontwikkelen van een testkoopmethode met 17-jarigen. Ik zal uw Kamer hier voor het einde van het einde van het jaar over informeren.
Klopt het volgens u dat niet alleen Mr Joy, maar meerdere online-webshops van e-sigaretten niet checken of een koper 18 jaar of ouder is, zoals tijdens het onderzoek van TabakNee.nl is gesignaleerd? Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u, gezien de toename in het gebruik van de e-sigaret onder jongeren en de wijze waarop de e-sigaret gepromoot wordt in aantrekkelijke verpakkingen, het eens met Stichting Rookpreventie Jeugd dat niet alleen voor gewone sigaretten, maar ook voor de e-sigaret een neutrale verpakking noodzakelijk is?
Ik ben het met Stichting Rookpreventie Jeugd eens dat ook voor e-sigaretten neutrale verpakkingen moeten worden ingevoerd. Daarom is in het preventieakkoord opgenomen dat in 2022 neutrale verpakkingen voor e-sigaretten worden ingevoerd.
Vindt u in dit licht het standpunt uit het Nationaal Preventieakkoord om eventueel in 2022 plain packaging voor e-sigaretten in te voeren niet veel te laat, gezien de ervaringen in de VS waar onder scholieren een ware nicotine-epidemie is uitgebroken dankzij e-sigaret Juul?5 6
In het Nationaal Preventieakkoord is besloten een pakket aan maatregelen te treffen om het gebruik en de zichtbaarheid van de e-sigaret te verminderen (zie ook mijn reactie op vraag 5). Ik zie op dit moment geen noodzaak om dit te vervroegen.
Wat vindt u van de constatering van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) dat vrijwel alle e-sigaretten die Mr Joy en andere webshops verkopen lekkere, zoete smaakjes hebben die tieners kunnen verleiden om deze vorm van nicotine tot zich te nemen in het licht van de wettelijke bepalingen dat aan gewone sigaretten geen smaakstoffen mogen worden toegevoegd?7
Ik ben bekend met het onderzoek van het RIVM naar de aantrekkelijkheid van e-sigaretten. Daaruit blijkt dat smaakstoffen belangrijk zijn voor consumenten van de e-sigaret en dat de uitgebreide keuze aan smaken, met name de zoete en fruitige, bijdragen aan de aantrekkelijkheid van e-sigaretten voor jongeren. Op dit moment zijn de verschillende smaken e-liquids toegelaten, maar er is een mogelijkheid opgenomen in de Tabaksproductenrichtlijn om smaken voor de e-sigaret op nationaal niveau te verbieden. Alleen Hongarije heeft hiervan gebruik gemaakt. Zoals in het antwoord op vraag 4. is toegezegd komt het Trimbos voor het einde van dit jaar met stand van zaken van de wetenschap over e-sigaretten. De rol van de e-sigaret als mogelijk opstapproduct zal hier ook in worden meegenomen.
Is het niet opvallend dat, anders dan bij tabak, de gezondheidswaarschuwingen op e-sigaretten beperkt blijven tot «Dit product bevat de zeer verslavende stof nicotine. Het gebruik ervan wordt afgeraden voor niet-rokers», terwijl uit onderzoek blijkt dat bijvoorbeeld de kans op een beroerte of hartinfarct fors toeneemt, 29% respectievelijk 25%, bij het gebruik van de e-sigaret? Bent u het met Stichting Rookpreventie Jeugd eens dat daarvoor gewaarschuwd moet worden op de verpakkingen van e-sigaretten? Zo nee, waarom niet?8
In de Europese Tabaksproductenrichtlijn is de bovengenoemde gezondheidswaarschuwing op dit moment de enige verplichte gezondheidswaarschuwing voor de e-sigaret. Op dit moment laat ook de Europese Commissie onderzoek uitvoeren naar de schadelijkheid van de e-sigaret. Dit onderzoek zal eind 2020 worden opgeleverd. Mochten de uitkomsten leiden tot uitbreiding van de maatregelen op het gebied van de e-sigaret, dan zal dit worden meegenomen in de evaluatie van de Tabaksproductenrichtlijn die in 2021 zal plaatsvinden.
Op welke wijze denkt u in Nederland Amerikaanse toestanden rondom de e-sigaret te kunnen voorkomen, dit in het licht van de ernstige bedreiging voor de volksgezondheid die de e-sigaret kan opleveren en het feit dat uit onderzoek blijkt dat er aanwijzingen zijn dat de e-sigaret een stepping stone kan zijn naar het gebruik van gewone sigaretten?9
Zoals in het antwoord op vraag 5 is aangegeven nemen we verschillende maatregelen om het gebruik en de zichtbaarheid van de e-sigaret te verminderen. Daarnaast is er de afgelopen jaren al een aantal maatregelen genomen en zijn er strenge eisen vastgelegd in de Tabaksproductenrichtlijn. Eén daarvan is de toegestane nicotinegehalte in vloeistoffen voor de e-sigaret. De toegestane hoeveelheid ligt in de VS bijna drie keer zo hoog als in de Europese Unie. Daarnaast wordt er in de Verenigde Staten veel reclame gemaakt voor de e-sigaret richting jongeren, bijvoorbeeld via sociale media. Dit is in Nederland verboden in verband met ons strikte reclameverbod voor tabaksproducten en de e-sigaret.
De gevaarlijke situatie na spontaan springen van ramen bij ministeries Rijnstraat 8 |
|
Henk Nijboer (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Glazen blunderministerie verliest nu ook zijn ramen»?1
Ja.
Sinds wanneer is bij u bekend dat de ruiten springen bij hoge windkracht? Wanneer heeft u de Kamer en de bewoners van de Rijnstraat 8 hierover geïnformeerd? Wanneer heeft u maatregelen genomen en welke?
De veiligheid in en rondom Rijnstraat 8 is een verantwoordelijkheid die is neergelegd bij het consortium PoortCentraal, verantwoordelijk voor zowel de bouw als de exploitatie van Rijnstraat 8. Het Rijksvastgoedbedrijf spreekt als eigenaar en opdrachtgever het consortium aan als deze veiligheid in het geding is. Dit is ook gebeurd na de barsten in de eerste ruit in het atrium aan de noordzijde van Rijnstraat 8. Na de derde en vierde ruitbreuk (24 en 26 juli) is door het Rijksvastgoedbedrijf op 29 juli jl. bij PoortCentraal een zogeheten «Melding van een Beschikbaarheidsgebrek» gedaan, waarmee het consortium aansprakelijk wordt gesteld voor het ontstane gebrek. Daarnaast heeft het RVB op 29 juli jl. een gespecialiseerd onafhankelijk adviesbureau gevraagd onderzoek te doen naar de mogelijke oorzaken van de glasbreuk en vooral de risico’s die daarmee gepaard gaan. Het onderzoek is op 31 juli jl. uitgevoerd. Sinds 2 augustus jl. ben ik op basis van de strekking van de notitie van dit adviesbureau op de hoogte gebracht dat onzuiverheden in het glas de meest waarschijnlijke oorzaak van de glasbreuk zijn. In de notitie staat verder dat een gebarsten ruit kan blijven zitten totdat deze door wind zwaarder wordt belast. Harde wind kan ook het ontstaan van glasbreuk in de hand werken en kan er mogelijk voor zorgen dat al gebarsten ruiten uit elkaar en naar beneden vallen. Dit laatste was aanleiding voor het Rijksvastgoedbedrijf om het consortium aan te sporen tot actie en in gezamenlijkheid met de gemeente Den Haag (verantwoordelijk voor de openbare ruimte) uit voorzorg maatregelen te nemen. Daarbij is windkracht 7 en hoger gedefinieerd als grens waarbij maatregelen worden genomen.
Sinds het uitkomen van de notitie (2 augustus jl.) wordt er elke twee uur door het consortium een inspectieronde gelopen om te zien of er nieuwe ruitschade is opgetreden. Door PoortCentraal is, in overleg met het Rijksvastgoedbedrijf en de gemeente Den Haag, een calamiteitenplan opgesteld voor windkracht 7 of hoger. Centraal hierin staat de afsluiting van de onderdoorgang als tijdelijke voorzorgsmaatregel. Over de uitgang van de Koningstunnel is een overkapping gebouwd voor de veiligheid van het gemotoriseerde verkeer, ook bij windkracht 7 en hoger. Verder wordt onderzocht welke andere tijdelijke en vervolgens permanente maatregelen genomen kunnen worden om de veiligheidsrisico’s en eventuele hinder te beperken en de situatie te verhelpen.
De bewoners van Rijnstraat 8 zijn en worden via de pandapp regelmatig geïnformeerd over de gebarsten ruiten. De gebarsten buitenruiten zijn inmiddels verwijderd. In november worden deze vervangen. Op 9 augustus jl. zijn onder meer de bewoners geïnformeerd over het tijdelijk afsluiten van de onderdoorgang van Rijnstraat 8 voor maximale veiligheid, omdat die dag voor het eerst harde wind werd verwacht. Uw Kamer is niet separaat geïnformeerd.
Hoeveel schade en overlast is er inmiddels voor ondernemers en stadsbezoekers? Hoeveel dagen is de weg al gestremd geweest? Wordt de schade voor ondernemers gecompenseerd?
De toegang tot de onderdoorgang van Rijnstraat 8 voor fietsers en voetgangers is aan de noordzijde zevenmaal afgesloten geweest vanwege de verwachte windsnelheden. Dat was van vrijdagavond 9 augustus 22.00 uur tot zondagochtend 11 augustus 09.00 uur, zaterdagochtend 17 augustus van 02.00 uur tot 08.00 uur, woensdag 11 september van 14.00 uur tot 17.00 uur, donderdag 26 september van 14.00 uur tot 20.00 uur, vrijdag 27 september van 18.00 uur tot 24.00 uur, zaterdag 28 september van 11.00 uur tot 23.00 uur en van zondag 29 september 08.00 uur tot maandag 30 september 06.45 uur.
Dit gaf overlast voor fietsers en voetgangers omdat zij via een bewegwijzerde route om het gebouw werden geleid. De afspraak met de door PoortCentraal ingehuurde verkeersregelaars is dat de toegang van de onderdoorgang naar de winkels vanaf de stadzijde bereikbaar blijft. De bloemenkiosk is dan niet bereikbaar. Eventuele financiële schade die dit heeft veroorzaakt, wordt nog geïnventariseerd en onderzocht. Dit is een aangelegenheid van het eerdergenoemde PoortCentraal.
Hoe verklaart u dat de Rijnstraat 8 niet bestand is tegen hoge temperaturen in de zomer, lage temperaturen in de winter, en harde windkracht en hoge windsnelheden? Is aan alle relevante bouwregelgeving voldaan en zo ja, op welke wijze zou de regelgeving moeten worden aangepast om de veiligheid van dergelijke gebouwen in de toekomst te garanderen?
Elk bouwwerk dat wordt aanbesteed, dus ook Rijnstraat 8, moet uiteraard voldoen aan de voorschriften uit het Bouwbesluit. Dit staat ook in de uitvraag die het Rijksvastgoedbedrijf bij het consortium PoortCentraal heeft neergelegd. Daarin zijn ook criteria opgenomen over de weersomstandigheden die een pand moet kunnen weerstaan. Het consortium is ervoor verantwoordelijk dat aan de regelgeving wordt voldaan en dat de uitgevraagde kwaliteit wordt geleverd. Het heeft daarvoor een speciaal kwaliteitsmanagementsysteem.
Daarnaast zijn door een extern bureau, de gemeente Den Haag en het Rijksvastgoedbedrijf voor de oplevering van Rijnstraat 8 controles uitgevoerd op de grootste risico’s. Dergelijke controles zijn standaard
bij de contractvorm zoals toegepast bij Rijnstraat 8 waar de risico’s grotendeels bij een consortium zijn neergelegd. Om te voldoen aan de geldende NEN-norm moeten de ruiten aan de noordzijde van de atria een zogeheten hittetest hebben ondergaan, waardoor ze bestand moeten zijn tegen extreme weersomstandigheden. Hiervoor zijn de bijbehorende documenten afgegeven. Een dergelijke test is erop gericht glasplaten met onzuiverheden te elimineren. Toch kan het voorkomen dat een enkele glasplaat door deze test komt, ook al bevat het dit soort onzuiverheden. Het is nog niet duidelijk waarom er in Rijnstraat 8 meer ruiten zijn gebarsten dan volgens de normen en certificaten en de foutenmarge verwacht had mogen worden. Nader onderzoek moet uitwijzen wat de precieze oorzaak is en of deze situatie te voorkomen was geweest. PoortCentraal verwacht half oktober een eerste concept van het onderzoek dat zij heeft opgedragen.
Vindt u dat bij het ontwerp en de bouw van de Rijnstraat voldoende oog is geweest voor de functionaliteit van het gebouw? Zo ja, hoe verklaart u de gebreken? Zo nee, hoe wordt de functionaliteit in de toekomst geborgd?
Ja, bij het ontwerp en de bouw van Rijnstraat 8 is er voldoende oog geweest voor de functionaliteit van het gebouw als rijksverzamelkantoor. Niettemin is de beleving van een deel van de bewoners niet positief. Waar de inrichting van het gebouw als belemmerend werd ervaren voor de functionaliteit (drukte, donkere lifthallen, ongemakkelijk meubilair en dergelijke) zijn maatregelen genomen om dit te verbeteren. Voor gebreken die belemmerend zijn of als zodanig worden ervaren, zoals de breedplaatvloeren en de ruiten, wordt gezocht naar passende oplossingen.
Deelt u de mening dat ambtenaren zeker moeten zijn van een veilige werkomgeving? Heeft u overleg met uw collega’s van Infrastructuur en Waterstaat en Buitenlandse Zaken welke impact de onveiligheid van de Rijnstraat 8 heeft op haar bewoners?
Ik deel de mening dat ambtenaren zeker moeten zijn van een veilige werkomgeving. Rijnstraat 8 is, met inachtneming van een aantal gebruiksbeperkingen als gevolg van de breedplaatvloeren, veilig te gebruiken. Indien er desondanks risico’s worden vastgesteld, zal het Rijksvastgoedbedrijf het consortium hierop aanspreken en maatregelen laten nemen. Zie verder het antwoord op vraag 7.
Kunt u een overzicht geven van de vele mogelijk gevaarlijke situaties die aan het licht zijn gekomen sinds ingebruikname van Rijnstraat 8, zowel voor publiek als ambtenaren, en welke maatregelen zijn genomen om die tegen te gaan?
Sinds de ingebruikname zijn er drie risicovolle situaties geweest, waarover uw Kamer al eerder is geïnformeerd:
De onderdoorgang Rijnstraat 8 bleek na oplevering te glad na regen, waardoor voetgangers konden uitglijden. Inmiddels is de onderdoorgang opnieuw aangelegd met klinkers, opgeruwde stoepdelen en verbeterde afwatering;
De treden van de designtrappen hebben een opstaand randje en een leuning die onvoldoende grip gaf waardoor gebruikers mogelijk kunnen struikelen, wat in enkele gevallen ook is gebeurd. De eerste trappen zijn inmiddels aangepast. Op 14 oktober 2019 zullen alle trappen aangepast zijn;
Rijnstraat 8 heeft breedplaatvloeren. Uit voorzorg geldt voor het nieuwe aangebouwde deel als algemene beheersmaatregel dat de vloerbelasting niet mag toenemen. Specifiek voor Rijnstraat 8 geldt dat onder meer in dat wordt geadviseerd geen bijeenkomsten van 30 personen of meer op de werkverdiepingen te organiseren en geen extra gewicht toe te voegen in de vorm van stapels printpapier, extra kasten, enz. Voor enkele ruimten geldt een separate gebruiksbeperking. Door floormanagers wordt hier voor de zekerheid op toegezien. Hiermee is, in afwachting van herstelmaatregelen, een veilig gebruik gewaarborgd.
Bent u bereid een groot onderzoek te gelasten naar de veiligheid van Rijnstraat 8 om te voorkomen dat verdere gebreken onveilige situaties veroorzaken voor ambtenaren en publiek? Zo nee, waarom niet?
In juni 2019 is een Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) rapport van het gebouw opgeleverd, waarbij (potentieel) risicovolle situaties in beeld zijn gebracht.
Dit heeft geresulteerd in een concept Plan van Aanpak. Een werkgroep met alle bewoners beoordeelt het Plan van Aanpak op noodzakelijkheid, haalbaarheid en kijkt kritisch naar de prioritering. Met de uitvoering is begonnen. Zo zijn bijvoorbeeld de verzamelplaatsen voor minder zelfredzame medewerkers bij ontruimingen beter aangegeven. Rijnstraat 8 heeft verder een monitorsysteem waarbij gebreken kunnen worden gemeld. Als een gemeld gebrek te maken heeft met veiligheid wordt er zo snel mogelijk actie ondernomen. Het kan voorkomen dat eerst tijdelijke maatregelen worden genomen. Dit was bijvoorbeeld het geval bij het afsluiten van de designtrappen, in afwachting van een definitieve oplossing.
Hoe hoog zijn de kosten inmiddels opgelopen door de vele gebreken van Rijnstraat 8?
Er zijn maatregelen genomen ter verbetering van de functionaliteit, zoals het verven van de lift en de aanschaf van ander meubilair. De kosten voor aanpassingen die verder gaan dan contractueel afgesproken, bijvoorbeeld het verven van de liftkernen, zijn voor rekening van het Rijk en bedragen tot op heden ongeveer 600.000 euro (exclusief BTW). De overige kosten die vallen binnen de verantwoordelijkheid van het consortium, zoals het veiliger maken van de trappen, komen volledig voor rekening van het consortium. Daar heeft het Rijk geen inzicht in.
Een onderzoek naar de veiligheid van constructies in publieke gebouwen |
|
Attje Kuiken (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Heeft u kennis genomen van de uitzending van BNR van 12 augustus 2019 over de veiligheid van constructies in publieke gebouwen?1
Ja.
Deelt u de mening dat iedereen er zeker van moet kunnen zijn dat gebouwen veilig zijn? Hoe is dit geregeld?
Ik ben van mening dat gebouwen veilig moeten zijn. Uit de Woningwet volgt dat gebouwen ten minste moeten voldoen aan de veiligheidsvoorschriften van het Bouwbesluit. Bij nieuwbouw is het primair aan de vergunningaanvrager of bouwer te zorgen dat het nieuwe gebouw hieraan zal voldoen. Bij bestaande bouw is dit primair aan de gebouweigenaar. Het is aan de gemeente als bevoegd gezag hierop toe te zien.
Wordt bij grote publieke gebouwen en constructies in Nederland – waaronder bijvoorbeeld treinstations, muziekhallen en bruggen – regelmatig gecontroleerd of ze aan de veiligheidseisen voldoen? Zo nee, bent u bereid een dergelijke APK voor de risicovolle elementen in de constructies van publieke gebouwen in te voeren?
Vanuit de bouwregelgeving is er geen verplichting om periodiek publieke gebouwen of constructie te controleren. De bouwregelgeving kent wel een algemene zorgplicht voor gebouweigenaren om te zorgen dat hun gebouw bij voortduur aan de voorschriften van Bouwbesluit voldoet. Het is aan gebouweigenaren om hier zelf invulling aan te geven. De gemeente is het bevoegd gezag als het gaat om toezicht op bestaande bouwwerken. De wijze waarop een gemeente dit invult, kunnen zij zelf beleidsmatig invullen. Burgemeester en Wethouders leggen hierover verantwoording af aan de gemeenteraad.
Ik ben geen voorstander van een verplichte algemene periodieke keuring voor constructies van publieke gebouwen, omdat dit leidt tot een lastenverzwaring voor eigenaren en omdat zo’n keuring ook gebouwen treft waarbij mogelijk helemaal geen veiligheidsprobleem is. Als er een evident veiligheidsprobleem is bij een eenduidige categorie gebouwen (qua bouwjaar, type, bouwwijze) dan is er sinds 2015 wel de mogelijkheid om per ministeriële regeling een onderzoeksplicht in te voeren (Kamerstuk 33 798, nr. 6) waarmee het veiligheidsprobleem heel gericht kan worden aangepakt. Deze mogelijkheid is in de Woningwet gecreëerd op verzoek van gemeenten ter vereenvoudiging van hun toezicht en handhaving op de staat van bestaande bouwwerken. Deze onderzoeksplicht is al ingezet bij galerijflats en zwembaden. Verder heb ik uw Kamer op 22 mei 2019 gemeld deze onderzoeksplicht ook in te zetten bij gebouwen met breedplaatvloeren (Kamerstuk 28 325, nr. 199). Op dit moment is nog onduidelijk wat de oorzaak is geweest van het instorten van het dak van het AZ-stadion. Dit moeten de onderzoeken van Royal Haskoning/DHV (hierna Haskoning) en de Onderzoeksraad voor Veiligheid (hierna Onderzoeksraad) uitwijzen. Hierna kan pas worden bepaald of er ook problemen bij andere gebouwen zijn te verwachten en of vervolgens maatregelen moeten worden genomen.
Waarom wordt in Nederland geen onderzoek gedaan naar de windbelasting van gebouwen? Bent u bereid daar alsnog onderzoek naar te laten doen? Zo nee, op welke wijze is de veiligheid van constructies bij stormen dan gewaarborgd?
Het Bouwbesluit geeft de voorschriften voor de constructieve veiligheid van bouwwerken en maakt daarbij gebruik gemaakt van bepalingsmethoden uit NEN-normen, waarin ook is opgenomen tegen welke windbelastingen een gebouw bestand moet zijn. Het gaat hierbij om de NEN-EN 1991-1-4 Algemene belastingen – Windbelastingen de hierbij behorende nationale bijlage. Ik heb geen aanwijzingen dat deze norm of nationale bijlage aanpassing of verduidelijking behoeft. Als uit het onderzoek van Haskoning of de Onderzoeksraad blijkt dat dit nodig is, zal ik hierover in overleg treden met het Nederlands Normalisatie Instituut.
Bent u bekend met het onderzoek van het Auditteam Voetbal en Veiligheid van het toenmalige Ministerie van Justitie naar de fysieke veiligheid van voetbalstadions?2
Ja.
Hoe is destijds gereageerd op de conclusies en aanbevelingen van het rapport?
De probleemverkenning van het auditteam past binnen de brede aanpak van «Toegankelijk, Gastvrij en Veilig Voetbal 2020» (TGVV). Een gezamenlijke aanpak van de KNVB, gemeenten, OM, Politie en het Ministerie van JenV. Deze aanpak heeft vijf speerpunten, waaronder «safety». Op de verschillende onderdelen zijn de afgelopen jaren pilots gedraaid om met elkaar te leren en te verbeteren. Pilots die sinds 2018 breder worden opgepakt door de lokale zogenaamde vierhoeken in de gemeenten met een Betaald Voetbalclub (BVO).
De verkenning van het auditteam is en wordt beschouwd als belangrijke steun om awareness te ontwikkelen met betrekking tot de safety in stadions. Tijdens de (minimaal) jaarlijkse (bestuurlijke) bijeenkomsten met de voorzitters van de BVO’s, de burgemeesters, OM en Politie georganiseerd door de Regiegroep Voetbal en Veiligheid onder voorzitterschap van JenV komen alle elementen van TGVV aan bod en dus ook de veiligheid van en in de stadions. Specifiek is in 2018 verdiepend gesproken over de versteviging van de verantwoordelijkheid van gemeenten op het gebied van toezicht en handhaving. Burgemeesters beschouwen dit element, het handhaven op het bouwbesluit, als integraal onderdeel van hun bredere veiligheids- en toezichttaak. Dit is daarmee element van het breder aspect van «safety». De eerste verantwoordelijkheid ligt natuurlijk bij de eigenaar van het stadion. Samen tekenen de clubs en de gemeenten ter versterking van de aandacht voor de veiligheid jaarlijks, aanvullend op de wettelijke normen uit het Bouwbesluit, ook een veiligheidsverklaring, die zij aan de KNVB leveren. Dat is een voorwaarde voor het verkrijgen en behouden van een licentie. Onderdeel van deze verklaring is ook aandacht voor de constructieve veiligheid. Ook deze verklaring sluit aan bij elementen van de verkenning van het auditteam.
In 2018 is ook over safety en het rapport gesproken met medewerkers van de clubs, gemeenten, politie, OM en supporters tijdens een workshop. Destijds bij het ontvangen van het rapport is het overigens ook gepubliceerd en kenbaar gemaakt onder andere op de website van het ministerie.
In de komende bestuurlijke bijeenkomst van 2019 zal verder gesproken worden over TGVV 2020, waaronder «safety» en zullen nogmaals de inzichten uit de probleemverkenning van het auditteam onder de aandacht gebracht worden. Daar zullen ook de dan bekende inzichten over de problematiek bij het AFAS-stadion bij meegenomen worden.
Bent u van mening dat een ongeluk zoals in Alkmaar mogelijk voorkomen had kunnen worden indien de aanbevelingen uit het rapport waren overgenomen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment wordt door AZ ook in samenwerking met de gemeente Alkmaar een onderzoek uitgevoerd. Ook de Onderzoeksraad voor Veiligheid gaat verder onderzoek doen naar de oorzaak van het incident. Pas als de onderzoeksresultaten bekend zijn, kunnen uitspraken worden gedaan over het incident.
Onderschrijft u de conclusie dat de eisen en normen die aan de veiligheidsverklaring ten grondslag liggen, niet altijd aansluiten bij de praktijk van voetbalstadions? Waarom is gegeven deze conclusie de aanbeveling niet overgenomen om een specifieke set eisen voor voetbalstadions op te stellen? Bent u alsnog bereid te onderzoeken of specifieke eisen opgesteld kunnen worden, zodat de veiligheid van voetbalstadions verbeterd kan worden?
De eisen en normen worden primair bepaald door het Bouwbesluit voor alle bouwwerken en dus ook voetbalstadions. Als aanvulling op deze regelgeving werkt de KNVB al geruime tijd met de veiligheidsverklaring. Er is zonder nadere kennis over de oorzaken van het gedeeltelijk instorten van het dak van het AFAS-stadion en over de relatie tussen de oorzaak en specifieke kenmerken van een stadion anders dan alle andere gebouwen in Nederland die onder het Bouwbesluit vallen, geen aanleiding om nog specifieker eisen op te stellen.
Onderschrijft u de conclusie dat experts die belast zijn met de controle van de veiligheid van voetbalstadions over onvoldoende expertise beschikken om die taak naar behoren uit te voeren? Waarom is de aanbeveling niet overgenomen om een specifieke opleiding te ontwikkelen voor deze experts? Bent u bereid de wenselijkheid daarvan alsnog te onderzoeken?
Mijn beeld is dat gemeenten voldoende toegerust zijn om de regelgeving uit het Bouwbesluit adequaat te controleren, al dan niet met behulp van externe deskundigheid. Dat is ook hun taak als bevoegd gezag.
In overleg met gemeenten en BVO’s zal ik onder andere via de bestuurlijke bijeenkomst in 2019 verkennen of er extra maatregelen nodig zijn naast de reeds genomen stappen om de safety van voetbalstadions te vergroten.
Het bericht ‘Brexit-alarm: koop svp inwisselbaar vliegticket’ |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten «Brexit-alarm: koop svp inwisselbaar vliegticket»1 en «ING acht kans op chaotische Brexit groter»2?
Ja.
Deelt u de oproep aan reizigers die rond de brexitdatum van 31 oktober a.s. reizen tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU, om een ticket te kopen waarbij je je geld gegarandeerd terug kunt vragen bij een vertraging of afstel van de reis? Zo nee, waarom niet?
Hoewel er negatieve effecten zouden kunnen ontstaan – zie daarvoor het antwoord op vraag 3 – is er vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat geen aanleiding om Nederlandse reizigers met het oog op de Brexit expliciet vliegtickets met restitutiemogelijkheden te adviseren. Uw Kamer is verschillende malen geïnformeerd over de contingency maatregelen die in EU-verband en door Nederland zijn getroffen, bijvoorbeeld tijdens het AO Brexit en Transport van 12 maart jl. Deze contingency maatregelen zijn voldoende om het luchtvervoer tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk (VK) te kunnen continueren in het geval van een no deal Brexit. Daarnaast hebben passagiers bij annulering van de vlucht door een EU-luchtvaartmaatschappij, of door een non-EU-luchtvaartmaatschappij die vanaf een EU-luchthaven vertrekt per definitie recht op restitutie. Op 20 december jl. heeft het VK guidance gepubliceerd waarin vergelijkbare passagiersrechten van toepassing blijven bij een no deal Brexit.
Welke effecten zou een no-dealbrexit hebben op reizigers tussen het Verenigd Konikrijk en de EU op en na 31 oktober?
Uw Kamer is bij brief van 18 januari jl. (Kamerstuk 23 987 nr. 304) geïnformeerd over de Brexit voorbereidingen met betrekking tot grenscontroleprocessen. Daarbij is tevens aangegeven dat niet alle ongunstige gevolgen door Nederland kunnen worden weggenomen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om mogelijk langere wachtrijen voor VK-burgers en andere «derdelanders» aan de grens, maar ook onzekerheden met betrekking tot grenscontroleprocessen aan de zijde van het VK.
Deelt u de mening dat reizigers er recht op hebben actief geïnformeerd te worden over mogelijke onzekerheden rondom hun reizen naar en van het Verenigd Koninkrijk in de periode kort na de geplande brexitdatum?
Reizigers die vanaf 1 november a.s. reizen van of naar het VK doen er verstandig aan om zich te informeren over de gevolgen van een mogelijke no deal Brexit. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft speciaal voor deze reizigers informatie beschikbaar gesteld op de «vraag en antwoord» pagina van het Brexit loket (www.brexitloket.nl). Daarnaast doen reisorganisaties en vervoerders er verstandig aan om te bezien in hoeverre hun klanten de behoefte hebben aan informatie over de mogelijke gevolgen van de Brexit. Het is vervolgens aan de reisorganisaties en de vervoerders om in die mogelijke behoefte te voorzien.
Klopt het dat Nederland na een no-dealbrexit bilateraal met het Verenigd Konikrijk moet onderhandelen over een luchtvaartverdrag? Zo ja, zijn alle mogelijke voorbereidingen getroffen om deze onderhandelingen zo snel mogelijk na 31 oktober op te starten?
Nee. In het geval van een «no deal» Brexit treedt de EU-verordening Nr. 2019/502 in werking. Deze zorgt dat bij een no deal Brexit het luchtvervoer tussen Nederland en het VK mogelijk blijft. In dezelfde verordening staat dat er na de Brexit onverwijld door de Europese Commissie namens de EU-lidstaten over een EU-VK-luchtvaartovereenkomst moet worden onderhandeld en deze moet onverwijld worden gesloten.
Hoever is het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat met de voorbereidingen op de brexit en de verschillende scenario’s van een no-dealbrexit?
Uw Kamer is bij brief van 25 mei 2018 (Kamerstuk 23 987, nr. 249) geïnformeerd over de Brexit-scenario’s, waaronder de voorbereidingen met betrekking tot het no-deal scenario. Conform een toezegging in dezelfde brief waren alle aangekondigde maatregelen voor 30 maart jl. getroffen.
Kunt u toelichten of er al akkoorden zijn bereikt op Europees niveau over «basic connectivity» tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk, waar ook in uw antwoord op schriftelijke vragen aan wordt gerefereerd?3 Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren?
De EU-verordening Nr. 2019/502 ter waarborging van basisconnectiviteit in het luchtvervoer regelt eenzijdig de verkeersrechten en markttoegang van VK-luchtvaartmaatschappijen richting de EU onder de voorwaarde dat het VK dezelfde verkeersrechten en markttoegang verleent aan EU-luchtvaartmaatschappijen. Op 7 maart jl. heeft het VK guidance gepubliceerd waarin vergelijkbare verkeersrechten en markttoegang worden gegund aan EU- luchtvaartmaatschappijen. Van enig ander akkoord op het gebied van basisconnectiviteit is geen sprake.
Bent u bereid om met alle vervoerders en reisagentschappen de afspraak te maken dat van 31 oktober tot 7 november er alleen tickets worden verkocht voor reizen tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU waarbij reizigers hun geld gegarandeerd kunnen terugvragen bij een vertraging of afstel van de reis? Zo nee, waarom niet? En indien nee, bent u bereid met vervoerders en reisagentschappen afspraken te maken over actieve informatievoorziening aan reizigers over de aanschaf van tickets voor de week na een (eventuele) no-dealbrexit?
Gezien de beantwoording van vragen 2 en 4, acht ik dat niet noodzakelijk.
Kunt u bovenstaande vragen apart beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat er grote verschillen zijn in financiële steun die scholieren krijgen voor digitale middelen |
|
Peter Kwint , Lisa Westerveld (GL) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Wat vindt u ervan dat er grote verschillen zijn in de financiële steun die scholieren krijgen voor digitale leermiddelen die op steeds meer scholen gebruikt worden?1
Scholen ontvangen via de lumpsum bekostiging voor exploitatie, waaronder ict-voorzieningen. Scholen zijn vrij om deze lumpsum naar eigen inzicht te besteden. Het is de verantwoordelijkheid van scholen om hierbij scherpe en doelmatige keuzes te maken. Wanneer scholen vanuit hun visie op de inrichting van het onderwijs van mening zijn dat een laptop of tablet noodzakelijk is voor het leerproces, en ouders kunnen deze niet zelf aanschaffen, dan dienen scholen hierin te voorzien.
Acht u het wenselijk dat scholen een bepaald type laptop voorschrijven dat hun leerlingen aan moeten schaffen, zoals chromebooks van honderden euro’s? Kunt u uw antwoord toelichten?
Scholen mogen aan ouders vragen om een bepaald type laptop of tablet aan te schaffen, maar mogen dit niet van ouders eisen. Scholen zijn verplicht om te vermelden dat dit vrijwillig is. Wanneer scholen vanuit hun visie op de inrichting van het onderwijs van mening zijn dat een laptop of tablet noodzakelijk is voor het leerproces, en ouders kunnen deze niet zelf aanschaffen, dan dienen scholen hierin te voorzien.
Mogen scholen eisen stellen aan de digitale leermiddelen die hun leerlingen moeten aanschaffen? Zo ja, welke eisen mogen scholen stellen? Zo nee, bent u bereid met scholen in gesprek te gaan om dit een halt toe te roepen?
Digitale leermiddelen, zoals licenties voor digitaal lesmateriaal dat voor een specifiek schooljaar wordt voorgeschreven, zijn net als papieren schoolboeken voor rekening van de school. Scholen ontvangen hiervoor bekostiging op basis van artikel 6e van de Wet op het voortgezet onderwijs. Zij mogen hiervoor geen kosten in rekening brengen bij ouders. Wanneer scholen dit wel doen, kan daarvan melding gemaakt worden bij de Inspectie van het Onderwijs. Als het gaat over scholen die eisen stellen aan laptops of tablets die leerlingen moeten aanschaffen verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Wat vindt u van de uitspraken van de woordvoerder van de vereniging van scholen in het voortgezet onderwijs (VO-raad) in het artikel van het AD dat de overheid digitalisering in het onderwijs stimuleert, maar er de financiële middelen niet voor vrijmaakt en dat de overheid digitale leermiddelen zou moeten betalen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u zich ervan bewust dat het voor scholen vaak niet mogelijk is om digitale leermiddelen voor hun leerlingen aan te schaffen, aangezien de bekostiging van scholen daarvoor niet toereikend is? Hoe verhoudt dit zich tot de wettelijke verplichting die scholen hebben om digitale leermiddelen aan te schaffen, indien deze noodzakelijk zijn voor het leerproces?
Digitale leermiddelen moeten door de school worden betaald. Hiervoor ontvangen scholen bekostiging van de overheid. Door mijn reeds toegezegde onderzoek naar de doelmatigheid en toereikendheid van de bekostiging verwacht ik meer inzicht te kunnen bieden in de toereikendheid van de bekostiging ten aanzien van digitalisering. In maart 2020 wordt uw Kamer geïnformeerd over de resultaten van dit onderzoek.
Wat vindt u van de uitspraak van de woordvoerder van ouderorganisatie Ouders & Onderwijs dat vergoedingen via Stichting Leergeld of een gemeente geen oplossingen zijn voor het probleem, maar symptoombestrijding van een school die nalaat het goede te doen, ten koste van ouders en leerlingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord op vraag 4.
Wat vindt u ervan dat de kosten voor digitale leermiddelen nu op het bordje van ouders komen te liggen in de vorm van vrijwillige en soms zelfs verplichte ouderbijdragen, ongeacht ontoereikende bekostiging van scholen en/of het uitgavenpatroon van scholen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord op vraag 1.
Bent u het ermee eens dat de digitalisering van het onderwijs de tweedeling in onze samenleving tussen financieel draagkrachtige gezinnen en gezinnen die dat minder tot niet zijn, pijnlijk blootlegt? Wat vindt u hiervan?
Zie antwoord op vraag 4.
Welke maatregelen bent u bereid te treffen om ervoor te zorgen dat alle kinderen mee kunnen doen met digitalisering op school, ongeacht de dikte van de portemonnee van hun ouders?
Wanneer scholen kiezen voor de inzet van digitale leermiddelen in het onderwijs, moeten zij er voor zorgen dat iedere leerling hier gebruik van kan maken. Op het moment dat scholen een laptop of tablet voor het leerproces noodzakelijk achten, dienen scholen hierin zelf te voorzien als ouders deze niet zelf kunnen of willen aanschaffen.
De ontbossing van het Braziliaanse Amazonegebied |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de berichten «Ontbossing onder Bolsonaro met 88 procent toegenomen» en «Duitsland stopt deels met bijdrage aan Braziliaanse milieuprogramma’s»?1
Ja.
Deelt u de zorgen over de toenemende ontbossing van het Braziliaanse Amazonegebied sinds president Jair Bolsonaro aan de macht is? Kunt u een toelichting geven?
Ja, zie ook de antwoorden op de overige vragen.
Heeft Nederland zich al uitgesproken over de toegenomen ontbossing van het Amazonegebied in de afgelopen maanden? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten? Zo nee, waarom niet?
Nederland uit bij alle in aanmerking komende gelegenheden zijn zorgen over de toenemende ontbossing, zowel wanneer dit in het nieuws is, als wanneer dit niet in het nieuws is. Zo heeft Minister Kaag via verschillende media haar zorg uitgesproken over de ontbossing in de Amazone. Daarnaast heeft de DG Politieke Zaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken dit onderwerp opgebracht tijdens politieke consultaties met zijn Braziliaanse ambtgenoot in Brasilia in mei 2019. Ook de Nederlandse ambassadeur in Brasilia kaart ontbossing aan in zijn gesprekken met de Braziliaanse overheid. De aanloop naar de besluitvorming over het EU-Mercosur-Associatieverdrag biedt mogelijkheden voor Nederland om, samen met de EU-partners, druk uit te oefenen op Brazilië, gericht op beter beleid en sterkere implementatie en naleving van wetgeving t.b.v. duurzaam bosbeheer.
Is de ontbossing van het Amazonegebied aan bod gekomen tijdens het gesprek dat de Minister-President heeft gehad met president Bolsonaro in Davos? Kunt u een toelichting geven?
De Minister-President heeft tijdens zijn kennismakingsgesprek met president Bolsonaro in januari 2019 in algemene zin gesproken over het belang dat Brazilië actief betrokken blijft bij het Klimaatakkoord van Parijs. Het tegengaan van ontbossing en landdegradatie is daarbij van groot belang.
Bent u bereid om op korte termijn uw zorgen over de ontbossing van het Amazonegebied aan Brazilië over te brengen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Ja, Nederland zal zijn zorgen blijven overbrengen, zeker in het licht van de recente informatie over de toenemende ontbossing van de Amazone. Wij zullen hier de komende maanden prioriteit aan geven. Daarbij streven wij naar samenwerking met de EU en Europese landen om meer gewicht in de schaal te leggen. Daarnaast zetten wij ook de dialoog met de Braziliaanse overheid en andere belanghebbenden voort, ter bevordering van betere samenwerking en nieuwe initiatieven om de productie van agrarische grondstoffen te verduurzamen en ontbossing tegen te gaan.
Hoe kijkt u aan tegen het opschorten van de Duitse bijdrage aan Braziliaanse milieuprogramma’s en de Noorse dreiging om donaties te korten of stop te zetten?
De Nederlandse regering treedt niet in de afwegingen die beide regeringen ertoe hebben gebracht de bijdragen aan bepaalde milieuprogramma’s te bevriezen, nadat Brazilië o.a. had ingegrepen in de beheerstructuur van het grote Amazonefonds. Het is zorgwekkend dat de aanzienlijke financiële middelen van beide landen nu niet meer ten goede komen aan duurzaam bosbeheer en de bestrijding van ontbossing in de Amazone.
Hoeveel draagt Nederland bij aan milieuprogramma’s ter bescherming van het Braziliaanse Amazonegebied? Overweegt Nederland soortgelijke maatregelen te nemen?
Nederland draagt direct bij aan milieuprogramma’s ter bescherming van het Braziliaanse Amazonegebied ter waarde van ongeveer € 3,5 miljoen. Dit geld gaat echter niet naar het Amazonefonds. Er is voor Nederland geen directe aanleiding om soortgelijke maatregelen als Duitsland en Noorwegen te nemen. Zie verder ook het antwoord op vraag 6.
Overweegt u andere maatregelen te nemen om uw zorgen met betrekking tot de ontbossing van het Amazonegebied kracht bij te zetten? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het Kabinet beraadt zich momenteel op eventuele nadere stappen. Die zijn ook afhankelijk van verdere ontwikkelingen t.a.v. de Amazone, zowel in Brazilië als daarbuiten.