GGZ-instellingen die de familie van een patiënt buitenspel zet |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de enquête van het meldpunt «Meld je zorg»1 waaruit blijkt dat GGZ-instellingen hun familiebeleid onvoldoende op orde hebben?
Uit de enquête blijkt dat de familie niet in alle gevallen bij de behandeling betrokken wordt. Familiebetrokkenheid in de GGZ vind ik belangrijk. De situatie dat een kind of partner wordt opgenomen in een instelling, zonder dat de familie weet waarvoor en op welke manier deze persoon wordt behandeld, is in principe niet wenselijk. Ik kan me voorstellen dat dit de betrokken familieleden of naasten verdriet doet. Een psychische stoornis ontstaat vaak niet van het ene op het andere moment, maar is veelal een langduriger proces. De naasten zijn hier in veel gevallen al jarenlang dagelijks mee geconfronteerd. Omdat ik de ontwikkeling van familiebeleid in de GGZ wil ondersteunen, heb ik deze enquête van het meldpunt actief ondersteund door een link hiernaar op te nemen op de overheidswebsite «Dwang in de zorg».
Deelt u de mening dat het betrekken van de familie/naasten de behandeling kan ondersteunen en het herstel zelfs kan versnellen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om de positie van de familie/naastbetrokkenen te verbeteren en ervoor te zorgen dat het wettelijk recht op informatievoorziening wordt nageleefd?
Ja, die mening deel ik. De ontwikkeling van een breed ingevoerd familiebeleid in de GGZ staat nog in de kinderschoenen. Steeds meer GGZ-instellingen onderkennen echter het belang om beleid op dit punt te ontwikkelen en tot uitvoering te brengen. Daarnaast worden methodieken en hulpmiddelen in het kader van preventie en betrokkenheid bij de behandeling ontwikkeld, zoals cursussen psycho-educatie voor familieleden en het werken met de triadekaart. Deze ontwikkelingen juich ik van harte toe.
Een wettelijk recht op informatievoorziening is geregeld in het Burgerlijk Wetboek. Op basis van die wetgeving bestaan er uiteindelijk mogelijkheden om binnen de wettelijke regels het recht op informatievoorziening af te dwingen.
Hebben alle GGZ-instellingen in ons land een familiebeleid vastgelegd? Zo nee, waarom niet?
Nee, nog niet. Het belang van familiebeleid wordt in de sector wel onderkend. Het ontwikkelen en uitvoeren van beleid op dit punt duurt echter een aantal jaren. In de GGZ wordt hier hard aan gewerkt. Er zijn veel goede voorbeelden, maar tegelijkertijd is er nog veel te doen waar het familiebeleid betreft. Een aandachtspunt bij het zetten van verdere stappen is de privacy van de patiënt/cliënt en de wetgeving hierover, die de grenzen bepaalt van het contact tussen de familie en de hulpverlener en het beroepsgeheim van de hulpverlener.
Kunt u voorbeelden noemen van instellingen waar het familiebeleid goed is geregeld, de zogenaamde best-practices? Zo nee, waarom niet?
Ypsilon (de vereniging van familieleden en betrokkenen van mensen met schizofrenie of een psychose) heeft een aantal GGZ organisaties afgelopen jaren genomineerd en een publieksprijs voor goed familiebeleid gegeven. Familieleden mogen vanaf 2012 hierover hun oordeel geven via www.familiester.nl. De vereniging wordt daarin gesteund door een klankbordgroep met vertegenwoordigers uit alle sectoren die voor de prijs van belang zijn, waaronder ook het Landelijk Platform GGz (LPGGz). Goede voorbeelden worden vanaf eind dit jaar op de website van dit platform vermeld en de beste voorbeelden worden met een familiester gehonoreerd. Initiatieven als de triadekaart (gericht op afspraken over familiebetrokkenheid) worden steeds breder ingevoerd in de GGZ. In deze kaart leggen patiënt/cliënt, familie en de behandelaar neer over welke taken zij het met elkaar willen hebben, hoe zij deze taken onderling verdelen, en welke afspraken zij maken over de uitvoering van deze taken en de ondersteuning hiervan. Er zijn al meer dan 10 000 triadekaarten verspreid.
Qua instellingen weet ik dat bijvoorbeeld GGnet het 2e jaar ingaat met familiebeleid dat is gebaseerd op het gebruik van deze triadekaart. Daarnaast is Altrecht een voorbeeld van een instelling die familiebeleid hanteert en ook investeert om dit te verbeteren. GGZ inGeest is ook een instelling die begin dit jaar nieuwe richtlijnen voor familiebeleid heeft gepresenteerd.
Wat zijn de redenen dat meer dan de helft van de familie/naastbetrokkenen geen informatie krijgt over de diagnose, hoewel zij daar wettelijk recht op hebben?
Uit de uitkomsten van de enquête blijkt dat 49% van de familie of naasten wel informatie verkrijgt over de diagnose. 30% van de familie of naasten krijgt deze informatie niet. 18% heeft deze informatie wel gekregen, maar die was niet duidelijk. Deze familieleden of naasten hebben niet allemaal een wettelijk recht op informatie. Ouders van minderjarige kinderen, mentoren, curatoren of bewindvoerders hebben dat wel. Zoals uit het persbericht over de enquête blijkt, zijn deze mensen met een wettelijk recht, ook al was dit maar een kleine groep mensen binnen de enquête, nauwelijks betrokken bij de behandeling. De redenen hiervoor kunnen divers zijn. Mogelijk zijn deze mensen en wellicht de behandelaars niet afdoende op de hoogte van het rechtop informatie wat deze mensen hebben. Daarnaast komt in de ggz ook regelmatig de situatie voor dat een ggz-cliënt niet wil dat de familie wordt geïnformeerd over zijn of haar problematiek. Ik zal hieraan nadrukkelijk aandacht schenken op de website www.dwangindezorg.nl.
Deelt u de mening, dat het onzinnig is om via criteria van het inkoopbeleid van zorgverzekeraars ondersteuning en informatievoorziening van en voor de familie/naasten te regelen? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. In de bijlage van de inkoopgids 2012 is de indicatorenset familiebeleid opgenomen, ontwikkeld in opdracht van de LPGGz en zorgverzekeraars Nederland (ZN). Dat geeft aan dat verzekeraars het belang van familiebetrokkenheid in de GGZ onderkennen.
In de komende jaren is de verwachting dat steeds meer zorgverzekeraars via hun inkoopbeleid actief hierop zullen gaan sturen. De verwachting is dat de kwaliteit van zorg verbetert en dat zorgkosten wellicht verminderen als sprake is van een goede samenwerking tussen familie, cliënt en hulpverlener.
Deelt u de mening, dat het een taak van de overheid is om informatievoorziening en ondersteuning voor en van de familie/ naasten te waarborgen in beleid voor GGZ-instellingen? Zo ja, hoe en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Vanuit het ministerie van VWS is de afgelopen jaren een belangrijke impuls gegeven aan familie betrokkenheid door de landelijke introductie van de familievertrouwenspersoon (fvp). Deze persoon is een vertrouwenspersoon, die familie en naasten van GGZ-patiënten/cliënten bijstaat. De belangen van familieleden en naasten zijn niet altijd dezelfde als die van de patiënt/cliënt: vandaar een aparte vertrouwenspersoon voor de familie. Volgens de planning zullen eind 2011 25 grote GGZ-instellingen beschikken over een familievertrouwenspersoon. Binnen de begroting van VWS is voor 2012 voor de Landelijke Stichting Familievertrouwenspersonen € 1,08 mln beschikbaar. De financiering wordt steeds voor 1 jaar beschikbaar gesteld. Daarnaast is ook een landelijke telefonische hulplijn beschikbaar voor familieleden en naasten.
Verder overweeg ik om in het kader van de aanbieding van de nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging van de Wet verplichte GGZ een verplichting op te nemen om in zorgplannen afspraken vast te leggen over eventuele familiebetrokkenheid. Die afspraak kan overigens ook inhouden dat indien bijvoorbeeld sprake is van ernstige mishandeling, eventuele familiebetrokkenheid niet gewenst is of daar terughoudend mee wordt omgegaan.
Introductie van tweedeling in de ouderenzorg door Menzis en AEGON |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat zorgverzekeraar Menzis en schadeverzekeraar AEGON een «zorgspaarproduct» hebben gelanceerd, zodat mensen kunnen sparen voor luxe zorg op hun oude dag? Deelt u de mening dat hier een ongewenste tweedeling in de ouderenzorg wordt geïntroduceerd? Zo nee, waarom niet?1
De marktpositioneringsstrategie behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de verzekeraar. De burger maakt zelf een afweging of hij al dan niet gebruik wil maken van (spaar)producten die verzekeraars aanbieden. Ook nu al kunnen mensen geld opzij zetten voor onvoorziene uitgaven door bijvoorbeeld geld op een spaarrekening te zetten of een lijfrentepolis af te sluiten. Het gelanceerde «zorgspaarproduct» verandert niets aan de collectieve zorgarrangementen zoals we die in Nederland kennen en de solidariteit die daarin besloten ligt.
De WMO, noch de AWBZ, maken in het aanbod onderscheid naar respectievelijk ingezetenen en verzekerden die gebruik willen maken van beschikbaar welzijns- en zorgaanbod. Ingezetenen kunnen op grond van de WMO in aanmerking komen voor maatschappelijke ondersteuning. De AWBZ-zorg is voor iedereen gelijk waarbij de zorgvraag van de betreffende verzekerde bepalend is voor de aanspraak. Deze aanspraak is gelijk voor «arm en rijk». Via de eigen bijdragen voor de Wmo en de AWBZ wordt wel een grotere bijdrage in de zorgkosten gevraagd van rijkeren. Volledigheidshalve wil ik er op wijzen dat dit kabinet bovendien 852 miljoen euro investeert om de kwaliteit van de AWBZ-zorg te verbeteren en juist in de zorg wordt -mede daardoor- deze Kabinetsperiode een groei van de uitgaven geaccommodeerd. Dit laat onverlet dat om de houdbaarheid van de AWBZ-zorg op langere termijn te waarborgen een aantal structurele maatregelen nodig is. De Staatssecretaris van VWS heeft deze maatregelen in haar programmabrief langdurige zorg van 1 juni jongstleden uiteengezet.
Vindt u het niet zorgwekkend dat zorgverzekeraars, nog voordat ze de AWBZ uit gaan voeren, al duidelijk maken dat luxezorg en pluspakketten meer prioriteit hebben dan het garanderen van goede zorg voor iedereen? Wilt u uw antwoord toelichten?
De premisse dat zorgverzekeraars meer prioriteit hechten aan het bieden van luxezorg en pluspakketten boven het uitvoeren van de AWBZ onderschrijf ik niet. De zorgverzekeraar is ook nu al verantwoordelijk voor een goede uitvoering van de AWBZ. Het feit dat zorgkantoren het dagelijks werk verrichten doet daaraan niet af. Het zorgspaarproduct dat Menzis en Aegon nu lanceren staat hier los van. Zoals gezegd staat het verzekeraars vrij om binnen de kaders die de wet stelt hun marketingbeleid vorm te geven. Burgers zijn vrij om hiervan gebruik te maken.
Vindt u het niet verontrustend dat zorgverzekeraars, nog voordat de uitvoering van de AWBZ naar hen is overgeheveld, het signaal afgeven dat niet solidariteit de norm is, maar «eigen verantwoordelijkheid» en ieder-voor-zich?
Nee, ik ben het niet eens met uw stelling. Solidariteit blijft ook na overheveling van de uitvoering van de AWBZ naar zorgverzekeraars onverkort overeind. Het daarnaast aanbieden van een specifiek commercieel product doet hier niet aan af.
Erkent u dat iedereen via de collectieve volksverzekering de AWBZ al verzekerd is van zorg? Zo ja, waar zit het winstmodel voor het pluspakket dat Menzis/AEGON zien?
Ja, verzekerden hebben recht op zorg onder de AWBZ en ingezetenen kunnen op grond van de WMO in aanmerking komen voor maatschappelijke ondersteuning. Voor een antwoord op de vraag naar het winstmodel van dit pluspakket verwijs ik u naar de aanbieders Menzis en Aegon.
Welke tweedeling tussen de zorg voor arme en rijke ouderen vindt u aanvaardbaar? Zou u bijvoorbeeld accepteren dat rijke ouderen thuiszorg via Menzis/AEGON krijgen en minder gefortuneerden bij het Wet Maatschappelijke ondersteuning (Wmo)-loket van de gemeente moeten aankloppen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u trots op de volksverzekering AWBZ, of bent u van mening dat we weer terug moeten naar de situatie dat hulpbehoevende mensen met spaargeld een plekje konden inkopen bij een gasthuis en dat minder gefortuneerden richting liefdadigheid of de goot verdwenen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Kent u het rapport van de Nationale Commissie Oudeliedenzorg uit 1957 waarin de situatie van ouderen vóór de oprichting van de volksverzekering AWBZ is beschreven? Zo neen, bent u bereid dit te lezen? Zo ja, erkent u de noodzakelijkheid waarmee de AWBZ is ingevoerd?
Nee, ik ken het door u genoemde rapport uit 1957 niet. Overigens is de AWBZ in 1968 ingevoerd en de hoofdlijnen van de ontstaansgeschiedenis van de AWBZ zijn mij inderdaad bekend. Ik onderschrijf de redenen waarom de AWBZ destijds is ingevoerd.
Deelt u de mening dat, indien het volksverzekeringskarakter van de AWBZ feitelijk wordt opgeheven, een fatsoenlijke oude dag alleen nog is weggelegd voor mensen die veel geld opzij hebben kunnen zetten? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het volksverzekeringskarakter wordt niet opgeheven. De AWBZ biedt onverzekerbare langdurige zorg die voor iedere verzekerde gelijk is en van goed kwalitatief niveau, ongeacht diens financiële positie. Het eventueel aanbieden van spaarrekeningen en pluspakketten door zorgverzekeraars betekent niet dat de AWBZ is verschraald.
Deelt u de mening dat de actie van Menzis en AEGON erop duidt dat de AWBZ inmiddels zodanig is verschraald dat deze verzekeraars een markt zien voor pluspakketten? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Wat is uw opvatting over de uitspraak van Menzis en AEGON in het persbericht dat met het zorgsparen mogelijk wordt gemaakt dat ouderen de eigen regie hebben om zo lang mogelijk thuis te kunnen wonen? Bieden de verzekeraars een onzinnig product aan of hebben zij gelijk dat de huidige AWBZ hierin niet voorziet zodat mensen apart bij moeten sparen? Wilt u uw antwoord toelichten?
De wijze waarop Menzis en Aegon hun product aanprijzen komt voor rekening van die organisaties. Dit kabinet streeft overigens naar goede, toegankelijke basiszorg en ondersteuning in de buurt, zodat ook ouderen en mensen met beperkingen in staat worden gesteld om eigen regie te houden en zo lang mogelijk thuis te kunnen wonen.
Deelt u de mening dat het voor individuele burgers onmogelijk te voorspellen is hoe oud zij worden en hoe zij oud worden, met andere woorden, hoeveel zorg ze nodig zullen hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, erkent u dat op grond hiervan een volksverzekering nodig is in plaats van een individuele spaarregeling? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ja, de individuele kosten voor langdurige zorg van een individu zijn vaak moeilijk te voorspellen. Om die reden hebben en houden we een verzekering voor de daarmee gemoeide kosten, de AWBZ.
Bent u zich ervan bewust dat lager opgeleide mensen met lagere inkomens gemiddeld minder lang in goede gezondheid leven en vaker kampen met chronische ziekten en daardoor meer afhankelijk worden van zorg, de zogenaamde «sociaaleconomische gezondheidsverschillen»? Deelt u de mening dat constructies als zorgsparen en pluspakketten juist de rijkere en relatief gezondere ouderen bevoordelen, terwijl deze niet of minder bereikbaar zijn voor juist die lagere inkomens? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ja, ik ben me bewust van sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Als gezegd hebben wij in Nederland een volksverzekering die voor iedereen gelijk is om onder meer hieraan tegemoet te komen. Als meer draagkrachtige burgers daarbovenop extra voorzieningen wensen te ontvangen en daarvoor al dan niet via Menzis en Aegon te sparen, staat hen dat vrij.
Welke financiële risico’s lopen mensen met het zorgsparen? Is dit een bankproduct? Zo ja, vallen deze spaargelden onder de garantieregeling bij faillissement?
Uitgaande van de omschrijving die Menzis geeft over hun product lijkt het om een spaarproduct te gaan. Menzis heeft namelijk aangegeven dat de klant zelf mag bepalen wanneer en waaraan hij of zij het geld uitgeeft. Er is geen enkele verplichting voor de klant om dit gespaarde geld aan te wenden voor kosten in de zorg. De klant kan zelf bepalen hoeveel hij spaart en kan dit geld op elk gewenst opnemen en vrij besteden.
AEGON Bank N.V. staat zoals alle banken onder het toezicht van De Nederlandsche Bank. De hierboven genoemde spaarrekeningen vallen dan ook onder het depositogarantiestelsel. Het depositogarantiestelsel garandeert een bedrag van € 100 000 per rekeninghouder per bank, ongeacht het aantal rekeningen dat de rekeninghouder heeft.
De onterechte korting op de bijzondere bijstand van chronisch zieken en gehandicapten |
|
Sadet Karabulut , Renske Leijten |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitspraak van de rechter dat de gemeente Amsterdam ten onrechte de bijzondere bijstandsuitkeringen van chronisch zieken en gehandicapten heeft gekort?1
De verlening van de bijzondere bijstand is beleidsmatig en financieel gedecentraliseerd aan de gemeenten. In dit kader is het aan de onafhankelijke rechter om een oordeel te geven over de besluiten die de gemeente Amsterdam in individuele gevallen heeft genomen en of er daarbij al dan niet sprake is van een onterechte korting op de bijzondere bijstand. Ik treed niet in individuele gevallen en de besluitvorming daaromtrent.
In hoeveel gemeenten is ten onrechte gekort op de bijzondere bijstanduitkering na de invoering van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten? Om hoeveel personen en/of huishoudens gaat het? Mocht u niet over cijfers beschikken. bent u dan bereid hier onderzoek naar te doen?
Ik beschik niet over informatie van het aantal gemeenten waar de rechter gemeentelijke besluiten inzake de verlening van bijzondere bijstand aan chronisch zieken en gehandicapten, wegens strijdigheid met de WWB heeft vernietigd. Zoals in antwoord 1 is aangegeven treed ik niet in individuele gevallen en de besluitvorming daaromtrent. Ik zie dan ook geen aanleiding om een onderzoek te doen naar de mate waarin gemeentelijke besluiten ten aanzien van de verlening van bijzondere bijstand door rechterlijke uitspraken worden vernietigd.
Sinds wanneer bent u op de hoogte van deze onterechte korting op de bijzondere bijstand?
Het is mijn ministerie bekend, dat reeds in de zomer van 2010 de Rechtbank Amsterdam een aantal besluiten van de gemeente Amsterdam inzake de verlening van bijzondere bijstand aan chronisch zieken en gehandicapten, wegens strijdigheid met de WWB heeft vernietigd.
Hoe beoordeelt u het feit dat de gemeenste Amsterdam de brief van voormalig staatssecretaris Klijnsma in 2009 heeft genegeerd en twintig mensen in onnodige onzekerheid heeft geplaatst? Kunt u dit toelichten?
In verband met de inwerkingtreding van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) heeft de toenmalige staatssecretaris van SZW in de verzamelbrief van februari 2009 de gemeenten erop gewezen dat de invoering van de Wtcg in beginsel geen consequenties heeft voor het recht op algemene en bijzondere bijstand. In dit verband wijs ik er op dat het op lokaal niveau aan de gemeenten is om te beoordelen of en zo ja in welke mate er in individuele gevallen recht op bijzondere bijstand bestaat. Zoals in antwoorden 1 en 2 is aangegeven treed ik daar niet in.
Welke maatregelen gaat u treffen om de mensen die onterecht gekort zijn op hun bijzondere bijstanduitkering financieel te compenseren? Wilt u uw antwoord toelichten?
Daar waar de gemeenten op lokaal niveau te maken hebben met rechterlijke uitspraken over de door hen verleende (categoriale) bijzondere bijstand, is het niet aan het rijk maar aan de betreffende gemeenten om daar uitvoering aan te geven.
Bent u bereid gemeenten te verplichten voor chronisch zieken en gehandicapten automatisch categorale bijzondere bijstand te verstrekken? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik zie geen aanleiding om gemeenten te verplichten gebruik te maken van de in de WWB opgenomen mogelijkheid om categoriale bijzondere bijstand te verlenen aan chronisch zieken en gehandicapten. Individueel maatwerk is immers hét belangrijkste uitgangspunt van de verlening van bijzondere bijstand, en bij uitstek het instrument voor het gericht verstrekken van inkomensondersteuning aan chronisch zieken en gehandicapten.
Indiase operatieassistenten en risico’s voor patiënten |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bereid de bevindingen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg over de risico’s van Indiaas Operatiekamer (OK)-personeel in Nederlandse ziekenhuizen voorzien van uw reactie naar de Kamer te zenden?1 Zo ja, binnen welke termijn kunnen deze tegemoet worden gezien?
Ik ben daartoe bereid. De bevindingen van de Inspectie verwacht ik in het voorjaar van 2012 naar de Tweede Kamer te kunnen sturen, inclusief een reactie van mijn kant.
Bent u bereid met de Nederlandse ziekenhuizen in contact te treden en af te spreken dat er geen nieuw OK-personeel meer uit India wordt geworven gezien de positieve effecten van het Fonds Ziekenhuisopleidingen?1 Zo nee, waarom niet?
In 2010 heb ik het Fonds Ziekenhuisopleidingen opgesteld in nauwe samenwerking met de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra. Sinds 2011 krijgen ziekenhuizen een subsidie naar rato van het aantal mensen dat opgeleid wordt. Uit de eerste gegevens blijkt dat de instroom in opleidingen voor operatie-assistenten inmiddels gestegen is ten opzichte van de voorgaande jaren. Samen met veldpartijen worden de effecten van het fonds gemonitord. Het is de bedoeling om tot regionale ramingen te komen, zodat de regionale opleidingsinspanningen daarop afgestemd kunnen worden.
Gegeven de positieve ontwikkelingen rond het Fonds Ziekenhuisopleidingen zal het tijdelijk werven van operatie-assistenten uit bijvoorbeeld India veel minder aan de orde zijn. Mocht dergelijke werving desondanks plaatsvinden, dan is het van belang dat werkgevers handelen in overeenstemming met de WHO-gedragscode over het ethisch werven van zorgpersoneel buiten de EU. Bij de werving van Indiase operatie-assistenten gaat het echter om tijdelijke plaatsen voor mensen die hier extra ervaring opdoen en deze meenemen naar hun eigen land. Daar ben ik niet principieel op tegen, maar het moet wel voldoen aan kwaliteitseisen.
Het bericht dat de thuiszorg goedkoper kan |
|
Renske Leijten |
|
Kunt u aangeven waarom u zo verbaasd was over het bericht dat de thuiszorg met één persoon «door alle regels en financieringsstructuren heen» goed functioneert?1
De minister en ik zetten ons in voor betere zorg in de buurt. Ik ben niet verbaasd, maar optimistisch over het feit dat de wijkverpleegkundige hierin zo’n duidelijke rol kan spelen en dat dit zo enthousiast wordt opgepakt.
Erkent u dat het woud aan regels is ontstaan tijdens het liberaliseren van de thuiszorg, waarbij productbeschrijvingen door de Nederlandse Zorgautoriteit gemaakt zijn om goed te kunnen «vergelijken» en «concurreren»?2
Neen. In het verleden is een stap gemaakt van aanbodgerichte sturing naar vraagsturing. De zorgkantoren kopen thuiszorg in die kwalitatief en qua prijs goed is. Productbeschrijvingen helpen de zorgkantoren om tot goede afspraken met zorginstellingen te komen.
Erkent u dat de wens om de zorg in producten en productafspraken te organiseren onder andere door de VVD is aangezwengeld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Neen. De in het verleden genomen beslissingen zijn genomen door verschillende kabinetten in verschillende samenstelling. Deze kabinetsbesluiten konden steeds op parlementaire meerderheden rekenen van meerdere partijen.
Erkent u tevens dat het denken in producten in de thuiszorg ertoe heeft geleid dat er in functies is geknipt en dat er niet «één Conny kan komen», zoals de heer Constant van Schelven in Buitenhof erkende?3
Zie antwoord vraag 2.
Hoe oordeelt u met terugwerkende kracht op het spotje waarin de SP aandacht vroeg voor het feit dat mensen steeds meer mensen over de vloer krijgen en steeds vaker een onbekende? Kunt u ook in gaan op de reacties van andere partijen, zoals de VVD en het CDA, op dat spotje? Zo neen, waarom niet?4 5
Over dit spotje zijn destijds door diverse personen en partijen duidelijke oordelen gegeven. Deze laat ik graag aan hen. Ik zie dat er in de thuiszorg in toenemende mate steeds meer op de behoefte van de cliënt wordt ingespeeld, en dat wij daarvoor waardering moeten tonen.
Hoe gaat u de productdifferentiatie afschaffen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben niet voornemens productdifferentiatie af te schaffen. Wel worden de volgende maatregelen genomen. Allereerst is er het experiment regelarme instellingen, waarin ik het veld heb opgeroepen om regels die hen hinderen om kwaliteit en doelmatigheid te realiseren te melden, en voorstellen te doen voor experimenten. Hiervan heeft het veld nadrukkelijk gebruik gemaakt. Ook is in het regeer- en gedoogakkoord opgenomen dat in de langdurige zorg de overstap gemaakt zal worden van bekostiging van handelingen naar resultaatfinanciering.
Hoe voorkomt u herinvoering van de productdifferentiatie wanneer zorgverzekeraars de AWBZ (dus ook de thuiszorg) gaan uitvoeren voor hun individuele verzekerden? Hoe voorkomt u een extra bureaucratische laag? Kunt u uw antwoord toelichten?6
De uitvoering van de AWBZ door zorgverzekeraars voor eigen verzekerden leidt mijns inziens niet tot een extra bureaucratische laag. De aanpak van bureaucratie is voor mij een belangrijk punt. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Bent u gecharmeerd van de wijkzuster omdat zij goedkoper is, of omdat zij meer menselijke zorg verleent? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het werk dat de wijkverpleegkundige verricht en de meerwaarde die het met zich meebrengt belangrijk. Iedereen is positief over deze manier van werken, zowel de cliënt, de professional als de andere (zorg)organisaties in de wijk. Met een betere samenhang en samenwerking zal de zorg in de buurt verbeteren. Dat is wat ik belangrijk vind.
Erkent u het failliet van het productdenken in de thuiszorg en het afrekenen per handeling? Zo ja, hoe gaat u definitief breken met het productdenken? Zo neen, waarom niet?
In het antwoord op vraag 2 heb ik de achtergrond van de beslissingen in het verleden toegelicht, en in het antwoord op vraag 6 en 7 heb ik aangegeven hoe in de administratieve lasten in de langdurige zorg zal aanpakken.
Het bericht dat ZZP’ers genegeerd worden door zorgkantoren en over de gevolgen van de PGB-maatregelen voor de mensen die inkomen hebben uit het PGB |
|
Renske Leijten |
|
Hoe kan het dat zorgkantoren de Zelfstandige Zonder Personeel (ZZP’ers) in de zorg negeren bij de zorginkoop voor 2012?1
Het proces van de eerste contracteerronde 2012 loopt nog tot 1 november 2011. De eerste contracteerronde is vooral gericht op instellingen en de inkoopcriteria zijn nog niet toegesneden op zelfstandige zorgverleners. Indien er sprake is van afwijzing, dan komt dit omdat de organisatie niet voldoet aan de inkoopcriteria die het zorgkantoor heeft opgesteld. Dit kunnen zowel procesmatige, kwaliteits- als zorginhoudelijke criteria zijn.
Daarbij dient bedacht te worden dat het zorgkantoor geen contracteerplicht heeft en dus een keuze maakt uit de zorgaanbieders die in 2012 zorg zouden willen gaan leveren.
Erkent u dat u zelf de suggestie heeft gewekt dat de zorgkantoren bij hun inkoop voor 2012 ZZP’ers zou contracteren? Kunt u uw antwoord toelichten?2
De contractering van zelfstandige zorgverleners wordt met ingang van 2012 mogelijk. De inkoopcriteria die tot en met 2011 gelden zijn toegesneden op instellingen. Deze kunnen belemmerend werken voor de contractering van zelfstandige zorgverleners. Tegen deze achtergrond is overleg gestart met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) om na te gaan hoe deze criteria spoedig kunnen worden aangepast. Een van de activiteiten in dit kader is een pilot die door de concessiehouder UVIT wordt opgezet met betrekking tot de contractering van zelfstandige zorgverleners. De ervaringen die daarmee worden opgedaan, zullen gebruikt worden om het contracteringsproces voor zowel het zorgkantoor als de zorgverlener zo eenvoudig en duidelijk mogelijk te laten verlopen. Ik zal mij inspannen om in overleg met ZN te bezien op welke wijze deze criteria een rol kunnen spelen bij de aanvullende contractering 2012, zodat nog in 2012 contractering van zelfstandige zorgverleners zal plaatsvinden. Voor het inkoopproces 2013 kunnen de zelfstandige zorgverleners dan volledig meedoen.
Herkent u de uitspraak dat zelfstandigen worden afgewezen op «pietluttige» punten? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u ervoor zorgen dat zelfstandigen niet op pietluttige punten worden afgewezen bij de zorginkoop?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze zullen de zorgverzekeraars zelfstandigen gaan contracteren voor AWBZ-zorg?3
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de vakbonden en de vereniging voor zelfstandigen in de zorg te consulteren alvorens u de uitvoering van de AWBZ door zorgverzekeraars invoert? Zo neen, waarom niet? Zo ja, waar is dat tot nu toe nog niet gebeurd?
Al geruime tijd is er overleg tussen mijn ministerie en (zowel afzonderlijk als gezamenlijk) vertegenwoordigers van zelfstandigen over de verlening van AWBZ-thuiszorg in natura door zelfstandig zorgverleners. Dat overleg wordt ook tijdens de pilot van UVIT voortgezet, waarbij deze vertegenwoordigers als klankbordgroep worden geconsulteerd.
Op welke wijze zal de € 50 miljoen extra in voor de zorgkantoren, in het kader van de PGB-maatregelen, worden ingezet? Garandeert u dat hiervoor enkel zelfstandigen of betaalde mantelzorgers worden «ingekocht»? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat doen?4
In de aanwijzing over de contracteerruimte AWBZ 2012 aan de NZa, die ik u in het kader van de voorhangsprocedure op 23 september jl. heb toegezonden, is aangegeven dat naast de € 50 miljoen voor zorg in natura aanvullend € 50 miljoen beschikbaar is voor de vergoedingsregeling. Die is voor extramurale zorgverlening aan nieuwe cliënten, die in 2012 geen beroep kunnen doen op de pgb-regeling en voor wie het zorgkantoor geen passende naturazorg kan regelen.
De gelden voor zorg in natura zullen niet geoormerkt worden toegevoegd aan de contracteerruimte van waaruit zorgkantoren afspraken maken met zorgaanbieders en/of zelfstandigen zonder personeel. Dat zijn de enige contractpartijen waarmee het zorgkantoor vanuit de contracteerruimte afspraken kan maken. Dus daarmee is het niet mogelijk om mantelzorgers te betalen en dat is ook nooit mijn bedoeling geweest. In mijn pgb-brief van 15 september jl. (TK, vergaderjaar 2010–2011, 25 657, nr. 84 heb ik aangekondigd om vanaf 1 januari 2012 een vergoedingsregeling persoonlijke verzorging te starten waar cliënten met een substantiële zorgvraag – onder bepaalde voorwaarden – een beroep op kunnen doen, mits het zorgkantoor de benodigde zorg niet beschikbaar heeft. Op basis van deze vergoedingsregeling is het eventueel wel mogelijk om mensen in de directe nabijheid te betalen. In mijn pgb-vervolgbrief die ik u op uiterlijk 1 november 2011 heb toegezegd zal ik deze vergoedingsregeling verder uitwerken.
Ik kies niet voor het oormerken van gelden voor zzp-ers, omdat ik zorgkantoren de beleidsvrijheid wil laten behouden om op basis van de zorgvraag in de regio afspraken te maken.
Hoeveel mensen die nu via een PGB inkomen verwerven zullen dat verliezen in de komende jaren? Om hoeveel arbeidsjaren gaat dat?5
Deze informatie is niet bekend en op basis van de beschikbare gegevens niet te berekenen. Dit vraagt om integrale gegevens over onder meer hoe en bij wie de verschillende cliëntgroepen met een pgb hun zorg inkopen. Daarnaast is ook inzicht nodig in hoe gemeenten hun compensatieplicht voor de functie begeleiding gaan invullen en de wijze waarop zorgkantoren zzp-ers zullen contracteren die nu nog rechtstreeks uit het pgb worden betaald.
Is het waar dat mensen die hebben gewerkt voor mensen met een PGB, waarbij er geen sprake was van een arbeidscontract, geen recht hebben op ww en bijstand omdat zij niet als werkzaam geregistreerd waren? Bent u bereid de rechtspositie van mensen die inkomen verwerven uit een PGB en dat in de toekomst niet meer kunnen doen, op een rij te zetten? Zo neen, waarom niet?
Zorgverleners die hebben gewerkt voor mensen met een pgb op basis van een arbeidscontract voor minder dan 4 dagen per week en een overeenkomst van opdracht (zoals bij freelancers en familieleden tot de tweede graad), hebben geen recht op een ww-uitkering. Zij zijn namelijk niet verplicht verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Alleen zorgverleners die op basis van een arbeidsovereenkomst op meer dan 3 dagen per week hebben gewerkt voor mensen met een pgb, zijn verzekerd voor de werknemersverzekeringen en hebben recht op een ww-uitkering. De Wet werk en bijstand op grond waarvan een bijstandsuitkering kan worden aangevraagd, is een sociale voorziening, waarvoor in tegenstelling tot de werknemersverzekeringen geen premies door de verzekerde en/of zijn werkgever verschuldigd zijn. De sociale voorzieningen worden uit de algemene middelen van het Rijk gefinancierd. Het recht op een bijstandsuitkering op grond van de Wet werk en bijstand is daarom niet afhankelijk van het soort overeenkomst dat de betreffende pgb-zorgverlener had, maar wordt onder andere bepaald door het feit of iemand al dan niet in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien.
Hoeveel mensen verliezen per 1 januari 2012 hun PGB?
Als gevolg van de pgb-maatregelen, zoals aangekondigd in mijn programmabrief over de langdurige zorg van 1 juni jl. (TK, vergaderjaar 2010–2011, 30 597, nr. 186), verliest niemand in 2012 zijn pgb.
Erkent u dat het CDA-filmpje leidt tot nieuwe onrust? Kunt u uw antwoord toelichten?2
In dit filmpje heb ik beoogd aan te geven dat de vergoedingsregeling is bedoeld voor mensen die een zorgvraag hebben die niet via de pgb-regeling of in natura geëffectueerd kan worden. Zoals bij antwoord 9 aangegeven verliest op 1 januari 2012 niemand van de huidige mensen met een pgb deze als gevolg van de pgb-plannen. De vergoedingsregeling is bedoeld voor cliënten met een substantiële zorgvraag en waarvoor het zorgkantoor nog niet de juiste zorg kan contracteren. Dit is verder toegelicht in mijn pgb-brief van 15 september 2011 (TK, vergaderjaar 2011–2012, 25 657, nr. 84.
Het van start gaan van SOS Arts |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het initiatief SOS Arts van start kan na een positieve beslissing van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)? Bent u verheugd dat het initiatief waar u als Kamerlid altijd nadrukkelijk uw naam aan heeft verbonden nu ruim baan krijgt? Wilt u uw antwoord toelichten?1
Ik ben van mening dat meer innovatieve initiatieven, die mogelijk kunnen bijdragen aan het bevorderen van de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van de zorg en patiënten meer keuzemogelijkheden bieden, een kans moeten krijgen. Het zou voor nieuwe toetreders makkelijker moeten zijn om aan te tonen of zij een toegevoegde waarde hebben. Ik ben inderdaad verheugd over de beschrijving van deze nieuwe zorgprestatie door de NZa. Deze prestatie maakt het mogelijk voor nieuwe toetreders om zich op de zorgmarkt te bewijzen.
Wat is uw reactie op de uitspraken van de initiatiefnemer van SOS Arts, de heer, die vermoedt dat u een grote rol heeft gespeeld bij de beslissing van de NZa die door SOS Arts in de vorige kabinetsperiode nog werd beticht van gesjoemel en geschuif? Vindt u het wenselijk dat de heer de indruk wekt dat een minister zich schuldig maakt aan cliëntelisme? Wilt u uw antwoord toelichten?2 3
De initiatiefnemer van SOS Arts is verantwoordelijk voor zijn eigen uitspraken.
Ik ben van mening dat innovatie in het zorgstelsel noodzakelijk is. Innovaties kunnen bijdragen aan bevordering van de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van de zorg. Het biedt patiënten meer keuzemogelijkheden en het daagt zorgaanbieders uit hun zorgaanbod aan te passen. Ik zie het besluit van de NZa binnen deze context.
Waarom verkiest u een commercieel initiatief te steunen in plaats van te investeren in de bereikbaarheid van de huisartsenzorg? Zijn uw voorstellen voor een structurele tariefkorting van € 132 miljoen op de huisartsen wellicht ingegeven door uw wens om ruim baan te geven aan de commercie? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik wil ruimte geven aan vernieuwing en verbetering van de zorg. Daarom geef ik bijvoorbeeld ruimte aan een initiatief als de SOS Arts. De bereikbaarheid van huisartsenzorg staat ook hoog op mijn agenda. Ik benadruk dat ook keer op keer. Ik vind ook niet dat ruimte voor zorgvernieuwing en de verbetering van de bereikbaarheid elkaar uitsluiten. Integendeel, zorgvernieuwing zoals bijvoorbeeld meer en sneller gebruik van e-health toepassingen kunnen bijdragen aan een betere bereikbaarheid van de huisartsenzorg.
De tariefkorting staat hier volledig los van. Ik leg de tariefmaatregel op, omdat er geen financiële ruimte is om de extra uitgaven die zijn gedaan, bovenop de reeds toegekende groei, te accommoderen. De rekening die dit oplevert verdeel ik over de sector en de burger omdat ik van mening ben dat het geheel neerleggen van de rekening bij de burger te gemakkelijk is.
Is het waar dat de zorg op afroep die SOS Arts wil gaan bieden niet aangemerkt mag worden als huisartsenzorg? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is uw oordeel over het feit dat SOS Arts bij monde van Bob Smalhout nog altijd werft onder de slogan «De huisarts komt weer bij u thuis, als u het wilt!»? Deelt u de mening dat hier sprake is van misleiding van de patiënt? Zo ja, op welke wijze grijpt u in? Zo nee, waarom niet?4
«Zorg op afroep van een patiënt» valt in het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw) niet onder «geneeskundige zorg zoals huisartsen die plegen te bieden». Alleen als het gaat om zorg zoals huisartsen die plegen te bieden, kan (op grond van artikel 2.4 van het Besluit zorgverzekering) vergoeding daarvan ten laste van de Zvw plaatsvinden. Dit is in lijn met het standpunt hierover van het College voor Zorgverzekeringen. Zorg zoals huisartsen plegen te bieden in Nederland is persoonsgericht, integraal en continu. De prestatie zorg op afroep daarentegen eindigt onmiddellijk nadat de zorgvraag is afgehandeld, dan wel wanneer de zorgaanbieder vaststelt dat nader onderzoek nodig is.
Indien sprake is van acute huisartsenzorg hanteren artsen een medisch triage-systeem om de mate van zorgurgentie te bepalen en een adequate zorgvorm te kiezen. Deze is de zorg die huisartsen plegen te bieden in acute zorgsituaties en valt onder de Zvw. Zorg die andere urgentienormen hanteert valt niet onder de dekking van de Zvw.
Wat is uw oordeel over het feit dat SOS Arts het voormalige alarmnummer 0611 gebruikt, de voorganger van 112? Deelt u de mening dat dit tot verwarring kan leiden bij mensen en daarmee gevaar kan opleveren? Zo nee, waarom niet?
Het telefoonnummer dat SOS Arts gaat gebruiken is mij niet bekend. Mocht dit het voormalig alarmnummer 0611 betreffen dan heb ik daar geen bezwaar tegen. Dit is een nummer dat al jaren niet meer als algemeen alarmnummer wordt gebruikt. Overigens verwacht ik van SOS Arts dat bij een telefonische oproep duidelijke voorlichting wordt gegeven over hun dienstverlening en de kosten daarvan. De transparantie naar de cliënt over de zorg die wordt verleend vind ik uitermate belangrijk.
Waarom neemt u SOS Arts niet op in het basispakket van de zorgverzekering, als u het zo’n lovenswaardige zorginnovatie vindt? Wilt u uw antwoord toelichten?
In mijn antwoord op vraag 4 heb ik aangegeven waarom «zorg op afroep van de patiënt» niet begrepen is onder geneeskundige zorg zoals huisartsen die plegen te bieden. Dat is dan ook de verklaring voor het besluit om deze zorg niet in het basispakket is op te nemen.
Deelt u de mening dat, aangezien SOS Arts in de aanvullende verzekering komt, een financiële tweedeling kan ontstaan tussen mensen die wel een aanvullende verzekering kunnen betalen en zij die zich slechts een basisverzekering kunnen veroorloven? Deelt u de mening dat de beschikbaarheid van «zorg op afroep» toegankelijk moet zijn ongeacht het inkomen en niet mag verworden tot elitezorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
In de Zvw is de geneeskundige zorg zoals huisartsen die plegen te bieden adequaat geregeld. De verzekerde kan daardoor de zorg krijgen die gegeven zijn situatie noodzakelijk is. Indien huisbezoek medisch noodzakelijk is, kan dat ook aan de verzekerde worden geboden. De huisarts van betrokkene stelt in het algemeen de medische noodzaak vast. Dat is een effectief en efficiënt systeem dat recht doet aan de situatie van de verzekerde. Niettemin kan ik mij voorstellen dat burgers er in sommige situaties de voorkeur aan geven dat, ook al is er geen vastgestelde medische noodzaak, een arts hen thuis bezoekt. Dat is ieders vrije keuze. SOS Arts voorziet in die behoefte. De Zvw gaat echter over medisch noodzakelijke zorg. Die is ook geborgd. Ik zie dan ook niet in dat het feit dat de SOS Arts een prijs voor zijn diensten mag vragen, leidt tot een tweedeling. Het gaat niet om zorg die voor iedereen beschikbaar móet zijn.
Herinnert u zich het antwoord van uw voorganger, de heer Klink, op eerdere vragen, waarin hij erkende dat op grond van de aangenomen motie Marijnissen het verboden is om patiënten voorrang te geven op grond van andere dan strikt medische criteria? Volgt u deze lijn? Zo ja, hoe ziet u in dit licht de opname van SOS Arts in het aanvullende pakket in plaats van de basisverzekering, gelet op het feit dat sommige mensen zich slechts een basisverzekering kunnen veroorloven?5
Ja, dat antwoord herinner ik me. Ik ben van mening dat iedereen een eigen verantwoordelijkheid heeft voor het inschakelen van medische zorg en een eigen afweging kan maken om wel of niet gebruik te maken van SOS Arts, ook met betrekking tot het kostenaspect. Zie ook mijn antwoord op vraag 7. De reguliere medisch noodzakelijke zorg is en blijft voor iedere Nederlander geborgd. Er is dus geen sprake van voorrang op grond van een andere dan een medische indicatie.
Op welke wijze houdt de Inspectie voor de Gezondheidszorg toezicht op de activiteiten van SOS Arts? Wilt u uw antwoord toelichten?
Voor de IGZ is toezicht op SOS Arts een nieuw fenomeen. Het toezicht zal zich in eerste instantie richten op hoe de aanbieder het begrip verantwoorde en veilige zorg invult. U kunt hierbij denken aan onderwerpen als triage, medicatieoverdracht, voorschrijfbeleid, dossiervorming etc.
De inspectie zal daarbij vigerende veldnormen gebruiken ter toetsing.
Herinnert u zich uw antwoord op eerdere vragen waarin u beweerde dat SOS Arts de keuzevrijheid van de patiënt vergroot? Hoe kunt u spreken van keuzevrijheid indien dit alleen geldt voor mensen die zich een aanvullende verzekering en/of extra betalingen kunnen veroorloven? Wilt u uw antwoord toelichten?6
Ja, dat herinner ik me. Ik blijf van mening dat nieuwe toetreders de patiënt meer keuzemogelijkheid kunnen bieden en zittende zorgaanbieders, bijvoorbeeld in de eerste lijn, kunnen stimuleren hun patiëntenzorg beter te organiseren.
Ook ben ik van mening dat de toetreding van nieuwe zorgaanbieders zoals SOS Arts niet noodzakelijkerwijs leidt tot ongelijke of verminderde toegang tot zorg. Mocht het zo zijn dat de toegang tot de zorg door de toetreding van nieuwe aanbieders toch afneemt, kan de NZa hier tegen optreden.
Wilt u toelichten wat de SOS Arts toevoegt aan het bestaande zorgaanbod? Hoe rijmt u uw wens om de zorgkosten te beperken met het door u propageren en faciliteren van commerciële avonturen in de gezondheidszorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik heb al eerder aangegeven ruimte te willen geven aan vernieuwing en verbetering van de zorg. Ik vind het van belang dat er in de eerstelijnszorg voldoende dynamiek bestaat en dat er ruimte is voor nieuwe toetreders. Nieuwe toetreders vergroten de keuzemogelijkheden van patiënten.
Zoals al eerder aangegeven kan ik me voorstellen dat burgers er in sommige situaties de voorkeur aan geven dat, ook al is er geen vastgestelde medische noodzaak, een arts hen thuis bezoekt. Dat is ieders vrije keuze. SOS Arts voorziet in die behoefte.
Of het nieuwe aanbod een meerwaarde heeft zal vanzelf blijken. Zo niet, dan zal SOS Arts het niet redden. Ruimte voor zorgvernieuwing en het beperken van de zorgkosten sluiten elkaar niet uit. Integendeel, de geschiedenis leert dat zorg beter en goedkoper kan worden geleverd. Dat is waarop het kabinetsbeleid is gericht om de stijgende zorgkosten te dempen.
Wilt u volhouden dat de toetreding van commerciële zorgavonturiers de huisartsen prikkelt om hun dienstverlening te verbeteren wanneer u de commerciële nieuwkomers ruim baan geeft en voortrekt, terwijl u de bestaande huisartsen treft met tariefkortingen? Wilt u uw antwoord toelichten?6
Nieuwe initiatieven kunnen de dienstverlening van huidige zorgaanbieders verbeteren. Van voortrekken is geen sprake. SOS Arts zal zichzelf als nieuwe toetreder moeten bewijzen. Of het nieuwe aanbod meerwaarde heeft zal moeten blijken. Overigens investeert de initiatiefnemer in de eigen onderneming en ontvangt geen financiële bijdrage van de overheid in de vorm van een basisvergoeding voor te leveren diensten, zoals bijvoorbeeld huisartsen die ontvangen in de vorm van een inschrijftarief voor iedere ingeschreven patiënt.
De tariefmaatregel staat hier volledig los van. Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 3.
De financiële problemen van Zonnehuizen |
|
Nine Kooiman , Renske Leijten |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Zorgconcern balanceert op de rand van de afgrond»?1 Deelt u de mening dat dit een zorgwekkende ontwikkeling is? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zoals blijkt uit het aangehaalde krantenartikel verkeert Stichting Zonnehuizen in financiële moeilijkheden, en is er sprake van aanzienlijke exploitatieverliezen over 2010 en 2011. Voor de gevraagde toelichting verwijs ik u naar de brief die ik, op basis van een verzoek uit de regeling van werkzaamheden van 21 september 2011, gelijktijdig met het antwoord op onderhavige vragen aan de Tweede Kamer stuur.
Was u op de hoogte van de financiële problemen van Zonnehuizen? Zo ja, hoe lang?
Op 7 maart 2011 ontving ik een brief van het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) over de zeer kwetsbare vermogenspositie van Stichting Zonnehuizen voortvloeiend uit het feit dat Stichting Zonnehuizen over 2010 een fors exploitatietekort zou hebben. Het WFZ informeerde mij, omdat Stichting Zonnehuizen beschikt over in het verleden afgegeven rijksgaranties op aangegane verplichtingen. Het WFZ voert sinds 2003 namens VWS werkzaamheden uit die verband houden met in het verleden verstrekte garanties.
Hoe is het mogelijk dat jarenlang klachten van personeel, zorgbehoevenden en ouders zijn genegeerd? Wat is de rol van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) hierin? Wilt u uw antwoord toelichten?2
In het kader van zowel het op gezondheidsrisico’s gebaseerde Gefaseerde Toezicht (GT), het Thematisch Toezicht (TT) alsmede het Incidententoezicht (IT), heeft de IGZ in de afgelopen jaren inspectiebezoeken gebracht aan verschillende locaties van Zonnehuizen. Bij dergelijke bezoeken spreekt de inspectie altijd met cliënten, cliëntvertegenwoordigers en medewerkers. Hun informatie is van groot belang bij het beoordelen van de kwaliteit van zorg. Naar aanleiding van de resultaten van het uitgevoerde toezicht heeft de inspectie begin april 2011 de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht ter verantwoording geroepen over de op onderdelen tekortschietende zorg en bepaalde onveilige situaties. Mede daardoor zijn de Raad van Toezicht en de Raad van Bestuur opgestapt. Ook op dit punt gaat de eerder genoemde brief nader in.
Erkent u dat de interne klachtenregeling in de zorg faalt? Deelt u de mening dat deze affaire de noodzaak van het SP-voorstel van een onafhankelijke, externe klokkenluidersregeling voor zorgpersoneel onderstreept? Zo nee, waarom niet?
Een goede interne klachtenprocedure acht ik van groot belang. Verschillende onderzoeken3 naar de werking van het klachtrecht in de zorg laten zien dat cliënten hoge drempels ervaren voor het indienen van klachten, weinig waarborgen zien voor de onafhankelijkheid van de beoordeling ervan en te vaak niet tevreden zijn met de uitkomsten van de klachtenbehandeling. Om deze reden zijn in het wetsvoorstel Wet cliëntenrechten zorg (Wcz), dat in uw kamer ter behandeling ligt, belangrijke verbeteringen aangebracht in het klachtrecht, zodat het klachtrecht effectiever en laagdrempeliger wordt. Als de interne klachtenregeling in een zorginstelling faalt krijgen mensen, conform dit wetsvoorstel, de mogelijkheid hun klacht voor te leggen aan een externe geschilleninstantie. Naast een goede klachtenafhandeling is het van belang dat medewerkers misstanden kunnen melden. Misstanden kunnen op dit moment al gemeld worden bij de IGZ. Hiernaast bestaat er voor zorgaanbieders die zijn aangesloten bij de grote brancheorganisaties (Stichting Zonnehuizen is aangesloten bij twee grote brancheverenigingen, te weten: GGZ Nederland en VGN) de verplichting om te voldoen aan de zorgbrede governancecode die o.a. ook een klokkenluidersregeling voorschrijft. Hierdoor is het melden van misstanden naar mijn mening voldoende geborgd.
Wat gaat u doen voor de gedupeerde kinderen en ouders die zagen dat hun 9, 10 jarige kinderen door ongekwalificeerd personeel een prikpil kregen, opgesloten en ondervoed werden? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 heeft de IGZ de afgelopen jaren regelmatig bezoeken gebracht aan Stichting Zonnehuizen omdat sprake was van tekortschietende zorg en bepaalde onveilige situaties. De IGZ spreekt in dat kader altijd met cliënten, cliëntvertegenwoordigers en medewerkers. Bij de IGZ zijn de specifieke voorvallen waarnaar in de vraagstelling wordt verwezen echter niet gemeld.
Stichting Zonnehuizen verzekert mij dat er geen sprake is (geweest) van ongekwalificeerd personeel dat een prikpil zou hebben toegediend bij cliënten. Ook is er geen sprake van opsluiting of ondervoeding van cliënten.
Wel is er, volgens Stichting Zonnehuizen, sprake van geruchtenvorming rondom de verpleging, verzorging en huisvesting van in dit geval jonge kinderen. In dergelijke gevallen is contact opgenomen met de ouders of wettelijke vertegenwoordigers. Formele klachten hierover zijn bij de daartoe geëigende kanalen niet bekend, aldus Stichting Zonnehuizen.
Op welke wijze gaat u het verdwenen zorggeld van 20 miljoen euro terugvorderen? Bent u bereid aangifte te doen bij de FIOD? Zo nee, waarom niet?
Aangifte bij de FIOD is aan de orde bij (vermoedens van) fraude of belastingontduiking. Daarvoor heb ik op dit moment geen aanwijzingen. Bij Stichting Zonnehuizen is sprake van een ander probleem, namelijk van exploitatieverliezen. De instelling heeft meer uitgegeven dan er binnenkwam.
De Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht zijn verantwoordelijk voor de exploitatie. Eerder dit jaar zijn de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht opgestapt en zijn een nieuwe Raad van Bestuur en een nieuwe raad van Toezicht aangetreden.
Bij banken, zorgverzekeraars en zorgkantoren gaan waarschuwingslampen branden op het moment dat er sprake is van opeenvolgende jaren met exploitatietekorten of van een negatief eigen vermogen. Genoemde partijen komen vervolgens in actie om hun belangen te beschermen en eisen van de instelling maatregelen om de exploitatie te verbeteren. Precies dat is nu bij Stichting Zonnehuizen aan de orde.
Waarom kiest u voor het verder op afstand zetten van de controlerende overheid, waardoor u ruim baan biedt aan fraudeurs en zakkenvullende «ondernemers» in de zorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
Aan zorgaanbieders (en verzekeraars) wordt steeds meer ruimte geboden om hun verantwoordelijkheid voor vraaggestuurde zorg vorm te geven. Van het op afstand zetten van de controlerende overheid is evenwel geen sprake. De IGZ ziet toe op het leveren van verantwoorde zorg, de NZa ziet erop toe dat zorgkantoren en zorgverzekeraars hun zorgplicht waarmaken en kunnen laten zien dat de premiegelden rechtmatig en doelmatig worden aangewend. In het wetsvoorstel Wcz wordt goed bestuur aangescherpt, onder andere door het toekennen van meer bevoegdheden aan de Raad van Toezicht. In het wetsvoorstel Wet normering topinkomens wordt overigens ook het inkomen van nieuwe zorgbestuurders aan een maximum gebonden.
Wat is uw reactie op het feit dat een accountant in 2009 al aankaartte dat er financiële problemen waren, waarop het bestuur niet ingreep? Hoe verklaart u dit, en hoe is dit in de toekomst te voorkomen? Wilt u uw antwoord toelichten?
De op 31 mei 2010 gedateerde accountantsverklaring bij het jaarverslag over 2009 rept niet over financiële problemen. Wel heeft de accountant op een andere manier gewaarschuwd. Die waarschuwing is besproken in de Raad van Toezicht, zo laat Stichting Zonnehuizen weten. Zoals aangegeven zijn de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht begin 2011 opgestapt.
Voor de toekomst geldt het systeem van de brief «Waarborgen voor continuïteit van zorg» van 27 april 2011. Daarin wordt een systeem van «early warning» voorgesteld waarbij een zorgverzekeraar of zorgkantoor verplicht is om in zijn contracten met zorgaanbieders op te nemen dat zij financiële problemen moeten melden, waarna het zorgkantoor of de zorgverzekeraar de NZa kan informeren.
Zou een faillissement van de Zonnehuizen schadelijk zijn voor de continuïteit van zorg van de bewoners? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u de continuïteit van de zorg waarborgen?
In de al eerder genoemde, tegelijk meegestuurde, brief ga ik uitgebreid in op continuïteit van zorg. Kortheidshalve verwijs ik u daarnaar.
Wat zijn de gevolgen van het ontslag van 400 medewerkers voor de kwaliteit van zorg? Is de IGZ betrokken bij de sanering in relatie tot de kwaliteit van zorg? Zo neen waarom niet?3
Door aangekondigde en onaangekondigde bezoeken houdt de IGZ ook nu de vinger nadrukkelijk aan de pols. Financiële moeilijkheden en ontslag van medewerkers vormen immers een risico voor de kwaliteit van zorg.
Deelt u de mening van de heer Van Otterloo dat bestuurders kunnen spelen met collectieve gelden en zich niet bewust hoeven te zijn van de consequenties van hun gedrag? Wilt u uw antwoord toelichten?2
De mening van de heer Van Otterloo deel ik niet. Bestuurders dienen zich wel degelijk bewust te zijn van de consequenties van hun beslissingen en hebben een verantwoordelijkheid tegenover de instelling voor het zo goed mogelijk besteden van de beschikbare middelen. Hierbij worden zij gecontroleerd door de Raad van Toezicht en kunnen de OR en de cliëntenraad medezeggenschap uitoefenen. Bestuurders die bij een zorginstelling niet goed functioneren kunnen geschorst of ontslagen worden door de Raad van Toezicht. Raden van Toezicht behoren in te grijpen wanneer dit nodig is.
Vindt u het niet treurig dat de IGZ als enige positieve, de goed onderhouden kantoren van het management aantrof?Welke maatregelen gaat u treffen om de bevoorrechte positie van bestuurders te korten? Wilt u uw antwoord toelichten?2
De IGZ heeft inderdaad geconstateerd dat er sprake was van ernstig achterstallig onderhoud in enkele woongedeeltes, terwijl de kantoren er wel goed onderhouden uitzagen. Dit heeft mij verbaasd. Een en ander is het gevolg geweest van een verkeerde prioritering van de toenmalige bestuurder. Inmiddels zijn gelukkig passende maatregelen genomen waardoor het achterstallige onderhoud is weggewerkt en kinderen zijn ondergebracht in andere, veilige woongebouwen.
Wat is de vertrekbonus geweest voor de bestuurder van de Raad van Toezicht?
Stichting Zonnehuizen informeert mij als volgt. Met de voormalige Raad van Bestuur is een schadevergoeding wegens voortijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst overeengekomen conform de bepalingen in de arbeidsovereenkomst. Deze bepalingen zijn gerelateerd aan de toepassing van de kantonrechtersformule. De schadevergoeding is in de arbeidsovereenkomst echter gemaximeerd. Dit heeft erin geresulteerd dat de schadevergoeding lager is uitgevallen dan bij toepassing van de kantonrechtersformule het geval zou zijn geweest.
Een lid van de voormalige Raad van Toezicht heeft gedurende korte tijd de functie van interim-Raad van Bestuur bekleed. Bij diens vertrek zijn geen financiële afspraken gemaakt, er was ook geen sprake van een dienstverband.
Erkent u dat het vergroten van de bedrijfsrisico’s de concurrentie en het risico van vastgoed zal leiden tot meer faillissementen in de zorg? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wordt de zorg beter van deze kapitaalvernietiging?
Het vergroten van bedrijfsrisico’s de concurrentie en het risico van vastgoed leidt zeker niet noodzakelijkerwijs tot meer faillissementen in de zorg. Ik verwacht juist dat stakeholders hun belangen nadrukkelijker in de gaten zullen houden en eerder dan in het verleden aan de bel trekken en om aanpassing van de exploitatie vragen om op die manier een faillissement te voorkomen. Bij een eventueel faillissement is evenmin noodzakelijkerwijs sprake van kapitaalvernietiging omdat in veel gevallen sprake zal zijn van een doorstart waarbij de activa, waaronder het vastgoed, in gebruik blijven bij de nieuwe aanbieder.
Het aantrekken van Poolse werknemers in de zorg |
|
Renske Leijten , Paul Ulenbelt |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de werving van Poolse zorgmedewerkers voor Nederlandse patiënten?1
Zorgaanbieders zelf zijn primair verantwoordelijk voor hun personeelsbeleid. Mede om zoveel mogelijk te voorkomen dat tijdelijke oplossingen om het personeelsbestand aan te vullen noodzakelijk zijn, zoals het werven van buitenlandse arbeidskrachten, ondersteunt het kabinet zorgaanbieders op diverse wijzen op het terrein van de arbeidsmarkt. Hierover is uw Kamer onlangs geïnformeerd2. Het kabinet geeft er de voorkeur aan dat zorgaanbieders binnenlands personeel werven. Het kan echter noodzakelijk zijn om buitenlands personeel aan te trekken om aan de zorgvraag te voldoen.
Vindt u het wenselijk dat Poolse zorgmedewerkers worden geworven? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Vindt u het wenselijk dat Poolse zorgmedewerkers enerzijds voor iemand zorgen en anderzijds afhankelijk zijn van huisvesting van dezelfde persoon die zij verzorgen? Acht u het denkbaar dat hierdoor de risico’s op uitbuiting van de medewerker vergroot wordt? Acht u het denkbaar dat hierdoor grensoverschrijdend gedrag of uitbuiting door de zorgbehoevende minder snel zal worden gemeld door de medewerker? Kunt u uw antwoord toelichten?
De arbeidsmigranten zijn voor het vinden van adequate huisvesting primair zelf verantwoordelijk. De werkgevers die hen voor tijdelijk werk naar Nederland halen zijn moreel verantwoordelijk de arbeidsmigranten daarbij te ondersteunen. Een deel van de werkgevers doet dit ook, steeds meer en beter. Echter, een deel van het aantal werkzame arbeidsmigranten in Nederland werkt voor malafide uitzendbureaus en werkgevers. Arbeidsmigranten komen in dat geval vaak terecht in een netwerk van huisjesmelkers en uitbuiters. Voor maatregelen voor meer en betere huisvesting van arbeidsmigranten verwijs ik naar de brief van 14 april jl. van minister Kamp3.
Hoe oordeelt u over de arbeidsvoorwaarden voor de Poolse zorgmedewerker, die neerkomt op 24 uur per dag en 7 dagen in de week aanwezig en paraat zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor iedereen die in dienst is van een in Nederland gevestigd bedrijf gelden de arbeidsvoorwaarden zoals afgesproken in de cao.
Werknemers van buitenlandse dienstverleners die tijdelijk in Nederland gedetacheerd zijn hebben eveneens recht op de Nederlandse wettelijke arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. In aanvulling daarop hebben zij op grond van de Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid (Waga) recht op een «harde kern» van arbeidsvoorwaarden, voor zover die zijn opgenomen in de algemeen verbindend verklaarde cao in de betreffende sector. Onder de «harde kern» valt onder meer het cao-loon (betaald door de dienstverlener), vakantiedagen, rusttijden, maximale werktijden, regels en voorwaarden voor uitzendwerk, veiligheidsmaatregelen en gelijke behandeling.
Voor alle werknemers die in Nederland werken gelden de regels met betrekking tot rusttijden en maximale werktijden. Het is niet toegestaan om 24 uur per dag en 7 dagen in de week aanwezig en paraat te zijn.
In het najaar start de Arbeidsinspectie een pilot in de zorgsector naar naleving van de Wet arbeid vreemdelingen en de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, waarbij ook bemiddelingsbureaus gecontroleerd worden. Daarbij wordt ook gekeken naar de arbeidstijden.
Bent u van mening dat ook deze Poolse zorgmedewerkers onder de cao Verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg (VVT) vallen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de arbeidsinspectie op dit bedrijf af te sturen om de cao-naleving te toetsen?
Het is afhankelijk van de specifieke situatie of een zorgmedewerker onder de cao Verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg valt. Het is aan cao-partijen om hier een uitspraak over te doen. In geval er een cao van toepassing is, is het toetsen van de naleving van die cao in principe een zaak van sociale partners zelf. Cao-partijen kunnen bij de handhaving van de algemeen verbindend verklaarde cao de hulp inroepen van de Arbeidsinspectie, indien er sprake is van een gegrond vermoeden van niet naleving van de cao met het oog op een civiele rechtsvordering.
Zijn de Poolse verpleegkundigen Beroepen Individuele Gezondheidszorg (BIG)- geregistreerd? Zo ja, welke instantie is hier verantwoordelijk voor? Zo nee, bent u bereid de Inspectie voor de Gezondheidszorg de zorgsituatie te laten toetsen?
De meeste medewerkers van The Caring Crew leveren diensten zoals huishoudelijk werk en begeleiding. Daarvoor is geen BIG-registratie vereist. De Poolse medewerkers die voorbehouden handelingen verrichten zijn, wettelijk verplicht, BIG-geregistreerd. Het CIBG, een uitvoeringsorganisatie van het ministerie van VWS, is verantwoordelijk voor het BIG-register.
Op welke wijze zijn de Poolse en de Nederlandse zorgopleidingen vergelijkbaar?
Voor gereglementeerde beroepen, zoals verpleegkundigen en verzorgenden, geldt in Europees verband de Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. Ook voor Poolse verpleegkundigen geldt op grond van deze richtlijn dat voor de toegang tot beroepen in de gezondheidszorg de toetsing van de talenkennis geen onderdeel mag zijn van de procedure voor erkenning van het diploma van de beroepsbeoefenaar. Als een Poolse verpleegkundige de vereiste kwalificaties heeft, wordt het diploma in Nederland conform de richtlijn automatisch erkend en wordt de beroepsbeoefenaar ingeschreven in het BIG register.
Bent u nog steeds van mening dat u over een taalbarrière geen oordeel hoeft te vellen?2
De antwoorden op Kamervragen waaraan u refereert, waren opgesteld door staatssecretaris Bussemaker en betroffen een andere casus uit 2009. In het recente AD-artikel wordt geen melding gemaakt van een eventuele taalbarrière.
Worden de Poolse zorgmedewerkers bemiddeld voor via AWBZ of Zorgverzekeringswet (ZWV) verzekerde zorg? Zo ja, heeft het bedrijf een Wet toelatings zorginstellingen (WTZi)-erkenning? Zo nee, op welke wijze zijn mensen die zorgbehoeftig zijn verzekerd van goede zorg?
De Poolse zorgmedewerkers in deze casus worden in principe niet bemiddeld voor verzekerde zorg via AWBZ of Zvw. Hun diensten zijn meer vergelijkbaar met de thuiszorg, wat collectief gefinancierd kan worden onder de Wmo. Mensen kunnen zich voor deze zorg wenden tot hun gemeente.
Hoeveel bedrijven werven zorgmedewerkers uit lage(re) lonenlanden? Om hoeveel medewerkers gaat het, om hoeveel bemiddelde particulieren, om welke landen? Als dit niet bekend is, bent u dan bereid dit te onderzoeken?
Voor arbeidsmigratie binnen de EU is, met uitzondering van Roemenen en Bulgaren, geen registratie vereist. Daar zijn derhalve geen cijfers over beschikbaar. Er zijn wel cijfers bekend over arbeidsmigranten van buiten de EU: Het UWV heeft in 2010 137 werkvergunningen afgegeven voor de sector zorg. De meeste werkvergunningen werden toegekend aan mensen met een Indonesische, Amerikaanse, Zuid-Afrikaanse, Roemeense en Surinaamse nationaliteit.
Hoe verhoudt deze werving zich tot de WHO-code voor internationale werving van zorgpersoneel? Kunt u uw antwoord toelichten?
De WHO-code betreft het «ethisch» werven van zorgpersoneel in ontwikkelingslanden. «Ethisch» werven is het zorgvuldig werven van gezondheidspersoneel zonder dat nadelige effecten optreden voor de landen van herkomst. Polen behoort niet tot de ontwikkelingslanden. Uit een Poolse studie naar de arbeidsmigratie van Poolse zorgprofessionals blijkt bovendien dat arbeidsmigratie geen directe bedreiging vormt voor het zorgstelsel in Polen5.
Het tekort aan verpleeghuisartsen |
|
Renske Leijten |
|
Deelt u de mening dat het tekort aan verpleeghuisartsen een ernstige bedreiging is voor de gezondheidstoestand van onze ouderen? Zo nee, waarom niet?
De IGZ krijgt signalen dat zorgaanbieders een tekort aan specialisten ouderengeneeskunde kennen. Deze zorginstellingen vragen IGZ dan in te stemmen met alternatieve oplossingen, waarbij het uitgangspunt altijd is om verantwoorde zorg te kunnen blijven leveren.
Deelt u de mening van de heer Roos (Verenso) dat huis- en basisartsen een gevaar vormen voor de zorg aan ouderen, doordat zij niet deskundig genoeg zijn?1
Deze huis- en basisartsen vallen onder de wet BIG, waarmee naast bevoegdheid ook bekwaamheid een belangrijke rol speelt. Deze artsen worden hierop ook afgerekend.
Daarnaast regelt de kwaliteitswet zorginstellingen de verantwoordelijkheid van de instelling in deze. De instelling heeft de taak verantwoorde zorg te bieden en de kwaliteit van de zorg systematisch te bewaken, beheersen en verbeteren.
Mijn voorkeur heeft de specialist ouderengeneeskunde in te zetten op betreffend terrein, maar als deze onvoldoende beschikbaar zijn, is een verantwoord alternatief denkbaar.
Overigens moeten huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde in de zorg thuis en in verzorgingshuizen meer gaan samenwerken. Net als de KNMG vind ik dat noodzakelijk voor een sterke medische zorg voor kwetsbare ouderen. In opleidingen, stages en de dagelijkse praktijk zouden zij meer van elkaars werk kunnen leren.
Kunt u ingaan waarom er eerder geen maatregelen zijn getroffen om dit algeruimetijd bekende probleem aan te pakken? Wilt u uw antwoord toelichten?2
Het onderwerp heeft al geruime tijd mijn aandacht. Zo wordt al enige jaren specifiek getracht om meer artsen in opleiding te krijgen voor de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde. De beroepsorganisaties hebben hierin overigens een eerste verantwoordelijkheid. Sinds begin 2011 is mijn ministerie hierover in overleg met zowel Verenso als SOON. Afspraken zijn gemaakt over welke acties wie de komende tijd oppakken ter oplossing van het probleem en wanneer deze acties geëvalueerd worden. Voorbeeld van op te pakken acties is het uitwerken van een projectvoorstel voor het stimuleren van zij-instroom in de opleiding met gebruikmaking van een procedure Eerder Verkregen Competenties (EVC-procedure) door Verenso en SOON. Daarnaast werken de partijen hard aan imagoverbetering en betere bekendheid van het beroep specialist ouderengeneeskunde.
Acht u het wenselijk dat nurse practitioners worden ingezet om het tekort aan verpleeghuisartsen te compenseren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, vindt u het wenselijk dat nurse practitioners voltallig ingezet worden, zonder het toezicht van een verpleeghuisarts?3
Daar waar mogelijk is taakherschikking een prima methode om de zorg werkbaar en beheersbaar te houden. Inzet van adequaat personeel moet echter altijd dusdanig zijn dat sprake is van verantwoorde zorg. Daar er een verschil is in taken en bevoegdheden tussen de specialist ouderengeneeskunde en de nurse practitioners, zal er geen sprake zijn van een volledige overname van de taken door de nurse practitioner.
Welke maatregelen gaat u treffen om de tekorten van verpleeghuisartsen op te lossen, en ouderen weer te verzekeren van deskundige artsenzorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
Najaar 2010 heeft de KNMG op verzoek van Verenso en SOON een invitational georganiseerd met als vraagstelling: hoe kan de instroom in de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde worden bevorderd? Eén van de zaken die daaruit naar voren kwamen was dat (citaat eindrapportage van de invitational) «een kleine 20% van de tijd door specialisten ouderengeneeskunde wordt besteed aan oneigenlijke taken (bijv. katheteriseren) of aan taken die door verpleegkundigen kunnen worden overgenomen. Het valt op dat specialisten ouderengeneeskunde veel niet-medische taken verrichten, één van de deelnemers verwoordde het als volgt: «De familie ziet ons als hoofdzuster van de afdeling, maar over de zoek geraakte jurken en de zeep gaat het management en niet de specialist ouderengeneeskunde». Door de deelnemers werd gezamenlijk geconcludeerd dat er voldoende specialisten ouderengeneeskunde zijn, mits zij zich concentreren op het medisch domein.»
Belangrijk is dus dat de specialist ouderengeneeskunde toekomt aan zijn/haar eigenlijke taak. Ik ben dan ook erg benieuwd naar de aangekondigde richtlijn die opgesteld gaat worden om de inspraak van de specialist ouderenzorg in de zorginstelling te waarborgen.
Daarnaast is de minister van VWS in overleg met het ministerie van OCW over de mogelijkheden tot uitbereiding van het aantal opleidingsplaatsen advanced nursings practice (anp).
Ook zal ik op korte termijn met beide partijen een gesprek aangaan om deze zaak nogmaals te bespreken.
Opsporing van fraude in de thuiszorg door de SIOD en politie Rotterdam Rijnmond |
|
Renske Leijten |
|
Bent u bekend met het rapport «Fraude in de thuiszorg. Bestuurlijke rapportage van de Regionale Recherche Dienst en de Sociale Inlichtingen- en Opsporingdienst» (d.d. 8 december 2008)? Zo ja, wat is uw oordeel over het rapport? Zo nee, waarom niet?
Ja, dit rapport is mij bekend. Deze rapportage is opgesteld door de politie Rotterdam-Rijnmond en had als doel het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), de Nederlandse Zorgautoriteit (NZA) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg te informeren over door de verdachten in dit onderzoek gebruikte constructie en de bevindingen die voort zijn gekomen uit het opsporingsonderzoek. De rapportage geeft het ministerie, de NZA en de Inspectie aanbevelingen, zodat dergelijke vermeende frauduleuze handelingen in het vervolg beter kunnen worden voorkomen. Het rapport heeft ertoe geleid dat er stappen zijn gezet om de gedane aanbevelingen te concretiseren. Eén van deze stappen betreft het instellen van de regiegroep verbetering bestrijding zorgfraude. Onder regie van VWS werken diverse private en publieke organisaties samen om verbeteringen in de preventie, opsporing en bestraffing van zorgfraude te realiseren. De organisaties die zijn vertegenwoordigd in deze regiegroep zijn: de toezichthouders in de zorg (NZa, IGZ en DNB), de zorgverzekeraars (het Verbond van Verzekeraars, ZN en CZ zorgverzekeraar), de bijzondere opsporingsdiensten (FIOD en SIOD) en de overheid (Belastingdienst, Openbaar Ministerie en de ministeries van Veiligheid en Justitie en VWS).
Zijn de analyse en de conclusies van het rapport ter beschikking gesteld van andere opsporingsregio’s? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dat alsnog te doen?
De rapportage is openbaar gemaakt op de internetsite van het Openbaar Ministerie.
Hebben de analyse en de aanbevelingen in het rapport tot vervolging van personen geleid die met Persoonsgebonden budget (PGB) of AWBZ-geld gefraudeerd hebben? Zo nee, waarom niet? De kwestie rond UenZo toch betiteld als «fraude»? Zo ja, tot welke rechterlijke uitspraak heeft dit geleid?
De fraudezaak naar aanleiding waarvan de bestuurlijke rapportage is opgesteld is nog niet afgerond. De concept tenlastelegging is begin 2011 opgesteld en verzonden naar de raadslieden en het kabinet van de rechter-commissaris. De raadslieden hebben naar aanleiding van deze concept tenlastelegging onderzoekswensen ingediend. De rechter-commissaris oordeelt over de uitvoering van deze verzoeken. Het Openbaar Ministerie zal hierna zo snel mogelijk een beslissing nemen in deze zaak.
Acht u de analyse van de fraudegevoeligheid van de PGB- en AWBZ-regelingen ook toepasbaar op de overige financieringsvormen in de zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het SIOD-rapport analyseert de fraudegevoeligheid van de pgb- en AWBZ-regelingen door te wijzen op mogelijke zwakke plekken in de wijze waarop enerzijds de toegang tot zorg en anderzijds de verantwoording van gebruikte middelen is vormgegeven. Daarnaast plaatst het rapport vraagtekens bij hoe de kwaliteit van de zorg wordt gegarandeerd en hoe het streven naar meer concurrentie in de praktijk uitwerkt. De controle van deze aspecten en het toezicht daarop moeten effectief zijn.
De langdurige zorg in de AWBZ is wat betreft de aspecten toegang, verantwoording, kwaliteitsbewaking, concurrentiemogelijkheden, controle en toezicht, niet een op een te vergelijken met de op genezing gerichte zorg in de Zorgverzekeringswet (Zvw). Daarbij komt dat ook binnen de Zvw de diverse onderdelen, zoals medisch specialistische zorg, fysiotherapie en tandheelkunde, elk hun specifieke invulling van bovengenoemde aspecten kennen. Daarom vindt er in het kader van de eerder genoemde Regiegroep verbetering zorgfraudebestrijding, een brede frauderisicoanalyse plaats. Voor de diverse onderdelen van zowel de AWBZ als de Zvw worden de risico’s op fraude momenteel in kaart gebracht.
Bent u van mening dat de analyse, de conclusies en de aanbevelingen van dienst kunnen zijn bij een fraudeonderzoek bij H+B-zorg in Den Haag? Kunt u uw antwoord toelichten?1
De informatie die is voortgekomen uit dit opsporingsonderzoek en de inhoud van de bestuurlijke rapportage geven inzicht in het verloop van dit soort binnen de AWBZ voorkomende fraude. Uiteraard is deze informatie waardevol voor de opsporing van soortgelijke frauduleuze handelingen, aangezien inzicht wordt gegeven in de werkwijze van deze fraudeurs, zodat de politie en het Openbaar Ministerie op grond hiervan gerichter onderzoek kunnen doen bij de verdenking van dergelijke fraude.
Het Openbaar Ministerie is bekend met een strafrechtelijk onderzoek naar H+B-zorg, waarin de rechtbank in 2005 vonnis heeft gewezen. Voor dat onderzoek kan de bestuurlijke rapportage niet meer van dienst zijn.
Hoeveel opsporingszaken met betrekking tot fraude met zorggelden zijn er in de afgelopen 10 jaar geweest? Kunt u een overzicht geven van het aantal veroordelingen dat voortkomt uit de opsporingszaken? «Fraude in de thuiszorg. Bestuurlijke rapportage van de Regionale Recherche Dienst en Sociale Inlichtingen- en Opsporingdienst». Auteurs: Kees Groen (RRD) en Henk Oosting (SIOD). 8 december 2008
De juridische kwalificatie van de tenlastelegging en veroordeling worden geregistreerd. In dit soort zaken is dat bijvoorbeeld «oplichting» of «valsheid in geschrifte» . «Fraude» is geen kwalificatie in de zin van het Wetboek van Strafrecht en wordt als zodanig niet geregistreerd. Bovendien wordt binnen de juridische kwalificaties niet geregistreerd op «fraude op zorggelden». Ik kan u derhalve geen overzicht geven.
Tot slot merk ik op dat, als dat mogelijk is, het Openbaar Ministerie ontneming van wederechtelijk verkregen voordeel zal vorderen en dat het slachtoffer zich met een schadeverzoek in de strafzaak kan voegen.
De diamanten afvloeiingsregeling voor een adviseur van ziekenhuis de Tjongerschans in Heerenveen |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over de diamanten afvloeiingsregeling van 1 tot 1,3 miljoen euro die een adviseur van het ziekenhuis de Tjongerschans dreigt te krijgen op basis van afspraken met de directie van het ziekenhuis?1
Het is kabinetsbeleid om de kosten van vertrekregelingen te beperken tot een maximum van € 75 000. Dat geeft aan dat de bedoelde afvloeiingsregeling daar ver boven zit.
Vindt u dat de toenmalige directie aansprakelijk gesteld moet worden voor het mogelijk maken dat een graaier een dergelijke greep uit de publieke ziektekostenpremies kan doen? Zo nee, waarom niet?
De bevoegdheid om daar een besluit over nemen, ligt bij de Raad van Toezicht.
Bent u bereid ziekenhuis de Tjongerschans juridische bijstand te verlenen om te voorkomen dat het werkelijk tot uitbetaling van een dergelijke afvloeiingsregeling komt, te meer daar deze persoon al een gouden handdruk van 180 000 euro heeft gekregen? Zo nee, waarom niet?
Het wezen van het bekostigingssysteem in de zorg is dat zorginstellingen dit soort kwesties zelf moeten oplossen. Ook Tjongerschans heeft een exploitatiebudget op basis van begrootte verrichtingen. Daar moeten lopende zaken uit worden gedekt, ook het inroepen van juridische bijstand.
Hoe groot acht u de kans op herhaling bij de Tjongerschans, gezien de kosten die waren gemoeid bij de bestuurscrisis in 2010 waarbij de heer B. een gouden handdruk van 350 000 euro + vergoede advocaatskosten van 60 000 euro kreeg?2
Tjongerschans geeft, volgens de in de krant geciteerde woordvoerder, zelf aan dat inmiddels maatregelen zijn getroffen om herhaling te voorkomen. Ook de in 2010 vertrokken bestuursvoorzitter heeft, in een reactie op de internetsite van Medisch Contact, verklaard dat hij er voor heeft gezorgd dat dit soort contracten niet meer kunnen worden afgesloten.
Bent u bereid de Tjongerschans onder verscherpt toezicht te stellen en de arbeidsovereenkomsten van de zittende leden van de raad van bestuur onder de loep te nemen, en deze bij te stellen als dat nodig mocht zijn? Zo neen, waarom niet?
De criteria voor verscherpt toezicht voorzien niet in verscherpt toezicht op basis van kwesties als beloning van het bestuur.
Vindt u niet dat er een wettelijke mogelijkheid moet komen om, wanneer door directies en raden van toezicht maatschappelijk onaanvaardbare financiële afspraken worden gemaakt met bestuurders of medewerkers van zorginstellingen deze kunnen worden teruggedraaid? Zo neen, waarom niet?
Ja dat vind ik. Dat is precies wat met de normeringswet voor de inkomens van topfunctionarissen in de publieke en de semipublieke sectoren (TK 32 600) wordt beoogd.
Wat is uw oordeel over de dreigende fusie tussen het MCL en de Tjongerschans?3
Voor fusietoetsen is in de zorg de NMa de aangewezen autoriteit, geadviseerd door de NZa.
Wilt u uw invloed aanwenden om een dergelijke fusie te voorkomen, omdat daardoor een ongewenste schaalvergroting in de ziekenhuiszorg in de Friesland optreedt en de inkomens van de bestuurders nog extremer dreigen te worden, gezien de extreme kosten die nu reeds gemoeid zijn met de raad van bestuur van de Zorggroep Noorderbreedte (967 000 euro inclusief auto van de zaak voor drie personen)?4 Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 7.
De gevolgen van de eigen bijdrage in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) voor mensen met dementie |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de brandbrief van de directeur van Geriant? Deelt u de mening dat een eigen bijdrage voor dementerende ouderen contraproductief zal werken? Zo nee, waarom niet?1
Ik heb kennis genomen van deze brief. Ik ben niet van mening dat de eigen bijdrage per definitie contraproductief zal werken. De huidige financiële tijden vragen om matiging en een verantwoorde ontwikkeling van de overheidsuitgaven. Iedereen moet hieraan bijdragen. Het principe achter de eigen bijdrage is dat een patiënt maximaal de eigen bijdrage zelf bijdraagt aan zorg en de rekening daarboven collectief wordt vergoed. Mensen die echt zorg nodig hebben zijn best bereid daar iets zelf voor te betalen. In de eerstelijns psychologische zorg en in de AWBZ geldt al langer een eigen bijdrage. Ik heb geen signalen ontvangen dat mensen daardoor deze vormen van zorg mijden. Daarbij is op 30 juni jongstleden de motie Van der Staaij/ Bruins Slot aangenomen (TK 2010/11, 25 424, nr. 123). In de motie wordt de regering verzocht om in 2012, bij het introduceren van een eigen bijdrage in de tweedelijns GGZ, het risico op zorgmijding in te perken door de meest kwetsbare doelgroepen te ontzien. Hetzij via een verlaging van de eigen bijdrage, hetzij via een gerichte uitzondering van de meest kwetsbare doelgroepen. Over de uitvoering van de motie heb ik meerdere malen overleg gevoerd met GGZ-Nederland (GGZ-N), Zorgverzekeraars Nederland (ZN), de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) en het Landelijk Platform GGZ (LPGGZ). Daarbij is gezamenlijk geconcludeerd dat vanwege de tijdsdruk en de korte termijn waarmee de maatregelen moeten worden geïmplementeerd en uitgevoerd, de mogelijkheden om te komen tot aanpassingen voor het jaar 2012 beperkt zijn. Alles overwegend ben ik toen gekomen tot een pakket maatregelen, ter invulling van de motie, waarmee de eigen bijdrage verder wordt verlaagd van € 275 (brief 27 juni 2011, kenmerk CZ/CGGZ-3070559) naar € 200. Daarbij betaalt de verzekerde niet meer dan € 200 per kalenderjaar. De eigen bijdragen zijn daarmee fors verlaagd ten opzichte van de eigen bijdragen zoals opgenomen in het Regeerakkoord. In het Regeerakkoord is uitgegaan van een eigen bijdrage van € 175 voor DBCs met een behandeltijd tot 1 800 minuten en € 425 voor DBCs vanaf 1 800 minuten. Hierbij bestond geen limiet op het aantal te innen eigen bijdragen voor patiënten met meerdere DBCs per jaar. Met de sector is tevens de mogelijkheid verkend om – ook op verzoek van de Kamer – de kwetsbare doelgroepen te ontzien via een gerichte uitzondering. Daarbij is zowel een uitzondering op basis van aandoeningsgerichte doelgroepen als wel op basis van inkomen onderzocht. Na overleg met het veld is geconcludeerd dat het uitsluiten van patiënten met bepaalde psychische aandoeningen moeilijk objectiveerbaar te maken is. Een helder criterium welke aandoeningen juist wel of juist niet in aanmerking zouden moeten komen voor uitsluiting is niet of nauwelijks te maken.
Het ontzien van mensen onder een bepaalde inkomensgrens is een andere mogelijkheid die is verkend. Maar gebleken is dat deze route ook niet vrij is van bezwaren, zoals inzage in inkomensgegevens bij andere partijen en de vergroting van de armoedeval. Indien een verzekerde een inkomen heeft net boven het minimumniveau, moet hij immers voor de tweedelijns GGZ wel deze eigen bijdrage voldoen. Het beleid van achtereenvolgende kabinetten is juist gericht op het verkleinen van de armoedeval.2 Daarnaast zou het inrichten van een dergelijk systeem (zowel voor zorgverzekeraars, zorgaanbieders als andere uitvoeringsorganisaties, die daarmee zouden worden belast) op zodanige uitvoeringstechnische problemen stuiten dat is geconstateerd dat deze weg voor het jaar 2012 onbegaanbaar lijkt.
Ik heb in mijn brief aan u (CZ/ CGGZ- 3072974) wel aangegeven dat ik bereid ben om in het kader van de ontwikkeling van de brede beleidagenda de mogelijkheden voor alternatieve maatregelen voor 2013 verder te onderzoeken. Daarmee kom ik tegemoet aan het laatste onderdeel van de motie, waarin wordt verzocht in een bestuurlijk overleg met partijen tot een gezamenlijke agenda te komen voor de toekomst. De gesprekken met het veld zijn daarover op dit moment gaande.
Gelooft u nog altijd dat eigen bijdragen in de zorg het «kostenbewustzijn» vergroten en daarmee het zorggebruik remmen? Zo ja, vindt u dit geen bezopen aanname ten aanzien van dementerende ouderen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Uit onderzoek blijkt dat GGZ aanmerkelijk prijsgevoeliger is dan extramurale somatische zorg.3 Deze conclusie wordt onderschreven door het CPB in een notitie over gedragseffecten van eigen betalingen in de Zvw (25 april, 2008). Ook het Trimbos Instituut concludeerde onlangs nog, op basis van uitgebreid literatuuronderzoek, dat de prijsgevoeligheid van GGZ hoger ligt dan bij andere vormen van curatieve zorg. Dit betekent dat er in de GGZ een gedragseffect optreedt bij de invoering van een eigen bijdrage. Het gedragseffect wordt ook groter naarmate de eigen bijdrage hoger wordt. Ik heb gekozen voor een eigen bijdrage van maximaal € 200 per patiënt per kalenderjaar. Ik maak daarbij geen onderscheid in diagnose. De eigen bijdrage geldt dan ook zowel voor de patiënt die aan dementie lijdt als bijvoorbeeld de patiënt die lijdt aan schizofrenie of persoonlijkheidsstoornissen. Als er sprake is van een patiënt met dementie is juist ook de mantelzorger geholpen met de begeleiding en heeft deze invloed op het al dan niet gebruik maken van de zorg.
Bent u van mening dat dementerende ouderen en hun verwanten of geliefden calculerende zorgconsumenten zijn? Zo nee, waarom gelooft u dan in liberale gedragsbeïnvloeding met negatieve financiële prikkels, zoals een eigen bijdrage?
Zoals ik in vraag 1 heb beantwoord, noodzaakt de huidige financiële situatie tot maatregelen. De uitgaven in de GGZ zijn de afgelopen jaren fors gegroeid, zelfs meer dan verdubbeld in de periode 2000–2009. Het aantal cliënten in de tweedelijns GGZ is de afgelopen jaren met ongeveer 10% gestegen, terwijl het totale aantal mensen dat een psychische stoornis heeft niet stijgt. Ik vind het redelijk dat mensen die gebruik maken van de GGZ daaraan bijdragen. Een eigen bijdrage van maximaal € 200 per jaar vind ik in dat opzicht verantwoord en acceptabel.
Bent u ervan op de hoogte dat veel ouderen in Nederland zich weggezet voelen als kostenpost voor de samenleving? Welke aanpassing van uw beleid bent u bereid door te voeren teneinde deze droeve ontwikkeling te keren?
Het betreurt ons als deze indruk bij ouderen bestaat. Dit kabinet investeert juist in de zorg voor ouderen. Het is een belangrijk onderdeel van het gedoogakkoord. Er wordt ookgeïnvesteerd in de ontwikkeling van casemanagement voor dementie. Onder andere door middel van het programma ketenzorg dementiezijn er al veel projecten die belangrijke waarde hebben en er is inmiddels enkele jaren ervaring opgedaan in de regio’s met ketenzorg dementie. Er wordt ook gewerkt aan een zorgstandaard ketenzorg dementie en er loopt een onderzoek naar de effectiviteit van casemanagament bij dementie. Er is dus juist op dit gebied erg veel geïnvesteerd en gestimuleerd. En dat willen we ook voortzetten. Via een opslag op de AWBZ-tarieven en de Nza-beleidsregel dementie worden zorgaanbieders gestimuleerd samenwerkingsafspraken in de regio te maken ter verbetering van de dementiezorg, inclusief de inzet van casemanagers. In vrijwel heel Nederland kopen de zorgkantoren nu ketenzorg dementie in. Voor de beleidsregel is € 10 miljoen per jaar gereserveerd. Deze beleidsregel wordt met een jaar verlengd tot 1 januari 2013..
Vindt u dat dementerende ouderen teveel zorg «consumeren»? Zo ja, op grond van welke ervaringen velt u dit oordeel? Zo nee, waarom bestraft u het zorggebruik van deze mensen met een eigen bijdrage?
De maatregel eigen bijdrage neem ik niet omdat dementerende ouderen teveel zorg zouden consumeren. De maatregel neem ik omdat de uitgaven in de GGZ te hard zijn gestegen. Ik ben van mening dat GGZ-patiënten daaraan moeten bijdragen door middel van een eigen bijdrage. Ik verwijs hierbij verder naar de antwoorden op de vorige vragen.
Deelt u de mening van de directeur van Geriant dat de eigen bijdrage in de GGZ zal leiden tot een toename van het aantal ouderen dat naar het verpleeghuis moet? Is dit wat u beoogt met uw beleid? Wilt u uw antwoord toelichten?
Nee, ik verwacht niet dat mensen die niet noodzakelijk hoeven worden opgenomen in een verpleeghuis, door deze maatregel wel moeten worden opgenomen, aangezien zij nog steeds van de zorg gebruik kunnen maken. De eigen bijdrage die van patiënten wordt verlangd is maximaal € 200 per jaar. Er zijn ook eigen bijdragen van de AWBZ-zorg, dus dat kan geen argument zijn.
Deelt u de mening dat een groter beroep op mantelzorg in plaats van formele zorg geen optie is, gelet op de onderzoeken van onder meer Mezzo waaruit blijkt dat mantelzorgers reeds zwaar overbelast zijn en omdat mensen van dit kabinet langer en harder moeten werken? Zo nee, waarom niet?
Onderdeel van het programma ketenzorg dementie, waar ik in vraag 4 aan refereerde, is dat ook de mantelzorgers ondersteuning moeten krijgen bij hun inzet voor mensen/ familieleden met dementie. Daarbij moet een goede balans zijn tussen de zorg/ hulp die zij leveren voor deze patiënten en hun eigen rust, naast de vaak zeer zware zorg. Ik hecht er daarom aan dat de projecten met de casemanagers worden voortgezet in de toekomst, omdat juist die projecten de juiste ondersteuning bieden voor mantelzorgers. En het blijkt ook dat dit het welbevinden van zowel de mantelzorger als de patiënt met dementie ten goede komt. Ik zie deze casemanagement aanpak in de toekomst als een grote verbetering. Over de stappen die ik daartoe wil zetten, verwacht de staatssecretaris u dit najaar nader te kunnen informeren.
Deelt u de mening dat GGZ-patiënten vaak dezelfde beperkingen hebben als dementerende ouderen, zoals verwardheid, desoriëntatie, denk- en stemmingsstoornissen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, erkent u dat de bezwaren tegen de eigen bijdragen voor dementerende ouderen ook grotendeels opgaan voor de GGZ in het algemeen? Wilt u uw antwoord toelichten?
In de beantwoording van de vorige vragen heb ik aangegeven wat mijn afwegingen zijn geweest voor invoering van de eigen bijdrage in de GGZ.
Bent u, nu de brandbrief van Geriant pijnlijk de zotheid van eigen bijdragen in de GGZ in het algemeen heeft blootgelegd en gelet op uw opvatting dat op basis van aandoening geen onderscheid in de toepassing van eigen bijdragen in de GGZ gemaakt kan worden, bereid dit immorele en discriminerende voorstel in te trekken? Zo nee, durft u zich nog liberaal respectievelijk christelijk te noemen? Wilt u uw antwoord toelichten?2
Nogmaals wil ik benadrukken dat de zeer grote groei van de uitgaven in de ggz-sector dwingt tot het treffen van maatregelen binnen die sector. De keuze voor een eigen bijdrage in de GGZ is geen kwestie van willekeur, maar een inhoudelijke keuze op grond van een zorgvuldige analyse en afweging op grond van de situatie in deze sector.
De onderhandelingen over de ziekenhuiskosten |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over de campagne van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) richting de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ)? Vindt u het gepast dat een mede door uw inspanning gesloten akkoord door een van de ondertekenaars wordt ondermijnd?1
De brief van ZN is niet aan mij gericht maar aan de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra en Zelfstandige Klinieken Nederland. Het is daarom primair aan die organisaties om op de brief van ZN te reageren. Ik heb de brief niet opgevat als een ondermijning van het mede door mijn inspanningen gesloten akkoord.
Deelt u de mening dat deze actie van ZN kan worden gezien als een openingsbod van 0% groei, in tegenstelling tot de 2,5% waarvan sprake is in het door u onderschreven hoofdlijnenakkoord? Zo nee, waarom niet? Zo ja, vindt u dit nog verantwoord met het oog op uw verantwoordelijkheid voor de beschikbaarheid, kwaliteit en toegankelijkheid van de ziekenhuiszorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
In het bestuurlijk hoofdlijnenakkoord hebben de partijen gezamenlijk de intentie uitgesproken om de uitgavengroei te beheersen door middel van het uitwerken van een gezamenlijke inhoudelijke agenda. Met deze inhoudelijke agenda moet de beschikbaarheid, kwaliteit en toegankelijkheid worden gegarandeerd. Voor zover ik heb begrepen is de inzet van verzekeraars voor 2012 gebaseerd op de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord met daarin verdisconteerd de verwachte uitgavenontwikkeling van vorig jaar en dit jaar. Het is niet onlogisch, dat indien de groeiruimte voor 2012 al in 2011 wordt opgesoupeerd, er in 2012 een pas op de plaats moet worden gemaakt. Inmiddels hebben partijen de informatie waarop de brief van ZN was gebaseerd uitgewisseld.
Ik acht deze ontwikkeling geenszins in strijd met de publieke belangen die ik verdedig: toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg. Hoewel de vragensteller het publieke belang van de betaalbaarheid niet noemt wil ik die hier nadrukkelijk wel noemen. Dit belang – en de discipline daaromtrent – geldt niet alleen nu of in 2012, maar is juist voor de komende decennia essentieel om de toegankelijkheid en kwaliteit in een op solidariteit gebaseerd stelsel te kunnen blijven garanderen.
Hoe omschrijft u de kerntaken van een ziekenhuis?
De kerntaak van een ziekenhuis is het leveren van medisch specialistische zorg.
Hoe denkt u betere zorg voor minder geld te krijgen als ziekenhuizen zich meer moeten bezighouden met vastgoedrisico's, solvabiliteitseisen van banken en investeerders, reclame en marketing, in plaats van zich op de medische kerntaak te richten? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik ben er van overtuigd dat ziekenhuizen alleen betere zorg voor minder geld kunnen leveren als zij een adequate (financiële) bedrijfsvoering hebben. Een organisatie die niet weet hoe zijn werkprocessen in elkaar zitten, waar de kosten gemaakt worden en waar verbeteringen mogelijk zijn zal nooit in staat zijn betere zorg tegen lagere kosten te realiseren.
Dit betekent ook dat het ziekenhuisbestuur in overleg met interne en externe stakeholders integrale afwegingen moet maken bijvoorbeeld ten aanzien van het onroerend goed, het financieel beheer en marketingactiviteiten.
Mogen ziekenhuizen de wachttijden verlengen of een patiënt behandeling weigeren als zij het met de zorgverzekeraars overeengekomen volume anders zullen overschrijden? Zo nee, hoe garandeert u dat dit niet zal gebeuren?
Ten aanzien van de wachttijden is in het hoofdlijnenakkoord opgenomen dat zorgaanbieders zich tot het uiterste inspannen om de zorg binnen de zogenoemde Treeknormen te leveren. Ook staat in het akkoord dat zorgverzekeraars jegens hun verzekerden verantwoordelijk zijn hun zorgplicht na te komen. Partijen hebben daarmee in het akkoord hun verantwoordelijkheid genomen om wachttijden binnen aanvaardbare (Treek)normen te houden en te voorkomen dat patiënten geweigerd worden.
Wilt u garanderen dat er door dit gekrakeel geen wachtlijsten en verslechtering van de kwaliteit van de geboden zorg zullen optreden? Zo nee, waarom niet?
De afspraken in het hoofdlijnenakkoord zoals verwoord in het antwoord op vraag 5, bieden in mijn ogen de beste garantie om de uitgavengroei de komende jaren om te buigen naar een aanvaardbaar niveau zonder dat de wachtlijsten oplopen of de kwaliteit van de zorg verslechtert.
Wilt u deze vragen voor afloop van het zomerreces beantwoorden?
Ik heb deze vragen zo snel mogelijk beantwoord.
Het voornemen van Medisch Spectrum Twente (MST) om topsalarissen te matigen |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat Medisch Spectrum Twente (MST) zich «in de toekomst in nieuwe situaties» wil gaan conformeren aan de Beloningscode Bestuurders in de Zorg? Deelt u de mening dat het weinig om het lijf heeft dat men de intentie uitspreekt zich in de toekomst aan een reeds vrijblijvende code te willen gaan houden die bovendien ver boven een ministersalaris of de Balkenendenorm uitkomt? Zo nee, waarom niet?1
Ik heb het bericht gelezen en daarbij viel mij op dat er niet naar een bron wordt verwezen ondanks een blijkbaar (want tussen aanhalingstekens geplaatst) letterlijk citaat.
Het «kennelijke» besluit van de Raad van Toezicht (zie mijn verklarende opmerking in de eerste zin) is in wezen het zich neerleggen bij een onvermijdelijkheid. Het ligt in de lijn van de BBZ (beloningscode bestuurders in de zorg) dat die moet worden toegepast wanneer er nieuwe contracten met zorgbestuurders worden aangegaan. Noch het besluit van de Raad van Toezicht, noch het volgen van de BBZ zijn vrijblijvend. Ook de publiciteit die nu rond dat voornemen is ontstaan, maakt dat de Raad van Toezicht zich daarop aanspreekbaar heeft gemaakt.
Wanneer de normeringswet (TK 32 600) is aangenomen, heb ik zelf ook nog eens een handhavingsinstrument.
In uw vraag kwalificeert u de BBZ als «ver boven een ministerssalaris of de Balkenendenorm» uitkomende. Om dat beeld recht te zetten verwijs ik naar de toelichtende tabel hierover in de Nota naar aanleiding van het verslag bij de normeringswet (TK 32 600, nr. 8). Voor de volledigheid geef ik die onderstaand ook weer.
schaal
min (70%)
max
% van 130%-norm
A
49 700
71 000
39
B
57 050
81 500
45
C
65 520
93 600
52
D
75 250
107 500
58
E
86 450
123 500
68
F
99 050
141 500
78
G
109 550
156 500
86
H
118 300
169 000
93
I
126 700
181 000
100
J
134 050
190 000
105
NB. De norm van 130% van het huidige ministerssalaris was in 2009 € 181 000
Deelt u de mening dat de stelling van MST dat het «onmogelijk is» de contracten van veelverdieners als K., L., en H. tussentijds te wijzigen in deze zaak slechts een formalistisch excuus is om te verhullen dat deze bestuurders willen vasthouden aan hun exorbitante beloning? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid een moreel appel op deze bestuurders te doen om hun contract open te breken of anders plaats te maken voor opvolgers die hiertoe wel bereid zijn?
De BBZ en de normeringswet richten zich beide, o.a. uit juridische noodzaak, op de nieuwe contracten die worden afgesloten na inwerkingtreding. Dit laat onverlet dat van verantwoordelijke bestuurders mag worden verwacht dat zij de signalen van onvrede uit politiek en samenleving over hun inkomens serieus nemen. Vanuit dat perspectief en vanuit het perspectief van de nieuwe normen, zouden zijn hun contract vrijwillig nog eens tegen het licht kunnen houden.
Wat is uw oordeel over het gegeven dat de drie bestuurders van MST met een inkomen van € 316 579,–, € 236,099,– en € 256 471,– boven op hun riante salaris ook nog een auto van de zaak met een cataloguswaarde van € 60 106,–, € 46 997,– en € 42 430,– rijden? Is dit niet verspilling van publieke middelen ten behoeve van privaat gewin? Bent u ook nog steeds dezelfde mening toegedaan als uw voorganger, die een auto van de zaak niet als problematisch kenschetste? Zo ja, kunt u dit toelichten?2 3
U refereert aan het bruto-inkomen plus alle werkgeverslasten. Dat begrip schept een onjuist beeld. Het bruto-inkomen zónder die werkgeverslasten geeft een juister beeld. Dat is ook wat iedereen maandelijks op zijn of haar loonstrookje ziet, waardoor iedereen dat begrip als referentiekader gebruikt. Daarom bestendig ik de al jaren gehanteerde lijn om het bruto-inkomen sec als uitgangspunt te nemen voor analyses.
Uitgedrukt in bruto-inkomen zijn die bedragen over 2010 respectievelijk € 274 915, € 202 249 en € 220 743. En dat is inderdaad hoger dan wanneer de BBZ-normen zouden zijn gebruikt. Zie daarover ook mijn antwoorden op uw vragen 1 en 2.
Ik deel de mening van mijn voorganger dat de vraag of een uitgave voor dienstauto’s verantwoord is, alleen op instellingsniveau kan worden beoordeeld. Er zijn tal van factoren die niet in het jaarverslag staan, die relevant zijn voor de keuze van een auto van de zaak, waaronder bijvoorbeeld het aantal jaarlijks te verrijden zakelijke kilometers.
Deelt u de mening dat mensen met een dergelijke financiële inhaligheid die per sé een dergelijk salaris willen verdienen niets te zoeken hebben in de publieke gezondheidszorg? Zo nee, waarom niet?
De publieke en de semipublieke sectoren hebben er ook baat bij dat er goede bestuurders werkzaam zijn. Het vergt een zeker salarisniveau om te bewerkstelligen dat die goede bestuurders er ook willen gaan werken en er vervolgens ook gedurende enige tijd in werkzaam willen blijven.
Het is inderdaad gebruikelijk dat het bestuurlijk werken in de publieke en de semipublieke sectoren minder opbrengt dan wat bestuurlijk werk in de profitsector opbrengt. Daarom loopt de discussie over «maatschappelijk verantwoorde beloningsniveaus» ook al enige tijd.
In die discussie is enerzijds het besef gegroeid dat dat maatschappelijk verantwoorde beloningsniveau lager ligt dan tot nu toe in de praktijk gebruikelijk was. Anderzijds is ook het besef gegroeid dat het maatschappelijk verantwoord beloningsniveau hoger moet liggen dan tot voor kort werd gedacht. De commissie-Dijkstal heeft daar een afgewogen advies over uitgebracht, resulterend in een aanbeveling om voor de bewindslieden, bij wijze van compromis, op 130% te gaan zitten van wat bewindslieden toen (maar ook nu nog) verdienden. De BBZ heeft op dat advies en de kabinetsreactie daarop, voortgeborduurd door die norm van wat de commissie en het kabinet als «maatschappelijk verantwoord» kwalificeerden, door te vertalen naar de zorgsector.
De normeringswet (TK 32 600) is het uitvloeisel van ondermeer de bovenstaande overwegingen, de adviezen van de commissie-Dijkstal en de discussie daarover met de Kamer. Om tot het beoogde niveau te komen, blijkt evenwel een ingroeiperiode nodig te zijn omdat moeilijk kan worden ingegrepen in bestaande contracten (zoals vermeld in antwoord 2).
Is niet de introductie en vergroting van de marktwerking dé oorzaak dat personen die een «marktconforme» beloning wensen worden aangetrokken? Zo nee, waarom niet?
Ik ken geen onderzoek dat een correlatie aantoont tussen beide ontwikkelingen.
Bent u, na het verheugende bericht dat u zoekt naar manieren om in te grijpen in het bestuur van het Maasstad Ziekenhuis, bereid ook de overige ziekenhuizen onder de loep te nemen, waaronder MST? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u de Kamer informeren over de wijze waarop u het verloren evenwicht in de beloningsstructuur van ziekenhuizen wilt herstellen?4
Ik ben nagegaan welke rol ik kan spelen bij de benoeming van besturen en ben tot de conclusie gekomen dat ingrijpen in het bestuur van een zorginstelling geen recht doet aan de private verantwoordelijkheid van de partijen in de zorg. Dit geldt niet alleen voor het Maasstad Ziekenhuis, maar voor alle zorginstellingen, waaronder ook met MST. Het is de taak van de Raad van Toezicht om te besluiten of een bestuurder al zijn werkzaamheden moet stoppen. Daarnaast heeft de Cliëntenraad de bevoegdheid om een enquêteverzoek in te dienen bij de Ondernemingskamer. De Ondernemingskamer kan bij wanbeleid voorzieningen treffen zoals ontslaan van één of meer bestuurders of leden van de raad van toezicht.
Als het parlement de Wet Normering Topinkomens (TK 32 600) heeft aangenomen, kan ik ook ingrijpen als bestuurders worden aangenomen op een salaris dat hoger ligt dan voortvloeit uit de beloningscode voor bestuurders in de zorg (BBZ).
Ik ben wel verantwoordelijk voor de werking van het systeem. De IGZ grijpt in wanneer de kwaliteit van de zorg en de patiëntveiligheid in gevaar is. Ik stel anderen, zoals cliënten, cliëntenraden en verzekeraars in staat om hun verantwoordelijkheid te nemen als er iets mis gaat of dreigt te gaan. Deze kaders worden verduidelijkt en aangepast door de Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) die zich op dit moment in de Tweede Kamer bevindt. Zo worden zorgaanbieders verplicht om ten minste één lid van de Raad van Bestuur te belasten met de portefeuille kwaliteit. Ook wordt de positie van cliëntenraden versterkt.
Bent u bereid ook dwingende regelgeving af te spreken inzake bijkomende voordeeltjes van directieleden als een auto van de zaak? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op uw vraag 3.
Bent u bereid alle zichzelf verrijkende zorgbestuurders op te sporen en met uw invloed druk op hen uit te oefenen zodat zij per ommegaande onder de Balkenendenorm van € 188 000 komen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft in het Regeerakkoord vastgelegd dat het de normeringswet (TK 32 600) in zal voeren.
De opnamestop bij verpleeghuisorganisatie Plantein |
|
Renske Leijten |
|
Wat is u reactie op het bericht dat verpleeghuisorganisatie Plantein een tijdelijke opnamestop heeft moeten instellen door een tekort aan budget uit de AWBZ? Is hier naar uw oordeel sprake van een tekort in de financiering of heeft de instelling het geld niet goed beheerd?1
Ik ben op de hoogte van genoemd knelpunt in de financiering, dat inmiddels is opgelost. Ik heb de Tweede Kamer hierover geïnformeerd in antwoord op vragen van de Kamerleden Jacobi, Monasch en Wolbert (PvdA) over de getroffen maatregelen van een verpleeghuis te Sneek (uw kenmerk 2011Z15232).
Vindt u het wenselijk dat zorginstellingen gedwongen worden mensen te weigeren, doordat zij niet uitkomen met hun totaalbudget? Zo nee, vindt u het in het licht van deze ontwikkeling verstandig om uw beleid van vergroting van de risicodragendheid voort te zetten? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik sta ervoor dat mensen de zorg krijgen die ze nodig hebben. Het wel of niet adequaat zijn van het budget speelt zich af op het niveau van zorgkantoorregio’s. Daarvoor heb ik de nodige kaders gesteld. Het zorgkantoor maakt in de regio afspraken met diverse zorginstellingen om in de zorgkantoorregio de zorg te kunnen leveren die cliënten nodig hebben. De instelling, die meer «zorgvraag» heeft dan «productieafspraken», dient zich te richten tot het zorgkantoor. Het spreekt daarbij voor zich dat alleen de afgesproken productie gehonoreerd kan worden. Er is geen sprake van een beleid van vergroten van risicodragendheid.
Deelt u de mening dat een opnamestop om verliezen te beperken ongunstig is voor patiënten die zorg nodig hebben? Zo nee, waarom voert u een beleid dat de behoefte van patiënten ondergeschikt maakt aan de financiële problematiek en afwegingen van een zorginstelling? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik acht het noodzakelijk dat cliënten die zorg kunnen krijgen die zij nodig hebben. Daarvoor gelden bepaalde regels, zoals ik die in het antwoord op vraag 2 heb geschetst. De NZa heeft mij in mei geadviseerd te wachten met eventuele maatregelen tot haar advies van september. Eerst zullen zorgkantoren conform de gebruikelijke gang van zaken bezien of bij eventuele schaarste van het regiobudget eventuele ruimte van andere zorgkantoren ingezet kan worden. Ik zal me na het advies hierover van de NZa in september gaan beraden over oplossingen van eventuele regionale problemen, die niet op andere wijze zijn te voorkomen.
Deelt u de mening van de heer Lugies (Plantein) dat het probleem ligt bij de jaarlijkse verdeling van AWBZ-geld, waardoor zorginstellingen niet uitkomen met hun totaalbudget? Wilt u uw antwoord toelichten?2
Nee, die mening deel ik niet. Zie daarvoor het antwoord op vraag 2 en 3.
Deelt u de mening van de heer Lugies dat het totaalbudget van zo’n 1 miljard euro voor de regio Friesland al jaren structureel te weinig is? Zo nee, met welke gegevens onderbouwt u dit? (2)
Deze vraag is in onderzoek. Ik hecht daarbij grote waarde aan een onafhankelijk en objectief oordeel. De NZa heeft mij gemeld dat het regiobudget Friesland inderdaad de laatste jaren gekneld heeft en dit jaar opnieuw knelt. De constatering dat sprake is van een knellend budget klopt derhalve. Hiervoor zijn tot op heden oplossingen gezocht door zorgkantoren onderling. Vraag is wat de oorzaak is. In dat licht heb ik onderzoek in gang gezet over een herverdeling van bestaande middelen over zorgkantoren. De NZa verdeelt al enkele jaren de groeimiddelen op basis van de geïndiceerde vraag over de zorgkantoorregio’s. In het voorjaar van 2012 zal worden bezien of een aangepast verdeelmodel kan worden toegepast. Hierbij zal ook rekening worden gehouden met de voorgenomen uitvoering van de AWBZ door zorgverzekeraars.
Bent u bereid onderzoek te doen naar de verdeling van het AWBZ-geld, zodat opnamestops om financiële redenen in zorginstellingen voorkomen kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ik heb dit onderzoek reeds in gang gezet. Ik verwijs u naar het antwoord bij vraag 5.
Het bericht dat de Landelijke Vereniging van Bloed- en Plasmadonoren (LVB), (aspirant)donoren zal adviseren om niet langer bloed of plasma te geven |
|
Renske Leijten , Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de Landelijke Vereniging van Bloed- en Plasmadonoren (LVB), (aspirant)donoren zal adviseren om niet langer bloed of plasma te geven?1 2
In Nederland hebben we een prima bloedvoorziening van zeer hoge kwaliteit. Ik ben oprecht trots op de voorziening zoals we die kennen. Ik realiseer me ook dat een dergelijke bloedvoorziening alleen in stand kan worden gehouden dankzij vele vrijwillige donoren die bereid zijn hun bloed om niet te doneren voor mensen die afhankelijk zijn van bloed en bloedproducten. Ik heb dan ook veel respect voor deze donoren.
Dat de Landelijke Vereniging van Bloed- en Plasmadonoren (LVB) donoren overweegt te adviseren om niet langer bloed of plasma te doneren vind ik ondoordacht en onverantwoordelijk. De LVB overweegt dit omdat zij het niet eens is met de hoogte van de salariëring van de leden van de Raad van Bestuur van Sanquin.
Ik kan mij voorstellen dat mensen de salarissen van de leden van de Raad van Bestuur van Sanquin buitenproportioneel vinden. Ik vind ook dat het om erg hoge bedragen gaat. Dit zal anders worden voor toekomstige bestuurders van Sanquin. Zoals eerder aan de Kamer gemeld, heeft de Raad van Toezicht van Sanquin ermee ingestemd dat de beloningscode bestuurders in de zorg (BBZ) als grondslag voor de beloningsstructuur voor nieuwe leden van de Raad van Bestuur zal worden gehanteerd. Bij de invulling van de laatste vacature binnen de Raad van Bestuur van Sanquin is daar ook uitvoering aan gegeven. Het nieuwe lid van de Raad van Bestuur is ingeschaald volgens de BBZ. Echter noch de BBZ, noch de komende normeringswet richt zich op reeds bestaande arbeidscontracten. Het zal dus nog een tijd duren voordat álle bestuurders een inkomen hebben dat gebaseerd is op de BBZ, maar dat is (juridisch) onontkoombaar.
Ik kan er begrip voor opbrengen dat niet iedereen zich kan vinden in het beleid omtrent de honorering van bestuursleden, maar om vervolgens donoren op te roepen geen bloed en plasma meer te doneren gaat mij een stap te ver. Als donoren dat advies daadwerkelijk opvolgen dan dupeert dat patiënten die op bloed en bloedproducten zijn aangewezen. Ik betreur het dat de LVB een dergelijk advies overweegt uit te brengen.
Overigens, heb ik recent ook een brief ontvangen van de Landelijke Donorraad en Donor Vereniging Nederland als reactie op de door de LVB veroorzaakte commotie rondom het salaris van de Raad van Bestuur van Sanquin. Deze donoren laten een duidelijk tegengeluid horen. Zij zijn van mening dat de discussie rondom de salarissen van de bestuursleden van Sanquin is voorbehouden aan de politiek. Zij betreuren de handelwijze van de LVB en vinden de oproep aan donoren om te stoppen met bloeddonatie ongepast en onverantwoord. De Landelijke Donorraad en Donor Vereniging Nederland Bloeddonatie geven in hun brief aan dat de patiëntenzorg in Nederland van levensbelang is en nooit als politiek pressiemiddel mag worden ingezet.
Hoeveel bloeddonoren hebben de afgelopen twee maanden hun bloeddonorschap opgezegd en hoeveel meer is dat in vergelijking met de maanden ervoor? Wanneer deze informatie niet bekend is, bent u dan bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
In juni 2011 zijn 4550 donoren uitgeschreven. 764 daarvan hebben op eigen verzoek hun donorlidmaatschap opgezegd (bijvoorbeeld in verband met verhuizing naar het buitenland of wijziging van de afnamelocatie). In juli 2011 zijn 3437 donoren uitgeschreven, waarvan 721 op eigen verzoek. De door Sanquin uitgeschreven donoren worden uitgeschreven op grond van bijvoorbeeld medische redenen of omdat de desbetreffende donor geruime tijd niet te bereiken was.
Het aantal donoren dat in augustus 2011 is uitgeschreven is op dit moment nog niet bekend. Wel is door Sanquin bijgehouden hoeveel uitschrijvingen hebben plaatsgevonden in verband met klachten omtrent de salariëring van de bestuursleden vanaf 30 juli jl. (de datum waarop de publicaties van de LVB plaatsvonden). Tot en met week 33 (dus drie weken) waren dat in totaal 166 donoren.
Per jaar worden er gemiddeld 40 000 donoren (dit is ongeveer 10% van het totale donorbestand) uitgeschreven om verschillende redenen. Het totaal aantal geregistreerde donoren is in 2010 met ca. 2000 toegenomen ten opzichte van 2009, namelijk van 404 184 in 2009 naar 406 127 in 2010 (een donor wordt geregistreerd na de eerste keer bloed geven).
Hoe gaat u ervoor zorgen dat bloeddonoren niet stoppen met het geven van bloed of plasma, omdat zij boos zijn over de topsalarissen van de Raad van Bestuur van Sanquin?
Ieder verlies aan donoren is te betreuren. Ik kan en wil echter donoren niet tegenhouden die willen stoppen met doneren van bloed, om wat voor reden dan ook. Het doneren van bloed blijft een vrijwillige zaak. Wel hoop ik dat donoren die ontevreden zijn hun onvrede niet zullen uiten via een boycot die de patiënten treft. Ik ben het met hen eens dat de bestuursleden van Sanquin veel verdienen. Ik kan mij ook voorstellen dat het tempo van de aanpassing van de salariëring sommigen te langzaam gaat, maar ik heb geen (juridische) instrumenten tot mijn beschikking om in reeds bestaande contracten in te grijpen. Zoals in vraag 1 aangegeven zal het salaris van toekomstigebestuursleden wel worden genormeerd.
Bent u bereid de brandbrief die de Landelijke Vereniging van Bloed- en Plasmadonoren naar u heeft verzonden naar de Kamer te sturen, tezamen met uw inhoudelijke reactie? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik zal u de brief en mijn reactie toesturen.
Bent u bereid de heer Buunen, voorzitter van de Raad van Bestuur, die in 2010 € 258 000 excl. pensioenpremie en sociale lasten heeft ontvangen en de heer De Wit, vice-voorzitter Raad van Bestuur, die in 2010 € 226 000 excl. pensioenpremie en sociale lasten heeft ontvangen, te vragen hun salaris in te leveren tot aan minimaal de Balkenendenorm? Zo nee, waarom niet?
Nee, daartoe ben ik niet bereid. Bij Sanquin is de norm gesteld dat nieuwe bestuursleden conform de BBZ beloond moeten worden. De BBZ is alleen van toepassing verklaard op nieuwe arbeidsovereenkomsten. Binnenkort wordt de wet normering topinkomens (WNT) op Sanquin van toepassing. Op grond daarvan kan evenmin worden ingegrepen in bestaande arbeidsovereenkomsten.
Vindt u niet ten principale dat bestuurders van dergelijke publieke voorzieningen onder een reguliere CAO zouden moeten vallen net als verpleegkundigen, leraren, hulpverleners en andere mensen die werkzaam zijn in de publieke sector? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit regelen?
Ten algemene vind ik dat de bestuurders van Sanquin – net als andere werkenden – gehonoreerd moeten worden in overeenstemming met de zwaarte van de functie en met inachtneming van het loongebouw van de sector waarin ze werkzaam zijn. Het gegeven dat werknemers in de semi-publieke sector werken, mag er niet toe leiden dat de relatie met de functiezwaarte en het sectorale loongebouw in de honorering wordt losgelaten. Ik vind dan ook niet ten principale dat bestuurders van dergelijke publieke voorzieningen onder een reguliere CAO zouden moeten vallen. Wel ben ik van mening dat de hoogte van de beloningen van bestuurders binnen de zorg aan banden moet worden gelegd. Vandaar ook de afspraak dat nieuwe bestuursleden, in dit geval Sanquin, ingeschaald worden op basis van de BBZ en dat Sanquin onder de werkingssfeer van de WNT wordt gebracht.
Het is de Raad van Toezicht van Sanquin die het salaris van de Raad van Bestuur van Sanquin vaststelt. De Raad van Toezicht van Sanquin is van mening dat het aansturen van een organisatie met een dergelijke omvang en met producten die qua veiligheid en betrouwbaarheid zo gevoelig zijn, kwaliteiten vergt die vergelijkbaar zijn met vaardigheden die nodig zijn voor het besturen van academische ziekenhuizen. Voor het aantrekken van leden van de Raad van Bestuur is daarom door de Raad van Toezicht een honorering vastgesteld die op vergelijkbaar niveau ligt. Deze vergelijking is ook terug te vinden in de arbeidsvoorwaarden van alle Sanquin medewerkers, die de CAO-ziekenhuizen volgen.
Is het waar dat u besloten heeft om vanwege financiële redenen lapatinib niet (meer) te vergoeden bij vrouwen met gemetastaseerde borstkanker met HER 2+ kenmerk waarbij behandeling met trastuzumab heeft gefaald?1 2 Kunt u uw besluit toelichten?
Nee, deze weergave is niet correct. De betreffende vergoedingsaanvraag van lapatinib was niet afgewezen omdat het te duur zou zijn. Doorslaggevend was de vraag of de therapeutische waarde van dit middel bij de behandeling is aangetoond. Het CVZ heeft uitgebreid de beschikbare gegevens bestudeerd en ziet geen plaats voor Tyverb bij de betreffende indicatie. Op basis van de onderzoeksgegevens is niet aangetoond dat het gebruik van Tyverb resulteert in een verlengde levensduur van de patiënt. Naar het oordeel van het CVZ heeft lapatinib in vergelijking met de standaardbehandeling therapeutische minderwaarde.
Is hier geen sprake van willekeur, aangezien lapatinib in combinatie met een aromataseremmer wel wordt vergoed?
Nee, er is geen sprake van willekeur. Het CVZ heeft in de betreffende rapporten beargumenteerd waarom het voor lapatinib bij de ene toepassing wel een plaats ziet en bij de andere toepassing niet. Hierbij heeft het CVZ zich gebaseerd op resultaten uit klinische studies.
Is het niet zo dat oncologen voor deze indicatie maar zelden de combinatie van lapatinib met een aromataseremmer geven maar meestal dan eerst een hormonale behandeling zonder lapatinib en bij progressie hieronder een behandeling met trastuzumab in combinatie met een taxane? Klopt het dat u hiermee oncologen suggereert lapatinib voor te schrijven in een situatie waarin ze dat normaal gesproken niet zouden doen, omdat immers lapatinib door de Nederlandse oncologen gereserveerd wordt voor een kleine groep patiënten bij wie eerdere behandelingen hebben gefaald? Dient lapatinib bij patiënten met een voorbehandeld mammacarcinoom niet toch voor vergoeding in aanmerking te komen aangezien lapatinib in combinatie met een aromataseremmer niet onderling vervangbaar is met enig ander in het Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) opgenomen middel? Zo neen, waarom niet?
Lapatanib is niet gereserveerd voor een kleine groep patiënten bij wie andere behandelingen hebben gefaald. Lapatinib is voor twee verschillende indicaties geregistreerd, waaronder de behandeling van postmenopauzale vrouwen met hormoongevoelige borstkanker die niet in aanmerking komen voor chemotherapie. Hoewel deze indicatie een relatief kleine patiëntenpopulatie betreft, heeft de fabrikant GSK na registratie hiervan een vergoedingsaanvraag ingediend. Het CVZ is voor deze groep tot een positief oordeel gekomen omdat het middel therapeutisch gelijke waarde heeft als de huidige standaardtherapie.
Met de positieve vergoedingsbeslissing suggereer ik echter niet dat lapatinib bij deze indicatie de voorkeur verdient boven de huidige standaardtherapie. De beslissing die ik heb genomen heeft enkel betrekking op de vraag of lapatinib vergoed moet worden als het wordt voorgeschreven voor deze indicatie. Of een geneesmiddel al of niet voorgeschreven wordt, blijft een beslissing van de behandelend arts.
Welke rol heeft u gespeeld bij de besluitvorming van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) gezien het verslag van het CVZ van 23 mei 2011?3
Het College voor zorgverzekeringen brengt zijn adviezen geheel zelfstandig uit. Dat is in het geval van lapatinib niet anders geweest. Namens VWS was een waarnemer aanwezig die in de vergadering op procedurele zaken kan wijzen. De waarnemer heeft erop gewezen dat de uitspraak van de Commissie Farmaceutische Hulp (CFH) betekent dat er via bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering nadere voorwaarden aan de vergoeding zullen moeten worden gesteld.
Hoe beoordeelt u de rol van het CVZ dat kennelijk enorm worstelde met het oordeel gezien de diverse bijeenkomsten en het nog negatieve advies van 1 jaar geleden? Is het niet veel verstandiger het CVZ alleen te laten toetsen op werkzaamheid en therapeutische meerwaarde en het kostenaspect in beeld te laten brengen, zonder dat het college een uitspraak doet of iets al dan niet in het pakket thuishoort, aangezien dit het primaat van de politiek is?
Voor de indicatie gemetastaseerde Her2 positieve borstkanker bij progressieve ziekte na eerdere behandeling met trastuzumab heeft het traject bij het CVZ inderdaad lang geduurd. Een van de redenen hiervoor was dat ik had verzocht om voor dit middel een bestuurlijk traject uit te voeren, wat niet gebruikelijk is. Tijdens dit bestuurlijk traject kregen alle partijen de gelegenheid om zowel schriftelijk als mondeling bij een hoorzitting hun mening te geven over het CVZ advies. Ik vond het van belang dat alle veldpartijen nog een extra kans kregen om hun zienswijze naar voren te brengen, zodat CVZ een goed gewogen advies kon uitbrengen.
Vanuit zijn rol als pakketbeheerder en vanwege de inhoudelijke kennis die aanwezig is bij het CVZ ligt het voor de hand dat het CVZ adviseert over opname van geneesmiddelen in het pakket. Aangezien ik de mogelijkheid heb om van het CVZ advies af te wijken, zal het niet uitmaken of CVZ expliciet of impliciet opname in het GVS adviseert. Voor de helderheid lijkt het mij gewenst dat CVZ een dergelijk advies expliciet maakt. De uiteindelijke pakketbeslissing ligt bij mij en is daarmee wel degelijk het primaat van de politiek.
Hoe beoordeelt u de rol van producent GSK, die na aanvankelijk het middel gratis te hebben verstrekt nu plots daarmee is gestopt?4 Vindt u deze handelwijze ethisch aanvaardbaar? Kunt u dit toelichten?
GSK heeft lapatinib voor een lange periode kosteloos verstrekt in het kader van een Named Patient Programma. Dit deed GSK op eigen initiatief, om de tijd te overbruggen tot mijn besluit over de vergoedingsstatus. Dit programma loopt ten einde in die zin dat er geen nieuwe patiënten meer in worden opgenomen. Er is dus geen sprake van het plots stoppen van de verstrekking. GSK blijft het middel verstrekken aan patiënten die al in het programma zitten zolang de arts dit voorschrijft.
Wat is uw oordeel over de volgende zinsnede in de brief van GSK over de tweedelijnsbehandeling met lapatinib die niet vergoed wordt: «Lapatinib is overigens voor die indicatie op voorschriften via de apotheek wel gewoon beschikbaar voor uw patiënten. Dit betekent dat patiënten lapatinib zelf dienen te bekostigen voor dezen indicatie.»? Vindt u het wijzen op de mogelijkheid dat het middel voor eigen rekening wel kan worden verstrekt bij patiënten die door hun ziekte in grote spanning en onzekerheid leven getuigen van een hoogstaande ethisch normbesef bij GSK? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?
Als een geneesmiddel wordt afgewezen voor opname in het basispakket, betekent dat niet dat het niet beschikbaar is. GSK wijst hier op, omdat het bedrijf patiënten de mogelijkheid wil bieden toch lapatinib te gebruiken. Aangezien GSK zelf wel een positief oordeel heeft over de therapeutische waarde van het middel, is dat begrijpelijk.
Klopt het dat door uw vergoedingsbesluit circa 20 patiënten wel maar ongeveer 200 patiënten met een vergevorderd stadium van borstkanker per jaar niet meer in aanmerking komen voor vergoeding van behandeling met lapatinib? Kunt u aan patiënten duidelijk maken waarom dat zo is?
Het CVZ heeft uitgebreid de beschikbare gegevens bestudeerd, en ziet geen plaats voor lapatinib bij de indicatie gemetastaseerde Her2 positieve borstkanker bij progressieve ziekte na eerdere behandeling met trastuzumab. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 heb toegelicht, is bij deze indicatie geen verlenging van de levensduur aangetoond en heeft lapatinib therapeutische minderwaarde ten opzichte van de standaardbehandeling. Er was hier naar het oordeel van het CVZ geen groep patiënten aan te wijzen waarvoor is aangetoond dat ze baat zouden hebben bij opname van lapatinib in het basispakket en het is zelfs mogelijk dat patiënten die lapatinib toegediend krijgen er vanwege de bijwerkingen slechter aan toe zijn dan bij de gebruikelijke behandeling.
Wat is de vergoedingsstatus in de ons omringende landen als België, Frankrijk en Duitsland? Zo ja, wat waren de afwegingen aldaar om tot vergoeding over te gaan?
Voor zover ik kon nagaan wordt lapatinib in genoemde landen wel vergoed. Naast mogelijke verschillen in de standaardbehandeling, zijn er verschillen in de vergoeding die o.a. afhankelijk is van hoe de zorgsystemen zijn ingericht. Zo werden in Duitsland tot 1 januari 2011 geneesmiddelen na registratie automatisch vergoed en heeft er daar naar mijn weten geen beoordeling plaatsgevonden van het middel lapatinib.
Gedeeltelijk kan er ook een verschil in inzicht zijn over de manier waarop bewijs moet worden beoordeeld. Zo deelt de Nice in het Verenigd Koninkrijk de conclusie dat enige verlenging in de levensduur niet is aangetoond bij het gebruik van lapatinib, maar geven ze een andere weging aan de klinische eindpunten «time to progression» en «progression free survival». De CFH is hier van mening dat de geringe verbetering die voor deze eindpunten te zien was, niet voldoende was om een positief oordeel te geven, mede omdat er geen informatie beschikbaar is of dit zich vertaalt in verbetering van de kwaliteit van leven.
Aangezien in de EU beslissingen over de gezondheidszorg per individueel land genomen worden, is niet te verwachten dat beslissingen in alle landen gelijk zijn.
Is het waar dat Nice in het Verenigd Koninkrijk na een aanvankelijk negatieve beoordeling de vergoeding heroverweegt waardoor locale gezondheidsautoriteiten thans het middel lapatinib doorgaans vergoeden? Zo ja, wat is hierover uw oordeel?
Zie antwoord vraag 9.
Is het waar dat in Zweden het middel intramuraal wel vergoed wordt en dat de keuze voor vergoeding bij de behandelend arts in de ziekenhuizen ligt? Zo ja, wat is hierover uw oordeel?
In Zweden is de extramurale vergoeding van lapatinib – na een inhoudelijke beoordeling – gemotiveerd afgewezen. De autoriteit in Zweden had dus geen afwijkend oordeel van het CVZ in Nederland.
Omdat in Zweden financiering van de ziekenhuiszorg meer decentraal gereguleerd is, kan het zijn dat lapatinib via ziekenhuizen wel gefinancierd wordt.
Is lapatinib niet een middel dat gedurende een aantal jaren bij bepaalde indicaties voor vergoeding in aanmerking dient te komen bijvoorbeeld via een experimenteerartikel om klassengeneeskunde te voorkomen, aangezien eigen betaling voor de lagere inkomens gezien de medicijnkosten van circa 2 500 euro per maand niet te dragen zijn? Zo neen, waarom niet?
Het CVZ is in zijn advies ingegaan op de mogelijkheid om voor lapatinib een voorwaardelijke opname te realiseren met onderzoeksverplichting. Het CVZ was van mening dat lapatinib hiervoor geen geschikte kandidaat is. Het was naar het oordeel van het CVZ in een dergelijke constructie niet te verwachten dat er nog nieuwe onderzoeksresultaten zullen verschijnen die de onzekerheden over de therapeutische waarde van dit product kunnen oplossen.
Hoe beoordeelt u het standpunt van behandelende Nederlandse oncologen die vinden dat ook lapatinib in combinatie met capecitabine bij gevorderde of gemetastaseerde borstkanker bij tumoren Her2-overexpressie bij progressieve ziekte na eerdere behandeling met een antracyclinederivaat, een taxaan en trastuzumab voorlopig moet worden vergoed totdat duidelijk is welke patiëntengroepen baat hebben bij deze behandeling?5
Zie antwoord vraag 12.
Vindt u niet dat de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenverenigingen (NFK) en Borstkankervereniging Nederland (BVN) een punt hebben als ze stellen dat de richtlijn borstkanker van het CBO en de conceptrichtlijn van de Nederlandse kankerspecialisten een plaats heeft ingeruimd voor lapatinib, zodat lapatinib voor vergoeding in aanmerking dient te komen?6 7 8
Ik onderschrijf het belang van richtlijnen. Het gegeven dat een bepaalde zorgvorm in een richtlijn is opgenomen is echter niet voldoende om het te vergoeden. De wetenschappelijke onderbouwing blijft doorslaggevend. Tijdens de beoordeling van lapatinib achtte het CVZ de onderbouwing van de vermelding van Tyverb in de richtlijn onvoldoende, o.a. omdat deze was gebaseerd op inmiddels gedateerde onderzoeksgegevens.
Wat is uw oordeel over de prijsstelling van lapatinib door GSK? Bestaat de prijs uit de kostprijs en een redelijke marge of betaalt de patiënt hiervoor de «hoofdprijs»? In hoeverre maakt GSK misbruik van de ernst van de aandoening waardoor ze lapatinib tegen een hoge prijs in de markt kan zetten?
Ik heb geen oordeel over de prijsstelling van lapatinib. De prijs van een geneesmiddel wordt o.a. bepaald door de ontwikkelingskosten. Ik heb hier geen inzicht in.
Bent u bereid met GSK te onderhandelen over een reële prijsstelling tijdens de situatie van voorlopige vergoeding tijdens de in vraag 8 voorgestelde experimenteerstatus? Zo neen, waarom niet?
Zoals ik in vraag 1 heb toegelicht, is lapatinib niet afgewezen omdat de prijs te hoog zou zijn. Er was naar het oordeel van het CVZ bij de indicatie gemetastaseerde Her2 positieve borstkanker bij progressieve ziekte na eerdere behandeling met trastuzumab geen groep patiënten aan te wijzen waarvoor is aangetoond dat ze baat zouden hebben van opname van lapatinib in het basispakket. Ik vind het niet verantwoord collectief geld te besteden aan een toepassing waarvan de meerwaarde niet is aangetoond.
Welk prijskaartje mag er volgens u hangen aan de mogelijke levenswinst bij de behandeling van dure geneesmiddelen als lapatinib?
Die vraag is hier niet van belang. Er is bij de behandeling van lapatinib geen verlenging van de levensduur aangetoond.
Klopt het dat er nu reeds ziekenhuizen zijn die binnen het ziekenhuisbudget overgaan of zullen overgaan tot het vergoeden van lapatinib, maar dit niet naar buiten brengen om een aanzuigende werking van patiënten te voorkomen zodat er sprake is van postcodegeneeskunde in Nederland? Vindt u dit acceptabel? Is deze handelwijze toegestaan? Zo ja, wat is hierover uw oordeel? Zo neen, wat gaat u hier dan aan doen?
Dit is mij niet bekend. Zoals gezegd vind ik het niet verantwoord collectief geld te besteden aan een toepassing waarvan de meerwaarde niet is aangetoond. Het is aan zorgverzekeraars om hierop toe te zien.
Is het toegestaan aan ziektekostenverzekeraars om via de aanvullende verzekering tot vergoeding over te gaan? Zo ja, wat is hierover uw oordeel?
Ik heb geen zeggenschap over het aanvullend pakket van zorgverzekeraars. De eisen die gelden voor het basispakket, zoals de eis dat het moet gaan om bewezen effectieve en noodzakelijke zorg, gelden niet voor het aanvullend pakket.
Dient niet bij de behandeling van ernstige aandoeningen, zoals borstkanker met uitzaaiingen, te allen tijde te worden voorkomen dat klassengeneeskunde ontstaat? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit borgen in de kwestie lapatinib?
Als een middel therapeutische meerwaarde heeft voor een ernstige aandoening, en is opgenomen in het basispakket, wordt het voor iedereen vergoed dus kan er geen sprake zijn van klassengeneeskunde. Aangezien de meerwaarde van lapatinib bij betreffende toepassing niet is aangetoond, is de discussie over klassengeneeskunde hier niet relevant.
Wilt u deze vragen voor 1 september 2011 beantwoorden?
Hoewel ik mijn best heb gedaan om zo deze antwoorden snel mogelijk aan te leveren, heb ik voor de beantwoording tijd nodig gehad om informatie in te winnen bij andere partijen. Om deze reden is het niet gelukt om voor 1 september 2011 de antwoorden aan te leveren.
Financiële malaise in de AWBZ-zorg door afwaardering van vastgoed |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Zorg voelt malaise vastgoed»? Zijn de signalen van zorginstellingen voor u reden tot zorg? Zo nee, waarom niet?1
Is het waar dat door uw nieuwe boekhoudkundige spelregels honderden miljoenen euro’s dreigen te verdampen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe legt u dit uit aan de belastingbetaler?
Deelt u de mening dat een efficiënte inzet van zorggeld vereist dat zorginstellingen zich primair met zorgverlening bezighouden en niet met andere activiteiten? Zo nee, welke activiteiten dienen naar uw oordeel nog meer van zorggeld te worden betaald? Zo ja, waarom kiest u er dan niet voor om de overheid de financiering en het beheer van het vastgoed te laten organiseren zodat de zorginstellingen zich volledig kunnen richten op het verlenen van zorg?
Vindt u het wenselijk dat zorginstellingen door de toenemende financiële risico’s geld gaan oppotten in plaats van te investeren in verbetering van de zorg en het wegwerken van personeelstekorten? Zo ja, waarom?
Hoeveel euro winst hebben de 50 grootste AWBZ-instellingen vorig jaar in totaal geboekt? Waar komt dat geld vandaan?1
Bij de opstelling van de «top 50», is uitgegaan van ook AWBZ zorg leverende instellingen/concerns. Deze leveren voor een deel ook ZVW zorg. Tot sommige behoort bijvoorbeeld een ziekenhuis. Met de beschikbare informatie is geen eenduidige splitsing te maken, tussen AWBZ, ZVW en overig.
De 50 grootste AWBZ-zorg leverende instellingen (niet uitsluitend AWBZ zorg) hebben een positief resultaat gehaald van € 190,49 mln. Dit is 1,57% van de totale inkomsten (niet uitsluitend AWBZ zorg). Voor alle AWBZ zorgleverende instellingen is dit 1,89%.
Wel is de herkomst van de inkomsten van de 50 grootste AWBZ zorg leverende instellingen aan te geven.
Bron
Inkomsten top 50 AWBZ
Aandeel
1
Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten (uit AWBZ/Zvw-zorg, exclusief subsidies)
77,3%
2
Niet-gebudgetteerde zorgprestaties (exclusief DBC B-segment, inclusief Wmo-huishoudelijke hulp)
6,5%
3
Omzet DBC B-segment
3,9%
4
Subsidies (exclusief Wmo-huishoudelijke hulp; inclusief overige Wmo-prestaties)
6,6%
5
Overige opbrengsten
5,6%
Hoe verhoudt de kabinetsdoelstelling van het aantrekken van private investeerders in de zorg door middel van winstuitkeringen zich met het voorspelbare oppotten van geld door zorginstellingen als reactie op de toenemende risico’s op onder meer vastgoed? Wilt u uw antwoord toelichten?
Deelt u de mening dat zorginstellingen vooral zullen bezuinigen op hun personeel, gebouwenonderhoud en het woon-/leefklimaat van de bewoners, aangezien zij gedwongen zijn reserves aan te leggen en gebonden zijn aan solvabiliteitseisen van banken en andere investeerders? Zo ja, is dit wat het kabinet beoogt met zijn beleid? Zo nee, waar verwacht u dat de instellingen dan op bezuinigen en wilt u dit toelichten?
Deelt u de mening dat zorginstellingen door het kabinetsbeleid financieel beloond worden voor het aantrekken van doelgroepen die veel geld opleveren en juist financieel worden gestraft indien zij zich uit medemenselijkheid richten op probleemgroepen zoals daklozen, zorgmijders en mensen zonder geld? Zo nee, wat is uw inhoudelijke reactie op de verklaring die de financieel secretaris van het Leger des Heils geeft voor het slechte financiële resultaat in vergelijking met andere AWBZ-instellingen?1
Kent u de brief van Revalidatie Nederland (RN) aan de Kamer, waarin deze aangeeft dat de kapitaallasten van revalidatiecentra gemiddeld 11,3% van de omzet bedragen volgens onderzoek in 2007 en 2008 van uw voorganger?2 Wilt u toelichten hoe zich dit verhoudt tot de 8,7% opslag die genoemd wordt in het document Invoering prestatiebekostiging medisch specialistische zorg van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) Wat is uw reactie op de argumenten van RN?
De overname van ziekenhuis 't Lange Land (LZZ) |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw opvatting over de aangekondigde overname van ’t Lange Landziekenhuis in Zoetermeer (LLZ) door een coöperatie van het Bronovo Ziekenhuis, Medisch Centrum Haaglanden en het Groene Hart Ziekenhuis?1
‘t Lange Land Ziekenhuis (LLZ) maakt sinds 2008 deel uit van de genoemde coöperatie. De coöperatie onderzoekt op verzoek van LLZ de mogelijkheden om voor problemen van LLZ een oplossing te vinden binnen de structuur van de coöperatie. Aanleiding hiervoor is het onderzoek van LLZ waaruit is gebleken dat LLZ niet langer in staat is om een algemeen ziekenhuis met de gebruikelijke functies in stand te houden. Ik heb er niets op tegen dat een ziekenhuis op zoek gaat naar oplossingen om zo de financiële problemen het hoofd te bieden en een meer op de toekomst toegespitst zorgaanbod te realiseren. De wijze waarop hieraan invulling wordt gegeven, valt onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van het ziekenhuis. Besluitvorming over de precieze juridische vormgeving heeft overigens nog niet plaatsgevonden.
Past deze ontwikkeling in uw beleidsdoelstelling van kleinschalige zorg om de hoek? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u ondernemen?
Mijn beleid is er op gericht zoveel mogelijk basiszorg in de buurt te behouden. Basiszorg die geleverd wordt door bijvoorbeeld huisartsen, wijkverpleegkundigen of deels door ziekenhuizen. Dit beleidsstreven houdt niet automatisch in dat complete ziekenhuizen met het volledige palet aan ziekenhuiszorg onder alle omstandigheden in de buurt behouden moeten blijven. Kwaliteitsnormen of de financiële positie van een ziekenhuis kunnen voor een ziekenhuis aanleiding zijn voor een heroriëntatie op het zorgaanbod. Ik kan me voorstellen dat een ziekenhuis hierbij de keuze maakt voor behoud van bepaalde laagcomplexe zorg met een hoog volume in het ziekenhuis zelf en te stoppen met de complexe zorg waaraan strenge eisen van kwaliteit en veiligheid zijn verbonden. Deze ontwikkeling sluit aan bij mijn beleidsdoelstelling van kleinschalige zorg nabij.
Wilt u toelichten wat de gevolgen zullen zijn voor de bereikbaarheid van de ziekenhuiszorg in een stad als Zoetermeer met bijna 122 000 inwoners? Bent u van mening dat de bereikbaarheid binnen de, voor de veiligheid en volksgezondheid verantwoorde, normen blijft?
Er zijn geen normen voor de bereikbaarheid van de totale ziekenhuiszorg. De bereikbaarheidsnorm van 45 minuten voor de acute zorg is enige norm die hier van belang is. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft onlangs onderzocht welke SEH-locaties kritisch zijn voor deze bereikbaarheidsnorm. Ik heb u deze analyse op 18 juli 2011 toegestuurd. LLZ in Zoetermeer is volgens de berekening van het RIVM geen kritische locatie en er zullen dus met een eventuele sluiting van deze SEH geen inwoners buiten de normtijd van 45 minuten vallen. Dit heeft te maken met de beschikbaarheid en bereikbaarheid van voldoende ziekenhuizen met een SEH in de regio.
Verwacht u dat het LLZ een volwaardige Spoedeisende Hulppost (SEH) met acht basisspecialismen zal behouden? Zo ja, op grond waarvan? Zo nee, wilt u hiervoor als systeemverantwoordelijke garant staan en wilt u dit antwoord toelichten?
Vooruitlopend op de definitieve plannen heeft LLZ mij laten weten dat zij in het gewijzigde en afgeslankte profiel 24 uur per dag spoedzorg beschikbaar zal houden in Zoetermeer. Wat deze spoedzorg exact behelst, is op dit moment op basis van de huidige plannen nog niet duidelijk aan te geven.
Hoeveel banen zijn gemoeid met de aangekondigde reorganisatie van het LLZ? Op welke afdelingen zullen ontslagen vallen?
LLZ heeft me hierover de volgende informatie verstrekt. De reductie van het aantal full time eenheden is vooralsnog berekend op 114 fte’s (152 banen). De coöperatie beschikt over een zeer recent gezamenlijk met de vakbonden opgesteld concept-sociaal plan dat ondermeer voorziet in het zoveel mogelijk herplaatsen van boventallige medewerkers van LLZ bij de andere ziekenhuizen. Verder bestaat bij LLZ de verwachting dat als gevolg van natuurlijk verloop uiteindelijk een gering aantal personen elders aan een nieuwe baan geholpen moet worden.
Wilt u de Kamer een overzicht sturen van het risico dat per ziekenhuis in Nederland wordt gelopen op faillissement of overname als gevolg van liquiditeitsproblemen door afwaardering van vastgoed? Welke ziekenhuizen lopen het grootste risico? Zo nee, waarom bent u hiertoe niet bereid?
Ik ga hier uit van de eigen verantwoordelijkheid en belangen van de betrokken partijen. Aanbieders en hun belanghebbenden, waaronder zorgverzekeraars/zorgkantoren, banken, cliënten(organisaties) en het personeel, worden zo optimaal gestimuleerd om alles op alles te zetten om een faillissement en daarmee discontinuïteit van zorg te voorkomen. Elk van de genoemde partijen heeft iets te verliezen. Zij hebben daarom belang bij vroegtijdige signalering en een terugvalplan. Ik zorg dat verzekeraars verplicht kunnen worden in hun overeenkomsten met zorgaanbieders afspraken te maken over vroegtijdige signalering van problemen.
Daarnaast krijgen zorgverzekeraars de plicht om te melden wanneer zij (op korte termijn) niet meer aan hun zorgplicht kunnen voldoen. De NZa zal daar actief op toezien.
LLZ heeft aangegeven dat de herwaardering van vastgoed niet doorslaggevend is bij het optredende liquiditeitsprobleem op korte termijn. De hoofdoorzaak bij LLZ is dat de opbrengsten uit de zorg structureel niet in balans zijn met het kostenniveau.
Bent u van mening dat de privatisering van het vastgoed van zorginstellingen mag leiden tot verminderde beschikbaarheid en bereikbaarheid van ziekenhuiszorg? Zo ja, wat is het volgende ziekenhuis dat zal verdwijnen? Zo nee, op welke wijze gaat u dit voorkomen?
Wijzigingen in de eigendomsstructuur van instellingen mogen niet leiden tot het niet beschikbaar zijn van de zogenaamde cruciale zorgfuncties. Het monitoren van de beschikbaarheid van deze functies binnen de daartoe aangegeven normen reken ik tot mijn verantwoordelijkheid. Voor het overige kunnen wijzigingen in de eigendomsstructuur leiden tot veranderingen in het daadwerkelijke aanbod van zorg. De verzekeraar heeft hierbij de regie als het gaat om de invulling van zijn zorgplicht. De raden van bestuur van zorginstellingen zullen onder druk van de veranderende marktordening steeds meer gedwongen worden het aanbod van zorg zodanig in te richten dat het voldoet aan de wensen van de verzekerden. Het eigendom en de beschikbaarheid van het vastgoed zal volgend zijn op deze ontwikkelingen.
Deelt u de mening dat het niet ingrijpen door de overheid bij een dreigend faillissement van een ziekenhuis gelijk staat aan vernietiging van door de zorgpremie- en belastingbetaler opgebracht kapitaal? Zo nee, waarom niet?
Ik deel die mening niet. Zorgaanbieders hebben zelf de verantwoordelijkheid om hun bedrijfsvoering op orde te houden. Wanneer hen dat niet lukt, gaan ze failliet. Het ontbreken van die prikkel en de ondoelmatigheden die daaruit voortvloeien trekken naar mijn mening een grotere wissel op de premie- en belastingbetaler. De reële dreiging van een faillissement zal de zorgaanbieders, maar ook andere belanghebbenden zoals zorgverzekeraars, banken en personeel juist aansporen om hun uiterste best te doen om een faillissement te voorkomen. De zorgaanbieder kan daartoe zelfs zorgactiviteiten en/of gebouwen verkopen en met de opbrengst daarvan de zorg en financiën weer op orde krijgen.
Wanneer de overheid zou ingrijpen bij een dreigend faillissement, heeft de zorgaanbieder daarentegen geen prikkel meer om verstandig met de premie- en belastingmiddelen om te gaan.
Waarom heeft, indien de zorg in een ziekenhuis van onvoldoende kwaliteit is of er financiële problemen zijn ontstaan, het simpelweg failliet laten gaan uw voorkeur boven overheidsingrijpen namens de premiebetaler om de zorg op het gewenste niveau te brengen? Heeft dit iets te maken met uw geloof in marktwerking als ordeningsmechanisme voor de gezondheidszorg?
Ik ben er van overtuigd dat een reële dreiging van faillissement er voor zal zorgen dat zorgaanbieders en hun belanghebbenden zullen zorgen dat financiële problemen worden voorkomen of, wanneer ze zich toch voordoen, zo snel mogelijk worden opgelost. Indien het de aanbieder niet lukt, wil ik hem niet belonen door hem alsnog te redden. Ik ontneem dan immers de kans voor andere zorgaanbieders om de zorg over te nemen en deze wel rendabel aan te bieden.
Overigens kan en wil ik, via de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), wel ingrijpen als een zorgaanbieder slechte kwaliteit levert. De IGZ heeft daartoe diverse instrumenten zoals een aanwijzing, het plaatsen van een zorgaanbieder onder verscherpt toezicht of het geven van een bevel.
Is het niet ten principale zo dat de zorgbehoefte leidend moet zijn bij het al dan niet in stand houden van ziekenhuizen of ziekenhuisafdelingen en dat niet andere redenen als financiële problemen, vermeend eigenbelang en strategische afwegingen of het worden weggeconcurreerd door andere ziekenhuizen bij mismanagement, een reden mag zijn voor het verdwijnen van ziekenhuizen of het sluiten van afdelingen? Zo nee, kunt u dit nader motiveren?
De zorgverzekeraars moeten aan de zorgplicht tegenover hun verzekerden voldoen. Wanneer de zorgverzekeraar voor het voldoen aan zijn zorgplicht een bepaalde aanbieder niet (meer) nodig heeft, is er geen reden die zorgaanbieder in stand te houden. Alleen wanneer blijkt dat er na een faillissement geen vervangend aanbod voor cruciale zorg kan worden gevonden, garandeert de overheid dat de zorg, niet de zorgaanbieder, in stand worden gehouden.
Wilt u toelichten waarom het College Sanering Zorginstellingen wordt ondergebracht bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), terwijl deze organisatie nauwelijks toezicht houdt op de financiële situatie van een zorgaanbieder? Vindt u het, gelet op de huidige en te verwachten problemen met het vastgoed, verstandig om deze taken aan de NZa over te dragen? Is het niet veel verstandiger het College Sanering Zorginstellingen vooralsnog in stand te houden gezien de onzekere situatie van vele zorginstellingen?2
Het College sanering zorginstellingen (Csz) heeft momenteel niet de wettelijke taak toezicht te houden op de financiële situatie van een zorgaanbieder. Ook de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) houdt geen toezicht op de financiële situatie van individuele zorgaanbieders. Dit is dus geen argument om het Csz niet bij de NZa onder te brengen. In de afgelopen jaren heeft het Csz wel in een aantal gevallen, op verzoek van de minister van VWS, onderzoek gedaan naar de financiële situatie van een individuele zorgaanbieder. Het betreft hier echter geen wettelijke taak van het Csz; medewerking door zorgaanbieders aan dergelijk onderzoek van het Csz gebeurde op basis van vrijwilligheid.
In mijn brief «Waarborgen voor continuïteit van zorg» aan uw Kamer van 27 april 2011 heb ik aangegeven wat mijn verantwoordelijkheid is bij het waarborgen van de continuïteit van zorg. Onderzoek op mijn verzoek naar de financiële situatie van een individuele zorgaanbieder past niet meer bij mijn verantwoordelijkheid zoals ik die in deze brief heb weergegeven.
Nu niet langer sprake is van saneringsbeslissingen door de minister en ook het bouwregime op grond van de Wtzi inmiddels is afgeschaft, waardoor meer vrijheden voor zorgaanbieders ten aanzien van hun vastgoed ontstaan, ligt het in de rede om de resterende taken van het Csz onder te brengen bij de NZa. Na inwerkingtreding van de Wet cliëntenrechten zorg, de Tijdelijke wet ambulancezorg en de Wet investeren in zorg door uitkeerbare winst medisch specialistische zorg, thans nog wetsvoorstellen, gaat het uitsluitend nog om de saneringsregeling op grond van de Wet op bijzondere medische verrichtingen (Wbmv). Daarnaast heeft het Csz op grond van het wetsvoorstel voor en Tijdelijke wet ambulancezorg nog de taak om saneringsaanvragen af te wikkelen, die op grond van de Wet ambulancevervoer zijn ingediend.
In het kader van de overgang naar integrale tarieven in de cure en de care zijn er goede overgangsregimes vastgesteld, om problemen met vastgoed te voorkomen. Bij de uitvoering van deze overgangsregimes speelt het Csz geen rol. De NZa is hier de aangewezen toezichthouder.
Besloten is de taken van het Csz met het oog op verdere stroomlijning van de taken van zelfstandige bestuursorganen op het terrein van de zorg te doen overgaan naar de NZa. Daarmee zal het aantal zelfstandige bestuursorganen in de zorg met één worden teruggebracht. Dit draagt bij aan de bestuurlijke vereenvoudiging die de regering voorstaat.