De opwaardering van de Maaslijn en de realisatie van station Grubbenvorst Greenport-Venlo |
|
Maurits von Martels (CDA), Rob Jetten (D66) |
|
Sharon Dijksma (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Station Grubbenvorst lijkt gepasseerd station»?1
Ja.
Deelt u de mening dat Greenport Venlo een belangrijke regionale economische hotspot is en daarom met het openbaar vervoer goed bereikbaar moet zijn?
Greenport Venlo beschouw ik als een belangrijke motor voor de regionale economie. Een goede bereikbaarheid van een dergelijke locatie, ook per openbaar vervoer, is daarmee van belang. Ik merk daarbij graag op, dat hier verschillende opties denkbaar zijn, naast spoor bijv. (snel)bus.
Heeft ProRail dan wel het Rijk een rol gespeeld in het plotseling ontstane financieringstekort voor het project Maaslijnverbetering? Zo ja, in hoeverre hadden de betrokken partijen hier rekening mee kunnen houden?
Nee. Het rijk heeft substantieel bijgedragen aan de verbetering van de Maaslijn. Er zijn de afgelopen jaren meerdere rijksbijdragen aan de regio toegezegd voor resp. de elektrificatie (€ 30,25 mln. incl. BTW), de versnelling van de Zuidelijke Maaslijn (€ 16,15 mln. incl. BTW) en de Noordelijke Maaslijn (€ 9,1 mln. incl. BTW). Deze zijn ook vastgelegd in brieven, besluitenlijsten en gezamenlijk ondertekende plannen van aanpak waarbij de risico’s voor de genoemde projecten bij de regio zijn belegd. Ook heeft het rijk begin 2016 een reservering van € 6,5 mln. incl. BTW gemaakt voor een mogelijke subsidie aan de realisatie van station Grubbenvorst Greenport Venlo. De uitkering van de rijksbijdragen vindt plaats conform de op dat moment geldende richtlijn van het Ministerie van Financiën.
ProRail heeft in 2016 een kostenraming opgesteld voor het volledige pakket aan maatregelen dat nodig is om de ambities van de regio voor de Maaslijn te realiseren. Hierbij is toen een potentieel tekort geconstateerd. De provincie Limburg heeft vervolgens in overleg met medeopdrachtgevende partijen provincie Noord-Brabant en Gelderland ProRail opdracht gegeven een taakstellend budget als uitgangspunt te hanteren voor verdere uitwerking.
De provincie Limburg geeft aan dat een deel van het financieel tekort van € 14,5 mln. is ontstaan door het uitkeren van de rijksbijdrage voor de elektrificatie van de Maaslijn zonder BTW (€ 6,35 mln.). Het Ministerie van IenW heeft conform de geldende richtlijn van het Ministerie van Financiën voor de uitkering van rijksbijdragen de rijksbijdrage voor de elektrificatie zonder BTW uitgekeerd aan Limburg. De provincie Limburg heeft, zoals gebruikelijk, de mogelijkheid om compensatie voor betaalde BTW aan te vragen via het BTW Compensatiefonds.
Aangezien de belastinginspecteur van ProRail op 29 december 2016 heeft uitgesproken dat hij van mening is dat er geen sprake is van een BTW belaste prestatie, factureert ProRail aan de provincie Limburg zonder BTW. Limburg kan derhalve ook geen beroep doen op het BTW Compensatiefonds. De provincie Limburg heeft mogelijk ten onrechte de conclusie getrokken dat er vanwege het niet hoeven betalen van BTW, extra investeringsruimte zou ontstaan binnen het projectbudget.
Dat de BTW conform de landelijke afgesproken richtlijn van het Ministerie van Financiën aan Limburg zou worden uitgekeerd is herhaaldelijk door IenW gemeld aan de provincies Limburg, Noord Brabant en Gelderland in de periodieke overleggen over de Maaslijn in 2016 en per brief van 13 december 2016 schriftelijk aan de provincie Limburg bevestigd. Dit standpunt is door het Ministerie van IenW op 22 augustus 2017 nogmaals per brief aan de provincie Limburg bevestigd. Ik herken derhalve niet het beeld dat er sprake is van een plotseling ontstaan tekort.
Welke financiële mogelijkheden ziet u om dit project te realiseren zoals oorspronkelijk was beoogd, dus met elektrificatie van de lijn en inclusief de realisatie van station Grubbenvorst Greenport-Venlo?
Het rijk heeft een rijksbijdrage aan Limburg verleend, waarmee samen met de regionale bijdragen de elektrificatie van de Maaslijn kan worden gerealiseerd. Het rijk is nog steeds bereid om de provincie Limburg ook een maximale rijksbijdrage voor de realisatie van het station Grubbenvorst Greenport Venlo te verlenen van € 6,5 mln. incl. BTW, als de provincie Limburg daar via ProRail een aanvraag met de vereiste uitwerking en een bedieningsgarantie voor indient. De uitkering van de eventuele rijksbijdrage zal plaats vinden excl. BTW, waarbij de provincie eventueel te betalen BTW gecompenseerd kan krijgen uit het BTW Compensatiefonds. Een hogere Rijksbijdrage voor de aanleg van een nieuw station (in dit geval met een kostenraming van ca. € 20 mln.) past niet bij de door IenW toegepaste en met uw Kamer gecommuniceerde regels voor de rijksbijdrage in de kosten van aanleg van een nieuw klein station (zie Kamerstuk 34 775 A, nr.4 vergaderjaar 2017–2018, bijlage MIRT-overzicht 2018, blz. 74, Kleine stations). De score van een uitgevoerde maatschappelijke kosten-baten-analyse van station Grubbenvorst is «0,1 indien de kosten en baten van het station separaat worden bekeken. Dat is zeer laag. De provincie Limburg heeft zelf in april 2017 te kennen gegeven dat zij de aanleg van station Grubbenvorst Greenport Venlo heroverweegt in verband met de financiële situatie in het project elektrificatie Maaslijn. De afweging om al dan niet over te gaan tot aanleg van station Grubbenvorst is aan de provincie Limburg.
Hoe ziet de verdere planning van het project Maaslijnverbetering er nu uit?
De planning van een project is de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer en opdrachtgever, de provincie Limburg. Deze wordt in een bestuurlijke stuurgroep met medeopdrachtgevers, provincie Noord-Brabant en Gelderland afgestemd.
Kunt u, gelet op de datum van behandeling van dit dossier in de provinciale staten van Limburg, deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
De rol van de Nederlandse Spoorwegen bij de verliezen die in Schotland worden geleden |
|
Maurits von Martels (CDA), Erik Ronnes (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Heeft u de berichten gelezen over een dochteronderneming van de Nederlandse Spoorwegen (NS), in casu Abellio ScotRail Limited (Abellio), waaraan een lening is verstrekt nadat dat bedrijf verlies heeft geleden op de exploitatie?1 2
Ja.
Kunt u bevestigen dat Abellio voor 2016 een verlies van £ 3,5 miljoen heeft geleden?
Abellio ScotRail Limited (ScotRail) van waaruit de treindiensten in Schotland worden geëxploiteerd, is onderdeel van Abellio. Abellio is de dochtermaatschappij van NS van waaruit de buitenlandse activiteiten in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland worden verricht. Scotrail heeft over 2016 een netto resultaat gerealiseerd van GBP -3,37 miljoen (2015: GBP 9,52 miljoen). Het totale, geconsolideerde, resultaat van Abellio over 2016 was EUR 50 miljoen (2015: EUR 37 miljoen).
Was het u bekend dat Abellio op bedoelde concessie verliezen leed? Zo ja, sinds wanneer en welke acties heeft u toen ondernomen? Zo nee, had u als aandeelhouder daar dan niet tijdig van in kennis gesteld moeten worden?
Dat was mij bekend. Het ministerie heeft als aandeelhouder regelmatig overleg met NS over de financiële stand van zaken van NS en relevante groepsonderdelen. De gerealiseerde financiële resultaten van Scotrail liggen onder de prognoses zoals opgesteld ten tijde van de bieding op deze concessie. Het verlies is onder andere het gevolg van een verslechtering van de Schotse economie. De raad van bestuur van Abellio is primair verantwoordelijk voor de operationele activiteiten van Abellio. Het is de taak van de aandeelhouder om er op toe te zien dat NS binnen de kaders van de strategie en het risicokader handelt. Daar voldoet Scotrail aan, mede gelet op de omstandigheid dat Abellio als geheel een positieve bijdrage levert aan het resultaat van NS.
NS verwacht in de loop van de concessie een verbetering van de resultaten. Volgens NS zullen de getrokken leningen met hoge mate van waarschijnlijkheid binnen de periode van de Scotrail concessie worden terugbetaald, inclusief een marktconforme rente.
Klopt het bericht dat in 2016 een «Group Loan Support» van £ 10 miljoen is verstrekt aan Abellio Transport Holdings BV, een zusterbedrijf van Abellio? Zo ja, vindt u het redelijk dat geld van het Nederlandse deel van het bedrijf gebruikt wordt om buitenlandse tekorten op te heffen?
Concessieverleners in het Verenigd Koninkrijk verlangen doorgaans een concerngarantie (Group Loan Support) van de moedermaatschappij. In het geval van Scotrail betreft dit een concerngarantie van GBP 25 miljoen gedurende de looptijd van de concessie (2015 – 2025). Om aan de door de concessieverlener gestelde liquiditeitseisen te voldoen is een beroep gedaan op de concerngarantie voor GBP 10 miljoen. Die is in 2017 in eerste instantie opgevangen door Abellio Transport Holdings BV en daarna geformaliseerd door de NS Groep. De verwachting is dat ook de resterende GBP 15 mln zal worden getrokken en dat het totale bedrag gedurende de concessie weer zal worden ingelost.
Dergelijke garanties vind ik redelijk omdat het een randvoorwaarde is om op deze spoormarkt actief te kunnen zijn. Ik vind het belangrijk dat NS ook actief kan zijn in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Om de risico’s op de buitenlandse markten beheersbaar te houden heb ik een maximum gesteld aan de hoogte van dergelijke garanties en het totaal aan garanties. Met NS heb ik hier eerder een risicokader voor opgesteld om de risico’s die gepaard gaan met buitenlandse activiteiten te kunnen beheersen (zie Kamerstuk 28165–261, 17 januari 2017).
Over de lening van de NS Groep wordt een marktconforme rente betaald door Scotrail. Sinds de start van de concessie (1 april 2015) zijn er door Scotrail nog geen dividenden uitgekeerd. Sinds haar oprichting heeft Abellio Transport Holdings BV (actief in Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Nederland) in totaal ruim EUR 66 miljoen dividend uitgekeerd aan de NS Groep.
Kunt u aangeven of een tekort verwacht was en, zo ja, of het past in het meerjarenperspectief van Abellio? Is deze «subsidie» van NS aan haar dochter eenmalig?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de overtuiging van NS dat de winstgevendheid van de concessie niet in gevaar is? Zo ja, waar baseert u dat op?
Ik heb op dit moment geen reden om te twijfelen aan de verwachting van NS dat de concessie over de volledige periode wel een positief resultaat zal behalen.
Klopt het dat de normen van betrouwbaarheid en punctualiteit die zijn verbonden aan de concessie tot de beste van het Verenigd Koninkrijk behoren? Kunt u aangeven hoe zich dat verhoudt tot de Nederlandse normen voor betrouwbaarheid en punctualiteit?
Ja dat klopt, de prestaties van Scotrail zijn het hoogst van alle grote treinvervoerders in het Verenigd Koninkrijk. Een vergelijking van die prestatie ten opzichte van Nederland kunnen wij niet geven. De systematiek om genoemde normen te meten verschilt tussen het Verenigd Koninkrijk en Nederland. In Nederland wordt gemeten op basis van de treinreis (check in en check uit), in het Verenigd Koninkrijk meet men de aankomst van de trein.
Kunt u aangeven hoeveel geld van Schotland in de richting van NS gevloeid is en hoeveel er van NS richting Schotland gevloeid is sinds de concessie aldaar door Abellio is verkregen?
Zie antwoord vraag 4.
CETA en het succes van de op de Canadese markt aanwezige genetisch gemodificeerde zalm |
|
Mustafa Amhaouch (CDA), Maurits von Martels (CDA) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht dat er de afgelopen vijf maanden genetisch gemodificeerde zalm op de Canadese markt werd verkocht?1
Ja.
Wordt deze genetisch gemodificeerde zalm toegestaan op de Nederlandse markt?
Nee.
Welke middelen heeft de Nederlandse regering om te voorkomen dat deze genetisch gemodificeerde zalm wordt geëxporteerd naar de Nederlandse markt?
Genetisch gemodificeerde dieren en/of afgeleide producten daarvan worden niet toegelaten in de Europese Unie. Dit is geregeld in Richtlijn 2001/18/EG inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en Verordening (EG) nr. 1829/2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders.
Kan deze genetisch gemodificeerde zalm via de Europese interne markt toch op de Nederlandse markt terecht komen?
Zie antwoord vraag 3.
Is er vandaag de dag genetische gemodificeerde zalm in Nederland op de markt gebracht? En in andere lidstaten van de Europese Unie (EU)?
Export van genetisch gemodificeerde zalm naar de EU is niet toegestaan.
Hoe precies is de herkomst van in Nederland te consumeren zalm te herleiden? Is deze indien nodig eenvoudig te herleiden tot Canadese producenten?
Verordening nr. 1379/2013 voor visserijproducten en aquacultuurproducten stelt eisen aan de etikettering van visproducten. Op deze etiketten moet staan waar de vis gevangen is. Zo is voor consumenten te herleiden waar hun vis vandaan komt. Op de website van de Europese Commissie is precies te vinden welke informatie over visproducten voor de consument beschikbaar moet zijn.2
Is de Canadese producent van de genetisch gemodificeerde zalm verplicht om deze genetische modificatie op de verkoopverpakking te vermelden? Is dat eveneens het geval bij nevenproducten?
Genetisch gemodificeerde zalm wordt niet op de EU-markt toegelaten.
Is het mogelijk dat Europese importeurs genetisch gemodificeerde zalm importeren zonder dat bekend is dat dit om een genetisch gemodificeerd product gaat?
Zie antwoord vraag 5.
Is het mogelijk om deze genetisch gemodificeerde zalm in Europa te importeren onder het vrijhandelsverdrag tussen de EU en Canada (CETA-verdrag)?
Nee.
Welke artikelen van het CETA-verdrag hebben betrekking op genetisch gemodificeerd voedsel in zijn algemeenheid? Kunt u het precieze artikel in het CETA-verdrag aangeven waarin de regels omtrent import van genetisch gemodificeerde vis voor de Europese markt is vastgelegd?
In CETA zijn geen afspraken gemaakt over de EU-import van genetisch gemodificeerde vis. CETA verandert daarmee niks aan de EU-geldende regelgeving over de toelating van genetisch gemodificeerde organismes op de EU-markt. Wel gaan artikel 25.1 en 25.2 over biotechnologie en genetische modificatie in algemene zin. Op basis van deze artikelen informeren partijen elkaar over wetgeving en over nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen.
Welke strekking hebben deze artikelen en is daarbij ruimte voor interpretatie? Welke van deze artikelen zijn direct toepasbaar op de zalm?
Zie antwoord vraag 10.
De beschikbare zitplaatsen in treinen van de NS |
|
Maurits von Martels (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Heeft u het bericht gelezen «NS: meer treinen dan ooit, maar niet voor iedereen een zitplaats»?1
Ja.
Deelt u de verwachting van de NS dat er een recorddrukte in de NS-treinen zal zijn in september? Zo ja, sinds wanneer is die verwachting bij u en de NS bekend? Zo nee, wat is dan uw verwachting, en waar baseert u uw verwachting op?
Het is mij bekend dat september jaarlijks een drukke maand is op het spoor omdat voor veel mensen de vakantie dan voorbij is en de scholen weer beginnen.
Daarnaast zijn er meer reizigers door de aantrekkende economie waardoor het deze september drukker is dan vorig jaar september2. NS laat mij desgevraagd weten dat zij dit jaar circa 5% meer reizigers vervoert dan vorig jaar.
NS neemt in het kader van het verbeterprogramma vervoercapaciteit3 verschillende maatregelen die inspelen op de drukke september maand. Zo heeft NS nieuwe sprinters besteld (type Flirt) die september dit jaar volledig zijn ingestroomd.
Kunt u aangeven welk deel van de groei veroorzaakt wordt door de aantrekkende economie en welk deel door overige factoren wordt veroorzaakt?
In de jaarrapportage HRN concessie4 meldt NS dat externe factoren, met name economische factoren, het overgrote deel van de ontwikkeling van het vervoer bepalen.
Bent u ervan op de hoogte dat er dit jaar 58 nieuwe treinen met 200 rijtuigen op het spoor zijn gekomen en dat ook het onderhoudsprogramma van de treinen is aangepast om meer rijdend materieel ter beschikking te hebben? Kunt u aangeven welk deel van deze uitbreiding bedoeld is om de recorddrukte van september op te vangen en welk deel sowieso voorzien was?
Ja, dit is mij bekend. Deze maatregel is namelijk onderdeel van het programma volle treinen, waarover ik uw Kamer 22 december 2015 heb geïnformeerd5. Dat programma is gericht op het voorkomen van (over)volle treinen tijdens de spits.
Dit programma kent verschillende maatregelen waaronder de aanschaf van 58 nieuwe sprinters, type Flirt. Deze zijn gefaseerd ingestroomd gedurende de periode december 2016–september 2017. NS heeft er bewust op gestuurd dat deze extra capaciteit snel is gekomen en in september 2017 volledig beschikbaar is omdat bekend is dat september altijd een hele drukke maand is.
Wat vindt u van de uitspraak van de woordvoerder van de NS dat we op een punt komen dat voor al die treinen geen sporen meer zijn? Deelt u deze mening?
Zoals ik bij de beantwoording van de vragen van uw Kamer over de NMCA reeds heb meegedeeld vindt er momenteel door ProRail nog een vervolganalyse plaats om vast te stellen of de in de NMCA aangenomen aantallen treinen op een robuuste manier op het spoor passen6. Op basis van deze analyse, die gereed is vóór de zomer van 2018, kan hierover een uitspraak worden gedaan.
Wat vindt u van de stelling van de NS dat niet alle reizigers tijdens de spits kunnen zitten en dat dat in Nederland er helaas bij hoort?
Dat er geen 100% zitplaatskans is, vind ik verdedigbaar7. Op sommige drukke tijden en trajecten hoort staan er helaas bij omdat NS anders maatschappelijk onrendabele investeringen moet doen. Ook in de tram, metro of bus moeten reizigers soms staan. Daarnaast is de kans altijd aanwezig dat door incidentele omstandigheden te drukke treinen ontstaan. Dat neemt niet weg dat NS moet voldoen aan de vereisten uit de concessie en zich maximaal moet inspannen om tot prestatieverbetering te komen. NS voert daartoe ook een verbeterprogramma uit8.
Zie verder antwoord 4.
Bent u bereid een nader onderzoek naar de oorzaak van de piek in september (en de rol van de studenten daarbij) in te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zoals gezegd in antwoord 2 is de jaarlijkse piek in september een bekend fenomeen en de recorddrukte – door de aantrekkende economie – door NS verwacht. NS speelt hier ook op in. Ik zie dan ook geen aanleiding om nader onderzoek in te stellen naar de oorzaken van de septemberdrukte.
Ten aanzien van de studenten verwijs ik naar de onderwijsaanpak van «Beter Benutten voor Beter Onderwijs» van het Ministerie van OCW9, waarin pilots en experimenten worden ondersteund en gefaciliteerd rondom het reisgedrag van studenten. De focus ligt momenteel op het opdoen van kennis en ervaring over het beïnvloeden van het reisgedrag van studenten.
Het bericht ‘Tuinbouw in de knel door raffinaderijbrand Pernis’ |
|
Maurits von Martels (CDA), Remco Dijkstra (VVD), Arne Weverling (VVD) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennis genomen van het bericht «tuinbouw in de knel door raffinaderijbrand Pernis» van 3 augustus jl?1
Ja.
Deelt u de mening dat zolang de raffinaderij dicht blijft de tuinbouw een probleem heeft? Zo nee, waarom niet?
OCAP (organic CO2 for assimilation by plants, onderdeel van de Linde Group) levert CO2 van onder andere Shell Pernis aan de glastuinbouw. Dit is een samenwerking tussen private partijen, waarbij de overheid geen rol speelt.
Risico’s, zoals het omgaan met verminderde levering als gevolg van incidenten zoals deze brand, zijn daarmee ook de verantwoordelijkheid van de betrokken marktpartijen. OCAP verkent mogelijkheden om extra CO2-bronnen aan te sluiten en buffering om de levering robuuster te maken.
EZ bekijkt met de andere betrokken partijen in de green deal Noord-Holland en de intentieovereenkomst CO2-smart grid, in het kader van de energietransitie van de glastuinbouw, of en hoe de CO2-levering aan de glastuinbouw is uit te breiden.
Met meer aangesloten bronnen wordt de CO2-levering tevens minder gevoelig voor uitval van een bron. Uitbreiding van de CO2-levering hangt van veel factoren af. De termijn waarop dit gerealiseerd kan worden is daardoor niet te voorspellen. Daarnaast is en wordt vanuit het programma Kas als Energiebron van EZ en LTO Glaskracht Nederland kennis ontwikkeld, waarbij een productie in de kas met minder CO2-dosering mogelijk is.
De CO2 die de Shell fabriek in Pernis produceert wordt via een pijpleiding geleverd aan honderden tuinders die nu hun aardgasinstallaties moeten aangooien. Bent u bereid te bekijken wat voor noodoplossing hiervoor kan worden gevonden?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid samen met de glastuinbouw, Shell en mogelijke andere leveranciers van CO2 te bespreken wat de mogelijkheden zijn om deze situatie in de toekomst te voorkomen en om nog dit jaar oplossingen te vinden?
Zie antwoord vraag 2.
Is er een indicatie te geven hoe lang deze situatie voortduurt? Is hier vaker sprake van geweest en hoe is er toen met situatie omgesprongen?
De raffinaderij van Pernis draait inmiddels weer volledig en de CO2-levering aan de tuinbouw is vanaf 21 augustus hervat. Zoals boven gesteld wordt ook gewerkt aan het meer robuust maken van de CO2-voorziening zodat uitvalsituaties als deze, zoveel mogelijk worden voorkomen.
Het Landelijk Asbest Volgsysteem (LAVS) en de programmatische aanpak asbestdaken |
|
Jaco Geurts (CDA), Maurits von Martels (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Kunt u aangeven welke problemen er ten aanzien van stabiliteit, snelheid en toegankelijkheid de afgelopen vier jaar zijn geweest met het Landelijk Asbest Volgsysteem (LAVS), waarnaar ook gevraagd werd bij het verslag over het inmiddels in de Tweede Kamer aangenomen voorstel tot Wijziging van de Wet milieubeheer en van de Woningwet in verband met het invoeren van het landelijk asbestvolgsysteem en enige andere wijzigingen van de Wet milieubeheer (Kamerstuk 34 679, nr. 4)?
In overleg met de betrokken branches is ervoor gekozen om het LAVS in gebruik te nemen en tegelijkertijd verder te ontwikkelen, waarbij op het moment van verplichtstelling de essentiële toepassingen van het systeem gerealiseerd waren en goed functioneerden. In de afgelopen jaren zijn er tijdens de ontwikkeling van het LAVS diverse incidenten geweest die betrekking hadden op fouten in de functionaliteit van het LAVS (bijvoorbeeld onjuiste doorverwijzingen), hetgeen bij de ontwikkeling van een ICT-systeem niet ongebruikelijk is. Het LAVS wordt met iedere aanpassing uitgebreid getest door IT-experts en gebruikerstestpanels, maar desondanks kunnen bij gebruik in de praktijk onvoorziene gebreken blijken.
Onmiddellijk na de verplichtstelling (maart 2017) zijn er problemen ten aanzien van stabiliteit, snelheid en toegankelijkheid geconstateerd. Dit had te maken met de enorme toename in gebruik. Inmiddels worden 500 tot 600 projecten per dag in het LAVS ingevoerd. Van tevoren is nooit precies in te schatten hoe een systeem reageert bij een forse toename in gebruik en is het lastig daarop te anticiperen. In overleg met de gebruikers worden problemen besproken en zo snel mogelijk geadresseerd.
Kunt u toelichten of er na de verplichtstelling van het LAVS nog meer storingen optraden en het systeem traag was en wat daarvan de oorzaak is?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u garanderen en toelichten of met de extra servercapaciteit, waaraan u refereert in de nota naar aanleiding van het in de vorige vraag genoemde verslag (Kamerstuk 34 679, nr. 6), de stabiliteit, snelheid en toegankelijkheid substantieel zullen verbeteren?
De extra servercapaciteit heeft inmiddels de toegankelijkheid en stabiliteit verbeterd, maar de snelheid van het systeem heeft extra aandacht. De beheerder onderzoekt in samenwerking met de leveranciers de mogelijkheden om de snelheid van het LAVS op een hoger niveau te brengen.
Kunt u aangeven hoe vaak de gebruikersoverleggen waaraan u refereert in die nota naar aanleiding van het verslag plaatshebben en wie daarvoor uitgenodigd worden? Wordt in deze overleggen gesproken over oplossingen om de stabiliteit, snelheid en toegankelijkheid te verbeteren?
In onder meer de gebruikersoverleggen wordt gesproken over maatregelen om snelheid, toegankelijkheid en stabiliteit te verbeteren. Dit jaar hebben er reeds afzonderlijke gebruikersoverleggen plaatsgevonden met softwareleveranciers, LAVS-gebruikers (asbestinventarisatie- en saneringsbedrijven en eindinspectie-instellingen), en toezichthouders. Afgesproken is deze afzonderlijke gebruikersoverleggen drie keer per jaar te laten plaatsvinden. Daarnaast is er een regiegroep ingesteld met de branchevertegenwoordigers van de asbestsector (inventarisatie-, saneringsbedrijven en eindinspectie-instellingen), Aedes, vertegenwoordigers van opdrachtgevers uit de industrie (VIA), de ministeries van Infrastructuur en Milieu en Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en de beheerder. Dit overleg vindt regelmatig plaats en is bedoeld om knelpunten en nieuwe ontwikkelingen te bespreken.
Bent u op de hoogte van de klachten van gebruikers over de lay-out en de zoekfunctie van het LAVS? Bent u bereid om dit samen met gebruikers te verbeteren?
Het betreft hier aanvullende wensen van gebruikers. Deze wensen worden in de gebruikersoverleggen verder uitgewerkt, geprioriteerd en mogelijk in een volgende release van het LAVS geïmplementeerd.
Bent u ervan op de hoogte dat nu om de paar minuten ingelogd moet worden met e-herkenning in het LAVS? Is het mogelijk deze tijdspanne te verlengen?
Ik herken het geschetste beeld niet. In mijn eerdere beantwoording1 heb ik reeds aangeven dat voor een nieuwe invoer opnieuw moet worden ingelogd als de gebruiker het LAVS heeft afgesloten of als het LAVS door inactiviteit (half uur) niet is gebruikt. Dit zijn eisen vanuit beveiliging en om ongeautoriseerde toegang te voorkomen.
Is het mogelijk het inventarisatiegedeelte van het LAVS inzichtelijk te maken voor handhavende instanties in verband met gerichtere controle en betere communicatie bij gevallen waar wel asbest is geïnventariseerd maar sanering nog niet is gestart?
Het LAVS zorgt ervoor dat betrokken toezichthouders worden geïnformeerd. Hiertoe behoort ook de Certificerende Instelling (CI) die controleert op de naleving van het certificatieschema asbestinventarisatie. Een CI krijgt automatisch een melding vanuit het LAVS wanneer een asbestinventarisatiebedrijf een startmelding doet om een inventarisatie van het asbest uit te voeren. Daarmee kan de CI gericht controleren op de eisen die zijn gesteld aan afgifte en behoud van een certificaat. Andere handhavende instanties krijgen een melding zodra een saneerder in het LAVS aangeeft te zullen starten met een sanering. Het LAVS volgt de vigerende wet- en regelgeving.
Bent u op de hoogte van de gebrekkige communicatie tussen de helpdesk en de beheerders van het LAVS? Zo ja, bent u bereid dit te verbeteren?
Het geschetste beeld van gebrekkige communicatie en onvoldoende expertise bij de helpdesk herken ik niet. Het beheer en de gebruikersondersteuning is in handen van één organisatie, Rijkswaterstaat. Er is derhalve geen sprake van structureel gebrekkige communicatie tussen beheerder en helpdesk. Er is ook expertise nodig van ICT-leveranciers bij het beantwoorden van sommige vragen. Waar dit problemen opleverde, zijn inmiddels verbeteringen doorgevoerd.
Herkent u zich erin dat de helpdesk niet genoeg expertise in huis heeft om specifieke problemen met betrekking tot het LAVS accuraat op te lossen?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u op de hoogte van de klacht dat eenmaal ingevoerde gegevens, zoals stortbonnen, nauwelijks meer te wijzigen zijn? Is hier iets aan te doen?
Nadat gegevens zijn ingevoerd, gecontroleerd en geaccordeerd is wijziging niet meer mogelijk, juist om fraude te voorkomen. De stortbon is het bewijs van afgevoerde hoeveelheden asbestafval en dient ter controle dat de gesaneerde hoeveelheid asbest correct is afgevoerd. Het is derhalve illegaal om bijvoorbeeld stortbonnen of andere geüploade documenten achteraf te wijzigen.
Is het mogelijk dat het LAVS automatisch de juiste instantie op de hoogte brengt bij wijzigingen in de ingevoerde gegevens?
Een bestaande startmelding kan niet worden gewijzigd. Als een wijziging in de startmelding toch nodig is, dan moet een nieuwe startmelding worden aangemaakt die wederom automatisch wordt doorgestuurd naar toezichthoudende instanties. Voor de overige gevallen verwijs ik naar mijn beantwoording bij vraag 10.
Is het mogelijk dat handhavende instanties op de hoogte blijven van wanneer welke storting is gedaan?
Op het moment dat een saneringsproject is afgerond, wordt vanuit het LAVS een eindmelding naar het bevoegd gezag gestuurd. Het asbestsaneringsbedrijf voert vervolgens het geleidebiljet en/of de weegbon van de stortplaats in het LAVS in. Het bevoegd gezag heeft een inkijkfunctie in het LAVS en kan daarmee kennisnemen van de afgevoerde asbesthoeveelheden en afvoerbestemming.
In hoeverre is er in het LAVS de mogelijkheid om onderscheid te maken tussen bedrijven (met één Kamer van Koophandelnummer) met meerdere vestigingen?
Die mogelijkheid bestaat. Gebruikers kunnen voor ondersteuning voor het gebruik van deze mogelijkheid contact opnemen met de helpdesk.
In hoeverre is er in het LAVS de mogelijkheid om wat betreft de verwijderingsopdracht onderscheid te maken tussen asbesthoudende producten die wel gesaneerd zullen worden, en producten die niet gesaneerd gaan worden?
In het LAVS worden alle geïnventariseerde asbestbronnen ingevoerd. Op het moment dat wordt overgegaan tot verwijdering moeten de te verwijderen bronnen in het LAVS worden aangegeven. Daarmee is duidelijk welke bronnen op dat moment worden gesaneerd en welke vooralsnog niet.
Aangezien de huidige gebruikshandleiding van het LAVS vrij lang is en daardoor niet goed te lezen, is het mogelijk een handzamere introductie te maken?
Er zijn voor de verschillende doelgroepen aparte gebruikershandleidingen beschikbaar waarin stapsgewijs aan de hand van screenshots wordt uitgelegd hoe het LAVS gebruikt moet worden. De handleiding is als naslagwerk aanvullend op de aangeboden trainingen en daarom uitputtend en gedetailleerd. Het is niet bedoeld als introductie van het LAVS. De website biedt per doelgroep wel een introductie van het LAVS. Daarnaast worden er trainingen gegeven en zijn er filmpjes beschikbaar. In het in antwoord 4 genoemde gebruikersoverleg kunnen aanvullende wensen met betrekking tot ondersteuning worden besproken.
Bent u bekend met het aparte traject voor binnen- en buitensanering van asbest (waar zich asbesthoudende beplating onder de asbesthoudende golfplaten bevindt, wat voorkomt bij agrarische gebouwen) waar volgens de regels eerst binnen- en daarna pas buiten gesaneerd kan worden?
Elke asbestsanering is anders en is afhankelijk van de situatie ter plekke, hetgeen vraagt om maatwerk bij de inrichting en organisatie van het werk. In de regelgeving en de certificatieschema’s voor het veilig verwijderen van asbest zijn geen regels opgenomen die voorschrijven dat eerst binnen en daarna pas buiten gesaneerd moet worden. Wel moet conform het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) bij het uitvoeren van de werkzaamheden de concentratie van asbestvezels in de lucht zo laag mogelijk onder de grenswaarden worden gehouden en moet verspreiding van asbeststof worden voorkomen. Dat betekent dat degene die het asbest verwijdert deugdelijke maatregelen moet treffen en de werkmethode daarop moet inrichten. Hierbij hoort het volgen van de arbeidshygiënische strategie door het treffen van bronmaatregelen.
Klopt het dat lekkages tussen deze binnen- en buitensanering nagenoeg niet te voorkomen zijn?
Dat is op voorhand niet te zeggen. Het beheersen van vezelverspreiding bij asbestverwijdering is onder meer afhankelijk van de situatie ter plaatse, zoals de inrichting en de staat van het bouwwerk.
Welke redenen zijn er om binnen- en buitensanering bij deze agrarische gebouwen niet toe te staan en wegen die op tegen de voordelen van eenvoudigere, snellere en goedkopere sanering van asbest?
Saneringsmethoden die bijdragen aan een eenvoudigere, snellere en goedkopere sanering zijn niet bij voorbaat uitgesloten. Binnen- en buitensaneringen zijn toegestaan. Wel moet het werk gezond en veilig worden uitgevoerd en voldoen aan de regels. Het gelijktijdig uitvoeren van een binnen- en buitensanering van agrarische gebouwen is niet verboden. Het deugdelijk inrichten van een goed werkplan en bijbehorende werkmethoden is de verantwoordelijkheid van de professionele, gecertificeerde asbestverwijderaar.
Kunt u aangeven hoe u invulling heeft gegeven aan uw toezegging van februari 2015 om werk te maken van optimalisatie en het voorkomen van twee verschillende saneringstrajecten gedaan tijdens het Algemeen overleg Externe veiligheid over het mogelijk maken van asbestsanering in één werk (Kamerstuk 25 834, nr. 105)?
In de brief van 23 februari 20162 is aangegeven dat bezien wordt welke mogelijkheden er zijn om het saneringsproces te optimaliseren. In de programmatische aanpak asbestdaken is een aantal knelpunten in de uitvoering benoemd, waaronder het optimaliseren van de uitvoering van binnen- en buitensaneringen. In overleg met betrokken partijen is een handleiding opgesteld ten behoeve van de uitvoering van binnen- en buitensaneringen. Deze handleiding ligt ter beoordeling voor bij betrokken instanties.
Waarom is hiervan in de overleggen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en met de asbestverwijderingsbranche en sinds december 2016 in het kader van de Programmatische Aanpak Aasbestdaken nog steeds geen werk gemaakt, zoals blijkt uit de brief Stand van zaken asbestdakensanering en Versnellingsaanpak van 22 juni 2017 (bijlage bij Kamerstuk 28 089, nr. 47)?
In het antwoord op vraag 19 geef ik aan wat er is gedaan aan deze toezegging. De toezegging wordt niet separaat benoemd in de stand van zaken versnellingsaanpak omdat deze toezegging nog niet afgerond is.
Bent u bereid om, net als de uitzondering die mogelijk was in het kader van de aanpak na de hagelschade in zuidoost Brabant, vlot werk te gaan maken van sanering in één werk? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord bij vraag 18 en 19. Wanneer bedoeld wordt het verwijderen van het asbestdak en het plaatsen van een nieuw dak als één werk, dan is dat al toegestaan en gebeurt dat al. Wanneer gedoeld wordt op het gelijktijdig uitvoeren van een binnensanering en een buitensanering als één werk, dan is dat ook niet verboden mits wordt voldaan aan het Arbobesluit. Hierin wordt voorgeschreven dat de concentratie van asbestvezels in de lucht zo laag mogelijk onder de grenswaarden moet worden gehouden.
Bent u bereid om er op korte termijn voor te zorgen dat het mogelijk wordt om deze gevallen van asbesthoudende platen onder het asbestdak te mogen inventariseren en te mogen saneren als zijnde één buitensanering? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 21.
De onbewaakte spoorwegovergang in Santpoort-Zuid |
|
Maurits von Martels (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Heeft u het bericht gelezen dat het ongeluk in Harlingen het debat over onbewaakte spoorwegovergangen op scherp stelt?1.
Ja.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de overgang bij Sanpoort-Zuid en welke planning heeft ProRail voor ogen?
Van ProRail heb ik vernomen dat zij afspraken heeft gemaakt met de gemeente Velsen om twee overwegen in Santpoort-Zuid op te heffen. De zuidelijke -niet actief beveiligde- overweg wordt opgeheven, nadat een parallelweg in noordelijke richting naar de beveiligde overweg (Wustelaan) is aangelegd en de verplaatsing van het bedrijf van de grondeigenaar is gerealiseerd. ProRail bereidt momenteel de aanleg van de parallelweg voor en verwacht dat deze begin volgend jaar in gebruik kan worden genomen. Vervolgens kan ook de bouw van het te verplaatsen bedrijf starten. Naar verwachting is de verplaatsing van het bedrijf een jaar later gereed, waarna de zuidelijke overweg wordt opgeheven. Het bestemmingsplan dat de verplaatsing van het bedrijf mogelijk maakt is onherroepelijk.
Voor de noordelijke van de twee overwegen, uitgerust met een Waarschuwingsinstallatie Landelijk Overpaden (WILO) maar zonder bellen en slagbomen, is het plan deze op te heffen nadat de genoemde parallelweg is aangelegd en er overeenstemming is over het opheffen van het recht van overpad. Gelet op het aantal betrokken partijen en de verschillende belangen betreft het een lokaal proces dat zorgvuldig moet worden doorlopen. Dit kost tijd.
Deelt u de gedachte dat er spoedig een einde dient te komen aan de onveilige situatie in Sanpoort-Zuid vanwege het feit dat de overgang circa 50 keer per dag door ruiters gebruikt wordt terwijl er 10 treinen per uur rijden? Zo nee, waarom niet?
Ja, dat is ook de reden dat ProRail het onder antwoord 2 vermelde proces doorloopt.
Klopt het dat de opheffing van de overgang wordt geblokkeerd door buren, maar dat ProRail en gemeente bereid en voornemens zijn om een onteigeningsprocedure te starten? Zo ja, wanneer start die onteigeningsprocedure?
Van ProRail heb ik vernomen dat voor de zuidelijke overweg geldt dat er overeenstemming is voor het opheffen van deze overweg, zodra het bedrijf is verplaatst. Op de noordelijke overweg is sprake van meerdere rechthebbenden, waarmee ProRail nog in overleg is. Op de uitkomst daarvan kan ik niet vooruitlopen.
Klopt het dat ProRail tot overeenstemming is gekomen met de betrokken agrarische grondeigenaar om de Niet Actief Beveiligde Overweg (NABO) te sluiten, maar dat de gemeente benodigd is om te zorgen voor beschikbare grond opdat de agrariër delen van zijn bedrijf kan verplaatsen? Zo nee, wat is dan wel de situatie?
Dit klopt niet. Er is geen planologische belemmering voor het sluiten van de NABO, aangezien de benodigde grond voor bedrijfsverplaatsing en de parallelweg in eigendom is van de partij die het bedrijf wil verplaatsen. Er zijn op dit moment geen belemmeringen voor aanvraag van de bouwvergunning, waardoor -na realisatie van de parallelweg- de bouw van het bedrijf kan starten.
Klopt het dat partijen elkaar in de greep houden en dat een dispuut over woningbouw en ruilverkaveling nu een obstakel vormt om snel te komen tot een oplossing voor deze overweg?
Zie antwoord vraag 5.
Ziet u, of ProRail, andere belemmeringen om te komen tot een spoedige afronding? Zo ja, welke?
Op welke manier draagt u bij aan een spoedige oplossing, aangezien het oplossen van NABO’s voor u een prioritair dossier is?
Hoe bijzonder is een dergelijke situatie? Komen dergelijke casussen vaker voor bij pogingen om overwegen te beveiligen of te sluiten ten behoeve van de veiligheid?
Bent u bereid een daadkrachtige bemiddelaar aan te wijzen teneinde dit dossier op korte termijn succesvol af te ronden?
Het behoud van station Valkenburg door Zuid-Limburgse Stoomtrein Maatschappij |
|
Chantal Nijkerken-de Haan (VVD), Jan Middendorp (VVD), Martijn van Helvert (CDA), Maurits von Martels (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Heeft u het bericht gelezen «Apart klasje zou voldoende moeten zijn» inzake het behoud van station Valkenburg door de Zuid-Limburgse Stoomtrein Maatschappij (ZLSM)?1.
Ja.
Deelt u de overtuiging dat de ZLSM een belangrijke waarde in het aanbod van toeristisch-recreatieve voorzieningen in de regio Limburg is vanwege de cultuurhistorische aspecten van deze museumspoorlijn?
Ik kan mij voorstellen dat de ZLSM in het totaal van toeristisch-recreatieve voorzieningen een waardevolle rol vervult en ook dat cultuurhistorische aspecten daar in positieve zin aan bijdragen, maar het is aan de lokale of regionale overheden om af te wegen in welke mate de ZLSM in een behoefte voorziet en welk belang daaraan moet worden toegekend.
Heeft u kennisgenomen van het besluit van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) om de ZLSM niet langer toe te staan via het hoofdspoor het station van Valkenburg te bedienen?
Ja, ik heb kennis genomen van het besluit van de ILT. De ZLSM had een ontheffing aangevraagd van de verplichting dat machinisten, die over het hoofdspoor rijden, over een machinistenvergunning moeten beschikken. Dit verzoek is door de ILT niet gehonoreerd, omdat de Europese machinistenrichtlijn (2007/59/EG) en nationale wetgeving hiervoor geen opening biedt.
Daarnaast verkeerde de ZLSM in de veronderstelling dat zij voor het baanvak Schin op Geul – Valkenburg vrijgesteld is van de verplichting om over een veiligheidscertificaat te beschikken. Om die reden heeft de ZLSM het veiligheidscertificaat, dat tot eind 2016 geldig was, laten verlopen en geen nieuwe aangevraagd. Het Besluit bedrijfsvergunning en veiligheidscertificaten kent inderdaad een vrijstellingsbepaling, maar die is niet van toepassing op de situatie bij Schin op Geul.
Wat vindt u van het bericht dat de aanleiding voor het ILT-standpunt niet een nieuwe onveilige situatie is, maar enkel een interpretatie van wijziging in de wet- en regelgeving?
Er is geen sprake van wijziging van regelgeving of interpretatie daarvan. Het besluit van de ILT komt voort uit een verzoek van de ZLSM. De ZLSM had aan de ILT verzocht of haar personeel, anders dan voorheen, zonder machinistenvergunning treinen mocht besturen op het hoofdspoor. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven, biedt de wetgeving geen mogelijkheid om een dergelijke ontheffing te verlenen.
Deelt u de mening dat uit het langjarige gebruik van het baanvak, met alle bijbehorende veiligheidsmaatregelen, blijkt dat er geen enkele directe aanleiding is om tot een wijziging bij Valkenburg te komen?
Mits de veiligheid voldoende is geborgd, is het mogelijk dat de ZLSM met historische spoorvoertuigen van het baanvak Schin op Geul – Valkenburg gebruik maakt. Er hebben zich op dit baanvak geen wijzigingen voorgedaan en er is daarom geen enkele aanleiding om andere eisen te stellen dan voorheen. Dat heeft de ILT dan ook niet gedaan.
Om over het hoofdspoor (Schin op Geul – Valkenburg) te kunnen rijden heeft ZLSM een veiligheidscertificaat nodig en moet zij kunnen beschikken over machinisten met een machinistenvergunning. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven heeft de ZLSM het veiligheidscertificaat eind 2016 laten verlopen en geen nieuwe aangevraagd.
Is het u bekend dat ook de medegebruiker van het spoor (Arriva) geen problemen heeft met dit medegebruik, gelet op het feit dat Arriva en de ZLSM zelfs nauw samenwerken in het productaanbod en recreatieve arrangementen?
Ja. Onder bepaalde voorwaarden is het zeker mogelijk dat meerdere partijen van dit baanvak gebruik maken. Dit is niet anders dan op andere delen van hoofdspoor. ProRail verzorgt de treindienstleiding voor al het spoorverkeer op het hoofdspoor.
Deelt u de gedachte dat het toch mogelijk moet zijn om een jarenlange veilige bediening van Valkenburg als het oudste station van Nederland met een museumspoorlijn te blijven continueren?
Ja, het is en blijft mogelijk om net als in het verleden met historische spoorvoertuigen over het baanvak Schin op Geul – Valkenburg te rijden. Omdat dit baanvak hoofdspoor is, moet de ZLSM net als in het verleden daarvoor beschikken over een veiligheidscertificaat en gebruik maken van machinisten die in het bezit zijn van een machinistenvergunning.
Is het u bekend dat ProRail haar bezwaren tegen het gebruik van de spoorlijn door de ZLSM bij de ILT heeft ingetrokken? Zo ja, werpt dat een ander licht op de zaak?
Ja, het is mij bekend dat ProRail haar bezwaren heeft ingetrokken. Dit maakt geen verschil, omdat er nog steeds geen sprake is van een functioneel afgescheiden spoor. Dat is voorwaarde om een ontheffing te kunnen verlenen voor de verplichting van het rijden met machinisten met een machinistenvergunning.
Is de conclusie juist dat de kern van het probleem lijkt te zijn dat in Nederland de regelgeving voor machinisten strenger is geworden dan Europees is afgesproken en dat er geen differentiatie meer in machinistenvergunning bestaat? Betekent dat dat een ZLSM-machinist die een klein stukje op het hoofdspoor naar Valkenburg rijdt aan dezelfde opleidingseisen moet voldoen als machinisten die op het hoofdspoor rijden en alles moeten weten over bijvoorbeeld tunnelbeveiliging in Rotterdam en Schiphol, ERTMS, enz.?
Deze conclusie is niet juist. Nederland heeft de Machinistenrichtlijn beleidsarm geïmplementeerd. Dat wil zeggen dat er in de Spoorwegwet geen aanvullende eisen worden gesteld. De Machinistenrichtlijn bestaat overigens al vanaf 2007. Iedere machinist die op een hoofdspoorweg rijdt, moet een machinistenvergunning hebben. De machinistenvergunning is een persoonsgebonden document, waarmee de machinist kan aantonen dat hij een opleiding tot machinist succesvol heeft afgerond en over de benodigde algemene vakkennis beschikt. De specifieke vakkennis, zoals tunnelbeveiliging en ERTMS, valt onder het eveneens persoonsgebonden bevoegdheidsbewijs. Machinisten van de ZLSM hoeven alleen te beschikken over de kennis van het materieel en de infrastructuur, voor zover dat op hen van toepassing is.
Kunt u zich voorstellen dat de onder 9 bedoelde «zware machinistenvergunning» voor een vrijwilligersorganisatie als de ZLSM, die op hoofdspoor nooit verder rijdt dan ca. 4 km tussen Schin op Geul en Valkenburg, onwerkbaar is?
Ik kan mij voorstellen dat het voor een vrijwilligersorganisatie moeilijk is om over voldoende gekwalificeerde machinisten te beschikken. Daarom heb ik de ZLSM voorgesteld om met erkende opleidingsinstituten te verkennen of er «een klasje» kan worden gevormd voor machinisten die voor museumorganisaties rijden.
Voor machinisten die voor museumorganisaties over bijzonder spoor rijden, is het niet nodig een machinistenvergunning te hebben. De spoorweg Schin op Geul – Kerkrade is zo’n bijzondere spoorweg. Hier wordt maximaal 40 km/uur gereden.
Op het hoofdspoor tussen Schin op Geul en Valkenburg is de baanvaksnelheid hoger (100 km/uur) en rijden ook andere vervoerders. Uit oogpunt van de veiligheid worden daaraan zwaardere eisen gesteld.
Klopt het dat de ILT ook zelf aan u heeft gevraagd om meer duidelijk op dit vlak?2.
Ja, de ILT heeft inderdaad eind 2016 over dit onderwerp een toezichtsignaal opgesteld. Het overleg hierover is nog gaande.
Bent u bereid te komen tot een spoedige aanpak van deze problematiek rondom de casus ZLSM, zodat dit tot een voor alle partijen bevredigende oplossing kan worden gebracht?
Er heeft een overleg plaatsgehad met de koepelorganisatie Historisch Railvervoer Nederland en met de voorzitter van de ZLSM. Deze gesprekken zijn in constructieve sfeer verlopen en afgesproken is dat de ZLSM op korte termijn een nieuw veiligheidscertificaat zal aanvragen. De verwachting is dat het certificaat begin 2018 en mogelijk eerder kan worden verstrekt.
Met betrekking tot de machinistenvergunning is afgesproken dat ZLSM gaat onderzoeken of het mogelijk is om bij een erkende onderwijsinstelling een opleiding te krijgen die past bij de ervaring en voorgenomen inzet van de machinisten van de ZLSM.
Misleiding bij autoverhuur aan toeristen in het buitenland |
|
Maurits von Martels (CDA) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Toerist genept met autohuur»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat Nederlandse autohuurders in het buitenland vaak misleid worden met allerlei extra kosten, zoals aanvullende verzekeringen, brandstof en zogenaamde schade?
Ik vind dat consumenten in geen geval misleid mogen worden ten aanzien van bijkomende kosten bij de aanschaf van producten of diensten.
Op welke manier zou de transparantie kunnen worden vergroot, zodat transparant wordt wat huren van een auto in het buitenland in totaal kost? Is het hierbij mogelijk dat autoverhuurders standaard moeten aangeven wat in de prijs is inbegrepen en welke schades niet zijn gedekt, zodat de autohuurder prijzen kan vergelijken en gelijk een goede afweging kan maken voordat hij gaat boeken?
Op basis van de bestaande consumentenregels moeten aanbieders, die in Europa producten of diensten aanbieden aan consumenten, altijd duidelijk de prijzen vermelden bij het aanbod. Wanneer er nog variabele, onvermijdbare kosten bij de prijs komen, dan moeten aanbieders dat duidelijk, direct naast de prijs, vermelden. Ook moeten aanbieders duidelijke informatie geven over belangrijke kenmerken van het aanbod, zoals de voorwaarden, de verzekeringen en de borg. Voor consumenten is het onder meer belangrijk om te weten welke schades wel en welke niet worden gedekt voor de betreffende prijs en wat de hoogte van het eigen risico is. De autoverhuurder moet de consument hierover dan ook duidelijk informeren. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) houdt in Nederland toezicht op de naleving van deze regels. Op grond van de richtlijn verzekeringsdistributie2 moeten vanaf 23 februari 2018 autoverhuurbedrijven die zijn gevestigd in de Europese Unie een standaardinformatiedocument aan de consument verstrekken, waarin onder meer een samenvatting van de verzekeringsdekking en de uitgesloten risico’s dienen te zijn opgenomen.
Op welke manier wordt er toezicht gehouden op de voorwaarden en oneerlijke of onduidelijke kosten? Is het huidige toezicht volgens u voldoende?
De ACM heeft de mogelijkheid om in Nederland onderzoek te doen naar bedrijven die oneerlijke of onduidelijke kosten of voorwaarden hanteren. In het geval van autoverhuur in het buitenland heeft de ACM geparticipeerd in een zogeheten «Joint Action» binnen het samenwerkingsverband van consumentenautoriteiten (de zogenaamde Consumer Protection Cooperation (CPC)). Deze samenwerking was er op gericht om ervoor te zorgen dat consumenten overal in de EU een auto kunnen huren en daarbij eerlijk worden behandeld. Begin dit jaar heeft de Europese Commissie in een persbericht3 hierover aangegeven dat consumenten dankzij de maatregelen van de Europese Commissie en de nationale consumentenorganisaties kunnen profiteren van betere voorwaarden bij autoverhuurbedrijven, waaronder over de prijs en alle onvermijdelijke kosten, de belangrijkste verhuurdiensten en de aanvullende verzekering. De ACM heeft mij desgevraagd laten weten dat het algemene beeld is dat de transparantie van aanbiedingen van bedrijven betrokken bij het Europese traject is verbeterd. Niettemin zijn er af en toe signalen waaruit blijkt dat er bedrijven zijn die de regels niet goed naleven, zowel voor wat betreft de transparantie voor en tijdens het boeken, als ter plekke, wanneer de auto wordt opgehaald bij de lokale verhuurder. Omdat deze signalen veelal buitenlandse aanbieders raken, stuurt de ACM in geval van collectieve overtredingen, zoals misleidende informatie of misleidende omissies, een handhavingsverzoek aan de lidstaat waar het bedrijf is gevestigd. Deze lidstaat is verplicht hieraan gevolg te geven. Aan consumenten zelf geeft de ACM via de website van ConsuWijzer tips voor het huren van een auto, bijvoorbeeld over hoe zij problemen kunnen voorkomen door een eventuele discussie met de lokale verhuurder goed voorbereid aan te gaan. Ook worden consumenten gewaarschuwd zelf goed op te letten voor en tijdens het boekingsproces, met name als het gaat om mogelijk te lage aanbiedingsprijzen waar nog verplichte kosten bijkomen. Op dit moment zie ik geen noodzaak tot het nemen van andere maatregelen aangezien de in Europees verband getroffen maatregelen hebben gezorgd voor transparantere aanbiedingen en voorwaarden bij de autoverhuurbedrijven. Daarnaast heeft de Europese Commissie aangegeven dat zowel zij als de nationale consumentenautoriteiten nauwlettend zullen blijven toezien op de markt voor autoverhuur.
Kunt u de stand van zaken geven over effecten van de maatregelen die de Europese Commissie en consumentenorganisaties vorig jaar namen om de misstanden in de autohuur binnen de Europese Unie terug te dringen? Zijn er volgens u meer maatregelen nodig om misstanden tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 4.
Treinvertragingen door wangedrag |
|
Maurits von Martels (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Heeft u het bericht gelezen dat het merendeel van de treinvertragingen veroorzaakt wordt door wangedrag?1
Ja.
Wat is uw visie op het feit dat het merendeel van de vertragingen op het spoor niet te wijten is aan storingen, aangezien 53 procent van alle treinvertragingen wordt veroorzaakt door roekeloos gedrag, vandalisme en bommeldingen?
ProRail berekent het aantal verstoringen van de treindienst op basis van zogenaamde treindienst aantastende onregelmatigheden (TAO’s). Dit is een verstoring die tot een vertraging van meer dan drie minuten van minimaal één trein leidt. Daarbij worden vier hoofdcategorieën onderscheiden: techniek, processen, derden en het weer. Enkele voorbeelden van derden storingen (53% van het totaal) zijn inderdaad roekeloos gedrag, vandalisme en bommeldingen. Maar er zijn er meer. In de bijlage is een overzicht van alle oorzaken binnen deze categorie weergegeven, waarbij opvalt dat meer dan helft van de 53% is toe te schrijven aan spoorlopers (3105 meldingen).
Voor mij staat voorop dat het levensgevaarlijk is om het spoor te betreden als men daar niets te zoeken heeft. ProRail en de vervoerders nemen gerichte maatregelen om incidenten en vertragingen te voorkomen. Het spoor is echter geen gesloten systeem (denk bijvoorbeeld aan overwegen) dus de invloed van derden op de dienstregeling is niet geheel te voorkomen. Het sluitstuk wordt gevormd door artikel 3 van de Spoorwegwet, op grond waarvan het een ieder is verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de spoorweg wordt veroorzaakt of dat het verkeer wordt gehinderd.
Zoals aangegeven in mijn brief van 5 juli 20162 heb ik NS en ProRail gevraagd om te komen tot een jaarlijkse brede rapportage over verstoringen. Het doel is om alle verstoringen met een grote impact voor de treindienst te evalueren, daaruit trends te signaleren en bijpassende maatregelen te nemen. De eerste jaarrapportage verstoringen (over 2016) van NS en ProRail stuur ik voor de zomer naar uw Kamer.
Kunt u aangeven met welk percentage de vertragingen zouden afnemen indien een halt zou worden toegeroepen aan roekeloos gedrag, vandalisme en bommeldingen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven op welke trajecten of in welke gebieden dergelijke vertragingen meer dan gemiddeld voorkomen, ook in de tijd uitgezet?
Storingen die door derden worden veroorzaakt vinden relatief vaak plaats op locaties in de Randstad waar het spoor redelijk makkelijk toegankelijk is. Dit zijn zogenaamde risicolocaties. ProRail heeft deze locaties in het vizier. ProRail geeft er echter, gelet op de gevoeligheid van deze problematiek, de voorkeur aan deze locaties niet openbaar te maken.
Op welke wijze gaat u bewerkstelligen dat het aantal zogenoemde «spoorlopers en overwegpiraten» wordt verminderd? Wat zijn daar de kosten van en hoe verhouden die zich tot de kosten van de vertragingen?
ProRail voert in mijn opdracht, samen met vervoerders, programma’s uit om met gerichte maatregelen het aantal storingen door derden te verminderen. Voorbeelden hiervan zijn het hekwerkenprogramma (budget circa € 18 mln. tot 2020) en de programma’s ter bevordering van de veiligheid en doorstromingen op overwegen (budget circa € 235 mln. tot 2028). De aanpak van bijvoorbeeld spoorlopers vraagt niet alleen om fysieke maatregelen, maar ook om mogelijkheden om het gedrag van mensen te beïnvloeden. Binnen de hele keten worden ervaringen uitgewisseld en onderzoek gedaan naar mogelijkheden om dergelijk gedrag te ontmoedigen. ProRail voert landelijke campagnes om roekeloos gedrag op overwegen tegen te gaan. Bij incidenten met roekeloos gedrag op overwegen wordt inmiddels standaard aangifte gedaan. Daarnaast heb ik uw Kamer 11 mei 20173 geïnformeerd over het nieuwe programma suïcidepreventie (budget circa € 14 mln. tot 2021). Binnen dit programma worden diverse maatregelen genomen om de toegang tot het spoor te beperken/ontmoedigen, bijvoorbeeld door op risicolocaties hekken,
anti-suïcideverlichting, camera’s en anti-loopmatten te plaatsen. Ook worden maatregelen genomen om de afhandeltijd na een incident te verkorten, zodat de impact op de dienstregeling zo beperkt mogelijk blijft.
Een deel van de maatschappelijke kosten van verstoringen zijn afgelopen jaar door het Kennisinstituut voor Mobiliteit (KiM) voor het eerst in beeld gebracht4. In het Mobiliteitsbeeld 2016 zijn de resultaten opgenomen. De maatschappelijke kosten van verstoringen op het spoor bedroegen in 2015 minimaal € 145 mln. (prijspeil 2015). Dit bedrag vormt een ondergrens omdat nog niet alle aspecten (bijvoorbeeld andere vervoerders dan NS, extra exploitatiekosten personen- en goederenvervoer) zijn meegenomen. Vervolgonderzoek is gestart om meer aspecten mee te nemen, hierover zal in het Mobiliteitsbeeld 2017 worden gerapporteerd.
Kunt u aangeven welke prioriteit de handhaving en vervolging van het hier bedoelde wangedrag krijgt? Bent u van mening dat er een hogere prioriteit aan gegeven zou moeten worden, zo nee, waarom niet?
ProRail heeft circa 50 buitengewone opsporingsambtenaren in dienst die regelmatig handhavingsacties op overwegen en surveillances langs het spoor uitvoeren. Het verbaliseren van personen die risicovol gedrag vertonen heeft tot doel dat men zich bewust wordt van de gevaren van het spoor. Meldingen van machinisten en analyses naar ontwikkelingen op risicolocaties zijn een belangrijke bron voor het bepalen van de inzet van de BOA’s en voor de politie bij het opsporen van spoorlopers. Ik vind dit een verstandige aanpak. In totaal zijn in 2017 door deze BOA’s reeds 317 processen-verbaal opgemaakt, waarvan 299 op overwegen. In ongeveer 25 gevallen is, in het kader van gevaarzetting op overwegen, aangifte gedaan bij de politie. De prioriteitstelling in de afhandeling van aangiftes bij de politie en vervolging, is een aangelegenheid van het Openbaar Ministerie.
Problemen na de update van auto's van Volkswagen Group |
|
Jessica van Eijs (D66), Maurits von Martels (CDA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitzending van consumentenprogramma Radar waaruit naar voren komt dat 25% van het gebruikte panel problemen ondervindt na de update van auto’s van de Volkswagen Group, zoals hoger brandstofgebruik, verlies van vermogen en/of het uitvallen van de EGR-klep?1
Ja.
Klopt het dat de software-update er gelet op het bovenstaande toe kan leiden dat de EGR-klep (die moet voorkomen dat er minder stikstofoxide wordt uitgestoten) anders gaat werken, waardoor de auto meer diesel gaat verbruiken en/of vermogen verliest? Zo nee, waarom niet?
De software-updates zijn zo ontwikkeld dat de EGR beter werkt en ze geen negatief effect hebben op het brandstofverbruik of het motorvermogen. Dit is bevestigd door het KBA (de Duitse typegoedkeuringsinstantie). Ook de RDW en TNO hebben in hun rapport laten weten dat zij tot diezelfde conclusie zijn gekomen bij nader onderzoek.2
Klopt dat het dat om deze effecten te voorkomen de EGR tijdens de rit ook wel uitgezet wordt en dat het daarnaast in Nederland erg gemakkelijk is om de EGR compleet te laten verwijderen of permanent uit te laten schakelen, waardoor de motor veel te veel stikstofoxide uitstoot en de te behalen gezondheidswinst uitblijft? Zo nee, waarom niet?
Autofabrikanten laten de mate waarin de EGR wordt ingeschakeld afhangen van verschillende factoren, zoals de buitentemperatuur. Dat betekent dat soms minder of geen uitlaatgassen worden gerecirculeerd om de motor te beschermen. Dit houdt echter geen verband met de software-update van Volkswagen.
Daarnaast kunnen op dit moment voertuigeigenaren op eigen initiatief hun voertuig laten chip-tunen waarbij deze systemen buiten werking worden gesteld. Dat vind ik onwenselijk; zoals eerder aangegeven aan uw Kamer3, laat ik momenteel de regelgeving aanpassen zodat dergelijke wijzigingen aan het emissiebeheersingssysteem van auto’s strafbaar worden. Zie ook antwoord 5.
Deelt u voorts de mening dat naast de software-update de Volkswagen Group tevens een update van de EGR en eventuele andere technologie moet aanbieden die garandeert dat de auto schoon blijft? Deelt u daarnaast de mening dat er op zijn minst voor moet worden gezorgd dat deze onderdelen met enige regelmaat moeten worden vervangen?
Om de voertuigen weer in lijn te brengen met de typegoedkeuringseisen is het van belang dat de software-update uitgevoerd wordt. Eventuele vervanging van de EGR-klep is onderdeel van het reguliere onderhoud van het voertuig.
Waarom is het laten uitschakelen en of verwijderen van de EGR-klep überhaupt niet verboden in Nederland? Welke Nederlandse en Europese wetgeving is relevant voor de praktijk van het (laten) uitschakelen en of verwijderen van de EGR-klep? Heeft Nederland bij markttoezichtonderzoek (onder Richtlijn 2007/46/EC) of periodieke keuringen (Richtlijn 2014/45/EU) deze wetgeving toegepast en voldoende ingezet op het opsporen en beboeten van voertuigmanipulatie? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik heb aangegeven in de brief aan uw Kamer van 3 april jl.4, moeten nieuwe auto’s die op de markt worden gebracht aan de Europese emissie-eisen voldoen. Daarvoor rusten fabrikanten nieuwe auto’s met allerlei technische voorzieningen uit, zoals een roetfilter, uitlaatgasrecirculatie (EGR-klep) en katalysatoren. Vanzelfsprekend is het de bedoeling dat deze voorzieningen goed blijven functioneren nadat voertuigen op de markt zijn gebracht en deelnemen aan het dagelijkse verkeer. Gebleken is dat deze systemen, op verzoek van de eigenaar, met enige regelmaat worden verwijderd of buiten werking worden gesteld. Hoewel er in Europees verband geen verbod geldt om roetfilters te verwijderen, zal ik de Regeling voertuigen zodanig wijzigen dat het verwijderen, aanpassen en buiten werking stellen van emissiecontrolesystemen verboden wordt als deze voorzieningen nodig zijn om aan de emissie-eisen te voldoen. Ik verwacht het nieuwe verbod binnenkort te publiceren, waarna het op 1 oktober 2017 in werking kan treden.
Hoe kan het dat consumenten nog altijd niet weten waar ze moeten zijn en waar ze recht op hebben als ze nadelige gevolgen (denken te) ondervinden van de software-update?
Ik heb geregeld contact met PON over de terugroepactie. Als consumenten vragen of klachten hebben over de software-update kunnen zij daarvoor terecht bij de klantenservice van Volkswagen of hun dealer. PON heeft mij laten weten dat elke klacht individueel wordt behandeld en er wordt een passende oplossing gezocht per situatie.
Bent u bereid om tekst en uitleg te vragen aan Pon Dealer Groep (PON) over hun «individuele aanpak» van de genoemde problemen en de negatieve ervaringen daaromtrent die uit de uitzending van Radar naar voren komen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord 6.
Deelt u de mening dat het niet zo kan zijn dat de ene klant wel en de andere klant geen (gedeeltelijke) vergoeding krijgt voor reparaties die (gebaseerd op de Radar-uitzending) tussen de 600 en 1.100 euro kosten? Zo ja, op welke termijn gaat u in gesprek met PON om er zorg voor te dragen dat er helder wordt gecommuniceerd over wanneer consumenten wel, en wanneer zij niet in aanmerking komen voor een (gedeeltelijke) vergoeding van de kosten, zodat er geen sprake is van willekeur? Zo nee, waarom niet?
Aan het uitvoeren van de software-update zijn voor de consument geen kosten verbonden. Voor reparaties hanteert PON protocollen waarin is vastgelegd wanneer een consument aanspraak maakt op compensatie. Het compensatiebedrag kan naar de aard van de reparatiebeurt en het voertuigverleden verschillen. Zoals eerder aangegeven wordt door PON per situatie een passende oplossing gezocht.
Deelt u de mening dat consumenten die aantoonbaar negatieve effecten ondervinden ten gevolge van de software-update volledig moeten worden gecompenseerd? Zo nee, waarom niet?
Vooralsnog is het niet gebleken dat de software-update negatieve effecten heeft op de rijeigenschappen van het voertuig.
Welke actie onderneemt u op dit moment om consumenten die problemen ondervinden met hun auto na een software-update bij te staan? Is daar frequent overleg met importeur PON over en wat is daarvan de stand van zaken? Zo nee, waarom niet?
Zoals gezegd heb ik regelmatig overleg met PON. PON verzekert mij dat elke klacht serieus wordt genomen. Momenteel ligt het aantal klachten over de software-update ruim onder de 1%. PON geeft aan dat voor verreweg de meeste gemelde klachten inmiddels een passende oplossing is gevonden. Ik heb er vertrouwen in dat PON er alles aan doet om de klachten naar behoren af te handelen.
Hoe verhouden de problemen die consumenten zeggen te ondervinden met hun auto na de software update zich tot uw uitspraken in het laatste algemeen overleg over Dieselgate aangaf, namelijk dat de update geen nadelige gevolgen heeft voor consumenten?
Zie het antwoord op vraag 2.
Hoe verhoudt het signaal dat Radar ontving van Volkswagen Duitsland, namelijk dat de software-update er inderdaad voor zorgt dat de EGR-klep anders gaat werken (met alle mogelijke gevolgen van dien voor brandstofverbruik en/of vermogen) en van PON, namelijk dat de update inderdaad tot klachten heeft geleid, zich tot uw eigen uitspraken dat de update geen nadelige gevolgen heeft voor consumenten?
De mededeling van Volkswagen Duitsland had betrekking op het roetfiltersysteem. Als gevolg van de software-update zullen sommige voertuigtypes vaker het roetfiltersysteem moeten regenereren. Deze regeneratie kost extra brandstof. Dit extra brandstofverbruik wordt gecompenseerd door verbeterde inspuiting. Daardoor resulteert de software-update niet in een verhoogd gebruik. Onafhankelijk onderzoek door het KBA en een second opinion door de RDW en TNO bevestigen dit.
Kunt u verklaren waarom u in het onderzoek naar aanleiding van de motie-Geurts/van Veldhoven (Kamerstuk 31 209, nr. 197) niet achter deze mogelijke negatieve gevolgen voor consumenten bent gekomen? Zo nee, waarom niet?
Het onafhankelijke onderzoek door het KBA, RDW en TNO heeft geconcludeerd dat de software-updates niet hebben geleid tot negatieve gevolgen voor het brandstofverbruik of het motorvermogen. Zoals eerder aangegeven is het mogelijk dat consumenten een verschil in rijervaring merken. Dit komt volgens PON in de meeste gevallen door het feit dat consumenten niet altijd de eerder door de fabrikant aangeboden software-updates hebben laten uitvoeren.
Bent u bereid deze mogelijke gevolgen mee te nemen in het aanvullend onderzoek naar aanleiding van de motie-Geurts (Kamerstuk 31 209, nr. 207)? Zo nee, waarom niet? Wanneer bent u voornemens dit aanvullend onderzoek aan de Kamer te doen toekomen?
Ter uitvoering van de Kamermotie heb ik naast het onderzoek door RDW en TNO een reactie gevraagd aan mijn Duitse collega Minister Dobrindt om meer inzicht te krijgen in de gevolgen van de software-update van Volkswagen. Zodra ik nieuwe informatie heb, zal ik uw Kamer hierover informeren.
Deelt u de mening dat het een onlangs verschenen onderzoek2 naar de gevolgen van sjoemeldiesels, waaruit blijkt dat jaarlijks 38.000 mensen (waarvan de meesten hier in Europa) vroegtijdig overlijden ten gevolge van te veel uitgestoten stikstofoxiden (NOx) door diesels, laat zien dat het van het allergrootste belang is dat alle sjoemeldiesels terug naar de garage komen voor een update die ervoor zorgt dat de uitstoot van schadelijke stoffen voldoet aan de wettelijke normen? Kunt u de Kamer van een reactie voorzien op het genoemde onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek benadrukt het belang van schone lucht en het negatieve effect van dieselvoertuigen die onder normale rijomstandigheden niet aan de Europese emissie-eisen voldoen. Inmiddels is hiervoor de Real Driving Emissions testprocedure vastgesteld, waarbij auto’s ook op de weg worden gemeten. Deze nieuwe testprocedure is vanaf 1 september 2017 verplicht voor nieuwe voertuigtypen en twee jaar later voor alle nieuwe personenauto’s. Ik verwacht, dat mede als gevolg hiervan dat nieuwe personenauto’s veel schoner worden.
Wat denkt u dat het effect is van de signalen uit de Radar-uitzending op de bereidwilligheid van consumenten om mee te doen aan de – tot nu toe nog altijd – vrijwillige terugroepacties?
Zoals eerder aangegeven herken ik de signalen uit de Radar-uitzending niet. Ik steun de oproep van PON, dat consumenten die klachten hebben zich bij PON melden, zodat voor elk geval een oplossing kan worden gevonden.
Wat zijn de milieu en gezondheidsvoordelen van het updaten van de software van auto’s met sjoemelsoftware? Hoe gaat u er voor zorgen dat deze auto’s met sjoemelsoftware een update krijgen?
Met de update wordt de software, waarmee een voertuig herkent dat het in een laboratorium wordt getest en overschakelt naar andere regeling van de motor, verwijderd. Door deze update zullen de NOx-emissies iets afnemen, hetgeen de volksgezondheid ten goede komt. Voor een meer uitgebreide analyse van de positieve effecten van de software-updates, verwijs ik u verder naar rapporten opgesteld door de RDW en anderen, gepubliceerd op de website van de RDW.
Volkswagen is door het KBA verplicht tot het aanbieden van de software-update. Het is aan Volkswagen dat de terugroepactie wordt uitgevoerd. Het is bovendien aan consumenten of ze meewerken aan de terugroepactie. De update is op dit moment bij circa 82.000 voertuigen uitgevoerd. De RDW volgt de terugroepactie uiteraard nauwgezet.
Zijn deze signalen en het effect daarvan op de – tot nu toe nog altijd – vrijwillige terugroepacties voor sjoemeldiesels voor u reden om Volkswagen alsnog te verzoeken over te gaan op verplichte terugroepacties, zoals gevraagd in het vijfpuntenplan voor herstel van vertrouwen in de autosector «Genoeg van het gesjoemel»?3 Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn brief van 24 mei 20177 heb aangegeven, zal ik het vijf-puntenplan vergelijken met ons huidige beleid en u hierover voor de zomer informeren. Gezien de demissionaire status van het kabinet zal ik de beleidsinhoudelijke reactie overlaten aan mijn opvolger.
Kunt u deze vragen, voorafgaand aan het Algemeen overleg Raad voor Concurrentievermogen (formeel) op 29 en 30 mei 2017, uiterlijk 23 mei 2017 beantwoorden? Kunt u deze vragen tevens afzonderlijk beantwoorden?
Gelet op de aard en omvang van de vragen is het helaas niet gelukt de antwoorden binnen de gevraagde termijn te beantwoorden.
De onveiligheid van conducteurs van NS |
|
Maurits von Martels (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
Heeft u het bericht gelezen dat conducteurs van NS zich ’s avonds niet veilig voelen?1
Ja.
Wat is uw mening over de uitkomst van het NS-onderzoek dat minstens 30 procent van de conducteurs zich in de late avond niet veilig in de trein en op stations voelt?
Veiligheid van personeel en reiziger is een belangrijk thema in het openbaar vervoer. Samen met alle partijen OV-sector werk ik aan het vergroten van die veiligheid (zie ook het antwoord op vraag 5). Daarbij is de veiligheidsbeleving na 22.00 uur al langere tijd een punt van aandacht. NS heeft daarom besloten tot de maatregel dubbele bemensing (als onderdeel van het maatregelenpakket uit 2015). Deze maatregel zal vanaf 12 juni 2017 geheel geëffectueerd zijn.2 Om te meten of deze maatregel effect heeft, heeft NS een onderzoek gedaan naar de veiligheidsbeleving van het personeel en reizigers (nulmeting). De resultaten van de nulmeting zijn al eerder door NS openbaar gemaakt.3 In het najaar zal NS een één-meting uitvoeren.
Kunt u verklaren waarom er vorig jaar meer meldingen van agressie tegen NS-medewerkers waren ten opzichte van 2015?
Er is niet één duidelijke oorzaak aan te wijzen waarom er meer meldingen zijn in 2016 ten opzichte van 2015. In 2016 is op een aantal grote stations de poortjes gesloten (o.a. Zwolle, Arnhem en Amsterdam Zuid). Na het sluiten van de poortjes is vaak een tijdelijke piek van incidenten waar te nemen. In de eerste weken na de sluiting ontstaat er een gedwongen situatie dat men in het bezit moet zijn van een geldig vervoersbewijs om toegang tot het station en trein te krijgen. Sommige reizigers zoeken in die «nieuwe» periode de confrontatie op. Een andere oorzaak is de toenemende groei van het aantal reizigers. Daarnaast blijft NS structureel aandacht vragen voor het melden van incidenten. Hierdoor kan het aantal meldingen ook zijn toegenomen.
Kunt u verklaren waarom het aantal incidenten waarbij een NS-medewerker letsel heeft opgelopen is gedaald?
In 2016 waren er 690 (642 in 2015) geweldsincidenten tegen NS-medewerkers. In 188 (189 in 2015) gevallen was er sprake van letsel. Dit letsel vond voornamelijk plaats onder medewerkers van Veiligheid & Service bij (verzet tegen) aanhoudingen. Deze medewerkers hebben naast de boa- ook de geweldsbevoegdheid en worden jaarlijks meerdere malen getraind op de-escalatie en toepassen van (proportioneel) geweld indien nodig. Helaas was er in 2016 in 115 gevallen (127 in 2015) toch sprake van letsel onder Veiligheid & Service medewerkers.
Het aantal geweldsincidenten in 2016 ligt hoger dan in 2015, het aantal letselgevallen is nagenoeg gelijk gebleven. Ondanks deze inzichten wil ik nog niet spreken van een daling van het aantal letselgevallen. Ik blijf dit samen met NS aandachtig volgen.
Kunt u aangeven welke maatregelen sinds maart 2015 (aankondiging extra maatregelen in verband met zware mishandeling in Hoofddorp) zijn genomen en wilt u daarbij aangeven wat de effecten daarvan (in afname van incidenten) waren?
In maart 2015 hebben het Rijk, NS, ProRail, de vakbonden en het personeel samen afspraken gemaakt over het volgende pakket aan maatregelen:
Dit maatregelenpakket is vorig jaar door het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum (WODC) geëvalueerd.5 Het WODC geeft in het evaluatierapport aan dat het – gelet op de nog niet volledig voltooide implementatie van het pakket – te vroeg is om conclusies te trekken over effecten op de sociale veiligheid. Alleen bij de maatregel versneld in gebruik nemen van de OV-chipkaartpoortjes is een positief resultaat waargenomen. Momenteel wordt het pakket voor een tweede keer door het WODC geëvalueerd en daarna zal ik de evaluatie, samen met de Minister van Veiligheid en Justitie, aan uw Kamer verzenden.
Daarnaast heb ik in februari 2016 eenmalig € 10 miljoen beschikbaar gesteld voor extra maatregelen, onder meer voor de inzet van flexibele veiligheidsteams en innovatieve maatregelen.6 In oktober 2016 is met alle partijen uit de OV-sector een integraal actieprogramma sociale veiligheid, de zogeheten High Impact Crime (HIC)-aanpak OV, vastgesteld met 23 maatregelen en een duidelijke doelstelling om de sociale veiligheid te vergroten.7 In het najaar 2017, een jaar na de inwerkingtreding, zal uw Kamer worden geïnformeerd over de voortgang van de HIC-aanpak OV.
Kunt u verklaren waarom, ondanks de genomen maatregelen, het gevoel van veiligheid onder conducteurs hoog is gebleven?
NS heeft de afgelopen twee jaar de Universiteit van Utrecht een nul- en één-meting laten uitvoeren naar de algemene sociale veiligheidsbeleving van NS-medewerkers. De uitkomst van deze nul- en éénmeting is opgenomen in de bij antwoord 5 genoemde WODC evaluatie die vorig jaar aan uw Kamer is verzonden. Uit de meting blijkt dat NS-medewerkers zich redelijk veilig voelen. In 2015 was de gemiddelde waardering een 3,59 en in 2016 was dat een 3,58 (antwoordenschaal loopt van 1 (zeer onveilig) tot 5 (zeer veilig). Einde van het tweede kwartaal van 2017 zal een 2-meting plaatsvinden.
Het onlangs gehouden veiligheidsbelevingsonderzoek onder conducteurs van NS richtte zich specifiek op de beleving na 22.00 uur, in aanloop naar de maatregel dubbele bemensing. Uit de nulmeting komt naar voren dat het veiligheidsgevoel 's avonds minder hoog is dan overdag. Conducteurs die hierover rechtstreeks werden bevraagd geven in 70 procent van de gevallen aan dat ze zich tijdens de avonddienst veilig voelen. Als conducteurs via internet worden bevraagd geeft 45 procent dat aan. Voor het algemene veiligheidsgevoel tijdens het werk geven conducteurs het cijfer 7,1 (tegenover een 6,6 bij de online bevraagden). Vanaf 12 juni 2017 zal de maatregel dubbele bemensing geheel geëffectueerd zijn. Samen met NS wil ik de evaluatie van deze maatregel afwachten om te bezien of en welk effect deze heeft gehad.
Bent u bereid om in overleg met betrokkenen te bezien hoe het gevoel van veiligheid verder kan toenemen?
Het veiligheidsbelevingsonderzoek van NS betrof een nulmeting. Samen met NS wil ik de één-meting afwachten om te bezien of en welk effect de maatregel dubbele bemensing heeft gehad. Daarnaast ben ik samen met de OV-sector volop bezig met de implementatie van de maatregelen uit de HIC-aanpak. Ook deze maatregelen hebben tot doel om de veiligheidsbeleving van het OV-personeel te vergroten.
Belastingontwijking door de Nederlandse Spoorwegen (NS) |
|
Erik Ronnes (CDA), Pieter Omtzigt (CDA), Maurits von Martels (CDA), Rob Jetten (D66), Steven van Weyenberg (D66) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Staatsbedrijf NS ontwijkt belasting weer»?1
Ja.
Staat u nog achter uw eerder ingenomen standpunt dat de belastingtruc «vanuit maatschappelijk oogpunt onwenselijk» is?
Ik vind dat NS ten opzichte van andere bedrijven een bijzondere verantwoordelijkheid heeft vanwege haar prominente rol die zij in de Nederlandse samenleving vervult en het feit dat alle aandelen van NS in handen van de Nederlandse staat zijn. Vanuit die bijzondere verantwoordelijkheid vind ik dat NS in beginsel belasting moet betalen in het land waarin de activiteiten plaatsvinden. Daarom worden, zoals in mijn kamerbrief van 23 april 2015 toegelicht, nieuwe treinen samenhangend met de HRN concessie vanuit Nederland aangeschaft en worden de leases van materieel voor het HRN via het Ierse dochterbedrijf (daterend van voor 2015) grotendeels afgebouwd tijdens het verloop van de concessieperiode.
In Duitsland, waar NS met Abellio actief is, stellen de Duitse concessieverleners geen beperkingen op het gebruik van leasemaatschappijen waardoor een deel van de belastingdruk buiten Duitsland ligt. Alle concurrenten van Deutsche Bahn in de regionale markt hebben gebruik gemaakt van internationale leasemaatschappijen. Vanuit bedrijfseconomisch opzicht is deze constructie vanuit level playing field acceptabel.
Was het u bekend dat de NS-dochteronderneming Abellio een Iers bedrijf heeft opgericht (Disa Assets Limited)? Zo nee, waarom niet? Zou dergelijke cruciale informatie niet bekend moeten zijn bij de aandeelhouder? Zo ja, heeft u bezwaar gemaakt tegen die constructie?
In 2015 heb ik afspraken gemaakt met NS om invulling te geven aan het uitgangspunt dat NS belasting betaalt voor activiteiten in de landen waar de activiteiten worden verricht. Deze afspraken zijn in mijn brief van 23 april 2015 uitgewerkt en worden door NS langs die lijn ook nagekomen. Samengevat betreft dit de volgende afspraken:
NS heeft in 2015 actief Duitse concessiehouders (schriftelijk) benaderd met de vraag of zij eisen willen stellen aan de wijze waarop het materieel aan de concessiehouder ter beschikking staat. De verschillende concessieverleners hebben aangegeven geen reden of grondslag te zien om daaraan beperkingen te stellen. Zij nemen het standpunt in dat een dergelijke verplichting niet verenigbaar is met de beginselen van vrij verkeer van kapitaal en diensten noch met het aanbestedingsrecht.
De oprichting door NS Financial Services Holdings Ltd van Disa Assets Limited is een uitvloeisel van de aan Abellio in augustus 2015 gegunde concessie Sachsen-Anhalt. Aangezien de concessieverlener in de voorwaarden geen eisen heeft gesteld ten aanzien van het land waar de treinen worden aangeschaft en gefinancierd, valt de investering in treinen door Disa Assets Limited binnen de afspraken («level playing field») die ik met NS heb gemaakt m.b.t. buitenlandse activiteiten.
Heeft u NS erop gewezen dat de Kamer dergelijke belastingontwijking ongewenst vindt? Waarom heeft u de Kamer niet direct geïnformeerd? Is het bericht juist dat NS deze belastingontwijking tegen de zin van het Ministerie van Financiën doorgezet heeft? Zo ja, waarom heeft u uw positie als aandeelhouder in dat geval niet gebruikt om de belastingontwijking tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 3.
Herinnert u zich uw brief van 23 april 2015 (Kamerstuk 28 165, nr. 185) inzake de aanschaf van CAF-sprinters via NS Financial Services, gevestigd te Ierland, waarin u over buitenlandse activiteiten van NS schrijft: «Voor buitenlandse activiteiten is het uitgangspunt dat belasting daar betaald wordt waar de concessie zich bevindt. Ik heb met NS afgesproken dat NS zich actief zal inzetten voor de toepassing van dit uitgangspunt door concessieverleners in het buitenland. NS zal dit uitgangspunt in acht nemen waar het door concessieverleners wordt meegenomen als onderdeel van de aanbesteding. In die situaties wordt niet langer materieel vanuit Ierland aangeschaft voor buitenlandse concessies»? Kunt u aangeven hoe de huidige situatie zich verhoudt met bovenstaand citaat?
Zie antwoord vraag 3.
Is er sprake van een verplichte afkoopsom bij de afbouw van de «Ierse route»? Zo ja, wat is de aard en de omvang van die afkoopsom?
Ik heb met NS een dusdanige afbouw in tijd en maatvoering afgesproken waarbij er geen afkoopsom is. Voor NS geldt dat zij dient te voldoen aan de fiscale regelgeving in zowel Nederland als Ierland, waarbij dient te worden voldaan aan de OECD Transfer Pricing guidelines.
Kunt u aangeven hoeveel belasting de Nederlandse Staat door deze constructie gemist heeft en nog in de toekomst zal missen?
De Nederlandse Staat heeft met het leasen van materieel door Abellio voor de Duitse concessie Sachsen-Anhalt geen belastinginkomsten misgelopen. De lease van het materiaal is immers voor buitenlandse activiteiten en valt dus buiten het Nederlandse belastingkader.
Nieuw materiaal voor het HRN op het Nederlandse spoor wordt vanuit Nederland aangeschaft en is in Nederland belast. Het oude materieel voor het HRN dat via NSFSC is geleased wordt afgebouwd. Volgend jaar lopen de eerste Ierse leasecontracten af. Een nadere specificatie van bedragen kan ik niet geven omdat ik op grond van artikel 67 van de AWR geen uitspraken kan doen over de belastingen van individuele belastingplichtigen omdat bedrijfsvertrouwelijkheid zich hiertegen verzet.
Ondervindt NS concurrentienadeel van het niet toepassen van de «Ierse route»? Zo ja, op welke wijze en in welke omvang?
Niet zolang er wordt vastgehouden aan het afgesproken principe van «level playing field».
Heeft de Duitse concessieverlener voorwaarden gesteld aan het belastingregime? Zo ja, wat is de aard en strekking van die voorwaarden?
Nee, Duitse concessieverleners hebben aangegeven geen reden of grondslag te zien om dergelijke beperkingen op te leggen.
Kunt u, in het licht van het feit dat u heeft aangegeven dat voor het materieel ten behoeve van buitenlandse concessies, het tempo van afbouwen van de «Ierse route» afhankelijk is van de marktomstandigheden en of er sprake is van een «level playing field», gedetailleerd aangeven hoe binnen die criteria de afbouw van de «Ierse route» gerealiseerd wordt door NS?
NS is via Abellio met buitenlandse concessies actief in Duitsland en Engeland. De «Ierse route» is tot nu toe beperkt tot alleen de Duitse concessie Sachsen-Anwalt, zoals aangegeven is hier vanwege het «level playing field» principe geen sprake van afbouw. Voor het afbouwen van de Ierse route voor de Nederlandse HRN activiteiten volgt NS het eerder in 2015 met mij afgesproken en aan uw Kamer gecommuniceerde schema dat ik hier volledigheidshalve nog een keer toevoeg:
Kunt u toelichten of het klopt dat Nederland voor iedere 100 miljoen euro winst van NS, 8 miljoen euro belasting misloopt? Voor de winsten van welke activiteiten in welke landen wordt door NS belasting ontweken? Klopt het dat het ook gaat om Nederlandse activiteiten? Waarom wel of niet? Welke andere landen lopen belasting mis door deze constructie en hoeveel?
Op vragen over belastingbetalingen van NS kan ik geen antwoord geven. Ik mag op grond van artikel 67 van de AWR immers geen uitspraken doen over de belastingen van individuele belastingplichtigen. Ook kan ik vanwege bedrijfsvertrouwelijkheid geen ander inzicht geven in de financiële onderbouwing.
In 2015 zijn afspraken gemaakt over de afbouw van bestaand materieel op het Nederlandse Hoofdrailnet (HRN) dat via de Ierse dochter van de NS groep wordt geleased. Het materieel dat sindsdien voor het HRN is besteld loopt niet via het Ierse maar het Nederlandse leasebedrijf van NS. In de andere landen waar NS met Abellio actief is, is geen sprake van beperkingen op de leaseconstructies.
Kunt u toelichten waarom ervoor is gekozen om een vluchtroute open te houden waarbij de Ierse route voor belastingen nog wel mogelijk is als er sprake is van een concurrentienadeel voor NS? Wat werd er bedoeld met een concurrentienadeel en kunt u toelichten of de huidige praktijk, waarbij bij buitenlandse aanbestedingen altijd wordt uitgegaan van een concurrentienadeel, past bij de doelstelling van deze vluchtroute?
Het uitgangspunt is dat de belasting wordt betaald in het land waar de activiteiten plaatsvinden. Voor buitenlandse concessies geldt dat de concessieverlener bepaalt of er voorwaarden worden gesteld vanuit welk land het treinmaterieel wordt aangeschaft en gefinancierd. Zolang concessieverleners in Duitsland en Engeland hier geen beperkingen aan stellen, wil ik die beperking ook niet aan Abellio opleggen omdat zij anders in die landen niet op gelijke voet met haar concurrenten kan opereren. Meedingende vervoersbedrijven zoeken immers de goedkoopst mogelijk financieringsmogelijkheid voor het treinmaterieel om daarmee voor de concessieverlener een zo gunstig mogelijk prijs/kwaliteitsverhouding te kunnen bieden.
Implementatie van het Nagoya protocol Protocol en de gevolgen daarvan voor Nederland |
|
Maurits von Martels (CDA) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Wat is de stand van zaken van de Europese invoering van Verordening (EU) 511/2014 van 16 april 2014 betreffende voor gebruikers bestemde nalevingsmaatregelen uit het Protocol van Nagoya inzake toegang tot genetische rijkdommen en de eerlijke en billijke verdeling van voordelen voortvloeiende uit hun gebruik in de Unie?
Nederland speelt internationaal een prominente rol op het terrein van uitgangsmaterialen, zaadveredeling en plantaardige genetische bronnen voor voedsel en landbouw. Nederlandse veredelingsbedrijven zijn met name op het gebied van groenten, aardappelen, grassen en siergewassen toonaangevend. Zij hebben te maken met internationale regels voor toegang tot genetische bronnen en het eerlijk delen van voordelen uit hun gebruik, zoals vastgelegd in het Biodiversiteitsverdrag (CBD) en het daarbij behorende Nagoya Protocol, dat op
12 oktober 2014 in werking trad. Voor implementatie van het Nagoya Protocol in de EU-lidstaten is EU-Verordening 511/2014 opgesteld en de Uitvoeringsverordening EU 2015/1866. Gebruikers moeten onderzoeken of het land van oorsprong van de genetische bron regels voor toegang heeft ingesteld. Zo kan aan gebruikers verplicht worden om toestemming van de bevoegde nationale autoriteit te verkrijgen en met de leverancier eerlijke afspraken te maken betreffende de voordelen die voortvloeien uit het gebruik van de genetische bron of traditionele kennis die betrekking heeft op deze genetische bron. Van genetisch materiaal dat onder het Nagoya Protocol valt, moet informatie verzameld worden (tracking en tracing van materiaal) en voor een periode van 20 jaar bewaard.
In april 2016 is de Nederlandse Wet implementatie Nagoya Protocol in werking getreden. De wet regelt de rechtstreekse werking van de Europese verordeningen. Hierin wordt specifiek de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) aangewezen als toezichthouder en het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN) van Wageningen UR als nationaal contactpunt voor toegang en verdeling van voordelen. In 2016 is de NVWA begonnen met het opleiden van haar inspecteurs op dit thema en zijn de eerste controles in de veredelingssector uitgevoerd.
Om meer duidelijkheid te verschaffen over de implementatie van EU-Verordening 511/2014, is in 2016 een algemene Leidraad gepubliceerd door de Europese Commissie, en worden sectorspecifieke leidraden ontwikkeld voor 9 verschillende sectoren, waaronder de Plantenveredelingssector. De Europese Commissie heeft hiervoor sectorspecifieke stakeholderbijeenkomsten georganiseerd als basis voor deze leidraden. De verwachting is dat deze sectorspecifieke leidraden eind 2017 gepubliceerd zullen worden, na akkoordbevinding van de EU-lidstaten en de Europese Commissie. Binnen de aankomende Access and Benefit Sharing (ABS) expertgroep bijeenkomsten in Brussel wordt nog een aantal «unresolved issues» aan de EU-lidstaten voorgelegd voor beslissing.
Bent u zich ervan bewust dat het Nagoya Protocol en ook de implementatie daarvan in de Europese Unie ervoor kan zorgen dat er op bepaalde groenten, fruit en andere gewassen straks eeuwig durende patenten komen te rusten?
«Eeuwigdurende patenten» zijn niet de bedoeling van het Nagoya Protocol.
De Nederlandse inzet is er dan ook op gericht dergelijke effecten te voorkomen. Het gaat in deze context echter wel om het nakomen van internationaal overeengekomen ABS-verplichtingen, en gezocht moet worden naar een goede balans tussen de belangen van gebruikers en leveranciers van genetische bronnen.
Voor Nederland is het belangrijk om een betrouwbare handelspartner te zijn en daarbij te voorkomen dat er onevenredige lasten voor de Nederlandse gebruikers van genetische bronnen ontstaan. Daarom pleit Nederland in Brussel voor een duidelijk eindpunt van de verplichtingen ten aanzien van het delen van voordelen die voortvloeien uit gebruik van genetisch materiaal. Verder worden bijvoorbeeld reguliere stakeholderbijeenkomsten georganiseerd.
Er is dus geen sprake van dat uit de implementatie van het Nagoya Protocol patenten voortvloeien. Wel kunnen er contractuele afspraken zijn over het delen van voordelen voortvloeiende uit het gebruik van genetische bronnen.
Deelt u de mening dat de biodiversiteitswetten oorspronkelijk geschreven zijn voor planten, dieren en andere organismen in het wild? Deelt u dan ook de mening dat deze wetten niet bedoeld zijn voor commercieel ontwikkelde planten, dieren en andere organismen die breed verkrijgbaar zijn?
Artikel 1 van het Nagoya Protocol geeft het doel aan: het eerlijk en billijk delen van de voordelen voortvloeiend uit het gebruik van genetische bronnen, inclusief door toegang en transfer van relevante technologieën, rekening houdend met de rechten over deze bronnen en technologieën, alsook middels financiering, hierdoor bijdragend aan de instandhouding van biologische diversiteit en het duurzaam gebruik van haar componenten. Artikel 3 spreekt vervolgens over de reikwijdte van het Nagoya Protocol, dat van toepassing zal zijn op genetische bronnen binnen de reikwijdte van artikel 15 van het Biodiversiteitsverdrag, en de voordelen voortvloeiend uit het gebruik van zulke bronnen. In het Biodiversiteitsverdrag (artikel 15, lid 1)wordt ingegaan op de soevereine rechten van Staten met betrekking tot hun «natuurlijke rijkdommen». De EU heeft naast EU-Verordening 511/2014, een Leidraad uitgewerkt, die tot doel heeft de strekking en reikwijdte van de EU-implementatie in te kaderen.
Zoals onder vraag 1 aangegeven zullen binnen de aankomende ABS expert groups in Brussel nog een aantal «unresolved issues» aan de EU-lidstaten voorgelegd worden voor beslissing. Hieronder valt bijvoorbeeld ook de positie van commerciële variëteiten. Hier dient zeer zorgvuldig mee omgegaan te worden, in verband met de soevereine rechten die landen uit mogen oefenen op «hun» genetisch materiaal, uitgezonderd menselijk genetisch materiaal.
In hoeverre gaat volgens u de veredelingsvrijstelling doorkruist worden door afspraken die mogelijk noodzakelijk zijn voor commerciële rassen in het kader van het Nagoya Protocol?
De veredelingsvrijstelling is van groot belang voor innovatie. Deze vrijstelling vormt een belangrijk element in het kwekersrecht. In de Leidraad betreffende het toepassingsgebied en de kernverplichtingen van Verordening (EU) nr. 511/2014 (artikel 5.2.2), staat dat de aangesloten lidstaten de ontwikkeling van nieuwe plantenrassen in hun land kunnen stimuleren door kwekers van deze rassen een recht van intellectuele eigendom te verschaffen, dit is het zogeheten kwekersrecht. Uit het Protocol van Nagoya blijkt echter – en de EU-verordening nalevingsmaatregelen genetische rijkdommen bevestigt dit – dat het dient te worden uitgevoerd op een wijze die in overeenstemming en niet in strijd is met andere internationale verdragen, mits deze in overeenstemming zijn en niet in strijd met de doelstellingen van het Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekproducten (UPOV-Verdrag) en het Protocol van Nagoya. Bovendien bepaalt artikel 4, lid 1, van het Protocol dat het Protocol de rechten en verplichtingen ingevolge bestaande internationale overeenkomsten onverlet laat (tenzij deze ernstige schade toebrengen aan of een ernstige bedreiging vormen voor de biodiversiteit).
De EU-verordening nalevingsmaatregelen genetische rijkdommen geeft de verplichtingen aan van het UPOV-Verdrag: de verplichting om passende zorgvuldigheid te betrachten is niet in strijd met het voortgezette gebruik van materiaal dat onder de bescherming van het stelsel van kwekersrechten.
Bent u bereid ervoor te pleiten dat alle commerciële rassen wereldwijd niet onder de Europese regelgeving ter uitvoering van het Nagoya Protocol vallen?
Hiervoor moet allereerst de definitie van wat onder een commerciële variëteit valt duidelijk zijn. Nadere discussie over deze definitie is tijdens de ABS expert group op 31 mei jl. in Brussel gestart en zal vervolgd worden tijdens de eerstvolgende ABS working group op 12 september a.s. Nederland pleit ervoor dat commerciële rassen uitgezonderd worden, maar een zorgvuldige definitie van «commerciële» variëteiten vormt daarbij een voorwaarde. Die positie is voorbereid met input van verschillende partijen, waaronder het Ministerie van EZ, de NVWA, CGN en het bedrijfsleven.
Klopt het dat andere landen het Nagoya Protocol willen toepassen met terugwerkende kracht?
Op 14 oktober 2014 traden het Nagoya Protocol en EU-Verordening 511/2014 in werking. In EU-Verordening 511/2014 wordt duidelijk bepaald dat genetisch materiaal aantoonbaar verworven voor deze datum buiten de reikwijdte van het Nagoya Protocol valt, en hierop vindt dan ook geen handhaving plaats.
Recent is contact geweest tussen het Nederlandse bedrijfsleven, medewerkers van mijn ministerie en de Nederlandse Ambassade in Shanghai over de invoering van nieuwe wetgeving in China ter implementatie van het Nagoya Protocol, omdat het erop lijkt dat China het Nagoya Protocol wil toepassen met terugwerkende kracht. Er zijn formeel vragen voor verduidelijking ingediend bij de betreffende Chinese autoriteiten. We kijken uit naar de reactie hierop, zodat de eventuele gevolgen binnen de EU verder besproken kunnen worden. Vanuit Nederlands perspectief is de ingangsdatum van het Nagoya Protocol en Verordening 511/2014 (12 oktober 2014) bepalend.
Bent u zich ervan bewust dat de toepassing van het Nagoya Protocol met terugwerkende kracht een enorme impact kan hebben op onderzoek, productontwikkeling en de handel in plantmateriaal in Nederland?
Ja.
Is het überhaupt mogelijk om met terugwerkende kracht vast te stellen wanneer en van waar genetische bronnen afkomstig zijn?
Dat is maar beperkt mogelijk, maar dat is niet relevant omdat de EU de datum van 12 oktober 2014 hanteert.
Is het in uw ogen onrechtvaardig als, over alle in het bezit zijnde genetische bronnen, alsnog afspraken over «benefit sharing» gemaakt moeten worden?
Ook hier wil ik verwijzen naar de EU datum van 12 oktober 2014. Alle genetische bronnen die voor die datum aantoonbaar in bezit waren vallen buiten de reikwijdte van EU-Verordening 511/2014.