Het doorgaan van huisuitzettingen tijdens de coronacrisis ondanks uw statement en andere nadelige gevolgen op huisvesting |
|
Sandra Beckerman |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Waarom heeft u ervoor gekozen om een statement op te stellen met betrokken partijen zoals institutionele beleggers, commerciële en sociale verhuurders en niet een spoedwet te maken?1
In de huidige crisisperiode is het van belang dat alle partijen hun verantwoordelijkheid nemen om eraan bij te dragen dat niemand op straat belandt. Vanuit de verhuurders is er grote bereidwilligheid getoond om huisuitzettingen als gevolg van de coronacrisis te voorkomen. Hierbij geldt als gezamenlijke lijn in het statement dat huisuitzettingen voorlopig worden uitgesteld gedurende de crisisperiode, tenzij er evidente redenen zijn, zoals criminele activiteiten of extreme overlast. Voor procedures tot huisuitzetting die voor 12 maart jongsleden reeds liepen zal de verhuurder de individuele situatie beoordelen. Verhuurders geven daarbij ook aan dat zij zich daarbij maximaal inspannen binnen hun mogelijkheden om te zoeken naar maatwerkoplossingen voor huurders die in de betalingsproblemen zijn gekomen door het coronavirus. Zo zullen verhuurders geen incassokosten doorberekenen aan huurders die door het coronavirus in de problemen zijn gekomen. De Woonbond en LSVb geven aan dat zij tevreden zijn met dit statement. Ik blijf de vinger aan de pols houden, indien er onwenselijke situaties naar voren komen, zal ik de mogelijkheden voor gerichte, nadere maatregelen onderzoeken.
Hoe is het mogelijk dat u stelt in antwoord op Kamervragen «dat kort gedingen van verhuurders en woningcorporaties om mensen uit huis te zetten niet worden aangemerkt als «urgente zaken». De Behandeling van dergelijke vorderingen wordt in dat geval aangehouden. Behandeling van dit type zaken is uitsluitend mogelijk als de rechter «superspoed» aanwezig acht. Van superspoed is sprake in zeer uitzonderlijke gevallen zoals in geval van crimineel handelen of bij ernstige overlast», maar dat er sprake was van een uitzetting van een gezin met kinderen hoewel er geen sprake is van criminaliteit of overlast? Kunt u uw antwoord toelichten? Op welke «zwaarwegende reden» of «de door de Minister met marktpartijen gemaakte afspraak» kunnen advocaten zich beroepen, zoals de geanonimiseerde brief laat zien?2
Uit de bijlage kan ik niet opmaken wat de reden voor het ontruimingsvonnis van de rechter is geweest en kan dus niet beoordelen of de beslissing van de deurwaarder om in de betreffende zaak wel tot ontruiming over te gaan in strijd is met de gemaakte afspraken. Uit signalen die mij hebben bereikt heb ik begrepen dat het hierbij mogelijk ging om een tijdelijk contract dat afliep, waarna niet over werd gegaan tot verlenging. Om deze reden maak ik via een spoedwet mogelijk om deze tijdelijke contracten te verlengen, hierbij houd ik in het oog welke zwaarwegende belangen de verhuurder heeft om niet over te gaan tot tijdelijke verlenging. Ik denk hierbij onder meer aan verkoop van de woning.
Kunt u ervoor zorgen dat reeds geplande (bijvoorbeeld van vóór uw statement) huisuitzettingen en rechtszaken daartoe niet doorgaan? Zo nee, waarom niet?
In het statement met verhuurders is afgesproken dat «voor procedures tot huisuitzetting die voor 12 maart jongsleden reeds liepen zal de verhuurder de individuele situatie beoordelen». Ik verwacht dat in dergelijke gevallen maatwerk wordt toegepast. De beroepsorganisatie van gerechtsdeurwaarders heeft al dringend geadviseerd om in deze tijd van Coronacrisis voorlopig geen ontruimingen en boedelbeslagen uit te voeren. Dit om fysiek contact tussen mensen in deze dagen tot een minimum beperken en «social distancing» zoveel mogelijk te kunnen toepassen. Daarnaast moeten mensen zoveel mogelijk binnen blijven. Daarbij passen geen ontruimingen. Overigens hebben gerechtsdeurwaarders voor ontruimingen een gerechtelijk bevel nodig. De rechter beoordeelt alle feiten en omstandigheden bij zijn oordeel over ontruiming. Bij de planning van de uitvoering hebben gerechtsdeurwaarders soms speelruimte. Die moeten ze op advies van de KBvG maximaal benutten om de ontruimingen zoveel mogelijk uit te stellen, tot de overheidsmaatregelen ter bestrijding van het Coronavirus weer opgeheven worden.
Waarom wil u geen spoedwet tegen huisuitzettingen, maar wél tegen het aflopen van tijdelijke huurcontracten tijdens de coronacrisis?3
Het is op dit moment niet mogelijk om een tijdelijk huurcontract te verlengen voor een tijdelijke periode. Het voorstel om te komen tot een spoedwet waarmee tijdelijke huurcontracten voor een periode kunnen worden verlengd is ingegeven vanuit het besef dat door de coronacrisis het dagelijks leven van velen op zijn kop staat. In deze tijden past het niet om van huurders te verwachten dat zij hun volle aandacht kunnen richten op het zoeken naar andere woonruimte, terwijl opzegtermijn van de verhuurder voor hun tijdelijke huurcontract dichtbij is. Zowel huurders als verhuurders signaleren dat hier mogelijk een probleem kan ontstaan. In combinatie met het statement creëert de mogelijkheid van verlenging van het tijdelijke huurcontract voor de huurder rust omdat hij kan blijven wonen in de woning. Voor de verhuurder biedt het de zekerheid dat de condities waaronder het huurcontract zijn gesloten niet veranderen. Daarmee wil ik voorkomen dat er huurders op straat komen als gevolg van de coronacrisis. Zie ook mijn antwoord op vraag 6.
Wat betekent het statement van u en verhuurders voor de huisuitzettingen voor mensen die wonen op een antikraakcontract? Wordt aan deze mensen een tijdig, veilig en betaalbaar alternatief geboden, zodat er geen mensen op straat komen te staan? Op welke manier helpt u gemeenten hierbij?
Leegstandbeheerders zijn geen juridisch eigenaar van het vastgoed waarvoor zij het beheer verzorgen. In aansluiting op het statement met verhuurders hebben leegstandbeheerders in een eigen verklaring4 aangegeven hoe ze omgaan met hun bewoners in deze crisistijd. Zij geven daarbij aan dat zij «nadrukkelijk een appel doen op eigenaren van onroerend goed die tijdelijke bewoning op basis van bruikleen te blijven faciliteren en waar mogelijk te verlengen of zelfs uit te breiden, met als doel om de voorraad van betaalbare bruikleenwoningen te maximaliseren in deze moeilijke tijden». Indien een gemeente zelf gebruik maakt van leegstandsbeheer voor haar bezit, ligt het in de rede dat zij een tijdelijk alternatief bieden voor de bewoner wanneer de tijdelijke bewoning afloopt.
Bent u alsnog bereid om met een spoedwet te komen om huisuitzettingen op te schorten tijdens de coronacrisis, zodat mensen zichzelf en anderen adequaat kunnen beschermen tegen het coronavirus? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik verwacht dat er met deze afspraken, in combinatie met de spoedwet ter introductie van de mogelijkheid om de tijdelijk huur te verlengen, passende stappen zijn gezet om ten tijde van de coronacrisis geen huisuitzettingen te doen. Indien blijkt dat afspraken niet nageleefd worden of verhuurders die niet aangesloten zijn bij een verhuurderorganisatie toch overgaan tot huisuitzettingen, sluit ik een gerichte wettelijke maatregel niet uit.
Wat gaat u doen voor bewoners van campings en vakantieparken die nu gesloten (gaan) worden door de aangescherpte maatregelen van het kabinet, omdat deze mensen jarenlang zijn gedoogd als bewoners, niets hebben misdaan en u het «in de huidige crisissituatie het zeer onwenselijk is dat mensen uit hun huis worden gezet»?4
Veiligheidsregio’s kunnen op basis van de noodverordening COVID-19 vakantieparken en andere recreatieve locaties zoals jachthavens sluiten in verband met het coronavirus, of een verbod op recreatief nachtverblijf instellen. Ik roep gemeenten en de veiligheidsregio’s op om daarbij een uitzondering te maken voor bewoners van dit soort locaties6. Dat is eenvoudig te doen door de uitzonderingsbepalingen voor arbeidsmigranten en andere mensen die hier (al dan niet tijdelijk) wonen ruimhartig toe te passen.
Daarmee wordt het park gesloten voor toeristen, maar blijft het open voor mensen die hier in een recreatieobject wonen.
Waar kunnen mensen als mevrouw Van Gelder (78 jaar), die geen ander huis heeft, naartoe als het vakantiepark sluit? Op welke manieren waarschuwt u de Veiligheidsregio’s, die noodverordeningen in (gaan) stellen, voor dakloosheid tijdens de coronacrisis en hoe worden deze negatieve gevolgen van noodverordeningen voorkomen?5
Mijn inzet is dat mevrouw van Gelder gedurende de crisis op dit vakantiepark kan blijven wonen. In deze uitzonderlijke situatie kan de veiligheidsregio op basis van uitzonderingsgronden voor het verbod op recreatief verblijf in de noodverordening COVID-19 maatwerk toepassen.
Waar kunnen Dinie en Eric terecht als de camping waar zij verblijven wordt gesloten, omdat er waarschijnlijke besmette familieleden in hun permanente huis wonen en andere familieleden al besmet zijn?6 7
Mijn inzet is dat Dinie en Eric gedurende de coronacrisis op de camping kunnen blijven wonen. Deze uitzonderlijke situatie vergt toepassing van maatwerk, waartoe de Veiligheidsregio een uitzonderingsgrond in de noodverordening kan opnemen.
Kunt u erop toezien dat mensen, die in soortgelijke situaties zitten als mevrouw Van Gelder en als Dinie en Erik, een veilig en betaalbaar alternatief krijgen aangeboden, zodat mensen niet blootgesteld hoeven te worden aan het coronavirus?
Mijn inzet is dat mensen gedurende de coronacrisis kunnen blijven wonen waar zij nu wonen, tenzij daar een onveilige situatie is. Zoals eerder genoemd, heb ik de Veiligheidsregio’s opgeroepen de uitzonderingsgrond in de noodverordeningen COVID-19 ruimhartig toe te passen voor mensen die aantoonbaar hun recreatiewoning als hoofdverblijf hebben10. Daarnaast ben ik met de VNG in gesprek over hoe gemeenten gedurende de coronacrisis met bewoning van vakantieparken en jachthavens om kunnen gaan.
Waar kunnen mensen terecht die dakloos dreigen te raken? Is dat nog steeds de gemeente en zijn gemeenten hierop toegerust tijdens de coronacrisis?
Het kabinet spant zich op allerlei manieren in om te voorkomen dat mensen in de knel raken door de gevolgen van het coronavirus. Indien mensen toch onverhoopt dakloos raken, kunnen ze nog steeds terecht bij gemeenten. VWS heeft samen met VNG en Valente een richtlijn11 opgesteld die de maatregelen beschrijft die gemeenten moeten nemen om dak- en thuisloze op een goede manier te helpen gedurende de maatregelen van het kabinet.
Bent u bekend met voorbeelden van huurders die gedwongen worden om dubbele huurlasten te betalen, dus zowel voor hun oude als voor hun nieuwe woning hoewel zij niet kunnen verhuizen door de coronacrisis, zoals het meegestuurde, geanonimiseerde voorbeeld laat zien?8
Bij verhuizingen is een maand dubbele woonlasten haast niet te vermijden, bijvoorbeeld in de periode waarin de huurder nog zijn oude woning huurt, maar ook het huurcontract van de nieuwe woning is ingegaan. Ook als huurders op dit moment door de Coronacrisis nog niet kunnen verhuizen, dan kunnen zij als de huur van de nieuwe woning bijvoorbeeld per 1 april 2020 ingaat en de huurders dus over de sleutel beschikken al wel voorbereidende werkzaamheden in de nieuwe woning (laten) uitvoeren. Ik raad de betreffende huurders aan om gezien de maatregelen ter bestrijding van het Coronavirus nogmaals te proberen met de betreffende verhuurder tot aangepaste afspraken te komen.
Gaat u ervoor zorgen dat mensen tijdens de coronacrisis geen dubbele huurlasten hoeven te betalen omdat zij nog niet kunnen verhuizen tijdens de coronacrisis? Op welke manier(en) gaat u dit doen bij zowel woningcorporaties als verhuurders in de vrije sector?
Zoals ik in het antwoord op vraag 12 heb vermeld vallen enige dubbele lasten bij verhuizing meestal niet te voorkomen. Ik zal in mijn overleggen met verhuurders een oproep aan hen doen om binnen hun mogelijkheden coulance te betrachten en zo mogelijk de aanvang van de huur enige tijd uit te stellen als de betreffende huurder door de maatregelen ter bestrijding van het Coronavirus nog niet kan verhuizen noch de voorbereidende werkzaamheden in de nieuwe woning kan (laten) uitvoeren.
Op welke manier(en) zorgt u ervoor dat huurders of woningzoekenden hun inschrijftijd of opgebouwde woonpunten voor een huurwoning niet verliezen omdat zij tijdens de huidige crisis niet tijdig kunnen reageren, niet kunnen bezichtigen of niet kunnen verhuizen?
Er hebben mij tot dusver geen signalen bereikt dat hier een acuut probleem ontstaat voor huurders of woningzoekenden. Indien er wel problemen ontstaan heeft een woningcorporatie de ruimte om in dergelijke gevallen maatwerk en coulance toe te passen.
Wilt u deze vragen per stuk beantwoorden en niet clusteren?
Ja.
Wilt u deze vragen en de eerdere Kamervragen over de (mogelijke) sluiting van vakantieparken en over de huisvesting van arbeidsmigranten tijdens de coronacrisis beantwoorden vóór het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus van 1 april 2020?9
Het is helaas niet gelukt om deze en de eerdere Kamervragen over de huisvesting van arbeidsmigranten tijdens de coronacrisis te beantwoorden vóór het debat van 1 april. Voor de beantwoording van laatstgenoemde vragen heb ik overleg gevoerd met mijn collega van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Het bericht 'Justitie wil coronahoesters verplicht laten testen of ze willen of niet' |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Justitie wil coronahoesters verplicht laten testen of ze willen of niet»?1
Ja
Klopt het dat de officier van justitie een verdachte normaliter kan verplichten tot het afstaan van celmateriaal indien er een aanwijzing is dat besmetting van het slachtoffer heeft plaatsgevonden (artikel 151e Wetboek van Strafvordering)? Klopt het dat bij algemene maatregel van bestuur (het Besluit bloedtest in strafzaken) is bepaald dat dit mogelijk is bij de ziektes HIV, hepatitis B en C? Is dit bij andere ernstige infectieziektes mogelijk? Klopt het dat het momenteel niet mogelijk is een verdachte aan een verplichte coronatest te onderwerpen? Maakt het in dit verband iets uit dat er (vooralsnog) geen medicijn of vaccinatie beschikbaar is in de strijd tegen het coronavirus/covid-19?
Het klopt dat een verdachte op grond van artikel 151e, tweede lid, (of artikel 177b, vierde lid) van het Wetboek van Strafvordering kan worden gedwongen om celmateriaal af te staan om vast te stellen of hij drager is van een ernstige besmettelijke ziekte. Hiervoor geldt dat er sprake moet zijn van een misdrijf waarbij uit aanwijzingen blijkt dat besmetting van een slachtoffer kan hebben plaatsgevonden. De ernstige besmettelijke ziekten waarbij het hierom kan gaan, zijn opgenomen in het Besluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte. Het betreft: human immunodeficiency virus (HIV), hepatitis B en hepatitis C. Doordat Covid-19 niet in het besluit is opgenomen, is het op dit moment niet mogelijk om een verdachte aan een verplichte test te onderwerpen. Het feit dat er nog geen medicijn of vaccinatie beschikbaar is voor het virus staat hier los van.
Deelt u de mening dat het veel efficiënter zou zijn als de limitieve opsomming uit artikel 2 van het Besluit bloedtest in strafzaken, gelinkt zou zijn aan bijvoorbeeld de lijst van ziektes uit groep a van de Wet publieke gezondheid? Waarom kiest de regering ervoor om de infectieziektes waarbij een verdachte verplicht kan worden om celmateriaal af te staan limitief op te sommen in het Besluit bloedtest in strafzaken?
Bij het opstellen van het Besluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte is met verschillende partijen, waaronder de gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD), het Academisch Medisch Centrum (AMC) en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) zorgvuldig gekeken welke ziekten in aanmerking zouden moeten komen voor opname in het besluit. De reden dat HIV, hepatitis B en hepatitis C zijn aangewezen en niet ook andere besmettelijke ziekten is dat dit ten tijde van de inwerkingtreding van dit besluit de enige infectieziekten waren die de verdachte op het slachtoffer kan overdragen door tijdens het plegen van een misdrijf een inbreuk te maken op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, alsmede die blijvend zwaar lichamelijk letsel ten gevolge kunnen hebben en levensbedreigend kunnen zijn. Daarbij is aangegeven dat, mocht daartoe aanleiding zijn, andere infectieziekten op vrij eenvoudige wijze kunnen worden toegevoegd aan dit besluit, zoals nu het geval is met Covid-19. Over het ontwerpbesluit waarin de aanwijzing van die ziekte plaatsvindt, is op 10 april jl. een spoedadvies aan de Afdeling advisering van de Raad van State gevraagd. De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een positief advies uitgebracht en de wijziging is op 24 april jl. in werking getreden.
Vindt u dat een coronahoester of -spuger (een verdachte die een slachtoffer bespuwd of in het gezicht hoest en daarbij kenbaar maakt dat hij of zij corona/covid-19 heeft) verplicht onderworpen zou moeten kunnen worden aan een coronatest zodat het slachtoffer en de directe familie daarvan snel weten waar ze aan toe zijn?
Ja, ik ben van mening dat verdachten die een slachtoffer in het gezicht spugen of hoesten en die met het virus Covid-19 besmet kunnen zijn, verplicht moeten kunnen worden om celmateriaal af te staan om vast te stellen of zij drager zijn van deze ernstige ziekte. Daarom wordt de relevante wet- en regelgeving, waaronder het Besluit bloedtest in strafzaken in geval van een ernstige besmettelijke ziekte, hierop aangepast. Nu kan niet met zekerheid worden gezegd of een zogeheten coronahoester of -spuger ook daadwerkelijk met het virus is besmet en, dus, of de betrokken politieambtenaar of medewerker en de omgeving waarin zij of hij verkeert, een reëel gezondheidsrisico lopen. Daarnaast kan de verdachte, indien Covid-19 wordt opgenomen in het besluit, voor een zwaarder misdrijf worden vervolgd. Uit de recente jurisprudentie blijkt dat coronahoesters en -spugers voor bedreiging, mishandeling of belediging worden vervolgd en bestraft. Indien kan worden vastgesteld dat de verdachte daadwerkelijk is besmet met Covid-19, komen ernstigere misdrijven in beeld, zoals (poging tot) zware mishandeling.
Is het mogelijk het Besluit bloedtesten in strafzaken zodanig aan te passen dat een verdachte verplicht kan worden celmateriaal af te staan om een test op corona mogelijk te maken?
Ja, dit is mogelijk. Ik verwijs hiervoor naar de antwoorden op de vragen 3 en 4.
Bent u bereid het Besluit bloedtest in strafzaken zodanig aan te passen dat het op korte termijn mogelijk wordt een coronahoester of -spuger verplicht te onderwerpen aan een coronatest?
Ja, ik ben hiertoe bereid. Ik verwijs hiervoor verder naar de antwoorden op de vragen 3 en 4.
Voor welk strafbaar feit moet een coronahoester of -spuger volgens u vervolgd worden indien er wordt vastgesteld dat de verdachte inderdaad besmet is met het coronavirus/covid-19?
Dit hangt af van de omstandigheden van het geval en is aan de officier van justitie en uiteindelijk de rechter om te bepalen.
De financiering van zorgkosten tijdens de coronapandemie |
|
Maarten Hijink |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Betekent de toezegging van Zorgverzekeraars Nederland dat «(...) de extra kosten in het kader van de Corona aanpak (...) door alle zorgverzekeraars worden vergoed» dat patiënten (zowel coronapatiënten als overige patiënten) geen extra rekeningen zullen ontvangen voor zorggerelateerde kosten (dus inclusief vervoerskosten)?1
Extra kosten als gevolg van de uitbraak van COVID-19 in rekening brengen bij patiënten is inderdaad niet aan de orde. Wel geldt voor zover van toepassing het eigen risico en eigen bijdragen, ook in geval van COVID-19. Zorgaanbieders die extra kosten als gevolg van de uitbraak van COVID-19 maken, kunnen zich voor vergoeding van die extra kosten tot de zorgverzekeraar wenden. In mijn antwoord op vraag 2 en 3 ga ik nader in op de vergoedingen voor de kosten van vervoer.
Kunt u toelichten hoe wordt omgegaan met budgetplafonds in ziekenhuizen bij coronazorg? Deelt u de mening dat het bereiken van een budgetplafond niet mag betekenen dat een coronapatiënt niet bij een bepaald ziekenhuis terecht kan? Zo ja, hoe gaat u dit waarborgen? Zo nee, waarom niet?
De capaciteit van de Nederlandse ziekenhuizen wordt op de proef gesteld. Voor wat betreft COVID-19 is sprake van grote aantallen patiënten dat in het ziekenhuis moet worden opgenomen, zowel op de IC’s als op de klinische verpleegafdelingen. Tegelijkertijd moet ook (semi-)acute zorg voor de overige patiënten doorgang kunnen blijven vinden. Daarnaast moeten COVID-19-patiënten die op de IC worden opgenomen, daar gemiddeld langer verblijven dan voorheen werd verondersteld. Dat levert grote uitdagingen op voor ziekenhuizen. Ik ben van mening dat budgetplafonds niet belemmerend mogen werken bij het zo goed mogelijk organiseren van de zorg voor COVID-19-patiënten en de overige zorg die om medische redenen niet kan worden uitgesteld (zoals acute zorg, hartoperaties of oncologische zorg). Zorgverzekeraars delen die mening. In de brief van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) van 17 maart is opgenomen dat ziekenhuizen de extra kosten die zij maken in het kader van de aanpak van COVID-19 vergoed zullen krijgen. Intra- en interklinisch vervoer van de betreffende patiënten, voor zover dat voor rekening komt van het ziekenhuis, vormen geen uitzondering.
Zittend ziekenvervoer waar het gaat om noodzakelijke zorg zoals omschreven in wet- en regelgeving, bijvoorbeeld voor het vervoer van patiënten die dialyse of chemotherapie in het ziekenhuis moeten ondergaan, wordt vergoed vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw).
Ook als de patiënt vervoerd moet worden naar een alternatief ziekenhuis bij hoge druk op de capaciteit in het reguliere ziekenhuis, wordt dit vergoed vanuit de Zvw. Voor zittend ziekenvervoer betaalt de verzekerde wel een eigen bijdrage. Voor vervoer per ambulance geldt geen eigen bijdrage. Het gaat hier om het gebruikelijke pakket van verzekerde zorg en eigen betalingen.
Tot slot verwijs ik naar de Kamerbrieven van 7 april 2020 en 15 april 2020 inzake COVID-19 (Kamerstuk 25 295, nr. 219; Kamerstuk 15 april 2020, 25 295-249) en de huidige brief, waarin nader wordt ingegaan op de regievoering op het weer opschalen van reguliere niet COVID-19-zorg door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).
Kunt u toelichten hoe wordt omgegaan met budgetplafonds in ziekenhuizen voor overige zorg die niet kan worden uitgesteld, aangezien de capaciteit nu erg onder druk staat? Deelt u de mening dat patiënten terecht moeten kunnen bij het ziekenhuis van hun keuze of, als het echt niet anders kan, er vervoer moet worden geregeld en dit volledig vergoed moet worden? Zo ja, hoe gaat u dit waarborgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u toelichten hoe gedurende de coronapandemie wordt omgegaan met patiënten met budgetpolissen, voor zowel coronazorg als overige zorg die niet kan worden uitgesteld? Deelt u de mening dat het niet zo mag zijn dat vanwege het gebrek aan capaciteit patiënten met een budgetpolis die worden overgeplaatst naar een ander ziekenhuis zelf voor de zorg- of vervoerskosten opdraaien omdat hun verzekeraar geen contract heeft met het ziekenhuis? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat de kosten volledig worden vergoed? Zo nee, waarom niet?
De zorgverzekeraar moet ook bij de «budgetpolis» aan de zorgplicht voldoen. Dit betekent dat verzekerden binnen een redelijke tijd en reisafstand toegang moeten hebben tot alle zorg uit het basispakket. Zorgverzekeraars moeten daarom voldoende zorg inkopen of bemiddelen als iemand niet snel genoeg bij een zorgaanbieder terecht kan. Daarbij kunnen mensen die een budgetpolis hebben, in het geval van spoedeisende zorg bij alle huisartsenposten en ziekenhuizen in Nederland terecht. Ook de vervolgbehandelingen en nacontroles die horen bij het bezoek aan de spoedeisende hulp worden vergoed. Wanneer een verzekerde door een medisch specialist van het gecontracteerde ziekenhuis wordt doorverwezen naar een medisch specialist van een niet-geselecteerd ziekenhuis is sprake van volledige vergoeding van de behandeling. In het geval dat een patiënt naar een ander ziekenhuis moet worden overgeplaatst door gebrek aan capaciteit is geen sprake van een beperkte betaling van de zorgverzekeraar vanwege een ongecontracteerde aanbieder omdat sprake is van spoedeisende zorg ofwel een verwijzing van een medisch specialist.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 en 3 levert het organiseren van de zorg voor COVID-19-patiënten en overige zorg die niet kan worden uitgesteld een grote uitdaging op. Dit kan in sommige gevallen betekenen dat zorg op een wat grotere afstand van de woonplaats moet worden geleverd. Ook kan ik niet uitsluiten dat de wachttijden voor electieve zorg zullen oplopen. Mensen met een budgetpolis worden daarbij niet anders behandeld dan anderen.
Het bericht dat Costa Rica de WHO oproept een internationale pool op te richten voor intellectueel eigendom inzake COVID-19 |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «President and Minister of health of Costa Rica ask WHO to create global pool for rights in COVID-19 related technologies»?1
Ja. Kortgezegd komt de vraag van Costa Rica aan de WHO erop neer of de WHO zich wil inzetten om een patent-pool te creëren waarin de rechten tot relevante technologieën worden geplaatst die helpen om COVID-19 te detecteren, voorkomen, controleren of behandelen. Het betreft een vrijwillige afdracht cq. inbreng van bestaande en nieuwe gepatenteerde technieken en ontwerpen die van belang kunnen zijn. Ik ga ervan uit dat daarbij licenties onder FRAND-condities (Fair Reasonable and Non-Discriminatory) wereldwijd beschikbaar worden gemaakt.
Hoe staat u tegenover het voorstel van Costa Rica aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) om een wereldwijde «pool» op te richten voor (toekomstig) intellectueel eigendom op het gebied van vaccins, medicijnen en technologieën in het kader van COVID-19?
Van patent pools is bekend dat ze vervolg-innovaties versterken omdat ze relevante technologie effectief beschikbaar maken. Het geeft meer partijen laagdrempelig toegang tot standaarden en versterkt daarmee kaders en normen die bruikbaar zijn of als bouwsteen kunnen dienen om effectieve therapieën te ontwikkelen. Een therapie kan immers bestaan uit meerdere patenten of is ontwikkeld op basis van bestaande patenten.
Nederland is voorstander van het delen van informatie en wetenschappelijke data. Hierbij moet wel worden gewaakt dat data wordt opgeslagen in toegankelijke systemen, zodat iedereen er later weer bij kan. Daarom is Nederland voorstander van samenwerkingsverbanden die werken volgens de FAIR principes (FAIR staat voor: Findable, Accessible, Interoperable, Reusable). Op grond van deze FAIR principes zijn data vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar en kunnen data gemakkelijk met behulp van algoritmes worden onderzocht. Nog belangrijker in verband met persoonsgevoelige informatie is dat databeheerders zelf de mate kunnen bepalen waarin ze hun data openstellen voor derden.
Het idee van Costa Rica is dus een stap in de goede richting, echter, er dient zeer zorgvuldig naar de uitvoering ervan te worden gekeken.
Zoals 8 april jongstleden in de gewijzigde motie van het lid Ellemeet c.s. over het opzetten van een wereldwijde COVID-19 pool (t.v.v. motie 25 295, nr. 224) is gevraagd, zal de regering voorafgaand, en tijdens, de jaarlijkse vergadering van de WHO leiderschap tonen en zich expliciet uitspreken voor zo’n wereldwijde COVID-19 pool en de WHO hierbij actief steunen.
Denkt u dat dit voorstel kan bijdragen aan de mogelijkheid om innovatieve geneesmiddelen en technologieën in de strijd tegen het coronavirus en de ziekte COVID-19 wereldwijd betaalbaar te houden en schaalbaar te maken? Zo ja, acht u het wenselijk en haalbaar om als voorwaarde aan publieke financiering van een vaccin of medicijn tegen COVID-19 te stellen dat het intellectueel eigendom dat hieruit voortvloeit in zo’n «pool» zou moeten vallen?2
Ik wil me ervoor inzetten dat de mogelijkheden gecreëerd worden om nieuwe vaccins, diagnostica, geneesmiddelen en therapieën in de strijd tegen het COVID-19 te kunnen ontwikkelen. Ik verwacht dat hiervoor, net als voor het opschalen en distribueren van COVID-19 therapieën een publiek-private inspanning nodig is. Zowel voor wat betreft de noodzakelijke financiële middelen als voor wat betreft de kennis en expertise.
Het ontwikkelen en produceren van nieuwe vaccins, diagnostica, geneesmiddelen en therapieën in het algemeen en ook in het kader van COVID-19 is kostbaar. De financiële inzet vanuit private partijen is daarin van groot belang. Voor investerende bedrijven zal daarbij perspectief nodig zijn op het minimaal terugverdienen van de gemaakte kosten. Private partijen hebben ook de expertise en kennis op het gebied van therapie ontwikkeling, productie en distributie. Bij kennisinstellingen en publieke instellingen is deze expertise niet altijd aanwezig.
Ik vind het bijvoorbeeld positief nieuws dat Johnson & Johnson fors investeert in onder meer hun Leidse vestiging van Janssen Vaccins naar onderzoek voor een COVID-19 vaccin, zodat daar ook aan oplossingen wordt gewerkt die mogelijk leiden tot een werkzaam vaccin en zo ten goede komen aan de patiënt. Te meer omdat Janssen Vaccins heeft toegezegd dat hun vaccin tegen kostprijs beschikbaar komt.3
Ik waak over de publieke belangen zoals beschikbaarheid en betaalbaarheid van vaccins en vraag aandacht voor publieke waarborgen daar waar de overheid meebetaalt aan onderzoek.
Zoals 8 april jl. in de gewijzigde motie van het lid Ellemeet c.s. over het opzetten van een wereldwijde COVID-19 pool (t.v.v. motie 25 295, nr. 224) is gevraagd, zal dit kabinet enkel investeren in de ontwikkeling van vaccins en geneesmiddelen die onder acceptabele voorwaarden beschikbaar komen voor patiënten. Het kabinet heeft inmiddels meer dan 90 miljoen euro beschikbaar gesteld aan COVID-19 gerelateerd onderzoek. Hierbij wordt ingezet op de principes van Maatschappelijk Verantwoord Licentiëren. Deze principes zien onder meer toe op toegankelijkheid en betaalbaarheid van therapieën die ontwikkeld zijn op patenten die in het publieke domein tot stand zijn gekomen.
Het voorstel van Costa Rica kan ertoe bijdragen dat vanuit die patentenpool een therapie of vaccin wordt ontdekt die inzetbaar is voor de ziekte COVID-19.
In een patent pool is evenwel niet automatisch de onderzoeksfinanciering geregeld. En het is ook in een patenten pool niet vanzelf geregeld dat een eventuele gevonden oplossing opschaalbaar is naar een therapie die beschikbaar komt voor de wereldbevolking.
Dus de vraag, of patenten die ontwikkeld worden met Nederlands publiek geld aan zo’n pool beschikbaar moeten worden gesteld, is niet eenduidig met een ja of nee te beantwoorden. Als privaat geld, kennis en expertise nodig is om de therapie verder te ontwikkelen en op te schalen, dan vind ik het verplicht delen van het patent in een patent pool geen goed idee want dit zou bedrijven de zekerheid kunnen ontnemen dat zij de gemaakte kosten kunnen terugverdienen en dit remt de private investeringen in therapieontwikkeling die we wel degelijk nodig hebben.
Welke oplossingsrichtingen heeft u zelf voor ogen om te zorgen dat geneesmiddelen, technologieën en kennis in de bestrijding van het coronavirus en COVID-19 in Nederland goed toegankelijk worden, en wij hiervoor niet (te) afhankelijk worden van private partijen?
Zie antwoord vraag 3.
Overweegt u in dit verband bepaalde voorwaarden te stellen aan de publieke financiering van onderzoek naar COVID-19?
Zie antwoord vraag 3.
COVID-19 en de bestrijding ervan. |
|
Femke Merel Arissen (PvdT) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de aangenomen moties met daarin het verzoek om ervoor te zorgen dat er getest kan worden door voldoende beschikbaarheid van zowel printplaten als Lysisbuffer?1
Ja.
Zijn de voornoemde zaken nu beschikbaar en kan er massaal getest worden met de Roche systemen? Zo nee, wat zijn dat de belemmeringen en hoe gaat u die onmiddellijk oplossen?
Wij verwijzen u hiervoor naar de brief van 7 april jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 219).
Heeft u het aanbod van Wageningen Bioveterinary Research opgepakt en worden er nu dagelijks 1500 testen op COVID-19 gedaan? Zo nee, waaraan ligt dat?2
Ja, dit laboratorium is onderdeel van de opgeschaalde testcapaciteit. Zie ook de brief van dinsdag 31 maart jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 200).
Klopt het dat Duitsland – dat ongeveer vijf keer zo groot is als Nederland – op dit moment 500.000 testen per week uitvoert en dat opvoert naar 1.400.000 testen per week?3
Ik heb geen nadere informatie voorhanden dan die in de door u aangehaalde verwijzing over het aantal in Duitsland uitgevoerde tests. Ik kan dus niet bepalen of deze aantallen juist zijn.
Hoeveel testen op COVID-19 heeft Nederland de afgelopen week uitgevoerd?
Begin april werden ca. 4.000 tests per dag uitgevoerd, afgelopen week lag de piek op 6.800 tests per dag (virologische dagstaten RIVM).
Hoe gaat u ervoor zorgen dat in Nederland binnen een week minstens 50.000 testen per dag kunnen worden uitgevoerd?
De nu beschikbare testcapaciteit bij de inmiddels 45 gevalideerde laboratoria bij normale werktijden bedraagt 17.500 per dag, bij ruimere werktijden en optimale benutting maximaal 29.000 per dag. Met het huidige testbeleid is de huidige capaciteit voldoende. De testcapaciteit zal nog toenemen doordat meer laboratoria zich laten valideren en capaciteit op sommige al gevalideerde labs verruimd zal worden door extra apparatuur. Zo zijn we goed voorbereid op een eventuele verdere verruiming van het testbeleid. Hierbij blijft de beschikbaarheid van testmaterialen een limiterende factor. Wij verwijzen u tevens naar de brief van 7 april jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 219) en 15 april jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 249).
Deelt u de opvatting dat een persoon bij wie COVID-19 verdacht wordt, een voor ouderen en mensen met bepaalde onderliggende gezondheidsklachten in potentie dodelijke ziekte, toch het recht zou moeten hebben om een test te ondergaan om te weten of deze persoon het heeft en of diegene besmettelijk is?
Het huidige testbeleid voor patiënten richt zich op het testen van mensen met klachten in 3 categorieën:
Hiermee testen we zowel als het relevant is voor de patiënt zelf, maar ook als het voor de omgeving belangrijk is om te weten of iemand besmet is.
Wat betreft zorgwerkers testen we zorgmedewerkers met klachten in alle zorgsectoren. De richtlijnen voor het testen van professionals buiten het ziekenhuis zijn aangepast aan dit landelijke testbeleid (huisartsenpraktijk, gehandicaptenzorg, verpleeghuizen, woonzorgcentra en kleinschalige woonvormen, wijkverpleging en huishoudelijke hulp, ambulancedienst, verloskundigen en kraamzorg, geestelijke gezondheidzorg en jeugdzorg). In sommige sectoren of zorginstellingen kan thuis werken of tijdelijke aanpassing van het werk een oplossing zijn om het besmettingsrisico te beheersen.
Denkt u dat u de verspreiding van het virus kunt stoppen (het reproductiegetal (R0) onder de waarde 1 brengen) zonder massaal te testen? Zo ja, kunt u dan een voorbeeld noemen van een land (of gebied) dat zonder massaal testen het virus heeft weten in te dammen?
De huidige maatregelen zijn genomen om het reproductiegetal zo ver mogelijk te laten zakken en verdere verspreiding van het virus te voorkomen. Door te testen wordt inzicht verkregen in de verspreiding onder de populatie. In de brief van 7 april jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 219) wordt verder ingegaan op de uitbreiding van het testbeleid.
Klopt het dat een groot aantal mensen geen of nauwelijks symptomen heeft, maar wel zeer besmettelijk is en kent u de wetenschappelijke schattingen dat deze groep mensen verantwoordelijk is voor het merendeel van de besmettingen van het coronavirus?4
Ongeveer 80% van de gemelde gevallen heeft milde tot matig ernstige klachten. Zowel mensen met milde als met ernstige klachten kunnen het virus uitscheiden en besmettelijk zijn. Bij mensen zonder klachten is het virus in de keel aangetoond zonder dat deze mensen zelf later ziek werden. Onduidelijk is of het aantonen van dit virus bij mensen zonder klachten ook betekent dat zij besmettelijk zijn. Op basis van de huidige literatuur zijn het voornamelijk mensen met klachten die bijdragen aan de verspreiding en lijkt de bijdrage van asymptomatische personen beperkt. Hier wordt op dit moment verder wetenschappelijk onderzoek (nationaal en internationaal) naar gedaan.
Houdt het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in haar modellen rekening met het feit dat asymptomatische casussen besmettelijk zijn?
Modeluitkomsten voor scenario’s met en zonder besmettelijkheid van asymptomatische gevallen geven eenzelfde uitkomst zodra het model gekalibreerd is op de aantallen nieuwe gemelde ziekenhuisopnames of op de aantallen nieuwe IC opnames. Het maakt voor de uitkomsten dus niet uit of het RIVM wel of niet rekening houdt met besmettelijkheid van asymptomatische gevallen.
Ongeveer welk percentage van de besmettingen wordt volgens het RIVM (in haar modellen) veroorzaakt door asymptomatische dragers?
Het percentage van de besmettingen door asymptomatische dragers wordt niet in het model aangegeven.
Hoeveel mensen zijn er naar de beste schattingen van het RIVM op dit moment besmet met het coronavirus (getest en niet-getest)?
Het vaststellen van het aantal mensen dat tot nu toe in Nederland besmet is geraakt vereist een serologische studie. Deze studies worden nu uitgevoerd.
Als niet heel precies duidelijk is wie besmet is en wie niet, hoe kan dan effectief het coronavirus worden bestreden?
Het minimaliseren van het risico op verdere verspreiding kan bereikt worden door vast te houden aan het advies om zoveel mogelijk thuis te blijven en social distancing toe te passen.
Hoe voorkomt u dat verpleeghuizen, waar personeel niet getest wordt, veranderen in besmettingshaarden? Kunt u de kwetsbare bewoners beschermen als onbekend is of personeelsleden besmet zijn?
Het OMT heeft geadviseerd om onder meer zorgmedewerkers in het verpleeghuis met klachten te testen. Met ingang van 6 april is dit nieuwe testbeleid van kracht geworden. Het OMT adviseert ook om patiënten met klachten in het verpleeghuis te testen. Dit is huidige praktijk. Daarnaast worden kwetsbare bewoners in verpleeghuizen beschermd door de algemene hygiënerichtlijnen, door de bezoekregeling voor verpleeghuizen, door patiënten met (verdenking van) COVID-19 geïsoleerd te verplegen, door het beleid gericht op de inzet van personeel bij ziekte en door het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddel volgens de richtlijnen zoals aangegeven op de website van het RIVM5.
Herinnert u zich dat u op donderdag het 60e en 61e verslag van het Outbreak Management Team (OMT) aan de Kamer stuurde? Kunt u alle verslagen/adviezen van het 45e OMT tot en met het 57e OMT aan de Kamer doen toekomen, evenals de ongenummerde ofwel anders genummerde verslagen/adviezen over dit onderwerp in de breedste zin van het woord?
Alle OMT adviezen worden steeds naar de Tweede Kamer gezonden. De nummers 45 tot en met 55 hebben geen betrekking op het onderwerp COVID-19. De nummers 56 en 57 wel, deze zijn ook aan de Tweede Kamer gezonden en treft u bijgaand nogmaals aan.
Kunt u uitleggen waarom landen als Denemarken, Noorwegen en Duitsland er wel in slagen om het coronavirus te onderdrukken en het Nederland een stuk minder goed lukt?
Vergelijkingen over het succes van het beleid tussen verschillende landen zijn vooralsnog moeilijk te maken.
Wat is uw strategie voor de komende vier maanden om deze pandemie onder controle te krijgen?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de brieven COVID-19 Update stand van zaken van 7 april en 15 april jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 219 en kenmerk Kamerstuk 25 295, nr. 249).
Klopt het dat «slechts» elf procent van de patiënten met griepklachten bij de huisarts het coronavirus blijkt te hebben na het testen hierop?5 Betekent dit dat het advies om binnen te blijven bij griepklachten ertoe leidt – indien volledig uitgevoerd – dat er voor elk huishouden met een coronapatiënt, er ook ten minste negen huishoudens zonder coronapatiënt moeten binnenblijven en niet naar het werk gaan?
Het percentage mensen met griepachtige klachten dat het coronavirus blijkt te hebben, wordt regelmatig geactualiseerd. Het meest recente percentage kunt u vinden bij: https://www.nivel.nl/nl/zorgregistraties-eerste-lijn/surveillance
Dit percentage is gebaseerd op een steekproef en geeft dus geen volledig beeld van Nederland. Niet alle mensen gaan namelijk naar de huisarts met griepachtige klachten. Hierbij moet ook worden aangetekend dat niet alle huisartsen vallen onder deze NIVEL/RIVM peilstations. Het beleid kan inderdaad met zich meebrengen dat gezinnen met verkoudheidsklachten door andere virussen hierdoor ook thuis moeten blijven. Overigens worden ook mensen zonder klachten opgeroepen zoveel mogelijk thuis te blijven.
Zou het niet veel effectiever, goedkoper en begrijpelijker zijn als de mensen getest worden en er strikte quarantaine en zorg is voor mensen met het coronavirus, zoals de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) overigens ook officieel adviseert?
In de brief van 7 april jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 219) wordt verder ingegaan op de uitbreiding van het testbeleid.
Wanneer is iemand genezen van het coronavirus en niet meer besmettelijk?
Na 24 uur volledig klachtenvrij wordt iemand als niet besmettelijk beschouwd. Dat betekent dus geen symptomen zoals koorts, neusverkoudheid en/of hoesten.
Welke wetenschappelijke onderzoeken en adviezen liggen ten grondslag aan uw antwoord op de voorgaande vraag en hoe verhoudt zich daarmee het verschil tussen het antwoord op eenzelfde vraag op de website van het RIVM6 en het officiële WHO advies7 waaraan u het Nederlandse bestrijdingsbeleid ten aanzien van COVID-19 zegt te willen laten voldoen?
Het antwoord op vraag 20 is gebaseerd op advies van experts van het OMT. Hetzelfde advies wordt ook gegeven op de website van het RIVM. Er wordt internationaal en in Nederland verder onderzoek gedaan naar besmettelijkheid. De resultaten van deze onderzoeken worden door het OMT meegewogen in hun toekomstige adviezen. In het WHO document waarnaar wordt verwezen wordt geen indicatie gegeven wanneer iemand niet meer besmettelijk is9.
Kunt u deze vragen afzonderlijk en voor aanstaande dinsdag 20.00 uur beantwoorden?
Tot mijn spijt is het niet gelukt deze vragen eerder te beantwoorden.
Sancties die de bestrijding van het coronavirus belemmeren |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de oproepen van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties (VN), António Guterres, en de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN, Michelle Bachelet, om sancties op te schorten tegen landen waar die sancties een obstakel (kunnen) vormen voor de effectieve bestrijding van het uiterst dodelijke coronavirus?1
Ja.
Wat vindt u van deze oproep? Deelt u de inschatting dat bepaalde sancties humanitaire hulp of handel in medisch materieel (kunnen) belemmeren en daarmee de strijd tegen het coronavirus in de weg staan? Zo nee, waarom niet?
Het tegengaan van de impact van sancties op humanitaire doeleinden, waaronder levering van medische goederen, is een belangrijke prioriteit van de VN en de EU, zeker ook in deze crisisperiode. Dit wordt onderstreept in een verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger van de EU van 3 april jl. waarin hij zich aansluit bij de oproep van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties tot een onmiddellijke wereldwijde wapenstilstand in het kader van de coronacrisis. Juist vanwege het belang van de voortzetting van humanitaire hulp kennen de meeste EU en VN sanctieregimes uitzonderingen en ontheffingsgronden voor humanitaire doeleinden. Vooralsnog heeft het kabinet geen signalen van bedrijven of hulporganisaties gekregen dat specifieke EU- of VN-sancties de bestrijding van het coronavirus belemmeren.
Voorop gesteld moet worden dat de grootste obstakels voor het adequaat leveren van humanitaire hulp worden opgeworpen door de regeringen van landen waar humanitaire steun wordt geboden zoals bijvoorbeeld in Syrië en Noord-Korea. Gebrek aan duurzame humanitaire toegang is een constante uitdaging voor de humanitaire gemeenschap in die landen. Tegelijkertijd worden er in de praktijk problemen ervaren in de humanitaire respons richting landen waartegen sancties gelden. Deze problemen zijn vaak het gevolg van onbedoelde neveneffecten die optreden bij de implementatie van sancties. Zo zijn financiële instellingen wereldwijd huiverig om transacties te verzorgen naar sommige landen, ook als die een humanitair doel hebben. Naast het feit dat financiële instellingen een transactie niet mogen uitvoeren wanneer dit onder geldende regelgeving is verboden, kunnen financiële instellingen ook weigeren een transactie uit te voeren wanneer zij zelf de risico’s te hoog achten. Hierbij kunnen zij verschillende aspecten laten meewegen, waaronder de eigen verantwoordelijkheid om te voldoen aan regelgeving omtrent sancties, (indirecte) financiering van terrorisme of witwassen.
Om kennis bij financiële instellingen en humanitaire organisaties over sanctieregimes te vergroten en daarmee de gevolgen van onbedoelde neveneffecten te verkleinen, hebben de Europese Commissie en EDEO voor verscheidene EU-sanctieregimes een aanvullende guidance uitgebracht met uitleg hoe gebruik gemaakt kan worden van uitzonderingen en ontheffingsgronden in sanctieregimes. Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, organiseren dialogen tussen financiële instellingen en ngo’s om derisking door de financiële sector terug te dringen en daarmee humanitaire hulp te faciliteren.
Tegen welke landen vindt u dat sancties (deels) opgeschort dienen te worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
De EU heeft als beleid dat sancties in principe zo gericht mogelijk moeten zijn op specifieke personen, entiteiten en organisaties verantwoordelijk voor schendingen van het internationaal recht en/of ernstige mensenrechtenschendingen. Het kabinet ziet geen aanleiding om deze gerichte sancties (targeted sanctions) – zoals bevriezing van tegoeden en visumrestricties – te verlichten.
Brede economische sancties worden in principe vermeden om de bevolking zoveel mogelijk te ontzien. Vanwege het belang van de voortzetting van humanitaire hulp kennen de meeste VN en EU sanctieregimes uitzonderingen en ontheffingsgronden voor humanitaire doeleinden.
Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven heeft het kabinet vooralsnog geen signalen van bedrijven of hulporganisaties gekregen dat specifieke EU of VN sancties de bestrijding van het coronavirus belemmeren.
Deelt u de opvatting dat ook blokkades vanwege de uitbraak van het coronavirus beëindigd dienen te worden, onder andere de blokkade van Jemen en Gaza? Zo nee, waarom niet?
In het kader van het VN-wapenembargo Jemen vinden er door de Saudi-geleide coalitie inspecties plaats op schepen die willen aanmeren in Noord-Jemen (havens onder controle van de Houthi’s). Het VN verificatie- en inspectiemechanisme (UNVIM) dient o.a. ervoor te zorgen dat schepen met humanitaire en commerciële goederen hier zo weinig mogelijk hinder van ondervinden. Nederland ondersteunt al enkele jaren UNVIM en brengt belemmeringen door toedoen van de coalitie voortdurend onder de aandacht van deze landen, zowel in bilateraal als in multilateraal verband. Mede vanwege de coronacrisis zal het kabinet in samenwerking met de VN en andere donoren blijven aandringen op het belang van het goed kunnen blijven opereren van UNVIM.
Het kabinet maakt zich zorgen om de situatie in Gaza en de mogelijke humanitaire impact van een COVID-19 uitbraak in de reeds bestaande fragile situatie. Nederland en de EU dringen er al jaren op aan de geldende restricties op te heffen, met inachtneming van Israëlische veiligheidszorgen. De huidige gezondheidssituatie vraagt om een aangepaste respons. De Israëlische en Palestijnse autoriteiten zijn zich er bewust van dat in deze situatie samenwerking van groot belang is om de crisis het hoofd te bieden. Deze samenwerking neemt dan ook toe en wordt gesteund door de VN. Israël heeft de VN verzekerd dat het alles zal doen om snelle implementatie van het VN COVID-19 response plan mogelijk te maken en heeft Gaza van gezondheidsbenodigdheden zoals testkits en beschermende kleding voorzien. De Palestijnse Autoriteit heeft een noodplan opgesteld, dat zowel de noden in Gaza als de Westelijke Jordaanoever bestrijkt. De VN en de Wereldgezondheidssituatie staan tevens in contact met de Israëlische en Palestijnse autoriteiten en de-facto autoriteiten in Gaza over de toegang van verdere benodigdheden en mogelijke maatregelen. De EU en Nederland werken aan een inzet van extra middelen voor COVID-19 bestrijding, respons en mitigatie wereldwijd.
Bent u bereid in overleggen in EU-verband en daarbuiten aan te dringen op het opschorten van sancties en het opheffen van blokkades die de effectieve bestrijding van het coronavirus in de weg staan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Duivelsuitdrijving bij kinderen en andere misstanden binnen religieuze gemeenschappen |
|
Attje Kuiken (PvdA), Michiel van Nispen , Vera Bergkamp (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kent u de uitzending «De Monitor – Duiveluitdrijving bij kinderen 2» van 23 maart 2020?1
Ja, deze uitzending is bekend binnen de bij de beantwoording van deze vragen betrokken ministeries.
Deelt u de mening dat de in deze uitzending besproken praktijken van duivelsuitdrijving bij kinderen schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid van die kinderen? Zo ja, waarom en waaruit kan die schade voor kinderen bestaan? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik deel deze meningen. Ik vind het belangrijk dat kinderen gezond en veilig kunnen opgroeien. De schade die kan ontstaan door duiveluitdrijving, is onder meer afhankelijk van de praktijken waar de kinderen aan worden onderworpen en de verdere omstandigheden waarin het kind leeft en opgroeit. Schade die voortvloeit uit uitdrijvingspraktijken waarbij in het strafrecht neergelegde normen worden geschonden, bijvoorbeeld mishandeling, vraagt in beginsel om correctie, afkeuring en herstel van de geleden schade. Het is denkbaar dat hier sprake van kan zijn.
Deelt u de mening dat er bij duivelsuitdrijving bij kinderen tevens sprake kan zijn van strafbare feiten zoals kindermishandeling? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat uit de uitzending blijkt dat er onder het mom van duivelsuitdrijving andere strafbare feiten worden gepleegd waaronder seksueel misbruik en bedreiging? Zo nee, waarom niet?
Ik heb kennis genomen van de beschuldigingen van strafbare feiten die in de door de vragenstellers aangehaalde uitzending zijn gedaan. Het is aan de rechter om de strafbaarheid van specifieke gedragingen vast te stellen.
Deelt u de mening dat het zeer ongewenst is als religieuze gemeenschappen leden van hun gemeenschap trachten af te houden van het doen van aangifte? Wat is de stand van zaken met betrekking tot het verruimen van de aangifteplicht door religieuze gemeenschappen? Op welke wijze kan de aangiftebereidheid worden bevorderd? Hoe kunnen kinderen, die zelf geen aangifte doen, worden beschermd tegen dit soort praktijken?
Ja, die mening deel ik. Van elk bestuur van een organisatie, zo ook religieuze gemeenschappen, verwacht ik dat zij slachtoffers en het doen van aangifte ondersteunen. Dit geldt in het bijzonder waar het kinderen betreft.
Voor de beantwoording van de overige vragen verwijs ik u naar de brief over seksueel misbruik binnen de gemeenschap van Jehova´s Getuigen die ik uw Kamer uiterlijk rond de zomer van 2020 zal sturen.
Deelt u de mening dat, ook omdat al eerder is gebleken dat er binnen gesloten religieuze gemeenschappen sprake was van het structureel begaan van ernstige strafbare feiten waaronder seksueel misbruik, er sprake is van een tekortschietend inzicht in en toezicht op dergelijke gemeenschappen? Zo ja, waarom en hoe gaat u zorgen dat dit inzicht en toezicht er wel komt? Zo nee, waarom niet?
Voor het kabinet geldt het uitgangspunt dat toezicht in eerste instantie een verantwoordelijkheid is voor personen en instanties in de omgeving van het kind, zoals leraren en hulpverleners. Zij dienen scherp te zijn op factoren die mogelijk schadelijk kunnen zijn voor het kind. Bij twijfel hierover en zorgen over de veiligheid van het kind dienen de professionals in het belang van de veiligheid van het kind contact op te nemen met Veilig Thuis volgens de meldcode. In acute situaties kunnen hulpverleners contact opnemen met de politie. Ook zal ik met de ggz-sector in gesprek gaan om aandacht te vragen voor praktijken van demonenuitdrijving binnen kerkelijke kring bij kinderen die psychische hulp ontvangen.
Ik heb het Ministerie van OCW geïnformeerd over de uitzending en zij brengen dit op hun beurt onder de aandacht bij de Inspectie van het Onderwijs en de Stichting School & Veiligheid om de alertheid bij leraren te vergroten.
Bent u bereid onafhankelijk onderzoek te laten verrichten naar de aard en de omvang van duivelsuitdrijvingen in Nederland? Zo ja, op welke termijn gaat u dit onderzoek in gang brengen? Zo nee, waarom niet?
Ik acht het – mede gezien de omvangrijke onderzoeksagenda van het WODC en de hoeveelheid onderzoeken die nog in de wachtrij staan – niet wenselijk om een separaat onderzoek naar de aard en omvang van duivelsuitdrijvingen in Nederland op te starten. Wel ben ik bereid te bezien of deze vraag meegenomen kan worden in andere, reeds lopende of op korte termijn startende, onderzoeken.
Deelt u de mening dat de zinssnede «behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet» in artikel 6 van de Grondwet over de vrijheid van godsdienst het mogelijk maakt om bij wet bepalingen op te nemen die kunnen dienen ter voorkoming van misstanden binnen religieuze gemeenschappen bijvoorbeeld door bepaalde praktijken binnen die gemeenschappen expliciet te verbieden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Artikel 6 Grondwet maakt het mogelijk om de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te beperken. Daarvoor is een specifiek formeel wettelijke grondslag vereist. Voor zover het gaat om de beperking van deze vrijheid buiten gebouwen en besloten plaatsen is delegatie mogelijk, maar ook daarvoor is een specifiek formeel wettelijke grondslag vereist, die bovendien tot doel heeft de bescherming van een of meer van de in artikel 6, tweede lid, Grondwet genoemde doeleinden. Overigens zal een dergelijke wettelijke bepaling ook dienen te voldoen aan de vereisten van internationaal recht, waaronder artikel 9 EVRM.
Het controleren van de Nederlandse grenzen inzake de coronacrisis |
|
Thierry Baudet (FVD), Theo Hiddema (FVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Is het Nederlandse beleid er op dit moment op gericht om de verspreiding van het coronavirus in Nederland zo veel mogelijk tegen te houden, of om het virus beheerst te verspreiden?
Het Nederlandse beleid is er op gericht om COVID-19 maximaal te controleren.
Wordt er op dit moment gecontroleerd of mensen die vanuit het buitenland naar Nederland komen besmet zijn met het coronavirus? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Het is niet effectief om mensen die uit het buitenland komen standaard te testen op COVID-19. Voor vliegpassagiers uit hoog-risico landen geldt dat zij veertien dagen in thuis quarantaine dienen te gaan. Voor andere reizigers gelden dezelfde adviezen en maatregelen om COVID-19 tegen te gaan als voor anderen in ons land. Zie ook de beantwoording op vraag 7.
Hoeveel personen passeren (naar schatting) per week de grens vanuit het buitenland naar Nederland? Hoeveel daarvan arriveren met het vliegtuig, hoeveel met de trein, hoeveel met de auto en hoeveel op andere wijze? Uit welke landen zijn zij afkomstig?
Inzicht in het aantal personen dat vanuit het buitenland naar Nederland reist, is niet te geven. Grenscontroles vinden alleen plaats op personen die de Schengenzone in- en uitreizen. Echter, momenteel worden aantallen en nationaliteiten niet bijgehouden, omdat er (nog) geen Europees in- en uitreissysteem bestaat. Aan de Nederlandse binnengrenzen voert de Koninklijke Marechaussee, in het kader van Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV), controles uit. Dit gebeurt zowel op de luchthavens, op het spoor als op de weg. Deze controles worden steekproefsgewijs en op basis van informatie uitgevoerd.
Deelt u de opvatting dat er een reëel risico is dat er coronapatiënten vanuit het buitenland naar Nederland reizen, mensen in Nederland besmetten en zo de schaal van de bestaande corona-uitbraak in Nederland vergroten?
Bent u bereid al het mogelijke te doen om ervoor te zorgen dat er geen passagiersvliegtuigen vanuit corona-brandhaarden naar Nederland vliegen, behalve ter repatriëring van Nederlanders die zich nog in die landen bevinden?
In de Kamerbrief Aanpak inkomende passagiers vanuit risicolanden ter voorkoming van verspreiding coronavirus COVID-19van 9 april jl. bent u geïnformeerd over de maatregelen van het kabinet ten aanzien van passagiersvluchten uit landen met een hoog risico.
Uit welke landen worden op dit moment vluchten geweerd door Nederland? Hoe wordt bepaald welke landen dit zijn? Hoe vaak worden de risico’s geactualiseerd?
Het aantal passagiersvluchten op Nederlandse luchthavens is gedaald tot enkele procenten van het gebruikelijke aantal vluchten. Vanaf 19 maart 2020 zijn de toegangsvoorwaarden voor personen die naar Nederland willen reizen verscherpt. Het gaat om een inperking voor alle niet noodzakelijke reizen van personen vanuit derde landen naar Europa (alle EU-lidstaten, alle leden van Schengen en het VK). Dit EU-inreisverbod voor niet essentiële reizen geldt tot 15 mei 2020. Hiermee is het risico op insleep van het virus via luchtverkeer zeer beperkt. Daarnaast geldt vanaf 17 april 2020 18.00 uur de verplichte gezondheidsverklaring en het dringende advies tot 14 dagen thuisquarantaine voor reizigers uit hoog-risico gebieden. Voor het bepalen van de hoog-risico landen wordt aangesloten bij de eerder genoemde EASA-lijst voor luchtvaartmaatregelen ten aanzien van vluchten uit landen met een hoge besmettingsgraad. Die lijst wordt opgesteld en geactualiseerd op informatie van de Europese gezondheidsorganisatie ECDC en de WHO. Nederland, ondersteund door RIVM, draagt actief bij om deze lijst actueel te houden, zodat de lijst gebaseerd is op goede epidemiologische informatie.
Wat voor maatregelen worden er getroffen indien blijkt dat iemand die uit het buitenland Nederland binnenkomt (waarschijnlijk) besmet is met het coronavirus? Bent u het ermee eens dat zo iemand te allen tijde in isolatie moet worden geplaatst, voordat die verder Nederland in kan komen?
Voor de maatregelen die zijn genomen met betrekking tot vluchten uit hoog-risicolanden verwijs ik u naar de hiervoor genoemde Kamerbrief van 9 april. Voor overige personen die ons land betreden, gelden dezelfde adviezen en maatregelen om COVID-19 tegen te gaan als voor anderen in ons land. Indien iemand verkoudheidsklachten heeft zoals neusverkoudheid, keelpijn of lichte hoest, dan moet hij thuisblijven totdat hij tenminste 24 uur klachtenvrij is. Dat betekent dus dat er geen sprake meer is van symptomen zoals tijdens de technische briefing van 8 april jl. is uitgelegd. Mensen met verkoudheidsklachten én koorts en/of benauwdheid blijven ook thuis. Huisgenoten moeten ook thuisblijven als één of meer gezinsleden koorts en/of benauwdheidsklachten hebben, totdat alle gezinsleden 24 uur klachtenvrij zijn. Op rijksoverheid.nl zijn de verschillende situaties uitgelegd.
Bent u bereid aan de Nederlands-Duitse en de Nederlands-Belgische landsgrens controles in te voeren? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft vooralsnog geen grenscontroles aan de Nederlandse landsgrenzen met Duitsland en België ingesteld in verband met het virus. U bent op 3 april jl. geïnformeerd over de inzet om toerisme te ontmoedigen.1 Verder worden de verkeersbewegingen tussen Nederland en de buurlanden door de KMar en Politie gemonitord. Het kabinet is van mening dat deze nationale maatregelen op dit moment voldoende zijn. Daarnaast worden burgers via tussen EU-lidstaten afgestemde heldere reisadviezen gewezen op hoge risico’s van besmetting. De richtsnoeren over grensbeheer die de Commissie op 16 maart jl. heeft gepubliceerd en die unaniem onderschreven zijn tijdens de Europese Raad van 17 maart jl. dragen ook bij aan een gecoördineerde aanpak en borgen de proportionaliteit van de maatregelen van de binnengrenzen.
Bent u bereid niet-essentiële reizen naar Nederland tijdelijk te verbieden? Zo nee, waarom niet?
Het is vooralsnog niet nodig om niet-essentiële reizen naar Nederland te verbieden, buiten de eerder genoemde reisrestricties en maatregelen om het toerisme te voorkomen.
Kunt u deze vragen, gelet op het spoedeisende karakter, uiterlijk 31 maart a.s. beantwoorden?
Ik heb deze vragen met spoed beantwoord.
Het bericht dat het RIVM het sombere scenario uit ziet komen. |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «RIVM somberder dan vorige week»?1
Welke extra maatregelen neemt u nu het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) van een somberder scenario uitgaat?
Hoe verklaart u het verschil tussen de presentatie van de directeur van het RIVM bij de technische briefing in de Tweede Kamer van 25 maart jl. waarin werd uitgegaan van een gemiddelde ligduur op de intensive care (ic) van drie weken en deze berichtgeving waarin wordt gemeld dat door het RIVM eerder werd uitgegaan van een gemiddelde ligduur van tien dagen?
Kunt u nadere toelichting geven over welke andere verschillen er nu zijn waardoor rekening wordt gehouden met een somberder scenario dan tijdens de technische briefing van 25 maart werd vermeld?
Tijdens dezelfde eerder genoemde technische briefing werd door de voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care aangegeven dat het Nederlandse zorgsysteem geen capaciteit van 2500 patiënten aan kan. Hoe beoordeelt u deze uitspraak in het licht van het feit dat het RIVM verwacht dat half april er 2500 Nederlandse patiënten ic-zorg nodig hebben?
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval voorafgaand aan het debat over de aanpak van de coronacrisis van 1 april 2020 te beantwoorden?
De ongewenste en ernstige gevolgen van de coronamaatregelen voor mensen en organisaties die kwetsbare, zieke en gewonde dieren opvangen. |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Is het u bekend dat de aangescherpte maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus (met name de verplichting dat bij verkoudheidsklachten, koorts en/of benauwdheid van één persoon in het huishouden, iedereen in het huishouden twee weken thuis moet blijven) mensen en organisaties die met dieren werken in nog grotere problemen kunnen brengen door het oplopende tekort aan personeel en vrijwilligers, en dat daarmee zelfs de noodzakelijke zorg aan dieren in gevaar komt?
Het is mij bekend dat de aanscherping van de maatregelen waardoor huisgenoten van iemand met luchtwegklachten met koorts en/of benauwdheid ook thuis moeten blijven er voor zou kunnen zorgen dat er minder mensen beschikbaar zijn voor de zorg voor dieren. Hierbij geldt dat de thuisquarantaine voor het gezin duurt totdat de persoon met luchtwegklachten met koorts en/of benauwdheid 24 uur klachtenvrij is en niemand anders in het huishouden deze klachten heeft. Ten aanzien van de gevolgen hiervan voor de noodzakelijke zorg verwijs ik u ook naar het hierboven geformuleerde antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat het nooit de bedoeling van de aangescherpte maatregelen is geweest om dieren die volledig afhankelijk zijn van de zorg van deze mensen (zoals zieke of gewonde dieren, dieren in een asiel, in beslag genomen dieren, exotische dieren in opvangcentra) essentiële zorg te onthouden?
De maatregelen die genomen worden hebben als primaire doel de uitbraak van Corona aan te pakken. Ik besef me dat de maatregelen gevolgen kunnen hebben voor onder andere personen die dieren verzorgen. Daarbij is het van belang dat dieren, ondanks de genomen maatregelen, wel de noodzakelijke zorg blijven krijgen. Zoals in het hierboven gegeven antwoord op vraag 4 doet het feit dat dierverzorgers niet expliciet op de lijst staan niets af aan het grote belang van deze beroepen. Van veel beroepen en dus ook van dierverzorgers wordt gevraagd om zelf zoveel als mogelijk oplossingen te vinden om, binnen de kaders van de COVID-19 maatregelen die gelden, activiteiten toch doorgang te laten vinden. Bij knelpunten is het advies om lokaal oplossingen te zoeken, mede in overleg met werkgever, school en kinderopvang.
Deelt u de zorgen dat het zeer ongewenst is wanneer de aangescherpte maatregelen om het coronavirus onder controle te krijgen, leiden tot extra sterfte en ziektegevallen bij dieren?
Ik ben ook van mening dat extra sterfte en ziektegevallen bij dieren ten gevolge van de maatregelen zeer ongewenst is en dat overheid en betrokken partijen binnen de kaders er samen alles aan moeten doen om dit te voorkomen. Waarbij natuurlijk geen afbreuk gedaan mag worden aan een effectieve aanpak van de Corona uitbraak.
Bent u bereid om het omstaan van eventuele problemen te monitoren en, indien nodig, naar oplossingen te zoeken voor de hierboven geschetste problemen, waardoor mensen en organisaties die met dieren werken optimaal hun belangrijke werk kunnen doen?
Ik ben bereid om de situatie te monitoren en doe dit ook al. Er is regelmatig contact tussen mijn ministerie en betrokken organisaties. Daar waar de verzorging van dieren alleen uitgevoerd kan worden door personen met zeer specialistische kennis en vaardigheden, denk aan zorg voor proefdieren, dierentuindieren en quarantaine van opgevangen primaten, is er grotere kans op ontstaan van knelpunten, aangezien het aantal personen dat deze zorg kan verlenen veel beperkter is dan bij reguliere zorg aan dieren.
De lijst met cruciale beroepen is niet alomvattend en vraagt in de praktijk om maatwerk. Het is aan ouders en werkgevers om hierin juiste keuzes te maken.
Voor deze beperkte groep specialistische dierverzorgers, die noodzakelijke en specialistische zorg aan dieren verlenen geldt dus ook dat door middel van maatwerk oplossingen gevonden moeten worden als de zorg voor dieren in de knel komt. Verder geldt dat op het moment dat er nieuwe aanvullende maatregelen zouden komen er opnieuw bepaald wordt of en voor wie er uitzonderingen komen.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden?
Ja, ik heb me ingespannen om deze antwoorden zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
De implementatie van noodverordeningen ten behoeve van de ‘intelligente lockdown’. |
|
Monica den Boer (D66), Maarten Groothuizen (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat de wettelijke grondslag voor de in de Kamerbrief vermelde nieuwe maatregelen niet is gecommuniceerd1 Zo ja, waarom niet? Wat is de wettelijke grondslag voor de nieuwe maatregelen?
De Minister van VWS heeft op grond van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid, met inachtneming van artikel 39 van de Wet veiligheidsregio's, de voorzitters van de veiligheidsregio’s een aanwijzing gegeven om hun bevoegdheden op het terrein van openbare orde en veiligheid in te zetten om de verdere verspreiding van COVID-19 tegen te gaan. In de brieven van de Minister van VWS aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s zijn deze wettelijke grondslagen genoemd evenals in de door de veiligheidsregio’s afgekondigde noodverordeningen. Het is juist dat deze grondslagen in de genoemde Kamerbrief niet zijn genoemd. In het vervolg zal erop worden gelet dat deze grondslagen ook worden vermeld bij het informeren van uw Kamer.
Deelt u de opvatting dat bij maatregelen die individuele vrijheden van burgers inperken, het van belang is de wettelijke grondslag te communiceren?
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is om op maandag maatregelen aan te kondigen die drie dagen later nog geen juridische basis kennen en aldus nog niet te handhaven zijn? Zo nee, waarom niet?
Nee, het aankondigen van de maatregelen had nut. Het kan wenselijk zijn om maatregelen aan te kondigen nog voordat hier een grondslag voor is gecreëerd in de vorm van een noodverordening. Ondanks dat handhaving van de nieuwe maatregelen niet per direct mogelijk was, hield het grootste gedeelte van de Nederlandse bevolking zich toch uit eigen beweging aan de aangekondigde maatregelen. Dit deden zij niet uit angst voor handhaving, maar om verdere verspreiding van het virus te voorkomen. Het op voorhand aankondigen van de maatregelen bood de bevolking een handelingskader. Wat betreft de mogelijkheden om te handhaven verwijs ik naar het antwoord op vraag 8.
Kunt u toelichten waarom het sinds de persconferentie van maandag 23 maart 20202 zo lang heeft geduurd om de noodverordeningen op te stellen?
Na de persconferentie op 23 maart 2020 is de aanwijzing opgesteld die op 24 maart aan de voorzitters van de veiligheidsregio is verzonden. De voorzitters van de veiligheidsregio hebben op basis daarvan een Modelnoodverordening COVID-19 en een Handreiking handhavingsstrategie noodverordening COVID-19 opgesteld. Dat was een complexe aangelegenheid. Bij het opstellen van dit model met dergelijke verstrekkende consequenties moesten op basis van de aanwijzing van de Minister van VWS keuzes worden gemaakt over onder meer de definities en uitzonderingen. Vervolgens is deze modelnoodverordening omgezet in 25 noodverordeningen.
Klopt het dat de sluiting van de Haagse markt heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de aankondiging van nieuwe maatregelen op 23 maart 2020, zoals de Minister-President tijdens het debat op 26 maart 2020 suggereerde?3 Klopt het dat deze actie is uitgevoerd vóór de inwerkingtreding van een aangepaste noodverordening?
De plaatsvervangend voorzitter van de Veiligheidsregio Haaglanden heeft op 25 maart jl. door middel van een noodbevel tot sluiting van de Haagse Markt besloten. Dit gebeurde op basis van artikel 175 van de Gemeentewet en artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s.
Deelt u de mening dat dit soort situaties voorkomen hadden kunnen worden als nieuwe maatregelen en eventuele richtlijnen voor noodverordeningen voorafgaand aan de publieke aankondiging op maandag waren afgestemd met de veiligheidsregio’s? Bent u van plan dit in het vervolg te doen?
De veiligheidsregio’s zijn vertegenwoordigd in de nationale crisisstructuur en waren op besluitvormingsniveau betrokken bij de nieuwe maatregelen. Op grond van de aanwijzingen van de Minister van VWS zijn de aangekondigde maatregelen ter bestrijding van COVID-19 vervolgens door de voorzitters van de veiligheidsregio’s omgezet in noodverordeningen. Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, bood het op voorhand aankondigen van de maatregelen de bevolking een handelingskader.
Wanneer worden de noodverordeningen herroepen? Wanneer wordt er afgeschaald en hoe wordt dit gecommuniceerd?
De noodverordeningen blijven van kracht tot de Minister van VWS de huidige aanwijzing intrekt. De huidige maatregelen zijn in ieder geval van kracht tot en met dinsdag 28 april. Het verbod op evenementen blijft tot 1 juni van kracht. In de week vóór 28 april beoordeelt het kabinet welke maatregelen na deze periode nodig zijn. Uitgangspunt is dat de noodverordeningen zo kort als mogelijk van kracht zijn.
De communicatie over eventuele verlenging, aanscherping of afschaling van maatregelen door het kabinet verloopt via het Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie (NKC); deze communicatie wordt afgestemd met de veiligheidsregio’s. Op regionaal niveau geschiedt de communicatie over de maatregelen in de noodverordeningen via de voorzitters van de veiligheidsregio’s en het Veiligheidsberaad.
Hoe duidt u de opmerkingen van de Minister-President in het plenaire debat van 26 maart 2020 over de ontwikkelingen rondom het coronavirus waarin hij stelt dat «de noodverordening wordt vandaag vastgesteld en is de komende dagen van kracht, maar – je zag het gisteren ook al bij de Haagse markt – het is eigenlijk al zo dat de burgemeesters daarop handhaven,» mede in het licht van het beginsel dat geen feit strafbaar is dan uit een voorafgaande strafbepaling?
Een noodverordening kan pas straf- en bestuursrechtelijk worden gehandhaafd als die noodverordening van kracht is. De voorzitter van de veiligheidsregio heeft echter – ook zonder dat er een noodverordening van kracht is – de bevoegdheid om noodbevelen te geven.4 Daarnaast kan de voorzitter van de veiligheidsregio bevelen geven in het kader van het toezicht op openbare samenkomsten en vermakelijkheden, met het oog op bescherming van veiligheid en gezondheid.5 Opzettelijke overtreding van een bevel dat is gegeven, is strafbaar op grond van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht en kan ook bestuursrechtelijk worden gehandhaafd.
Klopt het dat het landelijk model-noodverordening is opgesteld om discrepantie in handhaving en juridische discussie te voorkomen?4
Om eenduidigheid in de aanpak en handhaving van de coronamaatregelen te bevorderen, hebben de voorzitters van de veiligheidsregio een Modelnoodverordening COVID-19 en een Handreiking handhavingsstrategie noodverordening COVID-19 opgesteld. Op basis daarvan hebben de voorzitters voor hun eigen regio een noodverordening vastgesteld. Binnen de wettelijke kaders blijft de mogelijkheid bestaan om keuzes te maken bij de handhaving in specifieke situaties.
De hoge kosten van rouwvervoer voor overleden coronapatiënten |
|
Ronald van Raak |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Is het waar dat de kosten voor rouwvervoer van overleden coronapatiënten, die zijn overgeplaatst naar andere ziekenhuizen in verband met capaciteitsgebrek, worden doorberekend aan de nabestaanden?1
Helaas komt het inderdaad voor dat de extra kosten van rouwvervoer in verband met overplaatsingen van coronapatiënten naar andere ziekenhuizen worden doorberekend aan de nabestaanden. Het betreft hier reële, door de uitvaartondernemer gemaakte kosten. Gelukkig is overplaatsing wegens capaciteitsgebrek naar andere ziekenhuizen zeer sterk afgenomen.
Deelt u de mening dat, gezien de aangepaste omstandigheden waarin uitvaarten nu moeten plaatsvinden en de overmacht in deze bijzondere situatie, dit onwenselijk is?
Ik vind het in zijn algemeenheid vervelend en onwenselijk wanneer nabestaanden onverwachts met hoge kosten voor de uitvaart te maken krijgen. Uit cijfers van het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding kan worden afgeleid dat ongeveer 80 personen in een ander ziekenhuis dan in hun woonplaats aan Corona zijn overleden. Uit de ervaringspraktijk bij uitvaartondernemers blijkt dat het grootste deel van overledenen is verzekerd. Afhankelijk van het type verzekering kan hier een maximumbedrag aan zijn verbonden. De kosten van het rouwvervoer van de overledene worden in verreweg de meeste gevallen gedekt door de uitvaartverzekering, ook als deze kosten hoger uitvallen door vervoer vanuit een andere locatie. Het Verbond van verzekeraars geeft aan dat als nabestaanden door omstandigheden op serieuze financiële problemen stuiten er in de praktijk bereidheid is bij uitvaartverzekeraars om naar een oplossing te zoeken. Nabestaanden wordt geadviseerd in die situatie altijd in overleg te treden met de uitvaartverzekeraar.
Wanneer overledenen geen uitvaartverzekering hebben afgesloten, dan speelt de verzekeraar geen rol en komt de rekening van onder andere dit vervoer bij de nabestaanden te liggen. Soms maken uitvaartondernemingen, gelet op de bijzondere omstandigheden in deze periode, een uitzondering en brengen zij de vervoerskosten na overlijden als gevolg van het coronavirus in een ziekenhuis ver van huis niet of tegen kostprijs in rekening bij de nabestaanden.
Ik juich coulance van uitvaartverzekeraars en uitvaartondernemingen van harte toe en hoop dat andere uitvaartverzekeraars en uitvaartondernemingen zich een dergelijke coulance ook kunnen veroorloven. Ik begrijp heel goed dat voor de nabestaanden van overleden Corona patiënten die deze extra vervoerskosten niet vergoed kunnen krijgen, deze hoge kosten extra vervelend zijn. Mogelijk gaat het om zo’n dertig mensen. Ik ben bereid deze extra kosten te dragen en heb de Ombudsman voor het Uitvaartwezen bereid gevonden om als aanspreekpunt voor eventuele gedupeerden te dienen. De extra kosten voor vervoer van hun overleden dierbare zullen door mijn ministerie worden vergoed.
Bent u bereid bij uitvaartverzekeraars aan te dringen op vergoeding van deze kosten of een voorziening te creëren zodat deze kosten wél kunnen worden vergoed? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Schending van OESO-richtlijnen door Pluspetrol |
|
Isabelle Diks (GL), Bart Snels (GL), Mahir Alkaya , Lammert van Raan (PvdD), Kirsten van den Hul (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de klacht die is ingediend tegen het oliebedrijf Pluspetrol bij het Nationaal Contactpunt (NCP) voor de OESO-richtlijnen?1 2
Ja.
Deelt u de zorgen over ernstige milieuverontreiniging en schendingen van de rechten van de inheemse bevolking in de Peruaanse Amazone?
Berichten over ernstige milieuvervuiling in de Peruaanse Amazone en de impact daarvan op de inheemse bevolking zijn inderdaad zorgwekkend.
Ziet u belangrijke verbetering in de mate waarin olie- en gasbedrijven in Nederland voldoen aan de internationale normen voor verantwoord ondernemen, sinds de kritiek vorig jaar van het NCP over de manier waarop internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) in de Nederlandse olie- en gassector is geïmplementeerd? Zo ja, waarin zit die verbetering en is het voldoende? Zo nee, wat moet er gebeuren om ervoor te zorgen dat er in de sector wel aan deze normen wordt voldaan?
In de reactie van het kabinet van 18 april 2019 (Kamerstuk 26 485, nr. 306) op het rapport van het Nationaal Contactpunt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen) is de olie- en gassector verzocht om een gezamenlijk plan van aanpak voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) te presenteren. Het NCP adviseerde een dergelijk plan van aanpak. Het kabinet heeft de sector gevraagd dit plan in het eerste kwartaal van 2020 publiek te maken. De olie- en gassector heeft geen plan van aanpak gepubliceerd. Het kabinet kan niet vaststellen of er verbetering heeft plaatsgevonden. Het kabinet is voornemens te rappelleren bij de sector, in de verwachting dat een plan beschikbaar komt.
Mede met het oog op de uitvoering van de afspraak in het regeerakkoord dat na twee jaar wordt bezien of, en zo ja welke, dwingende maatregelen voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen genomen kunnen worden, heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken het project «IMVO-maatregelen in perspectief» opgezet. Doel van het project is effectiviteit van het huidige beleid te evalueren. Aan de hand van ervaringen met het huidige beleid, de uitkomsten van het evaluatieonderzoek en andere aanbevelingen en lessen, zal worden bepaald hoe in de toekomst effectief IMVO-beleid eruit moet zien.
Welke eisen worden door de Belastingdienst aan bedrijven met een hoofdkantoor in Nederland gesteld ten aanzien van transparantie over financieringsstromen van en naar andere landen, in het bijzonder naar laagbelastende jurisdicties of landen op de Europese zwarte lijst?
Hoewel de Belastingdienst aan bedrijven met een hoofdkantoor in Nederland in algemene zin geen eisen stelt ten aanzien van transparantie over financieringsstromen van en naar laagbelastende staten of staten op de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (niet coöperatieve staat)3, dienen belastingplichtigen uiteraard wel rekening te houden met de Nederlandse fiscale verplichtingen die verbonden kunnen zijn aan dergelijke financieringsstromen. In voorkomende gevallen dienen belastingplichtigen de relevante aspecten verband houdende met dergelijke financieringsstromen dan ook in hun aangifte te verwerken.
Zo dient er aangifte dividendbelasting te worden gedaan ten aanzien van dividenduitkeringen aan een aandeelhouder gevestigd in een laagbelastende of niet-coöperatieve staat indien hierover dividendbelasting is verschuldigd. Daarnaast kan bijvoorbeeld voor de toepassing van de vennootschapsbelasting verschuldigde rente in aftrek worden beperkt op basis van een antimisbruikbepaling om grondslaguitholling door renteaftrek binnen concernverband tegen te gaan. Dit kan ook rente verschuldigd op een lening aan een laagbelastende of niet-coöperatieve staat omvatten. Hierover zijn ook specifieke vragen opgenomen in het aangiftebiljet vennootschapsbelasting. Een ander voorbeeld in de vennootschapsbelasting betreft de sinds 1 januari 2019 in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 opgenomen aanvullende Controlled Foreign Companies (CFC)-maatregel. De CFC-maatregel, die voortvloeit uit de eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking (ATAD1)4, heeft betrekking op een gecontroleerd lichaam of een vaste inrichting in een bij ministeriële regeling aangewezen laagbelastende of niet-coöperatieve staat. Voorts worden, als laatste voorbeeld, rente- en royaltybetalingen aan gelieerde lichamen gevestigd in deze aangewezen staten per 1 januari 2021 onderworpen aan een conditionele bronbelasting. Tot slot wordt opgemerkt dat de Belastingdienst sinds 1 juli 2019 geen zekerheid vooraf meer geeft over de fiscale gevolgen van transacties met lichamen gevestigd in deze aangewezen staten.
In hoeverre worden er aan bedrijven met hoofdkantoor in Nederland eisen gesteld aan financiële transparantie in hun vestigingen in het buitenland?
Het kabinetsbeleid bij de bestrijding van belastingontwijking en belastingontduiking heeft ertoe geleid dat verschillende maatregelen zijn geïmplementeerd ter verbetering van transparantie tussen Nederland en het buitenland. Hier kunnen bijvoorbeeld de maatregelen zoals de zogenoemde Common Reporting Standard (CRS), de uitwisseling van informatie over rulings en de verplichting tot het opstellen van een landenrapport in het kader van country-by-country reporting (CbCR) worden genoemd. In het bijzonder is CbCR een effectief middel om de financiële transparantie te bevorderen van internationaal opererende bedrijven met een groepsomzet van meer dan € 750 miljoen. Dit vloeit voort uit het Base Erosion and Profits Shifing (BEPS-)Project van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling en bewerkstelligt dat de Belastingdienst van ieder land waar internationaal opererende bedrijven actief zijn, inzage krijgt in relevante financiële en fiscale gegevens. Bedrijven geven hier inzage in door het delen van een zogenoemd landenrapport. De belastingdiensten kunnen deze gegevens vervolgens gebruiken om bij een multinational (substantiële) risico’s op het gebied van verrekenprijzen en belastingontwijking te beoordelen.
In aanvulling hierop steunt Nederland ook het initiatief in de EU om afspraken te maken over een publieke CbCR voor grote internationaal opererende bedrijven. Op dit moment loopt er een discussie in de EU over dit onderwerp5. Het doel van publieke CbCR is voor de maatschappij inzichtelijk te maken hoeveel winstbelasting een multinational daadwerkelijk betaalt en waar deze wordt betaald.
Heeft u zicht op hoe vaak het voorkomt dat geldstromen (zoals rente en royalty's) van Nederland via Luxemburg naar landen lopen die op de Europese zwarte lijst staan of op de lijst van laagbelastende jurisdicties? Zo ja, hoe zien deze geldstromen eruit?
Er is geen zicht op hoe vaak het voorkomt dat geldstromen zoals rente en royalty’s van Nederland via Luxemburg of een ander land naar laagbelastende of niet-coöperatieve staten lopen, aangezien dit niet in de beschikbare statistieken kan worden meegenomen. De conditionele bronbelasting op rente en royalty’s bevat overigens een antimisbruikbepaling om te voorkomen dat de bronbelasting eenvoudig kan worden ontweken door het tussenvoegen van een lichaam in Luxemburg of een ander land. In de voorgestelde monitoring van de inkomensstromen via bijzondere financiële instellingen, waarover u binnenkort geïnformeerd zult worden, is voorzien in een monitoring van de stromen naar andere landen dan alleen de laagbelastende jurisdicties. Mocht er sprake zijn van het op grote schaal omleggen van stromen via een ander land met als enige doel het ontwijken van de bronbelasting, dan zal dat op die manier mogelijk zichtbaar kunnen worden. Dit zal in komende jaren een onderwerp van onderzoek worden.
Vindt u het wenselijk om zicht te hebben op stromen naar deze landen via tussenkomst van een ander Europees land?
Zie antwoord vraag 6.
Op welke manier zou bindende MVO-wetgeving in Nederland kunnen leiden tot minder schendingen door Nederlandse bedrijven in het buitenland van normen op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen?
De Nederlandse overheid verwacht van bedrijven dat zij gepaste zorgvuldigheid betrachten («due diligence»). Zij moeten de risico’s op negatieve gevolgen identificeren, voorkomen of mitigeren en rekenschap afleggen over dit proces, zoals beschreven in de OESO-richtlijnen en in de UN Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s). Gedragsveranderingen van Nederlandse bedrijven in reactie op MVO-wetgeving zijn lastig te voorspellen, zeker zolang onduidelijk is hoe een eventuele wet eruit zou zien.
Op 3 april jl. is met de Tweede Kamer een vijftal studies gedeeld (Kamerstuk 26 485, nr. 326); deze studies dienen ter ondersteuning bij het evalueren van de effectiviteit van beleid en het ontwikkelen van effectief IMVO-beleid voor de toekomst. Een van deze studies, de studie getiteld «Opties voor afdwingbare IMVO-instrumenten – een onderzoek naar de mogelijke juridische vormgeving en handhaving van afdwingbare IMVO-instrumenten», gaat in op juridische opties en welke daarvan tot materiële gedragsverandering kunnen leiden. De onderzoekers geven daarbij aan dat zij gedragsverandering bij bedrijven via wetgeving het meest waarschijnlijk achten als OESO-stappen twee tot en met vier en zes in wetgeving worden omgezet. De stappen twee tot en met vier betreffen het identificeren en beoordelen van negatieve gevolgen, het stoppen en beperken van negatieve gevolgen en het monitoren van de praktische toepassing en resultaten hiervan. Stap zes betreft het zorgen voor herstelmaatregelen of medewerking verlenen hieraan. Het onderzoek benadrukt in dit alles dat ook bij brede due diligencewetgeving de effectiviteit van de wetgeving sterk afhankelijk is van de formulering van de verplichting en wijze van handhaving.
Het stilleggen van de eendenhouderij |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat sinds de uitbraak van het coronavirus de vraag naar eendenvlees nagenoeg is weggevallen, onder andere vanwege het sluiten van restaurants?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de eendensector heeft besloten om geen nieuwe eendenkuikens meer in de stallen te plaatsen en dat groepen moederdieren vervroegd naar de slacht zullen worden afgevoerd?2
De eendensector heeft mij geïnformeerd over het besluit om voorlopig geen nieuwe broedeieren in te leggen. Dat betekent dat er geen eendagskuikens meer uitkomen en worden geplaatst in stallen. Daarnaast wordt een aantal moederdieren vroegtijdig geslacht. De eendensector neemt hiermee een maatregel om de gevolgen van de crisis voor de keten te beperken.
Wordt de fok ook stilgelegd? Zo nee, wat gebeurt er dan met de ouderdieren, eieren en de kuikens?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1, wordt een aantal moederdieren vroegtijdig geslacht. Met het oog op continuïteit na de crisis worden de overige moederdieren aangehouden. Deze blijven vanzelfsprekend eieren leggen. Daarnaast is in het antwoord op vraag 2 aangeven dat er voorlopig geen nieuwe broedeieren ingelegd worden en er derhalve ook geen eendagskuikens uitkomen. Er wordt naar alternatieven voor de afzet van de broedeieren gezocht.
Kunt u bevestigen dat in de komende weken de eenden worden geslacht die nu nog in de stallen zitten, dat hun vlees zal worden ingevroren en dat de slacht van eenden daarna stil komt te liggen?
De eendensector heeft mij geïnformeerd dat deze eenden in de komende weken worden geslacht zoals gepland en dat de slacht daarna tijdelijk wordt opgeschort. Zolang het vlees niet kan worden afgezet, wordt het ingevroren.
Kunt u bevestigen dat het vlees van de eenden die in Nederland worden gehouden, voornamelijk is bestemd voor de export, omdat in Nederland sowieso weinig eendenvlees wordt gegeten?
Ja.
Herinnert u zich uw eerdere bevestiging van het feit dat experts waarschuwen dat eenden nog makkelijker dan kippen besmet kunnen worden met vogelgriepvirussen en dat de ziekteverschijnselen vaak minder duidelijk zijn bij eenden?3
Experts hebben al eerder aangegeven dat eenden gemakkelijker dan bijvoorbeeld kippen besmet kunnen worden met vogelgriepvirussen.
De ziekteverschijnselen zijn vaak minder duidelijk bij eenden. Wilde watervogels en zeker ook wilde eenden zijn een natuurlijk reservoir voor vogelgriepvirussen.
Erkent u dat het beëindigen van de eendenhouderij in Nederland het risico op een uitbraak van vogelgriep en daarmee het overslaan van vogelgriep op de mens in Nederland zou verminderen?
De kans op een vogelgriepuitbraak hangt niet alleen af van het aantal bedrijven in een land of van het type pluimveebedrijf, maar met name van de genomen bioveiligheidsmaatregelen. De kans op insleep op vogelgriep in Nederland verhoudt zich daarom niet recht evenredig met het aantal pluimveebedrijven of het aantal pluimveebedrijven met eenden.
Pluimveehouders in Nederland investeren veel in bioveiligheidsmaatregelen. Mijn ministerie en de NVWA doen er alles aan om vogelgriepuitbraken snel te ontdekken. Als een bestrijdingsplichtige variant van vogelgriep wordt ontdekt, wordt deze onmiddellijk bestreden en daarbij worden strenge voorzorgsmaatregelen genomen om te voorkomen dat mensen besmet worden met het vogelgriepvirus. Daarmee beperken we de kans dat een vogelgriepvirus overslaat op mensen tot een minimum. Of deze kans nog verder vermindert wanneer er helemaal geen eendenbedrijven meer zouden zijn in Nederland is niet bekend.
Kunt u bevestigen dat eendenslachterij Tomassen Duck-To, de enige Nederlandse eendenslachterij, sinds de uitbreiding van de slachtcapaciteit in 2016, niet beschikt over een geldige natuurvergunning (op grond van artikel 2.7, tweede lid, Wet natuurbescherming)?
De bevoegdheid om te beoordelen of deze ontwikkeling vergunningplichtig is onder Wet natuurbescherming (Wnb) ligt bij de provincie, in dit geval provincie Gelderland.
Wel kan worden gemeld dat door het wegvallen van de drempelwaarde in het PAS zijn er veel bedrijven die niet over een vergunning beschikken terwijl dit naar de inzichten nu wel noodzakelijk kan zijn. In mijn brief van 27 juni jl. (Kamerstuk 32 670, nr. 163) geef ik aan dat er voor die situaties wordt gestreefd naar legalisatie en dat er geen sprake zal zijn van actieve handhaving.
Initiatiefnemers die een melding hebben gedaan en de activiteit feitelijk hebben gerealiseerd conform de toen geldende wet- en regelgeving, hebben te goeder trouw gehandeld.
Erkent u dat het bedrijf over een natuurvergunning dient te beschikken, vanwege de door het bedrijf veroorzaakte stikstofdepositie op toch al met stikstof overbelaste Natura 2000-gebieden in de omgeving, zoals de Veluwe?
Zie antwoord vraag 8.
Erkent u dat vanwege het ontbreken van een benodigde vergunning sprake is van een illegale situatie?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u bevestigen dat er grote dierenwelzijnsproblemen zijn in de Nederlandse eendenhouderij, onder andere omdat de dieren niet kunnen zwemmen terwijl hun lichaam er niet op is gebouwd om 24 uur per dag op hun poten te staan?
Zoals ik eerder heb aangegeven tijdens het Algemeen Overleg van uw Kamer over dieren in de veehouderij van 11 september 2019 (Kamerstuk 28 973, nr. 220) zijn er in de eendenhouderij zeker opgaven op het gebied van dierenwelzijn, waarvan de aanwezigheid van zwemwater er één is. Hierover ben ik in gesprek met de sector.
Kunt u bevestigen dat eenden voorafgaand aan de slacht levend en bij bewustzijn worden aangehangen, in strijd met de in 2014 door de Kamer aangenomen motie van de Partij voor de Dieren?4
Zowel het levend aanhangen als het bedwelmen met de waterbadmethode zijn toegestaan volgens de Europese verordening inzake de bescherming van dieren tijdens het doden (Verordening (EG) nr. 1099/2009). Voor het gebruik van het waterbad als bedwelmingsmethode zijn in de Verordening specifieke voorschriften vastgelegd voor onder andere de wijze van aanhangen en de maximale duur tussen het aanhangen en de bedwelming. De Verordening voorziet niet in de mogelijkheid om op nationaal niveau strengere voorschriften te stellen aan het fixeren van dieren. Een verbod op een bepaalde fixatiemethode kan dus alleen in Europees verband worden bereikt. Waterbadbedwelming wordt nog maar in een beperkt aantal slachthuizen toegepast, waaronder die voor eenden. Een werkbaar alternatief is voor eenden niet aanwezig. Aan de geschiktheid van de gasbedwelmingsmethode voor eenden wordt namelijk sterk getwijfeld, omdat de dieren het vermogen hebben hun adem in te houden.
Kunt u bevestigen dat eenden nog altijd worden bedwelmd met de waterbadmethode waarvan uw voorgangers al sinds 2009 beloofden dat deze zou worden uitgefaseerd?5
Zie antwoord vraag 12.
Is het waar dat de sector in gesprek is met het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over financiële compensatie nu de sector stil komt te liggen door de uitbraak van het coronavirus?6
Ja. De sector heeft mij om financiële compensatie gevraagd.
Bent u van plan om inderdaad financiële compensatie te bieden? Zo ja, waar zal de steun uit bestaan, welke bedragen zijn hiermee gemoeid en uit welke potjes komt dit?
Er wordt verkend welke mogelijkheden er zijn voor (Europese) financiële steun van alle primaire landbouwsectoren die door de COVID-19 crisis zijn getroffen. Hier valt ook de eendenvleessector onder.
Op dit moment is niet bekend of, en zo ja, welke mogelijke steunmogelijkheden er kunnen worden ingezet naast de generieke steunmaatregelen voor alle bedrijven.
Als u overgaat tot financiële steun, bent u dan bereid hieraan de voorwaarde te verbinden dat de eendensector in Nederland na de coronacrisis niet opnieuw wordt opgebouwd, maar zal worden beëindigd? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is nog niet bekend of, en zo ja welke aanvullende steunmaatregelen mogelijk kunnen worden ingezet voor de primaire landbouwsectoren, waaronder de eendenvleessector. Zoals ik al heb aangegeven in het Algemeen Overleg van uw Kamer over dieren in de veehouderij van 11 september 2019, vind ik het nogal ver gaan om in een keer een hele sector te verbieden, dan wel te beëindigen. In deze tijden is het niet gepast om beëindiging van een sector als voorwaarde aan financiële steun te verbinden.
De coronacrisis |
|
Jesse Klaver (GL), Bart Snels (GL), Isabelle Diks (GL), Wim-Jan Renkema (GL), Suzanne Kröger (GL), Corinne Ellemeet (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Is het recept van de Nederlandse onderzoekers aan het Amsterdam Medisch Centrum en Leids Universitair Medisch Centrum in de Journal of Clinical Microbiology van maart 1990 identiek aan het recept dat Roche gebruikt voor de lysisbuffer?1
De lysisbuffer van Roche is gebaseerd op het artikel (Boom et al. 1990). Er zijn inderdaad laboratoria die deze buffer zelf maken. Het blijft wel essentieel om bij eigen productie de buffer goed te evalueren en valideren, inclusief kwaliteitscontroles om te borgen dat een onjuiste bereiding van de vloeistof leidt tot onbetrouwbare resultaten.
Kunt u de uitspraken toelichten «weet dat we er alles aan doen om die receptuur [lysisbuffer] te krijgen» en «nou gaat die taskforce bij Roche niet de receptuur loskrijgen denk ik» van het plenaire debat op 26 maart 2020?2
De Taskforce Diagnostiek is – in overleg met VWS – zo’n 3–4 weken geleden begonnen om de testcapaciteit te vergroten en te verdelen over beschikbare laboratoria. In de Taskforce werken de laboratoria (NVMM), het RIVM, het Landelijke Consortium Hulpmiddelen en DiagNed (branchevereniging van diagnostische test leveranciers) samen. Gezamenlijk is bezien welke testcapaciteit staat opgesteld en wordt gewerkt om steeds scherper in beeld te brengen aan welke materialen de meeste schaarste bestaat. Of de opgestelde testcapaciteit gebruikt kan worden is immer afhankelijk van de beschikbaarheid van de testmaterialen, zoals de Lysisbuffer en andere producten.
Gaandeweg werd duidelijk dat er meer sturing op de testcapaciteit nodig is. Naast de Taskforce Diagnostiek heb ik daarom de heer Sijbesma verzocht om als Speciaal Gezant te helpen met het veiligstellen van de bevoorrading via inkoop en zo mogelijk eigen productie. Ook heb ik in diezelfde week de Landelijke Coördinatiestructuur Testcapaciteit ingericht om de inspanningen van alle partijen op elkaar af te stemmen zoals in mijn Kamerbrief 31 maart geschetst. Eén van de eerste concrete resultaten van de inzet van de Speciaal Gezant is dat de firma Roche het recept ter beschikking heeft gesteld aan de overheid. Nu kan in opdracht van de overheid tot afspraken worden gekomen over productie, zo nodig, in nauwe samenwerking met Roche. Het voordeel van het gebruik maken van het product van de leverancier is dat bij eigen fabricage de reagentia getest en gevalideerd moeten worden, wat laboratoria tijd kost.
Kunt u verslag doen van de gesprekken van uw ministerie met de farmaceut Roche? Wanneer vond dit contact voor het eerst plaats?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom heeft u niet eerder laboratoria, apothekers en bedrijven verzocht lysisbuffers te produceren als het recept vrij toegankelijk online staat? Is hierdoor niet onnodig tijd verloren door te wachten op de bestellingen van Roche?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de feitelijkheid bevestigen van de uitspraak van de General Manager van Roche Diagnostics tijdens de televisie-uitzending van Jinek op 26 maart 2020, waarin wordt gesteld dat de «[lysis]buffer nu in principe voldoende beschikbaar is, vorige week was er een tekort»?
Ja, de uitspraak van de General Manager van Roche Diagnostics is correct. Custom Biotech (onderdeel van Roche) kan momenteel grote hoeveelheden van de buffer leveren. Er zijn nu dus geen problemen te verwachten met deze buffer van Roche. Verwarring was ontstaan door een specifiek type Lysis buffer die inderdaad niet meer voorradig was, maar waarvan Roche al snel met een alternatief kwam.
In deze crisis die voor disbalans zorgt in vraag en aanbod, hebben leveranciers het moeilijk om het aanbod te balanceren met de vraag. Deze onzekerheid zorgt ervoor dat ze slechts garanties kunnen geven voor korte termijn (1 a 2 weken).
Wat betekent het vrijgeven van het recept van Roche voor de verwachte testcapaciteit? Welke tekorten spelen nog meer een rol bij het werken aan eigen testcapaciteit?
We staan in nauw contact met leveranciers zoals Roche en zij doen hun best om materialen zoveel mogelijk op te schalen om aan de wereldwijde vraag te voldoen. De beschikbaarheid van materialen fluctueert per moment. Ik houd daarom in beeld wat de voorraden zijn per product en wat er nodig is om deze zeker te stellen, hetzij via inkoop, hetzij via productie in eigen land. Hierbij word ik ondersteund door de Speciaal gezant. Productie wordt momenteel voorbereid voor bijvoorbeeld well plates en swabs. Daarnaast verkennen wij mogelijkheden om de aanwezige capaciteit en voorraden bij andere laboratoria te benutten.
Klopt het dat grosso modo slechts 30 procent van de bestellingen om de testcapaciteit te vergroten bij farmaceut Roche geleverd zijn?
In de huidige crisis sluit de vraag op veel producten niet aan bij het aanbod dat fabrikanten hebben. De vraag is wereldwijd enorm gestegen (voor sommige leveranciers 20-voudig) en fabrikanten proberen hun productie op te schalen. Hierdoor kunnen leveranciers niet altijd leveren wat er gevraagd wordt. Dit is de reden dat de Landelijke Coördinatiestructuur en de Speciaal Gezant alle oplossingsrichtingen verkennen om te kunnen voldoen aan de behoefte aan testcapaciteit en testmaterialen. Leveranciers en fabrikanten verlenen hieraan volop hun medewerking.
Wat bent u voornemens te doen om «minder afhankelijk» te worden «van één fabrikant», zoals u stelde in het debat?3
Ondanks dat een groot aantal labs werkt met platforms van Roche Diagnostics, zijn er ook platforms van andere fabrikanten in gebruik. We werken dan ook niet alleen samen met Roche maar met alle relevante leveranciers. Daarnaast wordt productie van verschillende producten in eigen land voorbereid waardoor we minder afhankelijk worden van leveranciers (zie antwoord op vraag 6).
Kunt u een globale schatting geven van de grootte van de vraag naar mondkapjes onder alle vitale sectoren (dus ook wijkzorg, thuiszorg, geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenzorg, huisartsen en politie)?
Ik ben mij ervan bewust dat ook in andere vitale sectoren, naast de zorg, behoefte is aan mondkapjes. Zoals ik u heb toegezegd, heb ik vóór Pasen een model ontwikkeld voor de verdeling van schaarste aan persoonlijke beschermingsmiddelen over de verschillende zorgsectoren.
Voor de overige vitale sectoren brengen de betrokken departementen deze behoefte aan persoonlijke beschermingsmiddelen in kaart. Deze week zullen zij vervolgacties bepalen.
Welke concrete maatregelen overweegt u om werknemers in de vitale sectoren, waar in toenemende mate een beroep op wordt gedaan, te ontlasten in de werk- en thuissituatie? Zijn de beroepsverenigingen, vakbonden en MantelzorgNL hierbij betrokken en wat is het tijdspad?
De huidige crisis trekt een zware wissel op medewerkers in de vitale sectoren. We willen medewerkers zoveel mogelijk ontlasten waar dat kan. Daarom heeft het kabinet mogelijk gemaakt dat gezinnen waar minstens één ouder een vitaal beroep heeft, gebruik kunnen maken van kinderopvang.
Daarnaast is een aantal concrete maatregelen genomen, specifiek voor het ontlasten van zorgprofessionals4. Allereerst gericht op extra mensen voor de zorg. Artsen en verpleegkundigen die sinds 1 januari 2018 niet langer BIG-geregistreerd zijn, hebben de mogelijkheid om in de zorg aan de slag te gaan. De verplichte herregistratie voor de Wet BIG wordt tot nader order uitgesteld, zodat zorgprofessionals zich kunnen concentreren op hun werk. Met www.extrahandenvoordezorg.nl (initiatief van sociale partners en beroepsverenigingen) worden mensen die willen helpen, gekoppeld aan zorgorganisaties die -tijdelijk- nieuwe collega’s zoeken.
Ik vind het zeer belangrijk dat zorgprofessionals mentale ondersteuning kunnen krijgen als zij daar behoefte aan hebben. Gelukkig kunnen mensen vaak terecht binnen hun eigen organisatie. In aanvulling daarop steunt het ministerie van VWS twee initiatieven. Het initiatief «Sterk in je werk» van werkgeversvereniging Regioplus en vakbond CNV is verbreed van loopbaanbegeleiding naar coaching voor mentale ondersteuning bij het omgaan met en verwerken van ervaringen in crisistijd. Voor complexe psychische hulpvragen wordt er doorverwezen naar het contactpunt «Psychosociale ondersteuning voor zorgprofessionals» van ARQ IVP.
Ik zie talloze initiatieven van maatschappelijke partijen en burgers om verschillende groepen werknemers te ontlasten. Denk onder andere aan boodschappenhulp, oppassen, gezelschap bieden of kookhulp. Met NLvoorelkaar brengen maatschappelijke partijen in samenwerking met het ministerie van VWS de vraag naar en aanbod van dergelijke initiatieven bij elkaar.
Worden geestelijke verzorgers van Defensie en de trauma expertise van Artsen zonder Grenzen en het Rode Kruis ingezet om ziekenhuispersoneel bij te staan in deze moeilijke tijden? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Dat gebeurt zeker. Er zijn de afgelopen weken verschillende initiatieven in het leven geroepen om zorgprofessionals bij te staan tijdens de huidige crisis. De militaire geestelijke gezondheidszorg van het ministerie van Defensie deelt haar expertise op verschillende manieren, bijvoorbeeld door het delen van tips, adviezen en een gratis toegankelijk webinar voor zorgprofessionals. Het Rode Kruis is actief op verschillende plaatsen in het land en biedt ter plekke ook mentale ondersteuning aan hulpverleners. Artsen zonder Grenzen heeft een noodhulpteam samengesteld voor ondersteuning in Nederland en onderhoudt contact met VWS over de inzet hiervan. Daarbij wordt ook de verbinding gezocht met de initiatieven gericht op mentale ondersteuning zoals genoemd in het antwoord op vraag 10.
Hoe kunnen gemeenten het beste dak- en thuislozen opvangen aangezien zij niet zomaar in thuisquarantaine kunnen en «social distancing» in de maatschappelijke opvang onmogelijk is? Is het (tijdelijk) opschorten van de kostendelersnorm een optie voor dit kabinet?
VWS heeft samen met het RIVM, IGJ, Valente, VNG en Como een richtlijn vastgesteld die beschrijft hoe de opvang voor dak- en thuisloze mensen georganiseerd moet worden tijdens de coronacrisis. De richtlijn is bedoeld voor gemeenten en opvangorganisaties en ziet toe op het zo goed mogelijk helpen en ondersteunen van dak- en thuisloze mensen. Daarbij is rekening gehouden met het zo klein mogelijk houden van het besmettingsgevaar in de instellingen. Er vindt dagelijks crisisoverleg plaats met Valente en VNG om de ontwikkelingen te monitoren en bij te sturen waar nodig.
Het is niet nodig om de kostendelersnorm tijdelijk voor heel Nederland op te schorten gedurende de coronacrisis. Het behoort nu al tot de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de gemeente om al dan niet in specifieke situaties een uitzondering te maken en de kostendelersnorm niet van toepassing te verklaren. Personen van 21 jaar en ouder, die tijdelijk inwonen bij een bijstandsgerechtigde, hoeven niet mee te tellen voor de kostendelersnorm. Hierbij gaat het uitdrukkelijk om mensen in een crisissituatie, daklozen of mensen die dakloos dreigen te raken. De gemeente dient vast te stellen dat het gaat om tijdelijk verblijf.
Kunt u beschrijven welke maatregelen er nu in de reissector worden genomen om het personeel te beschermen tegen contacten met passagiers en omgekeerd? Kunt u daarbij ingaan op de maatregelen die door bedrijven zijn genomen in de (Nederlandse) luchtvaart (lucht en grond) en in het openbaar vervoer? Kunt u hierbij aangeven of de praktische uitvoering in lijn is met de richtlijnen die het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) voor alle andere sectoren adviseert?
Voor de maatregelen die zijn genomen met betrekking tot de Nederlandse luchtvaart verwijs ik uw Kamer door naar mijn Kamerbrief van 3 april jl.5, mijn Kamerbrief van 7 april jl.6, en de beantwoording van de Kamervragen van Paternotte en Verhoeven (beiden D66) over luchtvaart tijdens de Coronacrisis van 15 april jl.7
Vervoerders in het openbaar vervoer nemen extra maatregelen om zijn reizigers en personeel te beschermen. Het advies is om alleen te reizen als dat noodzakelijk is, zodat in de voertuigen voldoende ruimte is om afstand te houden. Aan de reizigers wordt gevraagd zoveel mogelijk met PIN te betalen en bij de controle zelf het vervoersbewijs voor het scanapparaat van de conducteur te houden. Bij de schoonmaak wordt extra aandacht besteed aan de contactpunten zoals deurklinken en hoofdsteunen. In bus en tram kan worden gevraagd om achterin te stappen, in plaats van voorin bij de chauffeur.
Beschermingsmiddelen zoals mondkapjes en handschoenen worden in het openbaar vervoer vooralsnog niet ingezet. Andere beschermende maatregelen zijn van kracht, zoals hierboven genoemd. De OV-sector heeft hiertoe gezamenlijk besloten en volgt daarin de richtlijnen van het RIVM. In deze richtlijnen wordt het gebruik van beschermingsmiddelen afgeraden.
Samen met de OV-sector is een protocol «Verantwoord reizen met openbaar vervoer» opgesteld. Hierin staan afspraken waar de vervoerders en reizigers zich aan dienen te houden, om veilig te kunnen blijven reizen. Het protocol kunt u vinden op rijksoverheid.nl: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/richtlijnen/2020/03/26/protocol-veilig-gebruik-ov.
Kunt u aangeven hoe werknemers in staat worden gesteld om zich persoonlijk te beschermen (afstand, maskers etc.)? Is dit voldoende? Zijn hier conflicten over?
Zie antwoord vraag 13.
Worden werknemers en/of (vliegtuig)passagiers gescreend op symptomen?
Zie antwoord vraag 13.
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Global lenders seek debt relief for poorest countries»? Bent u bereid om het voortouw te nemen, bijvoorbeeld binnen de Club van Parijs en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), om te komen tot een gezamenlijke tegemoetkoming van alle rijke landen aan de oproep van de Wereldbank en Internationaal Monetair Fonds (IMF) om schuldverlichting te verlenen aan ontwikkelingslanden?4
We hebben kennisgenomen van de oproep van Jubilee Debt Campaign (JDC) om naast bilaterale crediteuren, die reeds door IMF/Wereldbank waren opgeroepen tot een tijdelijk moratorium op schuldaflossing, ook multilaterale en private crediteuren te vragen om tijdelijk uitstel van rentebetalingen op de schuld voor IDA-landen die hierom vragen. JDC onderschrijft de oproep van Afrikaanse ministers van Financiën, via de Economic Commission for Africa (ECA), om gezien de verwachte impact van de COVID-19 uitbraak Afrikaanse economieën uitstel te geven van aflossingen en rentebetalingen.
We maken ons zorgen over de schuldhoudbaarheidsproblematiek in een groot deel van de lage inkomenslanden (LIC’s) en in het bijzonder het verwachte negatieve effect van de COVID-19-crisis daarop. We delen dan ook de strekking van de oproep van de JDC en staan in principe positief tegenover de oproep van het IMF en de Wereldbank. Daarbij zullen de details van hoe dit moratorium precies wordt vormgegeven belangrijk zijn.
Zo zijn wij, net als JDC en het IMF en de Wereldbank, van mening dat het belangrijk is dat zoveel mogelijk crediteuren participeren in het initiatief en dat de coördinatie tussen crediteuren cruciaal is. Naast signaalwerking en schaal is het ook belangrijk om te voorkomen dat middelen die vrijvallen door betalingsuitstel van bilaterale crediteuren moet worden ingezet voor rentebetaling op schulden van andere crediteuren. Dat houdt ook in dat idealiter ook multilaterale en niet-traditionele crediteuren (obligatiehouders) zoveel mogelijk worden betrokken. Ten aanzien van de mogelijke betrokkenheid van partijen uit de financiële sector wordt de samenwerking opgezocht met het International Institute for Finance (IIF) – het wereldwijde samenwerkingsorgaan van de financiële sector. Via die weg zouden ook Nederlandse financiële instellingen die bij het IIF aangesloten zijn kunnen worden betrokken. Daarnaast is Nederland voorstander van de juiste prikkels. Het verstrekken van moratoria aan landen zou zoveel mogelijk moeten gebeuren op verzoek, waarbij niet alleen IDA-landen met een hoge schuld, maar ook andere IDA-landen die met liquiditeitsproblemen kampen in aanmerking komen. Tegelijkertijd zou het moratorium op een zodanige manier georganiseerd moeten worden dat financiering naar ontvangende landen niet opdroogt. Ook dient rekening gehouden te worden met het feit dat het aandeel externe financiering dat op de korte termijn moet worden doorgerold al groot was voorafgaand aan de uitbraak van COVID-19. De houdbaarheid van de schuld en de mogelijkheden van landen tot herfinanciering van de schuld zouden niet in het geding mogen komen door dit initiatief.
Tot slot zijn wij van mening dat dit initiatief op strategisch en landenniveau zo goed mogelijk dient aan te sluiten op alle andere beschikbare instrumenten en initiatieven die het IMF, de Wereldbank en andere financiële instellingen inzetten
om landen te helpen met schuldenproblematiek, via bijvoorbeeld technische assistentie bij het schuldenmanagement en domestic resource mobilisation, (tijdelijke) schuldhulpverlichting en verstrekking van noodliquiditeit.
Wij zullen de bovenstaande positie en de bijbehorende noties uitdragen binnen de Club van Parijs, de IFI’s en waar relevant bij de OESO.
Deelt u de strekking van de oproep van de Jubilee Debt Campaign om ook te komen tot een moratorium op aflossing van schulden door ontwikkelingslanden aan multilaterale en private crediteuren? Bent u bereid om met Nederlandse financiële instellingen om tafel te gaan om dit te bewerkstelligen?
Zie antwoord vraag 16.
Wat is uw reactie op de oproep van de Verenigde Naties aan haar lidstaten om twee miljard dollar ter beschikking te stellen voor het bestrijden van de virusuitbraak in ontwikkelingslanden? Deelt u de mening dat Nederland, als één van de rijkste landen ter wereld en een belangrijke donor, vijf procent van deze twee miljard dollar op zich zou moeten nemen? Bent u bereid om dat op korte termijn aan te kondigen, in de verwachting dat goed voorbeeld zal doen volgen?
Nederland schaart zich achter de oproep van de Verenigde Naties om internationale samenwerking en solidariteit voorop te stellen en ziet een leidende rol voor multilaterale organisaties in het aanpakken van deze mondiale gezondheidscrisis en de sociale en economische gevolgen ervan. Het gepresenteerde Global Humanitarian Response Plan is een gezamenlijk antwoord van de VN op humanitaire en gezondheidsnoden in 27 landen voor de komende negen maanden. Gezien de hoge noden, beperkte middelen en operationele uitdagingen zijn de ingezette veranderingen om humanitaire hulp efficiënter en effectiever te maken, conform Grand Bargain afspraken, noodzakelijker dan ooit.
Nederland heeft EUR 100 miljoen beschikbaar gemaakt binnen de BHOS-begroting ten behoeve van COVID-19-preventie, -respons en -mitigatie. Dit steunpakket is bovenop de reeds gedane extra bijdrage van respectievelijk 5 miljoen euro aan het Contingency Fund for Emergencies van WHO en de extra bijdrage aan IFRC (via het Nederlandse Rode Kruis). De crisis noopt tot urgent handelen. Hierbij is gecoördineerd, bij voorkeur multilateraal, optreden van belang. Dit komt effectieve en snelle inzet van middelen ten goede. Door dit omvangrijke steunpakket aan te kondigen, verwacht Nederland dat goed voorbeeld doet volgen.
Deelt u de mening dat de oproepen van de Verenigde Naties, Wereldbank en IMF voor additionele steun aan arme landen tot nu toe verre van toereikend zijn, gezien de beperkte capaciteit van gezondheidssystemen en het ontbreken van sociale vangnetten om de economische gevolgen op te kunnen vangen? Bent u bereid om in internationaal verband te pleiten voor sterke internationale solidariteit van de rijke landen?
De Verenigde Naties, de Wereldbank, het IMF en andere internationale financiële instellingen (IFI’s) ontwikkelen, naast hun oproepen voor additionele steun, stevige responspakketten om landen de gevolgen van de crisis te helpen opvangen. Tegelijkertijd zullen de gevolgen van de mondiale humanitaire en economische crisis waarschijnlijk groot zijn en is het aannemelijk dat het onmogelijk zal zijn voor de internationale gemeenschap alle gevolgen op te vangen. Nederland deelt de ernstige zorgen die deze organisaties hebben uitgesproken en pleit in alle geschikte fora voor een sterke internationale respons. Daarnaast stelt Nederland dat het niet alleen moreel juist is om ontwikkelingslanden te ondersteunen, maar ook in ons eigen belang. Als je de stabiliteit van de zwakste schakels in de mondiale keten niet bevordert, zal dit later ook weer zijn effect hebben op Nederland en Europa. Nederland onderstreept het belang dat het hier aan hecht met de aankondiging van substantiële bijdrages aan de responspakketten. In die geest heeft premier Rutte ook een in de Financial Times gepubliceerde oproep van Europese en Afrikaanse leiders tot verdergaande steun voor de meest kwetsbare landen mede ondertekend (zie Kamerbrief «Op-ed Financial Times – Pleidooi ter ondersteuning van kwetsbare Afrikaanse landen» (d.d. 14 april 2020)).
Hoeveel ruimte is er beschikbaar op de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om middelen vrij te maken voor bestrijding van het virus in arme landen en het opvangen van de economische gevolgen?
Nederland heeft vanuit de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) reeds aan het begin van de COVID-19-crisis EUR 5 mln ter beschikking gesteld aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en EUR 800.000 aan het Rode Kruis (NRK). De urgentie en omvang van de crisis noopt intensivering van die inzet. Daarom stelt Nederland binnen de begroting van BHOS nu EUR 100 miljoen beschikbaar ten behoeve van het bestrijden van de COVID-19-pandemie in ontwikkelingslanden. Daarin kiest Nederland zoveel mogelijk voor bestaande financieringskanalen en coördinatiestructuren. Deze bijdragen zijn bedoeld voor preventie in de armste landen, het lenigen van humanitaire behoeften en de sociaaleconomische weerbaarheid en macro-economische stabiliteit van lage-inkomenslanden. Daarnaast wordt het mogelijk gemaakt dat ngo’s bestaande subsidies, onder voorwaarden, inzetten in het kader van de COVID-19-crisis.
Bovenstaande aanpassingen worden zo mogelijk nog verwerkt in de eerste suppletoire begroting van BHOS.
Bent u van plan om een gewijzigde begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking naar de Kamer te sturen, met additionele middelen om arme landen te kunnen ondersteunen?
Zie antwoord vraag 20.
Luchtvaart tijdens de Coronacrisis. |
|
Kees Verhoeven (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met berichten als »Wanhoop bij personeel Schiphol: «We worden niet beschermd tegen corona"»1 en «KLM-Stewardessen bang om te vliegen»»2, waarin wordt geschreven over situaties voor passagiers, cabinepersoneel en personeel op Schiphol die niet voldoen aan de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)?
Ja.
Kunt u uiteenzetten welke maatregelen op dit moment worden genomen om te zorgen dat de RIVM-richtlijnen worden nageleefd voor passagiers en personeel betrokken bij de luchtvaart? Kunt u toelichten of deze maatregelen de 1,5-meterrichtlijn van het RIVM waarborgen? Indien dit niet het geval is, bent u bereid om stappen te ondernemen om te zorgen dat deze maatregelen wel worden gerespecteerd, voor de veiligheid van personeel en passagiers?
EASA heeft op 26 maart 2020 richtlijnen uitgebracht voor het management van cabinepersoneel in relatie tot de uitbraak van het coronavirus. EASA beveelt luchtvaartmaatschappijen onder meer aan om alle niet-essentiële interactie tussen cabinepersoneel en passagiers zoveel als praktisch haalbaar aan te passen om het risico op besmetting door passagiers te reduceren. EASA heeft deze richtlijnen kenbaar gemaakt bij alle Europese maatschappijen.3 Mede op basis hiervan hebben luchtvaartmaatschappijen een groot aantal maatregelen genomen.
Het RIVM concludeert dat er duidelijke richtlijnen beschikbaar zijn en dat de risico’s op een besmetting van vliegend personeel beperkt worden door onder andere goede ventilatie en luchtfiltersystemen in vliegtuigen. Het RIVM geeft daarnaast aan dat maximale spreiding van passagiers dient te worden nagestreefd. Dit beperkt contact tussen passagiers onderling tijdens vluchten tot een acceptabel minimum.
Mijn beeld is dat de richtlijnen van het RIVM en EASA goed worden gerespecteerd door de luchtvaartmaatschappijen. Het contact tussen cabinepersoneel en passagiers wordt beperkt door alleen noodzakelijke handelingen uit te voeren waardoor onder meer de service aan de passagiers is aangepast. Ook worden bemanningsleden uitgerust met beschermende middelen zoals mondkapjes en handschoentjes.
Hoe beoordeelt u de maatregel van de Duitse luchtvaartmaatschappijen Lufthansa en Eurowings die in al hun vliegtuigen in rijen van drie en vier de middelste stoelen leeg laten om zo afstand tussen passagiers te waarborgen? Bent u bereid dit ook te vragen aan maatschappijen die op Schiphol vliegen? Zo nee, waarom niet?
Het RIVM geeft aan dat maximale spreiding van passagiers dient te worden nagestreefd. Dit beperkt contact tussen passagiers onderling tijdens vluchten tot een acceptabel minimum. Ook EASA geeft dit als advies aan op haar website. Luchtvaartmaatschappijen die op Schiphol vliegen zijn bekend met de richtlijnen en geven serieus invulling aan dit advies. Luchtvaartmaatschappijen zijn zelf het beste in staat om maximale spreiding in vliegtuigen te organiseren en het lijkt ons niet verstandig dat wij gaan bepalen welke specifieke stoelen wel of niet bezet kunnen zijn.
Hoe beoordeelt u de maatregelen van verschillende maatschappijen, waaronder KLM, om op Europese vluchten geen service tijdens de vlucht te verlenen om zo onnodig contact tussen cabinepersoneel en passagiers te vermijden? Bent u bereid dit ook te vragen aan alle maatschappijen die op Schiphol vliegen? Zo nee, waarom niet?
Maatregelen om op vluchten geen service te verlenen zijn een manier om de fysieke interactie tussen cabinepersoneel en passagiers te reduceren, zoals aanbevolen door EASA in de bij vraag 2 genoemde richtlijnen. Het is positief dat de luchtvaartmaatschappijen hier invulling aan geven. De richtlijnen zijn bekend bij de luchtvaartmaatschappijen die op Schiphol vliegen.
Bent u bekend met verregaande eisen die kunnen worden opgelegd aan cabinepersoneel op slipstations in bijvoorbeeld Singapore, Suriname of Bonaire, waar personeel wordt gedwongen om 55 uur in één hotelkamer te verblijven, of zelfs te kampen heeft met dreigende voedseltekorten, zoals omschreven door de vakbond VNC?3 Kunt u toelichten of en welke stappen u wenst te ondernemen om dergelijke onwenselijke situaties te voorkomen?
Ik ben bekend met het feit dat landen beperkingen opleggen aan bemannings-leden. De veiligheid en gezondheid van de bemanning in hotels en tijdens het transport staat voorop. Goede nachtrust, eten en drinken voor de bemanning zijn een randvoorwaarde voor een veilige vluchtuitvoering en de service aan boord. De verblijfsduur in hotels is veelal geminimaliseerd. Wel zijn voor de maatschappijen, in verband met werk- en rusttijden, soms twee overnachtingen noodzakelijk. Het is de verantwoordelijkheid van de luchtvaartmaatschappijen om goede afspraken met de hotels te maken over de beschikbaarheid van eten en drinken voor de bemanningen. De vakorganisaties worden betrokken in de ontwikkelingen. Ik zal deze situatie blijven volgen.
Kunt u toelichten welke adviezen terugkerende Nederlanders uit risicogebieden precies te horen krijgen bij aankomst?
Passagiers krijgen bij aankomst op Schiphol de adviezen die voor iedereen in Nederland gelden: Blijf zoveel mogelijk thuis. Werk thuis als dit kan. Ga alleen naar buiten voor noodzakelijke boodschappen maar doe dit alleen, voor een frisse neus of de zorg voor een ander. Maar houd altijd 1,5 meter afstand en vermijd groepsvorming. Over de maatregelen die zijn getroffen in het verband met vluchten uit hoog-risico gebieden hebben we u geïnformeerd op 9 april jl.5
Kunt u toelichten op basis van welke afweging de vliegverboden naar Spanje en Oostenrijk tot stand zijn gekomen? Kunt u voorts aangeven in hoeverre het Outbreak Management Team concrete adviezen uitbrengt ten aanzien van vliegverboden naar specifieke landen of luchthavens?
Voor luchtverkeer vanuit Nederland naar specifieke landen of luchthavens zijn geen vliegverboden ingesteld door Nederland. In de Kamerbrief Aanpak inkomende passagiers vanuit risicolanden ter voorkoming van verspreiding coronavirus COVID-19 van 9 april jl. bent u geïnformeerd over de maatregelen van het kabinet ten aanzien van passagiersvluchten uit landen met een hoog risico. Vanaf 19 maart 2020 zijn de toegangsvoorwaarden voor personen die naar Nederland willen reizen verscherpt. Het gaat om een inperking voor alle niet noodzakelijke reizen van personen vanuit derde landen naar Europa (alle EU-lidstaten, alle leden van Schengen en het VK). Dit EU-inreisverbod voor niet essentiële reizen geldt tot 15 mei 2020. Hiermee is het risico op insleep van het virus via luchtverkeer zeer beperkt. Daarnaast geldt vanaf 17 april 2020 18.00 uur de verplichte gezondheidsverklaring en het dringende advies tot 14 dagen thuisquarantaine voor reizigers uit hoog-risico gebieden. Voor het bepalen van de hoog-risico landen wordt aangesloten bij de eerder genoemde EASA-lijst voor luchtvaartmaatregelen ten aanzien van vluchten uit landen met een hoge besmettingsgraad. Die lijst wordt opgesteld en geactualiseerd op informatie van de Europese gezondheidsorganisatie ECDC en de WHO. Nederland, ondersteund door RIVM, draagt actief bij om deze lijst actueel te houden, zodat de lijst gebaseerd is op goede epidemiologische informatie.
Kunt u toelichten of Schiphol Real Estate zich ook houdt aan het Corona-akkoord tussen vastgoedeigenaren en noodlijdende winkeliers, waarin is afgesproken vastgoedeigenaren drie weken uitstel geven op de huur? Kunt u toelichten of ook vrachtafhandelingsbedrijven die worstelen met de terugval in inkomsten hieronder vallen?
Schiphol is op dit moment in overleg met haar klanten, waaronder huurders van winkels en vrachtafhandelingsbedrijven. Het niet-bindende advies van de brancheorganisatie neemt Schiphol mee in haar overwegingen. Schiphol geeft echter aan op dit moment terughoudend te zijn met het doen van toezeggingen, aangezien zij als organisatie ook zelf haar liquiditeit moet borgen. Tevens is Schiphol in afwachting van de effecten van de aangekondigde overheidsmaatregelen, waaronder de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW), op de situatie van haar klanten.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De website coronaverlies.nl |
|
Chris van Dam (CDA), Erik Ronnes (CDA), Hilde Palland (CDA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de website coronaverlies.nl1 en de diensten die daar door Meldpunt Collectief Onrecht B.V. worden aangeboden?
Ja, overigens heb ik gezien dat de website coronaverlies.nl inmiddels offline is gehaald.
Bent u daarnaast bekend met de televisie-uitzending van Radar2, waarin Stichting Meldpunt Collectief Onrecht als misleidend wordt bestempeld om haar pogingen erf- en/of schenkbelasting via de Europese rechter terug te halen, en dat deze diensten tevens worden gepromoot op de website van coronaverlies.nl?
Ja.
Kunt u aangeven of de diensten en informatie die worden aangeboden op coronaverlies.nl daadwerkelijk bedoeld zijn om ondernemers te helpen om schade aangericht door de coronacrisis te verminderen, of bent u van mening dat dit niets meer is dan een crimineel die probeert een slaatje uit de coronacrisis te slaan door ondernemers die door de coronacrisis al in zwaar weer verkeren te duperen?
Het is niet aan het kabinet om te beoordelen of diensten die worden aangeboden op websites als coronaverlies.nl legitiem zijn. Indien ondernemers van mening zijn dat zij zijn opgelicht, kunnen zij hiervan aangifte doen. Het is vervolgens aan het Openbaar Ministerie om te beoordelen of er sprake is van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit en of er een strafrechtelijk onderzoek zal plaatsvinden. De strafrechter beoordeelt uiteindelijk of sprake is van enig strafbaar handelen.
Deelt u de mening dat coronaverlies.nl wel erg veel gelijkenissen vertoont met bijvoorbeeld Stichting Loterijverlies dan wel Loterijverlies B.V. (bekend van loterijverlies.nl), waarvan Radar eveneens aantoonde dat een deel van het ingelegde geld in de zakken van de oprichter verdween?3
Zie antwoord vraag 3.
Jeugdzorg en de (jeugd-)GGZ |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Komen er op uw ministerie, net als bij ons, ook noodsignalen binnen van jongeren en volwassenen met psychische problemen die aangeven dat hulp is stopgezet en zij in enorme onzekerheid verkeren over de toekomst? Zo ja, wat kunt u doen met deze signalen?
Dergelijke signalen komen ook bij het ministerie binnen, via onze eigen kanalen als Het Juiste Loket en de Unit Complexe Zorgvragen, maar ook via bijvoorbeeld patiënten- en naastenvereniging MIND. Als mensen een concrete hulpvraag bij ons neerleggen, proberen we zo goed mogelijk met hen mee te denken, bijvoorbeeld door samen met hen contact te zoeken met de betrokken zorgaanbieder, zorgverzekeraar of gemeente. Als signalen herhaaldelijk binnenkomen, agenderen we deze in één van de overleggen die we hebben opgezet in het kader van de corona-crisisstructuur voor de GGZ en voor de jeugdhulp. In deze overleggen komt het ministerie VWS, samen met de betrokken veldpartijen en MIND, tot concrete acties. De branche- en beroepsverenigingen geven aan dat zorgverleners zich maximaal inzetten om de zorgverlening in deze tijd door te laten lopen, in levenden lijve of via (beeld)bellen. Hiervoor hebben de beroeps- en brancheorganisaties ook een richtlijn GGZ en COVID-19 opgesteld1. Deze richtlijn geeft zorgprofessionals in de GGZ duidelijke handvatten op welke wijze de (gestaakte) zorg en behandeling wel voortgang kan krijgen. Op de site van het Nederlands Jeugdinstituut is informatie gebundeld over hoe professionals hulp aan jongeren kunnen vormgeven.
Bent u bereid om (jeugd)hulpaanbieders extra te ondersteunen bij het aanbieden van hulp op afstand? Zo ja, wat gaat u doen?
Er is de afgelopen tijd al flink ingezet op de inzet van digitale GGZ. In 2018 is het versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional voor de GGZ gepubliceerd, de zogenoemde VIPP GGZ. Met die regeling wordt onder andere de opschaling van e-health toepassingen gestimuleerd. Aanvullend heeft het ministerie vanwege COVID-19 extra geld vrijgemaakt voor de Stimuleringsregeling eHealth thuis (SET), waarmee zorg- en welzijnsorganisaties extra kunnen investeren in digitale zorg op afstand. Hier valt de GGZ ook onder.
Rond de uitbraak van COVID-19 zien we dat veel zorgaanbieders in korte tijd voor veel cliënten een omslag hebben kunnen maken naar digitale zorgverlening via beeldbellen en e-health. Bestaande mogelijkheden worden geïntensiveerd toegepast. Branche- en beroepsverenigingen ondersteunen hun achterbannen in die omslag en intensivering. Zo informeert de LVVP de achterban over toepassingen die veilig beeldbellen biedt, onder andere via e-mental health en virtuele spreekkamers. GGZ Nederland verzamelt op de website beschikbare zelfhulp- en anonieme e-health-applicaties bij psychische problematiek, informatie over veilige apps om een (video)verbinding met cliënten op te zetten, praktische tips voor videobellen bij een groepsbehandeling en webinars over digitaal behandelen.
Aangezien de situatie rond de corona-uitbraak inmiddels enigszins gestabiliseerd is, is er meer ruimte voor face-to-face behandeling in individuele setting en groepssetting. De richtlijn «corona en ggz», waarvan inmiddels versie 5.0 is verschenen, stelt dat de keuze voor de behandelwijze een uitkomst moet zijn van shared decision making en dat behandelaar en patiënt hierover met elkaar het gesprek moeten aangaan. Sommige patiënten zullen baat hebben bij het overgaan naar face-to-face behandelen, anderen zullen de voorkeur hebben voor het voortzetten van de digitale behandeling.
Om aanbieders te helpen bij het declareren van digitale zorg, heeft de NZa op de website extra geëxpliciteerd hoe een consult op afstand geregistreerd kan worden. Ook worden gemeenten en aanbieders ondersteund door Informatievoorziening Sociaal Domein.
Zijn er voldoende crisisbedden beschikbaar voor jongeren en volwassenen die acute psychische hulp nodig hebben?
GGZ Nederland heeft mij laten weten dat bij hen op dit moment geen signalen bekend zijn van een tekort aan crisisbedden voor jongeren en volwassenen die acute psychische hulp nodig hebben. Ik heb partijen gevraagd de ontwikkelingen nauwgezet te volgen.
Bij de meeste crisisdiensten is het volgens GGZ Nederland de afgelopen periode net zo druk geweest zoals gebruikelijk of rustiger. Inmiddels is de drukte op de meeste plekken toegenomen naar het normale niveau. GGZ NL geeft aan dat de capaciteit voldoende is om de vraag aan te kunnen. Er worden voorbereidingen getroffen om een eventuele verdere toename in de vraag naar crisis-ggz op te kunnen vangen. De situatie wordt nauwgezet gemonitord en GGZ-aanbieders werken scenario’s uit om de capaciteit op te kunnen schalen als dat nodig wordt.
De afgelopen weken is De Kindertelefoon door kinderen in toenemende mate gevonden als luisterend oor. De Kindertelefoon voert op dit moment via de telefoon en de chat gemiddeld 1500 gesprekken per dag. Het aantal gesprekken met kinderen in zorgelijke thuissituaties is met 40% toegenomen. De Kindertelefoon zet zich er maximaal voor in om voldoende capaciteit beschikbaar te hebben om alle kinderen te woord te kunnen staan. Het ministerie staat hierover in nauw contact met de Kindertelefoon.
Als het nodig is kan De Kindertelefoon een kind via een driegesprek overdragen aan instanties zoals Veilig Thuis. Dit gebeurt alleen wanneer het kind het zelf wil, omdat kinderen bij De Kindertelefoon in de lead zijn. Het contact met De Kindertelefoon is in eerste instantie anoniem, maar na een eerste oriëntatie moet het kind bij Veilig Thuis uit de anonimiteit treden.
Wat kunt u doen om kinderen te ondersteunen die in een onveilige thuissituatie zitten? Is het mogelijk om met gemeenten en onderwijsinstellingen afspraken te maken zodat er contact blijft met deze kinderen? Is het mogelijk om kinderen extra te wijzen op het bestaan van telefoonhulpdiensten, bijvoorbeeld via een digitale campagne?
Het is heel belangrijk dat we kinderen en volwassenen ondersteunen die in een onveilige thuissituatie zitten. Daartoe nemen we diverse maatregelen:
Is er voldoende capaciteit bij crisisdiensten en de Kindertelefoon? Is het mogelijk om de capaciteit te verhogen door bijvoorbeeld het inzetten van hulpverleners die momenteel vanuit huis werken?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u in beeld of de coronacrisis ertoe heeft geleid dat meer instellingen in financiële problemen komen? Zo nee, bent u bereid om dit in kaart te brengen? Heeft u concrete afspraken gemaakt met gemeenten over het doorbetalen van zorgaanbieders? Gaat het hier om intentieverklaringen of bindende afspraken? Wat bedoelt u precies met «afspraken over het waarborgen van financiële zekerheid»? Houdt u in de gaten welke gemeenten zich aan deze afspraak hebben geconformeerd en welke nog niet? Hoe bent u van plan om de motie van het lid Klaver c.s. op dit punt uit te voeren?1
Om snel inzicht te krijgen in de gevolgen van de coronacrisis voor instellingen die cruciale jeugdhulp bieden heeft de Jeugdautoriteit tussen eind maart een eerste- en eind mei een tweede quickscan uitgevoerd onder jeugdzorgaanbieders. De meeste aanbieders lijken eind mei de gevolgen van de coronacrisis beter onder controle te hebben dan direct na de uitbraak in maart. Daarbij wel de disclaimer dat de meeste aanbieders eind maart nog niet op de hoogte waren van de financiële afspraken tussen het Rijk en gemeenten. Tegelijkertijd zijn er nu ook zorgen en knelpunten. De Jeugdautoriteit neemt contact op met instellingen waarbij de financiële risico’s relatief hoog zijn om te kijken of er enigerlei vorm van ondersteuning nodig is. Het is van belang dat de financiële onzekerheid bij (jeugd)zorgaanbieders wordt weggenomen door de financiering van (jeugd)zorgaanbieders onverminderd plaats te laten vinden zoals die contractueel overeengekomen was (dan wel op basis van een zo goed mogelijke inschatting daarvan). Daarom zijn, in lijn met de motie Klaver, concrete afspraken gemaakt tussen het Rijk en de VNG 3 waarin het Rijk, in afstemming met de VNG, een zeer dringend beroep doet op gemeenten om hun aanbieders van jeugdhulp, jeugdbescherming, jeugdreclassering en maatschappelijke ondersteuning financiële zekerheid en ruimte te bieden. De looptijd van de afspraken rondom continuïteit van financiering is verlengd tot 1 juli. (Jeugd)zorgaanbieders hebben dit nodig om in deze fase van de crisis en daarna continuïteit van zorg en ondersteuning te kunnen garanderen.
Om te controleren welke gemeenten zich aan de afspraak hebben geconformeerd gelden dezelfde afspraken als vóór het coronavirus. Voor Jeugd is afgesproken dat er accounthoudende regio’s zijn voor bovenregionale jeugdhulpaanbieders en Gecertificeerde Instellingen. Zij zijn periodiek in gesprek met deze instellingen over de totale stand van zaken, eventueel kan in deze coronaperiode nog extra de thermometer erin worden gestoken. Daarnaast blijft de subsidieregeling «continuïteit cruciale jeugdhulp» van de Jeugdautoriteit beschikbaar.
Zorginstellingen in de ggz kunnen behalve binnen het domein van de Jeugdwet ook actief zijn binnen de domeinen van de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Wet forensische zorg. De maatregelen die binnen die domeinen in overleg met zorgverzekeraars, zorgkantoren, gemeenten en de Dienst Justitiële Instelllingen (DJI) worden genomen om financiële duidelijkheid en zekerheid te kunnen bieden aan zorgaanbieders zijn ook voor ggz-instellingen van toepassing. De afspraken met zorgverzekeraars, zorgkantoren, gemeenten en DJI hebben een voorliggend karakter, hetgeen betekent dat zorgaanbieders die steun nodig hebben zich eerst tot hen moeten richten. Het kan zo zijn dat bij specifieke ggz-aanbieders na het verkrijgen van deze steun nog een omzetdaling resteert. Deze aanbieders kunnen bezien of zij met deze resterende omzetdaling in aanmerking komen voor een van de financiële regelingen van het Rijk, zoals de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW), de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers (TOZO) en de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS)4.
Bent u ervan op de hoogte dat ook in de jeugdzorg, GGZ-instellingen, jeugdbescherming en bij de maatschappelijke opvang een enorm tekort is aan beschermingsmaatregelen zoals mondkapjes, beschermbrillen en plastic handschoenen? Zo ja, wat kunt u doen om de medewerkers in deze sector te helpen? Bent u bereid om op website van de rijksoverheid ook jeugdzorg en (jeugd-)GGZ mee te nemen?
Door de coronacrisis is er schaarste ontstaan aan persoonlijke beschermingsmiddelen voor alle sectoren in de zorg en daarom werkt het kabinet met man en macht aan meer inkoop van beschermingsmiddelen uit het buitenland, productie in eigen land en meer mogelijkheden voor hergebruik. Het kabinet heeft begin april in overleg met zorgpartijen een nieuw verdeelmodel opgesteld voor een betere verdeling van beschermingsmiddelen. Deze verdeling is gebaseerd op de uitgangspunten voor gepast gebruik op basis van besmettingsrisico’s in bepaalde COVID-19-situaties. Daarbij kunnen professionals op basis van hun inzichten in specifieke situaties ook beredeneerd afwijken.
De jeugdzorg, jeugdbescherming, (jeugd-)GGZ en maatschappelijke opvang worden erkend als sectoren waar persoonlijke beschermingsmiddelen ingeval van zorg voor patiënten met (verdenking op) COVID-19 van belang zijn. Het RIVM heeft uitgangspunten voor de inzet van medewerkers en het gebruik van persoonlijk beschermingsmiddelen en testen specifiek voor deze sectoren gepubliceerd (zie ook bijgevoegd fact sheet).5 6
Instellingen die beschermingsmiddelen nodig hebben kunnen een aanvraag indien bij het Landelijk Consortium Hulpmiddelen(LCH). Het LCH geeft aan op dit moment voldoende voorraad te hebben om aan de huidige vraag van zorginstellingen te kunnen voldoen, waarbij de schaarste aan handschoenen momenteel wordt ingelopen.
Het bericht ‘Taxibedrijven kunnen fluiten naar 4.000 euro tegemoetkoming’ |
|
Cem Laçin |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Taxibedrijven kunnen fluiten naar 4.000 euro tegemoetkoming»?1
Ja.
Erkent u dat de taxisector hard wordt geraakt door het Coronavirus door een sterke afname van het leerlingenvervoer, ziekenvervoer, straattaxivervoer door het sluiten van onder andere de horeca en afname van het luchthavenvervoer?
Ja.
Waarom is er niet gekozen voor een algeheel verbod op taxivervoer met uitzonderingen voor vervoer van mensen/familieleden die in de vitale beroepen werken?
Het is juist in deze periode van essentieel belang dat passend vervoer voor iedereen beschikbaar blijft. Voor het in stand houden van vitale processen, maar ook voor medische zorg (denk aan huisartsenvervoer of het vervoer van dialysepatiënten naar en van ziekenhuizen) en het voorzien in eerste levensbehoeften. De gezondheid van zowel de chauffeur als de passagier staat voorop. In het algemeen geldt daarom dat – net als van het openbaar vervoer – terughoudend gebruik moet worden gemaakt van de taxi.
Bent u met gemeenten en andere opdrachtgevers van leerlingenvervoer en ziekenvervoer in gesprek om zo nodig af te dwingen dat niet gereden ritten in deze uitzonderlijke periode toch doorbetaald worden aan vervoerders? Zo ja, wat zijn de uitkomsten van deze gesprekken?
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het leerlingenvervoer ligt bij de gemeenten. Het kabinet heeft afspraken met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) gemaakt over het waarborgen van financiële zekerheid van zorgaanbieders in het sociaal domein. Het gaat om tijdelijke maatregelen voor onder meer het financieren van extra kosten, compensatie voor omzetderving, het op peil houden van de liquiditeit en het versoepelen van verantwoording. VNG heeft in het verlengde van deze afspraken en specifiek voor het doelgroepenvervoer (inclusief leerlingenvervoer) aangegeven om als lijn voor uitgevallen ritten 80% door te blijven financieren. Het budget dat gemeenten vanuit het Gemeentefonds ontvangen hiervoor, wijzigt immers niet.
Wat ziekenvervoer betreft geldt dat zorgverzekeraars in het kader van de Zorgverzekeringswet ziekenvervoer inkopen. Zorgverzekeraars zijn in onderlinge afstemming met alle relevante partners, inclusief het Ministerie van VWS, maatregelen aan het nemen om de financiële zekerheid aan deze en andere zorgaanbieders te borgen.
Komen ZZP’ers in de taxisector in aanmerking voor de 4.000 euro vergoeding nu er geen verbod op het taxivervoer is gekomen? Zo ja, waar kunnen zij zich melden? Zo niet, waarom niet en wat gaat u voor deze groep doen om ervoor te zorgen dat hun onderneming niet omvalt en zij zonder inkomen thuis komen te zitten?
Het kabinet heeft op 7 april jl. besloten om de Tegemoetkoming Ondernemers getroffen Sectoren COVID-19 zodanig uit te breiden dat ook taxi-ondernemers een eenmalige tegemoetkoming van 4.000 euro netto kunnen aanvragen. Vanaf 15 april a.s. kan de tegemoetkoming worden aangevraagd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Erkent u dat bij het personenvervoer het houden van 1,5 meter afstand in sommige gevallen onmogelijk is, bijvoorbeeld als het gaat om de straattaximarkt? Vindt u niet dat deze maatregel overal toegepast zou moeten worden? Waarom is er wel een verbod op rijlessen afgekondigd en niet op de straattaxivervoer, terwijl het vaak om dezelfde type auto’s gaat en het houden van 1,5 meter afstand onmogelijk is?
In samenspraak met de branche zijn twee protocollen opgesteld voor veilig en verantwoord taxivervoer. Daarin zijn onder meer richtlijnen gegeven voor het houden van afstand tussen de chauffeur en de passagier. Als in voertuigen de afstand van ten minste 1,5 meter niet mogelijk is, dient gezorgd te worden voor een fysieke afscheiding tussen de chauffeursstoel en de passagiersstoelen. Bovendien dient de passagier achterin het voertuig plaats te nemen. Omdat deze maatregelen voor rijlessen niet toe te passen zijn, is daarvoor een verbod wel geboden.
Bent u met verzekeraars, leasebedrijven, taxicentrale en Toegestande Taxi Organisaties (TTO’s) in gesprek om af te spreken dat taxiondernemers en vervoerders uitstel van betaling kunnen krijgen als het gaat om hun maandelijkse lasten die gekoppeld zijn aan het werk? Zo ja, kunt u toelichten wat de stand van zaken is? Zo niet, waarom niet en gaat u dit op korte termijn doen?
Er zijn verschillende maatregelen genomen om de maandelijkse lasten van taxi-ondernemers te beperken. Taxi-ondernemers hoeven geen kosten te maken voor naleving van de voertuigverplichtingen (Motorrijtuigenbelasting, WA-verzekering en APK-plicht) als zij voertuigen die nu stil staan bij de RDW schorsen. De RDW biedt een coulanceregeling aan waarin met terugwerkende kracht vanaf 6 maart jl. een nultarief wordt gehanteerd bij schorsing vanaf het zesde voertuig. De gemeente Amsterdam onderzoekt momenteel de mogelijkheid om uitstel van betaling te verlenen van leges voor verlenging van de taxivergunning en de TTO-vergunning.
Leasebedrijven hebben hun verantwoordelijkheid genomen door betaalverplichtingen op te schorten, of daarvoor de mogelijkheid te bieden. Verzekeraars hebben aangegeven onder bepaalde omstandigheden en voor een bepaalde periode bereid te zijn om betalingstermijnen te verlengen en mee te werken om daar waar mogelijk de dekking van geschorste voertuigen tijdelijk te beperken, waardoor een lagere premie betaald hoeft te worden. Ik blijf met de sector in gesprek om te bezien of en zo ja, welke nadere afspraken nodig zijn.
Heeft u in beeld hoeveel werknemers in de taxisector nu gedwongen thuiszitten met verlof of hun baan zijn kwijtgeraakt? Kunt u specificeren wat voor contract deze groep heeft met de werkgever (vast, flex, 0-uren et cetera)?
Deze gegevens zijn niet beschikbaar.
Gaat u in gesprek met vervoerders om hen toch aanspraak te laten maken op het aangekondigde Noodfonds Overbrugging Werkgelegenheid of het opstellen van maatregelen op maat voor deze sector? Zo ja, met welke partijen gebeurt dit en wanneer vinden deze gesprekken plaats? Benadrukt u in deze gesprekken dat ontslag voor werknemers met een flexcontract ongewenst is en bent u bereid als voorwaarde voor financiële steun te stellen dat werknemers met een flexcontract niet ontslagen mogen worden?
Bedrijven die ten minste 20% omzetverlies lijden, kunnen door het Noodfonds Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) maximaal 90% vergoed krijgen van hun loonkosten vanaf 1 maart. Ook vervoerders kunnen daar aanspraak op maken als ze aan de voorwaarden voldoen. De NOW is nadrukkelijk ook van toepassing op de loonkosten voor werknemers waarvoor de werkgever geen doorbetalingsplicht heeft, zoals werknemers met een oproep- of nulurencontract. Voor deze werknemers geldt dat werkgevers ook subsidie kunnen krijgen om hun salaris door te betalen. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft ook opgeroepen om deze werknemers in dienst te houden. De regeling zal de komende tijd nauwlettend gemonitord worden, met daarbij bijzondere aandacht voor of deze regeling in voldoende mate tegemoetkomt aan het beoogde doel.
Welke maatregelen zijn getroffen om chauffeurs en andere werknemers in het doelgroepenvervoer te beschermen tegen het Coronavirus? Bent u het eens dat iedereen die nu doorwerkt om leerlingen en zieken te vervoeren alle beschermingsmiddelen moeten krijgen om hun werk veilig uit te kunnen vervoeren?
De veiligheid van zowel de chauffeur als de klant staat voorop. Zoals ook in het antwoord op vraag 6 is aangegeven, zijn in samenspraak met de branche twee protocollen opgesteld. Het eerste protocol kan gebruikt worden voor regulier taxi- en zorgvervoer. Het tweede protocol geeft zeer specifieke richtlijnen voor het vervoer van personen met (klachten passend bij) COVID-19. Met naleving van deze richtlijnen kunnen taxichauffeurs hun belangrijke werk op een veilige en verantwoorde wijze blijven doen. Momenteel maken de Nederlandse Vereniging Ziekenhuizen, branchevereniging Koninklijk Nederlands Vervoer en andere relevante partijen afspraken over de beschermingsmiddelen die nodig zijn om conform het protocol personen te vervoeren met (klachten passend bij) COVID-19.
Kunt u deze vragen één voor één en uiterlijk 7 april 2020 beantwoorden, zodat de antwoorden betrokken kunnen worden bij het Schriftelijk Overleg Openbaar Vervoer en Taxi op 8 april 2020?
Vanwege de voor de beantwoording van de vragen benodigde afstemming tussen de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Economische Zaken en Klimaat, van Financiën en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en sectorpartijen is het niet gelukt om de beantwoording op 7 april te hebben beantwoord.
De gevolgen van het coronavirus op bewoners en medewerkers van verpleeghuizen |
|
Lilian Marijnissen , Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een groeiend aantal ouderen binnen verpleeghuizen besmet raakt met het coronavirus?1
Klopt het dat niet alle ouderen in verpleeghuizen met corona-achtige klachten getest worden op besmetting met het virus? Wat betekent dit voor de sterftecijfers? Zijn die wel volledig als een deel van de ouderen die thuis of in het verpleeghuis overlijden aan het coronavirus niet wordt meegerekend?
Herkent u het feit dat een groeiende groep ouderen, zeker wanneer zij dementerend zijn, het steeds moeilijker krijgt in verpleeghuizen nu familie en bekenden hen niet meer kunnen opzoeken?
Hoe gaat u om met het ethische dilemma dat maanden van isolatie in verpleeghuizen vergaand ingrijpt in de kwaliteit van leven van ouderen?
Kunt u aangeven hoe lang de maatregel – om familie en bekenden toegang tot het verpleeghuis te onthouden – nog van kracht is? Geldt wat u betreft een maximum aan deze termijn, gezien het enorme effect dat deze maatregel heeft op de leefbaarheid in verpleeghuizen?
Wat zijn de gevolgen voor verpleeghuisbewoners wanneer de verwachting uitkomt dat het nieuwe coronavirus nog voor lange tijd onder ons zal blijven? Wat betekent dit voor mensen die tot de risicogroepen behoren, gaan voor hen beschermende maatregelen gelden tot het moment dat groepsbescherming daadwerkelijk een feit is?
Hoe staat u tegenover het voorstel om per bewoner in het verpleeghuis een mantelzorger aan te wijzen die wel toegang krijgt tot het verpleeghuis zodat bewoners een vertrouwd gezicht behouden en familieleden toegang houden tot de bewoners?
Hoe gaat u om met de extra druk die nu op de schouders van zorgverleners ligt nu hulp van mantelzorgers en vrijwilligers is weggevallen en er, als gevolg van het coronavirus, juist een verhoogde werkdruk is? Op welke wijze worden deze zorgverleners extra ondersteund?
Waarom wordt in zoveel verpleeghuizen nog met weinig of geen beschermingsmiddelen gewerkt terwijl overal de risico’s op besmetting van zowel zorgverleners als bewoners stijgt? Wat gaat u doen om deze medewerkers beter te beschermen?
Hoe werkt het testbeleid op dit moment wanneer enkele bewoners of medewerkers besmet blijken te zijn met het coronavirus? Worden andere medewerkers of bewoners sneller getest om verdere verspreiding vroegtijdig te kunnen stoppen?
In hoeverre wordt binnen verpleeghuizen, meer nog dan daarvoor, gewerkt in vaste teams zodat wisselend contact tussen teams en tussen bewoners en medewerkers voorkomen wordt?
Gelden er landelijke afspraken voor bezoekregelingen aan terminale bewoners in het verpleeghuis of kan dit per locatie verschillen? Kunt u toelichten waarom deze keuze is gemaakt?
Bent u bereid deze vragen voorafgaand aan het plenaire debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus van 1 april 2020 te beantwoorden?