De brandbrief van fysiotherapeuten over een effectief noodplan voor fysiotherapiepraktijken dat per direct voorziet in financiële ondersteuning |
|
Maarten Hijink , Henk van Gerven |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de brandbrief van fysiotherapeuten?1
Wat is uw reactie op het persbericht mondzorg in gevaar van de Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT), de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Tandheelkunde (KNMT), de Organisaie van Nederlandse Tandprothetici (ONT) en de Nederlandse Vereniging van Mondhygienisten (NVM-mondhygiënisten)?2
Wat is uw reactie op het feit dat voor veel zorgverleners faillissement dreigt als er niet snel (duidelijkheid over) een compensatieregeling komt?
Wat is de stand van zaken van compensatieregelingen voor beroepsgroepen die niet onder de bestaande regeling vallen, zoals fysiotherapeuten maar ook logopedisten, mondhygiënisten, tandartsen thuiszorgmedewerkers, jeugdzorgmedewerkers, wijkverpleegkundigen?
Waarom kunnen deze zorgverleners geen aanspraak maken op de bestaande steunmaatregelen en wordt dit overgelaten aan zorgverzekeraars?
Wat maakt dat het zo lang duurt voordat deze zorgverleners duidelijkheid krijgen?
Begrijpt u dat onder veel van deze zorgverleners een gebrek van vertrouwen in zorgverzekeraars bestaat omdat voor bijvoorbeeld fysiotherapeuten geldt dat voor hen al jarenlang geen kostendekkende tarieven bestaan? Hoe kunnen zij er nu op vertrouwen dat zorgverzekeraars deze kwestie adequaat afhandelen?
Deelt u de mening dat geen een zorginstelling of individuele hulpverlener failliet mag gaan als gevolg van de coronacrisis? Hoe gaat u dit regelen?
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het plenaire debat van 8 april 2020 over de ontwikkelingen rondom het Coronavirus?
De inzet van vangkooien door zwijnenjagers |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Vangkooi maakt jacht op wilde zwijnen makkelijker»?1
Ja.
Is de inzet van vangkooien tijdens de jacht op wettelijk beschermde en niet-bejaagbare dieren toegestaan?
Het wild zwijn is geen wild in de zin van artikel 3.20 van de Wet natuurbescherming. In dat artikel zijn enkele soorten benoemd waarop de jachthouder in zijn jachtveld in een bepaalde periode en onder voorwaarden de jacht mag uitoefenen. Dat geldt niet voor het wild zwijn en dat betekent dat reguliere jacht op het wild zwijn niet is toegestaan. Wel kunnen de provincies de inzet van vangkooien toestaan ten behoeve van schadebestrijding en populatiebeheer door middel van een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming.
Is er onderzoek gedaan naar de welzijnsaspecten voor wilde zwijnen wanneer dit middel wordt ingezet? Zo ja, kunt u inzage verschaffen in de resultaten van dat onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Er is onderzoek gedaan naar de ethische aspecten van de toegestane middelen voor het beheer van wilde zwijnen. («Ethische aspecten bij het beheer van wilde zwijnen» van Groot-Bruinderink/Lammersma, 2002. Voor de resultaten, zie de volgende weblink: https://library.wur.nl/WebQuery/wurpubs/fulltext/27738).
Kunt u aangeven hoe groot de risico's zijn dat ook andere dieren dan wilde zwijnen in de vangkooien gevangen worden? Zo nee, waarom niet?
In de provincie Noord-Brabant worden vangkooien sinds 2014 ingezet bij schadebestrijding en populatiebeheer van wilde zwijnen. Als onderdeel van de door gedeputeerde staten verleende ontheffing is aldaar een procedure van toepassing die mede is gericht om bijvangsten te minimaliseren. Gedurende de afgelopen zes jaar hebben er dankzij deze procedure geen bijvangsten plaatsgevonden. Op basis hiervan mag gesteld worden dat de risico’s op bijvangsten zeer klein zijn.
Is er een certificeringssysteem waarmee kan worden vastgesteld of vangkooien voldoen op het gebied van veiligheid en dierenwelzijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u daar inzage in geven?
Er bestaat geen certificeringssysteem voor vangkooien. De vereisten van dierenwelzijn, voortvloeiend uit de Wet dieren, zijn van toepassing op vangkooien.
Kunt u aangeven wat er gebeurt met zwijnen die in de vangkooien gevangen worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u gedetailleerd aangeven of de zwijnen in de vangkooi gedood worden, door wie en op welke wijze?
De wilde zwijnen worden, nadat zij in de vangkooi zijn gevangen, zo snel mogelijk gedood met inachtneming van de voorschriften die aan de door gedeputeerde staten verleende ontheffing zijn verbonden.
Indien gevangen zwijnen op korte afstand worden doodgeschoten door jagers of anderen, kunt u dan aangeven welke gevolgen die gebeurtenis heeft voor de nog levende zwijnen die zich tegelijkertijd in de vangkooi bevinden? Is daar onderzoek naar gedaan en kunt u dat delen?
De wilde zwijnen in de vangkooi worden door middel van afschot met het geweer gedood. Er is mij geen onderzoek bekend naar de gevolgen van afschot op andere wilde zwijnen in de vangkooi. Op basis van ervaring gedurende zes jaar opgedaan bij de inzet van vangkooien in Noord-Brabant, kan gesteld worden dat in een kooi gevangen wilde zwijnen weinig stress ervaren.
Zijn er videobeelden van de wijze waarop de zwijnen worden gevangen en gedood? Zo nee, waarop is de toestemming voor het gebruik van vangkooien gebaseerd? Zo ja, kunt u die delen?
Bij de uitvoering van het gebruik van de vangkooi moet op basis van de door gedeputeerde staten van Noord-Brabant verleende ontheffing een op scherp gestelde vangkooi worden gemonitord met tenminste 1 wildcamera met bewegingscensor en nachtzichtfunctie die de beelden direct doorstuurt naar de verantwoordelijke uitvoerder van de vangkooi. Deze beelden worden gebruikt om op zo zorgvuldige wijze uitvoering te geven aan het gebruik van de vangkooi. Het betreft privébeelden, die op grond van de Algemene Wet Gegevensbescherming niet met derden (behoudens zij die daartoe gerechtigd zijn) gedeeld mogen worden.
Wijkt de Nederlandse werkwijze van afschot in vangkooien substantieel af van de beelden waarop te zien is hoe zulk afschot in de Verenigde Staten plaatsvindt? Zo nee, hoe zeker bent u ervan dat de Nederlandse methode afwijkt van de Amerikaanse en kunt u bewijsmateriaal daarvan met ons delen? Zo nee, heeft u zelf kennisgenomen van die werkwijze en op welke wijze was dat?2
De beelden op het videofilmpje van de situatie in de Verenigde Staten zijn op geen enkele wijze representatief voor de manier waarop in Nederland wilde zwijnen in kooien worden gevangen en gedood. Zie verder antwoord op vraag 8.
Deelt u de mening dat het afschieten van weerloze dieren in een vangkooi in aanwezigheid van soortgenoten een onnodig wrede wijze van doden is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke alternatieven zijn er onderzocht om elke vorm van onnodig dierenleed te voorkomen?
Ik ben van oordeel dat de wijze waarop in Nederland de wilde zwijnen in kooien worden gevangen en gedood, op een verantwoorde en volgens de wet toegestane manier plaatsvindt en dat er derhalve geen sprake is van onnodig dierenleed.
Kunt u alle correspondentie delen (inclusief beeld- en onderzoeksmateriaal) tussen uw ministerie en de betreffende provincies van de afgelopen drie jaar die betrekking hebben op de inzet van vangkooien om zwijnen te vangen, inclusief daarnaar verricht onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Het verlenen van ontheffingen voor de inzet van vangkooien is een wettelijke bevoegdheid van de provincies. Er is geen correspondentie noch beeldmateriaal van de provincies op het ministerie aanwezig dat provincies gebruiken bij het beoordelen en beslissen op verzoeken om inzet van vangkooien.
Kunt u aangeven of gedurende de coronamaatregelen de inzet van vangkooien en het met een jachtgeweer doden van wilde zwijnen wordt stilgelegd? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik onlangs op vragen vanuit uw Kamer heb geantwoord, kunnen schadebestrijding en populatiebeheer gedurende de coronamaatregelen doorgang vinden3. Ten aanzien van wilde zwijnen in het bijzonder acht ik het noodzakelijk dat de met provincies afgesproken aanpak ter preventie van de Afrikaanse varkenspest niet worden ingeperkt.
Kent u het genetisch onderzoek van Alterra en Wageningen University and Research, waaruit blijkt dat er bij verschillende populaties wilde zwijnen sprake is van illegale herintroducties (het uitzetten van wilde zwijnen) of van ontsnappingen van wilde zwijnen uit particuliere jachtvelden?3
Dat onderzoek is mij bekend. Voor de volledigheid merk ik hierbij op dat uit genoemde genetische onderzoek niet blijkt dat er bij verschillende populaties wilde zwijnen sprake is van illegale herintroducties of ontsnappingen van wilde zwijnen uit particuliere jachtvelden. Wel is in dit onderzoek aangegeven dat in enkele gevallen sprake kan zijn geweest van een (gedeeltelijk) onnatuurlijke oorsprong door illegale herintroducties of ontsnappingen.
Deelt u de mening dat het illegaal uitzetten van grote hoefdieren in Nederland krachtig bestreden dient te worden?
Deze mening deel ik.
Kunt u aangeven hoe vaak in de afgelopen tien jaar proces-verbaal is opgemaakt tegen het illegaal uitzetten van grote hoefdieren?
Er zijn mij geen situaties bekend waar de afgelopen tien jaar proces-verbaal is opgemaakt tegen het illegaal uitzetten van grote hoefdieren.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voordat de vangkooien zoals hier genoemd in gebruik zullen worden genomen? Zo nee, waarom niet?
De inzet van vangkooien voor wilde zwijnen kan alleen met ontheffing van gedeputeerde staten. Het is niet aan mij om te treden in deze bevoegdheden van de provincies.
Het niet naleven van coronavoorschriften |
|
Jasper van Dijk |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht: «Controleren migrantenvervoer geen prioriteit politie vanwege voedselvoorziening»?1
De RIVM-richtlijnen moeten altijd worden opgevolgd, ook in het gezamenlijke vervoer van arbeidsmigranten. Het beeld dat arbeidsmigranten alsnog dicht op elkaar in busjes worden vervoerd zonder voorzorgsmaatregelen, vind ik erg zorgelijk.
Deelt u de mening dat het levensgevaarlijk is om coronavoorschriften te negeren? Wat onderneemt u tegen situaties waar de 1,5 meter afstand (stelselmatig) wordt genegeerd?
De richtlijnen van het RIVM en de regels in de noodverordeningen van de voorzitters van de veiligheidsregio’s moeten te allen tijde worden opgevolgd, om het risico op besmetting met het coronavirus zo klein mogelijk te maken. De Minister van VWS heeft op grond van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid, met inachtneming van artikel 39 van de Wet veiligheidsregio's, de voorzitters van de veiligheidsregio’s diverse aanwijzingen gegeven om hun bevoegdheden op het terrein van openbare orde en veiligheid in te zetten om de verdere verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. De 25 voorzitters van de veiligheidsregio’s hebben daartoe vervolgens voor hun eigen regio algemeen verbindende voorschriften gegeven (een noodverordening als bedoeld in artikel 176 van de Gemeentewet).
Deelt u de mening dat alle werknemers en dus ook arbeidsmigranten in staat moeten worden gesteld om op een veilige manier op hun werk te komen?
Ja, die mening deel ik. De situatie rond het coronavirus vereist een adequate en verantwoordelijke houding van ons allemaal. Dit geldt des te meer wanneer je als werkgever zorg draagt voor een gezonde en veilige werkplek voor je werknemers.
Hoe oordeelt u over het feit dat politie en gemeente geen prioriteit geven aan de controle op «volle busjes met arbeidsmigranten»? Is deze opstelling volgens u toelaatbaar?
Het is in ieders belang dat alle werkenden, waaronder ook arbeidsmigranten, op een veilige en gezonde manier kunnen werken. Dit betekent ook dat het gezamenlijke vervoer naar de werkplek toe volgens de richtlijnen van het RIVM is ingericht en er gepaste afstand kan worden gehouden. Werkgevers, uitzendbureaus, veiligheidsregio’s en gemeenten zijn allemaal op zoek naar de juiste oplossingen, waardoor het werk in vitale sectoren waar veel arbeidsmigranten werken, op een gezonde en veilige manier doorgang kan vinden. We zijn in gesprek met sociale partners, gemeenten, provincies en andere betrokken partijen, om te kijken naar de praktische oplossingen die kunnen worden geboden om het gezamenlijk vervoer zo in te richten dat de kans op besmetting met het coronavirus zo klein mogelijk is.
Deelt u de mening dat economische belangen niet mogen prevaleren boven veiligheidsvoorschriften? Zo ja, wat onderneemt u tegen het beleid van de gemeente Westland, waar de werk- en woonomstandigheden alsmede de veiligheid van arbeidsmigranten niet voor het eerst worden veronachtzaamd?2
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om een veilige vervoerswijze te organiseren, bijvoorbeeld door middel van het plaatsen van tussenschotten?3
Als de werkgever gezamenlijk vervoer aanbiedt, is het aan de werkgever om dit vervoer zo te organiseren dat het zo min mogelijk besmettingsrisico’s met zich meebrengt en de richtlijnen van het RIVM worden gevolgd. In de praktijk betekent dit dat de 1,5 meter afstand ook voor het vervoer geldt.
De coronacrisis |
|
Niels van den Berge (GL), Kathalijne Buitenweg (GL), Jesse Klaver (GL), Bram van Ojik (GL), Tom van der Lee (GL), Nevin Özütok (GL), Corinne Ellemeet (GL), Lisa Westerveld (GL) |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het dreigende langdurige medicijntekort, zoals onder meer de televisie-uitzending van Zembla 2 april 2020 aan de kaak stelt? Welke maatregelen treft u op de korte termijn om de geneesmiddelenvoorraden aan te sterken en welke maatregelen overweegt u op de middellange termijn om minder afhankelijk te worden van de productie uit China en India?1
De afgelopen jaren zijn we afhankelijker geworden van landen als India en China voor wat betreft de productie van geneesmiddelen. Wereldwijd is de vraag naar geneesmiddelen toegenomen terwijl er minder productielocaties zijn overgebleven. Daardoor zijn de geneesmiddelentekorten toegenomen. Door de coronacrisis is dit versterkt, fabrieken in China hebben stilgelegen en India had exportrestricties afgekondigd voor bepaalde (grondstoffen) voor geneesmiddelen. Inmiddels zijn de restricties grotendeels opgeheven.
Om de geneesmiddelenvoorraden op korte termijn op peil te houden zijn er nationale maatregelen genomen. Ook in Europees verband worden door de Europese Commissie en de lidstaten gezamenlijke acties ondernomen. Voor de inhoud van de verschillende maatregelen verwijs ik u naar de recente Kamerbrieven2 over corona waarin dit duidelijk is beschreven.
Eind vorig jaar is besloten om een verplichte ijzeren voorraad aan te leggen van vijf maanden in Nederland om daarmee de kortdurende leveringsproblemen te verlichten. Het aanleggen van een ijzeren voorraad heeft tijd nodig, naar schatting (1,5 tot 2 jaar). Door de coronacrisis zal dit echter veel meer tijd vergen. In overleg met partijen moet verder gekeken worden naar de mogelijkheden voor het aanleggen van de ijzeren voorraad mede in relatie tot de gevolgen van de coronacrisis.
Voor de middellange termijn geldt dat de Europese Commissie bezig is met een analyse ten aanzien van geneesmiddelentekorten en er zal een plan gemaakt worden om te bewerkstelligen dat de Europese Unie minder afhankelijk wordt van derde landen voor de leveringszekerheid van geneesmiddelen. Daarbij wordt gedacht om de productie van geneesmiddelen meer terug naar Europa (of Nederland) te halen. De Europese Commissie is zich terdege bewust van de urgentie van deze problematiek, mede door de coronacrisis en neemt dit ter hand.
Heeft u afgelopen dagen contact opgenomen met (afgezanten) van de Amerikaanse regering om de Nederlandse bestelling van beademingsapparaten veilig te stellen? Zo ja, welke boodschap heeft u de Amerikanen meegegeven? Zo nee, bent u voornemens dit alsnog te doen? Deelt u de zorgen dat de Amerikanen onder het mom van de Defence Production Act de Nederlandse bestellingen van beademingsapparaten alsnog kunnen confisqueren?
De Nederlandse overheid heeft via verschillende kanalen doorlopend contact met andere overheden, waaronder de Amerikaanse, over COVID-19 en het openhouden van de supply chain voor medische producten. Het kabinet is van mening dat het essentieel is dat de supply chain voor medische producten zoveel mogelijk open blijft. Dit dragen wij ook uit in onze internationale contacten.
Het Ministerie van VWS heeft bij verschillende producenten orders geplaatst voor het leveren van beademingsapparatuur en andere medische goederen. Deze producenten benadrukken dat hun vermogen om te produceren afhankelijk is van de toelevering van onderdelen uit de hele wereld. De maatregelen die de Amerikaanse overheid tot op dit moment onder de Defense Production Act (DPA) heeft genomen zijn positief voor de productie van beademingsapparatuur, omdat deze toeleveranciers de prioriteiten opleggen om de productie open te houden.
Hoeveel extra beademingsapparaten zijn noodzakelijk om de intensive care-capaciteit uit te breiden naar 2.400 bedden?
Elk bed op de intensive care (IC) is voorzien van een beademingsapparaat. Bij de uitbreiding naar 2400 IC-bedden zijn beademingsapparaten ingezet uit de ziekenhuizen zelf, vanuit partijen buiten de ziekenhuizen (zoals Defensie en de zelfstandige klinieken) en vanuit de aanschaf van nieuwe beademingsapparaten door het Ministerie van VWS. Zie verder de brief aan de Tweede Kamer van 31 maart jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, Kamerstukken 25 292, nr. 200).
Heeft u er kennis van genomen dat Medtronic, een bedrijf in medische technologie, het ontwerp en software van de eigen beademingsapparatuur vrij beschikbaar maakt? Bent u bereid deze kennis onder de aandacht te brengen van Nederlandse bedrijven die op korte termijn mogelijk in staat zijn beademingsapparatuur te produceren?2
Ja, ik heb er kennis van genomen dat Medtronic het ontwerp en software van een specifiek model beademingsapparaat beschikbaar heeft gesteld. Deze informatie is reeds gedeeld met Nederlandse bedrijven die op korte termijn mogelijk in staat zijn beademingsapparatuur te produceren. De FME, de ondernemersorganisatie voor de technologische industrie, heeft dit bericht onder haar leden gedeeld. Zie verder de brief aan de Tweede Kamer van 7 april jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, Kamerstukken 25 292, nr. 219).
Kunt u aangeven welke juridische mogelijkheden er zijn om, mocht blijken dat het toch verstandig zou zijn, religieuze bijeenkomsten van minder dan dertig personen te verbieden? Kunt u hierbij ook specifiek ingaan op de vraag wat de Minister-President tijdens het plenaire debat van 1 april 2020 precies bedoelde met de toezegging: «dan zal Grapperhaus niet aarzelen om via deskundigen voor te stellen om extra maatregelen te nemen»? Welke extra maatregelen zouden dit kunnen betreffen?
Het kabinet stelt voorop dat er thans geen aanleiding is voor een verbod op religieuze bijeenkomsten van minder dan dertig personen. Het gros van de geloofsgemeenschappen draagt op grote schaal bij aan de bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19. Het overgrote deel van de zondagsdiensten en het vrijdagmiddaggebed is geannuleerd of zodanig aangepast dat die online kan worden gevolgd. Waar toch de randen van de regels worden opgezocht (dit is in een enkel geval gebeurd), worden kerken direct door hun kerkelijke vertegenwoordiger aangesproken. Sindsdien worden ook door die kerken de diensten in de kleinst mogelijke eenheid gehouden. Dit blijkt uit de contacten die de Minister van Justitie en Veiligheid hierover onderhoudt met koepelorganisaties van de verschillende kerkgenootschappen.
Er is een juridische mogelijkheid om religieuze bijeenkomsten buiten gebouwen, op openbare plaatsen, te verbieden ter bescherming van de gezondheid en dus ook in de huidige COVID-19-crisis. Deze bevoegdheid is neergelegd in de artikelen 5 t/m 7 van de Wet openbare manifestaties, waarbij zo nodig aanvullend gebruik kan worden gemaakt van artikel 175 en 176 Gemeentewet (noodbevel en noodverordening). Voor niet-openbare plaatsen, waaronder kerken, moskeeën en synagogen, geldt dat een verbod op religieuze bijeenkomsten niet mogelijk is. De bestaande wetgeving biedt geen grondslag om in het belang van de volksgezondheid godsdienstige bijeenkomsten in niet-openbare plaatsen te verbieden. Momenteel ziet het kabinet, mede gelet op het bovenstaande, ook geen noodzaak om de totstandkoming van een wet te bevorderen die daarin wel zou voorzien.
De extra maatregelen kunnen zien op het direct aanspreken van kerkelijke vertegenwoordigers of koepelorganisaties kerkgenootschappen als zij de bovengrenzen opzoeken en het ontmoedigen van fysieke bijeenkomsten. Daarnaast kunnen – waar nodig – nadere gesprekken plaatsvinden met vertegenwoordigers van verschillende kerkgenootschappen. De Minister van Justitie en Veiligheid zal het, indien nodig, niet nalaten om ook zelf in contact te treden met kerkgenootschappen die de maatregelen op het gebied van aantal, afstand, hygiëne en gezondheid niet in acht nemen.
Wat is uw appreciatie van de noodwet en pakket van maatregelen dat de Hongaarse regering op maandag 30 maart 2020 heeft doorgevoerd in het kader van de coronacrisis? Gaan deze maatregelen wat u betreft in tegen artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (EU)? Heeft u de Hongaarse regering hierop aangesproken en wat bent u, eventueel in EU-verband, van plan te ondernemen?
Op 11 maart jl. heeft de Hongaarse regering de staat van gevaar uitgeroepen die alleen door de regering kan worden opgeheven. Vervolgens heeft het Hongaarse parlement op 30 maart jl. een autorisatiewet aangenomen waarmee het de tijdsbeperking van uitgevaardigde decreten opheft. De uitgevaardigde decreten hadden voordat de autorisatiewet werd aangenomen een geldigheid van 15 dagen. Het Hongaarse parlement kan in principe met een gewone meerderheid de geldigheidsduur van een decreet beperken. Daarnaast kan het Hongaarse parlement bij twee derde meerderheid, indien het erin slaagt bijeen te komen, de autorisatiewetgeving herroepen, waarmee de specifieke volmachten die de Hongaarse regering momenteel bezit tevens tot een einde komen. De regeringspartij heeft sinds 2010 een constitutionele meerderheid in het parlement. De wetgeving bevat tevens bepalingen die de verspreiding van fake news aan banden moeten leggen.
De Hongaarse autorisatiewetgeving roept vanuit het oogpunt van de beginselen van rechtsstaat, democratie, grondrechten en persvrijheid vragen op. Buitengewone maatregelen in het kader van de bestrijding van COVID-19 zijn geoorloofd en wenselijk vanuit het oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid, maar dienen wel te voldoen aan vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit en tijdelijkheid, en dienen tevens de waarden van de Unie zoals vastgelegd in artikel 2 VEU en internationale verdragsverplichtingen te respecteren.
Het kabinet heeft zich er in Europees verband samen met gelijkgezinde lidstaten voor ingespannen om een verklaring tot stand te brengen waarin lidstaten wordt opgeroepen om bij het nemen van uitzonderlijke noodmaatregelen de beginselen van rechtsstaat, democratie en grondrechten te respecteren. Deze verklaring is op 1 april jl. gepubliceerd. In de verklaring wordt verder het voornemen van de Europese Commissie om de (toepassing van) noodwetgeving in lidstaten te monitoren verwelkomd en de Raad Algemene Zaken opgeroepen dit onderwerp op een gepast moment nader te bespreken.
Tijdens de extra informele Raad Buitenlandse Zaken van 3 april jl. uitten verschillende lidstaten – waaronder Nederland – zorgen over de onlangs in Hongarije aangenomen wetgeving. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft na de Raad telefonisch contact gehad met zijn Hongaarse ambtsgenoot om de Nederlandse zorgen te bespreken.
De Minister voor Rechtsbescherming heeft tijdens de informele JBZ-Raad van 6 april jl. eveneens het Nederlandse standpunt onderstreept en ook gewezen op de bijzondere verantwoordelijkheid die JBZ-ministers hebben. Ook heeft de Minister voor Rechtsbescherming aangegeven dat de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid niet beperkt mogen worden.
Op de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 22 april is het onderwerp ook aan de orde gekomen. Een grote meerderheid van de lidstaten, waaronder Nederland, benadrukte het belang van het respecteren van de beginselen van de rechtsstaat en sprak steun uit voor de monitoring door de Commissie. Nederland riep de Commissie daarbij op indien noodzakelijk nadere actie te ondernemen.
Het kabinet verwelkomt verder het rapport van het EU-Grondrechtenagentschap van 8 april jl. over COVID-19 en de implicaties voor grondrechten, en de handreiking van de Raad van Europa die op 7 april jl. met alle 47 lidstaten is gedeeld. Het kabinet hoopt dat de internationale druk Hongarije zal doen bewegen de autorisatiewetgeving te heroverwegen.
Hoe gaat de 5,6 miljard euro die Hongarije vanwege de coronacrisis krijgt toebedeeld, verdeeld worden? Bent u bereid te onderzoeken hoe dit geld rechtstreeks bij de bevolking, het midden- en kleinbedrijf en andere instellingen terecht kan komen zonder tussenkomst van de Hongaarse regering?
De 5,6 miljard euro die Hongarije krijgt toebedeeld, zijn bestaande middelen onder het Cohesiebeleid. Elke lidstaat heeft met het Corona Response Investment Initiative (CRII) de ruimte om, in samenspraak met zijn regio’s, te bepalen of en hoe er binnen de bestaande en al toegekende middelen, coronamaatregelen worden genomen. Met dit initiatief worden lidstaten en regio’s in staat gesteld op korte termijn liquiditeit binnen de ESI-fondsen te mobiliseren voor Coronamaatregelen die zij het meest nodig achten. Als een lidstaat gebruik wil maken van bepaalde flexibiliseringsmaatregelen die onder het CRII mogelijk zijn, zoals 100% EU-financiering of het overhevelen van middelen van de ene naar de andere regio, dan moet daarvoor een aanvraag worden gedaan bij de Europese Commissie. Het is aan de Commissie om de implementatie van het Cohesiebeleid, waaronder het CRII, te monitoren en controleren op rechtmatige en doelmatige besteding, in samenwerking met de Europese Rekenkamer en, in het geval van fraude, het Europees bureau voor fraudebestrijding OLAF. Het is nog onduidelijk in hoeverre Hongarije gebruik zal maken van het CRII aangezien Hongarije, net als vele andere lidstaten, het overgrote deel van haar middelen onder het Cohesiebeleid al gecommitteerd heeft. Dit komt omdat dit het laatste jaar is van het huidige Meerjarig Financieel Kader van de EU.
Bent u bereid de koppeling van de ontvangst van EU-subsidies en naleving van rechtsstaatbeginselen hoog te agenderen bij de onderhandelingen rondom het meerjarig financieel kader? Welke medestanders heeft u daarbij?
Het kabinet is uitgesproken voorstander van een koppeling tussen de ontvangst van EU-middelen en de naleving van rechtsstatelijkheidsbeginselen, ook wel bekend als de conditionaliteit t.a.v. rechtsstatelijkheid, gelet op de zorgen die bestaan over de rechtsstaat. Sterke conditionaliteiten zijn voor het kabinet onlosmakelijk verbonden met een moderne EU-begroting. Het kabinet zal zich in de MFK-onderhandelingen blijven inzetten om een zo sterk en effectief mogelijke conditionaliteit inzake rechtsstatelijkheid de eindstreep van de MFK-onderhandelingen te laten halen. Het kabinet vindt hierbij een grote groep lidstaten (breder dan alleen netto-betalende lidstaten), de Europese Commissie en het Europees parlement aan haar zijde.
Bent u bereid om, eventueel in gezamenlijkheid met andere EU-lidstaten en de Commissie, een rechtszaak jegens Hongarije op basis van Artikel 259 betreffende de Werking van de Europese Unie bij het Europees Hof aan te spannen? Zo nee, waarom niet?3
De Commissie, als onafhankelijk hoedster van de Verdragen, is bij uitstek toegerust om waar nodig handhavend op te treden door middel van het starten van inbreukzaken tegen lidstaten die rechtsstatelijke beginselen schenden. De uitspraken van het Hof van Justitie vervullen in dit verband een cruciale rol, zowel in inbreukzaken als prejudiciële verwijzingszaken. Om deze cruciale rol te ondersteunen, en omdat we als Nederland belang hechten aan de naleving van rechtsstatelijkheidsvereisten door de lidstaten, maakt Nederland samen met gelijkgezinde lidstaten reeds regelmatig gebruik van het instrument van deelname aan Hofzaken die een duidelijke link hebben met mogelijke schending van de rechtsstatelijkheidsvereisten. De statenklachtprocedure waartoe artikel 259 VWEU de mogelijkheid biedt, is naar de visie van het kabinet op dit moment niet de aangewezen wijze om rechtsstatelijkheid in andere lidstaten te bevorderen.
Inzet van individuele lidstaten op het instrument van de statenklachtprocedure tegen Hongarije heeft in de eerste plaats als risico dat het de centrale positie van de Commissie, als hoedster van de Verdragen, ondermijnt. In dat licht verwelkomt het kabinet de aankondiging van de Commissie de noodmaatregelen in alle lidstaten, en dus ook die in Hongarije, te monitoren. Als slechts één of enkele lidstaten artikel 259 VWEU inzetten, kan daar bovendien (ook richting het betrokken land) het onwenselijke signaal vanuit gaan dat er geen consensus bestaat over de rechtsstaatproblematiek. Het is voorts onwaarschijnlijk dat gelijkgezinde lidstaten hier samen met Nederland zouden willen optrekken: een belangrijke voorwaarde voor de Nederlandse inzet op rechtsstatelijkheid binnen de EU. Ook is het zeer de vraag of individuele lidstaten, in tegenstelling tot de Commissie, de capaciteit en instrumenten hebben om dergelijke juridisch complexe zaken te beginnen. Deze zouden immers onder meer zeer grondige kennis van de nationale wet- en regelgeving ter zake en gedegen beheersing van, in dit geval, de Hongaarse taal vergen.
Hoe wordt voorkomen dat, nu sommige veiligheidsregio’s alle toeristische overnachtingen hebben verboden, er extra druk ontstaat op bijvoorbeeld het Waddengebied omdat daar nog geen verbod geldt voor toeristische overnachtingen? Bent u bereid om dit potentiële risico met de veiligheidsregio’s te bespreken voor het paasweekend?
Over de mogelijkheden om drukte in verband met toerisme te beheersen, heeft de Minister van Justitie en Veiligheid op 6 april 2020 uitgebreid gesproken met de voorzitters van de veiligheidsregio’s. Grensverkeer wordt ontmoedigd als het om niet noodzakelijk verkeer gaat en hiervoor wordt waar nodig de KMar ingezet. Indien op bepaalde gebieden/locaties situaties ontstaan of dreigen te ontstaan waarbij de afstand van 1,5 meter niet in acht genomen wordt, kan de voorzitter van de Veiligheidsregio overgaan tot sluiting van dergelijke gebieden/locaties en/of wegen. Dit geldt ook met betrekking tot het Waddengebied. Het is aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s Fryslân en Noord-Holland Noord om hierover met betrekking tot het Waddengebied – in overleg met de betrokken burgemeesters – afgewogen besluiten te nemen.
Deelt u de zorg dat verschillende gebieden economisch extra hard worden getroffen omdat zij voor een groot deel afhankelijk zijn van het toerisme, zoals de Waddeneilanden? Voor welke regelingen komen zij in aanmerking? Bent u bereid om in overleg te treden met de deze regio’s, zoals de Waddeneilanden, om te bezien hoe zij eventueel extra ondersteund kunnen worden?
Het kabinet heeft een groot steunpakket uitgerold de afgelopen weken. Ook de medeoverheden maken extra kosten en lopen inkomsten mis, zowel op korte als op lange termijn. Het is reëel dat ook de medeoverheden duidelijkheid verkrijgen over wat ze mogen verwachten aan tegemoetkoming ten aanzien van al hun inspanningen. Het is daarom van belang de omvang van deze financiële gevolgen in kaart te brengen en te werken aan oplossingsrichtingen. Het Rijk en de medeoverheden hebben daarom besloten tot de oprichting van een interbestuurlijke regiegroep, waarin naast het Rijk ook de VNG, het IPO en de UvW zitten. De interbestuurlijke regiegroep zal toezien op het in kaart brengen en de tegemoetkoming in de problematiek als gevolg van corona en de besluitvorming hierover.
Bent u ervan op de hoogte dat opting-in verplicht is voor zelfstandige sekswerkers in de besloten prostitutie en dat veel sekswerkers daardoor op dit moment geen aanspraak kunnen maken op de steunmaatregelen voor zzp’ers? Bent u bereid om de financiële noodmaatregelen ook open te stellen voor sekswerkers, die via een opt-in constructie werkzaam zijn?
In artikel 5a van het Besluit aanwijzing gevallen die als dienstbetrekking worden beschouwd (Stb. 655) is geregeld dat als een dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de persoon die als sekswerker persoonlijk arbeid verricht, tenzij wordt voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen regels. In beginsel is dus sprake van een zogenoemde fictieve dienstbetrekking. Als een sekswerker werkzaam is op basis van een fictieve dienstbetrekking dan wordt er premie betaald door de werkverschaffer en is de sekswerker (verplicht) verzekerd voor de werknemersverzekeringen. In dat geval komt de werkgever in aanmerking voor de NOW indien aan de overige voorwaarden voor deze regeling wordt voldaan. Een eventuele uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandigen (Tozo) is dan niet aan de orde.
In artikel 5a van de ministeriële regeling «Aanwijzing als werkgever en uitzondering verzekeringsplicht werknemersverzekeringen» is echter bepaald dat de arbeidsverhouding van degene die als sekswerker persoonlijk arbeid verricht niet als fictieve dienstbetrekking voor de werknemersverzekeringen wordt beschouwd indien aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.2 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011, wordt voldaan. Indien de sekswerker werkzaam is conform deze voorwaarden en ook de exploitant van de inrichting waar de sekswerker werkzaam is deze voorwaarden in acht neemt, dan is er dus geen sprake van een dienstbetrekking voor de werknemersverzekeringen en is de sekswerker niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Wel is dan sprake van heffing van loonbelasting.
Of een sekswerker een beroep kan doen op de Tozo is afhankelijk van de vraag of wordt voldaan aan de voorwaarden van die regeling. Op grond van de Tozo kan een uitkering worden verleend aan de zelfstandige die op 17 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister indien zijn of haar bedrijf financieel is geraakt als gevolg van de coronacrisis. De Tozo is een generieke regeling voor alle zelfstandige ondernemers in Nederland. Er wordt niet gedifferentieerd naar specifieke sectoren of beroepsgroepen. Voor de vaststelling of voldaan wordt aan het begrip «zelfstandige» in de zin van de Tozo is doorslaggevend of voldaan wordt aan de volgende eisen:
Afhankelijk van de concrete feiten en omstandigheden moet worden bezien of sekswerkers aan deze voorwaarden voldoen. Wanneer een onderneming wordt geëxploiteerd dient er sprake te zijn van inschrijving in het handelsregister. Als hier geen sprake van is wordt niet voldaan aan voorwaarde a). Voorwaarde b) betekent dat een bedrijf een reëel karakter moet hebben met een substantieel tijdsbeslag. Voorwaarde c) betekent dat de ondernemer samen met degene met wie hij het bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent de volledige zeggenschap in dat bedrijf moet hebben en de financiële risico’s daarvan draagt.
Kunnen sekswerkers uit het buitenland aanspraak maken op de financiële noodmaatregelen zonder dat dit gevolgen heeft voor hun verblijfsstatus? Zo nee, bent u bereid dit mogelijk te maken?
In Nederland rechtmatig verblijvende personen kunnen als zij aan de criteria van de regeling voldoen, aanspraak maken op de Tozo-regeling, WW of algemene bijstand.
Van personen met een verblijfsvergunning die aanspraak maken op de Tozo-regeling hoeft door de gemeente geen melding te worden gemaakt bij de IND.
Het aanvragen van algemene bijstand kan gevolgen hebben voor de verblijfstatus, zowel voor mensen met een verblijfsvergunning als voor EU-burgers. De IND hanteert coulance ten aanzien van personen van wie de verblijfsvergunning afloopt (en door wie geen verlenging wordt aangevraagd) en voor EU-burgers die tijdelijk vanwege de huidige situatie niet terug kunnen naar het land van herkomst. Dit betekent dat de periode van »overstay» personen niet wordt aangerekend bij een nieuwe aanvraag om een verblijfsvergunning of visum of bij het uitreizen naar het land van herkomst na de coronacrisis. Personen zonder geldige verblijfstatus kunnen geen beroep doen op algemene bijstand.
Bent u er bekend mee dat ook goede doelen geld mislopen vanwege de coronacrisis? Wat is uw reactie op de berichtgeving dat Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF)-erkende goede doelen tussen de 300.000 en de 500.000 vaste donateurs mislopen?
Ja, het kabinet is ermee bekend dat de Filantropische sector, waaronder goede doelen, evenals andere sectoren wordt getroffen door de gevolgen van het Corona-virus. Zo zijn de landelijke collectes die veel goede doelen in deze periode houden tot 16 mei a.s. opgeschort. Ditzelfde geldt voor de donateurswerving. Ook evenementen en andersoortige fondswervingsacties zijn of worden afgeblazen. Een aantal goede doelen bekijkt in hoeverre ze later dit jaar deze vorm van collecteren kunnen hervatten of organiseren andere manieren van online fondsenwerving. Het door de leden genoemde aantal «misgelopen» donateurs betreft overigens het aantal donateurs dat normaliter jaarlijks wordt geworven. De sector, waaronder Goede Doelen Nederland i.s.m. Partos evenals CBF i.s.m. de Radboud Universiteit, is momenteel bezig met een analyse van de impact van de crisis. De Minister voor Rechtsbescherming volgt dit nauwgezet.
Deelt u de zorgen van goede doelen, fondsenwervers en hun medewerkers die zich afvragen of zij de coronacrisis gaan doorkomen? Zo ja, hoe bent u van plan te voorkomen dat zij gedurende deze crisis omvallen en hun medewerkers daardoor hun baan verliezen?
Het kabinet neemt diverse maatregelen om de werkgelegenheid zoveel mogelijk te behouden. Dat betekent dat ook maatschappelijke organisaties een beroep kunnen doen op verschillende generieke financiële maatregelen. In overleg met de sector bekijkt het kabinet waar mogelijk nog specifieke noden liggen.
Wordt er bij het medisch onderzoek naar COVID-19 rekening gehouden met genderverschillen?
Zoals medegedeeld in de Kamerbrief van 31 maart jl. wordt op nationaal en internationaal niveau veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar kennisontwikkeling met betrekking tot het coronavirus. Vanuit het kabinet ondersteunen wij verschillende nationale onderzoekspartijen – bijvoorbeeld via ZonMw en OCW/NWO – in hun werkzaamheden. Door deze aanvullende middelen zorgt het kabinet ervoor dat op zeer korte termijn zowel acute medische vragen, alsook urgente medische, bredere maatschappelijke vragen over de gevolgen van COVID19 worden beantwoord. Nederland loopt daarmee in de pas met Europese initiatieven.
Op basis van de RIVM-cijfers kunnen we concluderen dat mannen vaker dan vrouwen worden opgenomen in het ziekenhuis, en ook vaker overlijden. Er zijn verschillende verklaringen denkbaar, zowel biologische als gedragsfactoren, maar dit kunnen we op dit moment niet wetenschappelijk funderen. Het RIVM doet nader onderzoek naar genderverschillen en zal daar binnenkort over publiceren.
Welke mogelijkheden ziet u om kinderen, die vanwege het feit dat hun ouders digibeet/analfabeet zijn geen thuisonderwijs kunnen volgen, met spoed een alternatief voor thuisonderwijs te bieden? Kunnen er bijvoorbeeld (gespecialiseerde) docenten op afstand ingezet worden, die een paar uur per dag maatwerk kunnen bieden? Welke handvatten kunt u hiervoor bieden?
Het verbieden van samenkomsten buiten de publieke ruimte |
|
Joost Sneller (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het opiniestuk «Noodverordening tegen samenkomsten bedreigt onze privésfeer»?1
Ja.
Leest u de noodverordeningen ook aldus dat het verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte (mede) zien op woningen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Het verbod op samenkomsten is een maatregel die noodzakelijk is om de verdere verspreiding van het Corona-virus tegen te gaan en vloeit voort uit een opdracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s. In de toelichting van de modelnoodverordening is opgenomen dat ook kan worden opgetreden tegen samenkomsten buiten de publieke ruimte, zoals «coronafeestjes» in studentenhuizen, garages, loodsen en dergelijke.
Kunt ingaan op de centrale stellingen van het opiniestuk, namelijk dat een verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte een te vergaande beperking is van de persoonlijke levenssfeer en het begrip «samenkomsten» onvoldoende is begrensd?
Op grond van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid (Wpg) kan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) voorzitters van de veiligheidsregio’s opdragen hoe de bestrijding ter hand te nemen van een (direct dreigende) epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A. Om te voldoen aan deze opdracht zet de voorzitter van de veiligheidsregio zijn bestaande bevoegdheden op het terrein van openbare orde en ter beperking van gevaar in. Dit betreft onder meer de bevoegdheid om een noodverordening vast te stellen, in dit geval onder andere om een verbod in te stellen op «alle overige samenkomsten», dat wil zeggen andere samenkomsten dan vergunnings- en meldplichtige evenementen. Grondslag voor het vaststellen van de noodverordeningen is artikel 39 van de Wet veiligheidsregio's in combinatie met artikel 176 van de Gemeentewet. In zijn algemeenheid geldt dat een noodverordening voldoende bepaalde voorschriften moet bevatten om te kunnen worden nageleefd en gehandhaafd. Ook geldt dat voor zover voorschriften in een noodverordening een inperking vormen op grondrechten en mensenrechten deze voorschriften moeten passen binnen de beperkingssystematiek van de Grondwet, het EVRM, het EU-recht en ander internationaal recht. De voorzitters van de veiligheidsregio’s bepalen wanneer bestuurlijk wordt opgetreden tegen samenkomsten buiten de publieke ruimte met inachtneming van de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en evenredigheid. Strafrechtelijk optreden vindt plaats onder het gezag van de officier van justitie. Wanneer wordt getreden in de persoonlijke levenssfeer dient terughoudendheid voorop te staan en is van belang dat optreden beperkt blijft tot verboden samenkomsten waarmee evident de volksgezondheid in gevaar wordt gebracht. Het is uiteindelijk aan de strafrechter of de bestuursrechter om te oordelen over het verbod en of het optreden in een concrete situatie de persoonlijke levenssfeer raakt.
Hoe verhoudt een verbod op samenkomsten buiten de publiek ruimte zich tot de artikelen 10 en 12 van de Grondwet?
In zijn algemeenheid geldt dat artikel 12 van de Grondwet regels bevat over het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. Het vaststellen van een verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte betreft als zodanig geen binnentredingskwestie. Artikel 10, eerste lid, van de Grondwet bevat ieders recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen. Het zal, ook bij een verbod dat (mede) ziet op een woning en dat zijn grondslag vindt in een noodbevoegdheid van de voorzitter van de veiligheidsregio, afhangen van de concrete situatie of dat verbod de persoonlijke levenssfeer daadwerkelijk raakt en is uiteindelijk aan de strafrechter of de bestuursrechter om in een concreet geval te beoordelen. Daarbij moet in ogenschouw worden genomen dat de betreffende maatregelen steeds moeten worden bezien in het licht van de bestrijding van een levensbedreigend virus. Daarbij rusten op de overheid eveneens verplichtingen om het leven en de gezondheid van haar burgers te beschermen.
Hoe verhoudt een verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte zich tot artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM)?
Ik stel voorop dat hoe het verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte zich verhoudt tot artikel 8 EVRM afhankelijk is van de concrete situatie. Als in excessieve situaties buiten de publieke ruimte wordt opgetreden, is het uiteindelijk aan de strafrechter of de bestuursrechter om dat optreden in het concrete geval te beoordelen in het licht van artikel 8 EVRM. Artikel 8 EVRM voorziet onder meer in het recht op respect voor privé en familieleven en de eigen woning. In zijn algemeenheid geldt dat bepaalde beperkingen op dit recht mogelijk zijn, indien in overeenstemming met de wet en noodzakelijk in een democratische samenleving. Artikel 8 EVRM noemt daarbij specifiek het legitieme doel van de bescherming van de gezondheid. Zoals aangegeven zijn de huidige maatregelen in een acute, onvoorziene crisissituatie tot stand gebracht in de vorm van noodverordeningen in opdracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op grond van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid. Deze vormen een voor de ontstane crisissituatie belangrijk en noodzakelijk juridisch kader. Noodverordeningen passen binnen de wettelijke kaders van de Wet publieke gezondheid in samenhang met de Wet veiligheidsregio's, en in algemene zin kan dan ook worden gesteld dat noodverordeningen als zodanig Europeesrechtelijk voldoen als basis voor strafrechtelijke handhaving. Dat neemt niet weg dat, zoals beschreven in de brief die op 1 mei 2020 aan uw Kamer is verzonden, in een rechtsstaat noodverordeningen niet al te lang kunnen duren, mede met het oog op de voortdurende gevolgen voor de vrijheden en grondrechten van een ieder. Het kabinet vindt het belangrijk een aanvullend wettelijk instrumentarium te creëren voor de volgende fase waarin de crisisbestrijding terecht is gekomen. Daarom heeft het kabinet het voornemen om voor deze bijzondere situatie op korte termijn een voorstel in procedure te brengen voor tijdelijke wetgeving in formele zin die geldt in Europees en Caribisch Nederland, met daarin bepalingen over bevoegdheidsverdeling, maatregelen voor zover die vrijheden en grondrechten van burgers beperken, toezicht en handhaving, rechtsbescherming en procedurele waarborgen. Deze tijdelijke wetgeving zal bestaan in een aanvulling op het bestaande instrumentarium in de Wet publieke gezondheid en andere bestaande wetten en vormt dan tijdelijk een juridische basis voor een samenleving waarin een «anderhalvemeternorm» en hygiënenormen van groot belang zijn.
Op grond van welk samenstel van wettelijke bepalingen kan een (bijzondere) opsporingsambtenaar, een toezichthouder of een ambtenaar van de Koninklijke Marechausse (KMar) een woning betreden om vast te stellen of er een verboden samenkomst plaatsvindt?
Voorop staat dat toezichthouders en opsporingsambtenaren woningen mogen betreden als de bewoner hiervoor toestemming geeft. Hiervoor bestaat geen wettelijke bepaling en deze is ook niet nodig. Het binnentreden zonder toestemming van de bewoner is gereguleerd via de Algemene wet op het binnentreden en vereist in principe een schriftelijke machtiging. Mede afhankelijk van door een gemeenteraad gemaakte keuzes kan ook artikel 149a van de Gemeentewet een grondslag bieden. Deze bepaling geeft de gemeenteraad namelijk de mogelijkheid onder omstandigheden een binnentredingsbevoegdheid te regelen bij overtreding van een voorschrift van een verordening, dat strekt tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of tot bescherming van het leven of de gezondheid van personen. Strafvorderlijk geldt dat iedere opsporingsambtenaar een woning kan betreden ter aanhouding van de verdachte (artikel 55, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering). Dit geldt dus bijvoorbeeld ten aanzien van mensen die daar aanwezig zijn uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld voortvloeit dat zij een noodverordening overtreden (artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering).
Hoe verhoudt het verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte zich tot u in het opiniestuk geciteerde uitspraak dat «[t]huis [.[in ons land nog altijd de privésfeer [is]?
Op de verhouding met de woning in relatie tot de privésfeer ben ik reeds in gegaan bij de beantwoording van vragen 3 t/m 5.
Bent u bereid om, in overleg met de voorzitters van de Veiligheidsregio’s, te komen tot een betere omschrijving van het begrip «samenkomsten»? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Vertegenwoordigers van de Veiligheidsregio’s zijn vanaf het begin betrokken geweest in de overleggen over de bestrijding van de coronacrisis. Vanaf het moment dat de eerste opdrachten op grond van artikel 7 Wet publieke gezondheid zijn gegeven, worden regelmatig ervaringen gedeeld uit de uitvoeringspraktijk. Ook juridische vraagstukken komen daarbij aan de orde, waaronder die rondom het begrip «samenkomsten». In dit verband is relevant dat, zoals bij de beantwoording van vraag 5 is vermeld, een wetsvoorstel in voorbereiding is waarin ook de normstelling rond samenkomsten wordt betrokken.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Beantwoording eerder dan vandaag was niet mogelijk.
Het zo snel mogelijk invoeren van de inburgeringsplicht van Turkse asielstatushouders |
|
Jan Paternotte (D66), René Peters (CDA), Gert-Jan Segers (CU), Bente Becker (VVD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Is het juist dat u in uw brief aangeeft dat het uitvoeringstechnisch en begrotingstechnisch mogelijk is om voor Turkse asielstatushouders niet te wachten tot de invoering van de nieuwe inburgeringswet maar al op korte termijn de inburgeringsplicht in te voeren?1
Ja, het is mogelijk om Turkse asielstatushouders die op of na 1 mei 2020 hun verblijfsstatus verkrijgen een inburgeringsplicht op te leggen.
Bent u bereid met ingang van 1 mei 2020 hier gevolg aan te geven, zodat ook deze nieuwkomers met de Nederlandse taal, de arbeidsmarkt en kennis van de Nederlandse samenleving aan de slag kunnen gaan?
Ja, ik zal hier per 1 mei 2020 gevolg aan geven.
Bent u bereid na 1 mei 2020 voor Turkse asielzoekers die voor die datum een verblijfsvergunning hebben verkregen de optie om vrijwillig deel te nemen aan de inburgering open te houden?
Met de (her)invoering van de inburgeringsplicht met ingang van 1 mei 2020 zal de opt-in regeling vervallen. Het naast elkaar hanteren van twee systemen, te weten een vrijwillige opt-in regeling naast een wettelijke inburgeringsverplichting, is onwenselijk. Bovendien is het uitvoeringstechnisch ingewikkeld voor de betrokken uitvoeringsinstanties (COA, IND en DUO), omdat dit een extra en separaat (handmatig) proces is.
Het blijft voor Turkse asielstatushouders die hun verblijfsstatus voor 1 mei 2020 hebben verkregen wel mogelijk om vrijwillig in te burgeren (met een lening mits het inkomen niet te hoog is, maar zonder een kwijtscheldingsmogelijkheid) zoals geregeld in de Wet inburgering.
Kunt u uiteenzetten hoe momenteel in de coronacrisis in algemene zin met de inburgering wordt omgegaan?
Het is van groot belang dat inburgeringsplichtigen doorgaan met het leren van de Nederlandse taal en kennis opdoen over de Nederlandse samenleving. In plaats van klassikale lessen kunnen zij onder voorwaarden inburgeringsonderwijs via e-learning volgen. Sinds 13 maart zijn alle toetslocaties van DUO gesloten, in ieder geval tot en met 28 april. De reeds ingeplande examens (1000 examens per dag) zullen op een later tijdstip opnieuw moeten worden ingepland en afgenomen. Nu inburgeringsplichtigen geen examen kunnen afleggen en er vertraging te verwachten is bij het afleggen van examens, wordt de inburgeringstermijn van alle inburgeringsplichtigen verlengd met twee maanden. SZW en DUO werken samen om inburgeringsplichtigen zo goed als mogelijk te informeren. De dienstverlening van DUO, zoals het uitbetalen van inburgeringsfacturen en de telefonische helpdesk voor inburgeringsplichtigen en instellingen, gaat gewoon door.
Kunt u bevestigen dat eventuele maatregelen die in het licht van de coronacrisis getroffen worden rond de inburgering ook zullen gelden voor deze nieuwe groep?
Ja. De maatregelen die in het licht van de coronavirus en inburgering worden genomen, gelden voor Turkse asielstatushouders die per 1 mei 2020 inburgeringsplichtig worden.
Het bericht dat een terrorist in Oman is opgehaald en naar Nederland is gebracht |
|
Theo Hiddema (FVD), Thierry Baudet (FVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Somaliëganger (38) opgepakt op Schiphol»?1
Ja.
Wanneer bent u erover geïnformeerd dat de 38-jarige man is afgereisd naar Somalië om zich aan te sluiten bij een of meerdere islamitische terreurorganisaties en deel te nemen aan de gewapende jihad?
In verband met de lopend strafzaak naar deze persoon kan ik niet ingaan op de details van deze specifieke casus.
Wanneer en op welke welke wijze heeft deze terrorist ooit de Nederlandse nationaliteit verkregen? Had hij naast de Nederlandse, nog een of meerdere andere nationaliteiten?
In verband met de lopend strafzaak naar deze persoon kan ik niet ingaan op de details van deze specifieke casus.
Van welke terroristische misdrijven wordt de man precies verdacht? Hoe bent u achter deze informatie gekomen?
Zoals gepubliceerd in het persbericht van het Openbaar Ministerie2 wordt de man verdacht van deelneming aan een terroristische organisatie. Hij zou in 2010 zijn uitgereisd naar Somalië om vermoedelijk deel te nemen aan de gewapende strijd van een of meer terroristische organisaties, zoals Al-Shabaab of Al Qaida. Het strafrechtelijk onderzoek is op dit moment gaande.
Wanneer, waarom en door wie is besloten om hem op zijn verzoek in Oman op te halen en naar Nederland te brengen?
Voor iedere Nederlandse uitreiziger is het beleid dat als een persoon zich meldt bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging er (consulaire) bijstand verleend wordt volgens de reguliere kaders gericht op een gecontroleerde terugkeer naar Nederland met het oog op vervolging en berechting. Daarbij worden ook de autoriteiten van het land in kwestie geïnformeerd, om lokale rechtspleging niet in de weg te staan. Bij terugkomst in Nederland worden zij aangehouden op grond van verdenking van een terroristisch misdrijf. Veroordeelden voor en verdachten van een terroristisch misdrijf worden op één van de speciale terroristenafdelingen (TA’s) geplaatst.
Houdt u er rekening mee dat het niet lukt om voldoende wettig bewijsmateriaal te verzamelen van de terroristische misdrijven die hij duizenden kilometers verderop heeft gepleegd?
Elke onderkende terugkeerder wordt bij terugkeer op Schiphol aangehouden. Het Openbaar Ministerie zal, indien het opportuniteitsbeginsel dit toelaat, een verdachte vervolgen voor deelname aan een terroristische organisatie. Buiten het strafrechtelijke kader zijn ook bestuursrechtelijke interventies mogelijk, bijvoorbeeld vanuit de tijdelijke wet bestuursmaatregelen terrorisme.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze man geen gevaar voor de Nederlandse bevolking vormt wanneer hij op vrije voeten wordt gesteld?
Om de risico’s die van jihadisten uit gaan te verminderen worden door alle relevante partners (internationaal, nationaal en lokaal) de beschikbare middelen ingezet. Tevens worden terugkeerders in een lokaal multidisciplinair casusoverleg besproken met het doel passende maatregelen te treffen. Op basis van een risico-inschatting wordt per geval bepaald welke maatregelen worden getroffen. Terugkeerders zijn onder andere onderwerp van strafrechtelijk onderzoek en kunnen onderwerp zijn van inlichtingenmatig onderzoek. Politie en AIVD maken bij onderkende terugkeerders een inschatting van de dreiging, houden hen daar waar mogelijk en noodzakelijk scherp in beeld en zijn alert. Na een onherroepelijke veroordeling voor een terroristisch misdrijf kan bij een tweede nationaliteit ook het Nederlanderschap worden ingetrokken.
Heeft u onderzocht wat de mogelijkheden zijn om zijn Nederlandse nationaliteit af te pakken en hem als ongewenst vreemdeling te laten verklaren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat waren de uitkomsten van dat onderzoek?
Zonder in te gaan op de details van deze casus is het algemeen beleid dat indien iemand is teruggekeerd naar Nederland en indien er sprake is van een onherroepelijke veroordeling voor een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 14, tweede lid aanhef en onder b, Rijkswet op het Nederlanderschap vindt een beoordeling plaats of het Nederlanderschap kan worden ingetrokken. Voorwaarde hiervoor is onder andere dat de persoon een tweede nationaliteit heeft, zodat betrokkene na intrekking van het Nederlanderschap niet stateloos wordt. Na intrekking van het Nederlanderschap wordt onder regie van de Dienst Terugkeer en Vertrek ingezet op vertrek naar het land van de tweede nationaliteit.
Hoeveel mensen zijn er naar schatting in totaal afgereisd vanuit Nederland naar Somalië om zich aan te melden bij een terroristische organisatie? Hoeveel van hen zijn teruggekeerd, hoeveel zijn omgekomen en hoeveel zijn nog in het buitenland?
Er zijn slechts enkele personen vanuit Nederland uitgereisd naar Somalië om zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie, zoals Al-Shabaab of Al Qaida.
Het bericht dat het kabinet de productie van kolencentrales omlaag wil brengen |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat het kabinet inzet op verlaging van de productie van kolencentrales om aan de Urgenda-opgave te voldoen?1
Het kabinet werkt op dit moment aan een pakket met aanvullende maatregelen om een bijdrage te leveren aan de uitvoering van het Urgenda-vonnis. Ook maatregelen rondom de kolencentrales worden hierin meegewogen. Ik zal de Kamer op zeer korte termijn informeren over de resultaten hiervan. Met deze brief zullen ook uw vragen worden beantwoord. Ik kan hier nu niet op vooruitlopen.
Hoeveel CO2-reductie wilt u hiermee behalen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel budget heeft u beschikbaar voor de genoemde productieverlaging?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u een schets geven van het traject dat u wilt volgen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de hoeveelheid CO2-reductie op Europees niveau heel beperkt zal zijn, gelet op het Europese emissiehandelssysteem en het waterbedeffect?
Bij een nationale ingreep op de elektriciteitsmarkt rondom de kolencentrales zal er sprake zijn van weglekeffecten omdat een deel van de weggevallen elektriciteitsopwekking in Nederland zal worden overgenomen door productie in onze buurlanden. Dit zal daarmee leiden tot extra CO2-uitstoot aldaar waarmee een deel van de in Nederland behaalde CO2-reductie teniet wordt gedaan. Hoe groot het weglekeffect is, zal afhankelijk zijn van zowel de vormgeving van een nationale ingreep rondom de kolencentrales als de ontwikkelingen op de elektriciteitsmarkt.
Met het waterbedeffect wordt bedoeld dat CO2-reductie op de ene plek ertoe leidt dat ergens anders binnen het ETS-systeem ruimte ontstaat om meer CO2-emissies uit te stoten. In het ETS-systeem is sinds vorig jaar een mechanisme in werking getreden waarmee overtollige emissierechten, onder meer ten gevolge van extra emissiebeperkende nationale maatregelen, stapsgewijs worden weggenomen en vernietigd. Met de invoering van dit mechanisme (de marktstabiliteitsreserve, MSR) en het vernietigen van rechten uit de MSR leiden emissiebeperkende maatregelen, zoals een nationale ingreep rondom de kolencentrales, niet automatisch tot een toename van emissies op EU-niveau.
Dit betekent ook dat vermeden emissies in Nederland, zoals als gevolg van een nationale ingreep rondom kolencentrales, niet automatisch en direct leiden tot meer emissies elders. Met andere woorden, het waterbedeffect zal naar verwachting in de periode tot 2030 slechts een beperkte rol spelen.
Hoeveel CO2-reductie zal naar verwachting gerealiseerd worden vanwege de economische terugval en de enorme beperking van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de coronacrisis?
Zie antwoord vraag 1.
Acht u het investeren van overheidsgeld in de genoemde productieverlaging, gelet op voornoemde beperkte effect op de Europese CO2-reductie, op de verwachte CO2-reductie als gevolg van de coronacrisis en op het feit dat door de crisissituatie veel bedrijven op omvallen staan en steun nodig hebben, opportuun?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid uw inzet op productieverlaging van kolencentrales te heroverwegen?
Zie antwoord vraag 1.
Het gereedstellen van het Bronovo ziekenhuis |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de oproep van een oud-chirurg om het eerder gesloten Bronovo ziekenhuis gereed te maken voor de opvang van patiënten en mogelijk ook coronapatiënten?1
Welk type zorg kan naar uw inzicht worden geboden in het Bronovo ziekenhuis? Kan het Bronovo ziekenhuis daarmee deels voorzien in de verhoogde vraag naar zorg die we momenteel ervaren?
Bent u van mening dat het Bronovo ziekenhuis met zijn infrastructuur een goede locatie is voor de tijdelijke opvang van extra patiënten, zeker in vergelijking met andere locaties die momenteel benut worden zoals bijvoorbeeld evenementencentrum Ahoy?
Bent u bereid gehoor te geven aan deze oproep en het Bronovo ziekenhuis zo snel mogelijk in gereedheid te brengen?
Installaties die het huishoudelijk verbruik van energie en drinkwater stevig kunnen reduceren |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Fries bedrijf Hydraloop grote winnaar op techbeurs in Las Vegas»?1
Ja.
Deelt u de mening dat vindingen als deze een grote bijdrage kunnen leveren aan het besparen van drinkwater en energie? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Op welke wijze draagt u bij aan de ontwikkeling van dit soort installaties?
Het bedrijf Hydraloop heeft in 2018 subsidie gehad uit de MIT-regeling (haalbaarheidsstudie) en heeft ook gebruikgemaakt van de regeling Partners voor Water2. Hiermee is subsidie verkregen voor een certificeringstraject voor de Amerikaanse markt. Ook kan Hydraloop waarschijnlijk van de WBSO gebruik maken.
Kunt u aangeven of installaties als deze gesubsidieerd worden in het kader van de SDE+(+) of andere subsidieregelingen op het gebied van energietransitie en verduurzaming? Zo nee, waarom niet?
Momenteel is er geen specifieke subsidieregeling voor deze technologie beschikbaar. Wel kan de technologie ingepast worden in renovatieprogramma’s gericht op verduurzaming en daarmee meer bekendheid krijgen in de sector. Dat kan bijvoorbeeld door aan te sluiten bij de relevante netwerken van de Topsectoren of een programma als de renovatieversneller, waardoor ook installateurs, aannemers en woningbouwcorporaties de praktische toepassing kunnen afwegen.
Bent u bereid de drempel voor aanschaffing van installaties als deze te verlagen via een financiële prikkel? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Ik geef er de voorkeur aan dat deze technologie eerst op enkele plaatsen wordt gedemonstreerd. Daarvoor is subsidie mogelijk via de regeling DEI+.
Klopt het dat de terugverdientijd momenteel ongeveer tien jaar tijd is?2 Acht u het waarschijnlijk dat de terugverdientijd nog verder teruggebracht zal worden door de ontwikkeling van de energierekening, waterrekening en schaalvergroting bij de productie van dit soort installaties?
De terugverdientijd in het artikel is een schatting en alleen gebaseerd op de kosten van het systeem. Daarbij komen installatiekosten, die de terugverdientijd van de totale investering hoger maken (hoeveel hangt af van de wijze waarop aansluiting in bestaande woningen te realiseren zijn). Terecht wordt opgemerkt dat ook de prijs van (drink)water een rol speelt.
Over het algemeen is het goed denkbaar dat bij verdere opschaling en bij koppeling met renovatieprocessen in de bouw de terugverdientijd verder kan worden teruggebracht met misschien wel meer dan 25%. Het is nu evenwel te vroeg om daar een goede uitspraak over te kunnen doen.
De terugverdientijd is aanzienlijk korter in landen waar (drink)water een hogere prijs heeft. Hydraloop zal niet alleen voor de Nederlandse markt werken.
Welke terugverdientijd acht u waarschijnlijk voor dit soort installaties?
Daar valt geen algemeen antwoord op te geven. Dat hangt immers af van de soort installatie, de plek waar deze geïnstalleerd moet worden en de prijs van alternatieven. Er zijn meer technologieën die een vergelijkbare reductie in energie en watergebruik kunnen realiseren.
Wordt er bij de bouw van nieuwbouwwoningen rekening gehouden (bijvoorbeeld in de aanleg van leidingen) met de mogelijkheid om dit soort apparaten te installeren? Zo nee, bent u bereid dit onder de aandacht te brengen bij de vertegenwoordigers van de (nieuw)bouwsector?
Momenteel zullen aannemers geen rekening houden met deze technologie. Daarbij speelt bovendien dat de technologie ook te maken heeft met eisen aan tappunten voor drink- en «grijs» water in de regelgeving waaraan voldaan moet worden. Ook om die reden zou een demonstratie een goed idee zijn. Voorts zal ik dit thema onder de aandacht brengen van het platform zeer energiezuinige nieuwbouw.
Manipulaties van Monsanto om de Europese toelating van glyfosaat te beïnvloeden |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u de uitzending «De macht van Monsanto» van Zembla van 12 maart 2020?1
Ja.
Hoeveel liter glyfosaat werd er tussen 2015 en 2020 jaarlijks gebruikt binnen de Nederlandse landbouw en daarbuiten?
Gegevens over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in Nederland zijn niet beschikbaar voor elk jaar. Deze gegevens zijn er wel per jaar over de afzet van gewasbeschermingsmiddelen2 voor de periode 2015 tot en met 2018.
Wageningen Economic Research heeft op basis van het bedrijveninformatienet een inschatting gemaakt van het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen en van middelen op basis van glyfosaat in de periode 2011 tot 2016 binnen de landbouw. Het geschatte verbruik in 2015 ligt rond de 650.000 kg van de werkzame stof glyfosaat en in 2016 rond de 675.000 kg.3
Het CBS heeft in 2018 een enquête gehouden over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen door overheden. Hieruit blijkt dat er ongeveer 2.200 kg van de werkzame stof glyfosaat is gebruikt.
Daarnaast is uw Kamer in 2019 geïnformeerd over de verkoop van gewasbeschermingsmiddelen aan particulieren. Hieruit blijkt dat in de jaren 2015 tot en met 2017 ongeveer 21.000 kg per jaar van de werkzame stof glyfosaat verkocht is aan particulieren (Kamerstuk 27 858, nr. 448).
Klopt het dat er verschillende onafhankelijke studies zijn die laten zien dat glyfosaat mogelijk kankerverwekkend is, zoals het International Agency for Research on Cancer (IARC) van de Wereldgezondheidsorganisatie concludeert, en bent u van mening dat deze studies op de juiste wijze meegenomen zijn in de laatste Europese toelatingsprocedure voor glyfosaat? Zo ja, waarop baseert u dat?
Het klopt dat het International Agency for Research on Cancer (IARC) in 2015 rapporteerde dat glyfosaat waarschijnlijk kankerverwekkend is. Het klopt ook dat andere organisaties, zoals de Joint FAO/WHO Meeting on Pesticide Residues (JMPR) rapporteerden dat glyfosaat niet kankerverwekkend is.
Ik heb er vertrouwen in dat deze studies op de juiste wijze zijn meegenomen in de laatste Europese beoordelingsprocedure van de werkzame stof glyfosaat. Ik baseer me daarbij op de wetenschappelijke adviezen van ECHA, EFSA en Ctgb (zie ook Kamerstuk 27 858, nr. 394).
Is het juist dat uit de interne communicatie van Monsanto, zoals gepubliceerd in de Monsanto Papers, blijkt dat een toxicoloog van Monsanto schrijft dat van Roundup niet gezegd kan worden dat het niet carcinogeen is? Zo ja, hoe beoordeelt u het dat Monsanto (nu Bayer) in de externe communicatie bij hoog en laag volhoudt dat Roundup veilig is?
Ik baseer mijn standpunt over het al dan niet goedkeuren van een werkzame stof op Europees niveau op de wetenschappelijke adviezen van ECHA, EFSA en Ctgb en niet op de (interne) communicatie van een of enkele aanvragers.
Klopt het dat het oordeel over toelating van landbouwgif door de European Food Safety Authority (EFSA) grotendeels gebaseerd is op studies die door de fabrikant zelf aangeleverd worden en dat dit het standaardbeleid is van de EFSA? Zo ja, wat is de reden dat onafhankelijke openbare literatuur minder zwaar weegt in het toelatingsproces?
In algemene zin geldt dat bedrijven onderzoeken financieren om aan te tonen dat een werkzame stof en een gewasbeschermingsmiddel veilig is voor mens, dier en milieu. Dit geldt niet alleen voor gewasbeschermingsmiddelen, maar ook voor geneesmiddelen en biociden.
Alle (her)beoordelingen van werkzame stoffen voor gewasbeschermingsmiddelen zijn niet alleen gebaseerd op door de aanvrager ingediende onderzoeken, maar ook op relevante openbare wetenschappelijke literatuur. Zo wordt bijvoorbeeld geëist dat het dossier studies bevat die zijn uitgevoerd door gecertificeerde laboratoria die voldoen aan de criteria voor «Good Laboratory Practice» (GLP) en «Good Experimental Practice» (GEP). Verder moeten de studies zijn uitgevoerd volgens strikte, internationaal afgesproken protocollen.
De onderzoeken die door de aanvrager zijn ingediend, worden wetenschappelijk beoordeeld door de rapporterend lidstaat. Hierbij wordt onder andere gekeken of er onderzoeken zijn ingediend voor alle relevante aspecten en of deze onderzoeken voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen.
Klopt het dat in het geval van glyfosaat het toelatingsdossier van de EFSA grote delen tekst bevat die vrijwel letterlijk overgenomen zijn uit het dossier dat fabrikant Monsanto zelf heeft aangeleverd? Zo ja, deelt u de mening dat de invloed van deze fabrikant daarmee groot is?
Een onderdeel van de procedure voor het Europees goedkeuren van een werkzame stof is het beoordelen van het ingediende dossier en het opstellen van een rapport door een rapporterend lidstaat volgens vastgestelde procedures en richtsnoeren. Deze systematiek houdt in dat er van elk onderzoeksrapport in het dossier een samenvatting (veelal met geciteerde teksten) wordt opgenomen in het rapport, gevolgd door een onafhankelijke wetenschappelijke beoordeling door de rapporterend lidstaat. Hierdoor worden de andere lidstaten in staat gesteld om deze rapporten kritisch tegen het licht te houden (zie ook Kamerstuk 27 858, nr. 440).
Klopt het dat Monsanto met de hoofdredacteur van het tijdschrift Food and Chemical Toxicology heeft afgesproken om tegen betaling van 16.000 dollar een gepubliceerd onderzoek van professor Séralini, dat de giftigheid van Roundup aantoonde, in te trekken? Zo ja, wat is uw oordeel hierover?
Hoe beoordeelt u het fenomeen «ghostwriting» door Monsanto, waarbij het bedrijf zelf artikelen schrijft en vervolgens wetenschappers zoekt die tegen betaling bereid zijn om deze onder eigen naam te publiceren? Vindt u dat deze onder een valse naam gepubliceerde artikelen een rol mogen spelen in de toelatingsprocedure van stoffen?
Klopt het dat de Monsanto Papers aantonen dat een studie van dr. Kirkland, waarin de veiligheid van glyfosaat wordt beschreven, aangepast en herschreven is door de directeur productveiligheid van Monsanto, zonder dat dit vermeld is?
Is de Europese toelating van glyfosaat deels gebaseerd op deze studie van dr. Kirkland? Zo ja, deelt u de mening dat deze door Monsanto herschreven studie verwijderd dient te worden uit het toelatingsdossier voor glyfosaat?
Klop het dat de Monsanto Papers laten zien dat Monsanto in 2002 een studie door TNO liet uitvoeren naar de huidabsorptie van glyfosaat, maar dat deze studie voortijdig door Monsanto werd afgebroken omdat de eerste resultaten negatief uitvielen voor het bedrijf?
Maakt deze TNO-studie deel uit van het Europese toelatingsdossier van glyfosaat? Zo nee, waarom niet?
Zijn de resultaten van deze eerste TNO-studie openbaar gepubliceerd?
Klopt het dat Monsanto de resultaten uit deze TNO-studie niet heeft aangeleverd bij de EFSA voor de Europese toelatingsprocedure?
Waarom kan een fabrikant zelf een selectie maken in de studies die ze bij de EFSA aanlevert? Deelt u de mening dat dit een vertekend beeld kan geven over de veiligheid van een stof?
Een fabrikant bepaalt de reikwijdte van een aanvraag voor de goedkeuring van een werkzame stof of de toelating van een gewasbeschermingsmiddel en zorgt ervoor dat het dossier hierbij aansluit. Het dossier wordt vervolgens wetenschappelijk beoordeeld door de rapporterende lidstaat (zie ook mijn antwoord op vraag 5).
Klopt het dat de TNO-studie wel als bewijsstuk gebruikt wordt in de rechtszaken die momenteel in de VS lopen tegen Monsanto (nu Bayer)? Zo ja, deelt u dan de mening dat het om een gedegen onderzoek gaat, dat ook in de Europese toelatingsprocedure meegenomen had moeten worden?
Ik begrijp – uit de uitzending van Zembla – dat de resultaten van het TNO-onderzoek worden gebruikt in rechtszaken die in de Verenigde Staten lopen.
EFSA heeft in een reactie op de «Monsanto papers» aangegeven dat het TNO-onderzoek was uitgevoerd met andere formuleringen van de werkzame stof glyfosaat dan de representatieve formulering in het dossier en dat het dossier voldoende informatie bevatte (een studie met mensenhuid met de representatieve formulering).
Hoe beoordeelt u de Europese toelating van glyfosaat in 2017 nu uit de Monsanto Papers blijkt dat Monsanto wetenschappers heeft omgekocht en onderzoek heeft gemanipuleerd en gestuurd? Deelt u de mening dat de huidige Europese toelating voor glyfosaat daarmee gebaseerd is op frauduleuze gronden?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 7.
Deelt u de mening dat glyfosaat niet gebruikt zou moeten worden totdat onomstotelijk bewezen is dat het geen schade aanbrengt aan de gezondheid, het milieu en de biodiversiteit?
Het Europese systeem voor de beoordeling van werkzame stoffen en gewasbeschermingsmiddelen is zo ingericht dat werkzame stoffen en gewasbeschermingsmiddelen alleen op de markt mogen worden gebracht en gebruikt na uitgebreide wetenschappelijke beoordeling. De laatste Europese herbeoordeling van de werkzame stof glyfosaat heeft geleid tot de conclusie dat er geen onaanvaardbare risico’s zijn voor mens, dier en milieu.
Deelt u de mening dat glyfosaat is toegelaten op basis van frauduleus onderzoek en dat daarom de toelating moet worden teruggedraaid, zodat glyfosaat de facto verboden moet worden?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 7.
Hoe garandeert u dat de procedure voor de hernieuwde toelating van glyfosaat in 2022, waarbij Nederland een van de rapporterende lidstaten is, zonder manipulatie en sturing van Monsanto gebeurt?
De laatste Europese goedkeuringsprocedure van de werkzame stof glyfosaat is – zoals ik in mijn antwoord op vraag 7 heb aangegeven – volgens EFSA niet beïnvloed door de chemische industrie. Ik heb geen aanleiding te veronderstellen dat dit in de komende goedkeuringsprocedure wel het geval zal zijn. Bovendien wordt er door de betrokken partijen – zowel de bevoegde autoriteiten5 als de chemische industrie6 – openheid van zaken gegeven over het proces.
De gevolgen van de coronacrisis voor studenten |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Herkent u de onduidelijkheid voor studenten als het gaat om de definitie van een huishouden en bijbehorende adviezen, zoals het «met het hele gezin in quarantaine gaan» indien iemand ziek wordt? Bent u bereid duidelijk te maken wat dit betekent voor studentenhuizen waar meerdere, soms meer dan tien, studenten samenwonen?
Ik begrijp dat er vragen zijn als het gaat om samenwonende studenten. Deze vragen gaan voor een deel over de betekenis en de uitleg van de RIVM-richtlijnen en betreffen het beleidsterrein van mijn ambtsgenoot van het Ministerie van VWS. Voor een deel betreft het ook de wijze waarop de voorzitter van de veiligheidsregio en lokale bestuurders de noodverordening die voor de betreffende veiligheidsregio is vastgesteld, lokaal handhaven.
In zijn algemeenheid geldt dat studentenhuizen in de noodverordening niet worden aangemerkt als een gezamenlijk huishouden. Dat betekent dat ook samenwonende studenten die zich in de publieke ruimte niet aan de noodverordening houden, hiervoor een boete kunnen krijgen. Geen boetes kunnen worden opgelegd aan samenwonende studenten die in de private ruimte geen 1,5 meter afstand tot elkaar houden.
In de noodverordening is opgenomen dat het verbod om zich in een groep van drie of meer personen op te houden zonder tot de dichtstbijzijnde persoon in die groep en andere personen een afstand te houden van ten minste 1,5 meter, niet geldt voor gezamenlijke huishoudens. Een gezamenlijke huishouding is in de model-noodverordening gedefinieerd als «de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel en ouders, grootouders en kinderen, voor zover zij op één adres woonachtig zijn». De uitzondering voor gezinnen en huishoudens om wel als groep binnen 1,5 m afstand buiten te mogen zijn is daardoor niet van toepassing op studentenhuizen.
Wat niet bij noodverordening is vastgesteld maar wel geldt als een dringend advies, is dat huisgenoten wordt geadviseerd om niet naar buiten te gaan (thuisquarantaine toe te passen) als een huisgenoot symptomen heeft die passen bij COVID-19.
Op de website van de rijksoverheid is uitgebreidere informatie beschikbaar: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/openbaar-en-dagelijks-leven/aanpak/groepsvorming-en-samenscholingsverbod
Deelt u het belang dat studenten zoveel als mogelijk duidelijkheid moet worden geboden over waar zij op kunnen rekenen indien de coronacrisis resulteert in studievertraging en de (financiële) gevolgen daarvan? Zo ja, bent u bereid nader toe te lichten hoe u vindt dat de Dienst Uitvoering Onderwijs om moet gaan met verzoeken met betrekking tot het uitstellen van college- en lesgeld en het al dan niet vasthouden aan afstudeertermijnen?
Ja, ik vind het heel belangrijk dat studenten weten waar ze in deze tijden aan toe zijn. Overigens is nog niet goed te zeggen of en in welke mate de coronacrisis leidt tot studievertraging, want instellingen zijn hard aan de slag om onderwijs zoveel mogelijk doorgang te laten vinden, in aangepaste vorm. Studenten die in tijden van corona financiële moeilijkheden ervaren, kunnen collegegeldkrediet aanvragen of hun lening verhogen. Dat kan ook met terugwerkende kracht tot het begin van het studiejaar. Mocht dat niet afdoende zijn, dan kunnen ze met DUO contact opnemen om te vragen naar de mogelijkheden. Daarnaast betracht DUO gepaste coulance als studenten hun lesgeld niet op tijd kunnen betalen, door bijvoorbeeld betalingsregelingen aan te bieden of te verlengen.
Normaal gesproken moeten studenten binnen tien jaar na aanvang een diploma hebben behaald, zodat de prestatiebeurs wordt omgezet in een gift. Studenten die ondanks de inzet van instellingen deze termijn als gevolg van de coronamaatregelendreigen te overschrijden kunnen contact opnemen met DUO.
Ook is de maximale duur van het reisrecht voor studenten in het hoger onderwijs met 3 maanden verlengd. In aanvulling hierop ga ik, mede naar aanleiding van de motie Jetten/Heerma (Kamerstuk 25 295-284), de gevolgen voor studenten van de coronacrisis in beeld brengen.
Hoe duidt u het feit dat studenten wiens (praktijk)onderwijs en eventuele vergoedingen daaruit zijn weggevallen, ook in deze crisistijd geen recht hebben op de bijstand omdat zij staan ingeschreven bij een onderwijsinstelling? Erkent u dat het wrang is dat deze groep studenten daarmee geen andere keuze wordt gelaten dan (extra) financiële schulden aan te gaan? Zo ja, bent u bereid hier iets aan te doen? Zo nee, waarom niet?
Ik kan me goed voorstellen dat studenten die in deze crisistijden tijdelijk inkomsten verliezen, zich daar zorgen om maken. Daarom kunnen ze een beroep doen op studiefinanciering. Het is nu nog niet te overzien hoe lang de genomen maatregelen om corona te bestrijden gelden en wat daar de gevolgen van zijn. Ik houd dit scherp in de gaten en blijf hierover in gesprek met de studenten- en jongerenorganisaties.
Verder wijs ik erop dat de situatie van studenten die de Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) volgen, verschilt van die van studenten die de Beroeps Opleidende Leerweg (BOL) volgen of voltijd in het hoger onderwijs studeren. BBL-studenten werken vier dagen en gaan één dag per week naar school. Zij zijn over het algemeen in dienst van een werkgever. Met de Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) is een voorziening gecreëerd om werkgevers in staat te stellen de lonen van hun personeel te kunnen blijven betalen. De overheid probeert daarmee zoveel mogelijk te voorkomen dat werknemers, waaronder dus ook BBL-studenten kunnen vallen, hun inkomen verliezen.
In de Participatiewet is bepaald dat personen jonger dan 18 jaar zijn uitgesloten van het recht op algemene bijstand. Dit geldt ook voor personen van 18 tot 27 jaar als ze bekostigd onderwijs kunnen volgen én daarmee aanspraak maken op studiefinanciering. Een BBL-student heeft echter geen recht op studiefinanciering en valt daarom formeel niet onder de bovengenoemde uitsluitingsbepaling van de Participatiewet, ook al staat de BBL-student formeel nog ingeschreven bij een onderwijsinstelling. Wanneer de arbeidsovereenkomst van de BBL-student onverhoopt beëindigd wordt, geldt dat het aan de gemeente is om te beoordelen of de student recht op (aanvullende) algemene bijstand heeft.
Erkent u dat de huidige profileringsfondsen niet zijn berekend op de (mogelijke) toename van aanvragen van studenten als gevolg van de coronacrisis? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten? Zo nee, waarom niet?
Het profileringsfonds is een voorziening waarmee instellingen individuele studenten in overmachtssituaties financieel kunnen ondersteunen indien zij door bijzondere omstandigheden zoals ziekte, zwangerschap, functiebeperking of mantelzorg studievertraging (zullen gaan) oplopen. Het profileringsfonds is voor deze gevallen een open-einderegeling. Elke student die een aanvraag doet en naar het oordeel van de instelling aan de voorwaarden voldoet, heeft recht op ondersteuning. Tot op heden is gebleken dat het door instellingen jaarlijks begrote budget meer dan toereikend is voor deze individuele gevallen.
Er zullen studenten zijn die bijvoorbeeld ziek worden door corona of mantelzorg moeten verlenen en hierdoor studievertraging (zullen gaan) oplopen. Voor deze studenten is er – indien zij aan de overige voorwaarden voldoen – een aanspraak op het profileringsfonds. Hoe groot deze groep precies is valt op dit moment niet te voorzien, de situatie kan voorts ook per instelling of regio verschillen. Omdat het profileringsfonds voor overmachtssituaties een open- einde-regeling is, kan dit betekenen dat sommige instellingen meer dan het door hen begrote budget aan het profileringsfonds moeten besteden. Met de instellingen maak ik afspraken over het monitoren van de financiële ondersteuning uit het profileringsfonds aan studenten voor corona gerelateerde bijzondere omstandigheden.
Voor meer informatie over aanspraak op het profileringsfonds verwijs ik naar het servicedocument hoger onderwijs.
Klopt het dat (hoger)onderwijsinstellingen deels zelfstandig opereren in zaken zoals wel of geen fysiek onderwijs gedurende de sluitingsperiode alsook dat sommige instellingen nu al aangeven tot zeker 1 juni a.s. gesloten te blijven waar andere vooralsnog vasthouden aan 28 april a.s.? Hoe duidt u het bestaan van deze verschillen, ook in het kader van de wenselijke duidelijkheid voor studenten?
Het klopt dat instellingen eigen keuzes maken in de wijze waarop de kabinetsmaatregelen aan de individuele instelling worden uitgevoerd. Het servicedocument voor het ho geeft hier ook de ruimte voor. In de noodverordening is vastgelegd dat er geen onderwijsactiviteiten op de instellingen plaatsvinden. Onder onderwijsactiviteiten wordt niet verstaan de verdediging van scripties en promoties in kleine kring (deze vinden uiteraard als mogelijk online plaats) en (eind)examenactiviteiten waarbij fysieke aanwezigheid van de student nodig is. Te allen tijde wordt rekening met de algemene instructies van RIVM en GGD gehouden, zoals voldoende afstand van elkaar. Voor de omgang met faciliteiten op de campus, zoals bibliotheken en onderzoeksruimten, kunnen instellingen zelf keuzes maken. Ook hier geldt dat die passen binnen de algemene instructies van RIVM en GGD.
Er zullen, net als in de situatie vóór de coronacrisis, altijd verschillen zijn tussen keuzes die individuele instellingen maken. Wat in verband met de duidelijkheid van studenten vooral van belang is, is dat de individuele instelling de belangen van de student, waaronder duidelijkheid en rust voor de student, goed meeweegt in de keuzes die zij maakt. Deze belangen hebben de onderwijskoepels dan ook als onderdeel van het afwegingskader voor instellingsbesturen, met elkaar afgesproken en zo zijn deze belangen vastgelegd in het servicedocument.
Er kunnen instellingen zijn die langer gesloten willen blijven dan op dit moment door kabinetsmaatregelen wordt voorgeschreven. Op het moment dat het verbod tot het geven van fysiek onderwijs zou worden opgeheven, zullen instellingen met een zeer beperkte voorbereidingstijd het regulier onderwijs weer moeten opstarten. In die situatie zal rekening gehouden moeten worden met de doorwerking van de periode waarin afstandsonderwijs moest worden gegeven. Ook wordt rekening gehouden met het belang van continuïteit in het onderwijsprogramma, met beperkingen die het gevolg kunnen zijn van nog geldende gedragsregels in verband met het coronavirus, en met eventuele beperkingen in de beschikbaarheid van het onderwijspersoneel, mede als gevolg van ziekteverzuim bij onderwijspersoneel als gevolg van de crisis. Het is daarom denkbaar dat op grond van objectieve (organisatorische en andere) redenen het niet mogelijk is de dienstverlening weer onmiddellijk, volledig en op dezelfde wijze voort te zetten.
Watverwacht u van (middelbaar en hoger)onderwijsinstellingen die bij het nieuwe schooljaar aanmeldingen krijgen van leerlingen die misschien enkele studiepunten missen als gevolg van studievertraging door de coronacrisis? Deelt u de wens om hier uniforme afspraken over te maken? Zo ja, op welke termijn zal dit beleid duidelijk worden voor instellingen en studenten? Zo nee, waarom niet?
Voor studenten die door het coronavirus nu niet in de gelegenheid zijn om hun examens en tentamens af te leggen en op tijd hun diploma te behalen dat nodig is voor de doorstroom naar het vervolgonderwijs zijn afspraken gemaakt die zijn opgenomen in de servicedocumenten mbo (d.d. 2 april) en ho (d.d. 8 april).
Wat vindt u ervan dat enkele universiteiten, waaronder de Universiteit Maastricht, momenteel werken aan noodfondsen voor internationale studenten die als gevolg van de coronacrisis in financiële problemen (dreigen te) komen1? Klopt het dat dit louter gaat om geld uit crowdfundingsacties en niet om het instellingsgeld, en hoe beziet u de publieke verantwoordelijkheid om internationale studenten die in de financiële problemen komen te hulp te schieten?
We hebben te maken met een unieke crisis van grote omvang. Dat instellingen studenten die in problemen komen proberen te steunen is begrijpelijk. Op de website van de UM staat inderdaad dat er een crowdfunding-actie is gestart voor (internationale) studenten in nood. Ook andere instellingen hebben dit initiatief genomen. De UM geeft tevens aan dat haar uitgangspunt is dat studenten die een beroep doen op het noodfonds niet in aanmerking komen voor andere, al bestaande (Nederlandse overheids-)regelingen die soelaas kunnen bieden in hun noodsituatie.
Wanneer het gaat om bedragen vanuit crowdfunding acties zijn instellingen vrij om dit te doen. Instellingen hebben diverse inkomsten die niet publiek zijn en kunnen zelf keuzes maken in hoe zij deze inzetten.
Ik ben op dit moment met de VSNU, NFU, NRTO, MBO Raad en Vereniging Hogescholen in gesprek over het inzichtelijke maken van gevolgen van Corona voor studenten en instellingen. Afspraken die ik daarover maak worden opgenomen in de servicedocumenten mbo en ho die regelmatig worden bijgewerkt.
Wat is uw reactie op het pleidooi van de Jonge Akademie voor maatregelen waarmee de positie van universitair personeel, waaronder jonge onderzoekers en promovendi, gedurende de coronacrisis beter wordt beschermd2?
De Jonge Akedamie (DJA) roept op tot solidariteit met collega’s die in deze maanden alles op alles moeten zetten om in hoog tempo nieuwe vormen van online onderwijs en toetsing te realiseren. Begrip voor collega’s die hun normale uren niet kunnen maken omdat ze hun kinderen lesgeven of andere zorgtaken vervullen. Begrip en aandacht voor internationale wetenschappers die in Nederland een wetenschappelijke carrière op willen bouwen, en nu noodgedwongen alleen thuis zitten.
Ik heb zowel van De Jonge Akademie, als van de VSNU, NWO, ZonMw, NFU, PNN, PostDocNl en de Aob bezorgde oproepen ontvangen op dit gebied. Het goede nieuws is dat men samen werkt aan oplossingen om de ontstane problemen het hoofd te bieden en zo voldoet aan de grote mate van solidariteit en begrip voor elkaar waar DJA tot oproept. Instellingen doen er alles aan om naast onderwijs ook onderzoek zoveel mogelijk doorgang te laten vinden.
Bovenstaande partijen noemen vaak dat zij zich zorgen maken om de positie van jonge wetenschappers. Doordat veel onderzoekers werken op een tijdelijk contract (promovendi, postdocs), waarbij de resultaten binnen die contractduur bereikt moeten worden, kunnen sommige onderzoeken mogelijk niet afgerond worden of zelfs wegvallen. Men zoekt samen naar oplossingen.
Ook ik ben bezorgd om de ontstane onzekerheid en bijbehorende werkstress voor jonge onderzoekers. Ik ben in gesprek met betrokken partijen over wat de werkgevers hieraan kunnen doen en of en hoe ik hen mogelijk kan ondersteunen.
Tolheffing bij de Westerscheldetunnel in Zeeuws-Vlaanderen |
|
Corrie van Brenk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de artikelen over tolheffing bij de Westerscheldetunnel in Zeeuws-Vlaanderen?1, 2, 3
Ja.
Bent u zich ervan bewust dat inwoners van Zeeuws-Vlaanderen alleen de rest van Nederland kunnen bereiken via de Westerscheldetunnel, nu de Belgisch-Nederlandse grens zo goed als gesloten is? Vindt u dit wenselijk? Kunt u dit antwoord toelichten?
In heel Nederland geldt dat er gelet op het corona-virus maatregelen zijn genomen. Als uitgangspunt geldt dat iedereen thuis blijft, tenzij men werkzaam is in een vitale sector. Indien dit beroep wordt uitgeoefend in België, kan men hiervoor een vignet aanschaffen via het Belgisch nationaal crisiscentrum teneinde makkelijker de grens te passeren. Indien geen vignet is aangeschaft, moet een werkgeversverklaring worden getoond. De Westerscheldetunnel blijft daarbij zorgen voor goede bereikbaarheid tussen Zeeuws-Vlaanderen en de rest van Nederland. Het noodzakelijke vervoer kan zo doorgang vinden.
Bent u bereid de Westerscheldetunnel, gedurende de coronacrisis en zolang de Belgisch-Nederlandse grens gesloten is, in overleg met de provincie Zeeland en de directie van de Westerscheldetunnel tolvrij te maken, eventueel alleen voor bepaalde groepen, gezien de regels voor sociale onthouding? Kunt u uw antwoord toelichten?
Provinciale staten van de Provincie Zeeland besluit als aandeelhouder van de Westerscheldetunnel over het tolheffingskader. De directie van de Westerscheldetunnel besluit over de toltarieven.
Gedeputeerde staten van Zeeland wijst er in recente beantwoording op soortgelijke vragen op dat het advies van de overheid is om sociale contacten te mijden en thuis te blijven en dat het tijdelijk tolvrij maken van de Westerscheldetunnel, averechts zal werken op dit advies en juist contacten zal bevorderen.
Welke afspraken zijn er gemaakt met België over grensoverschrijdende zorg in het kader van het coronavirus en zijn de zorgverleners in Zeeuws-Vlaanderen hiervan goed op de hoogte? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals in antwoord 2 aangegeven, is de Belgische grens gesloten voor niet essentiële reizen. Wel kunnen Nederlanders werkzaam in een vitale sector of cruciaal beroep een vignet aanschaffen via het Belgisch crisiscentrum teneinde de grens makkelijker te passeren. Zoals aangegeven op de Belgische internetpagina met informatie over de corona-maatregelen, kunnen hulpdiensten vrij de grens over zonder controle. Medische behandelingen kunnen slechts doorgang vinden voor zover dit urgent is of in het kader van een noodzakelijke medische behandeling. Hiervoor moet een opnameverklaring van het ontvangende ziekenhuis respectievelijk een medisch attest overlegd kunnen worden.
Deze informatie is openbaar beschikbaar voor alle zorghulpverleners.
De bilaterale relatie met België is zeer goed. Er zijn diverse samenwerkingen tussen ziekenhuizen in de grensregio.
Zijn er, na het incident met de ambulance bij de Liefkenshoektunnel, heldere afspraken gemaakt over het laten passeren van hulpverleningsvoertuigen?
In de Liefkenshoektunnel kunnen prioritaire hulpvoertuigen die met het gebruik van de geluid- en lichtinstallatie als zodanig kenbaar zijn en via de meldkamer zijn aangemeld, de tunnel doorrijden zonder tol te betalen. Overige hulpvoertuigen die niet prioritair zijn, moeten wel betalen. Dit geldt ongeacht de herkomst van het voertuig. Dit beleid wordt reeds jaren toegepast en is bekend bij Nederlandse hulpdiensten die gebruik maken van de tunnel. Naar aanleiding van het incident met de Nederlandse ambulance heeft het management van de Liefkenshoektunnel maatregelen genomen.
De uitgifte van vouchers door luchtvaartmaatschappijen bij vluchtannuleringen vanwege Covid-19 |
|
Rutger Schonis (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Consumentenbond wil dat overheid garant staat voor luchtvaartvouchers»?1
Ja.
Kunt u toelichten hoe de houdbaarheidstermijn van zogenaamde «coronavouchers» met en geldigheid van twaalf maanden voor de luchtvaartsector zich verhouden tot de voucher die de Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR) en de Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen (ANVR) in het leven hebben geroepen met een geldigheid van zes maanden?2
De zogenaamde «coronavouchers» die door de leden van de ANVR worden uitgegeven hebben een geldigheid van minimaal twaalf maanden, waarbij de garantie van de SGR voor 12 maanden geldt. Uitbetaling van de voucherwaarde kan op verzoek van de consument vanaf zes maanden na uitgifte plaatsvinden, maar niet eerder.
In de aanwijzing die ik aan de ILT heb gegeven (Kamerstuk 31 936, nr. 731) om niet handhavend op te treden als passagiers een voucher krijgen in plaats van terugbetaling van hun vliegticket, heb ik als voorwaarde opgenomen dat de vouchers maximaal twaalf maanden geldig mogen zijn. En na het aflopen van de looptijd krijgt een passagier altijd (het resterende deel van) de voucherwaarde terug. De luchtvaartmaatschappij is bovendien verplicht om hiertoe het initiatief te nemen, omdat passagiers hier mogelijk niet aan denken. De overige voorwaarden van de vouchers kunnen verschillen tussen luchtvaartmaatschappijen.
Kunt u toelichten of het mogelijk is voor de consument om, wanneer deze het ticket heeft gekocht met een creditcard, deze betaling te storneren bij uitgifte van een voucher door een luchtvaartmaatschappij?
Deze vraag is lastig generiek te beantwoorden, doordat creditcardmaatschappijen verschillende voorwaarden kunnen stellen. Voor de beantwoording is contact gezocht met ICS, marktleider in de uitgifte van creditcards, en zij gaven het volgende antwoord.
In geval van een geannuleerde vlucht is de luchtvaartmaatschappij het eerste aanspreekpunt voor de creditcardhouder. Die zal een passend alternatief moeten bieden, bijvoorbeeld in de vorm van een voucher of het kosteloos omboeken van de reis. Pas als er geen, of een niet als passend ervaren alternatief wordt gedaan door de luchtvaartmaatschappij, kan de creditcardhouder de betaling via de creditcard betwisten. Momenteel wordt daarbij kaarthouders – vanwege de uitzonderlijk zware omstandigheden voor de bedrijven in kwestie – gevraagd om waar mogelijk toch gebruik te maken van de aangeboden alternatieven.
In de vraagstelling wordt gesproken over storneren. Dit is niet mogelijk met een creditcard, want dat kan alleen bij betalingen met bankpassen. Bij een creditcard kan de betaling betwist worden, wat betekent dat de creditcardmaatschappij onder bepaalde voorwaarden het betaalde bedrag terug kan vorderen van het bedrijf dat de betaling ontving.
Zodra een kaarthouder een betwisting indient, probeert de creditcardmaatschappij het betaalde bedrag voor de kaarthouder terug te vorderen. Ook hier geldt dat de huidige omstandigheden uniek zijn, waardoor dit proces wat langer kan duren dan normaal. Als de creditcardhouder de geboden alternatieve mogelijkheid heeft geaccepteerd, kan geen betwisting worden ingediend. Hierbij wordt er van uitgegaan dat de voucher gebruikt kan worden en de creditcardhouder op een later tijdstip alsnog zijn vlucht kan maken.
Deelt u de mening dat het uitgeven van een voucher, vooral in deze economisch beweeglijke tijden voor de luchtvaartsector, een risico kan vormen in het kader van consumentenbescherming? Zo ja, kunt u toelichten of u van plan bent stappen te ondernemen om te voorkomen dat de consument door nu een voucher te accepteren, mogelijk een jaar lang het risico loopt dat bij faillissement van de luchtvaartmaatschappij de voucher zijn waarde verliest? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
De luchtvaart wordt hard geraakt door de uitbraak van Covid-19. Door de opgelegde beperkingen aan het internationale personenvervoer en de sterk teruggelopen ticketverkoop, houden luchtvaartmaatschappijen grote delen van hun vloot aan de grond en zijn duizenden vluchten geannuleerd. Passagiers met een los vliegticket hebben in dat geval onder Verordening (EG) Nr. 261/2004, artikel 8, eerste lid, recht op een alternatieve vlucht of restitutie van het betaalde ticket binnen zeven dagen.
Vanwege de crisis zijn luchtvaartmaatschappijen momenteel in zeer beperkte mate in staat om alternatieve vluchten aan te bieden. Verder zijn ze onvoldoende liquide om op korte termijn alle tickets terug te betalen. Het gaat om honderdduizenden terug te betalen tickets. Citi3 schat in dat Air France-KLM ongeveer drie miljard euro aan terug te betalen opbrengsten op de balans heeft staan. Voor Lufthansa en IAG gaat het om een vergelijkbare ordegrootte.
Zoals u weet heb ik als tijdelijke noodmaatregel de ILT opgedragen om niette handhaven wanneer luchtvaartvaartmaatschappijen vouchers uitgeven als alternatief voor terugbetaling binnen zeven dagen (Kamerstuk 31 936, nr. 731). Ik heb deze maatregel genomen ter bescherming van de liquiditeitspositie van luchtvaartmaatschappijen. Terugbetaling van grote aantallen vliegtickets vergroot het risico op een faillissement. Passagiers die tot op dat moment geen terugbetaling ontvingen, staan bij een faillissement met lege handen. Daarnaast zouden duizenden mensen hun baan verliezen.
Tegelijkertijd deel ik de zorg van de leden Schonis en Paternotte, namelijk dat passagiers in het bezit van een voucher gedurende langere tijd het risico lopen dat de luchtvaartmaatschappij failliet gaat. Ik zet mij daarom in Europees verband in voor een garantstelling op de vouchers. Meer hierover in antwoord 7.
Kunt u toelichten op welke wijze de consument zich kan verzekeren tegen faillissement van een luchtvaartmaatschappij nu de verzekeringen tegen zogenaamde‘Airline Insolvency» acuut zijn gestopt?
Via aanbieders van vliegtickets was het (tot voor kort) mogelijk om een verzekering af te sluiten die beschermt tegen het faillissement van een luchtvaartmaatschappij (een zogenaamde vliegticketverzekering). Vliegticketverzekeraars hebben laten weten dat de markt momenteel te risicovol is om vliegticketverzekeringen aan te bieden. Het is hun intentie om weer te beginnen met het aanbieden van deze verzekering zodra duidelijker wordt hoe luchtvaartmaatschappijen er financieel voor staan en het risico beter is in te schatten. Dit zal gemonitord worden door mijn ministerie.
Mede vanwege deze marktontwikkeling wil ik in Europees verband pleiten voor een verkenning naar de mogelijkheid van een garantiefonds. Meer hierover in antwoord 7.
Kunt u toelichten of het mogelijk is voor consumenten om met niet-gebruikte tickets voor vluchten terug naar Nederland, bijvoorbeeld doordat hun aansluitende vluchten zijn geannuleerd of doordat zij terug zijn gekomen via de bijzondere bijstand buitenland, ook gecompenseerd te worden door middel van vouchers?
Verordening (EG) 261/2004 is van toepassing op passagiers die reizen vanaf een luchthaven gelegen in de Europese Unie, of met een Europese luchtvaartmaatschappij wanneer de vertrekluchthaven buiten de Europese Unie ligt. Het recht op terugbetaling geldt alleen bij vluchtannulering door de luchtvaartmaatschappij en is ook van toepassing in het geval van aansluitende vluchten, wanneer omboeking naar de eindbestemming niet mogelijk is, op het gedeelte van de reis dat niet is gemaakt. Gelet op de huidige omstandigheden zal een luchtvaartmaatschappij in een dergelijke situatie waarschijnlijk overgaan tot de uitgifte van een voucher.
Als een passagier zelf annuleert, bijvoorbeeld doordat hij via repatriëring al terug in Nederland is, dan geldt Verordening (EG) 261/2004 niet en zijn de annuleringsvoorwaarden van de luchtvaartmaatschappij van toepassing.
Deelt u de mening dat het in de toekomst belangrijk is dat consumenten beter beschermd worden bij dergelijke rampen? Zo ja, kunt u toelichten welke mogelijkheden u ziet om deze bescherming te verbeteren? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Het antwoord op deze vraag is tweeledig. Ten eerste gaat het om de bescherming van consumenten in bezit van een voucher. Ten tweede gaat het om de bescherming van consumenten die tickets willen gaan kopen voor een toekomstige reis.
Zoals aangegeven bij antwoord 8 doe ik een beroep op mensen om de vouchers die luchtvaartmaatschappijen uitgeven te accepteren. Maar, dat betekent dat zij gedurende langere tijd het risico lopen dat de betreffende luchtvaartmaatschappij failliet gaat en daarmee de voucher zijn waarde verliest.
Dit is een punt van zorg. Niet alleen in Nederland, maar in heel Europa waar maatschappijen zijn overgegaan op de uitgifte van vouchers. Nederlanders zijn daardoor in bezit van vouchers uitgegeven door buitenlandse maatschappijen voor vluchten vanaf buitenlandse luchthavens. Ik maak mij daarom in Europees verband hard voor een garantstelling op de vouchers, waarmee bezitters van vouchers zijn beschermd tegen een faillissement van de luchtvaartmaatschappij die de voucher heeft uitgegeven.
Daarnaast dring ik er bij de luchtvaartsector op aan om de vouchers zo aantrekkelijk mogelijk te maken, bijvoorbeeld door de flexibiliteit te verhogen en vouchers overdraagbaar te maken. Ook moeten zij consumenten adequaat en volledig informeren over de vouchers. Ik vind dat zij hun verantwoordelijkheid moeten nemen richting hun passagiers van wie zij momenteel veel vragen.
Ook de toekomstige bescherming van passagiers is van belang. Niet alleen voor henzelf, maar ook voor het herstel van de luchtvaartsector na de crisis. Het is niet ondenkbaar dat mensen nu huiverig zijn om vliegtickets te kopen. Het vertrouwen van mensen kan worden versterkt door hen meer bescherming te bieden.
Op dit punt ligt mijn inzet eveneens in Europa, waar ik wil pleiten voor een verkenning van de mogelijkheid om een Europees garantiefonds vliegtickets4 op te zetten. Zo’n fonds kan bijvoorbeeld structureel gefinancierd worden door een opslag op de ticketprijs, en gedupeerde passagiers kunnen hierdoor financieel worden gecompenseerd bij een faillissement van de luchtvaartmaatschappij waarbij ze hadden geboekt. Ik zie mogelijkheden om dit voorstel te combineren met een garantstelling op de vouchers.
Kunt u toelichten of het mogelijk is voor de consument om via het Europees recht op terugbetaling hun geld terug te krijgen bij het annuleren van de vlucht?
Mensen hebben het recht op terugbetaling als de maatschappij een vlucht annuleert en geen vervangende vlucht aanbiedt (op basis van Verordening (EG) 261/2004, artikel 8, eerste lid). Vanwege de uitzonderlijke situatie doe ik een beroep op passagiers om, als het financieel kan, de vouchers die luchtvaartmaatschappijen aanbieden als alternatief te accepteren. Daarmee helpen passagiers voorkomen dat luchtvaartmaatschappijen in financiële problemen komen en kunnen zij zelf op een later moment de geplande reis alsnog maken.
Het gebruik van vouchers is tijdelijk toegestaan (zie antwoord 4) om te voorkomen dat luchtvaartmaatschappijen omvallen en passagiers dan hun geld kwijt zijn. Voorop staat daarbij dat luchtvaartmaatschappijen dit in hun contacten met de passagiers zorgvuldig regelen. Dit betekent dat de waarde van de voucher minimaal het door de consument betaalde bedrag moet hebben, inclusief betalingen voor bv. bagage of beenruimte. We zullen dit naar aanleiding van de signalen van consumentenorganisaties opnieuw onder de aandacht brengen bij de luchtvaartmaatschappijen, en de ILT neemt dit op in de beleidsregel die binnenkort verschijnt5. Ik dring er bij de luchtvaartmaatschappijen ook op aan om te kijken naar mogelijkheden om vouchers aantrekkelijker te maken, bijvoorbeeld door overdraagbaarheid aan andere personen te faciliteren.
Als een passagier toch vasthoudt aan terugbetaling van het ticketbedrag en de luchtvaartmaatschappij weigert dit, dan is er de mogelijkheid voor de passagier om (eventueel met hulp van een claimbureau) een rechtszaak te starten, zoals dit ook al vóór de coronacrisis het geval was.
Is het beleid om de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) te laten afzien van toezicht op deze terugbetaling afgestemd met Europa?
Nee, maar ik heb eurocommissaris van Transport Vălean er persoonlijk over geïnformeerd, en daarnaast heb ik het mondeling toegelicht aan collega-transportministers.
Heeft het afwijken van Europese wet- en regelgeving nog andere implicaties?
Er is veel steun bij lidstaten voor het gedogen van vouchers, omdat men de ernst van de situatie in de luchtvaartsector inziet. Samen met andere landen pleit ik voor tijdelijke aanpassing van Verordening (EG) 261/2004 (zie Kamerstuk 31 936, nr. 731), en zet ik mij in voor garantstelling op de vouchers en een verkenning naar de mogelijkheid van een garantiefonds.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De berichten ‘De corona-angst achter de dichte deuren van het verpleeghuis’ en ‘Frankrijk moet dodenlijst bijstellen: honderden ouderen overleden in verpleeghuizen’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten «De corona-angst achter de dichte deuren van het verpleeghuis» en « Frankrijk moet dodenlijst bijstellen: honderden ouderen overleden in verpleeghuizen» en andere berichten die betrekking hebben op corona-gerelateerde sterfgevallen in verpleeghuizen en kleinschalige woonvormen voor bijvoorbeeld dementerende ouderen?1
Vindt u het van belang om een zo betrouwbaar mogelijk inzicht te hebben in het aantal bewoners van verpleeghuizen dat ziek wordt als gevolg van het coronavirus en het aantal bewoners dat (mede) daaraan komt te overlijden?
Heeft u een betrouwbaar inzicht in en een overzicht van de aan corona gerelateerde sterfgevallen in verpleeghuizen en woonvormen als hierboven bedoeld? Als dat niet het geval is, bent u dan bereid om dat inzicht wel te verkrijgen (bijvoorbeeld door het, via branche-organisaties, wekelijks gestructureerd verzamelen van gegevens) en de Kamer daarover vervolgens te informeren?
Worden, zoals in het artikel in de Volkskrant door een zorgbestuurder wordt gesteld, bewoners met ziekteverschijnselen die op corona zouden kunnen wijzen, standaard getest of vindt (zoals elders in hetzelfde artikel wordt gesteld) testen slechts «mondjesmaat» plaats? Indien beide beweringen waar zijn, hoe kan het dat klaarblijkelijk zo verschillend met testen wordt omgegaan? Vindt u dat dat moet kunnen en bent u bereid daar verandering in aan te brengen, zodat alle bewoners (èn medewerkers) met ziekteverschijnselen die op corona zouden kunnen wijzen worden getest?
Hoeveel locaties zijn er inmiddels «opgegeven», zoals in het artikel in de Volkskrant bedoeld? Als u daar geen inzicht in heeft, zou u dat dan wel willen verwerven en delen?
Hebben inmiddels alle verpleeghuizen (inclusief woonvormen voor bijvoorbeeld dementerende ouderen) de beschikking over voldoende beschermingsmiddelen?
Wat vindt u van het pleidooi dat verpleeghuizen maatwerk zouden moeten kunnen leveren als het gaat om het bijvoorbeeld toch (eerder) toestaan van bezoek, mede tegen de achtergrond van de kwaliteit van leven van vaak al ernstig zieke ouderen? Is dergelijk maatwerk mogelijk dan wel zou u dat mogelijk willen maken?
De gevolgen van de coronacrisis voor keuringen bij de RDW en het CBR |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u schetsen wat de gevolgen van de coronacrisis zijn voor de Algemene Periodieke Keuring (APK)? Kunt u aangeven van hoeveel uitval van personeel er sprake is in de garages? Kunnen er nog voldoende steekproeven gehouden worden door de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW)?
Zoals ook gemeld in mijn brief van 15 april jl. over de maatregelen in relatie tot COVID-191, loopt de APK-dienstverlening door. Er worden op dit moment dagelijks gemiddeld ongeveer 32.500 APK’s bij lichte voertuigen (APK-2) uitgevoerd. Dat is 3,1 procent meer dan vorig jaar rond deze tijd. De erkende garagebedrijven volgen de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en hebben diverse maatregelen genomen om auto’s te kunnen blijven keuren, zoals het halen en brengen van auto’s. De steekproeven op de APK door de Dienst Wegverkeer (RDW) gaan door en ook de medewerkers van de RDW volgen daarbij de richtlijnen van het RIVM. Het aantal uitgevoerde APK’s geeft derhalve geen aanleiding om te vermoeden dat er in de sector sprake is van een problematisch hogere uitval van het personeel in garages.
Kunt u aangeven of mensen die werkzaam zijn in vitale beroepen of mensen die vastzitten in het buitenland contact kunnen opnemen met de RDW als zij niet in de gelegenheid zijn om hun auto te laten keuren of de auto tijdelijk niet kunnen laten keuren vanwege de beperkte dienstverlening? Zo ja, welke oplossingen bestaan er voor deze gevallen?
Aangezien APK-keuringen nog steeds worden uitgevoerd door de erkende garagebedrijven, worden mensen in eerste instantie gevraagd om te kijken of ze samen met hun garage tot een oplossing kunnen komen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van een haal- en brengservice. Mensen werkzaam in de zorg of in een ander vitaal beroep en mensen die door maatregelen ten behoeve van de bestrijding van COVID-19 vastzitten in het buitenland (met of zonder voertuig), en die echt geen gelegenheid hebben om de APK te kunnen laten uitvoeren, kunnen contact opnemen met de RDW. Er wordt dan geprobeerd om in overleg tot een goede oplossing te komen.
Erkent u dat het voor sommige mensen nu lastiger is om aan de APK te voldoen omdat of hun garage minder plek heeft voor het keuren of zij zelf niet in de gelegenheid zijn naar de afspraak te rijden omdat ze griepachtige klachten hebben en zich willen houden aan de isolatieregelingen die nu gelden in verband met corona?
Ja, de RDW ontvangt hierover ook vragen van bezorgde burgers die hun APK niet kunnen laten uitvoeren omdat zij niet naar hun garage kunnen of durven. Zoals gemeld in mijn brief van 15 april jl.2, heeft de RDW om hieraan tegemoet te komen in overleg met het Openbaar Ministerie (OM) de registervergelijking tijdelijk opgeschort op de APK-plicht bij lichte voertuigen (APK-2). Het grootste gedeelte van de APK’s kan op deze manier blijven doorlopen en tegelijk biedt dit coulance aan mensen die bijvoorbeeld in quarantaine zitten. Zodra mensen daartoe weer in staat zijn en de APK-datum is verstreken, is het noodzakelijk eerst de auto te laten keuren voordat er weer mee gereden wordt.
Kunt u aangeven of tijdens de coronacrisis met een APK-plichtig voertuig mag worden gereden als de APK is verlopen? Zo nee, ziet u mogelijkheden om problemen die hierdoor ontstaan tijdelijk op te lossen? Hoe kijkt u aan tegen een tijdelijke verlenging van de keuringsdatum met bijvoorbeeld twee maanden als mensen aangeven door de punten uit vraag 2 en 3 niet tijdig te kunnen keuren?
Nee, vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid mag een voertuig met een verlopen APK nog steeds niet deelnemen aan het verkeer. Ook voor de verzekering blijft het hebben van een geldige APK onverminderd gelden als eis voor voertuigen die zich op de weg bevinden. De enige rit die mensen zonder APK mogen maken, is de rit naar de garage voor het uit laten voeren van de APK. In de antwoorden op vraag 2 en 3 staat beschreven op welke wijze de problemen worden opgelost waar sommige mensen mee worden geconfronteerd.
Kunt u aangeven wat het precies inhoud dat keuringsstations vanwege de coronacrisis slechts beperkte diensten aanbieden? Wat houden deze beperkte diensten in en wat zijn hiervan precies de gevolgen?
De RDW heeft in reactie op de landelijke maatregelen ter bestrijding van COVID-19 de eigen dienstverlening op de RDW keuringsstations beperkt tot cruciale keuringen. Deze keuringen vinden gecentraliseerd plaats op negen RDW keuringsstations. De andere zeven RDW keuringsstations zijn gesloten. Dit was noodzakelijk om de veiligheid van de medewerkers zoveel mogelijk te garanderen naar aanleiding van de landelijke maatregelen.
De keuringen die als cruciaal zijn aangemerkt, zijn de:
Als gevolg hiervan zijn de administratieve diensten met betrekking tot export en overschrijven bij de keuringsstations tot nader order opgeschort. Hiervoor kan men nog wel terecht bij de door de RDW-erkende bedrijven en bij de balies van de RDW in Veendam en Zoetermeer. Verder waren ook de toelatingskeuringen van importvoertuigen door de RDW tijdelijk stilgezet. Zie voor de huidige stand van zaken het antwoord op de vragen 7, 8 en 9.
Kunt u aangeven in welke mate de RDW op dit moment voertuigen keurt, zodat bedrijven voertuigen zoveel mogelijk tijdig kunnen afleveren?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat het op dit moment niet mogelijk is om geïmporteerde auto’s te keuren waardoor, wanneer autobedrijven afhankelijk zijn van geïmporteerde auto’s, ze geen auto ‘s meer kunnen afleveren?
Nadat zeker was gesteld dat de cruciale keuringen gegarandeerd konden worden, heeft de RDW een tijdelijke werkwijze ontwikkeld voor het inschrijven van personenauto’s die geïmporteerd zijn uit andere lidstaten. Hierbij kunnen RDW-erkende bedrijven in plaats van een fysieke controle, op afstand door middel van foto-identificatie voertuigen aanbieden voor beoordeling door de RDW. In voorkomende gevallen voert de RDW wel een fysieke steekproef uit. De prioriteit lag op verzoek van de branche de eerste twee weken bij bedrijven die hun personenauto’s al verkocht hadden. Na een korte test is de aangepaste importprocedure op maandag 30 maart jl. van start gegaan. Deze tijdelijke noodprocedure werkt goed en is per 10 april jl. uitgebreid naar alle personenauto’s, lichte bedrijfsauto’s en twee- en driewielers (zoals motorfietsen en bromfietsen) die zijn geïmporteerd. De aangepaste procedure is in deze vorm uitsluitend bedoeld als tijdelijke noodoplossing. Naar verwachting kunnen vanaf eind april weer schadekeuringen en inschrijvingen van geïmporteerde zware bedrijfsauto’s worden uitgevoerd.
Per 1 april jl. zijn de tenaamstellingen voor natuurlijke personen die alleen beschikken over buitenlandse legitimatiedocumenten weer gestart op de negen RDW-keuringsstations. Deze mensen kunnen normaal gesproken alleen aan de balie in Zoetermeer of Veendam terecht, waardoor zij onevenredig veel zouden moeten reizen, hetgeen in het licht van de COVID-19 maatregelen onwenselijk is. Op de keuringsstations worden hierbij de RIVM-richtlijnen gevolgd.
Het is de ambitie van de RDW om, met inachtneming van de huidige maatregelen en richtlijnen voor de bestrijding van COVID-19, de komende periode verder op te schalen tot de volledige dienstverlening zo goed als mogelijk weer op orde is.
Kunt u aangeven op welke wijze kan worden voorkomen dat voorraden van geïmporteerde auto's onverkoopbaar worden en afnameverplichtingen zoveel mogelijk kunnen worden nakomen met leveranciers, zodat verkochte auto’s kunnen worden afgeleverd?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven of RDW keuringen op afstand of uitgestelde keuring mogelijk maakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn van de coronacrisis voor het tijdig kunnen verlengen van het rijbewijs bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)? Hoe kan zoveel mogelijk worden voorkomen dat de problemen die er al waren hierdoor worden vergroot?
Bestuurders die geen gezondheidsverklaring bij het CBR hoeven in te dienen, kunnen hun rijbewijs gewoon verlengen bij de gemeente. Echter, dit is niet altijd mogelijk voor mensen die ziekteverschijnselen hebben of die in een huis wonen met iemand die ziekteverschijnselen heeft. Ook wil men liever niet naar het gemeentehuis om de kans op besmetting met COVID-19 zo klein mogelijk te houden. Bestuurders die een gezondheidsverklaring bij het CBR moeten indienen, en verder geen keuringsverslag of medische rapportages hoeven aan te leveren, worden eveneens door het CBR geholpen. Bestuurders die wel een medische keuring nodig hebben, konden bij het ingaan van de maatregelen in relatie tot COVID-19 niet bij een arts terecht, omdat de keuringen niet vallen binnen het kader van een «medische behandeling». Hierdoor is het rijbewijs van een deel van deze mensen reeds verlopen of zal binnenkort verlopen. De artsenfederatie KNMG heeft onlangs aangegeven dat keuringen in het kader van het rijbewijs wel doorgang kunnen vinden als deze met inachtneming van de richtlijnen van het RIVM worden afgenomen. Of artsen nu ook meer gaan keuren is niet te voorspellen. Om bovenstaande redenen is een tijdelijke coulance momenteel van kracht voor alle rijbewijshouders wier rijbewijs verloopt in de periode 16 maart 2020 tot en met 1 juni 2020. Zij kunnen blijven doorrijden in Nederland met hun verlopen rijbewijs tot 1 juni. Deze coulance is niet van toepassing op rijbewijzen met een geldigheidsduur van 1 of 3 jaar in verband met het te grote risico voor de verkeersveiligheid.
Het CBR onderhoudt intensief contact met de verschillende artsen- en specialistenorganisaties en geeft hen, binnen de wettelijke mogelijkheden en COVID-19 richtlijnen, informatie om de keuringen zoveel mogelijk op te pakken.
Kunt u hierbij specifiek aangeven wat de gevolgen van de coronacrisis zijn voor de keuring van keuringsartsen bij het CBR of keuringen door eigen medische specialist? Klopt het dat veel artsen op dit moment niet keuren, zo ja welke (tijdelijke) oplossing ziet u hiervoor, zodat mensen zoveel mogelijk op tijd de (verlenging) van hun rijbewijs kunnen krijgen?
Bij het ingaan van de maatregelen in relatie tot COVID-19 konden rijbewijshouders die gekeurd moeten worden niet bij een arts terecht, omdat de keuringen niet vallen binnen het kader van een «medische behandeling». Hierdoor is het rijbewijs van een deel van deze mensen reeds verlopen of zal binnenkort verlopen. De artsenfederatie KNMG heeft onlangs aangegeven dat keuringen in het kader van het rijbewijs wel doorgang kunnen vinden als deze met inachtneming van de richtlijnen van het RIVM worden afgenomen. Of artsen nu ook meer gaan keuren is niet te voorspellen. In overleg met de Minister van Justitie en Veiligheid en het Verbond van Verzekeraars is momenteel een tijdelijke coulanceregeling van kracht geworden waardoor mensen wier rijbewijs verloopt tussen 16 maart en 1 juni met een verlopen rijbewijs kunnen doorrijden in Nederland tot 1 juni a.s. Deze coulance is niet van toepassing op rijbewijzen met een geldigheidsduur van 1 of 3 jaar in verband met het te grote risico voor de verkeersveiligheid. Omdat de verwachting is dat dit probleem op 1 juni nog niet voorbij zal zijn, wordt voor de langere termijn gewerkt aan een alternatieve oplossing. Gedacht wordt onder andere aan een nood-AMvB waarbij rijbewijzen voor een nog nader te bepalen periode administratief verlengd worden. Ook wordt gepolst bij de Europese Commissie of verlenging van het rijbewijs met een Europese verordening geregeld zou kunnen worden. En tot slot zal het CBR in de opstartscenario’s de medische keuringen meenemen.
De coronacrisis en bewonersinitiatieven |
|
Harry van der Molen (CDA), Jan de Graaf (CDA), Nevin Özütok (GL) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Financieel zwaar weer voor bewonersinitiatieven: tijd voor actie» en het onderliggend onderzoek van MAEX?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat initiatieven juist ook in deze tijd van grote waarde zijn, maar dat zij tegelijkertijd te maken hebben met een inkomstenverlies van gemiddeld 70%?
Ja, maatschappelijke initiatieven zijn (juist ook in deze tijd) van grote waarde voor de samenleving. Dat blijkt onder meer uit de grote betrokkenheid en inzet van mensen binnen de sociale structuren in buurten en wijken. Zij zetten zich geheel belangeloos in voor de medemens. Ik heb daar grote bewondering voor. Daarom zet dit kabinet ook in op het vergroten en versterken van de invloed van bewoners op de eigen woon- en leefomgeving, onder meer via het uitdaagrecht. Bewoners weten vaak als geen ander wat nodig is in hun buurt. De Coronacrisis heeft – net zoals op andere terreinen – impact op de initiatieven vanuit de samenleving. In het door u genoemde onderzoek wordt daarbij een gemiddeld inkomstenverlies van 68 procent onder 244 respondenten gemeld, waarbij maatschappelijke initiatiefnemers en sociaal ondernemers onder één noemer zijn gebracht.
Kunnen niet-commerciële organisaties ook een beroep doen op de reeds aangekondigde regelingen voor financiële ondersteuning?
Niet-commerciële instellingen kunnen ook een beroep doen op de reeds aangekondigde regelingen voor financiële ondersteuning. Dat geldt echter niet voor alle maatregelen uit het ondersteuningspakket. Een dergelijke instelling moet dan kwalificeren als een onderneming, en dat is «iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent». Een economische activiteit is iedere activiteit waarbij goederen of diensten op een markt worden aangeboden. Als er geen sprake van een onderneming is, zoals mogelijk bij buurtinitiatieven, dan staan de regelingen dus niet ter beschikking.
Bent u bereid om het initiatief te nemen om met gemeenten en relevante partijen, waaronder wellicht landelijke fondsen die bewonersinitiatieven ondersteunen zoals het Oranjefonds en anderen, te bezien hoe tot een gezamenlijke inzet kan worden gekomen om noodlijdende bewonersinitiatieven, waarvan de activiteiten tijdelijk niet (of nauwelijks) kunnen doorgaan en voor wie het opbrengen van vaste lasten een probleem is, de komende maanden te ondersteunen?
Ik wil een beroep doen op gemeenten om oog te hebben voor de maatschappelijke initiatieven binnen hun gemeenschap, zeker als deze maatschappelijke initiatieven door de coronacrisis in hun voortbestaan worden bedreigd. Op mijn beurt ben ik bereid om samen met betrokken gemeenten te kijken naar maatwerkmogelijkheden om specifieke lokale knelpunten het hoofd te bieden. Naast het kabinetsbrede ondersteuningspakket en de ondersteuning via het meerjarige samenwerkingsprogramma Democratie in Actie zie ik vooralsnog geen aanleiding om op dit moment extra initiatief te nemen voor een algemene ondersteuningsmaatregel.
Bent u bereid via het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties praktische ondersteuning te bieden aan het spontaan ontstane noodfonds dat wordt getrokken door MAEX, de Maatschappelijke Alliantie, en dat wordt gesteund door LSA bewoners, de Landelijke Vereniging Voor Kleine Kernen en anderen?
Vooropgesteld wil ik mijn waardering uitspreken voor de snelle inventarisatie van het vraagstuk en de uitwerking van de initiatiefnemers om uitkomst te bieden aan de noodlijdende maatschappelijke initiatieven en sociale ondernemers. Ik ben bereid, zoals hierboven al gemeld, om praktische ondersteuning te bieden bij lokale knelpunten in specifieke gemeenten. Daarover ga ik graag het gesprek aan.
Ziet u mogelijkheden om met of via het programma Lokale Democratie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij te dragen aan het verkleinen of oplossen van de acute problemen die zich voordoen bij bewonersinitiatieven en/of gemeenten? Welke mogelijkheden ziet u in het programma om middelen, die nog niet juridisch verplicht zijn, in te zetten voor de bewonersinitiatieven?
Het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie richt zich primair op de ondersteuning van decentrale overheden. Zoals ik al eerder opmerkte hecht ik veel waarde aan maatschappelijk initiatief en betrokkenheid van bewoners. Het versterken van bewonersbetrokkenheid bij de lokale democratie en daarmee ook maatschappelijke initiatieven maakt nadrukkelijk deel uit van dat programma. Om die reden investeer ik ook jaarlijks via uitvoeringspartners als het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners en de Landelijke Vereniging Kleine Kernen in een ondersteuningsprogramma ten behoeve van maatschappelijke initiatieven. Ook de komende jaren zal ik dat blijven doen. Daarnaast zal ik in overleg met gemeenten actief monitoren op welke wijze noodlijdende maatschappelijke initiatieven extra kunnen worden ondersteund. Ik denk daarbij aan praktische ondersteuning in de vorm van kennis en het tijdelijk beschikbaar stellen van extra ondersteunende expertise.
De sluiting locaties Hoenderloo en Deelen van jeugdzorgaanbieder Puryn |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Wilt u erkennen dat het doel van de motie-Hijink c.s. van 23 januari 2020 over maximale inzet op een doorstart voor De Hoenderloo Groep nooit een serieuze kans heeft gemaakt?1
Conform de motie Hijink cs2 heb ik mij, samen met gemeenten en instelling, maximaal ingespannen om met de initiatiefnemers van «Klein Hoenderloo» te verkennen of een doorstart van de Hoenderloo Groep mogelijk is. Zoals ik toelichtte in mijn brief van 20 februari 2020 heb ik de initiatiefnemers van «Klein Hoenderloo» samen met alle stakeholders bijeengeroepen voor een overleg over het plan «Klein Hoenderloo». Dit plan is serieus beoordeeld door alle stakeholders (gemeenten, Pluryn, Jeugdautoriteit, de IGJ, de Inspectie van het Onderwijs en het Ministerie van OCW), ieder vanuit de eigen rol en verantwoordelijkheid. Na twee rondes van verhelderende vragen bleek dat het plan door alle betrokkenen werd beoordeeld als onvoldoende zekerheid gevend. De plannen waren beperkt uitgewerkt op de punten continuïteit en kwaliteit van zorg en er werd uitgegaan van een faillissement van de Hoenderloo Groep. Daarnaast hebben vooral gemeenten aangegeven de ambitie te hebben dat ook als jongeren uit huis geplaatst moeten worden, ze deze zorg zoveel mogelijk in kleinschalige, meer gezinsgerichte woonvormen willen organiseren.
Ik heb Pluryn verzocht serieus na te denken over alternatieve doorstartmogelijkheden en deze met spoed uit te werken. Vier mogelijkheden zijn onderzocht. Geen van de alternatieven bood een praktisch haalbare optie die zou leiden tot verbeterde kwaliteit van zorg, aansluitend op de zorgvraag en tegen verantwoorde kosten. Daarentegen bleek een doorstart van de zorg van de Hoenderloo Groep op andere locaties wél mogelijk. Tot heb ik KPMG zowel het plan «Klein Hoenderloo» als de vier doorstart ideeën van Pluryn onafhankelijk laten toetsen.
Wat is uw oordeel over de inspectierapportages over de locaties Hoenderloo en Deelen, waarin wordt gesproken over onder andere een gebrek aan kwaliteit en continuïteit en een gebrek aan personeel door ziekteverzuim?2
De IGJ heeft Pluryn na een inspectieonderzoek eind 2018 om verbeteringen gevraagd. Pluryn heeft vervolgens zelf geconstateerd dat het nog onvoldoende is gelukt om verbeteringen te realiseren. Dit in combinatie met de financiële problematiek van de organisatie waardoor middelen om de zorg te verbeteren ook niet beschikbaar zijn, heeft Pluryn doen besluiten de locaties te sluiten. De IGJ geeft aan te begrijpen dat het bestuur van Pluryn genoodzaakt is ingrijpende maatregelen te treffen. Daarom vindt de IGJ de keuze voor sluiting van deze locaties navolgbaar. Ik sluit mij hier bij aan.
Hoe beoordeelt u de oorzaak van de problemen, die volgens het rapport voortkomen uit slecht management en bestuur, te zien in de top-down benadering, gebrek aan verbinding met de werkvloer en gebrek aan begeleiding van werknemers?
De IGJ heeft sinds 2016 meermaals toezicht uitgevoerd bij de Hoenderloo Groep en verbetermaatregelen gevraagd4. In haar laatste rapport geeft de IGJ geeft aan zich zorgen te maken over het ziekteverzuim, de lage mate van ervaren vertrouwen van medewerkers in het bestuur van de organisatie en het ontbreken van een gevoel van veiligheid binnen de organisatie. De IGJ verwacht dat het bestuur van Pluryn haar medewerkers zo goed mogelijk ondersteunt om nu en in de komende periode de kwaliteit en veiligheid van de hulp aan jeugdigen te borgen. Ik sluit mij hier bij aan.
Bent u van mening dat het sluiten van deze twee locaties ertoe zal leiden dat de bredere problemen binnen Pluryn worden opgelost? Hoe reëel schat u de mogelijkheid dat Pluryn in de toekomst problemen blijft ervaren en dat daaruit verdere sluitingen zullen voortvloeien?
Zoals bekend is Pluryn’s financiële situatie al enige tijd precair. Pluryn zal samen met haar stakeholders, zoals gemeenten en zorgkantoren, moeten komen tot een gedragen inzet voor de richting en benodigde maatregelen tot herstel. Vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke ben ik hierbij betrokken, altijd met het oog op de borging van de continuïteit van zorg. De afgelopen maanden is Pluryn in gesprek met haar stakeholders over het meerjarenherstelplan voor de periode 2020–2021. De sluiting van de Hoenderloo Groep is onderdeel hiervan. Vanwege het belang van zorgcontinuïteit gaat de Jeugdautoriteit een monitoringsrol vervullen.
Erkent u dat er stevige beloften zijn gedaan tijdens het debat van 23 januari 2020 over het het herplaatsen van gedupeerde jongeren? Hoe rijmt u dit met de conclusie van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd dat Pluryn zorgvuldiger moet omgaan met de begeleiding van jongeren naar een vervolgopleiding en dat hun wensen onvoldoende worden meegewogen? Bent u van mening dat hiermee deze belofte voldoende wordt waargemaakt?
In het debat heb ik aangegeven dat geen kind tussen wal en schip mag vallen en er voor elke jongere een passende vervolgplek moet worden gezocht. Ook heb ik gezegd dat ik Pluryn aan deze verantwoordelijkheid zal houden. Daar ziet de IGJ namens mij op toe.
De IGJ heeft in haar voortgangsbericht inderdaad verbeterpunten over de werkwijze van Pluryn geconstateerd. De IGJ verwacht dat Pluryn haar werkwijze voor de komende periode op deze punten aanpast en verbetermaatregelen treft
De IGJ verwacht dat Pluryn een werkwijze gaat hanteren waarbij ook expliciet de wensen en behoefte van jeugdigen worden betrokken bij het bepalen van een vervolgplek.
De IGJ ontvangt tweewekelijks van Pluryn de stand van zaken en een overzicht van de aanwezige cliënten en hun perspectief. Vierwekelijks ontvangt de IGJ een uitgebreidere voortgangsrapportage en onderliggende bijlagen waarin Pluryn de afbouw en aanwezige risico’s en getroffen maatregelen beschrijft. De IGJ brengt in de komende periode maandelijkse voortgangsbezoeken aan beide locaties om te beoordelen of Pluryn voldoende verbetermaatregelen treft en zal indien verbetering uitblijft ingrijpen. Afhankelijk van de ontwikkelingen met het Coronavirus vormt de IGJ zich ook op alternatieve wijzen een eigen beeld van de situatie. Ik ga er hiermee vanuit dat voor ieder kind een passend vervolg komt.
Kunt u aangeven welke toekomstplannen Pluryn momenteel verkent voor de locaties? Bent u van mening dat Pluryn zich hierin gedraagt als een organisatie die het publiek belang dient?
Pluryn is voornemens het vastgoed van de Hoenderloo Groep te verkopen. Pluryn is een stichting. Dat betekent dat de opbrengst uit (bijvoorbeeld) verkoop van vastgoed in beginsel zal worden aangewend voor activiteiten die bijdragen aan de doelomschrijving van de stichting (dus voor zorgactiviteiten), en de organisatie niet zomaar kan verlaten. Pluryn heeft in haar meerjarenherstelplan omschreven dat de opbrengst van de verkoop van de Hoenderloo Groep wordt geïnvesteerd in onder meer de opbouw van extra plekken op andere locaties.
Kunt u een overzicht geven van het aantal jongeren dat momenteel een passende vervolgplek heeft gekregen?
Begin april heeft Pluryn alle jongeren die naar verwachting niet voor de sluitingsdatum in augustus uitstromen een, volgens hen, passend aanbod gedaan voor een plek. Een deel van deze plekken is buiten Pluryn. De komende weken zullen hierover (vervolg)gesprekken plaatsvinden met alle jongeren, ouders/voogden en (waar gewenst) gemeenten.
Welke concrete stappen gaat u nemen om te verzekeren dat passende plekken worden gevonden voor de jongeren die nog geen nieuwe plek hebben gekregen nu blijkt dat Pluryn hier vooralsnog in tekort schiet?
Zoals gemeld bij antwoord 7 hebben alle jongeren voor wie een vervolgplek moet worden gevonden inmiddels een aanbod gehad, binnen of buiten Pluryn. De komende weken zullen hierover (vervolg)gesprekken plaatsvinden met alle jongeren, ouders/voogden en (waar gewenst) gemeenten.
Wekelijks is er overleg over de voortgang tussen betrokken gemeenten, de jeugdbescherming, het ministerie en Pluryn. Ook de IGJ houdt toezicht. De IGJ volgt de overdracht en continuïteit van zorg ook op de voet en heeft in haar laatste voortgangsbericht verbeterpunten over de werkwijze van Pluryn geconstateerd. De IGJ heeft niet geconcludeerd dat Pluryn tekort schiet in het vinden van een passende plek. De IGJ brengt in de komende periode maandelijkse voortgangsbezoeken aan beide locaties om te beoordelen of Pluryn voldoende verbetermaatregelen treft en zal indien verbetering uitblijft, en Pluryn te kort schiet, ingrijpen.
De aanschaf van beademingsapparatuur die niet bruikbaar is op de intensive care |
|
Maarten Hijink , Lilian Marijnissen |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Klopt het dat een deel van de 100 beademingsapparaten die – als eerste levering van 1.000 bestelde machines – niet bruikbaar zijn voor gebruik op de intensive care voor de behandeling van kritiek zieke patiënten met COVID-19 maar bedoeld zijn voor thuisbeademing en niet-invasieve beademing? Klopt het dat de bestelling bij Philips niet louter bestond uit de levering van V680-apparaten, feitelijk de enige machine in het Philips-assortiment die geschikt is voor gebruik op de IC voor kritiek zieke patiënten?1
Wat kunt u zeggen over de bestellingen van beademingsapparatuur die nog verwacht worden? Zijn dit apparaten die geschikt zijn bevonden voor gebruik voor de kritiek zieke IC-patiënt of bestaan deze bestellingen deels ook uit apparaten voor thuisbeademing of niet-invasieve beademing? Als dat laatste het geval is: hoeveel apparaten die nu nog verwacht worden zijn daadwerkelijk geschikt voor gebruik voor de kritiek zieke IC-patiënt?
Wat is de reden dat ziekenhuizen die acuut beademingsapparatuur nodig hebben voor de IC nu machines krijgen die niet voor de kritiek zieke IC-patiënt geschikt zijn? Waarom is gekozen voor niet IC-beademingsmachines bij deze complexe beademing van patiënten met een zeer ernstige longaandoening?
Heeft de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care vooraf geoordeeld over de kwaliteit en inzetbaarheid van alle door Philips geleverde beademingsapparatuur? Hoe luidde hun oordeel over de te leveren apparaten? Welke andere experts zijn om hun oordeel gevraagd alvorens deze machines besteld werden?
Kunt u als bijlage bij de antwoorden op deze vragen de serienummers en specificaties sturen van de beademingsapparaten die nu zijn gekocht? Kunt u daarin ook de aantallen meenemen, zowel van de apparaten die reeds geleverd zijn alsook de apparaten die nog verwacht worden? Zo nee, waarom niet?
Kunt u ook het overzicht sturen van welke beademingsapparaten (met typenummers), in welke aantallen, naar welke ziekenhuizen zijn verstuurd? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat bij de geleverde apparatuur geen disposables (eenmalig gebruiksmateriaal) zijn meegeleverd zodat apparaten na gebruik bij één patiënt vervolgens niet bij een andere patiënt kunnen worden gebruikt omdat materialen ontbreken? Wat gaat u doen om dit probleem op te lossen?
Klopt het dat het bedrijf Demcon uit Enschede 500 beademingsapparaten gaat maken die geschikt zouden moeten zijn voor de kritiek zieke IC-patiënt? Op welke wijze wordt toegezien op de kwaliteit van deze apparatuur en op de inzetbaarheid op de IC’s van Nederlandse ziekenhuizen?
Hoe verklaart u dat Demcon stelt dat deze «eenvoudige» machines geschikt zouden zijn voor het gebruik bij «oudere patiënten«? Welke medische onderbouwing ligt ten grondslag aan de productie van apparatuur die specifiek op ouderen patiënten is gericht? Kunt u uw antwoord toelichten?
De repatriëring van Nederlanders in het buitenland |
|
Tunahan Kuzu (DENK), Joël Voordewind (CU), Henk Krol (50PLUS), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Sadet Karabulut , Martijn van Helvert (CDA), Raymond de Roon (PVV), Thierry Baudet (FVD), Bram van Ojik (GL), Femke Merel Arissen (PvdT), Wybren van Haga (Lid-Haga), Kees van der Staaij (SGP), Lilianne Ploumen (PvdA), Lammert van Raan (PvdD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Hoeveel Nederlanders zitten er volgens de tot u beschikbare informatie nog vast in het buitenland zonder dat zij op dit moment naar huis kunnen vliegen?
Op 8 april jl. is de registratie voor Bijzondere Bijstand Buitenland gesloten (ref. Kamerstuk 32 734, nr. 462). Alle aandacht gaat op dit moment uit naar het organiseren van de veilige thuiskomst van de resterende gestrande reizigers. Op het moment van sluiten van de registratie hadden zich in totaal ruim 25.000 gestrande Nederlandse reizigers geregistreerd.
Van de geregistreerde Nederlandse burgers zijn er circa 5.375 met 32 speciale vluchten – uitgevoerd in het kader van het «Convenant Bijzondere Bijstand Buitenland» – naar huis gebracht. Circa 10.000 geregistreerde reizigers wisten daarnaast, vaak met advies en ondersteuning van Buitenlandse Zaken, op andere wijze huiswaarts te keren of geven aan om andere redenen niet langer gebruik te willen of hoeven maken van Bijzondere Bijstand Buitenland. Op moment van schrijven staan nog circa 8.000 Nederlanders geregistreerd die hebben aangegeven bijstand te wensen bij terugkeer naar Nederland behoeven. Een deel van deze 8.000 Nederlanders verblijft overigens in landen van waaruit commercieel nog kan worden gevlogen. De speciale vluchten uitgevoerd in het kader van het «Convenant Bijzondere Bijstand Buitenland» richten zich op gestrande Nederlandse reizigers die geen beroep kunnen doen op een reisorganisatie of luchtvaartmaatschappij.
Hoeveel Nederlanders die zich op dit moment ingeschreven hebben op www.bijzonderebijstandbuitenland.nl bevinden zich nu nog in het buitenland?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u ermee bekend dat van de grote groep Nederlanders die tegen hun wil nog vastzitten in het buitenland, een aanzienlijk deel al meerdere malen tickets terug naar Nederland heeft gekocht zonder dat zij uiteindelijk van een vlucht gebruik konden maken, noch dat zij de kosten hiervan terugkrijgen?
Ik ben bekend met deze situatie. De coronacrisis brengt voor veel Nederlanders in binnen- en buitenland onzekerheden, vragen en problemen mee. Daar is veel begrip voor. Met de grootst mogelijke inspanning van personeel in Nederland en het buitenland, en in nauwe samenwerking met o.a. organisaties uit de reissector, verzekeraars, luchtvaartmaatschappijen wordt eraan gewerkt om gestrande Nederlandse reizigers in het buitenland te helpen zo snel mogelijk terug te keren naar Nederland.
Bent u ermee bekend dat van de grote groep Nederlanders die tegen hun wil nog vastzitten in het buitenland, een aanzienlijk deel gedwongen is tot hoge extra kosten voor verblijf, levensonderhoud, en bijvoorbeeld telefoonkosten voor contact met het thuisfront?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt de Nederlandse financiële regeling zich tot de regelingen van andere EU-landen voor repatriëring, zoals Duitsland, waarbij enkel de in de consulaire wet bepaalde kosten gedragen hoeven te worden door de reiziger?
De Nederlandse aanpak lijkt op de aanpak van een groot aantal andere EU-lidstaten en andere buitenlandse partners. Tot nu toe hebben – naast Nederland – verscheidene EU-lidstaten en het Verenigd Koninkrijk nationale repatriëringsvluchten aangemeld bij het Europees Civiel Beschermingsmechanisme (UCPM). De praktische vormgeving van die repatriëringsvluchten verschilt per lidstaat, vooral wat betreft de samenwerking met de private sector. In enkele EU-lidstaten worden ook vluchten bij een nationale luchtvaartmaatschappij gecharterd door de overheid.
Net als veel andere landen heeft Nederland er met het Convenant Bijzondere Bijstand Buitenland voor gekozen om in te zetten op het maximaal samenwerken met actoren uit de private sector (reisorganisaties, luchtvaartmaatschappijen, alarmcentrales, verzekeraars) bij een zelfstandige uitvoer van de vluchten. Op deze wijze legt Nederland een belangrijke focus op de eigen verantwoordelijkheid van de burger, meer dan in andere landen het geval is.
Het Verenigd Koninkrijk kent een systeem vergelijkbaar met Nederland, dat uit gaat van repatriëringsvluchten vanuit moeilijk bereikbare landen in aanvulling op reguliere commerciële vluchten. Voor deze repatriëringsvluchten wordt net als in Nederland een eigen bijdrage gerekend, bedoeld om de kosten van deze aanpak zoveel mogelijk te mitigeren.
Voor de volledigheid bevestig ik daarbij nogmaals dat de eigen bijdrage niet voldoende zal zijn om alle kosten van de veilige terugkeer te dekken. Gestrande reizigers leveren op die wijze een financiële bijdrage aan de daadwerkelijke kosten, die hoger zullen liggen.
Bent u het ermee eens dat het veilig terugkrijgen van deze groep Nederlanders de allerhoogste prioriteit moet hebben?
Ja. Het snel, veilig en gezond terughalen van Nederlandse reizigers uit het buitenland heeft de hoogste prioriteit. Wij zullen dan ook geen Nederlandse reiziger laten staan als het erop aan komt. Daarom is ook niet gekozen voor een betaling vooraf, maar om de bijdrage achteraf te verrekenen. Tegelijkertijd moet worden benadrukt dat het een complexe en unieke operatie gaat: het betreft hier ongekend grote aantallen reizigers en voor een succesvolle repatriëringsvlucht zijn we ook afhankelijk van de medewerking van de lokale autoriteiten. In sommige gevallen zal het niet mogelijk zijn om op korte termijn een veilige terugkeer naar Nederland te organiseren.
Bent u het ermee eens dat individuele financiële overwegingen of kosten geen obstakel voor repatriëring mogen zijn?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om Jordanië, Israël, Libanon en de Palestijnse Gebieden toe te voegen aan de lijst waarvoor het tarief van 300 euro geldt?
Ik ben bereid welwillend te kijken naar het verzoek om Jordanië, Israël, Libanon en de Palestijnse Gebieden toe te voegen aan de lijst waarvoor het tarief van 300 euro geldt.
Bent u bereid om een coulance-regeling te treffen voor bepaalde gevallen, bijvoorbeeld voor mensen die al hoge kosten hebben gemaakt voor verlengd verblijf, voor de aankoop van tickets die uiteindelijk geen heil boden, of voor mensen die in financiële problemen komen door de gevraagde bijdrage? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse consulaire bijstand gaat uit van een eigen verantwoordelijkheid van Nederlandse reizigers. Dit uitgangspunt is herhaaldelijk met uw Kamer besproken in de debatten naar aanleiding van de jaarlijkse «Staat van het Consulaire». Dit geldt ook in de huidige situatie als het gaat om de verantwoordelijkheid van reizigers om voor hun reis en onderdak te zorgen en waar mogelijk zelfstandig hun terugkeer te organiseren via commercieel beschikbare vluchten.
Om reizigers bij te staan in het maken van een geïnformeerde afweging over hun reis, publiceert het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor elk land een reisadvies. Reeds op 17 maart jl. werd reizigers wereldwijd aangeraden alleen nog naar het buitenland te reizen indien strikt noodzakelijk, en wanneer zij reeds in het buitenland waren, om na te gaan of verblijf in het buitenland noodzakelijk was en of er mogelijkheden tot vertrek waren.
Toen bleek dat reizen vanuit sommige locaties niet langer mogelijk was, is het convenant Bijzondere Bijstand Buitenland opgezet om in deze uitzonderlijke omstandigheden gestrande reizigers te helpen die vastzitten in landen waar langs commerciële weg geen terugvlucht meer mogelijk is. Ik heb uiteraard begrip voor de onderliggende zorgen, wij zullen dan ook geen Nederlandse reiziger laten staan als het erop aan komt. Dat is ook de reden waarom niet is gekozen voor betaling vooraf, maar om bijdrage achteraf te verrekenen. Een dergelijke eigen bijdrage is logisch en passend omdat op deze wijze Nederlandse reizigers worden bijgestaan, het gelijkheidsbeginsel wordt toegepast, prudent met publieke middelen wordt omgegaan en eventueel misbruik waar mogelijk wordt tegengegaan. De verplichte bijdrage zal worden benut om de totale kosten van deze aanpak zoveel mogelijk te mitigeren en op deze manier zo veel mogelijk gestrande Nederlandse reizigers te kunnen helpen door de gezamenlijke inspanningen in het kader van de uitvoering van het «Convenant Bijzondere Bijstand Buitenland» met de alarmcentrales, de reisbranche, luchtvaartmaatschappijen, verzekeraars en de rijksoverheid.
Daarnaast zijn er serieuze gevolgen voor de overheidsfinanciën die voortkomen uit de ontwikkelingen rondom het Corona-virus, ook voor Buitenlandse Zaken en voor Consulaire zaken. In het licht van de eigen verantwoordelijkheid en de negatieve impact op de Rijksbegroting acht ik een coulanceregeling niet opportuun. Wel is voorzien in een zorgvuldig betaalsysteem, waarbij betalingsregelingen en gespreide verrekening mogelijk worden gemaakt.