De situatie in Zuid-Afrika. |
|
Martijn van Helvert (CDA), Jaco Geurts (CDA), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «South Africa: Deadly attacks on white farmers, a risk of new racial tensions»?1
Ja.
Herinnert u zich uw antwoorden op de vragen van het lid Van Helvert over uw bezoek aan Zuid-Afrika2 en de motie-Van Helvert/Van der Staaij over de landonteigening van blanke boeren in Zuid-Afrika?3
Ja.
Kunt u aangeven op welke momenten u, conform de motie-Van Helvert/Van der Staaij, bilateraal en in internationale fora aandacht heeft gevraagd voor de precaire situatie van de Boeren in Zuid-Afrika? En waar hebben deze inspanningen in geresulteerd?
Bilateraal heb ik het thema landhervorming (inclusief de zorgen van de regering over eventuele landonteigening zonder compensatie) opgebracht in het gesprek met de Zuid-Afrikaanse Minister van Buitenlandse Zaken en marge van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York op 23 september 2019. Ook heb ik het thema tijdens mijn bezoek aan Zuid-Afrika op 3 en 4 februari 2020 besproken met de Minister van Buitenlandse Zaken.
De zorgen van de regering zijn ook overgebracht tijdens een handelsmissie naar Zuid-Afrika onder leiding van de directeur-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen in november 2019 en tijdens een ontmoeting van de plaatsvervangend directeur-generaal Politieke Zaken met de Zuid-Afrikaanse Vice-Minister van Justitie, in december 2019.
In multilateraal verband heeft Nederland het onderwerp aangekaart in EU verband en binnen de OESO.
De Zuid-Afrikaanse gesprekspartners hebben aangegeven de zorgen van Nederland serieus te nemen en gaven aan dat er diverse consultaties over dit onderwerp lopen. In deze consultaties zouden ook dergelijke zorgen, en verzoeken om duidelijkheid over de voorwaarden voor onteigening, worden meegenomen. De nadere precisering van de onteigeningscriteria zoals opgenomen in het nieuwe wetsvoorstel dat op 9 oktober jl. is ingediend in het Zuid-Afrikaanse parlement is wat Nederland betreft een stap in de goede richting.
Klopt het dat het aantal «Plaasmoorde» (erfaanvallen) en het aantal extreme geweldsincidenten tegen blanke Boeren in Zuid-Afrika de afgelopen tijd flink zijn gestegen? En bent u bereid uw zorgen hierover met de Zuid-Afrikaanse autoriteiten te delen?
Zuid-Afrika heeft zeer hoge criminaliteitscijfers. Het overgrote deel van de criminaliteit vindt plaats in townships en informele nederzettingen in en rond de steden, maar een klein deel treft ook het platteland waarbij zowel witte als zwarte boeren, medewerkers en familieleden onder de slachtoffers te betreuren zijn. Volgens de meest recente criminaliteitsstatistieken4 van de Zuid-Afrikaanse politie over de periode april 2019-maart 2020 werden ruim 21.300 moorden gerapporteerd. Daarvan werden 49 moorden geclassificeerd als zogenaamde boerderijmoorden (0,2% van het totaal). Dit is een kleine toename in vergelijking met 2018/19 (47), maar een afname in vergelijking met 2017/18 (62). De politie publiceert niet het ras van de slachtoffers, maar geeft aan dat motieven voor het geweld met name crimineel (bijv. veediefstal) van aard zijn en niet ras gerelateerd. Desalniettemin baren deze aanhoudend hoge criminaliteitscijfers mij zorgen. De Zuid-Afrikaanse regering heeft de bestrijding van criminaliteit als prioriteit aangemerkt en ook is de zogenaamde National Rural Safety Strategy in 2019 herzien om gewelddadige criminaliteit op het platteland aan te pakken.
De onveiligheid in Zuid-Afrika is een zorg van Nederland, ook vanwege de ongeveer 30.000 Nederlandse paspoorthouders in Zuid-Afrika, en wordt regelmatig aangekaart in bilateraal en multilateraal verband.
Acht u het opportuun om het toenemende racistische geweld tegen de Boeren in Zuid-Afrika te agenderen in de VN-Mensenrechtenraad?
Ik acht het niet opportuun om het geweld tegen de Boeren in Zuid-Afrika als apart agendapunt in de VN-Mensenrechtenraad te agenderen. Ik acht het effectiever om een bredere discussie over mensenrechten (inclusief de strijd tegen racisme en ongelijkheid) met Zuid-Afrika aan te gaan. Zo engageert Nederland in multilateraal verband in discussies over racisme waar Zuid-Afrika een leidende rol pakt. Ook bieden de reguliere bilaterale consultaties over mensenrechten een platform om de zorgen over het geweld in de Zuid-Afrikaanse gemeenschap te bespreken. Eind november spreekt de Nederlandse Mensenrechtenambassadeur met haar Zuid-Afrikaanse counterpart, waar dit op de agenda zal staan.
Heeft u kennisgenomen van het nieuwe wetsvoorstel omtrent landonteigening van de Zuid-Afrikaanse regering en wat is uw appreciatie van dit wetsvoorstel?4
De Zuid-Afrikaanse Grondwet voorziet al in landonteigening zonder compensatie indien dit een publiek doel dient en in het publieke belang is. Echter, nadere juridische richtlijnen waren nodig om te verduidelijken onder welke omstandigheden dit mogelijk zou zijn en welke procedures gevolgd moeten worden in het geval van onteigening. Het nieuwe wetsvoorstel, de «Expropriation Bill», voorziet daarin. Het voorstel omschrijft zes scenario’s waarin het mogelijk kan zijn dat er geen compensatie wordt aangeboden in het geval van onteigening, namelijk 1) ongebruikt land in bezit voor financiële speculatie, 2) land in bezit van de staat of een staatsbedrijf dat niet gebruikt wordt voor essentiële doeleinden, 3) land dat gebukt gaat onder hoge schulden, 4) verlaten land, 5) land met een marktwaarde gelijk aan of lager dan de waarde van de overheidsinvestering of subsidie, en 6) bezit dat een gezondheids-, veiligheids- of fysiek risico vormt voor de bevolking. Onderdeel van de wet is een clausule die bepaalt dat de hoogte van de compensatie (die eventueel nul kan zijn) bepaald wordt door een rechter of arbiter. Ook noemt de wet een aantal principes die in acht moeten worden genomen bij het bepalen van de hoogte van de compensatie, namelijk de marktwaarde, de manier waarop het land gebruikt wordt, investeringen en subsidies door de staat voor het aankopen of het ontwikkelen van het land, de manier waarop het land in bezit is gekomen en de reden voor onteigening.
Ik acht deze nadere precisering van juridische richtlijnen inzake onteigening nuttig en verwacht dat het wetsvoorstel nog uitvoerig zal worden besproken in het Zuid-Afrikaanse parlement alvorens het wordt aangenomen.
Klopt het dat in het nieuwe wetsvoorstel de mogelijkheid van landonteigening zonder compensatie is opgenomen? En zo ja, welke voorwaarden zijn er gesteld voor het onteigenen zonder compensatie?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de vrees dat door de voorgenomen wetgeving voornamelijk blanke Boeren het slachtoffer zullen worden van landonteigening zonder compensatie?
De zorg van het kabinet betreft eventuele landonteigening zonder compensatie die indruist tegen de wettelijke richtlijnen. Dit geldt voor alle landeigenaren in Zuid-Afrika. Het nieuwe wetsvoorstel bevat richtlijnen die, in het geval van onteigening, een rol van een rechtbank of arbitrage voorzien. Van belang is hierbij te noteren dat Zuid-Afrika beschikt over een sterk en onafhankelijk rechtssysteem.
Deelt u de mening dat landonteigening zonder compensatie indruist tegen internationale mensenrechtenverdragen en dat Nederland en de Europese Unie daarom stelling moeten nemen tegen dergelijke wetgeving?
Het recht op eigendom is als zodanig niet neergelegd in een van de VN mensenrechtenverdragen. Wel wordt het erkend in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Daarnaast wordt het recht op non-discriminatie erkend in zowel het Internationaal Verdrag inzake Burger en Politieke Rechten en het Internationaal Verdrag inzake Economisch, Sociaal en Culturele rechten. Zoals hierboven toegelicht, heeft Nederland de zorgen over eventuele landonteigening zonder compensatie kenbaar gemaakt, ook in EU-verband.
Kan deze wetgeving ook van invloed zijn op Nederlandse bedrijven en investeringen in Zuid-Afrika?
Zoals uiteengezet in het antwoord op vragen 6 en 7, kan conform het wetsvoorstel in kwestie onder bepaalde omstandigheden worden onteigend, in een beperkt aantal gevallen zonder compensatie. Deze richtlijnen zijn van toepassing op landeigendom van zowel nationale eigenaren, als buitenlandse eigenaren. Ook Nederlandse investeringen zouden hierdoor geraakt kunnen worden.
Welke mogelijkheden ziet u om de Zuid-Afrikaanse regering te bewegen af te zien van wetgeving die willekeurige ontneming van eigendom zonder compensatie mogelijk maakt?
Landhervorming is een nationale aangelegenheid, zo ook wetgeving die deze hervormingen vormgeven, waaronder de bepalingen voor onteigening. Zuid-Afrika is een democratische rechtsstaat. Het voorliggende wetsvoorstel biedt waarborgen om willekeur tegen te gaan, onder meer door de rol van een rechter of arbiter. Nederland zal in gesprekken blijven benadrukken dat Nederland zeer hecht aan de rechtsstaat en duidelijkheid over onteigening voor zowel bestaande als potentiele investeerders in Zuid-Afrika.
Wat zijn de implicaties van een no-deal Brexit voor de handelsrelatie tussen de Europese Unie en Zuid-Afrika?
Het uitblijven van een akkoord tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk kan implicaties hebben voor de handel tussen de Europese Unie en derde landen, waaronder ook Zuid-Afrika als onderdeel van de Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika (SADC) waar zowel de EU als het VK een handelsakkoord mee heeft afgesloten. Dit effect kan zich voordoen in de vorm van kostenstijgingen voor VK-onderdelen in EU-producten, of EU-onderdelen in VK-producten, VK-onderdelen in producten uit derde landen waarmee een handelsakkoord is gesloten of onderdelen uit derde landen in producten uit het VK vanwege mogelijk toepasselijke heffingen en quota. Ook kan het zijn dat de EU certificeringen en goedkeuringen door instellingen uit het VK voor producten uit derde landen zoals Zuid-Afrika voor toelating tot de Europese markt niet langer accepteert. Het aflopen van de in het terugtrekkingsakkoord overeengekomen overgangsperiode per 1/1/2021 heeft hoe dan ook implicaties voor de handel met het VK, zo komen er in alle gevallen grensprocedures en -formaliteiten.
Het artikel 'Helft minder slachtoffers moord en doodslag in 20 jaar' |
|
Nevin Özütok (GL), Vera Bergkamp (D66), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met de publicatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek(CBS) «Helft minder slachtoffers moord en doodslag in 20 jaar»?1
Ja, ik ben bekend met deze publicatie van het CBS.
Heeft u kennisgenomen van het gegeven dat bij bijna zes op de tien vrouwen die in de periode 2015 tot en met 2019 werden vermoord, de vermoedelijke dader hun partner of ex-partner was? Welke definitie van partner wordt hier gehanteerd? Is het mogelijk dat het werkelijke aantal nog hoger ligt?
Ja, van deze statistieken heb ik kennisgenomen.
De bronnen voor deze CBS-cijfers over moord en doodslag zijn de doodsoorzaakformulieren die worden ingevuld door de behandelend arts of door de lijkschouwer en rechtbankdossiers in geval van een niet-natuurlijke dood.2 In de CBS-cijfers wordt de verdachte of dader opgenomen in de categorie (ex-) partner wanneer op het doodsoorzakenformulier en/of in het rechtbankdossier wordt gesproken over een partner of ex-partner. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen gehuwd of ongehuwd.
De cijfers hebben betrekking op alle gevallen van moord en doodslag in Nederland, zowel onder ingezetenen als niet-ingezetenen. Alleen voor cijfers over het laatste jaar is er een mogelijkheid dat het werkelijke aantal hoger of lager ligt. De dossiers bij de parketten worden door CBS-medewerkers ingezien en de informatie hieruit wordt verwerkt in de statistiek. Het kan zijn dat nog niet voor al deze zaken over het afgelopen jaar een compleet en afgesloten dossier inclusief vonnis beschikbaar is.
Kunt u aangeven of hier sprake is van een stijging of daling ten opzichte van de perioden daarvoor? Hoe verklaart u deze trend?
In de perioden 2000–2004, 2005–2009 en 2010–2014 was in respectievelijk 31% (114 vrouwen), 32% (86 vrouwen) en 49% (124 vrouwen) van de gevallen een dader of verdachte in beeld die haar (ex-)partner was. In de periode 2015–2019 was dit 56% (118 vrouwen).3
Kunt u aangeven in hoeveel van deze gevallen voorafgaand aan de moord of doodslag al contact is geweest tussen het slachtoffer en de politie met betrekking tot fysieke en/of psychische mishandeling, belaging, bedreiging of een soortgelijke daad door de dader? In deze gevallen: hoe vaak is er contact geweest en/of aangifte gedaan en op welke gronden? In hoeveel van deze gevallen heeft de politie en/of het openbaar ministerie (OM) daarop gehandeld? Op welke wijze? Zo nee, wat was daarvoor de reden?
Nee, dat kan ik helaas niet. De politie en het Openbaar Ministerie (OM) kunnen op basis van de registraties in hun systemen geen inzicht geven in de gevallen waarbij sprake was van (ex-)partnergeweld met dodelijke afloop in de periode 2015 tot en met 2019.
Hoeveel aangiften vinden jaarlijks plaats met betrekking tot fysieke en/of psychische mishandeling door de (ex) partner? In hoeveel van deze gevallen heeft de politie en/of het OM daarop gehandeld? Op welke wijze? In hoeveel gevallen is een gebiedsverbod opgelegd? Als wordt besloten om niet te handelen op basis van een aangifte, wat is daar voor de reden?
Op basis van registratiegegevens van de politie kan op korte termijn geen betrouwbaar inzicht worden gegeven in het aantal aangiften dat jaarlijks plaatsvindt met betrekking tot fysieke en/of psychische mishandeling door de (ex-)partner. Dit zou uitvoerig dossieronderzoek vergen. Ook kan op basis van de registratiegegevens geen betrouwbaar beeld gegenereerd worden van het aantal aangiftes waarbij vervolgens een gebiedsverbod is opgelegd.
Als er aangifte is gedaan van fysieke en/of psychische mishandeling, wordt deze altijd in behandeling genomen. Het kan zijn dat een aangifte wordt geseponeerd, omdat er geen sprake is van een strafbaar feit. Ik verwijs u naar het antwoord op vragen 7 en 8 waarin staat beschreven welke middelen kunnen worden ingezet na een aangifte.
Is fysieke en/of psychische mishandeling, belaging, bedreiging of soortgelijke daden van de (ex-)partner een voorspeller voor partnerdoding? Zo ja, uit welk onderzoek blijkt dat en is daarom aanvullend preventief beleid nodig? Zo nee, waarom niet en uit welk onderzoek blijkt dat?
Ja. In buitenlands onderzoek wordt eerdere partnermishandeling als een van de belangrijkste risicofactoren voor partnerdoding gezien.4 Dit jaar verscheen een empirisch onderzoek dat ziet op de factoren die hebben geleid tot partnerdoding in Nederland in de periode 2010–2015.5 Uit dit onderzoek blijkt dat daders van partnerdoding (met 84% overwegend mannen) met betrekking tot delictskenmerken alsmede individuele en relationele kenmerken geen homogene groep vormen. Wel lijkt eerdere partnermishandeling een van de risicofactoren voor partnerdoding te zijn, naast bijvoorbeeld de angst verlaten te worden of een psychotische toestand.
Geweld in de huiselijke kring, waaronder partnergeweld, komt in Nederland op te grote schaal voor.6 Daarom zet ik mij samen met de Staatssecretaris van VWS en de VNG in om dit veiligheidsprobleem te bestrijden. Onderdeel van het interdepartementale programma Geweld hoort nergens thuis (GHNT) is onder meer dat professionals samen met de betrokkenen inzetten op het bestrijden van de risicofactoren die (herhaaldelijk) leiden tot de onveiligheid van het slachtoffer. Het doel is om hiermee de bestaande geweldsdynamiek in huishoudens of gezinnen te doorbreken en het geweld te stoppen.
Welke middelen worden momenteel ingezet om slachtoffers van fysieke en psychische mishandeling door (ex) partners te ondersteunen en/of in bescherming te nemen?
Er zijn verschillende middelen binnen de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling die worden ingezet om slachtoffers van geweld door (ex-)partners te ondersteunen en te beschermen. Deze aanpak wordt versterkt met het programma GHNT.7
Slachtoffers, omstanders en professionals kunnen bij Veilig Thuis terecht voor laagdrempelig advies en voor het doen van een melding. Wanneer Veilig Thuis een melding krijgt, voert Veilig Thuis een veiligheidsbeoordeling uit. Veilig Thuis zal, waar mogelijk altijd samen met het slachtoffer, beoordelen wat nodig is om het geweld te stoppen, met bijvoorbeeld hulp van een wijkteam, hulp bij het omgaan met agressie of het organiseren van een veilige opvangplek bij ernstig gevaar. Het wordt voor slachtoffers zo laagdrempelig mogelijk gemaakt om contact op te nemen met de gewenste instanties. Zo heeft Veilig Thuis sinds mei dit jaar een online chatfunctie. Ook kunnen slachtoffers laagdrempelig terecht bij de Centra Seksueel Geweld voor medische en psychologische zorg na seksueel geweld. Daarnaast is de politie in geval van acuut geweld laagdrempelig te bereiken voor het doen van een melding of een aangifte. Via www.vraaghetdepolitie.nl kunnen jongeren drie avonden in de week chatten met de politie over onder andere huiselijk geweld.
De inzet van de politie en het OM is gericht op het stoppen van het geweld en het beschermen van het slachtoffer. Een gezamenlijke aanpak met partners zoals Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming, de Reclassering en Slachtofferhulp Nederland is hierbij essentieel. De politie bepaalt bij een aangifte of melding het dreigingsniveau en de urgentie. Na de veiligheidsbeoordeling van Veilig Thuis en de screening door de politie wordt een gezamenlijke aanpak bepaald, gericht op gedragsverandering bij de verdachte en op bescherming van het slachtoffer. Per situatie wordt bekeken welke combinatie van interventies op het gebied van zorg, bestuursrecht (o.a. huisverbod), civielrecht en/of strafrecht het meest effectief is. Er kunnen beschermingsmaatregelen worden ingezet zoals contact- en locatieverboden, een (stop)gesprek met de geweldspleger of bedreiger of het bieden van een opvangadres. Ook is de AWARE-noodknoop beschikbaar voor personen die ernstig worden bedreigd door hun (ex-)partner. Hiermee kunnen zij met een simpele druk op de knop snel alarm slaan wanneer zij zich in acuut gevaar bevinden.
Welke middelen heeft de politie om extra waakzaam te zijn na een aangifte met betrekking tot psychische en/of fysieke mishandeling door een (ex) partner?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u van mening dat deze cijfers laten zien dat er extra inzet nodig is om vrouwen die slachtoffer zijn van psychische en/of fysieke mishandeling te beschermen en partnerdoding te voorkomen?
Ondanks de significante daling in de cijfers van moord en doodslag ten opzichte van twintig jaar geleden, blijven deze cijfers met betrekking tot (ex-)partnerdoding zorgwekkend. De cijfers laten zien dat in de periode 2015 tot en met 2019 meer dan de helft van de vrouwen die zijn omgekomen door moord en doodslag, zijn gedood door hun (ex-)partner. Het blijft dan ook onverminderd van belang dat alles op alles wordt gezet om partnerdoding te voorkomen.
De aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling is daarom ook geprioriteerd en opgenomen in de veiligheidsagenda. Meer dan voorheen is de inzet van hulpverlening, Veilig Thuis, politie en justitieorganisaties gezamenlijk gericht op directe veiligheid in huishoudens en gezinnen (het stoppen van het geweld, het beschermen van slachtoffers, aanpak van plegers) en vervolgens op duurzame veiligheid (door het wegnemen van de risico’s op herhaling van het geweld en door vervolgens te focussen op het herstel). De impactmonitor huiselijk geweld en kindermishandeling moet op lange termijn inzicht bieden in de effectiviteit van deze inzet.
Wat zijn de gevolgen van de maatregelen naar aanleiding van corona voor vrouwen die slachtoffer zijn van psychische en/of fysieke mishandeling door een (ex) partner? Verwacht u een toename van het aantal gevallen van moord en of doodslag door (ex) partners?
Het Ministerie van VWS heeft in het kader van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling onderzoek laten uitvoeren naar de gevolgen van de coronacrisis en van de hulpverlening op gezinnen waar geweld speelt of heeft gespeeld. Augeo heeft in het kader van dit onderzoek het initiatief genomen om te monitoren of het geweld bij deze kwetsbare gezinnen toeneemt. Er is geen significant verschil in het aantal incidenten van geweld ten opzichte van de periode voor de coronacrisis. Dit onderzoek is bij de voortgangsrapportage GHNT naar de Kamer gestuurd.8
De politie geeft aan dat sinds de invoering van de coronamaatregelen geen significante toename is van het aantal incidenten van huiselijk geweld. Tegelijkertijd is het een gegeven dat de spanningen thuis kunnen oplopen als gevolg van de maatregelen en dat sommige slachtoffers uit beeld blijven. Ik houd daarom samen met de Staatssecretaris van VWS de signalen vanuit de betrokken partijen nauwlettend in de gaten.
Welke extra maatregelen neemt u naar aanleiding van Covid-19 voor vrouwen die slachtoffer zijn van psychische en/of fysieke mishandeling door een (ex) partner?
Tijdens de eerste maatregelen tegen het coronavirus in het voorjaar van 2020 heb ik, samen met de Minister van VWS, extra maatregelen genomen. Zo is een voorlichtingscampagne gestart voor bewustwording onder slachtoffers en omstanders. Daarnaast hebben we in samenspraak met het Nederlands Jeugdinstituut en het RIVM een factsheet opgesteld voor professionals voor het opvolgen van de meldcode in deze crisis. Ook kunnen slachtoffers sinds 1 mei door middel van het codewoord «Masker 19» een melding doen van huiselijk geweld bij de apotheek.
Alle 26 Veilig Thuis-organisaties bieden sinds half mei chatdiensten aan om de drempel te verlagen contact op te nemen met Veilig Thuis. Met de chatfunctie hebben slachtoffers een extra mogelijkheid om laagdrempelig advies te vragen. Bovendien ziet Veilig Thuis dat de nieuwe chatfunctie ook gebruikt wordt door mensen die eerder nog niet in beeld waren bij Veilig Thuis.
Politie en justitie hebben tijdens de coronamaatregelen onverminderde aandacht behouden voor slachtoffers en daders van huiselijk geweld en kindermishandeling. De politie is bereikbaar voor slachtoffers en treedt op in acute onveilige situaties. De Raad voor de Kinderbescherming voert beschermingsonderzoeken uit en de reclassering haar advies- en toezichtstaak.
Het artikel ‘NAM wil productiewater Schoonebeek injecteren in Drentse gasvelden’ |
|
Tom van den Nieuwenhuijzen-Wittens (GL), Laura Bromet (GL) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «NAM wil productiewater Schoonebeek injecteren in Drentse gasvelden»?1
Ja.
Bent u bekend met het voornemen om verontreinigd productiewater in de Drentse lege gasvelden rondom Schoonebeek te injecteren?
Ja, ik ben bekend met het voornemen om productiewater in de regio Schoonebeek te injecteren. Afgelopen juli heb ik de Kamer per brief2 geïnformeerd over de ontwikkelingen rondom de verwerking van het productiewater van de oliewinning in Schoonebeek. NAM injecteert dit water in uitgeproduceerde gasvelden in Twente. In de brief heb ik ook vooruitgeblikt op het voornemen van NAM om de injectie uit te breiden naar de regio Schoonebeek.
Ook heb ik de Kamer al eerder geïnformeerd3 over de samenstelling van het injectiewater. Het injectiewater bestaat uit formatiewater4, gecondenseerde stoom en naar verhouding zeer kleine hoeveelheden mijnbouwhulpstoffen. De samenstelling van het injectiewater is getoetst aan de Euralnormen5 en op basis hiervan aangemerkt als «niet gevaarlijke afvalstof».
Bent u zich ervan bewust dat het injecteren van verontreinigd productiewater rondom Schoonebeek een grensoverschrijdend risico is?
In de Mededeling voornemen voor waterinjectie in de regio Schoonebeek6 zijn de risico’s op hoofdlijnen in kaart gebracht. De volgende stap is het opstellen van een milieueffectrapportage (hierna: MER). In de MER worden de risico’s in meer detail onderzocht. Op dit moment worden er geen grensoverschrijdende risico’s verwacht. De locaties die NAM op het oog heeft voor injectie zijn de gasvelden bij Dalen, Oosterhesselen en Schoonebeek. Ik ben mij ervan bewust dat een deel van het Schoonebeek gasveld zich uitstrekt over de grens met Duitsland. In dit gasveld wordt er reeds productiewater geïnjecteerd en op dit moment zijn er geen grensoverschrijdende risico’s.
Waarom wordt de gemeente Emlichheim hierin niet actief geïnformeerd?
In Europa zijn afspraken gemaakt over hoe en wanneer buurlanden elkaar informeren bij mogelijke grensoverschrijdende milieugevolgen. Dit is vastgelegd in het verdrag van Espoo. Daarbovenop zijn er specifieke bilaterale uitvoeringsafspraken tussen Nederland en de buurlanden België en Duitsland. In de gezamenlijke verklaring tussen Duitsland en Nederland7 zijn afspraken gemaakt over de te ondernemen stappen, inclusief de verantwoordelijkheden en de rolverdeling hierbij, als er sprake is van een project met mogelijk belangrijke grensoverschrijdende milieugevolgen waarvoor een MER wordt uitgevoerd. Bij de voorgenomen injectie in de regio Schoonebeek is er op dit moment geen sprake van grensoverschrijdende milieugevolgen (zie ook mijn antwoord op vraag8. Conform de werkafspraken tussen Duitsland en Nederland is de gemeente Emlichheim daarom niet actief betrokken bij het MER. De stukken die ten behoeve van de MER zijn opgesteld zijn wel ter informatie naar de gemeente Emlichheim gestuurd. Indien uit de MER of anderszins blijkt dat er toch sprake is van een grensoverschrijdend risico, dan zal de gemeente Emlichheim alsnog, conform de afspraken tussen Nederland en Duitsland en het verdrag van Espoo, actief worden betrokken bij de besluitvorming.
Bent u bekend met de zorgen van de gemeente Eimlichheim en de wens van de gemeente om gedetailleerde grensoverschrijdende informatie te krijgen?
De gemeente Emlichheim heeft haar zorgen met mij gedeeld en ik zal NAM vragen deze te adresseren in de MER. De informatie die tot nu toe over het project bekend is, is gedeeld met de gemeente Emlichheim.
Kunt u ingaan op hoe we goed kunnen samenwerken binnen grensoverschrijdende regio’s als het gaat om zaken waar zorgen over kunnen zijn?
Samenwerking betreffende grensoverschrijdende risico’s is vastgelegd in het verdrag van Espoo en de specifieke bilaterale afspraken gemaakt tussen buurlanden (zie ook mijn antwoord op vraag9. Naast dit verdrag geldt ook dat we gewoon buurlanden van elkaar zijn. Er zijn goede relaties en contacten op verschillende niveaus. Zoals ik al aangaf in mijn antwoord op vraag 5 zal ik NAM vragen rekening te houden met de zorgen van de gemeente Emlichheim. Daarnaast kan de Duitse gemeente ook contact met mij, de gemeente Emmen, de provincie Drenthe of het Staatstoezicht op de Mijnen (hierna: SodM) opnemen.
Bent u voornemens meer rekening te houden met de grensoverschrijdende zorgen? Zo ja, hoe wilt u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u ingaan op welke risico’s u ziet bij het injecteren van het productiewater in de gasvelden? Kunt u hierbij ingaan op de risico’s nu en in de toekomst?
Zowel de korte- als lange termijn risico’s van injectie in uitgeproduceerde gasvelden zijn geanalyseerd en beschreven in de meeste recente evaluatie van de injectie in Twente10. De geïdentificeerde risico’s zijn kans op aardbevingen, lekkage van injectiewater en oplossen van afdekkende zoutlagen. De mate waarin deze generieke risico’s voor een specifiek gasveld relevant zijn, kan per gasveld verschillen en wordt daarom ook per gasveld vooraf onderzocht. Deze onderzoeken zijn onderdeel van de iedere vergunningaanvraag voor injectie, zo ook voor de voorgenomen injectie in de regio Schoonebeek.
Voordat een vergunning wordt afgegeven moeten de risico’s onderzocht worden. Daarbij worden specifieke beheersmaatregelen per risico opgesteld waarmee de risico’s beperkt of weggenomen worden. Alleen als de risico’s goed beheersbaar zijn en de injectie veilig kan, wordt een vergunning verleend. SodM wordt betrokken bij dit besluit. Daarnaast stelt een mijnbouwonderneming vooraf een waterinjectie managementplan op om de injectie veilig uit te voeren. Dit plan wordt door SodM beoordeeld en SodM houdt toezicht op de uitvoering ervan.
De risico’s van injectie in de Twentse gasvelden wordt met regelmaat opnieuw belicht conform de voorwaarden gesteld in de vergunning voor de injectie. Iedere zes jaar dient NAM de injectie en mogelijke alternatieven voor de verwerking van het productiewater te evalueren volgens de CE-afwegingsmethodiek11 of een gelijkwaardige methode. Hierin worden zowel de korte als lange termijn risico’s meegewogen. De aanstaande evaluatie is op verzoek van de Kamer12 vervroegd en zal in 2021 worden uitgevoerd. SodM houdt toezicht op het uitvoeren van de evaluatie. Ook is de Commissie m.e.r. hierbij betrokken. Inzichten uit deze evaluatie worden meegenomen in de MER van injectie in de regio Schoonebeek. Daarnaast neemt SodM de uitkomsten van de evaluatie, en de uitkomsten van andere rapportageverplichtingen en onderzoeken, mee in het toezicht om te bezien in hoeverre de risicobeheersmaatregelen en -systemen voor een veilige injectieoperatie op orde zijn.
Wat wordt door welke partij ondernomen om deze risico’s te beperken en/of weg te nemen? Indien er geen stappen worden ondernomen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
De beslissing om Holland Casino en de automatenhallen open te houden gedurende de fase van zwaardere coronamaatregelen |
|
Michiel van Nispen |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat Holland Casino en de speelautomatenhallen gevrijwaard zijn van sluiting, terwijl bijvoorbeeld de horeca nu wél dicht moet en het dringende advies is om zoveel mogelijk thuis te blijven en dus niet uit te gaan?1
Ja.
Op grond waarvan is de afgelopen dagen het besluit genomen dat speelautomatenhallen en casino’s open mochten blijven, terwijl bijvoorbeeld de hele horeca gesloten is en het idee toch is dat mensen zo min mogelijk contact hebben?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 13 oktober van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport blijkt uit het OMT-advies en het BAO dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om de verdere verspreiding van het virus weer in te dammen.2 Het OMT heeft in dit geval niet geadviseerd sectoren zoals casino’s en speelautomatenhallen te sluiten. Het kabinet heeft het overgrote deel van de maatregelen overgenomen waarover het OMT adviseert. Bij de samenstelling van het maatregelenpakket is gekozen voor maatregelen die concreet bijdragen aan minder contactmomenten, zonder dat cruciale maatschappelijke functies in het gedrang komen. Zoals altijd is daarbij het uitgangspunt dat het virus zo hard mogelijk geraakt wordt en de maatschappij zo min mogelijk.
Dit maatregelenpakket gold uiteraard ook voor casino’s en speelautomatenhallen. Ik merk daarbij op dat zij net als theaters, bioscopen en poppodia, casino’s hun horecagedeeltes hebben moeten sluiten.
Het kabinet heeft op 3 november 2020 extra maatregelen aangekondigd om versneld het aantal besmettingen terug te dringen.3 Eén van deze maatregelen is het sluiten voor het publiek toegankelijke gebouwen, waaronder casino’s en speelautomatenhallen, gedurende twee weken.
Door welke belanghebbenden of organisaties is formeel of informeel geprobeerd invloed uit te oefenen op dit besluit?
Naar mijn weten is noch formeel of informeel invloed geprobeerd uit te oefenen op dit besluit. In het algemeen is er vanuit mijn departement contact met de sector over protocollen en de uitwerking van maatregelen.
Kan Holland Casino in deze tijden nog wel goed aan zijn zorgplicht voldoen in het kader van preventie ter voorkoming van kansspelverslaving? Zo ja, kunt u uiteenzetten hoe volgens u gewaarborgd is dat probleemgevallen, met inachtneming van alle voorschriften en maatregelen, de juiste hulp krijgen?
Uw vragen over het voldoen aan de zorgplicht heb ik aan Holland Casino voorgelegd. Holland Casino geeft met haar preventiebeleid invulling aan haar zorgplicht richting haar gasten. Desgevraagd geeft Holland Casino aan dat alle maatregelen die verband houden met de zorgplicht en het preventiebeleid met inachtneming van de coronaregels regulier doorgang kunnen vinden. De sector heeft in haar coronaprotocol aanvullende maatregelen getroffen om de continuïteit van haar zorgplicht nog verder te borgen. De Kansspelautoriteit houdt toezicht op het naleven van de zorgplicht. Lokale en regionale autoriteiten controleren partijen regelmatig op het naleven van de maatregelen ter bestrijding van COVID-19.
Kan in alle vestigingen te allen tijde 1,5 meter afstand worden gehouden? Zo nee, welke consequenties zijn hier aan verbonden?
De sector is gehouden aan de noodverordeningen waarin de maatregelen ter bestrijding van COVID-19 zijn vastgelegd. Hierop wordt de sector regelmatig gecontroleerd door de lokale en regionale autoriteiten. Bij niet naleving van de maatregelen kan worden ingegrepen worden door de Veiligheidsrisico’s. Zij kunnen bijvoorbeeld overgaan tot waarschuwen, strafrechtelijk optreden of het sluiten van (delen van) een locatie.4
De sector heeft een protocol opgesteld waarin onder andere wordt uiteengezet hoe partijen kunnen voldoen aan de maatregel om 1,5 meter afstand te houden. Hierover is branche-overstijgende afstemming geweest met VNO-NCW, MKB-Nederland en de schoonmaakbranche (OSB). Over het protocol is positief geadviseerd door een interdepartementale werkgroep onder leiding van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, waarin vertegenwoordigers van de Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid (NCTV) en de Ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Infrastructuur en Waterstaat (I&W), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Financiën zitting hebben.
Hoeveel bezoekers mogen tegelijk binnen zijn op één locatie; hangt dit van het aantal zalen af en zo ja, hoe wordt een zaal gedefinieerd?
De regel voor samenkomsten uit het maatregelenpakket van 13 oktober 2020 is als volgt: samenkomsten in voor het publiek toegankelijke gebouwen en in besloten plaatsen zijn alleen toegestaan als het aantal aanwezigen per zelfstandige ruimte is beperkt tot ten hoogste 30 personen, mits hierbij voldoende afstand kan worden gehouden. Dit is exclusief personeel.6 Het aantal bezoekers dat binnen mag zijn op één locatie hangt dus af van het aantal zelfstandige ruimtes op de locatie. Bezoekersstromen dienen gescheiden te blijven.
Op naleving van de maatregelen ter bestrijding van COVID-19 worden casino’s en speelautomatenhallen regelmatig gecontroleerd door lokale en regionale autoriteiten.
Klopt het dat casino’s van Holland Casino vanwege de Covid-19-maatregelen verdeeld zijn in verschillende zones en dat per zone 30 mensen aanwezig mogen zijn? Is een zone iets anders dan een zaal en klopt het dat mensen tijdens hun bezoek van zone mogen wisselen? Zo ja, acht u dat wenselijk?2
Zie antwoord vraag 6.
Het klimaatgeblunder van de Verenigde Naties (VN) |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Klimaatrel: «VN blunderen met rapport» – Alarmistische toon ondanks dalende trend natuurrampen»?1
Ja.
Wat vindt u van het VN-rapport «Human Cost of Disasters», waarin enerzijds wordt gesproken van een «duizelingwekkende stijging van klimaatgerelateerde rampen over de laatste twintig jaar» en anderzijds wordt beweerd dat het aantal natuurrampen sinds 2000 juist met 15% is afgenomen?2
Het rapport toont aan dat extreme weersomstandigheden als gevolg van klimaatverandering de afgelopen decennia jaar zijn verdubbeld. Wereldwijd werden volgens het rapport de afgelopen twintig jaar circa 7.350 grote rampgebeurtenissen geregistreerd. Wetenschappelijk onderzoek dat een ander beeld schetst is mij niet bekend.
Hoe beoordeelt u deze schaamteloze, tenenkrommende tegenstrijdigheid? Deelt u de mening dat dit geblunder tekenend is voor het hele klimaatbeleid – ook het uwe – dat van tegenstrijdigheden, aannames en klimaatbangmakerij aan elkaar hangt?
Deze mening deel ik niet.
Deelt u de conclusie dat de VN geen klimaatwetenschap, maar klimaatpolitiek bedrijven? Deelt u daarnaast de conclusie dat die VN-klimaatpolitiek eruit bestaat om mensen continu voor de gek te houden en angst aan te jagen met allerlei doembeelden over klimaatverandering?
Deze conclusies deel ik niet. De VN en haar Intergovernmental Panel on Climate Change(IPCC) baseert haar rapporten op wetenschappelijke publicaties en geeft een goed overzicht van de huidige stand van kennis rond klimaatverandering en de gevolgen ervan. IPCC-rapporten vormen om die reden de primaire informatiebron voor het klimaatbeleid.
Bent u ervan op de hoogte dat rampzalige voorspellingen in de afgelopen decennia, bijvoorbeeld over de «enorme» stijging van de zeespiegel, nooit zijn uitgekomen?
Het IPCC geeft feitelijke informatie over zeespiegelstijging aan de hand van metingen en maakt op basis van emissiescenario’s projecties van zeespiegelstijging. De waargenomen zeespiegelstijging van circa 9 cm sinds 1990 zit zelfs aan de bovenkant van de marge van de projecties (alle modellen en alle scenario’s) gepubliceerd in 2001 (IPCC TAR, Figuur 11.12). Reden hiervoor is het grotere massaverlies van ijskappen dan destijds voorzien.
Bent u ertoe bereid om – voor zover dat met een beetje gezond verstand überhaupt mogelijk was – de klimaathysterie van de VN en aanverwante klimaatgeobsedeerde clubs niet meer serieus te nemen? Wanneer stopt u met uw eigen klimaatagenda en stuurt u de VN een brief met daarin de mededeling dat Nederland uit het Klimaatakkoord van Parijs stapt (conform artikel 28)?
Hiertoe ben ik niet bereid. Nederland zal zich in de strijd tegen klimaatverandering blijven inzetten voor een ambitieuze uitvoering van de Overeenkomst van Parijs.
Het artikel 'Eerste besmetting met westnijlvirus in Nederland' |
|
Tjeerd de Groot (D66), Antje Diertens (D66) |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat er voor het eerst iemand het westnijlvirus in Nederland heeft opgelopen?1
Ja
Kunt u een inschatting maken van het te verwachten aantal nieuwe gevallen van het westnijlvirus in het «muggenseizoen» volgend jaar?
Daar zijn geen onderbouwde uitspraken over te doen. De ervaring in andere Europese landen leert dat dit jaarlijks heel wisselend is en ook tussen de landen onderling zit er een groot verschil. Dat heeft te maken met lokale factoren die overwintering, herintroductie en overdracht van het virus bepalen zoals vogel- en muggenpopulatie en de weersomstandigheden.
Welke voorbereidingen worden er getroffen om het aantal muggen die mogelijk drager zijn van het westnijlvirus, in te dammen?
Muggen die mogelijk drager zijn van het virus worden vooralsnog niet ingedamd. Het westnijlvirus wordt overgedragen door onder andere de huissteekmug (Culex pipiens), één van de algemeenste soorten steekmuggen in Nederland. Na de eerste vondst van het virus in een vogel gevangen in Utrecht en de melding op 15 oktober jl. van de eerste humane patiënt, zijn onder voorzitterschap van het RIVM humane en veterinaire experts in een responsteam zoönosen bijeen geweest. Momenteel loopt een aantal onderzoeken ten behoeve van een advies voor het muggenseizoen 2021. Eerst zal moeten worden uitgezocht in welke gebieden de verspreiding van het westnijlvirus door muggen heeft plaatsgevonden. Ook zal moeten worden uitgezocht of optreden tegen algemeen voorkomende steekmuggen, gezien hun wijdverspreidheid, kan bijdragen aan verlagen van de transmissiekans. Daarnaast is een belangrijke vraag of zo’n mogelijke ingreep proportioneel is. Zo brengt het gebruik van insecticiden ook risico’s voor mens en milieu met zich mee. Verder zal het nut van persoonlijke beschermingsmaatregelen (horren, klamboe’s, muggenwerende sprays, vermijden van wandelen in schemering) en het lokaal aanbevelen ervan door de overheid als zijnde zinvolle maatregelen beoordeeld moeten worden. Begin december wordt een eerste advies verwacht vanuit het responsteam zoönosen.
Herinnert u zich de antwoorden op de eerder gestelde vragen en de vervolgvragen over het artikel «Experts luiden de noodklok over falende aanpak tijgermug»?2
Ja.
Heeft u inmiddels kennisgenomen van de brandbrief waarin de noodklok geluid wordt over de aanpak van de tijgermug? Zo ja, wat is er tot op heden gedaan met het dringende geluid om over te gaan op een hardere aanpak?
Allereerst is het belangrijk aan te geven dat er geen enkele relatie bestaat met het onderwerp van de betreffende brandbrief, omdat de tijgermug als vector (insect of ander dier dat een ziekteverwekker bij zich draagt) geen relevante rol speelt in de transmissie van Westnijlvirus, niet in Nederland, noch in Europa, noch in de Verenigde Staten. In dit verband wordt verwezen naar de brief van 2 juli 2019 (Kamerstuk 2018–2019 32 793, nr. 400) waarin op de Staat van Infectieziekten 2018 wordt geattendeerd. Het verdiepend thema daarvan ging vorig jaar over muggen en de ziekten die deze insecten kunnen overbrengen en onder welke omstandigheden. Deze kennis is belangrijk om te kunnen bepalen of er een risico is voor de Nederlandse volksgezondheid.
Overigens is de tijgermug in Nederland op zeer beperkte schaal aanwezig en op de plekken waar dat zo is, wordt deze in opdracht van het Ministerie van VWS bestreden door de NVWA. Tot nu toe leidde dat tot uitroeiing van startende populaties. De NVWA doet dat wat nodig is om de effecten van ongemerkte introducties ongedaan te maken en slaagt daarin. Om bekende risico’s op introductie via producten te beperken worden afspraken gemaakt met stakeholders en waar nodig maatregelen opgelegd, hetgeen geregeld is op basis van de Wet publieke gezondheid.
Zijn er in de afgelopen drie jaar exotische muggensoorten getraceerd door de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA)? Zo ja, om hoeveel muggen gaat het hier gespecificeerd naar exotisch relevante muggen voor de volksgezondheid? Op welke manier zijn deze bestreden? Welke maatregelen heeft het NVWA opgelegd om verspreiding tegen te gaan?
Ja. Het betreft drie soorten muggen: de gelekoortsmug, de Aziatische tijgermug en de Aziatische bosmug. De vondsten daarvan zijn gepubliceerd op de website van de NVWA en aldaar in te zien. De gelekoortsmug en Aziatische tijgermug zijn effectief bestreden door broedplaatsen te verwijderen en indien dat onmogelijk is zijn de broedplaatsen behandeld met larvedodende middelen. Op enkele risicobedrijven zijn ook volwassen muggen bestreden met insecticiden.
De NVWA heeft aan bedrijven die handelen in risicoproducten maatregelen opgelegd van technisch-hygiënische aard. Daarnaast heeft de NVWA een risicogestuurde monitoringsstrategie en een meldingensysteem. Op basis van die informatiestromen wordt zo vroeg mogelijk ingegrepen bij accidentele introducties.
De derde exotische steekmug, de Aziatische bosmug, geldt als gevestigd in de provincie Flevoland. Deze soort draagt tot nu toe in Europa niet bij aan het risico op muggen-overgedragen ziekten en voegt ook in Nederland weinig toe aan reeds bestaande transmissie-risico’s. De verschillen met de andere twee genoemde soorten zijn wat dat betreft erg groot. De bosmug wordt om die reden niet bestreden in Flevoland.
In 2019 werd één exemplaar van Aedes flavopictus (een mug zonder Nederlandse naam) aangetroffen in Lelystad, die door de NVWA is bestreden. In tegenstelling tot de tijgermug, is van de Aedes flavopictustot nu toe niet vastgesteld dat infectieziekten kunnen worden overgebracht en gezien zijn beperkte verspreidingsgebied (Japan, Korea) lijkt hij minder invasief dan de tijgermug. Zie ook de Kamerbrief van 26 juni 2019 (Kamerstukken 2018–2019 32 793, nr. 397).
Zeer incidenteel worden andere exotische steekmuggen aangetroffen, op de luchthaven Schiphol in vliegtuigen of tussen bagage. Deze muggen hebben zich nog nooit verder verspreid en worden in dit kader daarom niet relevant geacht.
De NVWA houdt ook dat in de gaten en publiceert de resultaten in de wetenschappelijke literatuur (zie onder andere https://www.mdpi.com/1660–4601/17/10/3450/htm).
Bent u van mening dat er voldoende wordt gedaan om muggen te bestrijden? Zo ja, hoe kan het dan toch dat er mensen ziek worden? Zo nee, wat is er volgens u nodig om bestrijding voortvarend in te zetten?
Ja. Zoals al aangegeven bij vraag 5; de bestrijding van exotische muggen houdt geen verband met de overdracht van ziekten door inheemse muggen. Bestrijding van de Aziatische tijgermug en de gelekoortsmug wordt gedaan omdat vestiging van deze soorten zou leiden tot risico op lokale transmissie van virussen die nu in Nederland geen vector hebben, omdat dergelijke muggen hier niet voorkomen. Dit betreft ziekten als dengue en chikungunya, die elders in Europa al tot problemen leidden. De overdracht van het westnijlvirus geschiedt door inheemse muggen die vrijwel overal aanwezig zijn. Zie verder vraag 3.
Het bericht ‘Mohammed B. opnieuw door het lint in de gevangenis’ |
|
Gidi Markuszower (PVV), Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u dit bericht uit 2019?1 Zo ja, waarom is dit pas ruim een jaar later naar buiten gebracht?
Ja. Het krantenbericht gaat over een incident dat plaatsvond op 20 september 2019. Dit incident is op 18 oktober 2019 gepubliceerd op de website van de Dienst Justitiële Inrichtingen in het maandelijkse voorvallenoverzicht van september 2019.
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat deze twee terroristen binnen de gevangenismuren de fitnessruimte konden slopen en 34.000 euro aan schade aangericht hebben?
Eén van de twee gedetineerden begon in de fitnessruimte vernielingen aan te richten. De andere gedetineerde heeft dit aangemoedigd. Voor het onder controle brengen van de situatie moest het intern bijstandsteam (IBT) worden ingeschakeld. Tot het moment dat dit team kon optreden heeft de gedetineerde zich misdragen. De veiligheid van het personeel staat bij zulke incidenten altijd voorop. Ingrijpen gebeurt pas als de veiligheid van het personeel gegarandeerd kan worden.
Is er aangifte tegen hen gedaan van vernieling? Zijn ze hiervoor gestraft en in een isoleercel gezet? Zo nee, waarom niet?
Beide gedetineerden zijn gestraft met verblijf in de strafcel. Tegen de gedetineerde die vernielingen heeft aangericht is aangifte gedaan. Deze gedetineerde is tevens tijdelijk overgeplaatst naar de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden. Na overleg met de officier van justitie is tegen de andere gedetineerde geen aangifte gedaan, met het oog op diens beperkte rol bij het incident.
Deelt u de mening dat terroristen helemaal geen contact met andere terroristen zouden moeten kunnen hebben? Zo nee, waarom niet?
Al deze vragen beantwoord ik met nee. Gedetineerden met een terroristische achtergrond worden op één van de terroristenafdelingen (TA) geplaatst. Het TA regime is er op gericht de maatschappij te beschermen tegen deze groep. Deze gedetineerden krijgen daarom standaard te maken met strenge toezicht- en veiligheidsmaatregelen. Binnen dit strenge regime is het met de nodige veiligheidsmaatregelen verantwoord om gedetineerden te laten sporten.
Binnen de TA wordt gewerkt met een gedifferentieerd plaatsingsbeleid, wat betekent dat gedetineerden van elkaar worden gescheiden als contact niet wenselijk is. Als ongewenste beïnvloeding, gedrag- en of de veiligheidsrisico’s daartoe aanleiding geven, kunnen gedetineerden ook geplaatst worden in een hoger beveiligingsniveau, een aangepast regime of worden overgeplaatst naar een andere locatie. Daarnaast kunnen gedetineerden die een extreem hoog risico voor de maatschappij vormen geplaatst worden op de Extra Beveiligde Inrichting.
Met het oog op deze mogelijkheden acht ik een structurele volledige beperking van deze groep of een verhoging van het beveiligingsniveau van de TA niet nodig. Langdurig verblijf in volledige beperking is bovendien in strijd met internationale regelgeving zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Deelt u voorts de mening dat terroristen helemaal niet over een fitnessruimte zouden moeten beschikken, maar permanent in volledige beperking zouden moeten zitten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid het beveiligingsniveau van de terroristenafdelingen te verhogen naar hetzelfde beveiligingsregime als de Extra Beveiligde Inrichting (EBI)? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat terrorist Mouad D., na het uitzitten van zijn nog op te leggen straf, het land uitgezet wordt en ervoor te zorgen dat deze gevaarlijke terrorist nooit meer voet op Nederlandse bodem zal zetten? Zo nee, waarom niet?
Iedere vreemdeling die niet over rechtmatig verblijf beschikt dient het land te verlaten. Door de Dienst Terugkeer en Vertrek worden zoals gebruikelijk de mogelijkheden bekeken hoe de vreemdeling te zijner tijd uit Nederland kan vertrekken. Daarbij zal de vreemdeling een langdurig inreisverbod worden opgelegd om te voorkomen dat hij terugkomt.
De waarschuwing dat de gemuteerde varianten van het coronavirus die rondgaan in de nertsenfokkerij, ongevoelig zijn voor de ontwikkelde vaccins |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u gezien dat het Deense Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), het Statens Serum Institut, waarschuwt dat de gemuteerde varianten van het coronavirus, die zijn ontstaan door de uitbraken in de nertsenfokkerij, ongevoelig zijn voor de coronavaccins die nu worden ontwikkeld?1
Ja, dat heb ik gezien.
Erkent u dat dit betekent dat ook nadat er kan worden gevaccineerd tegen COVID-19, mensen nog altijd het gevaar lopen besmet te raken met een gemuteerde «nertsenvariant» van het virus en dat zij daardoor nog altijd heel ziek kunnen worden of erger?
Mutaties van virussen komen altijd voor, zowel bij mens als bij dier. Ook in NL hebben we mutaties van Sars-CoV-2 aangetroffen. Het OMT-Z geeft aan dat de specifieke «variant 5» uit Denemarken in Nederland niet is aangetroffen.
De Deense gezondheidsautoriteiten geven aan dat het theoretisch mogelijk is dat «het vaccin» niet zal werken tegen de «type 5»-variant. Dat men overgaat tot ruimen van nertsen geschiedt uit voorzorg omdat men wil voorkomen dat deze of een andere variant in de toekomst mogelijk problemen veroorzaakt. De WHO expert groep is niet overtuigd dat deze variant zorgt voor verminderde werkzaamheid van een vaccin, om hier een definitieve uitspraak over te kunnen doen zouden aanvullende studies gedaan moeten worden.
Op 6 november is de WHO expertgroep bijeenkomen over de situatie in Denemarken. Ook de ECDC werkt een risico analyse uit. Het RIVM houdt zich op de hoogte van de uitkomsten van de WHO expertgroep.
Erkent u dat dit zou betekenen dat de vaccins niet zullen werken en we ook na de komst van de vaccins niet terug kunnen naar normaal, zolang de nertsenfokkerij in andere landen niet wordt stilgelegd?
Zoals ik al aangaf in mijn antwoord op vraag 2 geven de Deense gezondheidsautoriteiten aan dat het theoretisch mogelijk is dat «het vaccin» niet zal werken tegen de «type 5»-variant. De WHO expert groep is niet overtuigd dat deze variant zorgt voor verminderde werkzaamheid van een vaccin, om hier een definitieve uitspraak over te kunnen doen zouden aanvullende studies gedaan moeten worden.
Erkent u dat dit betekent dat de nertsenfokkerij een nog veel groter gevaar oplevert voor de volksgezondheid dan u tot nu toe beweerde?
De volksgezondheid staat bij ons altijd voorop. Daarom zijn in Nederland besmette bedrijven geruimd. Daarmee couperen we de replicatie en het ontstaan van nieuwe mutanten van het virus in nertsen. Daarnaast zijn er allerlei voorzorgsmaatregelen genomen om de kans op verspreiding te verkleinen, zoals een vervoersverbod voor nertsen en mest, en hygiënemaatregelen op bedrijven. Toen bleek dat de besmettingen, ondanks al deze maatregelen, toch bleven doorgaan is, op advies van het OMT-Z, eind augustus besloten dat op korte termijn de nertsenfokkerij moet worden beëindigd. Hiermee bereiken we in Nederland het doel van onze aanpak: het voorkomen dat er reservoirvorming ontstaat in de nertsenpopulatie op de bedrijven en wenden daarmee mogelijke gevolgen voor de volksgezondheid af.
De situatie in Nederland en Denemarken verschilt op veel punten. In Denemarken is de gemuteerde variant ook aangetroffen in de algemene bevolking (buiten de fokkerij). In Nederland zijn daar op dit moment geen aanwijzingen voor. In Denemarken zijn er momenteel veel uitbraken bij nertsenbedrijven. Wekelijks worden alle bedrijven in Nederland gescreend, dat gebeurt in Denemarken niet. Nederlandse bedrijven die niet zijn besmet zijn nu begonnen met het doden van de dieren op hun bedrijf ten behoeve van het pelzen. Dit gebeurt onder strenge voorwaarden. Daarmee is naar verwachting begin december het overgrote deel van de nertsenpopulatie in Nederland weg.
Het wetgevingstraject voor de stoppersregeling loopt als gepland. Het streven is om de wet volgende week aan de Tweede Kamer te sturen.
Is uw ministerie hier ook al voor gewaarschuwd? Zo ja, wanneer en wat heeft u met deze waarschuwing gedaan? Zo nee, hoe is dat mogelijk?
Inmiddels hebben Deense experts relevante informatie gedeeld in een expertnetwerk van het ECDC, echter deze is nog niet compleet. Experts, onder andere van het RIVM en Erasmus Medisch Centrum (EMC), het Nederlandse referentielaboratorium voor opkomende ziekten, houden de Nederlandse situatie ook scherp in de gaten.
We hebben ook gezorgd voor dagelijks informatievoorziening via de landbouwraad in Denemarken en wij hebben contact gehad met de Deense ambassadeur in Nederland. In dat contact is aangegeven dat data ontbreken om een definitieve uitspraak te doen over de vraag of de gevonden variant zorgt voor een verminderde werkzaamheid van het vaccin. Daarom is het belangrijk dat alle informatie zo snel mogelijk in het publieke domein komt.
Heeft u gezien dat in Denemarken inmiddels minstens 150 medewerkers van nertsenfokkerijen zijn besmet met deze «nertsenvarianten» van het virus?
De nieuwe, unieke mutatie in de SARS-CoV2-varianten is gevonden in tests van 5 nertsenfokkerijen. Er zijn in Denemarken 214 personen besmet door nertsen, daarvan zijn er 12 individuen in de omliggende gebieden met de cluster 5 variant besmet.
Heeft u gezien dat deze varianten van het virus in Denemarken niet alleen voorkomen bij de nertsenfokkers, hun gezinnen en medewerkers, maar ook worden teruggevonden bij andere inwoners van het gebied?
Ja, dat heb ik vernomen.
Kunt u bevestigen dat ook in Nederland tot nu toe vijf virusvarianten zijn ontstaan doordat het virus van mens op nerts, van nerts op nerts en van nerts op mens is overgesprongen?
In Nederland zijn er vijf clusters van nauw gerelateerde sequenties gevonden bij virussen geïsoleerd uit nertsen. Deze clusters zijn niet aangetroffen in de algemene bevolking, hetgeen in Denemarken wel het geval is.
Kunt u bevestigen dat in Nederland bij de eerste zestien onderzochte bedrijven tweederde van de onderzochte medewerkers, 66 mensen, besmet bleken te zijn met deze virusvarianten? Is dit ook onderzocht bij de 48 bedrijven waar het virus sindsdien is opgedoken?
Het is in de eerste plaats belangrijk om te melden dat dit gaat om 97 onderzochte mensen. Er zijn meer medewerkers/familieleden op deze bedrijven, niet iedereen is getest. Op sommige bedrijven zijn alleen de mensen getest die klachten hadden, hierdoor vind je een hoger aandeel positieven. Daarnaast is het zo dat de genetische stamboom van de virussen uit het aangehaalde onderzoek dicht bij elkaar liggen. Het is echter onbekend of sprake is van nerts-mens besmetting of nerts-mens-mens. De besmettingsroute van de mensen die ziek zijn geweest, is niet meer te achterhalen. Ze lijken wel binnen het bedrijf besmet te zijn geraakt. Deze onderzoeksresultaten laten geen verspreidingen buiten de bedrijven zien. Deze virussen worden niet in de postcodegebieden buiten de bedrijven aangetroffen.
Wat bovendien van belang is, is dat ook in het onderzoek op besmette nertsenbedrijven is vastgesteld dat het virus niet via de lucht wordt verspreid. Het risico voor omwonenden is verwaarloosbaar. Het RIVM heeft deze bevindingen uit dit onderzoek meegenomen in de OMT-Z adviezen.
Erkent u dat het erg aannemelijk is dat deze mensen het virus weer hebben doorgegeven aan anderen, gezien de mate waarin het virus zich verspreidt?
Het is niet onmogelijk dat het virus verspreid naar andere mensen, maar daarvoor zijn geen aanwijzingen voor gevonden.
Kunt u uitsluiten dat ook in Nederland de nertsenvarianten van het coronavirus verder zijn verspreid onder de bevolking? Zo ja, hoe is dit onderzocht en wat waren hierbij de bevindingen? Zo nee, wat gaat u hier aan doen?
In Nederland zijn er op dit moment geen aanwijzingen dat de virusstammen uit nertsen circuleren in de humane populatie. De drijvende kracht achter de huidige epidemie bij mensen is mens-mens verspreiding. Het OMT-Z concludeerde in augustus dat de kans op infectie vanuit nertsen voor mensen woonachtig buiten de nertsenbedrijven momenteel verwaarloosbaar is ten opzichte van de kans op infectie van mens-op-mens in de bevolking.
Daarnaast zijn alle op nertsenbedrijven besmette personen gesommeerd in isolatie te gaan en hun contacten in quarantaine om verdere verspreiding van Covid-19 te reduceren. We ruimen in Nederland alle besmette nertsenbedrijven en couperen dus op deze manier de replicatie van virus in nertsen en daarmee de kans op veranderingen en besmettingen van mensen.
Deelt u de mening dat op deze manier de dreiging van de verspreiding van de nertsenvariant van het coronavirus blijft voortduren, ook nadat in Nederland alle laatste nertsen zijn vergast?
Het is mogelijk dat de nertsenvariant zich in Denemarken blijft verspreiden. In Nederland is geen spreiding van een nertsenvariant in mensen aangetroffen. In het kader van de volksgezondheid is het goed dat de Deense overheid hier daadkrachtig optreedt. Dit toont wel aan dat het belangrijk is om hier internationaal aandacht aan te besteden en te blijven besteden. Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 13.
Gaat u met deze kennis, als Minister van volksgezondheid van het allereerste land ter wereld dat te maken kreeg met een uitbraak van COVID-19 in de veehouderij, zich in Europa inzetten voor het stilleggen van de nertsenfokkerij? Zo nee, waarom niet?
De afgelopen weken heeft Nederland zowel bij de Europese Commissie als bij het Duitse voorzitterschap aandacht gevraagd voor de nertsenproblematiek in relatie tot volksgezondheid en gevraagd dit te agenderen voor de EU Gezondheidsraad of de Health Security Committee. Dit is nu extra urgent vanwege de situatie in Denemarken. Hier werd positief op gereageerd. Daarnaast staat het onderwerp op de agenda van de Chief Veterinary Officers en heeft Denemarken het geagendeerd voor de Landbouw- en Visserij Raad van 16 november as.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het eerstvolgende debat over de ontwikkelingen van het coronavirus?
Ik heb me ingespannen de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Het drama voor de huizenkopers in Helmond |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Oplossing nog niet in beeld voor vastgelopen woningbouw in Houtse Akker Helmond»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Hoe kan het dat huizenkopers komen te zitten met beschadigde en onafgebouwde woningen, omdat de ontwikkelaar weigert de aannemer te betalen?
De gestaakte werkzaamheden aan het bouwproject zijn het gevolg van het geschil tussen Gemert Bouw en projectontwikkelaar Earth & Eternity. Daar komt voor de benadeelde gezinnen bij dat de afgesloten garantieovereenkomst met Betaal Garant Nederland niet de gewenste zekerheid biedt dat de woningen worden afgebouwd in het geval van een faillissement van de ontwikkelaar. Dat betekent dat er een heel vervelende situatie is ontstaan voor de huizenkopers. Eerder kwam Betaal Garant Nederland al negatief in de publiciteit door de rol die het speelde bij een bouwproject in Brielle.
Er wordt hard gewerkt aan een oplossing voor de gedupeerden van het slepende conflict tussen de bouwer en de projectontwikkelaar. Ik uit graag mijn waardering voor de inspanningen van de gemeente Helmond op dit vlak: het doet alles wat in haar vermogen ligt om te helpen, inclusief het bieden van financiële ondersteuning.
Acht u het mogelijk dat de projectontwikkelaar in deze casus willens en wetens met een dubieus garantiefonds in zee is gegaan? Wat vindt u daarvan?
Marktpartijen zijn door de vele negatieve publiciteit omtrent Betaal Garant gewaarschuwd voor het afnemen van diensten van Betaal Garant. Ik weet niet of Earth & Eternity op dat moment op de hoogte was van de problemen met Betaal Garant Nederland en of zij al dan niet bewust in zee is gegaan met Betaal Garant.
Heeft u contact gezocht met gemeente Helmond over deze casus? Op welke wijze gaat u de huizenkopers helpen en op welke wijze ondersteunt u de gemeente Helmond daarbij?
Mijn departement heeft contact opgenomen met de gemeente Helmond om meer informatie te verkrijgen over de steun die de gemeente de getroffen gezinnen biedt. De gemeente Helmond heeft een aantal acties in gang gezet om de huizenkopers bij te staan. De gemeente heeft overlegd met de huizenkopers en een architectenbureau een quick scan laten uitvoeren op het bouwterrein. De gemeente heeft haar zorgen uitgesproken over de eerste resultaten daarvan, maar geeft aan dat het te vroeg is om definitieve conclusies te trekken. Op dit moment vindt vervolgonderzoek plaats; dit is naar verwachting voor het einde van het jaar gereed.
Het vervolgonderzoek moet ertoe leiden dat voor de kopers inzichtelijk wordt gemaakt waar ze met hun woningen aan toe zijn, om van daaruit volgstappen te kunnen zetten. Daarnaast zal Helmond, vanuit de maatschappelijke verantwoordelijkheid die zij als gemeente ervaart, de komende tijd enkele scenario’s in beeld brengen hoe de bouw uiteindelijk kan worden afgerond. Bovendien kunnen huishoudens mogelijk gebruikmaken van renteloze leningen verstrekt door de gemeente, mochten zij door de ontstane situatie schulden moeten maken. Het doel van deze inzet is dat er voor de kopers weer perspectief ontstaat. De gemeente Helmond pakt de ondersteuning mijns inziens voortvarend op, dit vind ik belangrijk voor de ondersteuning van de gedupeerden.
Hoe kan het dat dit frauduleuze garantiefonds, na diverse berichten in de media, meldingen bij DNB en Kamervragen, nog steeds kan opereren? Neemt u maatregelen om ontwikkelaars, (onder)aannemers, gemeenten en huizenkopers beter te informeren over malafide garantiefondsen?
Momenteel loopt een gerechtelijke procedure tegen de bestuurder van Betaal Garant Nederland. Betaal Garant Nederland is een commanditaire vennootschap, met als enige beherend vennoot Stichting Hortus Hoogeveen en enig bestuurder Alberto W. De Rechtbank Overijssel heeft genoemde bestuurder een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van drieëndertig maanden en hem ontzet van het recht om statutair bestuurder van een rechtspersoon te zijn voor een periode van vijf jaar. Er is nog geen onherroepelijk vonnis gewezen omdat genoemde bestuurder hoger beroep heeft ingesteld. De Kamer van Koophandel (KVK) kan pas tot uitschrijving van een natuurlijk persoon overgaan als iemand definitief is veroordeeld. Dit gebeurt op het moment dat de KvK van de rechtbank of het gerechtshof een onherroepelijk vonnis of arrest met een bestuursverbod heeft ontvangen. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft laten weten dat het hoger beroep nog niet is afgerond.
Op het verzoek van mijn departement heeft de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie een bericht over malafide waarborg- garantieverzekeraars via een nieuwsbrief verspreid onder haar leden. Daarnaast heeft de Nederlandse Vereniging van Banken het signaal afgelopen zomer voorgelegd aan haar leden.
Op welke wijze kunnen de huizenkopers hun recht halen? Vindt u dat zij daarmee voldoende beschermd worden?
Indien marktpartijen op basis van privaatrechtelijke overeenkomsten aangegane verplichtingen jegens huizenkopers niet nakomen, kunnen huizenkopers hun gelijk afdwingen via een gerechtelijke procedure. Parallel kan de overheid – afhankelijk van de situatie – een faciliterende rol spelen in de zoektocht naar een passende oplossing. Daarnaast kunnen consumenten signalen over malafide praktijken onder garantiefondsen/afbouwverzekeraars delen met de financieel toezichthouders De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Signalen over mogelijke verzekeraars zonder vergunning passen binnen het aandachtsgebied van DNB en signalen over misleidende informatieverstrekking binnen het aandachtsgebied van de AFM. In het contact tussen mijn departement en DNB benadrukte de financieel toezichthouder dat men dergelijke signalen altijd zeer serieus neemt en zorgvuldig beoordeelt. De toezichthouders kunnen in het uiterste geval hun handhavingsmiddelen inzetten om te zorgen dat onrechtmatige activiteiten worden gestaakt.
Verwacht u van huizenkopers dat zij de informatie die wordt verstrekt op basis van de informatieplicht in de Wet kwaliteitsborging, volledig begrijpen? Op welke wijze zorgt u ervoor dat aannemers begrijpelijke informatie verstrekken? Heeft u zich ervan vergewist dat dit effect ook wordt bereikt?
Hoewel huizenkopers ten aanzien van het kopen van een woning in eerste instantie een eigen verantwoordelijkheid hebben, betekent dit niet dat huizenkopers zichzelf dienen te bekwamen in alle facetten omtrent woningbouw. Wel meen ik dat het belangrijk is dat zij informatie inwinnen of advies vragen, dit gezien de duur en de omvang waarvoor betalingsverplichtingen worden aangaan. Informatie en advies dient zo toegankelijk mogelijk te zijn. Tevens verwacht ik een meer proactieve rol van de professionele betrokken partijen in hun relatie met de huizenkopers. Zij dienen de huizenkopers zo veel mogelijk te helpen, om te voorkomen dat deze gebruikmaken van onbetrouwbare afbouwgaranties.
Reeds wordt ongeveer 85 procent van de koopwoningen gebouwd onder een garantie- en waarborgregeling met het keurmerk van de Stichting GarantieWoning. Deze stichting is een particulier initiatief van Bouwend Nederland, NEPROM en WoningBouwersNL (voorheen NVB Bouw). Er zijn geen signalen dat zich hier misstanden voordoen, zoals in het onderhavige geval.
Met de informatieplicht in de Wet kwaliteitsborging wordt beoogd dat de opdrachtgever/huizenkoper altijd de juiste informatie krijgt over de wijze waarop een aannemer is verzekerd. Deze informatie is onderdeel van de aanneemovereenkomst en dient schriftelijk en ondubbelzinnig te worden verstrekt. Hiervan kan niet worden afgeweken. Het betreft de omvang van de verzekering of de financiële zekerheid, de dekkingsgraad, de looptijd en de som waarvoor deze is afgesloten. In de wet is tevens opgenomen dat de informatie op duidelijke en begrijpelijke wijze dient te worden verstrekt. Om dit te bewerkstelligen heb ik heb onderzoek in gang gezet om een hulpmiddel te ontwikkelen (een kwaliteitsindicator), waarmee voor de opdrachtgever/huizenkoper duidelijk wordt hoe de aannemer is verzekerd. Op basis van deze informatie kunnen huizenkopers zelf, of zo nodig met behulp van een professionele partij, een weloverwogen beslissing nemen of men de woning door deze aannemer wil laten bouwen.
Wat is de uitkomst van uw onderzoek naar het aanpakken van frauduleuze garantiefondsen? Welke extra maatregelen gaat u nemen?
Naar aanleiding van de eerdere berichtgeving over de rol van het garantiefonds Betaal Garant Nederland in Brielle heeft mijn departement contact gehad met de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB), de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en De Nederlandsche Bank (DNB).
De KNB heeft op verzoek van mijn departement een signaal over malafide garantiefondsen uitgestuurd naar alle leden via een nieuwsbrief. Dit signaal bevatte een oproep aan leden om ervaringen met frauduleuze garantiefondsen met de KNB en mijn departement te delen. Uit een uitvraag onder de leden van de NVB bleek dat de reagerende partijen bij het verstrekken van een hypotheeklening voor een nieuwbouwwoning het beleid van NHG volgen om voldoende zekerheid te verkrijgen over de dekking van de afbouwgarantie. Ik moedig alle kredietverstrekkers aan om deze lijn te volgen. NHG stelt in haar Voorwaarden en Normen dat voor een restschuldverzekering voor hypotheekverstrekking bij nieuwbouwwoningen een waarborgcertificaat dient te zijn afgegeven door een instelling aan wie de Stichting GarantieWoning haar keurmerk heeft verleend. Uit een dergelijk certificaat blijkt dat grote financiële risico’s voor de woningkoper zijn afgedekt. De instellingen aan wie de Stichting Garantiewoning haar keurmerk heeft verleend (de keurmerkhouders) zijn terug te vinden op de website van de stichting: www.garantiewoning.nl
In de beantwoording van eerdere Kamervragen gaf de Minister van Financiën reeds aan dat er geen specifieke wettelijke voorschriften gelden voor afbouwverzekeringen. Wel gaf hij aan dat in algemene zin de Wet op het financieel toezicht (en de daarop gebaseerde regels), de regels van de gedelegeerde verordening solvabiliteit II en het BW wat betreft verzekeringen en in het bijzonder schadeverzekeringen van toepassing zijn.2 Uit de gesprekken met DNB over afbouwverzekeraars kwam niet naar voren dat een uitbereiding van de toezichtbevoegdheden op dit onderwerp de toezichthouder kan helpen om haar mandaat effectiever uit te voeren. Zoals ik reeds aangaf in mijn beantwoording van vraag 6, beantwoordt DNB de signalen die zij ontvangt over frauduleuze activiteiten altijd zorgvuldig.3
Kunt u een update geven over een vergelijkbare casus in Brielle? Zijn de huizenkopers naar uw mening voldoende geholpen?
In Brielle hebben vijf van de zes gedupeerde woningeigenaren van de gemeente een renteloze lening ontvangen ter omvang van € 20.000. Deze leningen zijn onder andere ingezet voor de dubbele woonlasten en de overige kosten die gemaakt zijn door het niet kunnen afbouwen van de woningen.
De gemeente heeft met alle eigenaren gesproken over het vervolgtraject. Zij heeft hulp aangeboden om met een aannemer de afbouw van de woningen ter hand te nemen. Daarbij heeft de gemeente aangeboden de voorfinanciering te verzorgen; deze kosten worden vervolgens in de vorm van een renteloze lening verhaald op de eigenaren. Daarbij wordt het terugbetalingstraject van de oorspronkelijke hypotheek van de eigenaren gevolgd.
Alle zes eigenaren gaan in de desbetreffende nieuwbouwwoningen wonen. Een deel van de eigenaren wees het bovenstaande aanbod van de gemeente af. Zij hebben de woningen met eigen middelen afgebouwd.
In de eerdere beantwoording van Kamervragen gaf ik reeds aan dat ik vind dat – gelet op de privaatrechtelijke aspecten van deze problematiek – de gemeente Brielle een uiterste inspanning levert om de gedupeerde huizenkopers naar vermogen tegemoet te komen.
Deelt u de opvatting dat het te eenvoudig is voor malafide projectontwikkelaars, aannemers en garantiefondsen om huizenkopers op te lichten? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het van groot belang dat huizenkopers geen disproportionele risico’s lopen. Daarnaast is het niet acceptabel als partijen het gebrek aan relevante ervaring en specialistische kennis onder woningzoekenden proberen te misbruiken. De consument moet in staat worden gesteld om een weloverwogen inschatting te maken van de risico’s van een nieuwbouwproject. Het is daarvoor belangrijk dat de consument zich op een toegankelijke manier kan laten informeren door de betrokken professionele partijen. Met de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen wordt met de opgenomen informatieplicht beoogd dat de opdrachtgever/huizenkoper op begrijpelijke wijze de juiste informatie krijgt over de wijze waarop een aannemer is verzekerd tegen eventuele tegenvallers in het bouwproces. Dit verbetert de informatiepositie van de consument, zodat hij eenvoudiger kan beoordelen of hij vindt dat de aannemer waarmee hij in zee gaat voldoende is verzekerd. Daarnaast bestaat er reeds het keurmerk van de Stichting Garantiewoning, waarmee de consument bewust kan kiezen voor een aannemer die bouwt met een gerenommeerde garantie- en waarborgregeling.
Wanneer een marktpartij op basis van een privaatrechtelijke overeenkomst aangegane verplichtingen niet nakomt, kan een consument zijn gelijk afdwingen via de rechter. Daarnaast is het aan de financieel toezichthouders DNB en de AFM om erop toe te zien dat garantiefondsen en verzekeraars de relevante wet- en regelgeving naleven en op basis van signalen dat dit niet zo is te handelen. Dat gebeurt ook. Als de omstandigheden daarom vragen kan de overheid in aanvulling op het bovenstaande een faciliterende rol spelen in de zoektocht naar een passende oplossing voor de gedupeerden, zoals is gebeurd in Brielle en nu gebeurt in Helmond.
Bent u bereid werk te maken van een keurmerk voor garantiefondsen, of een Nationaal Garantiefonds te organiseren en een betrouwbare verzekering verplicht te stellen? Zo nee, waarom niet?
Er bestaat reeds een dergelijk keurmerk, te weten het keurmerk van stichting Garantiewoning voor garantie- en waarborgregelingen. Zoals ik reeds aangaf in eerdere beantwoording van Kamervragen acht ik het oprichten van een nationaal bouwgarantiefonds met verplichte verzekering niet nodig.4 Private partijen hebben in de bouwsector goede garantie- en waarborgregelingen in de markt gezet en er is een toezichtorgaan, dat toeziet op de betrouwbaarheid van de aanbieders van deze garantie- en waarborgregelingen. In het algemeen werkt dit in de bouwsector goed. Daarnaast komt met de Wet Kwaliteitsborging een informatieplicht, zodat een consument zich gemakkelijker van de benodigde informatie kan voorzien om een weloverwogen keuze te maken.
De bestaande mogelijkheden om de overwaarde op een huis uit te laten betalen |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de mogelijkheid voor huiseigenaren om de overwaarde op een huis te kunnen laten uitbetalen (het zogenaamde verzilveren)?
Ja.
Kunt u aangeven hoeveel huiseigenaren jaarlijks gebruik maken van financiële producten waarmee overwaarde (deels) uitbetaald kan worden?
Er zijn verschillende financiële producten om de overwaarde te benutten. Zo kan een klant een reguliere hypothecaire lening afsluiten of verhogen, een doorlopend krediet met de hypotheek als onderpand afsluiten (krediethypotheek), of een verzilverhypotheek afsluiten. Bij veel van deze producten is niet duidelijk of het product door de klant ingezet wordt om de overwaarde te benutten. Daarom is er geen totaaloverzicht van het aantal huiseigenaren dat jaarlijks om die reden gebruikmaakt van deze financiële producten.
In 2019 en 2020 heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) onderzoek gedaan naar specifiek verzilverhypotheken. In dit onderzoek heeft de AFM onder meer een beeld gekregen van het aantal verzilverhypotheken dat van 2018 tot en met medio 2019 is afgesloten. In deze periode betrof dit ongeveer 4000 verzilverhypotheken.
Klopt het dat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) op dit moment geen toezicht houdt op producten die het mogelijk maken overwaarde te laten uitbetalen? Zo ja, vindt u het wenselijk dat hier geen toezicht op wordt gehouden?
Alle producten die genoemd staan in het antwoord op vraag 2 vallen onder het toezicht van de AFM. Er zijn daarnaast ook constructies die buiten het toezicht van de AFM vallen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld «sale-and-lease-back» constructies waarbij de klant zijn huis verkoopt om het vervolgens te huren. Omdat bij dergelijke constructies geen krediet wordt verstrekt vallen deze niet onder het toezicht van de AFM, maar onder het generieke markttoezicht van de Autoriteit Consument en Markt (ACM).
In het hierboven genoemde onderzoek van de AFM is gekeken naar de wijze waarop aanbieders van verzilverhypotheken hun productontwikkelings- en reviewproces (PARP) hebben ingericht en hebben toegepast op deze producten. Het is van belang dat aanbieders dit proces goed inrichten en uitvoeren. Dit zorgt ervoor dat het financiële product in het belang van de klant is en de juiste doelgroep bereikt. De AFM streeft ernaar om de uitkomsten van het onderzoek nog dit jaar te publiceren.
Deelt u de mening dat het bestaan van producten die het mogelijk maken om overwaarde uit te betalen een signaal kan zijn dat een deel van de huiseigenaren te veel vermogen vast heeft zitten in stenen?
Het bestaan van producten die inspelen op aanwezige overwaarde betekent niet noodzakelijkerwijs dat er te veel vermogen in stenen vastzit. Overwaarde kan door verschillende oorzaken ontstaan. Zo bouwen woningeigenaren overwaarde op door af te lossen, bijvoorbeeld omdat dat past in hun financiële planning of om (sinds 2013) aanspraak te maken op hypotheekrenteaftrek. In dat geval is opbouw van overwaarde beoogd. Ook kan de woning in waarde stijgen. De toename van overwaarde hangt ook samen met de toename van het eigenwoningbezit en de vergrijzing van de samenleving. Vooral ouderen bezitten vaak een eigen huis met een relatief lage resterende schuld in verhouding tot de woningwaarde.
Sommige consumenten willen op enig moment de beschikking hebben over een deel van het vermogen dat is opgebouwd in de eigen woning. Bijvoorbeeld omdat ze onverwachts worden geconfronteerd met een grote uitgave. Of omdat ze eerder willen stoppen met werken. Ook kan de waarde van een woning sneller zijn gestegen dan geanticipeerd, waardoor het opgebouwde vermogen groter is dan men oorspronkelijk verwacht had.
Met de mogelijkheden die bestaan om de overwaarde uit te laten betalen, wordt tegemoetgekomen aan deze gedurende het leven veranderende wensen en omstandigheden van consumenten. Dit vindt het kabinet positief. Het kabinet vindt het daarbij van belang dat de risico’s en voorwaarden van de verschillende opties helder zijn voor de consument en de producten invulling geven aan de behoefte van de doelgroep. Daarom is het voor consumenten verstandig zich goed te laten adviseren welke mogelijkheden bij hun situatie past en wat de voorwaarden van de verschillende producten zijn. Hiermee moet voorkomen worden dat consumenten voor onaangename verrassingen komen te staan. Een onaangename verrassing kan bijvoorbeeld zijn dat iemand ongewenst voortijdig moeten verhuizen, bijvoorbeeld omdat huizenprijzen dalen en de overwaarde daarmee (deels) verdwijnt. Ook kwalificeert een verzilverhypotheek doorgaans niet als een eigenwoningschuld met fiscale renteaftrek. Bij verkoop van de eigen woning zal de opgenomen overwaarde in de verzilverhypotheek meetellen voor de bijleenregeling. De consument wordt geacht deze opgenomen overwaarde in een volgende eigen woning te steken. Bij gebrek daaraan zal een nieuwe lening voor de eigen woning tot dit bedrag niet kwalificeren als eigenwoningschuld met renteaftrek.
Hoe ziet u het bestaan van de mogelijkheid om overwaarde uit te laten betalen in het licht van de bestaande aflossingseisen die gelden voor koopwoningen?
Zoals geschreven in het antwoord op vraag 4, kunnen er meerdere oorzaken zijn voor het ontstaan van overwaarde. Dit kan onder andere het gevolg zijn van aflossing of van waardestijging van de woning.
Niet alle lopende hypotheken zijn onderworpen aan een aflossingseis.
Kredietverstrekkers vereisen sinds 2011 conform de Gedragscode hypothecaire financieringen doorgaans dat huiseigenaren ten minste de helft van hun schuld ten opzichte van de waarde van de woning aflossen. Wanneer consumenten aanspraak willen maken op hypotheekrenteaftrek, geldt sinds 2013 een fiscale aflossingseis van 100% voor nieuwe hypotheken. Deze (fiscale) aflossingseis heeft daarom waarschijnlijk nog nauwelijks effect op de huidige vraag naar het verzilveren van de overwaarde.
In de praktijk vinden ook buiten een aflossingseis veel aflossingen plaats. Vooral vanwege de lage rente op spaartegoeden van de afgelopen jaren, gaat men vaker over tot vrijwillige aflossingen.
Is het mogelijk dat hogere aflossingseisen de vraag naar het uitbetalen van overwaarde doen toenemen? Zo ja, vindt u dit wenselijk?
Voor consumenten waar sprake is van een hypotheeklening waarbij door verplichte aflossing tijdens de looptijd op termijn is voorzien in (zo goed als) volledige aflossing, kan een aflossingseis bijdragen aan een hogere vraag naar het verzilveren van de overwaarde. Dat geldt overigens ook voor de andere manieren waarop overwaarde kan ontstaan, zoals waardestijging van de woning. Het is aan consumenten zelf, al dan niet in overleg met een financieel adviseur, om te bepalen hoe zij hun financiële planning vorm geven. Er kunnen, zoals in het antwoord op vraag 4 aangegeven, redenen zijn voor het aflossen van een hypotheek, om vervolgens na veranderende wensen of omstandigheden tot op zekere hoogte weer vermogen uit de woning te halen. Het is daarbij van belang dat het product door de aanbieder goed is toegesneden op de behoeften van de consument en de risico’s en voorwaarden van de verschillende opties helder zijn voor de consument.
Het bericht 'Termunten is slecht bereik zat: 'We moeten op de dijk staan om te kunnen bellen'' |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Anne Kuik (CDA) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Termunten is slecht bereik zat: «We moeten op de dijk staan om te kunnen bellen»»?1
Ja.
Klopt het dat in Termunten en in Termunterzijl het mobiel telefoonbereik dusdanig slecht is, dat inwoners, bedrijven, thuiszorgmedewerkers en alarmnummer 112 regelmatig niet bereikbaar zijn?
Dat is mij niet bekend. Ook bij Agentschap Telecom zijn hierover geen meldingen bekend.
Op verzoek van mijn ministerie hebben TNO en Agentschap Telecom in 2014–2015 onderzoek gedaan naar de mobiele bereikbaarheid van het alarmnummer 112 buitenshuis. Uit het onderzoek komt naar voren dat het percentage geslaagde testoproepen in Nederland rond de 99% ligt.2 Dit komt mede door het feit dat mobiele noodoproepen voorrang krijgen ten opzichte van al het andere mobiele telefoonverkeer. Noodoproepen kunnen ook door andere beschikbare (Nederlandse of buitenlandse) netwerken afgehandeld worden op het moment dat het eigen mobiele netwerk niet beschikbaar is. Ook bij een goede dekking kunnen overigens mislukte noodoproepen optreden. Meerdere factoren zijn van invloed op de slagingskans van een mobiele oproep, zoals netwerkdekking, het type toestel, het gedrag van de beller, maar ook factoren als weersinvloeden, vegetatie en bebouwing. Dit maakt dat zelfs bij een optimale dekking de slaagkans van 100% niet wordt bereikt.
In het kader van technische ondersteuning heeft het agentschap in februari en maart 2016 twee onderzoeken uitgevoerd naar de mobiele bereikbaarheid van alarmnummer 112 in de provincie Groningen. Tijdens dit onderzoek heeft het agentschap drivetests uitgevoerd op een wegtraject van circa 100 kilometer dat loopt van Ter Apel – via de grens met Duitsland – tot aan Delfzijl. Termunten en Termunterzijl zijn hierbij ook aangedaan. Uit het onderzoek komt naar voren dat het percentage geslaagde 112-testoproepen op dit traject boven de 99,5% lag. Hoewel Agentschap Telecom nadien geen 112-bereikbaarheidsmetingen meer heeft verricht in de provincie, acht zij de kans groot dat door de inzet van lagere frequentiebanden en nieuwe netwerktechnieken de mobiele oproepbaarheid van het alarmnummer eerder is verbeterd dan verslechterd.
Ik vind het belangrijk om verder te vermelden dat mensen zelf ook de kans op een geslaagde mobiele noodoproep naar het alarmnummer 112 kunnen vergroten. Op de website van het Ministerie van Veiligheid en Justitie staan hiervoor diverse tips vermeld.3 Eén van de tips is het aanhouden van een vaste lijn, waarmee ook naar 112 kan worden gebeld.
Deelt u de mening dat anno 2020 iedereen in Nederland over snel internet en mobiele netwerkdekking moet kunnen beschikken, ongeacht waar men woont, omdat dit van belang is voor onder andere veiligheid, leefbaarheid en economische activiteiten?
In onder meer de Nota Mobiele Communicatie heeft het kabinet aangegeven dat mobiele communicatie een basisbehoefte is geworden. Zoals daar beschreven: «Zoals in de Nota Frequentiebeleid 2016 en het Actieplan Digitale Connectiviteit beschreven is draadloze communicatie een onmisbare grondstof geworden voor de Nederlandse samenleving. De maatschappelijke afhankelijkheid van draadloze communicatie neemt hierdoor toe. Ze is een randvoorwaarde voor economische groei in Nederland met sterke positieve effecten op de economie. Ze is de smeerolie voor de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten en voor de innovatie van bestaande producten en diensten. Deze ontwikkelingen illustreren dat er sprake is van een basisbehoefte».4
Wat is de precieze reden van het slechte mobiele telefoonbereik in Termunten en in Termunterzijl? Komt dit door ligging van deze plaatsen in een grensgebied, onvoldoende netwerkdekking door onvoldoende masten of spelen ook oorzaken als isolatie en weeromstandigheden een rol?
Op grond van gesprekken met de gemeente, de mobiele netwerkaanbieders, en de beschikbare informatie kan ik niet slechts één reden aanwijzen voor het enigszins beperkte mobiele netwerkbereik. Elk van de door u genoemde factoren speelt in de praktijk waarschijnlijk een rol.
Welke factoren stonden en staan een snelle oplossing van het bereikbaarheidsprobleem in Termunten en Termunterzijl in de weg?
Ik heb contact gehad met de gemeente Delfzijl en de drie mobiele netwerkaanbieders. Ik begrijp dat er momenteel gesprekken lopen met één mobiele netwerkaanbieder. Die wil graag een opstelpunt creëren om de bestaande dekking van diens netwerk te verbeteren. Er wordt momenteel door de gemeente en deze partij gezocht naar geschikte plekken voor dat opstelpunt. Zodra die gevonden zijn, kan het noodzakelijk blijken om ook vergunningen te verkrijgen. Bijvoorbeeld voor de werkzaamheden die moeten worden verricht om de benodigde infrastructuur aan te leggen. Op dat moment kunnen belanghebbenden nog bezwaar maken tegen de afgifte van die vergunningen. Vooralsnog is er naar mijn mening echter geen reden om te denken dat een oplossing niet binnen een redelijke termijn kan worden gevonden.
Bent u bereid Agentschap Telecom te vragen om met de gemeente Delfzijl, telecomproviders en andere betrokken partijen in overleg te gaan ten behoeve van een spoedige oplossing voor dit probleem?
Zoals in de beantwoording van vraag 5 aangegeven is er een constructieve samenwerking tussen een mobiele netwerkaanbieder en de gemeente Delfzijl. Er is vooralsnog geen reden om aan te nemen dat dit niet gaat leiden tot een oplossing. Ik zie dan ook geen noodzaak om partijen (ongevraagd) met elkaar aan tafel te zetten.
In hoeverre is de situatie ten aanzien van het mobiel telefoonbereik in Termunten en Termunterzijl exemplarisch voor die in andere Nederlandse plaatsen? In hoeveel en in welke andere Nederlandse gemeenten is de mobiele bereikbaarheid in bepaalde delen momenteel nog niet op orde? Welke acties lopen er om die te verbeteren?
De mobiele netwerkdekking in Nederland behoort tot de absolute wereldtop. Er zijn nog maar heel weinig plekken in Nederland waar mobiel telefoneren of internetten moeilijk of zelfs onmogelijk is. Om dat zo te houden en zelfs voor een verdere verbetering te zorgen heb ik bij de afgelopen verdeling van de 700 MHz-vergunningen een dekkings- en snelheidseis gesteld. Deze houdt in dat – behoudens een beperkt aantal uitzonderingen – de winnaars van die 700 MHz-vergunningen per medio 2022 op 98% van het geografisch grondgebied van elke gemeente dekking moeten bieden die een minimale snelheid van 8 Megabit per seconde («Mbps») mogelijk maakt. Genoeg om diensten zoals browsing, audiostreaming, videostreaming (in een gemiddelde kwaliteit), en bellen, mogelijk te maken. Vanaf medio 2026 moet dat zelfs 10 Mbps zijn.5
Het is echter onvermijdelijk dat er plekken in Nederland zijn en blijven waar de mobiele netwerkdekking niet volledig is en dat misschien wel nooit zal worden. Zie bijvoorbeeld hetgeen daarover opgemerkt in de Nota Mobiele Communicatie: «Deze dekkingseis betekent niet dat er straks in 100% van de tijd en in 100% van Nederland een mobiel signaal beschikbaar is. Een dergelijke dekkingsgraad is als gevolg van natuurkundige beperkingen niet haalbaar. Omgevingsfactoren als gebouwen, het weer en begroeiing zorgen hier voor beperkingen. (...) Daarnaast wordt met deze eis inpandige dekking, zoals bij mensen thuis of in een ondergrondse parkeergarage, niet altijd gegarandeerd. Door moderne isolatienormen die het energieverbruik van huizen verlagen kan het mobiele netwerksignaal niet door alle muren of ramen dringen».
Hoe verloopt de uitvoering van de op 27 maart 2018 aangenomen motie-Van den Berg, die de regering verzoekt de deadline waarvoor heel Nederland kan beschikken over snel internet (minimaal 100 megabit per seconde, conform de Europese ambitie) te vervroegen naar uiterlijk 2023 (Kamerstuk 24 095, nr. 434)? Ligt de uitrol van dit snelle internet op schema? Zo nee, bent u bereid extra stappen te zetten? Wanneer ontvangt de Kamer de eerstvolgende Voortgangsrapportage Actieplan Digitale Connectiviteit?
In het Algemeen Overleg Telecommunicatie op 17 oktober 2018 heb ik toegezegd de Kamer jaarlijks te informeren over de doelstelling dat in 2023 iedereen kan beschikken over een vaste verbinding van tenminste 100 Megabit per seconde (Mbps).6 Ik heb de Kamer geïnformeerd met de Voortgangsrapportage Actieplan Digitale Connectiviteit van 19 december 2019.7 In 2019 kon 97% van de huishoudens hierover beschikken. Uitgaande van de huidige uitrol en de openbaar aangekondigde uitrolplannen heeft Dialogic becijferd dat naar verwachting voor eind 2023 nog eens circa 2,5 procent van de adressen in Nederland zal worden aangesloten op snel internet. Daarmee zou eind 2023 tenminste 99,5% van de adressen in Nederland kunnen beschikken over snel internet. Ik blijf dit nauwlettend monitoren. Zoals aangegeven in de brief van 19 december 2019, wordt de breedbandkaart jaarlijks geactualiseerd en wordt de Kamer voortaan over de voortgang van de doelstelling geïnformeerd als jaarlijks terugkerend onderdeel van de rapportage over de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS).8 De volgende NDS wordt in het tweede kwartaal van 2021 verwacht. De actualisatie van de breedbandkaart wordt op dit moment uitgevoerd, echter is er bij verschillende partijen vertraging opgelopen waardoor het informeren van de Kamer in december naar alle waarschijnlijkheid niet haalbaar is. De Kamer zal in het eerste kwartaal van 2021 worden geïnformeerd of eerder indien mogelijk.
Wanneer ontvangt de Kamer de brief die toegezegd is in het algemeen overleg Telecommunicatie op 11 juni 2020 over de telefonische bereikbaarheid in Overijssel (waaronder Vilsteren en Hoge Hexel)?
Evenals ik heb gedaan voor de situatie in Termunten en Termunterzijl heb ik voor de beantwoording van deze vraag contact gehad met de gemeente Wierden (Hoge Hexel), de gemeente Ommen (Vilsteren), en de mobiele netwerkaanbieders.
Erkend werd dat de dekking in en om Hoge Hexel verbeterd kan worden. Gelukkig is er recentelijk een vergunning afgegeven aan KPN om een opstelpunt bij Hoge Hexel te plaatsen. Dit opstelpunt zal naar verwachting ergens in de komende maanden worden geplaatst.9 Dit zal tot een verbetering leiden van de dekking van in ieder geval KPN. KPN heeft laten weten dat zij voornemens is om op dat opstelpunt een mast te plaatsen waar ook andere mobiele netwerkaanbieders hun antennes en apparatuur nog kunnen bijplaatsen. Ook de dekking van de overige netwerken kan daarmee op termijn worden verbeterd als zij dat noodzakelijk of wenselijk achten.
Met betrekking tot Vilsteren heb ik inmiddels contact gehad met de mobiele netwerkaanbieders en de gemeente Ommen. Ik wil echter wachten op een respons van de gemeente Ommen voordat ik u definitief informeer over de situatie en de ontwikkelingen daar. Om de beantwoording van uw overige vragen niet nog langer te vertragen heb ik besloten daar niet op te wachten en u alvast deze beantwoording te sturen. Ik beoog u hier definitief over te informeren in het kader van het aankomende AO Telecomraad zoals voorlopig gepland op 7 december 2020.
Het wel of niet stilleggen van de eredivisie voor vrouwen |
|
Michiel van Nispen |
|
Tamara van Ark (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Was direct en op voorhand duidelijk dat ook de Vrouwen Eredivisie stilgelegd zou worden door de nieuwe coronamaatregelen? Was hier expliciet over nagedacht en welke overwegingen hebben daarbij een rol gespeeld?1
Het was niet op voorhand duidelijk dat ook de Vrouwen Eredivisie zou worden stilgelegd. Toen dit aan het licht kwam, heb ik besloten om de Vrouwen Eredivisie gelijk te stellen aan de Eredivisie mannen, mits daar dezelfde protocollen worden gehanteerd en de vrouwen kunnen rekenen op dezelfde medische begeleiding.
Waarom werd de Vrouwen Eredivisie aanvankelijk niet meegenomen met het besluit om de Eredivisie voor mannen en de Keuken Kampioen Divisie doorgang te laten vinden en bleek later gelukkig dat dit toch wel mogelijk was? Hoe is dit gegaan en welke argumenten hebben tot dit andere besluit geleid?
Het was niet op voorhand duidelijk dat de wijze waarop vrouwenvoetbal binnen de KNVB is gepositioneerd, als consequentie had dat de wedstrijden in de Vrouwen Eredivisie niet door konden gaan. Wat voor mannen geldt moet echter ook voor vrouwen gelden. Toen de KNVB garandeerde dat in de Vrouwen Eredivisie dezelfde veiligheidsmaatregelen tegen de verspreiding van het virus worden genomen als in het betaald mannenvoetbal, kon ook de Vrouwen Eredivisie doorgang vinden.
Deelt u de mening dat dit een onwenselijke vorm van ongelijkheid blootlegt?
Ik ben van mening dat gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen overal moet gelden, dus ook in het betaald voetbal. Helaas zie ik, zowel nationaal als internationaal, nog de grote verschillen tussen het vrouwen- en mannenvoetbal.
Daar moet snel structurele verandering in komen. Ik heb daar al eerder bij de KNVB op aangedrongen. Gelukkig is er steeds meer oog voor deze verschillen en is er steeds meer bereidheid om daar iets aan te doen. Daarbij is de ambitie van de KNVB om een volwaardige vrouwenvoetbalcompetitie neer te zetten met meer media-aandacht, sponsors en bovenal de mogelijkheid voor meer vrouwen om professioneel hun sport te beoefenen met daarbij behorende beloning.
Nu u gisteren in het Kamerdebat terecht heeft gezegd «wat voor mannen geldt, geldt ook voor vrouwen», welke consequenties moet dit volgens u hebben voor de toekomst? Kunt u verslag doen van uw gesprek met de KNVB hierover, niet alleen hoe op korte termijn met de juiste voorzorgsmaatregelen de eredivisie voor vrouwen alsnog door kan gaan, maar ook wat dit betekent voor status en beloning van het vrouwenvoetbal?2
Zie antwoord vraag 3.
Het gebrek aan hulp bij zoektochten van geadopteerden naar hun verleden |
|
Michiel van Nispen , Niels van den Berge (GL) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat belangenorganisaties van buitenlandse geadopteerden zeer ontevreden en teleurgesteld zijn over uw aanpak en de subsidie die u gisteren bekend maakte?1
Ja.
Was het doel van deze subsidie niet aanvankelijk om zoveel mogelijk geadopteerden te helpen die op zoek zijn naar hun biologische familie in het land van herkomst? Begrijpt u dan de onvrede over het feit dat de subsidie gaat naar de inrichting van een centraal informatiepunt en niet naar individuele zoektochten?
In mijn brief van 5 december 2019 heb ik aangekondigd een financiële impuls beschikbaar te stellen ter versterking van het ondersteuningsaanbod aan geadopteerden die zoeken naar hun afkomst. Mijn uitgangspunt daarbij was dat dit geld ten goede zou moeten komen aan zo veel mogelijk geadopteerden en niet alleen aan geadopteerden die nu al aan hun zoektocht zijn begonnen. De financiële impuls is daarom gericht op het versterken van de organisaties die zich hiervoor inzetten en niet op individuele zoektochten. Dat laatste leidt tot onvrede bij sommige organisaties die vinden dat mijn maatregelen niet ver genoeg gaan. De voorstellen voor de besteding van het budget zijn gebaseerd op de uitkomsten van de gesprekken die zijn gevoerd met alle betrokken belangenorganisaties. Uit die gesprekken bleek ook de behoefte onder geadopteerden aan een centraal informatieknooppunt. Op het centrale informatieknooppunt kunnen geadopteerden terecht voor laagdrempelige informatie over zoektochten en over de beschikbaarheid van ervaringsdeskundigheid of psychologische bijstand. Hiermee beoog ik aldus ook een grote groep geadopteerden te faciliteren. Voor de volledigheid merk ik op dat het grootste deel van het budget zal gaan naar projectfinanciering van de organisaties en niet naar het informatieknooppunt.
Begrijpt u ook de haast, dat die zoektochten naar waarheidsvinding nú plaats moeten vinden, omdat bij langer wachten de kans steeds groter wordt dat biologische ouders zijn overleden en belangrijke kennis en informatie verdwenen is?
Ik kan mij voorstellen dat geadopteerden deze urgentie voelen als zij willen zoeken naar hun afkomst.
Hoe kan het dat belangenorganisaties verrast zijn door het feit dat er nu toch geen plannen zijn opgesteld om individuele zoektochten te faciliteren, terwijl die indruk wel was gewekt?
Ik betreur het dat sommige belangenorganisaties aangeven verrast te zijn door het feit dat het beschikbare budget niet zal gaan naar individuele zoektochten. Onder regie van mijn departement hebben de afgelopen maanden veel gesprekken plaatsgevonden met betrokken organisaties. Daarin is verkend welke wensen en behoeften er zijn om het ondersteuningsaanbod te versterken en hoe elke organisatie hieraan kan bijdragen. Hierbij is steeds aangegeven dat het geld niet kan worden besteed aan individuele zoektochten.
Komt het geld zo uiteindelijk wel echt ten goede aan geadopteerden? Zo ja, hoe weet u dat zo zeker, gelet op de onvrede die er nu kennelijk over bestaat en het vertrouwen dat is gedaald?
De middelen worden ingezet om projecten te financieren van de belangenorganisaties, gericht op de ondersteuning van geadopteerden bij zoektochten. Daarnaast worden de middelen gebruikt om de informatievoorziening aan geadopteerden te verbeteren, door een centraal informatieknooppunt in te richten. Hiermee bekostig ik het ondersteuningsaanbod waarvan geadopteerden gebruik kunnen maken als zij willen zoeken, zodat het geld aan hen ten goede komt. Deze keuze voor de aanwending van het beschikbare budget is gebaseerd op de wensen en behoeften die de betrokken organisaties in de gesprekken hierover naar voren hebben gebracht.
Waarom hangt het verdere verloop van de subsidie af van de uitkomsten van de commissie-Joustra? Het recht van mensen te weten waar ze vandaan komen, zou toch los moeten staan van de vraag naar rol en verantwoordelijkheden bij adopties uit het verleden?
In het bericht van de voorzitter van de COIA, welke ik op 13 oktober jl. aan u heb doen toekomen, staat dat zij aanbevelingen zal doen die betrekking hebben op wat volgens de commissie moet gebeuren om betrokkenen nu en in de toekomst verder te helpen. Dit hoeft wat de COIA betreft niet beperkt te zijn tot een relatie met misstanden. Ik verwacht dat het rapport van de COIA waardevolle inzichten zal opleveren die ik vervolgens wil benutten voor de keuzes die ik moet maken om het ondersteuningsaanbod bij zoektochten te versterken.
Heeft u al eens geïnventariseerd hoeveel geld er precies nodig zou zijn om geadopteerden, dan wel de belangenorganisaties, financieel bij te staan in hun rootszoektochten? Zo ja, om wat voor bedrag gaat het dan? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dat alsnog te doen en de Kamer daarover te informeren?
De parameters die relevant zijn om vast te stellen wat nodig zou zijn om geadopteerden, dan wel organisaties, financieel bij te staan laten zich moeilijk objectiveren. Voor elke zoektocht geldt dat zowel de mogelijke uitkomst als de inzet die nodig is om de uitkomst te bereiken, op voorhand niet (volledig) bekend zijn. Zo verschilt het per individu hoeveel informatie in Nederland beschikbaar is bij aanvang van de zoektocht; in hoeverre informatie kan worden achterhaald in het land van herkomst en in hoeverre landen van herkomst daarin zelf al ondersteuning bieden. Daarbij komt dat niet elke geadopteerde wil zoeken, of daarbij afhankelijk is van financiële ondersteuning van de Nederlandse overheid.
Met inachtneming van voorgaande kanttekeningen, schat ik in dat de kosten zullen neerkomen op tientallen miljoenen. Deze inschatting is erop gebaseerd dat sinds de jaren «50 circa 50.000 buitenlandse kinderen zijn opgenomen in Nederland en dat een geadopteerde tussen enkele honderden en duizenden euro’s kwijt is voor een zoektocht.
Bent u bereid met de geadopteerden in gesprek te blijven, echt te luisteren naar hun wensen en opnieuw te bezien wat er gedaan kan worden om individuele zoektochten te faciliteren?
Ik ben bereid met geadopteerden in gesprek te blijven en te luisteren naar hun wensen. Ik benadruk dat ik hierin reeds heb geïnvesteerd en dat er mij veel aan gelegen is de gemene deler te vinden in de tegengestelde wensen en wisselende belangen. Door de financiële impuls te richten op versterking van het ondersteuningsaanbod faciliteer ik uiteindelijk ook individuele zoektochten.
Kunt u deze vragen ruim voor de behandeling van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Tweede lockdown, maar banken geven geen tweede betaalpauze’ |
|
Thierry Aartsen (VVD), Roald van der Linde (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Tweede lockdown, maar banken geven geen tweede betaalpauze»?1
Ja.
Kunt u voorstellen hoe zeer ondernemers in de evenementenbranche, horeca, cultuur en sport de moed in de schoenen zakt door dit bericht, zo snel na de aankondiging van de nieuwe coronamaatregelen?
Het kabinet heeft op 13 oktober jl. nieuwe maatregelen afgekondigd, zodat we het virus weer een halt kunnen toeroepen. Deze maatregelen zijn noodzakelijk, maar dat neemt niet weg dat deze economisch pijnlijk kunnen zijn. Vanaf 1 oktober jl. is daarom het steun- en herstelpakket ingegaan. Dit steun- en herstelpakket is ingericht op de mogelijkheid van een tweede golf. Er is voor brede, mee-ademende regelingen gekozen om flexibel in te spelen op de grillen van het virus. De onzekerheid is ongekend groot en het steunpakket is erop gericht om aan deze onzekerheid tegemoetkomen. En daarbij ruimte te bieden aan mensen en bedrijven om zich aan te passen aan een nieuwe situatie en een steun in de rug te bieden waar dat nodig is. Desalniettemin heeft het kabinet steeds gezegd dat onvoorziene omstandigheden of onevenredige klappen reden zijn voor een extra steun in de rug. In de Kamerbrief over aanvullingen op het steun- en herstelpakket van 27 oktober jl.2 zijn daarom extra maatregelen bekend gemaakt voor de sectoren die door de recente maatregelen een onevenredige klap hebben gekregen, zoals de horeca, cultuur, evenementen en sport.
Om bedrijven te helpen om de initiële schok van COVID-19 zo goed als mogelijk op te vangen hebben Nederlandse banken 129.000 zakelijke klanten generiek uitstel van aflossingsverplichtingen aangeboden voor een totaalbedrag van EUR 3 miljard.3 Banken hebben inmiddels een beter inzicht in de situatie van individuele klanten dan tijdens het begin van de corona-crisis. Zij hebben daardoor meer mogelijkheden om samen met bedrijven die in problemen zijn gekomen op zoek te gaan naar passende oplossingen. Van een generieke aanpak, waartoe banken aan het begin van de crisis waren genoodzaakt, gaat men dus over op een individuele aanpak. Een dergelijke aanpak is zowel vanuit het perspectief van de klant als de bank verstandig. Uiteraard verwacht ik van banken dat zij hun klanten individueel gezien op de juiste manier blijven begeleiden en dat in de kern gezonde bedrijven naar behoren worden gefinancierd. Hierover vindt op bestuurlijk niveau ook periodiek overleg plaats met de NVB en de banken. Banken geven aan dat ook te doen, door gezamenlijk met hun klanten te kijken naar de meest passende oplossingen, via bijvoorbeeld (individueel) aanpaste of verlengde aflossingsschema’s of nieuwe (gegarandeerde) financiering. Daarbij moeten banken vanzelfsprekend een goede risicobeoordeling blijven maken om te bepalen of een bedrijf in de toekomst voldoende kredietwaardig is en of additionele financiering bijvoorbeeld verantwoord is. Een dergelijke aanpak betekent dus niet dat banken nu geen uitstel meer mogen of zullen verlenen, het betekent alleen dat zij per klant moeten kijken of dat mogelijk en verstandig is. Voor sommige bedrijven kan ook gelden dat de financiële positie en het perspectief mogelijk geen aanknopingspunten biedt voor uitstel van betaling of nieuwe financiering, en met hulp van intensieve begeleiding op zoek moet worden gegaan naar een andere oplossing.
Kunt u, vanuit uw regeringsverantwoordelijkheid, een reactie geven op het «Overzicht Financiële Stabiliteit» van De Nederlandsche Bank (DNB)? Deelt u de vrees van DNB dat inperking van de kredietverlening versterkend kan werken en daardoor de crisis verergert?
Uit het recent gepubliceerd Overzicht Financiële Stabiliteit (OFS) van DNB blijkt dat de financiële sector vooralsnog weerbaar is gebleken tegen de gevolgen van de coronacrisis. Hierdoor zijn banken in staat geweest – mede met behulp van de corona-garantieregelingen KKC, BMKB-C en GO-C – om kredieten te blijven verlenen aan huishoudens en bedrijven en kunnen zij dat naar verwachting blijven doen. Hieronder zal ik ingaan op de analyse van de verschillende factoren waar deze conclusie op gestoeld is. In tabel 1 treft u een overzicht van de belangrijkste cijfers.
De kapitalisatie van de bankensector is mede door de aangescherpte eisen de afgelopen jaren sterk verbeterd, waardoor zij tegen een tijdelijke terugval bestand is. Aan het eind van het tweede kwartaal hadden banken een gemiddelde (CET1) kernkapitaalratio van 16,6 procent. Daarmee bevinden zij zich ruim boven de minimumeisen. Dit niveau is bovendien vergelijkbaar met het niveau dat DNB als uitgangspunt heeft genomen in haar eerder uitgevoerde pandemiestresstest.4 De conclusie uit die stresstest staat daarmee nog overeind: zelfs als de economische situatie zich ontwikkelt langs de lijnen van een behoorlijk ongunstig scenario, zijn banken voldoende schokbestendig en kunnen zij naar verwachting van DNB krediet blijven verstrekken.
Het is in dit kader relevant om op te merken dat de coronacrisis wezenlijk verschilt van een kredietcrisis, in de zin dat de coronacrisis van buiten de financiële sector komt in plaats van dat deze van binnenuit begint. De maatregelen van het kabinet en van de toezichthouders zijn er op gericht om onnodige faillissementen te voorkomen en de kredietverlening op peil te houden. Tot nu toe zijn deze maatregelen effectief gebleken in het beperken van de toename van het aantal ondernemingen met financiële problemen. De steunmaatregelen ondersteunen daarmee ook indirect de balansen van banken. Het mee-ademende karakter van het steun- en herstelpakket van het kabinet en de aanvullende maatregelen uit de Kamerbrief van 27 oktober jl., inclusief het besluit om de garantieregelingen te verlengen, sluiten aan bij de oproep van DNB om de maatregelen van de overheid niet te snel af te bouwen om klifeffecten te voorkomen.
Tegelijkertijd gaat kredietverlening nu gepaard met hogere risico’s en onzekerheid. Het is belangrijk dat het op peil houden van de kredietverlening niet leidt tot een problematische verslechtering van bankbalansen, en banken zo goed als mogelijk zicht krijgen en houden op de risico’s waar zij aan zijn blootgesteld, zie ook het antwoord op vraag 4 en 7. Cijfers uit het OFS laten zien dat de kwaliteit van de activa van banken licht verslechterd is als gevolg van de pandemie. Het aandeel niet-presterende leningen (NPLs) is licht gestegen en het aantal leningen met een verhoogd kredietrisico is toegenomen (zie tabel 1). Daar staat tegenover dat banken hun voorzieningen hebben laten toenemen, met ongeveer een kwart van de operationele winst over het afgelopen tweede kwartaal. Deze voorzieningen zijn bedoeld om toekomstige verwachte verliezen op te vangen.
Hoewel zij daar vooralsnog geen aanleiding toe ziet, geeft DNB in haar OFS aan opnieuw een pandemiestresstest uit te kunnen voeren mocht de situatie en de verwachtingen ten aanzien van de pandemie wijzigen, om zo te bezien wat de mogelijke gevolgen voor het bankwezen en de financiële sector zijn. Ik blijf samen met de financiële sector en de toezichthouders, waaronder in mijn periodieke overleggen met de president van DNB, nauwgezet de ontwikkelingen en de risico’s monitoren.
Kapitaal
CET1-ratio
16,6%
16,5%
Kwaliteit activa
Non-performing loans ratio (bruto)
1,9%
1,8%
Stage 2 ratio (IFRS9)
8,6%
4,9%
Winstgevendheid
Netto operationele winst/activa
0,8%
0,9%
Nieuwe voorzieningen/Netto operationele winst
26,7%
9,1%
Wat is uw reactie op de aankondiging van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) dat generieke maatregelen worden geschrapt en in plaats daarvan maatwerk wordt geleverd? Vindt u dat in deze fase van de crisis wenselijk? Bent u in overleg met de NVB over inhoud en timing van dit besluit?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de vrees voor een tweede kredietcrisis, veroorzaakt door slechte kredieten? Hebben de banken aanvullende garanties of andere hulp nodig om zo’n crisis te voorkomen? Vindt hierover overleg plaats tussen de Minister van Financiën en de president van DNB?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre trekken de Belastingdienst en de banken gelijk op bij het verlenen van betaalpauzes?
Er is afstemming geweest over de timing van het moment waarop het uitstel van betalingen afloopt en ondernemingen weer met hun reguliere betalingen dienen te beginnen. Klanten van banken dienen, afhankelijk van wanneer het uitstel is verleend, vanaf oktober jl. weer aan hun reguliere verplichtingen te voldoen indien zij hier toe in staat zijn. Indien een klant hier niet toe in staat is, zal door de bank individueel worden gekeken of verder uitstel verantwoord is. Voor de belastingen is het moment waarop men weer dient te voldoen aan de reguliere belastingverplichtingen later: vanaf begin volgend jaar.
Ondernemers kunnen de belastingschuld die in de afgelopen maanden is opgebouwd daarnaast volgens een ruimhartige regeling aflossen. Het kabinet heeft in de brief van 29 september jl. de motie van de Kamer omarmd en biedt ondernemers een termijn van 36 maanden aan, die ingaat op 1 juli 2021, voor de aflossing van de tot ultimo 2020 opgebouwde schulden. De achterstand als gevolg van de betaalpauze bij banken wordt ingelopen door de looptijd te verlengen met het aantal maanden uitstel of door de openstaande aflossingen toe te voegen aan de hoofdsom, waarbij klanten tot aan het eind van de looptijd van de lening de tijd hebben om het uitgestelde deel in te lopen.
Het kabinet spant zich de komende periode in om met grote schuldeisers, waaronder de banken, gezamenlijke richtlijnen te ontwikkelen voor een soepelere behandeling van saneringsverzoeken van ondernemers die door de coronacrisis zijn geraakt. Een gezamenlijke benadering van deze problematiek zal naar verwachting het toekomstperspectief voor het bedrijfsleven verbeteren.
Deelt u de mening dat de inspanningen erop gericht zouden moeten zijn om alle in de kern gezonde bedrijven naar behoren te financieren en daarbinnen de zwaarst getroffen sectoren (zoals horeca, evenementen, cultuur en sport) nadere betaalpauzes aan te bieden? Bent u bereid om op korte termijn in gesprek te gaan met de banken om te onderzoeken wat zij nodig hebben om dit mogelijk te maken?
Zie antwoord vraag 2.
Welke stappen, buiten het steunpakket, worden nog meer gezet om ervoor te zorgen dat gezonde bedrijven ook deze tweede gedeeltelijke lockdown kunnen overleven?
Naast de maatregelen die het kabinet neemt met de steunpakketten, en de voornoemde individuele ondersteuning die banken bieden aan hun klanten, zijn er ook andere initiatieven die ondernemers helpen.
De verdere overheidsinzet, gericht op een bredere doelgroep dan de bancaire doelgroep, ziet op het deel van de markt waar een rol van de overheid ook nodig is. Deze doelgroep is dan ook vaak kwetsbaarder of heeft meer ondersteuning nodig dan reguliere ondernemers, zeker in deze onzekere tijd. Dit zorgt voor intensivering van de inzet op tal van beleidsonderwerpen zoals de ontwikkeling van flankerend beleid om ondernemers in zwaar weer te helpen bij de inzet van de Wet Homologatie onderhands akkoord (het Time out arrangement, TOA). De Wet Homologatie onderhands akkoord (WHOA) helpt ondernemers om een akkoord met schuldeisers tot stand te brengen waarbij de schulden worden gesaneerd en faillissementen worden voorkomen. De ondersteuning van ondernemers zal allereerst bestaan uit dienstverlening. Vorige maand is al het programma «Zwaar weer» gestart bij de Kamer van Koophandel. Dit programma bestaat uit dienstverlening voor ondernemers in zwaar weer, zoals informatie, doorverwijzing, advies en een routewijzer. Vanaf januari zal de dienstverlening van de Kamer van Koophandel en het Ondernemersklankbord verrijkt zijn met extra, op de WHOA toegespitste, ondersteuning. Bovendien zal volgende maand een platform met praktische informatie over (de aanstaande inwerkingtreding) van de WHOA (per 1 januari 2020) worden gelanceerd. Ondernemers vinden daar alvast informatie over welke stappen zij zelf nu al kunnen zetten met hun schuldeisers en hoe ze daarbij kunnen worden ondersteund. Daarnaast werkt het kabinet als onderdeel van het TOA verder uit hoe de totstandkoming van akkoorden met schuldeisers om een faillissement af te wenden verder kan worden bevorderd, zoals de bij de vorige vraag genoemde inzet op een soepelere behandeling van saneringsverzoeken door grote schuldeisers.
De intensivering van hulp aan ondernemers is ook merkbaar bij organisaties die de rijksoverheid steunt, bijvoorbeeld bij Qredits die coaching en krediet biedt, het Ondernemersklankbord of de ondersteuningsprogramma’s van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen zoals het Corona rebuild program van de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij.
Naast deze specifieke ondersteuning van doelgroepen ondernemers is er generieke informatieverstrekking via onder meer het Coronaloket van de Kamer van Koophandel (KVK) en informatie op rijksoverheid.nl over de hiervoor genoemde garantieregelingen en andere financieringsregelingen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het algemeen overleg Financiële markten/Financiële dienstverlening en consumentenbelangen op 28 oktober 2020?
Ja.
Het bericht ‘Woedeaanval terrorismeverdachte leidt tot 30.000 euro schade in gevangenis’ |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Jeroen van Wijngaarden (VVD) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Woedeaanval terrorismeverdachte leidt tot 30.000 euro schade in gevangenis»?1
Ja.
Klopt het dat de schade die is aangericht circa 30.000 euro bedraagt?
Ja.
Deelt u de mening dat de verdachte zelf voor de gehele vergoeding van de gemaakte schade moet opdraaien?
Ja.
Hebben zich het afgelopen jaar nog meer voorvallen voorgedaan met deze en/of andere verdachten binnen de penitentiaire inrichting in Vught? Zo ja, kunt u toelichten of dit financiële gevolgen had?
In mijn tweede voortgangsbrief over de visie «Recht doen, Kansen bieden» heb ik uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop incidenten binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) worden gemeld.2 De directeur van de penitentiaire inrichting in Vught (PI Vught) heeft sinds 1 oktober 2019 twaalf ernstige incidenten gemeld door middel van een melding bijzonder voorval bij het hoofdkantoor van de DJI. De verdachte in onderhavig incident is niet betrokken geweest bij andere voorvallen dan het genoemde incident.
In 2020 zijn in PI Vught 7 incidenten geweest waarin aangifte is gedaan (mede) omdat de materiële of financiële schade groot was.
Hoe vaak zijn in 2020 disciplinaire straffen opgelegd in de penitentiaire inrichting in Vught? Kunt u een uitsplitsing maken naar het soort disciplinaire straf?
In de eerste acht maanden van 2020 hebben binnen de PI Vught 318 incidenten plaatsgevonden die hebben geleid tot disciplinaire straffen. Deze incidenten variëren in ernst van bijvoorbeeld het weigeren van deelname aan arbeid tot geweldpleging. De disciplinaire straffen kunnen als volgt worden onderverdeeld.
Betalen van een geldboete
2
Opsluiting in een strafcel
63
Opsluiting in een strafcel met cameratoezicht
5
Opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte met televisie
3
Opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte zonder televisie
228
Uitsluiting van deelname aan arbeid
1
Waarschuwing
16
Hoe vaak is in 2020 door een directeur van een penitentiaire inrichting aangifte gedaan van een strafbaar feit?
In de eerste acht maanden van 2020 is 339 keer aangifte gedaan voor een strafbaar feit in en rond een penitentiaire inrichting.
Heeft de uitbarsting van verdachte gevolgen gehad voor hem in de mate van strafduur of privilegebeperking binnen de gevangenismuren?
Het incident heeft gevolgen gehad voor het regime van de gedetineerde. Nadat hij zijn disciplinaire straf (verblijf strafcel) had ondergaan, is de gedetineerde tijdelijk geplaatst in een individueel regime op een afdeling voor beheersproblematische gedetineerden.
Heeft dit voorval ook disciplinaire gevolgen gehad voor de aanmoediger ervan, Mohammed Bouyeri?
De aanmoediger is disciplinair gestraft met een verblijf in de strafcel.
Heeft de directeur van de betreffende penitentiaire inrichting aangifte gedaan tegen betrokken verdachte naar aanleiding van deze gebeurtenis? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Heeft de directeur van de betreffende penitentiaire inrichting aangifte gedaan tegen Mohammed Bouyeri voor zijn rol bij dit voorval? Zo nee, waarom niet?
Na overleg met de officier van justitie is tegen de andere betrokken gedetineerde geen aangifte gedaan, met het oog op diens beperkte rol bij het incident.
De berichten ‘Microwoning: een ‘echt’ huis voor minder dan 2 ton’ en ‘Flexwoningen, wel te huur niet te koop’ |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Microwoning: een «echt» huis voor minder dan 2 ton»1 en «Flexwoningen, wel te huur niet te koop»?2
Ja.
Hoeveel projecten zoals beschreven in het eerste bericht worden op dit moment gerealiseerd of zijn al opgeleverd in Nederland?
Hoewel het CBS daaraan werkt, is er nog geen landelijke registratie of monitor van micro- of flexwoningen. Het antwoord op uw vraag moet ik u daarom schuldig blijven. Wel blijkt uit diverse onderzoeken van het Expertisecentrum Flexwonen dat de bouw van flexwoningen toeneemt. Het CBS verwacht in de loop van 2021 een eerste monitor inclusief tijdelijke woningen gereed te hebben.
Bent u bereid dit soort projecten te stimuleren?
Mijn Stimuleringsaanpak Flexwonen is gericht op de totstandkoming van meer flexwoningen. Er ontstaan op de woningmarkt meer mogelijkheden voor diverse groepen woningzoekenden door het toepassen van flexibele woningbouw, zoals microwoningen. Starters kunnen hier bijvoorbeeld mee geholpen zijn.
Is het waar dat de microwoningen/flexwoningen uit dit bericht aan te schaffen zijn met een hypothecaire lening?
De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en het Verbond van Verzekeraars zeggen dat financiering met een hypothecaire lening in principe mogelijk is. Wel dient een microwoning of flexwoning te voldoen aan de eisen en voorwaarden die een kredietverstrekker stelt. Specifiek voor flexwoningen dient er gekeken worden of er sprake is van een bijzondere eigendomssituatie waardoor het vestigen van hypotheek niet mogelijk is, of de aanwezigheid van een tijdelijke woonbestemming. In dat laatste geval dient na afloop van deze bestemmingsperiode de hypotheek volledig te zijn afgelost. Dit omdat de woningeigenaar mogelijk gedwongen wordt de woning te verplaatsen en de geldverstrekker dan geen hypotheekrecht meer heeft.
Als een microwoning of flexwoning aan de Voorwaarden & Normen van NHG voldoet is ook financiering met NHG mogelijk. Voor flexwoningen kan bijvoorbeeld in de Voorwaarden & Normen (V&N) van NHG de mogelijkheid om woonwagens (inclusief standplaats) te financieren worden gebruikt. Hiervoor geldt (per 1 januari 2021) een kostengrens van € 197.000 (inclusief standplaats).
Denk u dat de optie van het aangaan van een hypothecaire lening voor het aanschaffen van een flexwoningen een groot aandeel kan leveren in het oplossen van de huidige woningnood en het behalen van de gestelde ambitie van het plaatsen van 15.000 flexwoningen per jaar in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Zoals is genoemd in het antwoord op vraag 3 ontstaan er op de woningmarkt meer mogelijkheden door het toepassen van flexibele woningbouw. Daarom stimuleer ik deze ontwikkeling ook. Als, zoals het artikel suggereert, gebruik gemaakt wordt van overgeschoten stukjes grond nabij grotere bouwprojecten voor verplaatsbare woningen of als gekeken wordt naar slimme oplossingen om binnenstedelijk te verdichten, bijvoorbeeld door optopping of door gebruik te maken van blinde kopgevels, kunnen interessante typologieën aan de bestaande woonprogramma’s worden toegevoegd. Dit blijkt ook uit de voorlopige resultaten van de ontwerpstudie die ik samen de Rijksbouwmeester laat uitvoeren naar de mogelijkheden van verdichten (of herstructureren) met flexibele woningbouw.
Het kunnen aanschaffen van dit type woningen met behulp van een hypothecaire lening, zal de projectontwikkeling en innovaties op dit terrein zeker bevorderen. Flexwoningen kunnen ook gehuurd worden of de aankoop ervan kan op andere wijze dan een hypotheek worden gefinancierd. In hoeverre de optie tot hypothecaire financiering bijdraagt aan de door de Tweede Kamer uitgesproken doelstelling van 15.000 flexwoningen per jaar, kan ik dus op voorhand niet inschatten.
Is het ook mogelijk een hypotheek te krijgen voor microwoningen/flexwoningen als de woning geplaatst is op erfpachtgrond? Zo nee, hoe verhoudt zich dat ten opzichte van vaste woningen in Amsterdam die op erfpachtgrond zijn gebouwd, waarvoor wel een hypotheek wordt verschaft?
Ja, de voorwaarden voor financiering op erfpacht voor bestaande woningen en nieuwbouwwoningen zijn ook van toepassing op microwoningen en flexwoningen. Het is dus mogelijk om een hypotheek te krijgen voor microwoningen en flexwoningen op erfpachtgrond.
Kan een hypotheek ook verschaft worden voor een flexwoning die voor 15 jaar op een bepaalde locatie bestemd is? Zo nee, waarom is dit niet mogelijk en hoe kan dit wel mogelijk gemaakt worden?
Ja, dit is mogelijk. Bij het verstrekken van een hypotheek zal de looptijd logischerwijs aangepast worden op de termijn waarop de woning in gebruik mag zijn. In dit geval is een lening die langer loopt dan 15 jaar niet in het belang van de klant en de geldverstrekker. De NVB heeft aangegeven dat er partijen zijn die ook voor kortere looptijden, zoals 15 jaar, een hypotheek aanbieden. Een deel van de geldverstrekkers biedt echter geen hypotheek met een looptijd van 15 jaar.
Consumenten kunnen dus een korter lopende hypotheek afsluiten. Wel dienen de hogere maandlasten die horen bij een aflossing van 15 jaar uiteraard te passen binnen hun financiële mogelijkheden. Omdat de woningwaarde en koopsom voor flex- en microwoningen vaak lager is, wordt de gevraagde hypotheek ook lager. Dit kan de hogere maandlasten van een korte looptijd weer mitigeren.
Hoeveel kost het voor een projectontwikkelaar van flexwoningen om zijn flexwoning-locatie te voorzien van nutsvoorzieningen, zoals water, riolering en stroom?
Dat zal per project verschillen en afhankelijk zijn van de locatie die het betreft. Over het algemeen is de aansluiting op het riool een gemeentelijke dienst en zijn de overige geprivatiseerd. In het geval van tijdelijke woningen dient rekening te worden gehouden met kosten voor aan- én afsluiting. De kosten voor aansluiting op het riool en de nutsvoorzieningen zijn afhankelijk van de aanbieders. Als voorbeeld kan het overzicht dat in 2016 is gemaakt voor de BouwEXPO Tiny Housing in Almere voor de aansluitingen (dus niet de afsluitingen) worden genomen. Hierbij kwamen de kosten uit op circa € 800 voor elektra, circa € 1.160 voor water; € 500 voor riolering en circa € 7.000 voor stadswarmte. Eventueel kunnen de eenmalige kosten voor aan- en afsluiting worden verlaagd door gebruik te maken van centrale aansluitingen waarbij de rekening gelijk over gebruikers of via tussenmeters wordt verdeeld.
Deelt u de mening dat een koopwoning voor iedereen bereikbaar moet zijn, ook in de vorm van een flexwoning?
Ik vind het belangrijk dat mensen een woning kunnen kopen of huren die zo veel mogelijk aansluit op hun wensen. Door flexibele woningbouw ontstaan er meer mogelijkheden op de woningmarkt voor diverse groepen woningzoekenden. Het is afhankelijk van de persoonlijke situatie en wensen welk type woning passend is. De bereikbaarheid van een koopwoning hangt af van de financieringsmogelijkheden van een consument. Als een hypotheek passend is bij de financiële situatie van de consument en de in het antwoord op vraag 4 genoemde aspecten niet belemmerend zijn, is een financiering met een hypotheek ook mogelijk.
Bent u bereid in gesprek te gaan met al de nodige partijen om de mogelijkheden van een hypothecaire lening voor flexwoningen die maar bestemd zijn voor 15 jaar, te bespreken en de Kamer hier nader over te informeren?
Verschillende geldverstrekkers bieden deze mogelijkheid, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7. Ik zie daarom op dit moment geen aanleiding om hierover in gesprek te gaan met geldverstrekkers.
Wilt u deze vragen voor het geplande wetgevingsoverleg Wonen en Ruimte op maandag 9 november beantwoorden?
Voor de beantwoording van de vragen heb ik informatie verzameld bij verschillende instanties en marktpartijen. Dit vergde enige tijd, waardoor beantwoording niet voor 9 november gelukt is. Hierover heb ik uw Kamer middels een uitstelbrief op 4 november geïnformeerd.
Het gebruik van NOW in de eredivisie |
|
Bart van Kent , Jasper van Dijk |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
Hebt u kennisgenomen van het artikel van Follow The Money «De coronaspagaat in de eredivisie: clubs in het nauw besteden 74 miljoen aan transfers»?1
Ja.
Wat is uw mening over de uitgaven door de Eredivisieclubs van in totaal 74 miljoen euro aan nieuwe spelers, terwijl er tegelijkertijd 23 miljoen euro afkomstig van de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) aan steun is ontvangen?
De NOW kent een omzetdrempel. Als een onderneming in vergelijking met de referentieperiode uit 2019 een omzetverlies van minimaal 20% heeft geleden, kan de werkgever een NOW-subsidie aanvragen. Voor de vraag of een werkgever recht heeft op een subsidie is daarmee niet de omvang van de omzet maar het verlies van omzet ten opzichte van 2019 relevant.
Klopt het dat er in Nederland dit jaar zelfs 4 miljoen euro meer is uitgegeven aan transfers, dan gemiddeld de afgelopen 5 jaar, terwijl in rest van Europa 1,6 miljard euro minder is uitgegeven?
Navraag bij de KNVB leert dat de voetbalbond de hiervoor genoemde bedragen niet kan herleiden. In het algemeen geldt dat niet alleen inkomsten en uitgaven aan transfers een rol spelen, maar ook de (afschrijvings-)kosten en opbrengsten (zijnde de transfersom minus de resterende boekwaarde van de getransfereerde speler). Aangezien het hier bedrijfsgevoelige informatie betreft, is het niet mogelijk om de genoemde bedragen te verifiëren.
Zijn er gesprekken gevoerd of is er anderszins contact geweest met Eredivisie CV, de Eredivisieclubs afzonderlijk of met de KNVB over verzoeken tot extra steun naast de NOW oplopend tot 140 miljoen euro? Zo ja, wat is hiervan het resultaat?
Hierover zijn sinds mei 2020 contacten met het Ministerie van VWS. In het Deltaplan betaald voetbal heeft de sector berekend dat er steun nodig is à € 140 mln, in een scenario waarin het gehele seizoen 2020–2021 zonder publiek moet worden gevoetbald. In de gesprekken is aangegeven dat elke betaald voetbal organisatie (bvo) er eerst alles aan moet hebben gedaan om de schade die is gerelateerd aan de coronamaatregelen, zelf op te lossen. Indien er bij een bvo nog financiële schade als gevolg van coronamaatregelen resteert, kan de rijksoverheid als laatste loket een rol gaan spelen. Op dit moment is daarvan nog geen sprake.
Klopt het dat Klaas Dijkhof een rol heeft gespeeld en advies heeft gegeven bij het opstellen van het Deltaplan? Zo ja, wat was zijn rol en welk effect heeft dit gehad? Zijn er naast de gesprekken over het Deltaplan nog andere contacten en/of adviezen geweest door Klaas Dijkhof met Eredivisie CV, afzonderlijke eredivisieclubs en/of de KNVB?
Dat weet ik niet. Ik geef u ter overweging dit aan Klaas Dijkhof zelf te vragen.
Klopt het dat dat Ajax, PSV, Feyenoord en AZ samen 44 procent hebben ontvangen van het hele steunpakket dat de eredivisie is toebedeeld, terwijl deze clubs in het Deltaplan van de KNVB hebben aangegeven geen, of maar beperkt, steun nodig te hebben in het scenario dat dit seizoen zonder publiek moet worden gespeeld?
Uit de eerste ronde van de NOW-regeling blijkt inderdaad dat Ajax, PSV, Feyenoord en AZ samen 44 procent hebben ontvangen van het totaal dat door betaald voetbal organisaties is aangevraagd. In het Deltaplan staat dat zij aanvullend op de NOW-regeling geen, of maar beperkt steun zullen aanvragen.
Klopt het dat er clubs zijn die meer geld hebben uitgegeven aan transfers dan er binnen kwam, waarbij deze clubs ook gebruik maken of hebben gemaakt van de NOW? Zo ja, welke clubs betreffen dat?
Met inachtneming van het antwoord op vraag 3 is het mogelijk dat er clubs zijn waarbij de uitgaven aan transfers hoger zijn dan de inkomsten uit transfers. Het kan ook zo zijn dat clubs, waarbij dat het geval is, gebruik hebben gemaakt van de NOW.
Kunt u bevestigen dat de grafiek uit het artikel, dat het «Transferoverzicht per eredivisieclub, afgezet tegen NOW-steun» laat zien, correct is? Zo ja, wat is uw kijk op deze cijfers?
Zie antwoord vraag 7.
Wat is uw mening over de ontvangen NOW vergoeding, als blijkt dat een club onder aan de streep, dus na transferbedragen, winst heeft gemaakt?
Als een onderneming winst maakt, zal bij de vaststelling van het definitieve subsidiebedrag (voor NOW 1 vanaf oktober 2020, voor NOW 2 vanaf april 2021) worden vastgesteld dat de drempel van 20% omzetverlies niet is gehaald. Eventueel betaalde voorschotten zullen dan terugbetaald moeten worden.
Wordt een BVO als geheel gezien voor de NOW, of kan een club aanspraak maken op de NOW voor een onderdeel dat verlies lijdt, terwijl de organisatie als geheel winst maakt?
In de NOW is bepaald dat voor ondernemingen die onderdeel uitmaken van een groep of concern, bij de NOW aanvraag naar het geheel van de groep of het concern gekeken wordt. De achtergrond hiervan is dat op het hoge aggregatieniveau van groep of concern de omzet(daling) en de inzet van het personeel samenkomen. Bij een betaald voetbalorganisatie wordt ook op het niveau van groep gekeken of aan de voorwaarden van de NOW-subsidie is voldaan.
Is het volgens de regels van de NOW toegestaan om in de periode of het boekjaar waarin een club NOW vergoeding krijgt, bonussen uit te keren aan de directie? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?2
Het is niet toegestaan om bonussen uit te keren over het boekjaar waarin de periode valt waarover de NOW-regeling is aangevraagd als het voorschot meer dan € 100.000 bedraagt en de vaststellingsaanvraag meer dan € 125.000 bedraagt, of wanneer een aanvraag op individuele werkmaatschappij wordt gedaan. Indien een onderneming wél een bonus uitkeert én NOW-subsidie aanvraagt, zal UWV bij de vaststelling de subsidieaanvraag afwijzen. Eventueel betaalde voorschotten zullen teruggevorderd worden.
De berichten 'Machteloze agent vaker in gevecht met verwarde mensen' en 'Verwarde mensen drijven de agent tot wanhoop' |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Machteloze agent vaker in gevecht met verwarde mensen» en «Verwarde mensen drijven de agent tot wanhoop»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het uitermate teleurstellend is dat na de inwerkingtreding van de Wet verplichte ggz op 1 januari 2020 het probleem voor de politie alleen maar groter is geworden? Zo nee, waarom niet?
We hechten eraan te benadrukken dat de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) primair als doel heeft om de rechten van de betrokkene, die vanwege een psychische stoornis ernstig nadeel voor zichzelf of anderen veroorzaakt, te beschermen bij de toepassing van verplichte zorg. Het is geen doel van de Wvggz om te zorgen voor een afname van het aantal meldingen over personen met verward gedrag.
De ministeries van Justitie en Veiligheid (JenV) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en andere partners werken daarnaast al enkele jaren samen om een integrale persoonsgerichte aanpak te realiseren wat betreft de brede groep «personen met verward gedrag». Hierbij zijn vijf landelijke prioriteiten aangemerkt, waarover uw Kamer in juli jl. is geïnformeerd.2 Binnen deze aanpak worden al goede resultaten geboekt. Specifiek over de werkende aanpak voor de groep personen met verward gedrag met een hoog (veiligheids)risico hebben wij uw Kamer recent nog een aanvullende update gegeven in het licht van het convenant dashboard beveiligde bedden.3 Ook is 9 oktober de publiekscampagne voor het Landelijk Meldpunt Zorgwekkend Gedrag van start gegaan, waardoor naasten gemakkelijker in contact kunnen komen met lokale hulpverlening, wanneer zij niet-acute zorgen hebben over zichzelf of een ander. Bijkomend voordeel hiervan is dat de politie door dit meldnummer kan worden ontlast waar het niet-acute zorgmeldingen betreft.
Daarnaast wordt er niet alleen op landelijk niveau, maar ook in de regio’s hard gewerkt aan de implementatie van een goed werkende persoonsgerichte aanpak voor personen met verward gedrag. Hierbij zijn er in de regio’s verbindingen tussen de ondersteuning van mensen met verward gedrag, de implementatie van de Wvggz, de Meerjarenagenda beschermd wonen en maatschappelijke opvang en de doorontwikkeling van de zorg- en veiligheidshuizen. Deze lokale en regionale initiatieven blijven we de komende periode ondersteunen via het Verbindend Landelijk OndersteuningsTeam (VLOT) en het actieprogramma Lokale initiatieven voor personen met verward gedrag van ZonMW. De complexiteit van het probleem maakt echter dat er geen snelle en eenvoudige oplossingen zijn, het betreft hier zoals eerder door ons opgemerkt een wicked problem.
Verplichte zorg op grond van de Wvggz kan enkel als uiterst middel worden verleend aan personen met een psychische stoornis die vanwege deze stoornis ernstig nadeel voor zichzelf of anderen veroorzaken. De groep personen met verward gedrag waar de politie mee te maken krijgt is veel breder; het gaat hier om onder andere mensen met dementie, een verstandelijke beperking, verslavingsproblematiek en/of (ernstige) psychiatrische aandoeningen. Het grootste deel van de groep personen met verward gedrag is niet gevaarlijk voor zichzelf of anderen en veroorzaakt geen overlast.
Deelt u de mening dat de politieagenten, zeker in deze zeer moeilijke coronatijd, van deze als maar groter wordende taak van het opvangen en vervoeren van verwarde personen per direct ontlast moet worden? Zo nee, waarom niet?
Wij zijn het aan mensen die verward gedrag vertonen verplicht om hen passende zorg en ondersteuning te bieden, maar ook aan de samenleving als geheel om de openbare orde te bewaken en de veiligheid van burgers te garanderen. Zaak is om daarbij te zoeken naar een juiste verdeling van taken en verantwoordelijkheden, gegeven de aard van de situatie en de achtergrond van de problematiek. Dit kan leiden tot inzet vanuit de zorg, maar ook vanuit politie indien noodzakelijk.
In het kader van zorg en veiligheid worden verschillende stappen gezet, zodat aan beide zijden professionals voldoende toegerust zijn. Enerzijds door politieagenten, die in de praktijk vaak als eerste ter plaatse zijn, goed te scholen: in de politieopleiding is aandacht voor het herkennen van de problematiek, vroegsignalering en de-escalatie van gedrag. Ook het intake-personeel op de meldkamer en regionale servicecentra van de politie wordt getraind om binnenkomende incidenten goed in te schatten en waar nodig te verwijzen naar het meldpunt zorgwekkend gedrag of de ggz-crisisdienst. De scholing van politie ziet niet toe op de opvang van personen met verward gedrag en psychiatrische aandoeningen, dus door het sneller inschakelen van de professionele hulpverlening zorgen we tegelijkertijd dat de juiste zorg beter toegankelijk is.
Met betrekking tot het vervoer van personen met verward gedrag is hiernaast met betrokken partijen afgesproken dat het vervoer zowel voor als na beoordeling door de Regionale Ambulance Voorziening wordt verzorgd. Immers, wanneer iemand zorg nodig heeft is vervoer door een politieauto niet passend, en ook voor de persoon in kwestie onnodig stigmatiserend en traumatiserend. Om het vervoer van personen met verward gedrag verder te verbeteren zal de komende periode het «Kwaliteitskader Mobiele zorg vóór psychiatrische beoordeling» worden doorontwikkeld tot een «Kwaliteitskader Mobiele zorg vóór en ná psychiatrische beoordeling». De implementatie hiervan is eind van het jaar gereed. Hierbij zullen regio’s ook implementatieplannen moeten maken en een vertaalslag naar de praktijk, zodat de hele keten een helder handelingsperspectief krijgt en de afspraken goed landen in de praktijk. De komende periode worden de ervaringen die hiermee worden opgedaan gebruikt om de toepassing van het kwaliteitskader in de praktijk verder te verbeteren. Hiervoor is goede samenwerking van alle betrokken partijen van belang. Hierover volgt dit najaar nog een brief naar uw Kamer.
Waarom wordt de problematiek van de verwarde personen nog steeds overgelaten aan de politie, terwijl dit niet tot haar taak behoort, politieagenten hiervoor niet zijn opgeleid en er sinds januari van dit jaar een wet is die bepaalt dat vervoer en opvang van verwarde personen tot het takenpakket van de GGZ behoren?
Zie antwoord vraag 3.
Wat gaat u concreet doen, aangezien de eerdere toezeggingen allemaal niets hebben geholpen en de bovengenoemde wet tot op heden het tegenovergestelde effect heeft?
Er lopen verschillende acties omtrent zowel de brede aanpak personen met verward gedrag, alsook specifiek het vervoer van personen met verward gedrag. In de antwoorden op vragen 2, 3 en 4 hebben we verwezen naar de verschillende maatregelen in het kader van de brede aanpak voor personen met verward gedrag. Bovendien wordt ingezet op verbetering van de uitvoering van de Wvggz, in de vorm van reparatiewetgeving, de vereenvoudiging van de ketenafspraken en de brieven die ketenpartners onderling en naar betrokkene verzenden.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden, in ieder geval vóór de behandeling van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid?
Ja.
Het bericht ‘Migranten in Westland wonen in tenten en hutjes door gebrek aan huisvesting’. |
|
Hilde Palland (CDA), Julius Terpstra (CDA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Migranten in Westland wonen in tenten en hutjes door gebrek aan huisvesting»?1
Ja.
Klopt het dat voor de 14.000 arbeidsmigranten die werkzaam zijn in het Westland nauwelijks slaapplekken of woningen beschikbaar zijn?
De gemeente Westland heeft mij laten weten dat er in het Westland circa 4.500 personen met de nationaliteit van een Midden -en Oost Europees land, waarvan circa 2.500 via de werkgever, zijn gehuisvest. De huisvesting vindt plaats in gespecialiseerde complexen, in tuinderswoningen in het kassengebied en in woningen in de kernen van de gemeente Westland. Hoewel het aantal van 4.500 gehuisveste personen lager is dan het aantal werkzame arbeidsmigranten kan hier volgens de gemeente Westland niet worden gesproken van «nauwelijks slaapplekken of woningen».
De inschatting van de gemeente Westland is dat niet-ingezetene arbeidsmigranten die werkzaam zijn binnen de gemeente Westland nu voornamelijk in Rotterdam, Den Haag, Delft, Maassluis, Vlaardingen en Schiedam wonen. Aangezien zij in de Registratie Niet Ingezetenen (RNI) staan ingeschreven, is het de gemeente Westland niet bekend waar precies. De gemeente Westland hecht eraan te vermelden dat de beelden in het TV-programma Nieuwsuur van in de openbare ruimte verblijvende personen zijn opgenomen in de gemeente Den Haag, niet in Westland.
De gemeente Westland heeft mij wel laten weten dat de gemeente het op zich genomen heeft om de komende jaren een substantiële opgave voor de huisvesting van arbeidsmigranten tot realisatie te brengen.
Klopt het dat er eerder met de gemeente Westland afspraken gemaakt zijn over het realiseren van 2000 extra slaapplekken?
In de regio Haaglanden zijn in 2012 vanuit de Nationale verklaring (tijdelijke) huisvesting EU-arbeidsmigranten doelen gesteld over aantallen te realiseren bedden in een aantal gemeenten. Onderdeel daarvan is het aantal van 2.000 extra slaapplekken in de gemeente Westland. Deze gemeente werkt actief aan het realiseren van nieuwe locaties.
De gemeente Westland heeft laten weten dat recent enkele nieuwe voorzieningen zijn gerealiseerd in de gemeente. Dit betreft de locatie Tiendweg voor 76 personen en locatie Elsenbosch, voor ruim 330 personen. Deze locatie bestaat uit 120 appartementen voor 2 of 3 personen. Elk appartement heeft een eigen keuken en badkamer en elke bewoner een eigen slaapkamer.
Is er overleg met de gemeente Westland over bijvoorbeeld de ondersteuningsinstrumenten van het Rijk bij realisatie van concrete huisvestingsprojecten voor arbeidsmigranten (bijvoorbeeld doorbouwplan vanuit woningimpuls of versnellingskamers in het kader van flexwonen)?
Vanuit het Rijk zijn verschillende ondersteuningsinstrumenten beschikbaar. Zo sluit het Rijk woondeals, is er in het kader van het doorbouwplan 50 miljoen vrijgemaakt voor de huisvesting van kwetsbare groepen, is er de vrijstelling verhuurderheffing voor flexwonen, de versnellingskamers flexwonen die de RVO organiseert en is er de woningbouwimpuls.
In de regio van de gemeente Westland is er de woondeal Zuidelijke Randstad waarin ook aandacht is besteed aan de positie van arbeidsmigranten. De gemeente Westland heeft ook projecten voor huisvesting van arbeidsmigranten en voor flexwonen ingediend voor het onderdeel van het doorbouwplan dat is vrijgemaakt voor de huisvesting van kwetsbare groepen. Een beslissing over toekenning wordt op korte termijn gemaakt. Ook met betrekking tot de Woningbouwimpuls voor reguliere woningen zijn door de gemeente Westland projecten ingediend en deels toegekend. Daarnaast is vanuit het Aanjaagteam Arbeidsmigranten en ook vanuit de ministeries van BZK en SZW nauw contact met de gemeente Westland.
Wat kunnen u en de verantwoordelijke/bemiddelende uitzendbureaus op de korte termijn betekenen voor de arbeidsmigranten die nu noodgedwongen in tenten en hutjes wonen?
De gemeente Den Haag heeft laten weten dat de beelden zijn gemaakt in het Haagse Bos, waar de tent is aangetroffen door boswachters van Staatsbosbeheer. Uit navraag van de gemeente Den Haag bij Staatsbosbeheer blijkt dat de in het bos aangetroffen personen verschillende achtergronden hebben, zonder werk of arbeidscontract en veelal bijkomende alcohol en/of drugsproblematiek. In samenwerking met politie Haaglanden en Stichting Barka (wanneer het mensen met een Oost-Europese achtergrond betreft) wordt door de gemeente Den Haag geprobeerd de personen weer op de rit te krijgen of naar het land van herkomst terug te laten keren.
Er zijn géén signalen dat uitzendbureaus in Den Haag arbeidsmigranten in tenten huisvesten.
Is bekend bij of via welke bureaus deze arbeidsmigranten worden ingezet en aan het werk zijn? Kunnen deze bureaus worden aangesproken op de huisvestingsomstandigheden van deze arbeidsmigranten?
De gemeente Den Haag heeft mij laten weten dat dit niet bekend is, aangezien de aangetroffen personen geen arbeidscontract hadden.
Zijn deze arbeidsmigranten bekend bij de gemeente via inschrijving in gemeentelijke basisadministratie of Registratie Niet-ingezetenen (RNI)?
Wanneer het een arbeidsmigrant betreft die hier korte tijd is, is deze veelal ingeschreven in de Registratie Niet-Ingezetenen (RNI). Omdat in de RNI nu nog geen verblijfsadres in Nederland wordt opgenomen, zijn zulke personen niet te traceren door de gemeenten.
Zijn er meer gemeenten of regio’s bekend waar sprake is van of het vermoeden is dat arbeidsmigranten in tenten in openbare ruimte verblijven? Wat doet de Inspectie SZW met deze signalen?
De Inspectie SZW heeft geen signalen ontvangen over arbeidsmigranten die in tenten in de openbare ruimte verblijven. De Inspectie SZW is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving van de arbeidswetten zoals de Arbeidstijdenwet, de gemeente is verantwoordelijk voor handhaving bewoning.
Indien de Inspectie SZW signalen ontvangt dat sprake is van misstanden, bijvoorbeeld ten aanzien van slechte huisvesting, worden deze signalen gedeeld met de betreffende gemeenten.
Is de verwachting dat het advies van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten onder leiding van de heer Roemer ook hierin een oplossing of duidelijke verantwoordelijkheidsallocatie gaat bieden?
Het advies van het Aanjaagteam van 30 oktober jl. geeft ook een aantal aanbevelingen voor meer en betere huisvesting voor arbeidsmigranten. Daarbij worden ook een aantal partijen aangesproken. Ook in het eerste advies van het Aanjaagteam zijn op dit punt een aantal aanbevelingen gedaan. Het kabinet is hiermee aan de slag en hoopt voor 16 december daarover de TK te informeren.
Kunt u inzicht geven in het aantal arbeidsmigranten dat op dit moment verblijft op locaties die niet voldoen aan de normen van de Stichting Normering Flexwonen?
Het Aanjaagteam geeft aan dat ongeveer 25% van de huisvesting gecertificeerd is. Dat kan via de Stichting Normering Flexwonen (SNF) of via het Agrarisch Keurmerk Flexwonen (AKF) zijn. De exacte aantallen zijn ons niet bekend. Het Aanjaagteam doet aanbevelingen om de kwaliteit van huisvesting te verbeteren, Dit is in vervolg op haar eerdere aanbevelingen, waarmee het kabinet reeds aan de slag is.
Het bericht 'Minister Schouten blijft stikstofbeleid ophangen aan één rekenmodel' |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Minister Schouten blijft stikstofbeleid ophangen aan één rekenmodel»?1
Ja.
Klopt het dat de Stichting Agri Facts enkele keren aan u gevraagd heeft of de beleidsmaatregelen ook doorgerekend gaan worden met het Europese beleidsmodel (LOTOS-EUROS/EMEP) en u daarop nog niet gereageerd heeft?
Op 22 oktober 2020 zijn de vragen van de Stichting Agri Facts beantwoord.
Heeft u de beleidsmaatregelen doorgerekend met meerdere rekenmodellen? Zo nee, wat is hiervan de reden en bent u bereid dit alsnog te laten doen? Zo ja, bent u bereid de uitkomsten hiervan met de Kamer te delen?
Voor de doorrekening van het maatregelenpakket van het wetsvoorstel Stikstofreductie en natuurverbetering wordt gebruik gemaakt van het Operationele Prioritaire Stoffen model (OPS). Dit model rekent alle emissiebronnen door, inclusief autonome ontwikkelingen, voor ons hele land. Het voordeel van dit model, in tegenstelling tot het gebruik van andere modellen zoals EMEP en LOTOS-EUROS, is dat OPS gedetailleerde lokale berekeningen kan uitvoeren (op hexagoonniveau van 1 hectare). Dit detailniveau is nodig om ten behoeve van natuurvergunningverlening de depositie van stikstof te kunnen berekenen. Dit is een gevolg van de eisen die de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn stellen aan natuurbehoud, waar stikstofdepositie van invloed op is. Een ander voordeel van OPS is dat wordt bijgehouden hoeveel iedere bron bijdraagt aan depositie (op dat hexagoonniveau van 1 hectare). Deze functionaliteiten maken OPS uniek en daarom geschikt voor gebruik in AERIUS, het rekenmodel voor natuurvergunningen. EMEP en LOTOS-EUROS kennen deze functionaliteiten niet op dit detailniveau: ze rekenen op een schaal van een vierkante kilometer. Dat maakt voor de Nederlandse situatie OPS het best toepasbaar en maakt dat er gericht gecompenseerd kan worden in plaats van voor een veel groter gebied, wat meer stikstofreductie vereist.
Zoals in de kabinetsreactie van 13 oktober 2020 op het eindadvies van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof is aangegeven, richt het Ministerie van LNV een Kennisprogramma Stikstof in waarin onder meer expliciet wordt gekeken naar het gebruik van meerdere modellen (zogenaamd ensemble modellering) om de uitkomsten robuuster te maken. De verschillen tussen OPS en EMEP / LOTOS-EUROS waar het gaat om de depositiebijdragen van de verschillende sectoren en de bijdrage uit het buitenland komen hierbij aan de orde. In reactie op de rapporten van het Adviescollege is ook aangegeven het aantal meetpunten uit te breiden en verder onderzoek te doen naar gebruik van satellietgegevens. Alles om de herkomst en depositie van (stikstof)emissies van de verschillende sectoren en bronnen zo nauwkeurig mogelijk te berekenen.
Bent u bereid de beleidsmaatregelen door te rekenen met het Europese beleidsmodel (LOTOS-EUROS/EMEP) en de uitkomsten hiervan met de Kamer te delen, zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.