Samenwerking van Israël met antisemitische regeringen en leiders |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «The State of Israel vs. the Jewish people»?1
Ja.
Bent u ook verbijsterd over de bevinding, zoals uiteengezet in dat artikel, dat de Israëlische regering in toenemende mate samenwerkt met regeringen en leiders die zijn opgevallen door antisemitische uitlatingen, en/of die antisemitisme in eigen land gedogen of zelfs aanwakkeren?
Nee. Het kabinet herkent zich niet in het beeld dat de Israëlische premier Netanyahu «enthousiast steun» verleent aan «antisemitische leiders», of «in toenemende mate» samenwerkt met regeringen die antisemitisme zouden steunen of aanwakkeren.
Zoals bekend is het Israëlische nederzettingenbeleid volgens het kabinet en de EU strijdig met internationaal recht en een obstakel voor vrede. Nederland en de EU blijven zich daarom richting Israël uitspreken tegen dit beleid en gerelateerde stappen, zoals gevallen van sloop of confiscatie van land.
Deelt u de mening van de auteur van het betreffende artikel dat premier «Netanyahu’s enthousiaste steun voor autoritaire, antisemitische leiders» getuigt van een diepgaande verschuiving in Israël richting een staat die door de inbeslagname van land, schending van het internationaal recht en uitsluiting en discriminatie probeert uit te dijen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat betekent deze verschuiving voor de bilaterale betrekkingen tussen Nederland en Israël?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verklaart u dat pro-Israël organisaties als het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), die van zichzelf menen een actieve rol op te eisen in de bestrijding van antisemitisme, geen bezwaar lijken te maken tegen de toenadering die premier Netanyahu zoekt tot regeringen en leiders die de verdenking van antisemitisme op zich hebben geladen?
Het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) is een onafhankelijke organisatie, die zelf haar beleid bepaalt en geen subsidierelatie met de overheid onderhoudt. Het kabinet ziet geen aanleiding een eventuele stellingname van het CIDI te kwalificeren.
Deelt u de mening dat dit gedrag getuigt van selectiviteit en politieke bijbedoelingen, aangezien dergelijke organisaties maar al te graag personen en politici die voor de rechten van de Palestijnen opkomen van antisemitisme betichten?
Zie antwoord vraag 4.
Herinnert u zich het volgende kabinetsstandpunt: «Het kabinet blijft benadrukken dat het van belang is om onderscheid te blijven maken tussen stellingname ten aanzien van het beleid van de Israëlische regering en antisemitisme. Dit is staand beleid dat het kabinet uitdraagt, zowel nationaal als internationaal»?2 Wilt u een overzicht geven van de momenten en manieren waarop het kabinet dit standpunt en beleid sinds medio 2017 nationaal en internationaal heeft uitgedragen en bevorderd?
Het kabinet herinnert zich het standpunt, en blijft dit uitdragen wanneer daar aanleiding toe is. Het kabinet houdt geen overzicht bij van het aantal gelegenheden waarbij dit ter sprake is gekomen.
Herinnert u zich het volgende kabinetsstandpunt: «De IHRA (International Holocaust Remembrance Alliance) werkdefinitie is een instrument van en voor de IHRA en leidt voor overheidsinstellingen niet tot een andere juridische weging van uitingen die het beleid van de Israëlische regering betreffen»?3 Is dit standpunt ongewijzigd? Zo nee, waarom niet?
Dit standpunt is ongewijzigd.
Het bericht dat het strafhof in Caïro doodstraffen en zware gevangenisstraffen aan demonstranten heeft opgelegd |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend het bericht «Egypte: doodstraffen en zware gevangenisstraffen, Shawkan komt mogelijk vrij»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat er 75 doodvonnissen, 47 levenslange gevangenisstraffen en celstraffen variërend van 5 tot 15 jaar zijn opgelegd aan ruim 700 mensen?
Ik heb met zorg kennis genomen van de vonnissen in de Raba’a sit-in dispersalzaak. Nederland heeft de zaak de afgelopen jaren nauwlettend gevolgd. Het Kabinet is principieel tegen de uitvoer van de doodstraf, waar ook ter wereld, en beschouwt het als een wrede en inhumane wijze van bestraffing. Nederlands zet zich, onder andere via de EU, in voor de afschaffing van de doodstraf.
Nederland heeft zich samen met Duitsland ingezet om de Raba’a sit-in dispersal zaak in EU-verband te monitoren. Hierover is destijds geen consensus bereikt. Derhalve hebben diplomaten van de Nederlandse Ambassade in Cairo, in eerste instantie samen met collega’s uit Duitsland, Canada en Noorwegen, en later ook vergezeld door collega’s uit Frankrijk, de Verenigde Staten en België zittingen in deze zaak gemonitord. Daarnaast heeft Nederland herhaaldelijk, en op alle niveaus, zorgen over deze zaak aangekaart bij de Egyptische autoriteiten.
Volgens Egyptische juristen was er in deze zaak geen sprake van een eerlijke procesgang. Zo zouden getuigen achter gesloten deuren in afwezigheid van de verdachten gehoord zijn, is het advocaten geweigerd om bepaalde vragen aan getuigen te stellen en waren getuigen in staat om elkaars getuigenissen bij te wonen, hetgeen niet is toegestaan volgens de Egyptische wet. Ik heb mijn zorgen daarover uitgesproken tijdens mijn recente ontmoeting met de Egyptische Minister van Buitenlandse Zaken Shoukry en marge van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York in september jl.
Klopt het dat de rechtbank in Caïro de veroordelingen heeft uitgesproken zonder overtuigend bewijs tegen de verdachten?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom heeft de Nederlandse regering zich niet openlijk tegen de doodstraf van deze demonstranten uitgesproken? Is de Nederlandse regering bereid dit zo spoedig mogelijk te doen? Zo nee, waarom niet?
Naast het feit dat ik in New York bilateraal mijn zorgen heb overgebracht bij mijn Egyptische counterpart, heeft Nederland zich hard gemaakt voor een verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger (HV). Op 11 september jl. verscheen een verklaring van de woordvoerder van de HV, waarin zorgen worden geuit over de terdoodveroordelingen en de procesgang. Het Kabinet staat achter deze verklaring.
Kunt u uitsluiten dat Nederland de Egyptische regering hulp verschaft in de vorm van logistieke en materiële ondersteuning van de veiligheidsdiensten en het gehele Egyptische justitiële apparaat?
Voor de uitvoer van civiele – niet vergunningplichtige goederen – gelden geen restricties. Voor de uitvoer van militaire of dual-usegoederen dienen bedrijven een vergunning aan te vragen.
Vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen naar Egypte worden getoetst aan de hand van de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport, waarbij extra aandacht wordt besteed aan criterium 2 (eerbiedigen mensenrechten) en criterium 7 (omleidingsrisico). Indien er een aannemelijk risico bestaat dat de export zal leiden tot een verslechtering van de mensenrechtensituatie of zal worden gebruikt voor binnenlandse onderdrukking dan zal de vergunning niet worden verleend. De toets wordt eveneens uitgevoerd voor dual-usegoederen voor militair eindgebruik. Eindgebruik door inlichtingendiensten, politiemachten en andere wethandhavingsdiensten valt ook onder militair eindgebruik.
Bij een vergunning voor de export van dual-usegoederen voor civiel eindgebruik geldt overigens dat deze niet mag worden gebruikt voor export naar militaire entiteiten, inlichtingendiensten, politiemachten en andere wethandhavingsdiensten. Aan een dergelijke vergunning worden voorwaarden verbonden die ervoor moeten zorgen dat risico’s met betrekking tot controle en repressie worden gemitigeerd. Deze voorwaarden staan niet toe dat de goederen, zoals vermeld op de vergunning, worden gebruikt voor cryptanalyse (het ontsleutelen van encryptie) of voor het onderscheppen en monitoren van communicatieverkeer. Tot slot verplicht de vergunning exporteurs te beschikken over een goedgekeurd Internal Compliance Programme waarin waarborgen zijn opgenomen om mensenrechtenschendingen te voorkomen.
Hoewel dit geen logistieke of materiele steun betreft, zij vermeld dat het Kabinet sinds 2012 via het Shiraka-programma trainingen aanbiedt voor rechters en Officieren van Justitie uit landen in de Arabische regio, waaronder Egypte. Via deze trainingen maken de deelnemers kennis met het Nederlandse rechtssysteem en kunnen zij deze kennis inzetten in hun thuisland. Hiermee wordt beoogd bij te dragen aan het versterken van de onafhankelijkheid van de rechtspraak in de betrokken landen.
Deelt u de mening van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties (VN), Michelle Bachelet, dat de veroordelingen die door een lagere rechtbank zijn uitgesproken oneerlijk waren?
Het Kabinet verwelkomt het feit dat de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, Michelle Bachelet, zich na het vonnis in stevige bewoordingen heeft uitgelaten over de kwestie. Nederland heeft begrip voor het oordeel van de Hoge Commissaris. Zolang er nog beroepsmogelijkheden zijn, acht ik het niet opportuun om definitieve uitspraken te doen over de rechtsgang.
Gaat u alle middelen op juridisch, diplomatiek, politiek, bilateraal en in Europees verband inzetten om de Egyptische autoriteiten op te roepen de doodvonnissen tegen deze mensen terug te draaien?
Zoals reeds gemeld heeft Nederland zich reeds uitgesproken tegen de terdoodveroordelingen, zowel in EU-verband als bilateraal in mijn gesprek met mijn Egyptische collegaminister in New York. Ook heeft de Nederlandse ambassadeur in Caïro op 4 oktober jl. de Nederlandse zorgen kenbaar gemaakt bij de president van de National Council for Human Rights.
Is de Nederlandse regering bereid om proactief deze ernstige mensenrechtenschendingen aan te kaarten bij de VN-Mensenrechtenraad, zodat dit onderwerp op de agenda tijdens de bijeenkomst in Genève komt?
Nederland heeft zich, samen met een aantal gelijkgezinde landen, ingezet voor een verwijzing naar de doodvonnissen in de EU item-4 verklaring, waarin zorgen over de meest ernstige landensituaties worden geadresseerd. In de verklaring, die 18 september jl. tijdens de Mensenrechtenraad werd uitgesproken, worden de Egyptische autoriteiten opgeroepen de uitvoering van de doodstraf op te schorten.
Het bericht dat een Nederlandse docente door Israël is gearresteerd en gedeporteerd |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat een Nederlandse docente aan de universiteit van Hebron door de Israëlische regering is gearresteerd en gedeporteerd?1 Welke feiten zijn bekend bij u?
Het kabinet is uitsluitend via het blog van betrokkene bekend met deze kwestie. Het kabinet herkent zich niet in de door het lid Kuzu gebruikte term «deportatie». Wanneer iemand direct wordt teruggestuurd, zijn de betreffende autoriteiten niet verplicht om dit bekend te maken aan de autoriteiten van het land van de nationaliteit van de persoon die de toegang wordt ontzegd. Ook de betrokkene zelf is niet verplicht om dat te doen. De in dit geval tot Israël geweigerde Nederlander heeft geen consulaire hulpvraag ingediend via de ambassade in Tel Aviv, of via het 24/7 contact center van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook na het door haar op internet beschreven incident heeft zij geen contact opgenomen over haar ervaringen. Het beleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is dat niet uit eigen beweging navraag wordt gedaan bij Nederlanders die de toegang tot een land wordt ontzegd.
Op basis van welke formele gronden heeft de Israëlische regering deze Nederlandse docente gearresteerd en gedeporteerd?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bevestigen dat de Israëlische autoriteiten de Nederlandse docente toegang tot consulaire bijstand en contact met een advocaat hebben onthouden? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Zo nee, kunt u hier navraag naar doen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bevestigen dat de Israëlische autoriteiten de Nederlandse docente hebben vastgezet onder erbarmelijke omstandigheden en hebben onthouden van slaap? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Zo nee, kunt u hier navraag naar doen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat deze gebeurtenis samenhangt met de recente wetgeving die het mogelijk maakt om toegang tot Israël te ontzeggen in verband met de BDS-beweging (Boycot, Desinvesteringen en Sancties)?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u stappen en maatregelen genomen naar aanleiding van de Kamervragen over twee Nederlanders die om politieke redenen de toegang tot Israël geweigerd zijn?2 Zo ja, welke zijn dat en hoe beoordeelt u de effectiviteit van deze maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Nederland is het gesprek met de Israëlische autoriteiten aangegaan over de twee Nederlanders die eerder de toegang was ontzegd. Tijdens het gesprek met de Israëlische autoriteiten zijn zorgen geuit over de berichten dat de betrokkenen niet goed zouden zijn behandeld en heeft Nederland onderstreept dat het van Israël verwacht dat het internationale regels omtrent consulaire bijstand naleeft. Overigens hebben betrokkenen in dit geval wel contact opgenomen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het blijft een Israëlisch prerogatief om mensen met inachtneming van internationaalrechtelijke verplichtingen de toegang tot het land te onthouden: zoals elk ander land, gaat Israël over het eigen toelatingsbeleid. Het kabinet respecteert dit uitgangspunt, maar betreurt de Israëlische maatregelen en volgt de effecten ervan nauwlettend.
Bent u bereid met de Israëlische autoriteiten contact op te nemen om dit te veroordelen en om de Israëlische regering met klem te verzoeken alle vormen van intimidatie tegen Nederlanders onmiddellijk te staken? Zo ja, wanneer gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Kerksluitingen in China |
|
Sven Koopmans (VVD), Martijn van Helvert (CDA), Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP), Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «China outlaws large underground Protestant church in Beijing»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Sionkerk in Beijing is gesloten door de Chinese overheid? Beaamt u dat deze kerksluiting symptomatisch is voor de toegenomen overheidsrepressie jegens religieuze minderheden in China, zoals christenen en Oeigoeren?
Uit openbare bronnen blijkt dat de kerk inderdaad is afgesloten. Het verbod op en de sluiting van de Sionkerk past in een breder patroon van toegenomen beperkingen op de vrijheid van religie en levensovertuiging in China.
Hoe waardeert u de in juli uitgebrachte gezamenlijke verklaring van meer dan 30 ondergrondse protestantse kerken over «constante inmenging» en «aanvallen en belemmering» door de Chinese overheden?
Zoals beschreven in het antwoord op vraag 2 ziet het kabinet in China een breder patroon van toegenomen beperkingen op de vrijheid van religie en levensovertuiging. Dit is een zorgwekkende ontwikkeling en de gezamenlijke verklaring laat zien dat het huidige beleid van de Chinese regering in de Chinese samenleving op ernstige bezwaren stuit.
Kunt u een overzicht geven van de bestuurlijke en juridische maatregelen die de Chinese overheid de laatste jaren nam waarmee Chinese kerken en christenen steeds verder onder druk gezet worden en de vrije uitoefening van hun godsdienstvrijheid belemmerd wordt?
In China bepaalt de overheid welke vorm van religie is toegestaan en welke niet. De Chinese overheid erkent vijf godsdiensten (protestantisme, katholicisme, boeddhisme, taoïsme en de islam) die elk onder toezicht staan van een door de overheid gecontroleerde Patriotic Religious Association. Hierbuiten zijn religieuze activiteiten in theorie verboden en kunnen er boetes worden uitgeschreven voor illegale religieuze bijeenkomsten. In de praktijk is er vaak nog wel ruimte, maar de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging staat de laatste jaren meer onder druk dan voorheen.
In februari jl. ging een aantal maatregelen van kracht om ongeautoriseerde activiteiten van religieuze groepen harder aan te pakken en de toch al grote mate van controle ten aanzien van christelijke en moslimgemeenschappen en andere religieuze groepen aan te scherpen. De Chinese autoriteiten maken daarbij gebruik van een clausule waarin een volledig verbod wordt opgelegd op het aannemen van religieuze donaties en organiseren van religieuze activiteiten door niet-geregistreerde religieuze organisaties. Daarnaast geldt er een verbod voor religieuze groeperingen om buitenlands geld aan te nemen en mogen ongeregistreerde religieuze groepen – die al een verbod hadden tot het stichten van gebedshuizen – nu ook geen onderwijs meer geven.
Kunt u aangeven hoe deze maatregelen zich verhouden tot de relevante Chinese grondwettelijke bepalingen (waaronder artikel 36 van de Chinese Grondwet) en tot internationaalrechtelijke verdragen over de waarborging van godsdienstvrijheid?
De Chinese Grondwet staat garant voor religieuze vrijheden. Wel bevat artikel 36 van de Chinese Grondwet kwalificaties, zoals bijvoorbeeld dat de Chinese staat «garant staat voor normale religieuze activiteiten», dat «niemand religie mag gebruiken om activiteiten te ontplooien die de openbare orde verstoren, de gezondheid van burgers in het geding brengen of een belemmering zijn voor het nationale onderwijssysteem», en dat «religieuze organisaties of zaken niet onder invloed mogen staan van buitenlandse krachten».
Artikel 18 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens garandeert het recht van ieder mens op vrijheid van religie. Artikel 18 lid 3 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten – een verdrag dat China wel heeft getekend maar nog niet heeft geratificeerd – bepaalt dat alleen de bescherming van de publieke veiligheid, orde, gezondheid, moraal of de fundamentele rechten en vrijheden van anderen aanleiding kunnen zijn voor wettelijke beperkingen op vrijheid van religie.
In hoeverre heeft het aankaarten van godsdienstvrijheid door de mensenrechtenambassadeur, door uw ambtsvoorganger Zijlstra in februari 2018, en door premier Rutte in april 2018 iets bij kunnen dragen aan de waarborging van godsdienstvrijheid, en bent u voornemens dit thema te blijven aankaarten bij de Chinese overheid?
Ik kan niet aantonen dat de bovenstaande Nederlandse interventies direct effect – in positieve maar ook niet in negatieve zin – hebben gesorteerd. We mogen echter aannemen dat met name interventies in EU-verband ervoor zorgen dat China zich bewust is van de internationale reputatieschade als gevolg van mensenrechtenschendingen in eigen land. Het aan de orde stellen van mensenrechtenschendingen blijft volgens dit kabinet noodzakelijk, al is het enkel om China te ontmoedigen met die schendingen door te gaan. Om die reden zal dit kabinet het thema blijven aankaarten en zich tevens inzetten voor eensgezind optreden door de EU. Dat laatste heeft uiteindelijk het meeste effect.
Is de godsdienstvrijheid in China onderwerp van gesprek tijdens de 73e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, en zo niet, is Nederland bereid zich in te spannen voor een verklaring waarin de schendingen van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in China veroordeeld worden?
Mede dankzij de Nederlandse inzet deed de EU in de VN Mensenrechtenraad van september jl. een oproep aan China om de vrijheid van religie en levensovertuiging te respecteren. Tijdens de 73e Algemene Vergadering van de Verenigde Naties zet Nederland zich binnen de EU in voor een algemene resolutie over het onderwerp vrijheid van religie en levensovertuiging. Daarnaast spant Nederland zich in voor een oproep van de EU aan China om de mensenrechten in Xinjiang, waar de vrijheid van religie een levensovertuiging onder zware druk staat, te respecteren.
De uitvoering van de motie inzake Magnitsky-sancties |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Martijn van Helvert (CDA), Kees van der Staaij (SGP), Martin van Rooijen (CDA), Joël Voordewind (CU), Bram van Ojik (GL), Tunahan Kuzu (DENK), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kunt u zich uw brief van 5 juli 2018 herinneren, waarin u stelde dat u voornemens was tijdens een volgende Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) een concreet voorstel te doen aan uw Europese collega’s inzake een EU-mensenrechtensanctieregime?1
Ja.
Heeft u dit voorstel tijdens een van de afgelopen RBZ's gedaan? Zo ja, welk voorstel heeft u gedaan? Kunt u dit voorstel aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Tijdens het Gymnich overleg van 30-31 augustus jl. heb ik voorgesteld om in EU kader te gaan werken aan een «EU global human rights sanctions regime» en heb ik dit idee nader toegelicht (ref ook Kamerstuk 21 501-02, nr. 1902 van 5 september jl. en Kamerstuk 32 735, nr. 205 van 5 juli jl.). Een thematisch sanctieregime tegen mensenrechtenschenders zou een waardevolle aanvulling kunnen zijn op het bestaande Europese externe mensenrechteninstrumentarium en de geografische sanctieregimes. Met een dergelijk sanctieregime kan wereldwijd worden ingezet op het instellen van persoonsgerichte sancties tegen mensenrechtenschenders, zoals bijvoorbeeld bevriezing van tegoeden en reisbeperkingen, met als doel hun gedrag te veranderen. Daarnaast kan er een preventief effect van uitgaan richting andere (potentiële) mensenrechtenschenders.
Wat was de reactie ten tijde van de RBZ op het betreffende voorstel?
Van verschillende EU-lidstaten is inmiddels een positieve reactie op dit Nederlandse initiatief ontvangen. Ook hebben enkele lidstaten aanvullende vragen gesteld ten behoeve van hun positiebepaling. Vooralsnog zijn geen uitgesproken negatieve reacties ontvangen.
Welke landen waren positief over het voorstel?
Zie antwoord vraag 3.
Welke landen stonden neutraal tegenover het voorstel?
Zie antwoord vraag 3.
Welke landen waren negatief over het voorstel?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid dit najaar, uiterlijk tijdens de RBZ in oktober, het voorstel formeel in te dienen?
Het voorstel om in EU-verband een mensenrechtensanctieregime op te zetten, kan niet als vanzelfsprekend rekenen op steun van alle lidstaten. Een dergelijk voorstel kan alleen worden aangenomen als alle lidstaten instemmen. Door het voorstel formeel te agenderen voordat er voldoende steun voor is, ontstaat het risico dat het voorstel weggestemd wordt. Daarom wordt veel diplomatiek noodzakelijk voorwerk verricht in Den Haag, in Brussel en in Europese hoofdsteden, en breng ik het idee op zowel in bilaterale gesprekken als in EU-verband.
Kunt u zich uw stelling herinneren dat het kabinet grote vraagtekens plaatst bij de doeltreffendheid van het invoeren van een dergelijk sanctieregime op nationaal niveau? Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot het feit dat door Canada, de Baltische Staten en Groot-Brittannië – zoals u in uw brief beschrijft – wel dergelijke wetgeving op nationaal niveau is ingevoerd? Waarom acht u een dergelijk sanctieregime op nationaal niveau derhalve niet doeltreffend?
De genoemde sanctieregimes betreffen onder meer reisbeperkingen, al dan niet in samenhang met een bevriezing van tegoeden. In de context van de EU zou een dergelijk sanctieregime op Nederlands niveau weinig effectief zijn omdat het niet doeltreffend te handhaven is. In Schengen is afgesproken dat er geen grenscontroles plaatsvinden tussen de landen die bij Schengen zijn aangesloten. Iemand die op een Nederlandse sanctielijst staat, kan dan nog steeds vrij reizen binnen het Schengengebied en bij afwezigheid van grenscontroles zal het lastig blijken om de feitelijke toegang tot Nederland te voorkomen. Hetzelfde geldt voor een nationale bevriezing van tegoeden. Niets belet de betrokkene om zijn tegoeden in een EU-buurland aan te houden en vandaaruit zijn financiële transacties te doen. Daardoor heeft een nationaal sanctieregime slechts zeer beperkte impact en acht het kabinet het vooralsnog verstandig de inspanningen te blijven richten op een Europees regime. Tot slot dient opgemerkt te worden dat het VK op dit moment slechts de wettelijke basis heeft gecreëerd om een puur nationaal mensenrechtensanctieregime op te zetten maar nog geen daadwerkelijk mensenrechtensanctieregime heeft opgezet.
Bent u het eens dat de door de Kamer aangenomen motie-Omtzigt c.s.2 uitgevoerd dient te worden, te weten dat het kabinet Magnitsky-wetgeving op nationaal niveau voorbereidt indien het niet lukt om tot Europese consensus op dit punt te komen? Zo ja, bent u bereid deze motie uit te voeren en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Om een effectief sanctieregime tegen mensenrechtenschenders op te zetten is de EU-route nog altijd de beste optie en daar zal ik mij de komende tijd voor blijven inzetten. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken organiseert in november een hoogambtelijke bijeenkomst voor EU-lidstaten en enkele gelijkgezinde landen om het concept van een mensenrechtensanctieregime verder te ontwikkelen en de steun hiervoor binnen de EU verder uit te bouwen. Na deze bijeenkomst zal ik uw Kamer nader informeren over de voortgang op dit onderwerp.
Een lasterlijk rapport van het Israëlische ministerie van Strategische Zaken |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport «The Money Trail» van het Israëlische Ministerie van Strategische Zaken, waarin de Europese Unie (EU) wordt beschuldigd van het financieren van Palestijnse en Europese Niet-Gouvernementele Organisaties (ngo's) die banden zouden hebben met terreurorganisaties?1
Ja.
Deelt u de mening van de Europese Commissie dat beschuldigingen dat de EU terreur steunt «ongefundeerd en onacceptabel» zijn?2 Zo nee, waarom niet?
De EU financiert geen terrorisme. De reactie van de Europese Commissie (EC) uit 2017, waar u aan refereert, was geen reactie op het rapport van het Israëlische Ministerie van Strategische zaken. De toenmalige reactie van de EC betreft een beantwoording van een vraag gesteld door een van de leden van het Europese parlement over de steun van de EU aan de Palestijnse Autoriteit. Het rapport van het Israëlische Ministerie van Strategische Zaken is van april 2018. De reactie van de EC is om die reden niet één op één met het rapport te verbinden.
Deelt u de mening dat de EU dergelijke beschuldigingen krachtig en publiekelijk moet tegenspreken, zodat er geen onduidelijkheid kan ontstaan over wat de EU feitelijk doet en beoogt? Zo nee, waarom niet?
De Europese Commissie en Europese Dienst voor Extern Optreden maken hun eigen afweging over woordvoering. De EU heeft niet publiekelijk gereageerd op het rapport van het Israëlische Ministerie van Strategische Zaken.
Deelt u de mening dat dergelijke agressieve en lasterlijke beschuldigingen niet passen binnen de relatie met een staat die door het kabinet wordt aangemerkt als «bevriende natie»? Zo nee, waarom niet?
Nee. Nederland onderhoudt goede betrekkingen met Israël. Het kabinet besteedt – waar mogelijk in EU-verband – intensieve aandacht aan mensenrechtenonderwerpen in de dialoog met de Israëlische autoriteiten. Het kabinet benadrukt daarbij het belang van het werk van mensenrechtenorganisaties voor een vrije en pluriforme samenleving. Dit wordt ook nadrukkelijk aan de orde gesteld in de verschillende dialogen die de EU voert met de Israëlische autoriteiten, waaronder de jaarlijkse mensenrechtendialoog.
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Israeli propaganda targets EU funds for NGOs»?3 Deelt u de mening van EUobserver dat het rapport «The Money Trail» moet worden aangemerkt als «information warfare» en doet denken aan de wijze waarop Rusland de publieke opinie in de EU probeert te manipuleren? Wilt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Het kabinet heeft kennisgenomen van het bericht van EUobserver. Wat het kabinet betreft bevat het rapport geen reden om te concluderen dat de EU tegen diens eigen beleid handelt, wat gesteld wordt in het rapport. Zie ook de antwoorden in reactie op de vragen van de leden Voordewind, Van der Staaij, Ten Broeke, Van Helvert en de Roon, d.d. 8 juni 2018 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2522). Echter, enkel op basis van dit rapport waarbij een verkeerde conclusie over het EU-beleid getrokken wordt, kan het kabinet niet de conclusie trekken dat er sprake is van ongewenste beïnvloeding van de publieke opinie in Nederland door statelijke actoren.
Herinnert u zich het kabinetsstandpunt dat uitlatingen en activiteiten in het kader van «BDS» (Boycot, Desinvesteringen en Sancties) worden beschermd door de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering?4 Hoe beoordeelt u op grond van dat standpunt dat diverse Palestijnse en Europese NGO's in het rapport «The Money Trail» worden gebrandmerkt, simpelweg omdat zij BDS zouden steunen? Wilt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Ja. Het kabinetsstandpunt ten aanzien van BDS is niet gewijzigd. Het kabinet is tegen een boycot van Israël en streeft naar versterking van de economische relaties met Israël binnen de grenzen van 1967. Het kabinet hanteert de strikte lijn dat Nederland geen activiteiten financiert die BDS tegen Israël propageren. Het feit dat organisaties de beweging die oproept tot Boycott, Divestment and Sanctions (BDS-beweging) ondersteunen is voor het kabinet geen afwijzingscriterium voor financiering van deze organisaties, aangezien uitlatingen of bijeenkomsten van de beweging worden beschermd door de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering, zoals onder meer vervat in de Nederlandse Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De inhoud van het rapport is de verantwoordelijkheid van de Israëlische regering. Het kabinet kan niet antwoorden voor diens afwegingen bij de samenstelling en conclusies van het rapport.
Deelt u de mening dat het kwalijk en misleidend is dat het Israëlische Ministerie van Strategische Zaken het onderscheid vertroebelt tussen activiteiten van ngo's gericht tegen de illegale Israëlische nederzettingen en anderzijds boycotacties tegen de staat Israël? Zo ja, bent u bereid dit keihard te veroordelen? Zo nee, waarom laat u zo over u heen lopen?
Het staat Israël vrij zijn eigen beleid te maken ten aanzien van BDS, binnen de grenzen van het internationale recht. De inhoud van het rapport is de verantwoordelijkheid van de Israëlische regering. Het kabinet kan niet antwoorden voor diens afwegingen bij de samenstelling en conclusies van het rapport.
Het Nederlands standpunt ten aanzien van BDS is ongewijzigd (zie antwoord op vraag 5), net zo min als het beleid ten aanzien van economische relaties met bedrijven in Israëlische nederzettingen in bezet gebied. Voor een toelichting op dit beleid wordt verwezen naar de Kamerbrief over betrokkenheid van de Nederlandse ambassade bij een actiemaand van de Israëlische supermarktketen Shufersal van 4 december 2017 (Kamerstuk 23 432, nr. 443).
Veroordeelt u het dat het Israëlische Ministerie van Strategische Zaken militaire tactieken en clandestiene middelen inzet tegen vredesactivisten en mensenrechtenverdedigers die met vreedzame middelen campagne voeren tegen Israëls gewelddadige bezetting en grootschalige schendingen van het internationaal recht?
Het Kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie over een inzet van militaire tactieken of clandestiene middelen waar u naar verwijst en heeft daarom geen aanleiding om dergelijke berichten te bevestigen of te veroordelen.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat het Israëlische Ministerie van Strategische Zaken medewerkers op diverse ambassades heeft gestationeerd?5 Is op de Israëlische ambassade in Den Haag een medewerker van dat ministerie werkzaam?
Het artikel is bekend. Landen besluiten zelf welke medewerkers zij plaatsen op hun ambassades in andere landen. Slechts voor een beperkt aantal functies (met name die van de ambassadeur) is instemming van het ontvangende land vereist. Het is niet aan het ontvangende land om mededelingen te doen over de samenstelling van een team op een ambassade van een ander land.
Coördineert en/of coöpereert het Israëlische Ministerie van Strategische Zaken met pro-Israël organisaties in Nederland, zoals het Centrum Informatie Documentatie Israël (CIDI)? Zo ja, wilt u al uw informatie hierover met de Kamer delen?
Het kabinet heeft hier geen eigenstandige informatie over.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat het Israëlische bedrijf Israel Cyber Shield (ICS) de Amerikaanse-Palestijnse mensenrechtenactiviste Lina Sansour heeft bespioneerd om informatie te genereren die in een lastercampagne tegen haar gebruikt zou kunnen worden?6 Hoe beoordeelt u dergelijke spionagepraktijken, die in het geval van Sansour ook tegen haar familie waren gericht?
Het artikel is bekend. Het bericht betreft activiteiten die in de Verenigde Staten zouden hebben plaatsgevonden en niet gericht zouden zijn op een persoon in Nederland of Nederlands staatsburger. Het kabinet heeft hier geen eigenstandige informatie over.
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Israëlische autoriteiten de strijd tegen «BDS» in toenemende mate voeren via private entiteiten, waaronder «Kella Shlomo», een bedrijf dat voor dat doel is opgericht?7
Ja, het artikel is bekend.
Bent u bereid om bij de Israëlische autoriteiten te informeren of zij, of entiteiten als «Kella Shlomo» die door haar worden gesteund, activiteiten ontplooien tegen Nederlandse burgers die met democratische en vreedzame middelen campagne voeren tegen Israëls bezetting en schendingen van het internationaal recht? Zo ja, wilt u de Kamer over de Israëlische reactie informeren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie die er op wijst dat er dergelijke activiteiten tegen Nederlandse burgers worden ontplooid en ziet daarom geen aanleiding hier bij de Israëlische autoriteiten over te informeren.
Wilt u zo vriendelijk zijn om alle vragen afzonderlijk en zo volledig mogelijk te beantwoorden?
Het kabinet heeft alle vragen beantwoord.
Het bericht dat de Chinese overheid ambtenaren inzet om de Oeigoeren in Xinjiang te controleren en te indoctrineren |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «China stuurt ambtenaren uit logeren (en spioneren) bij Oeigoeren»?1
Ja.
Baart de berichtgeving u zorgen? Zo ja, wat gaat u op grond van deze zorgwekkende signalen doen?
Uit diverse studies, mediaberichtgeving en verklaringen van personen in de regio kan worden geconcludeerd dat er sprake is van grootschalige beperking van religieuze en culturele vrijheden van moslims in Xinjiang. Het kabinet maakt zich ernstige zorgen over deze situatie.
Zoals aangegeven in de antwoorden op Kamervragen van de leden Kuzu (ingezonden op 10 april) en Karabulut (ingezonden op 13 april) aan de Minister-President over de handelsmissie naar China heeft Nederland vrijheid van religie en levensovertuiging aan de orde gesteld in de mensenrechtendialoog met China. Tijdens deze dialoog, die plaatsvond op 20 juni, uitte de mensenrechtenambassadeur de zorgen van het kabinet over privacy schendingen, beperkingen op religieuze en culturele vrijheden en heropvoedingskampen in Xinjiang.
Ook binnen de VN Mensenrechtenraad bestaan zorgen over de situatie in Xinjiang. Nederland zet zich in voor het aan de orde stellen van de ontwikkelingen in Xinjiang door middel van heldere verwijzingen in EU-verklaringen naar de mensenrechtensituatie in die regio.
Wat vindt u van de conclusies van de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch in het nieuwsbericht, namelijk dat «(d)eze meerdaagse «thuisverblijven» officieel bedoeld zijn om de inwoners te helpen, maar in werkelijkheid dienen om hen te controleren en indoctrineren» en dat «(d)it bezoekprogramma een schending is van de privacy en het familieleven, en van de culturele rechten van een minderheid»? Deelt u deze conclusies?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van een onderzoeker antropologie aan de Universiteit van Washington, zoals weergegeven in het bericht: «oudere Oeigoeren zeggen dat het nu erger is dan tijdens de Culturele Revolutie. Nu voelt zelfs je eigen huis niet als veilig. De technologie controleert alles, je kunt je nergens nog vrij uitdrukken»? Zo ja, wat gaat u doen om de VN tot meer actie te bewegen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om u in te zetten voor een onafhankelijk internationaal onderzoek naar deze en mogelijke andere gebeurtenissen van mensenrechtenschendingen in Xinjiang komt? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet acht het niet opportuun om op een internationaal onderzoek aan te sturen en is van mening dat de huidige koers, om zowel bilateraal als in EU- en VN-verband China aan te spreken op de eigen internationale en constitutionele mensenrechtenverplichtingen, de meest gepaste is.
Heeft u kennisgenomen van het bericht van Radio Free Asia «Xinjiang Authorities Detain Uyghur Pro Footballer For «Visiting Foreign Countries»»?2
Ja.
Klopt het dat de Chinese overheid de 19-jarige profvoetballer Erfan Hezim van F.C. Jiangsu Suning zou vasthouden in een «politiek heropvoedingscentrum», omdat hij voor trainingen en wedstrijden naar het buitenland was gereisd? Zo ja, wat vindt u hiervan en wat gaat u concreet doen om deze wantoestand te adresseren?
Het kabinet baseert zich wat betreft de specifieke situatie van Erfan Hezim op openbare berichtgeving en heeft geen directe bevestiging van zijn detentie. Nederland heeft de detentie van moslims in heropvoedingskampen in zijn algemeenheid aan de orde gesteld tijdens de mensenrechtendialoog met China van 20 juni jl.
Wat vindt u van het bericht dat de Chinese autoriteiten een aanzienlijk aantal Oeigoeren naar heropvoedingskampen sturen en dat sommige van deze «voorzieningen» zelfs overvol zouden zijn (zoals lokale functionarissen in telefonische interviews aan Radio Free Asia hebben beschreven)? Wat gaat u met deze berichten doen?
Het detineren van burgers in heropvoedingscentra zonder eerlijk en transparant proces is in strijd met de Chinese wet en internationale mensenrechtenverdragen. Het kabinet spreekt de Chinese autoriteiten daarop in bilateraal, EU- en VN-verband aan. Het postennetwerk in China is bekend met de situatie in Xinjiang, volgt de ontwikkelingen nauwlettend en informeert daarover het ministerie. Hiervoor hoeft geen aparte instructie te worden gegeven.
Wat vindt u ervan dat de Chinese overheid het bestaan van de heropvoedingskampen niet publiekelijk erkent en niks bekend maakt over het aantal gedetineerden, namen, data en omstandigheden van de detentie? Zijn Nederlandse diplomaten reeds geïnstrueerd hoe zij hiermee om dienen te gaan en, indien dit zo is, kunt u deze instructie delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Doet het huidige regime in China naar uw mening genoeg om de positie van de Oeigoeren te verbeteren? Zo ja, hoe? Zo nee, hoe gaat u de regering van China duidelijk maken dat er serieuze stappen gezet moeten worden?
Er is in Xinjiang sprake van grootschalige beperkingen op religieuze en culturele vrijheden van moslims en het kabinet maakt zich daar ernstige zorgen over. Het kabinet blijft onverminderd bereid om de Chinese autoriteiten hierop aan te spreken zolang de situatie in Xinjiang niet verbetert. De mensenrechtenambassadeur heeft de situatie in Xinjiang tijdens de mensenrechtendialoog met China van 20 juni jl. uitgebreid aan de orde gesteld.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat de Chinese overheid religieuze vrijheden van de Oeigoeren beperkt en zelfs afneemt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat de bovenstaande gevallen geen incidenten zijn, maar het resultaat zijn van een systematisch onderdrukkingsbeleid van de Chinese regering? Zo ja, bent u bereid om uw afschuw hierover uit te spreken in de richting van de regering van China? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Wat heeft de Nederlandse regering sinds haar beantwoording van mijn eerdere vragen over de situatie van de Oeigoeren3 concreet gedaan om de situatie van de Oeigoeren te verbeteren?
Minister Zijlstra heeft in zijn gesprek met de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken Wang Yi op 7 februari jl. de situatie in Xinjiang opgebracht. Mede dankzij de Nederlandse inzet heeft de EU in de 37e zitting van de Mensenrechtenraad in maart aandacht gevraagd voor Xinjiang. Ook premier Rutte heeft het belang van mensenrechten en vrijheid van religie en levensovertuiging genoemd in zijn gesprek met premier Li Keqiang op 12 april jl. De mensenrechten zijn tevens op 20 mei jl. ter sprake gekomen in het gesprek tussen Minister Blok en Minister Wang Yi en marge van de G20 bijeenkomst voor ministers van Buitenlandse Zaken. Tot slot was er de mensenrechtendialoog van 20 juni jl. waar de Nederlandse zorgen over Xinjiang uitgebreid zijn gecommuniceerd aan China.
Kunt u hier een gespecificeerd overzicht van geven? Zo nee, waarom niet? Welke concrete stappen heeft de Nederlandse regering tot heden genomen om de aangenomen motie van het lid Kuzu over het adresseren van de situatie van de Oeigoeren4 van uitvoering te voorzien?
Zie antwoord vraag 13.
Hoe effectief is de Nederlandse druk in de gesprekken van de Minister-President met president Xi Jinping en premier Li Keqiang5 gebleken in het kader van de aanpak van mensenrechtenschendingen?
Er is geen directe link te leggen tussen gesprekken van bewindslieden met Chinese tegenhangers en de ontwikkeling op het gebied van mensenrechten in China. De Chinese autoriteiten investeren echter veel in het internationale imago van China. Het is daarom aannemelijk dat kritische interventies door de internationale gemeenschap op zijn minst leiden tot een besef in China dat het niet zonder imagoschade door kan gaan met het schenden van mensenrechten.
Kunt u een overzicht van de activiteiten geven die betrekking hebben op het feit dat Nederland aandringt op verbetering van de omstandigheden van de mensenrechten van de Oeigoeren, en het benadrukken van het belang van de vrijheid van religie en levensovertuiging in de richting van China? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u een lijst geven van alle organisaties in China waarmee de Nederlandse regering in het kader van ontwikkelingsbeleid mee samenwerkt, en kunt u per organisatie aangeven of de rol en houding van deze organisatie met betrekking tot de Oeigoeren door de Nederlandse regering zijn onderzocht?
Nederland onderhoudt niet langer een ontwikkelingssamenwerkingsrelatie met China. Vanuit het decentraal mensenrechtenfonds steunt Nederland enkel organisaties die het belang van mensenrechten voor iedereen voorop hebben staan. Omwille van de veiligheid van projectpartners kan niet op nadere details worden ingegaan.
Een vorm van slavernij bij PostNL |
|
Selçuk Öztürk (DENK), Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over PostNL en de arbeidsomstandigheden aldaar?1
Ja
Deelt u de mening van de FNV dat er bij PostNL sprake is van een verkapte vorm van slavernij?
Deelt u de mening van de FNV dat de mensen bij PostNL kapot gaan?
Is het waar dat er daar in een moordend tempo moet worden gewerkt, met meer dan 800 pakketten per persoon per uur? Zo nee, in welk tempo moet er dan gewerkt worden?
Is het waar dat er vaak pakketten van 32 kilo of meer moeten worden getild? Zo nee, hoe zwaar zijn de pakketten die getild moeten worden dan?
Is het waar dat er maar twee pauzes per dag zijn? Zo nee, hoeveel pauzes per dag zijn er dan wel?
Is het waar dat de mensen de hele dag stand by moeten staan? En dat als ze niet opgeroepen worden, ze geen beloning ontvangen? Zo nee, hoe is de stand by beloning dan geregeld?
Op basis van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) hebben uitzendkrachten recht op hetzelfde loon en de overige vergoedingen als werknemers in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van het bedrijf waar de uitzendkracht aan ter beschikking is gesteld (de inlener). Hier kan bij cao van worden afgeweken. Of en hoe hoog de stand-by beloning is, is afhankelijk van de toepasselijke cao.
Tevens zijn in het regeerakkoord afspraken gemaakt om situaties te voorkomen, waarin men altijd stand-by moet staan. Zo wordt voorgesteld dat in deze situaties de werknemer binnen een bepaalde termijn niet gehouden is gehoor te geven aan een oproep en dat bij een afzegging recht op loon ontstaat. Het wetsvoorstel waarin deze maatregelen zijn uitgewerkt stond tot 7 mei jl. uit voor internetconsultatie. Zoals in de brief van afgelopen december is aangekondigd2, is de verwachting dat het wetsvoorstel waarin deze maatregelen zijn opgenomen in de tweede helft van 2018 naar uw Kamer wordt gestuurd. Ook door de uitzendbranche zelf zijn maatregelen genomen om een betere balans te krijgen tussen de inkomenszekerheid van de uitzendkracht en de gevraagde beschikbaarheid van de uitzendonderneming. Hierover zijn per 1 januari 2018 bepalingen opgenomen in de ABU-cao en de NBBU-cao.
Is het waar dat er voor meer dan vijf miljoen euro aan onderbetaling is? Zo nee, hoeveel wordt er volgens u onderbetaald?
De FNV heeft eerder een melding gedaan bij de Inspectie SZW om onderzoek te doen naar mogelijke overtreding van de loonverhoudingsnorm als bedoeld in artikel 8 van de Waadi. Het onderzoek van de Inspectie SZW naar de arbeidsvoorwaarden van pakketsorteerders bij PostNL is in december 2017 afgerond. Het onderzoeksrapport is gedeeld met de belanghebbenden. Dergelijke rapporten worden niet openbaar gemaakt. Naar aanleiding van de uitkomsten uit het onderzoek heeft de FNV op 22 februari 2018 PostNL en uitzendbureau InPerson voor de civiele rechter gedaagd. De zaak ligt momenteel nog voor bij de rechter en het is aan de rechter hierover te oordelen. Uit de berichtgeving maak ik op dat de FNV inmiddels een akkoord heeft bereikt met uitzendbureau InPerson3.
Is het waar dat PostNL probeert de cao te omzeilen via uitzendbureaus? Deelt u de mening dat het omzeilen van cao’s laakbaar is, en dat werkgevers altijd de cao zouden moeten naleven?
Op basis van de Waadi hebben uitzendkrachten recht op dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemers in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van het bedrijf waar de uitzendkracht aan ter beschikking is gesteld (de inlener). Hier kan bij cao van worden afgeweken. In de cao van Postnl is opgenomen dat uitzendkrachten in afwijking van de toepasselijke cao voor
uitzendkrachten, een salaris en toe(s)lagen volgens de cao van Postnl dienen te ontvangen. Het is aan sociale partners om toezicht te houden op de naleving van de cao-voorwaarden.
Op grond van artikel 10 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Wet avv) kunnen sociale partners een verzoek indienen bij de Inspectie SZW ter ondersteuning van het toezicht op de naleving van de cao-voorwaarden. Een soortgelijk verzoek kan ook ingediend worden bij een vermoeden dat de loonverhoudingsnorm, zoals bedoeld in artikel 8 van de Wet allocatie van arbeidskrachten door intermediairs (Waadi), niet wordt nageleefd. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek in het antwoord op vraag 8.
Deelt u de mening dat er in de 21e eeuw geen plaats zou moeten zijn voor 19e-eeuwse arbeidsomstandigheden?
Iedereen in Nederland heeft recht op gezond, veilig en eerlijk werk. De overheid schept hiervoor de kaders en ziet toe op de naleving van wetgeving, maar het is in eerste instantie een zaak van werkgevers en werknemers om afspraken te maken over, en elkaar aan te spreken op, de voorwaarden en omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht. Zoals in de antwoorden op de vragen 2 t/m 6 en 9 is uiteengezet ziet de Inspectie SZW daarnaast toe op de naleving van de arbeidsomstandighedenwet en de arbeidstijdenwet en kan de Inspectie SZW het toezicht door de sociale partners op onder meer de naleving van de vigerende CAOs ondersteunen. Ik zie op dit moment geen aanleiding om in gesprek te treden met de raad van bestuur van PostNL, maar vind het wel belangrijk dat werkgevers, waaronder ook de uitzendbureaus, en werknemers met elkaar in gesprek blijven over de werkdruk en de arbeidsvoorwaarden.
Hoe kan het dat een eens zo sociaal bedrijf nu op een dergelijke nietsontziende manier met zijn eigen mensen omgaat? Kunt u hierover zo snel mogelijk in overleg treden met de raad van bestuur van PostNL?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat de slechte arbeidsomstandigheden in de postsector mede verband houden met de marktwerking, liberalisering en privatisering van de PTT en haar rechtsopvolgers sinds de jaren ’90? Welke conclusies kunt u hieruit trekken?
Voorop staat dat ongeacht het marktordeningsmodel de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden in orde moeten zijn. Om dit te bewerkstelligen is er generieke arbeidsmarktregelgeving en specifieke sectorregelgeving. Werkgevers zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de naleving van de arbeidswetgeving.
De handelsmissie naar China |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Wat is de reden voor het organiseren van een handelsmissie naar China? Op wiens initiatief is deze reis georganiseerd en wat is het doel van de Nederlandse regering?
De regering heeft deze missie georganiseerd met als hoofddoel het verstevigen van de Nederlandse economische positie in China en het neerzetten van Nederland als partner voor internationale samenwerking gebaseerd op de drie pijlers van de VN: vrede en veiligheid, mensenrechten, en ontwikkeling. Het onderhouden van goede betrekkingen met China op hoog niveau dient het Nederlands belang, omdat daarmee in de Chinese context een positief momentum voor bilaterale samenwerking op alle andere niveaus wordt gegenereerd.
Zijn er naast economische onderwerpen ook andere onderwerpen die besproken gaan worden? Zo ja, welke onderwerpen zullen in welke samenstelling besproken worden?
In de gesprekken van Minister-President Rutte met president Xi Jinping en premier Li Keqiang is een breed spectrum aan onderwerpen aan bod gekomen, waaronder handelspolitiek, connectiviteit, Noord-Korea, klimaat en mensenrechten.
Hoe verhoudt zich het organiseren van een handelsmissie naar China met het leveren van kritiek op de verslechterde mensenrechtensituatie en de godsdienstvrijheid die onder druk staat?
De regering doet zowel het een als het ander. Nederland maakt zich zorgen over de mensenrechtensituatie in China, waaronder de vrijheid van religie en levensovertuiging. Dit geldt ook ten aanzien van de rechtsstaat en de fundamentele vrijheden in Hongkong. De opvattingen van Nederland en China over deze onderwerpen liggen uiteen. Deze zorgen worden door Nederland onder meer aangekaart tijdens de bilaterale mensenrechtendialoog, waarvan de volgende ronde voor deze zomer staat gepland.
Is de Nederlandse regering bereid om tijdens deze handelsmissie de onderdrukking van Oeigoeren en Tibetanen aan de kaak te stellen? Zo nee, waarom niet?
Vrijheid van religie en levensovertuiging is een van de prioriteiten van de regering binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Nederland maakt zich ernstige zorgen over de mensenrechtensituatie in Xinjiang en Tibet, en het kabinet volgt de ontwikkelingen nauwgezet. Nederland stelt de zorgen zowel bilateraal als multilateraal aan de orde. Ook in het gesprek met president Xi Jinping heeft Minister-President Rutte het belang van de mensenrechten onderstreept, inclusief de vrijheid van religie en levensovertuiging.
Zullen de zorgen van het kabinet over de verslechterende mensenrechtensituatie van de Oeigoeren in de provincie Xinjiang besproken worden tijdens deze handelsmissie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke manier heeft het bedrag van 2,1 miljoen euro dat door de Nederlandse regering wordt bijgedragen aan het Mensenrechtenfonds om de mensenrechtensituatie te verbeteren in China een bijdrage geleverd aan de positie van de Oeigoeren en Tibetanen?
Nederland draagt via het Mensenrechtenfonds bij aan het verbeteren van de mensenrechtensituatie in China, inclusief de situatie van etnische en religieuze minderheden waaronder ook Oeigoeren en Tibetanen. Zoals aangegeven in eerder antwoord (d.d. 7 november 2017) op vragen van het lid Kuzu, betreft dit onder meer projecten ter bestrijding van geweld tegen meisjes. Omwille van de veiligheid van projectpartners kan niet op nadere details worden ingegaan.
Bent u bereid in het verslag van de handelsmissie concreet aan te geven op welke wijze en in welke gesprekken aan bovengenoemde onderwerpen aandacht is geschonken? Kunt u daarbij ook de reacties van de Chinese gesprekpartners vermelden?
In zijn gesprekken met president Xi Jinping en premier Li Keqiang benoemde Minister-President Rutte het belang van een voortgaande en constructieve mensenrechtendialoog met China, onder meer op gebied van gelijke rechten voor vrouwen, vrijheid van religie en levensovertuiging, en ruimte voor het maatschappelijk middenveld. De Minister-President zei uit te kijken naar een volgende ronde van de mensenrechtendialoog voor de zomer in Nederland. Inmiddels is van Chinese zijde bevestigd dat de dialoog kan plaatsvinden in juli.
Overige aspecten van de reis zullen, waar relevant, worden meegenomen in de kamerbrief over China waar de Commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om hebben verzocht.
Demonstrerende Palestijnen die zijn doodgeschoten door het Israëlische leger in Gaza |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Dodental door botsing Palestijnen en leger Israël loopt op»?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht »Israëlische Minister van Defensie: geen onderzoek naar geweld Gaza»?2
Ja.
Wat is uw reactie op deze berichten?
Het kabinet is, evenals de EU en de Secretaris-generaal van de VN, zeer bezorgd over het hoge aantal doden, waaronder een minderjarige en een journalist, en gewonden die zijn gevallen door het gebruik van scherpe munitie bij de protesten van de afgelopen weken. Het kabinet onderschrijft de verklaring van de EU, dat dit vragen oproept over de proportionaliteit van het gebruik van geweld. Die vragen moeten worden beantwoord. Naar mening van het kabinet moeten de feiten over de toedracht van de beschietingen en incidenten boven tafel komen, voordat een veroordeling van het Israëlisch optreden of uitspraken hierover aan de orde is. Om deze reden benadrukt het kabinet de noodzaak van een transparant, onafhankelijk en geloofwaardig onderzoek naar alle incidenten. Het kabinet benadrukt ook dat het in het belang van Israël is om een volledig en transparant beeld aan de buitenwereld te geven.
Deelt u de mening van Secretaris-generaal António Guterres van de Verenigde Naties en de mening van EU-buitenlandchef Federica Mogherini dat er een onafhankelijk en transparant onderzoek moet komen naar het recente geweld in de Gazastrook? Zo ja, hoe gaat u hiervoor pleiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u het feit dat de regering van Israël niet mee zal werken aan een onafhankelijk onderzoek naar het geweld in de Gazastrook? Bent u bereid om dit te veroordelen?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van de regering van Israël dat Israëlische soldaten gedaan hebben wat nodig is en dat de betrokken militairen wat haar betreft een medaille verdienen? Bent u bereid om dit te veroordelen?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de spanningen tussen Palestina en Israël geëscaleerd zijn door het optreden van Israël? Zo ja, wat voor concrete maatregelen gaat u ondernemen om deze spanningen te de-escaleren? Zo nee, waarom niet?
Aan de geëscaleerde spanningen ligt een combinatie van oorzaken ten grondslag, waaronder de beperkingen die Israël heeft opgelegd op verkeer van goederen en personen, raketbeschietingen vanuit Hamas, de hoge werkloosheid, zeer slechte dienstverlening en het gebrek aan voortgang ten aanzien van intra-Palestijnse verzoening. De opruiende retoriek vanuit de verschillende partijen tijdens de demonstraties deed de spanningen verder toenemen.
Nederland heeft voordat de protesten begonnen bij Israël en de Palestijnse Autoriteit (PA) erop aangedrongen escalatie te voorkomen door het vreedzame karakter van de protesten te handhaven en proportioneel te reageren op mogelijke incidenten. Na de eerste protesten heeft Nederland op 30 maart in de spoedzitting van de Veiligheidsraad Israël opgeroepen dat het gebruik van geweld te allen tijde proportioneel en noodzakelijk moet zijn en onderstreept dat scherpe munitie een middel is dat alleen in uiterste gevallen zou moeten worden toegepast. Ook heeft Nederland Hamas opgeroepen het vreedzame karakter van de protesten te waarborgen. Deze boodschappen heeft Nederland sindsdien meermaals overgebracht aan beide zijden. Aangezien nieuwe demonstraties aangekondigd zijn, zal Nederland deze boodschappen blijven herhalen en aandringen op voorkomen van nieuwe slachtoffers of verdere escalatie alsmede op naleving van humanitair oorlogsrecht en mensenrechten.
Deelt u de mening dat de regering van Israël volgens internationale mensenrechtenverdragen en VN-resoluties geen geweld tegen Palestijnen mag gebruiken, behalve als het een laatste redmiddel is dat proportioneel wordt aangewend in reactie op een directe bedreiging? Zo ja, vindt u dat dit bij het onderhavige geweld het geval is?
Op basis van het bezettingsrecht, dat onderdeel uitmaakt van het humanitair oorlogsrecht, is Israël als bezettende mogendheid verplicht de openbare orde en het openbare leven in het bezette gebied zo veel als mogelijk te herstellen en te verzekeren. Dit sluit de mogelijkheid van geweldgebruik niet uit, mits voldaan wordt aan de voorwaarden van proportionaliteit en noodzakelijkheid. Scherpe munitie zou alleen in uiterste gevallen moeten worden toegepast. Het kabinet roept Israël op terughoudend te zijn met het gebruik van geweld en verwacht van Israël dat in overeenstemming met het internationaal recht, waaronder het humanitair oorlogsrecht en de mensenrechten, ieder geweldsgebruik proportioneel is. Zie voorts de antwoorden op de vragen 3, 4, 5 en 6.
Deelt u de mening dat de Israëlische regering systematisch beleid voert dat de schending van de mensenrechten van Palestijnen als dagelijks gevolg heeft? Zo ja, op welke manieren oefent u op dit moment druk uit op de Israëlische regering om dit systematische beleid te stoppen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet acht het van belang dat zowel Israël als de Palestijnse Autoriteit hun verantwoordelijkheid nemen op basis van relevante verplichtingen onder het internationaal recht. Daarnaast heeft Israël als bezettende mogendheid op basis van het bezettingsrecht een specifieke zorgplicht jegens de Palestijnse bevolking. Het kabinet spreekt beide partijen in bilaterale contacten consequent aan op hun verantwoordelijkheden ten aanzien van naleving van internationaal recht, waaronder mensenrechten. Het Israëlische nederzettingenbeleid, maatregelen als sloop en confiscatie van Palestijnse eigendommen of andere beperkingen staan haaks op het realiseren van een twee-statenoplossing en baren het kabinet dan ook grote zorgen. Het kabinet besteedt intensieve aandacht aan mensenrechtenonderwerpen in de dialoog met de Israëlische autoriteiten en met de Palestijnse Autoriteit. Dit wordt ook nadrukkelijk aan de orde gesteld in de verschillende dialogen die de EU voert met de Israëlische autoriteiten, waaronder de jaarlijkse mensenrechtendialoog. Mensenrechten staan eveneens nadrukkelijk op de agenda in de dialoog tussen de EU en de PA.
Bent u bereid om de Israëlische autoriteiten, ook in internationaal verband, een officiële reactie te vragen op het geweld tegen de Palestijnen en de Kamer daarover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet dringt bij Israël aan dat het gebruik van geweldsmiddelen voor openbare ordehandhaving proportioneel en noodzakelijk moet zijn. Daarnaast roept het kabinet alle partijen op af te zien van verder aanwakkeren van spanningen en weg te blijven van opruiende retoriek. Op basis van het humanitair oorlogsrecht mag de aanwezigheid van burgers niet gebruikt worden om bepaalde plaatsen te vrijwaren voor militaire operaties. Nederland heeft deze positie in internationaal verband reeds uitgedragen, zowel in de EU als in de VN Veiligheidsraad en zal dit ook in de toekomst blijven doen. Deze positie draagt Nederland ook bilateraal uit richting Israël en de Palestijnse Autoriteit.
Deelt u de mening dat het voor de de-escalatie van de spanningen en het creëren van een gelijkwaardige situatie tussen Israël en Palestina van groot belang is dat de Nederlandse regering de Palestijnse staat erkent? Zo nee, waarom niet?
Nee. De enige duurzame oplossing voor het Israëlisch-Palestijnse conflict is volgens het kabinet de twee-statenoplossing, gebaseerd op de grenzen van 1967, tenzij de partijen daar onderling andere afspraken over maken. Zoals in het Regeerakkoord vermeld staat is dat een onafhankelijke, democratische en levensvatbare Palestijnse staat naast een veilig en internationaal erkend Israël.
Het moment dat er een onderhandelde tweestatenoplossing is, en daarmee sprake van een door Israël erkende Palestijnse staat en erkenning van Israel door de Arabische landen, is volgens het kabinet het moment om over te gaan tot erkenning van een Palestijnse staat.
Wilt u deze schriftelijke vragen uiterlijk 24 uur voor aanvang van het algemeen overleg Midden Oosten Vredesproces op 19 april 2018 beantwoorden?
Ja.
De situatie van Nederlandse kinderen in Syrië en Irak |
|
Farid Azarkan (DENK), Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Halbe Zijlstra (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Grote zorgen over lot van de kinderen van het kalifaat»?1
Ja.
Wat is uw reactie op bovenstaande berichtgeving?
De bevolking in Syrië en Irak heeft zwaar te lijden onder de gevolgen van het gewelddadig conflict in hun land. Het is zeer betreurenswaardig dat zich daar ook kinderen van Nederlandse uitreizigers bevinden.
Kunt u exact aangeven hoeveel Nederlandse kinderen zich op dit moment in Syrië en Irak bevinden?
Er zijn geen exacte cijfers bekend. Uit de onlangs gepubliceerde cijfers van de AIVD, blijkt dat er minstens 175 minderjarigen met een Nederlandse link verblijven in Syrië en Irak.
Klopt het dat de Nederlandse regering deze kinderen niet actief wil helpen om terug te keren naar Nederland? Zo ja, waarom niet? Zo nee, op welke manier(en) draagt de Nederlandse regering zorg voor deze kinderen?
De Nederlandse regering verleent geen consulaire bijstand aan Nederlandse uitreizigers en families die zich in onveilige gebieden in Syrië en Irak bevinden en deze willen verlaten. Wanneer men zich in persoon meldt bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging, kan men daar vragen om consulaire bijstand.
Dit geldt ook voor de kinderen van deze uitreizigers. Nederlandse kinderen zullen worden bijgestaan als ze bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging verschijnen. Tot het moment van de melding in persoon, zijn de ouders primair verantwoordelijk voor de veiligheid en het welzijn van de kinderen.
Deelt u de mening dat Nederlandse kinderen niet het slachtoffer mogen worden van de keuzes van hun ouders en daarom actief geholpen moeten worden om terug te keren naar Nederland? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de opvatting van onderzoekster Marion van San van de Erasmus Universiteit dat het voor moeders met kinderen nagenoeg onmogelijk is om een Nederlandse post te bereiken en dat de Nederlandse overheid zelf hierin een actieve rol moet gaan spelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke andere manieren is consulaire bijstand mogelijk voor deze mensen?
Het bereik van de Nederlandse overheid in het buitenland is beperkt. Deze kinderen bevinden zich onder meer in kampen in Syrië. In landen, als Syrië, waar Nederland geen ambassade heeft en geen betrekkingen mee heeft, en in het bijzonder in die gebieden waar sprake is van crisis, kan BZ in principe geen bijstand verlenen. De Nederlandse ambassade in Bagdad en het Consulaat-Generaal in Erbil kunnen in Irak, mede gezien de huidige veiligheidsrisico’s in het gebied, slechts zeer beperkte consulaire bijstand verlenen. Verdragen of nationale wetgeving kennen geen algemene plicht daartoe. De Nederlandse overheid hecht groot belang aan de naleving van internationale verdragen waarin rechten en vrijheden van burgers zijn vastgelegd.
Vindt u niet dat Nederland volgens de internationale verdragen en nationale wetgeving een zorgplicht heeft om de Nederlandse kinderen in Syrië en Irak terug te laten keren? Zo ja, welke maatregelen kan de Nederlandse regering nemen om deze kinderen naar Nederland terug te laten keren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid om met het speciale team van de kinderbescherming in Syrië en Irak samen te werken om de kinderen in Syrië en Irak terug te laten keren naar Nederland? Zo ja, wat voor concrete stappen gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
De Raad voor de Kinderbescherming staat klaar om kinderen uit het strijdgebied adequaat bij te staan bij terugkeer. Indien bekend is dat minderjarigen terug zullen keren, bereidt de Kinderbescherming zich op deze terugkeer voor met een plan van aanpak voor het kind, tezamen met het regionale casusoverleg en overige ketenpartners. Er is geen speciaal team van de Kinderbescherming in Syrië en Irak.
Arbeidsmarktdiscriminatie door uitzendbureaus |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de berichtgeving over discriminatie door uitzendbureaus, die in 47% van de gevallen ingaan op een discriminerend verzoek om uitzendkrachten in te huren?1
Hoe kan het dat anno 2018 nog steeds deze verbijsterende discriminerende praktijken plaatsvinden in de uitzendbranche?
Bent u bereid om te onderzoeken of dit in andere sectoren van de arbeidsmarkt ook op een dergelijke grote schaal voorkomt? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om te onderzoeken of deze discriminatie ook op de ondernemersmarkt en bij overheidsaanbestedingen op een dergelijke grote schaal voorkomt?
Wat gaat u doen om deze discriminatie zo spoedig mogelijk te beëindigen?
Kunt u een overzicht geven van wat er de afgelopen jaren is gedaan tegen arbeidsmarktdiscriminatie? Kunt u een overzicht geven van wat dit heeft opgeleverd?
Kunt u daarbij overwegen om de Inspectie SZW intensiever te laten controleren op arbeidsmarktdiscriminatie? Kunt u daarbij de vijftig miljoen euro uit het Regeerakkoord inzetten? Op welke manier gaat u deze inzetten?
Kan de Inspectie SZW (Team Arbeidsmarktdiscriminatie) daarbij ook onconventionele middelen inzetten? Kunt u middelen inzetten zoals loksollicitaties, mystery guests, het R-register, de discriminatiepolitie (als aparte eenheid), een diversiteitsquotum van 10%, en een xenofoben-taks van 1.000 euro per discriminerende handeling? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat door de Inspectie SZW de simpele, maar doeltreffende, methode toegepast kan worden, namelijk het door lokbedrijven laten bellen naar uitzendbureaus, die het TV-programma RADAR heeft toegepast?
Wanneer kan uw nieuwe Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie naar de Kamer gestuurd worden? Kunt u de antwoorden op bovenstaande vragen hierin meenemen?
Het bericht dat een Turks-Nederlandse vereniging in Rotterdam is besmeurd met PKK-leuzen door sympathisanten van de terroristische beweging PKK |
|
Farid Azarkan (DENK), Tunahan Kuzu (DENK), Selçuk Öztürk (DENK) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Gebouw Turkse vereniging in Feijenoord beklad met PKK-leuzen»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat aanhangers van de terroristische organisatie PKK een gebouw in ons land bekladden met de namen van de organisaties PKK en YPG? Kunt u begrijpen dat dit mensen angst inboezemt?
Ik heb met afkeer kennisgenomen van de bekladding. Ik begrijp dat deze voor onrust en angst zorgen. Zeker bij de direct betrokkenen zoals het verenigingsbestuur en de verenigingsleden, maar ook bij niet-direct betrokkenen. In zo’n geval is het belangrijk dat de vereniging en haar leden direct worden bijgestaan. Goede contacten tussen de gemeente, politie en vereniging zijn van groot belang om gezamenlijk de veiligheid te waarborgen. In Rotterdam zijn die contacten direct gelegd en heeft dat ervoor gezorgd dat er snel en adequaat kon worden gehandeld. Indien nodig worden lokaal passende maatregelen getroffen op basis van dreiging en risico. Bij het nemen van beveiligingsmaatregelen moet in het oog worden gehouden dat het middel gegeven de omstandigheden passend en proportioneel is. Deze afweging kan het beste lokaal worden gemaakt.
Hebben de gemeente Rotterdam en de burgemeester van Rotterdam contact opgenomen met deze vereniging? Zo ja, welke maatregelen zijn er getroffen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe gaat u de veiligheid van de bezoekers van deze vereniging waarborgen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid maatregelen te nemen om de angst onder Koerdische en Turkse Nederlanders die voortkomt uit deze intimiderende bekladding weg te nemen?
Iedereen moet zich in Nederland veilig voelen. Ik vind van groot belang dat wanneer zich spanningen voordoen tussen verschillende groepen mensen, samenwerking tussen gemeente, politie en de betreffende groepen proactief wordt aangegaan. In Rotterdam investeert het lokaal bestuur duidelijk in een goede aanpak om te voorkomen dat spanningen uit het buitenland zich in Nederland manifesteren.
Hoe staat het met de opsporing en de vervolging van de daders van de intimiderende bekladding?
De politie heeft in deze zaak een strafrechtelijk onderzoek ingesteld, maar er zijn (nog) geen verdachte(n) in beeld gekomen.
Wordt het dreigingsniveau van de PKK in Nederland gemonitord naar aanleiding van de recente gebeurtenissen in Syrië? Zo ja, wat blijkt hieruit? Zo nee, waarom niet?
De PKK staat op de Europese terroristenlijst. In algemene zin kan ik melden dat de terroristische dreiging wordt gemonitord. Het dreigingsbeeld is onder andere terug te vinden in de Dreigingsbeelden Terrorisme Nederland van de NCTV. Daarnaast worden ook concrete maatregelen genomen. Een voorbeeld daarvan is het plaatsen van personen op de nationale sanctielijst terrorisme.
Op welke wijze worden activiteiten van de PKK en aanverwante organisaties door de Nederlandse overheid gemonitord en bestreden?
Zie antwoord vraag 7.
Vindt u het ook onwenselijk dat aanhangers van de PKK en de YPG deze week met vlaggen stonden te zwaaien van deze bewegingen op Schiphol? Zo nee, waarom niet?
Het recht op betoging is neergelegd in de Grondwet en wordt nader gereguleerd in de Wet openbare manifestaties. Uitgangspunt is dat door het lokale gezag, dat bevoegd is om demonstraties te reguleren, geen beperkingen mogen worden gesteld vanwege de inhoudelijke boodschap van een demonstratie, ook niet als die boodschap onwelgevallig is. Afhankelijk van de situatie waarin vlagvertoon plaatsvindt, kan dit wel strijd opleveren met de wet (bijvoorbeeld art 137c en 137d Wetboek van Strafrecht). Alsdan zijn er mogelijkheden om vlagvertoon aan te pakken.
Bent u zich ervan bewust dat er eerder een vernieling heeft plaatsgevonden van een Turks-Nederlandse verenging in Rotterdam die waarschijnlijk gepleegd is door PKK-aanhangers?2
Ik ben op de hoogte van het feit dat er een vernieling heeft plaatsgevonden bij een Turks-Nederlandse vereniging in Rotterdam op 14 september 2015.
Bent u bereid bij de burgemeester van Rotterdam aan te dringen op het oprichten van een specialistisch team om de recente dreigingen het hoofd te bieden, aangezien hij ervaring heeft met het oprichten van specialistische teams om spanningen en dreigingen weg te nemen? Zo nee, waarom niet?
Zoals al in antwoord op vraag 5 is gesteld, is duidelijk dat het lokaal bestuur in Rotterdam investeert in een goede aanpak met betrekking tot spanningen en dreigingen.
Bent u bereid bij de burgemeester van Rotterdam er op aan te dringen voortaan niet meer toe te staan dat PKK-aanhangers met openlijk vlaggenvertoon onder politiebewaking demonstreren in het centrum van Rotterdam, omdat openlijke uitingen van de terroristische PKK mensen angst inboezemt?3
Voor het antwoord wordt verwezen naar het antwoord op vraag 9.
Het bericht dat vier Marokkaanse Nederlanders onderwerp van een arrestatiebevel zijn van het Marokkaanse openbaar ministerie |
|
Tunahan Kuzu (DENK), Farid Azarkan (DENK) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Halbe Zijlstra (VVD) |
|
Kent u het bericht «Arrestatiebevel Marokko tegen Nederlandse Marokkanen»?1
Ja.
Kent u het bericht «Marokkaanse Nederlanders betrokken bij rechtszaak protestbeweging Rif»?2
Ja.
Kunt u bevestigen dat er een aanhoudingsbevel bestaat tegen vier Marokkaanse Nederlanders die betrokken zouden zijn bij protesten in het Rifgbied?
Zoals is aangegeven in reactie op vraag 2 op de vragen terzake van het lid Karabulut (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1302), heeft de Nederlandse ambassade in Rabat naar aanleiding van de berichten in de media navraag gedaan bij de Marokkaanse autoriteiten, die aangaven dat er geen sprake zou zijn van arrestatiebevelen, maar dat het zou gaan om oproepen om te getuigen.
Is er contact geweest tussen de Nederlandse autoriteiten en de Marokkaanse autoriteiten over een mogelijk arrestatiebevel van Marokkaanse Nederlanders die betrokken zouden zijn bij protesten in het Rifgebied? Zo ja, wat is er besproken en wat was de reactie van de Nederlandse autoriteiten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om opheldering te vragen bij uw Marokkaanse collega’s over de situatie van de vier Marokkaanse Nederlanders? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u uitsluiten dat er meer Marokkaanse Nederlanders worden gezocht of waarvan door het Marokkaanse openbare ministerie om uitlevering wordt verzocht? Zo ja, waarop baseert u deze informatie?
De regering kan zich slechts uitspreken over de situatie zoals die haar op basis van het onder vraag 5 genoemde bekend is.
Hoe garandeert u dat de Nederlandse strafrechtspleging niet zal meewerken aan de tenuitvoerlegging van ongerechtvaardigde Marokkaanse justitiële verzoeken?
Rechtshulp- en uitleveringsverzoeken worden altijd per geval en met inachtneming van de Nederlandse wet en internationale verdragen beoordeeld. Bij deze beoordeling wordt ook gekeken of de uitvoering van een rechtshulp- of uitleveringsverzoek strijdig is met de verplichtingen van Nederland die voortvloeien uit het EVRM, waaronder het recht op persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting. De gevraagde garantie ligt daarin besloten.
Kunt u in algemene zin aangeven hoe in Nederland omgegaan wordt met Marokkaanse verzoeken tot arrestatie van personen, die in Marokko veroordeeld zijn voor zaken die in een rechtsstaat onder de persvrijheid en vrijheid van meningsuiting zouden vallen?
Zie antwoord vraag 7.
Welke maatregelen gaat de Nederlandse regering nemen om garant te staan voor de rechten van Marokkaanse Nederlanders die om hun opvattingen vervolgd worden of dreigen vervolgd te worden?
Nederland hecht, wereldwijd, groot belang aan de vrijheid van meningsuiting en zet zich in voor de bescherming van deze fundamentele vrijheid. Zoals is aangegeven in antwoord op vraag 3 van het lid Karabulut, heeft de voormalige Minister van Buitenlandse Zaken op 28 november jl. bij de Marokkaanse Minister van Buitenlandse Zaken aandacht gevraagd voor de behandeling van demonstranten die zijn opgepakt in relatie tot de protesten in Al Hoceima en de regio. Op 5 oktober jl. vroeg ook de voormalige Minister van Veiligheid en Justitie al aandacht hiervoor bij de Marokkaanse Minister van Justitie.
Het bericht dat er een einde dreigt te komen aan döner kebab |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Döner kebab mogelijk met uitsterven bedreigd»»?1
Ja.
Hoe reëel is het dat döner kebab (praktisch) verboden wordt in Nederland als gevolg van Europese besluitvorming omtrent fosfaat in vleesbereidingen?
Het toegestane gebruik van additieven en de randvoorwaarden worden in de EU vastgesteld op basis van Verordening (EG) Nr. 1333/2008. De lidstaten beoordelen in de Commissie Werkgroep Additieven (CWA) in Brussel samen met de Europese Commissie aanvragen voor gebruik. Voor Nederland nemen het RIVM en VWS deel aan deze werkgroep.
Na acceptatie van een voorstel door de CWA wordt een conceptverordening opgesteld waarover in een besliscomité (comitologie) door de lidstaten wordt gestemd. De lidstaten hebben in dat comité met een gekwalificeerde meerderheid ingestemd met het voorstel voor het gebruik van fosfaten in kebab. Ook Nederland heeft met het voorstel ingestemd.
Daarna heeft het Europees parlement (EP) drie maanden de tijd om haar oordeel te vellen over het voorstel. Intussen heeft het EP op 13 december 2017 voor het voorstel gestemd wat betekent dat het gebruik van fosfaten in kebab is toegestaan.
Overigens zal EFSA de fosfaten voor eind 2018 herevalueren, waarbij toxicologisch relevante studies verzameld en geëvalueerd worden. Bovendien wordt een innameberekening voor fosfaten uitgevoerd. De CWA zal, wanneer de herevaluatie daartoe aanleiding geeft, de toelatingen van fosfaten in levensmiddelen herzien en indien nodig beperken.
Is er onderzoek gedaan naar de vraag of alle broodjes döner kebab werkelijk fosfaat bevatten? Zo nee, is het niet belangrijk dat dit onderzoek alsnog gedaan wordt?
De aanvraag voor het gebruik van fosfaten in döner kebab betreft alleen döner kebab aan het spit dat wordt ingevroren en aan horecaondernemingen wordt geleverd. Andere vormen van döner kebab mogen geen (toegevoegde) fosfaten bevatten. Een onderzoek is dan ook niet aan de orde.
Wat is uw standpunt als het gaat om het (praktisch) verbieden van vleesbereidingen die fosfaat bevatten, waaronder döner kebab?
Hier is sprake van een misverstand. Het voorstel waar het EP over heeft gestemd ging over het gebruik van fosfaten in döner kebab, niet over fosfaten in andere vleesbereidingen. In het geval van een verbod, wat nu niet aan de orde is, is het overigens aan het bedrijfsleven om te onderzoeken welke alternatieven voor fosfaten kunnen worden gebruikt.
Bent u bereid om zich in Europees verband te verzetten tegen een (praktisch) verbod op de verkoop van döner kebab als gevolg van Europese beperkingen op het gebied van fosfaat in vleesbereidingen? Zo nee, waarom niet?
Toelatingen van additieven zijn Europees geregeld en daar kan niet van worden afgeweken. Bovendien heeft intussen het EP, zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven, op 13 december de conceptverordening waarin het gebruik van fosfaten in döner kebab wordt geregeld, geaccepteerd. Overigens kan de CWA de toelating van fosfaten in levensmiddelen herzien en indien nodig beperken wanneer in 2018 de EFSA herevaluatie van het gebruik van fosfaten in voedingsmiddelen aangeeft dat de blootstelling moet worden verminderd.
Bent u bereid om in Europees verband voor een uitzonderingspositie voor döner kebab te pleiten indien een Europese beperking op het gebied van fosfaat in vleesbereidingen leidt tot een (praktisch) verbod op de verkoop van döner kabab? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat is niet aan de orde. Zoals aangegeven in de antwoorden op vraag 2 en 5 zijn toelatingen van additieven Europees geregeld en daar kan niet van worden afgeweken. Bovendien heeft het bedrijfsleven in het geval van een Europese beperking de mogelijkheid om naar alternatieven voor fosfaten te zoeken. Wel kan Nederland dan, in consultatie met andere belanghebbende lidstaten, de Europese Commissie en de NVWA voorstellen om een overgangsperiode vast te stellen om het bedrijfsleven de kans te geven naar alternatieven te zoeken.
Klopt het dat een broodje döner kebab slechts 134 milligram fosfaat bevat, terwijl de European Food Safety Authority (EFSA) een maximum van 4.200 mg fosfaatinname per dag aanhoudt? Zo ja, wat zegt dit over de proportionaliteit van een (praktisch) verbod op de verkoop van döner kebab als gevolg van Europese beperkingen op het gebied van fosfaat in vleesbereidingen?
Nee, volgens de Nederlandse Voedselconsumptiepeiling is de gemiddelde portie döner kebab die op 1 dag wordt gegeten ongeveer 130 gram (op broodjes of als vlees bij de warme maaltijd). Bij een maximum gehalte van 5.000 milligram fosfaat/kg vlees, waarvoor toelating is aangevraagd, kan deze portie maximaal 650 milligram fosfaat bevatten.
De huidige maximum toelaatbare dagelijkse inname voor fosfaten is 160 milligram fosfaat per kg lichaamsgewicht (EFSA 2013). Voor een volwassene van 60 kg komt dit overeen met 9.600 milligram fosfaat per dag. De 650 milligram fosfaat in een portie döner kebab van 130 gram komt, voor een persoon van 60 kg, overeen met ongeveer 7% van de maximaal toelaatbare dagelijkse inname.
Kunt u het begrijpen dat de berichtgeving omtrent een mogelijk verbod op döner kebab tot onzekerheid binnen de horeca sector kan leiden en bent u bereid om effectief met de sector te communiceren om deze onzekerheid weg te nemen?
Ja, dat kan ik begrijpen. Intussen is duidelijk geworden dat fosfaten in döner kebab niet worden verboden.
Bent u bereid om te onderzoeken tot hoeveel verlies aan omzet en werkgelegenheid een (praktisch) verbod op de verkoop van döner kebab zal leiden in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Intussen is duidelijk geworden dat fosfaten in döner kebab niet worden verboden. Onderzoek naar verlies aan omzet en werkgelegenheid is dan ook niet aan de orde.
Bent u bereid om bij alle Europese besluitvormende momenten in de richting van de betreffende Europese instantie te benadrukken dat een (praktisch) verbod op de verkoop van döner kabab tot een onacceptabel verlies aan omzet en werkgelegenheid zal leiden in Nederland en andere Europese landen? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie het antwoord op vraag 9.
Het bericht dat de gemeenten Turkse Nederlanders discrimineren bij controles op uitkeringen |
|
Selçuk Öztürk (DENK), Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «gemeente discrimineert Turken bij controles op bijstand»1 naar aanleiding van een uitspraak in een zaak aangespannen door cliënten die werden bijgestaan door advocaat R. Küçükünal?
Ja.
Bent u bekend met het bericht «Eindhoven op vingers getikt voor discriminatie»2 naar aanleiding van een uitspraak in een zaak aangespannen door cliënten die werden bijgestaan door advocaat B. Kaya?
Zie antwoord vraag 1.
Welke consequenties heeft de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep dat de gemeente Almelo en de gemeente Eindhoven zich bij het uitzetten van onderzoeken in Turkije in het kader van controles op uitkeringen schuldig hebben gemaakt aan discriminatie? Bent u bereid om dit op stellige wijze te veroordelen?
Ik hecht grote waarde aan een rechtmatige verstrekking van uitkeringen. Handhaving van de inlichtingenplicht is daarom nodig, ook in het buitenland. Uiteraard moet dit binnen de kaders van wet- en regelgeving en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur gebeuren.
De consequentie van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is dat het handelen van de gemeenten Almelo en Eindhoven in deze specifieke situatie in strijd is met het discriminatieverbod zoals neergelegd in artikel 14 EVRM en artikel 1 van Protocol 12 bij het EVRM. Daardoor is het verkregen bewijs niet rechtmatig. Om die reden moeten de intrekking en de terugvordering van de bijstanduitkering aan appellanten ongedaan worden gemaakt.
Kunt u uitsluiten dat andere gemeenten zich op dit moment bij controles op uitkeringen schuldig maken aan discriminatie? Zo ja, waarop baseert u dit? Zo nee, bent u bereid om alle gemeenten aan te schijven met een uiteenzetting van de praktijken die onacceptabel zijn bij controles op uitkeringen, omdat deze praktijken discriminatoir zijn?
De rijksoverheid en gemeenten behoren, bij de rechtmatige uitoefening van hun taken, het discriminatieverbod zoals neergelegd in artikel 14 EVRM en artikel 1 van Protocol 12 bij het EVRM na te leven. Een ieder die zich in zijn of haar belang geschaad voelt, kan zich wenden tot de rechter, het College voor de rechten van de mens of de (gemeentelijke) Ombudsman.
De wetgever heeft in de Wet SUWI het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) aangewezen als het coördinatiepunt voor gemeenten voor grensoverschrijdende uitwisseling van fraude-informatie. Er is dus ook een goede publieke voorziening.
Ik zal de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en de gevolgen hiervan alsmede de mogelijkheden die het IBF biedt bij grensoverschrijdende fraude, onder de aandacht brengen bij gemeenten via de verzamelbrief die enige malen per jaar aan alle gemeenten wordt toegezonden.
Welke maatregelen nemen de rijksoverheid en gemeentelijke overheden om discriminatie bij controles op uitkeringen uit te sluiten? Voldoen deze maatregelen?
Zie antwoord vraag 4.
Vindt u dat uitkeringsfraude in alle gevallen aangepakt dient te worden, mits op een proportionele en wettelijke wijze uitgevoerd?
Ja. Om het draagvlak voor sociale voorzieningen te behouden, is het van het grootste belang dat alleen die mensen die er recht op hebben, de voorzieningen ontvangen. Dit kabinet zet daarom stevig in op handhaving en naleving. De Participatiewet biedt daarvoor een duidelijk wettelijk kader welke verplichtingen bijstandsgerechtigden moeten naleven en hoe gemeenten deze moeten handhaven. Een onderzoek naar middelen in het buitenland kan daarbij noodzakelijk zijn, hoe complex dat soms ook is. Uiteraard moet dat plaatsvinden binnen de kaders van wet- en regelgeving en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als Nederlandse overheden derden inschakelen en/of een volmacht geven, die vervolgens in het buitenland de wet overtreden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het niet onwenselijk dat Nederlandse overheden derden inschakelen bij de uitvoering van wettelijke taken, mits dat gebeurt binnen de kaders van wet- en regelgeving.
Bent u bekend met het feit dat gemeenten externe bureaus inschakelen voor de uitvoering van controles op uitkeringen, zoals het bedrijf Bureau Buitenland, die vervolgens advocaten, zoals de advocaat Arif Hakan Gürdal, in Turkije inschakelen voor het verkrijgen van informatie bij het kadaster aldaar en aldus wettelijke overheidstaken overhevelen aan private onderzoeksbureaus?3
Ja, dat is mij bekend.
Wat vindt u ervan dat deze handelwijze, blijkens de bijgevoegde stukken4, in strijd lijkt te zijn met Turkse wetgeving en zelfs strafbaar, omdat de Turkse Wet Bescherming Persoonsgegevens erin voorziet dat persoonsgegevens niet aan het buitenland mogen worden verstrekt zonder expliciete toestemming van betrokkenen?
Ik doe geen uitspraken over de Turkse wetgeving, noch over de interpretatie daarvan. Met betrekking tot verdragen, wet- en regelgeving en behoorlijk bestuur geldt dat overheden, zowel nationaal, regionaal als lokaal, moeten handelen binnen de kaders van wet- en regelgeving en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Vindt u dat het voorgenoemde, daar het plaatsvond op initiatief van een Nederlandse gemeente, in strijd is met wat verstaan dient te worden onder behoorlijk bestuur en/of de wet en/of verdragen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Wat vindt u ervan dat de burgemeester van Venray en het College van B&W van Venray de advocaat Arif Hakan Gürdal een volmacht en machtiging hebben gegeven5 voor handelingen die in strijd lijken met de Turkse wet (in dit geval dan te karakteriseren als een volmacht om de wet te overtreden in Turkije)?
Zie antwoord vraag 9.
Vindt u dat het voorgenoemde, daar het plaatsvond op initiatief van vertegenwoordigers van een Nederlandse gemeente, in strijd is met wat verstaan dient te worden onder behoorlijk bestuur en/of de wet en/of verdragen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Wat vindt u ervan dat de gemeente Venray zich blijkens de bijgevoegde stukken niet heeft gehouden aan de aanbestedingsregels6, omdat zij de opdracht aan Bureau Buitenland, ondanks dat het geldende drempelbedrag werd overschreden, niet Europees heeft aanbesteed?
Zoals bij de beantwoording van de vragen 9 tot en met 12 is aangegeven, geldt dat overheden, zowel nationaal, regionaal als lokaal, moeten handelen binnen de kaders van wet- regelgeving, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de aanbestedingsregels.
Vindt u dat het voorgenoemde in strijd is met wat verstaan dient te worden onder behoorlijk bestuur en/of de wet en/of verdragen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u bereid om alle gemeenten aan te schrijven onder attentie van het feit dat de werkwijze om controle op uitkeringen uit te besteden aan private partijen als Bureau Buitenland mogelijk in strijd kan zijn met buitenlandse wetgeving? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De uitvoering van de Participatiewet is gedecentraliseerd aan gemeenten. Handhaving van de Participatiewet is daarmee tevens gedecentraliseerd. Het is de taak van gemeenten om hier zelf een goede invulling aan te geven. Het kabinet wil echter stevig inzetten op handhaving en naleving en heeft in het Regeerakkoord dan ook het voornemen geuit in gesprek te willen met gemeenten over «best practises» bij handhaving.
Zoals bij de beantwoording van vraag 4 en 5 is aangegeven, zal ik de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en de gevolgen hiervan alsmede de mogelijkheden die het IBF biedt bij grensoverschrijdende fraude, onder de aandacht te brengen bij gemeenten via de verzamelbrief.
Bent u bereid om uit voorzorg regelgeving te ontwerpen waarin de uitbesteding van controle op uitkeringen aan niet-overheidspartijen wordt verboden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 15.
Een lastercampagne van pro-Israël activisten tegen de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Oud-CIDI medewerker achter lastercampagne tegen Minister Kaag» over kwalijke pogingen van Likoed Nederland, het Centrum Documentatie en Informatie Israël (CIDI) en Holland Support Israel om de integriteit en geschiktheid van mevrouw Kaag als Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in diskrediet te brengen?1
Ja.
Veroordeelt u persoonlijke aanvallen op bewindspersonen, waarbij in het geval van de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zelfs haar kinderen en echtgenoot zijn betrokken?
Het kabinet neemt hier volledig afstand van.
Klopt het dat Cnaan Liphshiz, auteur van het tendentieuze artikel «Holland’s new deputy foreign Minister accused Netanyahu of racism», de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenswerking onjuist heeft geciteerd, in die zin dat zij in 1996, anders dan Cnaan Liphshiz doet voorkomen, niet heeft gezegd dat zij premier Netanyahu racistisch en demagogisch vindt?2 Zo ja, betreurt u dat dit nepnieuws door Israëlische media en Nederlandse pro-Israël organisaties en activisten breed is verspreid?
Het genoemde citaat is onjuist. Minister Kaag wees in de uitzending van Buitenhof van 1996 op de mening van deelnemers aan demonstraties voor vrede over Premier Netanyahu. Het kabinet betreurt dat hierdoor verkeerde beeldvorming is ontstaan.
Klopt het dat Liphshiz in zijn diensttijd als onderzoeker voor de militaire inlichtingendienst van het Israëlische leger heeft gewerkt?3
Het kabinet beschikt niet over de informatie om deze vraag te kunnen beantwoorden.
Hoe beoordeelt u dat Israël die inlichtingendienst inzet om activisten in Europa te bespioneren die opkomen voor de Palestijnen?4
Over kennis van en onderzoek naar activiteiten van buitenlandse inlichtingendiensten kunnen in het openbaar geen mededelingen worden gedaan.
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Covertly, Israel prepares to fight boycott activists online»?5
Ja.
Beschikt u over informatie dat Nederlandse burgers die opkomen voor de Palestijnen, door Israëlische inlichtingendiensten of bedrijven worden gemonitord en/of gehinderd? Zo ja, wat voor maatregelen neemt u om deze burgers te beschermen? Zo nee, kunt u uitsluiten dat dit gebeurt?
Zie antwoord vraag 5.
Faciliteert of steunt Nederland op enigerlei wijze spionage en/of sabotage door Israël van Nederlandse burgers die activisme ontplooien dat wordt beschermd door de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering, zoals onder meer vervat in de Nederlandse Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens? Zo ja, op welke manier gebeurt dit? Zo nee, kunt u dit uitsluiten?
De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten voeren hun activiteiten uit op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002). Bij het opstellen van deze wet is nadrukkelijk rekening gehouden met de vereisten die uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens voortvloeien.
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden, graag voor de plenaire behandeling van de begrotingen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking?
Het kabinet heeft alle vragen beantwoord.
Het bericht dat PSV-spelers racistisch zijn bejegend in Venlo |
|
Tunahan Kuzu (DENK), Farid Azarkan (DENK) |
|
Edith Schippers (VVD), Stef Blok (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «PSV-spelers racistisch bejegend in Venlo»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat PSV-spelers in een voetbalstadion, wat in alle gevallen een veilige omgeving zou moeten zijn waar voetballiefhebbers en gezinnen van een voetbalwedstrijd genieten, massaal walgelijke uitingen zoals «kankerneger» en «kanker Marokkaan» naar hun hoofd geslingerd kregen? Bent u bereid om dit op de meest krachtige wijze te veroordelen?
Racistische, antisemitische en anderszins discriminerende spreekkoren zijn ontoelaatbaar.
Welke maatregelen zijn er door de betreffende clubs, de arbitrage en de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) genomen naar aanleiding van deze gebeurtenissen? Voldoen deze maatregelen naar uw mening?
In algemene zin geldt dat clubs en KNVB stadionverboden kunnen opleggen naar aanleiding van discriminerende spreekkoren. De KNVB kan voorts via het tuchtrecht sancties opleggen aan clubs, die onvoldoende maatregelen nemen om spreekkoren tegen te gaan. Ik heb van de KNVB begrepen dat de zaak momenteel bij de onafhankelijke aanklager van de KNVB ligt. De aanklager zal na onderzoek de vraag beantwoorden of VVV Venlo voldoende heeft opgetreden.
Hoe staat het met de strafrechtelijke vervolging van de daders? Bent u zo nodig bereid om hierin te assisteren?
VVV Venlo heeft aangifte gedaan van de racistische uitlatingen aan het adres van de PSV-spelers. Volgens de club zijn er aanknopingspunten voor de identificatie van de personen die zich racistisch hebben uitgelaten.
Op dit moment loopt er onder leiding van het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek naar de verdachten. Zoals te doen gebruikelijk doe ik, gaande het strafrechtelijk onderzoek, geen uitspraken over het verloop van dit strafrechtelijk onderzoek en de vervolging.
Wordt er bij dit soort gebeurtenissen standaard aangifte gedaan door betrokkenen en betrokken organisaties? Zo nee, waarom niet?
Bij het vermoeden van racisme adviseert de KNVB altijd aangifte te doen. VVV Venlo heeft dat in dit specifieke geval, zoals reeds vermeld in antwoord op vraag 3, ook gedaan.
Zijn de afspraken tussen de betaald voetbalclubs, KNVB en Eredivisie CV om sneller en kordater op te treden tegen scheldkoren in het voetbal2 bij deze specifieke gebeurtenis opgevolgd? Waarom wel/niet?
Er bestaan duidelijke regels voor de aanpak van kwetsende uitingen en afspraken met clubs en scheidsrechters hoe er dient te worden omgegaan met verbaal geweld. Deze afspraken staan in de Richtlijn bestrijding verbaal geweld, zoals opgenomen in paragraaf 3.10 van het handboek competitiezaken betaald voetbal 2017/»18.
De KNVB heeft mij laten weten tevreden te zijn over de naleving van de afspraken.
Voldoet de implementatie van de bovengenoemde afspraken tussen de betaald voetbalclubs, KNVB en Eredivisie CV naar uw mening in de praktijk en worden de afspraken in de praktijk nageleefd? Waarom wel/niet?
Zie antwoord vraag 6.
Wat gaat u doen met de conclusie die het Auditteam Voetbal en Veiligheid3 onlangs trok, namelijk dat er wat betreft scheldkoren veel ongebruikte mogelijkheden zijn? Bent u bereid om hier blijvend over met relevante partijen in gesprek te treden?
Het rapport van het Auditteam Voetbal en Veiligheid is besproken in de landelijke Regiegroep Voetbal en Veiligheid, welke bestaat uit vertegenwoordigers van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, burgemeesters, politie, KNVB, OM en het Auditteam Voetbal en Veiligheid. De Regiegroep Voetbal en Veiligheid ontwikkelt beleid om het aantal incidenten rondom het betaald voetbal terug te dringen en schept randvoorwaarden om voetbal een feest te laten zijn. In het landelijke Kader voor beleid Voetbal en Veiligheid stellen de samenwerkende partners dat het bij goed gastheerschap hoort om ongewenst gedrag van supporters, zoals racistische, antisemitische en anderszins discriminerende spreekkoren, tegen te gaan. Hierover wordt met regelmaat gesproken in de Regiegroep Voetbal en Veiligheid.
Betaald voetbalclubs en KNVB hebben afspraken gemaakt sneller en kordater op te treden tegen kwetsende spreekkoren in het voetbal. Clubs zijn hierover ook in gesprek met de supportersverenigingen om normen en waarden in het stadion gezamenlijk vast te leggen en uit te spreken.
Voorziet het strafrecht op dit moment in de mogelijkheid tot strafverhoging voor het geval groepsbelediging (artikel 137c Sr), aanzetten tot haat, discriminatie of geweld (artikel 137d Sr) en belediging met een discriminatoir aspect (artikel 266 jo 137c Sr) verband houden met een voetbalevenement? Zo ja, op welke wijze?
Ja, op grond van de OM-richtlijnenbundel levert overtreding van de genoemde discriminatieartikelen, indien dit voetbal gerelateerd is, een strafverzwarende omstandigheid op. Het Openbaar Ministerie kan in dergelijke gevallen de strafeis met 50% verhogen.
Indien uw antwoord op de voorgaande vraag ontkennend luidt, bent u dan bereid om een wetswijziging voor te stellen om bij de strafmaat voor groepsbelediging (artikel 137c Sr), aanzetten tot haat, discriminatie of geweld (artikel 137d Sr) en belediging met een discriminatoir aspect (artikel 266 jo 137c Sr) te voorzien in een algemene strafverhoging voor het geval het delict verband houdt met een voetbalevenement? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 9.
Chinese moslims die hun korans moeten inleveren |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Bert Koenders (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Chinese moslims moeten hun korans inleveren»?1
Ja.
Wat vindt u van de berichtgeving dat de Chinese autoriteiten moslims verplichten hun koran, gebedsmatje en andere islamitische spullen in te leveren? Acht u dit in strijd met de fundamentele mensenrechten? Zo ja, wat gaat u concreet doen om deze wantoestanden te adresseren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt uw zorgen over de verslechterende mensenrechtensituatie in Xinjiang. Vrijheid van religie en levensovertuiging is verankerd in verscheidene internationale instrumenten zoals Artikel 18 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en tevens een van de prioriteiten binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Het kabinet maakt deze zorgen zowel bilateraal als in EU- en VN-verband kenbaar aan de Chinese autoriteiten. In april dit jaar sprak de Mensenrechtenambassadeur met zijn evenknie in China en stelde hij de situatie in Xinjiang aan de orde. Tijdens de EU-China mensenrechtendialoog in juni jl. uitte de EU zorgen over beperkingen op vrijheid van religie en levensovertuiging in Xinjiang. In september sprak de EU zich in de VN Mensenrechtenraad uit over de mensenrechtensituatie in China, tevens met specifieke aandacht voor vrijheid van religie en levensovertuiging en culturele diversiteit.
Klopt het dat de Chinese overheid daarnaast nieuwe onderdrukkingsmaatregelen heeft genomen in de provincie Xinjiang, zoals het verbieden van een baard en het hebben van een islamitische naam?2 Zo ja, wat vindt u hiervan?
Het kabinet is bekend met de berichtgeving over deze maatregelen en maakt zich ernstig zorgen over de toenemende inperking van vrijheden van Chinese moslims in Xinjiang. Dit kabinet maakt zich sterk voor de vrijheid van elk individu om zijn of haar religieuze identiteit vorm te geven.
Wat vindt u van eerdere berichtgeving dat de Chinese overheid de inwoners van de provincie Xinjiang verplicht om een spionage applicatie te downloaden en verplicht een GPS-systeem in auto’s te installeren?3
Zoals eerder aangegeven in antwoord op vragen van de leden Karabulut en Hijink over het gebruik van spyware in China d.d. 10 augustus 2017, is het kabinet een sterk voorstander en bepleiter van een wereldwijd open en vrij internet waar fundamentele vrijheden zoals de vrijheid van meningsuiting en vereniging en het recht op privacy worden gerespecteerd. De inzet van de app om toegang te krijgen tot apparaten en de verplichting tot het installeren ervan door de Chinese overheid maakt ernstige inbreuk op de privacy van de betrokken burgers.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat de Chinese overheid religieuze vrijheden van Chinese moslims beperkt en zelfs afneemt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de bovenstaande gevallen geen toevallige incidenten zijn, maar het resultaat zijn van een systematisch onderdrukkingsbeleid van de Chinese regering? Zo ja, bent u bereid om uw afschuw hierover uit te spreken in de richting van de regering van China? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet blijft zowel in bilateraal, EU- als VN-verband de situatie in Xinjiang aankaarten. De Nederlandse Mensenrechtenambassadeur heeft in oktober 2015 en in april 2017 in het kader van de bilaterale mensenrechtendialoog met China zijn zorgen geuit over maatregelen die de vrijheden van de bevolking in Xinjiang inperken. De Mensenrechtenambassadeur drong erop aan de onderliggende oorzaken aan te pakken, zorg te dragen voor gelijkwaardige economische ontwikkeling van minderheden, de participatie van minderheden in het besluitvormingsproces te bevorderen en de culturele en religieuze identiteit te respecteren.
Bent u bereid om van de Chinese autoriteiten een officiële reactie te vragen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn gaat u dit doen?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat de internationale gemeenschap alles in het werk moet stellen om China te bewegen onrechtmatig geweld tegen Chinese moslims te staken? Zo ja, welke concrete initiatieven gaat u in dat verband ontplooien, ook op EU-niveau, die verder gaan dan symbolische kritiek? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet blijft de situatie in Xinjiang nauwgezet volgen. Zolang deze niet verbetert, verandert er niets aan de bereidheid van het kabinet om de Nederlandse zorgen ten aanzien van de situatie in Xinjiang via bovengenoemde kanalen kenbaar te maken. Dit is meer dan symbolische kritiek. China hecht sterk aan zijn internationale reputatie en neemt officiële verklaringen in multilaterale fora die China wijzen op zijn internationale verplichtingen zeer serieus. Naast dit officiële traject draagt Nederland middels het Mensenrechtenfonds op een concrete manier bij aan het verbeteren van de mensenrechtensituatie in China, inclusief Xinjiang.
Is de Nederlandse regering bereid om binnen de handelsbetrekkingen met China, die door de Nederlandse regering worden gefaciliteerd, deze vorm van onderdrukking tegen de Oeigoerse moslims blijvend aan te kaarten? Zo nee, waarom niet?
Door de goede bilaterale relatie met China is het mogelijk om zaken te bespreken waarover Nederland en China het niet met elkaar eens zijn, zoals de mensenrechtensituatie in Xinjiang. De mensenrechtendialoog is een geschikt forum waarin Nederland en China op gelijkwaardige basis van gedachten kunnen wisselen en wij onze zorgen kenbaar kunnen maken.
Kunt u concreet aangeven in welke bilaterale contacten en door welke overheidsfunctionarissen de Nederlandse zorgen over de mensenrechtensituatie in Xinjiang zijn overgebracht aan de Chinese autoriteiten?
Zie antwoord vraag 6.
Draagt Nederland, zoals via projecten uit het mensenrechtenfonds, nog steeds bij aan het verbeteren van de mensenrechtensituatie in Oeigoerse gebieden? Zo ja, welke concrete activiteiten zijn hier in de afgelopen jaren mee ontplooid en hoeveel middelen heeft de Nederlandse regering hier per jaar voor vrijgemaakt? Zo nee, waarom niet?
Nederland draagt via het Mensenrechtenfonds bij aan het verbeteren van de mensenrechtensituatie in China. In het jaar 2017 heeft de regering daar een bedrag van € 2,1 miljoen voor vrijgemaakt. In Xinjiang gaat het om projecten ter bestrijding van geweld tegen meisjes en ter bevordering van gelijke rechten voor en acceptatie van LHBTI’s. Omwille van de veiligheid van projectpartners kan niet op nadere details worden ingegaan.
Biedt het door u geconstateerde gebrek aan controleerbare bronnen van berichten die binnenkomen uit en over Xinjiang4 een aanleiding om in internationaal verband aan te sturen op een vorm van een «fact finding mission' of internationaal onderzoek, om op een meer gefundeerde wijze uitspraken te kunnen doen over mensenrechtenschendingen in Xinjiang? Zo ja, hoe gaat u hier uiting aan geven? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet acht het niet opportuun om op een internationaal onderzoek aan te sturen en is van mening dat de huidige koers, om zowel bilateraal als in EU- en VN-verband China aan te spreken op de eigen internationale en constitutionele mensenrechtenverplichtingen, de meest gepaste is.
Ernstige bedreigingen en onrechtmatig geweld door het Israëlische leger tegen Palestijnse burgers |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat een commandant van het Israëlische leger, die optreedt onder het pseudoniem «Captain Nidal», een 22-jarige Palestijn telefonisch heeft laten weten dat hij in aanwezigheid van zijn moeder zal worden doodgeschoten, en dat deze Palestijn twee dagen later bij een gerichte operatie van het Israëlische leger met zeven kogels is neergeschoten en daarbij zo zwaar gewond is geraakt dat hij is overleden?1
Ja.
Heeft u kennis genomen van eerder onderzoek van de Palestijnse vluchtelingenorganisatie Badil, waaruit bleek dat dezelfde «Captain Nidal» bij invallen, arrestaties en ondervragingen jongeren uit diverse Palestijnse vluchtelingenkampen met invaliditeit en verminkingen heeft gedreigd, met uitspraken als «ik zal alle jongeren van het kamp invalide maken»?2 Zo ja, wat is uw reactie hierop?
Het kabinet is bekend met het feit dat er veel meldingen gemaakt worden van dreigingen die afkomstig zouden zijn van een zekere «Captain Nidal». Het kabinet beschikt over onvoldoende informatie om uitspraken te doen over het al-dan-niet bestaan van «Captain Nidal».
Klopt het dat cijfers van de Verenigde Naties aantonen dat het Israëlische leger per week gemiddeld ruim veertig invallen pleegt in Palestijnse steden, dorpen en vluchtelingenkampen? Zo ja, wat is uw reactie hierop?
Uit cijfers van de VN blijkt dat Israël in 2017 tot dusverre gemiddeld per twee weken 87 opsporings- en arrestatieoperaties uitvoert in de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost Jeruzalem. In 2016 waren dat 95 operaties per twee weken. In de Oslo Akkoorden hebben Israël en de PLO afspraken gemaakt over verantwoordelijkheden met betrekking tot de veiligheid op de Westelijke Jordaanoever, waarbij de Palestijnse politie, overeenkomstig de bepalingen van de Akkoorden en de bijlagen daarbij, verantwoordelijk is voor het handhaven van de openbare orde in Area A. Ook Israël heeft op basis van de Akkoorden bepaalde bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tevens is Israël verantwoordelijk voor de handhaving van openbare orde in Oost-Jeruzalem.
Wat is uw reactie op de conclusie van Badil dat dergelijke invallen geen toevallige incidenten zijn, maar «het resultaat van een systematisch beleid van het Israëlische leger dat erop gericht is verzet te onderdrukken, de Palestijnse jeugd te terroriseren en haar blijvend te verwonden, en/of substantiële schade toe te brengen aan het fysieke en psychische welzijn van Palestijnse jongeren»?3
De behandeling van Palestijnse kinderen door Israël is een bron van grote zorg. De Nederlandse regering hecht aan de strikte naleving van de toepasselijke internationaalrechtelijke bepalingen. Dat wordt in multilaterale fora en in bilaterale contacten met Israël uitgedragen. Nederland speelt een voortrekkersrol bij de bescherming van de rechten van minderjarige Palestijnen in Israëlische detentie. Ook is Nederland chef de file voor de EU-ambassades in Tel Aviv voor de bescherming van de rechten van deze kwetsbare groep. Zie ook het verslag van het Algemeen Overleg van 26 mei 2016, Kamerstuk 23 432, nr. 440.
Bent u bereid de Israëlische autoriteiten om een officiële reactie te vragen op de hierboven genoemde beschuldigingen tegen de commandant die schuilgaat achter het pseudoniem «Captain Nidal» en de Kamer daarover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet beschikt over onvoldoende informatie om het bestaan van «Captain Nidal» te kunnen verifiëren of om een oordeel te kunnen geven over de beschuldigingen waarnaar in deze vraag wordt verwezen. Dit neemt niet weg dat het kabinet in contacten met Israël zal blijven aandringen op strikte naleving van het internationaal recht, waaronder humanitair oorlogsrecht en mensenrechten en zal oproepen om specifieke misstanden of incidenten te onderzoeken.
Klopt het dat Israël als militaire bezettingsmacht en volgens internationale mensenrechtenverdragen geen geweld tegen Palestijnen mag gebruiken, tenzij het een laatste redmiddel is dat proportioneel wordt aangewend in reactie op een directe dreiging? Zo ja, in welke mate handelt Israël volgens u in bezet Palestijns gebied in overeenstemming met deze verplichtingen?
Op basis van het bezettingsrecht, dat onderdeel uitmaakt van het humanitair oorlogsrecht, is Israël als bezettende mogendheid verplicht de openbare orde en het openbare leven in het bezette gebied zo veel als mogelijk te herstellen en te verzekeren. Dit sluit de mogelijkheid van geweldgebruik niet uit, mits voldaan wordt aan de voorwaarden van noodzakelijkheid en proportionaliteit.
Het kabinet roept Israël op terughoudend te zijn met het gebruik van geweld en verwacht van Israël dat ieder geweldsgebruik proportioneel is. Het kabinet spreekt Israël geregeld aan op de verplichting proportioneel te handelen.
Deelt u de mening dat de internationale gemeenschap alles in het werk moet stellen om Israël te bewegen onrechtmatig geweld tegen Palestijnse burgers te staken? Zo ja, welke concrete initiatieven gaat u in dat verband ontplooien, ook op EU-niveau, die verder gaan dan rituele kritiek die vrijblijvend in het contact met Israëlische autoriteiten wordt geuit? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ieder geweldsgebruik dat niet in overeenstemming is met de voorwaarden van noodzakelijkheid en proportionaliteit moet worden vermeden. Het kabinet spreekt Israël hier geregeld op aan. Dat gebeurt ook in EU-verband, mede op het initiatief van Nederland. Nederland steunt diverse Israëlische en Palestijnse mensenrechtenorganisaties, die zich sterk maken voor de bescherming van de rechten van Palestijnse burgers. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Deelt u de mening dat Israël, als het doorgaat met het al dan niet opzettelijk toebrengen van ernstig fysiek en psychisch letsel aan Palestijnse burgers, onder wie veel kinderen en jongeren, zijn status als «bevriende natie» verliest en het voor het kabinet onhoudbaar wordt deze status te handhaven? Zo nee, waarom niet?|
Nee. Het kabinet dringt bij Israël aan op terughoudendheid met het gebruik van geweld en spreekt Israël geregeld aan op de verplichting proportioneel te handelen. Zie ook het antwoord op vraag 6.