Het bericht dat kindermishandeling langdurige schade kan veroorzaken |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Bent u bekend met het bericht dat kinderen, die fysiek worden gestraft, zich minder goed ontwikkelen?1
Ja.
Wat is uw reactie op de stelling in het artikel dat overheden niet handelen naar de uitkomsten van de onderzoeken? Bent u van plan naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek aanvullend beleid in te zetten? Zo ja, wat bent u van plan te ondernemen?
Ik vind het ontzettend belangrijk dat kinderen gezond en veilig opgroeien, hun talenten ontwikkelen en naar vermogen mee kunnen doen in onze samenleving. Daarbij is de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties een van mijn topprioriteiten. Ik heb daarom veel acties in gang gezet om geweld tegen kinderen zo effectief mogelijk te bestrijden. De preventie en de aanpak van fysieke mishandeling en seksueel geweld zijn speerpunten in het Actieplan Aanpak Kindermishandeling «Kinderen Veilig 2012–2016».
Ik ben het eens met de stelling dat professionals de kennis en vaardigheden in huis moeten hebben om fysiek geweld te signaleren en bespreekbaar te maken. Ook vind ik het van groot belang dat bij Centra voor Jeugd en Gezin informatie en kennis voorhanden is over de gevolgen van fysiek straffen, ook voor ouders die het moeilijk vinden om geen corrigerende tik uit te delen. De wijze van informatie- en kennisoverdracht moet daarbij goed afgestemd worden op de ouders.
Zoals ik in het algemeen overleg kindermishandeling met uw Kamer van 15 december jl. heb aangegeven, moeten we de schuchterheid en handelingsverlegenheid van professionals om geweld te bespreekbaar te maken aanpakken. In het Actieplan heb ik daar een aantal acties voor aangekondigd zoals het verspreiden van stevige interventiemethodes onder Centra voor Jeugd en Gezin en het versterken van de regierol van gemeenten. Daarnaast heb ik 28 oktober 2011 het wetsvoorstel verplichte meldcode ingediend bij de Tweede Kamer. Ik ben er van overtuigd dat professionals, waaronder professionals die werkzaam zijn in het CJG, beter zullen signaleren wanneer zij beschikken over een meldcode, ook als het gaat om fysiek straffen. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de wet zet ik een stevig implementatietraject in. Onderdelen van dit implementatietraject zijn een training Werken met een meldcode en e-learning modules over het werken met een meldcode. Wanneer professionals (een van) de training(en) volgen, leren zij huiselijk geweld en kindermishandeling – waaronder fysiek straffen – beter signaleren en beter te handelen naar aanleiding van de signalen. Ook is er een e-college beschikbaar dat (zorg)professionals traint in het bespreekbaar maken van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Daarnaast wil ik erop wijzen dat Nederland een van de landen in de wereld is waar lijfstraffen voor kinderen zijn verboden. Artikel 1:247 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de verzorging en opvoeding van het kind zonder toepassing van geestelijk of lichamelijk geweld of van enige andere vernederende behandeling dient plaats te vinden.
Welke maatregelen worden op dit moment ingezet om de corrigerende tik en andere fysieke straffen tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat bij Centra voor Jeugd en Gezin informatie en kennis voorhanden moet zijn over de gevolgen van fysiek straffen, en dat daar ook informatie en kennis bij hoort voor ouders die het moeilijk vinden om geen corrigerende tik uit te delen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat bij zorgprofessionals, zoals bij de Centra voor Jeugd en Gezin, voldoende kennis en vaardigheden aanwezig zijn om gezinssituaties waarin een verhoogde kans op fysiek straffen te signaleren en dit bespreekbaar te maken? Zo nee, bent u voornemens maatregelen te nemen om hen daar beter voor toe te rusten?
Zie antwoord vraag 2.
Aanpak van fraude met persoonsgebonden budgetten |
|
Renske Leijten |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner , Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kloppen de artikelen «Pgb-fraude niet bestraft, bewijs is nauwelijks mogelijk» en «Het bureau zou alle zorg uit handen nemen»? Kunt u uw antwoord toelichten?1
De zaken die in de genoemde artikelen worden besproken zijn mij bekend. Ik vind het onverteerbaar als er wordt gefraudeerd met zorggeld en fraudeurs mogelijk onbestraft zouden blijven. De aanpak van fraude met zorggeld, waaronder ook het pgb, heeft dan ook mijn voortdurende aandacht.
De conclusie die in de artikelen wordt getrokken dat onderzoeken naar pgb-fraude niet tot een veroordeling leiden of dat nadere maatregelen nodig zijn, is echter voorbarig. Mede naar aanleiding van signalen zoals in de artikelen beschreven, zijn in overleg met alle bij de fraudebestrijding betrokken partijen vorig jaar maatregelen uitgewerkt om pgb-fraude aan te pakken. Deze maatregelen zijn aangekondigd in mijn Programmabrief Langdurige zorg van 1 juni 2011 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 30 597, nr. 186) en inmiddels ingevoerd. De genomen maatregelen en de verbeterde samenwerking tussen de diverse partijen die bezig zijn met de zorgfraudebestrijding zullen naar ik verwacht de aanpak van pgb-fraude verbeteren.
Op welke wijze wordt er op dit moment (consequent) met het Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) rapport over de fraudegevoeligheid van het Persoons Gebonden Budget (PGB) gewerkt?2 Bent u bereid te onderzoeken of er bij de opsporing van vermeende fraude of misbruik met PGB-gelden gebruik wordt gemaakt van dit rapport en/of andere expertise?3
Op dit moment wordt consequent gewerkt met het rapport waarnaar het eerste deel van de vraag verwijst als «SIOD rapport». Vermoedelijk wordt gerefereerd aan de Bestuurlijke rapportage «Marque» die is opgesteld door het Openbaar Ministerie. De aanbevelingen in dit rapport over het pgb-AWBZ zijn gericht op het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ), de zorgkantoren en de IGZ. Deze organisaties hebben naar aanleiding van de aanbevelingen hun werkzaamheden aangepast. Zo leggen de zorgkantoren met ingang van 2012 alle gegevens die zij ontvangen via de verantwoordingsformulieren volledig vast. Daarnaast hebben de knelpunten en aanbevelingen belangrijke input geleverd voor de maatregelen die ik heb genomen om fraude met de pgb-regeling te voorkomen, zoals dat er alleen nog bancaire betalingen aan hulpverleners zijn toegestaan.
De opsporing van vermeende fraude of misbruik met pgb-gelden kan zowel door de politie als door de FIOD of de SIOD geschieden. In de regiegroep verbetering zorgfraudebestrijding, het platform waar dit soort kennis wordt gedeeld, participerende genoemde drie organisaties. Ik ga ervan uit dat ook de aanbevelingen uit het genoemde rapport in dit gremium worden gedeeld en zie geen aanleiding dit te onderzoeken.
Erkent u dat het zeer kwalijk is dat mensen en/of organisaties die op een zeer georganiseerde en geraffineerde wijze en op grote schaal zorggelden in eigen zak steken onbestraft blijven? Zo ja, wat gaat u nu ondernemen? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de analyse van het feit dat de tientallen rechtszaken met betrekking tot de fraude met PGB-gelden niet leiden tot veroordeling? Welke maatregelen gaat u treffen om dit te verbeteren?
Het Openbaar Ministerie heeft mij medegedeeld dat het merendeel van de zaken dat wordt genoemd in een artikel in de Volkskrant van 27 januari 2012 nog in onderzoek is, en dat de conclusie dat vervolging uitblijft, voorbarig is. Voor een deel vindt dat opsporingsonderzoek onder leiding van het Openbaar Ministerie plaats en deels gaat het om zaken waarin de behandeling ter terechtzitting al is aangevangen. In zijn algemeenheid geldt dat pgb-fraude zaken bewerkelijk en complex zijn. Zorgvuldige behandeling van deze zaken kost tijd. Maar de stelling dat pgb-fraude niet wordt aangepakt is onjuist.
Vindt u het terecht dat mensen die zorg organiseren via een PGB, en wakker liggen over de toekomst, in de krant moeten lezen dat georganiseerd misbruik onbestraft blijft? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik draag er al het mogelijke aan bij om te bereiken dat fraude wordt voorkomen en waar het toch voorkomt dit wordt opgespoord en bestraft. De stelling dat pgb- fraude niet wordt aangepakt is onjuist. Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 1 en 3 al aangaf, zijn er de afgelopen jaren maatregelen genomen om de pgb-regeling fraudebestendiger te maken en de mogelijkheden voor opsporing en bestraffing van fraude te verbeteren. Uit signalen blijkt dat de fraudegevoeligheid van het pgb is toegenomen doordat de indicatiestelling, vanwege beperking van de administratieve lasten, steeds minder face to face plaatsvindt. Een van de maatregelen die ik daarom neem is het starten van een pilot waarbij face to face indicatiestelling bij een aantal risicogroepen opnieuw wordt ingevoerd.
Erkent u dat het niet uit te leggen is dat mensen en/of organisaties die op georganiseerde wijze tientallen miljoenen euro’s weten op te strijken door een fraudegevoelige regeling niet vervolgd worden? Erkent u tevens dat deze berichten niet van vandaag zijn, maar dat bij de invoering van de regeling gewaarschuwd is voor de grote mate van fraudegevoeligheid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Welke resultaten heeft de ingestelde regiegroep opgeleverd en bent u zelf ook zo ongeduldig over de oplevering van voorstellen voor effectieve bestrijding van zorgfraude? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het kader van de regiegroep Verbetering zorgfraudebestrijding werken de aangesloten partijen nu ruim twee jaar met elkaar samen. In die periode is beleidsmatig en operationeel gewerkt aan betere fraudebestrijding. De ervaringen zijn positief. Een van de concrete resultaten betreft het door de regiegroep opgestelde pakket aan maatregelen om fraude met persoonsgebonden budgetten terug te dringen. De samenwerking laat echter zien dat in het hele proces van preventie, detectie, onderzoek en repressie verbeteringen mogelijk zijn. Ik ben blij met de tot nu toe bereikte resultaten en ik werk door aan het bestrijden van fraude met onverminderde aandacht in het hele proces voor preventie, detectie, onderzoek en repressie.
Wanneer is de uitkomst van de brede frauderisicoanalyse klaar? Kunt u deze analyse naar de Kamer sturen?
Zoals ik u in de beantwoording op uw eerdere vragen over het SIOD-rapport (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 462) heb laten weten, worden de risico´s op fraude in de zorg in kaart gebracht. Onder regie van VWS vindt er momenteel een risicoanalyse op fraude plaats in de AWBZ zorg in natura. Een eerste uitkomst daarvan wordt dit najaar verwacht. Die uitkomst zal ik naar de Kamer sturen. Een risicoanalyse op fraude in diverse sectoren van de cure is in voorbereiding. Zodra hier uitkomsten te melden zijn, zal ik de Kamer hierover informeren.
Bent u bereid opsporing van misbruik, fraude, diefstal of onjuiste besteding van zorggelden actief te registreren en na te gaan of er in deze zaken vaart gemaakt wordt met de vervolging? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren? Zo neen, waarom vindt u malversaties met door de burger opgebrachte zorggelden geen opsporingsprioriteit hebben?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 is de stelling dat pgb-fraude niet wordt vervolgd onjuist. Om beter zicht te krijgen op de omvang van de fraude ben ik bezig na te gaan op welke wijze een landelijk verzamelpunt van zorgfraudemeldingen het best kan worden ingericht. De bedoeling is dat alle vermoedens van zorgfraude daar bijeen worden gebracht en dat er vervolgens wordt bekeken welk signaal door wie wordt onderzocht. Het is van belang dat alle partijen waar mensen vermoedens van zorgfraude melden, hun zaken doorgeven aan dit verzamelpunt. Tevens wil ik afspraken maken met alle betrokken partijen over wat er met deze signalen gebeurt, wie ze gaat behandelen, hoe ze worden afgehandeld en welke lessen eruit getrokken kunnen worden voor verbetering van zorgfraudebestrijding. Om dit te kunnen realiseren, is mijn intentie een samenwerkingsovereenkomst te sluiten. Als dit zover is, dan zal ik de Kamer hierover informeren.
Het bericht dat er nog steeds te weinig hulp is voor zwaarst gehandicapten |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Bent u bekend met het bericht «Een jaar na Brandon: nog steeds te weinig hulp»?1
Ja.
Herkent u de verhalen van ouders die geen kant uit kunnen met hun zwaar gehandicapte kinderen met gedragsproblemen, omdat er geen uitzicht is op passende zorg?
Ja, ik heb vaker ouders gesproken die uit onvrede met het bestaande zorgaanbod er voor kiezen hun kind thuis te verzorgen. Ik heb bijvoorbeeld ook met de ouders van één van de kinderen over wie het artikel gaat gesproken. Hun ervaringen zijn voor mij belangrijk, omdat zij een beeld geven van de handelingsverlegenheid die rond complexe zorg aanwezig kan zijn.
Hoe groot is de groep zwaarst gehandicapten waarvoor een-op-een-zorg nodig is? Welk deel van hen zit noodgedwongen thuis?
Uit de bestaande registraties is niet af te leiden hoeveel cliënten één op één begeleiding nodig hebben, noch hoeveel van hen noodgedwongen thuis zitten. Zoals uit het artikel naar voren komt, zijn er helaas ouders die, omdat zij geen geschikte (logeer)opvang voor hun kind kunnen vinden, hun kinderen thuis verzorgen. Ook zijn er ouders die om die reden een ouderinitiatief starten. Zoals vaker in complexe zorgsituaties is het niet uitsluitend een kwestie van één-op-één zorg, maar van een heel palet aan benodigde randvoorwaarden om geschikte, op de specifieke kenmerken van de cliënt afgestemde zorg te kunnen verlenen. Juist daarover heb ik de denktank complexe zorg gevraagd mij te adviseren.
Is het waar dat er geen, of onvoldoende, zorginstellingen zijn die een-op-een-zorg kunnen verlenen?
Zie antwoord vraag 3.
Is het waar dat er voor deze groep zwaarst gehandicapten ook geen, of onvoldoende, geschikte logeeropvang beschikbaar is?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het van groot belang is voor zowel de cliënten als de ouders of verzorgers dat er passende zorg beschikbaar is, zodat voorkomen kan worden dat de situatie voor alle betrokkenen escaleert, cliënten onnodig verder afglijden en verzorgenden overspannen raken, en dat gezinnen in deze situatie niet meer gedwongen zijn te «survivallen»?
Ja, ik vind dat elke cliënt recht heeft op de zorg die hij of zij nodig heeft. Waar deze zorg niet toereikend is, moet actie worden ondernomen om de cliënt wel de juiste zorg te kunnen bieden. Die zorg begint vaak in de thuissituatie. Ook daarover kan het CCE adviseren. Waar het gaat om instellingsgebonden zorg, heb ik onder andere de denktank complexe zorg ingesteld om mij (en de sector) te adviseren hoe om te gaan met complexe problematiek.
Deelt u de mening dat er nu gehandeld moet worden om deze zorg beschikbaar te maken en dat twee jaar wachten op de uitkomsten van een denktank alvorens tot actie over te gaan absoluut onverantwoord is?
Ik vind dat er zo snel als mogelijk gehandeld moet worden. Daarom heb ik de denktank gevraagd mij een tussenrapportage uit te brengen waarin de werkwijzen en organisatie van de complexe zorg beschouwd worden. Ik wil dat er zo snel mogelijk met de verbetervoorstellen aan de slag wordt gegaan. Ik zie geen reden om twee jaar met verbeterstappen te wachten. Ik wil mij op basis van de adviezen in de tussenrapportage beraden op de inrichting van de complexe zorg. Ik wil daarmee de zorg verbeteren gericht op de kwaliteit van leven van cliënten. Het gaat dan zowel om mensen die thans noodgedwongen thuis verblijven als mensen in een instelling.
Het bericht 'Staphorst censureert abortusinformatie CJG' |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Bent u bekend met het bericht «Staphorst censureert abortusinformatie CJG»?1
Ja.
Welke relatie heeft Stichting opvoeding tot de rijksoverheid? Is er sprake van subsidie naast de afdrachten van de aangesloten gemeenten?
De Stichting Opvoeden.nl heeft als missie het bevorderen van het gezond opvoeden, opgroeien en ontwikkelen van een kind door het online aanbieden van eenduidige gevalideerde informatie voor ouders, opvoeders en jongeren. Hiertoe ontvangt de stichting subsidie van VWS. Er is geen sprake van afdrachten van de aangesloten gemeenten.
Welke opdracht heeft Stichting opvoeding?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat gemeenten eigen keuzes kunnen maken met betrekking tot de informatie die door Stichting opvoeding wordt aangereikt? Hoe is de opvatting van Stichting opvoeding te verenigen met uw beleid waarin gemeenten vrijheid hebben bij het inrichten van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)?
Gemeenten beslissen zelf over de informatie die zij willen verstrekken aan hun inwoners. Zo beslist ook elke gemeente over de vraag of zij via een website opvoedinformatie wil verstrekken en of zij dergelijke informatie betrekt van de databank van de Stichting Opvoeden.nl. De rol van VWS is faciliterend. Ik wil stimuleren dat alle kinderen en opvoeders de beschikking hebben over actuele, gevalideerde en volledige informatie over opvoedingsvraagstukken waarmee iedere gemeente uit de voeten kan. Ik heb begrepen dat de informatie in de databank van de stichting naar de mening van de gemeente Staphorst niet evenwichtig is. Het is goed dat gemeenten richting de stichting kenbaar maken welke informatie naar hun opvatting verbetering behoeft, zodat de stichting deskundigen hiernaar kan laten kijken. De stichting heeft dan ook aangegeven dat zij onderzoekt of en zo ja welke verbeteringen mogelijk zijn. De stichting heeft verder een standpunt aangekondigd over de mogelijkheid en wenselijkheid om gemeenten selectief informatie uit de databank te laten betrekken. Omdat in het bestuur en de Raad van Toezicht van de stichting een burgemeester en drie wethouders zitting hebben, vertrouw ik erop dat de opvattingen van gemeenten zorgvuldig in de afweging zullen worden betrokken.
Bent u bereid in overleg te treden met Stichting opvoeding ten einde een model voor de website te bewerkstelligen, waarin zowel sprake is van herkenbaarheid en gevalideerde informatie als beleidsvrijheid voor gemeentelijke invulling?
Zie antwoord vraag 4.
Onderzoek dat uitwijst dat wijkverpleegkundigen goedkoper en beter zijn dan verpleeghuiszorg |
|
Attje Kuiken (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Bent u bekend met het bericht «Wijkverpleegkundige troeft verpleeghuis af» en met het onderzoek van de NPCF en V&VN?1
Ja.
Klopt het dat de kosten van vergelijkbare zorg door wijkverpleegkundigen in de proeftuinen 44.7% lager zijn dan die van verpleeghuiszorg, dat de zorg beter is afgestemd op de cliënt, dat de betrokken professionals beter communiceren, productiever werken en het werk prettiger ervaren?
De 44,7% die in het artikel wordt genoemd betreft (enkel) een financiële vergelijking tussen twee situaties van één cliënt die in 2011 zowel thuiszorg als verpleeghuiszorg (ZZP8) nodig had. In werkelijkheid heeft de cliënt van april tot en met augustus 2011 thuiszorg ontvangen. In september 2011 is de cliënt opgenomen in het verpleegtehuis (ZZP8). In de maand november komt de cliënt weer thuis en krijgt zij tot en met december thuiszorg. Ter vergelijking is een «oude situatie» genomen. Dit betreft nadrukkelijk een inschatting van de wijkverpleegkundigen. De cliënt heeft in april 2011 thuiszorg ontvangen en is van mei tot en met december opgenomen in het verpleegtehuis. Tot en met december is sprake van een ZZP8. In november en december een ZZP10.
Uit deze vergelijking komt een verschil van 44,7%. Het moge duidelijk zijn dat hieruit geen algemene conclusies getrokken kunnen worden.
De NPCF en V&VN hebben mij het rapport van hun onderzoek aangeboden. Hierin vermelden zij de in uw vraag genoemde positieve resultaten van de proeftuinen. Deze resultaten sporen met de resultaten van het programma Zichtbare schakel uitgevoerd door ZonMw. Ook daar is in de tussenrapportage een positief beeld geschetst over het werk van de wijkverpleegkundige. BMC is ten slotte ook met positieve bevindingen gekomen, naar aanleiding van een initiatief van de Kruisvereniging West-Brabant. De essentie van al deze rapporten is gelijk.
Kunt u verklaren waarom de ervaringen van zowel cliënten als professionals zo positief zijn?
Ik ben van mening dat cliënten en professionals tevreden zijn omdat de zorg zodanig vorm krijgt dat meer vanuit perspectief van de cliënt wordt gewerkt en er meer ruimte is voor de eigen invulling van professionaliteit van de zorgverlener. De samenwerking tussen cliënt en professional staat centraal.
In hoeverre komen de resultaten van het onderzoek van de Nederlandse Patiënten en cliënten Federatie (NPCF) en Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) overeen met de bevindingen uit het programma «Zichtbare schakel, de wijkverpleegkundige voor een gezonde buurt» dat wordt uitgevoerd door ZonMw en het onderzoek van adviesbureau BMC dat zich richtte op de situatie in West-Brabant? Kunt u deze onderzoeken en bevindingen naast elkaar leggen?
Zie antwoord vraag 2.
Herkent u zich in de stelling dat thuis blijven wonen voor veel ouderen een doel van de zorg is? Welke conclusies trekt u daaruit? Bent u bereid meer aandacht te besteden aan extramurale zorg?
Thuis blijven wonen is op zich geen doel van zorg. Het gaat in de kern om ervaren kwaliteit van leven en behoud van eigen regie. Ik herken de behoefte van ouderen om liever in de eigen thuissituatie te blijven wonen. In de brief Zorg en ondersteuning in de buurt 2, die ik samen met de minister van VWS in oktober vorig jaar aan uw Kamer heb gestuurd, besteden wij brede aandacht aan extramurale zorg. Onderdeel daarvan is de inzet van de wijkverpleegkundige. Daarin is verwoord dat wij in overleg zijn met de beroepsorganisaties om te onderzoeken hoe de wijkverpleegkundige breed in het land kan worden ingezet. Zo zal de NZa een uitvoeringstoets uitbrengen over de financiering van de wijkverpleegkundige. De resultaten uit de diverse projecten en initiatieven worden ook meegenomen bij het bepalen van de wijze waarop de rol van de wijkverpleegkundige kan worden geborgd en geïntegreerd in het zorgaanbod.
Er loopt overigens inmiddels een aantal trajecten waarbij specifiek wordt ingezet op de taken en werkzaamheden van de wijkverpleegkundige. Daarnaast wordt er door diverse organisaties en opleidinginstituten geïnvesteerd om binnen de HBO-opleidingen meer aandacht te krijgen voor het werk van de wijkverpleegkundige.
Deelt u de conclusie dat wijkverpleegkundigen, doordat zij een laagdrempelig aanspreekpunt vormen voor cliënten, ouderen een groter vertrouwen geven in hun eigen zelfredzaamheid?
Ja, deze conclusie deel ik en wordt als zodanig ook in het NPCF/V&VN-rapport verwoord.
Deelt u de conclusie van het onderzoek van NPCF en V&VN dat voor optimaal functioneren van de wijkverpleegkundigen, het functiegericht indiceren als manier van financiering dient te worden losgelaten, en dat er dient te worden gekeken naar manieren die op eenvoudige wijze zowel van AWBZ als Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) financiering gebruik maakt?
Ik kan hierover een adequaat oordeel hebben na ommekomst van de zojuist genoemde uitvoeringstoets van de Nza.
Bent u van mening dat de resultaten van dit onderzoek aanwijzen dat er meer zou moeten worden gewerkt met wijkverpleegkundigen? Zo ja, op welke manier bent u van plan om meer wijkverpleegkundigen in te zetten? Op welke termijn?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat er fors bezuinigd wordt op het schoolmaatschappelijk werk |
|
Nine Kooiman , Jasper van Dijk |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner , Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat er fors bezuinigd wordt op het schoolmaatschappelijk werk, en dat er daardoor minder zicht is op kinderen die thuis problemen hebben?1
Schoolmaatschappelijk werk kan een belangrijke rol spelen in de ondersteuning van jongeren met problemen die op school tot uiting komen.
Het is aan scholen en gemeenten om samen vorm te geven aan zorg in en om de school en te zorgen dat er zicht is op kinderen die thuis problemen hebben.
Bent u het ermee eens dat kinderen op school minder goed kunnen functioneren als zij problemen thuis hebben, en dat het schoolmaatschappelijk werk juist hierin een oplossing kan bieden voor kinderen? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat er niet bezuinigd wordt op het schoolmaatschappelijk werk door de gemeenten?
Problemen thuis en op school gaan vaak hand in hand. Daarom is en blijft het uitgangspunt bij zowel de transitie van de zorg voor jeugd als de vormgeving van passend onderwijs dat de benodigde ondersteuning zo dicht mogelijk bij het kind, in het gezin en op school in samenhang wordt georganiseerd. Dit uitgangspunt zal ook in wetgeving worden vertaald.
Ik ben met u van mening dat schoolmaatschappelijk werk een belangrijke rol kan spelen in de ondersteuning op school volgens het hiervoor geformuleerde uitgangspunt. Ook is schoolmaatschappelijk werk bij uitstek in de gelegenheid in een vroegtijdig stadium te reageren op signalen van de professionals in de school. Schoolmaatschappelijk werk, vaak werkzaam vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin, is dan ook een van de vormen van ondersteuning die de verbinding kan leggen tussen school en opvoed- en opgroeiondersteuning.
Ik constateer echter op lokaal en regionaal niveau verschillende wensen en behoeften in de vormgeving van kindnabije en schoolnabije ondersteuning. Het is dan ook aan (samenwerkingsverbanden van ) scholen en gemeenten om hierover zelf afspraken en keuzes te maken.
Hoeveel bezuinigen gemeenten gemiddeld op het schoolmaatschappelijk werk? Wanneer u deze gegevens niet heeft, bent u dan bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Het is mij niet bekend hoeveel gemeenten bezuinigen op het schoolmaatschappelijk werk. Het is aan scholen en gemeenten om met elkaar te beslissen over de inzet van schoolmaatschappelijk werk. Het past niet bij mijn verantwoordelijkheden om dit te onderzoeken.
Hoe rijmt u deze bezuinigingen op het schoolmaatschappelijk werk met de zware taak die het onderwijs erbij krijgt met passend onderwijs? Bent u het ermee eens dat scholen juist met de zware taak als passend onderwijs, veel meer een beroep zullen moeten doen op voorzieningen zoals het schoolmaatschappelijk werk?
Zie antwoord op vraag 2.
Bent u het eens met de uitkomst van de parlementaire werkgroep jeugdzorg die heeft geconcludeerd dat het gebruik van zware jeugdzorg voorkomen kan worden door juist te investeren in preventie? Hoe gaat u ervoor zorgen dat gemeenten juist niet bezuinigen op preventie en lichte vormen van jeugdzorg?
Ja. Eerdere ondersteuning en zorg op maat is dan ook één van de doelstellingen van de stelselherziening zorg voor jeugd.
Gemeenten worden verantwoordelijk voor alle vormen van zorg voor jeugd, zowel preventieve ondersteuning als zwaardere vormen van zorg. Doordat regie en financiering naar één bestuurslaag (gemeente) gaan, kunnen gemeenten zelf prioriteiten stellen en is er een stimulans om meer te investeren in preventie.
Daarnaast zal in het ondersteuningsprogramma dat we samen met de VNG aan gemeenten bieden aandacht besteed worden aan de beoogde zorginhoudelijke vernieuwing die onder andere gericht is op versterken van preventie.
Het is echter aan de gemeenten en de scholen om afspraken te maken over de vraag hoe de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk worden ingezet.
Bent u het ermee eens dat juist het schoolmaatschappelijk werk, vaak werkzaam vanuit de Centra voor Jeugd en Gezin, de schakel is tussen school en de (gemeentelijke) jeugdzorg? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat gemeenten ook voldoende schoolmaatschappelijk werk in de scholen inzetten?
Zie antwoord op vraag 2.
Het bericht ‘Ouderen achter slot en grendel’ |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Bent u bekend met het bericht «Ouderen achter slot en grendel»?1
Ja, ik heb het bericht gelezen.
Klopt het dat woonzorgcomplex De Grote Koppel de hoofdingang op slot gedaan heeft waardoor verzorgsters niet meer bij de cliënten thuis kunnen komen?
De buitendeur van wooncomplex De Grote Koppel is 24 uur per dag gesloten. Dit was eerder al het geval voor de avond en de nacht. Omdat zich te vaak «onbevoegden» in het gebouw bevonden, heeft Woonzorg Nederland, de woningcorporatie die eigenaar is van het complex besloten om de buitendeur ook overdag op slot te doen. Dit om de veiligheid van de bewoners te garanderen.
De Grote Koppel is een wooncentrum voor 55+’ers. Het gaat om woningen waar mensen zelfstandig wonen. De meeste bewoners zijn in staat om zelf de deur voor derden open te doen. Daar waar mensen zorg ontvangen en voor hun verzorgende niet meer zelfstandig in staat zijn de deur te openen, maken cliënten afspraken met de thuiszorgorganisatie over een «sleutelbeleid». Dit is gebruikelijk in de thuiszorg.
Klopt het dat de eigenaar van het pand geen sleutelkluisjes wil plaatsen, omdat dit het aangezicht van de hoofdingang zou bederven? Zo ja, deelt u de mening dat het ronduit schandalig is dat de eigenaar meer waarde hecht aan het aangezicht van zijn gebouw dan aan de gezondheid van zijn cliënten?
Woonzorg Nederland geeft aan dat de veiligheid van de bewoners de belangrijkste reden is dat geen sleutelkluisjes buiten de hoofdingang van het pand De Grote Koppel worden geplaatst. De organisatie meent ook dat kluisjes de gevel niet verfraaien, maar dat dit niet van doorslaggevend belang is bij de afweging omtrent het al dan niet plaatsen van de kluisjes. Ik sluit mij aan bij het standpunt, dat als eerste de veiligheid van de bewoners gegarandeerd moet worden.
Deelt u de mening dat deze cliënten te allen tijde bereikt moeten kunnen worden door de verzorgsters? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat dit direct weer mogelijk wordt?
Ja die mening deel ik. Als mensen thuiszorg nodig hebben, is het uiteraard van belang dat de verzorgenden binnen kunnen komen. De Grote Koppel is een wooncentrum voor 55+’ers. Het gaat om woningen waar mensen zelfstandig wonen. De meeste bewoners zijn in staat om zelf de deur voor derden open te doen. Daar waar mensen zorg ontvangen en voor hun verzorgende niet meer zelfstandig in staat zijn de deur te openen, maken cliënten afspraken met de thuiszorgorganisatie over een «sleutelbeleid». Dit is gebruikelijk in de thuiszorg.
Er is in dezen ook geen verschil met andere zelfstandig thuiswonende ouderen.
Gaat u actie ondernemen tegen de kille eigenaar die dit op zijn geweten heeft? Zo ja, hoe gaat die actie eruitzien? Zo nee, waarom niet?
Gegeven de bovenstaande antwoorden vind ik het niet nodig om actie te ondernemen in deze situatie.
Het bericht 'Bejaarden gedwongen in containers' |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Kent u het bericht «Bejaarden gedwongen in containers»?1
Ja, ik heb het bericht gelezen.
Klopt het dat 145 bejaarde bewoners tijdelijk een containerwoning moeten betrekken omdat hun verzorgingshuis, Huize Bernardus, tegen de grond gaat?
De bewoners worden tijdens de sloop van Huize Bernardus tijdelijk opgevangen in woonzorgcentrum Groenhof. Dit woonzorgcentrum is gebouwd van voorgefabriceerde wanden, plafonds, vloeren en dragende constructies van staal en beton. Het is dus geen klassieke bouwmethode, maar er is zeker geen sprake van wonen in containers.
Deelt u de mening dat het te zot voor woorden is dat onze bejaarden hun intrek moeten nemen in containerwoningen, terwijl de gemiddelde toegelaten asielzoeker wel een «normale» woning krijgt? Is dit niet de wereld op zijn kop?
De bewoners nemen geen intrek in een containerwoning.
Klopt het dat Huize Bernardus onderdeel is van OsiraGroep? Hoe beoordeelt u dit zoveelste negatieve bericht over het bestuur van OsiraGroep? Gaat u actie ondernemen tegen deze schaamteloze lui? Zo ja, hoe zullen die acties eruit zien? Zo neen, waarom niet?
Huize Bernardus is inderdaad een onderdeel van Osira Amstelring. Er is wat dit onderwerp betreft naar mijn mening geen sprake van verkeerd handelen van het bestuur van Osira Amstelring. De cliëntenraad is voorafgaand aan deze verhuizing geïnformeerd en heeft met de oplossing ingestemd. Ook is er overleg met de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de gemeente, het zorgkantoor en de brandweer. Dit om te kunnen voldoen aan de kwaliteits- en veiligheidseisen die gesteld worden om goede en veilige zorg te kunnen verlenen.
Deelt u de mening dat deze bestuurders zelf drie jaar lang een containerwoning moeten betrekken? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De overname van Zonnehuizen en het ontslag van medewerkers |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het failliete Zonnehuizen wordt overgenomen en dat één derde van 1500 fte gaat verdwijnen?1
Van dat bericht heb ik kennis genomen.
Welke onderdelen van Zonnehuizen worden door welke partij overgenomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Volgens het persbericht van LSG-Rentray en de Groep Winter nemen zij gezamenlijk alle activiteiten van Zonnehuizen over waarbij LSG-Rentray zich zal richten op de kind- en jeugdzorg en het onderwijs en de Groep Winter zich zal richten op de volwassenenzorg.
Klopt het dat de ondernemer Loek Winter de winstgevende onderdelen van de Zonnehuizen overneemt en geen (mede)verantwoordelijkheid wil dragen voor de niet of minder winstgevende onderdelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Blijkens bovengenoemd persbericht is sprake van een gezamenlijke overname van alle activiteiten. Er is sprake van gezamenlijke verantwoordelijkheid. Van geen (mede)verantwoordelijkheid voor niet of minder winstgevende onderdelen is dus geen sprake. Volledigheidshalve zij vermeld dat winstuitkering in de intramurale AWBZ verboden is.
Welke en hoeveel BV’s zijn opgericht door de heer Winter en/of Rentray om een overname van Zonnehuizen mogelijk te maken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Deze vraag kan ik niet beantwoorden omdat ik niet over de daarvoor benodigde informatie beschik.
Waarom heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg de voormalige Zonnehuizen nu onder verscherpt toezicht gesteld, en niet eerder? Kunt u uw antwoord toelichten?
De IGZ hield al intensief toezicht op de Stichting Zonnehuizen. De overname van de Stichting Zonnehuizen door de LSG-Rentray en de groep Winter biedt duidelijkheid voor de continuïteit van de organisatie, maar kan- zoals elke overname- ook extra risico’s met zich meebrengen voor de kwaliteit en continuïteit van zorg. De IGZ wil de effecten van de overname nauwlettend volgen en heeft daarom voor een periode van zes maanden verscherpt toezicht ingesteld. Ik ben blij met deze extra waarborg voor de kwaliteit van zorg.
Klopt het, dat het aantal van 500 voltijdsfuncties dat verdwijnt naar boven bijgesteld kan worden door de nieuwe organisatie? Hoeveel mensen komen daarmee in totaal op straat te staan?
Een dergelijk aantal wordt vermeld in de media. Het precieze aantal voltijdsfuncties dat verdwijnt alsmede het aantal personen dat die voltijdsfuncties vervulde zal pas na verloop van tijd duidelijk worden. Zie ook het antwoord op de volgende vraag.
Op welke manier moeten de hulp- en zorgverleners van Zonnehuizen de continuïteit en kwaliteit van zorg waarborgen, als zij niet weten waar zij aan toe zijn en hun baan wellicht op de tocht staat?
Voor de periode dat het UWV de salarisbetaling overneemt worden medewerkers geacht hun werkzaamheden voort te zetten. Daarmee is voor die periode de continuïteit van zorg gewaarborgd. In de tussentijd moet duidelijk worden welke medewerkers door de overnemende partijen weer in dienst worden genomen. Overigens heb ik geen enkele aanwijzing dat medewerkers in deze voor hen moeilijke omstandigheden die verantwoordelijkheid niet nemen. Ik hoor juist dat ze hun schouders er onder zetten en daar heb ik respect voor.
Hoe kunt u garanderen dat de overname van Zonnehuizen geen negatieve consequenties zal hebben voor de continuïteit en kwaliteit van de zorg wanneer honderden medewerkers ontslagen zullen worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zorgkantoor en IGZ houden daar (verscherpt) toezicht op.
Waarom lag er een concept-brief klaar lag bij Zonnehuizen om daarin te melden dat de kwaliteit van zorg niet langer gewaarborgd kon worden?
Bij de regelmatige bezoeken van de IGZ is die conceptbrief aan de orde geweest. Mede op basis van de conceptbrief heeft de IGZ besloten om na de overname verscherpt toezicht in te stellen. Blijkbaar is deze conceptbrief niet verstuurd.
Was u ten tijde van het debat, gehouden op 22 december 2011, ervan op de hoogte dat er mensen ontslagen zouden worden of dat daar voornemens toe waren? Zo ja, over hoeveel fte werd er toen gesproken? Waarom heeft u dat niet gemeld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ten tijde van het debat op 22 december 2011 was de surseance van betaling uitgesproken. Van (voorgenomen) ontslagen was mij toen niets bekend.
Deelt u de mening dat het al dan niet in opstand komen tegen het voormalig bestuur, het faillissement en de nasleep ervan geen reden mag zijn voor ontslag? Kunt u uw antwoord toelichten?
De curator heeft de arbeidsovereenkomst met alle medewerkers verbroken. Overnemende partijen beslissen welke medewerkers weer in dienst genomen worden.
Op welke wijze zijn de opgebouwde arbeidsrechten van de medewerkers van Zonnehuizen gewaarborgd?
Het is aan het personeel en hun vertegenwoordigers om hun belangen te behartigen. De overheid heeft daarbij geen rol. Wel ben ik blij dat de overnemende partijen het overgrote deel van het primaire personeel overnemen.
Bent u bereid al het mogelijke te doen om de banen van de medewerkers van Zonnehuizen te behouden, en ervoor te zorgen dat hun eisenpakket, met 5 eisen die overhandigd zijn aan de curator, wordt ingewilligd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik hoop dat de medewerkers die niet bij de overnemende partijen aan de slag kunnen elders snel weer aan het werk kunnen. VWS heeft daarbij geen rol.
Zijn de Cliëntenraad Volwassenenzorg Zonnehuizen en andere cliëntenraden om advies gevraagd, conform het medezeggenschapsrecht? Zo nee, waarom niet?
Op mijn verzoek onderhoudt de IGZ nauw contact met de cliëntenraden omdat ik vind dat hun stem van belang is. De IGZ bericht mij dat er sprake is van transparante informatieverstrekking door de curator en de bestuurder a.i. aan de cliëntenraden.
Waarom wordt de overname aan de cliëntenraad gepresenteerd als een feit, terwijl hij er wettelijk nog een advies over dient uit te brengen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 14.
Wie neemt de verantwoordelijkheid voor het onderwijs bij Zonnehuizen voor zijn rekening? Kunt u uw antwoord toelichten?
LSG-Rentray heeft de onderwijs activiteiten overgenomen.
Wanneer zal de onzekerheid en onduidelijkheid voor alle betrokkenen, van medewerkers tot bewoners en hun naasten, voorbij zijn, en wat gaat u doen om dat te bespoedigen?
Ik hoop dat die onzekerheid niet lang meer zal duren. Dat is afhankelijk van de voortgang van de besluitvorming van overnemende partijen.
Kunt u garanderen dat de overname geen negatieve consequenties zal hebben voor de continuïteit en kwaliteit van het onderwijs? Kunt u uw antwoord toelichten?
Door de overname van de onderwijsactiviteiten door LSG-Rentray is sprake van continuïteit van het onderwijs. Het bevoegd gezag van de school (wat dus LSG- Rentray is) is verantwoordelijk voor de continuïteit van het onderwijs. De onderwijsinspectie houdt daar toezicht op.
Is er nog de inzet om de miljoenen euro’s, die zijn verdwenen onder het voormalig bestuur en Raad van Toezicht, terug te krijgen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Er is een procedure gestart om de voormalige bestuurder en raad van toezicht aansprakelijk te stellen.
Bent u voornemens een diepgravend onderzoek te starten naar de rollen van alle betrokken (interim) bestuurders die met het faillissement van Zonnehuizen en de overname te maken hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?
Eerder al zegde ik toe onderzoek te doen naar de manier waarop onder andere de externe toezichthouders in deze casus hun rol vervuld hebben. Ook de curator doet onderzoek naar de oorzaken van het faillissement.
Welke betrokkenheid heeft u, of uw ministerie, gehad bij de overname? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mijn ministerie, noch ikzelf, zijn betrokken geweest bij deze overname. Het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) heeft namens VWS, samen met de banken, deelgenomen aan besprekingen met overnemende partijen en de curator. Dat vloeide voort uit het feit dat Stichting Zonnehuizen beschikt over rijksgegarandeerde leningen. Eerder informeerde ik u daar al over. Het WFZ heeft ervoor gewaakt dat de rijksgarantie misbruikt werd om kosten of risico’s van banken, geïnteresseerde partijen en/of curator af te wentelen op de staat en daarmee op de collectieve middelen.
Klopt het dat men de hypotheek financieel niet rond krijgt, maar dat men dit in de komende 2 jaar wel wil proberen?
Ik heb begrepen dat LSG-Rentray en de Groep Winter alleen de activiteiten van Stichting Zonnehuizen overnemen. Het vastgoed blijft in de boedel van de oude Stichting Zonnehuizen. Geprobeerd wordt in de komende tijd een oplossing te vinden voor de financiering van het onroerend goed.
Wat is de rol van Triodos Bank geweest in deze? Kunt u uw antwoord toelichten?
Daarover heb ik geen informatie.
Hoe ziet de huurconstructie eruit die nu is afgesproken?
De inhoud van de overeenkomst over het vastgoed tussen curator, banken en overnemende partijen is niet openbaar. Zie verder het antwoord op vraag 22.
Wilt u deze vragen beantwoorden in de week van 17 januari aanstaande, zodat de Kamer de antwoorden heeft voor er een nieuw debat wordt gevoerd?
Ja.
Het bericht dat het kabinet wil bezuinigen op de zorg voor mensen met een laag IQ |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Deelt u naar aanleiding van de berichten «Korten op mensen met laag IQ is dom» en «Pa aan de drank, ma zwakbegaafd» de zorg dat mensen met een laag IQ (tussen de 85 en 70) tussen wal en schip vallen als de voorgenomen bezuiniging op deze kwetsbare groep vanaf 2013 doorgaat?1
In de programmabrief Hervorming Langdurige Zorg (TK 2010–2011, 30 597, nr. 186) heb ik, om verschillende redenen, aangekondigd de «IQ-maatregel» met 1 jaar uit te stellen tot 1 januari 2013. Het gaat bij de groep cliënten met een IQ tussen 70 en 85 om kwetsbare mensen. Ik beraad mij hoe deze maatregel invulling kan krijgen. Hierbij blijft het uitgangspunt dat de maatregel een structurele opbrengst van € 250 miljoen moet opleveren.
Bent u bereid in het toegezegde onderzoek naar de invulling van deze bezuiniging de volgende punten te betrekken:
Er is geen sprake van een onderzoek. Als aangegeven onder vraag 1 bezie ik hoe de maatregel invulling kan krijgen. In genoemde programmabrief heb ik aangegeven dat ik de tijd gebruik om onder andere te bekijken hoe de toestroom naar intramurale zorg kan worden beperkt en hoe uitbreiding van intramurale capaciteit voor deze groep cliënten kan worden voorkomen.
Worden patiënten- en cliëntenorganisaties, zorgprofessionals en wetenschappers bij het voorgenomen onderzoek betrokken? Zo nee, wilt u dat alsnog doen? Zo nee, waarom niet?
In het afgelopen jaar zijn expertmeetings georganiseerd en is er met veel deskundigen uit het veld en wetenschappers gesproken. Daarnaast heeft het CVZ een uitvoeringstoets uitgevoerd op de maatregel zoals opgenomen in het Regeer- en Gedoogakkoord. Mede op grond van de inzichten die ik heb verkregen uit de expertmeetings en de uitvoeringstoets van het CVZ heb ik besloten de IQ-maatregel met 1 jaar uit te stellen en mij nader te beraden.
Kunt u toezeggen dat indien uit het onderzoek blijkt dat bovengenoemde effecten negatief uitpakken, de voorgenomen bezuiniging wordt teruggedraaid? Zo nee, waarom niet?
Als toegezegd doe ik u periodiek verslag in mijn voortgangsrapportages over de hervorming van de langdurige zorg. De tweede voortgangsrapportage zal ik u dit voorjaar toesturen.
Het noodgedwongen stopzetten van psychologische behandeling door weigering aanvullende zorgverzekering |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wat is uw reactie op het besluit van Menzis om een «omzetplafond» in te stellen voor psychotherapeuten?1
Zorgverzekeraars kopen zorg in bij zorgaanbieders. Hierbij maken zij afspraken over prijs, volume en kwaliteit. Het staat zorgverzekeraars vrij om omzetafspraken te maken of omzetplafonds af te spreken met zowel gebudgetteerde instellingen als met niet gebudgetteerde instellingen en met vrijgevestigde GGZ aanbieders. Op deze manier proberen zorgverzekeraars te voldoen aan de zorgvraag van de verzekerden en tegelijkertijd het volume en daarmee de kosten van de zorg in de hand te houden.
Daarnaast passen dergelijke afspraken in de context van de afspraken die tussen mij en Zorgverzekeraars Nederland zijn gemaakt voor een scherpere inkoop door zorgverzekeraars in 2012, zoals ik ook heb aangekondigd in mijn brief d.d. 10 juni 20112. Met verzekeraars is afgesproken dat zij het beschikbare macrokader voor de curatieve GGZ leidend laten zijn voor de zorginkoop voor de gehele tweedelijns curatieve GGZ, met inachtneming van hun zorgplicht.
Vindt u het wenselijk dat mensen moeten overstappen van zorgverzekeraar om hun vertrouwde psychotherapeut te behouden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het inkoopbeleid van de zorgverzekeraar er toe leiden dat een bepaalde zorgaanbieder niet gecontracteerd wordt (in het geval van selectieve zorginkoop) of dat zorgaanbieders wegens een omzetplafond (gedurende het jaar) geen ruimte meer hebben om nieuwe patiënten te behandelen. Het is echter in het belang van de zorgverzekeraar (en zijn imago) om continuïteit van zorg te bieden en hierover goede afspraken te maken met de zorgaanbieders. Anderzijds moeten ook zorgaanbieders een stimulans hebben om een contract met een zorgverzekeraar te sluiten. De zorgverzekeraar heeft daarnaast ook een zorgplicht en zal voldoende zorg moeten inkopen om aan de zorgvraag te voldoen. De zorgverzekeraar zal een alternatief moeten kunnen bieden in het geval een verzekerde niet langer bij een bepaalde psychotherapeut terecht kan.
Deelt u de mening dat het schandalig is dat mensen, bijvoorbeeld met een chronische ziekte, worden uitgesloten van een aanvullende zorgverzekering? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor de basisverzekering geldt een acceptatieplicht. Of verzekeraars medische selectie toepassen in de aanvullende verzekering is echter aan verzekeraars zelf. Het acceptatiebeleid van een aanvullende verzekering behoort tot de eigen bevoegdheden van de verzekeraar. Vanwege de Europese richtlijnen schadeverzekering is het niet mogelijk om medische selectie voor de aanvullende verzekering te verbieden. In de praktijk blijkt overigens dat bij 70% van de aanvullende zorgverzekeringen geen selectie wordt toegepast, zie ook mijn antwoord op vraag 4.
Deelt u voorts de mening dat het schandalig is dat bovengenoemde mensen, omdat zij niet kunnen overstappen naar een andere verzekeraar, hun vertrouwde psychotherapeut moeten opgeven met alle negatieve gevolgen voor de behandeling en hun welzijn van dien? Kunt u uw antwoord toelichten?
In deze vraag wordt verondersteld dat verzekerden (met bijvoorbeeld een chronische ziekte) niet kunnen overstappen naar een andere zorgverzekeraar. Uit recent onderzoek van de verzekeringssite.nl onder 47 zorgverzekeringen blijkt dat ten opzichte van 2011 er meer medische selectie plaatsvindt bij de aanvullende verzekering, maar dat nog steeds 70% van de aanvullende verzekeringen geen selectie-eisen heeft. Dit betekent dat er nog voldoende mogelijkheden zijn om over te stappen. Daarnaast is medische selectie voornamelijk van toepassing bij de tandverzekeringen en de zeer uitgebreide aanvullende verzekeringen.
Waarom laat u de macht en het winstoogmerk van de zorgverzekeraars prevaleren boven het welzijn van patiënten en de continuïteit van zorg?
In 2006 is de Zorgverzekeringswet ingevoerd, zorgverzekeraars hebben hierbij een belangrijke rol gekregen. Zij zijn verantwoordelijk om voor hun verzekerden kwalitatief goede en betaalbare zorg in te kopen. Zorgverzekeraars mogen bij de uitvoering winstbeogend zijn, in de praktijk blijkt echter dat de meeste zorgverzekeraars geen winstoogmerk hebben.
De forse groei in de uitgaven voor curatieve GGZ zorg van de afgelopen jaren en de daarmee gepaard gaande budgettaire overschrijdingen hebben het kabinet genoodzaakt budgettaire maatregelen te treffen. Zoals reeds aangekondigd is mijn voornemen om per 2013 prestatiebekostiging in te voeren gecombineerd met het versterken van de prikkels bij verzekeraars, om op die manier de kwaliteit en financiële houdbaarheid van de geneeskundige GGZ te verhogen. Hiermee krijgen zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders meer stimulansen en mogelijkheden om afspraken te maken over het toepassen van meer doelmatige werkwijzen en het verbeteren van kwaliteit, rekening houdend met de wensen van patiënten.
Kunt u aangeven waarom dit kabinet de marktwerking in de zorg toch doorzet, ondanks de funeste gevolgen voor behandelaar en patiënt?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw reactie op de zin uit de brief van een psychotherapeut, dat nog veel onduidelijk is over de bezuinigingen op psychotherapie voor 2012?1
Ik ken de specifieke brief van de psychotherapeut niet, dus ik kan niet inschatten op welk punt er precies onduidelijkheid bestaat. Er is intensief contact geweest met koepelorganisaties om de maatregelen zo goed mogelijk toe te lichten. Tevens is er een factsheet (te raadplegen via www.rijksoverheid.nl) opgesteld om zorgaanbieders en zorgverzekeraars in de curatieve GGZ te ondersteunen bij de uitleg en de uitvoering van de verschillende maatregelen. Zorgverzekeraars vertalen deze maatregelen in hun inkoopbeleid en communiceren hierover met zorgaanbieders. Ik zie geen aanleiding om de bezuinigingen terug te draaien, dat zou dan namelijk betekenen dat dit geld door anderen, bijvoorbeeld door de verzekerden, moet worden opgebracht.
Vind u het verstandig om de bezuinigingen op psychotherapie door te laten gaan ondanks de onduidelijkheid die bestaat bij de beroepsgroep?
Zie antwoord vraag 7.
Zijn er andere zorgverzekeraars die een dergelijk plafond hebben ingesteld? Zo ja, welke en op welke terreinen?
Ja, voor zover bij mij bekend hanteert het merendeel van de zorgverzekeraars omzetplafonds voor niet-gebudgetteerde curatieve GGZ-aanbieders, waaronder vrijgevestigde psychotherapeuten.
Op welke wijze gaat u voorkomen dat dergelijke «plafonds» in de toekomst worden ingesteld door zorgverzekeraars, en dat mensen die afhankelijk zijn van zorg hun vertrouwde hulpverlener kunnen behouden?
Nee, ik ben niet bereid om in te grijpen bij Menzis of andere verzekeraars die omzetplafonds hanteren, zolang de zorgplicht wordt nageleefd. Zoals toegelicht bij mijn antwoord op vraag 1 passen dergelijke afspraken in de context van de afspraken die tussen mij en Zorgverzekeraars Nederland zijn gemaakt voor een scherpere inkoop door zorgverzekeraars in 2012. Daarnaast zijn zorgverzekeraars vrij om omzetafspraken of omzetplafonds af te spreken met zorgaanbieders. Op deze manier beogen zorgverzekeraars het volume en daarmee de kosten in de zorg in de hand te houden.
Bent u bereid direct in te grijpen bij Menzis, en eventueel andere verzekeraars, zodat mensen hun vertrouwde psychotherapeut kunnen behouden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit realiseren?
Zie antwoord vraag 10.
Het tekort aan (crisis)pleeggezinnen |
|
Nine Kooiman |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat er te weinig plek is voor kinderen in een crisissituatie?1
In het Afsprakenkader Jeugdzorg 2010–2011 is het Rijk met provincies en stadsregio’s overeengekomen dat aan alle kinderen de zorg wordt geboden die nodig is, waarbij:
Dit beleid wordt in 2012 voortgezet, zoals gemeld in mijn brief van 7 oktober 2011 (TK 2011–2012, 31 839, nr. 134).
Op 24 oktober 2011 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van deze afspraak (TK 2011–2012, 31 839, nr. 137). In deze brief heb ik gemeld dat provincies mij hebben laten weten dat jeugdigen bij wie de veiligheid in het geding is en jeugdigen in crisissituaties nagenoeg altijd tijdig zorg ontvangen. Naar aanleiding van het bericht uit Het Parool van 30 december 2011 heb ik navraag gedaan bij de stadsregio Amsterdam. De stadsregio Amsterdam heeft mij gemeld dat dit beeld voor de stadsregio nog steeds klopt. Het is de verantwoordelijkheid van de provincies en stadsregio’s om bij het aanbod van crisisopvang rekening te houden met fluctuaties in de vraag. De groei van de vraag naar crisispleegzorg heeft de aandacht van de stadsregio Amsterdam.
Hoe verklaart u de uitzonderlijke toename van het aantal kinderen in Amsterdam in een crisissituatie waarvoor een plek moet worden gezocht naar 25%?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe groot is het tekort aan opvangplekken van kinderen in een crisissituatie in Amsterdam? Hoe groot is dit tekort in andere delen van het land?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat jeugdzorginstellingen met name rond de feestdagen en vakanties voldoende in staat zijn om kinderen in crisissituaties op te vangen?
Zie antwoord vraag 1.
Worden in het hele land extra (crisis)pleeggezinnen geworven met campagnes waar tekorten zijn, zoals de organisatie Spirit nu ook een campagne is gestart? Waar zijn de grootste tekorten aan (crisis)pleeggezinnen?
Als staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ben ik verantwoordelijk voor het landelijke beleid voor jeugdzorg. De provincies zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdzorg en daarmee dus ook voor de pleegzorg. Samen met het IPO en Pleegzorg Nederland ben ik daarom begin 2010 de landelijke wervingscampagne «Ontdek de pleegouder in jezelf» gestart. Met hen heb ik toen afgesproken dat zij in 2012 de campagne zouden voortzetten. Per 1 januari 2012 is de campagne dan ook overgedragen aan Pleegzorg Nederland en de regionale pleegzorginstellingen.
De behoefte aan geschikte pleeggezinnen is in de Randstad het grootst. Door middel van regionale campagnes kan iedere regio zich richten op die (potentiële) pleegouders die het beste aansluiten bij de behoeften van kinderen. Met zowel de landelijke als regionale wervingscampagnes is veel naamsbekendheid gegeven aan de pleegzorg. Voortzetting van de campagne in 2012 zal de aandacht voor werving van pleegouders nog meer vergroten.
Hoeveel aspirant-pleegouders wachten momenteel op een pleegkind?
Op landelijk niveau zijn hierover geen cijfers beschikbaar. Ik wil benadrukken dat centraal staat dat er voor een kind dat zorg nodig heeft gezocht wordt naar een geschikt pleeggezin. Voor een goede match van een pleegkind met een pleeggezin zijn drie tot vijf pleeggezinnen nodig. Dit betekent dat het aanbod van pleegouders groter moet zijn om de vraag naar pleegzorg op passende wijze tegemoet te komen. De keerzijde is dan ook dat de mogelijkheid bestaat dat er voor een pleeggezin geen match wordt gevonden en dat zij uiteindelijk geen pleegkind toegewezen krijgen.
In hoeverre is het mogelijk om kinderen ook buitenregionaal te plaatsen als er in de regio onvoldoende plek is? Hoeveel kinderen mogen er op jaarbasis buitenregionaal geplaatst worden?
Provincies hebben met elkaar afgesproken dat bij crisisplaatsingen, voor de wettelijke termijn van vier weken, hulp kan worden ingeschakeld over de provinciegrenzen heen, zonder dat er sprake is van een geldelijke verrekening (plaatsingen om niet). Ook in alle overige gevallen blijven buitenprovinciale plaatsingen mogelijk, maar zullen provincies de kosten hiervan onderling met elkaar verrekenen, tenzij provincies onderling andere afspraken hierover maken.
Deelt u de mening dat de overheid de verantwoordelijkheid heeft om kinderen in nood te helpen, en dat er daarom voldoende (crisis)pleeggezinnen moeten zijn? Zo ja, hoe vult u die verantwoordelijkheid in en met welke middelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Waarom draagt u per 1 januari 2012 de campagne «Ontdek de pleegouder in jezelf» over aan de sector die door u werd gelanceerd en bewezen succesvol is?2
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de bekendheid van pleegzorg nog kan en moet groeien, omdat de naamsbekendheid nu 48% is? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.