Het exporteren van Nederlands schroot |
|
Jessica van Eijs (D66) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederlands schroot reist de hele wereld rond – waarom?»?1
Ja.
Bent u bekend met de signalen uit dit bericht dat iedere dag 150 vrachtwagens vol metaalafval naar landen buiten Europa wordt vervoerd voor recycling onder vaak slechte milieuomstandigheden en daarna deels wordt teruggekocht?
Deze signalen ken ik uit het in vraag 1 genoemde bericht.
Deelt u de mening dat binnen een circulaire economie afval zoveel mogelijk moet worden voorkomen, hergebruikt en daarna pas zo duurzaam mogelijk gerecycled moet worden?
Preventie van afval is een belangrijke strategie in mijn beleid voor de transitie naar een circulaire economie. Hoewel in de reeks «R-strategieën» hergebruik («reuse») hoger staat dan recycling, kan dat niet in alle gevallen strikt gehanteerd worden. Hergebruik kan in bepaalde situaties technisch onverantwoord zijn, bijvoorbeeld onveilig of relatief milieubelastend ten opzichte van een nieuw product. Recycling heeft in die gevallen de voorkeur.
In een circulaire economie wordt ervoor gezorgd dat de materialen die in producten zitten niet verloren gaan, in de kringloop blijven, met een minimale milieuvoetafdruk. Binnen die randvoorwaarde zullen producenten moeten bezien in hoeverre hergebruik van producten of onderdelen daarvan technisch mogelijk en economisch voordelig is.
Ziet u mogelijkheden om metaalafval te voorkomen?
Producenten passen over het algemeen al zo min mogelijk metaal toe in hun producten. Metaal is relatief duur en zwaar ten opzichte van kunststof, waardoor men waar mogelijk kiest voor kunststof. Het grootste deel van het metaalafval is afkomstig van objecten en bouwwerken die niet meer in de behoefte voorzien of vanwege corrosie niet meer aan de (veiligheids-)eisen voldoen. Corrosiewerende maatregelen, om de levensduur te maximaliseren, zijn al gangbare praktijk.
Wat betreft preventie van metaalafval door inzet op hergebruik is er een lang bestaande markt, bijvoorbeeld in de sector van de autoreparatie. Een impuls wordt gegeven met een beslisboom voor hergebruik van bouwelementen waaraan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties werkt, samen met SGS Search. Hiermee krijgen vergunningverleners en bouwers handvatten voor toepassing van tweedehands elementen mede in verband met constructieve en brandveiligheidseisen. Deze beslisboom komt in de eerste helft van 2021 beschikbaar. Verder valt er nog winst te behalen in verlenging van de levensduur van metaal bevattende kleinere (consumenten-) producten, maar de hoeveelheid metaalafval die hier uit voortkomt is klein ten opzichte van het totaal van het metaalafval dat in Nederland ontstaat.
Ziet u mogelijkheden om metaalafval te hergebruiken?
Hergebruik van metaalproducten gebeurt al en er lopen initiatieven voor meer hergebruik, zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven. Veel metaalproducten zijn echter niet herbruikbaar, omdat ze een specifieke vorm hebben, die niet de juiste vorm is voor een andere toepassing. Bovendien wordt metaal vaak afval omdat het is aangetast door corrosie of haarscheurtjes, zodat voortgezet gebruik of hergebruik niet verantwoord is of niet aan de wensen van de gebruiker voldoet (roestkleur). Metaalafval is technisch goed te recyclen, met weinig of geen materiaalverlies. Speciale aandacht is nodig voor veilige verwerking van metaalafval dat gevaarlijke stoffen bevat, zoals asbest of chroom-6. Een belangrijke innovatie op dit punt is gerealiseerd door het bedrijf Purified Metal Company (PMC), waar ik op 24 september jl. met Zijne Majesteit de Koning op bezoek ben geweest ter gelegenheid van de officiële opening van het bedrijf.
Denkt u dat een materialenpaspoort voor metaal in de bouw kan helpen om metaal vaker te hergebruiken in plaats van te recyclen?
De mogelijkheden voor hergebruik van metaalproducten zijn beperkt en metaal leent zich juist goed voor recycling. Naar de merites van een materialenpaspoort voor bouwwerken loopt onderzoek waarover uw Kamer op 29 september jl. is geïnformeerd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 32 852, nr. 131). In algemene zin kan een materialenpaspoort een middel zijn om zowel hergebruik als recycling te bevorderen als het (onder meer) de samenstelling van een materiaal kenbaar maakt. Staal bijvoorbeeld bestaat uit ijzer gemengd met kleine, variërende hoeveelheden andere metalen. Kennis van de samenstelling is een voorwaarde om geschikte toepassingen te bepalen voor hergebruik en om bij recycling de juiste maatregelen te treffen ter voorkoming van emissies van metalen (veelal schadelijk voor de gezondheid en het milieu), om alle aanwezige metalen in de kringloop te kunnen houden en om gerecycled metaal met de benodigde technische kwaliteit te verkrijgen.
De Europese Commissie heeft in het Circular Economy Action Plan aangekondigd met een voorstel te komen voor nieuwe productwetgeving, waarbij zij ook de mogelijkheden van een verplicht productpaspoort zal onderzoeken. Ik zie de voorstellen van de Commissie op dit punt met belangstelling tegemoet.
Ziet u mogelijkheden om metaalafval in Nederland te recyclen?
Er vindt al metaalrecycling in Nederland plaats. Volgens de brancheorganisatie van metaalrecyclers, de Metaal Recycling Federatie, wordt 20% van de 3 miljoen ton schroot die jaarlijks in Nederland wordt ingezameld in Nederlandse smelterijen verwerkt. Het merendeel van het metaalafval wordt nu echter geëxporteerd, voornamelijk naar landen buiten de EU. Als door extra transportafstand sprake is van veel extra CO2-uitstoot en helemaal als recycling buiten de EU gepaard gaat met extra milieuvervuiling, is de export ongewenst.
Het hierboven genoemde bedrijf PMC geeft een impuls aan de milieuverantwoorde verwerking van metaalafval met gevaarlijke stoffen. Nu deze nieuwe verwerkingsmethode in Nederland beschikbaar is, heb ik besloten een stortverbod in te voeren voor asbesthoudend staalschroot, via een wijziging van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Bssa).
Voorts zal ik in het kader van de komende herziening van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) wijzigingen steunen die een zo hoogwaardig mogelijke verwerking van afval binnen de EU bevorderen, waarbij export van afval uit de EU alleen blijft toegestaan als duidelijk wordt aangetoond dat milieuverantwoorde verwerking goed is geborgd. Export van afval wordt daarmee de facto gekoppeld aan Europese eisen voor milieuverantwoorde verwerking. Deze inzet is verwoord in de reactie van het kabinet op de openbare raadpleging die de Europese Commissie heeft gehouden ter voorbereiding van de herziening van de EVOA. Uw Kamer heeft op 17 juli jl. een afschrift van deze reactie ontvangen (Kamerstuk 22 112, nr. 2899).
Wordt de CO2-uitstoot, gemoeid met het vervoeren en recyclen van metaalafval in landen buiten Europa, meegenomen in de Nederlandse CO2-doelstellingen? Zo niet, wat zijn methodes om deze wel mee te laten wegen in de beslissing om afval te exporteren?
De Nederlandse CO2-doelstellingen sluiten aan bij de internationale richtlijnen rondom de registratie van emissies en zijn gekoppeld aan de uitstoot op Nederlands grondgebied. De CO2-uitstoot gemoeid met het vervoeren en recyclen van metaalafval in landen buiten Europa wordt niet meegenomen in de Nederlandse CO2-doelstellingen omdat deze emissie niet in Nederland plaatsvindt.
De beslissing om te exporteren wordt genomen door de eigenaar van het metaalschroot, veelal een inzamelaar. Het land waar het schroot wordt verwerkt kent zijn eigen klimaatbeleid waar het plaatselijke bedrijf dat het metaalschroot verwerkt zich aan moet houden en wat mede bepalend is voor diens bedrijfsproces en daarmee voor de prijs die hij de Nederlandse metaalschroot inzamelaar kan bieden.
Worden in de beslissing om afval te exporteren ook niet-financiële aspecten meegenomen, zoals de arbeidsomstandigheden en milieu-impact ter plaatse? En zo niet, ziet u mogelijkheden om deze factoren wel mee te nemen?
De beslissing over export is doorgaans aan de eigenaar van het metaalschroot. Deze heeft te maken met beperkte recyclingcapaciteit in Nederland en in de EU als geheel. Het gros van de beschikbare recyclingcapaciteit zit buiten de EU. Ik zet mij in voor een herziening van de EVOA die de mogelijkheid geeft om aan export van metaalschroot de voorwaarde van milieuverantwoorde verwerking te verbinden.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
De bovenstaande beantwoording komt aan dit verzoek tegemoet.
Het bericht 'Testlijnmedewerkers kunnen bij persoonsgegevens, ook als dat niet mag?' |
|
Maarten Hijink |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Testlijnmedewerkers kunnen bij persoonsgegevens, ook als dat niet mag»?1
Laat ik vooropstellen dat ik zorgvuldigheid bij het omgaan met persoonsgegevens van groot belang vind. De privacy van mensen die met de coronatestlijn bellen moet goed gewaarborgd zijn. Uit navraag bij de GGD-GHOR begrijp ik dat callcentermedewerkers, om hun werkzaamheden zorgvuldig en effectief te kunnen uitvoeren, toegang nodig hebben tot de persoonsgegevens van de mensen die bellen. Deze gegevens zijn onder andere nodig om afspraken in te plannen en testuitslagen te melden. Daarnaast moet een callcentermedewerker bijvoorbeeld, voordat hij of zij een uitslag doorbelt, in een dossier kunnen controleren of de uitslag inderdaad negatief is.
De privacy van de betrokkenen is hierbij zoals gezegd goed gewaarborgd en er zijn de nodige checks & balances ingeregeld in de werkprocessen. Zo is er bijvoorbeeld een scherpe controle op de logging. Logging wil zeggen dat de handelingen van medewerkers in de ICT-systemen nauwlettend wordt bijgehouden. Hiermee is precies te zien welke dossiers door welke medewerkers worden ingezien. Daarnaast tekenen alle medewerkers voor ze aan de slag gaan een geheimhoudingsverklaring. Het is goed dat de GGD hier scherp op is en medewerkers hier op wijst, overtredingen opspoort en daar ook consequenties aan verbindt.
Hoe lang speelt dit al? Hoe lang zijn u en de GGD hiervan al op de hoogte?
Zoals gezegd wordt veel waarde gehecht aan zorgvuldigheid bij het omgaan met persoonsgegevens. De GGD-GHOR geeft aan dat de callcentermedewerkers sinds de start van dit traject in hun training uitvoerig worden gewezen op hun privacy-verplichtingen. Door scherpe controle op logging worden overtredingen opgespoord. Indien door callcentermedewerkers moedwillig misbruik wordt gemaakt van de toegang die zij hebben tot persoonsgegevens, worden hier door de GGD de nodige consequenties aan verbonden.
Klopt het dat er niet wordt voldaan aan de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)?
Nee. Bij het zorgvuldig omgaan met persoonsgegevens hoort ook het voldoen aan de relevante wet- en regelgeving, waaronder de AVG. Iedere organisatie en werkgever in Nederland dient zich hier waar relevant aan te houden. Dat geldt dus ook voor de uitvoerende partijen van de coronatestlijn en diens medewerkers. Daarom zijn de vereisten van de AVG ook bij het callcenter ingevoerd.
Op welke wijze wordt ervoor gezorgd dat het testbeleid zo spoedig mogelijk gaat voldoen aan de AVG? Welke aanvullende maatregelen worden door u, dan wel de GGD, genomen om dit in de toekomst te voorkomen?
Zie mijn antwoord bij vraag 1.
Het bericht 'VWS hielp met taaleis Duits lab van de testmarkt te weren' |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «VWS hielp met taaleis Duits lab van de testmarkt te weren»?1
Daar was mij veel aan gelegen.
Toen in april de mogelijkheid in beeld kwam dat een Duits laboratorium testen kon gaan uitvoeren voor Nederland, kwam de vraag naar voren aan welke voorwaarden zou moeten worden voldaan. Deze zijn afgeleid uit de wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (wkkgz) die stelt dat goede zorg moet worden gewaarborgd. Dit is op basis van professionele richtlijnen. Daaruit kwam onder andere naar voren dat er een arts-microbioloog verbonden moet zijn aan het lab om de interpretatie van de resultaten in het Nederlands te kunnen verzorgen, uitslagen te communiceren met zorgverleners en beschikbaar te zijn om tekst en uitleg te geven indien een zorgverlener hier om vraagt. Ik wil benadrukken dat deze eisen niet bedoeld waren om partijen te weren van de markt, en het heeft zo ook niet uitgepakt. Inmiddels leveren twee Duitse laboratoria testcapaciteit. De Duitse laboratoria waarmee nu zaken wordt gedaan beschikken overigens over Nederlandse partners waarmee aan deze eis kon worden voldaan.
Kunt u toelichten waarom het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de onnodige eis heeft gesteld dat aan een laboratorium een Nederlandstalige arts-microbioloog verbonden moet zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven hoe deze eis paste in de indamstrategie inzake COVID-19?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u toelichten hoeveel waarde er ten tijde van deze eis (maart, april) werd gehecht aan het opschalen van de testcapaciteit?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u spijt van de keuze om deze eis te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 2 en 3.
Kunt u aangeven of u in april op de hoogte was dat deze eis wellicht in strijd zou zijn met het Europees recht?
Bovendien is uit een rechtszaak met Udiagnostics in augustus gebleken dat er geen beperkingen door VWS zijn gesteld die niet conform de wet zouden zijn. Volgens de wkkgz is goede communicatie tussen de arts en de patiënt een voorwaarde voor het leveren van goede zorg.
Deelt u het oordeel van Follow the Money dat de keuze om U-diagnostics met een taaleis te weren, voornamelijk Nederlandse arts-microbiologen ten goede komt?
Nee dat oordeel deel ik niet. Zie verder het antwoord op vraag 2 en 3.
Kunt u toelichten of er meer laboratoria zijn geweerd op soortgelijke gronden?
Er zijn geen laboratoria geweerd op grond van deze eis.
Kunt u aangeven wanneer het omslagpunt was om wel ook Duitse laboratoria in te zetten? Omstreeks welke datum was dit?
In mei en juni zijn er verkennende contacten geweest met Duitse laboratoria. Voor de Stuurgroep Landelijke Coördinatiestructuur Testcapaciteit (LCT) bleef het een te verkennen optie voor het najaar, zeker zolang de vraag in de maanden mei, juni en juli ver achterbleef bij de vraag. In de tweede helft van augustus, toen duidelijk werd dat dat vraag snel steeg, zijn verdergaande gesprekken gevoerd.
Ziet u een link tussen het huidige tekort aan laboratorium capaciteit en de vertraging in het contracteren van Duitse laboratoria vanwege deze eis?
Er zijn geen laboratoria geweerd op grond van deze eis. Voor de zomer was de vraag naar testen nog de helft lager dan dat er afgenomen kon worden. We konden in NL 30.000 testen per dag aan, en er werden tot half juli maximaal ca. 15.000 testen per dag afgenomen. In de context van dat moment was het dus geen heel waarschijnlijke keuze om deze contracten te sluiten met Duitse laboratoria. Tegelijkertijd, als we deze contracten wel toen waren aangegaan dan hadden we nu waarschijnlijk geen krapte gehad. Daarnaast zijn we nooit heel precies gaan toewerken naar die 30.000 testen per dag, en we hebben dat niet als een maximum gezien. We hebben immers veel verschillende acties in gang gezet om de testcapaciteit te vergroten, waarbij we ook te maken hebben gehad met tegenvallers. Allereerst, als de contracten rondom pooling sneller waren gegaan dan hadden we 25.000 testen extra per dag gehad. Datzelfde geldt voor de levering van materialen, deze kwamen lager uit dan dat we naar streefden, dit had alles te maken met de druk op de wereldmarkt. En hadden we te maken met een groter productieverlies/verlies dan dat we hadden ingeschat. Op het moment dat we half augustus het signaal kregen dat er krapte kwam, zijn we die Duitse laboratoria gaan aanschakelen.
De entertainment- en evenementenbranche |
|
Wybren van Haga (Lid-Haga) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
Bent u op de hoogte van het feit dat de entertainment- en evenementenbranche zeer omvangrijk is, beroepsgroepen van (zelfstandig) muzikanten tot licht- en geluidstechnici en tentenbouwers omvat, en derhalve goed is voor honderdduizenden banen en studentenbanen?
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat vanwege de sluiting van clubs en discotheken en het stopzetten van festivals, de gehele branche momenteel in zeer zwaar weer verkeert en een gedeelte van de branche permanent dreigt te verdwijnen?
De maatregelen die het kabinet heeft getroffen, hebben grote gevolgen voor verschillende sectoren, waaronder de nachthoreca, clubs, festivals en evenementen. Het kabinet heeft zich de afgelopen periode ingespannen om ervoor te zorgen dat de ondernemingen in deze sectoren door de crisis komen. Hiervoor heeft het kabinet verschillende steunmaatregelen getroffen.
Heeft u enig idee van de culturele en economische consequenties wanneer Nederland de internationale positie in de muziekindustrie kwijt zou raken, doordat de sector vanwege de coronamaatregelen dreigt te verdwijnen?
Bij het treffen van de verschillende maatregelen ter bestrijding van de epidemie wordt de impact op sociaalmaatschappelijk en economisch vlak meegewogen. Door naast de maatregelen ook steun te verlenen aan getroffen sectoren tracht het kabinet de impact van de maatregelen, die voor sommige sectoren aanzienlijk is, zo veel mogelijk op te vangen.
Klopt het dat mensen, werkzaam binnen voornoemde branches, worden gestimuleerd zich om te scholen? Zo ja, waarom is dat het geval?
Eventuele stimulering van omscholing binnen deze sectoren is geen onderdeel van het beleid wat het kabinet voert ter bestrijding van de epidemie. In het algemeen wordt het investeren in persoonlijke ontwikkeling en groei in alle sectoren aangemoedigd, daar dit bijdraagt aan vitale en breed inzetbare professionals.
Vindt u zelf niet dat de schade voor Nederland enorm zou zijn als de entertainmentindustrie blijvend uit Nederland zou verdwijnen?
De entertainmentindustrie levert een belangrijke bijdrage aan Nederland op zowel economisch, als cultureel en creatief vlak. Het kabinetsbeleid is erop gericht om, door middel van flankerend beleid in de vorm van steunmaatregelen, de impact van de maatregelen ter bestrijding van de pandemie zo veel mogelijk te mitigeren en daarmee ook de entertainmentindustrie voor Nederland te behouden.
Hoe waardeert u de financiële schade die voornoemde branches tot op heden hebben geleden en nog zullen lijden?
Het kabinet heeft diverse steunpakketten beschikbaar gesteld om de financiële schade in door de pandemie getroffen sectoren te compenseren.
Bent u op de hoogte van het feit dat men in andere landen, zoals Duitsland en Frankrijk, slimme oplossingen heeft bedacht om festivals en andere evenementen in de buitenlucht wel doorgang te laten vinden, bijvoorbeeld door een scheiding van de festivalbezoekers in aparte segmenten? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Samen met de evenementensector heeft het kabinet een onderzoeksprogramma opgezet om te kijken op welke manieren weer veilig en verantwoord evenementen georganiseerd kunnen worden. Daarmee werd onder meer gekeken naar het onderscheid buiten/binnen, alsook segmentering van bezoekers door middel van aparte vakken, het scheiden van loopstromen, etc.
Bent u bereid, zoals ook in andere Europese landen gebeurt, om in de buitenlucht, evenementen en festivals weer toe te staan, eventueel met aanvullende maatregelen en met inachtneming van het feit dat men ook eigen verantwoording kan nemen door – wanneer men tot de kwetsbare groepen behoort – thuis te blijven? Zo nee, waarom niet?
Het besmettingsrisico op grote ongeplaceerde en actieve evenementen kan, ook met aanvullende maatregelen, groot zijn met alle risico’s van dien, ook voor niet-kwetsbaren. Bij het treffen van specifieke maatregelen, waaronder de maatregelen gericht op evenementen, laat het kabinet zich adviseren door het OMT. Daar de setting per land verschilt, bijvoorbeeld de hoogte en homogeniteit van de vaccinatiegraad, kunnen maatregelen niet één-op-één uit andere landen worden overgenomen.
Bent u op de hoogte van het onderzoek dat Mojo Concerts – de bekendste en grootste concertpromotor van Nederland – zelf heeft laten uitvoeren naar de verspreiding van COVID-19 in de buitenlucht? Zo ja, hoe beoordeelt u dit onderzoek?
Ik ben op de hoogte van het onderzoeksprogramma voor evenementen dat Mojo samen met andere organisatoren van evenementen heeft opgezet. Dit onderzoeksprogramma is, samen met de inzet van andere betrokken ministeries, betrokken bij de uitvoering van de Fieldlab Evenementen.
Hoe beoordeelt u het feit dat de entertainmentbranche zelfstandig – op eigen kosten – onderzoek heeft moeten laten doen, daar zij niet langer kond wachten op een reactie van het kabinet?
De onderzoekskosten van Fieldlab Evenementen werden bekostigd door het Rijk. De evenementen waarop de praktijktesten plaatsvinden zijn voor rekening van de sector. Het kabinet spreekt zijn waardering uit voor de investeringen die deze sector heeft gedaan om weer veilig en verantwoord open te kunnen.
Vindt u niet dat u op structurele basis in gesprek zou moeten gaan met de entertainment- en evenementenbranche, daar deze branches immers nog steeds de meeste beperkingen ervaren vanwege de coronamaatregelen en er momenteel weinig uitzicht bestaat op versoepeling van de maatregelen binnen deze branches? Zo nee, waarom niet?
De creatieve industrie is een van de door het Ministerie van EZK geïdentificeerde TOP-sectoren. Er is op structurele basis overleg met deze en andere voor Nederland belangrijke sectoren, ook waar het gaat over de maatregelen ter bestrijding van de epidemie.
Bij wie kunnen voornoemde branches terecht om in gesprek te gaan, teneinde tot een structurele en goede oplossing te komen?
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 11.
Waarom heeft u in eerste instantie aangegeven dat clubs en discotheken per 1 september 2020 weer van start konden gaan en vervolgens tot het allerlaatste moment gewacht, voordat u duidelijkheid gaf? Had dat niet eerder gekund? Zo nee, waarom niet?
In eerste instantie leek de epidemiologische ontwikkeling een opening van clubs en discotheken per 1 september jl. mogelijk te maken. Zoals eerder is gebleken, laat de ontwikkeling van het virus zich moeilijk voorspellen, zeker over een langere periode. De epidemiologische uitgangssituatie is in aanloop naar 1 september verslechterd met gevolg dat het kabinet helaas anders heeft moeten besluiten.
Vindt u niet dat voor clubs en discotheken, de artiesten die daar normaliter optreden en andere ondernemers die financieel afhankelijk zijn van clubs en discotheken, een bijzondere regeling zou moeten worden getroffen, daar binnen deze branche waarschijnlijk de meeste faillissementen zullen gaan plaatsvinden?
Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 6.
Hoe verklaart u de verschillen tussen de regels voor demonstraties met duizenden mensen enerzijds en bijvoorbeeld een festival met evenveel mensen anderzijds?
Het recht op demonstratie is een groot goed en daarom worden daar andere afwegingen gemaakt. Ook voor demonstraties gelden de (basis)maatregelen, waaronder thuisblijven bij klachten en het hanteren van de veilige afstandsnorm van 1,5 meter.
Hoe verklaart u het feit dat na grootschalige samenkomsten, bijvoorbeeld bij de voornoemde demonstraties, een uitbraak van COVID-19 uitbleef?
Het is zeker niet uitgesloten dat ook bij grootschalige demonstraties besmettingen plaatsvinden. Echter, besmettingen zijn niet altijd terug te zien in het bron- en contactonderzoek.
Bent u op de hoogte van het feit dat de tot nu toe aangeboden steunmaatregelen voor de culturele sector niet, of nagenoeg niet, terecht komen bij de entertainment- en evenementenbranche en deze sectoren zich stelselmatig door u genegeerd voelen?
Het kabinet voert gesprekken met alle sectoren, zodat de steunmaatregelen zo goed mogelijk aansluiten op de getroffen sectoren.
Bent u op de hoogte van het zogenaamde «fieldlab programma»? Zo ja, bent u zich ervan bewust dat het succes van dit programma mede afhankelijk is van medewerking van uw ministerie? Indien ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat de entertainment- en evenementenbranche nu met voorrang worden geholpen?
Het onderzoeksprogramma Fieldlab en de resultaten hiervan zijn mij bekend. Samen met de evenementensector en de ministeries van VWS, EZK en OCW is dit onderzoeksprogramma ondersteund met nauwe betrokkenheid van het RIVM. Bij de besluitvorming over de maatregelen neemt het kabinet ook de evenementenbranche mee in zijn afwegingen.
Het bericht ‘Black turbine blade 'can cut bird deaths'’ |
|
Laura Bromet (GL), Tom van der Lee (GL) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Black turbine blade «can cut bird deaths»»1 en het onderzoek wat wordt gedaan naar de positieve gevolgen van het zwart verven van een windtubineblad?
Ja.
Deelt u de mening dat, ondanks dat in vergelijking met bijvoorbeeld katten het vogelleed als gevolg van windturbines minimaal is, het belangrijk is om het verven van de turbinebladen van windmolens te testen als dit het aantal vogeldoden tot wel 70% kan verminderen? Zo nee, waarom niet?
In verhouding tot andere drukfactoren zijn windturbines verantwoordelijk voor een klein deel van de vogelsterfte in Nederland. Ik ben van mening dat alle sectoren zich moeten inspannen om het eigen aandeel in de vogelsterfte zo laag mogelijk te houden. Voor de windsector is deze inspanning onder andere het testen van mitigerende maatregelen, bijvoorbeeld de zwarte wiek en gerichte stilstand.
Weet u waar en door wie in Nederland hiermee wordt getest? Bent u bereid in gesprek te gaan met de sector en hen op dit onderzoek te wijzen?
Op dit moment wordt er in Nederland niet getest met een zwarte wiek. Er is wel interesse in het uitvoeren van een test in de Eemshaven. Ik sta in principe open voor dit soort testen door de sector, mits de veiligheid voor het luchtverkeer goed geborgd is. Aanvullend hierop is het aan het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning om in te stemmen met de effecten van een zwarte wiek op landschappelijke inpassing, waarbij ook lokaal draagvlak meespeelt. Zoals eerder aangegeven, loopt er een traject om de wind-op-landdoelstellingen en de natuurdoelstellingen beter de verenigen (Kamerstuk 33 612, nr. 73). Hiervoor zijn de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en ik samen in gesprek met provincies, de windsector, TenneT en verschillende dier- en natuurbeschermingsorganisaties. Het doel is om met de betrokken partijen te komen tot afspraken om de sterfte van kwetsbare vogel- en vleermuissoorten door windturbines en hoogspanningsverbindingen te verminderen. Een onderzoeksprogramma zal onderdeel gaan uitmaken van de afspraken. Hierin wordt door de samenwerkende partijen bezien welk onderzoek nu en de komende jaren prioriteit heeft. Hiervoor worden door het kabinet middelen beschikbaar gesteld. Gelet op de afspraak in het Klimaatakkoord om ecologische knelpunten bij de realisatie van windenergie op te lossen, span ik mij in om het belang van dit soort onderzoeken ook elders op de agenda te zetten.
Staat u open voor het testen van het verven van turbinebladen van windturbines op meerdere plekken in Nederland? Zo ja, waar en op welke termijn zou dit plaats kunnen vinden?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre is het mogelijk om windmolens tijdelijk uit te zetten tijdens de vogeltrek? Is hier onderzoek naar gedaan en wat zijn de conclusies hiervan? Wat vindt de sector hiervan?
Gerichte stilstand tijdens de vogeltrek is mogelijk en is reeds voorgeschreven in de natuurvergunningen van de nog te realiseren windparken in de Eemshaven. Er zijn echter meer inzichten in de vogeltrek nodig om stilstand zo doelmatig mogelijk in te zetten. Het voorgenoemde onderzoeksprogramma zal hier ook aan bijdragen. De windsector beaamt dat gerichte stilstand een passende maatregel is. Hierbij gelden wel de voorwaarden dat de stilstand doelmatig is en dat windturbines niet dusdanig vaak stilstaan dat de businesscase van een windproject hierdoor sterk onder druk komt te staan.
Deelt u de mening dat er bij de bouw van windturbineparken voortdurend rekening moet worden gehouden met innovaties die ook de biodiversiteit en natuur ten goede komen? Wilt u dat nader toelichten en ook schetsen in hoeverre u voor het kabinet een actieve taak ziet om er voor te zorgen dat innovaties die een positieve impact hebben op biodiversiteit en natuur (en redelijk kosteneffectief zijn) stapsgewijs in Nederland en op de Noordzee worden ingevoerd?
Het kabinet stimuleert innovatie en financiert daarom onderzoek naar innovatieve toepassingen bij windturbines en naar verbetering van voorspellingen van de vogeltrek. In het eerder genoemde samenwerkingsverband heb ik daarom ook met de windsector afgesproken dat bij elk nieuw project op land en bij het vervangen van bestaande windturbines innovaties worden toegepast die aanvaringsslachtoffers verminderen. Dit onder de voorwaarde dat de innovatie relevant is in dat project, bewezen effectief is en tegen redelijke kosten kan worden uitgevoerd. Bij wind op zee worden in de kavelbesluiten natuursparende en -stimulerende voorzieningen voorgeschreven, bijvoorbeeld bepaalde bestorting waarop zeeleven zich gemakkelijk kan vestigen. Het is gebleken dat het onderwaterleven gebaat is bij de nieuwe habitat rondom windmolens. In het algemeen geldt dat windturbines, op land en op zee, een substantiële bijdrage leveren aan de klimaatdoelstellingen en dit op langere termijn de biodiversiteit en natuur ten goede komt.
Het bericht ‘VWS hielp met taaleis Duits lab van de testmarkt te weren’ |
|
Maarten Hijink , Lilian Marijnissen |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «VWS hielp met taaleis Duits lab van de testmarkt te weren»?1
Toen in april de mogelijkheid in beeld kwam dat een Duits laboratorium testen kon gaan uitvoeren voor Nederland, kwam de vraag naar voren aan welke voorwaarden zou moeten worden voldaan. Deze zijn afgeleid uit de wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (wkkgz) die stelt dat goede zorg moet worden gewaarborgd. Dit is op basis van professionele richtlijnen. Daaruit kwam onder andere naar voren dat er een arts-microbioloog verbonden moet zijn aan het lab om de interpretatie van de resultaten in het Nederlands te kunnen verzorgen, uitslagen te communiceren met zorgverleners en beschikbaar te zijn om tekst en uitleg te geven indien een zorgverlener hier om vraagt. Ik wil benadrukken dat deze eisen niet bedoeld was om partijen te weren van de markt, en het heeft zo ook niet uitgepakt. Inmiddels leveren twee Duitse laboratoria testcapaciteit. De Duitse laboratoria waarmee nu zaken wordt gedaan beschikken overigens over Nederlandse partners waarmee aan deze eis kon worden voldaan.
Waarom werden allerlei extra eisen opgeworpen om het Duitse lab te verhinderen te testen op corona, terwijl het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) het lab al had goedgekeurd?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u voor de vier criteria die zijn uiteengezet in de brief van het ministerie toelichten wat de redenering voor deze eis is?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is thans uw reactie op het verzoek van de advocaten van de directeur van het Duitse lab, die stellen dat «Cliënte [U-Diagnostics, red.] [...] ook via haar Duitse partnerlab de beschikking [heeft] over vele artsen-microbiologen die in het Duits, Engels en soms ook Nederlands uitstekend in staat zijn uitleg te verschaffen. Hierbij verdient opmerking dat het bepaald niet in de rede ligt dat er veel interpretatieproblemen zullen optreden bij de uitslagen van de (immers slechts als positief of negatief uit te leggen) tests»?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat u hiermee in strijd heeft gehandeld met het Europees recht aangezien taaleisen verboden zijn? Wat is uw reactie daarop?
Volgens de wkkgz is goede communicatie tussen de arts en de patiënt een voorwaarde voor het leveren van goede zorg. Zie ook het antwoord op vraag 1 t/m 4.
Erkent u dat de taaleis onevenredig en niet noodzakelijk is, en er daarom ook geen sprake kan zijn van een uitzondering?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is de reden dat het Duitse lab al eerder werd geconfronteerd met een dergelijke taaleis?
Zie het antwoord op vragen 1 t/m 4.
Van welke partij zijn deze extra eisen afkomstig?
Zie antwoord vraag 7.
Van welke partij is de taaleis afkomstig?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat het Duitse lab vooralsnog niet aan de taaleis voldoet, ook al bestaat sinds augustus een overeenkomst met het lab? Klopt het dat het lab dus alsnog niet aan de criteria voldoet? Hoe is dit mogelijk?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe kan worden gesteld dat een GGD-arts deze taak inmiddels «invult», ook al zijn deze arsen geen arts-microbioloog?
Een arts microbioloog verzorgt de borging van competenties met bevoegdheid tot diagnosticeren van COVID-19 voor laboratoria die niet ISO15189 geaccrediteerd zijn voor een flexibele scope van het werkveld medische microbiologie. Het RIVM heeft aangegeven dat een SARS- CoV-2 qPCR test de interpretatie van een arts microbioloog behoeft vanwege de benodigde kwaliteitsanalyse om de waarde van de resultaten te beoordelen. Ook is het belangrijk dat er heldere communicatie tussen arts en patiënt kan plaatsvinden. De manier waarop de testen momenteel worden uitgevoerd door Duitse laboratoria, de interpretatie van arts microbiologen en de communicatie met de patiënt door de GGD-arts voldoet aan alle kwaliteitseisen.
Welke rol spelen de belangen van arts-microbiologen en de positie van gevestigde ziekenhuislabs in deze situatie?
In de maanden februari en maart was de opschalingsstructuur geactiveerd van het RIVM. Dat zijn 2 referentielabs en 13 opschalingslabs (voornamelijk ziekenhuislaboratoria). Daarbovenop is een toenemend aantal laboratoria gevalideerd, waaronder ook laboratoria die niet aan één ziekenhuis zijn verbonden, zoals eerstelijns laboratoria. Hierdoor stond eind maart een flinke hoeveelheid laboratoria gereed om te gaan testen. Ook heb ik 2 grote veterinaire laboratoria en Sanquin gevraagd zich gereed te stellen als pandemielab. Het lag dus voor de hand om deze laboratoria eerst aan het werk te zetten. En dat bleek ook ruim voldoende: gedurende de maanden april, mei, juni en juli was sprake van overcapaciteit. Er kon toen dus meer getest worden dan daadwerkelijk gebeurde.
De optie van het inschakelen van buitenlandse labs lag vanaf begin van de zomer wel op tafel. Intussen liepen ook acties om de testcapaciteit op te schalen zoals het aansluiten van alle gevalideerde laboratoria op CoronIT, de inzet op gepooled testen, aanbesteding van nieuwe machines met materiaalgaranties, onderhandelingen met grote leveranciers. Toen medio augustus bleek dat de vraag zich sneller ontwikkelde dan de opbouw van capaciteit, ben ik ook overgaan tot het contracteren van buitenlandse laboratoria.
Kunt u uitleggen waarom niet alle mogelijke testcapaciteit direct wordt ingezet waardoor we onnodige risico’s lopen en de grip op het coronavirus dreigen te verliezen?
Zie antwoord vraag 12.
Wat kunt u doen om enerzijds de positie van kleinere ziekenhuislaboratoria te garanderen en anderzijds alle beschikbare capaciteit zoveel mogelijk te benutten?
Ik zet in op herinrichting van het testlandschap. Daar waar snelheid en specifieke expertise noodzakelijk is, maken de GGD’en gebruik van de laboratoria in de regio en/of die aan een ziekenhuis zijn verbonden. Een groot deel van de teststromen in de GGD-teststraten waarbij dit niet het geval is zullen geanalyseerd kunnen worden in laboratoria die hoge volumes aankunnen. Hiertoe zal ik op korte termijn in overleg treden met betrokken partijen.
Kunt u deze vragen, samen met de vragen over het bericht «Hoe «testen, testen, testen» stukliep op een muur van eigenbelang» beantwoorden voor het eerstvolgende coronadebat?
Ja.
De berichten ‘Slachthuis mocht open blijven ondanks veel coronabesmettingen’ en ‘Dit is waarom slachthuis Vion open mocht blijven ondanks de vele coronabesmettingen’ |
|
Tjeerd de Groot (D66), Marijke van Beukering-Huijbregts (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Slachthuis mocht open blijven ondanks veel coronabesmettingen» en «Dit is waarom slachthuis Vion open mocht blijven ondanks de vele coronabesmettingen»?1, 2
Ja, ik heb de berichten gezien.
Hoe beoo rdeelt u dat slachterij van Rooi Meat in Helmond na de verplichte coronasluiting veel meer mensen liet werken dan afgesproken, namelijk 500 in plaats van 300?
Zoals aangegeven in antwoorden op vragen van het lid Wassenberg3, is Van Rooi Meat na de sluiting weer gefaseerd opgestart met klachtenvrije en negatief geteste medewerkers. Aan de herstart van de werkzaamheden is een test met een testgroep van aanvankelijk 300 personen op verschillende afdelingen vooraf gegaan, in de dagen erna oplopend in omvang. De snelheid van de fasering in deze opstart was afhankelijk van de beschikbaarheid van (commerciële) testcapaciteit en de beoordeling van deze testresultaten door de GGD. De beschikbaarheid van (commerciële) testcapaciteit was ruimer voorhanden dan vooraf ingeschat. De te nemen maatregelen, zowel materieel als procedureel, waren goed en deskundig uitgevoerd.
Het daadwerkelijk starten van het volledige productieproces was afhankelijk van de testresultaten, van ziektebeelden (informatie van bedrijfsartsen) en de te nemen maatregelen door het bedrijf. Hiervoor is in de casus Van Rooi Meat ingestoken op een integrale aanpak van de gezondheidsproblemen; in het bedrijf is vooraf alles op orde gebracht, maar ook het reizen en wonen van de medewerkers moet volgens afspraak uitgevoerd worden.
De voorzitter van de veiligheidsregio heeft een afweging gemaakt en besloten het bedrijf een waarschuwing te geven en geen sanctie op te leggen voor het feit dat er vooraf geen melding is gemaakt van het daadwerkelijk bij de controle aanwezige aantal personen. Aan de overige afspraken werd wel voldaan en de situatie werd als voldoende veilig en verantwoord geacht.
Klopt het dat de veiligheidsregio hiervan af wist, maar geen actie heeft ondernomen? Zo ja, wat is de reden hiervoor?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de reden dat de veiligheidsregio deze overtreding «niet groot genoeg vond om in te grijpen»?
Zie antwoord vraag 2.
Was u ervan op de hoogte dat de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) van Rooi Meat heeft aangemoedigd om zelf bepaalde mensen naar voren te schuiven voor een steekproef, waarbij van Rooi Meat, tegen de afspraken in, medewerkers naar voren heeft geschoven die op kantoor werkten?
De GGD heeft mij verzekerd dat hier geen sprake van is geweest. De GGD heeft Van Rooi Meat gevraagd om een evenredig aantal medewerkers uit verschillende onderdelen van het bedrijfsproces bij hen aan te melden voor een coronatest. Na het testen en bij de intake ter plaatse werd genoteerd waar deze mensen werkten. Aan het einde van de dag bleek dat de verdeling van werkplekken (slagersgedeelte, inpakgedeelte, kantoor) niet evenredig was en dat de steekpoef niet representatief was. Toen is er een tweede steekproef gedaan op Eerste Pinksterdag (31 mei 2020) waarbij de GGD zelf de selectie van medewerkers heeft gedaan.
Wat vindt u van deze werkwijze?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe beoordeelt u dat slachthuis Vion in Boxtel niet dicht moest en van Rooi Meat in Helmond wel, ondanks dat op beide bedrijven sprake was van ongeveer even veel coronabesmettingen?
Het is aan de voorzitter van de veiligheidsregio in het kader van infectieziektenbestrijding om per geval de meest geëigende (beheers)maatregelen te nemen. Dat betekent in de praktijk dat op basis van de geconstateerde situatie in enkele gevallen besloten is een bedrijf tijdelijk stil te leggen, terwijl dat in andere gevallen niet als noodzakelijk werd beoordeeld. In alle gevallen was het belang van de volksgezondheid leidend. De voorzitter van de veiligheidsregio wordt hierover geadviseerd door de GGD. Daarbij wordt ook informatie gebruikt van de rijksinspecties en het bedrijf zelf.
Waarom mocht Vion openblijven van de veiligheidsregio toen bleek dat de meeste positief geteste medewerkers klachten hadden?
Ik verwijs u naar antwoorden op eerdere vragen van de leden Moorlag en Gijs van Dijk4 d.d. 9 juli 2020.
Welke actie is ondernomen toen bleek dat Vion haar afspraken niet na kwam?
De veiligheidsregio geeft desgevraagd aan dat Vion de afspraken wel degelijk is nagekomen.
Was de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op de hoogte van deze problematiek? Zo ja, waarom heeft deze niet ingegrepen door het slachtproces te stoppen? Zo nee, hoe is dit mogelijk?
De NVWA was op de hoogte van het feit dat er getest werd door de GGD. De NVWA is als werkgever verantwoordelijk voor een veilige werkomgeving voor haar medewerkers en de officiële assistenten van de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS). De NVWA neemt maatregelen als hun veiligheid in het geding is. In deze situatie was er geen aanleiding voor de NVWA om de dienstverlening tijdens het slachtproces op te schorten.
Hoe verhoudt de rol van de NVWA zich in dit soort gevallen tot die van de veiligheidsregio?
Met betrekking tot de veiligheidsregio’s betreft het taken en bevoegdheden van de voorzitter van de veiligheidsregio op grond van de Wet publieke gezondheid. Die taken en bevoegdheden voert de voorzitter uit onder leiding van de Minister van VWS. De NVWA is vanuit haar verantwoordelijkheid als werkgever verantwoordelijk dat haar medewerkers en officiële assistenten van de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) gezond en veilig hun werk kunnen doen.
Welke bevoegdheden heeft u om in te grijpen wanneer de veiligheidsregio niet gepast te werk gaat?
Er is geen sprake van dat de veiligheidsregio’s niet gepast te werk gaan.
Hebben de veiligheidsregio, de NVWA en/of de GGD u op de hoogte gebracht? Zo ja, waarom heeft u geen actie ondernomen en bent u van mening dat u had moeten ingrijpen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben geïnformeerd over de situaties op de bedrijven en de contacten tussen de bedrijven en de veiligheidsregio’s, NVWA, de GGD en de Inspectie SZW. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7 is het aan de voorzitter van de veiligheidsregio in het kader van infectieziektenbestrijding om per geval de meest geëigende (beheers)maatregelen te treffen. Dat hebben zij ook gedaan.
In welke situaties is het in de slachthuizen niet mogelijk om 1,5 meter afstand te houden, waardoor is gekozen voor het ter beschikking stellen van mond- en neuskapjes voor dierenartsen?3
Daar waar de keuring of het toezicht binnen 1,5 meter van een medewerker van het bedrijf, een officiële assistent van de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) of een andere toezichthouders van de NVWA plaatsvindt, is door de NVWA de werkwijze aangepast om deze specifieke taken op een veilige wijze te kunnen uitvoeren. In die situaties waar het niet mogelijk is om 1,5 meter afstand in acht te nemen, heeft de NVWA ervoor gekozen om haar toezichthouders en de officiële assistenten van KDS te voorzien van mondmaskers en gelaatschermen.
Bent u toch bereid de gang van zaken van afgelopen maanden vroegtijdig te evalueren, in plaats van te wachten tot de coronacrisis in zijn algeheel wordt geëvalueerd? Zo nee, waarom niet?
Op 11 juni jl. heeft het «Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten» onder leiding van Emile Roemer aanbevelingen gepresenteerd om de positie van arbeidsmigranten op de korte termijn te verbeteren. Hierbij is gekeken naar de woon- en werksituatie van arbeidsmigranten. Op basis van hun aanbevelingen is in de Kamerbrief van 3 juli jl., met de kabinetsreactie op de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten6, aangegeven dat de veiligheidsregio’s, samen met de landelijke toezichthouders en de meest betrokken departementen, werken aan de inrichting van een nieuw samenwerkingsplatform bij het Landelijk Operationeel Team Corona (LOT-C).
Inmiddels is dit landelijke samenwerkingsplatform per 1 september operationeel. Het samenwerkingsplatform bereidt – met respect voor de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verschillende partijen – een gecoördineerde inzet voor op het regionale niveau om snel te kunnen optreden bij een uitbraak in een bedrijf of een sector, zoals recent bij slachthuizen en zoals verzocht in motie Smeulders en Bromet7. De leerervaringen uit de eerste maanden van de crisis worden hierbij mee genomen.
Bent u bereid naar aanleiding van deze berichtgeving de motie de Groot (Kamerstuk 28 286, nr. 1106) versneld uit te voeren?
Uw Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over de resultaten van alle gesprekken met de brancheorganisaties van de varkens- en pluimveeslachterijen en met de primaire sectororganisaties en mogelijke vervolgacties.
Kunt u alle vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ik heb mij ingespannen uw vragen zo goed mogelijk te beantwoorden.
Het bericht ‘Exclusive: Cyprus sold passports to criminals and fugitives’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Exclusive: Cyprus sold passports to criminals and fugitives»?1
Ja.
Erkent u dat de regeling die het mogelijk maakt om Europese paspoorten en visa te kopen in ruil voor investeringen, ook wel «gouden paspoorten» genoemd, criminaliteit en andere ongure types aantrekt en hen faciliteert bij het wegsluizen van grote sommen geld en vermogensbestanddelen, en bovendien politici kwetsbaarder maakt voor corruptie? Zo nee, waarom niet?
De mogelijkheid om een paspoort te verkrijgen op basis van een investering kan criminaliteit in de hand werken indien er onvoldoende checks zijn op gevaar voor openbare orde en nationale veiligheid en een due diligence onderzoek niet zorgvuldig genoeg wordt uitgevoerd.
Deelt u de mening dat deze regeling, vanwege bovengenoemde problematiek, afgeschaft dient te worden? Zo nee, waarom niet, gelet op het feit dat u eerder heeft aangegeven deze praktijken «een onwenselijke handelwijze van EU-lidstaten» te vinden?2
Het kabinet acht het zogenoemd verkopen van paspoorten, waardoor een derdelander ook het EU-burgerschap kan verkrijgen, een onwenselijke wijze van naturalisatie. Evenwel bepaalt elke lidstaat zelf, op grond van internationaal recht en met inachtneming van de daarin gegeven beperkingen, op basis van zijn eigen wetgeving wie zijn onderdanen zijn. Mochten bepalingen van het EU-recht niet in acht worden genomen, dan is het primair de Europese Commissie die de taak heeft om hier jegens lidstaten handelend op te treden.
Cyprus heeft op 12 oktober jl. bekend gemaakt dat zij naar aanleiding van de Al Jazeera publicatie heeft besloten om de »gouden paspoort regeling» per 1 november a.s. af te schaffen en de resultaten van een door de Cypriotische Procureur Generaal ingesteld onderzoek omtrent het investeringsprogramma af te wachten voordat zij een besluit neemt over een eventuele, dan wel in opzet gewijzigde, voortzetting. Tevens is er een politieonderzoek gestart naar de paspoortuitgiftes die als problematisch zijn aangemerkt.
De Maltese overheid geeft aan dat zij bij de aanvraag voor een Maltees paspoort een uitgebreide due dilligence toets uitvoert, onder meer bestaande uit het checken van Interpol en Europol data. Aanvullend voor niet-EU burgers wordt de standaard Schengentoetsing (check op onder meer EURODAC) uitgevoerd en wordt nagegaan of het politically exposed persons betreft dan wel of zij op een internationale sanctielijst voorkomen. Verder wordt onderzoek gedaan in het land van herkomst naar de achtergronden van de betreffende investeerder en gezinsleden, wat kan bestaan uit interviews met personen die de betrokkenen kennen.
Indien afschaffing op dit moment nog niet mogelijk blijkt, wat vindt u dan van de suggestie om de due diligence die wordt uitgevoerd voordat iemand in aanmerking komt voor een gouden paspoort, volledig over te dragen aan een onafhankelijke partij zoals Europol, gelet op het feit dat zij onafhankelijk zijn en niet zoals, bijvoorbeeld politici in bepaalde lidstaten, een belang hebben bij de investeringen die gepaard gaan met deze gouden paspoorten?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe effectief beoordeelt u uw inzet enerzijds op «versterken van internationale samenwerkingen (...) met landen zoals Malta en Cyprus» op het gebied van afpakken van misdaadgeld, als anderzijds dergelijke gouden paspoort-regelingen in stand worden gehouden, waarmee het wegsluizen van misdaadgeld juist wordt gefaciliteerd en deelt u de mening dat dit als het ware dweilen met de kraan open is? Zo nee, waarom niet?3
Cyprus heeft op 12 oktober jl. bekend gemaakt dat zij haar paspoortregeling per 1 november a.s. afschaft en de resultaten van een onderzoek omtrent het investeringsprogramma afwacht voordat zij een besluit neemt over een eventuele, dan wel in opzet gewijzigde, voortzetting.
Het nieuwe Maltese Individuele Investeringsprogramma (IIP), dat per 1 oktober van kracht is gegaan, heeft strengere voorwaarden voor verwerving van een paspoort dan voorheen en een strikter controlebeleid op herkomst van geld en eventuele witwaspraktijken. De uitvoeringspartner van het IIP is gewijzigd en er zal strikter op de betrokkenheid van Maltese bemiddelaars worden toegezien.
Deelt u de mening dat ondanks dat het verlenen van de nationaliteit een bevoegdheid van EU-lidstaten moet blijven, dit niet betekent dat er geen Europese afspraken gemaakt kunnen worden over het afschaffen van onwenselijke regelingen die criminaliteit in de hand werken? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw mening met de kanttekening dat in deze situatie alle betrokken EU-lidstaten met de genoemde Europese afspraken moeten instemmen.
Ziet u gronden op basis waarvan een inbreukprocedure gestart kan worden tegen EU-lidstaten zoals Malta en Cyprus naar aanleiding van hun rol in de gouden paspoorten-handel? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het is primair aan de Commissie om – als hoeder van het EU-recht – te bepalen of er gronden zijn om een inbreukprocedure te starten.
Liggen er al conclusies van de expertgroep die de Europese Commissie vorig jaar heeft ingesteld om de regeling rondom gouden paspoorten te onderzoeken? Zo ja, wat is uw reactie op die conclusies?
Vanwege de covid-19 crisis is de expertgroep niet meer bijeengekomen en zijn er nog geen conclusies.
Heeft u inmiddels een besluit genomen over het afschaffen van de Nederlandse regeling voor gouden paspoorten, de toelatingsregeling voor buitenlandse investeerders, aangezien u eerder aangaf dat als na een jaar (peildatum juni 2019) zou blijken dat de regeling niet effectief is, deze wordt afgeschaft? Zo ja, wat betekent dit voor deze regeling?4
In de beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Groothuizen, Den Boer en Verhoeven over de paspoorthandel op Malta van 27 november 2019 heb ik in antwoord 24 aangegeven dat het kabinet wil bezien of via het aanpassen van de Nederlandse regeling deze meer potentie kan krijgen. Mocht na één jaar blijken dat de regeling deze potentie niet heeft, dan wordt zij afgeschaft.
Ondanks dat het aan individuele lidstaten is, zijn er gronden op basis waarvan een inbreukprocedure gestart kan worden?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 7.
Het bericht dat China wereldwijd 2,4 miljoen sleutelfiguren volgt |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Martijn van Helvert (CDA), Harry van der Molen (CDA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «China volgt wereldwijd 2,4 miljoen sleutelfiguren»?1
Ja.
Heeft u de informatie uit de gelekte databank in kunnen zien en/of informatie ontvangen over de databank? Zo ja, staan er ook Nederlanders in de databank? Zullen de Nederlanders die door Zhenhua Data zijn aangemerkt als «sleutelfiguur» en vanuit China in de gaten worden gehouden, hierover worden geïnformeerd?
Ik ben geïnformeerd over de databank. Vanwege de bijzondere verantwoordelijkheid van de rijksoverheid voor het stelsel bewaken en beveiligen heb ik laten onderzoeken of personen die een bijzondere functie hebben in de democratische rechtsorde in het databestand voorkomen. Dit blijkt het geval. Betreffende personen zijn hierover geïnformeerd.
Kunt u aangeven of het verzamelen van data over Nederlandse «sleutelfiguren» de aanhoudende aandacht heeft van onze inlichtingendiensten?
Deze mediaberichten passen in het beeld van de dreiging die uitgaat van statelijke actoren, zoals ook blijkt uit onder andere cybersecuritybeelden van de afgelopen jaren en de jaarverslagen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Hiervoor is inderdaad aanhoudende aandacht.
Met welke intenties denkt u dat een Chinees bedrijf op grote schaal persoonsgegevens en potentieel compromitterende informatie van miljoenen mensen wereldwijd verzamelt?
Er zijn statelijke actoren die op grote schaal persoonsgegevens verzamelen, zowel uit open bronnen, zoals op basis van contacten die iemand onderhoudt op sociale media, als uit niet-openbare bronnen, bijvoorbeeld door het hacken van de systemen van hotelketens, telecombedrijven en medische instellingen.
De afgelopen jaren hebben de inlichtingen- en veiligheidsdiensten meermaals in jaarverslagen gemeld dat statelijke actoren gegevens verzamelen die voor hen op velerlei manieren van nut kunnen zijn, waaronder voor doeleinden die andere personen, organisaties of landen schaden. Voorbeelden hiervan zijn politieke en economische spionage, beïnvloeding van diaspora of het uitvoeren van digitale aanvallen (bijvoorbeeld phishing). Daarbij kan (vertrouwelijke) informatie van bijvoorbeeld ambtenaren, wetenschappers, topfunctionarissen en journalisten gericht worden gebruikt.
Kunt u bevestigen dat de Chinese Volkspartij en het Chinese leger klant zijn van het Chinese techbedrijf Zhenhua Data? Heeft u indicaties dat Chinese veiligheidsdiensten opdracht gaven voor de deze operatie?
In de media wordt melding gemaakt van het feit dat Zhenhua Data de Chinese Communistische Partij en het Volksbevrijdingsleger als voornaamste klanten zou hebben. Het kabinet kan dit niet bevestigen. Op dit moment heeft het kabinet geen indicaties dat de Chinese veiligheidsdiensten opdracht hebben gegeven voor het verzamelen van data en het aanleggen van een database door Zhenhua Data.
Kan deze gedetailleerde Chinese informatievergaringsoperatie worden beschouwd als een poging van de Chinese regering om ook personen buiten China te vangen in een sociaal kredietsysteem? Wat zegt dit alles over de intenties van China op het wereldtoneel?
Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 3 en 4 passen de mediaberichten in het beeld van de dreiging die uitgaat van statelijke actoren, zoals ook blijkt uit onder andere cybersecuritybeelden van de afgelopen jaren, de jaarverslagen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Voorbeelden hiervan zijn politieke en economische spionage, beïnvloeding van diaspora of het uitvoeren van digitale aanvallen (bijvoorbeeld phishing). Daarbij kan (vertrouwelijke) informatie van bijvoorbeeld ambtenaren, wetenschappers, topfunctionarissen en journalisten gericht worden gebruikt. Het kabinet heeft geen aanwijzingen dat het databestand van het bedrijf Zhenhua deel uitmaakt van het Chinese sociaalkredietsysteem.
Welke acties bent u van plan te nemen naar aanleiding van deze bevindingen?
Weerbaarheid tegen statelijke dreigingen is van groot belang. Het kabinet zet zich, zoals gemeld in de Kamerbrief tegengaan statelijke dreigingen2, in voor verhoging van de weerbaarheid op het terrein van het tegengaan van ongewenste buitenlandse inmenging via diaspora, voor het beschermen van democratische instituties en processen en voor het versterken van de economische veiligheid. Daarnaast wordt er via de uitvoering van de Nederlandse Cybersecurity Agenda structureel ingezet op het verhogen van de digitale weerbaarheid van Nederland. Eerdergenoemde berichtgeving toont aan dat bewustwording bij personen en organisaties voor digitale veiligheid een essentieel onderdeel vormt van deze aanpak. Het kabinet zet zich daarom ook onverminderd in voor onder andere tijdige detectie en optimalisering van cyber-weerbaarheid van de Nederlandse samenleving en specifiek ten aanzien van instellingen die dergelijke data verzamelen.
Naar aanleiding van de genoemde berichtgeving is een infosheet «Beschermen Persoonsgegevens» opgesteld om mensen te informeren over de risico’s van digitalisering en handvatten te bieden hoe online persoonsgegevens te beschermen. Dit infosheet is verspreid naar de relevante organisaties en te vinden op de website van de NCTV.
Wat betekent deze schokkende onthulling voor de toekomstige positie van Chinese leveranciers van telecombedrijven op de Nederlandse markt?
Op 1 juli 2019 heeft het kabinet aanvullende beschermingsmaatregelen aangekondigd voor de veiligheid en integriteit van de telecomnetwerken en -diensten3. Deze maatregelen zijn genomen op basis van een risicoanalyse van de Task Force Economische Veiligheid met medewerking van de drie grote telecomaanbieders. Het kabinet kiest hierbij voor een landenneutrale en daarmee toekomstbestendige aanpak, dat wil zeggen, een aanpak op basis van objectieve criteria die mee kan bewegen met een veranderend dreigingsbeeld en onvoorziene technologische en marktontwikkelingen.
De noodkreet dat het lerarentekort niet meer wordt gemeld. |
|
Peter Kwint |
|
Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Wat is uw reactie op de noodkreet van de leerkracht die al tijden in zijn vrije tijd het lerarentekort probeert bij te houden, namelijk dat wegens het gebrek aan meldingen de site geen beeld geeft van het reële tekort?1
Ik heb veel waardering voor de inzet van de leerkracht en vind het jammer dat het aantal registraties van scholen te beperkt is om een goed beeld van de tekorten te krijgen. Dat de leerkracht heeft besloten om te stoppen betreur ik. Ik had graag gezien dat de website in de lucht bleef en we zouden werken aan het verhogen van het aantal registraties, maar ik respecteer zijn beslissing. Ik kan mij voorstellen dat de prioriteit van scholen de afgelopen maanden en nog steeds ligt bij de gevolgen van corona voor het onderwijs. Het ministerie werkt er, samen met de Inspectie van het Onderwijs en DUO, hard aan om de gevolgen van corona inzichtelijk te maken. Het streven is om half oktober een monitor gereed te hebben. Daarnaast wordt in de G5 (G4 plus Almere) op 1 oktober geïnventariseerd wat de stand van de tekorten is. De eerste stappen zijn gezet om deze inventarisatie te verbeteren zodat deze ook verbreed kan worden naar de rest van het land. Na de volgende meting op 1 februari wordt hierover een besluit genomen. Zie ook mijn antwoord op vraag 4.
Deelt u de analyse van deze leerkracht dat docenten en schoolleiders niet langer het tekort melden omdat het voor hen voelt als «water naar de zee dragen»? Zo nee, hoe verklaart u dan dat er niet of nauwelijks meer gemeld wordt?
Nu en in de afgelopen maanden zetten scholen alles op alles om hun leerlingen in coronatijd onderwijs te geven. Dit heeft meer prioriteit bij de scholen dan het registreren van de tekorten, is mijn beeld.
Daarnaast is de situatie rondom het lerarentekort ook deels veranderd. Ik heb in gesprekken met de G5 gehoord dat er aan het begin van het schooljaar minder openstaande vacatures waren dan vorig jaar. De wethouders van Amsterdam en Rotterdam hebben dit ook aan hun gemeenteraden gecommuniceerd.2 Leraren zijn in mindere mate van school gewisseld en zzp’ers kiezen er vaker voor om in loondienst te komen. De situatie blijft wel kwetsbaar. Niet overal zijn de tekorten opgelost en scholen kampen wel met vervangingsproblematiek als leraren ziek zijn en thuis moeten blijven bij gezondheidsklachten in afwachting van een coronatest. Om te voorkomen dat leraren langer thuis zitten dan nodig, geeft het kabinet leraren tijdelijk voorrang bij het testen op corona.
Welke acties heeft u ondernomen om het aantal meldingen op deze website te doen toenemen? Waren dit meer acties dan het bericht meenemen onderaan een nieuwsbrief? En hoe verklaart u dat vlak na uw uitlatingen over de inspanningen van het ministerie om deze website onder de aandacht te brengen, de initiatiefnemer ermee op dreigt te houden omdat hij de meldingen niet langer representatief vindt?
Conform de Kamerbrief die ik u in december jl. heb gestuurd, is in overleg tussen het ministerie en de leraar de website inhoudelijk verbeterd en heb ik scholen begin maart via verschillende kanalen opgeroepen om de tekorten te registeren.3 Naast de OCW-nieuwsbrief primair onderwijs (ruim 14.000 abonnees) stond de oproep ook op LinkedIn (bijna 16.000 views) en de website www.aanpaklerarentekort.nl (bijna 800 views). Daarnaast heeft de AVS op verzoek van het ministerie een oproep aan haar leden gedaan.
De verschillende oproepen hebben geen toename in het aantal registraties opgeleverd, wat deels te verklaren is doordat de scholen kort daarna dichtgingen in verband met het coronavirus. Ik deel het beeld van de leraar dat de registraties momenteel geen representatief beeld vormen en had mij nog graag willen inzetten om het aantal registraties omhoog te brengen. Afgesproken was om in september opnieuw via verschillende kanalen een oproep richting scholen te doen. In de OCW-nieuwsbrief primair onderwijs is dit reeds gedaan en de voorbereiding voor de overige kanalen was bijna klaar. Doordat de initiatiefnemer van de website nu aangeeft te willen stoppen, zijn die oproepen niet uitgegaan. Vanuit het ministerie is nog contact opgenomen met de inzet om de website te continueren, maar dat heeft niet tot een ander besluit geleid.
Deelt u de mening dat er nu op geen enkele wijze zicht is op de omvang van het lerarentekort en vooral de dagelijkse gevolgen hiervan in het klaslokaal?
Nee, die mening deel ik niet. Ik betreur dat de leraar heeft besloten om te stoppen met de website, maar er zijn nog andere manieren om inzicht in de tekorten te krijgen, zoals de jaarlijkse arbeidsmarktramingen die inzicht geven in de verwachte tekorten in de toekomst en het vacatureonderzoek dat jaarlijks inzicht geeft in het aantal vacatures in het voorafgaande jaar.
Daarnaast werk ik samen met een werkgroep met de G5 en de PO-Raad aan de verdere ontwikkeling van verschillende methodes om ook de actuele tekorten in beeld te krijgen. Op 30 juni heb ik u hierover in reactie op Kamervragen (kenmerk 2020Z08868) geïnformeerd. Samen met de gemeenten en schoolbesturen in Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Almere vindt er twee maal per jaar een uitvraag plaats onder alle scholen. Deze systematiek kent echter ook beperkingen: een dergelijke uitvraag brengt extra administratieve lasten voor scholen met zich mee en kan leiden tot subjectieve uitkomsten door verschillen in interpretatie. Amsterdam organiseert nog één keer de uitvraag zelf en doet vanaf het voorjaar mee met de methode die de andere steden gebruiken.
De uitvraag bij de G5 wordt de komende tijd doorontwikkeld en de inzet is om komend voorjaar een besluit te kunnen nemen over de verbreding naar de rest van het land. Daarnaast onderzoek ik samen met de eerdergenoemde werkgroep of er een methode is om de tekorten beter in beeld te brengen zonder administratieve last voor besturen en scholen. In december hoop ik uw Kamer nader te kunnen informeren over deze methodes en de resultaten van de inventarisatie in de G5 op 1 oktober.
Bent u het eens dat de eigen berekeningen in Amsterdam en Rotterdam aantonen dat het lerarentekort groter is dan verwacht?
Het is mij niet volledig duidelijk welke berekeningen worden bedoeld. De onderwijswethouders van beide steden hebben recent in brieven aan hun gemeenteraad juist aangegeven dat de tekorten aan het begin van dit schooljaar kleiner zijn dan vorig jaar. Zie mijn antwoord op vraag 2.
In Rotterdam is in mei van dit jaar door de uitvraag, zoals beschreven in het antwoord op vraag 4, eerder wel een flinke toename in het beeld van de tekorten geconstateerd. Zoals ik in de antwoorden op Kamervragen in juni heb aangegeven (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3357) verklaren de gemeente Rotterdam en de schoolbesturen dit voornamelijk door het feit dat de tekorten op een andere wijze werden uitgevraagd, het bereik van de uitvraag en in mindere mate door een werkelijke toename van de tekorten. Dit najaar zal de uitvraag op dezelfde wijze plaatsvinden, over de resultaten zal ik uw Kamer in december informeren.
Deelt u het algemene uitgangspunt dat om een probleem op te lossen, het wel zo handig is om te weten wat de omvang van dit probleem is?
Ja, dat uitgangspunt deel ik. Zie mijn antwoord op vraag 4 over de manieren waarop ik mij inzet om meer inzicht te krijgen in de tekorten.
Deelt u in het specifieke geval van het lerarentekort en de lesuitval dan nu ook de mening dat het melden hiervan niet afhankelijk zou moeten zijn van de goodwill van scholen, maar een essentieel onderdeel is van de gegevensvergaring van het ministerie? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Wanneer gaat u over tot het in eigen hand nemen van zowel het lerarentekort als het aantal uitgevallen lessen, naar huis gestuurde klassen, samengevoegde klassen, onbevoegd gegeven lessen en andere onderwijsverstoringen die door het lerarentekort – maar ook door het ziek thuis zitten of het wachten op een coronatest – ontstaan? En bent u bereid dit inzicht ook te gaan vergaren in het voortgezet onderwijs? Zo niet, waarom bent u niet bereid om te investeren in het verkrijgen van deze essentiële informatie?
Zie mijn antwoorden op vraag 1 en 4. Wat betreft corona zet OCW samen met de Inspectie van het Onderwijs en DUO een monitor op om de gevolgen van corona op de continuïteit van het onderwijs beter in beeld te brengen. Zodra de uitvraag van het lerarentekort via de G5 is doorontwikkeld wordt deze verbreed naar andere regio’s en eventuele sectoren.
Het anticiperen op de testcapaciteit in Nederland en het plotseling stoppen met testen van reizigers uit oranje gebieden op Schiphol. |
|
Jan Paternotte (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich het advies van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) op 16 maart jl. waarin de directeur-generaal stelt:«Once again, our key message is: test, test, test?»
Ja.
Kunt u een gedetailleerde uitleg geven van hoe de berekeningen in uw brief van 20 mei jl. voor de testcapaciteit in de zomer van 30.000 tests per dag tot stand zijn gekomen? Zo nee, hoe bent u tot deze inschatting gekomen?1
De schatting van de potentiele testvraag is door het RIVM gemaakt, op basis van meerjarige, historische gegevens van het aantal mensen dat met luchtwegklachten bij de huisarts komt, het percentage van de mensen met luchtwegklachten dat de huisarts bezoekt, en het aantal COVID-19 patiënten met klachten. Het specifieke doel van de berekening van de potentiële testvraag, en de specificatie van de doelgroepen voor de testen zijn opgesteld in interactie met de Landelijke Coördinatiestructuur Testcapaciteit (LCT). De berekeningen zijn in de maanden april en mei enkele keren herhaald omdat er nieuwe informatie beschikbaar werd gesteld, omdat de planningshorizon langer werd, en omdat de doelgroepen veranderden. Deze veranderingen hebben geen effect gehad op van grootte van de verwachtte testvraag.
Daarbovenop heeft de LCT steeds rekening gehouden met de vraag naar reguliere, non-Coviddiagnostiek zoals in ziekenhuizen.
Kunt u het document van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) waarin de berekeningen zijn gedaan voor de verwachting van de testcapaciteit zoals u die vermeldt in uw brief van 20 mei jl. de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?2
Het document is toegevoegd als bijlage3.
Zijn er bij de berekeningen van de testcapaciteit, zoals deze in mei zijn gedaan, ook al berekeningen gemaakt voor de maanden september 2020 tot en met februari 2021? Zo ja, kunt u deze berekeningen met de Kamer delen? Zo nee, waarom is er destijds niet ook geanticipeerd op de periode na de zomer?
Ja, het document bevat een uitsplitsing per maand. Onderstaande grafiek geeft deze berekeningen weer. Zoals ook gemeld in mijn brief van 28 augustus hielden
wij rekening met 38.500 testen per dag in september (in de kamerbrief van 28 augustus is abusievelijk 37.500 testen per dag opgenomen i.p.v. 38.500 testen) Er is hierop geanticipeerd door diverse acties te ondernemen:
Is er bij de berekeningen voor de benodigde testcapaciteit, zoals dit in mei is gedaan, ook geleerd van de testcapaciteit en het testbeleid van andere Europese landen, zoals Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland? Zo ja, hoe zijn deze berekeningen hierdoor veranderd? Zo nee, waarom niet?
De LCT heeft het RIVM gevraagd om een schatting te maken van de testvraag, en gevraagd deze periodiek te herijken aan de hand van nieuwe inzichten. De berekeningen zijn in de loop van april en mei veranderd omdat er nieuwe informatie beschikbaar kwam en de specifieke doelgroepen veranderden. Op het totaal van de geschatte testvraag leidde dit niet tot veranderingen. Het RIVM heeft steeds bevestigd dat de berekening van de potentiele testvraag gebaseerd op gegevens over incidentie van luchtweginfecties door het jaar heen een goede basis is voor de testcapaciteit. Dit is niet afhankelijk van nationaal of internationaal testbeleid.
Kunt u zichde berichten van Nieuwsuur van 9 juni jl. («Er kon veel meer getest worden in de zorg en dat had doden kunnen schelen») en 3 september jl. («Testlabs kunnen wél meer aan, maar deze concurrentiestrijd zit in de weg») herinneren waarin werd gesteld dat laboratoria in staat waren om extra testcapaciteit te leveren, ook in de periode maart en april, maar deze niet op grote schaal worden ingezet?3 4
Ja.
Heeft u brieven ontvangen van grote laboratoria – zoals zoals Sanquin, Saltro en Star-SHL, die door Nieuwsuur genoemd worden – met hun aanbod om de testcapaciteit te vergroten? Zo ja, zijn dit alle laboratoria en kunt u deze brieven de Kamer doen toekomen?
Voor zover ik heb kunnen nagaan hebben genoemde laboratoria in maart of april mij niet per brief benaderd. Uit gegevens van het RIVM blijkt dat Star-shl eind maart is gevalideerd voor het uitvoeren van Covid-19 diagnostiek. Eind maart was het laboratorium, evenals een groeiend aantal andere laboratoria in staat testen uit te voeren voor zorginstellingen of GGD’en die dat wilden. Daaraan stond niets meer in de weg. Er zijn contacten geweest in april met de koepel van huisartsenlaboratoria, SAN. Deze hebben ertoe geleid dat de eerstelijnslaboratoria zoals Saltro en Star-SHL maar ook andere steeds meer zijn ingeschakeld door GGD’en.Het ministerie speelde op dat moment geen rol in het sturen op teststromen, zoals momenteel het geval is via het LCDK. Sanquin is door mijn ministerie benaderd op 28 maart met de vraag wat zij zouden kunnen betekenen voor de testcapaciteit. Daarna heb ik Sanquin gevraagd om zich voor te bereiden op het uitvoeren Covid-19 diagnostiek en heb ik het verzocht op te treden als pandemielaboratorium. Vanaf juni is Sanquin steeds meer testen gaan uitvoeren.
Met hoeveel testen per dag en hoe snel zou de capaciteit zijn opgehoogd indien u op al deze verzoeken was ingegaan?
Ik heb in de week nadat ik op 19 maart de verantwoordelijkheid op mij nam om de uitbraak van het coronavirus te bestrijden direct werk gemaakt van het vergroten van de testcapaciteit. Op 26 maart heb ik de heer Feike Sijbesma verzocht op te treden als Speciaal Gezant Corona namens het kabinet om de testcapaciteit te vergroten. Op 27 maart is de Landelijke Coördinatiestructuur Testcapaciteit opgericht. Tot dat moment speelde het ministerie geen rol in het vergroten en toewijzen van de testcapaciteit en beschikte op dat moment niet over inzicht in de testcapaciteit.
Op 29 maart bleek uit een nieuwe inventarisatie van de Taskforce Diagnostiek, die op verzoek van het OMT was begonnen met het verruimen van de testcapaciteit, dat de op dat moment gevalideerde laboratoria in staat waren
veel meer testen uit te voeren dan op dat moment het geval. Op basis daarvan adviseerde het OMT op 30 maart om het restrictieve testbeleid te verlaten en per 6 april ook zorgmedewerkers buiten het ziekenhuis te testen bij klachten.
Kunt u aangeven wat de voornaamste redenen waren om niet in te gaan op het aanbod van deze grotere laboratoria?
Zie antwoord vraag 8.
Welke kwaliteits- en betrouwbaarheidscriteria worden er gehanteerd om als laboratorium in aanmerking te komen voor het verrichten van polymerase chain reaction (PCR)-tests in opdracht van de GGD-teststraten?
Voor het zelfstandig uitvoeren van SARS-CoV-2-diagnostiek wordt van de laboratoria verwacht dat ze voldoen aan een set kwaliteitsvoorwaarden. Deze zijn opgesteld door het RIVM. Het gaat hierbij om het voldoen aan de volgende kwaliteitscriteria:
Uitgebreide informatie over dit onderwerp is te vinden in de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI) richtlijn COVID-19.
Kunt u een overzicht geven van alle Nederlandse laboratoria met daarbij hun testcapaciteit voor PCR-testen op SARS-COV-2 en kunt u per laboratorium aangeven hoe zij scoren op de kwaliteits- en betrouwbaarheidscriteria en of deze zijn aangesloten bij de teststraten van de GGD?
De lijst van laboratoria die voldoen aan de kwaliteitseisen is te vinden in de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI) richtlijn Covid-19.6
Kunt u aangeven waarom het nu noodzakelijk is uit te wijken naar buitenlandse laboratoria en dit niet noodzakelijk was op 1 juni, bij aanvang van het bredere testbeleid?
Voor de zomermaanden gingen we uit van 30.000 testen per dag, zoals geschat door het RIVM. Dat konden de op dat moment gevalideerde laboratoria aan, mits de teststromen flexibel naar alle gevalideerde laboratoria konden worden gestuurd. Dit was de rol van het LCDK en het CoronIT-systeem was daarbij behulpzaam. Daarnaast is onder regie van de LCT vanaf mei gewerkt aan de verdere verruiming van de testcapaciteit, ter voorbereiding op het najaar. De volgende acties zijn genomen:
Begin van de zomer is in de LCT ook gesproken over het contracteren van buitenlandse laboratoria als extra optie, maar daarvoor was aan het begin, toen iedereen met klachten zich per 1 juni kon laten testen, nog geen noodzaak. De testvraag bleef nog ver achter bij de beschikbare testcapaciteit. Het RIVM heeft daar destijds ook over bericht in de media.
Er werden ca. 90.000 COVID testen afgenomen in week 24, in week 29 was dit 102.700 testen, in week 30, 135.000 testen. Pas in week 36 steeg dit naar 225.700 en in week 37 naar 259.000 testen. Omdat medio augustus bleek dat bovengenoemde acties vertraging opliepen en de vraag juist snel steeg, is besloten om alsnog buitenlandse laboratoria te contracteren. Daarbij is het feit meegewogen dat het contracteren van buitenlandse laboratoria vanwege de reistijd geen gunstig effect zou hebben voor de doorlooptijden.
Kunt u aangeven hoe deze buitenlandse laboratoria scoren op de kwaliteits- en betrouwbaarheidscriteria?
Alleen buitenlandse laboratoria die voldoen aan de kwaliteitscriteria zoals opgenomen in de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI) richtlijn Covid-19 worden toegevoegd aan de lijst.
Is er eerder in de periode 1 april tot nu overwogen uit te wijken naar het buitenland? Zo ja, waarom is deze overweging niet uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?
Ja, als aanvullende optie. Zie antwoord op vraag 12.
Klopt het dat het huidige tekort aan coronatesten al in mei werd aangekondigd door Speciaal Gezant Feike Sijbesma, zoals gesteld in het Follow the Money artikel van 11 september jl.? Zo ja, kunt u – indien beschikbaar – de correspondentie waarin dit staat met de Kamer delen?5
In de LCT is de vraag aan de orde gesteld, onder andere door de heer Sijbesma, of het nodig was om reeds voorbereidingen te treffen op een hogere testvraag als gevolg van asymptomatisch testen. Hierover is in de zomer het OMT om advies gevraagd op 16 juli. Het OMT heeft geadviseerd om onderzoek te doen naar de meerwaarde van het testen zonder klachten in drie situaties: in het kader van8 het reguliere bron- en contactonderzoek,9 in het kader van de teststraat op Schiphol en10 in het kader van CoronaMelder. Het onderzoek naar asymptomatisch testen in het kader van het reguliere bron- en contactonderzoek stond op het punt om te starten, maar door het gebrek aan testcapaciteit waren RIVM en de GGD’en genoopt om voorrang te geven aan testen van mensen met klachten. Dit onderzoek is daarom nog niet gestart, ik treed hierover in overleg met RIVM. Zodra de testcapaciteit toereikend is kan dit onderzoek worden gestart. De twee overige onderzoeken zijn half september beëindigd, bij het wijzigen van het testbeleid door schaarste. Het onderzoek naar asymptomatisch testen in het kader van de teststraat op Schiphol wordt binnenkort gedeeld met Uw Kamer. Het onderzoek naar asymptomatisch testen in het kader van CoronaMelder heeft gezien de korte periode en de op dat moment nog beperkte adoptiegraad onvoldoende kwalitatieve data opgeleverd om te analyseren.
Welke rol speelde de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM) in het wel of niet opschalen van de testcapaciteit bij meer laboratoria?
De voorzitter van de NVMM heeft samen met enkele deskundigen in maart op verzoek van het OMT het initiatief genomen tot oprichting van de taskforce diagnostiek met als doel de testcapaciteit te vergroten. De Taskforce zou aanvankelijk ook een coördinerende rol krijgen, maar deze werd uiteindelijk overgenomen door de LCT. Als voorzitter van de Taskforce is zij gevraagd deel te nemen aan de LCT, in een adviserende rol.
Kunt u de correspondentie tussen uw ministerie en de NVMM in de periode 1 maart jl. tot nu delen met de Kamer?
Voor zover ik heb kunnen nagaan is er geen sprake geweest van formele correspondentie tussen de NVMM en het ministerie. Zoals in antwoord 16 uitgelegd kreeg de Taskforce Diagnostiek een adviserende rol, niet de NVMM.
Kunt u een gedetailleerde uitleg geven hoe de berekening tot stand is gekomen dat in september 37.500, in november 55.000, in december 70.000 en in februari 85.000 testen per dag nodig zijn voor COVID-19 diagnostiek, zoals u meldt in uw brief van 28 augustus jl?6
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 2.
Waarom verwacht u in uw brief van 11 september jl. dat de testcapaciteit eind september al op 50.000 en eind oktober op 70.000 testen per dag zal zijn, terwijl deze verwachting afwijkt van uw verwachting zoals u die stelde in uw brief van 28 augustus jl.?7 8
In korte tijd zijn er contracten gesloten met buitenlandse laboratoria. Dit zorgt voor een verhoging van de testcapaciteit. Of dit voldoende is, is afhankelijk van de testvraag en of de momenteel ingeschakelde laboratoria testen kunnen blijven leveren. Per begin oktober was er laboratorium capaciteit voor ca. 56.500 COVID19 testen.
Kunt u de documenten van het RIVM waarin de berekeningen zijn gedaan voor de verwachting van de testcapaciteit zoals u die vermeldt in uw brieven van 11 september jl. en 28 augustus jl. de Kamer doen toekomen?9 10
Ja, zie bijlage.
Kunt u een overzicht geven van de verschillen tussen de berekeningen van de verwachte testcapaciteit zoals u die vermeldde in uw brieven van 11 september jl., van 28 augustus jl. en van 20 mei jl.?11 12 13
Aan alle gemelde schattingen van de testvraag in alle Kamerbrieven ligt dezelfde schatting van het RIVM ten grondslag. Om aan deze testvraag te kunnen voldoen, heb ik mij ingezet om de testcapaciteit op te schalen. Deze ontwikkelt zich dankzij recente en reeds eerder gestarte inspanningen opwaarts. Het is gelukt om eind september de verwachtte 50.000 COVID19 laboratorium capaciteit te hebben en eind oktober van 70.000 COVID19 testen beschikbaar te hebben.
Is er bij de berekeningen voor de benodigde testcapaciteit in uw brief van 28 augustus jl. en 11 september jl. ook geleerd van de testcapaciteit en het testbeleid van andere Europese landen, zoals Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland? Zo ja, hoe zijn deze berekeningen hierdoor veranderd? Zo nee, waarom niet?14 15
Zie antwoord op vraag 5.
Kunt u het op- en afschalen van het testbeleid vanaf 16 maart tot nu in een tijdslijn onder elkaar zetten waarbij u onder andere, maar niet uitputtend, de prioritering van beroepen, doelgroepen en de start van de teststraat op Schiphol betrekt?
12 maart
Aantal beschikbare testen zo optimaal mogelijk in zetten. Zorgmedewerkers richten zich op het vroeg opsporen van patiënten die een verhoogd risico hebben op ernstige ziekte. Het gaat hier met name om ouderen, patiënten die horen tot een van de risicogroepen en ernstig zieke patiënten met luchtwegklachten.
17 maart
Alleen zieke mensen en kwetsbare mensen testen. Niet personeel testen op advies van het OMT. Ook testen bij huisartsen.
6 april
Niet uitsluitend zorgmedewerkers met patiëntencontact en risicogroepen van patiënten binnen het ziekenhuis, maar ook zorgverleners en specifieke groepen buiten het ziekenhuis worden nu getest als ze klachten hebben (huisartsen, verpleeghuizen, gehandicaptenzorg, thuiszorg, jeugdzorg en ggz.).
6 mei
Personeel in het primair onderwijs en de kinderopvang kan door GGD getest worden bij (milde) klachten.
18 mei
Mantelzorgers, medewerkers in het OV en medewerkers van politie DJI, marechaussee en BOA’s kunnen ook getest worden.
1 juni
Iedereen met (milde) klachten kan zich laten testen. Er is capaciteit voor 30.000 testen per dag.
13 augustus
Reizigers op Schiphol kunnen zich laten testen in het kader van een proef.
17 augustus
De praktijktest van de Coronamelder is gestart. Deze loopt tot de landelijke introductie. Mensen kunnen zich na notificatie ook zonder klachten laten testen. Dat geldt alleen gedurende de testperiode in de 5 testregio’s.
11 september
Vanwege de druk op de labcapaciteit moet de teststraat op Schiphol tijdelijk worden gepauzeerd.
Daarnaast kunnen mensen uit de CoronaMelder zich alleen laten testen wanneer zij een melding hebben gekregen, als zij ook (milde) klachten hebben/ontwikkelingen.
18 september
Onderwijspersoneel en zorgmedewerkers met (milde)klachten kunnen zich met voorrang laten testen.
Kinderen van 0–12 jaar mogen zich wel, maar hoeven zich niet te laten testen bij milde verkoudheidsklachten.
Kunt u de tijdslijnen van het op- en afschalen van het testbeleid van andere Europese landen, waarvan minimaal Denemarken, Verenigd Koninkrijk en Duitsland, naast de tijdslijn van het op- en afschalen van het testbeleid in Nederland leggen?
De exacte momenten heb ik niet beschikbaar. Maar uit een verkenning blijkt dat de tijdslijn van het opschalen van het testbeleid veelal samenvalt met de mate waarin het aantal besmettingen toenam. In de tijd zien we dat Denemarken voorliep op het aantal besmettingen ten opzichte van Nederland, Denemarken is
dan ook eerder op gaan schalen. Het Verenigd Koninkrijk zat qua oplopend aantal besmettingen later in de tijd dan Nederland, daarmee zijn zij later gestart met het opschalen van het testbeleid.
Wat is het aantal tests in Nederland per dag per 1000 mensen ten opzichte van landen als Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland en indien er verschillen zitten in het aantal tests per 1000 mensen tussen Nederland en andere landen, hoe is dit verschil te verklaren?
In week 36 was het percentage positieve testen in België 2,25, in Duitsland 0,78, in Denemarken 0,38 en in het Verenigd Koninkrijk 0,86. Nederland had in week 36 een percentage positieve testen van 2,30, dit is iets hoger dan België. Uit ervaring weten we dat het aantal positief geteste personen toeneemt, wanneer het aantal geteste personen stijgt. Tegelijk is het zo dat het percentage positief geteste personen daalt, wanneer je meer test.
Wat is het aantal tests per bevestigde besmetting in Nederland ten opzichte van landen als Denemarken, Verenigd Koninkrijk en Duitsland en indien er verschillen zitten in het aantal tests per bevestigde besmetting tussen Nederland en andere landen, hoe is dit verschil te verklaren?
Denemarken is een vergelijkbaar land ten aanzien van sociaaleconomische ontwikkeling, culturele achtergrond en geografie. Denemarken liep voor in het aantal besmettingen en is er geslaagd deze met een restrictief beleid onder controle te krijgen. Dat maakt Denemarken voor Nederland een interessant land om ons mee te vergelijken. Tegelijk zijn er grote institutionele verschillen tussen Denemarken en Nederland in de wijze waarop de zorg is georganiseerd.
Wanneer zijn de inzichten gekomen waaraan u refereert in uw brief van 1 september jl. – betreffende de lessons learned – dat Denemarken een goed voorbeeld is aangaande het testbeleid en waarin u vier geleerde lessen geeft?16
Ja.
Herinnert u zich uw uitspraak in uw brief van 1 september jl. betreffende de lessons learned:«In de voorbije weken zijn wij aanvullend intensief in contact geweest met collega’s in Denemarken, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en België. Wij hebben vooral met deze landen contact omdat buitenlandse ervaringen vertaalbaar moeten zijn naar de Nederlandse context. Het is daarom vooral nuttig om te leren van vergelijkbare landen»?17
Nederland is op diverse terreinen continu in contact met andere landen, zowel in bilateraal als Europees verband. In de zomerperiode hebben mijn ambtenaren in het kader van de genoemde lessons learned veelvuldig contact gehad met genoemde landen in dat kader.
Zelf heb ik op 20 augustus gesproken met mijn Deense collega en op 31 augustus met mijn Duitse collega.
Wanneer zijn deze contacten met de betreffende landen geweest?
Naast de bilaterale contacten spreek ik mijn Europese collega’s regelmatig tijdens de informele Europese Gezondheidsraden. Hier worden diverse onderwerpen besproken. Ik informeer de Kamer hier altijd na afloop over. Zo is er onder andere op ministerieel niveau op 19 maart gesproken over teststrategieën. Ik heb uw Kamer hierover op 25 maart jl. geïnformeerd. Daarnaast vindt er op ambtelijk niveau regelmatig overleg in EU-verband plaats, ook over testbeleid en testcapaciteit.
Heeft u in de periode van 16 maart jl. tot nu ook andere gesprekken gevoerd met uw collega’s in Denemarken, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en België aangaande het testbeleid en de testcapaciteit? Zo ja wanneer vonden deze gesprekken plaats?
Hiervoor verwijs ik u graag naar de lessons learned brief, die ik recent aan uw Kamer stuurde23.
Uiteraard kijk ik altijd goed naar het beleid in de landen om ons heen, ten einde ons eigen beleid steeds te verbeteren.
Indien u in de periode van 16 maart jl. tot nu contact had met uw collega’s in Denemarken, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en België, welke lessen konden er volgens u worden getrokken tijdens deze gesprekken en had u deze kunnen toepassen op het vergroten van de Nederlandse testcapaciteit?
In de gesprekken ging het om de aanpak van de Covid-pandemie in brede zin. Ten tijde van deze gesprekken lag het besmettingscijfer relatief laag en was er geen aanleiding om heel specifiek te spreken over het prioriteren van onderwijspersoneel bij het testbeleid.
Is de prioritering van testen in zorg en onderwijs ter sprake gekomen tijdens deze gesprekken?
In Duitsland krijgt onderwijspersoneel niet generiek voorrang bij het testen. Wel is het zo dat onderwijspersoneel voorrang krijgt bij het testen wanneer hun scholengemeenschap is getroffen door een uitbraak. Bijvoorbeeld in Noordrijn-Westfalen kunnen leraren tot 9 oktober elke 14 dagen een gratis test krijgen. In Nederland kunnen docenten vanaf aanstaande maandag zich met voorrang laten testen. Dit was eerder in Nederland niet nodig omdat ik vind dat iedereen zich
snel moet kunnen laten testen. Maar vanwege de toename in de doorlooptijden bij de GGD’en vanwege de druk op de labcapaciteit, is deze voorrang voor docenten nodig.
Kunt u aangeven of Duitse deelstaten, zoals Noordrijn-Westfalen en Beieren, wel in staat zijn geweest om, in aanloop naar de start van het schooljaar, personeel in het onderwijs voorrang te geven en frequenter te testen? Zo ja, hoe verschilt dit met Nederland?
Hiervoor verwijs ik u naar twee Kamerbrieven, die ik recent aan uw Kamer stuurde over de tijdelijke aanpassing testbeleid covid-1924 en het OMT advies van 14 september.25 Voor de ontwikkeling van de testcapaciteit wil ik u ook verwijzen naar mijn brief van 13 oktober. De afgelopen weken lag de vraag naar testen hoger dan het aanbod. Dat lag met name aan de schaarse laboratoriumcapaciteit. Ik heb inmiddels extra capaciteit weten te organiseren, onder andere door met drie buitenlandse laboratoria contracten af te sluiten en ik zet in op het gepoold analyseren van testen. Ik verwacht komende tijd veel van de validatie en inzet van sneltesten en andere innovatieve testmethoden. En ik verwacht dat deze in november stapsgewijs ingezet kunnen worden.
Voor de iets langere termijn verwacht ik ook veel van innovatieve testmethoden. Deze zijn nu nog niet beschikbaar op de markt, maar wel in ontwikkeling. Deze testen zijn deels aanvullend, deels potentieel vervangend voor de huidige PCR-testen. Ik stimuleer dat ook financieel. Voorbeelden van dit soort testen zijn ademtesten en isotherme PCR testen.
Ik verwacht eind dit jaar meer te kunnen melden over de voortgang van de ontwikkeling en de bruikbaarheid van dit soort innovatieve testmethoden.
Schematisch ziet de ontwikkeling van vraag en aanbod de komende periode er als volgt uit:
Kunt u op basis van de lessons learned een tijdslijn maken voor de komende zes maanden met daarin de verwachte testcapaciteit, het daaraan gekoppelde testbeleid, de prioritering van doelgroepen en op welke wijze het testbeleid wordt aangepast wanneer eventueel besmettingen en de druk op de testcapaciteit toenemen of andere kritische indicatoren zoals vermeld in het coronadashboard worden bereikt?
Ja.
Herinnert u zich dat u bij uw persconferentie van 6 augustus jl. het beleid ten aanzien van vluchten uit oranje gebieden als volgt omschreef:«Eind volgende week hopen we een teststraat op Schiphol in te richten. En daarna ook op andere luchthavens. [...] Vliegtuig landt. Je stapt het vliegtuig uit. En daar staat een clubje mensen klaar die zegt: «Joh, je komt uit een oranje land. Dat betekent sowieso dat je twee weken in quarantaine moet gaan. Dus die voorlichting wordt al meteen bij de gate gedaan. En overigens: dáár moet je je even laten testen. Want áls je onverhoopt het virus hebt meegenomen dan moet je niet zomaar in quarantaine, dan moet je ook in isolatie. [...] Kortom, we gaan wel zorgen dat op Schiphol de «guidance» ook wel zo is, dat áls je uit een oranje land komt, dát je dan ook langs die teststraat gaat.»?18
Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen 44 t/m 46.
Deelt u de mening dat reizigers terecht de redelijke verwachting hadden enkele weken na uw persconferentie een test te kunnen doen op Schiphol na aankomst uit een risicogebied?19
Dat klopt, dit formele verzoek was 5 dagen voor de aankondiging. Aangezien het vliegverkeer pas laat van start is gegaan, leek het eerder niet nodig om passagiers te testen. Daarnaast adviseerde het OMT dat het alleen nuttig is om mensen zonder klachten testen in een proefsetting. Het OMT was dus niet direct voorstander van een teststraat op Schiphol.
Herkent u zich in de uitspraken van de GGD bij Nieuwsuur, waarin gemeld werd dat zij pas op 1 augustus het verzoek kregen op Schiphol een teststraat voor te bereiden? Zo ja, kunt u toelichten waarom dit verzoek pas daags voor uw aankondiging kwam?20
Bijgaand vindt u de officiële brief aan GGD Kennemerland. Deze is wel later verzonden dan het contact daarvoor is geweest.
Kunt u de communicatie omtrent het verzoek aan de GGD de teststraat op Schiphol in te stellen met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar de antwoorden op vragen 44 t/m 46
Kunt u aangeven wanneer de voorbereidingen voor het inrichten van de teststraat in gang zijn gezet? Kunt u stap voor stap aangeven hoe u heeft toegewerkt naar het inrichten van de teststraat conform uw aankondiging op de persconferentie van 6 augustus?
De teststraat is door GGD Kennemerland in een enorm korte periode opgezet. Er was afgesproken dat de teststraat beheerst opgeschaald zou worden. Op dat moment zat de GGD nog in de opstartfase, en was het onnodig om nogmaals een verzoek te doen om de teststraat verder op te schalen. Het testen van mensen zonder klachten is bovendien volgens het OMT minder belangrijk voor de bestrijding van de pandemie dan het testen van mensen mét klachten.
Herkent u zich in de uitspraak van de GGD op 18 augustus dat er op dat moment geen verzoek lag vanuit het Ministerie van VWS om de teststraat verder uit te breiden?21
Het voornemen was dat er – vanwege de ambitie om dit instrument breder in te zetten- opgeschaald kon worden. Echter, de labcapaciteit kwam zodanig onder druk te staan dat het testen van mensen zonder klachten, zoals op Schiphol, minder prioriteit kreeg. Opschaling was dus helaas geen optie.
Zo ja, hoe verenigt u die uitspraak met uw uitspraken op 26 augustus en aankondiging in uw Kamerbrief van 28 augustus waarin u zegt de teststraat beheerst te willen opschalen?22
Mijn verwachting was dat het testen van reizigers op Schiphol door kon gaan met opschalen, maar afhankelijk was van het beschikbaar komen van voldoende testcapaciteit en afhankelijk van de resultaten uit het onderzoek naar de effectiviteit van het testen van mensen zonder klachten. Dat bleek medio augustus helaas geen optie vanwege de druk op de labcapaciteit. De druk op de labcapaciteit was een voorname reden om te besluiten dat er voorlopig verder niet opgeschaald kon worden. Het testen van mensen zonder klachten is volgens het OMT minder belangrijk voor de bestrijding van de pandemie dan het testen van mensen mét klachten. De testcapaciteit dient immers zo efficiënt mogelijk te worden ingezet: welk gebruik van de testcapaciteit levert het meest op voor de bestrijding?
Kunt u de Kamer uw verzoek c.q. instructie tot opschalen vanaf 600 geteste reizigers (het niveau van 18 augustus) toesturen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 41.
Kunt u aangeven wanneer u voor het eerst besloot het testen bij aankomst op Schiphol niet voor iedereen open te willen stellen? Kunt u ook de afwegingen delen die tot dit besluit hebben geleid?
Zie antwoord vraag 41.
Wanneer, en op basis van welke ontwikkelingen, besloot u om uw voornemen uit uw aankondiging op 6 augustus, waarin u stelde dat iedere reiziger uit een oranje gebied getest zou worden, juist naar beneden bij te stellen?
Op 31 juli adviseerde het OMT om in het kader van lopend onderzoek naar testen van mensen zonder klachten ook studie te doen naar reizigers uit risicogebieden en na te gaan in hoeverre asymptomatisch testen een mogelijkheid is voor reizigers die uit een gebied waarvoor vanwege coronarisico’s een «oranje» reisadvies geldt komen. Dit onderzoek moest duidelijk maken of testen van asymptomatische reizigers in risicogebieden meteen bij binnenkomst een effectieve maatregel is om de import van het COVID-19 uit deze gebieden te voorkomen. Een overweging daarbij was dat dit eventueel kon bijdragen om de quarantaineperiode te verkorten en daarmee de naleving te verbeteren. De reden voor dit nader onderzoek is dat het risico op vals negatieven in de tests tot schijnzekerheid kan leiden.
Het kabinet heeft uw Kamer op 31 juli laten weten dat gelet op dit advies een aantal stappen gezet zouden worden, waaronder testen in een vrijwillige steekproefsgewijze testsetting, bijvoorbeeld op Schiphol of andere luchthavens. Daarbij heeft het kabinet nadrukkelijk gezegd te zullen kijken naar de implicaties voor de personele- en testcapaciteit van de GGD’en alsmede naar de gevolgen voor de verschillende uitvoeringsprocessen op luchthavens. Vanaf dat moment is gestart om deze mogelijkheid te verkennen, in samenspraak met GGD Kennemerland.
In de brief van 6 augustus heb ik u gemeld dat met deze teststraat er ook een kans lag om nader onderzoek te doen naar de effectiviteit van asymptomatisch testen, en dat het daardoor ook begeleid zou worden door het RIVM. In latere brieven en tijdens de persconferentie had ik nogmaals kunnen benadrukken dat de teststraat op Schiphol nog steeds onderdeel uitmaakte van een proef waarbij de meerwaarde van testen zonder klachten werd onderzocht.
In de loop van de maand augustus bleek door de toegenomen druk op de testcapaciteit het niet mogelijk om verder op te schalen, zoals aanvankelijk wel de intentie was. Daarom heb ik in mijn brief van 11 september besloten om het testen van mensen zonder klachten tijdelijk te stoppen, waaronder bij reizigers op Schiphol. Op basis van de resultaten van het onderzoek en de labcapaciteit, en de ontwikkelingen m.b.t. innovatieve testmethoden, zal worden bezien of de Schiphol teststraat weer wordt geopend en of reizigers wederom getest gaan worden. Op 14 september heeft het OMT geadviseerd over de prioritering van doelgroepen vanwege een dringend tekort aan test capaciteit waardoor (tijdelijk) prioritering van testen noodzakelijk is. Daarin heeft zij geadviseerd om bij schaarste in de testcapaciteit inkomende reizigers op Schiphol niet meer routinematig te testen, omdat het testen van personen zonder klachten niet als prioriteit wordt beschouwd door het OMT. Dit zie ik als een ondersteuning van mijn besluit op 11 september om de Schiphol teststraat tijdelijk te stoppen. Deze prioritering is opgesteld vanuit het oogpunt van infectieziektebestrijding.
Kunt u aangeven wanneer u voor het eerst het testen bij aankomst op Schiphol niet als algemeen geldend beleid omschreef, maar als een «proef»? Wanneer is besloten de teststraat op Schiphol enkel in te zetten als «proef»? Was dit voor of na de uitspraak van GGD-directeur Publieke Gezondheid Sjaak de Gouw in het programma Op1 van 26 augustus dat het louter om een proef zou gaan, en de intentie er helemaal niet was om op te schalen?23
Zie antwoord vraag 44.
Klopt het dat in uw Kamerbrief van 11 september jl. waarin u aankondigde dat de «proef» met testen op Schiphol per direct gestopt wordt, tevens de eerste keer is dat u in Kamerbrieven, antwoorden op schriftelijke vragen of andere communicatie met de Kamer duidelijk maakt dat de teststraat op Schiphol als proef bedoeld is? Zo nee, kunt u aangeven wanneer u de Kamer eerder informeerde over het feit dat de teststraat op Schiphol slechts als proef bedoeld is?24
Zie antwoord vraag 44.
Indien de intentie altijd was om de teststraat enkel als proef voor een klein deel van de reizigers aan te merken, waarom is er dan voor gekozen om dit tijdens de persconferentie op 6 augustus niet te vermelden?
Dit was een besluit vanwege de druk op de testcapaciteit, en het feit dat we de testcapaciteit op de meest zinvolle manier moeten inzetten. Het testen van mensen zonder klachten mag er niet toe leiden dat mensen mét klachten zich niet kunnen laten testen. Maar ook omdat hiermee de opgehaalde gegevens geanalyseerd kunnen worden.
Is uw besluit van afgelopen weekend om de teststraat op Schiphol tijdelijk te sluiten een gevolg van een gebrek aan testcapaciteit, of is de «proef» over het asymptomatisch testen afgerond? Indien het laatste het geval is, waarom is er niet eerder gecommuniceerd tot wanneer de proef zou duren?
Er is zijn twee vragen aan het RIVM gesteld; 1. Wat is de meerwaarde van het testen van binnenkomende reizigers, mensen zonder klachten, die uit een oranje/rood risicogebied komen? 2; Wat is de invloed op de quarantaine bereidheid van mensen van de teststraat op Schiphol? Beiden vragen vergen eigenlijk langer onderzoek dan één maand. We hebben wel een analyse ontvangen van het RIVM over de resultaten uit de teststraat op Schiphol en van de reishistorie bij nieuw gediagnosticeerde patiënten in Nederland. Deze ontvangt u bij de kamerbrief van 13 oktober. Het onderzoek op vraag 2 heeft nog niet kunnen starten, omdat de teststraat alweer gesloten is.
Kunt u de precieze onderzoeksopzet van de proef delen met de Kamer? Kunt u bovendien de gestelde hypotheses, de verwachte looptijd, de gehanteerde variabelen en de (tussentijdse) conclusies hiervan delen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben het met dhr. Rouvoet eens dat een proef inderdaad deze afspraken vergt. Deze afspraken zijn ook gemaakt met GGD Kennemerland en het RIVM. Echter, de teststraat op Schiphol moest erg snel opgezet worden, er zijn afspraken gemaakt met GGD Kennemerland waarmee de GGD zeer snel aan de slag is gegaan. De onderzoeksopzet is pas gaandeweg ontwikkeld.
Deelt u de mening van GGD GHOR-voorzitter André Rouvoet dat een proef goede afspraken vereist over omvang, duur en de vraag wanneer men de test als geslaagd beschouwt? Zo ja, kunt u verklaren waarom de GGD GHOR, blijkens de uitspraken van de heer Rouvoet, niet op de hoogte was van dergelijke afspraken?25
Nee, deze contacten zijn mondeling gebeurd, vanwege het vereiste tempo. Deze exacte opzet en aanpak is ontwikkeld en uitgewerkt door de GGD Kennemerland mede in overleg met het RIVM.
Kunt u deze afspraken – over omvang, duur en doel van de proef met asymptomatisch testen op Schiphol – met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Deze vraag kan ik niet plaatsen. Ik kan u vertellen dat 1,7% van de geteste reizigers op Schiphol positief bleek. Er zijn 19.119 mensen getest.
Hoeveel mensen die positief testten bleken achteraf niet besmet en andersom?
Dat is afhankelijk van of de druk op testcapaciteit afgenomen is, en van de conclusies uit het onderzoek naar de teststraat. Aangezien het testen van reizigers niet de hoogste prioriteit heeft, vind ik het belangrijk dat eerst de mensen die wel klachten hebben zich weer laagdrempeliger kunnen laten testen, met kortere doorlooptijden. Daarnaast moeten reizigers uit oranje en rode reisgebieden gewoon nog 10 dagen in quarantaine, daarmee zijn zij dus geen directe bedreiging voor de verspreiding van het virus. Over het opnieuw openen kan ik dus vooralsnog geen uitspraken doen.
Wanneer gaat u de teststraat op Schiphol weer openstellen? En wanneer is een test bij aankomst uit een oranje gebied beschikbaar voor elke reiziger?
Het aantal testen afgenomen op internationale luchthavens in Duitsland is mij niet bekend. Wel is bekend dat vanaf begin oktober het plan is dat alle reizigers vanuit risicogebieden verplicht vijf dagen in quarantaine moeten, welke alleen kan worden opgeheven door een negatieve test. Ook zijn in Duitsland de gratis tests voor alle reizigers uit het buitenland sinds 15 september afgeschaft. Deze veranderingen zijn doorgevoerd omdat te veel laboratoriumcapaciteit werd verbruikt.
Hoeveel testen zijn in Duitsland op internationale luchthavens afgenomen sinds het instellen van een algemene testverplichting voor reizigers uit oranje gebieden in dat land?26
Het is mij niet bekend dat er op Frankfurt Airport 300 testen per uur werden uitgevoerd. Wel lees ik in het door u verwezen artikel dat er 2.000 testen per dag werden uitgevoerd. Op Schiphol waren dit er ca. 600–1.000 per dag. Daarnaast heb ik begrepen dat de gratis testen op de Duitse luchthavens sinds 15 september weer zijn afgeschaft, omdat er te veel laboratoriumcapaciteit werd verbruikt.
Kunt u specifiek aangeven waarom Frankfurt Airport, in omvang vrijwel gelijk aan Schiphol, sinds 29 juni in staat is 300 tests per uur aan te bieden en op Schiphol dit maanden later niet mogelijk is geweest?27
Ik heb contact gehad met Duitsland over testcapaciteit in algemene zin, niet specifiek over testfaciliteiten op luchthavens. Zodra het mogelijk zou zijn om weer op te starten, ben ik bereid contact op te nemen met de Duitse collega’s.
Heeft u met Duitsland contact gehad voor samenwerking of advies ten aanzien van de testfaciliteiten op luchthavens? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit alsnog te doen?
Op Eindhoven Airport zijn dat bij grove benadering 60.000 reizigers. Dat komt dus neer op ongeveer 1.500 per dag. In Rotterdam/The Hague Airport kwamen er ca. 300 reizigers per dag aan uit oranje reisgebieden. Deze cijfers zeggen niets over de aard en het doel van de reis. Het is mij niet bekend of het om een noodzakelijke of niet-noodzakelijk reis ging en of de reiziger uit een risicogebied kwam
Hoeveel reizigers zijn uit oranje gebieden in Nederland sinds 6 augustus aangekomen op Eindhoven Airport? En hoeveel reizigers op Rotterdam The Hague Airport?
Omdat we op dat moment signalen kregen dat de laboratorium capaciteit onder druk kwam te staan én de proef op Schiphol nog liep. Verder opschalen in Nederland was op dat moment niet verstandig, dat zou dan immers ten koste gaan van testen van mensen met (milde) klachten.
Waarom is op de andere luchthavens van nationale betekenis geen corona-aanpak met informeren van reizigers en testen tot stand gekomen?
De GGD bepaalde vooraf welke vluchten langs de teststraten moesten gaan. Dit werd gedaan onder andere op basis van landen waar zij van verwachtten dat de risico’s het grootst waren. Gedurende de hele periode is getracht op basis van de beschikbare capaciteit op de teststraat reizigers te wijzen op de quarantaineregel en de teststraat. Vuistregel was dat er evenveel reizigers werden benaderd als dat er getest konden worden.
Hoe moet uw uitspraak op 6 augustus jl. worden geduid dat iedere reiziger uit een oranje gebied bij de gate een clubje mensen aan zou treffen die zouden wijzen op de quarantaineregel en de teststraat? Herkent u het beeld dat bij verreweg de meeste vluchten uit oranje gebieden er helemaal niemand bij de gate stond om hierop te wijzen? Zo nee, in welk percentage van de aangekomen vluchten uit oranje gebieden stond «een clubje mensen» bij het uiteinde van de gate om reizigers te wijzen op quarantaine en teststraat?28
Ja.
Herinnert u zich dat u op 31 juli jl. de Kamer meldde dat reizigers nadrukkelijker gewezen zouden worden op het belang de quarantaine in acht te nemen, en tevens aankondigde dat steekproefsgewijs gecontroleerd zou gaan worden of dit ook daadwerkelijk gebeurde?29
Alle passagiers uit hoog risico gebieden ontvangen in het vliegtuig een brief waarin zij geïnformeerd worden over de quarantainemaatregelen.
Kunt u aangeven waaruit blijkt dat reizigers nadrukkelijker geïnformeerd zijn over de quarantaine?
Passagiers zijn sinds 1 juli verplicht een gezondheidsverklaring in te vullen. Sinds 1 juli wordt op de luchthavens steekproefsgewijs gecontroleerd of passagiers de gezondheidsverklaring hebben ingevuld en of zij op de hoogte zijn van de in Nederland geldende maatregelen.
Ik heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd over mijn voornemen te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om reizigers uit risicogebieden te registreren en na te bellen. Het onderzoek hiernaar loopt, er zijn verschillende mogelijkheden onderzocht. Er zijn echter diverse juridische obstakels ten aanzien van privacywetgeving die het registreren en nabellen compliceren. Inmiddels loopt er ook een verkenning naar een digitaal systeem voor registratie.38 U zult op korte termijn nader geïnformeerd worden over de voortgang hieromtrent.
In de voortgangsbrief van deze week aan de Tweede Kamer wordt u hierover nader geïnformeerd.
Kunt u aangeven of dit steekproefsgewijs controleren van de naleving van quarantaine ook daadwerkelijk gebeurd is? Zo ja, kunt u aangeven in hoeverre de quarantaine inderdaad in acht wordt genomen door terugkeerders uit oranje gebieden?
Gezondheidsverklaringen worden niet verzameld, maar slechts gecontroleerd door verschillende betrokken partijen, zoals de luchtvaartmaatschappijen in verband met privacy. Zeer binnenkort zullen reizigers de mogelijkheid hebben om bij het online inchecken hun gezondheidsverklaring digitaal in te vullen. Bij de organisatie van dit proces wordt ervoor gezorgd dat dit in overeenkomst is met alle geldende wet- en regelgeving op het gebied van gegevensbescherming.
Kunt u aangeven op welke wijze de afgelopen zomer de gezondheidsverklaring reizigers is gehandhaafd op Nederlandse luchthavens? Zijn deze verklaringen ingenomen bij reizigers bij het boarden en bij aankomst, zoals gemeld op de website van de rijksoverheid? Zo nee, waarom niet?30
Zie antwoord vraag 62.
Indien gezondheidsverklaringen worden verzameld, wat gebeurt er dan met de gegevens op ingenomen gezondheidsverklaringen?
Voor alle reizigers per vliegtuig (dus ongeacht welk reisadvies voor plaats van vertrek van kracht is) geldt dat zij bij vertrek en aankomst in Nederland moeten beschikken over een ingevulde gezondheidsverklaring. Dus 2 formulieren voor een retourvlucht. Reizigers kunnen worden gecontroleerd bij aankomst op de luchthaven, op de luchthaven zelf en bij het inchecken en boarden. Ook vinden bij het boarden op Schiphol visuele inspecties plaats door een ruime steekproef. Daarnaast geldt een intensief regime voor reizigers die aankomen op Schiphol uit regio’s waarvoor vanwege de verspreiding van het coronavirus een oranje reisadvies (hierna: risicogebied) geldt. Zo wordt aan alle reizigers die uit een risicogebied komen een brief uitgedeeld die hen wijst op het feit dat voor hen de 10-daagse thuisquarantainemaatregel geldt en informeert over de testmogelijkheden bij het ontwikkelen van klachten verwant aan COVID-19. Ook voeren aanwezige medewerkers van de GGD op Schiphol willekeurige en steekproefsgewijze visuele waarnemingen uit om reizigers extra te controleren. Luchtvaartmaatschappijen worden aangesproken als zij onvoldoende controles uitvoeren op het bezit van een gezondheidsverklaring. Zeer binnenkort zullen reizigers vliegend met Nederlandse luchtvaartmaatschappijen hun gezondheidsverklaring digitaal bij het inchecken moeten invullen. Daarmee is het voor Nederlandse luchtvaartmaatschappijen automatisch geregeld dat een passagier een gezondheidsverklaring heeft.
Het is dus niet zo dat reizigers in zijn geheel niets merken van de coronamaatregelen en nergens een gezondheidsverklaring moeten tonen. Dit verschilt van reiziger tot reiziger. In deze zin is dit vergelijkbaar met iedere andere maatregel.
Herkent u zich in het beeld uit meerdere journalistieke reportages waarin reizigers aangeven zogenaamd niets te merken van coronamaatregelen en bijvoorbeeld nergens een gezondheidsverklaring hebben hoeven te tonen?31 32
De gezondheidsverklaring vervult een goede rol in het veilig en gezond mogelijk maken van een vliegreis. Er wordt in voldoende mate gezorgd dat de gezondheidsverklaring het beoogde effect heeft. De digitalisering van de gezondheidsverklaring zal het effect in positieve mate beïnvloeden. Zie verder het antwoord op vraag 64.
In hoeverre verwacht u effect van de gezondheidsverklaring reizigers indien deze in de praktijk zelden aan reizigers gevraagd wordt?
Ja.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk en zo spoedig als mogelijk beantwoorden, maar in ieder geval voorafgaand aan het debat over corona en internationaal reizigersvervoer op 22 september aanstaande?
De Nederlandse stilte ten aanzien van het historische vredesakkoord in het Midden-Oosten |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het vredesakkoord dat Israël, de Verenigde Arabische Emiraten en Bahrein vandaag in Washington D.C. sluiten? Deelt u de mening dat dit een historische gebeurtenis is, vergelijkbaar met de vredesakkoorden met Egypte (1977) en Jordanië (1994)?
Het zijn historische akkoorden, die het kabinet verwelkomt. Na de Oslo-akkoorden tussen Israël en de PLO, waarmee de PLO Israël erkende, en de vredesverdragen tussen Israël en Egypte en tussen Israël en Jordanië, waarmee formeel een einde kwam aan de vijandigheden tussen die landen, zijn er met deze akkoorden twee Arabische landen bij gekomen die hebben verklaard formele betrekkingen aan te willen gaan met Israël. Dit verbreedt de erkenning van Israël in de Arabische regio, en draagt bij aan de regionale stabiliteit en welvaart.
Ik heb de ministers van Buitenlandse Zaken van Israël en de Verenigde Arabische Emiraten gefeliciteerd, en de ondertekening van de beide akkoorden op 16 september verwelkomd. De EU heeft beide akkoorden verwelkomd met gezamenlijke verklaringen op 15 augustus1 en 12 september.2
Deelt u de mening dat deze vredesakkoorden de stabiliteit in het Midden-Oosten verbeteren en dat een dergelijke verbetering in de «ring van instabiliteit» rondom Europa ook Nederland ten goede komt?
Zie antwoord op vraag 1.
Hoe beoordeelt u de rol van de Amerikaanse president in de totstandkoming van deze succesvolle vredesonderhandelingen?
Deze akkoorden zijn een belangrijk diplomatiek succes voor de VS, wiens betrokkenheid van groot belang is geweest. Deze normaliseringsakkoorden volgen op eerdere toenadering en samenwerking achter de schermen tussen Israël, de Verenigde Arabische Emiraten en Bahrein, op initiatief van de betrokken landen zelf en met steun van de opeenvolgende Amerikaanse regeringen. Dit was onder meer het gevolg van gedeelde zorgen over de rol van Iran, maar ook omdat de Verenigde Arabische Emiraten, Bahrein en Israël voordeel zagen bij samenwerking op andere terreinen.
De huidige Amerikaanse regering heeft toenadering tussen Israël en Arabische landen een belangrijk onderdeelgemaakt van diens inzet voor het Midden-Oosten, zoals bijvoorbeeld bleek uit de aanwezigheid van een Israëlische delegatie bij de bijeenkomst in Manama waarbij de VS het economisch deel van diens vredesplan presenteerde. Dit gold ook voor de bijeenkomsten van het Warschau-proces, het initiatief van de Verenigde Staten om samenwerking in het Midden-Oosten op onder meer terrorismebestrijding veiligheid, energiezekerheid te bevorderen, waaraan onder meer Nederland, de EU, de VS, Israël, Saudi Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten en Bahrein deelnemen.
De Verenigde Arabische Emiraten hebben gezegd het besluit tot aangaan van diplomatieke betrekkingen juist nu gezet te hebben om Israël te weerhouden van het uitvoeren van eenzijdige annexatie van delen van de Westelijke Jordaanoever. Het idee van annexatie kwam prominent naar voren in de afgelopen Israëlische verkiezingen, mede door de presentatie van de Amerikaanse plannen voor het Midden-Oosten vredesproces begin dit jaar. Nadat Israël en de Verenigde Arabische Emiraten hun akkoord bekend maakten, heeft Bahrein aangegeven ook diplomatieke relaties met Israël aan te willen gaan.
Waarom denkt u dat deze Amerikaanse president in staat is geweest dit vredesakkoord te bereiken, terwijl vorige presidenten dat kennelijk niet waren?
Zie antwoord vraag 3.
Ziet u lessen die Nederland hieruit kan trekken voor het buitenlands beleid?
De akkoorden tonen het belang van het aangaan en waar mogelijk verdiepen van de dialoog met andere landen om te onderzoeken waar gedeelde belangen liggen, ook al is er op sommige terreinen sprake van verschil van inzicht. Nederland is daarom ook voorstander van het benutten van alle instrumenten die de EU heeft om de dialoog met Israël en de Palestijnse Autoriteit te voeren, inclusief het organiseren van een Associatie Raad met Israël. Het organiseren van een Associatie Raad biedt de mogelijkheid om de samenwerking tussen de EU en Israël, binnen de grenzen van 1967, te versterken. Het biedt ook de kans om over zaken te spreken waar we het niet noodzakelijkerwijs eens zijn, zoals bijvoorbeeld het nederzettingenbeleid.
Waarom is er geen Nederlandse afgevaardigde bij de vredesceremonie die vandaag in Washington D.C. plaatsvindt, terwijl de Hongaarse Minister van Buitenlandse Zaken Szijjártó wel aanwezig is? Welk signaal geeft het kabinet hiermee af met betrekking tot de waarde die Nederland hecht aan de verbetering van de stabiliteit in het Midden-Oosten?
De Verenigde Staten bepaalden het uitnodigingsbeleid, waarbij een dwarsdoorsnede van de EU-lidstaten was uitgenodigd, waarvan alleen Hongarije op ministerieel niveau. De andere uitgenodigde EU lidstaten waren Duitsland, Frankrijk, Italië, Denemarken, Ierland, Griekenland, Oostenrijk, Polen, Zweden, Bulgarije en Slovenië.
Waarom koos dit kabinet ervoor om de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking – met hoofddoek – als plaatsvervangend Minister van Buitenlandse Zaken op audiëntie bij de president van de Islamitische Republiek Iran te laten komen, een regime dat vreedzame demonstranten als Navid Afkari executeert? Is het in dat licht niet vreemd dat de Minister van Buitenlandse Zaken wél acte de présence geeft in een land dat het Westen vijandig gezind is, maar verzuimt af te reizen naar de ceremonie van een succesvol vredesakkoord, gesloten onder leiding van onze bondgenoot de Verenigde Staten? Hoe beoordeelt u deze discrepantie?
Minister Kaag reisde in februari 2018 af naar Iran, Oman en Saudi-Arabië als Minister van Buitenlandse Zaken, ter uitvoering van afspraken die onder Minister Zijlstra gemaakt waren, gericht op het onderhouden van de bilaterale diplomatieke verhoudingen en regionale veiligheid. Het kabinet is van mening dat het beter is in gesprek te blijven, ook met partijen waarmee het niet op alle vlakken eens is.
Het bericht 'Coronaregels overtreden maar Van Rooi Meat krijgt geen straf: gemeenteraad wil opheldering' |
|
Paul Smeulders (GL), Laura Bromet (GL) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Bas van 't Wout (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Coronaregels overtreden maar Van Rooi Meat krijgt geen straf: gemeenteraad wil opheldering»?1
Ja, ik heb het bericht gelezen.
Wat vindt u ervan dat de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost ervoor koos om Van Rooi Meat niet te bestraffen? Vindt u ook dat ook slachterijen zich aan de coronaregels moeten houden?
Zoals aangegeven in antwoorden op vragen van het lid Wassenberg2 d.d. 12 augustus 2020 is Van Rooi Meat na de sluiting weer gefaseerd opgestart met klachtenvrije en negatief geteste medewerkers. Aan de herstart van de werkzaamheden is een test met een testgroep van aanvankelijk 300 personen op verschillende afdelingen vooraf gegaan, in de dagen erna oplopend in omvang. De snelheid van de fasering in deze opstart was afhankelijk van de beschikbaarheid van (commerciële) testcapaciteit en de beoordeling van deze testresultaten door de Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD). De beschikbaarheid van (commerciële) testcapaciteit was ruimer voorhanden dan vooraf ingeschat. De te nemen maatregelen, zowel materieel als procedureel, waren goed en deskundig uitgevoerd.
Het daadwerkelijk starten van het volledige productieproces was afhankelijk van de testresultaten, van ziektebeelden (informatie van bedrijfsartsen) en de te nemen maatregelen door het bedrijf. Hiervoor is in de casus Van Rooi Meat ingestoken op een integrale aanpak van de gezondheidsproblemen; in het bedrijf is vooraf alles op orde gebracht, maar ook het reizen en wonen van de medewerkers moet volgens afspraak uitgevoerd worden.
De voorzitter van de veiligheidsregio heeft een afweging gemaakt en besloten het bedrijf een waarschuwing te geven en geen sanctie op te leggen voor het feit dat er vooraf geen melding is gemaakt van het daadwerkelijk bij de controle aanwezige aantal personen. Aan de overige afspraken werd wel voldaan en de situatie werd als voldoende veilig en verantwoord geacht.
Had het bedrijf niet gesloten moeten worden toen bleek dat er teveel mensen aan het werk waren?
Zie antwoord vraag 2.
Wordt er bij slachterijen soepeler omgegaan met de regelgeving om ze niet in de problemen te brengen? Wat zouden de gevolgen voor veehouders zijn als meerdere slachterijen de deuren moeten sluiten?
Nee, dat is niet het geval. Indien er in een slachterij een situatie ontstaat die een bedreiging voor de volksgezondheid vormt, zal daar onmiddellijk actie op worden ondernomen door de veiligheidsregio, met betrokkenheid van de GGD en desgewenst met hulp van de Inspectie SZW en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
Als meerdere slachterijen de deuren moeten sluiten dan heeft dat gevolgen voor de beschikbare slachtcapaciteit in Nederland. Slachthuizen organiseren met elkaar dat het tekort aan capaciteit zoveel mogelijk op wordt gevangen.
Is de Inspectie SZW betrokken bij de beoordeling van de veiligheid van de werknemers bij Van Rooi Meat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is het oordeel van de Inspectie?
De werkgever is verantwoordelijk voor gezonde en veilige werkomstandigheden. Zoals aangegeven in het antwoord op vragen van het lid Wassenberg3 d.d. 12 augustus 2020 is de Inspectie SZW op vrijdag 31 juli jl. op verzoek van de GGD, onaangekondigd langs gegaan bij Van Rooi Meat in Helmond en Someren. In Helmond heeft de Inspectie SZW geen onregelmatigheden gevonden.
Is er op dit moment nog steeds extra aandacht van de Inspectie SZW voor de situatie in slachterijen, kunt u garanderen dat er in alle slachterijen op dit moment veilig wordt gewerkt? Hoe staat het met de uitvoering van de motie Smeulders-Bromet?2
Zoals aangekondigd in de brief over de kabinetsreactie op de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten5, werken de veiligheidsregio’s op dit moment samen met de landelijke toezichthouders en de meest betrokken departementen aan de inrichting van een nieuw samenwerkingsplatform bij het Landelijk Operationeel Team Corona (LOT-C).
Sinds 1 september 2020 is het landelijke samenwerkingsplatform operationeel. Het landelijke samenwerkingsplatform bereidt – met respect voor de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verschillende partijen – een gecoördineerde inzet voor op het regionale niveau om snel te kunnen optreden bij een uitbraak in een bedrijf of een sector, zoals recent bij slachthuizen en zoals verzocht in motie Smeulders en Bromet6.
De Inspectie SZW en de NVWA werken nauw samen bij de aanpak van de problematiek rondom eerlijk, veilig en gezond werk in slachthuizen.
De NVWA is als werkgever verantwoordelijk voor een veilige werkomgeving voor haar medewerkers en de officiële assistenten van de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS). De NVWA neemt maatregelen als hun veiligheid in het geding is. De signalen van de NVWA worden door de Inspectie SZW meegenomen om op basis van risicogericht toezicht de bedrijven waarbij een inspectie plaatsvindt te selecteren. Ook zijn er gezamenlijk afgestemde inspecties tussen de NVWA en de Inspectie SZW. Bij het monitoren van de veiligheid van slachterijen leveren de GGD-en en de veiligheidsregio’s een belangrijke rol.
Het artikel 'Strengere controle coronaregels in het OV' |
|
Corrie van Brenk (PvdA) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Strengere controle coronaregels in het OV»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Hoe verhoudt het doel van de nieuwe campagne van OV-NL, namelijk het doen toenemen van de bezettingsgraad van het openbaar vervoer tot 80%, zich tot de aanbeveling van de overheid om zoveel mogelijk thuis te werken als het kan (wat overigens ook genoemd wordt in het geactualiseerde OV-protocol)?2 3
In de periode tussen de door uw Kamer gestelde vragen en de beantwoording hebben zich een aantal belangrijke ontwikkelingen voorgedaan. Zoals u wellicht hebt vernomen is de gehele campagne van OV-NL op 25 september jl. door de sector tijdelijk stilgelegd4. Met de oplopende besmettingsaantallen is door de sectorpartijen geconstateerd dat een oproep tot reizen (in welke vorm dan ook) nu niet gepast is. Ook is uw Kamer op 28 september geïnformeerd5 over nieuwe landelijke maatregelen die nodig zijn om de verspreiding van het virus te voorkomen. Onderdeel hiervan is een oproep aan mensen om reisbewegingen zoveel mogelijk te beperken.
De campagne riep mensen overigens niet op méér te gaan reizen of minder thuis te werken, maar om bij reizen die zij moeten of willen maken weer vaker voor het OV te kiezen. Het mijden van te grote drukte blijft daarbij een belangrijk uitgangspunt. De campagne sluit aan op het besluit van het kabinet dat vanaf 1 juli in principe alle zitplaatsen en aangewezen staanplaatsen in bus, trein, tram, metro en waddenveren weer beschikbaar zijn. Er zijn afspraken gemaakt en maatregelen getroffen om verantwoord met het OV te kunnen reizen, onder meer vastgelegd in het OV protocol «Verantwoord blijven reizen in het openbaar vervoer». De doelstelling was overigens niet een bezettingsgraad van 80% van de OV-voertuigen, maar om 80% van het aantal reizigers te vervoeren dat vóór corona met het OV reisden. Het voorkomen van drukte, goede spreiding over de dag en het dragen van een niet-medisch mondkapje bleven daarbij de uitgangspunten.
Hoe verhoudt het genoemde doel zich tot het streven van de overheid de verspreiding van het coronavirus zoveel mogelijk in te dammen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt het genoemde doel zich tot het streven van de overheid om, waar mogelijk, samenscholingen en mensenmassa’s te voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Is het genoemde doel van een toename tot 80% ook het doel van de regering?
Het streefgetal van de sector is bekend bij de regering. Het is een streven dat is afgestemd met de decentrale overheden en het ministerie (opdrachtgevers van de ov-bedrijven) in het NOVB (nationaal OV-beraad). Het uiteindelijke gezamenlijke doel is de verspreiding van het virus zoveel mogelijk te voorkomen en verantwoord reizen mogelijk te maken binnen de huidige adviezen van het kabinet, waarbij spreiding over de dag en het mijden van de spits belangrijk blijft.
Wat betekent een bezettingsgraad van 80% voor de door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) genoemde risicogroepen, zoals 70-plussers?
De adviezen van het RIVM voor kwetsbare groepen zijn ongewijzigd en blijven van toepassing. Met het maatregelenpakket van 28 september jl. is de oproep aan alle mensen om reisbewegingen zoveel mogelijk te beperken.
Is een bezettingsgraad van 80% haalbaar als mensen zoveel mogelijk thuiswerken?
Zoals ook aangegeven bij de beantwoording van vraag 2 betrof het streven niet een bezettingsgraad van 80% in het OV, maar was de ambitie om weer 80% van het aantal reizigers van vóór corona te vervoeren. Met de oproep van 28 september om weer zoveel mogelijk thuis te werken en zoveel mogelijk de reisbewegingen te beperken, is de doelstelling van 80% van het aantal reizigers van voor Corona op dit moment niet reëel en wenselijk. Daarom is de campagne op 25 september jl. stilgelegd.
Draagt de overheid bij aan de genoemde campagne?
De campagne van de sector bestaat uit twee lagen. De eerste betreft de laag die inspeelt op het gevoel van reiziger en door tv-commercials te laten zien dat het verantwoord is om te reizen met het OV. De tweede laag bestaat uit de voorlichtende boodschap: reizigers werden door online filmpjes en banners gewezen op de maatregelen die zij zelf konden nemen (houd waar mogelijk zoveel mogelijk afstand, zet altijd een mondkapje op, en vermijd drukte) en die de sector nam (bijvoorbeeld het extra schoonmaken van voertuigen). Het Ministerie van IenW draagt financieel bij aan de tweede, informatieve laag om reizigers er op te wijzen hoe verantwoord reizen mogelijk is en welke regels gelden voor het gebruik maken van het OV.
Is bij een bezetting van 80% de verplichting van het dragen van een mondkapje (samen met maatregelen als geen handen schudden en hoesten in de elleboog) het risico om corona op te lopen of verspreiden voldoende beperkt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is belangrijk dat er voldoende spreiding van het aantal reizigers over de dag plaatsvindt en dat de maatregelen (zoals het dragen van een niet-medisch mondkapje) goed worden nageleefd. Hiervoor zijn afspraken gemaakt met onderwijsinstellingen en werkgevers over spreiding. Daarnaast is in het OV-protocol afgesproken hoe op een veilige en verantwoorde manier met het OV gereisd kan worden.
Bij de beantwoording van vraag 1 heb ik een aantal recente ontwikkelingen geschetst. Door de oplopende aantallen besmettingen is besloten de gehele campagne op 25 september tijdelijk stil te leggen omdat die boodschap niet paste bij de oplopende besmettingsaantallen. Vervolgens heeft het kabinet op 28 september besloten tot een aanvullend pakket maatregelen, waaronder de oproep de reisbewegingen te beperken.
Is het bij een streven naar 80% bezettingsgraad denkbaar om toch een reserveringssysteem te ontwikkelen terwijl ook nog steeds wordt verzocht om zo veel mogelijk gespreid te reizen?
Vervoerders monitoren de bezettingsgraad en nemen waar nodig maatregelen. Een reserveringssysteem is geen onderdeel van deze maatregelen. Net als alle vervoerders vind ik het belangrijk dat het openbaar vervoer goed toegankelijk is, ook voor bijvoorbeeld mensen met een beperking of zonder mobiele telefoon.
Wel experimenteert NS met een (vrijwillige) aanmeldservice, een instrument waarin samen met reizigers drukte kan worden voorkomen. Reizigers kunnen namelijk van te voren zien hoe druk een trein wordt waardoor zij de keuze hebben om een trein eerder of later te nemen als drukte verwacht wordt. NS heeft mij laten weten te onderzoeken of deze (vrijwillige) aanmeldservice nog meer onder de aandacht gebracht kan worden bij reizigers, waardoor op een klantvriendelijke manier gezamenlijk drukte kan worden voorkomen zonder negatieve impact op de toegankelijkheid van het openbaar vervoer.
Welke inspanningen worden verricht om de ventilatie in het openbaar vervoer te verbeteren?
Er zijn mij geen signalen bekend waaruit blijkt dat de ventilatie in het openbaar vervoer niet voldoet. Indien blijkt dat de ventilatie niet voldoet en er niet verantwoord gereisd kan worden, worden deze voertuigen niet ingezet. Zoals bijvoorbeeld bij de buurtbus gedaan is, waarbij dan door de betrokken partijen wordt gezocht naar alternatieven en oplossingen6. Of er worden andere maatregelen genomen, zoals bijvoorbeeld het achter in de bus instappen en plaatsen van cabineschermen bij chauffeurs.
Het bericht ‘Demonstratie tegen omstreden pedo-partij' |
|
Tobias van Gent (VVD), Jeroen van Wijngaarden (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Demonstratie tegen omstreden pedo-partij» en de petitie «Stop de PVND» welke al door een half miljoen Nederlanders is getekend?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat de Partij voor Naastenliefde, Vrijheid en Diversiteit (PNVD) feitelijk een verwerpelijke en kwaadaardige doorstart is van de vereniging Martijn welke door de Hoge Raad is verboden in 2014 en welke in strijd is met het belang van het kind?
Het Openbaar Ministerie (OM) doet onderzoek. Over lopende onderzoeken worden geen mededelingen gedaan.
In hoeverre komen de werkzaamheden van PNVD en Martijn wel en niet overeen en hoe verhoudt dit zich tot artikel 140 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt het eventueel door de Nederlandse Staat toestaan van de PVND welke seks door volwassenen met kinderen wil legaliseren zich tot artikel 3 lid 1 jo. artikel 19 van het door Nederland in 1995 geratificeerde Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK), dat voorschrijft dat bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, de belangen van het kind de eerste overweging dienen te vormen?2
Op grond van artikel 3, eerste lid IVRK dienen bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het kind de eerste overweging te zijn. Artikel 19 IVRK betreft het recht van het kind om beschermd te worden tegen alle vormen van lichamelijk of geestelijk geweld, letsel of misbruik, lichamelijke of geestelijke verwaarlozing of nalatige behandeling, mishandeling of exploitatie, met inbegrip van seksueel misbruik. Zoals aangegeven in de beantwoording van vragen 2, 3 en 5 doet het OM onderzoek, waarbij geldende wet- en regelgeving uiteraard betrokken wordt. Op de uitkomst van dat onderzoek kan niet worden vooruitgelopen.
Is het correct dat de oprichting van de PVND in gang is gezet door personen die opgepakt zijn voor het bezit van kinderporno?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt het kabinet de opvatting dat veroordeelde overtuigingsdaders zoals terroristen en zedendelinquenten welke niet alleen uit drift maar tevens uit overtuiging handelen vaker uit het passief kiesrecht gezet kunnen en mogen worden?
Als algemeen criterium geldt dat ontzetting uit het kiesrecht (de wet kent geen onderscheid tussen ontzetting uit het actief of het passief kiesrecht) alleen mogelijk dient te zijn ten aanzien van strafbare gedragingen die naar hun wettelijke omschrijving een ernstige aantasting van de grondslagen van het staatsbestel betekenen.3 Hier moet bijvoorbeeld gedacht worden aan misdrijven tegen de veiligheid van de staat, zoals terroristische misdrijven (zie onder meer de artikelen 304c en 354b Sr) en bepaalde ambtsmisdrijven. Ontzetting uit het kiesrecht is een vergaande maatregel die raakt aan fundamentele waarden in onze democratie. Een maatregel die «ultimum remedium» is. Ontzetting uit het kiesrecht kan daarom uitsluitend door de rechter, als bijkomende straf, worden opgelegd bij een veroordeling tot een gevangenisstaf van ten minste een jaar en alleen bij de in de wet bepaalde gevallen. Uit art. 251 Sr volgt dat ontzetting uit het kiesrecht niet mogelijk is in geval van veroordeling voor een zedenmisdrijf.
Dit laat onverlet dat ik sterk inzet op de aanpak van online seksueel kindermisbruik. Om die reden informeer ik uw Kamer regelmatig over mijn hernieuwde aanpak van online seksueel kindermisbruik. Deze aanpak bestaat zowel uit een strafrechtelijke en preventieve aanpak als wel publiek-private samenwerking, waarbij gezamenlijk gewerkt wordt aan een schoon internet zonder kinderpornografische content.4
Hoe vaak heeft het Openbaar Ministerie (OM) in de periode 2015 t/m 2020 ontzetting uit het passief kiesrecht voor deze overtuigingsdaders geëist en in hoeveel van deze gevallen gaat de rechter hier in mee?
Het OM houdt geen registratie bij van de eis tot ontzetting uit het kiesrecht.
Hoe is ontzetting uit het passief kiesrecht verankerd in richtlijnen van het OM en is de Minister van Justitie en Veiligheid bereid hierover in gesprek te treden met het College van procureurs-generaal met als doel dat het OM bij overtuigingsdaders vaker eist dat zij uit hun kiesrecht worden ontzet?
Zoals hierboven aangegeven kan ontzetting uit het kiesrecht uitsluitend als bijkomende straf door de rechter opgelegd worden. Deze bijkomende straf is niet opgenomen in de strafvorderingsrichtlijnen van het OM. Deze richtlijnen zien met name op de hoofdstraffen. De ontzetting uit het kiesrecht is bovendien een uitzonderlijke bijkomende straf die zeer casuïstisch van aard is.
Hoeveel Nederlanders zijn op 1 september 2020 ontzet uit hun passief kiesrecht?
Uitsluiting van het kiesrecht wordt geregistreerd in de Basisregistratie personen (BRP). Het is niet mogelijk om in de BRP een telling uit te voeren van het aantal personen dat op een bepaalde datum in het verleden was uitgesloten van het kiesrecht. Op 29 september 2020 zijn 10 personen met de Nederlandse nationaliteit (of daarmee gelijkgesteld) die in Nederland woonachtig zijn volgens de BRP uitgesloten van het kiesrecht.
Wie controleert feitelijk na een verkiezing van een gemeenteraad of de Tweede Kamer of degenen die zijn gekozen niet zijn ontzet uit hun kiesrecht, en kunt u dit antwoord toelichten?
Een nieuwgekozen lid van een vertegenwoordigend orgaan moet een gewaarmerkt uittreksel uit de Basisregistratie personen overleggen aan het vertegenwoordigend orgaan (art. V 3 van de Kieswet), waaruit zou moeten blijken of betrokkene voldoet aan de voorwaarden voor zijn benoeming. Een van die voorwaarden is dat betrokkene niet mag zijn uitgesloten van het kiesrecht.5 Overigens is gebleken dat het uittreksel niet standaard informatie bevat over uitsluiting van het kiesrecht. Uw Kamer heeft thans een wetsvoorstel in behandeling dat uitsluiting van het kiesrecht expliciet toevoegt aan de criteria waarover het uittreksel informatie moet bevatten.6
Is het kabinet bereid in gesprek te gaan over de wenselijkheid van het toestaan van de PVND met het Kinderrechtencomité dat toeziet op de naleving van het IVRK en met de leden van het Kinderrechtencollectief, en hierover te rapporteren aan de Kamer?
Zie antwoord vraag 4.
Kan de PVND onder de nieuwe wet politieke partijen verboden worden en op welke termijn wordt dit wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer?
Binnen de huidige wet- en regelgeving vallen politieke partijen onder de algemene regeling voor het verbieden van rechtspersonen (artikel 2:20 BW). De afzonderlijke regeling in het voorstel voor een Wet op de politieke partijen (Wpp) zal meer toegesneden zijn op de specifieke positie van politieke partijen. De Wpp is momenteel nog in voorbereiding en het streven is om het wetsvoorstel eind dit jaar in consultatie te brengen. Precieze uitwerking van deze regeling luistert zeer nauw, maar het ligt voor de hand dat partijverboden slechts kunnen worden opgelegd als «ultimum remedium» indien sprake is van een concrete en reële bedreiging voor de democratische rechtsstaat. Of dit het geval is dient door de rechter te worden bepaald.
Kunt u deze vragen een voor een en voorafgaand aan het algemeen overleg Zeden beantwoorden?
Het algemeen overleg Zeden van 6 oktober jl. is omgezet naar een schriftelijk overleg. Op 5 november 2020 is de beantwoording hiervan verzonden aan uw Kamer. Het is niet gelukt om de onderhavige vragen te beantwoorden voorafgaand aan het schriftelijk overleg. Wel heb ik in mijn beantwoording van het schriftelijk overleg verwezen naar de onderhavige beantwoording.
Het bericht ‘Verontwaardiging over voorkeur minister Ollongren voor windmolens op zee’ |
|
Tom van der Lee (GL), Paul Smeulders (GL) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Verontwaardiging over voorkeur Minister Ollongren voor windmolens op zee»?1
Ja.
Deelt u het inzicht dat om alle klimaat- en energiedoelen te behalen, het onvermijdelijk is dat ook op land duurzame energieprojecten worden gerealiseerd, waarbij wel altijd zo goed mogelijk wordt gelet op de ruimtelijke inpassing en draagvlak en de volgorde van de Gedragscode Zon op Land wordt nageleefd?
Ja, ik deel uw inzicht. Dit geldt zowel voor de doelstellingen tot 2030 uit het Klimaatakkoord, waar op dit moment door het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie (NP RES) invulling aan wordt gegeven, als voor het lange termijnperspectief 2050 zoals geschetst in de NOVI.
In de NOVI is een aantal richtingen benoemd, die regio’s kunnen helpen om in de RES’en evenwichtige afwegingen te maken. Eén van die richtingen komt voort uit de zonneladder, die in augustus 2019 aan de Tweede Kamer is gestuurd en dient als afwegingskader voor overheden. De zonneladder spreekt een voorkeur uit voor zonnepanelen op gevels en daken van gebouwen. Een andere beleidskeuze is dat windparken zoveel mogelijk op zee worden gerealiseerd, voor zover dit kan in balans met de ruimte die nodig is voor functies zoals scheepvaart, visserij en natuur.
Bent u bekend met het feit dat er door bijvoorbeeld mede-overheden, energiecoöperaties en energiebedrijven hard aan wordt gewerkt om duurzame energieprojecten op land te realiseren en dat zij conform uw Klimaatakkoord en het RES-proces tenminste 35 terrawattuur aan hernieuwbare opwek op land dient te worden gerealiseerd?
Hiermee ben ik bekend. Ik onderstreep ook de bestaande afspraken om invulling te geven aan het klimaatbeleid tot 2030: naast 49 terrawattuur (TWh) aan windenergie op zee is de ambitie om tenminste 35 TWh aan grootschalige hernieuwbare elektriciteit op land te realiseren. Ik heb veel waardering voor de inspanningen van medeoverheden en andere partijen om tijdig en met oog voor de kwaliteit van de leefomgeving deze doelstelling uit het Klimaatakkoord te realiseren.
Deelt u de mening dat deze inspanningen bijdragen aan het tegengaan van klimaatverandering en dus zeer welkom zijn?
Ja.
Is het waar dat u uitspraken heeft gedaan over zonnepanelen en windmolens die kunnen worden opgevat als uitspraken die tegen het Klimaatakkoord in gaan? Hoe heeft dat kunnen gebeuren?
Nee, dat is onjuist. Ik heb dit toegelicht tijdens het AO NOVI d.d. 24 september. In het Klimaatakkoord is de ambitie voor wind op zee 49 TWh, de ambitie voor de grootschalige elektriciteitsproductie op land is gesteld op tenminste 35 TWh in 2030. Daarmee sluit ik windmolens en zonnepanelen op land dus niet uit: ook deze zijn nodig om de doelen te halen.
Ik heb ook aangegeven dat de NOVI pleit voor zonnepanelen op daken en gevels. Dit is een kernelement van de voorkeurvolgorde voor zon-PV, die het Rijk in samenwerking met medeoverheden en andere belanghebbenden heeft ontwikkeld, als operationalisering van het Klimaatakkoord. Tegelijk moet duidelijk zijn dat regionaal na zorgvuldige afweging andere keuzes kunnen worden gemaakt. Centraal staat dat decentrale overheden – en hun maatschappelijke partners – een goed plan opstellen. Dit loopt via het instrument van de RES’en, waarin maximaal wordt ingezet op maatschappelijke acceptatie van de energietransitie en de manier waarop dat in de regio kan worden gerealiseerd. Om te stimuleren dat locaties zorgvuldig worden uitgekozen geeft het Rijk, als partner in het NP RES, richting mee aan de RES’en.
Deelt u de mening dat dit niet bevorderlijk is voor het draagvlak van duurzame energie in Nederland?
Zie antwoord op vraag 5. Een succesvolle uitvoering van het Klimaatakkoord is gebaat bij een groot maatschappelijk draagvlak voor de energietransitie. Dit is dan ook een centraal element in de beleidsontwikkeling en -uitvoering. Dit geldt zowel voor de RES’en als voor de realisatie van Windenergie op zee.
Bent u bereid deze uitspraken te herroepen of op zijn minst vergaand te nuanceren?
Zie antwoord op vraag 5.
Het bericht ‘#meerdaneenapplaus voor de kraamzorg’. |
|
Henk van Gerven |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het meegestuurde bericht «#meerdaneenapplaus voor de kraamzorg»?1
Ik heb hier kennis van genomen.
Deelt u de mening dat de anderhalve meter afstand in de kraamzorg niet te waarborgen is én het zeker niet gaat om zorg die uit te stellen is?
Binnen de kraamzorg is het advies van de koepelorganisatie BO geboortezorg aan de kraamverzorgenden om, waar mogelijk, de anderhalve meter afstand in acht te nemen, en dit ook te communiceren met en te benadrukken bij het kraamgezin. Ik ben van mening dat de 1,5 meter afstand houden in sommige situaties niet mogelijk is, zoals bijvoorbeeld bij de persoonlijke verzorging van de kraamvrouw, de pasgeborene en hulp bij de borstvoeding. Het is daarom van groot belang dat vooraf goed geïnventariseerd wordt of er in het kraamgezin een (verdenking op) Covid-19 besmetting is.
Zorg uitstellen is in de kraamzorg niet aan de orde aangezien het om noodzakelijke zorg gaat.
Bent u het eens met de stelling dat de kraamverzorgende tijdens de coronacrisis juist meer taken toegewezen kreeg dan normaal?
De kraamverzorgende heeft, zeker in de eerste maanden van de Corona pandemie veel taken en verantwoordelijkheden toebedeeld gekregen omdat verloskundigen toen minder op huisbezoek kwamen. Kortom: taken waren anders ingericht. Indien er sprake was en is van een Covid-19 besmetting kunnen minder uren directe zorg ingezet worden en wordt in plaats daarvan gebruik gemaakt van zorg op afstand. Tevens geldt bij een (verdenking op) covid-19 besmetting een aangepaste werkinstructie. Hiervoor heeft het Kenniscentrum Kraamzorg (KCKZ) een richtlijn opgesteld.
Bij een gezin zonder verdenking op Covid-19 is het takenpakket ongewijzigd, maar worden met name de hygiënemaatregelen extra benadrukt.
Wat is uw reactie op de opmerking dat veel kraamverzorgenden nog steeds niet werken met de juiste mondkapjes?
Het is belangrijk dat zorgmedewerkers werken met de juiste beschermingsmiddelen. De kraamzorg sector volgt daarin het advies van het RIVM. Voor de zorgverleners buiten het ziekenhuis en ook voor de kraamzorg gelden de uitgangspunten van het RIVM voor gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) buiten het ziekenhuis, welke te raadplegen zijn via https://lci.rivm.nl/covid-19/PBMbuitenziekenhuis.
Dat betekent bij een kraamgezin met (verdenking op) Covid-19 ter bescherming van de medewerker de volgende PBM moeten worden gebruikt: een spatwaterdicht chirurgisch mondneusmasker type IIR, bril, schort en wegwerphandschoenen. In het PBM-verdeelmodel is tevens de volgende passage opgenomen: «De bevalling door de verloskundige wordt ondersteund door een kraamverzorgende. Als sprake is van een COVID-besmetting is het gebruik van PBM door de kraamverzorgende wenselijk bij de bevalling, de controles van de kraamvrouw en de ondersteuning bij de borstvoeding.»
De afweging wat gebruikt moet worden in het betreffende gezin is aan de kraamverzorgende zelf en indien wenselijk kan een persoonlijke professionele afweging worden gemaakt, bijvoorbeeld als een kraamverzorgende meer PBM wil gebruiken. Tevens is het mogelijk dat een kraamgezin de kraamverzorgende verzoekt PBM te gebruiken ookal is dat volgens de richtlijn niet noodzakelijk, hierin maakt de kraamverzorgende een afweging.
Werkgevers zijn aan zet om de juiste materialen te verstrekken aan hun medewerkers.
Bent u van mening dat kraamzorgmedewerkers ook meer dan een applaus verdienen? Zo ja, op welke wijze zult u zich inzetten voor betere arbeidsvoorwaarden?
Voorop staat dat alle zorgprofessionals belangrijk werk doen. Dat geldt ook voor kraamzorgmedewerkers. Het Ministerie van VWS zorgt met de «Overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling» (OVA) ervoor dat het salaris van zorgprofessionals kan meegroeien conform de loonontwikkelingen in de markt. Het is vervolgens aan de sociale partners hierover afspraken te maken in de CAO van de kraamzorgsector. Het vraagstuk voor salarisontwikkeling in de kraamzorg was voor de betrokken partijen ook verbonden aan de vraag over de financiële situatie in de kraamzorg en de hoogte van de nieuwe tarieven voor kraamzorg. De NZa heeft deze inmiddels per 2021 omhoog bijgesteld. Voor de sociale partners was dit de aanleiding om de gesprekken over een nieuwe cao te hervatten.
Hebben kraamverzorgenden recht op de bonus van 1.000 euro in 2020 en van 500 euro in 2021? Zo neen, waarom niet?
De bonus is bedoeld voor de zorgprofessional die in de periode van 1 maart tot 1 september 2020 een uitzonderlijke prestatie heeft geleverd tijdens de COVID-19 uitbraak door middel van inzet voor patiënten en cliënten met COVID-19, en/of heeft bijgedragen aan de strijd tegen COVID-19 en niet meer dan tweemaal modaal verdienen bij voltijds inzet.
Uitgangspunt bij de beoordeling of er sprake is van een uitzonderlijke prestatie, is de inzet die de zorgprofessional heeft geleverd.
Niet ter beoordeling is de vraag of een zorgprofessional risico heeft gelopen om besmet te raken met COVID-19. Het is aan de zorgaanbieder om te beoordelen of de zorgprofessional in aanmerking komt voor de bonus.
Om de zorgaanbieder te helpen bij de beoordeling van de vraag welke zorgprofessionals in aanmerking komen voor de bonus is door het Ministerie van VWS een handreiking voor zorgaanbieders beschikbaar gesteld. De handreiking is te raadplegen op de website van de rijksoverheid als ook op de website van DUS-I (zijnde uitvoerder van de subsidieregeling)2.
Het Ministerie van VWS acht het niet aannemelijk dat de zorgprofessionals in de kraamzorg een op een vallen onder de afbakeningscriteria zoals gesteld in de handreiking. De beoordeling van de vraag of er sprake is van een uitzonderlijke prestatie is echter aan de zorgaanbieder. Als de zorgaanbieder van mening is dat de zorgprofessional werkzaam in deze deelsector wel valt onder het afbakeningscriterium en dus een bonus verdient, dan kan van de lijst worden afgeweken en kan de zorgaanbieder de zorgprofessional een bonus toe kennen.
Het bericht ‘Trafikverket publiceert tender nachttrein Zweden-Brussel/Hamburg’ |
|
Rutger Schonis (D66) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Trafikverket publiceert tender nachttrein Zweden-Brussel/Hamburg»?1
Ja.
Welke kansen ziet u om de treinverbinding door te trekken van Malmö en Stockholm en Hamburg richting Amsterdam en Brussel?
In eerder onderzoek van het KIM2 naar potentiele bestemmingen voor een nachttrein vanuit Nederland is Malmö niet naar voren gekomen als potentiele bestemming, maar Kopenhagen wel. Er is contact gelegd met de Zweedse overheid met de vraag in hoeverre de nachttrein vanuit Malmö ook Nederland aan kan doen op weg naar Brussel dan wel op welke wijze Nederlanders met een overstap ook handig van deze nachttrein gebruik kunnen maken. Vanuit de Zweedse overheid begrijp ik echter dat de trein buiten Zweden en Denemarken op commerciële basis in open access zal opereren en het daarmee aan de uiteindelijke vervoerder is om de precieze lijnvoering en halteringen te bepalen. Wellicht ontstaan op later moment meer mogelijkheden om als Nederland aan te sluiten bij de ontwikkelingen, bijvoorbeeld wanneer meer duidelijkheid is over de gekozen vervoerder, en kan dan ingespeeld worden op bovengenoemde potentie van een verbinding met Kopenhagen. Daarom zal IenW in haar contacten met de Scandinavische landen blijven zoeken naar mogelijkheden om als Nederland van deze kans gebruik te maken.
Bent u bereid het potentieel te verkennen van een rechtstreekse verbinding vanuit Nederland of via een goede overstap naar Zweden en dit mee te nemen in de marktverkenning van 2021 betreffende internationale spoorlijnen en het hoofdrailnet? Zo nee, waarom niet?
In het kader van Toekomstbeeld OV, het Europese platform voor internationale verbindingen en de marktverkenning naar internationale lijnen, zoals aangekondigd in mijn brief over de marktordening op het spoor3, wordt breed onderzocht welke internationale verbindingen vanuit Nederland kansrijk zijn. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de beelden die er aan de andere kant van de grens leven, zoals de recent door de Duitsers gepresenteerde visie op een Europees internationaal netwerk. Zoals toegezegd ontvangt uw Kamer voor het NO MIRT een brede voortgangsbrief over de ontwikkelingen rondom internationaal spoorvervoer voor reizigers, waarin ik nader in zal gaan op de eerder genoemde onderzoeken.
Deelt u de mening dat dit een mooie kans is om invulling te geven aan de motie Kröger/Schonis over kansen en knelpunten om nachttreinen op kansrijke corridors te laten rijden?2 Zo ja, ziet u naast deze verbinding nog meer kansen voor andere mogelijke verkenningen, zodat het nachtrailnet nog verder kan worden uitgebreid?
Het stimuleren van nachttreinen maakt onderdeel uit van mijn bredere beleid om het internationaal reizigersvervoer per trein te stimuleren, mede ook naar aanleiding van de door het lid Schonis genoemde motie. Momenteel wordt de eerdergenoemde marktverkenning naar internationale verbindingen vormgegeven, deze biedt mogelijk een kans om ook naar nieuwe verbindingen te kijken. Verder zie ik ook mogelijkheden om in het kader van het Europese platform gezamenlijk met andere lidstaten onderzoek te doen naar internationale (nacht)verbindingen.
Het artikel 'Piek besmettingen legionella: in juli bijna 100 mensen in ziekenhuis' |
|
Corrie van Brenk (PvdA), Cem Laçin |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Piek besmettingen legionella: in juli bijna 100 mensen in ziekenhuis»?1
Ja.
Hoe verklaart u de piek in legionellabesmettingen die in juli 2020 te zien is ten opzichte van voorgaande jaren?
De piek in het aantal patiënten met een longontsteking door legionella in juli 2020 hangt samen met de weersomstandigheden. Juni was een warme maand en eind juni en in juli waren er lokaal zware regenbuien. Uit Nederlands en internationaal onderzoek blijkt dat er een duidelijke relatie is tussen de weersomstandigheden en het aantal legionellose meldingen. Aangenomen wordt dat de bacterie bij bepaalde weersomstandigheden (flinke buien bij warm weer) beter kan overleven in de lucht. Omgevingsbronnen die legionella verspreiden in de buitenlucht kunnen daardoor tot meer besmettingen leiden. Ook in andere jaren, bijvoorbeeld in juni en september 2018 en augustus 2019, waren vergelijkbare pieken te zien die samenhingen met de weersomstandigheden.
Kunt u de uitspraak van het RIVM toelichten, dat stelt dat de piek in het aantal besmettingen niet gerelateerd is aan het weer openstellen van gebouwen en voorzieningen na de lockdown? En kunt u toelichten of en waarom dit al met zekerheid is te zeggen?
De GGD heeft ook in juli op de gebruikelijke wijze bronopsporing gedaan bij patiënten met een longontsteking door legionella. Bij deze bronopsporing worden mogelijke bronnen in kaart gebracht waaraan patiënten waren blootgesteld. Dit gebeurt onder andere via een interview met de patiënt aan de hand van een vragenlijst. Verneveling van leidingwater bij openbare gebouwen en voorzieningen die eerder wegens de lockdown niet in gebruik waren, zoals kantoren, scholen, sauna’s of sportfaciliteiten, werden in deze periode niet genoemd door de patiënten als mogelijke bron. Tijdens het warme weer noemde een klein aantal patiënten een bezoek aan een zwembad, maar dit aandeel was niet hoger dan andere jaren.
Kunt u toelichten waarom het RIVM bij voorbaat al stelt dat de toename vooral komt door veranderende weersomstandigheden?
Op basis van informatie uit de bronopsporing van de GGD en diverse kenmerken en geografische patronen van de spreiding van de patiënten stelt het RIVM vast dat de weersomstandigheden een rol spelen bij de toename. De GGD en het RIVM blijven tijdens een dergelijke stijging echter alert op mogelijke signalen die kunnen duiden op een uitbraak door een gemeenschappelijke bron. Daar werden geen aanwijzingen voor gezien in juli 2020.
Nederlanders reisden in 2020 echter minder vaak naar het buitenland en ziekte door legionella na een buitenlandse reis werd dan ook minder vaak gezien dan andere jaren. Doordat meer mensen in eigen land bleven, kan dit wel invloed hebben gehad op het aantal mensen dat in eigen land ziek werd door legionella. Er waren echter geen clusters bij Nederlandse accommodaties, en ook lijkt het aantal patiënten dat vooraf in een Nederlandse accommodatie verbleef, en dus eventueel tijdens het verblijf is besmet, niet hoger dan andere jaren. Deze informatie is voor de zomer van 2020 echter nog niet helemaal compleet.
Bent u bereid om meer onderzoek te faciliteren, nu het RIVM stelt dat er meer onderzoek nodig is «om te weten wat de bronnen zijn die belangrijk zijn bij de verspreiding bij dat regenachtige weer»?
Er zijn aanwijzingen dat flinke regenbuien bij warm weer, een potentiële bron van legionella zouden kunnen zijn. Zoals aangegeven bij vraag 2 en 3 vermoedt het RIVM dat de piek in het aantal patiënten met een longontsteking door legionella in juli 2020 samenhangt met de weersomstandigheden. Uit Nederlands en internationaal onderzoek blijkt dat er een duidelijke relatie is tussen de weersomstandigheden en het aantal legionellose meldingen. Verder onderzoek om vast te stellen wat de specifieke bronnen zijn die een rol spelen bij de verspreiding van legionellabacteriën bij regenachtig weer beperkt zich eigenlijk tot het verzamelen van gegevens van meer gevallen in de toekomst, op de manier zoals nu al gebeurt, door bronopsporing. Het RIVM is gericht op het zo goed mogelijk in kaart brengen van potentiële bronnen van legionellaverspreiding en neemt daarin de link met de weersomstandigheden mee.
Bent u bereid te investeren, bijvoorbeeld via een met regelmaat terugkerende campagne, in de kennis van de bevolking over de mogelijke oorzaken en preventie van legionella, zeker nu corona de volle aandacht heeft?
Op de website van het RIVM2 en de website van de rijksoverheid3 is goede informatie beschikbaar voor de preventie van legionella. Daarnaast attenderen de drinkwaterbedrijven hun klanten onder meer via hun websites op het belang van het doorspoelen van de kraan na vakantie. Voorlichting over preventie van legionella in algemene zin levert weinig aanknopingspunten op, omdat het risico op legionella door blootstelling aan leidingwater thuis zeer beperkt is. Op plaatsen waar mogelijk meer risico is, zoals in ziekenhuizen, hotels, sauna’s of zwembaden, worden al preventieve maatregelen genomen om legionellabesmettingen te voorkomen, en zijn geen aanvullende maatregelen door de bezoeker nodig, zodat geen extra publieksvoorlichting nodig is.
Bent u bereid om de mogelijkheid van een legionellabesmetting onder de aandacht te brengen bij artsen en verpleegkundigen, aangezien men in deze tijd bij longklachten vooral geënt zal zijn op een mogelijke coronabesmetting?
Er zijn geen aanwijzingen dat legionellabesmettingen in deze tijd vaker over het hoofd worden gezien. Wanneer vervolgdiagnostiek bij ernstige klachten of longontsteking na een negatieve coronatest wordt ingezet, is een test op legionellose nu al één van de logische vervolgstappen. Volgens de richtlijn van longartsen dienen patiënten met ernstige longontsteking in het ziekenhuis altijd getest te worden op legionella voor het bepalen van het juiste antibioticabeleid4. Aangezien de risicogroep (ouderen, mensen met comorbiditeit) overlapt met die van corona kan attendering van zorgverleners op de toename van besmettingen met legionella nuttig zijn.
Op 6 augustus werd daarom in het wekelijkse verslag van het signaleringsoverleg van het RIVM aan professionals in de infectieziektebestrijding, waaronder medische microbiologen, aandacht besteed aan het verhoogde aantal patiënten met een legionella-infectie in de maand juli.
Het bericht ‘Ouders klem door onterechte meldingen kindermishandeling’. |
|
Martin Wörsdörfer (VVD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ouders klem door onterechte meldingen kindermishandeling»?1
Ja.
Bent u zich bewust van de toezegging van de toenmalig Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in 2016 over traumahulp aan 600 gezinnen die slachtoffer zijn geworden van een onterechte melding kindermishandeling? Klopt het dat deze toezegging nooit is uitgevoerd? Zo ja, kunt u toelichten waarom?2
In een brief aan de Kamer (d.d. 17-10-2017) over de voortgang van de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties (GIA) geeft de toenmalige Staatssecretaris van VWS aan dat hij zal nagaan welke behoefte er is aan nazorg en hoe dit er uit zou kunnen zien. Dit heeft geresulteerd in een onderzoek naar de behoefte aan nazorg bij ouders en andere directbetrokkenen wanneer het vermoeden van kindermishandeling na onderzoek van Veilig Thuis is weerlegd. De uitkomsten van het onderzoek heeft de Minister van VWS toegelicht in de voortgangsrapportage van het programma Geweld Hoort Nergens Thuis die op 18 december 2019 aan uw Kamer is aangeboden.
De uitkomsten bieden aanknopingspunten om de uitvoeringspraktijk voor wat betreft nazorg te verbeteren. Deze zijn gedeeld met de VNG, het Landelijk Netwerk Veilig Thuis (LNVT) en betrokken gemeenten. Ik ben in gesprek met het LNVT en de VNG over de wijze waarop nadere uitwerking wordt gegeven aan de genoemde aanknopingspunten.
Deelt u de mening dat het maken van een ongegronde melding een dramatisch effect kan hebben op het betreffende gezin? Wanneer wordt het door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport toegezegde onderzoek naar de gevolgen van een melding die ongegrond blijken gestart, en wanneer zijn de uitkomsten bekend?
Vooropgesteld: het belang van slachtoffers van kindermishandeling of huiselijk geweld staat altijd voorop. Iedereen met een vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld moet in het belang van eventuele slachtoffers contact op kunnen nemen met Veilig Thuis. In die zin kan nooit sprake zijn van «onterechte» meldingen. Wat wel kan, is dat na onderzoek blijkt dat de zorg die men had, niet gegrond was.
Het kan voor betrokkenen een zeer ingrijpende ervaring zijn als vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling worden gemeld door derden bij Veilig Thuis en Veilig Thuis hierover het gesprek aangaat. Zeker als na onderzoek van Veilig Thuis blijkt dat het vermoeden (gelukkig) weerlegd wordt. Er kan bij ouders in die gevallen behoefte zijn aan nazorg, bijvoorbeeld in de vorm van het verlenen van hulp en/of het bieden van ondersteuning om de potentieel negatieve impact van een onderzoek door Veilig Thuis – waarbij de uitkomst «weerlegd» is – te verminderen. Zoals in het antwoord op vraag 1 aangegeven, is het bedoelde onderzoek al gestart en afgerond en op 18 december 2019 aan uw Kamer gestuurd.
Uit het onderzoek blijkt dat niet alle betrokkenen behoefte hebben aan nazorg. De behoefte aan nazorg en de mate waarin wordt bepaald door casus-specifieke omstandigheden en door de wijze waarop Veilig Thuis de betrokkenheid vormgeeft in de casus. Nazorg kan op verschillende manieren worden vormgegeven en op verschillende momenten worden geboden.
Heeft u onderzocht op welke locatie ouders of betrokkenen terecht kunnen voor trauma ondersteuning nadat zij slachtoffer zijn geworden van een valse beschuldiging, zoals eerder gevraagd tijdens het Algemeen overleg Aanpak huiselijk geweld van 1 mei 2018? Wat zijn de uitkomsten van uw bevindingen?3
Als blijkt dat betrokkenen behoefte hebben aan een extra vorm van ondersteuning tijdens of nadat Veilig Thuis betrokken is of is geweest, wordt in overleg met de direct betrokkenen besproken welke vorm van ondersteuning het meest passend is. Er is sprake van maatwerk. Dit kan in de vorm van een contactmoment in de periode na afronding van het onderzoek, of door het gesprek aan te gaan met direct betrokkenen over de behoefte aan emotionele ondersteuning. Indien er behoefte is aan emotionele ondersteuning, wordt besproken of het mogelijk is een beroep te doen op het netwerk van de directbetrokkene zelf, het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ), de huisarts of POH-GGZ (via de huisarts) voor laagdrempelige emotionele ondersteuning, een psycholoog of het sociaal wijkteam (afhankelijk van de specifieke hulpvraag en het aanbod van deze wijkteams).
Los van deze vormen van nazorg en ondersteuning bestaat er voor ouders de mogelijkheid een klacht in te dienen bij de klachtcommissie van Veilig Thuis. Alle VT-organisaties hebben een onafhankelijke klachtenprocedure. Ook kunnen betrokkenen een beroep doen op het AKJ als zij vinden dat hun behandeling of bejegening beter kan en als zij een vraag hebben over hun rechtspositie in de jeugdzorg. Bij het AKJ zijn vertrouwenspersonen werkzaam die de belangen van cliënten in de jeugdzorg voorop zetten.
Uit de praktijk blijkt dat gezinnen beter kunnen worden geïnformeerd over het bestaan van de mogelijkheid een klacht in te dienen bij de klachtencommissie en dat de klachtenprocedure toegankelijker kan worden ingericht. In dat kader doet het AKJ onderzoek naar de wijze waarop de klachtenprocedures van onder meer Veilig Thuis kunnen worden verbeterd. In verband met corona heeft het onderzoek enige vertraging opgelopen, maar naar verwachting wordt het onderzoek eind 2020 afgerond. Volgend jaar vindt de tweede fase plaats, te weten de implementatie van de verbetermaatregelen die uit het onderzoek voortkomen.
Indien een melding door een «melder met kwade bedoelingen» aanleiding is voor het onderzoek door Veilig Thuis, en directbetrokkene geeft aan stappen te willen ondernemen richting de melder, kan Veilig Thuis betrokkene adviseren om aangifte te doen bij de politie.
Kunt u uiteenzetten in welke gemeenten drang overmatig wordt ingezet als middel? Spelen onterechte meldingen hierin een rol?
De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming en de Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving (hierna: Raden) geven in hun advies4 aan dat door het beleid van gemeenten, gericht op het voorkomen van kinderbeschermingsmaatregelen, in de praktijk een tussengebied is ontstaan, waarin interventies in het vrijwillige en het gedwongen kader voor ouders en jeugdigen niet helder zijn afgebakend. De Raden adviseren te stoppen met de term drang, maar te spreken over intensieve vrijwillige hulp, als onderdeel van specialistische kennis van lokale teams. Het advies is dat jeugdprofessionals over specialistische expertise beschikken, met als doel ouders en kinderen goed te ondersteunen en hen naar de juiste hulp en steun toe te leiden, zonder drang.
Er is geen (inzicht in de) relatie tussen meldingen die na onderzoek door Veilig Thuis weerlegd worden en de mate waarin op intensieve vormen van vrijwillige hulp en dienstverlening wordt ingezet.
Inzet van specifieke expertise zoals de inzet van methodische en intensieve begeleiding van gezinnen ter voorkoming van een kinderbeschermingsmaatregel is verschillend georganiseerd in het land. Op de meeste plekken is dit voor een belangrijk deel belegd bij de Gecertificeerde Instellingen (GI’s). De rol en de positie van de GI’s in het voorkomen van kinderbeschermingsmaatregelen en uithuisplaatsingen kan verschillen per gemeente of regio al naargelang de gemeentelijke visie en aanwezige structuren voor zorg en hulp. In sommige regio’s werkt de GI – op afroep – nauw samen met het lokale team en trekken zij samen op om kinderbeschermingsmaatregelen te voorkomen door op andere manieren samen met het gezin de veiligheid in het gezin te herstellen. In andere regio’s wordt de expertise van de GI ingekocht om casusregie in complexe gezinssituaties uit te voeren.
De Raden adviseren om de scheidslijn tussen het vrijwillig en gedwongen kader en de hierbij horende rechten en plichten voor jeugdigen en ouders goed te borgen. Dit aspect wordt meegenomen in het traject dat in opdracht van de VNG, VWS en JenV is gestart om te komen tot een toekomstscenario voor een eenvoudiger en effectievere jeugd- en gezinsbescherming. Een advies hierover wordt begin 2021 verwacht.
Voor een aanvulling op het bovenstaande verwijs ik u naar de beleidsreactie van de Minister voor Rechtsbescherming op het rapport van de Raden5.