Het advies van de Coöperatie Laatste Wil omtrent een zelfdodingsmiddel |
|
Kees van der Staaij (SGP), Carla Dik-Faber (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Dit middel doodt mensen, en wij maken ons druk om een beetje fipronil»?1
Ja.
Bent u op de hoogte om welk conserveringsmiddel het hier gaat? Zonder de naam ervan in uw beantwoording te noemen, klopt het dat dit middel legaal verkrijgbaar is in Nederland? Klopt het dat slechts 2 gram ervan nodig is voor zelfdoding? In welke volumes wordt dit middel verstrekt en hoeveel mensen kunnen daarmee een eind aan hun leven maken?
Is het middel traceerbaar bij bijvoorbeeld bloedonderzoek? Is een natuurlijk overlijden ermee te ensceneren door kwaadwillenden ofwel hoe kan worden geconstateerd dat het middel bij moord gebruikt is?
Kunt u reageren op de stellingname van hoogleraar gezondheidsrecht Joep Hubben dat «de werking van het middel niet bekend is, er geen onderzoek is gedaan naar de veiligheid, er geen enkele controle is en er geen serieuze waarborgen zijn»?
Is het middel getest op mensen? Wat vindt u ervan dat in de media concrete claims en adviezen circuleren, bijvoorbeeld als het gaat over «rustig mee in slaap vallen», «2 gram in 50 milliliter water» en »raadzaam een pijnstiller tegen hoofdpijn te nemen»?
Wat vindt u van de uitspraak van de Coöperatie Laatste Wil dat «het jammer zou zijn» als de naam van het middel uitlekt? Deelt u de mening dat het ondoenlijk is om de kennis over dit middel te willen beperken tot een kleine groep mensen, en dat alleen al daarom alles op alles gezet moet worden om te voorkomen dat deze lugubere plannen doorgaan?
Ik denk dat het naïef is van de Coöperatie Laatste Wil om te veronderstellen dat de naam van het middel niet buiten de kring van leden bekend zal worden, zeker gezien de snelle verspreiding van informatie via het internet, en meer specifiek via sociale media. Het hangt af van de concrete omstandigheden van het geval of er sprake is van een strafbaar feit. Ik verwijs u naar de antwoorden op vraag 9, 10 en 11.
Bent u, gelet op uw antwoorden bij vraag 2 tot en met 6, bereid de vrije verkrijgbaarheid van dit conserveringsmiddel als dodelijk middel tegen te gaan, al dan niet met aanvullende regelgeving?
Het is mij niet bekend of het betreffende middel inderdaad een conserveringsmiddel (voor voedingsmiddelen of voor andere producten) is. Veel stoffen zijn bij een zeer hoge inneming giftig. Het feit dat een middel bij overdosering schadelijk of zelfs dodelijk kan zijn, is niet altijd reden de verkrijgbaarheid daarvan te beperken. Het zou immers kunnen betekenen dat een middel niet meer gebruikt kan worden voor algemeen aanvaarde doelen, zoals voedingssuppletie, zelfmedicatie, ongediertebestrijding of huishoudelijke toepassingen. Als het een stof betreft die bij de voedingsmiddelenproductie of in andere bedrijven gebruikt wordt, is wetgeving van kracht om de werknemer en de consument te beschermen tegen gevaarlijke stoffen. Als overdosering van een stof in de levensmiddelenindustrie een ernstig risico met zich kan meebrengen, wordt van de bedrijven op basis van de voedingsmiddelen- en Arbowetgeving geëist dat zij voorzorgsmaatregelen nemen om gevaar voor de consument of de werknemer te voorkomen.
Deelt u de mening dat het buitengewoon onzorgvuldig en zelfs gevaarlijk voor mensen is als de Coöperatie Laatste Wil adviezen geeft aan mensen die zij niet kent, waarbij zij niet weet in welke situatie mensen verkeren en aan wie mensen het middel vervolgens verstrekken?
Het verspreiden van informatie over een dodelijk middel zonder duidelijke waarborgen baart mij zorgen, zeker als deze informatie ook beschikbaar komt voor mensen die zich in een kwetsbare periode van hun leven bevinden. Hoewel ik het invoelbaar vind dat mensen meer regie wensen over hun eigen levenseinde, is het van groot belang dat dit niet ten koste gaat van de veiligheid of het veiligheidsgevoel van anderen. Zorgvuldigheid, in de vorm van een wettelijk kader met voldoende waarborgen, beschouwt het kabinet als essentieel, zoals ook staat beschreven in de reactie op het rapport van de commissie Schnabel.2
Kent u de uitspraak van de Hoge Raad dat iedere gedraging van een burger die zelfdoding mogelijk of gemakkelijker maakt, strafbaar is? Deelt u de mening dat er met het verstrekken van informatie over het betreffende dodelijke conserveringsmiddel sprake is van strafbare hulp bij (groep)zelfdoding door de Coöperatie? Deelt u de mening dat de coöperatie hierbij geen beroep kan doen op een noodtoestand (zoals bevestigd in de zaak-Heringa), aangezien zij zonder selectie vooraf informatie gaan geven over dit dodelijke poeder?
Artikel 294 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat hij die opzettelijk een ander bij zelfdoding behulpzaam is of hem de middelen daartoe verschaft een strafbaar feit pleegt, indien de zelfdoding ook daadwerkelijk volgt. In de vragen 9, 10 en 11 wordt gevraagd of de in de vragen genoemde specifieke situaties onder de reikwijdte van artikel 294 Wetboek van Strafrecht vallen. Bij de beantwoording van de vragen van de heer Van der Staaij tijdens het mondelinge vragenuur van 5 september jl. heeft de Minister van Veiligheid en Justitie aangegeven dat het niet aan hem is om individuele gevallen te beoordelen. Het is het Openbaar Ministerie dat op basis van de feiten en omstandigheden beslist of er in een specifiek geval aanleiding is een opsporingsonderzoek in te stellen en een vervolgingsbeslissing te nemen. Mocht het Openbaar Ministerie daartoe besluiten, dan is het uiteindelijk aan de rechter om de feiten te wegen en te waarderen en te beslissen of er sprake is van strafbaar handelen.
Maakt een groothandel die weet dat een bestelling voor zelfdoding gebruikt gaat worden dan wel kan gaan worden, zich volgens u ook schuldig aan strafbare hulp bij zelfdoding?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de mening dat het onderling uitwisselen van dit poeder hulp bij zelfdoding betreft? Zijn mensen die het conserveringsmiddel in groepsverband aanschaffen en met elkaar delen, zoals de coöperatie adviseert, volgens u daarom ook strafbaar?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u bereid te onderzoeken of het mogelijk is deze coöperatie vanwege strijd met de openbare orde of de goede zeden of vanwege het voorkomen van strafbare feiten te verbieden dan wel in ieder geval onmogelijk te maken nog langer adviezen te geven die behulpzaam zijn bij zelfdoding?
Op grond van artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank op verzoek van het Openbaar Ministerie een rechtspersoon waarvan de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde verboden verklaren en ontbinden. Zoals eerder per brief aan de Kamer gemeld, gelden er op basis van de jurisprudentie hoge eisen voor een dergelijk verbod.3 Wil een verzoek tot verbodenverklaring kans van slagen hebben dan moet bijvoorbeeld kunnen worden aangetoond dat er sprake is van een werkzaamheid waarvan de ongestoorde voortzetting en navolging in een democratische rechtsstaat niet kan worden geduld op straffe van ontwrichting. Het verbieden van een rechtspersoon vormt immers een ernstige inbreuk op het grondrecht van vrijheid van vereniging en vergadering waaraan slechts in het uiterste geval mag worden toegekomen. Of in deze specifieke casus aanleiding bestaat een verzoek ex artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek in te dienen is eveneens aan het Openbaar Ministerie.
Wat vindt u van de voorwaarden op basis waarvan de Coöperatie Laatste Wil voornemens is dit middel te verstrekken, onder meer dat iemand minimaal 18 jaar en een half jaar lid van de coöperatie moet zijn? Deelt u de mening dat de veiligheid van mensen en het veiligheidsgevoel in onze samenleving in het geding komen als een dergelijk middel zonder noemenswaardige drempels beschikbaar komt?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe beoordeelt u de inzet van de Coöperatie Laatste Wil in het licht van overheidsbeleid gericht op preventie van zelfdoding, onder andere via subsidies voor 113 Online?
Gelet op het suïcidepreventiebeleid van de rijksoverheid, acht het kabinet het verspreiden van de naam van een middel voor zelfdoding ongewenst. Het beleid van de overheid is erop gericht zelfdoding en suïcidaliteit zo veel mogelijk te voorkomen door vroegtijdiger signaleren van suïcidaliteit, verbeteren van kennis over het spreken over suïcidaliteit en het doorbreken van het taboe om hierover te spreken. Het spreekt vanzelf dat we als samenleving maar ook zeker als overheid willen voorkomen dat mensen in hun wanhoop in eenzaamheid sterven omdat ze geen perspectief meer zien. Het kabinet heeft 113Zelfmoordpreventie hierin een cruciale rol gegeven en vanuit het Ministerie van VWS worden onder andere de directe hulpverlening door deze organisatie en het overdragen van kennis en inzicht over suïcidaliteit aan beroepsgroepen maar ook breder in de samenleving, gesubsidieerd. De Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over de stappen die op dit terrein zijn gezet.
Kunt u schetsen wat de consequenties voor artsen zijn, bijvoorbeeld als bijwerkingen dusdanig uitpakken dat eventuele omstanders de huisarts of 112 benaderen?
Indien artsen in dergelijke gevallen benaderd worden dienen zij conform de bestaande wet- en regelgeving, waarin verankerd is dat zij de hulp van een goed hulpverlener dienen te betrachten, de benodigde hulp te bieden. Dit is niet anders dan in alle andere situaties van een poging tot zelfdoding waarbij de medische hulp van een arts is ingeroepen.
Is de Coöperatie Laatste Wil al gestart met het geven van adviezen of wanneer zal de Coöperatie hiermee starten? Bent u bereid het Openbaar Ministerie een onderzoek te laten instellen of deze activiteiten in overeenstemming zijn met de wet voordat een grote groep eenvoudig toegang krijgt tot het middel met alle mogelijke gevolgen van dien?
Navraag bij de Coöperatie Laatste Wil leerde dat zij de kennis over het dodelijk middel nog niet hebben gedeeld met hun leden. Ze hebben het voornemen in het najaar regionale informatiebijeenkomsten voor leden te organiseren, waarin onderwerpen als veiligheid en beheer, maar ook zorgvuldig sterven in eigen regie aan de orde zullen komen.
Ten aanzien van de tweede vraag verwijs ik u naar de antwoorden op vraag 9, 10 en 11.
De bezetting van een islamitische middelbare school en een moskee |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Twee keer het dak op binnen 48 uur: wat is Het Identitair Verzet»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het feit dat het Identitair Verzet de nieuwe islamitische middelbare school in Amsterdam-West heeft bezet?
Het is ten zeerste af te keuren dat leden van Identitair Verzet op het dak van het Cornelius Haga Lyceum protesteerden en door hun optreden de openbare orde in gevaar brachten. Dat is de reden waarom de personen door de politie zijn aangehouden.
Deelt u de mening dat de haat jegens de islam, moslims, moskeeën en islamitische scholen toegenomen is? Zo ja, wat voor maatregelen neemt u om deze haat een halt toe te roepen? Zo nee, waarom niet?
Het is lastig om kwantitatieve uitspraken te doen over de omvang van haat. Enerzijds blijkt uit de discriminatiecijfers dat er in 2016 minder discriminatie-ervaringen zijn gemeld dan in 2015. Anderzijds kan niet zondermeer gesteld worden dat dit betekent dat discriminatie van moslims afneemt in Nederland. Het kabinet staat voor een samenleving met gelijke kansen voor iedereen. In een dergelijke samenleving is geen plaats voor discriminatie vanwege iemands geloof of afkomst. Daarom richt het kabinet zich met het Nationaal Actieprogramma tegen discriminatie op bestrijding van alle vormen van discriminatie, waaronder moslimdiscriminatie. In het kader hiervan worden bijvoorbeeld maatregelen getroffen die discriminatie op de arbeidsmarkt tegengaan. Het kabinet heeft eveneens ingezet op het verhogen van de meldingsbereidheid en de lokale samenwerking.
Een deel van de Nederlandse moskeeën heeft de afgelopen jaren te maken gehad met vijandigheid in de vorm van discriminatoire en gewelddadige acties. Uit de Monitor Moslimdiscriminatie van de Universiteit van Amsterdam blijkt dat het aantal vijandige incidenten gericht tegen moskeeën in de periode 2013–2014 relatief hoog was (55 in totaal, bij 39 moskeeën) in vergelijking met voorgaande jaren. Mede daarom heeft het kabinet, in overleg met vertegenwoordigers uit de islamitische gemeenschappen, politie en gemeenten de «Handreiking Veilige Moskee»
Vindt u dat de toenemende dreiging en risico die islamitische gebouwen lopen aanleiding bieden voor een grotere financiële bijdrage vanuit de rijksoverheid om moskeeën en islamitische scholen te beveiligen? Zo ja, bent u van plan budget vrij te maken voor de bescherming van moskeeën en islamitische scholen? Zo nee, waarom niet, aangezien in oktober 2014 terecht budget vrijgemaakt is ter beveiliging van Joodse gebouwen?
Zoals gemeld in mijn beantwoording op uw vragen van 22 juni 20172 is het dreigingsbeeld leidend voor het nemen van beveiligingsmaatregelen bij religieuze instellingen. Daarbij blijf ik in gesprek met vertegenwoordigers van de moslimgemeenschap aangaande de veiligheid van islamitische instellen. Dit wordt bevestigd door de motie. De veiligheid rondom islamitische instellingen wordt op zowel het lokale als het nationale niveau gemonitord. U kunt er van op aan dat als dreiging en risico daartoe aanleiding geven, er beveiligingsmaatregelen worden genomen.
Onlangs heeft de NCTV een financiële bijdrage verstrekt aan de lokale aanpak ter verbetering van de veiligheid van moskeeën in Rotterdam. De bijdrage is bedoeld om kennis en expertise te ontwikkelen die landelijk deelbaar is.
Begrijpt u dat de acties van de anti-islambetogers voor afschuw, angst en onrust bij moslims hebben gezorgd? Zo ja, wat kunt u eraan doen de moslimgemeenschap gerust te stellen? Zo nee, waarom niet?
Ik begrijp dat deze acties voor onrust en angst zorgen. Zeker bij de direct betrokkenen zoals het moskeebestuur en de bezoekers van de moskee en middelbare school. Ik begrijp ook dat dit ook bij niet-direct betrokkenen voor afschuw, angst en onrust kan zorgen. Het kabinet veroordeelt de acties scherp. De gemeente en politie kunnen de bezoekers van de moskee en middelbare school en de lokale islamitische gemeenschappen duidelijk maken dat zij de situatie en de gevolgen daarvan serieus nemen en de benodigde acties ondernemen. Ook kunnen de gemeente en politie de moskee en middelbare school wijzen op de mogelijkheid om aangifte te doen.
Zijn er behalve de genoemde school bij u nog andere recente gevallen bekend waarin islamitische scholen doelwit zijn geworden van geweld? Zo ja, waar vond dit plaats en hoe is in deze gevallen gereageerd door de politie en het openbaar ministerie? Kunt u de Kamer een overzicht doen toekomen van deze gevallen?
Op dit moment wordt er in één vergelijkbare zaak onderzoek gedaan door politie en OM. Zoals bekend doe ik u geen mededelingen over lopende onderzoeken. Derhalve kan ik aan uw Kamer hierover ook niet rapporteren.
Deelt u de mening dat de anti-islambetogers Geert Wilders als inspiratiebron nemen om islamitische scholen en moskeeën te bezetten? Zo nee, waarom niet?
De personen die betrokken waren bij de bezetting van de school en de moskee zijn aangehouden. Het onderzoek loopt. Ik ben niet op de hoogte van inspiratiebronnen voor de acties.
Deelt u de mening dat geldboetes de bezetters van de moskee en islamitische school niet zullen weerhouden om te stoppen met hun activiteiten? Zo ja, wat gaat u voor aanvullende acties ondernemen? Zo nee, kunt u de garantie geven dat deze mensen niet opnieuw een dergelijke actie zullen uitvoeren?
De burgemeester is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde. Indien door de politie wordt geconstateerd dat bij acties strafbare feiten worden gepleegd, zal de politie, onder leiding van het Openbaar Ministerie, bezien of strafrechtelijk onderzoek en vervolging dient te worden ingesteld. Eventuele op te leggen straffen worden binnen het strafrecht bepaald.
In hoeverre druisen de acties van het Identitair Verzet, waarbij er opgeroepen wordt tot geweld, in tegen onze Grondwet en het burgerlijk recht?
Het Openbaar Ministerie onderzoekt momenteel of met de acties van Identitair Verzet sprake is van strafbare feiten, waaronder het oproepen tot gewelddadig optreden.
Deelt u de mening van Isbo, de koepelorganisatie van islamitische schoolbesturen, dat de gemeente heeft bijgedragen aan een klimaat van polarisatie en hiermee dit soort acties in de hand werkt? Zo nee, waarom niet?
Nee.
Islamitische scholen zijn in Amsterdam welkom, mits deze voldoen aan de wettelijke eisen voor kwaliteit en burgerschap in het onderwijs. Het is aan het college van B en W van Amsterdam en de Inspectie om dit te (doen) toetsen.
Kunt u aan de Kamer een overzicht doen toekomen van de financiers van het Identitair Verzet? Zo ja, wanneer zal dit met de Kamer gedeeld worden? Zo nee, waarom niet?
Er is op dit moment geen aanleiding om onderzoek te doen naar de geldstromen van Identitair Verzet.
Deelt u de mening dat acties die duiden op geweld en intimidatie door het Identitair Verzet aanleiding geven deze organisatie te verbieden? Zo ja, hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Identitair Verzet is te kenschetsen als een radicaal activistische groepering, die vaker protestacties op islamitische locaties en (in aanbouw zijnde) asielzoekerscentra heeft uitgevoerd, maar niet in verband te brengen is met gewelddadige acties. De grond voor een verbod op deze groepering is daarom niet aanwezig. Dit neemt niet weg dat acties van Indentair Verzet, zoals de actie bij de school en bij de moskee, door betrokkenen als intimiderend kunnen worden ervaren.
Bent u bereid te reflecteren op het eigen handelen, gelet op het feit dat de Staatssecretaris van Onderwijs buiten de wet om de komst van de school heeft tegengehouden, er 24 rechtszaken zijn gevoerd die de staat uiteindelijk heeft verloren en de Staatssecretaris tijdens een uitzending van Nieuwsuur2 het schoolbestuur betichtte van terrorisme? Zo nee, waarom niet?
De regels voor het stichten van een school zijn helder. Op basis van elke erkende richting (geloofs- of levensovertuiging) kan een school gesticht worden als sprake is van voldoende potentieel. Van de overheid mag verwacht worden dat ze er zorg voor draagt dat deze voldoet aan de wettelijke eisen voor kwaliteit en burgerschap in het onderwijs. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat deze school van start mocht gaan. De zorg blijft echter bestaan of dit bestuur geloofwaardig invulling zal geven aan onder meer de wettelijke burgerschapstaak. De uitspraak van de Staatssecretaris in Nieuwsuur zag op die burgerschapstaak. Hij gaf daarmee aan dat een school een veilige plaats dient te zijn die leerlingen voorbereidt op een pluriforme samenleving.
Kan het optreden van de Staatssecretaris ertoe hebben geleid dat er een klimaat gecreëerd is waardoor bepaalde types worden aangemoedigd om te demonstreren zoals het Identitair Verzet dit heeft gedaan?
Nee. Ik vind dit ook een verwerpelijke suggestie. Een school dient een plek te zijn waar jongeren elkaar ontmoeten en waar burgerschap wordt voorgeleefd. Er blijft zorg of deze school daar voldoende invulling aan zal geven.
Bent u, en in het bijzonder de Staatssecretaris, bereid medeverantwoordelijkheid te erkennen voor het klimaat dat is geschapen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Bent u bereid initiatief te nemen om de betrekkingen tussen het schoolbestuur, de gemeente, de inspectie en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het belang van kinderen te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Nee. Gemeente en inspectie hebben ieder hun eigen rol. De inspectie voert haar – onafhankelijke – toezicht uit zoals vastgelegd in de Wet op het onderwijstoezicht.
Contact met een moskee en middelbare school naar aanleiding van dit soort gebeurtenissen is in beginsel een taak van de lokale overheid. De gemeente Amsterdam heeft regelmatig en goed contact met het schoolbestuur, zowel vanuit de centrale stad, het stadsdeel, als de politie. Die contacten waren er al voorafgaand aan de gebeurtenissen en zijn na de gebeurtenissen voortgezet. De gemeente Venlo heeft zowel op ambtelijk als bestuurlijk niveau contacten met de moskee.
Heeft u contact opgenomen met de vertegenwoordigers van de desbetreffende moskee en middelbare school die slachtoffer zijn geweest van deze bezetting? Zo nee, bent u bereid dit te doen?
Zie antwoord vraag 16.
Is de Minister-President bereid zijn afschuw uit te spreken over de acties van het Identitair Verzet en vervolgens een oproep te doen, waarin de regering garant staat voor de veiligheid van moslims en islamitische scholen? Zo nee, waarom niet?
Zoals gemeld in antwoord op vraag 2 keur ik acties zoals die van Identitair ten zeerste af. De woorden in mijn brief aan de Tweede Kamer van 27 juni 20174 wil ik nogmaals onderstrepen. Geweld tegen en bedreiging en intimidatie van moslims en islamitische gebedshuizen is onacceptabel. Iedere dreiging tegen een gebedshuis of goedkeuring daarvan, ongeacht van welke geloofsovertuiging, zorgt ervoor dat mensen worden geraakt in de uitoefening van hun geloofsbeleving en zich onveilig voelen.
De verplichte pensioenleeftijd voor rechters |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Stoppen als rechter? Ik ben net zo fit als een veertiger en nog hard nodig»?1
Ja.
Komt het vaker voor dat rechters aangeven graag na hun zeventigste levensjaar door te willen werken?
De Raad voor de rechtspraak heeft aangegeven dat hierover geen cijfers bekend zijn. Rechters weten dat de wettelijke leeftijdsgrens van zeventig jaar geldt en hebben daar over het algemeen geen probleem mee. Soms laat een rechter weten nog wel langer door te willen gaan.
Hoe beoordeelt u het argument dat de verplichte pensioenleeftijd in strijd is met het verbod op leeftijdsdiscriminatie?
Er is geen strijd met het verbod op leeftijdsdiscriminatie. In het algemeen geldt dat een leeftijdsonderscheid mag worden gemaakt als dit een legitiem doel dient en proportioneel is (vgl. artikel 7, eerste lid onder c, Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid). De leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast worden op grond van artikel 117, tweede lid van de Grondwet voor het leven benoemd en wegens het bereiken van een bij de wet te bepalen leeftijd ontslagen. De leeftijdsgrens voor leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast is in artikel 46h, derde lid van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) bepaald op zeventig jaar. Die leeftijdsgrens geldt voor alle rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast en geldt dus ook voor raadsheren- en rechters-plaatsvervangers. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het onder meer met het oog op doorstroming in de rechterlijke organisatie en het voorkomen van individuele beslissingen over het functioneren van een rechter van belang was een leeftijdsgrens te hanteren2 (vgl. artikel 7, eerste lid, onder a, van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid). Gelet op het beginsel van de benoeming voor het leven (onafzetbaarheid) was het belangrijk een voor alle rechterlijke ambtenaren gelijke leeftijdsgrens te stellen. Alleen zo kon de onafhankelijkheid worden gewaarborgd. Deze argumenten acht ik nog steeds valide. De leeftijdsgrens dient naar mijn oordeel een legitiem doel. De Staat handelt met het hanteren van de leeftijdsgrens van zeventig jaar, gelet op de ook elders in regelgeving gehanteerde leeftijdsgrens van zeventig jaar, het gemiddeld afnemende functioneren van werknemers naar mate de leeftijd vordert en het feit dat deze leeftijdsgrens (nog altijd) is gelegen boven de pensioengerechtigde leeftijd en de jurisprudentie op dit punt3, niet onrechtmatig.
Bent u het eens met de stelling dat de verplichte pensioenleeftijd voor rechters niet meer strookt met de huidige gemiddelde levensverwachting?
De verplichte pensioensleeftijd voor rechters is sinds 1932 ongewijzigd gebleven. Iedere gekozen leeftijdsgrens is altijd in zekere mate arbitrair. Al in 1932 bij de invoering van de leeftijdsgrens zijn verschillende leeftijden, hoger en lager, overwogen. Voor de gekozen leeftijd van zeventig jaar werd van belang geacht dat de algehele pensioenleeftijd lager lag (en nog altijd lager ligt). Een direct verband met de toenmalige levensverwachting is niet gelegd. Het klopt dat de gemiddelde levensverwachting sindsdien is gestegen. Dat neemt niet weg dat een zeer groot deel van de rechters reeds op de pensioengerechtigde leeftijd met pensioen gaat of is gegaan. Dit correspondeert met wat onder diverse andere beroepsgroepen in Nederland gebruikelijk is.
Bent u het er mee eens dat het loslaten of verhogen van de verplichte ontslagleeftijd voor rechters een mogelijke bijdrage kan leveren aan het oplossen van het tekort aan (ervaren) rechters?
Er is op dit moment voldoende aanbod van geschikte kandidaten met ruime juridische ervaring voor rechterlijke functies. Doordat gerechten meer vacatures open stellen voor ervaren rechters en de toelatingsstaffels bij diverse selectierondes zijn verruimd, heeft dit geleid tot instroom van aanmerkelijk meer ervaren rechters.
Hoe beoordeelt u het voorstel om, indien de verplichte ontslagleeftijd wordt losgelaten, voor rechters boven een bepaalde leeftijd een zogenaamde keuring of toets in te stellen?
De Grondwet schrijft leeftijdsontslag voor rechters op goede gronden voor. Hoewel ik van mening ben dat de leeftijdsgrens van zeventig jaar niet strijdig is met het verbod op leeftijdsdiscriminatie, ben ik gezien de bredere discussie die over dit onderwerp is ontstaan wel bereid om de wenselijkheid van de bestaande leeftijdsgrens nader te onderzoeken. Dit vergt een bredere afweging waarbij in elk geval de Hoge Raad, Raad voor de rechtspraak, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak betrokken worden en waarbij tevens wettelijke leeftijdsgrenzen voor andere beroepen in ogenschouw moeten worden genomen. Daarbij moet het waarborgen van de rechterlijke onafhankelijkheid, die gediend is met het stellen van een leeftijdsgrens, voorop staan. Ik zal uw Kamer hierover nader informeren.
Bent u bereid aanpassing van de verplichte leeftijdsgrens te onderzoeken? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht ‘Stop leningen aan politieagenten voor afkopen dienstplicht Turkije’ |
|
Raymond Knops (CDA), Chris van Dam (CDA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht van RTLNieuws van vrijdag 11 augustus 2017 «Stop leningen aan politieagenten voor afkopen dienstplicht Turkije»?
Ja.
Kunt u aangeven hoe vaak er gebruik is gemaakt van de regeling die het mogelijk maakt voor politieagenten om tot 6.000 euro rentevrij te lenen om de Turkse dienstplicht af te kopen?
Zoals bericht aan RTL Nieuws in reactie op hun WOB-verzoek is het over de periode van 2013 tot en met 2017 van 24 politiemensen bekend dat ze gebruik hebben gemaakt van de regeling om een lening af te sluiten om de dienstplicht af te kopen en om buitengewoon verlof voor de duur van de verkorte basisopleiding en eventueel aansluitend vakantieverlof te krijgen.
Hoe beoordeelt u de huidige regeling en de soortgelijke regeling bij Defensie, mede gezien de recente ontwikkelingen in Turkije? Kunt u in uw antwoord meenemen dat de afkoopsom voor het afkopen van de Turkse dienstplicht recentelijk is verlaagd naar 1.000 euro, maar de regeling nog steeds een lening van maximaal 6.000 euro mogelijk maakt en dat men thans nog betaald verlof kan krijgen voor het volgen van een verkorte basisopleiding die niet meer verplicht is?
Door de versoepeling van de Turkse regelgeving in 2016 (de verlaging van de afkoopsom en het eerdere besluit van de Turkse autoriteiten dat er geen verplichting meer is tot het vervullen van de verkorte basisopleiding in Turkije) is de noodzaak voor de Regeling faciliteiten bij afkoop Turkse dienstplicht voor politieambtenaren komen te vervallen. Deze regeling wordt daarom binnenkort afgeschaft.
De gevolgen van de versoepeling van de Turkse regelgeving zijn thans bij de Minister van Defensie in beraad. De regeling die het Ministerie van Defensie heeft getroffen, is onderdeel van de arbeidsvoorwaardelijke afspraken met de centrales van overheidspersoneel. Aanpassing van die regeling is onderwerp van overleg met de centrales.
Herinnert u zich de motie-Hernandez (Kamerstuk 33 000 X, nr. 55) waarin de Kamer zich reeds in 2011 uitsprak om per direct een einde te maken aan de Regeling faciliteiten Turkse dienstplicht defensieambtenaren? Bent u bereid deze motie alsnog uit te voeren?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de regelingen bij politie en defensie niet meer van deze tijd zijn en moeten worden stopgezet?
Zie antwoord vraag 3.
De berichten 'Gemeente blind' en 'Bilal L. bleek wolf in schaapskleren te zijn' |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de berichten «Ingehuurde jeugdwerker propageerde jihad, gemeente Amsterdam blind» en «Bilal L. bleek wolf in schaapskleren te zijn»?1
Ja.
Waar komt de zieke gedachte vandaan dat juist een veroordeelde terreurverdachte, die ronselde voor de jihad en die diverse politici, waaronder de tweede ondertekenaar van deze vragen heeft bedreigd en wilde vermoorden, de perfecte deradicaliseringswerker zou kunnen zijn?
Gemeente Amsterdam heeft in de beantwoording van raadsvragen kenbaar gemaakt dat ze in het verleden gebruik hebben gemaakt van ervaringsdeskundigen die, vanuit hun eigen ervaring en beleving, hun verhaal delen.2 gemeente Amsterdam is verantwoordelijk voor de Amsterdamse lokale aanpak jihadisme en de uitvoering daarvan en geeft autonoom vorm aan dit beleid. Hierin maakt de gemeente Amsterdam eigen afwegingen in de wijze waarop zij invulling geven aan hun beleid en de uitvoering daarvan.
Wist de burgemeester van Amsterdam van de aanstelling van Bilal Lamrani?
Ja.
Hoeveel «Bilals», dan wel islamitische sleutelfiguren waar u graag mee pronkt, werken er in Nederland nog meer als jongerenwerker en/of deradicaliseringsexpert?
Sleutelfiguren zijn onmisbaar om de weerbaarheid van kwetsbare jongeren te versterken. Bij de selectie van deze sleutelfiguren dient uiteraard voorkomen te worden dat met personen wordt samengewerkt die anti-integratieve en antidemocratische boodschappen verkondigen. De gemeente Amsterdam heeft besloten om in de toekomst geen personen in te zetten die zelf een radicaliseringsproces hebben doorgemaakt.
Bent u bereid grote schoonmaak te houden door het complete welzijnswerk in Nederland door te laten lichten op de in het artikel genoemde onvergeeflijke misstanden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid de burgemeester van Amsterdam stevig aan de spreken op deze grove nalatigheid aangaande de mensen die hij als burgervader juist behoort te beschermen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om Bilal Lamrani per direct zijn Nederlandse nationaliteit af te nemen en er voor te zorgen dat hij nooit meer voet kan zetten op Nederlandse bodem? Bent u bereid hetzelfde te doen met soortgelijke gevallen? Zo nee, waarom niet?
Ik doe over individuele zaken geen mededelingen. Er zijn twee grondslagen om het Nederlanderschap in te kunnen intrekken in verband met terrorisme. Dit kan wanneer een persoon onherroepelijk is veroordeeld voor een terroristisch misdrijf.3 Daarnaast bestaat de mogelijkheid om het Nederlanderschap in te trekken van personen die 16 jaar of ouder zijn, zich buiten het Koninkrijk bevinden en zich hebben aangesloten bij een organisatie die een bedreiging vormt voor de nationale veiligheid.4 Ik heb deze organisaties aangewezen.5 In beide gevallen kan intrekking van het Nederlanderschap alleen indien de persoon hierdoor niet staatloos wordt. Ik zet deze maatregelen in in die gevallen waarin dat mogelijk en opportuun is.
Het intrekken van het Nederlanderschap |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u al concrete stappen gezet om van personen die zich aangesloten hebben bij een internationaal of nationaal gewelddadig conflict, het Nederlanderschap in te trekken op grond van artikel 14, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap, zulks in het belang van de nationale veiligheid? Zo ja, in hoeveel gevallen? Kunt u een toelichting geven omtrent de stand van zaken?
Ik heb in vier gevallen het Nederlanderschap ingetrokken op grond van artikel 14, vierde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap. In een geval heb ik mijn voornemen uitgebracht tot intrekken van het Nederlanderschap onder artikel 14, tweede lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
Onderkent u dat het nodeloos uitblijven van stappen om in concrete gevallen het Nederlanderschap in te trekken de kans kleiner maakt dit alsnog met succes te doen, aangezien het Openbaar Ministerie (OM) doorwerkt aan haar dossiers en dat dan eerder de strafrechtelijke aanpak zou kunnen prevaleren en zelfs de mogelijkheid bestaat dat door tijdsverloop de jihadist al weer teruggekeerd is binnen de landsgrenzen? Hoe valt het uitblijven van stappen te rijmen met bijvoorbeeld de uitspraken van de Minister-President dat Syriëgangers beter daar kunnen sterven dan terugkomen naar Nederland en met het feit dat het parlement niet voor niets deze wet heeft aangenomen?
Het strafrecht is een belangrijk instrument bij de bestrijding van terrorisme. Waar mogelijk zet het OM in op strafrechtelijke vervolging, maar wanneer dit niet mogelijk of niet opportuun is, kan intrekking van het Nederlanderschap een maatregel zijn die in het belang van bescherming van de nationale veiligheid noodzakelijk is. Van geval tot geval zal het belang dat wordt gediend met de intrekking van het Nederlanderschap moeten worden afgewogen tegen onder meer het belang van de strafrechtelijke handhaving. Als het Nederlanderschap niet wordt ingetrokken op grond van het nieuwe artikel 14, vierde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap, betekent dit niet dat intrekking niet zal plaatsvinden. Als betrokkene is teruggekeerd in Nederland en onherroepelijk wordt veroordeeld voor een terroristisch misdrijf is daarmee een andere grond aanwezig om het Nederlanderschap in te trekken. De mogelijkheid om hiertoe te besluiten beoordeel ik in ieder individueel geval. Zoals hiervoor vermeld zijn er inmiddels concrete stappen gezet om op grond van de nieuwe wettelijke bepaling het Nederlanderschap in te trekken.
Op welke wijze wordt met het OM afgestemd of een bestuurlijke dan wel een strafrechtelijke aanpak moet prevaleren? Aangezien het OM door capaciteitsgebrek nu al niet in staat is alle misdrijven voor de rechter te brengen en helaas soms prioriteiten moeten worden gesteld, acht u het in het kader van de prioriteitstelling nuttig dat het OM enorm veel capaciteit steekt in dit soort zaken, terwijl via een relatief eenvoudige procedure de nationaliteit van de betrokkenen kan worden afgenomen?
Over de inzet van strafrechtelijke bevoegdheden gaat in onze rechtsstaat het Openbaar Ministerie. Het OM start tegen elke onderkende uitreiziger een strafrechtelijk onderzoek. Bij het voornemen de nationaliteit in te trekken van een uitreiziger, zal het OM conform artikel 14, vierde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap moeten aangeven of dit de strafrechtelijke aanpak niet onaanvaardbaar doorkruist. Dat zal van geval tot geval bekeken moeten worden. Hierbij is het van belang dat strafrechtelijke en bestuursrechtelijke maatregelen elkaar niet hoeven uit te sluiten.
Is het recente voornemen van het OM om in een tiental concrete gevallen tot vervolging (bij verstek) over te gaan met de Immigratie- en Naturalisatiedienst afgestemd? Zo ja, waarom is deze keuze gemaakt en waarom is niet ingezet op de bestuurlijke aanpak?
Zie antwoord vraag 3.
Mocht u nog geen concrete stappen hebben gezet in het kader van bovenvermelde wet, deelt u dan de mening dat het vertrouwen van de bevolking in uw aanpak om jihadstrijders te weren en de speciaal recent daarvoor aangenomen wet uit te voeren, enorm zal afnemen en tot groot onbegrip zal leiden? Realiseert u zich in dat geval voldoende dat de nationale veiligheid hier in het geding is?
Aangezien ik concrete stappen zet is beantwoording van deze vraag niet aan de orde.
Het bericht “Albanese maffia slaat hier zijn tentakels uit” |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA), Mona Keijzer (CDA) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Albanese maffia slaat hier zijn tentakels uit»?1
Ja
Klopt het dat het aantal Albanese verdachten verdubbeld is in 2016?
Uit de vertrouwelijke rapportage van de politie en het RIEC Amsterdam over de aard en omvang van criminaliteit gepleegd door personen met de Albanese nationaliteit blijkt dat er in 2016 ongeveer 700 verdachten met de Albanese nationaliteit zijn aangehouden, in 2015 waren dat er 330. Deze rapportage leg ik tot het einde van het jaar ter vertrouwelijke inzage in uw Kamer.2
Klopt het dat er alleen al in Amsterdam 36 onderzoeken zijn tegen Albanees sprekenden?
Ja, dat klopt. Sinds 2016 zijn er in Amsterdam 36 onderzoeken verricht. Een deel van deze onderzoeken is inmiddels afgesloten.
Kunt u een beschrijving geven van de problematiek van de Albanese criminaliteit in Nederland en hoe die zich de afgelopen jaren ontwikkeld heeft?
Het aantal incidenten met personen met de Albanese nationaliteit is in absolute en relatieve aantallen laag. Daarbinnen geldt wel dat het aandeel zware delicten met een georganiseerd karakter relatief hoog is. De problematiek concentreert zich in Rotterdam en Amsterdam. Hierbij gaat het zowel om criminele activiteiten als drugshandel, alsmede om de problematiek rondom de Albanese inklimmers in Hoek van Holland en andere ferryterreinen.
Alhoewel dit kabinet geen specifiek doelgroepenbeleid voert, heeft de problematiek rondom personen met de Albanese nationaliteit de volle aandacht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, alsmede de politie, het Openbaar Ministerie en de Koninklijke Marechaussee (KMar). Daarbij wordt actief ingezet op de integrale bestrijding van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. Bij het aanpakken van de problematiek rondom de inklimmers wordt er actief door de KMar en zeehavenpolitie opgetreden.
Bent u bereid om de suggestie van officier van justitie te volgen en opnieuw een visumplicht in te voeren? Bent u ervan op de hoogte dat onder verordening 2017/371, die op 1 maart 2017 is ingegaan, een land een melding kan doen als in een periode van twee maanden een toegenomen risico voor of een onmiddellijke bedreiging van de openbare orde of de binnenlandse veiligheid van de lidstaten, met name een wezenlijke toename van ernstige strafbare feiten verband houdend met onderdanen van dat derde land en gestaafd door objectieve, concrete en relevante informatie en gegevens van bevoegde autoriteiten zich heeft voorgedaan?2
Het kabinet is bekend met de door u aangehaalde verordening. Hierin zijn afspraken opgenomen over de monitoring van visumvrije landen door de Europese Commissie. In dit kader heeft de Europese Commissie een monitor aangekondigd voor de Westelijke Balkan, waaronder Albanië. Deze monitor wordt aan het einde van dit jaar verwacht. Het kabinet wil de uitkomsten van deze rapportage met daarin objectieve, concrete en relevante informatie en gegevens van bevoegde autoriteiten eerst ontvangen alvorens het kabinet tot een afweging komt om een beroep te doen op de noodremprocedure.
Het kabinet wil hierbij opmerken dat de samenwerking met Albanië op de terreinen van het tegengaan van illegale immigratie, grensoverschrijdende criminaliteit en terugkeer goed is, en de wil tot samenwerking groot. Daarbij blijven we het gesprek aangaan met Albanië, zowel bilateraal als op EU-niveau, ten aanzien van gewenste aanvullende stappen.
Bent u ervan op de hoogte dat u op basis van die kennisgeving een onderzoek dient in te stellen, dat onderzoek naar de Raad en het parlement dient op te sturen en de vrijstelling van de visumplicht kan worden opgeschort?
Na een eventuele notificatie door een lidstaat, is het aan de Europese Commissie om onderzoek te doen en vervolgens per uitvoeringshandeling te besluiten om de visumvrijstelling al dan niet op te schorten. De Europese Commissie weegt daarbij de geconstateerde problemen tegen de bredere belangen van de EU af. De lidstaten wordt gevraagd hier akkoord op te verlenen. Indien na negen maanden geen verbetering heeft opgetreden, kan de opschorting worden verlengd door een besluit per gedelegeerde handeling. Zowel de Raad als het Europees parlement kunnen bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling van de Europese Commissie.
Bent u bereid die kennisgeving binnen twee weken te doen? Zo nee, onder welke omstandigheden zou u deze kennisgeving dan wel willen doen?
Zie hiertoe mijn beantwoording van vraag 5.
Bent u ervan op de hoogte dat de National Crime Agency in het Verenigd Koninkrijk in haar National Strategic Assesment on organanized crime concludeerde dat «Albanian crime groups have established a high profile influence within UK organised crime, and have considerable control across the UK drug trafficking market, with particular impact and high level influence on the cocaine market» en «The threat faced from Albanian crime groups is significant. London is their primary hub, but they are established across the UK.»?3
Ja.
Hebt u kennisgenomen van het feit dat de Franse politie constateert dat «En progression constante depuis 2010, la criminalité organisée albanophone est une menace réelle pour la sécurité intérieure de l'espace Schengen»?4
Ja.
Bent u bekend met het feit dat het Italiaanse anti-maffia agentschap rapporteert dat Albanezen de grootste groep buitenlanders vormen die opgepakt worden voor misdrijven, gerelateerd aan maffia, verdovende middelen en smokkel?5
Ja.
Hoe beoordeelt u, mede gelet op de huidige situatie, de status van kandidaat-lid van de Europese Unie, voor Albanië, terwijl het land niet voldoet aan de voorwaarden?
De Raad is bij het verlenen van de kandidaat-lidstatus aan Albanië niet over één nacht ijs gegaan. In het uitbreidingspakket van 10 oktober 2012 deed de Commissie de aanbeveling aan de Raad om aan Albanië de status van kandidaat-lid te verlenen, onder de voorwaarde dat Albanië de komende periode een aantal nog openstaande voorwaarden vervult7. De Raad van 11 december 2012 noch de Raad van 17 december 2013 konden met deze aanbeveling instemmen8. De Raad besloot op 24 juni 2014 dat het tussentijdse voortgangsrapport van de Commissie van 4 juni 2014 voldoende voortgang liet zien met betrekking tot de in december 2013 door de Raad geïdentificeerde punten en kende Albanië kandidaat-lidstatus toe9. De hervorming van de justitiële sector en het verder werken aan het opbouwen van een solide track record in het onderzoeken, vervolgen en veroordelen van corruptie en georganiseerde misdaad op alle niveaus zijn twee van de vijf voorwaarden voor verdere stappen in het toetredingsproces.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen twee weken beantwoorden?
Wij hebben er naar gestreefd de antwoorden zo snel mogelijk te beantwoorden, maar dit is helaas niet binnen twee weken gelukt.
Het overdragen van sociale media data van gewone Nederlanders aan de Amerikaanse overheid, de Muslimban en de onderhandelingen over de Amerikaanse preclearance faciliteiten op Schiphol |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Onbezorgd op vakantie naar de Verenigde Staten» over het overdragen van sociale media data van gewone Nederlanders aan de Amerikaanse overheid, de Muslimban en de onderhandelingen over de Amerikaanse «preclearance»-faciliteiten op Schiphol?1
Ja.
Weet u inmiddels op welke gronden de Nederlandse cabaretier en leraar Engels Ismael en zijn vriend Othman de toegang tot de Verenigde Staten (VS) zijn ontzegd? Zo nee, wat heeft de regering gedaan om zich hierover te informeren? Zo ja, op welke gronden is deze twee Nederlanders de toegang tot de VS ontzegd?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft over deze twee reizigers geen contact gehad met Amerikaanse overheidsinstanties, ook niet over de redenen van de niet-toelating. Hierover werd de Kamer eerder geïnformeerd in antwoord op de vragen van het lid Öztürk (DENK) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2551).
Als mensen door de VS de toegang is ontzegd door de Custom Border Protection Agency, wordt de Nederlandse regering dan actief geïnformeerd door de Amerikaanse overheid? Zo ja, ontvangt de Nederlandse regering informatie over de gronden waarop de toegang tot de VS is ontzegd?
De Nederlandse regering wordt niet actief geïnformeerd indien Nederlanders de toegang tot de VS is ontzegd. De Verenigde Staten zijn, net als alle andere landen, met inachtneming van hun internationaalrechtelijke verplichtingen, soeverein in het bepalen wie zij toelaten tot hun grondgebied. De autoriteit voor de grenscontroles van de Verenigde Staten, de Customs and Border Protection (CBP), voert daartoe op basis van het Amerikaanse recht controles uit en bepaalt zelfstandig, behoudens de internationaalrechtelijke verplichtingen, of personen tot Amerikaans grondgebied worden toegelaten.
Wel kunnen Nederlanders die in het buitenland in problemen komen, zich 24 uur per dag en 7 dagen in de week met consulaire hulpvragen wenden tot het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Afhankelijk van de hulpvraag wordt proactief bekeken of, en hoe, die hulp kan worden geboden.
Hoe vaak is Nederlanders de toegang tot de VS ontzegd? Is dit aantal toegenomen sinds het aantreden van president Trump?
Alleen de Amerikaanse autoriteiten kunnen deze informatie verstrekken. Er zijn evenwel geen indicaties dat het aantal Nederlanders dat de toegang wordt ontzegd toeneemt.
Heeft u bezwaar aangetekend bij de Amerikaanse regering vanwege weigering van Nederlanders met een dubbel paspoort (Iran, Irak, Libië, Somalië, Soedan, Syrië en Jemen)? Zo nee, waarom niet?
Het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft daags na de invoering van het inreisverbod, op aandringen van Nederland en andere (Europese) landen, verduidelijkt wat de gevolgen van het decreet zijn voor personen met een dubbele nationaliteit (bipatriden). Onder het decreet kunnen alle houders van Nederlandse paspoorten (ook zij die naast het Nederlanderschap de nationaliteit van één van de genoemde landen bezitten) toegang krijgen tot de VS indien hun Nederlandse paspoort een geldig visum bevat.
Voor de uitgebreidere kabinetsreactie verwijs ik graag naar de Kamerbrief betreffende het Amerikaanse inreisverbod d.d. 1 februari 2017 (uw referte: 2017Z01406).
Indien de Custom Border Protection Agency Nederlanders toegang tot de VS ontzegt, waar en op welke manier kunnen zij dan bezwaar maken? Informeert u reizigers daarover actief? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de Amerikaanse autoriteiten om in geval van weigering van toegang aan te geven welke bezwaarmogelijkheden de reiziger heeft.
Indien Nederlandse reizigers zich bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken melden, kan het ministerie betrokkenen in contact brengen met relevante
Amerikaanse instanties waar zij een klacht kunnen indienen.
Welke conclusies trekt u uit de recente uitspraak van het Europees Hof van Justitie over passenger name records (PNR) en Canada? Wat betekent deze uitspraak specifiek voor de uitwisseling van data met de VS?
In de brief aan uw Kamer van 17 augustus 2017 (Kamerstuk 32 317, nr. 483) is al ingegaan op het Hofadvies ten aanzien van het voorgenomen verdrag tussen de Europese Unie en Canada. De conclusie van het Hof is dat de PNR-overeenkomst niet in de huidige vorm mag worden afgesloten, omdat verschillende bepalingen ervan onverenigbaar zijn met de door de Unie erkende grondrechten (eerbiediging van het privéleven en bescherming van persoonsgegevens). Volgens het Hof is het weliswaar in wezen toegestaan om stelselmatig alle gegevens van passagiers door te geven, te bewaren en te gebruiken, maar verschillende bepalingen van de ontwerpovereenkomst beantwoorden niet aan de vereisten die voortvloeien uit de grondrechten van de Unie.
De Europese Commissie zal de Raad een voorstel doen voor te nemen vervolgstappen. De verwachting is dat de Commissie hierover informatie zal geven tijdens de JBZ-Raad van 14 september aanstaande.
Het advies van het Hof heeft geen betrekking op de uitwisseling van PNR-data met de VS. Deze uitwisseling zal dan ook worden voortgezet op grond van het ter zake geldende verdrag tussen de EU en de VS inzake de doorgifte van passagiersgegevens. Mutatis mutandis geldt dit eveneens voor andere overeenkomsten over informatie-uitwisseling met de VS, in het bijzonder de TFTP-overeenkomst tussen de EU en de VS.
Bent u op de hoogte van de gang van zaken in Ierland, waar men na de aankondiging van de zogenaamde Muslim ban een «complete review» van het «preclearance»-verdrag met de VS uitvoert? Zo ja, welke conclusies trekt de regering hieruit? Zo nee, waarom niet?
Ja. De Nederlandse regering trekt hier geen conclusies uit omdat er geen sprake is van een preclearance verdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten. Er vinden thans technische besprekingen plaats met de VS over preclearance.
Een eventuele overeenkomst dient verenigbaar te zijn met Nederlandse, Europese en internationale wet- en regelgeving, inclusief de mensenrechten. Daarover is het kabinet altijd zeer helder geweest.
Aan welke voorwaarden op het gebied van mensenrechten moet de regering-Trump voldoen om de onderhandelingen over «preclearance» op Schiphol te hervatten? Aan welke voorwaarden op het gebied van mensenrechten moet het «preclearance»-verdrag voldoen voor ondertekening?
Zoals vermeld in de brief van Staatssecretaris Infrastructuur en Milieu van 23 juni 2017 blijft de Nederlandse inzet gedurende de technische onderhandelingen over «preclearance» gericht op het eenzijdig kunnen opschorten van preclearance bij inbreuk op de Nederlandse en Europese wet -en regelgeving, in het licht van de voorwaarden die Nederland heeft gesteld bij de start van de onderhandeling (zie ook Kamerstukken 31 936, nr. 369 en 2016-2017-2196). Daarnaast dient «preclearance» op Schiphol steeds verenigbaar te zijn met het internationaal recht, inclusief de mensenrechten.
Over welke informatie van Nederlanders beschikken de Amerikaanse «ground marshalls» die rondlopen bij de gates op Schiphol? Is er verschil met de voorgestelde «preclearance»-zone? Zo ja, wat zijn de verschillen?
Er zijn geen Amerikaanse ground marshalls actief op Schiphol maar Immigration Liaison officers (ILO’s). Deze ILO’s opereren op Schiphol op basis van een Memorandum of Understanding tussen Nederland en de VS. Zij adviseren luchtvaartmaatschappijen om personen wel/niet mee te nemen naar de VS, daarbij rekening houdend met de eisen omtrent toegang conform Amerikaanse regelgeving. Een mogelijk verschil tussen de huidige ILO’s en Custom Border Protection(CBP)- preclearance officieren is de eventuele bevoegdheid van de CBP om Amerikaanse grens -en douanecontroles uit te voeren.
Gaat u de Tweede Kamer regelmatig en tijdig informeren over (voornemens tot) veranderingen in het Amerikaanse Custom Border Protection beleid in relatie tot Nederlanders die reizen naar de VS, de medewerking van de Nederlandse regering bij de uitvoering van het beleid en de gesprekken die met de VS gevoerd worden over dit onderwerp? Zo nee, waarom niet?
De Tweede Kamer wordt periodiek nader geïnformeerd.
Het bericht ‘We horen niets meer van OM’ |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «We horen niets meer van OM»?1 Zo nee, waarom niet?
Ja.
Wat is de reden dat het op 2 april 2017 mishandelde homostel uit Arnhem, dat door meerdere jongens aangevallen is met een betonschaar, nog steeds niets heeft gehoord van het Openbaar Ministerie (OM) met betrekking tot het verloop van het strafproces?
Sinds het voorval op 2 april 2017 zijn de slachtoffers een aantal malen geïnformeerd over de stand van zaken in het onderzoek. Aanvullend technisch onderzoek was noodzakelijk. Een dergelijk onderzoek kost uiteraard tijd. Het definitieve proces-verbaal is op 11 augustus jl. ingezonden naar het OM en inmiddels ook verstrekt aan betrokken raadslieden. In overleg met alle procespartijen wordt momenteel een zittingsdatum gepland. Ook is er na de berichtgeving in de media nog contact geweest met de advocaat van de slachtoffers.
Kent u de VVD-slogan «Slachtoffers verdienen de aandacht, niet de dader»?2 Zo ja, waarom handelt u daar niet naar en welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat het OM slachtoffers, zoals het op 2 april 2017 mishandelde homostel, niet in de kou laat staan?
Slachtoffers verdienen de aandacht. Ik heb met het OM afspraken gemaakt over een goede bejegening en informatievoorziening aan slachtoffers. Deze afspraken komen deels voort uit de op 1 april 2017 aangenomen Wet minimumnormen voor de rechten, ondersteuning en de bescherming van slachtoffers. Het OM moet het slachtoffer op de hoogte houden over de voortgang van zijn zaak indien het slachtoffer dit wenst. Daarnaast kan het slachtoffer de officier van justitie gedurende het strafproces en de fase van de tenuitvoerlegging te allen tijde verzoeken om hem te informeren over de voortgang van de zaak en andere informatie die relevant is voor het slachtoffer. In deze zaak zijn er diverse momenten geweest waarop de slachtoffers zijn geïnformeerd.
Deelt u de mening dat de belangen van deze slachtoffers zwaarder moeten wegen dan de belangen van de daders? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom geeft het OM dan aan terughoudend te zijn met informatie omdat de verdachten allemaal minderjarig zijn, aangezien ze wel een volwassen daad hebben begaan?
Slachtofferbelangen wegen zwaar mee. In elke zaak worden de belangen tegen elkaar afgewogen. Wanneer het gaat om minderjarige verdachten, zoals in de onderhavige casus, is het standaard beleid om terughoudend te zijn met het delen van inhoudelijke informatie in verband met privacybelangen van de verdachten. Ook wordt bij minderjarigen in beginsel, in lijn met verdragen waarbij Nederland partij is, terughoudendheid betracht in vordering c.q. toepassing van voorlopige hechtenis. In de onderhavige zaak zijn alle verdachten voorgeleid aan de rechter-commissaris. Deze heeft besloten de vordering bewaring af te wijzen.
Deelt u de mening dat het niet uit te leggen is aan de slachtoffers dat deze verdachten niet vastzitten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit zo snel mogelijk te veranderen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat ook minderjarige daders van gruwelijk geweld zwaar gestraft moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Elk delict verdient een passende reactie. Wat passend is kan per casus verschillen. Het uitgangspunt van het jeugdstrafrecht is dat het gedrag van minderjarigen door begeleiding, behandeling en heropvoeding bijgestuurd kan worden.
Wanneer komt u tot het heldere inzicht dat het invoeren van minimumstraffen de enige manier is om ervoor te zorgen dat daders van gruwelijk geweld, zoals in dit geval het toeslaan met een betonschaar, daadwerkelijk zwaar gestraft worden?
Bij brief van 12 februari 20133 heeft de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de Kamer geïnformeerd over de intrekking van het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van minimumstraffen in geval van recidive bij misdrijven waarop een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld (minimumstraffen voor recidive bij zware misdrijven). Deze intrekking was onderdeel van de uitvoering van het huidige Regeerakkoord. In lijn hiermee acht ik de invoering van minimumstraffen in het algemeen niet wenselijk. Dit delict, dat ik ten zeerste betreur, brengt mij niet tot een ander standpunt.
De samenwerking tussen het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst om criminelen in hun portemonnee te raken |
|
Renske Leijten , Michiel van Nispen |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de stelling dat criminelen veel harder in hun portemonnee kunnen worden geraakt als de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie (OM) nauwer gaan samenwerken, en dat de fiscus nu tientallen miljoenen euro’s misloopt?1
Een goede samenwerking tussen het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst, zoals die in de huidige situatie overigens al bestaat, leidt tot effectief en efficiënt overheidsoptreden als het gaat om het afpakken van wederrechtelijk verkregen vermogen. Zie ook het antwoord op vraag 5 en 9.
Welke hoofdredenen zijn voor het feit het wederrechtelijk verkregen vermogen dat langs strafrechtelijke weg wordt afgepakt (en daadwerkelijk wordt geïnd) doorgaans slechts een deel is van het gevorderde bedrag?
Dat kan gebeuren vanwege verschillende redenen. Zo kan de rechter de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel anders beoordelen dan het Openbaar Ministerie zodat een ontnemingsvordering niet of slechts gedeeltelijk wordt toegewezen. Ook blijkt in de praktijk dat niet alle vorderingen kunnen worden geïnd. Als in het kader van het onderzoek beslag is gelegd, bestaat er voor de inning van dat deel van de ontnemingsvordering geen incasso-risico. In het strafrechtelijk onderzoek wordt dan ook waar mogelijk de nadruk gelegd op het vroegtijdig traceren en het onder beslag krijgen van die vermogensbestanddelen waarvan het strafrechtelijk vermoeden bestaat dat deze door crimineel handelen zijn verkregen.
Hoe vaak lukt het de Belastingdienst alsnog via fiscale naheffingen geld terug te halen bij criminelen als het strafrechtelijke afpaktraject (deels) mislukt? Klopt het dat de termijnen voor navordering dusdanig zijn dat er voor de fiscus dan vaak niets meer te halen is, waardoor de crimineel zijn geld kan houden?
Het aantal gevallen waarin de Belastingdienst als nog via fiscale navordering en naheffing geld terug haalt bij criminelen als het strafrechtelijke afpaktraject (deels) mislukt, wordt niet bijgehouden en cijfers zijn dan ook niet voorhanden.
De reguliere termijn voor navorderen en naheffen is vijf jaar. De navorderingstermijn is maximaal twaalf jaar als te weinig belasting is geheven over een belastbaar bestanddeel dat in het buitenland wordt gehouden of is opgekomen. Het kan voorkomen dat er na de navorderingstermijn voor de fiscus niets meer te halen is. Behoudens uitzonderingen ligt dat echter niet aan de termijnen die voor navordering zijn vastgesteld, maar kan dit bijvoorbeeld liggen aan het feit dat er geen verhaalsmogelijkheden (meer) voorhanden zijn. Op het moment dat er wel weer verhaalsmogelijkheden zijn worden de verschuldigde bedragen geïnd.
Hoe vaak komt het voor dat bij het opsporen van vermogen gestuit wordt op bedrijfsconstructies in het buitenland die wijzen op het versluieren van vermogen? Hoe wordt daar op dit moment mee omgegaan?
Het versluieren van vermogen – al dan niet via bedrijfsconstructies (binnen- en buitenland) – komt voor. Kwantificering hiervan is niet mogelijk. Dergelijke gevallen worden namelijk niet apart geregistreerd. Ik wil daarbij benadrukken dat er in internationale gremia aandacht is voor dit onderwerp. Zo worden in OESO-verband maatregelen genomen, die het versluieren van vermogen via constructies moeilijker dan wel onmogelijk zouden moeten maken.
Indien bestaande nationale en/of internationale wet- en regelgeving mogelijkheden bieden om in opsporingsonderzoeken crimineel vermogen te beslaan en af te pakken, dan wordt daartoe actie ondernomen. Al naar gelang de omstandigheden van het geval kan in dergelijke gevallen strafrechtelijk worden opgetreden op grond van fiscale wetgeving, maar ook op grond van bijvoorbeeld de witwasbepalingen in het Wetboek van Strafrecht.
Welke verbeteringen zijn er sinds de eerdere Kamervragen over dit onderwerp ingevoerd en welke concrete resultaten van intensievere samenwerking tussen de Belastingdienst en het OM zijn er nu te melden?2
Het afpakken van crimineel geld is een speerpunt in het beleid van het Openbaar Ministerie waarbij doorlopend wordt gekeken naar manieren waarop het afpakken van crimineel geld – door nauwere samenwerking, maar ook in bredere zin – kan worden verbeterd. De Belastingdienst en het Openbaar Ministerie voeren (zoals ook gemeld in de beantwoording van de eerder door Kamerlid Van Nispen gestelde Kamervragen3) – zowel op landelijk als regionaal niveau – periodiek overleg met elkaar om enerzijds concrete zaken te bespreken alsmede de gemaakte afspraken te evalueren en waar nodig aan te scherpen. Zie ook het antwoord op vraag 9.
In welke type strafzaken vindt tegenwoordig ook echt vroegtijdig afstemmingsoverleg plaats tussen het OM en de Belastingdienst om de inspanningen met betrekking tot het strafrechtelijk afpakken en fiscaal vorderen op elkaar af te stemmen?
Of er wel of geen vroegtijdig afstemmingsoverleg plaatsvindt tussen het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst wordt niet bepaald aan de hand van het type delict. Op basis van de beschikbare en/of te achterhalen gegevens, de beschikbare capaciteit en de juridische mogelijkheden wordt in afstemming met de ketenpartners gekozen voor de afpakmogelijkheid (of de combinatie van afpakmogelijkheden) die het grootste maatschappelijk effect lijkt te hebben. Afstemming dient om te voorkomen dat bepaalde afpakmogelijkheden achteraf niet meer mogelijk zouden zijn, maar ook om cumulatie van sancties te voorkomen. Met het oog hierop wordt het voornemen om een ontnemingsschikking van meer dan € 5.000 te sluiten of om een transactie met ontnemingscomponent van meer dan € 5.000 aan te bieden aan de Belastingdienst gemeld. Bij een voorgenomen transactie met ontnemingscomponent of schikking van € 100.000 of meer treedt de officier van justitie expliciet in overleg met de contactambtenaar van de Belastingdienst teneinde tot afstemming te komen over het geschatte bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel alsmede de fiscale consequenties van de ontneming.
Wat is uw reactie op het voorstel om multidisciplinaire afpakteams in te voeren, met daarin vertegenwoordigers van de politie, het OM, de Belastingdienst en de gemeente, bij iedere politie-eenheid in Nederland?
Zoals gemeld in de beantwoording van de door de leden Van Nispen en Gesthuizen gestelde Kamervragen4 wordt in RIEC-verband door de genoemde overheidspartners nauw samengewerkt om een zo effectief mogelijke aanpak van ondermijning te realiseren. Het integraal afpakken van crimineel vermogen is hiervan een vast onderdeel. Over de resultaten van deze samenwerking informeer ik uw Kamer jaarlijks door toezending van het Jaarverslag LIEC-RIEC.
Aangezien de overheidspartners in alle regio’s en op landelijk niveau reeds samenwerken bij het afpakken van crimineel vermogen, zie ik geen noodzaak tot een centraal gedicteerde landelijke uitrol van multidisciplinaire afpakteams. Het staat de samenwerkende organisaties vrij om, indien zij daartoe een noodzaak zien, dergelijke teams in te richten. Vanuit de rijksoverheid wil ik er echter juist op sturen dat de samenwerking binnen bestaande structuren, zoals in RIEC-verband, plaatsvindt en – indien de problematiek daarom vraagt – wordt geïntensiveerd.
Erkent u dat de capaciteit om crimineel vermogen op te sporen bij verschillende diensten krap is? Bent u bereid te onderzoeken of een investering in meer capaciteit voor financieel opsporingsonderzoek op termijn veel op zou kunnen leveren, nog los van het principe dat misdaad niet mag lonen?
Het afpakken van crimineel vermogen is als prioriteit voor Openbaar Ministerie en politie benoemd in de Veiligheidsagenda 2015–2018. Daaraan is een jaarlijks oplopende incassodoelstelling gekoppeld. In 2016 is een bedrag van 416,5 miljoen euro, dat voor een groot deel afkomstig is uit grote transacties met bedrijven, afgepakt. De Belastingdienst zet een proportioneel deel van de beschikbare capaciteit in voor de samenwerking met andere overheden, waaronder met het Openbaar Ministerie.
Afpakken is aldus een belangrijke taak van de handhavingsorganisaties en mijn departement (Ministerie van Veiligheid en Justitie) heeft hier de afgelopen jaren ook flink in geïnvesteerd. Zo is recent nog bezien of meer capaciteit voor financieel opsporingsonderzoek de aanpak van het afpakken van crimineel vermogen zou kunnen versterken. Dit heeft er toe geleid dat per begroting 2016 een bedrag van 5 miljoen euro oplopend tot 20 miljoen euro per jaar vanaf 2018 wordt geïnvesteerd in de FIOD en het Openbaar Ministerie ter versterking van de aanpak van witwassen, corruptie en het afpakken van crimineel vermogen. Voorts investeert mijn departement (Ministerie van Veiligheid en Justitie) sinds 2016 jaarlijks een bedrag van 3 miljoen euro in het afpakken van crimineel vermogen in Zuid-Nederland en Rotterdam. Voor 2018 is 30 miljoen gereserveerd op de Aanvullende Post voor een investering in de aanpak van het afpakken van crimineel vermogen. Hiertoe wordt nog een plan van aanpak uitgewerkt.
Hoe gaat u er voor zorgen dat criminelen harder geraakt worden in hun portemonnee om te voorkomen dat zij hun door misdaad verkregen geld kunnen houden?
Het Openbaar Ministerie kan via ontnemingszaken criminele winsten afpakken, maar kan om een crimineel in de portemonnee te raken ook een geldboete, verbeurdverklaring of een schadevergoedingsmaatregel eisen. Soms is het effectiever criminele winsten via andere wegen dan het strafrecht af te nemen, bijvoorbeeld via de fiscus of – na faillissement van een crimineel of zijn onderneming – via de curator. Zoals eerder aangegeven zijn de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie voortdurend met elkaar in gesprek om het proces te versterken. Er is blijvende aandacht voor verbeteringen. Zo wordt de samenwerking tussen Openbaar Ministerie en Belastingdienst periodiek geëvalueerd en waar verbeteringen mogelijk zijn, worden deze aangebracht.
Het bericht ’Terreurvader Bunschoten vrij met enkelband’ |
|
Gidi Markuszower (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Terreurvader Bunschoten vrij met enkelband»?1
Ja.
Deelt u de mening dat een enkelband (en een locatie- en gebiedsverbod) deze verdachte er niet van hoeft te weerhouden wederom een kettingzaag op de keel van zijn kinderen te zetten? Zo nee, waarom niet?
Met een enkelband kan, zoals ik uw Kamer eerder berichtte2, een opgelegd locatieverbod of -gebod effectief worden gecontroleerd. In deze zaak wordt betrokkene verdacht van ontucht, mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving van zijn kinderen. Het gaat om verdenking van ernstige feiten waarvoor iemand preventief kan worden gehecht, maar van een veroordeling is nog geen sprake. Onlangs heeft de rechtbank, rekening houdend met alle omstandigheden in deze individuele zaak, besloten de preventieve hechtenis te schorsen onder een aantal voorwaarden waaronder een locatieverbod dat wordt gecontroleerd met een enkelband en een contactverbod.
De rechter oordeelde dat verdachte zijn rechtszaak in vrijheid mag afwachten, omdat er geen onderzoeksbelang meer was om de man langer vast te houden. Daarnaast kan volgens de rechter het risico op herhaling voldoende worden ingeperkt door de strenge voorwaarden die aan hem zijn opgelegd. Met de voorwaarden wordt strafbaar gedrag bemoeilijkt, doordat betrokkene geen contact mag opnemen met de slachtoffers en niet in hun omgeving mag komen.
Staat u aan de kant van de slachtoffers of aan de kant van de dader?
Ik sta voor een sterke positie van slachtoffers binnen een zorgvuldig en eerlijk strafproces.
Deelt u de mening dat de veiligheid van de slachtoffers van deze terreurvader alleen kan worden gegarandeerd als deze man zijn proces in de gevangenis afwacht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen zodat in de toekomst dit soort levensgevaarlijke personen gewoon in de cel hun proces moeten afwachten?
De verdachte staat terecht en wordt door de rechter al dan niet veroordeeld voor hetgeen hem ten laste wordt gelegd. Ook in de periode voorafgaand aan een strafzaak moet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid worden voldaan. Indien een rechter van oordeel is dat geen grond meer aanwezig is om iemands vrijheid te benemen, bijvoorbeeld omdat het recidivegevaar genoeg kan worden afgewend met voorwaarden, dient betrokkene in vrijheid te worden gesteld.
De onafhankelijke rechter, en dus niet de regering, beslist in Nederland of verdachten hun berechting in de cel moeten afwachten. De rechter maakt hierbij een afweging van de betrokken belangen, inclusief die van de slachtoffers.
Aan schorsingen kunnen voorwaarden worden verbonden. Voorwaarden en een goede controle op het naleven hiervan dragen door hun vrijheidsbeperkende en gedragsbeïnvloedende karakter bij aan het verkleinen van de kans op recidive. Bij niet-naleving van voorwaarden wordt direct gehandeld om enerzijds slachtoffers te beschermen en anderzijds de verdachte te sanctioneren. Door deze werkwijze verlopen de meeste schorsingen zonder problemen.
Het bericht dat de nieuwe drugstest voor automobilisten mogelijk problematisch is voor mensen met ADHD-medicatie |
|
Rob Jetten (D66), Vera Bergkamp (D66), Ingrid van Engelshoven (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichtgeving van Impuls & Woortblind, de vereniging voor en door mensen met ADHD, ADD, dyslexie en dyscalculie, dat de nieuwe drugstest van de politie mensen met ADHD onterecht als overtreders kan neerzetten?1
Ja.
Klopt het dat deze nieuwe speekseltest op drugs voor automobilisten ook test op het gebruik van dexamfetamine?
Ja. De speekseltester test op een aantal stoffen, waaronder amfetamine. Amfetamine kan rechts- en linksdraaiend zijn. Rechtsdraaiende amfetamine is dexamfetamine. Dexamfetamine wordt door de speekseltester gedetecteerd en de grenswaarde voor amfetamine is van toepassing.
Bent u bekend met het feit dat mensen met ADHD regelmatig medicatie voorgeschreven krijgen waar dexamfetamine in zit? Bent u bekend met het gegeven dat bij volwassenen qua medicatie stimulantia de eerste keuze is (methylfenidaat en dexamfetamine), zoals verwoord in de landelijke Richtlijn ADHD bij volwassenen van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie?2
Ja. Overigens is voor methylfenidaat geen grenswaarde bepaald. Gebruik van methylfenidaat wordt niet gedetecteerd door de speekseltester.
Bent u bekend met het gegeven dat het gebruik van medicatie met dexamfetamine de rijvaardigheid van mensen met ADHD verbetert, zoals beschreven in het «Adviesrapport Psychostimulantia en Rijgeschiktheid» van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP)3 en de reactie van de Gezondheidsraad op dit rapport?4 Deelt u deze conclusie?
Dexamfetamine is een middel dat valt onder de groep psychostimulantia. Ik ben bekend met het rapport van de KNMP over psychostimulantia en rijgeschiktheid en de reactie die de Gezondheidsraad daarop op verzoek van de Minister van Infrastructuur en Milieu heeft gegeven. De Gezondheidsraad heeft het standpunt ingenomen dat het gebruik van deze geneesmiddelen iemand ongeschikt maakt.5 Een uitzondering is mogelijk voor zover psychostimulantia in therapeutische dosering gebruikt worden voor de behandeling van ADHD bij volwassenen, narcolepsie of pathologische hypersomnolentie en indien er geen rijgevaarlijke bijwerkingen zijn.
Acht u het een risico dat wanneer mensen met gebruik van ADHD-medicatie met dexamfetamine onterecht hun rijbevoegdheid wordt ontzegd, omdat zij positief getest kunnen worden met de nieuwe speekseltest op drugs? Zo nee, waarom niet? Zo ja, acht u het een risico dat mensen met ADHD dergelijke medicatie niet meer zullen gebruiken om te voorkomen dat hun rijbevoegdheid (onterecht) wordt ontzegd, terwijl juist het niet gebruiken van deze medicatie hun rijgedrag kan verminderen?
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel drugs in het verkeer6 heeft uw Kamer ingestemd met de lijn dat in het nieuwe artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 geen onderscheid wordt gemaakt tussen medisch en recreatief gebruik. Een belangrijke reden daarvoor was dat in de Wegenverkeerswet 1994 de verkeersveiligheid centraal staat en niet de reden van gebruik. Voor inwerkingtreding van de wet op 1 juli jl. was dit ook reeds het geval. Nieuw per 1 juli 2017 is de inwerkingtreding van grenswaarden voor de tien meest in ons land gebruikte drugs bij bestuurders van voertuigen en dat die drugs gemakkelijker door middel van een speekseltester kunnen worden gedetecteerd. Drie drugs waarvoor grenswaarden gelden, worden tevens als geneesmiddel voorgeschreven. Het betreft dexamfetamine, medicinale cannabis en morfine. Ik kom hierna op deze drie stoffen terug.
De politie zal een bestuurder van een voertuig bij verkeersonveilig gedrag of uiterlijke kenmerken die kunnen wijzen op drugsgebruik, zoals die o.a. staan genoemd in de psychomotorische test, na staande houding vorderen medewerking te verlenen aan een speekseltest en/of een psychomotorische test (PMT). De politie zal als eerste de speekseltest gebruiken om drugsgebruik vast te stellen omdat deze bij een positieve uitslag een indicatie geeft welk soort drugs zijn gebruikt. Aangezien de gebruiker van geneesmiddelen in zijn algemeenheid geen uiterlijke kenmerken zal vertonen die kunnen wijzen op drugsgebruik, is daarmee onder normale en gecontroleerde gebruiksomstandigheden de kans dat de medicinaal gebruiker het strafrechtelijk proces zal doorlopen klein.
Vanwege het gebruik van social media is een fuikcontrole – waarbij iedereen gecontroleerd wordt – minder effectief. Fuikcontroles vinden daarom minder plaats en de politie is overgegaan tot andere effectievere individuele controles. Indien toch fuikcontroles plaatsvinden, bijvoorbeeld bij een festival, zal vanwege de duur van de afname van een speekseltester normaliter niet iedereen worden getest op gebruik van drugs. Bij een fuikcontrole zal – zoals ook hiervoor beschreven – op basis van aanwezige uiterlijke kenmerken, die wijzen op mogelijk drugsgebruik, een speekseltest worden afgenomen. Iedereen zal normaal gesproken wel getest worden op het gebruik van alcohol.
Als iemand positief test op de speekseltester en/of de psychomotorische test en aangeeft dat hij geneesmiddelen gebruikt, wordt dat door de politieagent in het proces-verbaal genoteerd. Het openbaar ministerie zal in dat geval, nadat uit analyse van het bloed door het NFI blijkt dat sprake is van een strafbare concentratie, rekening houden met de verklaring van de verdachte en beoordelen of het de zaak voor de rechter zal brengen. Hierbij wordt ook uitdrukkelijk gekeken naar eventueel rijgevaarlijk gedrag en of er sprake is geweest van eventueel combinatiegebruik van geneesmiddelen met alcohol of drugs of andere geneesmiddelen. Bij combinatiegebruik van geneesmiddelen met alcohol of drugs of andere geneesmiddelen, geldt de nullimiet (de laagst meetbare waarde).
Over de ontneming van de rijbevoegdheid kan het volgende worden vermeld. De politie zal het rijbewijs strafrechtelijk alleen direct kunnen innemen als de betrokken bestuurder de veiligheid op de weg ernstig in gevaar heeft gebracht of bestuursrechtelijk als hij de veiligheid zodanig in gevaar kan brengen dat hem met onmiddellijke ingang die bevoegdheid dient te worden ontnomen. Bij ministeriële regeling is aangegeven wanneer hiervan sprake is7. In geval van een mededeling in verband met rijden onder invloed van drugs is dit nu bij recidive het geval.
Gezien de vragen die zijn gesteld over de medicatie voor ADHD en deelname aan het verkeer en vragen over enkele andere geneesmiddelen, brengen wij het volgende naar voren:
Zoals onder andere toegelicht in de brieven aan uw Kamer van de Minister van Infrastructuur en Milieu van 2 december 20158 en 12 december 20169 hecht het kabinet er veel waarde aan dat mensen zo lang mogelijk vitaal en veilig kunnen deelnemen aan het verkeer. Met betrekking tot de rijgeschiktheid is het van belang om geen strengere eisen te stellen dan nodig is voor de verkeersveiligheid en rijbewijsbezitters niet te belasten met onnodige administratieve lasten en kosten voor medische onderzoeken. Op basis van adviezen van de Gezondheidsraad heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de afgelopen jaren diverse versoepelingen van de geschiktheidseisen in de Regeling eisen geschiktheid 2000 doorgevoerd, onder andere voor patiënten met ADHD, psychiatrische aandoeningen en bepaalde hart- en vaatziekten. Bij deze adviezen van de Gezondheidsraad is een uitgangspunt dat patiënten hun medicatie volgens voorschrift gebruiken.
Gelet op het voorgaande zullen de betrokken ministers met een verkeersveilige en medisch verantwoorde oplossing komen voor het aan het verkeer deelnemen van personen die deze geneesmiddelen onder medisch toezicht gebruiken. In dat kader wordt breder gekeken dan alleen medicatie voor ADHD patiënten. Het betreft naast de amfetamine ook de middelen morfine en medicinale cannabis.
Wij zullen daarbij kijken naar een uitzondering op de strafbaarstelling voor personen die op medisch voorschrift en onder medisch toezicht deze stoffen gebruiken en deelnemen aan het verkeer.
Een uitzondering mag er niet toe leiden dat kan worden deelgenomen aan het verkeer met een hogere dosis van de genoemde middelen dan de voorgeschreven dosering of door een patiënt die onvoldoende gewend is en bij wie nog sprake is van bijwerkingen die de rijvaardigheid negatief beïnvloeden.
Deze uitzondering kan op verschillende manieren worden vormgegeven, waarbij de uitvoerbaarheid en betrouwbaarheid belangrijk zijn. Dit vergt een nadere uitwerking in overleg met apothekers en uitvoeringsorganisaties. Uw Kamer zal over de uitkomsten zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd.
Op welke wijze wordt voorkomen dat mensen met ADHD die gebruikmaken van medicatie met dexamfetamine, hun rijbevoegdheid onterecht wordt ontnomen omdat de nieuwe speekseltest op drugs een positieve uitslag geeft? Is het afdoende wanneer zij bij een positieve test aan de politie een doktersverklaring kunnen overhandigen? Waarom wel of waarom niet? Op welke wijze wordt hier door de politie in de praktijk op geacteerd?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat ook in België een vergelijkbare speekseltest, geïntroduceerd in 2010, positief test(te) op medicatie voor ADHD?5 Op welke wijze wordt hier in België mee omgegaan?
Ook in België is het rijden onder invloed van verdovende middelen zoals dexamfetamine strafbaar. De Belgische wetgeving is niet identiek aan de Nederlandse regeling. Zoals hiervoor is aangegeven wordt gezocht naar een verkeersveilige en medisch verantwoorde oplossing voor het aan het verkeer deelnemen van personen die deze geneesmiddelen onder medisch toezicht gebruiken. In dat kader zal de Belgische wetgeving en praktijk worden meegenomen.
Het bericht 'Beschermd door justitie, leven kapot' |
|
Michiel van Nispen |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het Stelsel Bewaken en Beveiligen mogelijk tekortschiet in het adequaat begeleiden van getuigen tijdens hun bescherming?1
Ik vind het te ver gaan om op basis van dit artikel te concluderen dat in het algemeen de begeleiding van getuigen bij hun bescherming mogelijk tekortschiet. Ik ga niet in op de individuele situatie van de getuige in het genoemde artikel.
Zijn u meer signalen bekend dat getuigen niet blij zijn met de mate van bescherming en ondersteuning onder het Stelsel Bewaken en Beveiligen? Zo ja, wat gaat u concreet met deze signalen doen?
De essentie van persoons- en objectbeveiliging is dat er bepaalde beveiligingsmaatregelen worden genomen omdat sprake is van dreiging en risico. Als deze dreiging dusdanig is dat een burger daar zelf geen weerstand tegen kan bieden, worden door de overheid noodzakelijke beveiligingsmaatregelen getroffen met als doel de burger te beschermen tegen een aantasting van lijf of goed. Beveiligingsdeskundigen beoordelen in een individuele zaak welke beveiligingsmaatregelen noodzakelijk zijn. Dit is uitdrukkelijk geen onderwerp van onderhandeling. Deze deskundigen, die met een objectieve blik en met de vereiste kennis naar de zaak kijken, zijn, beter dan de te beveiligen persoon zelf, in staat om te bepalen welke maatregelen noodzakelijk zijn om iemand te beschermen. Uitgangspunt daarbij is dat – voor zover deze beveiligingsmaatregelen dat toelaten – een beveiligd persoon zijn privé en maatschappelijke activiteiten zoveel mogelijk moet kunnen voortzetten en een zo normaal mogelijk leven moet kunnen leiden. Indien mogelijk wordt de keuze van het beveiligingspakket van te voren besproken met de bedreigde persoon.
Vanzelfsprekend zijn persoonlijke wensen en veiligheidseisen niet altijd verenigbaar. Beveiligingsmaatregelen als het (tijdelijk) elders onderbrengen van de getuige en het beperken van zijn contacten met de buitenwereld, vormen een aanzienlijke belasting van de getuige en zijn naasten. Het is bekend dat deze ingrijpende maatregelen soms tot weerstand leiden bij de te beveiligen persoon. Bij een hoog dreigingsniveau is een beperking van de privacy echter niet altijd te voorkomen met het oog op de veiligheid van de te beschermen persoon. Ik zie geen aanleiding voor een andere aanpak.
Bent u bereid te onderzoeken of het Stelsel Bewaken en Beveiligen wel in al haar facetten naar behoren functioneert? Zo ja, op welke termijn kunnen we dit onderzoek verwachten en hoe zult u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom niet?
In 2015 is in samenwerking met de bij het Stelsel betrokken partners de Circulaire bewaking en beveiliging van personen, objecten en diensten2 vernieuwd. Hieraan voorafgaand is daarbij door betrokken partijen gekeken naar de werking van de verschillende schakels in het Stelsel en hebben zij daarbij niet geconcludeerd dat er een grondige aanpassing van het Stelsel nodig is. Ook nu zijn mij geen signalen bekend die aanleiding geven tot het evalueren van het Stelsel.
Klopt het dat een getuige een beschermingsovereenkomst kan tekenen zonder dat daar een advocaat bij aanwezig is? Zo ja, vindt u dit een wenselijke situatie?
Het stelsel van bewaken en beveiligen dient te worden onderscheiden van het stelsel van getuigenbescherming. In beginsel is er geen sprake van een «beschermingsovereenkomst» met betrekking tot getuigen die worden beschermd binnen het stelsel van bewaken en beveiligen. Wel kan een getuige altijd een raadsman raadplegen indien gewenst. Het sluiten van een overeenkomst is niet wenselijk gelet op de uitgangspunten van het stelsel van bewaken en beveiligen zoals geschetst in het antwoord op vraag 2.
Indien een getuige in aanmerking komt voor beschermingsmaatregelen die worden uitgevoerd door het team getuigenbescherming, sluit de betreffende officier van justitie met de te beveiligen persoon een schriftelijke overeenkomst waarin de rechten en plichten van beide partijen zijn vastgelegd. De getuige wordt in dat geval altijd bijgestaan door een advocaat. Het verschil tussen de twee stelsels wordt nader toegelicht in het antwoord op vraag 5.
Klopt het dat een getuige bij bescherming onder Team Getuigenbescherming meer invloed heeft op de wijze van bescherming dan bij bescherming onder het Stelsel Bewaken en Beveiligen? Zo ja, waarom is dit verschil er en vindt u dit verschil wenselijk?
Er bestaan wezenlijke verschillen tussen bescherming door het Team Getuigenbescherming en bescherming binnen het Stelsel Bewaken en Beveiligen.
In het kader van het stelsel van bewaken en beveiligen is het uitgangspunt dat, indien beveiligingsmaatregelen op basis van een bestaande dreiging nodig zijn, de te beveiligen persoon zijn privé en maatschappelijke activiteiten moet kunnen voortzetten binnen de beperkingen van de beveiliging. De noodzakelijk geachte maatregelen zijn echter geen onderwerp van onderhandeling. Persoonlijke wensen en veiligheidseisen zijn zoals ook in het antwoord op vraag 2 aangegeven, vanzelfsprekend niet altijd verenigbaar.
Bij de bescherming binnen een getuigenbeschermingsprogramma neemt de getuige afscheid van het leven zoals hij dat had opgebouwd en start een nieuw leven, vaak elders en onder een andere identiteit. Doel van het getuigenbeschermingsprogramma is dat de getuige binnen afzienbare tijd weer volledig op eigen benen kan staan in een nieuwe omgeving. Teneinde dat doel te bereiken is het noodzakelijk dat er goed wordt gekeken naar de nieuwe woonomgeving, eventuele professionele werkzaamheden van de getuige en culturele aspecten van de nieuwe vestigingsplek. Daarbij spelen ook de wensen van de getuige een rol om de kans op het behalen van voornoemd doel zo groot mogelijk te maken. Daarbij merk ik op dat de beschermingsmaatregelen die worden getroffen en waarmee de getuige instemt, altijd gebonden zullen zijn aan dat doel. Ik zie geen aanleiding om de verschillen tussen beide stelsels weg te nemen.
Vindt u dat burgers beter geïnformeerd zouden moeten worden over wat bescherming door de overheid precies inhoudt? Zo ja, op welke manier wilt u dit gaan bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Als het treffen van beschermingsmaatregelen aan de orde is worden burgers daar zorgvuldig in begeleid. Ik zie dan ook geen aanleiding voor aanpassing van dit proces.
Wordt bij bescherming van een getuige rekening gehouden met het feit dat de getuige niet (verder) in de schulden raakt? Zo ja, op welke manier(en)? Zo nee, waarom niet?
Ja. Er wordt altijd geprobeerd om te voorkomen dat een persoon (verder) in de schulden raakt door beveiliging. De wijze waarop is per situatie verschillend.
Wordt in het traject van bescherming ook medische bijstand verleend (bijvoorbeeld door een psycholoog/psychiater) aan de getuige? Zo ja, moet een getuige hier zelf voor betalen? Zo nee, waarom niet?
In de meeste gevallen worden kosten voor medische bijstand gedekt door de ziektekostenverzekering van de te beveiligen persoon. Indien nodig wordt er medische bijstand verleend die door de overheid wordt betaald.
Bent u er ook van overtuigd dat getuigen cruciaal zijn in de aanpak van georganiseerde misdaad? Zo nee, waarom niet?
Ja, georganiseerde misdaad is gebaat bij goede afscherming van haar handelen. Dat maakt het voor de opsporing vaak zeer lastig om bewijsmateriaal te vergaren. Getuigen kunnen dan een cruciale factor zijn om gereorganiseerd crimineel handelen te bewijzen. In de praktijk is het vaak lastig om personen te vinden die kunnen en willen getuigen. Zij vrezen vaak voor hun veiligheid of hebben te weinig te winnen bij medewerking aan de opsporing en mogelijke zelfincriminatie. Ik ben daarom aan het bezien of de juridische mogelijkheden voor het doen van toezeggingen aan criminele getuigen uitgebreid moeten worden. Op dit moment voert het WODC een internationaal (rechts)vergelijkend onderzoek uit naar het doen van toezeggingen aan criminele getuigen. Ik verwacht uw Kamer hierover nog dit jaar te kunnen informeren.
Is bekend in hoeveel gevallen getuigen gedurende hun beschermingstraject besluiten uit dit traject te stappen? Zo ja, kunt u uiteenzetten hoe vaak dit voorkomt en wat hiervoor de redenen zijn? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken en de uitkomsten met de Kamer te delen?
Exacte aantallen zijn mij op dit moment niet bekend. In algemene zin kan ik hierover aangeven dat het zelden voorkomt dat iemand uit een beschermingstraject stapt. Ik zie daarom geen noodzaak voor een onderzoek.
Is bekend in hoeveel gevallen potentiële getuigen afzien van een beschermingstraject, en van een getuigenis, nadat zij geïnformeerd zijn over hun beschermingstraject? Zo ja, kunt u uiteenzetten hoe vaak dit voorkomt en wat hiervoor de redenen zijn? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken en de uitkomsten met de Kamer te delen?
Dit wordt niet bijgehouden maar het beeld is dat dit veelal plaats vindt bij bedreigden in het criminele circuit. Zij zijn immers vaak niet gebaat bij maatregelen waardoor zij in hun criminele activiteiten worden beperkt. Ik zie geen noodzaak voor een onderzoek omdat de regels over toepassing getuigenbescherming in het Wetboek van Strafvordering en in het Besluit getuigenbescherming helder zijn.
Welke maatregelen gaat u nemen om er voor te zorgen dat getuigen verzekerd zijn van juiste en passende bescherming, die vooraf kenbaar is, en voor getuigen zeker en aantrekkelijk genoeg is om hiervoor te kiezen, in het belang van de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit?
Effectieve getuigenbescherming is een belangrijke voorwaarde bij de inzet van burgers in de opsporing en vervolging. Vooropgesteld zij dat ieder getuigenbeschermingstraject om maatwerk vraagt. De invulling van de zorgplicht is per definitie sterk afhankelijk van de bestaande dreiging en de omstandigheden van het geval.
Het bericht “Vaak te laat bij brand” |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Vaak te laat bij brand»?1
Ja.
Klopt het dat de brandweer regelmatig te laat komt bij spoedgevallen? Kunt u een frequentie aangeven?
De Inspectie Veiligheid en Justitie doet op dit moment onderzoek naar de kwaliteit van de repressieve brandweerzorg. Daarbij kijken zij ook naar de opkomsttijden en de beschikbaarheid van het personeel. De verwachting is dat dit onderzoek dit najaar wordt afgerond. Ik stuur dit onderzoek, zoals toegezegd tijdens het AO Nationale Veiligheid van 26 juni jl., voor het einde van het jaar aan uw Kamer.
Is het waar dat soms zelfs helemaal niet uitgerukt kan worden vanwege een capaciteitstekort?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat beide gevallen niet mogen voorkomen, omdat dit mensenlevens kan kosten?
De besturen van de veiligheidsregio’s zijn verantwoordelijk ervoor te zorgen dat bij het vaststellen van de opkomsttijden van de brandweer wordt voldaan aan de bepalingen van het Besluit veiligheidsregio’s (Bvr). Conform art. 3.2.2 van het Bvr dient het bestuur van de veiligheidsregio zorg te dragen voor een sluitende registratie van de gerealiseerde opkomsttijden. Aan de hand hiervan kan het bestuur verantwoording afleggen aan de gemeenteraden binnen de regio.
Deelt u de mening van de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) dat het tekort aan brandweervrijwilligers veroorzaakt wordt door bezuinigingen, met als gevolg schaalvergroting en het verdwijnen van blusvoertuigen? 6. Zo nee, waarom niet en wat is dan volgens u de reden van het tekort aan brandweervrijwilligers? Zo ja, wat gaat u doen om het tekort aan brandweervrijwilligers zo spoedig mogelijk tot het verleden te laten behoren omwille van de veiligheid van het brandweerpersoneel zelf en de burgers die in een noodsituatie komen?
De besturen van de veiligheidsregio’s zijn verantwoordelijk voor een adequate organisatie van de brandweerzorg. Daartoe behoort ook de personele invulling, waaronder de inzet van vrijwillig en/ of beroepspersoneel. Zij bepalen het gewenste niveau en wat hiervoor nodig is aan personeel en materieel. Het is dan ook aan de besturen van de regio’s om te bepalen of er een tekort aan personeel is, wat de aanleiding daarvoor zou zijn en om eventuele oplossingen te zoeken als die nodig zijn. Ik wacht het onderzoek van de Inspectie VenJ af. Dit zal ook inzicht geven in de beschikbaarheid van personeel.
Bent u in ieder geval bereid om zo spoedig mogelijk met de VBV in overleg te treden en de Kamer over het resultaat hiervan te informeren?
Tijdens het jaarlijkse overleg met de vakorganisaties, waaronder ook de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers, heb ik toegezegd met ze in gesprek te gaan over de uitkomsten van het eerdergenoemde Inspectieonderzoek en het onderzoek naar de beleving van het brandweerpersoneel van het Veiligheidsberaad. Ik hecht sterk aan dit overleg omdat ik op deze manier de kans krijg geïnformeerd te worden over de signalen en zorgen die spelen onder het brandweerpersoneel, beroeps en vrijwilliger. Bij dit overleg sluiten ook de portefeuillehouder Brandweer vanuit het Veiligheidsberaad en de voorzitter Brandweer Nederland aan. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten van dit overleg informeren.
Het bericht 'Haatsjeik toch actief in Den Haag' |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Haatsjeik toch actief in Den Haag»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat een islamitische voorganger die veroordeeld is voor het sluiten van shariahuwelijken nu een illegale moskee runt in Den Haag?
Op basis van het erfpachtcontract van het desbetreffende pand aan de Cilliersstraat zijn alleen bedrijfsmatige activiteiten toegestaan. Religieuze activiteiten dus niet. Burgers, islamitische voorganger of niet, dienen zich hieraan te houden.
Deelt u de mening dat lieden als Fawaz Jneid, die in Nederland een belangrijke rol hebben in de promotie en geleidelijke invoering van de sharia, nooit een rol als voorganger mogen hebben? Zo nee, waarom niet?
De gemeente Den Haag heeft de eigenaar van het pand aan de Cilliersstraat inmiddels gesommeerd het strijdige gebruik te beëindigen. De gemeente heeft aangegeven dat zij juridische vervolgstappen zal nemen als hieraan geen gehoor wordt gegeven. Daarnaast heeft de Minister van Veiligheid en Justitie de heer Fawaz Jneid een gebiedsverbod opgelegd op grond van de «Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding». Het opleggen van deze maatregel, en mogelijk anderen in de toekomst, is op basis van specifieke omstandigheden en betreft dus altijd maatwerk.
Tot slot, in Nederland bestaat vrijheid van godsdienst. Iedereen is vrij in zijn of haar keuze voor een religie. Dit is een belangrijk grondrecht in onze samenleving waar het kabinet pal voor staat. Van het deïslamiseren van Nederland kan dus geen sprake zijn.
Bent u bereid het betreffende stuk islamitische infrastructuur per direct te ontmantelen en te sluiten en Nederland te deïslamiseren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het passief kiesrecht |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Deelt u de opvatting dat politieke ambtsdragers die veroordeeld zijn voor fraude of corruptie niet thuis horen in het parlement, de provinciale staten of de gemeenteraad?1
Ja, deze opvatting deel ik. Goed bestuur is integer bestuur. Integriteit is één van de zeven leidende beginselen die zijn opgenomen in de Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur. De integriteit van bestuurders en volksvertegenwoordigers is hier een integraal onderdeel van. Gezien de zorgen die onder meer bij de Tweede Kamer bestaan over de ondermijning van het lokaal bestuur is het belang hiervan de afgelopen periode alleen maar groter geworden. Neemt niet weg dat de integriteitstoetsing van (kandidaat-) politieke ambtsdragers primair de verantwoordelijkheid van de politieke partijen zelf blijft. Ik heb daarom de Tweede Kamer toegezegd om in overleg te treden met vertegenwoordigers van de politieke partijen om over de rekrutering van politieke ambtsdragers en de risico’s van ondermijning te spreken2. Uit dit overleg kwam naar voren dat een handreiking integriteitstoetsing voor de wervings- en selectiecommissies van politieke partijen van toegevoegde waarde kan zijn. Om deze reden heb ik begin dit jaar de Handreiking integriteitstoetsing kandidaten voor decentrale politieke partijen laten opstellen en verspreiden3.
Hoe verklaart u dat politieke ambtsdragers bij een veroordeling voor fraude of corruptie hoogst zelden het passief kiesrecht wordt ontnomen?
Politieke ambtsdragers die voor passieve ambtelijke omkoping («ambtelijke corruptie») zijn veroordeeld kunnen niet uit het kiesrecht worden ontzet.
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel tot herziening van de corruptiewetgeving (Kamerstukken 26 469) is in de Tweede Kamer gediscussieerd over of ontzetting van het kiesrecht als bijkomende straf moet kunnen worden opgelegd aan politieke ambtsdragers die zich schuldig hebben gemaakt aan passieve ambtelijke omkoping – zoals in het oorspronkelijke wetsvoorstel werd voorgesteld – of dat in plaats daarvan de hoedanigheid van politiek ambtsdrager moet worden aangemerkt als strafverzwarende omstandigheid. Deze discussie leidde tot aanvaarding van een amendement waarmee het voorstel om ontzetting als bijkomende straf mogelijk te maken kwam te vervallen en de hoedanigheid van politiek ambtsdrager als strafverzwarende omstandigheid werd toegevoegd aan de artikelen 362, derde lid, en 363, derde lid, WvSr (Kamerstuk 26 469, nr. 13).
Overigens kan hier nog worden gewezen op de bijkomende straf van ontzetting van het recht om (bepaalde) ambten te bekleden (artikel 29 WvSr). Deze bijkomende straf kan ook worden opgelegd aan politieke ambtsdragers, zoals wethouders, bij veroordeling voor een ambtsmisdrijf, een misdrijf waardoor de schuldige een bijzondere ambtsplicht schond of waarbij hij gebruik maakte van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken.
Ik zie tegen deze achtergrond geen aanleiding voorstellen te doen tot wijziging van de wetgeving.
Staat de huidige wet het ontnemen van het passief kiesrecht in de weg? Zo ja, bent u bereid de huidige regels aan te scherpen?
Zie antwoord vraag 2.
Het artikel ‘Dubieuze gluurcamera gewoon te koop via Amazon’ |
|
Sven Koopmans (VVD) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Dubieuze gluurcamera gewoon te koop via Amazon»?1
Ja.
Kan en zal u de verspreiding van deze gluurcamera en soortgelijke producten die bedoeld zijn om de intimiteit en het privéleven van mensen (de horizontale privacy) te schenden, tegen gaan?
Naar mijn mening biedt de huidige wetgeving voldoende mogelijkheden om misbruik van dergelijke apparatuur tegen te gaan. Ik zie vooralsnog geen aanleiding om aanvullende maatregelen te treffen.
Zo verbiedt artikel 441a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) het maken van reclame voor afluister- en opneemapparatuur. Daarnaast is het gebruik van dergelijke apparatuur en het ter beschikking hebben of bekendmaken van hiermee verkregen gegevens strafbaar gesteld in de artikelen 139a tot en met 139e Sr. Heimelijk filmen alsmede het beschikken over heimelijk gemaakt filmmateriaal of het openbaar maken hiervan is strafbaar op grond van de artikelen 139f Sr, 139g en 441b Sr. Bij overtreding van een van deze bepalingen kan het openbaar ministerie besluiten tot vervolging over te gaan.
Bij handelen in strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens, bijvoorbeeld doordat de opgenomen beelden en/of gesprekken onrechtmatig worden verwerkt, al dan niet door publicatie op een website, kan bestuursrechtelijke handhaving door de Autoriteit persoonsgegevens volgen.
Het publiceren van camerabeelden zonder toestemming van de geportretteerde kan, indien deze een redelijk belang heeft, leiden tot civielrechtelijke of strafrechtelijke aansprakelijkheid wegens schending van het portretrecht op grond van de artikelen 21 en 35 Auteurswet.
Deelt u de zorg dat de vercommercialisering van spionageapparatuur het dagelijks vertrouwen van mensen op een persoonlijke levenssfeer ondermijnt?
Ja. In dit verband verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 5 van uw eerdere vragen inzake spionagesoftware van 7 april 2017 (Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 1950), waarin is gemeld dat het kabinet met betrekking tot spionagesoftware en soortgelijke middelen investeert in samenwerking met de private sector in nationale trajecten die specifiek gericht zijn op de ontwikkeling van preventieve maatregelen, zoals abuse-bestrijding, veilige hard- en software, en veilige standaarden.
Bent u bereid om in het kader van de al geagendeerde rondetafelgesprekken met de Kamer samen te werken aan een grondigere en strengere bescherming van de horizontale privacy?
Hiervoor verwijs ik naar mijn vorige antwoord. In aanvulling hierop merk ik op dat de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), die met ingang van 25 mei 2018 de Wet bescherming persoonsgegevens vervangt, een belangrijke aanscherping kent wat betreft de hoogte van op te leggen boetes bij het niet naleven van de privacyregels.
Het bericht dat de brandweer bijna geen bevelvoerders meer heeft |
|
Ronald van Raak |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Erkent u dat het probleem met een tekort aan brandweervrijwilligers steeds groter wordt?1
In de afgelopen periode is er door verschillende partijen aandacht besteed aan de beschikbaarheid van brandweervrijwilligers. Op dit moment lopen er twee onderzoeken die meer inzicht zullen geven in deze materie. De Inspectie Veiligheid en Justitie doet onderzoek naar de kwaliteit van de repressieve brandweerzorg. Beschikbaarheid van brandweerpersoneel is hierbij één van de onderwerpen. Daarnaast heeft het Veiligheidsberaad opdracht gegeven tot een onderzoek naar de beleving van het brandweerpersoneel en brandweerstatistiek.
De verwachting is dat deze onderzoeken dit najaar worden afgerond. Ik zal ze, zoals toegezegd tijdens het AO Nationale Veiligheid van 29 juni jl.(Kamerstuk 29 517, nr. 125), voor het einde van het jaar, aan uw Kamer zenden.
Vindt u nog steeds dat u onder het mom van «de veiligheidsregio is zelf verantwoordelijk voor zijn personeelsbeleid»2 niet in kunt grijpen, ook al kunnen daardoor ongelukken gebeuren? Zo nee, wat gaat u hierop ondernemen?
De besturen van de veiligheidsregio’s zijn verantwoordelijk voor een adequate organisatie van de brandweerzorg. Daartoe behoort ook de personele invulling en inzet van vrijwillig en/ of beroepspersoneel. Zij bepalen het gewenste niveau en wat hiervoor nodig is aan personeel en materieel. Het is dan ook aan de besturen van de regio’s om oplossingen te zoeken als dat nodig is naar aanleiding van een eventuele afname van vrijwilligers in de regio.
Ik ben verantwoordelijk voor het stelsel van de veiligheidsregio’s. De Inspectie Veiligheid en Justitie houdt namens mij toezicht op de taakuitvoering van de veiligheidsregio’s, waaronder de brandweerzorg.
Bent u nog steeds in gesprek met de Vakvereniging Vrijwillige Brandweer, zoals u heeft toegezegd in het eerder aangehaalde vragenuur? Zo ja, wat is daar uitgekomen? Zo nee, bent u bereid opnieuw het gesprek aan te gaan?
Ik spreek jaarlijks met de vakorganisaties, waaronder ook de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers. Dit is voor mij een zeer waardevol overleg omdat ik op deze manier de kans krijg geïnformeerd te worden over de signalen en zorgen die spelen onder het brandweerpersoneel, beroeps en vrijwilliger. Bij dit overleg sluiten ook de portefeuillehouder Brandweer vanuit het Veiligheidsberaad en de voorzitter Brandweer Nederland aan.
Zoals toegezegd in het betreffende vragenuur heb ik in maart 2016 met de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers gesproken. Hierbij is gesproken over een aantal actuele dossiers, waaronder het aantal vrijwilligers bij de brandweer. Na dit overleg heb ik bij het Veiligheidsberaad – als vertegenwoordiger van de verantwoordelijke werkgevers – om aandacht voor dit onderwerp gevraagd. Overigens is de Vakvereniging door het Veiligheidsberaad mede betrokken bij de opzet van het genoemde onderzoek naar de beleving van brandweerpersoneel en brandweerstatistiek.
Deelt u de mening dat het te lang duurt en de veiligheid teveel in gevaar komt, nu het probleem van het tekort aan vrijwilligers al meer dan twee jaar speelt? Zo ja, wat gaat u daarop als stelselverantwoordelijke op ondernemen?3
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid het stelsel van veiligheidsregio’s te herzien omdat het klaarblijkelijk de problemen niet oplost? Zo nee, waarom niet?
In de kabinetsreactie op het rapport van de Evaluatiecommissie Wet veiligheidsregio’s en het brede stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing (29 517, nr. 76) heeft mijn voorganger reeds aangegeven dat in 2019 de Wet veiligheidsregio’s opnieuw geëvalueerd zal worden. Ik acht het niet opportuun om op die evaluatie vooruit te lopen.
Het bericht ‘bevel rechter leidt niet tot snelle hulp jongere’ |
|
René Peters (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennis genomen van het bericht1 waarin aangetoond wordt dat jongeren van de jeugdrechter verplicht therapie moeten volgen, maar daar veel te lang (soms wel een jaar) op moeten wachten?
Ja, het artikel uit de Volkskrant is mij bekend.
Deelt u de conclusie dat een veroordeling door de jeugdrechter blijkbaar geen garantie is voor een daadwerkelijke plaatsing in therapie?
Nee, die conclusie deel ik niet. Op grond van de Jeugdwet zijn gemeenten verantwoordelijk voor de beschikbaarheid van jeugdhulp. Dat geldt ook voor de beschikbaarheid van jeugdhulp die voortvloeit uit een strafrechtelijke beslissing. Jeugdhulp opgenomen in een vonnis door een jeugdrechter heeft voor de jeugdige een niet vrijblijvend karakter. Wachttijden dienen dan zo kort mogelijk te zijn. In de praktijk blijkt dat geen eenvoudige opgave. Daarom is het van belang dat reeds in de adviesfase door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) maar ook nadat het vonnis is gewezen een goede afstemming plaatsvindt tussen de betrokken partijen. Hier ga ik in de beantwoording van vraag 3 verder op in.
Deelt u de conclusie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) die in een reactie aangeeft dat dit komt omdat jeugdrechters zeer specifieke trajecten opleggen aan jeugddelinquenten en niet op de hoogte zijn van contracten die gemeenten hebben en eventuele wachtlijsten bij instellingen?
De specificering van de bijzondere voorwaarden in een vonnis dient de rechtszekerheid van de veroordeelde en draagt bij aan de effectiviteit van de jeugdreclassering die toezicht houdt op de naleving van de bijzondere voorwaarden. Als door de jeugdrechter jeugdhulp wordt opgelegd buiten het aanbod van de gemeente, is een specifieke omschrijving voorts van belang zodat de betrokken gemeente precies weet welke jeugdhulp zij alsnog moet inkopen.
Door een goede samenwerking en afstemming tussen gemeenten en de instanties in de justitie-keten kan worden voorkomen dat jeugdhulp wordt opgelegd die niet tijdig beschikbaar is, of die niet is ingekocht terwijl binnen het bestaande aanbod van de gemeente vergelijkbare jeugdhulp, of jeugdhulp waarmee hetzelfde resultaat bereikt kan worden, beschikbaar is. Om zorg te kunnen dragen voor een kwantitatief en kwalitatief toereikend aanbod aan jeugdhulp is het van belang dat gemeenten met de RvdK, de Gecertificeerde Instelling (GI) die de jeugdreclassering uitvoert en de volwassenreclassering in het kader van adolescentenstrafrecht, overleg voeren over het inkoopbeleid voor de forensische jeugdhulp. Daar dient de kennis en ervaring te worden gedeeld over het jeugdhulp-aanbod dat voor de forensische doelgroep nodig is.
Andersom is het belangrijk dat de RvdK, de GI en de volwassenreclassering (laatstgenoemde in het kader van het adolescentenstrafrecht) in hun advies aan de rechtspraak en het Openbaar Ministerie het lokale aanbod betrekken. Ook voor de tijdige inzet van de noodzakelijke jeugdhulp zal in de adviesfase lokaal moeten worden afgestemd welke jeugdhulp beschikbaar is en bij welke aanbieder zich wachtlijsten voordoen. Daaraan kan behulpzaam zijn dat de Staatssecretaris van VWS met gemeenten en aanbieders in gesprek is om op regionaal niveau de wachttijden voor jeugdhulp bespreekbaar en transparant te maken.
Verwacht u dat met het feit dat in de regio Midden-Nederland het Openbaar Ministerie, Jeugdreclassering, Raad voor de Kinderbescherming en gemeenten na de zomer met elkaar in overleg gaan, het probleem uit de wereld zal zijn? Zo ja, hoe gaat u dat monitoren en hoe houdt u ons op de hoogte? Zo nee, wat gaat u doen om dit langer bestaande probleem op te lossen?
Voor een tijdige en passende inzet van jeugdhulp in strafrechtelijk kader is een goede samenwerking tussen gemeenten en de justitie-partners randvoorwaardelijk. Ik juich het daarom toe dat dit gesprek in de regio Midden-Nederland daadwerkelijk gevoerd wordt en reken erop dat dit tot een passend resultaat zal leiden. De Jeugdwet schrijft ook voor dat gemeenten met de RvdK en de GI samenwerken en overleg voeren en dit in een protocol vastleggen. De oplossing moet in de eerste plaats lokaal gevonden worden. De RvdK heeft mij gemeld in de komende gesprekken met gemeenten waar dit een probleem vormt, de beschikbaarheid van forensische jeugdhulp te bespreken en houdt mij daarvan op de hoogte.
Tenslotte wijs ik erop dat ik, om de samenwerking tussen gemeenten en VenJ organisaties te verbeteren, het programma «Samenwerken met de jeugdbeschermings- en jeugdstrafrechtketen» bij de VNG subsidieer dat ondersteuning biedt voor alle jeugdzorgregio’s bij het maken van samenwerkingsafspraken tussen gemeenten en justitiepartners. Ook zal ik het belang van deze samenwerking en afstemming in het bestuurlijk overleg met de VNG onder de aandacht brengen.
Hoe gaat u er voor zorgen dat ook de andere regio’s de zelfde problemen worden opgelost?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht " 'Engeland neemt paspoort van 150 Syriëgangers af: 'Britse nationaliteit is geen absoluut recht' " |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Engeland neemt paspoort van 150 Syriëgangers af: «Britse nationaliteit is geen absoluut recht»»?1
Ja.
Hoeveel uitreizigers vanuit Nederland naar (voormalig) IS-gebied zijn er buiten onze landsgrenzen nog in leven? Hoeveel daarvan hebben een dubbele nationaliteit?
Er zijn in totaal circa 280 personen uitgereisd naar Syrië en Irak. Een deel hiervan is omgekomen of teruggekeerd. Circa 190 personen zijn nog in het strijdgebied in Syrië en Irak (Peildatum: 1 augustus 2017).
In zijn algemeenheid kan ik geen uitspraken doen over het aantal uitreizigers met een tweede nationaliteit. Sinds januari 2015 wordt een vreemde nationaliteit niet meer opgenomen bij nieuwe registraties in het Basis Register Persoonsgegevens (BRP). In bestaande registraties in het BRP is de informatie over een eventuele andere nationaliteit niet meer bijgewerkt sinds 1 januari 2015. Voor iedere casus moet op zichzelf worden beoordeeld of het Nederlanderschap kan worden ingetrokken.
Deelt u het Britse realisme dat uitreizigers beter niet terug kunnen komen omdat zij een gevaar voor de veiligheid vormen? Zo nee, waarom niet?
Onder artikel 14, tweede lid van de Rijkswet op het Nederlanderschap is het mogelijk om het Nederlanderschap in te trekken na een onherroepelijke veroordeling voor bepaalde terroristische misdrijven, waaronder artikel 134a en 205 Wetboek van Strafrecht.
Sinds 1 maart 2017 voorziet de Rijkswet op het Nederlanderschap in een nieuwe grond voor intrekking van het Nederlanderschap, namelijk in het belang van de nationale veiligheid.2 Deze bevoegdheid kan worden toegepast bij personen die de leeftijd van zestien jaar hebben bereikt en die zich buiten het Koninkrijk bevinden, en indien uit de gedragingen blijkt dat zij zich hebben aangesloten bij een organisatie die is geplaatst op een lijst van organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid. Op dit moment staan Al Qa’ida, ISIS en Hay’at Tahrir al-Sham op deze lijst.
Met deze wettelijke bevoegdheid heeft Nederland de mogelijkheid om, in gevallen waarbij dat noodzakelijk is ter bescherming van de nationale veiligheid, het Nederlanderschap in te trekken. Betrokkene wordt vervolgens als vreemdeling ongewenst verklaard. Zo wordt voorkomen dat betrokkene legaal terug kan keren naar Nederland. De feitelijke terugkeer wordt daarmee sterk bemoeilijkt.
Deze bevoegdheid kan niet zondermeer op alle onderkende Nederlandse uitreizigers met dubbele nationaliteit toegepast worden. Daar hoort een individuele afweging aan vooraf te gaan. Bij het besluit tot intrekking in het kader van de nationale veiligheid wordt onder meer rekening gehouden met de proportionaliteit van de maatregel, het eventuele belang van opsporing, vervolging en berechting en zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden (artikel 68C Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap).
Ik heb in een geval mijn voornemen uitgebracht tot intrekken van het Nederlanderschap onder artikel 14, tweede lid, van het Rijkswet op het Nederlanderschap. Vooralsnog heb ik nog geen besluiten genomen onder vierde lid van artikel 14 Rijkswet op het Nederlanderschap. Wel heb ik een aantal dossiers in voorbereiding. Toepassing van deze maatregel vergt echter een zorgvuldige afweging.
Wilt u net als de Britten alle Nederlandse uitreizigers met een dubbele nationaliteit de Nederlandse nationaliteit afnemen en hen de toegang tot Nederland voor altijd ontzeggen?
Zie antwoord vraag 3.