De fusie tussen Emergis en de Parnassia Bavo Groep |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat Emergis en de Parnassia Bavo Groep willen fuseren?1
Het is niet aan mij om een inhoudelijk oordeel te geven over individuele fusievoornemens in de zorgsector. Dit is voorbehouden aan de daarvoor verantwoordelijke toezichthouders. Het fusievoornemen is op 16 december 2011 gemeld bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en is daar op dit moment nog in behandeling. Ik ben overigens niet van mening dat alle fusies ongewenst zijn. Een fusie kan soms noodzakelijk zijn voor de continuïteit of de kwaliteit van de aangeboden zorg. Er zijn natuurlijk ook zorgen over fusies, die worden ingegeven door ervaringen ten aanzien van de argumentatie van de noodzaak van fusie, de betrokkenheid van de cliënten, medewerkers en andere stakeholders bij de uitwerking van fusies en de wijze waarop fusies in het verleden daadwerkelijk zijn uitgepakt. Vandaar dat de fusietoetsing zal worden aangescherpt. Om op dit moment al zoveel mogelijk aan de wensen van de Kamer tegemoet te komen zal ik publiekelijk, en in de richting van (koepels van) zorgaanbieders, aangeven dat de Kamer en ik van mening zijn dat partijen uitermate zorgvuldig met fusies moeten omgaan. En dat ik het zeer wenselijk vind dat zorgaanbieders ook nu al handelen in de geest van de komende aanscherping van de regels. Ik zal partijen daartoe oproepen.
Erkent u dat grootschalige zorginstellingen tot op vandaag geen voordeel hebben laten zien als het gaat om kostenbeheersing en goed bestuur; in die zin dat het contact tussen de werkvloer en de bestuurlijke leiding goed verloopt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben van mening dat er geen eenduidig verband bestaat tussen grootschaligheid van zorginstellingen aan de ene kant en kostenbeheersing of goed bestuur aan de andere kant. Ook grote zorginstellingen kunnen zeer wel doelmatig en klantgericht zorg aanbieden. Cruciaal daarbij is de wijze waarop de instellingen de randvoorwaarden voor goede en doelmatige zorg creëren en hoe zij vervolgens het zorgproces zelf vorm geven. Daarbij kan een grote instelling de zorgverlening zeer wel kleinschalig organiseren en de verantwoordelijkheidsverdeling voor de zorgverlening zodanig vorm geven dat er korte lijnen bestaan tussen de werkvloer en de bestuurlijke leiding. Andersom is ook waar, grote instellingen kunnen heel inefficiënt zijn en daarmee duurder en slechter van kwaliteit.
Welk risico wordt gelopen door de grootte van de nieuwe zorginstelling vanuit het oogpunt van continuïteit van zorg in het geval van een faillissement? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zowel grote als kleine zorgaanbieders kunnen failliet gaan, de risico’s daarvoor worden vooral bepaald door enerzijds omgevingsfactoren en anderzijds de wijze waarop bestuurders de instelling besturen.
In het geval zich onverhoopt problemen voordoen met betrekking tot de continuïteit van de zorgaanbieder, dan ligt de verantwoordelijkheid voor het garanderen van voldoende kwalitatief goede zorg bij het zorgkantoor of de zorgverzekeraars. Zij hebben immers een zorgplicht. Let wel: die verantwoordelijkheid heeft betrekking op het garanderen van continuïteit van zorg, niet op het in stand houden van zorgaanbieders. In dergelijke gevallen zijn overnames van bestaande zorgaanbieders een mogelijkheid. Bij een dergelijke overname na faillissement is niet zozeer de omvang van de instelling alswel de omvang van de financiële en organisatorische problemen bepalend. Die verschillen van geval tot geval. Een grote instelling kan na faillissement ook in delen worden overgenomen waarmee ook de continuïteit van zorg gewaarborgd kan worden.
Uiteraard zal de zorgverzekeraar meer problemen hebben met het garanderen van continuïteit van zorg als er één aanbieder is in een regio dan als er mee zijn. Grootschalige fusies, wanneer er slechts één aanbieder of heel weinig verschillende aanbieders overblijven, is kwetsbaar in het licht van de continuïteit van zorg en in het licht van keuzevrijheid.
Is de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om een advies voor de fusie gevraagd? Zo ja, hoe luidt dit advies? Zo neen, waarom niet?
Het fusievoornemen is op 16 december 2011 bij de NMa gemeld. De zaak is op dit moment nog in behandeling bij de NMa. Zoals bij iedere fusiemelding in de zorg stelt de NMa de NZa in de gelegenheid een zienswijze ten aanzien van de fusie af te geven. Indien de NZa zo’n zienswijze afgeeft zal de NMa deze betrekken bij haar beoordeling van de fusie in het kader van de Mededingingswet.
De fusie is niet gemeld bij de NZa, instellingen zijn daartoe ook nog niet verplicht. Het wetsvoorstel waarmee de zorgspecifieke fusietoetsing wordt aangescherpt ligt op dit moment voor advies bij de Raad van State. Na het advies van de Raad van State zullen de staatssecretaris en ik het wetsvoorstel bij uw Kamer aanhangig maken. Totdat het wetsvoorstel tot wet wordt verheven heeft de NZa nog geen bevoegdheden ten aanzien van het goed- of afkeuren van fusies.
Is aan de cliëntenraad en de ondernemingsraad advies gevraagd over de fusie? Zo ja, hoe luidt dit advies? Zo nee, waarom niet?
Zowel de cliëntenraad als de ondernemingsraad van Emergis en Parnassia is om advies gevraagd over de fusie. Deze adviezen zijn, voor zover ons bekend, op dit moment nog niet uitgebracht.
Gaat u de fusie tegenhouden op basis van de aangenomen motie- Leijten, die de regering verzoekt een moratorium in te stellen op fusies in de zorgsector, totdat de inspraak van patiënten en personeel voldoende is geregeld? Zo ja, hoe gaat u deze fusie tegenhouden, en hoe gaat u de Kamer hierover informeren? Zo nee, op welke manier gaat u dan uitvoering geven aan de aangenomen motie?2
In mijn brief van 7 november 2011 en tijdens de behandeling van de VWS begroting voor 2012 in uw Kamer heb ik gereageerd op de door uw Kamer aangenomen motie die was ingediend door mevrouw Leijten3, waarin de regering wordt gevraagd een moratorium op fusies af te kondigen totdat de inspraak van patiënten en personeel voldoende is geregeld. Ik heb aangegeven dat ik geen wettelijke bevoegdheden heb om een algemene fusiestop af te kondigen. Daarbij heb ik aangegeven dat het ook niet waarschijnlijk is dat nieuw te ontwikkelen wet- en regelgeving op dit punt sneller in werking zal kunnen treden dan de reeds in gang gezette trajecten ter verbetering van de positie van cliënten en medewerkers waar de motie op doelt. Om op dit moment al zoveel als mogelijk aan de wensen van de Kamer tegemoet te komen zal ik in mijn overleggen met de (koepels van) zorgaanbieders de bestaande zorgen ten aanzien van fusies in de zorgsector nogmaals onder de aandacht brengen en partijen op het hart drukken zorgvuldig om te gaan met fusies en nu al te handelen naar wat de aanscherping van de zorgspecifieke fusietoets straks formeel gaat voorschrijven.
Gaat u de fusie tegenhouden op basis van het in de Ministerraad aangenomen voorstel om te komen tot scherpere regels voor fusies in de zorg, dat nog door de Kamer behandeld moet worden? Zo ja, hoe gaat u dat doen en op welke manier gaat u de Kamer informeren? Zo neen, erkent u dat het bizar is dat twee dagen na de aankondiging van strengere fusieeisten deze megafusie wordt aangekondigd?3 Vermoedt u een verband?
Het wetsvoorstel waar in de vraag op wordt gedoeld geeft de NZa de bevoegdheid om in een voorkomend geval een fusie tegen te houden indien de fusie grote risico’s voor de kwaliteit of de bereikbaarheid van zorg met zich meebrengt. Totdat dit wetsvoorstel tot wet is verheven heeft de NZa die bevoegdheid echter niet. Alleen de NMa kan een fusie tegenhouden indien aannemelijk is dat de fusie de mededinging belemmert.
Wat ik zal doen is, zoals ook aangegeven in eerdere antwoorden op soortgelijke vragen, partijen oproepen nu al te handelen conform de aanscherping van de regels met betrekking tot fusietoetsing. Echter, totdat het wetsvoorstel in werking is getreden kunnen partijen daartoe niet worden gedwongen.
Ik heb geen reden om aan te nemen dat er een verband is tussen de aankondiging van de aangescherpte fusietoetsing en de voorgenomen fusie tussen Emergis en de Parnassia Bavo Groep, zeker omdat de aankondiging van de aanscherping van de fusietoets op dezelfde dag plaatsvond als de melding van het fusievoornemen bij de NMa.
Hoe gaat u er voor zorgen dat – mocht de fusie doorgaan – de bestuurders van de nieuwe organisatie keurig onder de Wet normering topinkomens (semi) publieke sector (WNT) komen te vallen? Zo nee, waarom niet?4
De WNT is zodanig geformuleerd dat er geen aanvullende acties nodig zijn om een gefuseerde instelling onder de WNT te laten vallen. De WNT is nog niet van kracht. De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel medio december 2011 aangenomen. Het is nu aan de Eerste Kamer om zich over het wetsvoorstel uit te spreken.
Welke personele consequenties zijn er als Emergis en de Parnassia Bavo Groep gaan fuseren? Staan er dan nog steeds 460 banen van medewerkers bij Parnassia op de tocht, zoals eerder aangekondigd?5
Op de website van de Parnassia Bavo Groep wordt met betrekking tot de personele gevolgen van de fusie medegedeeld dat de fusie geen directe personele gevolgen heeft.
Het verminderen van het aantal bedden in de GGZ en sluiting herstellingsoord |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de GGZ-instelling Mondriaan in Limburg vóór 2016 142 bedden zal schrappen?1
Wat is uw reactie op het bericht dat de GGZ-instelling Mondriaan in Limburg vóór 2016 142 bedden zal schrappen?1
Dat de GGZ-instelling Mondriaan zich heeft voorgenomen om bedden te schrappen past in mijn beleid om de zogenaamde ambulantisering te stimuleren. Patiënten met psychische aandoeningen kunnen veel meer dan nu wonen in en deelnemen aan de maatschappij, mits de juiste ondersteuning in de wijk is georganiseerd. Daarvoor zijn in Nederland al diverse zorgvormen opgericht, zoals bijvoorbeeld ACT en FACT teams. FACT-teams (Functie Assertive Community Treatment) behandelen en begeleiden mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen in de wijk/thuissituatie. Zij bieden praktische steun in huisvesting, inkomen, zoeken naar dagbesteding en werken met motiverende technieken. Ook betrekken deze teams de familie van de patiënt bij de behandeling, waardoor die er niet alleen voor staat en hun zorgen worden verlicht.
De afbouw van bedden is een goede ontwikkeling voor de kwaliteit van leven van de patiënt én het is kostenbesparend, omdat bedden erg duur zijn. Het bericht waar u naar verwijst, zet deze voordelen ook uiteen. Mondriaan komt tegemoet aan de wensen van de patiënt, die behandeld wil worden in de thuissituatie. Door het samenstellen van een optimaal team van professionals die de patiënt hierin ondersteunen, kunnen met minder personeel meer mensen worden geholpen. Op dit moment ben ik met het veld in gesprek om te komen tot een bestuurlijk akkoord over de geestelijke gezondheidszorg. Een van de thema’s is de ambulantisering en de beddenafbouw.
Om welke reden schrapt Mondriaan de bedden? Is er in deze regio een overschot aan geestelijke gezondheidszorg?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Zijn er wachtlijsten op dit moment voor bedden bij Mondriaan of bij andere GGZ-instellingen in Limburg? Zo ja, hoe komt dat?
Ik heb geen signalen dat er wachtlijsten zijn voor bedden op dit moment.
Betreft het ook het afbouwen van crisisbedden? Zo ja, wat betekent dat voor het aantal crisisbedden in deze regio? Kan een toelichting worden gegevens?
Het bestuur van de instelling is verantwoordelijk voor de besluiten die zij neemt met betrekking tot het reduceren van bedden, ook als dat crisisbedden betreft. De continuïteit en kwaliteit van zorg aan cliënten moet gewaarborgd zijn. Indien de instelling besluit crisisbedden te sluiten zal dat op zodanige wijze moeten plaatsvinden dat de crisisfunctie voor de regio wel gewaarborgd blijft.
Op welke manier zal een vermindering van bedden bij Mondriaan leiden tot het helpen van meer mensen?
Ik verwijs hierbij naar het antwoord van vraag 1.
Vindt u het wenselijk dat door het verminderen van het aantal bedden de kans vergroot wordt dat patiënten in een ambulant traject gedwongen worden, hoewel wellicht residentiële zorg effectiever kan zijn? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Ik ga er vanuit dat de zorg die verleend wordt aan de patiënten verantwoorde zorg is en dat zorgverleners per individuele patiënt beoordelen of een ambulant traject of klinische opname gewenst is. Het beleid rondom de ambulantisering zal dus verantwoord moeten plaatsvinden, waarbij altijd de mogelijkheid voor residentiële zorg moet blijven bestaan, afhankelijk van de specifieke zorgbehoefte van de patiënt. Feit is wel, dat meer mensen dan nu in een ambulant traject kunnen worden geholpen, omdat dit beter is voor de kwaliteit van leven van de patiënt zelf. Zie mijn antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat mensen die in geestelijke nood verkeren kwalitatief goede zorg op maat geboden moet worden, waarbij vooraf niet voorgeselecteerd moet worden welke vorm van zorg dat moet zijn? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 6.
Kunt u uitleggen waarom een vermindering van managementlagen en managementpersoneel gepaard gaan met een beddenvermindering?
Indien patiënten worden behandeld in een klinische setting, wordt een groot beroep gedaan op het organisatievermogen van een instelling. Er moet voldoende personeel aanwezig zijn om de instelling aan te sturen en de organisatie draaiende te houden. Indien patiënten veel meer vanuit een ambulante situatie en/of de thuissituatie worden geholpen, heeft dit consequenties voor het management als gevolg van sluiting van afdelingen. Zo zullen veel meer organisatorische aspecten, zoals voorzieningen voor levensonderhoud voor patiënten, de inzet van verplegend personeel etc. worden verminderd, wat kan resulteren in een vermindering van managementlagen binnen een organisatie.
Sturen de zorgverzekeraars bij Mondriaan aan op het verminderen van het aantal bedden? Zo, nee, wat is dan wel hun rol? Zo ja, waarom?
Ja, het beleid van CZ/VGZ is erop gericht dat het proces van ambulantisering daadwerkelijk wordt ingezet. Afbouw van klinische capaciteit is één van de inkoopvoorwaarden. Nederland kent een relatief hoge dichtheid als het gaat om GGZ-bedden per inwoner. Het Trimbosinstituut heeft dit in een rapport «Toekomstverkenning intramurale GGZ» (2009) ook aangegeven. De verwachting is, zo blijkt in dit rapport, dat deze capaciteit zonder nadere maatregelen blijft groeien, terwijl klinische opname niet altijd noodzakelijk past bij de zorgvraag van de patiënt. Veel beter kan in sommige gevallen de patiënt in een ambulante setting worden behandeld.
Mondriaan bouwt de klinische capaciteit wel sneller af dan de inkoopvoorwaardennorm van de verzekeraars. Daarom hebben CZ/VGZ en Mondriaan een intentieverklaring getekend met als doel dat Mondriaan de afbouw kan temporiseren indien blijkt dat de afbouw te snel gaat.
Hoeveel euro moet Mondriaan in totaal bezuinigingen, en hoeveel banen zullen er daardoor verdwijnen?
Mondriaan moet 7 miljoen euro bezuinigen. Ongeveer 75% van het budget van Mondriaan betreft personele kosten. In 2012 zullen er van de ruim 1 800 formatieplaatsen 133 verloren gaan. De Raad van Bestuur verwacht dat gedwongen ontslagen achterwege kunnen blijven.
Wat is uw reactie op het bericht dat Pro Persona heeft besloten om het herstellingsoord te sluiten?2
Ik realiseer mij dat de bezuinigingen waar de sector mee te maken krijgt fors zijn en dat dit invloed heeft op de bedrijfsvoering van organisaties. De maatregelen zijn echter onontkoombaar om de GGZ toekomstbestendig te houden. Ik vertrouw erop dat zorgverzekeraars doelmatig inkopen, zodanig dat de zorg betaalbaar blijft en beschikbaar voor patiënten. Zij kunnen binnen deze kaders hun eigen afwegingen maken, waarbij in dit geval het gevolg is dat het herstellingsoord van Pro Persona moet sluiten. Bovendien gaat het volgens Pro Persona, zoals ook in het artikel wordt aangegeven, om lichte gevallen, waarvan het de vraag is of die »s nachts in het herstellingsoord moeten verblijven.
Hoe oordeelt u er over dat er zogenaamde preventieplaatsen worden geschrapt? Kunt u uw antwoord toelichten?
De zorg die in het herstellingsoord werd gegeven, betrof in veel gevallen «lichte problematiek». De instelling declareerde veel van deze zorg onder de aanspraak aanpassingsstoornis, welke per 2012 niet meer onder het verzekerde pakket valt. Ik vertrouw erop dat de verzekeraar weloverwogen heeft besloten om de preventieplaatsen in zijn geheel te schrappen en verwijs hierbij ook naar het antwoord dat ik gaf op vraag 11.
Hoeveel moet Pro Persona bezuinigen, en hoeveel banen zullen daardoor verdwijnen?
Pro Persona zal de functie Herstellingsoord, waar klinische opname geboden wordt aan mensen met verschillende diagnoses(waaronder aanpassingsstoornissen) voor wie een tijdelijke opname is aangevraagd, in de loop van 2012 niet meer uitoefenen. Er is een sluitingsplan gemaakt. Een opnamestop wordt ingevoerd met ingang van 1 juni en de feitelijke sluiting is voorzien per 1 augustus. Het gaat daarbij om 41 medewerkers die hierdoor hun functie verliezen. Pro Persona streeft ernaar deze mensen te herplaatsen in de organisatie van Pro Persona. De kans bestaat dat een deel van de cliënten nu eerder opgenomen moeten worden op een reguliere opnameafdeling van Pro Persona in de regio.
De sluiting van het Herstellingsoord past bij de verder gaande ambulantisering van de GGZ die de zorgverzekeraar(s) en de zorgaanbieders in de GGZ nastreven. Dit past binnen mijn beleidslijn. Nadat de zorgverzekeraar had aangegeven de verblijfsfunctie niet meer te zullen inkopen (het is namelijk verblijf met behandeling) is, mede gelet op het uit het basispakket Zvw vergoeding van aanpassingsstoornissen, besloten het Herstellingsoord te sluiten.
Het totale bedrag voor het Herstellingsoord mag worden behouden, maar zal nu worden ingezet om meer patiënten ambulant te behandelen.
Pro Persona onderzoekt welke mogelijkheden er zijn om (delen van) het zorgaanbod van het Herstellingsoord ambulant aan te bieden.
Is het waar dat zorgverzekeraar Menzis heeft besloten de vergoeding voor verblijf voor de preventieplaatsen te laten vervallen, zodat het herstellingsoord van Pro Persona moet sluiten? Bent u van mening dat een zorgverzekeraar inhoudelijk kan toetsen of iemand baat heeft bij een preventieve opname om erger in de toekomst te voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, dat is waar. De verzekeraar zou inderdaad kunnen toetsen of iemand baat heeft bij een preventieve opname om erger te kunnen voorkomen. Praktijkvariatie zou dat ook uit kunnen wijzen. Die informatie heeft hij nodig om adequaat te kunnen inkopen en zijn afwegingen te kunnen maken om wel of niet bepaalde zorg in te kopen bij een instelling.
Is het waar dat zorginstellingen in de GGZ de verblijfsplaatsen voor mensen met een zorgzwaartepakket 1, 2 of 3 aan het afstoten zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het kader van het ambulantiseringtraject dat aanbieders en verzekeraars momenteel gezamenlijk oppakken, verwacht ik dat verblijfplaatsen voor mensen met een zorgzwaartepakket 1, 2 of 3 inderdaad minder worden gecontracteerd. Immers, deze mensen kunnen verantwoord ambulant worden geholpen. Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 1.
De problemen bij de intensive care van het VU Medisch Centrum |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is de betrokkenheid van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) bij de grote problemen op de intensive care van het VU Medisch Centrum?1
In mijn eerdere brief van 15 december 2011 kenmerk CZ-TSZ-3097709 ben ik ingegaan op de rol van de IGZ bij de kwesties die speelden op de IC van VUmc.
Kort gezegd komt het er op neer dat IGZ hierbij een actieve rol vervult en de Raad van Bestuur op tekortkomingen heeft gewezen.
Is het waar dat twee dodelijke incidenten zijn gemeld die mogelijk voorkomen hadden kunnen worden?
Beide meldingen zijn in onderzoek en behandeling door de IGZ. Beoordeling van de eerste zaak heeft geleid tot maatregelen die de Raad van Bestuur moet nemen. De inspectie volgt dit nauwgezet. Door VUmc is een plan overlegd waar de inspectie zich in kan vinden en de uitvoering is in gang gezet. Over de laatste melding is nog geen enkele mededeling te doen. Dit onderzoek is pas recent gestart.
Is het toezicht van de IGZ voldoende effectief zodat mogelijke calamiteiten of gevaarlijke situaties voor patiënten door gebrekkige communicatie worden voorkomen? Waaruit bestaat het handelen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg?
De primaire verantwoordelijkheid om kwalitatief goede en veilige zorg te leveren ligt in het ziekenhuis zelf. De IGZ houdt scherp toezicht op het VUMC en betrekt bij dat toezicht zowel medisch-inhoudelijke alsook bestuurlijke aspecten en spreekt de Raad van Bestuur daar op aan. In de onderhavige casus heeft de IGZ naar aanleiding van een melding op deze wijze gehandeld om zodoende risico’s te reduceren en herhaling te voorkomen.
Is het waar dat een klokkenluider op non-actief is gesteld? Wat is daarover uw oordeel? Hoe wordt voorkomen dat deze klokkenluider de dupe wordt van zijn handelen?
Degene die deze calamiteit bij de IGZ gemeld heeft is niet op nonactief gesteld, maar opereert op dit moment niet. Alles is er op gericht de desbetreffende arts zo snel mogelijk weer normaal onderdeel van het team te laten uitmaken en de communicatie structureel te verbeteren. Ik hecht zeer aan een zorgvuldige behandeling van betreffende arts, opdat deze niet de dupe wordt van de melding die hij bij de IGZ heeft gedaan.
Deelt u de mening dat als de communicatie tussen de medische staf leidt tot gevaarlijke situaties dat dan de Raad van Bestuur nooit mag wegkijken en actief dient te handelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik ook in mijn brief van 15 december 2011 heb aangegeven, deel ik die mening. De Raad van Bestuur is primair verantwoordelijk voor kwaliteit en veiligheid van de patiëntenzorg. In dat kader en zoals tevens aangeven in mijn brief, vind ik het van belang dat verbeterde richtlijnen binnen VUmc duidelijk maken hoe medisch specialisten, wanneer ze na goed overleg toch van mening blijven verschillen, specifieke twijfelgevallen kunnen voorleggen aan de Raad van Bestuur.
Wat is de rol van de medische staf bij het oplossen van de problemen op de intensive care? Is deze adequaat?
Zoals ik ook in mijn brief van 15 december 2011 heb aangegeven, vind ik dat de eindverantwoordelijkheid voor het oplossen van de problemen primair bij de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht van VUmc ligt. De IGZ heeft inmiddels een concept plan van aanpak van de Raad van Bestuur ontvangen. De Raad van Toezicht is op de hoogte en heeft ingestemd met de uitvoering van dit plan en zal ook toezien op de uitvoering. De Raad van Bestuur van VUmc heeft de inspectie aangegeven dat zij zich volledig bewust is van de ernst van de situatie en de noodzaak snel doch zorgvuldig stappen tot verbetering te nemen. Deze concrete maatregelen ter verbetering worden nu getroffen. Bij de aanpassingen in de organisatie van de intensieve zorg worden meerdere specialismen van VUmc betrokken.
Bij implementatie van de stappen voor verbetering zijn samenwerking, communicatie en feedback van cruciaal belang. Alle actoren binnen de organisatie hebben daar zelfstandig en in teamverband een verantwoordelijkheid in. Niemand kan die verantwoordelijkheid ontlopen en is daarop aanspreekbaar. Uiteindelijk gaat het om het belang van de patiënt.
Wat is de rol van de Raad van Bestuur? Is deze adequaat?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is de rol van de Raad van Toezicht in deze kwestie? Is deze voldoende adequaat?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat door de mogelijke fusie tussen het Academisch Medisch Centrum Amsterdam en het VU Medisch Centrum zaken onder de pet zijn gehouden?2 Kunt u deze suggestie bevestigen dan wel ontkennen?
Zoals ik in mijn brief van 15 december 2011 heb aangegeven, heb ik geen enkele aanleiding te veronderstellen dat fusieperikelen, zoals geschetst in de media, een relatie hebben met het ontstaan van deze kwestie.
Wilt u uw invloed aanwenden om de problemen op het VU Medisch Centrum zo snel mogelijk op te lossen?
Zoals ik in mijn brief van 15 december 2011 en in de antwoorden op de vragen 3, 6, 7 en 8 heb aangegeven, ben ik van mening dat Raad van Bestuur van de instelling zelf orde op zaken moet stellen. IGZ is als toezichthouder betrokken en volgt het nauwgezet. Zij zal kort na de jaarwisseling de stand van zaken in het VUmc opnieuw beoordelen door middel van gesprekken met in ieder geval de Raad van Bestuur en de meest direct betrokkenen.
Het verzet van de bevolking tegen de bezuinigingen op het ziekenhuis de Sionsberg in Dokkum |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is de reden dat in het ziekenhuis de Sionsberg de afdeling en oncologie, cardiologie, spoedeisende eerste hulp en kraamzorg dreigen te worden gesloten?1
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft moeten vaststellen dat het ziekenhuis de Sionsberg de kwaliteit van zorg van verschillende basisprocessen heel erg moeilijk tot niet op een verantwoord niveau kan handhaven. Het ziekenhuis en zijn adherentiegebied zijn te klein om te kunnen blijven voldoen aan de minimale richtlijnen en volumenormen. Normen en richtlijnen die in aantal en soort zullen toenemen in de komende tijd. Om die reden is er door het bestuur van het ziekenhuis een onderzoek uitgevoerd naar de toekomstige mogelijkheden met betrekking tot ziekenhuiszorg in de Sionsberg. Dit onderzoek heeft geleid tot de uitwerking van een viertal scenario’s en vervolgens zijn die scenario’s beoordeeld op kwaliteit en financiële consequenties. Dit heeft geleid tot het inzicht dat het volledige basispakket voor de Sionsberg voor de toekomst vanuit beide perspectieven onhaalbaar is en is er een primaire keuze gemaakt voor een scenario waarvan de hoofdlijnen zijn dat er geen acute zorg, cardiologische zorg, «hoog» complexe chirurgische oncologische zorg en geboortezorg meer wordt geboden.
Gezocht wordt naar de meest gewenste vorm voor zorg dicht bij huis. Voor het moment van nu betekent het dat wordt gestopt met de uitvoering in de Sionsberg van de complexe oncologische chirurgie en dat de klinische cardiologie niet wordt heropend. De Spoedeisende Hulp (SEH) heeft al eerder een andere functionaliteit gekregen. In plaats van de SEH is er een Acute Zorg Afdeling beschikbaar. Over de aard van de zorg die van daaruit wel kan worden geboden, zal overleg met de relevante wetenschappelijke verenigingen worden gezocht, omdat daar feitelijk geen normen of richtlijnen voor bestaan. De geboortezorg blijft voorlopig in aangepaste vorm in de Sionsberg beschikbaar, daar zal een goed plan voor ontworpen worden. Voor de complexe gevallen en sectio’s wordt doorverwezen naar andere ziekenhuizen in de omgeving als daar aanleiding voor bestaat, bijvoorbeeld vanwege een hoge ASA. Een en ander vloeit ook voort uit het feit dat de Sionsberg geen voorziening heeft op het niveau van een IC-1. Deze week is overeengekomen dat medio januari 2012 de Sionsberg het portfolio nader zal uitwerken tot een toekomstbestendig zorgbeleidsplan en dat tot die tijd de Acute Zorg Post blijft functioneren conform de afspraken.
Het bestuur van het ziekenhuis buigt zich nu over toekomstplannen die moeten voorzien in een nieuw en innovatief model om vormen van ziekenhuiszorg «dicht bij huis» in de regio te kunnen blijven garanderen. De IGZ blijft de Sionsberg intensief volgen om te zien of de plannen verantwoord worden uitgewerkt en geïmplementeerd en de veranderingen in het gebied goed geborgd zullen worden.
Klopt het dat ook financiële motieven hieraan ten grondslag liggen?2
Het klopt inderdaad dat ook financiële motieven hebben meegespeeld bij het bestuur van het ziekenhuis in de keuze voor een portfolio dat afgestemd is op de toekomst. Het ziekenhuis blijkt over onvoldoende financiële armslag te beschikken om alle zorgfuncties financieel in stand te houden.
Zijn er actuele gebeurtenissen die nopen tot deze ontmanteling van het ziekenhuis?
Uit onderzoek van de IGZ kwam in mei 2011 naar voren dat de Sionsberg te klein is om te blijven voldoen aan alle minimale volumenormen, terwijl het ook financieel niet mogelijk is om op termijn alle zorgactiviteiten zelfstandig in stand te houden. Voor het bestuur van het ziekenhuis zijn dit uiteindelijk redenen geweest om voor de toekomst te besluiten bepaalde functies niet meer aan te bieden (zie het antwoord op vraag 1).
Op grond waarvan komen de Inspectie voor de Gezondheidszorg en/of zorgverzekeraar De Friesland tot dit oordeel?
Zie het antwoord onder vraag 1.
Komt het ziekenhuis de Sionsberg in aanmerking voor een kleinschaligheidstoeslag om de spoedeisende eerste hulp overeind te houden? Zo ja, hoe hoog is deze kleinschaligheidstoeslag? Is dit ziekenhuis niet onmisbaar om op tijd acute zorg te kunnen bieden?
Voor 2011 heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de Sionsberg een beschikbaarheidbijdrage van circa € 3 672 026,– toegekend. Ik heb overleg gehad met de NZa hoe met de beschikbaarheidbijdrage 2012 om te gaan.
Ik heb de Sionsberg bij brief van 23 december 2011, kenmerk CZ/IPZ-3099092, laten weten dat voor de beschikbaarheidbijdrage 2012 zal worden aangesloten bij de bijdrage voor 2011, onder de voorwaarde dat er een adequaat plan wordt opgesteld dat de acute zorg in de regio voldoende waarborgt. Ik heb u deze brief op 23 december 2011 in afschrift doen toekomen.
Voor de acute zorg is inmiddels in de regio voorzien in extra ambulancecapaciteit zowel in auto’s als een extra vertrekpost. Daarnaast zijn afspraken gemaakt met het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) voor de achterwachtfunctie.
Kunnen niet andere ziekenhuizen, zoals het Medisch Centrum Leeuwarden of het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), hulp bieden om de continuïteit en kwaliteit te garanderen van de Sionsberg zonder dat het ziekenhuis ontmanteld wordt dan wel tot fusie wordt overgegaan? Zo neen, waarom niet?
Om de continuïteit van de zorg in de regio te garanderen, zal het uit te werken zorgbeleidsplan in nauwe samenwerking met onder andere de omliggende ziekenhuizen tot stand moeten komen. Hiermee is zowel de continuïteit als de kwaliteit van de zorg in de regio zeker gesteld.
Wat gaat u ondernemen om dit ziekenhuis, volwaardig te behouden voor Noord-oost Friesland? Vindt u het terecht dat duizenden mensen uit Noord-oost Friesland tegen de ontmanteling van het ziekenhuis in verzet komen? Zo ja, wat gaat u doen om een goed toegankelijk volwaardig ziekenhuis «om de hoek» waar 24 uur per dag en 7 dagen per week het licht brandt te behouden?
Ik kan mij heel goed voorstellen dat de ontwikkelingen ten aanzien van het ziekenhuis leiden tot zorgen bij de mensen in deze regio. Het ziekenhuis gaat immers bepaalde functies niet meer aanbieden. Ik vind het belangrijk dat de patiënt keuzevrijheid heeft. De zorgverzekeraar heeft via het inkoopbeleid een belangrijk instrument in handen om deze keuzevrijheid te bevorderen. Ik ben verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de zorg. Er zijn voldoende ziekenhuizen in de omgeving die de zorg in de regio kunnen aanbieden zonder dat de kwaliteit en continuïteit van de zorg in het geding is. Ik zal zelf dan ook geen initiatief nemen dat zich richt op behoud van een volwaardig ziekenhuis.
Bij onveilige en onverantwoordelijke situaties dienen er maatregelen genomen te worden. De IGZ ziet hierop toe. Als de zorg niet verantwoord kan worden geleverd, moet het ziekenhuis stoppen deze zorg te leveren. Het is aan het bestuur van het ziekenhuis deze afweging te maken.
Als u niets wilt ondernemen, wat is daarvan de reden?
Zie het antwoord onder vraag 7.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het komende algemeen overleg over ziekenhuisbekostiging op 21 december aanstaande?
Dit is helaas niet gelukt.
Het stopzetten van de plannen Parkwijk de Zandheuvel op terreinen gehandicapteninstellingen Sherpa en de Amerpoort in Baarn |
|
Renske Leijten |
|
Bent u ervan op de hoogte dat het plan voor een Parkwijk de Zandheuvel op de terreinen van gehandicapteninstellingen Sherpa en de Amerpoort in Baarn kortgeleden na jarenlange protesten van verwanten definitief zijn stopgezet?
Ja, ik ben er van op de hoogte dat de plannen (nu) niet worden uitgevoerd.
Hoeveel heeft het plan Parkwijk de Zandheuvel gekost? Bent u van mening dat dit een goede besteding van AWBZ-gelden is geweest?
De ontwikkeling van het plan Parkwijk behelst twee onderdelen.
Het eerste onderdeel heeft betrekking op de vervangende nieuwbouw op deze locatie van zogenoemde rode en oranje plaatsen (zie tevens antwoord op vraag 3). Over de hoogte van de kosten van de vervangende nieuwbouw voor AWBZ-cliënten kan ik u nog geen opgave doen, omdat een deel van de nieuwbouwplannen zich nog in de voorbereidings-/ontwikkelfase bevindt of in uitvoering is.
Het tweede onderdeel betreft het openstellen van de locatie voor particuliere woningbouw. Voor deze laatste activiteit geldt dat het hier niet om financiering uit AWBZ-gelden gaat. Plannen voor woningbouw voor derden mogen namelijk niet uit AWBZ-gelden worden gefinancierd.
Erkent u dat, als de instellingsbestuurders naar de familie hadden geluisterd, het plan voor een Parkwijk de Zandheuvel nooit gemaakt zou zijn?
Dat kan ik niet goed beoordelen. Zoals ik u heb aangegeven in reactie op uw Kamervragen van 8 december 2008 (2008Z10144/2080908430, Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 1518) vloeien de bouwplannen mede voort uit de noodzaak de huidige gebouwen aan te passen. Het gaat hier om zogenoemde «rood/oranje scorende» plaatsen, die wat betreft kwaliteit van de huisvesting onvoldoende zijn. De bouwplannen omvatten onder meer een deconcentratie en vervangende nieuwbouw op de hoofdlocatie. In dit kader is het goed te verwijzen naar de antwoorden op uw Kamervragen van 10 februari 2009 (2008Z10144/208008430, Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 1518). Ik heb daarbij onder andere aangegeven dat de Centrale Vertegenwoordigersraad (CVR) mij schriftelijk heeft bericht dat er regelmatig overleg is over de ontwikkeling en invulling van het plan park Zandheuvel en dat de CVR ervaart daar als volwaardige partner bij betrokken te worden.
Bent u bereid te onderzoeken of hier sprake is van falend bestuur? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
Nee, ik treed in dezen niet in de bevoegdheden van de raad van toezicht.
Hoe oordeelt u over uw eigen rol in het proces van deze bouwplannen?1 2 3 4
Als het om mijn rol in dit bouwproces gaat, wil ik het onderscheid maken zoals ik dat in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven.
Voor het ontwikkelen van de bouwplannen voor particuliere woningbouw geldt dat de ontwikkeling van deze plannen onder de volle verantwoordelijkheid van het bestuur van de betrokken instelling valt. Ik ben daar geen partij in. Wat betreft de noodzakelijke verbetering van de zo genoemde rode en oranje plaatsen, heb ik in het kader van het toenmalige bouwregiem voor deze plaatsen financiële middelen toegekend in het kader van de bouwprioriteitenregeling. Vervolgens heb ik de bestuurders van de Amerspoort en Sherpa aangespoord de onvoldoende scorende plaatsen versneld te doen verbeteren. Voor de resultaten daarvan verwijs ik u naar mijn antwoord op uw vragen 15/16.
Erkent u dat, wanneer het plan doorgezet zou zijn, meer dan de helft van de verstandelijk gehandicapten had moeten verdwijnen van de instellingsterreinen? Wat is uw oordeel hierover?
Ik verwijs u in antwoord op deze vragen graag naar mijn antwoorden 1 en 2 op uw Kamervragen van 28 januari 2010 (2010Z01685, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 1803). Ook na invulling van de «omgekeerde integratie» blijven er nog voldoende plaatsen op de huidige locatie over om alle cliënten die dat willen op de huidige locatie te huisvesten.
Net als mijn ambtsvoorganger ben ik van mening dat in principe de woonwens van de cliënt leidend moet zijn en dat daarom van gedwongen verhuizing geen sprake kan zijn.
Erkent u dat, vooruitlopend op de plannen, er al honderden zijn wegverhuisd zonder dat zij daarbij een keuze hadden? Wat is uw oordeel hierover? Erkent u dat uw ambts voorganger heeft betoogd dat er nooit sprake mag zijn van gedwongen verhuizing? Gaat u toetsen of dit ook niet gebeurd is?3
Zie antwoord vraag 6.
Erkent u inmiddels dat de gemaakte plannen niet berust hebben op een verplicht gesteld leefwensenonderzoek? Erkent u dat Sherpa een leefwensenonderzoek heeft gedaan, maar dat is «kwijtgeraakt», en dat het leefwensenonderzoek van de Amerpoort liet zien dat verreweg de meeste verstandelijk gehandicapten op het beschermd instellingsterrein wilden blijven wonen? Hoe oordeelt u over de voortzetting van de plannen gezien het ontbreken van instemming van de bewoners en/of hun wettelijk vertegenwoordigers?
Ik deel uw mening niet. Ik verwijs u hiervoor graag naar mijn antwoorden (3, 7, 18 en 19) op uw vragen van 26 juni 2009 (2009Z12503, Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 3390) en de antwoorden (1, 2 en 4) op uw vragen van 28 januari 2010 (2010Z01685, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 1803) en het antwoord 9 op uw vragen 27 mei 2010 (30006231, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 3092).
Waarom heeft u in het verleden nooit een nieuw leefwensenonderzoek gevraagd?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe oordeelt u erover dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) pas kort geleden een onderzoek is gestart naar het feit dat de instellingsleiding van Sherpa jarenlang de wens om op het beschermd instellingsterrein te wonen uit het zorgplan schrapte dan wel deze wens er niet in op wilde nemen? Hoelang is de IGZ al bekend met deze werkwijze?
De inspectie heeft mij gemeld dat uit eerder inspectietoezicht op Sherpa niet is gebleken dat de woonwensen uit zorgplannen geschrapt zouden zijn. Naar aanleiding van een melding van een cliëntvertegenwoordiger is hier specifiek onderzoek naar gedaan. Medio vorig jaar heeft voornoemde cliëntvertegenwoordiger namens vier cliëntvertegenwoordigers soortgelijke klachten gemeld bij de IGZ. De inspectie is een onderzoek gestart naar deze meldingen. Dit onderzoek zal naar verwachting in maart worden afgerond.
Waarom is er naar aanleiding van de rapporten van de Nationale ombudsman (2009/250 en 2011/83), waarin geconstateerd is dat de IGZ onbehoorlijk heeft gehandeld door signalen van familie over het wijzigen van zorgplannen achter de rug van de familie om door een instelling te negeren, geen actie ondernomen door de IGZ?
De Inspectie heeft de signalen over deze specifieke gevallen in behandeling genomen. In haar algemeen toezicht is bij de cliëntvertegenwoordigers en de cliëntenraad steeds nagevraagd of zij het signaal herkenden. Dat bleek niet het geval.
In algemene zin verwijs ik u graag naar de brief van de minister van VWS d.d. 17 januari 2012 over het toezicht van de IGZ op de gezondheidszorg.
Bent u ermee bekend dat waar geobjectiveerde leefwensenonderzoeken zijn gehouden, deze altijd laten zien dat 80 à 90 procent van de verstandelijk gehandicapten liever op het beschermd instellingsterrein woont?
Ja, ik ben hiermee bekend.
Bent u bekend met het wetenschappelijk onderzoek dat laat zien dat de kwaliteit van leven van gehandicapten in woonwijken achteruit gaat, zij soms nooit meer buiten komen en regelmatig vereenzamen?5
Ja, ik ben met dergelijk onderzoek bekend. Het enkel extramuraliseren, zonder aandacht voor bijvoorbeeld dagbesteding en zonder de omgeving adequaat te betrekken, kan leiden tot negatieve effecten. In dit specifieke geval heeft Sherpa de effecten van de betreffende extramuralisering (in een wetenschappelijke studie) geanalyseerd. De uitkomsten daarvan, die mijn voorgangster u heeft toegezonden, laten per saldo een positief beeld zien.
Hoeveel meer gehandicapteninstellingen – maar ook instellingen voor psychiatrie en ouderenzorg – zijn bezig met het «openstellen» van beschermd terrein voor «reguliere» bewoners, de zogenaamde community care? Bent u bereid hen te wijzen op de nadelen van dit soort plannen voor de zorgbehoevenden?
Mij is niet bekend hoeveel instellingen nu bezig zijn hun terreinen «open te stellen» voor «reguliere» bewoners. Ik zal het onderwerp in de reguliere overleggen met de betrokken koepels aan de orde stellen en hen graag op de door u genoemde onderzoeken wijzen.
Bent u bekend met het feit dat de overgebleven bewoners op het instellingsterrein van Sherpa grotendeels leven in verwaarloosde paviljoens? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo neen, bent u bereid zelf poolshoogte te gaan nemen?
Op de locatie Amerspoort zijn alle «rode» en «oranje» plaatsen door sloop en nieuw- en verbouw aangepakt. Op de locatie Sherpa (276 «oranje» plaatsen) zijn na 2003 146 plaatsen door nieuwbouw vervangen. Daarnaast zal voor 78 plaatsen nieuwbouw worden gestart in 2012. De kwaliteit van de resterende woonplaatsen is door een recent uitgevoerde renovatie nu redelijk. De instelling is voornemens ook voor deze woonplaatsen vervangende nieuwbouw te realiseren. In het kader van het verbeterprogramma voor «oranje» en «rode» gebouwen zijn beide instellingen in de afgelopen jaren regelmatig door mijn ambtenaren bezocht en is adequate voortgang geconstateerd bij het op orde brengen van de huisvesting.
Erkent u dat Sherpa en Amerpoort hadden moeten investeren in de rood/oranje gebouwen, in plaats van in een prestigieuze woonwijk die er nu niet komt? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u andere instellingen die soortgelijke verkeerde prioriteiten aan de dag leggen aanspreken?
Zie antwoord vraag 15.
Erkent u dat het nodig is dat bewoners en/of hun wettelijk vertegenwoordigers betere én echte inspraak moeten krijgen in bij bouw, verbouw en verhuizen? Zo ja, hoe gaat u dit regelen? Zo neen, waarom niet?
Het is van groot belang dat er voldoende mogelijkheden zijn voor inspraak over bouwplannen. In principe dient de woonwens van de cliënt leidend te zijn bij de invulling van bouwinitiatieven. Als een cliënt of zijn vertegenwoordiger meent dat aan zijn woonwens onvoldoende invulling wordt gegeven, kan deze op grond van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector bezwaar aantekenen tegen een besluit van de instelling. Ten slotte is het daarna nog mogelijk om tegen de beslissing op het bezwaar in beroep te gaan. Verder wijs ik u erop dat uw Kamer onlangs de Wet cliëntenrecht zorg ter behandeling is toegezonden. In dit voorliggende wetsontwerp is het recht op een effectieve, laagdrempelige klachten- en geschillenregeling geregeld.
De reserves die zorginstellingen opbouwen |
|
Renske Leijten |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Zorginstellingen bouwen reserves op»?1
Dat zorginstellingen reserves opbouwen is conform mijn verwachtingen.
In de AWBZ worden met ingang van 1 januari 2012 integrale tarieven ingevoerd. Al in 2005 is de invoering van dit type tarieven voor de langdurige zorg aangekondigd. Doel van integrale tarieven is dat op termijn – er wordt een overgangstraject van zes jaar doorlopen – alleen nog vanuit de AWBZ zal worden betaald voor werkelijk geleverde zorg en huisvesting. Van veel zijden, van zorginstellingen zelf, van cliënten, het Waarborgfonds voor de Zorg en financiers, hoor ik dat de aankondiging van de introductie van integrale tarieven in de afgelopen jaren tot beter overwogen beslissingen voor bouw heeft geleid. Instellingen vragen zich beter af of cliënten die zorg en verblijf nodig hebben bij hen willen verblijven. Ik vind dat een goede zaak met het oog op de keuzemogelijkheden van cliënten. De integrale tarieven zijn zorgvuldig overdacht en gewogen en kunnen rekenen op een breed draagvlak.
In het kader van de introductie van integrale tarieven mogen zorginstellingen zelf beslissen over nieuwbouw of verbouw, als zij daarvoor de financiering rond krijgen. Ik denk niet dat de centrale overheid betere investeringsbeslissingen neemt, dan instellingen die dag in dag uit met de zorgverlening voor cliënten en hun woonomgeving te maken hebben. Daarom ook is de bureaucratie van het centralistische bouwregiem afgeschaft om ruimte te geven aan diversiteit en innovatie bij instellingen, om aan te kunnen sluiten bij de vraag en behoefte van cliënten.
Uiteraard gaat het bovenstaande gepaard met grotere financiële risico’s voor de zorginstellingen. De opbouw van grotere reserves past daarbij. Daar komt bij dat in deze tijden van financiële crisis financiers eerder financiering zullen verstrekken aan zorginstellingen met reserves.
Erkent u dat er in 2010 fors is opgepot met als reden dat er meer onzekerheid is voor zorginstellingen door politieke keuzes? Zo neen, waardoor wordt het oppotten van het geld dan gestimuleerd? Zo ja, is het een gewenst resultaat dat er geld wordt opgepot en niet aan zorg wordt besteed?
Uit het artikel blijkt dat zorginstellingen in Noodoost- en Midden-Nederland in 2010 dertien procent meer eigen vermogen hadden dan in het jaar daarvoor. In mijn antwoord op vraag 1 heb ik de achtergronden van de opbouw van grotere reserves geschetst. Grotere reserves bij zorginstellingen komt de continuïteit van zorg ten goede; dit is met name voor cliënten in een verblijfssituatie van belang.
Ik lees in het artikel verder dat de onderzochte zorginstellingen het afgelopen jaar meer geïnvesteerd hebben in vastgoed. Door de kwaliteit van hun vastgoed te verhogen, doen instellingen hun best om concurrerend te blijven en de bezettingsgraad op peil te houden. Ik vind dat positieve ontwikkelingen.
Hoe reageert u op de uitspraak van Deloitte dat zorginstellingen zich financieel voorbereiden voor de risico’s die op hen afkomen? Welke risico’s kunnen deze zorginstellingen verwachten? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 1. Het gaat om het risico dat de bezettingsgraad van een gebouw voor verblijf van cliënten zo laag wordt dat de gebouwgebonden kosten niet meer worden terug verdiend.
Vindt u het aanvaardbaar dat zorginstellingen in vastgoed investeren om te kunnen blijven concurreren, in plaats van te investeren in extra personeel en kwalitatief goede zorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat zorginstellingen investeringen in extra personeel en kwalitatief goede zorg achterwege laten vanwege investeringen in vastgoed of het verhogen van de reserves. Zorginstellingen die dat wel achterwege zouden laten kunnen op de lange termijn niet overleven omdat cliënten en zorgverzekeraars niet meer zullen kiezen voor zorginstellingen waar de kwaliteit niet goed op orde is.
Kunt u een overzicht geven van de vermogensontwikkeling van de zorginstellingen in de afgelopen jaren? Zo neen, waarom niet?
Ik draag er zorg voor dat zorginstellingen zich verantwoorden door middel van een jaardocument Maatschappelijke Verantwoording. Deze worden gepubliceerd via de website www.jaarverslagenzorg.nl . Iedereen kan van deze gegevens gebruik maken om daar analyses op los te laten. Zo heeft in onderhavig geval Deloitte van deze openbare gegevens gebruik gemaakt. Het artikel op grond van de analyses van Deloitte geeft een aardig overzicht van de vermogensontwikkeling van de zorginstellingen in de VVT en GHZ.
Het CBS heeft de openbare publicatie «Analyse financiële kengetallen zorginstellingen 2009» uitgebracht. Hierin staan in tabel 2.8 de vermogensratio’s voor de care-sector op grond van de jaarrekeningen 2009. Dit voorjaar brengt het CBS de openbare publicatie «Analyse financiële kengetallen zorginstellingen 2010» uit. Hierin zal ook een analyse van de vermogensontwikkeling over de periode 2007–2010 worden opgenomen.
Erkent u dat het niet te verkroppen is dat er op de werkvloer geklaagd wordt over te weinig collega’s en dat er tegelijkertijd zorgmiddelen worden opgepot? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 4. Mochten betrokkenen bij een individuele instelling van mening zijn dat reserves worden opgebouwd terwijl de kwaliteit van zorg onder de maat is, bijvoorbeeld door te weinig personeel, dan moeten deze betrokkenen allereerst bij het bestuur en het toezichthoudend orgaan van de desbetreffende zorginstelling aankloppen en eventueel bij de IGZ als sprake is van misstanden.
Wat is uw verklaring ervoor dat 2008 voor veel instellingen een lastig jaar was, terwijl in 2009 en 2010 zorginstellingen goed in staat waren hun vermogenspositie te versterken? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik heb onvoldoende inzicht in de financiële huishouding van individuele zorginstellingen om dit goed te kunnen beoordelen. Ik zie wel een aantal ontwikkelingen die hierop van invloed zouden kunnen zijn. Een mogelijke oorzaak is dat zorginstellingen efficiënter zijn gaan werken in aanloop naar de bekostiging met integrale tarieven. Andere mogelijke oorzaken zijn: verliesgevende thuiszorgcontracten bij de invoering van de Wmo, budgettaire verrekeningen in 2009 en 2010 over eerdere jaren, een betere verdeling van de budgetten over de regio’s.
Bent u bereid maatregelen te treffen, zodat zorginstellingen zorggeld weer besteden aan zorgverlening in plaats van reserves te kweken die steeds hoger worden? Zo ja, op welke termijn gaat u ervoor zorgen dat zorginstellingen zorggeld weer aan de zorg gaan gebruiken? Zo nee, waarom niet?
De veronderstelling uit uw vraag – dat zorginstellingen zorggeld niet aan zorgverlening besteden – kan ik gezien mijn antwoorden op de vragen hierboven niet onderschrijven. Ik zie daarom op dit moment geen aanleiding om maatregelen te treffen.
Erkent u dat u niet kunt voorkomen dat de extra gelden in het kader van de «12 000» extra medewerkers worden opgepot? Kunt u uw antwoord toelichten?
Over de extra middelen is op 5 september jl. het convenant «Investeringen Langdurige Zorg 2011–2015» gesloten met veldpartijen. Veldpartijen hebben zich door middel van de ondertekening van het convenant gecommitteerd aan de afspraken in het convenant. Concreet betekent dit dat de zorgkantoren er op zullen toezien dat de extra middelen bij de zorgaanbieders terechtkomen en dat zorgaanbieders zich zullen inspannen om deze middelen aan te wenden voor de doelen van het convenant. Gezien de krapper wordende arbeidsmarkt in de zorg en het belang van het extra investeren in personeel ga ik er ook vanuit dat de zorginstellingen de middelen goed zullen aanwenden. Uit de praktijk krijg ik ook veel signalen dat dit ook gebeurt doordat er goede plannen worden ingediend bij de zorgkantoren. Ik zal de voortgang van de uitvoering van het convenant goed monitoren. Mocht blijken dat zorgaanbieders de extra middelen niet (goed) aanwenden dan kunnen de zorgkantoren ook ingrijpen. Met de afspraken in het convenant heb ik geborgd dat de middelen doelmatig worden aangewend en wordt voorkomen dat de middelen worden opgepot.
De betrokkenheid van het CJIB en een deurwaarder bij het incasseren van de bestuursrechtelijke zorgpremie |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte, dat het mogelijk is dat bij mensen de bestuursrechtelijke zorgpremie van maart 2011 in november 2011 wordt geïnd door tussenkomst van het College voor zorgverzekeringen, het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) en een gerechtsdeurwaarder?
De bestuursrechtelijke premie wordt sedert de inwerkingtreding van de Wet Structurele maatregelen wanbetalers zorgverzekering op 1 september 2009, geheven en geïnd door het College voor zorgverzekeringen (CVZ). De inning kan op verschillende manieren plaatsvinden. Het CVZ gebruikt zoveel mogelijk de methode van bronheffing, waarbij rechtstreekse inhouding van de bestuursrechtelijke premie op het inkomen plaatsvindt.
Als er geen inkomen is, geen werkgever of uitkeringsinstantie bekend is of het inkomen niet toereikend is om het gehele bedrag aan bestuursrechtelijke premie te innen, dan wordt door CVZ het CJIB ingeschakeld. Voorbeelden van groepen wanbetalers waarbij geen (volledige) broninhouding plaatsvindt zijn onder andere studenten, zelfstandigen, uitzendkrachten en uitkeringsgerechtigden. Kennelijk heeft zich bij ook de casus die de aanleiding vormt voor deze schriftelijke vragen een situatie voorgedaan waardoor het niet mogelijk is gebleken via bronheffing de bestuursrechtelijke premie te innen.
Het CJIB hanteert de gebruikelijke incassomethoden, waaronder, in eerste instantie, het sturen van een acceptgiro. Als geen betaling plaatsvindt en ook na aanmaning niet wordt betaald, wordt een deurwaarder ingeschakeld.
Het incassoproces heeft een doorlooptijd van enige maanden. Het is dus mogelijk dat een vordering over de premiemaand maart 2011 uiteindelijk in november 2011 bij de deurwaarder ligt.
Herkent u het beeld dat de kosten kunnen verlopen van € 148,95, voor de bestuursrechtelijke zorgpremie zoals die voor 2011 is vastgesteld, tot een gevorderd bedrag van € 610,71?
Indien een wanbetaler niet reageert op een brief van het CJIB om de verschuldigde premie door middel van een acceptgiro te voldoen en ook niet reageert op aanmaningen, dan wordt de vordering in handen gesteld van een deurwaarder. De deurwaarder mag kosten in rekening brengen voor benoemde wettelijke taken (bijvoorbeeld kosten naar aanleiding van het betekenen van een exploot) en voor de zogenoemde buitengerechtelijke kosten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de maximumbedragen zoals beschreven in het rapport Voorwerk II. Het in uw vraag genoemde bedrag valt binnen dit maximum.
Waarom wordt de voorgeschreven werkwijze om een betalingsachterstand van een zorgpremie te innen niet gevolgd? 2) Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) heeft toch juist een bijzondere positie gekregen om de bestuursrechtelijke premie direct te innen bij werkgever of uitkeringsinstantie, waardoor ze geen dure gerechtelijke procedure hoeven te voeren?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe vaak maakt het CVZ gebruik van de diensten van het CJIB en een gerechtsdeurwaarder, die de kosten vooral opdrijven?
Het CVZ heeft in 2010 1 274 506 maandvorderingen aan het CJIB overgedragen.
Eind 2010 waren er 24 816 dwangbevelen (van merendeels maandelijkse vorderingen) in behandeling bij de door het CJIB ingezette deurwaarders.
In 2011 heeft het CVZ 2 219 318 maandvorderingen aan het CJIB overgedragen.
Begin december 2011 waren er 377 201 dwangbevelen in behandeling (van merendeels maandelijkse vorderingen) bij de door het CJIB ingezette deurwaarders.
Kunt u uitleggen waarom de inningskosten niet reeds zijn verwerkt in de boeteopslag van 30% bovenop de zorgpremie die het CVZ standaard hanteert? Erkent u dat de premiestijging fors meer is dan 30%?
De opslagcomponent van 30% is bestuursrechtelijke premie. Zoals in antwoord op vraag 1 en 3 is vermeld wordt zoveel mogelijk getracht deze opslag door bronheffing te innen. Als dat niet lukt, wordt de vordering aan het CJIB overgedragen.
Het CJIB brengt haar uitvoeringskosten niet bij de wanbetaler in rekening. Deze kosten worden door VWS gedragen. De kosten van inzet van de deurwaarder worden in eerste instantie op de wanbetaler verhaald. Als dat niet lukt vergoedt het CJIB voor een deel de door de deurwaarder gemaakte kosten.
Hoeveel effect heeft het inschakelen van het CJIB en een gerechtsdeurwaarder door het CVZ? Indien € 148,95 niet betaald kan worden, hoe groot is dan de kans dat het viervoudige door de schuldenaar wél betaald kan worden? In hoeveel gevallen is de premie uiteindelijk niet inbaar?
Er wordt niet bij voorbaat vanuit gegaan dat een wanbetaler de premie niet kan voldoen. Pas wanneer de verschuldigde premie niet door middel van een acceptgiro wordt voldaan en ook niet is gereageerd op aanmaningen, wordt de vordering in handen gesteld van een deurwaarder. In dat kader wordt door een deurwaarder onderzoek gedaan naar de betaalcapaciteit van een wanbetaler.
Een deel van de kosten is dan al gemaakt. Als de wanbetaler in contact treedt met de deurwaarder kan in onderling overleg gekeken worden naar het bereiken van een maximaal incassoresultaat, waarbij het beperken van extra kosten altijd wordt meegenomen.
Deurwaarders hebben in 2010 1 776 vorderingen met een positief resultaat bij het CJIB afgemeld en 926 vorderingen zonder resultaat.
In 2011 zijn (tot heden) 18 385 vorderingen met een positief resultaat bij het CJIB afgemeld en 5 672 vorderingen zonder resultaat.
Indien de premie van maart 2011 op deze wijze wordt geïnd, en daarbij ruim vier keer zo hoog wordt, zullen de achtereenvolgende achterstallige betalingstermijnen dan ook op deze kostenopdrijvende wijze geïnd gaan worden? Is dit toegestaan? Zo ja, waarom?
Het CJIB probeert in eerste instantie op één vordering via de inzet van een deurwaarder tot incasso te komen. Als dat niet lukt worden de volgende elf premiemaanden niet afzonderlijk doorgezet naar de deurwaarder. Het CJIB zal na twaalf maanden op de dan geclusterde vorderingen een verhaalsonderzoek doen. Als er indicaties zijn dat een wanbetaler wel zou moeten kunnen betalen worden de geclusterde vorderingen via één dwangbevel naar de deurwaarder doorgestuurd. Hierdoor worden voor de wanbetaler belangrijke kostenbesparingen bereikt.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat achterstallige betalingen van de zorgpremie geïnd zullen worden op een zo effectief mogelijke manier, waarbij kostenopdrijving door het CJIB en een gerechtsdeurwaarder zoveel mogelijk zal worden voorkomen? Zo niet, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Ik heb u in mijn brief van 4 november 2011 (Kamerstukken II, 2011/12, 33 077, nr. 1) geschetst hoe ik de wanbetalersregeling, en dus ook de inning van de bestuursrechtelijke premie, verder wil verbeteren. Zo zal in de eerste maanden van 2012 een periodieke controle op het bestaan van een inkomen worden ingevoerd, zodat er vaker door middel van broninhouding kan worden geïnd. Een ander voorbeeld is het benutten van de zorgtoeslag voor de betaling van de bestuursrechtelijke premie.
Is het niet veel raadzamer om de boete van 30% op de zorgpremie te verlagen tot bijvoorbeeld de inningskosten, om zodoende de drempel om tot een oplossing van de betalingsproblematiek te komen te verlagen? Zo neen, waarom niet?
In mijn bovenvermelde reactie op de aanbevelingen in het Eindrapport van de evaluatie van de wanbetalersregeling heb ik uw Kamer al medegedeeld dat ik geen afschaffing van de opslag van 30% overweeg, en ook geen aanpassing naar een lager percentage. Het achterwege laten of een verlaging van de opslag zou weliswaar gunstig zijn voor wanbetalers in het bestuursrechtelijk regime, maar zou er tevens toe leiden dat er voor hen geen enkele prikkel meer is om terug te keren naar het normale premieregime. Dat vind ik onwenselijk. Het is ook in het belang van de wanbetaler zelf om zo snel mogelijk terug te keren naar het normale premieregime.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het algemeen overleg op 15 december a.s.?
Ja.
De benoeming van een lid van de Raad van Toezicht bij Osira-Amstelring |
|
Renske Leijten |
|
Is het waar dat de heer H.K.B per 14 november 2011 is toegetreden tot de Raad van Toezicht van Osira-Amstelring?
Ervan uitgaande dat u de heer Hans Klein Breteler bedoelt met de initialen H.K.B., heb ik niet uit openbare bronnen kunnen opmaken dat hij is benoemd tot lid van de raad van toezicht van Osira-Amstelring.
Hoe oordeelt u over de benoeming, terwijl hij eerder adviseur was van de Raad van Toezicht?1
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven, heb ik niet uit openbare bronnen kunnen opmaken dat de heer Klein Breteler benoemd zou zijn tot lid van de raad van toezicht. In het algemeen geldt dat het niet aan mij is om mij een oordeel te vormen over de benoeming van een lid van de raad van toezicht. De raad van toezicht als geheel is primair verantwoordelijk voor de benoeming van nieuwe leden van de raad van toezicht. Belangrijk om te melden is dat de cliëntenraad op grond van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen een bindende voordracht heeft voor één lid van de raad van toezicht. Bij de benoeming van toezichthouders heb ik als Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geen rol. Ik vind dat zorgvuldig moet worden gekeken naar de functies en rollen die een sollicitant heeft vervuld. Gewaakt moet worden voor rolvermenging en de negatieve gevolgen die dit kan veroorzaken.
Hoe oordeelt u over de benoeming, terwijl hij eerder (2009) als interim-directeur bij Amstelring is benoemd en mede de fusie tussen Osira en Amstelring heeft begeleid?2
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het niet gek dat de heer H.K.B. als adviseur optrad voor een Raad van Toezicht die in eerste instantie toezicht hield op de Raad van Bestuur, waaronder de heer H.K.B werkte als interim-directeur?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat de fusie tussen Osira en Amstelring er mede toe heeft geleid dat er geen oog meer was voor de kwaliteit, en er een afstand ontstond tussen de Raad van Bestuur en de werkvloer?3
Bij het instellen van verscherpt toezicht bij Osira-Amstelring, afgelopen maart, heeft de IGZ een aantal onderzoeksrapporten gepubliceerd3. In deze rapporten heeft de IGZ geen relatie gelegd tussen de fusie, de kwaliteit van zorg en de relatie van de werknemers met de raad van bestuur.
Ik deel met u dat niet elke fusie positieve effecten heeft. Er zijn ook fusies geweest die hebben geleid tot zeer grote zorginstellingen waar de efficiency, de integraliteit van zorg, de cliëntgerichtheid en/of de kwaliteit van zorg onder druk is komen te staan. Dergelijke fusies zijn ongewenst. Om te zorgen dat de kwaliteit en bereikbaarheid van de zorg beter is gewaarborgd bij fusies introduceer ik de fusie-effectrapportage en de zorgspecifieke fusietoets.
Op welke wijze heeft de heer H.K.B. aan deze afstand bijgedragen in zijn periode als interim-directeur en fusiebegeleider? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Welke openbare procedure heeft de Raad van Toezicht van Osira-Amstelring gevolgd om een nieuwe toezichthouder aan te trekken?
Door middel van informatie uit openbare bronnen kan ik concluderen dat een vacature voor twee nieuwe leden van de raad van toezicht van Osira-Amstelring op internet is geplaatst4.
Op welke wijze is de onafhankelijkheid van de Raad van Toezicht van Osira-Amstelring gegarandeerd, zoals bedoeld in de Health care governance code, artikel 4.4? Staat daar niet onder 5 dat een lid van de Raad van Bestuur gedurende drie jaar niet benoemd mag worden als lid van de Raad van Toezicht?
De Zorgbrede Governancecode (hierna: de code) is een initiatief van de Brancheorganisaties Zorg. Het klopt inderdaad dat er bepalingen in de code zijn opgenomen om de onafhankelijkheid van toezichthouders te waarborgen. Op grond van de code is het inderdaad niet toegestaan dat een voormalig lid van de raad van bestuur, binnen drie jaar na het einde van zijn bestuurlijke functie, lid wordt van de raad van toezicht van dezelfde zorgorganisatie.
Er bestaan in de code waarborgen tegen het handelen in strijd met de code. Zo hanteert de code het «pas toe of leg uit» principe, wat betekent dat wanneer een zorgaanbieder van de code afwijkt, deze afwijking verantwoord zal moeten worden. In de regel zal in het komende jaarverslag van de zorgaanbieder verantwoording volgen. Relevant is dat elke belanghebbende, zoals de cliëntenraad, terecht kan bij de governancecommissie van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg. Zij moeten een oordeel vellen. De governancecommissie behandelt klachten met betrekking tot de naleving van de code. Als uiterste middel kan het lidmaatschap van de desbetreffende zorgaanbieder worden opgezegd door de brancheorganisatie, wat ten minste reputatieschade tot gevolg heeft.
Erkent u dat het zijn van interim directeur, als vervanger van een afgetreden bestuurder, door mensen gezien wordt als een vervanger van deze bestuurder, en dat hierdoor de governance code wordt overtreden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Erkent u dat deze benoeming de suggestie dat de bestuurders en toezichthouders elkaar baantjes toeschuiven versterkt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Dat erken ik niet. Een vacature op het internet suggereert immers het tegenovergestelde, namelijk dat openbaar gezocht is naar nieuwe leden voor de raad van toezicht.
Wanneer u kijkt naar de Raad van Toezicht van Osira-Amstelring en de nevenfuncties die de toezichthouders nog meer vervullen, krijgt u dan ook niet het gevoel dat deze toezichthouders elkaar in meerdere toezichthoudende functies ontmoeten, wat in strijd kan zijn met de governance code (art. 4.4 en 4.5)? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Zorgverzekeraars die met cadeautjes en kortingen verzekerden proberen te lokken |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de stunts die zorgverzekeraars uithalen om verzekerden te lokken of aan zich te binden? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Met het oog op 1 januari, het moment waarop verzekerden jaarlijks van zorgverzekeraar kunnen wisselen, zijn zorgverzekeraars onlangs begonnen met hun reclamecampagnes om verzekerden voor zich te winnen. Zorgverzekeraars maken reclame via televisie en radio, maar zij proberen ook verzekerden te verleiden via het aanbieden van cadeaus. De strategie van zorgverzekeraars om meer verzekerden te krijgen, is een zaak die iedere zorgverzekeraar voor zich moet vaststellen en ligt buiten mijn verantwoordelijkheid.
Bent u van mening dat dit wenselijk is in het kader van de ordening van de zorgverzekeringsmarkt? Zo ja, kunt u uitleggen waarom? Zo nee, wat gaat u doen om deze omkoperij te stoppen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel geld spenderen de zorgverzekeraars in totaal aan wervingsactiviteiten voor 2012, zoals het uitdelen van cadeaubonnen en het stunten met kortingen? Bent u bereid dit uit te zoeken? Zo nee, hoe kunt u dan ooit nog met gezag spreken over uit de hand lopende zorgkosten? Zo ja, wanneer kan de Kamer de uitkomsten verwachten?
Het is mij niet bekend hoeveel geld de zorgverzekeraars spenderen aan wervingsactiviteiten en ik zie ook geen noodzaak om dit uit te zoeken.
Zorgverzekeraars bepalen zelf op welke manier zij reclame willen maken dan wel welk budget zij hieraan willen besteden. Zorgverzekeraars maken hierin strategische keuzes waarbij uiteraard ook rekening wordt gehouden met in hoeverre dergelijke uitgaven invloed hebben op de premie en daarmee hun concurrentiepositie.
Hoeveel procent van de premie wordt besteed aan de reclame, marketing en promoactiviteiten van de zorgverzekeraars? Indien u dit niet weet, bent u bereid dit uit te zoeken?
Zie antwoord vraag 3.
Herkent u het gegeven dat vele mensen zich irriteren aan de hoeveelheid en de agressiviteit van reclamemaken van de zorgverzekeraars in de tijd dat mensen een nieuwe zorgpolis kunnen afsluiten? Wat is uw mening over het reclamebombardement?
Ik heb hier geen signalen over vernomen. De burger maakt zelf een afweging of hij al dan niet gebruik wil maken van het aanbod van een zorgverzekeraar. Zoals aangegeven bij mijn reactie op vraag 1 en 2 is de wijze waarop een zorgverzekeraar reclame maakt zijn eigen verantwoordelijkheid. Overigens vind ik het wel van belang dat verzekerden de zorgverzekeringen goed met elkaar vergelijken en zich niet te snel laten verleiden door eenmalige acties. Voor het vergelijken van polissen kunnen verzekerden gebruik maken van diverse vergelijkingssites op internet, waaronder Kiesbeter.nl.
Bent u bereid in te grijpen in de hoeveelheid promotie, reclame en cadeautjes, indien deze een premieopdrijvend effect blijken te hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u de Kamer informeren over de criteria, wanneer ingegrepen zal worden en de werkwijze van ingrijpen?
Ik zie geen reden om op dit moment in te grijpen, zie ook mijn antwoord op vragen 3 en 4. Verder houdt de NZa op grond van de Wmg toezicht op de informatieverstrekking en overige gedragingen door zorgverzekeraars, waaronder reclame-uitingen (artikel 40 van de Wmg). Zorgverzekeraars moeten informatie over de eigenschappen van aangeboden producten en diensten op een zodanige wijze openbaar maken dat deze gegevens voor consumenten gemakkelijk vergelijkbaar zijn. De informatie betreft in elk geval de premies en de kwaliteit van de aangeboden producten en diensten. Ook moeten zorgverzekeraars ervoor zorgen dat de door of namens hen verstrekte of beschikbaar gestelde informatie over een product of dienst, waaronder reclame-uitingen, geen afbreuk doet aan het bepaalde bij of krachtens de Wmg, de Zvw of de AWBZ. Deze informatie mag ook niet misleidend zijn. De NZa geeft invulling aan artikel 40 Wmg door de uitgifte van een richtsnoer (richtsnoer «Informatieverstrekking Ziektekostenverzekeraars en volmachten»), waarin wordt aangegeven welke informatie zorgverzekeraars minimaal dienen te verstrekken (met name gaat het hier om informatie die op de website van de zorgverzekeraars zelf moet staan). Het doel van het richtsnoer is om tot betere informatieverstrekking door zorgverzekeraars te komen. Het is in het belang van de verzekerden om te kunnen beschikken over juiste, volledige en begrijpelijke (keuze)informatie. Als de NZa constateert dat er sprake is van onjuiste informatieverstrekking kan zij handhavend optreden.
Bent u van mening dat de uitspattingen met cadeaus, premiekortingen en andere voordeeltjes gepast zijn nu de burger een steeds hogere premie moet betalen voor per saldo een steeds kleiner pakket? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat de stunts van zorgverzekeraars aantonen dat zij erg goed bij kas zitten, en dat de 2 miljard euro reserves die bij de zorgverzekeraars op de plank liggen wellicht voor iets zinvollers kunnen worden aangewend? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zoals aangegeven bij mijn antwoord op vragen 3 en 4 is de strategie van zorgverzekeraars om verzekerden naar zich toe te trekken een zaak die iedere zorgverzekeraar voor zich moet vaststellen, zij het natuurlijk binnen de gestelde wettelijke kaders zoals geschetst bij mijn antwoord op vraag 6 en 7. Het is aan verzekeraars om te bepalen of en zo ja hoeveel geld ze aan reclame besteden. Dit valt buiten mijn verantwoordelijkheid.
Wat is uw opvatting over het feit dat de zorgverzekeraars zich richting potentiële verzekerden niet, zoals u heeft verwacht, profileren op basis van zorgkwaliteit, maar zich bedienen van spiegeltjes en kraaltjes om verzekerden te lokken? Deelt u de mening dat de hele marktwerking in de zorgverzekeringsmarkt een farce is en rap beëindigd moet worden? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 2 en vraag 8. Ik deel uw mening over de zorgverzekeringsmarkt niet. Een belangrijk oogmerk van de Zorgverzekeringswet is dat zorgverzekeraars in hun rol als inkopers van zorg ten behoeve van hun verzekerden de doelmatigheid en kwaliteit van de zorg bevorderen. Ik constateer dat zorgverzekeraars deze rol steeds meer oppakken, door bijvoorbeeld het selectief inkopen van zorg.
Het bericht dat er niet naar de zorgen en signalen van familie van de patiënt wordt geluisterd. |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat Ypsilon heeft gezegd dat de zorg onvoldoende doet met signalen van familie en vrienden van schizofrene patiënten?1
Signalen van familie en vrienden van schizofreniepatiënten zijn belangrijk en het is zaak dat daarnaar voldoende wordt geluisterd en zoveel mogelijk rekening mee wordt gehouden. Deze naastbetrokkenen hebben diverse mogelijkheden om aan de bel te trekken. In eerste instantie kunnen zij bij de huisarts van de patiënt terecht, die vervolgens voor goede zorg en doorverwijzing kan zorgen. Ook kunnen familie en vrienden terecht bij de meldpunten zorg en overlast van gemeenten2.
Bij een direct gevaar voor de persoon zelf en/of zijn omgeving kent de huidige wet Bijzondere opneming psychiatrische ziekenhuizen voldoende aangrijpingspunten om iemand tegen zijn wil op te laten nemen. Er moet dan wel sprake zijn van een causaal verband tussen de psychische stoornis en het gevaar. Ik kan mij voorstellen dat dergelijke situaties lastig kunnen zijn voor betrokkenen, zowel voor familie en vrienden als betrokken zorgverleners. Mocht sprake zijn van een tekortkoming in de zorg dan kan iedereen, ook familie en vrienden, dat melden bij het IGZ loket dat hiervoor beschikbaar is. De IGZ behandelt deze meldingen conform haar «Leidraad Meldingen» van maart 2010. Tenslotte besteedt de IGZ in diverse onderzoeken aandacht aan de betrokkenheid van familie.
Klopt het dat familie of vrienden van schizofreniepatiënten nergens terecht kunnen met hun zorgen, ook niet als de patiënt mogelijk een gevaar is voor zijn omgeving? Zo nee, waarom luidt Ypsilon dan de noodklok? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe vaak heeft de politie het afgelopen jaar een melding, signaal en/of noodkreet gekregen van familieleden? Wat is met die meldingen gedaan?
Hoe vaak hebben gemeenten het afgelopen jaar een melding, signaal en/of noodkreet gekregen van familieleden? Wat is met die meldingen gedaan?
De VNG, het Kenniscentrum Wonen-Zorg van Aedes en Actiz, GGZ-Nederland en Zorgverzekeraars Nederland geven aan dat er geen cijfers bekend zijn over het aantal meldingen, signalen en of noodkreten van familieleden bij gemeenten, woningbouwcorporaties, GGZ-instellingen en zorgkantoren omdat die niet apart worden geregistreerd.
Hoe vaak hebben woningbouwcorporaties het afgelopen jaar een melding, signaal en/of noodkreet gekregen van familieleden? Wat is met die meldingen gedaan?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe vaak hebben zorginstellingen en/of zorgkantoren het afgelopen jaar een melding, signaal en/of noodkreet gekregen van familieleden? Wat is met die meldingen gedaan?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe vaak heeft de politie het afgelopen jaar een melding, signaal en/of noodkreet gekregen van familieleden over een persoon met een wapenvergunning? Wat is met die meldingen gedaan?
Familieleden en naasten die twijfels hebben over de vraag of een bepaalde verlofhouder een vuurwapen kan worden toevertrouwd, kunnen daarvan te allen tijde melding doen bij de politie. Dat kan desgewenst ook anoniem via de stichting Meld Misdaad Anoniem. Voor de politie zijn dergelijke signalen van groot belang. Wanneer de politie een melding krijgt over problemen rond een verlofhouder, wordt bezien of die problemen dienen te leiden tot het intrekken van het verlof of bijvoorbeeld het tijdelijk vrijwillig in bewaring geven van de wapens.
Er wordt geen centrale registratie bijgehouden van meldingen als in de vraag genoemd.
In de brief van mijn ambtsgenoot van Veiligheid en Justitie van 18 november jongstleden3 is gemeld dat jaarlijks 0,3% van de wapenverloven niet wordt verlengd of wordt ingetrokken. De oorzaken hiervoor zijn divers. In enkele gevallen vormen ook meldingen van familieleden daarvoor de aanleiding.
Voor de maatregelen die mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie en ik nemen om het stelsel van legaal wapenbezit te versterken, verwijs ik u naar onze brief van 27 oktober jongstleden4 aan uw Kamer. Over de voortgang van deze maatregelen wordt u medio 2012 nader bericht.
Bent u bereid om, wanneer de antwoorden op de vragen 4, 5, 6 en 7 niet bekend zijn, onderzoek te doen naar hoe verschillende instanties omgaan met meldingen, signalen en noodkreten van familie? Zo ja, wanneer kan dat onderzoek afgerond zijn? Zo nee, waarom niet?
De ontwikkeling van een breed ingevoerd familiebeleid in de GGZ staat nog in de kinderschoenen, maar steeds meer GGZ-instellingen onderkennen het belang om beleid op dit punt te ontwikkelen en tot uitvoering te brengen. Dat duurt echter een aantal jaren. Daarnaast worden methodieken en hulpmiddelen in het kader van preventie en betrokkenheid bij de behandeling ontwikkeld, zoals cursussen psycho-educatie voor familieleden en het werken met de triadekaart.
Vanuit het ministerie van VWS is de afgelopen jaren een belangrijke impuls gegeven aan familie betrokkenheid door de landelijke introductie van de familievertrouwenspersoon (fvp). Deze fvp is een vertrouwenspersoon, die familie en vrienden/naasten van GGZ-patiënten bijstaat. Op dit moment beschikken 35 instellingen over een fvp. Daarnaast is ook een landelijke telefonische hulplijn beschikbaar voor familieleden en naasten. Verder overweeg ik om in wetgeving een verplichting voor zorgaanbieders op te nemen om in zorgplannen afspraken vast te leggen over eventuele familiebetrokkenheid. Die afspraak kan overigens ook inhouden dat, indien bijvoorbeeld sprake is van ernstige mishandeling, eventuele familiebetrokkenheid niet gewenst is of daar terughoudend mee wordt omgegaan. In het kader van de aanbieding van de nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging van de Wet verplichte GGZ zal de Kamer hierover verder worden geïnformeerd. Gezien bovenstaand ligt een onderzoek niet in de rede. Voor de politie wil ik graag verwijzen naar het antwoord bij vraag 7.
Wat is het probleem met het wetsvoorstel Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Kamerstuk 32 399)? Waarom kan dit wetsvoorstel niet behandeld worden in de Tweede Kamer? Bent u bereid uw antwoord toe te lichten?
Op 14 februari 2011 is door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mede namens de minister van VWS, een brief aan de Kamer verzonden. Hierin staat dat wordt bezien of een andere opzet van de commissie (die de rechter adviseert over onvrijwillige zorg) mogelijk is. Deze brief is mede opgesteld naar aanleiding van het verslag van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, waarin vragen zijn gesteld over of de commissie niet leidt tot extra bureaucratie en vertraging5. Daaropvolgend is op 13 april 2011 met veldpartijen een andere opzet van de commissie besproken, de «meervoudige kamer verplichte ggz». Deze variant werd door alle veldpartijen afgewezen. Gezien dit advies wordt nu gewerkt aan een alternatief voor de commissie met zoveel mogelijk behoud van de oorspronkelijke doelen van het wetsvoorstel, waarbij wordt aangesloten bij de bestaande taakverdeling in het ggz-veld en gemeentelijk domein. Na positief overleg met het veld en financiële dekking zullen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de minister van VWS een nota van wijziging en de nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal worden verstuurd. Ik verwacht dat dit voor de zomer zal plaatsvinden.
De gedwongen verhuizing van tientallen ouderen |
|
Renske Leijten |
|
Wat is uw reactie op het artikel «We hebben niet genoeg gebreken»?1
Ik vind het niet aanvaardbaar wanneer ouderen – die gewend zijn aan het wonen in een verzorgingshuis – gedwongen worden om naar een zelfstandige woning te verhuizen. Daarom heb ik contact opgenomen met de instelling. Mij is gebleken dat het hier gaat om een omvangrijk herhuisvestingstraject. De instelling zal in een gesprek met iedere bewoner zoeken naar een passende oplossing. De instelling heeft mij verzekerd dat cliënten niet gedwongen worden om te verhuizen naar een zelfstandige woonruimte.
Vindt u het aanvaardbaar dat tientallen ouderen van 80 jaar en ouder gedwongen worden te verhuizen naar een zelfstandige woning terwijl zij nu in een verzorgingshuis wonen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Hoe oordeelt u er over dat deze bewoners wederom zullen moeten verhuizen wanneer hun zorgbehoefte toeneemt? Wilt u uw antwoord toelichten?
Bij ingrijpende renovatie of vernieuwbouw van bestaande instellingen zullen cliënten op enig moment hun huidige woonruimte (tijdelijk) moeten verlaten omdat er bouwwerkzaamheden moeten worden verricht. Het is de taak van de zorginstelling om de overlast voor cliënten zo beperkt mogelijk te houden.
De instelling zal in overleg met de cliënten zoeken naar een woonomgeving die past bij de wensen en mogelijkheden van de cliënten.
Cliënten die zelfstandig kunnen en willen wonen, zullen zo goed en zo lang mogelijk in hun zelfstandige omgeving ondersteund worden. Soms zijn er grenzen aan de zorg die geleverd kan worden in zelfstandige woningen, aanleunwoningen of verzorgingshuizen. Soms is het vanuit een goede en verantwoorde zorgverlening noodzakelijk dat cliënten verhuizen naar een omgeving die speciaal is ingericht voor de zorgverlening aan zwaardere doelgroepen. Dat geldt voor alle bewoners; ook voor bewoners die door renovatie en of vernieuwbouw van de instelling – en in goed overleg – een verhuizing naar een andere woonomgeving achter de rug hebben.
Wat is uw reactie op de uitspraak van huisarts R. Coveen dat de gedwongen verhuizing mensenlevens gaat kosten? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik laat deze uitspraak voor rekening van de betreffende huisarts. Verhuizen is voor velen een ingrijpende gebeurtenis; dat geldt des te meer voor kwetsbare ouderen. Uit contact met de betreffende instelling is mij gebleken dat de instelling met iedere cliënt in persoonlijke gesprekken zoekt naar een passende oplossing. De instelling verwacht voor het einde van het jaar met iedere bewoner tot een oplossing te zijn gekomen. Van gedwongen verhuizing naar een zelfstandige woning is geen sprake, zo heeft de instelling mij verzekerd.
Deelt u de mening van bestuurslid M. van den Berge dat mensen van 80 jaar en ouder geacht worden zelfstandig te wonen en voor zichzelf dienen te zorgen, terwijl zij eerder met een indicatie in het verzorgingshuis zijn opgenomen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Of oudere mensen zelfstandig kunnen wonen en voor zichzelf kunnen zorgen is afhankelijk van de zorgzwaarte en wordt onafhankelijk vastgesteld bij de indicatiestelling. Wel is het zo dat in de loop der jaren de zorgbehoefte van cliënten in zorginstellingen steeds zwaarder is geworden. Cliënten kunnen en willen steeds langer zelfstandig blijven wonen. De mogelijkheden om cliënten ook thuis goede zorg te leveren zijn toegenomen.
Voor cliënten die gewend zijn geraakt aan de zorg in het verzorgingshuis geldt dat zij mogelijk niet terug willen of kunnen keren naar een meer zelfstandige woonomgeving. De zorginstelling zoekt in overleg met deze cliënten naar een passende oplossing.
Bent u van mening dat het aanvaardbaar is dat deze ouderen hun recht op zorg en hun beschermende omgeving verliezen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Cliënten behouden hun recht op zorg en een beschermende woonomgeving. De indicatie van deze ouderen verandert niet.
Bent u van mening dat gedwongen verhuizingen, terwijl er sprake is van een zorgrelatie, recht doet aan de afhankelijke positie waarin de zorgbehoevende zich bevindt? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op de vragen 1, 4 en 5.
Deelt u de analyse dat de gedwongen verhuizing te maken heeft met het weren van zorgzwaartepakketten 1, 2, 3 en 5 om de inkomsten van Zorggroep Noordwest Veluwe te verhogen? Zo ja, hoe oordeelt u over de gevolgen die de invoering van de zorgzwaartepakketten hebben? Zo neen, waarom leidt het beleid dan tot het gedwongen verhuizen van deze ouderen?2 3
Nee, ik deel de analyse niet dat de gedwongen verhuizing te maken heeft met het weren van zorgzwaartepakketten 1, 2, 3 en 5 om de inkomsten te verhogen.
Voor elk van de zorgzwaartepakketten geldt dat de bekostiging passend is voor de hoeveelheid zorg die cliënten nodig hebben. Het is geen overheidsbeleid om cliënten met bepaalde ZZP’s gedwongen te laten verhuizen; in dit geval valt verhuizing samen met een omvangrijke herhuisvesting waarbij meer capaciteit beschikbaar komt voor de zwaardere cliënten en lichtere cliënten meer en langer zelfstandig kunnen blijven wonen. De trend dat cliënten langer thuis blijven wonen is al langer zichtbaar en de bouwplannen van Zorggroep Noordwest Veluwe sluiten daarop aan.
Bent u bereid maatregelen te nemen om de gedwongen verhuizingen te voorkomen? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Ik acht het niet nodig om extra maatregelen te nemen, omdat er geen sprake is van gedwongen verhuizingen naar zelfstandige woningen. Het is aan de zorginstellingen om bij renovatie en vernieuwbouwplannen in overleg met de cliënten te zoeken naar oplossingen die zo min mogelijk overlast veroorzaken en recht doen aan de wensen van de cliënten.
Hoeveel meer zorginstellingen bouwen de zorg aan lage indicaties om financiële redenen af? Bent u bereid te onderzoeken hoeveel mensen daardoor hun zorg verliezen?
Ik ben van mening dat de vergoeding voor ieder zorgzwaartepakket passend is en daarmee geen reden vormt om de zorg af te bouwen. Cliënten verliezen niet hun zorg, maar blijven steeds langer thuis wonen en krijgen daar passende zorg. Een onderzoek is derhalve niet opportuun.
Het bericht 'patiënten terug op straat' |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Patiënt terug op straat. Directeur Parnassia: De ellende begint weer»?1
Ik deel niet de stelling dat duizend psychiatrische patiënten volgend jaar in Rotterdam en omstreken op straat zullen belanden door de bezuinigingen. Het is niet aangetoond dat invoering van de eigen bijdrage deze effecten zal hebben op de patiënt. Daarbij is bij de uitvoering van de maatregel rekening gehouden met een aantal uitzonderingen. Dakloze mensen bijvoorbeeld worden vaak door middel van bemoeizorg benaderd. Mensen die een GGZ behandeling nodig hebben en die door middel van bemoeizorg benaderd worden, hoeven geen eigen bijdrage te betalen. Ook mensen die gedwongen worden opgenomen (BOPZ-zorg) en mensen die met een crisis worden opgenomen (crisis DBC) hoeven geen eigen bijdrage te betalen. Ik denk dat door deze uitzonderingen de effecten van de eigen bijdrage worden verzacht.
Het kabinet zal de effecten van het invoeren van een eigen bijdrage op zorgmijding gaan monitoren. De Kamer zal op de hoogte worden gehouden van de stand van zaken.
Hoeveel ex-daklozen met psychiatrische problemen zullen terugvallen in een leven op straat?
Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 1.
Moet iemand eerst dakloos worden, door het staken van behandeling, om weer zorg te krijgen? Kan een toelichting worden gegeven?
Indien een patiënt in 2012 een behandeling start zonder dat er sprake was van bemoeizorg of gedwongen opname of crisiszorg, zal de patiënt een eigen bijdrage moeten betalen van € 200 per jaar (€ 16,50 per maand). Het is dus niet nodig om eerst dakloos te worden om zorg te krijgen.
Bent u het met de directeur van Parnassia eens dat vooral mensen die in het verleden zorg meden, een terugval zullen krijgen en in een isolement terecht komen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Mensen die in het verleden zorg meden, kunnen in de toekomst gewoon via bemoeizorg benaderd worden. Zij hoeven dan geen eigen bijdrage te betalen. Van een terugval of een isolement hoeft mijns inziens dus geen sprake te zijn.
Noemt u het menswaardige en effectieve zorg wanneer mensen in een isolement of op straat belanden? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 4.
Bent u het eens met de Rotterdamse geestelijke gezondheidszorginstelling Bouman GGZ dat meer overlast zal ontstaan voor inwoners, en dat de gezondheidstoestand van psychiatrische patiënten achteruit zal gaan? Zo nee, waarom niet?2
Ik verwijs u hierbij naar het antwoord op vraag 1 tot met 4.
Deelt u de mening dat, wanneer de gezondheid van psychiatrisch patiënten achteruit gaat, dit meer geld zal kosten dan het voorkomen ervan en dat om die reden bezuinigen op de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) niet verstandig is? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat als de gezondheid van psyschiatrische patiënten achteruit gaat, dit meer geld gaat kosten. Ik ben alleen niet van mening dat de maatregelen die worden genomen daar direct toe zouden leiden. Ik verwijs naar het antwoord op vraag 1 en 4.
Wat gaat u doen om overlast die daklozen met psychische problemen kunnen veroorzaken te voorkomen en waarom?
Ik heb daarvoor onlangs de maatregel genomen dat mensen die benaderd worden door middel van bemoeizorg geen eigen bijdrage hoeven te betalen. Dit geldt over het algemeen voor daklozen met psychische problemen.
Bent u van mening dat het invoeren van een eigen bijdrage er bij zorgverleners toe kan leiden dat zij eerder zullen kiezen voor een gedwongen opname voor mensen in psychische nood met geldproblemen, omdat die patiënten bij een rechterlijke machtiging geen eigen bijdrage hoeven te betalen?
Ik vertrouw erop dat aanbieders rechtmatig en professioneel zullen handelen en patiënten niet met een gedwongen opname confronteren als dat niet nodig. Een rechterlijke machtiging is immers heel ingrijpend. Bovendien moet bij een rechterlijke machtiging de rechter altijd afwegen of er sprake is van een causaal verband tussen de psychische aandoening en het gevaar dat iemand voor zichzelf of zijn omgeving veroorzaakt.
Bent u tevens van mening dat zorgmijders en dak- en thuislozen voorkomen moeten worden, en dat daarom geen eigen bijdragen en bezuinigingen in de geestelijke gezondheidszorg ingevoerd moeten worden?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 1. Ik vertrouw erop dat de uitzonderingsmaatregelen die ik heb getroffen zullen volstaan.
Wanneer verwacht u het rapport «Aard en omvang GGZ- en verslavingspreventie 2010», dat al in oktober beschikbaar zou zijn? Kunt u het de Kamer zo spoedig mogelijk, met uw reactie, toesturen?
Ik verwacht op korte termijn het rapport te ontvangen. Zodra ik het in bezit heb, zal ik het u doen toekomen.
Op welke wijze wordt de dekking van € 1 miljoen gevonden in de zorginkoop naar aanleiding van de motie Mulder?3 Hoe gaat u voorkomen dat de scherpere zorginkoop andere GGZ-patiënten raakt?
De dekking wordt gevonden door de maatregel scherpere inkoop met € 1 miljoen te verhogen. Ik verwacht niet dat deze maatregel andere GGZ-patiënten raakt omdat ik van mening ben dat zorgaanbieders hun zorgprocessen efficiënter kunnen inrichten, waardoor de patiënt niet de dupe hoeft te zijn van de maatregel.
Het bericht dat sterftecijfers van ziekenhuizen onvoldoende betrouwbaar zijn |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat sterftecijfers van ziekenhuizen een vertekend beeld geven? Deelt u deze conclusie in het proefschrift van de heer W. van den Bosch?1
Ik vind het goed dat er gedegen onderzoek is gedaan naar de variatie in de HSMR (Hospital Standardised Mortality Ratio) die door andere bronnen wordt veroorzaakt dan door kwaliteit van zorg. De technische conclusies in het proefschrift stel ik niet ter discussie. Mijns inziens staat dat echter de openbaarmaking van de HSMR niet in de weg. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Erkent u dat het gevaar bestaat dat ziekenhuizen ten onrechte aan de schandpaal worden genageld door zorgverzekeraars, zoals we eerder zagen bij Zorgverzekeraar (CZ) die onrust zaaide onder patiënten met een zwarte lijst voor borstkankeroperaties? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze maakt u hier een einde aan?
In mijn brief over selectieve zorginkoop door Menzis van 21 oktober 2011 heb ik het belang van goede communicatie over kwaliteitscriteria benadrukt. Ik heb in die brief aangegeven dat ik van verzekeraars verwacht dat zij bij het proces van selectieve inkoop verantwoord omgaan met de gevolgen die dit kan hebben voor beeldvorming omtrent ziekenhuizen. In zijn algemeenheid zijn verzekeraars zich zeer bewust van het belang van een goede onderbouwing van de door hen gehanteerde kwaliteitseisen en van een zorgvuldige communicatie hierover naar zowel hun verzekerden als naar de zorgaanbieders met wie zij zaken doen. De HSMR leent zich voor een signaalfunctie en kan de aanleiding vormen voor een gesprek, waarin beide partijen samen kunnen onderzoeken in hoeverre een bijzonder hoge of een bijzonder lage HSMR ontstaan is door verschillen in kwaliteit van zorg of door andere bronnen. Tegen die achtergrond ben ik ervan overtuigd dat zorgverzekeraars niet louter op basis van de gecorrigeerde sterftecijfers contracten met ziekenhuizen zullen beëindigen.
Deelt u de mening dat de bizarre situatie ontstaat dat zorgverzekeraars ziekenhuizen gaan contracteren op basis van administratieve in plaats van kwaliteitsverschillen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat deze casus wederom bewijst dat selectieve zorginkoop door zorgverzekeraars op grond van gammele statistische gegevens niet de basis moet zijn voor de ordening van de ziekenhuiszorg, aangezien zorg mensenwerk is en het ene ziekenhuis het andere niet is? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat de overheid verantwoordelijk is voor goede en toegankelijke ziekenhuiszorg voor iedere burger? Zo nee, waarom niet? Zo ja, ligt het dan niet in de rede dat u uw verantwoordelijkheid neemt voor een goede planning van het ziekenhuisaanbod in plaats van deze ordening over te laten aan de zorgverzekeraars en de vrije markt? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het ligt niet in de rede dat ik mijn verantwoordelijkheid neem op de door u beschreven wijze. We hebben een aantal jaren geleden de centrale aanbodssturing van de Nederlandse gezondheidszorg vaarwel gezegd. Dit is gedaan op basis van de analyse dat centrale aanbodssturing verstarring in de hand werkt en geen of onvoldoende prikkels genereert voor kwaliteitsverbeteringen, innovatief gedrag en efficiënte zorgverlening. Daarom is er gekozen voor vraagsturing via het concept van gereguleerde concurrentie tussen zorgverzekeraars. De rol van de overheid beperkt zich tot het toezicht op de naleving van de afgesproken spelregels en het voldoen aan cruciale randvoorwaarden die bepalend zijn voor toegankelijkheid en kwaliteit (zoals normen voor spoedeisende zorg en de eisen van de Kwaliteitswet).
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de kwaliteitsgegevens van ziekenhuizen op een degelijke manier worden gemeten en vergeleken? Zou de methode zoals gehanteerd in Zweden geen goed idee zijn? Zo nee, waarom niet?
In het Algemeen Overleg (AO) over het Kwaliteitsinstituut heb ik reeds aangegeven dat ik de lessen die wij kunnen leren van het Zweedse model van veel waarde acht, maar dat het Zweedse systeem niet één op één over te nemen is binnen het Nederlandse zorglandschap en dat ik dat ook niet wenselijk acht, omdat in Zweden bijvoorbeeld het patiëntenperspectief niet optimaal wordt meegenomen.
Het rapport Zorg voor Waarde geeft aan dat Zweden een goede kwaliteitstransparantie heeft en dat het openbaar maken van kwaliteitsinformatie een prikkel geeft om de kwaliteit van zorg te verhogen. Ik ga ervan uit dat openbaarmaking van gegevens, zoals de HSMR, een prikkel vormt om de registratie van kwaliteit verder te verbeteren en daaruit voortvloeiend ook de kwaliteit van zorg.
Wat is uw opvatting over het rapport Zorg voor Waarde?2 Wilt u de Kamer een reactie sturen? Zo nee, waarom niet?
Het rapport «Zorg voor Waarde» legt het Zweedse systeem van kwaliteitsregistratie en -transparantie naast het Nederlandse systeem. Dat is nuttig en daar kunnen wij veel van leren. In het AO over het Kwaliteitsinstituut hebben wij hier reeds over gesproken en in het antwoord op vraag 6 ga ik hier ook reeds op in. Ik zie geen aanleiding om hierover nog een reactie naar Uw Kamer te sturen.
Psychose schrikbarend vaak gemist in GGZ (geestelijke gezondheidszorg) |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Psychose schrikbarend vaak gemist in GGZ door te snelle diagnose»?1
Ik vind het van belang dat patiënten de benodigde zorg krijgen, die zij vragen. Het is de verantwoordelijkheid van professionals om te bepalen wat de aard en ernst is van de gepresenteerde psychische klachten en welke behandeling hierbij het beste past.
Hoe verklaart u dat 63% van de patiënten met psychotische symptonen, zoals beschreven in de DSM-IV, hiervoor in 2 jaar niet behandeld zijn? Bent u bereid te onderzoeken waar dit aan ligt?
Zoals in het artikel staat vermeld, kan het in de praktijk zo zijn dat een patiënt bij een intake wel zijn of haar klachten presenteert, maar zelf niet weet wat precies het probleem is. Zij mogen van deskundige professionals in de ggz verwachten dat deze vervolgens wel een oordeel kunnen vellen hierover. In de ggz betekent dit dat er, conform de DSM IV, niet alleen een hoofddiagnose wordt gesteld (As I), maar ook het effect van eventuele persoonlijkheidsproblematiek en/ of verstandelijke beperking (As II), comorbide somatische klachten (As III) en de invloed van de sociale omgeving (As IV) wordt meegewogen. In individuele gevallen kan het lastig zijn om de behandeling af te stemmen op deze verschillende factoren. Vandaar dat na de intake vaak gekozen wordt voor behandeling van de voor de patiënt het meest in het oog springende klachten. Dit sluit aan bij de wens om hun lijdensdruk te verminderen. Patiënten die schizofreen zijn beschikken over het algemeen over een verminderd ziekte-inzicht. Dit betekent dat zij zelf geen zorg vragen of tegenover een behandelaar de bijbehorende psychische klachten niet benoemen. Wanneer een patiënt bijvoorbeeld wel klaagt over slapeloosheid, maar niet meldt dat dit komt door de stemmen die hij of zij hoort, kan alleen door herhaald behandelcontact de juiste diagnose gesteld worden (en dus ook de behandelstrategie wijzigen).
Beroepsbeoefenaren die een diagnose typeren zijn in beginsel voldoende getraind om eenduidig te kunnen diagnosticeren. Conform de DBC-spelregels moeten zij namelijk beschikken over een BIG-registratie en bevoegd en bekwaamheid zijn in het hanteren van de DSM IV.
Ik zie geen reden tot nader onderzoek, omdat het tempo waarin het behandelproces verloopt per patiënt kan verschillen, zeker wanneer er sprake is van ernstige psychische problematiek zoals schizofrenie.
Hoe kan het zijn dat bij een opname een psychose niet altijd als zodanig wordt herkend, zowel door huisartsen als door de eerste- en tweedelijns GGZ, terwijl een snelle behandeling essentieel is voor de kans op herstel?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom blijkt de GGZ te weinig getraind op het tussentijds bekijken of de oorspronkelijke diagnose nog steeds klopt of de beste is?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel instellingen werken inmiddels met «Routine Outcome Monitoring» (ROM)? Wat gaat u dan met instellingen die er nog niet mee werken? Kan een toelichting worden gegeven?
GGZ Nederland (GGZ N) heeft in juli 2010 een bestuurlijk akkoord gesloten met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) over de introductie van routine outcome monitoring. Dat betekent dat al haar leden (rond de 100 in getal) vanaf 2014 voor tenminste 50% van hun patiënten uitkomstmetingen leveren aan Stichting Benchmark GGZ. Daarnaast zijn er verschillende andere ROM-initiatieven in het veld; zo beheert bijvoorbeeld de Nederlandse Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen en Psychotherapeuten (NVVP) een eigen portal, waar tot nu toe 400 leden bij zijn aangesloten. Zij verzamelen op vrijwillige basis effectmetingen. Ook hier vergoeden verschillende verzekeraars deelname aan deze structurele dataverzameling voor vrijgevestigde hulpverleners. Binnen het huidige zorgstelsel zijn er dus al voldoende prikkels voor alle stakeholders om zelf initiatief rondom ROM te ontplooien.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat mensen met psychotische symptomen binnen de cruciale 9 maanden worden getest of zij daadwerkelijk een psychose hebben en daarvoor behandeld worden?
Er is een multidisciplinaire richtlijn voor patiënten met schizofrenie beschikbaar, die professionals helpt om adequate zorg te leveren bijvoorbeeld wat betreft vroegsignalering. Op basis van ervaringen met een eerdere versie is het cliëntperspectief in de multidisciplinaire richtlijn versterkt. Er is sinds 2010 ook een hoofdstuk over implementatie van de richtlijn toegevoegd. Hierin staat aan welke minimale voorwaarden moet worden voldaan om de belangrijkste aanbevelingen uit de richtlijn ook daadwerkelijk te realiseren. Hierin is zelfs omschreven waar zonodig scholing kan worden gehaald. Ik investeer van mijn kant financiële middelen in het opleidingsfonds voor professionals die hun beroepskwalificaties willen waarborgen met een BIG-registratie.
Zorgaanbieders die tekortschieten in hun kwaliteit van zorg kunnen hierop aangesproken worden door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) binnen het kader van haar risicogerichte toezicht. Onderdeel hiervan is regulier overleg met de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) en GGZ Nederland over juiste en snelle diagnostiek. Een van de gespreksonderwerpen is aanpassing van de ROM (Routine Outcome Monitoring) bij intake.
Daarnaast wordt via Eerste Psychose projecten in het veld extra aandacht besteed aan vroegsignalering van psychotische symptomen, die wijzen op mogelijke schizofrenie.
Bent u bereid middelen vrij te maken voor het opleiden cq bijscholen van huisartsen en eerste-/tweedelijnsverpleegkundigen in de GGZ ten einde sneller psychoses te herkennen?
Zie antwoord vraag 6.
Is duidelijk hoeveel mensen die zorg krijgen tijdens een psychose (lichamelijk en geestelijk) verwaarloosd worden met alle schadelijke gevolgen van dien? Is er een verplichting om onderbehandeling/ foute behandeling te melden bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat zijn de cijfers?
De IGZ heeft reeds in het Thematisch Onderzoek Schizofrenie en Verslaving (2009) specifiek aandacht besteed aan de somatische zorg bij deze psychotische patiënten. De meeste instellingen voerden op een gestandaardiseerde wijze lichamelijk onderzoek uit, waarbij tevens werd getest op middelengebruik. Bij de follow up in 2010 bleek de somatische zorg over de hele linie verbeterd. In 2012 zal de IGZ somatische comorbiditeit in de GGZ breder onderzoeken.
Er is een meldplicht voor calamiteiten in de zorg, maar het is het niet mogelijk op een betrouwbare wijze te achterhalen in hoeveel gevallen sprake was van een patiënt met een psychotische stoornis, waarbij lichamelijke en/of geestelijke problemen het gevolg waren van onderbehandeling of een foutieve behandeling.
Hoe is het mogelijk in 2013 over te gaan op resultaatgerichte financiering, zoals u wilt, als de indicaties niet goed zijn?
Invoering van de DBC-systematiek heeft er toe geleid dat zorgaanbieders meer werk maken van eenduidige diagnosestelling en een directere koppeling aan een behandeling dan voor overheveling naar de Zorgverzekeringwet (Zvw) het geval is geweest. De huidige DBC-systematiek staat toe dat bij opening van een DBC aanvankelijk gekozen wordt voor een zogenaamde V-code. Deze voorlopige typering van een diagnose kan, bij declaratie aan het eind van de behandeling, worden voorzien van een definitieve typering. In die zin is er dus geen belemmering voor tussentijdse wijzigingen in behandelstrategie.
De zelfverrijking van toezichthouders van de Stichting Gehandicaptenzorg Limburg |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Wat is uw mening over de zelfverrijking van twee toezichthouders die tijdelijke bestuursfuncties uitoefenden bij Stichting Gehandicaptenzorg Limburg? Is hier geen sprake van ongeoorloofde belangenverstrengeling?1
Als ik de berichtgeving over deze casus, waarover u mij vragen stelt, tot mij neem blijkt dat nog veel onduidelijk is. Niet alleen over de aard, maar ook over de aanleiding en over de achtergronden van het probleem bestaat veel onduidelijkheid. Daarover lees ik verschillende versies in artikelen uit Dagblad De Limburger van 19, 22 en 25 oktober 2011 over SGL (Stichting Gehandicaptenzorg Limburg), zie bijlagen. Wat wél duidelijk is, is dat een ondernemingsraad en een Raad van Toezicht van een zorginstelling een meningsverschil hebben. Ook komt duidelijk naar voren dat zij die kwestie inmiddels aan een speciaal voor dit soort kwesties in het leven geroepen adviescommissie hebben voorgelegd, de Governance Commissie Gezondheidszorg. Tevens constateer ik uit de berichtgeving dat dit meningsverschil de patiëntenzorg niet raakt.
Als staatssecretaris van VWS ben ik verantwoordelijk voor de randvoorwaarden van het stelsel en tevens aanspreekbaar op de kwaliteitsbewaking voor mijn beleidsterrein in de zorg. Beide aspecten zijn hier evenwel niet in geding.
Daarom concludeer ik dat het hier om een conflict tussen een ondernemingsraad en een Raad van Toezicht in een zorginstelling gaat, waarvan het logisch is dat men dat daar moet zien op te lossen. Daar is men ook mee bezig en men hanteert daar ook de juiste procedures voor, i.c. het inschakelen van de Governance Commissie Gezondheidszorg. Gezien deze procedurele stand van zaken past mij in dezen dus terughoudendheid.
Mijn terughoudendheid wordt verder veroorzaakt omdat de precieze feiten en omstandigheden onvoldoende duidelijk zijn. We weten bijvoorbeeld niet hoe de Raad van Toezicht heeft besloten over de extra vergoeding van de twee betrokkenen. Die raad bestond destijds tenslotte uit 5 personen.
Vindt u het aanvaardbaar dat toezichthouders, die zichzelf hebben benoemd als tijdelijk adviserend bestuurder, hun eigen salariëring vaststellen? Zo nee, welke maatregelen gaat u treffen om dit te voorkomen? Zo ja, waarom wel?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Vindt u het aanvaardbaar dat voor «bestuurlijke adviezen» de salariëring 31 738 euro en 68 116 bedroeg? Welk bedrag toucheerden zij per gewerkt uur? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening van de OR-woordvoerder dat deze bedragen buiten proportie zijn en «in ernstige strijd» is met de Zorgbrede Governancecode? Zo nee, waarom niet?1
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de twee toezichthouders, dat de door henzelf vastgestelde salariëring in strijd is met de Zorgbrede Governancecode, maar door het niet kunnen vinden van een vervanger de «nood breekt wet»- maatregel van toepassing is?
Ik wacht het antwoord op deze vraag van de Governance Commissie Gezondheidszorg af.
Wilt u maatregelen nemen om de ontvangen salarissen terug te vorderen? Zo neen, waarom niet?2
Op dit moment is er nog geen enkele uitspraak van een bevoegd college of persoon dat hier sprake is van onterechte betalingen.
Deelt u de mening dat zorgbestuurders die zichzelf verrijken door het toekennen van een exorbitante salariëring op een zwarte lijst moeten worden geplaatst en uit de zorg geweerd moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Ik stel vast dat u in deze vraag van toezichthouders overstapt op bestuurders. Ik ben van mening dat in de zorg goede bestuurders moeten werken. En verder ben ik van mening dat zij dat voor een beloning moeten gaan doen die binnen de normen ligt die gaan gelden nadat het wetsvoorstel voor zo’n normeringswet (TK 32600) in werking treedt.
Kent u het bericht over toezichthouder Frank S. die zijn verdiensten in rekening bracht als managementfee? Zijn er meer toezichthouders die zichzelf exorbitante salarissen toekennen? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen en de Kamer hierover te informeren? Zo neen, waarom niet?3
Ik ken het bericht. Ik zal op de beloning van toezichthouders terug komen in de analyse over de topinkomens in de zorg, die jaarlijks aan het eind van het jaar door de minister van BZK en de bewindslieden van VWS naar de Kamer wordt gestuurd. Ook hier geldt echter dat deze inkomens na inwerkingtreding van de WNT (wet normering topinkomens) worden genormeerd, waardoor excessen in nieuwe contracten niet meer kunnen voor komen.
Ontslaggolf en bezuinigingen in de geestelijke gezondheidszorg |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Harde klappen bij Parnassia?1
Ik realiseer mij dat de bezuinigingen waar de sector mee te maken krijgt fors zijn en dat dit invloed heeft op de bedrijfsvoering van de organisaties. Echter, helaas zijn de maatregelen onontkoombaar om de GGZ toekomstbestendig te houden. De kosten in de GGZ zijn de afgelopen tien jaar meer dan verdubbeld van € 2,4 miljard in 2000 tot € 5,4 miljard in 2009, terwijl het aantal mensen met een psychische ziekte gelijk is gebleven. Ik ben er van overtuigd dat zorgaanbieders alles zullen doen om de zorg slimmer en doelmatiger te organiseren. Goede voorbeelden in Nederland tonen aan dat bijvoorbeeld kortere behandelingen ook tot goede resultaten kunnen leiden. Het betekent mijns inziens dat instellingen kritisch zullen gaan kijken naar hun behandelprocessen en behandelwijzen. Op dit moment worden er ook erg veel mensen in de tweedelijnszorg behandeld voor klachten die eigenlijk ook in de eerstelijn kunnen worden behandeld. Ook andere behandelmethoden, zoals bijvoorbeeld e-health, leiden tot meer efficiënte behandelprocessen. Ik ben met de sector in gesprek hoe wij in de toekomst kunnen komen tot een meer financieel houdbare GGZ van goede kwaliteit. Door de bezuinigingsmaatregelen zullen banen verloren gaan. Nu is het zo dat in de gezondheidszorg heel veel mensen nodig zijn, ook op andere terreinen. Het wil dus niet zeggen dat deze mensen niet meer aan de slag komen. Ik ben daarom verheugd in het artikel te lezen dat de werkgever Parnassia haar uiterste best doet om gedwongen ontslagen te voorkomen en om zoveel mogelijk herplaatsing te bevorderen.
Waarom staan de banen van 460 medewerkers op de tocht en dreigt er voor maximaal 250 mensen in vaste dienst ontslag in de Leidse regio?
Het is aan instellingen zelf om te bezien op welke wijze zij invulling geven aan de bezuinigingen. Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 1.
Van hoeveel medewerkers in totaal bij de Parnassia Bavo Groep zal het contract niet worden verlengd en hoeveel medewerkers zullen in totaal ontslagen worden?
Het artikel in het Leidsch dagblad vermeldt dat banen met een omvang van 400 FTE (460 medewerker) op de tocht staan. Het bericht is geverifieerd bij de voorzitter van Parnassia. Hij bevestigt dat het om 5% van het personeelbestand gaat van Parnassia, waarvan het komende jaar de baan onzeker wordt. Door herplaatsing en natuurlijk verloop denkt Parnassia het banenverlies te kunnen beperken.
Hoeveel kosten zal de Parnassia Bavo Groep hebben vanwege alle personele consequenties door de bezuinigingen van de overheid?
Het artikel in het Leidsch dagblad vermeldt dat Parnassia een omzetdaling van
€ 38 miljoen verwacht (op een totale omzet van € 555 miljoen).
Bent u het eens met GGZ Nederland dat er een ontslaggolf dreigt2 in de geestelijke gezondheidzorg, waarbij mogelijk 7 000 banen verdwijnen, en waarom? Zo nee, waarom niet?
Het is onduidelijk op welke wijze instellingen invulling zullen geven aan de bezuinigingen. Ik verwijs hierbij verder naar mijn antwoord op vraag 1.
Accepteert u dat banen van hulpverleners op de werkvloer zullen verdwijnen, maar bestuurders met salarissen boven de Balkenendenorm kunnen blijven zitten? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u ondernemen?
Ik vertrouw erop dat de maatregelen die instellingen nemen om de bezuinigingsmaatregelen op te vangen, verantwoord zijn naar personeel en patiënten. Het is de eigen verantwoordelijkheid van een instelling om het salaris van bestuurders vast te stellen.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat de hulpverleners ontslagen worden en waarom?
Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 1.
Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat er geen salarissen van GGZ-bestuurders boven de Balkenendenorm uitkomen?
Het ministerie van BZK werkt aan een het wetsvoorstelWet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector. Deze wet ligt nu in uw Kamer voor.
Waarom is bij de gevolgen van de bezuinigingen nog geen rekening gehouden met het hoogst waarschijnlijk wegblijven van zorgbehoevenden door invoering van de eigen bijdrage?
Trimbos heeft onlangs een rapport over de eigen bijdragen in de GGZ uitgebracht. Belangrijkste conclusie van het rapport is dat nog allerlei scenario’s mogelijk zijn als het gaat om de effecten die zijn te verwachten ten aanzien van de invoering van de eigen bijdrage. Er is dus nog geen zicht op de werkelijke effecten van de invoering van de eigen bijdrage. Ik zet een monitor uit die de effecten van eigen bijdrage op zorgmijding zal meten. Ik zal u in de loop van het volgend jaar daarover inlichten.
Hoe gaat u voorkomen dat mensen, die de hulp van GGZ nodig hebben, de GGZ gaan mijden? Zo nee, waarom? Zo ja, hoe?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 9 inzake de monitor eigen bijdrage. Daarbij heb ik uitzonderingen gemaakt voor patiënten die bemoeizorg krijgen en vanuit dat uitgangspunt een behandeling in de GGZ ontvangen, voor patiënten die met een gedwongen opname geconfronteerd worden (BOPZ-zorg) en voor mensen die in een crisissituatie worden opgenomen. Ook jeugdigen tot 18 jaar hoeven geen eigen bijdrage te betalen.
Bent u ervan op de hoogte dat van de 160 000 mensen met ernstige psychische aandoeningen 83% leeft op of onder het bestaansminimum? Zo nee, waarom niet?
Ja, daar ben ik van op hoogte.
Hoe kunt u tegenover de mensen, zoals benoemd in vraag 12, de invoering van een eigen bijdrage rechtvaardigen?
De huidige financiële tijden vragen om matiging en een verantwoorde ontwikkeling van de overheidsuitgaven. Iedereen moet hieraan bijdragen. Daarbij is op 30 juni jongstleden de motie Van der Staaij/ Bruins Slot aangenomen (TK 2010/11, 25 424, nr. 123). In de motie wordt de regering verzocht om in 2012, bij het introduceren van een eigen bijdrage in de tweedelijns GGZ, het risico op zorgmijding in te perken door de meest kwetsbare doelgroepen te ontzien. Hetzij via een verlaging van de eigen bijdrage, hetzij via een gerichte uitzondering van de meest kwetsbare doelgroepen. Over de uitvoering van de motie heb ik meerdere malen overleg gevoerd met GGZ-Nederland (GGZ-N), Zorgverzekeraars Nederland (ZN), de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) en het Landelijk Platform GGZ (LPGGZ). Daarbij is geconcludeerd dat vanwege de tijdsdruk en de korte termijn waarmee de maatregelen moesten worden geïmplementeerd en uitgevoerd, de mogelijkheden om te komen tot aanpassingen voor het jaar 2012 beperkt waren. Alles overwegend ben ik toen gekomen tot een pakket maatregelen, ter invulling van de motie, waarmee de eigen bijdrage verder wordt verlaagd van € 275 (brief 27 juni 2011, kenmerk CZ/CGGZ-3070559) naar € 200. Daarbij betaalt de verzekerde niet meer dan
€ 200 per kalenderjaar. De eigen bijdragen zijn daarmee fors verlaagd ten opzichte van de eigen bijdragen zoals opgenomen in het Regeerakkoord. In het Regeerakkoord is uitgegaan van een eigen bijdrage van € 175 voor DBC’s met een behandeltijd tot 1 800 minuten en € 425 voor DBC’s vanaf 1 800 minuten. Hierbij bestond geen limiet op het aantal te innen eigen bijdragen voor patiënten met meerdere DBC’s per jaar. Met de sector is tevens de mogelijkheid verkend om – ook op verzoek van de Kamer – de meest kwetsbare doelgroepen te ontzien via een gerichte uitzondering. Daarbij is zowel een uitzondering op basis van aandoeningsgerichte doelgroepen als wel op basis van inkomen onderzocht. Na overleg met het veld heb ik geconcludeerd dat het uitsluiten van patiënten met bepaalde psychische aandoeningen moeilijk objectiveerbaar te maken is. Een helder criterium welke aandoeningen juist wel of juist niet in aanmerking zouden moeten komen voor uitsluiting is niet of nauwelijks te maken.
Het ontzien van mensen onder een bepaalde inkomensgrens is een andere mogelijkheid die is verkend. Maar gebleken is dat deze route ook niet vrij is van bezwaren, zoals inzage in inkomensgegevens bij andere partijen en de vergroting van de armoedeval. Indien een verzekerde een inkomen heeft net boven het minimumniveau, moet hij immers voor de tweedelijns GGZ wel deze eigen bijdrage voldoen. Het beleid van achtereenvolgende kabinetten is juist gericht op het verkleinen van de armoedeval.3 Daarnaast zou het inrichten van een dergelijk systeem (zowel voor zorgverzekeraars, zorgaanbieders als andere uitvoeringsorganisaties, die daarmee zouden worden belast) op zodanige uitvoeringstechnische problemen stuiten dat is geconstateerd dat deze weg voor het jaar 2012 onbegaanbaar lijkt.
Ik heb in mijn brief aan u (CZ/CGGZ-3072974) wel aangegeven dat ik bereid ben om in het kader van de ontwikkeling van de brede beleidagenda de mogelijkheden voor alternatieve maatregelen voor 2013 verder te onderzoeken. Daarmee kom ik tegemoet aan het laatste onderdeel van de motie, waarin wordt verzocht in een bestuurlijk overleg met partijen tot een gezamenlijke agenda te komen voor de toekomst. De gesprekken met het veld zijn daarover op dit moment gaande. Tot slot zet ik een monitor op om de effecten van de eigen bijdrage op zorgmijding te volgen.
Deelt u de mening dat het invoeren van eigen bijdragen in de GGZ onwenselijk en onverantwoord is? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u hierbij naar het antwoord op vraag 12.
De banden van de minister met de tabaksindustrie en falende rookpreventie |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over berichten in de media die reppen van ongeoorloofde banden tussen uw ministerie en de tabaksindustrie?1
In het mondelinge vragenuur van 25 oktober jl. ben ik al uitgebreid ingegaan op deze vragen, die ik daarmee ik daarmee beantwoord acht.
Klopt het dat uw ministerie heeft deelgenomen aan een werkbezoek bij de tabaksindustrie Imperial Tobacco in Joure? Zo ja, wat was het nut van dit werkbezoek? Wat is uw oordeel daarover?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat uw ministerie tot doel heeft de volksgezondheid te bevorderen? Zo nee, wat is naar uw mening het doel van uw ministerie? Zo ja, wilt u toelichten hoe een schoolreisje van ambtenaren naar de tabaksindustrie de volkgezondheid bevordert?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe vaak zijn er sinds uw aantreden contacten geweest tussen de tabaksindustrie en haar lobby en uw ministerie? Zijn deze contacten geïntensiveerd sinds uw aantreden?
Contacten met de industrie hebben geen periodiek karakter. Er wordt contact gezocht wanneer dat noodzakelijk wordt geacht. Het overleg is meestal technisch van aard, dat wil zeggen dat het voornamelijk gaat over implementatie van wet- en regelgeving en het proces dat voor deze implementatie wordt gevolgd.
Sinds het aantreden van het huidige kabinet hebben kennismakingsgesprekken op ambtelijk niveau plaatsgevonden met Philip Morris, de Stichting Sigarettenindustrie, Vereniging Nederlandse Kerftabak, de Nederlandse Vereniging voor de Sigarenindustrie en het Platform Verkooppunten Tabak, wegens wijzigingen in contactpersonen aan beide kanten. Daarnaast is er op ambtelijk niveau een werkbezoek geweest bij een kerftabakfabriek, georganiseerd door de Vereniging Nederlandse Kerftabak. Verder heeft er op ambtelijk niveau een gesprek met Japan Tobacco International plaatsgevonden over een aantal technische zaken rondom de aanlevering van lijsten met tabaksingrediënten. Op ministerieel niveau heeft geen gesprek met de tabaksindustrie plaatsgevonden sinds het aantreden van het kabinet.
Er hebben vier briefwisselingen met de tabaksbranche (Stichting Sigarettenindustrie, Vereniging Nederlandse Kerftabak, Platform Verkooppunten Tabak) plaatsgevonden, die met name gingen over internationale ontwikkelingen op het gebied van het WHO Kaderverdrag en de mogelijke herziening van de Europese Tabaksproductenrichtlijn.
Een enkele maal per maand vindt er telefonisch of per mail contact plaats, meestal geïnitieerd vanuit de industrie. In de afgelopen maanden heeft er onder andere telefonisch contact en mailwisseling plaatsgevonden over het werkbezoek, over de beantwoording van een aantal vragen van de Europese Commissie over productieomvang en omzet binnen de branche en over de implementatie van de zelfdovende sigaret.
Zoals ik in het mondelinge vragenuur heb toegezegd, zal ik ook ingaan op de contacten die het ministerie heeft met verschillende gezondheidsorganisaties in verband met het rookbeleid, om de Tweede Kamer inzicht te geven in de balans tussen de contacten met industrie en gezondheidsorganisaties.
Onlangs hebben gesprekken plaatsgevonden op directeursniveau tussen het ministerie en KWF Kankerbestrijding, Hartstichting en het Astmafonds.
Met deze gezondheidsfondsen bestaat verder geen vast overleg. Wel is er geregeld contact, onder andere over de activiteiten van de fondsen op het gebied van tabakspreventie.
Met STIVORO vindt regulier overleg plaats, in het kader van de subsidierelatie die VWS onderhoudt met STIVORO, onder andere over de voortgang van projecten. VWS spreekt ongeveer maandelijks met STIVORO. Daarnaast is er tussentijds regelmatig telefonisch en e-mailcontact op basis van voorkomende vragen.
Ten slotte is VWS op ambtelijk niveau waarnemer bij het Partnership Stop met roken, waarin onder andere artsen- en verpleegkundigenorganisaties, zorgverzekeraars en GGD Nederland vertegenwoordigd zijn. Het Partnership komt eens per twee maanden bijeen.
Ik ga ervan uit dat ik hiermee voldoende invulling heb gegeven aan de toezegging die ik heb gedaan in het mondelinge vragenuur van 25 oktober jl.
Onderschrijft Nederland de richtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) neergelegd in het Framework Convention Tobacco Control (FCTC)?
Zie antwoord vraag 1.
Betekent dit niet dat alle banden en contacten met de tabaksindustrie en haar lobbyisten dienen te worden verbroken, indachtig het principe dat je malaria niet bestrijdt door de mug uit te nodigen?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn er kabinetsleden die nu of in het verleden op enigerlei wijze banden hebben gehad met de tabaksindustrie of lobbywerk voor de tabaksindustrie hebben verricht? Zo ja, wie waren dat en wat was precies hun band?
Bij brief van 20 december 20023 heeft de toenmalige minister-president de Kamer geïnformeerd welke procedure er wordt gevolgd om zeker te stellen dat er in het heden en verleden van kandidaat-bewindspersonen geen beletselen zijn om de functie van minister of staatssecretaris op goede wijze te kunnen vervullen. Daarbij gaat bijzondere aandacht uit naar het vermijden van zelfs maar de schijn dat nevenfuncties, nevenactiviteiten, financiële of zakelijke belangen afbreuk zouden doen aan objectieve besluitvorming door de bewindspersoon. Met deze procedure is sinds 2002 een bestendige lijn ontstaan hoe bij kabinetsformaties door de formateur met deze kwesties voor aanstaande bewindspersonen wordt omgegaan. Die lijn is dus ook voor het huidige kabinet gehanteerd. Conform deze lijn heeft de minister-president aan het begin van deze kabinetsperiode de Kamer geïnformeerd welke regelingen bewindspersonen hebben getroffen ten aanzien van onverenigbare financiële en zakelijke belangen en welke nevenfuncties eventueel door kabinetsleden behouden blijven4. Het kabinet acht het niet opportuun om nevenfuncties, nevenactiviteiten, financiële of zakelijke belangen van kabinetsleden over de jaren dat zij nog niet in het kabinet zaten in kaart te brengen en bekend te maken omdat het bovengenoemde regime voldoende waarborgen biedt.
Zijn er ambtenaren op uw of andere ministeries die op enigerlei wijze financiële belangen hebben bij de tabaksindustrie? Zo ja, wilt u dan een einde maken aan deze belangenverstrengeling? Zo neen, waarom niet?
De Rijksoverheid heeft met diverse bepalingen in de rechtspositie van de rijksambtenaren en met de modelgedragscode Rijk waarborgen voor onpartijdigheid, betrouwbaarheid en integriteit van rijksambtenaren vastgelegd. De artikelen 61 en 61a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement gaan in het bijzonder over belangenverstrengeling bij nevenwerkzaamheden respectievelijk financiële belangen. De artikelen verplicht ambtenaren mogelijke belangenverstrengeling, die in relatie staat tot de functie-uitoefening, te melden en geeft het bevoegd gezag de mogelijkheid bij mogelijke belangenverstrengeling in te grijpen. Aanvullende regels hierover hebben geen toegevoegde waarde.
Als u niet weet of een dergelijke belangenverstrengeling bestaat, bent u dan bereid dit uit te laten zoeken en daar duidelijke regels over af te spreken? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Welke richtlijnen gelden op het ministerie ten aanzien van contacten met lobbyisten en het bewaren van de integriteit? Wilt u toelichten hoe de contacten met de tabaksindustrie passen binnen deze richtlijnen?
Zie antwoord vraag 8.
In hoeverre hebben partijen als de VVD en de PVV de afgelopen tien jaar subsidies van de tabaksindustrie ontvangen, of zijn deze partijen gesponsord door de tabaksindustrie? Indien u deze vraag niet kunt beantwoorden, deelt u dan de mening dat het deze partijen zou sieren indien zij openheid zouden geven over hun sponsors? Zo nee, waarom niet?
De politieke partijen zijn op grond van artikel 18 van de Wet subsidiëring politieke partijen verplicht openbaarheid te betrachten in giften, afkomstig anders dan van natuurlijke personen, van meer dan € 4 537,80. De openbaarmaking van deze giften dient te geschieden door vermelding in het financieel verslag van de politieke partij, waarbij tevens de naam van de gever wordt vermeld, of in ieder geval een omschrijving van de categorie van instellingen of organisaties waartoe de gever behoort. Op dit moment heeft uw Kamer een wetsontwerp5 in behandeling, dat tot doel heeft de transparantie in bijdragen en giften aan politieke partijen te bevorderen. In dat wetsontwerp is onder andere opgenomen dat de financiële verslagen van de politieke partijen en de daarin opgenomen overzichten van ontvangen bijdragen door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties openbaar worden gemaakt.
Wat is uw oordeel over het door Stivoro en de Universiteit van Maastricht uitgevoerde onderzoek dat zou uitwijzen dat door het stoppen van de farmacologische vergoeding van antirookmedicijnen en de massamediale campagnes over de negatieve effecten van roken en meeroken tot 2020 600 mensenlevens kost? Onderschrijft u de resultaten van dat onderzoek? Zo ja, leidt uw beleid dan niet tot 600 vermijdbare sterftegevallen?2 Zo neen, trekt u dan de resultaten van dat onderzoek in twijfel? Waarop baseert u dan uw mening?
In de uitzending van Zembla wordt geen onderbouwing gegeven van dit aantal van 600. Het SimSmoke model van de Universiteit van Maastricht is gebaseerd op een Canadees model om effecten van tabaksbeleid te voorspellen. De uitkomsten zijn mede afhankelijk van aannames en wegingen.
Ik denk niet dat door deze twee maatregelen veel meer mensen blijven roken of gaan roken. In de eerste plaats omdat stoppen met roken zorg nog steeds beschikbaar is. Ook volgend jaar wordt begeleiding bij stoppen nog steeds vergoed, alleen eventuele medicatie moet men weer zelf betalen. Dat is overigens in de meeste Europese landen zo. Er is nu bovendien meer bekendheid gekomen over de mogelijkheden voor stoppen met roken begeleiding, zowel bij zorgverzekeraars als bij rokers die willen stoppen. Het onlangs opgerichte kwaliteitsregister helpt daarbij.
Over de effecten van massamediale campagnes op gedrag is veel discussie. In Nederland gingen campagnes bijna altijd samen met andere beleidsmaatregelen zoals vergoeding, wetgeving of intensivering van handhaving. Het is daarom niet goed mogelijk te bepalen wat het effect van alleen een campagne is, ook niet via de SimSmoke studie.
Los daarvan zijn massamediale campagnes per definitie ongericht en werd veel geld besteed aan het bereiken van mensen voor wie de boodschap niet relevant was. Dit kabinet investeert in effectievere manieren om mensen te informeren, bijvoorbeeld door inzet van social media bij jongeren, maar ook via de schoolprogramma’s, betrouwbare (online) informatie en door actieve inzet op preventie door zorgverleners.
Herinnert u zich uw antwoord op eerdere schriftelijke vragen3 waarin u stelt dat u een tabaksontmoedigingsbeleid voert? Welke bijdrage aan uw ontmoedigingsbeleid hebben bezoeken van ambtenaren aan de tabaksindustrie en contacten met de lobby? Erkent u dat dit weinig vertrouwen wekt in de effectiviteit en waarachtigheid van uw ontmoedigingsbeleid? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Herinnert u zich uw antwoord op eerdere schriftelijke en mondelinge vragen waarin u benadrukt dat uw tabaksontmoedigingsbeleid is gebaseerd op het verstrekken van informatie op basis waarvan de burger een «leefstijlkeuze» kan maken? Moet hieruit worden afgeleid dat u gelooft dat mensen roken omdat ze niet op de hoogte zijn van de schadelijkheid, en dat nicotineverslaving louter berust op een «leefstijlkeuze»? Wilt u uw antwoord toelichten?3 en 4
In Nederland is de kennis over de schadelijkheid van roken en met name meeroken, internationaal gezien laag. Op dit gebied is dus wel degelijk gezondheidswinst te behalen door betere informatieverstrekking. De overheid heeft de taak ervoor te zorgen dat toegankelijke en betrouwbare informatie beschikbaar is. De keuzes die mensen vervolgens maken, worden natuurlijk niet alleen bepaald door de mate waarin men goed geïnformeerd is. De overheid is echter niet verantwoordelijk voor die keuzes, dat zijn mensen zelf. Mijn beleid is gericht op het weerbaar maken van jongeren, onder andere tegen middelengebruik, het gericht, gebundeld en in samenhang aanbieden van betrouwbare informatie en het gemakkelijker maken van de gezonde keuze. Voor mensen die roken en de keuze maken om te stoppen, is ondersteuning en begeleiding beschikbaar.
Ten slotte zijn ook wettelijke maatregelen zoals een geheel reclameverbod, leeftijdsgrenzen voor verkoop en rookverboden onderdeel van het tabaksontmoedigingsbeleid. Op het gebied van gezonde leefstijl (waaronder tabaksontmoedigingsbeleid) doet dit kabinet dus meer dan informatieverstrekking.
Het disfunctioneren van het bestuur van Charim |
|
Renske Leijten |
|
Wat is uw reactie op het handelen van de Raad van Bestuur, de Raad van Toezicht en de OR van Charim?1
De verantwoordelijkheid voor het besturen van een zorginstelling ligt bij de raad van bestuur van de zorginstelling. De raad van toezicht houdt toezicht op het bestuur en als uiterste middel kan zij het bestuur ontslaan. Bij de benoeming van een bestuurder hebben de cliëntenraad en de ondernemingsraad een adviesrecht.
De cliëntenraad en de vakbonden kunnen ook ingrijpen als zij vinden dat het bestuur wanbeleid voert. Dit kunnen zij doen door de Ondernemingskamer te verzoeken in te grijpen wanneer het bestuur, dan wel de raad van toezicht, tekort schiet. Ook zorgkantoren kunnen via de contractering druk uitoefenen als het bestuur niet goed functioneert. Cliënten kunnen naar aanleiding van bijvoorbeeld berichtgeving in de media wegblijven omdat zij geen vertrouwen meer hebben in de zorginstelling.
Het is niet aan mij om een oordeel te vormen over het handelen van een specifieke raad van bestuur, raad van toezicht en OR, dus ook niet bij Charim. Ook ben ik niet in de positie om bestuurders, toezichthouders of OR-leden te ontslaan of te benoemen. Daarnaast doet ingrijpen door mij, bijvoorbeeld door het bestuur te ontslaan of een nieuw bestuur te benoemen, geen recht aan de private verantwoordelijkheid van partijen in de zorg.
Het is wel aan mij om ervoor te zorgen dat al deze partijen hun verantwoordelijkheid nemen. Het wetsvoorstel Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) zal partijen nog beter in staat stellen om hun verantwoordelijkheid te nemen en waar te maken.
Hoe lang bent u op de hoogte van de problematiek binnen Charim?
Sinds augustus 2010 houdt de inspectie intensiever toezicht op Charim. Op 17 juni heeft de IGZ een rapport gepubliceerd over Charim, locatie Amandelhof. De inspectie heeft aangegeven dat de locatie Amandelhof op dit moment hoog risico scoort op het onderwerp voldoende en bekwaam personeel. De personele afstemming sluit onvoldoende aan op de doelgroep en de scholing van de medewerkers is onvoldoende.
De inspectie volgt de ontwikkelingen binnen Charim nauwgezet.
Vindt u het aanvaardbaar dat medewerkers van Charim geïntimideerd, bedreigd, bedrogen en angstig zijn voor het bestuur van Charim? Welke maatregelen gaat u treffen om te zorgen dat deze mensen weer met plezier hun werk doen?
Het is niet aanvaardbaar. Het Nederlandse rechtssysteem biedt voldoende mogelijkheden om in te (laten) grijpen als er sprake is van bedreiging, intimidatie of bedrog. Specifiek voor Charim geldt dat zij lid van Actiz zijn en dus gehouden zijn aan de Zorgbrede Governancecode. Deze governancecode schrijft voor dat elke zorginstelling een klokkenluidersregeling moet hebben zodat misstanden kunnen worden gemeld door medewerkers. Charim heeft via een persbericht laten weten dat zij onafhankelijk onderzoek instellen naar de interne kritiek.3
Wat is uw reactie op de wijze waarop het bestuur van Charim de angstcultuur die het zaait ontkent? Wilt u uw antwoord toelichten?1 2
Zie antwoord vraag 3.
Hoe is het gesteld met de rechtspositie van de medewerkers van Charim? Wilt u uw antwoord toelichten?
De Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg, Kraam- en Jeugdgezondheidszorg 2010–2012, (CAO VVT) stelt niet alleen aanvullende regels bij reorganisaties. Die CAO regelt ook dat de functie die een werknemer uitoefent bepalend is voor zijn beloning. Bij de verdere uitwerking van de rechtspositionele gevolgen van reorganisaties dan wel de verzachting van die rechtspositionele gevolgen zijn de vakbonden betrokken. Daarbij is geen rol weggelegd voor VWS. Ik treed niet in de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers.
Hebben de medewerkers van Charim die een andere functie kregen dezelfde salariëring en arbeidsvoorwaarden behouden? Zo nee, welke maatregelen gaat u treffen om te zorgen dat deze mensen weer hun vorige salariëring en arbeidsvoorwaarden terugkrijgen?1
Zie antwoord vraag 5.
Behouden de tien mensen die van functie moeten veranderen dezelfde salariëring en arbeidsvoorwaarden? Wilt u uw antwoord toelichten?1
Zie antwoord vraag 5.
Welk bedrag wordt onttrokken aan de zorg en gebruikt voor het inhuren van dure interim- krachten, met name op het centraal bureau? Wilt u uw antwoord toelichten?
De zorginstelling is zelf verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering en daarmee het aannemen, dan wel inhuren, van personeel.
Hoeveel personen zijn de afgelopen jaren na de fusie met Zeisterwoude vertrokken, hetzij vrijwillig hetzij gedwongen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het verloop van personeel en het ziekteverzuim betreffen de interne bedrijfsvoering van Charim Dat geldt voor het gehele personeelsbeleid. Ik treed niet in het personeelsbeleid van een instelling.
De minister en ik willen bestuurders verder stimuleren hun fusievoornemens goed te doordenken en hierover ook transparant te zijn tegenover de direct belanghebbenden van hun instellingen. Dit doe ik door de introductie van de fusie-effectrapportage. Uit die fusie-effectrapportage moet de meerwaarde van de fusie blijken voor de betrokken instellingen en voor de cliënten. Bij het opstellen van de fusie-effectrapportage dienen bestuurders de direct belanghebbenden, waaronder in ieder geval cliëntenraden en ondernemingsraden, te betrekken. Hiermee willen wij bereiken dat er bij de vormgeving van de fusie voldoende «contact» is tussen de beslissers in de organisatie en de dagelijkse praktijk op de werkvloer.
Wat zijn de plannen van Charim wat betreft fusie en reorganisatie met betrekking tot het personeelsbestand in de komende drie jaar? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
Hoeveel medewerkers hebben na een conflict en het uiten van kritiek ontslag gekregen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 5, 6, 7, 9 en 10.
Vindt u het aanvaardbaar dat bij de reorganisatie mensen gedwongen keuzes moesten maken, of anders konden vertrekken? Zo nee, welke maatregelen gaat u treffen om dit in de toekomst te kunnen voorkomen?
Zie antwoord vraag 11.
Hoeveel medewerkers hebben een spreekverbod gekregen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 11.
Hoeveel medewerkers zijn op non-actief gesteld en met ontslag bedreigd? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 11.
Wordt er een onafhankelijk onderzoek bij Charim ingesteld over de vele klachten van medewerkers?
Zie mijn antwoord op vraag 3 en 4.
Is de personele bezetting voldoende gekwalificeerd om goede zorg te bieden? Zo nee, welke stappen gaat de Inspectie voor de Gezondheidszorg nemen om dit te verbeteren?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Hoe groot is het verloop van banen binnen Charim in de afgelopen jaren?
Zie mijn antwoord op vraag 9 en 10.
Hoe verklaart u de hoge ziekteverzuimcijfers van Charim? Wilt u uw antwoord toelichten?2
Zie mijn antwoord op vraag 9 en 10.
Welke maatregelen worden getroffen als Charim voor het eind van de maand geen brandveilige maatregelen heeft genomen?1
Het is van groot belang dat zorginstellingen brandveilig zijn. De verantwoordelijkheid voor een brandveilige instelling ligt bij de raad van bestuur van de zorginstelling en de brandweer controleert of de instelling daadwerkelijk brandveilig is. Ik heb van Charim vernomen dat zij inmiddels voldoen aan de eisen die gesteld zijn door de brandweer. Hiernaast heeft Charim mij laten weten dat zij op één locatie een extra medewerker hebben ingezet om de brandveiligheid te waarborgen. Deze medewerker wordt door Charim bekostigd.
Klopt het dat de beveiliging, de genoemde «brandwachten» die ’s nachts ingezet worden bij Charim, bekostigd wordt door de gemeente? Wilt u uw antwoord toelichten?1
Zie antwoord vraag 19.
Vindt u het aanvaarbaar dat Charim bij de start van de onderhandelingen voor een sociaal plan met de vakbonden al twee gedwongen ontslagen had geregeld? Welke consequenties gaat u opleggen aan Charim, omdat zij niet meewerkten aan de onderhandelingen voor een sociaal plan? Wilt u uw antwoord toelichten?3
Zie mijn antwoord op vraag 5, 6 en 7.
Voert Agis Zorgverzekeringen materiële controle uit bij Charim?3
Het is de taak van het zorgkantoor om te controleren of de zorginstelling die zij hebben gecontracteerd op een juiste wijze zorg levert. Het is niet aan mij om dit te controleren. De NZa houdt toezicht op de zorgplicht van de zorgkantoren.
Met welke reden is de voorzitter van de Raad van Bestuur vertrokken? Heeft hij een gouden handdruk meegekregen? Zo ja, wat was het bedrag van deze gouden handdruk?3
Bestuurders moeten hun eigen afweging maken bij eventueel aftreden, hierbij is geen rol weggelegd voor de staatssecretaris van VWS. Het is mij dan ook niet bekend om welke reden de voorzitter vertrokken is. Uit de berichtgeving maak ik echter op dat hij om persoonlijke redenen is opgestapt.
Informatie over de eventuele vertrekpremie van de vertrokken bestuurder is mij evenmin bekend. Een eventuele vertrekpremie zal worden gepubliceerd in het jaarverslag 2011, dat volgend jaar zal verschijnen.
Hoe ziet het plan van aanpak van Charim eruit? Wilt u uw antwoord toelichten?5
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Welke stappen gaat de Inspectie voor de Gezondheidszorg nemen tegen het beleid van het bestuur van Charim?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Welke vervolgstappen en sancties worden genomen tegen het bestuur van Charim, en door wie?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat de Raad van Bestuur, de Raad van Toezicht en de OR ontslagen dienen te worden? Zo nee waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om dit te bewerkstellingen, en op welke termijn?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
De misstanden van zorgbureau SPV |
|
Renske Leijten |
|
Wat is uw reactie op de beëindiging van het contract van Menzis met zorgbureau SPV?1
Gegeven het feit dat zorgkantoor Menzis er geen vertrouwen in heeft dat betreffend Bureau de kwaliteit levert die cliënten nodig hebben en het vermoeden dat Bureau SPV meer zorg gedeclareerd zou hebben dan geleverd is, neemt het zorgkantoor een maatregel die passend is bij zijn verantwoordelijkheid binnen het stelsel van de AWBZ.
Hoe lang bent u al op de hoogte van de misstanden binnen SPV? Is het waar dat de landsadvocaat betrokken is geweest bij het beëindigen van het zorgcontract?
Ik ben van de situatie rond Bureau SPV op de hoogte sinds zorgkantoor Menzis hiermee naar buiten is getreden.
Ik heb begrepen dat Menzis bij het beëindigen van het zorgcontract juridisch ondersteund is door hetzelfde advocatenkantoor dat in bepaalde gevallen optreedt als landsadvocaat. Dit is echter niet meer dan een toevalligheid.
Hoe verklaart u de hoge winstmarge van SPV, terwijl al een lange tijd misstanden binnen SPV bekend waren? Wilt u uw antwoord toelichten?
De vermeende misstanden bij Bureau SPV zijn (pas) bekend sinds die dit voorjaar via de media naar buiten zijn gekomen. Sindsdien heeft Menzis deze casus zorgvuldig onderzocht, hetgeen heeft geleid tot het besluit het contract met Bureau SPV te beëindigen.
Vindt u het aanvaardbaar dat de directeur tonnen met geld voor zichzelf hield, terwijl zij niet investeerde om goede zorg te bieden? Zo ja, waarom? Zo nee, welke actie gaat u ondernemen om dit geld terug te vorderen?
In algemene zin vind ik het uiteraard onaanvaardbaar als door bestuurders, of door wie dan ook, onterecht geld of andere middelen aan de zorgverlening worden onttrokken.
Het vaststellen van en het toezicht houden op de individuele salariëring van bestuurders is een taak die ligt bij de raden van toezicht. Het is niet aan mij om mij een oordeel te vormen over het handelen van een specifieke raad van bestuur dan wel een specifieke raad van toezicht. De cliëntenraad en de vakbonden kunnen ingrijpen als zij vinden dat de bestuurder een (financieel) wanbeleid voert dan wel als de raad van toezicht tekort schiet.
Overigens ben ik van mening dat het inkomen van zorgbestuurders op een maatschappelijk verantwoord niveau dient te liggen. Met het oog op het bereiken van die situatie ligt er momenteel bij uw Kamer een voorstel voor een normeringswet (TK 32 600) ter behandeling voor. Ook werk ik aan versterking van de governance in de zorg.
Welke sancties worden opgelegd aan de directeur wegens het duperen van 1 400 zorgbehoevende mensen en het bieden van ondermaatse zorg?
Zorgkantoor Menzis heeft het opgebouwde dossier over Bureau SPV overgedragen aan de instanties welke bevoegd zijn om te beoordelen of er nadere acties nodig zijn.
Wordt SPV definitief opgeheven of kan een doorstart worden gemaakt met een nieuwe eigenaar? Bent u bereid te voorkomen dat deze organisatie een doorstart zal maken? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen? Zo nee, waarom niet?
Het is nu te vroeg om hier al uitspraken over te doen. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Welke vervolgstappen worden ondernomen tegen SPV en de directeur van SPV, en welke instanties hebben hier een rol in?
Het is nu te vroeg om hier al uitspraken over te doen. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Wie zaten er in de raad van toezicht en wat was hun vergoeding? Vindt u dat de raad van toezicht adequaat heeft gefunctioneerd en wilt u uw antwoord toelichten?
Voor de namen van de leden van de raad van toezicht en hun vergoeding verwijs ik u naar het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording van Bureau SPV. Deze informatie is publiek beschikbaar via www.jaarverslagenzorg.nl.
Was de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) op de hoogte van de misstanden binnen SPV? Zo ja, op welke wijze heeft de IGZ ingegrepen? Zo nee, waarom niet?
Nee, de IGZ was niet op de hoogte van vermeende misstanden binnen Bureau SPV. Naar aanleiding van het bericht dat het zorgkantoor Menzis het contract met Bureau SPV per 1 november 2011 heeft opgezegd, is de inspectie in contact getreden met Bureau SPV.
Worden de zorgcontracten met andere zorgkantoren verbroken? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Dat is mij niet bekend.
Wat zijn de gevolgen voor het personeel van SPV, nu het contract voor zorgverlening met Menzis is beëindigd?
Ik kan mij voorstellen dat voor het personeel van Bureau SPV de huidige ontwikkelingen onzekerheid met zich meebrengen. Ik hoop dat zij snel, nu de vraag naar personeel in de zorg op dit moment zodanig is dat er eerder zorgen zijn over een tekort dan over een overschot aan personeel en mochten zij daartoe besluiten, weer elders in de zorg hun plek zullen vinden. Ik waardeer de wijze waarop zij op een positieve manier zorg en aandacht aan de cliënten blijven geven, ondanks de problemen van hun werkgever. Hieruit blijkt maar eens te meer dat de kern van de zorg bestaat uit medewerkers.
Zijn inmiddels alle mensen die zorg ontvingen van SPV terecht bij andere zorgaanbieders? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik heb van zorgkantoor Menzis vernomen dat alle cliënten van Bureau SPV vóór 1 november bij andere zorgaanbieders zijn ondergebracht. Daarmee heeft het zorgkantoor haar verantwoordelijkheid voor de continuïteit van zorg waargemaakt.
Welke maatregelen gaat u treffen om een dergelijke situatie als SPV in de toekomst te kunnen voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zorgkantoren hebben vanuit de concessie die aan hen is verleend de nadrukkelijke opdracht om de uitvoering van de AWBZ conform regelgeving te monitoren en te toetsen. Het is hun taak om attent te zijn op mogelijke risico’s bij zorginstellingen waar zij zorgcontracten mee sluiten. Van iedere casus kunnen zij leren en de ervaringen ervan in hun inkoopbeleid betrekken.
Acht u het wenselijk dat de directeur van SPV in 2012 een nieuwe zorginstelling «Het nieuwe Zorglandschap Nederland» wil starten? Zo ja, waarom? Zo nee, welke maatregelen gaat u treffen om dit te voorkomen?1
Zie de antwoorden op de vragen 5, 6 en 7.
Deelt u de mening dat «zorgondernemers» die zichzelf verrijken ten koste van patiënten en personeel op een zwarte lijst moeten worden geplaatst van mensen die uit de zorg geweerd moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Ik heb via ondermeer de website www.jaarverslagenzorg.nl zoveel transparantie geregeld dat de historie van zorgaanbieders te volgen is. Zie verder het antwoord op vraag 13.
Zijn er meer zorgaanbieders die dezelfde problemen vertonen? Zo ja, hoeveel zorgaanbieders zijn dit? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar te doen en de Kamer hierover te informeren?
Zie het antwoord op vraag 13. Het is een continu proces bij zorgkantoren om contractspartners te evalueren voordat nieuwe contracten worden aangegaan.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor de begrotingsbehandeling van VWS?
Dat is helaas niet gelukt.
Belemmering door zorgverzekeraars van de toegang tot logopedie |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht van de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF) dat verschillende zorgverzekeraars de toegang tot logopedie belemmeren door het vergoeden van screenings afhankelijk te maken van de verwachte toeloop? Keurt u deze werkwijze goed?1
Wat in de aangehaalde berichtgeving centraal staat is de vergoeding door de zorgverzekeraar van de door logopedisten uit te voeren screening die voorafgaat aan de feitelijke behandeling. Tijdens de screening inventariseert de logopedist de hulpvraag, bepaalt of er een indicatie is voor verder onderzoek en gaat na of er contra-indicaties zijn. Tot voor kort was de indicatiestelling via de wet Beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG) voorbehouden aan een arts. Per 1 augustus j.l. is deze verplichte verwijzing uit de wet BIG geschrapt. In mijn brief van 7 december 2010 over de directe toegang tot paramedische beroepen heb ik aangegeven dat dit is gedaan omdat het in lijn is met het bevorderen van de taakherschikking in de eerstelijnszorg, het gegeven dat de betrokken paramedische beroepsgroepen zich tot volwaardige professionals binnen hun vakgebied hebben ontwikkeld en de notie dat de burger steeds beter is geïnformeerd over het zorgaanbod en daarbinnen zelfstandig keuzen kan en wil maken. De maatregel sluit aan op de eerder ingevoerde directe toegang voor fysiotherapeuten, oefentherapeuten en mondhygiënisten.
De wijziging van de Wet BIG laat echter onverlet dat zorgverzekeraars op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) de mogelijkheid behouden om in de zorgpolis nadere procedurele voorwaarden op te nemen voor de toegang tot zorg, zoals het vragen van een verwijsbriefje of het vragen van voorafgaande toestemming.
Uit de berichtgeving kan worden opgemaakt dat zorgverzekeraars kennelijk voorzichtig zijn met het volledig overlaten van de indicatie voor logopedische zorg aan de beroepsgroep zelf en in sommige gevallen terugvallen op een verwijzing door de huisarts. In de keuze die verzekeraars daarin maken treed ik niet.
Wat is de betekenis van uw beleid om logopedie per 1 augustus jl. direct toegankelijk te maken zonder verwijzing van de huisarts, indien zorgverzekeraars weigeren de screening in te kopen die de gang naar de huisarts moet ontlasten? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat, indien zorgverzekeraars vergoeding van in het basispakket verzekerde zorg afhankelijk maken van de verwachte «toeloop», zij zich in feite schuldig maken aan risicoselectie? Zo ja, op welke wijze grijpt u in? Zo nee, waarom niet?
De Zorgverzekeringswet bepaalt dat er recht is op logopedie zoals logopedisten die plegen te bieden, mits de zorg een geneeskundig doel heeft en van de behandeling herstel of verbetering van de spraakfunctie of het spraakvermogen kan worden verwacht. Daarenboven geldt dat recht voor zover de verzekerde naar inhoud en omvang redelijkerwijs op deze zorg is aangewezen.
Indien bij de vergoeding van de zorg de verwachte toeloop mede een rol zou spelen zou dat strijdig zijn met de wettelijke bepalingen zoals hiervoor aangegeven. Ik heb echter geen aanleiding te denken dat zorgverzekeraars een dergelijke vorm van rantsoenering toepassen op de feitelijke zorgverlening.
Mocht het toch voorkomen dat een zorgverzekeraar een verzekerde op oneigenlijke gronden (vergoeding van) zorg ontzegt dan is het niet aan mij om in te grijpen. De wetgeving voorziet in een adequate procedure voor de afhandeling van klachten en geschillen.
Deelt u de mening dat zorgverzekeraars in deze zaak misbruik maken van hun marktmacht? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, wilt u toelichten waar voor u de grens ligt? Wilt u omschrijven wat uw definitie is van misbruik van marktmacht door zorgverzekeraars?
Ik zie in dit geval geen aanleiding de sleutelrol van verzekeraars te herzien. In het antwoord op vraag 1 en 2 heb ik aangegeven dat de wijze waarop de indicatieprocedure is ingericht in belangrijke mate bepalend is voor een gepast gebruik van de collectief verzekerde zorg. Het staat elke zorgverzekeraar vrij daartoe in de polis bepaalde procedurele voorwaarden aan de vergoeding van de verzekerde zorg te verbinden. De wijze waarop de zorgverzekeraars dit in de polis voor 2012 doen kunnen verzekerden mee laten wegen bij hun beslissing voor prolongatie.
Deelt u de mening dat het weinig vertrouwen wekt als zorgverzekeraars moeilijk doen over initiatieven waar zij zelf betrokken zijn geweest bij de totstandkoming, bijvoorbeeld directe toegankelijkheid logopedische zorg (DTL)? Zo ja, wilt u toelichten of u bereid bent de sleutelrol van zorgverzekeraars in het door u gewenste zorgstelsel te herzien? Zo nee, waarom niet?
Wilt u deze vragen voor de begrotingsbehandeling VWS beantwoorden?
Ja.