Het artikel ‘bewoners in schimmelende horrorflat zijn het spuugzat plots kwam een stuk muur naar beneden’ |
|
Sandra Beckerman |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Bewoners in schimmelende horrorflat zijn het spuugzat plots kwam een stuk muur naar beneden» in het Algemeen Dagblad van 26 april jongsleden?1
Ja.
Wat vindt u van dit bericht?
Iedere huurder van een (sociale) huurwoning heeft recht op een technisch goede en veilige woning zonder gebreken, zodat het er prettig wonen is. Een verhuurder, dus ook een woningcorporatie, dient zich als goed verhuurder te gedragen en deze woning te verschaffen. Het is erg vervelend dat deze bewoners veel klachten ervaren over hun woning en zich niet gehoord voelen door de Alliantie.
Deelt u de mening dat deze bewoners veel geluk hebben gehad en dat het fout had kunnen aflopen?
De Alliantie heeft mij laten weten regelmatig onderzoek te doen naar de technische staat van haar bezit. Hierbij hoort ook de veiligheid van constructieve onderdelen. De bewoners zijn vroegtijdig per brief geïnformeerd over de technische staat van de balkons en er zijn direct maatregelen genomen om de balkons met stempels te ondersteunen.
Kunt u garanderen dat deze woningen veilig zijn?
De Alliantie geeft aan dat er een rapport is opgemaakt waarin de technische staat van de balkons is vastgesteld. Hieruit is gebleken dat de balkons wel constructief onderhoud nodig hebben, maar dat er geen sprake is van een onveilige situatie. De balkons zijn gestut conform het technisch advies van het betrokken ingenieursbureau. Er is geen instortingsgevaar voor de balkons bij lichte belasting. Met de aanwezigheid van de stempels kunnen bewoners, met maximaal vier volwassen personen, gebruik maken van hun balkon. De gemeente heeft de verantwoordelijkheid toe te zien op de kwaliteit van de woningen. Na contact blijkt dat Bouw en Woningtoezicht van de gemeente Amersfoort haar rol heeft gepakt en actief betrokken is bij het herstel van de balkons. Er vindt regelmatig overleg plaats tussen de gemeente en de woningcorporatie over het complex Vreeland.
Is het mogelijk dat achterstallig onderhoud en/of gebreken in en aan de woning tot levensgevaarlijke situaties kunnen leiden?
Ik kan daar in algemene zin geen uitspraak over doen.
Wat vindt u ervan dat woningcorporatie De Alliantie de bewoners niet serieus neemt?
De Alliantie heeft mij laten weten haar best gedaan te hebben en dacht de bewoners goed en tijdig geïnformeerd te hebben over de situatie met de balkons. Het is vervelend dat dit zo niet door de huurders is beleefd. De komende tijd zal De Alliantie extra tijd en aandacht geven aan deze huurders.
Uit de Aedes Benchmark 2021 blijkt dat De Alliantie haar huurderstevredenheid heeft zien stijgen naar 7,5, het gemiddelde van de sector. Ook uit de meest recente visitatie uit 2020 is gebleken dat de huurders de relatie en communicatie met De Alliantie beoordelen met een score Goed. Op basis van de genoemde informatie heb ik geen reden om aan te nemen dat De Alliantie haar huurders niet serieus neemt.
Begrijpt u dat flatbewoners aan het Vreeland hun balkon niet meer op durven te gaan?
Ja, ondanks dat er geen direct risico is snap ik dit gevoel.
Deelt u de mening dat bewoners van de flats aan het Vreeland een 100% of in grote mate huurverlaging moeten krijgen nu woningcorporatie De Alliantie erkent dat er sprake zou kunnen zijn van instortingsgevaar van de balkons en er ook sprake is van achterstallig onderhoud waardoor het woongenot ernstig aangetast is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik kan hierover geen uitspraak doen. Een huurder kan zich bij ernstige gebreken tot de huurcommissie wenden om een huurverlaging af te dwingen naar 20%, 30% of 40% van de huurprijs. De omvang van de huurverlaging is afhankelijk van de ernst van de gebreken. Indien de huurder van oordeel is dat er een huurverlaging van 100% moet plaatsvinden, moet hij zich tot de rechter wenden.
Deelt u de mening dat de flatbewoners aan het Vreeland ondersteund moeten worden door bijvoorbeeld een bouwkundige, een jurist of een meldpunt dat gespecialiseerd is in bijvoorbeeld bewoners bijstaan die een gang naar de Huurcommissie of rechter kunnen maken?
Nee, dat is niet nodig. In mijn antwoord op vraag 4 geef ik aan dat de gemeente Amersfoort betrokken is en de kwaliteit van het gebouw controleert. Uit technisch onderzoek is gebleken dat er geen sprake is van een gevaarlijke situatie. De Alliantie gaat zo snel mogelijk aan de slag met het herstel van de balkons.
Waarom moeten die bouwstempels minimaal tot en met december blijven?
De Alliantie heeft mij laten weten dat het nog niet bekend is of de stempels tot en met december blijven staan. De woningcorporatie heeft tijd nodig om goede en duurzame werkzaamheden uit te voeren aan de balkons. Ze hebben aangegeven dit zo snel als mogelijk te gaan doen.
Hoe hoog heeft woningcorporatie De Alliantie deze gevaarlijke situatie van flat(s) aan het Vreeland op de agenda gezet?
Klopt het dat woningcorporatie De Alliantie eerder aan de schimmelschandpaal is genageld?2
Er zijn door uw partij eerder Kamervragen gesteld over schimmelproblematiek, deze vragen betroffen ook woningen van De Alliantie.
Klopt het dat er bij huurders van woningcorporatie De Alliantie in andere flats, zoals de Orion in Amersfoort, sprake was van een levensgevaarlijke situatie als gevolg van asbest en ook daar sprake was van achterstallig onderhoud waar huurders niet serieus zijn genomen?3
De Alliantie heeft mij laten weten dat er in de flat Orion geen sprake is geweest van een levensgevaarlijke situatie. In de voorbereiding van een project is bij één huurder geconstateerd dat er een gat in een asbestpijp zat. Direct na de melding is dit onderzocht en gesaneerd. Deze flats zijn in de meerjaren-onderhoudsplanning van De Alliantie opgenomen geweest en daarmee is er geen sprake van achterstallig onderhoud.
Kunnen we vaststellen dat er bij woningcorporatie De Alliantie sprake is van een patroon? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Nee, dat zou ik zo niet willen zeggen. Zoals ik bij het antwoord op vraag 6 aangeef heeft De Alliantie een gemiddelde waardering op Huurdersoordeel in de Aedes Benchmark 2021. Ook uit de onafhankelijke visitatie uit 2021 is gebleken dat het oordeel van de huurders over de samenwerking en relatie goed is.
Deelt u de mening dat er sprake is van een tendens in het niet serieus nemen van huurders en/of slechte communicatie naar huurders door verhuurders? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Nee, ik deel deze mening niet. Ik herken wel dat er verschillen zijn in de manier waarop woningcorporaties communiceren met hun bewoners. Het overgrote merendeel van de woningcorporaties krijgt gelukkig van hun huurders een goede score op het prestatieveld Huurdersoordeel in de Aedes Benchmark. In de verplichte vierjaarlijkse visitatie worden de huurders bevraagd over hun mening over de relatie en communicatie met de woningcorporatie. Ook hier zijn de beoordelingen voor de overgrote grote meerderheid van de woningcorporaties positief. Dat neemt niet weg dat elk incident er vanzelfsprekend een teveel is.
Waarom kunt u woningcorporaties wel onder verscherpt toezicht plaatsen als er sprake is van financieel wanbeleid, maar kunt u woningcorporaties niet onder verscherpt toezicht plaatsen als huurders in levensgevaarlijke of als gevolg van vocht- en schimmel in ongezonde woonsituaties terecht komen?
Wanneer sprake is van een overtreding van artikelen 1a en 1b van de Woningwet in samenhang het Bouwbesluit 2012 is de gemeente de taak om handhavend op te treden. Huurders kunnen een handhavingsverzoek indienen bij de gemeente. Ook hebben huurders de mogelijkheid via de Huurcommissie of desnoods de rechter een slechte onderhoudssituatie te laten oplossen.
De Autoriteit woningcorporaties (Aw) heeft een indirecte rol ten aanzien van het toezicht op de kwaliteit van woningen. De Aw houdt risicogericht toezicht op het beleid en beheer van woningcorporaties en kan een woningcorporatie aanspreken als zij geen goed onderbouwd beleid heeft gericht op onderhoud en verbetering, of als zij dit beleid onvoldoende weet te realiseren. Wanneer de Aw meerdere signalen krijgt met betrekking tot onderhoud zal zij dit meenemen in de gesprekken die zij voert met bestuur en RvC in het kader van het reguliere governance toezicht. De Aw is geen aanspreekpunt voor individuele huurders. Wanneer een individuele huurder klachten heeft over zijn of haar woning, kan de huurder hiervoor naar de Huurcommissie stappen.
Deelt u de mening dat een ondertoezichtstelling van een woningcorporatie als gevolg van het verzaken van de zorgplicht van een woningcorporatie jegens haar huurders een afschrikwekkende werking zou kunnen hebben waardoor woningcorporaties eerder geneigd zijn om achterstallig onderhoud en/of (ernstige) gebreken en/of vocht- en schimmelproblematiek te verhelpen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Nee, deze mening deel ik niet. Woningcorporaties verhuren ruim 2 mln. woningen en er zijn geen signalen dat er structureel problemen zijn die een onder toezichtstelling rechtvaardigen. De Aw kan een aanwijzing geven in het belang van de volkshuisvesting als dit wel het geval is. Elke individuele situatie waarin problemen ontstaan is vervelend. Wanneer een individuele huurder klachten heeft over zijn of haar woning, kan de huurder hiervoor naar de Huurcommissie stappen. Tevens hebben gemeenten de taak om te handhaven op de kwaliteit van woningen als dat nodig is.
Kunnen we vaststellen dat bescherming van huurders niet goed werkt gezien de vele langdurige problemen zoals te hoge huurprijzen, achterstallig onderhoud, gebreken, vocht en schimmel? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Als gevolg van de schaarste op de woningmarkt is de positie van zowel de huurder als de koper verzwakt ten opzichte van de positie van verhuurders, beleggers en tussenpersonen. Prijzen zijn soms hoger dan de kwaliteit van de woning rechtvaardigt. Daardoor raken mensen in de knel. De toegenomen druk en moeite die mensen hebben om een geschikte woning te vinden maakt bovendien dat anderen hier makkelijker misbruik van kunnen maken. Verschillende meldpunten op de huur- en de koopmarkt en gemeenten krijgen klachten over malafide verhuurders en makelaars. Die gaan bijvoorbeeld over vriendjespolitiek, achterstallig onderhoud, discriminatie, intimidatie en te hoge huurprijzen. In het kader van het Programma Betaalbaar Wonen (Bijlage bij Kamerstuk 32 847, nr. 906), dat ik onlangs aan uw Kamer heb aangeboden, neem ik dan ook diverse maatregelen om de rechtsbescherming van huurders en kopers te verbeteren.
Klopt het dat CV-ketels van woningcorporaties minder goed onderhouden zijn vanwege de kosten? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het mag natuurlijk niet zo zijn dat CV-ketels minder goed onderhouden worden vanwege de kosten. Ik heb ook geen reden om aan te nemen dat dit in de praktijk aan de orde is. Het is de verantwoordelijkheid van de woningcorporatie om goed onderhoud te plegen aan de woning, dat betekent ook aan de CV-ketel. Als een huurder vermoedt dat de CV-ketel niet goed onderhouden wordt en na contact met de woningcorporatie blijkt dit ook zo te zijn, kan de gemeente gevraagd worden te handhaven.
Deelt u de mening van de service coördinator van dat technisch bureau dat achterstallig onderhoud het gevaarlijkste is wat er is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik kan me voorstellen dat indien er sprake is van achterstallig onderhoud aan een CV-ketel, er uiteindelijk gevaarlijke situaties kunnen ontstaan.
Wat vindt u ervan dat er zoiets bestaat als horrorflats? Eerder hebben wij u namelijk ook al bericht over andere horrorflats in Nederland.
Het is vanzelfsprekend niet goed dat er flats zijn die door bewoners zo worden omschreven. Iedere huurder van een (sociale) huurwoning verdient een woning zonder gebreken, zodat het er prettig wonen, is.
Hoeveel woningen kampen met achterstallig onderhoud en hoeveel woningen kampen met (ernstige) gebreken? Indien u geen cijfers hieromtrent hebt, bent u bereid om onderzoek hiernaar te verrichten? En kunt u hierbij specifiek ingaan op achterstallig onderhoud aan de CV-ketels, aangezien dit tot directe levensgevaarlijke situaties kan leiden?
Hier is niet in algemene zin iets over te zeggen. De informatie die beschikbaar is gaat over de conditiescores van corporatiewoningen. Deze zeggen iets over het onderhoud en de kwaliteit van een woning, en zorgen ervoor dat woningcorporaties (en de Aw) de staat van hun woningen met elkaar kunnen vergelijken. Ook vormt de conditiemeting input voor het opstellen van de meerjarenonderhoudsplanning. Dit helpt zodoende om werkzaamheden te prioriteren.
Berichten van vorig jaar suggereerden dan er een groot aantal sociale huurwoningen zou zijn met lage conditiescores. Dit beeld bleek niet geheel accuraat, zoals ook aangegeven in de beantwoording van Kamervragen n.a.v. de berichten hierover (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 611).
Deelt u de mening dat er bij teveel woningcorporaties sprake is van achterstallig onderhoud en/of (ernstige) gebreken en/of vocht- en schimmelproblematiek?
Elk geval van achterstallig onderhoud en/of (ernstige) gebreken en/of vocht- en schimmelproblematiek is er één te veel.
Deelt u de mening dat we in Nederland een kwaliteitscrisis hebben? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Nee deze mening deel ik niet. Er zijn meer dan 2 miljoen sociale huurwoningen in Nederland, waarvan het overgrote deel van goede kwaliteit. Bij een deel van de woningvoorraad is renovatie en verbetering nodig. Daar zetten we ook op in. Vorig jaar heb ik met Aedes afspraken gemaakt om de komende vijf jaar € 100 mln. per jaar extra te investeren in onderhoud en verbetering. Tevens komen er dit jaar nationale prestatieafspraken waarin het onderhoud en kwaliteit van de woningen nadrukkelijk een plek krijgen. Deze extra middelen komen beschikbaar omdat de verhuurdersheffing wordt afgeschaft.
Hoe hoog staat deze kwaliteitscrisis bij u op de agenda? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord op vraag 24.
Bent u bereid om met een landelijk vernieuwingsprogramma voor de bestaande bouw te komen met bijbehorende tijdslijnen om de kwaliteitscrisis uit te bannen? Zo ja, wanneer komt u met een dergelijk programma naar de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Onderhoud en renovatie maakt onderdeel uit van mijn programma’s en acties. Onderhoud en de kwaliteit van woningen is bijvoorbeeld al onderdeel van huidige afspraken met Aedes en wordt ook nadrukkelijk onderdeel van de nationale prestatieafspraken, die ik binnenkort met IPO, Aedes, Woonbond en de VNG nationale zal maken. Daarnaast zet ik bijvoorbeeld met het volkshuisvestelijkfonds ook in op verbetering van de particuliere voorraad.
Bent u bekend met het bericht «zeker 80.000 woningen vertonen flinke gebreken» van consumentenprogramma RADAR van AVRO/TROS?4
Ja, de eerdere Kamervragen over deze berichten zijn op 5 november 2021 beantwoord (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 611).
Wat hebt u sinds dat bericht van RADAR gedaan en/of wat zult u doen om achterstallig onderhoud en gebreken voor huurders te verhelpen zodat dit niet meer kan leiden tot levensgevaarlijke dan wel ongezonde woonsituaties?
Met Aedes heb ik vorig jaar afspraken gemaakt dat corporaties de komende vijf jaar € 100 mln. per jaar extra te investeren in onderhoud en verbetering, met specifieke focus op schimmelproblematiek als gevolg van gebrekkige kwaliteit van de woning, brandveiligheid en loden leidingen. En zoals ik bij antwoord 26 aangeef, worden extra investeringen in onderhoud en kwaliteit opgenomen in de nationale prestatieafspraken later dit jaar.
Klopt het dat één op de 25 corporatiewoningen in matige tot zeer slechte conditie verkeert en dat we dus spreken over circa 130.000 woningen?
Nee, dit klopt niet.
Wilt u dat huurders van die circa 130.000 woningen net als huurders van die paar honderdduizend vocht- schimmelwoningen naar de Huurcommissie gaan?
Ik wil in de eerste plaats dat verhuurders voldoen aan hun verplichtingen waaronder het verhuren van woningen zonder gebreken. Mijn beleid is er dan ook op gericht dat verhuurders hun verplichtingen kennen en dat het huurbeleid in algemene zin verhuurders de middelen geeft om aan hun verplichtingen te voldoen. Ik wil dan ook in de eerste plaats dat huurders geen aanleiding hebben om naar de Huurcommissie te gaan.
Als er echter wel aanleiding is, wil ik dat huurders zeker gebruik maken van hun rechten zoals de mogelijkheid van een procedure bij de Huurcommissie. Om huurders beter te kunnen informeren over deze rechten, breidt de Huurcommissie in 2022 haar voorlichtingsrol uit, door vernieuwing van haar website en het vormgeven van een klantcontactcentrum voor vragen over het huurdomein. Samen met Aedes en de Woonbond werk ik daarnaast aan een huurrechtcampagne, om met name huurders met lage inkomens te helpen bij vragen over hun woning.
Waarom mogen mensen wel in een onveilige woning wonen en niet in een onveilige auto rijden, want er is geen APK voor woningen maar wel voor auto’s?
Zoals ik heb aangeven bij antwoord 24, zijn er geen signalen dat er sprake is van een structureel probleem. Ik ga er van uit dat huurders zich bij gebreken wenden tot hun verhuurder en indien nodig tot Huurcommissie, rechter of gemeente. Daarmee is gewaarborgd dat huurders recht hebben op een veilige woning van goede kwaliteit.
Klopt het dat u woningcorporaties wilt uitzonderen van de Wet goed verhuurderschap? Zo ja, waarom? En vindt u dat nog steeds een goed idee gezien alle berichtgeving waaronder het bericht van het programma RADAR dat hoge aantallen woningen met gebreken laat zien?
Nee, de woningcorporaties zullen niet geheel uitgezonderd worden van het wetsvoorstel goed verhuurderschap. Zo zullen de algemene beginselen van goed verhuurderschap onverkort op hen van toepassing zijn. De woningcorporaties worden wel uitgezonderd van een eventuele gemeentelijke vergunningsplicht, omdat deze zich niet verhoudt met de wettelijke plicht om woningen te verhuren en mijn eigen bevoegdheden ten opzichte van corporaties.
Bent u inmiddels overtuigd geraakt van een landelijke APK-keuring voor woningen, temeer nu gebleken is dat er heel veel woningen zijn met (ernstige) gebreken en/of achterstallig onderhoud en/of vocht- en schimmelproblematiek?
Zoals toegelicht in onder meer mijn antwoord op vraag 31, is een dergelijke verplichting naar mijn oordeel niet nodig.
Bent u bekend met het bericht «bewoner zakt door vloer van nieuwe huurwoning» van Stichting Woon van 28 april jongstleden?5
Ja.
Vindt u het vreemd dat bewoners denken dat ze zelf voor de kosten moeten opdraaien, want daarover werd het volgende gezegd; «Aanvankelijk dachten zij er zelf te schouders onder te moeten zetten en ook voor de kosten op te draaien»? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het kan zijn dat in deze specifieke casus de bewoners dachten dat ze zelf voor de kosten moesten opdraaien. Ik kan geen oordeel geven over deze situatie en ieders beelden hierin. Kennelijk leefde dit beeld in eerste instantie bij de huurder en is dit misverstand later door de woningcorporatie rechtgezet.
Is het mogelijk dat deze en vele andere verhuurders de gebreken niet verhelpen omdat een huurkorting van 60% accepteren altijd nog goedkoper is dan het gebrek of de gebreken verhelpen?
Als de Huurcommissie in haar uitspraak de huur verlaagt, dan blijft deze verlaging gelden totdat het gebrek wordt verholpen. Het is daarom in het belang van verhuurder om het gebrek zo snel mogelijk op te lossen, omdat de gederfde huuropbrengsten blijven stijgen. Alleen bij een contract dat zeer snel zal aflopen en de intentie om de woning daarna niet meer te verhuren, kan het – afhankelijk van de huurprijs en de kosten van het verhelpen van het gebrek – in theorie mogelijk zijn dat de verhuurder goedkoper uit is door de gebreken niet te verhelpen. Mij zijn geen signalen bekend dat dit in de praktijk voorkomt. Ook in dat geval heeft de huurder alsnog de mogelijkheid om via de rechter onderhoud af te dwingen of indien sprake is van overtreding van de bouwregelgeving, de gemeente te vragen om handhavend op te treden.
Bewijst dit voorbeeld niet eens temeer dat de Huurcommissie niet alleen een huurverlaging moet kunnen opleggen, maar ook moet kunnen eisen dat het gebrek verholpen dient te worden? Zo ja, bent u bereid wet- en regelgeving hieromtrent aan te passen? Zo nee, waarom niet?
De regelgeving voorziet al in diverse mogelijkheden om af te dwingen dat gebreken daadwerkelijk worden verholpen. Zo kan de gemeente met een last onder dwangsom afdwingen dat een woning voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012. In het uiterste geval kan een gemeente ertoe overgaan om zelf gebreken te herstellen en de kosten te verhalen op de eigenaar (last onder bestuursdwang).
Daarnaast kan voor overtreding van de Woningwet in samenhang met het Bouwbesluit 2012 een bestuurlijke boete worden opgelegd. Ook kan de huurder zich tot de rechter wenden met de vordering dat de verhuurder de gebreken verhelpt. Een andere manier voor de huurder is om zich tot de rechter te wenden met het verzoek om de gebreken zelf te verhelpen en de kosten te verhalen op de verhuurder, bijvoorbeeld door deze kosten in mindering te brengen op de huur. Gegeven deze mogelijkheden zie ik geen noodzaak om ook de Huurcommissie de directe bevoegdheid te geven om verhuurders te verplichten om gebreken te herstellen.
Bent u inmiddels overtuigd geraakt van een landelijk meldpunt dat huurders met raad en daad kan bijstaan als zij te kampen hebben met achterstallig onderhoud, (ernstige) gebreken, vocht- en schimmel of anderszins?
Nee, dat ben ik niet. Laat het onderhoud van woningen (zeer) te wensen over dan hebben gemeenten de bevoegdheid om hierop te handhaven. Ook hebben huurders de mogelijkheid via de Huurcommissie of desnoods de rechter een slechte onderhoudssituatie te laten oplossen. Ik voer met alle betrokken partijen een brede aanpak om vocht- en schimmelproblemen op te lossen. Tegen deze achtergrond zie ik geen toegevoegde waarde in een landelijk meldpunt.
Deelt u de mening dat recidive van verhuurders als het om gebreken en/of achterstallig onderhoud gaat zwaarder bestraft dient te worden?
De Huurcommissie kan hogere legeskosten opleggen bij verhuurders die meerdere malen in het ongelijk worden gesteld. Op het moment geldt deze regeling alleen voor uitspraken over de splitsing van all-in huurprijzen en de toetsing van aanvangshuurprijzen, niet voor overige zaaktypen. De Wet modernisering Huurcommissie, waarmee de Huurcommissie deze bevoegdheid heeft gekregen, wordt op dit moment geëvalueerd. Indien de resultaten van de evaluatie hiervoor aanleiding geven, kan de regeling worden uitgebreid naar andere zaaktypen, zoals bijvoorbeeld de afrekening van servicekosten of gebrekenprocedures.
Daarnaast hebben gemeenten verschillende mogelijkheden om handhavend op te treden bij overtreding van het Bouwbesluit 2012, waaronder het opleggen van een bestuurlijke boete uit de tweede categorie. Indien de overtreding gepaard gaat met een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de gezondheid of veiligheid kan het bevoegd gezag de bestuurlijke boete verhogen tot een boete uit de vierde categorie. Tevens zijn er onder voorwaarden mogelijkheden om het beheer over te nemen of een woning te sluiten onder bepaalde voorwaarden. Gemeenten kunnen zelf hun boetebeleid vaststellen.
Bent u bekend met het bericht »Schimmel in huis is nooit de schuld van huurders» in het Noordhollands dagblad van 22 februari jongstleden?6
Ja.
Wat vindt u van de uitspraak van deze vochtexpert en het feit dat hij de opstelling van woningcorporaties hekelt?
Ik ben niet in de positie om te kunnen beoordelen of deze vochtexpert in deze specifieke situatie gelijk heeft. Uit onderzoek van TNO, ABF en de GGD Amsterdam («Vocht en schimmelvorming in woningen – Bevindingen en handreikingen op basis van WoOn2018 en Energiemodule 2018», 29 september 2020) is gebleken dat vocht- en schimmelproblematiek zeer complex is en diverse oorzaken kan hebben. De bouwwijze, de toegepaste technieken, het onderhoud en het gedrag van de bewoners spelen hierbij een belangrijke rol.
Deelt u de mening dat huurders nog beter beschermd moeten worden? Zo ja, wanneer komt u met aanvullende wet- en regelgeving? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 18, neem ik in het kader van het Programma Betaalbaar Wonen (Bijlage bij Kamerstuk 32 847, nr. 906) dat ik onlangs aan uw Kamer heb aangeboden, diverse maatregelen om de rechtsbescherming van huurders te verbeteren.
Kunt u de vragen ieder afzonderlijk beantwoorden en niet clusteren?
Dat heb ik gedaan.
Het artikel in het AD met als titel ‘Hugo de Jonge is dolblij met deze huizen, maar het is net een sauna: ‘Het is hier 27 graden’’ van 27 maart jongstleden |
|
Sandra Beckerman |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het artikel «Hugo de Jonge is dolblij met deze huizen, maar het is net een sauna: «Het is hier 27 graden»» van 27 maart jongstleden?1
Ja.
Is het waar dat u deze zestig nieuwe flexwoningen bejubeld heeft?
Ik ben daar op werkbezoek geweest en heb aangegeven dat het een mooi project is en dat het goed is dat deze woningen zijn gerealiseerd.
Hoe kijkt u aan tegen flexibilisering van de volkshuisvesting in het licht van het respecteren, beschermen en verwezenlijken van het recht op huisvesting waarbij woonzekerheid (security of tenure) een belangrijk element is?
Het bevorderen van voldoende woongelegenheid is een grondwettelijke kerntaak van de overheid. Bij het tegengaan van het woningtekort zijn flexwoningen – ofwel modulaire woningen die geplaatst kunnen worden op locaties die tijdelijk beschikbaar zijn en daarna op een andere locatie een dak boven het hoofd kunnen bieden – van belang om snel woonruimte toe te kunnen voegen en in te kunnen spelen op schommelingen in vraag en aanbod. Woonzekerheid is een belangrijk element en het plaatsen van flexwoningen doet daar mijns inziens geen afbreuk aan. Gemiddeld wordt in Nederland om de 7 jaar van huis gewisseld.
Hoe zorgt flexibilisering van de volkshuisvesting volgens u ervoor dat het (internationale) recht op behoorlijke huisvesting, waar u terecht meermaals naar verwijst, progressief gerealiseerd wordt?
Zie vraag 3.
Kunt u garanties afgeven dat een eventueel tijdelijk aanbod van flexwoningen niet de norm wordt, zoals dit is gebeurd bij tijdelijke huurcontracten, waardoor huurders uiteindelijk minder woonzekerheid krijgen terwijl verhuurders de vruchten van deze woononzekerheid plukken?
De woningmarkt heeft meer ruimte nodig om lokale of nationale schommelingen in vraag en aanbod op te kunnen vangen. Daar spelen flexwoningen, juist vanwege hun verplaatsbaarheid en aanpasbaarheid, een belangrijke rol bij. Ik zou dan ook toe willen werken naar een flexibele schil van voldoende omvang die voor verschillende doeleinden ingezet kan worden, als aanvulling op en niet in de plaats van het reguliere woningaanbod.
Hoe kijkt u aan tegen de verdere flexibilisering van de volkshuisvesting in het licht van het coalitieakkoord waarin staat dat «vaste huurcontracten de norm blijven»?
Zoals in het coalitieakkoord is opgenomen, moeten vaste huurcontracten de norm blijven. Zoals ik in mijn brief van 19 mei 2022 over het programma Betaalbaar Wonen heb aangegeven, ga ik mij er voor inzetten om een groter deel van de huurwoningenvoorraad onder het woningwaarderingsstelsel (WWS) te brengen en het WWS dwingend te maken. Hiermee mitigeer ik voor het grootste deel van de huurwoningen de negatieve prikkel om tijdelijke huurcontracten te gebruiken om de aanvangshuur telkens de verhogen. Dit zal het gebruik van tijdelijke huurcontracten moeten gaan dempen, waardoor vaste huurcontracten de norm blijven. De Wet doorstroming huurmarkt 2015 beoogde het aanbod van huurwoningen te vergroten door tijdelijke verhuur toe te staan. Deze mogelijkheid blijft bestaan om zo meer woningen aan de voorraad toe te voegen in tijden van schaarste. Daar waar hoge doorstroming ongewenst is, zoals in kwetsbare wijken waar de leefbaarheid onder druk staat, moeten gemeenten in staat worden gesteld misbruik van deze contractvorm alsnog aan te pakken. We kijken naar de mogelijkheid om gemeenten daartoe wettelijk instrumentarium te geven.
Gaan de tijd, middelen en energie die u in de flexibilisering van de volkshuisvesting stopt niet in de weg staan van een duurzame oplossing gericht op het realiseren van het recht op huisvesting voor iedereen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Via de Nationale Woon en Bouwagenda en de onderliggende programma’s heb ik de prioriteiten die ik stel voor de volkshuisvesting en de uitvoeringsplannen die daaraan ten grondslag liggen duidelijk beschreven. Flexibilisering van de volkshuisvesting behoort daar niet toe. Het zorgdragen voor voldoende woningen wel.
Aan welke criteria van «behoorlijkheid» zoals uitgelegd in general comment 4 bij de verdere uitleg van het recht op huisvesting moeten flexwoningen voldoen? En kunt u voor elk van deze eisen uitleggen hoe de voorgenomen flexwoningen aan deze eisen voldoen?2
Zoals bij vraag 87 is aangegeven speelt de ILT/AW geen rol bij de totstandkoming van het energielabel. De ILT is altijd te bereiken.13
Hoe garandeert u dat er voldoende passende flexwoningen zijn die toegankelijk zijn voor mensen met een fysieke of verstandelijke beperking?
Voldoende passende zorg- en begeleiding zijn randvoorwaarden voor adequate huisvesting. Voor gemeenten geldt straks de verplichting om lokaal en in regionaal verband een woonzorgvisie op te stellen en die te laten aansluiten bij de regionale woningbouwprogrammering. Hier vallen ook flexwoningen onder.
In hoeverre creëren de flexibilisering van de arbeidsmarkt en de flexibilisering van de volkshuisvesting tweederangsburgers, waarbij tweederangsburgers gedefinieerd worden als mensen met minder zekerheid? Kunt u garanderen dat u met flexwoningen geen tweederangsburgers creëert?
Er zijn geen tweederangsburgers. Maar in de definitie die u hanteert is er inderdaad werk aan de winkel voor een deel van Nederland. Daarover zijn in het coalitieakkoord ook afspraken gemaakt. Flexwoningen dragen voor veel mensen juist bij aan het vergroten van de toegankelijkheid van de woningmarkt.
Waarom krijgen mensen die wooncarrière willen maken wel een normale woning en mensen die in een kwetsbare positie kunnen verkeren en daardoor juist makkelijk uitgebuit kunnen worden zoals studenten, gescheiden ouders en arbeidsmigranten, een tijdelijke flexwoning?
Flexwoningen zijn normale woningen, alleen zijn het woningen die ook verplaatst kunnen worden en daardoor ook op tijdelijk beschikbare locaties worden gebruikt in de strijd tegen de woningtekorten. Flexwoningen zijn niet uitsluitend bedoeld voor de groepen woningzoekenden die u benoemt, maar kunnen soelaas bieden voor mensen die met spoed een woning nodig hebben.
Bent u het met mij eens dat er mensen zijn die in een onzekere woonsituatie verkeren als gevolg van een tijdelijke woning met een tijdelijk contract? Zo ja, kunt u in uw antwoord betrekken wat onzekerheid met iemand kan doen?
Die situaties kan ik me inderdaad voorstellen, maar het hangt ook af van de specifieke persoonlijke situatie. Zo is het is logisch dat studentenwoningen niet voor het leven zijn bedoeld. Bewoning van een flexwoning hoeft niet gepaard te gaan met een tijdelijk huurcontract. Er zijn ook corporaties en gemeenten die vaste contracten aanbieden of tijdelijke contracten met behoud van wachttijd. Ook is er met de laatste wijzigingen van de Woningwet een nieuwe opzeggingsgrond voor huurcontracten gecreëerd, namelijk aflopen omgevingsvergunning. Huurders kunnen dan net zo lang in de woning blijven wonen als de woning op de betreffende locatie staat, bijvoorbeeld 15 of 20 jaar.
Klopt het dat uw doelstelling van 15.000 flexwoningen volledig door woningcorporaties beheerd zullen worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Dat zal waarschijnlijk voor een belangrijk deel het geval zijn, maar er zijn ook andere beheerorganisaties en aanbieders. Bijvoorbeeld voor het middenhuursegment.
In hoeverre bieden tijdelijke woningen een oplossing voor de enorme wachtlijsten voor een sociale huurwoning?
Flexwoningen kunnen helpen de woningnood te verlichten maar zullen de wachtlijsten niet oplossen.
Klopt het dat uw doelstelling van circa 120.000 flexwoningen in 2030 (na 8 jaar 15.000 flexwoningen per jaar) onderdeel van de 250.000 nog te bouwen nieuwe sociale huurwoningen zijn en dus dat er 130.000 echte sociale huurwoningen gebouwd zullen worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De flexwoningen zullen niet enkel door corporaties gebouwd worden. Het is ook waarschijnlijk dat deze woningen niet allemaal in het sociale segment terecht komen. Hierbij komt dat flexwoningen normale, en dus ook echte, woningen zijn. Zie ook het antwoord op vraag 11.
Klopt het dat van die circa 130.000 echte sociale huurwoningen een groot deel vervangingsnieuwbouw is? Kunt u uw antwoord nader toelichten en kunt u aangeven hoeveel echte sociale huurwoningen (niet-zijnde flexwoningen) netto toegevoegd zullen worden aan de sociale woningvoorraad?
Zoals toegelicht in het programma Betaalbaar wonen wordt er rekening mee gehouden dat ongeveer een derde van de bouwopgave voor sociale huurwoningen is bedoeld voor vervangende nieuwbouw van in slechte staat verkeerde sociale huurwoningen die gesloopt moeten worden en dat corporaties ook ongeveer een derde van hun voorraad verkopen. Zie verder de beantwoording van vraag 15.
Klopt het dat we na 2030 uitgaande van uw doelstelling van 15.000 flexwoningen per jaar met circa 150.000 flexwoningen zitten? Zo ja, wat gebeurt er te zijner tijd met die 150.000 flexwoningen?
De flexwoningen die tegen 2030 beschikbaar zijn, zullen onderdeel uitmaken van een structurele flexibele schil van woningen die bijvoorbeeld voor mensen met spoed of onvoorziene situaties ingezet kunnen worden. Door de manier van bouwen (demontabel, modulair) zijn de woningen ook gemakkelijk aan te passen en voor andere doeleinden inzetbaar. Door in te zetten op hoogwaardige kwaliteit en circulariteit kunnen ook de materialen zelf nog hergebruikt worden.
Welke type contracten krijgen de nieuw te bouwen flexwoningen en welk percentage van elk contract krijgen deze flexwoningen?
Dat zal aan de lokale partijen zijn die de flexwoningen aanbieden en van situatie tot situatie verschillen. Zie ook vraag 12.
Krijgen huurders van flexwoningen met een tijdelijk contract en/of contract voor onbepaalde tijd recht op herhuisvesting als de verhuurder het contract niet wenst te verlengen c.q. de levensduur van de flexwoning aan zijn einde komt? Kunt u uw antwoord toelichten en kunt u hierin opnemen hoe u gaat waarborgen dat deze mensen niet dakloos worden (gemaakt)?
Vaak gaat een tijdelijk huurcontract in een flexwoning gepaard met behoud van wachttijd. Zie verder vraag 18 en vraag 12.
Krijgen huurders van flexwoningen met een tijdelijk contract en/of contract voor onbepaalde tijd recht op verhuis- en inrichtingskosten als de verhuurder het contract niet wenst te verlengen c.q. de levensduur van de flexwoning aan zijn einde komt? Zo nee, waarom niet en kunt u hierbij ingaan op het feit dat huurders van flexwoningen geheel buiten hun eigen schuld om onder dezelfde omstandigheden anders behandeld worden dan mensen die wel een normale woning konden vinden en daardoor nog eens extra benadeeld worden?
Bij de inzet van een tijdelijk huurcontract of het opzeggen van een huurcontract op grond van het aflopen van een omgevingsvergunning is er geen sprake van verhuiskostenvergoeding, omdat zowel huurder als verhuurder van te voren weten waar ze aan toe zijn en daar gezamenlijk afspraken over hebben gemaakt.
Klopt het dat er extra voorwaarden aan een flexwoning gesteld (kunnen) worden zoals een sollicitatieplicht naar de flexwoning of geen kinderen? Zo ja, kunnen deze extra voorwaarden voor onwenselijke situaties zorgen?
Dat is niet per se het uitgangspunt of op voorhand de bedoeling of uitgesloten. Sommige gemeenten en corporaties zullen flexwoningen neerzetten voor bepaalde doelgroepen of juist aansturen op mix van doelgroepen. Ook komt het voor dat er in het kader van sociaal beheer aangestuurd wordt op actieve participatie.
Wat voor soort flexwoningen gaat u laten bouwen en voor welke groep woningzoekenden?
Flexwoningen kunnen voor een veelheid aan doelgroepen worden ingezet. Er zijn verschillende type flexwoningen – van grondgebonden modules tot aan gestapelde woningen c.q. appartementencomplexen – en de kwaliteit wordt steeds hoger. Ik stuur ook aan op goede kwaliteit en maximale herbruikbaarheid, ook in het kader van de ambities op het gebied van de circulaire bouweconomie. Steeds meer flexwoningen voldoen dan ook (ruimschoots) aan de eisen van het Bouwbesluit voor nieuwbouwwoningen.
Kunnen we vaststellen dat flexwoningen na 2030 niet verdwenen zijn en dus een permanent karakter krijgen? Kunt u uw antwoord nader toelichten en kunt u in uw antwoord betrekken welke (langetermijn) beleidsdoelstelling hieraan ten grondslag ligt?
Zie antwoord vraag 17.
Welke levensduur hanteert u voor de verschillende soorten flexwoningen?
Dat verschilt per type, maar de meeste flexwoningen hebben een levensduur van enkele tientallen jaren tot ruim 50 jaar. Het is belangrijk voor bouwers van flexwoningen dat hun woningen/modules verschillende keren kunnen worden toegepast zonder dat grote aanpassingen nodig zijn, om de initiële investeringen terug te kunnen verdienen. Daarnaast is dit van belang vanuit het oogpunt van streven naar zoveel mogelijk circulariteit en duurzaam bouwen.
Hoe verhoudt deze levensduur zich tot de klimaatdoelstellingen die wij in Nederland vastgesteld hebben wetende dat de bouw van woningen een CO2 bom is?
De wijze waarop flexwoningen, of anders gezegd modulaire woningen die gemakkelijk aanpasbaar, verplaatsbaar of demontabel zijn, worden gebouwd maakt onderdeel uit van een veel grotere innovatie of ontwikkeling die gaande is in de bouwsector. Namelijk het steeds meer fabrieksmatig/industrieel en conceptueel realiseren van woningen. Met het oog op arbeidsmarktkrapte, de betaalbaarheid, het streven naar een circulaire economie en het behalen van de klimaatdoelstellingen een ontwikkeling die ik van harte toejuich en graag help verder te brengen (zie ook actielijn 2 van het programma Woningbouw en programmalijn 5 van het programma Versnellen verduurzaming gebouwde omgeving). Daarbij worden flexwoningen ook steeds meer met biobased materialen gebouwd. Zoals aangekondigd in mijn brief van 12 april jl. wil ik in samenspraak met bouwers van tijdelijke en flexwoningen en gemeenten bezien of aanpassing of verduidelijking van de landelijk geldende voorschriften nodig is.
Klopt het dat de stichtingskosten voor een flex-eengezinswoning en flex-appartementen in 2019 respectievelijk 98.000 euro en 71.000 euro waren? Zo ja, wat zijn die stichtingskosten anno nu, aangezien materiaalkosten enorm gestegen zijn?
Bouwkosten zijn sterk afhankelijk van het te bouwen object. Het CBS geeft op basis van voorlopige cijfers aan dat de bouwkosten voor nieuwbouwwoningen in 2020 2,2% en in 2021 4,4% gestegen zijn, en dat de materiaalkosten hier in 2021 de grootste bijdrage aan hebben geleverd. Voor flexwoningen zal dit vergelijkbaar zijn.
Is gezien de stichtingskosten van een flexwoning het niet klimaatvriendelijker en/of rendabeler om woningen die nu jaarlijks gesloopt worden te renoveren in plaats van te slopen? Kunt u uw antwoord nader toelichten? Zo ja, bent u bereid slopen aan strenge voorwaarden te laten voldoen?
Hoe rendabel het is om woningen te renoveren in plaats van te slopen is sterk afhankelijk van de staat van het te slopen of renoveren object. Bij renoveren komt ook veel maatwerk kijken, wat veel kosten en onzekerheden met zich mee kan brengen. Hier tegenover staat de standaardisatie en fabricatieprocessen van modulaire woningbouw, die een groot financieel voordeel met zich mee kan brengen. De afweging welke methode gebruikt wordt is sterk afhankelijk van de locatie, de betrokken partijen en de staat van de opstallen in kwestie. Het is belangrijk om initiatiefnemers waar mogelijk vrij te laten om te kiezen voor de juisten de optimalisaties binnen een project.
Hoe verhoudt uw uitspraak over flexwoningen zich tot de volgende uitspraak van ex-directeur bestuurder Marieta Peek van Woningstichting Putten (WSP) over flexwoningen; «Door de korte exploitatieduur hebben we te maken met een negatieve business case. Een niet zo duurzame oplossing.» Daarom is WSP nog in gesprek met marktpartijen, en de gemeente om te kijken of de periode na vijftien jaar verlengd kan worden.»?3
Flexwoningen zijn door de manier van bouwen (demontabel, modulair) verplaatsbaar en kunnen worden benut op locaties die tijdelijk beschikbaar zijn. De bouwwijze van deze woningen maakt onderdeel uit van een veel grotere innovatieve ontwikkeling die gaande is in de bouwsector. Namelijk het steeds meer fabrieksmatig/industrieel en conceptueel realiseren van woningen. Met het oog op arbeidsmarktkrapte, de betaalbaarheid, het streven naar een circulaire economie en het behalen van de klimaatdoelstellingen een ontwikkeling die we van harte toejuichen en graag help verder te brengen (zie ook actielijn 2 van het programma woningbouw en programmalijn 5 van het programma Versnellen verduurzaming gebouwde omgeving). Flexwoningen hebben echter als onderdeel van deze ontwikkeling ook nog eigenstandige vraagstukken rondom de businesscase die om een oplossing vragen.
De problematiek van de business case is herkenbaar. In mijn kamerbrief van 10 juni 2022 waarin ik uw Kamer heb geïnformeerd over mijn aanpak voor versnellen woningbouw ben ik hier ook op ingegaan. Hierin is aangegeven dat oorzaken voor de negatieve business case veroorzaakt worden door onzekerheden over eindwaardes, verplaatsingskosten en (vervolg)locaties. Op regionaal niveau zien we steeds meer samenwerkingsverbanden ontstaan die bereid zijn om de risico’s te delen door bijvoorbeeld per project of gebied afspraken te maken. Vanuit het Rijk willen wij het gezamenlijk dragen van de risico’s ondersteunen en onderzoeken we momenteel hoe we dat het beste kunnen doen.
Is bovengenoemde uitspraak een voorteken dat flexwoningen een permanente karakter krijgen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie het antwoord op vraag 17.
Kunnen we vaststellen dat flexwoningen in relatie tot corporatiewoningen veel minder rendabel en/of veel minder klimaatvriendelijk zijn gezien onder andere hun beperkte levensduur? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Nee dat is een onterechte veronderstelling. Flexwoningen kunnen afhankelijk van de exploitatieduur op één of meerdere locaties ook rendabel zijn, nog los van de maatschappelijke baten. En de mate van klimaatvriendelijkheid is geheel afhankelijk van de manier van bouwen en bijvoorbeeld de gebruikte materialen. Veel flexwoningen lopen juist voor op de innovatieve ontwikkelingen die gaande zijn in de bouw.
Gaat u aansturen op de status van onroerend goed voor de nieuw te bouwen flexwoningen, aangezien roerende zaken geen recht geven op huurtoeslag? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
In het kader van de verhuurderheffing zijn flexwoningen altijd beschouwd als onroerend goed.
Kan het zo zijn dat investeerders van deze onroerend goed-status kunnen profiteren in de vorm van een hogere huurprijs als de (lokale) overheid subsidies verstrekt in vorm van bijvoorbeeld het bouwrijp maken van deze flexwoningen? Kunt u uw antwoord nader toelichten en zo ja, hoe gaat u dit voorkomen?
Het is onwaarschijnlijk dat dit het geval zal zijn. Kosten verbonden aan het bouwrijp maken van gronden hebben geen direct effect op de huur die voor objecten mag worden gevraagd. Als de overheid subsidies verstrekt voor deze kosten, biedt dit financiële ruimte in de businesscase van de exploitant, die daarmee lagere huren zou kunnen vragen.
Zijn en/of worden er provinciale dan wel gemeentelijke dan wel vanuit het Rijk subsidies, in de ruimste zin des woords, verstrekt voor de bouw van flexwoningen? Zo ja, welke en hoeveel?
Ja. Vanuit het Rijk kunnen zowel de regeling Huisvesting Aandachtsgroepen als de Woningbouwimpuls ingezet worden voor de bouw van flexwoningen.
Klopt het dat flexwoningen duurder in planmatig onderhoud zijn dan normale woningen vanwege hun vaak houten schil? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Dat kan in zijn algemeenheid niet gesteld worden. Bovendien worden ook steeds meer «normale» woningen gebouwd met hout en dat is het oog op de klimaatambities een logische ontwikkeling.
Klopt het dat de huur van een flexwoning hoger is naarmate de grond duurder is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Grondprijzen worden niet centraal bijgehouden. De exact tot stand gekomen grondprijzen voor flexwoningen zijn bovendien over het algemeen afhankelijk van de daarbij overeen gekomen afspraken, zoals bijvoorbeeld over het betaalmoment. Het is dus niet te zeggen hoe duur de grond onder flexwoningbouwprojecten zijn, en hoe die zich verhouden tot de huur die voor die woningen gevraagd wordt.
Klopt het dat flexwoningen ook grond bezet (kunnen) houden waar anders normale woningen (kunnen) worden gebouwd? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Gebruikelijk is dat flexwoningen vooruitlopen op definitieve gebiedsontwikkeling waardoor grond niet onnodig lang braak hoeft te liggen. Soms wordt vanwege lokale omstandigheden bewust gekozen voor flexwoningen in plaats van reguliere woningen. Bijvoorbeeld omdat de woningvoorraad in een kleine gemeente nu nog onvoldoende ruimte biedt voor jongeren, maar demografische verwachtingen voldoende woningen voorspellen over 20 jaar. Dan wil je nu niet bouwen voor leegstand door er reguliere woningen te bouwen.
Is de levensduur van flexwoningen verlengd van (minimaal) 10 naar (minimaal) 15 jaar in verband met de negatieve businesscase?
De meeste flexwoningen hebben een levensduur van enkele tientallen jaren tot ruim 50 jaar. Vanwege het verplaatsbare karakter is het mogelijk een flexwoning gedurende die tijd op meerdere locaties te exploiteren. Een langere exploitatieduur heeft een positief effect op de businesscase. Via de Crisis- en herstelwet kan vooruitlopend op de Omgevingswet een omgevingsvergunning voor bepaalde tijd worden afgegeven, in allerlei varianten van tijdsduur. De grens van 15 jaar hangt vooral samen met de vereisten van het Bouwbesluit voor tijdelijke woningbouw.
Kunnen we vaststellen dat flexwoningen een negatieve businesscase en niet zo duurzame oplossing zijn? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Nee. De businesscase hangt samen met de exploitatieduur op één of meerdere locaties en daar zijn nog vraagstukken op te lossen. Maar dat betekent niet dat woningen minder duurzaam zijn of dat er geen sprake is van een duurzame oplossing, nog los van maatschappelijke baten. Zie ook vraag 24 en 28.
Aan welke kwaliteitseisen dienen flexwoningen te voldoen en hoe wordt hierop gecontroleerd en hoe vaak?
De minimale vereisten voor een flexwoning die voor maximaal 15 jaar ergens wordt geplaatst zijn de voorschriften uit het Bouwbesluit voor tijdelijke bouwwerken. Worden de woningen voor een langere periode neergezet dan dient net als bij alle andere nieuwbouwwoningen te worden voldaan aan de vereisten voor het Bouwbesluit voor nieuwbouw.
Kunnen we vaststellen dat flexwoningen de leefbaarheid van een buurt niet ten goede komen vanwege de hogere mutatiegraad? Kunt u uw antwoord nader toelichten en kunt u in uw antwoord de gevolgen van het plaatsen van flexwoningen in «kwetsbare» wijken voor de leefbaarheid betrekken? En bent u het met mij eens dat flexwoningen voornamelijk in «niet-kwetsbare» wijken geplaatst dienen te worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Nee dat kunnen we niet vaststellen, daarvoor zijn er te veel verschillende factoren van belang voor de leefbaarheid van buurten en wijken. Flexwoningen kunnen in kwetsbare wijken ook een waardevolle toevoeging zijn, bijvoorbeeld doordat er extra ruimte beschikbaar komt voor huishoudens die nu met veel bewoners een te kleine woning bewonen. Of doordat met de plaatsing van flexwoningen er minder onveilige hoeken ontstaan.
Kan het zo zijn dat er anders naar veiligheid van flexwoningen gekeken wordt omdat de ruimtelijke ordeningsprocedure (RO-procedure) korter is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Nee. Zie het antwoord op vraag 39.
Krijgen flexwoningen ongeveer hetzelfde voorzieningenniveau (zoals scholen, groen, winkels, openbaar vervoer en dergelijke) als normale woningen?
Ja.
Kunt u aangegeven hoeveel flexwoningen via welke RO-procedure gebouwd zullen worden?
Nee, dat betreft lokale keuzes. Op nationaal niveau is geen inventarisatie beschikbaar.
Klopt het dat er voor tijdelijke gebouwen lagere bouweisen gesteld worden? Zo ja, kunnen we concluderen dat flexwoningen minder veilig en/of minder comfortabel en/of minder energiezuinig dan normale woningen zijn?
Zie het antwoord op vraag 39. Steeds meer flexwoningen voldoen aan de vereisten van het Bouwbesluit voor nieuwbouwwoningen. De conclusie deel ik dus niet.
Kunt u aangeven waar en hoeveel flexwoningen op die locatie gerealiseerd zullen worden? Zo nee, kunt u op termijn die locaties en de aantallen aangeven?
Nu nog niet, maar daarover maak ik afspraken met provincies en gemeenten. Zie ook actielijn 1 en actielijn 3 van het programma Woningbouw.
Is het de bedoeling dat mensen die geen normale woning kunnen vinden zich wenden tot een flexwoning? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Dat kan het geval zijn, flexwoningen kunnen bijdragen aan het verlichten van de woningnood en tegelijkertijd de druk op de wachtlijsten verminderen.
Bent u bekend met het bericht bewoners zijn klaar met de gevaarlijke containerwoningen bij Stadsstrand van Groningen?4
Ja, ik heb het artikel gelezen.
Maakt u zich ook zorgen om brandgevaarlijke containerwoningen? Zo ja, waar blijkt dat uit en hoeveel brandgevaarlijke containerwoningen zijn er?
Het is een onfortuinlijke fout in het ontwerp naar ik begrijp. Dat moet worden opgelost. Uit de informatie die ik van de gemeente heb gekregen begrijp ik dat er goed op wordt geacteerd door de corporatie en de gemeente.
Hoe komt het dat deze brandgevaarlijke containerwoningen een energielabel meekrijgen met een index van 0,86 terwijl die containerwoningen in de winter bijna niet opgewarmd kunnen worden en in de zomer 45 graden kunnen worden?
De energielabelklasse wordt vastgesteld op basis van een energieprestatieberekening. In deze berekening wordt het primair fossiel energiegebruik (in kWh/m2.jr) uitgerekend aan de hand van onder andere de aanwezige isolatie en installaties. Een energielabelklasse A kan bereikt worden met goede isolatie van de gevels, ramen, vloer en dak. Door bijvoorbeeld slechte ventilatie en/of koudebruggen kan dan alsnog schimmelvorming optreden in een geïsoleerde woning. Koudebruggen kunnen ook een rol spelen bij kou in de winter, een andere oorzaak kan liggen in het niet goed functioneren van een verwarmingssysteem. Een woning met een lichte bouwwijze warmt in de zomer sneller op in vergelijking met een zwaardere bouwwijze. Daarnaast warmt door zontoetreding de woning op en kan deze door een goede isolatie moeilijker die warmte aan de omgeving afstaan. Buitenzonwering, zonwerende beglazing en zomernacht ventilatie zijn effectieve maatregelen tegen oververhitting in de zomer. Op het energielabel staat hiervoor sinds 1 januari 2021 het risico op hoge binnentemperaturen in de zomermaanden.
Bent u bekend met het bericht «Hanze, Rijksuniversiteit Groningen (RUG) en gemeente zadelen studenten op met bizarre energierekening»?5
Ja, ik heb het artikel gelezen.
Wat vindt u ervan dat studenten met terugwerkende kracht vanaf 1 januari jl. een huurverhoging van 200 euro krijgen (van 560 euro inclusief energie naar 760 euro inclusief energie) vanwege een stijging van de energielasten zonder aankondiging?
Het gaat niet om een huurverhoging, maar om verhoging van (het voorschotbedrag voor) de energiekosten. Bij (qua huurprijs) gereguleerde huurcontracten voor woonruimte mag de verhuurder de voorschotbedragen voor nutsvoorzieningen bij zittende huurders alleen (voor de toekomst) verhogen als hij met een afrekening heeft aangetoond dat de betaalde voorschotbedragen onvoldoende waren voor de gemaakte kosten. Bij nieuwe huurders mag de verhuurder wel direct een hoger voorschotbedrag vragen als hij voorziet dat de uiteindelijke kosten hoger komen te liggen.
Wat vindt u van de rol van de verschillende actoren in dit geheel? Kunt u hierbij specifiek ingaan op Hanze, RUG en de gemeente Groningen?
Van de gemeente Groningen heb ik vernomen dat de woningen op het Suikerunieterrein (de Sugarhomes) sinds begin dit jaar een hoge energierekening kennen. Hoge energieprijzen zijn een landelijk probleem. Voor het Suikerterrein wordt voor het gehele terrein energie ingekocht en dit wordt vervolgens door geleverd aan de verschillende ondernemers voor inkoopprijs. De keuze ligt bij de verhuurder in hoeverre deze stijging van energieprijzen doorberekend wordt aan de huurder. De stroom wordt voor inkoopprijs doorbelast aan de huurders van de Sugarhomes. Alle genoemde partijen vinden betaalbare jongerenhuisvesting belangrijk en de gemeente is om die reden met de RUG, Hanze Hogeschool en de exploitant/verhuurder in overleg gegaan over de melding over hoge energieprijzen. De exploitant heeft aangegeven te onderzoeken of er op een andere, voordeligere manier stroom geleverd kan worden. Hiervoor hebben zij samen met de beheerder onder andere overleg met de netbeheerder. De RUG en HG hebben een Noodfonds. Het Noodfonds biedt de mogelijkheid om in uitzonderlijke situaties een student een lening te verstrekken. Per student wordt bekeken welk maatwerk nodig is. Studenten kunnen hierover op de websites van de RUG en HG meer informatie vinden.
Wat vindt u ervan dat de gemeente Groningen investeerders 600.000 euro meegeeft om containerwoningen te realiseren en dat de gemeente garant staat voor niet-verhuurde woningen terwijl de kwaliteit van deze containerwoningen ronduit slecht is?
Het staat gemeenten vrij om afspraken te maken met ontwikkelaars rondom de realisatie van huisvesting. Ik heb van de gemeente Groningen vernomen dat het hier ging om een lening, en geen gift. De specifieke afspraken in deze casus zijn mij echter niet bekend.
Wat vindt u ervan dat (de) commerciële verhuurder(s) van containerwoningen aan koppelverkoop doen/doet door de huur van de containerwoning te koppelen aan een verplichte huur van een bed tot wel 110 euro per maand? En bent u het met mij eens dat (internationale) studenten hierdoor uitgebuit worden, omdat ze geen kant op kunnen? Zo ja, worden deze mensen dan niet als tweederangsburgers behandeld aangezien andere woningzoekenden deze behandeling niet krijgen?
Het staat verhuurders vrij om woningen gemeubileerd en/of gestoffeerd te verhuren. De kosten voor de meubilering/stoffering zitten dan in de servicekosten. Bedingen in het huurcontract die een onredelijk voordeel voor de verhuurder, de huurder of een derde (bijv. een bemiddelaar) opleveren, zijn niet toegestaan. Kosten van tot € 110 per maand voor een bed zijn onredelijk hoog. Zogenoemde onredelijke bedingen zijn via de rechter te vernietigen (teveel betaalde terugvorderen), als de huurder er met de verhuurder of bemiddelaar niet uitkomt. Huurders kunnen hierover gratis juridisch advies vragen bij Het Juridisch Loket.
In de drukke woningmarkt en woning schaarste komt het helaas voor dat verhuurders of bemiddelaars misbruik maken van de woningnood onder woningzoekenden; dat gebeurt niet alleen bij (internationale) studenten, maar zij zijn wel een extra kwetsbare groep.
Wat vindt u ervan dat (de) commerciële verhuurder(s) van containerwoningen dubieuze contract- en schoonmaakkosten opstrijk(en) en de borg slecht terugbetalen?
Dat vind ik laakbaar. Zoals gezegd in het antwoord op vraag 54 bepaalt de wet al dat bedingen in huurcontracten die een onredelijk voordeel opleveren voor de verhuurder, de huurder of een derde vernietigbaar zijn. Huurders kunnen hierover gratis juridisch advies inwinnen bij Het Juridisch Loket.
Wat vindt u ervan dat (de) commerciële verhuurder(s) van containerwoningen slecht bereikbaar zijn/is?
Ook dat vind ik laakbaar. Dienstverleners moeten goed bereikbaar zijn voor hun klanten, ook commerciële dienstverleners. Huurders kunnen bij het Juridisch Loket gratis juridisch advies inwinnen over wat te doen bij een onbereikbare verhuurder.
Hoe kunt u ervoor zorgen dat zaken zoals koppelverkoop, slechte bereikbaarheid en dubieuze contract- en schoonmaakkosten bij de verhuur van containerwoningen tot een minimum beperkt worden?
Zoals gezegd in het antwoord op vraag 54 bepaalt de wet al dat bedingen in huurcontracten die een onredelijk voordeel opleveren voor de verhuurder, de huurder of een derde vernietigbaar zijn. Koppelverkoop en dubieuze contract- en schoonmaakkosten kunnen een onredelijk voordeel voor de verhuurder of bemiddelaar opleveren. Huurders kunnen hierover gratis juridisch advies inwinnen bij Het Juridisch Loket.
Wie houdt er toezicht op deze commerciële verhuurders? In het geval dat er geen toezicht gehouden wordt, waarom wordt er geen toezicht gehouden in de commerciële sector terwijl in de corporatiesector wel toezicht gehouden wordt? En zijn de misstanden in de commerciële sector nog steeds niet voldoende groot om de commerciële sector onder toezicht te stellen te meer de commerciële sector sterk groeit?
Het toezicht op het gebruik van onredelijke bedingen in huurcontracten voor woonruimte ligt nu bij de rechter. Huurders kunnen de rechter vragen onredelijke bedingen nietig te verklaren (het teveel betaalde terugvorderen), als zij er niet in der minne uitkomen met hun verhuurder of de bemiddelaar. Huurders kunnen hierover gratis juridisch advies inwinnen bij Het Juridisch Loket.
Hoe kijkt u er tegenaan dat bij de verhuur van deze containerwoningen in Groningen ook weer sprake is van een ondragelijke woonsituatie in de zomer en in de winter, namelijk ondragelijk heet in de zomer en ondragelijk koud in de winter?
Als een verhuurder een schriftelijk gemeld onderhoudsgebrek niet binnen zes weken verhelpt, kan de huurder bij de huurcommissie om tijdelijke huurverlaging vragen. De gemeente kan op grond van de Woningwet handhavend optreden als een verhuurder gevaargevende onderhoudsgebreken niet verhelpt, dus het is raadzaam zulke onderhoudsgebreken (ook) bij de gemeente te melden.
Wat vindt u dat er nu moet gebeuren als er naast eerdergenoemde klachten ook nog eens klachten zijn met schimmel en legionella in de leidingen?
Verhuurders hebben de plicht om onderhoudsgebreken te verhelpen. Als een verhuurder een schriftelijk gemeld onderhoudsgebrek niet binnen zes weken verhelpt, kan de huurder bij de huurcommissie om tijdelijke huurverlaging vragen. De gemeente kan op grond van de Woningwet handhavend optreden als een verhuurder gevaargevende/gezondheidschadende onderhoudsgebreken (bijvoorbeeld legionella in de waterleidingen en ernstige vochtoverlast die schimmel veroorzaakt) niet verhelpt, dus het is raadzaam zulke onderhoudsgebreken (ook) bij de gemeente te melden.
Klopt het dat andere investeerders bedankt hebben om deze containerwoningen in beheer te nemen vanwege de erbarmelijke staat van deze containerwoningen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik heb van de gemeente Groningen vernomen dat er meerdere partijen geïnteresseerd waren in het plaatsen van deze woningen. Dit klopt dus niet.
Klopt het dat huurders van deze containerwoningen geen bescherming van de wet krijgen? Zo ja, hoe vaak komt dit in Nederland voor en wat gaat u eraan doen om deze huurbescherming alsnog op te tuigen?
Zie mijn antwoord op vraag 58.
Bent u het mij eens dat studenten nu uitgebuit worden omdat ze geen huurbescherming krijgen en dus bijvoorbeeld die huurverhoging van 200 euro wel moeten betalen, omdat ze anders op straat eindigen?
Zie mijn antwoord op vraag 51.
Kunnen we constateren dat verhuur van containerwoningen door commerciële verhuurders geen goede zaak is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, gaat u de verhuur van containerwoningen door commerciële verhuurders aan banden leggen? Zo nee, waarom niet?
De verhuur van ook dit soort woningen kan een passende oplossing zijn, afhankelijk van de situatie. Voor de woningen worden hoge kwaliteitseisen voorgeschreven waar ze aan moeten voldoen. De verhuur van specifieke typen woningen ga ik niet aan banden leggen, om de maatwerk die soms nodig is in gebiedsontwikkelingen en huisvestingsvraagstukken mogelijk te houden.
Op welke manier(en) zijn de onderwijsinstellingen RUG en Hanze stakeholder in deze containerwoningen en hoe vaak gebeurt het dat onderwijsinstellingen en/of gemeenten investeren in containerwoningen ten behoeve van studenten?
Op grond van de informatie die ik heb ontvangen begrijp ik dat de onderwijsinstellingen een omzetgarantie hebben afgegeven. Wanneer de bezettingsgraad onder de 150 studio’s komt dan staan de onderwijsinstellingen garant voor de leegstand. Dit is tot op heden niet gebeurd. Het investeren in huisvesting voor studenten wordt vaak door onderwijsinstellingen en gemeenten gedaan.
Wat vindt u ervan dat de gemeente Groningen hun zorgplicht tot behoorlijke huisvesting kunnen afdoen door studenten in containerwoningen, die in erbarmelijke staat zijn, te huisvesten?
Zie mijn antwoorden op vraag 51 tot en met 64.
Kunt u aangeven hoeveel flexwoningen er zijn die problemen hebben met ontwerpfouten, verkeerde energielabels, achterstallig mutatie- en reparatieonderhoud of anderszins en hoeveel flexwoningen beheerd worden door commerciële partijen en hoeveel flexwoningen door woningcorporaties beheerd worden en hoeveel containerwoningen op dit moment op basis van shortstay verhuurd worden? Zo nee, bent u bereid om hiernaar onderzoek te doen? Zo ja, wanneer kunnen we de resultaten van dit onderzoek verwachten? Zo nee, waarom niet?
Dat inzicht heb ik niet. En ik heb vooralsnog ook geen aanleiding hier onderzoek naar te doen.
Mag het tekort aan studentenwoningen een verdienmodel zijn voor commerciële verhuurders met grote gevolgen van dien voor studenten? Kunt u uw antwoord nader toelichten en kunt u specifiek ingaan op de negatieve gevolgen hiervan?
Het verhuren van woonruimten is een activiteit waar ook commerciële verhuurders zich op kunnen richten. Veel wet en regelgeving is er op gericht dat schaarste niet leidt tot grote prijsverhogingen.
Wiens verantwoordelijkheid is het als internationale studenten naar Nederland komen waarbij studentenhuisvesting niet (goed) geregeld is?
Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten om op lokaal niveau te zorgen voor voldoende huisvesting. Het is aan hen om met studentenhuisvesters en universiteiten hierover in overleg te treden.
Klopt het dat je voor een gemiddelde flexwoning net zoveel moet betalen als een gemiddelde normale sociale huurwoning? Zo ja, waarom is deze hoge huurprijs gerechtvaardigd gezien de vele tekortkomingen en in sommige gevallen zelfs geen huurbescherming?
De huurprijs van flexwoningen is gereguleerd via het WWS, tenzij er sprake is van geliberaliseerde huurovereenkomsten6. Zie ook mijn antwoord op vraag 51.
Zie mijn antwoord op vraag 60 voor wat een huurder kan doen bij onderhoudsgebreken.
Bent u het met mij eens dat een flexwoning die verplaatst wordt wel aan de nieuwe eisen in het Bouwbesluit voor tijdelijke gebouwen moet voldoen, aangezien nu gebleken is dat die flexwoningen regelmatig niet voldoen aan wat vereist wordt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De conclusie die u trekt deel ik niet zonder meer, maar ik streef wel naar een zo’n hoog mogelijke kwaliteit van de flexwoningen en maximale circulariteit en herbruikbaarheid. Zoals aangegeven in mijn brief van 12 april jl. over de verwachte wijzigingen in het Bouwbesluit ten behoeve van woningbouw, ga ik hier nog over in gesprek met bouwers en gemeenten.
Bent u na het lezen van de verschillende berichten het met mij eens dat mutatie- en reparatieonderhoud van flexwoningen een probleem is? Zo ja, wat kunt u hiertegen doen? Zo nee, waarom niet?
Nee niet zonder meer, dat is afhankelijk van de kwaliteit en het gebruik van de woning. Daarom stuur ik ook aan op maximale herbruikbaarheid.
Kan het zo zijn dat huurders van een flexwoning met een tijdelijk contract bepaalde klachten niet durven te melden, zoals onlangs ook uit het tv-programma Kassa van 9 april jl. bleek, vanwege de angst om geen verlenging van hun tijdelijke contract te krijgen? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen? Zo nee, waarom niet?6
Een tijdelijk huurcontract wordt afgesloten voor een bepaalde periode waarna de verhuurder weer beschikking kan krijgen over de woning. Het doet daarbij niet ter zake wat de reden daarvan is. Het is wel belangrijk dat iedereen zonder belemmeringen of weerstand een klacht kan indienen of een geschil kan voorleggen aan de Huurcommissie of de rechter. Om het risico op belemmeringen van of weerstand door de verhuurder te beperken, kan de huurder nog tot zes maanden na het einde van het huurcontract voor bepaalde tijd voor de duur van maximaal twee jaar de Huurcommissie verzoeken om een uitspraak te doen over de overeengekomen aanvangshuurprijs. En ook over de servicekosten kan de huurder nog na het einde van het tijdelijk huurcontract een uitspraak van de Huurcommissie vragen, door de tweejaartermijn na de afrekentermijn van de verhuurder (1 juli na het kalenderjaar).
Kunnen we in de genoemde situaties spreken over schending van het recht op behoorlijke huisvesting? Zo nee, waarom niet?
Recht op huisvesting is een essentieel onderdeel van iemands leven. Ik zet me dan ook in om hierin te voorzien. Ik zie in de genoemde casuïstiek geen schending van het recht op behoorlijke huisvesting.
Kunnen we vaststellen dat marktwerking als het om wonen gaat altijd zal zorgen voor structurele problemen, omdat winstmaximalisatie/rentabiliteit van commerciële verhuurders niet hand in hand gaan met het recht op behoorlijke huisvesting? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zonder wetgeving en regulering kan de markt leiden tot ongewenste uitkomsten zoals te hoge prijzen of excessen. Veel wet en regelgeving is er op gericht de positie van huurders te beschermen. Als gevolg van de huidige schaarste is de positie van huurders de afgelopen jaren verzwakt. Daarom neem ik maatregelen zoals de prijsregulering van de aanvangshuren voor middenhuurwoningen en het wetsvoorstel goed verhuurderschap om excessen tegen te gaan. Tegelijkertijd zijn marktpartijen nodig voor investeringen in de bouw van woningen. Bij de vormgeving van de huurprijsbescherming zoek ik daarom naar de juiste balans.
Kunnen we constateren dat flexwoningen kwalitatief minder goed zijn dan echte woningen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Nee dat kunnen we in zijn algemeenheid niet constateren, ook «echte» woningen kunnen gebreken hebben en flexwoningen kunnen ruimschoots voldoen aan alle voorschriften van het Bouwbesluit voor nieuwbouwwoningen. Zie o.a. vraag 28.
Bent u op de hoogte van de slechte kwaliteit van de daken van sommige flexwoningen die tijdens een harde wind kunnen wegwaaien?7
Ik heb het artikel gelezen. Bij Eunice was er geen sprake van harde wind maar van een heftige storm die in heel het land schade heeft veroorzaakt. Desalniettemin vind ik het spijtig voor de huurders dat hen dit is overkomen en ik hoop dat de situatie snel wordt opgelost.
Hoe kijkt u tegen deze containerwoningen aan die niet alleen te kampen hebben met slecht onderhoud, maar door huurders bestempeld worden als onveilig en onleefbaar?
Zie mijn antwoord op vraag 59 en 60.
Wat vindt u ervan dat deze huurders in huurstaking gegaan zijn nadat het dak van hun woning afgewaaid is?
Een afgewaaid dak maakt een woning (deels) onbewoonbaar. De huurder kan dan geen gebruik maken van het gehuurde en een huurvermindering is dan redelijk en ook wettelijk toegestaan. Huurders kunnen (gratis) juridisch advies inwinnen bij Het Juridisch Loket over de te nemen stappen en te volgen procedures.
Bent u gezien alle eerdergenoemde vragen (iets) minder positief over het concept flexwoningen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunnen we flexwoningen eindelijk niet beschouwen als oplossing voor de wooncrisis?
Nee ik ben niet minder enthousiast over flexwoningen als onderdeel van de oplossing van de wooncrisis. Het is sowieso geen panacee, nooit geweest. Wel vind ik het zaak aan te sturen op een steeds betere kwaliteit van flexwoningen.
Hoeveel signalen bereiken u dat woningen in zijn algemeenheid een onjuiste energielabel meekrijgen, want ons bereiken signalen dat woningen onjuist gelabeld worden met als gevolg dat huurders een veel te hoge huur betalen?
Recent hebben mij enkele nieuwe signalen bereikt. Ik betreur deze signalen omdat ik het belangrijk vind dat huurders kunnen vertrouwen op de correctheid van het energielabel, en daarmee op de punten voor de maximum toegelaten huurprijs in het Woningwaarderingstelsel.
Is het mogelijk dat woningen ten onrechte een beter energielabel meekrijgen om niet alleen een hogere huurprijs af te dwingen, maar bijvoorbeeld ook een waardevermeerdering te realiseren en/of de woning geliberaliseerd te krijgen en/of zodat verhuurders minder energiebesparende maatregelen hoeven te nemen? Zo ja, wat kunt u hiertegen doen?
Om zoveel mogelijk fouten te voorkomen en zo nodig te herstellen heb ik in de regelgeving een kwaliteitsborgingsysteem aangewezen dat toeziet op de kwaliteit van het energielabel. De energieadviseur die de opname en registratie van een energielabel doet moet examens afleggen om vakbekwaam te worden, vervolgens voert de certificaathouder (waaronder de energieadviseur werkzaam is) interne controles en de certificerende instelling externe controles uit op de geregistreerde energielabels. Dit gebeurt middels een steekproef, en onder toezicht van de Raad van Accreditatie. Indien het energielabel kritiek afwijkt van de gestelde criteria in de BRL 9500-W wordt de energieadviseur hierop aangesproken door de certificerende instelling, de energieadviseur dient de fout te herstellen en het label te vervangen in EP-online. Vervolgens wordt de steekproef bij deze energieadviseur vergroot om na te gaan of de gemaakte fouten vaker zijn voorgekomen.
Een huurder kan ook zelf bij vermoedens van een onjuist energielabel een melding doen of een klacht neerleggen bij de verhuurder. De verhuurder kan zich vervolgens wenden tot de certificaathouder om de klacht te behandelen. De certificaathouder heeft een klachtenprocedure ingericht conform de BRL 9500 en de mogelijkheid corrigerende maatregelen te treffen richting een adviseur en een foutief opgesteld label te herstellen. Wanneer een klacht niet of niet naar tevredenheid van de verhuurder is behandeld door de certificaathouder kan de verhuurder vervolgens een klacht indienen bij de certificerende instelling. De certificerende instelling voert dan dossieronderzoek uit en brengt indien nodig een bezoek aan het betreffende gebouw om de situatie te beoordelen.
Mocht deze route via de verhuurder niet naar tevredenheid van de huurder verlopen dan kan de huurder zich wenden tot de Huurcommissie als een ander label op basis van het woningwaarderingsstelsel zou leiden tot een verlaging van de huurprijs of de onmogelijkheid de huurprijs te verhogen.
Klopt het dat er vervalste energielabels in omloop zijn? Zo ja, hoe vaak gebeurt dit?
De energielabels in EP-online.nl, de database voor energielabels van de Rijkdienst voor Ondernemend Nederland, bevat enkel geldige energielabels die zijn opgesteld onder het genoemde kwaliteitsborgingssysteem. Bij sprake van een vervalsing van een energielabel wordt deze teruggetrokken uit de energielabel database EP-online en kan dit gecontroleerd worden door te zoeken op postcode en huisnummer. Indien er sprake is van twijfels over de correctheid van energielabels kan de procedure van antwoord 82 gevolgd worden.
Vindt u dat bewoners EPA-adviseurs makkelijker moeten kunnen controleren in hoeverre zij gecertificeerd zijn? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het is belangrijk dat bewoners eenvoudig kunnen controleren of de energieadviseur die de opname uitvoert vakbekwaam is. Dit kan eenvoudig door de energieadviseur naar het vakpaspoort te vragen of door het na te gaan in het register van Centraal Register Techniek9. Hier kan onder «zoeken op vakmensen»10 gezocht worden op naam en examennummer, in dit register zijn alleen vakbekwame energieadviseurs terug te vinden.
Hoe kunnen bewoners controleren welke energiebesparende maatregelen genomen zijn die het energielabel rechtvaardigen?
Op het afschrift van het energielabel staan de isolatie en installaties op basis waarvan het energielabel berekend is. Een groot deel van deze kenmerken zijn door een bewoner zelf waar te nemen, maar de huurder kan bij de verhuurder ook vragen naar het projectdossier. De opdrachtgever van het energielabel kan het gehele projectdossier opvragen bij de energieadviseur en de ingevulde kenmerken nalopen, op basis van 4.3.1 van de BRL 9500-W heeft de opdrachtgever hier recht op.
Is het aanbevelenswaardig dat een bewoner de mogelijkheid krijgt om een andere onafhankelijke gecertificeerde EPA-adviseur in te schakelen om het nieuwe energielabel te kunnen laten controleren op kosten van de verkoper/verhuurder? Kunt u uw antwoord nader toelichten en kunt u in uw antwoord opnemen welke rol de Huurcommissie eventueel hierin kan spelen?
Dat is niet aanbevelenswaardig. Een dergelijke maatregel kan verkopers / verhuurders in gevallen onterecht verplichten tweemaal een energielabel te laten opstellen. De Huurcommissie is een onafhankelijk instantie die huurders ondersteund indien er twijfel is over de correctheid van het energielabel en dit label invloed heeft op de huurprijs. Op dit moment loopt er een pilot bij de Huurcommissie waarbij de drempel verlaagd wordt om binnen de bestaande huurcommissieprocedures de correctheid van het energielabel aan te kaarten. Door het werkproces van de Huurcommissie aan te passen wordt beoogd de huurder beter te faciliteren wanneer sprake is van gerede twijfel over het energielabel. Meer informatie hierover is te vinden op de website van de huurcommissie11.
Welke rol spelen opsporingsambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)/Autoriteit Woningcorporaties (AW) bij het vaststellen van energielabels van (referentie)woningen en klopt het dat deze ambtenaren na een opname ter plaatse hun bevindingen niet aan de verzoekende koper/huurder beschikbaar (hoeven te) stellen?
De ILT (Autoriteit Woningcorporaties (AW) is onderdeel van de ILT) speelt geen rol bij het opnemen of registreren van energielabels, of de kwaliteitscontrole daarvan. De ILT heeft geen wettelijke taak bij het tot stand komen of het inhoudelijk controleren van een energielabel voor een gebouw. De ILT is wel aangewezen om namens de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijk Ordening het toezicht te houden op de aanwezigheid van het energielabel bij verkoop en verhuur van gebouwen. In het private kwaliteitsborgingsysteem van het energielabel zijn de certificaathouder en de certificerende instelling aangewezen als controleur voor de correctheid van het energielabel, en houden zij toezicht op de toepassing van representativiteit bij de opname van vergelijkbare woningen.
De ambtenaren van de AW zien erop toe dat woningcorporaties ervoor zorgen dat mensen met een laag inkomen goed en betaalbaar kunnen wonen. De AW houdt toezicht op het gedrag van woningcorporaties en op hun financiële beheer. Bij twijfel over de integriteit van een woningcorporatie kan een melding gemaakt worden bij de AW. Dit meldpunt is online te vinden.12
Kan de verzoekende huurder/koper navraag doen bij de betrokken opsporingsambtenaren? Zo ja, in hoeverre zijn deze ambtenaren makkelijk bereikbaar?
Heeft de directeur van de Inspectie Leefomgeving en Transport en/of Autoriteit Woningcorporaties een eigen discretionaire bevoegdheid om af te wijken van het energielabel van een referentiewoning zoals deze door de ambtenaar vastgesteld is? Zo ja, hoe vaak gebeurt dit en waarom is dit wenselijk?
Nee, zie het antwoord op vraag 87.
Bent u bereid onderzoek te doen naar de juistheid van energielabels? Zo ja, wanneer kunnen we de resultaten van dit onderzoek verwachten? Zo nee, waarom niet?
Conform het kwaliteitsborgingsysteem wordt de correctheid van energielabels continu onderzocht en gecontroleerd. Ik vind het belangrijk dat het aantal energielabels met kritieke afwijkingen laag is, iedereen moet kunnen vertrouwen op de correctheid van het energielabel. Omdat ik een betrouwbaar energielabel belangrijk vind zoek ik momenteel uit welke maatregelen ik kan treffen om het kwaliteitsborgingsysteem te verbeteren en het aantal energielabels met kritieke afwijkingen te verlagen. Ook ben ik voornemens een onderzoek uit te zetten naar zaken die buiten het zicht van het kwaliteitsborgingsysteem blijven om daarmee het systeem te verbeteren.
Kunt u de vragen apart beantwoorden en alstublieft niet clusteren?
Bij deze.
Het kwartaalbericht van de Nationaal Hypotheek Garantie (NHG); ‘minder verlies en lagere restschulden, maar hogere risicobereidheid consument om een huis te kopen’ en het bezoek aan de NHG |
|
Sandra Beckerman |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «minder verlies en lagere restschulden, maar hogere risicobereidheid consument om een huis te kopen»?1
Ja.
Bent u bereid te onderzoeken hoe de kansen van starters met een studieschuld om betaalbaar te wonen verbeterd kan worden, zonder dat zij daarbij in de problemen komen als de huizenprijzen dalen en/of de hypotheekrente stijgt? Zo ja, wanneer kunnen we de resultaten van dit onderzoek verwachten? Zo nee, waarom niet?
De zoektocht van starters naar een betaalbare koopwoning is in de afgelopen jaren steeds ingewikkelder geworden, met name door het tekort aan beschikbare woningen en de sterk gestegen huizenprijzen. Een (hoge) studieschuld helpt daarbij niet, omdat de maandelijkse aflossing leidt tot een lager bedrag dat maandelijks beschikbaar is voor de hypotheeklast, waardoor het bedrag dat verantwoord geleend kan worden lager wordt. Het kabinet ziet de ernst in van de problemen waar de huidige generatie jongeren tegenaan loopt en heeft verschillende maatregelen aangekondigd om de positie van jongeren te verbeteren. Zo voeren we de basisbeurs in voor alle studenten. Ook zet het kabinet zich op verschillende manieren in om starters aan een betaalbare woning te helpen. Bijvoorbeeld doordat zij geen overdrachtsbelasting hoeven te betalen en invoering van de opkoopbescherming. Ook is in het coalitieakkoord opgenomen dat voor koopstarters bij het aanvragen van een hypotheek de actuele stand van de studieschuld bepalend wordt. Het Nibud onderzoekt, in het kader van het jaarlijkse adviesrapport over de leennormen, hoe dit vormgegeven kan worden. In het najaar zal dit rapport naar de Kamer worden gestuurd.
Is de borging van een starterslening via de NHG een beter alternatief dan borging via de gemeente, gezien de meerjarige expertise van de NHG op dat gebied en het feit dat borging via de gemeente – in tegenstelling tot de NHG – politiek gekleurd is, zodat starters ook ongeacht de gemeente waar ze (wensen te) wonen te allen tijde een geborgde lening kunnen krijgen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De starterslening en een hypotheek met NHG zijn twee verschillende producten. Ook verschilt de doelstelling van NHG met de Starterslening: de NHG is bedoeld als vangnet op het moment dat huishoudens door baanverlies of echtscheiding niet meer aan de betalingseisen van hun hypotheekverstrekker kunnen voldoen.
De Starterslening is een lening waarmee starters extra kunnen lenen voor het aankopen van hun eerste woning. De Starterslening overbrugt – tot een bepaald maximum – het verschil tussen de prijs van het huis en de maximaal te verkrijgen hypotheek bij de bank. De Starterslening wordt aangeboden door Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVn) en wordt gefinancierd met geld van de gemeente, provincie of corporatie. Deze lening gebruikt de koper om zijn eerste woning aan te kopen en wordt afgesloten naast een reguliere hypotheek bij een bank. SVn vestigt, net als de bank, een hypotheekrecht op de woning. Dit houdt in dat de koper SVn een onderpand geeft voor de lening. Hierdoor krijgt SVn het geleende geld doorgaans terug. Een Starterslening kan alleen in combinatie met een hypotheek met NHG worden afgesloten. NHG is daarentegen geen additionele lening die boven op de hypotheek komt, zoals bij de Starterslening het geval is.
Het acceptatiebeleid voor de Starterslening van SVn wijkt op een aantal punten af van de Voorwaarden & Normen van de NHG. SVn houdt bij de berekening van de (maximale) hoogte van de Starterslening geen rekening met lasten uit overige kredieten, bijvoorbeeld een doorlopend krediet of creditcard. De eerste geldverstrekker houdt hier wel rekening mee. Hierop vormt een studieschuld een uitzondering. De SVn lening kan het verschil aanvullen tussen de benodigde hypotheek en de (lagere) maximale hypotheek als dat verschil het gevolg is van de aflossingsverplichting van een studielening.
De verschillende aanvullende voorwaarden die gemeenten ten aanzien van de Starterslening hanteren, acht ik een kwestie van gemeentelijke beleidsvrijheid.
Gemeenten zetten de Starterslening heel gericht in voor de goedkopere segmenten van de woningmarkt en groepen starters en hanteren daarbij verschillende prijsgrenzen. Gemeenten maken zelf de afweging of de starterslening een effectief instrument is in hun regio om de starter de koopwoningmarkt op te helpen.
Verwacht u grote problemen nu consumenten meer financiële risico’s nemen om een huis te kopen waardoor zij geen gebruik kunnen maken van het vangnet dat de NHG biedt bij financiële problemen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik snap dat mensen een huis willen kopen dat zo veel mogelijk aansluit op hun wensen en hun persoonlijke situatie. Tegelijkertijd mag de aanschaf van een geschikte woning niet leiden tot onverantwoorde financiële risico’s voor huishoudens. De hypothecaire leennormen zorgen ervoor dat mensen geen onverantwoord hoge kredieten aangaan. Ik zie dat consumenten in de huidige woningmarkt steeds meer lenen ten opzichte van hun inkomen.
Mensen die een woning kopen met een NHG-hypotheek kunnen gebruik maken van het vangnet van NHG bij financiële problemen als gevolg van ingrijpende levensgebeurtenissen, zoals het overlijden van een partner of een relatiebreuk. Met name voor doelgroepen als starters, senioren, ondernemers en huishoudens met een laag inkomen is van belang dat zij toegang tot NHG houden. Hiervoor heeft NHG diverse initiatieven opgezet. Daarbij wordt rekening gehouden met het beperkte woningaanbod en het feit dat dergelijke initiatieven niet moeten leiden tot te hoge maandlasten voor nieuwe kopers, omdat deze prijsopdrijvend kunnen werken.
Ik zie ook dat consumenten geneigd zijn om risicovoller gedrag te vertonen, zoals het kopen zonder voorbehoud van financiering. Ik wil mij de komende tijd voor inzetten om deze risico’s te beperken. In het programma betaalbaarheid geef ik hieraan invulling.
Waarom heeft u geen aandacht in uw bouw- en woonagenda voor de financiering van initiatieven van coöperaties en samenwerkingsverbanden van bijvoorbeeld starters die gezamenlijk een woongroep willen starten of senioren die samen zorgvastgoed willen realiseren?
De komende tijd geef ik invulling aan de acht door mij geformuleerde programma’s, die zijn aangekondigd in de Nationale Woon- en Bouw Agenda. Ik kom op dit onderwerp in de uitwerking van de programma’s terug. Voor starters doe ik dit in het programma Betaalbaar wonen en voor senioren in het programma Wonen en ouderen.
Ook is er de bestaande regeling «Ontmoetingsruimten in ouderenhuisvesting». Dit betreft een subsidieregeling gefinancierd vanuit de Woningbouwimpuls om een financiële bijdrage te geven aan de bouwkosten voor een ontmoetingsruimte in een nieuwe of bestaande geclusterde woonvorm voor ouderen. Met ouderen wordt hier bedoeld dat minimaal de helft van de bewoners 55 jaar of ouder dient te zijn, maar een mix van leeftijden is zeker mogelijk. Het beroep op deze regeling kan door zowel woningcorporaties- ontwikkelaars als bewonersinitiatieven worden gedaan.
Bent u bereid alsnog meer aandacht te geven aan samen koop en coöperatieve initiatieven zodat mensen bijvoorbeeld als collectief een complex kunnen kopen of bouwen met borging vanuit de NHG of anderszins, zodat dit soort initiatieven meer kans van slagen krijgt? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment richt NHG zich op financiering van particulieren. NHG onderzoekt de mogelijkheid om ook voor collectieven die een eigen woning kopen garant te staan. Zoals ik in antwoord 5 heb aangegeven kom ik op dit onderwerp terug.
Bent u bereid te onderzoeken hoe ouderen met een groot perceel of een grote woning maar een laag inkomen hebben, een financiering met NHG kunnen aantrekken als zij ruimte willen bieden voor woningzoekenden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
NHG heeft aangegeven bereid te zijn dit te onderzoeken. Er zijn ook al diverse mogelijkheden voor ouderen die een NHG-hypotheek willen afsluiten. Voor ouderen met een laag inkomen heeft NHG specifieke normen opgesteld: de «Verhuisregeling» en de «Tijdelijk Tekort Regeling». Hierdoor is het voor deze groep eenvoudiger om door te stromen naar een meer passende woning. Dit is zowel goed voor de doorstroming als de woningmarkt als passend bij de wens van veel ouderen om langer zelfstandig te wonen. Een NHG-hypotheek dient wel te passen binnen de kostengrens van € 355.000,–.
Bent u bereid om zelf meer initiatieven die samenwerkingsverbanden centraal stellen te ontwikkelen?
Zoals ik onder vraag 5 heb aangegeven, heb ik al een initiatief ontwikkeld voor een subsidiemogelijkheid voor ontmoetingsruimten voor ouderen, waarbij ook ruimte is voor een mix van ouderen en jongeren.
Daarnaast heb ik via Platform31 begeleiding beschikbaar gesteld voor wooncoöperaties. Ook heb ik CoopLink, de vereniging van alle wooncoöperaties en initiatieven, een subsidie verstrekt voor het jaar 2022. Daarnaast heb ik Finance Ideas onderzoek laten doen naar de financierbaarheid van wooncoöperaties en Ecorys een internationaal vergelijkend onderzoek laten uitvoeren. Finance Ideas is op dit moment bezig met een additioneel onderzoek naar de financierbaarheid van wooncoöperaties in het middensegment. Dit onderzoek zal ik, net als de andere onderzoeken, voor de zomer naar uw Kamer sturen.
Kunt u tevens onderzoeken of het bijvoorbeeld mogelijk is om het risico voor geldverstrekkers te verminderen door wooncoöperaties of collectieven van zorgvastgoed gebruik te laten maken van een NHG hypotheek?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 richt NHG zich op financiering van particulieren. NHG onderzoekt reeds de mogelijkheid om ook voor collectieven die een eigen woning kopen garant te staan. Garant staan voor vastgoed met een maatschappelijke bestemming, zoals zorgvastgoed, kent een ander risicoprofiel en beoordelingskader dan NHG nu heeft. Deze mogelijkheid wil ik daarom niet onderzoeken. Wel zijn er andere regelingen beschikbaar voor dergelijke initiatieven, zoals de regeling Wonen en Zorg.
Heeft u overwogen om een bepaald percentage/aantal van alle nieuwbouw via wooncoöperaties zonder winstoogmerk te laten realiseren, aangezien u woningcorporaties en commerciële marktpartijen wel apart benoemd als partijen die de nieuwbouw moeten realiseren? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zoals eerder is aangegeven in mijn brief van 21 juni 20212 over een internationaal vergelijkend onderzoek naar wooncoöperaties, zal de wooncoöperatie niet significant bijdragen aan de het oplossen van de grote uitdagingen op de woningmarkt in Nederland. Ik heb daarom ook niet overwogen om wooncoöperaties als apart categorie voor de nieuwbouw te benoemen. Woningcorporaties en commerciële marktpartijen hebben ervaring met het op grote schaal bouwen van nieuwe woningen. Wooncoöperaties zijn een kleinschalig initiatief waarbij veel gevraagd wordt van de deelnemers en de doorlooptijden relatief lang zijn. Wooncoöperaties kunnen voornamelijk een toegevoegde waarde hebben voor het realiseren van specifieke woonwensen. Daar kan op gemeentelijk niveau aandacht voor zijn, zoals bijvoorbeeld in de gemeente Amsterdam.
Deelt u de mening dat de grondprijs voor wooncoöperaties zonder winstoogmerk gelijk gesteld dient te worden aan de grondprijs voor sociale nieuwbouw? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Initiatieven die willen bouwen, bepalen zelf hun programma van eisen en nemen voor dit plan, evenals andere bouwers, contact op met hun gemeente. Gemeenten bepalen aan de hand van hun eigen grondbeleid wat de grondprijs dient te zijn voor deze woningen.
Bent u bereid om een duidelijkere handreiking aan de gemeente te doen om burgerinitiatieven zoals de wooncoöperatie beter beschermen nu gemeenten als gevolg van het «Didam-arrest» onterecht angstig zijn om grond uit te geven aan bewonersinitiatieven die een maatschappelijke functie hebben? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Op de website van mijn ministerie kunt u onder «̈Factsheet uitgifte van onroerende zaken en het bieden van gelijke kansen»3 uitgebreide informatie vinden over de kwestie of een gemeente ruimte moet bieden aan alle potentiële gegadigden om mee te dingen naar dezelfde kavel. Uit deze informatie blijkt dat het hierbij reeds voldoende is dat andere partijen mogelijk belangstelling hebben om de onroerende zaak te kopen. Dit neemt niet weg dat de gemeente criteria mag stellen aan de (potentiële) koper en zo de kring van potentiële gegadigde op voorhand kan afbakenen. Voor nadere informatie verwijs ik u naar bovengenoemde website. Ook de VNG heeft deze informatie aan alle gemeenten verstrekt.
Bereiken u signalen dat commerciële marktpartijen, zoals projectontwikkelaars, burgerinitiatieven dwarsbomen als zij bijvoorbeeld een wooncoöperatie willen realiseren? Zo ja, wat gaat u hiertegen doen?
Mij zijn geen praktijken bekend van commerciële marktpartijen die burgerinitiatieven dwarsbomen als zij een wooncoöperatie willen realiseren. Ik ga ervan uit dat, als dit het geval is, dergelijke praktijken bij gemeenten worden gemeld.
Bent u bereid te onderzoeken of een landelijk revolverend fonds voor wooncoöperaties zonder winstoogmerk mogelijk is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8 zal ik binnenkort verder in gaan op de financieringsaspecten van wooncoöperaties. Hierbij wordt, naast algemene financieringsaspecten, aandacht besteed aan mogelijkheden om financiering haalbaar te maken zoals bijvoorbeeld het inbrengen van eigen vermogen door de leden van de wooncoöperatie. Zonder op de conclusies vooruit te lopen ben ik niet voornemens een fonds in te stellen voor de financiering van wooncoöperaties.
Deelt u de mening dat landelijke expertisecentra extra ondersteuning vanuit het Rijk kunnen gebruiken om wooncoöperaties tot een succes te kunnen maken? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De afgelopen drie jaar heb ik subsidie verleend aan Cooplink en aan pilots van Platform31. Onderdeel van deze subsidieverstrekking is dat Cooplink zorgt voor een eigen inkomstenbron en niet afhankelijk is van overheidssubsidie. CoopLink heeft met behulp van de subsidie stappen gemaakt en is nu een volwaardige organisatie. De subsidie loopt eind van het jaar af en CoopLink zal vanaf dan zonder subsidie verder moeten gaan.
Bent u bereid om beleid te ontwikkelen, bijvoorbeeld door NHG hypotheek bij life events meer mogelijk te maken zodat mensen hun woning kunnen behouden als zij hun baan verliezen of door gestegen rente de woonlasten niet meer kunnen betalen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
NHG kijkt doorlopend naar haar beleid om woningbehoud voor mensen met een NHG-hypotheek mogelijk te maken, waar dit voor hen financieel verantwoord is. Het aantal consumenten met betaalproblemen is momenteel echter erg laag. Zij worden door de leennormen al beschermd tegen een rentestijging. Ook bieden geldverstrekkers diverse maatwerkoplossingen om woningbehoud waar verantwoord mogelijk te maken bij betalingsproblemen. Dit doen ze voor consumenten met en zonder NHG-hypotheek. Denk aan het aanpassen van de lening, veranderen van de rente of tijdelijk inzetten van een betaalpauze. Voor consumenten met een NHG-garantie, ondersteunt NHG geldverstrekkers hierbij door de borgstelling te laten mee veranderen bij dergelijke oplossingen. Ook zijn consumenten bij bepaalde life events door NHG verzekerd tegen een potentiële restschuld mocht een verkoop in hun belang zijn.
Bent u bereid om te bezien hoe woningbehoud structureler kan worden ingepast, bijvoorbeeld als onderdeel van de functie van NHG, nu de rente en de maandlasten stijgen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Woningbehoud, mits passend bij de financiële positie van de consument, is al een belangrijker pijler binnen NHG. In de leennormen wordt gezorgd dat consumenten worden beschermd tegen een rentestijging. Ook sluiten veel consumenten een langlopend rentecontract, waardoor hun maandlasten niet veranderen bij een rentestijging. Geldverstrekkers ontwikkelen, soms samen met NHG, manieren om consumenten met betalingsproblemen, mits financieel verantwoord, hun woning te kunnen behouden.
Bent u bereid om samen met de NHG te bekijken hoe kopers beter beschermd kunnen worden nu u betaalbare koopwoningen als woningen tot de NHG-grens gedefinieerd hebt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Voor kopers van woning die ik als betaalbaar heb gedefinieerd geldt dat de consument een NHG-garantie kan afsluiten en daardoor al extra bescherming geniet. Dit doet NHG onder andere door, zoals in antwoord op vraag 16 genoemd, maatwerkoplossingen bij betalingsproblemen te faciliteren.
Wat vindt u van de multiproblematiek waar kwetsbare woningeigenaren tegelijkertijd mee geconfronteerd (kunnen) worden? Kunt u hierbij ingaan op onderwerpen zoals verduurzaming, funderingsherstel, achterstallig onderhoud, overstromingsrisico’s en hitte?
Ik vind het belangrijk dat kwetsbare woningeigenaren voldoende ondersteund worden als het gaat om de multiproblematiek. waar uw Kamer naar verwijst. Voor woningeigenaren waar dit financieel verantwoord is, is het mogelijk een extra hypotheek af te sluiten. Dit kan al dan niet met NHG. Daarnaast wordt voor veel van de afzonderlijke vraagstukken, zoals verduurzaming, funderingsproblematiek, klimaatadaptatie, er in meeste gevallen via gemeentelijke loketten afzonderlijke ondersteuning geboden. Het is echter niet wenselijk dat kwetsbare woningeigenaren steeds met verschillende loketten van doen krijgen. Binnen het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV) ontwikkelen we samen met gemeenten en corporaties in de stedelijke vernieuwingsgebieden aanpakken waarmee kwetsbare mensen in koop- en huurwoningen kunnen deelnemen aan onder andere het verduurzamen van hun woning. Hierbij is aandacht voor ontzorging, passende financieringsvormen en de wijze waarop het Nationaal Isolatie Programma (NIP) en Volkshuisvestingsfonds (VHF) complementair zijn. Hierin staat centraal een persoonlijke en gebiedsgerichte benadering, die aansluit bij de vraagstukken van kwetsbare huishoudens.
De centrale doelstelling van het NPLV is om de leefbaarheid en veiligheid van de meest kwetsbare gebieden in Nederland in 15–20 jaar tijd op orde te brengen en het perspectief van de bewoners te verbeteren. Om deze doelstelling te realiseren zet dit programma in op het verbeteren van de fysieke leefomgeving, het bieden van een beter perspectief en het vergroten van de veiligheid. De resultaten komen ook ten goede van kwetsbare woningeigenaren met een laag inkomen.
Bent u bereid te onderzoeken hoe kwetsbare woningeigenaren met een laag inkomen die te maken krijgen met multiproblematiek ondersteund kunnen worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Voor woningeigenaren die in financiële problemen (dreigen te) komen, bieden geldverstrekkers met maatwerk de mogelijkheid om de woning te behouden, verduurzamen of onderhouden. Mits dit passend is bij de financiële situatie van de consument. In het platform hypotheken van afgelopen jaar heb ik hierover ook gesproken met partijen uit de hypotheeksector, met name over consumenten met schuldproblematiek. Ik zal uw Kamer voor de zomer informeren over de uitkomsten.
Ook ben ik bereid tot het nader onderzoeken van ondersteuning van deze groep. Ik ben hier ook al mee bezig, onder andere in het kader van het NPLV. Ruim 550 duizend huishoudens in Nederland hebben te maken met energiearmoede. Door de sterk gestegen gas en elektriciteitsprijzen zal het inmiddels om meer dan 550 duizend huishoudens gaan. Voor deze groeiende groep wordt het steeds moeilijker om de energierekening te kunnen betalen. Het kabinet heeft in januari 2022 150 miljoen euro overgemaakt naar gemeenten om de huishoudens die het hardst getroffen worden op korte termijn te ondersteunen met energiebesparende maatregelen. Het gaat om zowel huur- als koopwoningen. Gemeenten bepalen grotendeels zelf hoe ze de middelen besteden. De aanpak kan variëren van maatregelen die direct effect hebben zoals energiedisplays en radiatorfolie tot een bijdrage aan grotere isolatiemaatregelen zoals vloer- en spouwmuurisolatie. Het is mogelijk om aan te sluiten bij een al bestaande aanpak. Gemeenten, woningcorporaties, energie coöperaties, bedrijven en bewoners zijn op dit moment druk bezig met het aanbrengen van deze energiebesparende maatregelen in de woningen bij de doelgroep. In de zomer van 2022 zal er nog eens een vergelijkbaar bedrag beschikbaar komen voor extra ondersteuning voor deze groepen.
Het grootste deel van mensen in energiearmoede, te weten 87%, woont in huurwoningen, waarvan 75% in sociale huurwoningen. In de prestatieafspraken die momenteel gemaakt worden tegenover het afschaffen van de verhuurderheffing is reeds afgesproken dat de slechtst geïsoleerde woningen (label EFG) voor 2028 nagenoeg uitgefaseerd zijn. Hiernaast is er voor deze groep ondersteuning en ontzorging op maat mogelijk in het kader van het Nationaal Isolatieprogramma4.
Specifiek voor funderingsherstel is er het Fonds Duurzaam Funderingsherstel (FDF), voor eigenaar/bewoners van panden die geen lening voor funderingsherstel op de markt kunnen krijgen. Hiervoor kunnen bewoners van gemeenten die zijn aangesloten bij het fonds een beroep op doen.
Bent u voornemens om in uw programma Veiligheid en Leefbaarheid aandacht te besteden aan het toekomstbestendig maken van particuliere woningen in eigendom van mensen met een laag inkomen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Binnen het NPLV worden verschillende programma’s betrokken om de leefbaarheid en veiligheid in buurten en wijken te verbeteren. Eén daarvan is het VHF. Met behulp van de eerste tranche van dat fonds kunnen de komende negen jaar 22 duizend woningen van particulieren met kleine beurs in kwetsbare gebieden toekomstbestendig worden gemaakt. Met de nieuwe middelen VHF die vanaf 2023 beschikbaar komen, zal naar verwachting nog eens een vergelijkbaar aantal woningen verbeterd kunnen worden.
Binnen het NPLV ontwikkelen we daarnaast samen met gemeenten en corporaties in de stedelijke vernieuwingsgebieden aanpakken waarmee kwetsbare mensen in koop- en huurwoningen kunnen deelnemen aan het verduurzamen van hun woning. Hierbij is aandacht voor ontzorging, passende financieringsvormen en de wijze waarop het NIP en VHF complementair zijn.
Deelt u de mening dat inkomensongelijkheid ertoe leidt dat woningeigenaren met een laag inkomen minder snel hun woningen kunnen verduurzamen of verbouwen, waardoor hun woningen weer minder waard worden, wat vervolgens de vermogensongelijkheid weer doet toenemen? Zo ja, op welke manier kunt u deze ongelijkheid verkleinen en kan de NHG hier een rol in spelen?
Nee, die mening deel ik niet. Ook consumenten met een laag inkomen, maar voldoende financieringsruimte, kunnen een lening krijgen voor verbouwing of verduurzaming. Deze lening kunnen zij krijgen bij het Warmtefonds, maar ook met een hypotheek. Indien ze voldoen aan de voorwaarden van NHG (zoals de kostengrens) kan dit ook een NHG-hypotheek zijn. Er zijn consumenten waarbij het niet verantwoord is een extra hypotheek af te sluiten of de hypotheek op te hogen. Bijvoorbeeld omdat ze onvoldoende bestedingsruimte hebben. Deze groep helpen we niet met inzet van NHG. Ook bij een NHG-hypotheek dient er immers voldoende leenruimte te zijn om de maandelijkse rente en aflossing van de lening te betalen. Voor deze groep heb ik, naast mogelijke subsidies, de Energiebespaarhypotheek bij het Warmtefonds in het leven geroepen. Deze houdt rekening met de beperkingen in hun leenruimte, zodat ze niet meer lenen dan verantwoord is. Ook onderzoek ik de mogelijkheid om voor de laagste inkomens bij het Warmtefonds tegen 0% rente te lenen.
Klopt het dat regelingen voor Energie Besparende Maatregelen in 2009 nog voor 35% naar lage inkomens ging en in 2021 nog maar slechts voor 1,7%? Zo ja, deelt u de mening dat dit direct moet veranderen? Zo ja, hoe gaat u eventueel samen met uw collega bewindslieden dit bewerkstellingen?
Deze cijfers zijn mij niet bekend. Welk deel van subsidies ten goede komt aan lage inkomens zal sterk verschillen per regeling. Aangezien het merendeel van mensen met lage inkomens in een huurwoning woont, zullen de budgetten voor verduurzaming van huurwoningen, zoals de Regeling Vermindering Verhuurderheffing-verduurzaming (RVV), de Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen (SVOH) en de Stimuleringsregeling Energieprestatie Huursector (STEP) overwegend ten goede komen aan lage inkomens. Daarnaast wordt in (actielijnen 1 en 4 van) het NIP samen met gemeenten ingezet op het isoleren van koopwoningen met slechte labels en het ondersteunen van kwetsbare huishoudens. Vice versa komen subsidies voor bewoners van koopwoningen vaker ten goede aan midden en hoge inkomens. Dit blijkt ook uit de evaluatie van de Subsidieregeling Energiebesparing Eigen Huis (SEEH), waarvoor tot 2021 ook particuliere woningeigenaren in aanmerking kwamen. Dit is een belangrijke aanleiding geweest om de regelingen voor koopwoningen toegankelijker te maken voor lage inkomens. Een belangrijke wijziging is daarom dat het per 2023 in zowel de SEEH als de Investeringssubsidie Duurzame Energie (ISDE) ook mogelijk wordt om subsidie aan te vragen voor enkelvoudige maatregelen die na 2 april 2022 zijn getroffen. Daarnaast worden de mogelijkheden in het Nationaal Warmtefonds verbeterd voor lage inkomens. Tegelijkertijd blijft het belangrijk dat iedereen, ook midden en hoge inkomens, zijn woning verduurzaamt. Het is daarom belangrijk dat subsidieregelingen generiek zijn en iedereen een prikkel tot verduurzaming geven.
Deelt u de mening dat regelingen voor Energie Besparende Maatregelen voornamelijk ingezet moet worden voor woningen met een energielabel D of slechter, omdat daar de meeste winst valt te behalen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ja ik ben ook van mening dat er nog meer focus moet komen op woningen met een energielabel D of slechter. Zoals aangegeven in het NIP is de ambitie om 2,5 miljoen woningen te isoleren met de nadruk op de slechtst geïsoleerde woningen (label E, F en G). Uit de evaluatie van de SEEH blijkt dat de subsidie in de onderzoeksperiode vooral terecht is gekomen bij woningen met slechte labels. Dus de bestaande subsidieregelingen hebben al de focus op de lagere labels. Ook de lokale aanpak die is aangekondigd in het NIP zal zich zoveel mogelijk richten op woningen met slechte labels. Er zijn met Aedes prestatieafspraken5 gemaakt dat uiterlijk in 2028 woningen met een E, F en G label zijn verdwenen. Dit betreft zo’n 250.000 woningen. Ik geef hier in de nieuwe landelijke afspraken concreet vervolg aan.
Welke adviezen heeft u van de NHG meegekregen en welke adviezen bent u bereid serieus te onderzoeken?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 9 onderzoekt NHG de mogelijkheid om ook voor collectieven van woningeigenaren borg te kunnen staan. Ook onderzoekt NHG doorlopend of hun instrumenten (voorwaarden, normen, kostengrens, provisie) aansluiten bij de doelgroep en bij de missie van NHG om te zorgen voor een toegankelijke koopwoningmarkt voor kwetsbare groepen en consumenten in kwetsbare situaties.
De kosten van het opruimen van drugsdumpingen en de zaak van de 90-jarige gedupeerde landeigenaar |
|
Sandra Beckerman , Michiel van Nispen |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennis genomen van de zaak van de 90-jarige Toon Francken, die van de gemeente tonnen aan opruimkosten van chemisch drugsafval moet betalen?1 Wat is uw reactie hierop?
Ja. Zie onderstaand voor mijn reactie op deze casus en bredere problematiek.
Kan aangetoond worden dat deze meneer, die al jaren nauwelijks nog buiten komt vanwege zijn leeftijd en lichamelijke toestand, rechtstreeks verantwoordelijk is voor het dumpen van drugsafval 400 meter van zijn huis of dit actief of oogluikend heeft toegestaan? Zo ja, waaruit blijkt dat? Zo niet, waarom zou het dan een goede uitkomst zijn van dit alles dat deze meneer toch voor deze enorme kosten op gaat draaien?
Er loopt in deze zaak een bezwaarprocedure bij het bevoegd gezag. Als bewindspersoon kan ik hier niet in treden en geen uitspraken doen over deze specifieke situatie omdat ik hiervoor niet het bevoegd gezag ben, geen betrokkenheid heb bij de afhandeling van de zaak en daarom ook niet alle feiten ken die relevant zijn voor die afhandeling.
Begrijpt u de verontwaardiging over de uitkomst van deze slepende zaak? Waarom moet een bejaarde man opdraaien voor iets waar hij niets mee te maken heeft?
Ons land is helaas een cruciale spil in de wereldwijde drugshandel en -productie. Drugscriminelen hebben daarbij geen oog voor burgers, de natuur en het grondwater. Daarom zet ik in op het voorkomen van drugsafval door de aanpak van de drugsproductie. Zoals ik ook heb benadrukt in mijn brief van 26 april 2022 aan de Kamer, zet het kabinet aanzienlijke extra structurele middelen in om de georganiseerde ondermijnende criminaliteit aan te pakken. Hierdoor wordt het voor producenten van synthetische drugs moeilijker hun waren in Nederland te produceren, wat naar verwachting resulteert in minder in minder dumpingen.
De lokaal betrokken overheden (gemeente, waterschap en provincie) hebben de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en mij geïnformeerd over deze situatie en alle partijen werken samen om tot een oplossing te komen. De gemeente houdt contact met bewoners en betrokken perceeleigenaren in de directe omgeving. Over de specifieke situatie en de betrokkenheid van de perceeleigenaar hierbij kan ik, zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven, geen uitspraken doen.
Als de regels op dit moment zo uitpakken dat de grondeigenaar altijd verantwoordelijk kan worden gehouden voor dumpingen op zijn of haar land, vindt u dit dan rechtvaardige regels? Zouden die in alle gevallen toegepast moeten worden volgens u? Waar is dan het maatwerk?
Het uitgangspunt is dat de vervuiler betaalt. Die is in het geval van drugsafvaldumpingen echter niet altijd te achterhalen. Het is niet zo dat vervolgens de grondeigenaar in alle gevallen (volledig) verantwoordelijk kan worden gehouden. In het geval van drugsafvaldumpingen kunnen, afhankelijk van de specifieke omstandigheden, verschillende wetten van toepassing zijn. Het is daarmee ook afhankelijk van de specifieke situatie welke verantwoordelijkheid op de perceeleigenaar rust. Het is aan het bevoegd gezag en uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen, op basis van de specifieke feiten en omstandigheden, of en in hoeverre de eigenaar verantwoordelijk is.
Het Rijk heeft geen wettelijke verantwoordelijkheid voor het financieren van de schade van drugsafvaldumpingen. Sinds 2015 wordt vanuit het Rijk desalniettemin geld beschikbaar gesteld voor particulieren en gemeenten ter (co)financiering van de geleden schade. Initieel was dit vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en vanaf 2019 is hiervoor op de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid 1 mln. euro per jaar beschikbaar. Particulieren kunnen 100% van de kosten vergoed krijgen en gemeenten 50% tot een maximum van 25.000 EUR. BIJ12, als uitvoeringsorganisatie van het Interprovinciaal Overleg, voert deze Regeling uit. We zien sinds vorig jaar dat de kosten van het opruimen van sommige drugslozingen het maximum van 25.000 EUR overschrijdt. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is samen met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in gesprek met het Interprovinciaal Overleg, BIJ12 en de provincie Noord-Brabant over de problematiek van grootschalige drugslozingen. We kijken hoe we gezamenlijk een oplossing kunnen vinden voor de problematiek.
Klopt het dat u op 14 december 2021 bent aangeschreven door de provincie Noord-Brabant in verband met de zaak van de 90-jarige Toon Francken? Zo ja, heeft u al op dit schrijven gereageerd? Bent u bereid een afschrift van uw reactie aan de Kamer te sturen?
Ja, mijn ambtsvoorganger heeft inderdaad een brief ontvangen waarin de complexe problematiek en grote financiële gevolgen van de drugsdumpingen in Zundert en Halsteren helder uiteen worden gezet. Ik begrijp dat de impact op de betrokken gebieden en individuele betrokkenen erg groot is.
Ik heb de provincie hierop in een brief laten weten dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid samen met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in gesprek is met het Interprovinciaal Overleg, BIJ12 en de provincie Noord-Brabant over de problematiek van grootschalige drugslozingen in het algemeen. De antwoordbrief van 23 maart jl. is opgenomen in de bijlage bij deze brief.2 We kijken hoe we gezamenlijk een oplossing kunnen vinden voor de brede problematiek. Ik zal uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, voor de zomer informeren over de stand van zaken hiervan.
Klopt het dat de provincie Noord-Brabant om financiële middelen of garantstelling heeft gevraagd?
Ja, de provincie heeft in december 2021 een brief gestuurd met een aanvraag voor financiële middelen ten behoeve van het treffen van tijdelijke maatregelen en sanering van de bodemverontreiniging in Zundert.
Wat vindt u ervan dat de provincie en/of de gemeente enerzijds een procedure starten tegen een hoogbejaarde man om hem verantwoordelijk te houden voor de drugsdumping en anderzijds het Rijk om financiële middelen vragen?
Over de specifieke situatie en de betrokkenheid van de perceeleigenaar hierbij kan ik, zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven, geen uitspraken doen. Wat betreft het verzoek aan het Rijk: zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven heb ik een brief ontvangen van bestuurders van de provincie Noord-Brabant, waterschap Brabantse Delta en de gemeente Zundert over de problematiek van grootschalige drugslozingen en de hoge kosten die dit met zich meebrengt. Over deze problematiek in algemene zin zijn mijn Ministerie en dat van Infrastructuur en Waterstaat in gesprek met betrokken partijen.
Is er inmiddels overleg geweest met de provincie en/of de gemeente Zundert naar aanleiding van deze brief? Zo ja, wat is afgesproken?
Zie antwoord op vraag 5.
Bent u bereid in overleg te treden met de gemeente Zundert, met in ieder geval als doel er voor te zorgen dat deze 90-jarige meneer, die part noch deel heeft aan de drugsdumping, niet opdraait voor de kosten? Zo niet, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u hier voor zorgen?
Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven, kan ik niet treden in een individuele zaak.
Deelt u de mening van de woordvoerder van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) dat het niet de bedoeling kan zijn dat onschuldige inwoners de dupe worden van de alsmaar zwaardere en brutalere ondermijnende drugscriminaliteit? Zo niet, waarom niet? Zo ja, hoe wilt u dit probleem aanpakken?
Ja; onschuldige inwoners mogen niet de dupe worden van ondermijnende drugscriminaliteit. Daarom zet ik in op het voorkomen van drugsafval door de aanpak van de drugsproductie. Zoals ik ook heb benadrukt in mijn brief van 26 april 2022 aan de Kamer, zet het kabinet aanzienlijke extra structurele middelen in om de georganiseerde ondermijnende criminaliteit aan te pakken.3 Door de ondermijnende criminaliteit hard aan te pakken, wordt het voor producenten van synthetische drugs moeilijker hun waren in Nederland te produceren, hetgeen naar verwachting resulteert in minder dumpingen.
Zoals in het antwoord op vraag 4 vermeld hangt het van de specifieke omstandigheden af welke verantwoordelijkheid op een perceeleigenaar rust en wordt sinds 2015 vanuit het Rijk geld beschikbaar gesteld voor particulieren en gemeenten ter (co)financiering van de geleden schade.
Klopt het dat het aantal drugsdumpingen de laatste jaren is toegenomen? Kunt u hier cijfers van delen?
Uit cijfers van de politie blijkt dat het aantal drugsdumpingen 206 in 2017, 292 in 2018, 191 in 2019, 178 in 2020 en 208 in 2021 betrof. Het is van belang hierbij op te merken dat dumpingen onderling enorm verschillen in aard en omvang. Al deze dumpingen tellen in dezelfde mate mee in bovenstaande cijfers. De politie geeft aan dat er in 2021 weliswaar meer dumpingen hebben plaatsgevonden, maar dat het vermoeden bestaat dat het volume van het totaal aangetroffen drugsafval minder is dan het voorgaande jaar.
Bent u het er mee eens dat drugdumpingen een landelijk probleem zijn en dus niet zozeer een gemeentelijk probleem en dat het dan ook niet gek zou zijn als de landelijke overheid regie zou nemen bij het ruimen van drugsdumpingen, in plaats van dit over te laten aan afzonderlijke gemeentes dan wel provincies? Zo nee, waarom niet?
Zoals in het antwoord op vraag 4 aangegeven kunnen in het geval van drugsafvaldumpingen, afhankelijk van de specifieke omstandigheden, verschillende wetten van toepassing zijn. Het is daarmee ook afhankelijk van de specifieke situatie wie verantwoordelijk is voor het opruimen van het afval. In het algemeen geldt dat de veroorzaker verantwoordelijk is, maar deze is vaak niet bekend. Het bevoegd gezag is meestal de gemeente of provincie. Omdat de situatie altijd lokaal zal verschillen, zie ik geen meerwaarde van regie van de landelijke overheid op het opruimen van drugsafvaldumpingen.
Waarom is er slechts 1 miljoen euro beschikbaar gesteld om grondeigenaren te compenseren en waarom wordt er maximaal 25.000 euro per aanvrager uitgekeerd, terwijl duidelijk is dat dit niet genoeg is en de betreffende particulieren, bedrijven en natuurorganisaties met de schade blijven zitten? Hoe vaak is er in 2021 en 2022 een beroep gedaan op de schadevergoedingsmaatregel en kan daarbij worden aangegeven om welke bedragen de aanvragen gingen?
Het bedrag van 1 mln. euro per jaar is bij de totstandkoming van de huidige regeling mede gebaseerd op een raming van een onafhankelijk onderzoeksbureau. Er is gekozen voor een maximum uitkering van 25.000 euro per aanvraag vanwege de (snelle) uitvoerbaarheid van de Regeling door middel van een lichte toets. Ik heb begrepen dat uit overleg met het Interprovinciaal overleg, BIJ12 en de provincie Noord-Brabant is gebleken dat de Regelingen de afgelopen jaren goed dienst hebben gedaan. Dit geldt nog steeds voor het overgrote deel van de dumpingen. In 2021 waren er 64 aanvragen, waarvan alle aanvragen (gedeeltelijk) zijn toegekend. Wel is uit analyse gebleken dat in 2021 verder nog 12 aanvragen waren waarbij de kosten boven de 25.000 euro uit kwamen. Dit betrof bedragen tussen de 25.000 en 190.000. Daarnaast is sprake van enkele zeer grootschalige drugslozingen. Over de problematiek van drugsafvaldumpingen die het maximum van de regeling overschrijden ben ik, zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven, samen met mijn collega van Infrastructuur en Waterstraat in overleg met alle betrokken partijen.
In 2022 is er tot dusver 22 keer een aanvraag gedaan voor subsidie van de opruimingskosten van drugsafval.
Vindt u dat het aan gemeentes is om financieel bij te springen? Hebben gemeentes daarvoor volgens u voldoende middelen?
Zoals in het antwoord op vraag 4 aangegeven is er een regeling waarmee gemeenten een tegemoetkoming van 50% van de kosten kunnen krijgen. Vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid hebben we weinig zicht op de financiële middelen van individuele gemeenten. In het algemeen is het beeld dat de Regeling goed dienstdoet. De problematiek van grootschalige drugslozingen, zoals in Zundert, in relatief nieuw en vraagt om een andere benadering. Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven zijn mijn ambtenaren samen met hun collega’s van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in overleg met betrokken partijen over de problematiek van grootschalige drugslozingen.
Erkent u dat de vervuiling alleen maar toeneemt zolang er strijd ontstaat over de verantwoordelijkheid voor de kosten van de ruiming?
In algemene zin is het uiteraard niet wenselijk dat een eventuele strijd over de kosten van een ruiming zou leiden tot het eventueel toenemen van de vervuiling. Uit de informatie die ik van lokaal betrokken partijen bij de situatie in Zundert heb ontvangen begrijp ik dat er tijdelijke beschermingsmaatregelen zijn getroffen.
Is het, ook vanuit het oogpunt van de bescherming van natuur en drinkwater, niet wenselijk dat het Rijk snel stappen zet om te voorkomen dat er vertraging bij de sanering ontstaat vanwege de kosten?2
Uit de vraag begrijp ik dat u vraagt naar de situatie in natuurgebied Brabantse Wal, waar ook een drugslozing heeft plaatsgevonden. De Staatssecretaris van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft, mede namens mij, hierover eerder vragen beantwoord.5 In de antwoorden op deze vragen is aangegeven dat het aan het bevoegd gezag is, in dit geval de provincie Noord-Brabant, om de risico’s voor mens en milieu te beoordelen en dat door betrokken partijen reeds stappen zijn genomen om de grootste lading aan verontreinigende stoffen weg te nemen. Ook vindt overleg plaats tussen de provincie Noord-Brabant, Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) en de terreineigenaar Brabants Landschap over aanpak van de resterende sanering. Het is dus niet aan het Rijk, maar aan lokaal betrokken partijen om hier te handelen en dit gebeurt ook.
Welke maatregelen gaat u nemen om er voor te zorgen dat onschuldige grondeigenaren niet blijven zitten met enorme kosten voor het opruimen en de saneringen van drugsdumpingen wel spoedig plaatsvinden?
Zie het antwoord op vraag 4.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden, in ieder geval voor het commissiedebat drugsbeleid?
Ja.
Het bericht ‘Change= verlengt contract lastige huurders niet’ |
|
Sandra Beckerman |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht dat verhuurder Change= het huurcontract van zogenaamde lastige huurders niet verlengt vanwege hun bezwaar tegen de servicekosten?1
Ja. In het licht van de gestelde vragen heb ik gesproken met Change= en stichting Woon!.
Wat vindt u ervan dat een verhuurder huurcontracten niet verlengt als huurders bezwaar maken tegen de hoogte van de servicekosten?
De verhuurder moet over elk kalenderjaar een afrekening van de servicekosten verstrekken, vóór 1 juli. In het geval van een geschil hierover moet het iedereen vrij staan om dit zonder belemmeringen of weerstand aan de Huurcommissie voor te leggen. Daarom kunnen huurder en verhuurder tot twee jaar na de genoemde datum van 1 juli om een uitspraak van de Huurcommissie vragen. Voorts kan een huurder met een tijdelijk huurcontract van twee jaar of korter ook nog tot zes maanden na afloop of verlenging van dat tijdelijke huurcontract een toets van de aanvangshuurprijs vragen. Echter, het is aan de verhuurder of een tijdelijke huurovereenkomst wordt verlengd. Het is niet relevant of een verhuurder de tijdelijke huurovereenkomst eindigt (niet verlengt) vanwege bovengenoemde reden of dat de verhuurder om een andere reden weer beschikking wil hebben over de woning.
Klopt het dat een deel van de borg van huurders onterecht door Change= ingehouden wordt? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Borg kan in beginsel (deels) ingehouden worden als sprake is van een huurachterstand of als de huurder de woning niet volgens afspraak heeft achtergelaten en de verhuurder herstelwerkzaamheden moet verrichten voor de nieuwe verhuur. Om deze specifieke vraag te kunnen beantwoorden heb ik contact gehad met Change=. Volgens hen wordt er slechts in die gevallen waarin er sprake is van niet verholpen gebreken in de woning of bij huurachterstand borg ingehouden.
Klopt het dat huurders die vertrekken bij Change= geen positieve verhuurverklaring gekregen hebben? Zo ja, wat vindt u hiervan en deelt u de mening dat Change= dit zo snel mogelijk moet herstellen, inclusief een excuusbrief? Zo ja, bent u bereid om Change= hierop aan te spreken?
Het is wettelijk toegestaan om met een verhuurdersverklaring te werken. Een huurder kan door de potentiele verhuurder om een verhuurdersverklaring worden gevraagd op het moment dat hij of zij een nieuwe woning zoekt. De huurder moet deze verklaring bij de huidige of voormalige verhuurder opvragen. Indien de huurovereenkomst is beëindigd op basis van overlast, betalingsachterstanden of het verrichten van criminele activiteiten, is de kans groot dat de verhuurder geen positieve verklaring zal geven. Change= heeft aangegeven dat er in beginsel altijd een positieve verhuurdersverklaring wordt afgegeven. Slechts in uitzonderlijke situaties, zoals bijvoorbeeld bij (grote) huurachterstanden, wordt deze niet afgegeven.
Klopt het dat deurwaarders ingezet werden om het verhoogde voorschot aan servicekosten te innen? Zo ja, wat vindt u hiervan?
De artikelen 7:260 en 7:261 BW bevatten wettelijke regels voor de verhuurder die het voorschot voor de servicekosten wil verhogen en over de geschilregeling. Samengevat is een verhoging slechts mogelijk bij een overeengekomen wijziging van de bijkomende diensten of leveringen waarvoor de servicekosten zijn verschuldigd (indien die wijziging gaat om service of dienstverlening die alleen aan een aantal huurders gezamenlijk geleverd kunnen worden, is de huurder gebonden aan die wijziging indien ten minste 70% van de huurders daarmee heeft ingestemd). Het voorschot mag ook worden verhoogd als uit het wettelijk jaarlijks te verstrekken kostenoverzicht blijkt dat de betaalde voorschotbedragen de daadwerkelijke kosten niet dekken. Change= heeft aangegeven dat zij deurwaarders inzet indien er sprake is van achterstanden op de huurrekening, inclusief de niet betaalde verhoogde voorschotten voor de servicekosten. Het is aan de verhuurder wanneer zij overgaat tot het inschakelen van een deurwaarder.
Klopt het dat huurders door medewerkers van Change= geïntimideerd worden? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Ik ben tegen elke vorm van intimidatie. Change= heeft aangegeven dat zij een zaak heeft aangespannen bij de rechtbank van de gemeente Amsterdam tegen de aantijgingen over vermeende intimidatie. Het is uiteindelijk aan de rechtbank om te bepalen of er sprake is van intimidatie. Zie voor het overige het antwoord op vraag 9 en 10.
Welke maatregelen kunt u en gaat u nemen om te voorkomen dat verhuurders het huurcontract niet verlengen omdat huurders klachten uiten of bezwaren indienen?
In het BW zijn de mogelijkheden van beëindiging en verlenging van de verschillende soorten huurovereenkomsten geregeld. Zo is een verhuurder gerechtigd een tijdelijke huurovereenkomst (zijnde een huurovereenkomst met een maximale duur van twee jaar voor zelfstandige woningen) om hem moverende redenen niet te verlengen. Omdat het risico dat een huurder geen toets van de aanvangshuurprijs durft aan te vragen te beperken, kan de huurder nog tot zes maanden na het einde van het tijdelijk huurcontract van maximaal twee jaar zo’n toets van de aanvangshuurprijs bij de Huurcommissie vragen. En ook over de servicekosten kan de huurder nog na het einde van het tijdelijk huurcontract een uitspraak van de Huurcommissie vragen, door de tweejaartermijn na de afrekentermijn van de verhuurder (1 juli na het kalenderjaar).
Acht u het waarschijnlijk dat er meer verhuurders zijn die op dezelfde manier opereren als Change=? Kunt u uw antwoord nader toelichten? Zo ja, kunt u onderzoeken hoe vaak dit soort praktijken voorkomen en wie zich hieraan schuldig maken?
Er zijn reeds diverse onderzoeken gedaan naar onaanvaardbaar gedrag van verhuurders bij het aanbieden en verhuren van woon- of verblijfsruimte.2 De diverse onderzoeksresultaten hebben erin geresulteerd dat mijn ambtsvoorganger in mei 2018 is gestart met de aanpak ter bevordering van goed verhuurderschap.3 De resultaten uit de aanpak goed verhuurderschap4 hebben geleid tot het wetsvoorstel goed verhuurderschap dat ik op korte termijn naar uw Kamer stuur. Daarnaast blijkt uit de evaluatie van de Wet doorstroming huurmarkt 2015 dat huurders met een tijdelijk huurcontract het lastig vinden om een geschil voor te leggen aan de Huurcommissie. Ik weeg dit mee met de herziening van de tijdelijke huurcontracten. Zie verder het antwoord op vraag 19 en 20.
Wat kunnen gemeenten doen om foute verhuurders als Change= te weren?
In zijn algemeenheid ben ik voornemens om gemeenten met het wetsvoorstel goed verhuurderschap de bevoegdheid te geven om handhavend op te treden indien verhuurders, verhuurbemiddelaars of beheerders zich niet houden aan de algemene beginselen van goed verhuurderschap. Daarnaast creëert het wetsvoorstel de bevoegdheid voor gemeenten om via een gebiedsgerichte verhuurvergunning strengere eisen te stellen aan verhuurders in gebieden waar de leefbaarheid onder druk staat en om, waar nodig, malafide verhuurders te weren die hun gedrag willens en wetens niet aan de norm voor goed verhuurderschap wensen aan te passen.
Vindt u dat de gemeenten extra alert moeten zijn op verhuurders zoals Change=, zeker nu Change= aangegeven heeft uitbreidingsplannen te hebben? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
In zijn algemeenheid vind ik dat gemeenten alert moeten zijn op alle vormen van ongewenst verhuurgedrag. Daarom creëer ik via wetsvoorstel goed verhuurderschap aanvullende mogelijkheden voor gemeenten om, op eigen initiatief of naar aanleiding van een melding, te kunnen handhaven bij ongewenste verhuurpraktijken.
Bent u bereid om Change= aan te schrijven en niet alleen om uw ongenoegen kenbaar te maken maar hen daadwerkelijk te sommeren hun beleid aan te passen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Naar aanleiding van deze Kamervragen heb ik contact gehad met Change= om de voorliggende Kamervragen en de vigerende wet- en regelgeving te bespreken. Op basis hiervan zie ik voor nu geen aanleiding om hierover verder met Change= in gesprek te gaan. Wel heb ik Change= verzocht om transparant te communiceren naar de huurders en hen aan te geven waar zij terecht kunnen als zij het niet eens zijn met de door hen genomen besluiten.
Klopt het dat Change= meerdere keren in de fout is gegaan en nog steeds community kosten in rekening brengt bij het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst, terwijl zij hierover door de kantonrechter in het ongelijk gesteld is? Zo ja, kunnen we hieruit concluderen dat er meer en/of betere wettelijk maatregelen moeten komen om huurders beter te beschermen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De rechtbank heeft volgens Change= gesteld dat een deel van de community kosten vallen onder bewonersbegeleiding en daarmee onder de taken van de huismeester. Deze kosten mogen derhalve onder de servicekosten doorberekend worden. Het is uiteindelijk aan de Huurcommissie en/of de rechtbank om een uitspraak te doen over de rechtsgeldigheid van (het voorschot van) de servicekosten.
Zou u in het licht van het wetsvoorstel «goed verhuurderschap» Change= een slechte verhuurder noemen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie het antwoord op vraag 9.
Welk advies voor vervolgstappen kunt u de gedupeerden meegeven als Change= blijft volharden in illegale praktijken terwijl zij daarvoor door de rechter veroordeeld is, maar waarbij huurders nog steeds klem zitten en zich geïntimideerd voelen waardoor ze niet genegen zijn om naar de rechter te stappen?
In aanvulling op mijn antwoord op vraag 12 kunnen huurders gratis advies inwinnen bij het Juridisch Loket indien er twijfels zijn over bijvoorbeeld de rechtmatigheid van een huur- of dienstenovereenkomst. Voorts kan een geschil over de servicekosten en/of over de huurverhoging worden voorgelegd aan de Huurcommissie. Ik moedig iedereen aan, indien van toepassing, hiervan gebruik te maken. Ook na afloop van het tijdelijk huurcontract is dit mogelijk (zie antwoord op vraag5.
Wat vindt u ervan als Stichting!Woon in dit bericht schrijft «wetgever zet kwetsbare huurder in de kou»?
Zie het antwoord op vraag 7. In zijn algemeenheid mag ongewenst verhuurgedrag niet worden getolereerd. Daarom werk ik momenteel aan het wetsvoorstel goed verhuurderschap om ongewenste verhuurpraktijken tegen te gaan en kwetsbare huurders extra te beschermen.
Kunt u antwoord geven op de in dit bericht gestelde vraag voor huurders met een tijdelijk contract; «Maak vooral maar geen gebruik van je rechten, want dat gaat je in de problemen brengen, lijkt de strekking. Is dat wat de wetgever jongeren aan boodschap wil meegeven»?
Ik moedig iedereen aan gebruik te maken van de rechten die er zijn. Jong en oud. Huurders met een vast of tijdelijk huurcontract. Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven ben ik van mening dat het iedereen vrij moet staan om zonder belemmeringen of weerstand van de verhuurder een geschil aan de Huurcommissie voor te leggen.
Is dit bericht een pijnlijk voorbeeld van de kwetsbare positie van jongeren als het om wonen gaat? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 16.
Deelt u de mening dat we naar een verbetering van de wet- en regelgeving omtrent servicekosten moeten gaan nu uit dit artikel blijkt dat honderden huurders zich alleen al bij Stichting!Woon gemeld hebben, die de afrekening van de servicekosten elk jaar ter discussie moeten stellen, hetgeen kan leiden tot een groot aantal procedures bij de Huurcommissie? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het is voor zowel huurders als verhuurders van belang dat wet- en regelgeving op dit thema duidelijk is en dat men zich ook aan deze regelgeving houdt. De verhuurder moet over elk kalenderjaar een afrekening servicekosten verstrekken, vóór 1 juli. Zowel huurder als verhuurder kunnen vervolgens tot twee jaar na die 1 juli om een uitspraak van de Huurcommissie vragen. Het doet daarbij niet ter zake of het een tijdelijke of vaste huurovereenkomst betreft. In beginsel vind ik het logisch dat huurders als eerste aan zet zijn om actie te ondernemen als zij menen dat er een probleem bestaat omtrent servicekosten. Zij kennen immers zelf hun eigen situatie en kunnen daardoor het best inschatten of de servicekosten in verhouding staan tot de geleverde diensten. Tegelijkertijd snap ik dat het voor huurders een probleem kan opleveren als de verhuurder structureel de fout ingaat bij het afrekenen van servicekosten. Daarom is in de wet geregeld dat de Huurcommissie hogere leges kan opleggen bij verhuurders die vaker in het ongelijk worden gesteld.
Kunnen we concluderen dat tijdelijke huurcontracten niet in het belang van huurders zijn, omdat hen dakloosheid boven het hoofd hangt waardoor veel van deze huurders geen klachten durven te uiten? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Vorig jaar heeft mijn ambtsvoorganger de evaluatie van de Wet doorstroming huurmarkt 2015 (hierna: de evaluatie) naar uw Kamer gezonden. In deze evaluatie hebben een aantal geïnterviewde stakeholders/personen aangegeven dat er sprake is van onzekerheid over verlenging van de tijdelijke huurovereenkomst dan wel over vervolghuisvesting. De evaluatie gaat niet in op het aantal huurders dat dakloos is geworden na het niet verlengen van een tijdelijk huurcontract. Er kunnen verschillende redenen zijn waarom een verhuurder het huurcontract niet verlengt. Geen van die redenen mogen wat mij betreft de gang naar de Huurcommissie of de rechtbank verhinderen. De evaluatie laat ook tekortkomingen zien. Op dit moment vindt er op basis van de evaluatie en de gesprekken die ik met de sector heb gevoerd een weging plaats waarbij wordt gekeken naar een betere balans tussen de belangen van huurders en verhuurders en waarbij huurcontracten voor onbepaalde tijd de norm blijft.
Laat dit voorbeeld en de vele andere voorbeelden de tekortkomingen van de Wet doorstroming huurmarkt zien? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 19.
Staat met de kennis van nu de Wet doorstroming huurmarkt niet op gespannen voet met artikel 22 lid 2 van de Grondwet waar u zelf terecht vaak naar verwijst en met het recht op huisvesting zoals deze is beschreven in internationale en Europese verdragen? Kunt u in uw antwoord specifiek aandacht besteden aan betaalbaarheid, woonzekerheid, rechtsbescherming van huurders?
Recht op huisvesting is een essentieel onderdeel van iemands leven. Ik zet me dan ook in om hierin te voorzien. Het uitgangspunt van de Wet doorstroming huurmarkt 2015 was om te zorgen voor meer beschikbaarheid. Hoewel in de evaluatie een toename is te zien van het aanbod is dit volgens de evaluatie niet direct toe te schrijven aan de wet. Echter, het sluit dit ook niet uit. Dit geldt eveneens voor het effect van tijdelijke huurcontracten op de huurprijsstijgingen. Ik ken de signalen over woononzekerheid en wat dit in mentale zin met huurders kan doen. Ik zal dit dan ook betrekken bij bovengenoemde weging.
Hebt u zicht op wat er met huurders gebeurt wanneer een tijdelijk huurcontract niet wordt verlengd? Hoeveel, schat u in, bevinden zich in een situatie van dakloosheid of precair wonen?
Uit de evaluatie blijkt dat verhuurders hoewel dit geen verplichting is verschillende methoden gebruiken om vervolghuisvesting te vinden maar dat dit ook vaak niet het geval is. Behoud van wachttijd, bemiddeling en begeleiding worden met name genoemd. Cijfers over hoeveel mensen dakloos zijn geworden als direct gevolg van het beëindigen van het tijdelijk huurcontract zijn niet bekend.
Indien de wet leidt tot dakloosheid of een verhoogd risico daarop, hoe ziet u de verhouding tot mensenrechtelijke verplichtingen om dakloosheid te voorkomen en uit te bannen?
Of iemand dakloos is geworden als direct gevolg van het beëindigen van een tijdelijk huurcontract is lastig te bepalen. Er kunnen meerdere factoren spelen waarom iemand dakloos is geworden, zoals ook geconstateerd is door de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving.6 Dat kan bijvoorbeeld financiële bestaansonzekerheid zijn, maar ook het tekort aan betaalbare woningen. Zoals ik in de beantwoording van vraag 19 en 20 aangeef, kan ook niet uit de evaluatie Wet Doorstroming Huurmarkten worden geconcludeerd of huurders dakloos zijn geworden door het niet verlengen van een tijdelijk huurcontract. Omdat de evaluatie wel degelijk tekortkomingen laat zien, vindt er op dit moment op basis van de evaluatie en de gesprekken die ik met de sector heb gevoerd een weging plaats waarbij wordt gekeken naar een betere balans tussen de belangen van huurders en verhuurders en waarbij reguliere huurcontracten de norm blijft. Ik vind het belangrijk om de strijd tegen dakloosheid te voeren. Daarom werk ik samen met de Staatssecretaris van Jeugd en Preventie aan een aanpak hiervan, als vervolg op de Brede Aanpak Dak- en Thuisloosheid. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd door mij en de Staatssecretaris van Jeugd en Preventie. Daarnaast zal binnenkort het programma huisvesting aandachtsgroepen naar uw Kamer worden gestuurd, waarin ik een aanpak deel voor het zorgen voor meer betaalbare woningen voor aandachtsgroepen. Ook zet ik mij in voor een groter aanbod van betaalbare woningen (bijvoorbeeld via het programma Woningbouw) en kom ik met voorstellen om ook de betaalbaarheid voor zittende huurders te verbeteren (bijvoorbeeld via het programma betaalbaar wonen, waarover ik uw Kamer op korte termijn informeer).
Kan dakloosheid als gevolg van het niet verlengen van het tijdelijk huurcontract gezien worden als het niet nakomen van de zorgplicht van het Rijk die voortvloeit uit artikel 22 lid 2 van de Grondwet, omdat de Wet doorstroming huurmarkt dit mogelijk maakt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De verplichting om te zorgen voor voldoende woongelegenheid is een inspanningsverplichting voor de overheid. Dit staat zowel in artikel 22, tweede lid, van de Grondwet als in meerdere verdragen (o.a. artikel 11, eerste lid, van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten). De zorgplicht betreft zowel het aantal woningen, alsook de kwaliteit, veiligheid, gezondheid, betaalbaarheid, toegankelijkheid en passendheid. Dit recht gaat niet zover dat ieder individu op basis hiervan recht heeft op een woning.
Daarnaast komt een huurder met een tijdelijk huurcontract niet van de een op de andere dag op straat te staan. Ook de beëindiging van tijdelijke huurcontracten is van verschillende waarborgen voorzien. Zo moet de verhuurder de huurder schriftelijk informeren over de dag waarop de huur verstrijkt. Dit mag hij niet eerder doen dan drie maanden maar uiterlijk een maand voordat de bepaalde tijd van het contract is verstreken. Indien de verhuurder deze verplichting niet nakomt, wordt de huurovereenkomst na het verstrijken van de bepaalde tijd voor onbepaalde tijd verlengd.
Kan dakloosheid als gevolg van het niet verlengen van het tijdelijk huurcontract gezien worden als een schending van het internationale recht op behoorlijke huisvesting, omdat de Wet doorstroming huurmarkt dit mogelijk maakt? Kunt u uw nader toelichten?
Zie antwoord vraag 24.
Kunt u aangeven in welke mate de verplichting, die de Nederlandse staat heeft om het recht op behoorlijke huisvesting «progressief te realiseren», een rol heeft gespeeld bij de totstandkoming en monitoring van de Wet doorstroming huurmarkt 2015?
Het recht op huisvesting is zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 24 en 25 verankerd in de Grondwet. Het doel van de Wet doorstroming huurmarkt 2015 was om ervoor te zorgen dat met de introductie van tijdelijke huurovereenkomsten meer aanbod van woningen gerealiseerd zou worden en daarmee beter invulling gegeven kan worden aan dat recht op huisvesting. Het doel van de wet zou er dus aan moeten bijdragen dat door meer aanbod meer beschikbaarheid voor woningzoekende zou ontstaan en daarmee ook de doorstroming zou bevorderen. Hoewel de evaluatie een stijging van het aanbod laat zien is dit volgens de evaluatie niet direct te herleiden naar de Wet doorstroming huurmarkt 2015 maar het sluit dit ook niet uit.
Kunt u aangeven in welke mate u acht dat de Wet doorstroming huurmarkt bijdraagt aan het progressief realiseren van het recht op behoorlijke huisvesting?
Zie antwoord vraag 26.
Kunnen we met de kennis van nu concluderen dat de Wet doorstroming huurmarkt op gespannen voet staat met het internationale recht op behoorlijke huisvesting, dat Nederland verplicht om dat recht «progressief te realiseren»? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 26.
Kunt u aangeven of bepaalde groepen op basis van hun leeftijd, inkomen, beperking of etnische achtergrond harder worden getroffen door de negatieve effecten van de Wet doorstroming huurmarkt?
In de evaluatie is niet onderzocht of bepaalde groepen harder worden getroffen. Echter staat het buiten kijf dat discriminatie op welke grond dan ook verboden is en niet kan worden getolereerd.
Is het belangrijk om de positie van de huurder met een tijdelijk huurcontract te beschermen ten opzichte van de verhuurder? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Huurders worden reeds op diverse manieren beschermd. Zo heeft een huurder met een generiek tijdelijk huurcontract in het gereguleerde segment huurprijsbescherming. Huurders met een tijdelijk huurcontract van 2 jaar of korter kunnen nog tot zes maanden na afloop van dat tijdelijke huurcontract een toets van de aanvangshuurprijs vragen. Daarnaast is het de verhuurder niet toegestaan een minimumduur in de overeenkomst op te nemen. Indien dit wel gebeurt staat het de huurder vrij hierover advies in te winnen bij het Juridisch Loket of de zaak voor te leggen bij de rechtbank. De verhuurder mag gedurende de looptijd van de tijdelijke huurovereenkomst de huur niet opzeggen. Tussen drie maanden en een maand voor het einde van de looptijd van de tijdelijke huurovereenkomst moet de verhuurder de huurder schriftelijk informeren dat de huur op de afgesproken einddatum eindigt. Doet een verhuurder dat niet dan ontstaat er van rechtswege een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Zoals eerder aangegeven in onder andere het antwoord op vraag 23, zie ik dat het van belang is opnieuw te wegen hoe de positie van de huurder beter in balans kan worden gebracht met die van de verhuurder.
Welke zorgplicht(en) heeft een verhuurder als deze het tijdelijk huurcontract niet wil verlengen?
De verhuurder heeft geen wettelijke zorgplicht voor het vinden van vervolghuisvesting. De huurder weet bij het aangaan van een tijdelijke huurovereenkomst wanneer deze afloopt. Gedurende die tijd kan de huurder zoeken naar passende vervolghuisvesting. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 22 zijn er verhuurders die desondanks verschillende instrumenten inzetten om passende vervolghuisvesting te realiseren. Hierbij valt te denken aan begeleiding, bemiddeling en behoud van wachttijd.
Zou het in kaart brengen van de gevolgen van een beëindiging van een tijdelijk huurcontract onderdeel van de zorgplicht van een verhuurder moeten zijn als deze het tijdelijk huurcontract niet wil verlengen, aangezien het niet verlengen kan zorgen dat iemand dakloos raakt? Kunt u uw antwoord nader toelichten? Indien dit niet tot de zorgplicht van de verhuurder hoort, van wie dan wel?
Zie antwoord vraag 31.
Deelt u de mening dat een verhuurder gemotiveerd moet aangeven waarom een huurcontract niet verlengd wordt, aangezien aan het niet verlengen van het huurcontract vergaande consequenties verbonden kunnen zijn, zoals dakloosheid?
Nee, die mening deel ik niet. Een tijdelijk huurcontract wordt afgesloten voor een bepaalde periode waarna de verhuurder weer beschikking kan krijgen over de woning. Het doet daarbij niet ter zake wat de reden daarvan is. Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, merk ik hierbij wel op dat de verhuurder geen belemmeringen mag opwerpen voor de huurder om een geschil aan de Huurcommissie voor te leggen.
Deelt u de mening dat een verhuurder veel eerder moet aangeven als deze het tijdelijk contract niet wil verlengen, aangezien wij nu in de grootste wooncrisis sinds de Tweede Wereldoorlog leven en het dus (bijna) onmogelijk is om op korte termijn een nieuwe woning te vinden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Nee, die mening deel ik niet. De wet bepaalt dat de verhuurder de huurder niet eerder dan drie maanden en niet later dan een maand voor de afgesproken einddatum schriftelijk informeert dat de huur op de afgesproken einddatum eindigt. Laat de verhuurder dat na, dan loopt het huurcontract van rechtswege voor onbepaalde tijd door. Ik begrijp dat het lastig is om in een krappe woningmarkt vervolghuisvesting te vinden, maar de huurder weet bij het aangaan van een tijdelijke huurovereenkomst wanneer deze afloopt. Gedurende die tijd kan de huurder zoeken naar passende vervolghuisvesting of de tijdelijke huurovereenkomst niet aangaan.
Deelt u de mening van de Woonbond als deze het volgende schrijft: «De tijdelijke contracten verslechteren de positie van huurders. Ze zijn minder snel geneigd om hun recht te halen bij te hoge huurprijzen of achterstallig onderhoud»?2 Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Bij die invoering van de tijdelijke huurcontracten van maximaal 2 jaar voor zelfstandige huurwoningen in 2016 was er het besef dat tijdelijke huurders mogelijk geen toets van de aanvangshuurprijs durven aan te vragen, uit vrees geen huurverlenging naar een huurcontract voor onbepaalde tijd te krijgen. Daarom is toen in de wet opgenomen dat huurders met een tijdelijk huurcontract van 2 jaar of korter ook nog tot zes maanden na afloop van dat tijdelijke huurcontract of na verlenging tot een huurcontract voor onbepaalde tijd nog een toets van de aanvangshuurprijs mag vragen. Voor het overige verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Hoe zorgt u ervoor dat huurders met een tijdelijk contract wel hun recht durven te halen en achterstallig onderhoud durven te melden of te hoge servicekosten durven aan te kaarten?
Zie antwoord vraag 35.
Kan het zo zijn dat mensen als gevolg van het niet ontvangen van een positieve verhuurverklaring geen woning meer kunnen vinden en daardoor dakloos raken? Kunt u uw antwoord nader toelichten? Zo ja, welke maatregelen neemt u of gaat u nemen om dit tegen te gaan?
Het is onwenselijk dat mensen dakloos worden. Om huurders zoveel mogelijk te beschermen is het recht ook zo ingericht dat de huur door verhuurders heel lastig kan worden beëindigd (huurbescherming). Dit recht is echter niet oneindig. Daar staan de belangen van de andere huurders en het recht van de verhuurder om in onhoudbare situaties de huur toch te beëindigen tegenover. Uiteraard dient zo’n afweging niet lichtvaardig en met nauwkeurige afweging te worden genomen. Juist om die reden zijn hiervoor wettelijke kaders. De wet bepaalt welke opzeggingsgronden verhuurders mogen gebruiken bij huuropzegging. Daarnaast kan de verhuurder bijvoorbeeld de rechter vragen de huurovereenkomst te ontbinden wanneer de huurder het huurcontract niet nakomt. Het is verder niet wettelijk verboden om bij woningtoewijzing met een verhuurdersverklaring te werken. Indien de huurovereenkomst is beëindigd op basis van overlast, betalingsachterstanden of het verrichten van criminele activiteiten, is de kans groot dat de verhuurder zo′n verklaring niet zal geven. De verhuurder heeft hier in die gevallen ook reden toe gehad. Ik vind echter dat verhuurders ook de ruimte moeten geven aan kandidaat-huurders zonder verhuurdersverklaring om aan te tonen dat zij wel een goede huurder zijn. Zo kan ik mij voorstellen dat iemand die zijn woning vanwege langdurige betaalachterstanden heeft moeten verlaten inmiddels een schuldhulpverleningstraject is ingegaan met de gemeente en daardoor grip heeft op zijn of haar financiën. Hij of zij moet dit ook kunnen laten zien en een nieuwe start kunnen maken. Ik zou verhuurders dan ook adviseren om verder te kijken dan enkel zo′n verklaring.
Deelt u de mening dat het niet afgeven van een positieve verhuurverklaring, zeker in het licht bezien van eerder door mij gestelde vragen over de familie Hendriks in relatie tot woningcorporatie Trudo, vergaande negatieve gevolgen kan hebben zoals dakloosheid? Zo ja, wilt u onderzoeken of er niet een ander systeem mogelijk is zonder vergaande negatieve consequenties zoals dakloosheid, temeer als deze het gevolg zijn van een onterechte aanmerking? Kunt u uw antwoord nader toelichten?3
Zie antwoord vraag 37.
Wilt u het subjectief gebruik van de verhuurverklaring, waardoor huurders klem gezet kunnen worden met als gevolg dat mensen dakloos kunnen raken, aan banden leggen? Zo ja, wanneer kunt u een voorstel hieromtrent naar de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet?
Er is voor verhuurders geen wettelijke verplichting een verhuurverklaring af te geven. Het is aan de verhuurder om te beoordelen of er sprake is van positief of negatief huurdersgedrag en of zij een verhuurderverklaring wil afgeven. Het is vervolgens aan de volgende verhuurder om te bezien of een negatieve verhuurdersverklaring van invloed is op eventuele verhuur. Ik zie vooralsnog geen reden om dit systeem aan banden te leggen. Zie ook het antwoord op de vragen 37 en 38.
Hoe draagt u er zorg voor dat het recht op huisvesting gewaarborgd blijft bij een negatieve verhuurverklaring, aangezien deze negatieve verhuurverklaring als een zwarte lijst fungeert waardoor huurders geen huis meer kunnen vinden?
Zie antwoord vraag 39.
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel mensen bezwaar aangetekend hebben tegen een niet afgegeven positieve verhuurverklaring?
Er worden geen gegevens bijgehouden over hoeveel mensen bezwaar maken tegen het niet afgeven van een verhuurdersverklaring door verhuurders.
Is het mogelijk om een zwarte lijst op te stellen van foute verhuurders, zodat huurders deze lijst kunnen raadplegen alvorens zij bij een verhuurder een woning huren? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Op grond van het wetsvoorstel goed verhuurderschap maak ik het mogelijk voor het college van burgermeester en wethouders om te besluiten tot het openbaar maken van de namen van verhuurders (of de natuurlijke persoon achter een verhuurbedrijf) die ondanks eventuele bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen hun gedrag niet wensen aan te passen naar de norm voor goed verhuurderschap en aan wie als gevolg daarvan een bestuurlijke boete of een beheerovername is opgelegd. Dit heeft enerzijds een afschrikwekkende werking. Anderzijds is het ook bedoeld om woningzoekenden en huurders te informeren en te ondersteunen. Door deze informatie kunnen huurders en verhuurbemiddelaars zich er immers van vergewissen of ze met een bepaalde verhuurder een overeenkomst willen aangaan.
In hoeverre gaat het wetsvoorstel «goed verhuurderschap» in op overtredingen als deze? Indien niet, kunt u dit soort overtredingen meenemen in de nieuwe wet «goed verhuurderschap»? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie het antwoord op de vragen 6, 7 en 9.
Wat is de rol van de Autoriteit woningcorporaties in deze kwestie en hoe kan zij hiertegen optreden?
Omdat Change= geen woningcorporatie is valt zij niet onder het toezicht van de Autoriteit woningcorporaties. De Autoriteit woningcorporaties heeft hier daarom geen rol.
Heeft de Autoriteit woningcorporaties voldoende mogelijkheden om hiertegen op te treden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 44.
Wat kost een gemiddelde sociale huurwoning per vierkante meter bij een woningcorporatie en wat kost een gemiddelde sociale huurwoning bij Change= per vierkante meter (exclusief servicekosten)?
De maximale huurprijs van een sociale huurwoning in Nederland wordt vastgesteld aan de hand van het woningwaarderingsstelsel (WWS), ook wel bekend als het puntensysteem9 en niet op basis van een vierkante meterprijs. Corporaties vragen vaak minder huur dan maximaal toegestaan is volgens het woningwaarderingsstelsel, omdat zij de wettelijke taak hebben te verhuren aan mensen met een laag inkomen. Woningen worden aan mensen met een lager inkomen passend toegewezen met een lagere huurprijs. Change= heeft
aangegeven dat het de huurprijs op basis van en conform het WWS vaststelt.
Indien een woning per vierkante meter bij Change= en andere commerciële verhuurders veel meer per vierkante meter kost dan bij een toegelaten instelling of een wooncoöperatie, is ingrijpen dan gerechtvaardigd? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 46.
Vindt u het rechtvaardig dat een woonruimte van 28 vierkante meter 655 euro per maand mag kosten exclusief servicekosten? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Enkel op basis van het aangehaalde nieuwsbericht kan ik niet bepalen wat de maximale huurprijs van de woningen van Change= moet zijn. Dat hangt namelijk ook af van factoren die alleen te meten zijn in de woning (zoals de keuken- en badkamervoorzieningen). Hier kan ik dus geen uitspraken over doen. Wel heeft Change= aangegeven dat het de huurprijs op basis van en conform het WWS vaststelt. Indien de huurder op basis van het WWS vermoedt dat hij te veel huur betaalt voor zijn woning, kan hij in gesprek met de verhuurder om de huurprijs naar beneden bij te stellen. Wanneer verhuurder en huurder hier geen overeenstemming over weten te bereiken, staat een gang naar de Huurcommissie open.
Hoe komt het dat commerciële verhuurders dit soort zogenaamde «sociale» huurwoningen kunnen bouwen?
Zie het antwoord op vraag 54.
Deelt u de mening dat we jongeren/jongvolwassenen aan commerciële verhuurders overgeleverd hebben en zij nu een veel een groter deel van hun inkomen kwijt zijn aan woonlasten, met als gevolg dat ze niet alleen woononzekerheid ervaren maar ook financiële stress? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Corporaties hebben doelstellingen op het gebied van betaalbaarheid, nieuwbouw en verduurzaming. Zij kunnen niet iedereen in Nederland huisvesten. Daar is ook de private sector voor nodig. In veel gevallen gaat dat goed, maar we zien ook steeds vaker dat er oneerlijke praktijken ontstaan. In een krappere markt is er een grotere afhankelijkheidsrelatie tussen huurder en verhuurder en daarmee ook een groter risico op misbruik waardoor kwetsbare mensen onder druk komen te staan. Dit kabinet neemt verschillende maatregelen om dit te voorkomen. Dit betreft onder meer het wetsvoorstel goed verhuurderschap waar ik eerder in deze beantwoording al een toelichting op heb gegeven. Ook is in het coalitieakkoord afgesproken dat middenhuurwoningen een vorm van huurprijsbescherming krijgen om onder meer jongeren/jongvolwassenen die in dat segment een woning huren of wensen te huren, beter te beschermen. In het programma betaalbaar wonen, dat ik op korte termijn aan uw Kamer zal doen toekomen, ga ik nader in op deze en andere maatregelen die ik in dat kader neem.
Kunnen we op basis van eerdergenoemde cijfers vaststellen dat marktwerking in de sociale huursector geen goed idee is, aangezien de markt (in casu Change=) zoveel mogelijk winst probeert te maken tegen een zo laag mogelijke kosten (in casu geen/weinig onderhoud)?
Zie antwoord vraag 50.
Kunt u zich voorstellen dat huurders met een tijdelijk contract geen klachten durven te uiten? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie het antwoord op vraag 2.
Kunnen we vaststellen dat de Wet doorstroming huurmarkt niet functioneert aangezien de woningmarkt vastzit? Zo ja, kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik ben het met u eens dat het woningaanbod samenhangt met mogelijke doorstroming. Doorstroming op de woningmarkt was een van de doelstellingen van de Wet doorstroming huurmarkt 2015 waarbij het uitgangspunt was dat tijdelijke huurcontracten voor meer aanbod zou zorgen. Uit de genoemde evaluatie is weliswaar een toename van het aanbod te zien sinds de invoering van de wet maar deze is volgens de evaluatie niet eenduidig toe te schrijven aan de wet. Aangezien de evaluatie het ook niet uitsluit deel ik uw mening niet dat de wet in zijn geheel niet functioneert. Zoals reeds aangegeven weeg ik het geheel aan tijdelijke huurcontracten waarbij het uitgangspunt is dat huurcontracten voor onbepaalde tijd de norm blijft.
Wilt u in overweging nemen dat sociale huurwoningen alleen maar door woningcorporaties en/of woningbouwverenigingen en/of door wooncoöperaties en/of door de (lokale) overheid gebouwd kunnen worden om, zoals Aedes dat omschrijft, nep sociale huur te voorkomen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Er is een zeer groot tekort aan (huur)woningen in Nederland. Om dat op te lossen hebben we alle middelen en inzet nodig die we kunnen krijgen. Van belang daarbij is een heldere definitie van wat we onder «sociale huur» rekenen, en dat er voldoende mogelijkheden zijn voor gemeenten om daarop te kunnen sturen. Op die manier wil ik borgen dat sociale huurwoningen ook langjarig beschikbaar zijn voor de juiste doelgroep. Op dit moment ben ik met verschillende partners – waaronder Aedes – in overleg om een betere definitie te formuleren. Ook ben ik in kaart aan het brengen welke mogelijkheden gemeenten hebben om voorwaarden te stellen, en of er nog instrumenten ontbreken. Ik zal uw Kamer hier voor de zomer over informeren.
Hoeveel signalen heeft u ontvangen dat de Wet doorstroming niet functioneert?
Ik heb zowel uit de evaluatie als tijdens gesprekken met de sector signalen ontvangen over de negatieve effecten van de Wet doorstroming huurmarkt 2015. Deze signalen zien vooral op de woononzekerheid die huurders ervaren, dat verhuurders een onwettelijke minimumtermijn opnemen en dat tijdelijke contracten de norm aan het worden zijn. Ik neem deze signalen mee bij de genoemde weging van het geheel van tijdelijke huurcontracten. Ik heb de genoemde signalen niet gekwantificeerd.
Hoe wordt momenteel de positie van de huurder met een tijdelijk huurcontract ten opzichte van de verhuurder beschermd?
Zie het antwoord op vraag 30.
Is het, gelet op alle eerdergenoemde vragen, nodig om zwaardere sancties om op te nemen in de nieuwe wet «goed verhuurderschap»? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het wetsvoorstel goed verhuurderschap voorziet in een bestuursrechtelijke escalatieladder. Indien de algemene beginselen van goed verhuurderschap, dan wel de vergunningsvoorwaarden worden overtreden (of zonder (een vereiste) vergunning een woon- of verblijfsruimte wordt verhuurd), zijn gemeenten op grond van het wetsvoorstel bevoegd te handhaven via het klassieke bestuursrechtelijke instrumentarium van waarschuwing, last onder bestuursdwang, bestuurlijke boete, intrekking vergunning (indien reeds een vergunning is verleend) en als ultimum remedium de beheerovername. Mijn inzet is erop gericht de wet goed verhuurderschap zo spoedig als mogelijk in werking te kunnen laten treden zodat gemeenten gebruik kunnen gaan maken van het instrumentarium om malafide verhuurders aan te pakken.
Kunt u de vragen alstublieft ieder afzonderlijk en niet geclusterd beantwoorden?
Ik heb de vragen zo veel als mogelijk afzonderlijk beantwoord.
De uitvoering van de subsidieregeling ter verduurzaming en verbetering Groningen. |
|
Sandra Beckerman |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Klopt het dat er opnieuw problemen zijn ontstaan met de tienduizend-euro-regeling waarvoor tienduizenden gedupeerden op 10 januari 2022 urenlang in de rij hebben gestaan?
Deze problemen zijn mij niet bekend.
Klopt het dat gedupeerden het bericht hebben gekregen dat ze het geld niet zullen krijgen als ze niet voor 29 maart 2022 extra informatie aanleveren?
SNN stuurt een brief aan aanvragers wanneer de aanvraag incompleet is omdat een deel van de benodigde informatie ontbreekt. In plaats van zo’n aanvraag af te wijzen, geeft SNN aanvragers dan de mogelijkheid om de informatie voor hun aanvraag binnen twee weken alsnog aan te vullen. De termijn van twee weken is gekozen omdat dit in de praktijk een redelijke termijn is gebleken. Wanneer een aanvrager meer dan twee weken de tijd nodig heeft om de aanvullende informatie te sturen, kan de aanvrager hiervoor contact opnemen met het SNN. Deze handelwijze is overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht, die het bestuursorgaan de mogelijkheid biedt een burger behulpzaam te zijn om die gegevens te verstrekken die voor het nemen van een beslissing nodig zijn (art 4:37).
Klopt het dat dit haaks staat op de voorwaarden van de regeling waarin wordt aangegeven dat een «globale prijsopgave» voldoende is om de subsidie uitgekeerd te krijgen?1
SNN vraagt aanvullende informatie op zodat zij de aanvraag kunnen beoordelen. SNN wijst aanvragers niet af omdat zij een globale prijsopgave hebben ingediend. Wel kan het bijvoorbeeld zo zijn dat aanvragers in de globale prijsopgave niet hebben omschreven welke maatregelen voor verduurzaming of verbetering zij willen uitvoeren. Ook komt het voor dat de door een aanvrager omschreven maatregel al eerder vanuit een andere subsidie gefinancierd blijkt. SNN vraagt dan aanvullende informatie op.
Klopt het dat het voor velen onmogelijk zal zijn binnen twee weken een complete offerte te krijgen?
Een complete offerte van een aannemer kan inderdaad meer tijd vragen dan twee weken. Zo’n offerte is echter niet vereist voor de aanvraag: aanvragers mogen ook zelf een globale prijsopgave maken waarin zijn omschrijven welke maatregelen zij willen uitvoeren en wat daarvoor de verwachte kosten zijn.
Klopt het dat daardoor mensen buiten hun schuld geld mislopen?
Door de mogelijkheid te bieden voor aanvragers om hun aanvraag te verduidelijken, wordt juist voorkomen dat SNN aanvragen moet afwijzen en aanvragers geld mis lopen. Zoals aangeven in het antwoord op vraag 2 is de termijn van twee weken in de praktijk een redelijke termijn gebleken om de aanvraag aan te vullen. Wanneer een aanvrager meer dan twee weken de tijd nodig, kan de aanvrager hiervoor contact opnemen met het SNN.
Waarom zijn deze extra eisen toegevoegd?
SNN beoordeelt de aanvragen op basis van de criteria die staan beschreven in de regeling, zoals gepubliceerd in de Staatscourant. De aanvullende gegevens die SNN opvraagt zijn nodig om te voldoen aan de criteria van de subsidie.
Is er nog niet voldoende ellende ontstaan met deze regeling?
Ik betreur de gang van zaken rondom de openstelling in januari van dit jaar. Bij de volgende openstelling worden de ervaringen van de eerdere rondes van de subsidieregeling betrokken. De termijn waarop aanvragers de aanvullende informatie voor hun aanvraag moeten indienen, wordt hierbij ook betrokken.
Hoeveel mensen hebben het bericht gekregen dat hun aanvraag een specifiekere onderbouwing nodig heeft?
Er zijn circa 990 aanvragers aan wie SNN een aanvullende onderbouwing heeft gevraagd.
Hoeveel mensen gaan er potentieel buiten de boot vallen?
De 990 aanvragers hebben de mogelijkheid om hun aanvraag te verduidelijken. De ervaring van SNN is dat de aanvrager de aanvullende informatie redelijk eenvoudig kan aanleveren en daarmee de aanvraag goed kan worden afgerond.
Bent u bereid direct in te grijpen en deze extra eis laten vallen? Zo nee, wilt u dan extra tijd toestaan om deze extra gegevens in te sturen?
Er is geen sprake van een extra eis (zie het antwoord op vraag 6). Wanneer de aanvrager meer tijd nodig heeft, kan de aanvrager hiervoor contact opnemen met het SNN. SNN heeft aangegeven coulant om te zullen gaan met dergelijke verzoeken.
Herkent u dat mensen, die dit bericht hebben gekregen en contact hebben gezocht, niet verder zijn geholpen?
SNN laat weten dit beeld niet te herkennen. Aanvragers kunnen telefonisch contact met het SNN opnemen als zij vragen hebben bij het aanvraagproces. SNN geeft aan dat gemiddeld 90% van de telefoontjes wordt opgenomen en door de telefonische dienst van SNN wordt afgehandeld. Komt de telefonische dienst er niet uit dan wordt doorverbonden naar de behandelaren van SNN.
Herkent u dat er niet is meegedacht om tot een oplossing te komen, maar dat strikt wordt vastgehouden aan nieuwe regels?
Nee, dit herken ik niet. SNN biedt aanvragers de mogelijkheid om hun aanvraag aanvullend te onderbouwen om aan de bestaande voorwaarden te voldoen. Het aanvraagproces is zo gemakkelijk mogelijk gemaakt waarbij minimale eisen zijn gesteld. Zo hoeven aanvragers alleen een globale prijsopgave te doen voor wat zij met de subsidie voornemens zijn te doen. Daarnaast is de doelbesteding van de subsidie ook zo breed mogelijk opgesteld.
Deelt u de mening dat de menselijke maat voorop moet staan en dat aanvragers worden vertrouwd?
Ja, ik deel deze mening.
Deelt u de mening dat het slecht is voor het vertrouwen in de regeling na de «verschrikkelijke maandag van de beëdiging en de rijen», zoals u het noemde?
Ik vind het uitlegbaar om in geval van onduidelijkheden bij een aanvraag hier aanvullende informatie over in te winnen zodat een beslissing op de aanvraag kan worden genomen.
Kunt u in een overzicht weergeven hoeveel mensen een aanvraag hebben ingediend, hoeveel aanvragen al zijn gehonoreerd en hoeveel er is uitbetaald?
Er zijn 25.283 aanvragen ingediend. Daarvan zijn tot 20 maart jl. 13.684 aanvragen gehonoreerd en er is inmiddels voor € 102 mln. uitbetaald door het SNN.
Wanneer wordt de rest van de aanvragen uitbetaald?
Alle aanvragers ontvangen uiterlijk half april het besluit op hun aanvraag. Dit is binnen de wettelijke termijn van 13 weken. Na een positief besluit zal SNN het bedrag binnen 15 werkdagen uitbetalen.
Klopt het dat van de 250 miljoen euro die u eerder hebt toegezegd voor mensen die tevergeefs in de rij stonden, omdat er te weinig geld was vrijgemaakt voor de regeling, nog niets is uitgekeerd?
Het klopt dat er 250 mln. euro beschikbaar is gesteld voor een volgende aanvraagronde. Hiervan is nog niets uitgekeerd omdat deze ronde nog niet is opengesteld. Wel heb ik alvast 25 mln. euro van deze 250 mln. beschikbaar gesteld vooruitlopend op het openstellen van de nieuwe aanvraagronde. Hiermee kan SNN de aanvragen die op 10 januari 2022 ná het bereiken van het subsidieplafond zijn ingediend, in behandeling nemen. De betreffende aanvragers hoeven daardoor hun aanvraag niet opnieuw in te dienen. U bent hierover geïnformeerd op 1 april 2022 (kenmerk 2022-0000157022). Dat betekent dat er dan nog € 225 mln. beschikbaar is voor de volgende ronde.
Is er al een plan voor het uitkeren de 250 miljoen euro subsidie? Zo nee, welke stappen zijn er gezet?
Conform Motie Beckerman (Kamerstuk 33 529, nr. 978) informeer ik uw Kamer voor 1 mei over de invulling en vormgeving van de volgende ronde van het aanvraagproces van de subsidieregeling. Daarin wordt ook de datum van openstelling van de volgende ronde benoemd. De openingsdatum en wijze van aanvragen worden tevens aan bewoners gecommuniceerd via onder meer de website van SNN en social media-berichten.
Wanneer gaat dat geld uitgekeerd worden?
Zie mijn beantwoording van vraag 18.
Welke eisen gelden er dan voor het aanvragen van de subsidies?
Ik ben niet voornemens de inhoudelijke indieningsvereisten bij de aanvraag te wijzigen. Wel wordt op basis van de geleerde lessen uit de eerdere rondes de aanvraagprocedure anders vormgeven. Hierbij wordt ook gekeken naar de mogelijkheid om de bestedingstermijn te verlengen naar vier jaar, zoals ik, op verzoek van het lid Van Wijngaarden (VVD), aan uw Kamer heb toegezegd (Kamerstuk 48-5-1).
Hoe en wanneer gaat u gedupeerden, die recht hebben op de subsidie maar deze nog niet hebben, informeren over de voortgang?
Zie mijn beantwoording van vraag 18.
Bent u, vanwege de korte termijn die inwoners hebben gekregen, bereid de vragen per ommegaande te beantwoorden?
De beantwoording van de Kamervraag zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Te veel lood in de grond van het Oosterpark in Amsterdam |
|
Sandra Beckerman |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Bent u bekend met de zorgen van stichting Herstel Oosterpark in Amsterdam met betrekking tot de hoeveelheid lood in de bodem van het drukbezochte Oosterpark?1 Wat is daarop uw reactie?
Ik heb kennisgenomen van de zorgen van de stichting Herstel Oosterpark in Amsterdam met betrekking tot de hoeveelheid lood in de bodem van het Oosterpark. Het Bevoegd gezag (Wet bodembescherming) ten aanzien van de kwaliteit van de bodem van het Oosterpark. De toezichthoudende en vergunningverlenende taken worden namens het college door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied uitgevoerd. Naar aanleiding van de vragen is contact gezocht met de gemeente Amsterdam.
Erkent u dat teveel lood in de grond op een plaats waar kinderen spelen grote gevolgen kan hebben voor de ontwikkeling van die kinderen?2
Te veel lood in de bodem op plaatsen waar kinderen spelen kan gevolgen hebben voor de ontwikkeling van die kinderen. Uit het RIVM-rapport «Diffuse loodverontreiniging in de bodem, advies voor een gemeenschappelijk beleidskader» (RIVM, 2015-02043) komt naar voren dat lood in de bodem een risico kan zijn voor de gezondheid van mensen en met name een effect kan hebben op de ontwikkeling van hersenen van jonge kinderen. Jonge kinderen kunnen lood naar binnen krijgen als zij gronddeeltjes inslikken tijden het spelen in de tuin of op kinderspeelplaatsen.
Welke richtlijnen hanteren het RIVM en de GGD voor lood in de bodem waar veel kinderen spelen? Worden deze richtlijnen in het Oosterpark in Amsterdam overschreden? Wie ziet daarop toe?
In het rapport van het RIVM is de kennis over de gezondheidsrisico’s van blootstelling aan lood bijeengebracht. Het rapport bevat een advies voor een gemeenschappelijk beleidskader. Het RIVM hanteert geen specifieke richtlijn in de vorm van een generieke norm voor het gehalte aan lood in de bodem, maar adviseert het terugbrengen van de blootstelling van kleine kinderen aan bodemlood door het opvolgen van gebruiksadviezen en de aanpak van zogenaamde aandachtlocaties. Dat zijn locaties waar de blootstelling het hoogst is. Daarmee kunnen gemeenten en bewoners de blootstelling aan bodemlood en de daarmee samenhangende risico’s voor de gezondheid terugdringen. Voorbeelden van aandachtlocaties zijn speelterreinen voor kinderen. De bodem van het speelterrein van het kinderdagverblijf grenzend aan het Oosterpark is bijvoorbeeld gesaneerd. Dit geldt ook voor het zand van het speelterrein.
Gemeenten kunnen op basis van het rapport een beleidskader opstellen voor het beheer van diffuus verontreinigde bodem met lood. Het RIVM adviseert daarom, los van de gehalten die voorkomen, het bodemgebruik zo te organiseren en in te richten dat direct contact van kinderen met bodemlood zo veel mogelijk wordt voorkomen.
Door de GGD GHOR Nederland/ GGD-projectgroep bodem zijn gezondheidskundige advieswaarden en handelingsperspectieven voor lood in de bodem opgesteld. Dit advies kan gezien worden als een aanvulling op het RIVM-rapport4. De GGD hanteert drie niveaus van kwaliteit van de bodem in relatie tot het gebruik van de bodem. Dit betreft voldoende kwaliteit, matige kwaliteit en onvoldoende kwaliteit en verbindt daaraan handelingsperspectieven en gebruiksadviezen om het contact van jonge kinderen met lood te beperken.
Voor de gezondheidsrisico’s van de parkgebruikers en met name de spelende kinderen is het bodemloodgehalte in de bovenste contact laag het meest relevant. Kinderen komen niet in contact met diepere grondlagen.
Door de gemeente is aangegeven dat de speelplaatsen in het Oosterpark in 2019 onderzocht zijn. Daarnaast is het rapport «Milieukundig bodemonderzoek Oosterpark te Amsterdam» dat is uitgevoerd door adviesbureau IDDS verschenen op 18 september 2020. Dit rapport geeft aan dat de bovenste meter van de bodem in het Oosterpark heterogeen diffuus verontreinigd is met zware metalen, met name lood. Deze verontreiniging bevindt zich vooral in de diepere grondlagen, maar komt op enkele plaatsen ook in de bovenste laag, 0 – 0,5 meter onder het maaiveld, voor.
De gemeente Amsterdam heeft dit rapport laten beoordelen door de GGD. De resultaten van het onderzoek van IDDS zijn in lijn met de eerder uitgevoerde bodemonderzoeken in het Oosterpark, die ook in het rapport worden benoemd. In dit rapport wordt een gemiddeld loodgehalte van 190 mg/kg voor de bovengrond van het park aangegeven. De GGD heeft beoordeeld dat er op basis van deze resultaten geen gezondheidsrisico is voor de parkbezoekers.
In het antwoord op vraag 1 wordt ingegaan op de verantwoordelijkheden en het toezicht.
Klopt het dat de GGD-Amsterdam andere normen voor lood hanteert en dat volgens hen, in strijd met landelijke richtlijnen, de loodwaarden tot 800 mg/kg wel toegestaan zijn in het Oosterpark? Kunt u uw antwoord toelichten?
De waarde 800 mg lood/ kg is de grenswaarde voor de functie groen met natuurwaarden, deze waarde is opgenomen in de Nota Bodembeheer van de gemeente Amsterdam. De gemeente Amsterdam heeft als bevoegd gezag de bevoegdheid, gebiedspecifieke waarden vast te stellen in hun Nota Bodembeheer.
De nota is vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam. De enige landelijke richtwaarde is de Interventiewaarde voor lood. Bij overschrijding (van 530 mg/kg) dient het bevoegde gezag een afweging te maken. Met het Amsterdamse beleidskader wordt invulling gegeven aan deze nadere afweging.
Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 3
Begrijpt u dat omwonenden van het Oosterpark zich zorgen maken over de hoeveelheid lood in de grond van het Oosterpark? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb begrip voor de zorgen van omwonenden over lood in de bodem. Of er op een specifieke locatie sprake is van risico’s hangt af van de specifieke omstandigheden op die locatie en wordt beoordeeld door het lokaal bevoegd gezag, in dit geval de gemeente Amsterdam.
Klopt het dat onderzoek heeft uitgewezen dat er teveel lood in de bodem zit? Zo ja, wilt u dat onderzoek naar de Kamer sturen? Zo nee, bent u bereid het gemeentebestuur aan te sporen dit onderzoek te doen?
Door het adviesbureau IDDS is milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek van IDDS zijn in lijn met de eerder uitgevoerde bodemonderzoeken in het Oosterpark, die ook in het rapport worden benoemd. De gemeente heeft de GGD gevraagd om op de resultaten van het onderzoek te reageren.
De resultaten van dit nieuwe onderzoek ondersteunen het eerder gegeven advies van de GGD: er is op grond van dit en eerder uitgevoerde onderzoeken in het Oosterpark geen reden om vervolgmaatregelen te nemen voor de humane gezondheid. De speelplaatsen en de rest van het park kunnen gebruikt worden om te spelen en te recreëren
Zie ook het antwoord op vraag 3.
Hoe gaat u er voor zorgen dat bij een overschrijding van de normen, omwonenden en bezoekers van het park worden geïnformeerd? En hoe gaat u er voor zorgen dat de grond weer veilig wordt?
Onder het antwoord op vraag 1 ga ik in op de bevoegdheden en het toezicht onder de Wet bodembescherming.
Op grond van het onderzoek door RIVM over de risico’s van bodemlood hebben bevoegde overheden een handelingskader voor diffuus lood in de bodem opgesteld. Op grond van dit handelingskader kunnen bevoegde overheden lokaal beleid opstellen. Aangezien lood vooral een risico is voor jonge kinderen, richt het beleid zich met name op het voorkomen van blootstellingsrisico’s voor jonge kinderen. Dit betreft met name voorlichting en gebruiksadviezen. Het is aan het bevoegde gezag hier invulling aan te geven. De gemeente Amsterdam besteedt in de Nota Bodembeheer gemeente Amsterdam van 21 november 2019 aandacht aan bodemlood.
Heeft er bij de aanleg en/of de renovatie van het park bodemonderzoek plaatsgevonden? Zo ja, wat waren de resultaten? Zo nee, waarom niet?
Volgens de informatie die ik van de gemeente Amsterdam heb ontvangen zijn voor de renovatie van het park de benodigde bodemonderzoeken uitgevoerd. Het bevoegde gezag beoordeelt de resultaten en de risico’s en eventuele noodzakelijke vervolgmaatregelen, zoals saneren. Op basis van informatie uit het rapport hebben in het Oosterpark geen saneringen plaatsgevonden met een milieu hygiënische doelstelling. Er is een aantal meldingen gedaan op grond van het Besluit Uniforme Saneringen (Bus) om civiel werk uit te kunnen voeren. Dit betreft werkzaamheden door kabels- en leidingbedrijven.
Is de bodem eerder gesaneerd geweest? Zo ja, wanneer en op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u het eens dat duidelijkheid voor omwonenden gewenst is? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om die duidelijkheid te geven?
Zie het antwoord op vraag 7.
De opslag van aardgascondensaat in Roodeschool |
|
Sandra Beckerman |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat uw voorganger in december 2018 heeft gezegd dat de overslaginstallatie voor aardgascondensaat niet in Roodeschool hoort? Weet u dat de installatie er nog steeds is? Wat is daarop uw reactie?1
Op 5 december 2018 heeft mijn voorganger per brief2 aangegeven dat het ongewenst is dat een overslaginstallatie voor aardgascondensaat in de kom van het dorp Roodeschool staat. Net als mijn voorganger snap ik dat omwonenden de installatie naar buiten het dorp willen verplaatsen.
Tegenwoordig is het gangbaar dat een dergelijke mijnbouwinstallatie buiten de dorpskern staat. Echter, sinds 1974 heeft het bedrijf (Noordgastransport) eenvergunning, en vallen de risico’s binnen de wettelijke normen zodat ik een verplaatsing niet kan afdwingen. Ook dit heeft mijn voorganger in eerdere brieven3 gemeld.
Erkent u dat verplaatsing van de overslaginstallatie voor aardgascondensaat mogelijk is?2
Ja, in principe is de verplaatsing van een overslaginstallatie voor aardgascondensaat mogelijk. Niettemin kan ik een verplaatsing in de casus Roodeschool niet afdwingen.
Wat gaat u doen om binnen afzienbare tijd deze overslaginstallatie te verplaatsen?
Ik kan een verplaatsing niet afdwingen. Wel zal ik er op toezien dat de overslaginstallatie op een veilige en verantwoorde manier wordt gebruikt.
Sinds 2021 loopt er een breed project van mijn ministerie en Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) om de actualiteit van de huidige milieu en omgevingsvergunningen voor mijnbouw te controleren. Enerzijds wordt gekeken of de feitelijke situatie nog in overeenstemming is met de geldende vergunning en anderzijds wordt gekeken of de vergunningsvoorwaarden nog aansluiten op de nu geldende wet- en regelgeving. In dat kader wordt momenteel ook gekeken naar de vergunning van Noordgastransport. Ik wacht de resultaten hiervan af. Zodra er meer bekend is zal ik uw Kamer informeren.
Hoe verklaart u dat het Rijk al in 2015 toegezegd hebben mee te willen betalen aan de verplaatsing, maar dat er nog niets is gebeurd?
In de eerder genoemde brief heeft mijn voorganger aangegeven dat het Nationaal Programma Groningen (NPG) kan worden gebruikt voor de eventueel benodigde financiering. De gemeente Het Hogeland heeft besloten om andere initiatieven vanuit de gemeenschap voorrang te geven bij het NPG. Ik vind, net als mijn voorganger, het een ongewenste situatie dat dit overlaadstation in een woonwijk is gesitueerd. Ik zal binnenkort contact opnemen met de burgemeester van Het Hogeland en de voorzitter van het NPG om dit te bespreken.
Hoe staat het met het onderzoek naar de verplaatsing van de installatie, dat uw voorganger aankondigde in een Kamerbrief?3
Noordgastransport, de gemeente Het Hogeland, Groningen Seaports (GSP) en de Stichting dorpsbelang Roodeschaal hebben eind 2019 geconcludeerd dat een onderzoek alleen zin heeft als er vooruitzicht is op financiering van de verplaatsing. Helaas is er geen vooruitzicht op financiering. Als gevolg is er ook nog geen nieuw onderzoek gestart.
Hoe vaak wordt de overslaginstallatie gecontroleerd door de toezichthouder? Wanneer is deze voor het laatst geïnspecteerd? Wat waren de uitkomsten van die inspectie?
Deze locatie wordt een keer per jaar geïnspecteerd. Er wordt dan geïnspecteerd op naleving van de vergunningen en direct werkende regelgeving. Op 11 december 2020 heeft de laatste reguliere inspectie plaatsgevonden.
Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, zijn mijn ministerie en SodM medio 2021 een breed project gestart om de actualiteit van alle verleende milieuvergunningen te controleren. In het kader van dit project zijn op 13 en 14 december 2021 en op 25 februari 2022 inspectiebezoeken uitgevoerd. Op dit moment resteren een aantal afsluitende inspectiebezoeken en er moet een studie naar de externe veiligheid worden uitgevoerd. De resultaten van de inspecties en de studie worden in mei 2022 verwacht en door SodM openbaar gemaakt.
Zijn er aanwijzingen dat meer mensen in de omgeving van het station ziek zijn of worden?
Nee, bij mij zijn geen aanwijzingen bekend dat er mensen in de omgeving ziek zouden zijn door de activiteit.
Hoe gaat u inwoners van Roodeschool informeren over de stand van zaken en plannen voor de overslaginstallatie?
Omwonenden kunnen te zijner tijd inspraak leveren op het ontwerpbesluit dat ik zal nemen naar aanleiding van de revisie en actualisatie van de vergunning van Noordgastransport. Over de start van de inspraakprocedure worden zij via de media geïnformeerd. Ingeval er andere ontwikkelingen zijn met betrekking tot de plannen met de overslaginstallatie zal ik in overleg met de gemeente Het Hogeland bepalen hoe inwoners worden geïnformeerd.
Gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld |
|
Sandra Beckerman , Henk Nijboer (PvdA) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Bent u in uw eerste weken voorbeelden tegengekomen van mensen in soortgelijke situaties die ongelijk behandeld worden? Zou u daar een beeld van kunnen schetsen?
Als Staatssecretaris Mijnbouw heb ik inmiddels Groningen meerdere keren bezocht en met Groningers gesproken over hun situatie. Tijdens deze werkbezoeken heb ik ervaren dat er door de jaren heen verschillen tussen bewoners zijn ontstaan. Deze verschillen zijn soms niet verklaarbaar. Een voorbeeld waarbij Groningers in een soortgelijke situatie verkeren, maar niet allemaal hetzelfde behandeld worden, kwam ik tegen op de eerste dag van mijn aantreden als Staatssecretaris. Dit was namelijk bij de woningverbeteringssubsidie aan de orde. Het is niet meer dan terecht dat er nu voldoende budget beschikbaar is, zodat iedereen die hiervoor in aanmerking komt deze subsidie alsnog kan aanvragen. De komende periode werk ik tenminste twee dagen per maand in Groningen. Daarbij krijg ik meer zicht op de verschillen die er zijn ontstaan. Deze ervaringen neem ik mee in het traject dat ik in mijn beleidsbrief Groningen (Kamerstuk 33 529, Nr. 948) heb toegezegd om uw Kamer voor de zomer te berichten welke mogelijkheden het kabinet ziet om deze onuitlegbare verschillen zoveel mogelijk te beperken.
Bent u bekend met de vier huizenblokken aan de Ommelanderstraat in Ten Boer die exact hetzelfde zijn gebouwd als de blokken aan de overzijde van de weg maar totaal anders worden behandeld?
Ja, daarmee ben ik bekend.
Bent u ermee bekend dat voor dezelfde huizenblokken (zelfde bouwjaar, zelfde bouwer, zelfde ontwerp) is besloten deze te slopen en een duurzame nieuwbouwwoning terug te plaatsen en dat dit voor de vier blokken aan de overzijde van de weg niet geldt?
Ja, de vergelijking waarop wordt gedoeld betreft een type woning dat ook aan de naastgelegen Blinkerdlaan in Ten Boer is gebouwd. De woningen aan de Blinkerdlaan vallen binnen de batch 1588 en de vier bedoelde huizenblokken aan de Ommelanderstraat niet. De woningen aan de naastgelegen Blinkerdlaan komen op basis van eerder uitgevoerde beoordelingen met de NPR9998 uit 2015 in aanmerking voor sloop/nieuwbouw. De bedoelde vier huizenblokken aan de Ommelanderstraat vielen aanvankelijk buiten de scope van het lokaal plan van aanpak van de gemeente Groningen, omdat deze conform HRA-analyses niet zijn beoordeeld met een verhoogd of licht verhoogd risicoprofiel. De gemeente Groningen heeft deze huizenblokken op 2 juli 2020 toegevoegd aan het lokale plan van aanpak. Opname van de woningen aan de Ommelanderstraat heeft plaatsgevonden in 2021. Volgens de planning van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) worden de versterkingsadviezen opgeleverd in het eerste kwartaal van 2022, en in het tweede kwartaal van 2022 besproken met de woningeigenaren. Of deze woningen in aanmerking komen voor sloop/nieuwbouw is nu dan ook nog niet bekend.
Met de bestuurlijke afspraken van 6 november 2020 als uitgangspunt, acht ik het, samen met de gemeente Groningen, uitlegbaar dat in de betreffende woningen in Ommelanderstraat met de nieuwste inzichten wordt gewerkt. Daarbij hebben de gemeenten de mogelijkheid gekregen om maatwerk aan te bieden om mogelijke verschillen tussen buren te overbruggen of een tegemoetkoming toe te kennen. De gemeenten Groningen is van oordeel dat hier een tegemoetkoming van € 13.000 vrij te besteden en € 17.000 woningverbeteringssubsidie passend is. Deze regelingen kunnen de bewoners dan ook aanvragen. Zoals benoemd, kijk ik integraal naar de verschillen die door de jaren heen zijn ontstaan en zal ik de Kamer berichten welke mogelijkheden het kabinet ziet om de onuitlegbare verschillen zoveel mogelijk te beperken. Hier wordt de situatie in Ten Boer uiteraard bij betrokken.
Vindt u dit uit te leggen? Zo ja dan bieden we u hiertoe graag de gelegenheid, zo nee, wat wilt u hieraan doen?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 3.
Bent u bekend met de wijk Tuikwerd in Delfzijl?
Ja, hiermee ben ik bekend. Zie ook mijn antwoorden op Kamervragen van het lid Beckerman over deze wijk (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1676).
Weet u dat daar veel zorg en onduidelijkheid speelt over de herbeoordelingen en mogelijke (vergoedings)regelingen?
Ja, hiervan ben ik op de hoogte. Verschillende bewoners hebben de keuze gekregen om een herbeoordeling aan te vragen. De NCG begeleidt en informeert de bewoners in dit proces. Zie ook mijn antwoorden op de Kamervragen van het lid Beckerman (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1676).
Bent u ermee bekend dat de ene kant van de straat van Ganzenerf de subsidie voor verduurzaming en verbetering van de woning reeds kreeg, terwijl de andere kant in onduidelijkheid verkeert over de vraag of en wanneer zij hier aanspraak op maken? Wat vindt u daarvan?
Ja, hiermee ben ik bekend. Deze situatie is ontstaan doordat een aantal eigenaren wel, en een aantal eigenaren niet een herbeoordeling kunnen aanvragen. Wanneer eigenaren voor een herbeoordeling kiezen, komen zij in aanmerking voor een tegemoetkoming voor de herbeoordeling en een aanvullende subsidie voor verduurzaming en woningverbetering. Deze kunnen zij echter pas aanvragen op het moment dat zij een herbeoordelingsbesluit van de NCG hebben ontvangen. Voor de keuze tot een herbeoordeling geldt een bedenktermijn van maximaal 6 maanden. Zodra die verstreken is, of zo veel eerder als dat met tot een eenduidige keuze is gekomen, heeft de NCG nog maximaal 8 weken nodig om tot een besluit te komen. De NCG heeft betreffende bewoners hierover geïnformeerd.
Wat vindt u ervan dat huiseigenaren worden gedwongen het eens te worden met de buren over het aanvragen van een herbeoordeling? Is dat gewenst?
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op de Kamervragen van het lid Beckerman (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1676) is het in de meeste gevallen onvermijdelijk dat eigenaren van constructief verbonden panden, zoals bijvoorbeeld rijtjeswoningen, eenzelfde keuze moeten maken over de versterking. De versterking van zulke woningen kan doorgaans enkel met een gezamenlijke versterking in de hele constructie worden gerealiseerd. Mede omwille van de veiligheid dient een constructief verbonden bouwwerk daarom als geheel te worden versterkt.
Eigenaren van gebouwen die constructief verbonden zijn, zullen met de buren tot een gemeenschappelijke keuze moeten komen tot het laten uitvoeren van het liggende versterkingsadvies of een herbeoordeling van de constructief verbonden panden. De NCG ondersteunt de eigenaren hierbij en zet een zorgvuldig proces op waarbij eigenaren onderling overeenstemming kunnen bereiken over de te maken keuze. Ook kunnen deze eigenaren advies inwinnen bij een onafhankelijke adviseur/mediator. In die gevallen dat de eigenaren verschillende belangen hebben en er mogelijk niet samen uitkomen, spant de NCG zich in om via overleg en bemiddeling met de eigenaren tot een gezamenlijke beslissing te komen. Daarbij zal ook worden gekeken of maatwerk mogelijk is of dat de constructief verbonden gebouwen los van elkaar versterkt kunnen worden, zonder dat dit leidt tot vertraging van de versterkingsoperatie. Bij een zeer beperkt aantal van deze adressen kan de versterking van het ene deel van het gebouw namelijk uitgevoerd worden zonder dat dit invloed heeft op het ander deel van hetzelfde gebouw.
Hoe lang duren de processen voordat er duidelijkheid is over een herbeoordeling? Klopt het dat dit zes maanden duurt en er ook nog eens een beroep wordt gedaan op de bedenktijd die de Kamer zou hebben gevraagd?
Eigenaren die in aanmerking komen voor een herbeoordeling hebben zes maanden de tijd om deze keuze te maken of zij dit willen. Deze periode is voor alle eigenaren gelijk. Voor deze termijn is onder andere gekozen omdat het bij gebouwen die constructief met elkaar verbonden zijn, belangrijk is om een einddatum te hebben voor het indienen van een verzoek tot herbeoordeling. Voor de voortgang is het van belang dat dit proces niet te lang duurt, echter moet deze termijn ook lang genoeg om eigenaren voldoende tijd te bieden om een afgewogen keuze te kunnen maken. Wanneer een eigenaar niet constructief verbonden is met andere panden, hoeft de termijn van zes maanden niet verder afgewacht worden. De NCG neemt na het maken van de keuze door de eigenaar, indien van toepassing, een besluit tot uitvoering van de herbeoordeling.
Wat gebeurt er als bijvoorbeeld een belegger die een huis in een rij bezit nergens aan meewerkt? Duurt dan de onduidelijkheid voor de anderen langer? Vindt u dat gerechtvaardigd?
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 18 van de Kamervragen van lid Beckerman (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1676), hebben eigenaren zes maanden de tijd om deze keuze te maken. Deze periode is voor alle eigenaren – dus ook beleggers – gelijk. Doorverkoop van een woning heeft geen effect op deze termijn.
Klopt het dat het zes maanden extra duurt als een huis in de tussentijd wordt verkocht?
Zie antwoord vraag 10.
Hoe zijn de «blokken» die het eens moeten worden tot stand gekomen? Is daar een logische bouwkundige aanleiding voor of zijn deze op procedurele gronden tot stand gekomen?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 8.
Deelt u de mening dat niet het onderdeel uitmaken van een badge, categorie, fase of wat ook leidend moet zijn maar de feitelijke situatie van mensen en hun woningen en dat die gelijke behandeling verdienen? Zo ja, wat gaat u daaraan doen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 1.
Op welke wijze gaat u de motie-Nijboer c.s. met als dictum «verzoekt de regering van mensen uit te gaan en zich ervoor in te spannen dat mensen die in soortgelijke situaties zitten, aanspraak kunnen maken op dezelfde regelingen» uitvoeren?1
De uitvoering van deze motie zal worden betrokken in het benoemde traject voortkomend uit de beleidsbrief rondom onuitlegbare verschillen.
Het interventieteam in Groningen |
|
Sandra Beckerman |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Klopt het dat er 50 miljoen euro is gereserveerd voor het interventieteam uit het bestuursakkoord in Groningen, dat ingeschakeld kan worden wanneer mensen erg zijn vastgelopen in de schadeafhandeling en/of versterking van hun huis, ook wel schrijnende situaties genoemd?1 Zo ja, waar is dat bedrag op gebaseerd? Van hoeveel «schrijnende situaties» is er uitgegaan? Van welk gemiddeld bedrag per persoon met een vastgelopen dossier is uitgegaan?
Ja, dat klopt. Op het moment van vaststellen van de hoogte van het bedrag was nog niet in beeld om hoeveel situaties het exact zou gaan en welke bedragen hierbij zouden komen kijken. Er is daarom gekozen om een ruim budget op te nemen voor vastgelopen situaties.
Is 50 miljoen euro voldoende voor alle «schrijnende situaties»? Geldt hier ook: wie het eerst komt, het eerst maalt? Wat gaat u doen voor de «schrijnende situaties» die er nog zijn als het geld op is?
Het bedrag is op het moment van beantwoording van deze vragen toereikend. Op dit moment is 1,2 miljoen euro van beschikbaar gestelde bedrag van 50 miljoen euro aangewend om vastgelopen dossiers op te lossen. Dit komt onder meer omdat het interventieteam samen met het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) en de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) ook oplossingen vindt in de reguliere processen van schadeafhandeling en versterking. In deze gevallen wordt het budget van 50 miljoen euro niet aangesproken, omdat de oplossingen betaald worden uit de reguliere middelen voor schade of versterken. Ik blijf de uitputting van de middelen volgen.
In hoeverre worden gedupeerden betrokken bij het «maatwerk»? Hoeveel rekening wordt er gehouden met de wensen van de bewoners? Herkent u bijvoorbeeld het beeld dat mensen in een schrijnende situatie gedwongen worden akkoord te gaan met een voorstel van het interventieteam, omdat er letterlijk gezegd wordt: «Mocht u niet kunnen instemmen met de inhoud van de vaststellingsovereenkomst zoals die nu voorligt, dan ziet het interventieteam zich genoodzaakt haar bemiddeling te staken»?
Het interventieteam is erop gericht om in vastgelopen situaties een passende maatwerkoplossing te zoeken samen met de bewoners. Er wordt getracht zoveel mogelijk aan te sluiten bij de wensen van de bewoners. Het doel van het interventieteam is om bewoners in vastgelopen situaties perspectief te bieden, opdat zij verder kunnen met hun leven. Het interventieteam heeft hiertoe een ruim mandaat. Het interventieteam zoekt wanneer nodig naar oplossingen buiten de bestaande kaders. Er worden scenario’s bedacht en besproken met de bewoners en uiteindelijk worden één of meerdere oplossingen aangeboden. Wat nodig en passend is, verschilt per casus en wordt ook per casus beoordeeld. Het interventieteam legt altijd één of meerdere oplossingsrichtingen en aanbiedingen voor, waarmee – naar het oordeel van het interventieteam – de vastgelopen situatie weer vlot getrokken kan worden. Het is vervolgens aan de bewoners zelf om wel of niet, en zo ja op welk voorstel, in te gaan. Er zijn helaas situaties waar intensieve bemiddeling niet leidt tot een oplossing. Als het ondanks de inspanningen van het interventieteam en de bewoner niet lukt om tot een oplossing te komen, komt er een finaal aanbod van het interventieteam. Het is dan aan de bewoner om te besluiten of hij of zij wel of niet van het aanbod gebruik wil maken. In enkele situaties heeft dit ertoe geleid dat de bemiddeling is gestopt. Op individuele situaties kan ik helaas niet ingaan.
Wat gaat u doen voor mensen die onder dwang een vaststellingovereenkomst hebben getekend, maar waarbij later blijkt dat zij benadeeld zijn door het interventieteam?
Zoals beschreven in het antwoord op vraag 3 is het interventieteam erop gericht om in vastgelopen situaties een passende maatwerkoplossing te vinden samen met de bewoners. Het interventieteam doet dit vanuit een onafhankelijke positie. Het kan gebeuren dat ondanks de inspanningen van het interventieteam toch niet tot een oplossing gekomen kan worden die ook door de bewoners gedragen wordt. Ik ga ervan uit dat het interventieteam in dergelijke gevallen er alles aan gedaan heeft om, binnen het brede mandaat, tot een gedragen oplossing te komen. Het signaal dat bewoners onder dwang een overeenkomst hebben getekend, herkent het interventieteam niet.
Wat wordt precies bedoeld met «op te lossen»? Is het doel om gedupeerden in een schrijnende situatie schadeloos te stellen, zodat deze mensen verder kunnen met hun leven? Zo nee, wilt u uw antwoord toelichten? Vindt u bijvoorbeeld het advies: «U kunt zich beter failliet laten verklaren» een oplossing voor een «schrijnende situatie»? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 heeft het interventieteam de opdracht om bewoners in vastgelopen situaties perspectief te bieden, opdat zij verder kunnen met hun leven. Het interventieteam zoekt daarbij wanneer nodig naar oplossingen buiten de reguliere kaders. Het schadeloosstellen is de taak van het Instituut Mijnbouwschade Groningen dat de schade afhandelt. Ik kan niet ingaan op specifieke casuïstiek.
Hoe tijdelijk is deze regeling? Wanneer verwacht u dat deze eindigt? Denkt u dat alle «schrijnende situaties» dan opgelost zijn?
Zolang het nodig is, zal er een grondslag zijn om vastgelopen situaties in Groningen op te lossen. Het huidige mandaat van het interventieteam loopt tot de inwerkingtreding van het wetsvoorstel tot Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (hierna: wetsvoorstel), waarmee de versterking wettelijk geregeld wordt (Kamerstuk I, 35 603, nr. A). Na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel kan de taak die nu is gemandateerd per ministeriële regeling aan het IMG opgedragen worden. Een grondslag hiervoor is in dit wetsvoorstel opgenomen.
Waaruit bestaat de bijdrage, naast de financiële bijdrage, die Rijk en Regio willen leveren aan schrijnende situaties?
Het interventieteam is opgericht om onafhankelijk te kijken naar wat nodig is in vastgelopen situaties. De geboden hulp en ondersteuning kan bijvoorbeeld zijn het aanbieden van bouwbegeleiding, het opkopen van een woning, zodat tijdelijke huisvesting gewaarborgd is totdat er een andere duurzame oplossing is gevonden, het overnemen van de hypotheekschuld of bijvoorbeeld het plaatsen van tijdelijke woonunits. Waar het interventieteam dat wenst zullen het Rijk en de Regio het interventieteam daarbij ondersteunen.
Wat is het verschil tussen de Commissie Bijzondere Situaties en het Interventieteam?
De Commissie Bijzondere Situaties (CBS) ondersteunt bewoners waar meervoudige problematiek speelt; naast erkende aardbevingsschade of versterking kunnen er ook problemen spelen op medisch, psychisch, financieel of sociaal vlak. Het interventieteam springt in wanneer bewoners vastlopen in de reguliere processen, bijvoorbeeld door samenloop van schade en versterking. Hierbij kunnen ook andere problemen een rol spelen, maar anders dan bij de CBS is dat geen criterium om in aanmerking te komen.
Komt het interventieteam bij mensen thuis of moeten bewoners naar het interventieteam toe? Waar moeten bewoners zich dan melden?
Bewoners kunnen zich bij gemeenten melden voor het inschakelen van het interventieteam. Als bij de behandeling van een casus een huisbezoek bijdraagt aan het beter inzicht krijgen in de specifieke situatie, dan komt het interventieteam bij bewoners op bezoek. Daarnaast vinden gesprekken plaats op het kantoor van de NCG, het IMG of op een van de gemeentehuizen in de regio. De NCG, het IMG en gemeentes kunnen situaties voordragen aan het interventieteam. Bewoners kunnen zich bij gemeenten melden; de desbetreffende gemeente beoordeelt of een situatie in aanmerking komt voor het interventieteam.
Wanneer hebben gemeenten met maatschappelijke organisaties de inventarisatie gemaakt van de bestaande problematiek? Hoeveel «schrijnende situaties» uit de inventarisatie zijn inmiddels aangemeld bij het interventieteam? Door wie zijn ze aangemeld? Door wie kunnen ze aangemeld worden? Hoeveel «schrijnende situaties» uit de inventarisatie zijn nog niet aangemeld bij het interventieteam? Waarom zijn zij nog niet aangemeld?
Na de bestuurlijke afspraken versterking Groningen (6 november 2020) is begonnen met het inventariseren van de problematiek. In opdracht van de regio is er een inventarisatie gedaan van de problematiek bij gemeenten, het IMG en de NCG. Vastgelopen situaties kunnen door de gemeenten, via hun burgemeester, doorlopend aangemeld worden bij het interventieteam. Daarnaast kunnen het IMG en de NCG ook vastgelopen situaties aanmelden bij het interventieteam. Momenteel zijn er 22 vastgelopen situaties aangemeld bij het interventieteam. Hiervan zijn er twintig aangemeld door gemeenten, één door het IMG en één door de NCG. Daarnaast is er structureel overleg met vertegenwoordigers van de aardbevingsgemeenten over dossiers die dreigen vast te lopen. Dit betreft een lijst van ongeveer tachtig adressen. Op adresniveau wordt bekeken welke acties nodig zijn om te voorkomen dat de situatie vastloopt of hoe deze weer vlot getrokken kan worden.
Binnen welke kaders opereren de leden van het interventieteam? Waar zijn die te vinden? Worden gedupeerden hier van tevoren van op de hoogte gebracht?
Het interventieteam heeft een ruim mandaat gekregen. U kunt dit besluit vinden op de website van de overheid.2 Aan de hand van dit mandaat heeft het interventieteam de mogelijkheid om maatwerk oplossingen te bieden in vastgelopen situaties. Daarnaast doet het interventieteam een beroep op bestaande regelingen bij de NCG en het IMG. Het interventieteam kan ook een beroep doen op andere regelingen, zoals gemeentelijke regelingen. In overleg met bewoners, melden gemeenten bewoners aan bij het interventieteam.
Kunt u de Kamer een overzicht sturen waarin staat opgenomen welke taken en verantwoordelijkheden leden van het interventieteam hebben? Wie zitten er in het interventieteam? Zijn dit mensen die zich fulltime inzetten voor «schrijnende situaties»? Wat is de doorlooptijd voor het oplossen van een «schrijnende situatie»? Zijn daar eisen aan gesteld? Zo ja, welke? Zijn de leden van het interventieteam onafhankelijk en zetten zij de belangen van gedupeerden op de eerste plek? Waar blijkt dat uit?
De taken en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in het mandaatbesluit. Hiervoor verwijs ik u naar het antwoord op vraag 11. Het interventieteam bestaat uit een onafhankelijke voorzitter, een vertegenwoordiger van het IMG en een vertegenwoordiger van de NCG. De leden zijn niet fulltime beschikbaar en worden in hun taken ondersteund door een groep medewerkers van de NCG en het IMG. Per individuele situatie verschilt wat nodig is om tot een oplossing te komen. De inzet is om de situatie op te lossen, zodat een bewoner weer verder kan met zijn of haar leven. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 3. De doorlooptijd verschilt vanwege de individuele aanpak per vastgelopen situatie; hier zijn geen eisen aan gesteld.
Worden er verslagen van gesprekken gemaakt, waar gedupeerden mee instemmen, zodat afspraken van beide kanten duidelijk zijn?
Voordat het interventieteam bewoners een oplossingsrichting biedt, wordt deze besproken met bewoners. Afspraken die het interventieteam met bewoners maakt, worden altijd vastgelegd. Dit gebeurt op verschillende manieren: in de vorm van een gespreksverslag of in de vorm van een brief aan de bewoners. Als in een brief de afspraken en oplossingsrichtingen verwoord worden, wordt de bewoners vervolgens gevraagd om op de brief te reageren of voor akkoord te ondertekenen.
Wat wordt precies bedoeld met de zin uit het bestuursakkoord: «Funderingsproblematiek zonder relatie met schade en versterking valt buiten de scope van deze tijdelijke regeling»? Wordt de funderingsproblematiek buiten deze regeling gehouden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Als het gaat om de problematiek van de gebouwen in technische zin, behandelt het interventieteam alleen problematiek die te relateren is aan schade en versterking. Funderingsproblematiek die hieraan gerelateerd is, kan derhalve behandeld worden.
Klopt het dat het interventieteam hypotheken verstrekt namens De Staat der Nederlanden, als onderdeel van een «oplossing»? Zo ja, wat zijn dan de condities? Verschillen de voorwaarden van deze hyptheken van de voorwaarden van hypotheken verstrekt door banken? Waarom wordt gekozen voor een hypotheek en niet voor een andere vorm van geldverstrekking?
Een mogelijke oplossing kan zijn dat de Staat der Nederlanden een hypotheek verstrekt of overneemt van een bank. Dit is echter geen gebruikelijke oplossing. In één situatie heeft het interventieteam aan het IMG en de NCG geadviseerd om namens de Staat een lening (met recht van hypotheek) te verstrekken aan bewoners, omdat de bank de overeenkomst van geldlening had opgezegd en dreigde de woning van de bewoners executoriaal te verkopen. Over de specifieke voorwaarden kan ik geen mededelingen doen.
Kan het interventieteam ook gebruikmaken van versterkingskosten van de Nationaal Coördinator Groningen of wordt alles betaald uit de pot van 50 miljoen euro?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Hoe staat het met het monitoren van deze regeling? Klopt het dat er eind 2021 een evaluatie plaats zou vinden? Zo ja, kunt u die de Kamer doen toekomen?
Het interventieteam heeft een tussentijdse rapportage opgesteld. Deze is recent per Kamerbrief met de Kamer gedeeld.3 Voor het zomerreces wordt een nieuwe rapportage opgesteld. Zoals toegezegd in de eerder genoemde Kamerbrief wordt ook deze rapportage met uw Kamer gedeeld.
Gaat dit monitoren slechts over de causaliteit tussen verergering van schade, het veiligheidsniveau van de woning en het ontstaan van nieuwe schade of wordt er ook gemonitord hoe het met de bewoners van de woning gaat, of ze hun leven weer op kunnen pakken en of ze schadeloos zijn gesteld? Kunt u uw antwoord toelichten?
De rapportage gaat in op de voortgang van de afhandeling van vastgelopen situaties.
Kan in een overzicht worden weergegeven hoeveel geld er na een half jaar is gebruikt van de 50 miljoen euro? Welk deel is daarvan terecht gekomen bij gedupeerden? Welk deel dekt de proceskosten?
In de recente rapportage van december 2021 is geen financieel overzicht opgenomen. In de volgende rapportage zal dit wel het geval zijn. Het budget van 50 miljoen euro wordt niet gebruikt om proceskosten te dekken. De onafhankelijke voorzitter is onbezoldigd. In het antwoord op vraag 2 is aangegeven dat het interventieteam tot nu toe 1,2 miljoen euro besteed heeft.
Kan er ook geld van het «knelpuntenbudget» ingezet worden voor het oplossen van knelpunten in «schrijnende situaties»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bij vastgelopen situaties zal waar mogelijk gezocht worden naar een oplossing binnen bestaande reguliere kaders. Dit betekent dat ook de knelpuntenpot ingezet kan worden bij het realiseren van een oplossing: de knelpuntenpot is onderdeel van het budget dat de NCG binnen de reguliere werkwijze heeft om knelpunten op te lossen. Wanneer een vastgelopen situatie niet op een reguliere manier opgelost kan worden, kan er een beroep gedaan worden op het budget voor vastgelopen situaties.
De berichten ‘Ik ben ziek geworden van mijn huis’ en ‘Trees woonde 1,5 jaar in hotel vanwege huurhuis vol schimmel, nu moet ze 11.000 euro betalen’ |
|
Sandra Beckerman |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht in het AD «Legionellabesmetting werd Patricia (50) bijna fataal: «Ik ben ziek geworden van mijn huis»» d.d. 24 januari jongstleden?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht in het AD «Trees woonde 1,5 jaar in hotel vanwege huurhuis vol schimmel, nu moet ze 11.000 euro betalen» d.d. 3 januari jongstleden?2
Ja.
Kunt u zich voorstellen dat ik hier een zeer lange lijst met krantenberichten kan benoemen van huurders uit het hele land die enorm veel last van vocht en schimmel hebben?
Ja.
Wat vindt u ervan dat huurders van woningcorporatie Woonbron in de wooncomplexen Oostblok, Waterblok en Stille Putten te Delft in de afgelopen tien jaar steeds vaker in de winter zonder verwarming zitten?
Voorop staat dat een verhuurder, dus ook een woningcorporatie, zich als goed verhuurder dient te gedragen en dat een huurder recht heeft op een technisch goede en veilige woning. Op verzoek van uw Kamer heb ik u geïnformeerd over zorgen die er bestaan over de onderhoudsstaat van complexen van woningcorporatie Woonbron heb ik op 28 februari jl. (uw kenmerk: file:///O:/Downloads/kamerbrief-reactie-op-brief-over-toestanden-bij-woningcorporatie-woonbron.pdf).
Wat vindt u ervan dat huurders van woningcorporatie Woonbron in de wooncomplexen Oostblok, Waterblok en Stille Putten te Delft al jaren enorm veel last van vocht- schimmel hebben?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u ervan dat bewoners van eerdergenoemde wooncomplexen ernstig ziek worden van hun eigen woning?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u ervan dat huurders van Vestia in Den Haag en andere steden ook soortgelijke problemen hebben waarbij zij jaren op herstel moeten wachten terwijl de gezondheid aangetast wordt?
Zoals hiervoor al aangegeven staat voorop dat een verhuurder, dus ook een woningcorporatie, zich als goed verhuurder dient te gedragen en dat een huurder recht heeft op een technisch goede en veilige woning.
Wat vindt u ervan dat huurders niet durven terug te keren naar hun eigen woning?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u zich voorstellen dat vele huurders niet gehoord worden die niet de media weten te vinden of minder assertief zijn waarbij zij dus al jaren in een vocht- en schimmelwoning wonen omdat de problemen niet verholpen worden?
Vocht- en schimmel hoort niet in een huis. Ik ben het volstrekt eens met de noodzaak om vocht en schimmel aan te pakken. Zoals aangegeven in de beantwoording op schriftelijke vragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 611) vraagt het wegnemen en voorkomen van vocht en schimmel om een brede aanpak die zich zowel richt op huiseigenaren en verhuurders, als op bewoners zelf. De aanpak is laagdrempelig, mede in het belang van mogelijk minder assertieve huurders. De brede aanpak bestaat uit de volgende onderdelen:
Het aanpakken van vocht- en schimmel vraagt blijvend om aandacht. In het WoON2021 zijn uitgebreide vragen opgenomen over vocht- en schimmel in woningen. Uit de antwoorden kunnen wellicht nieuwe inzichten volgen die helpen bij de succesvolle aanpak.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat deze en vele andere tienduizenden huurders in een gezonde en veilige woning kunnen wonen?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de mening dat vocht en schimmel in een woning de gezondheid van huurders ernstig kan aantasten?
Ja, dat is in individuele gevallen mogelijk, afhankelijk van de specifieke omstandigheden.
Bent u ook van mening dat het uitermate schrijnend is dat ook vele kinderen en baby’s door de aanwezigheid van vocht en schimmel in een woning getroffen worden?
Ook voor kinderen en baby’s is het van belang dat ze wonen in een huis zonder vocht en schimmel. In hoeverre de aanwezigheid van schimmel en vocht in een woning gevaarlijk is voor de gezondheid van een kind of een baby, zodanig dat sprake zou zijn van een gevaarlijke woonomgeving is niet in algemene zin aan te geven.
Deelt u de mening dat kinderen en baby’s die in een vocht- of schimmelwoning opgroeien blootgesteld worden aan een gevaarlijke woonomgeving?
Zie antwoord vraag 12.
Is de blootstelling van kinderen en baby’s aan vocht en/of schimmel in een woning een schending van het Kinderrechtenverdrag? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Artikel 24 van het Kinderrechtenverdrag bevestigt het recht van het kind op het genot van de grootst mogelijke mate van gezondheid. Het VN-Kinderrechtcomité, dat toezicht houdt op de naleving van het Kinderrechtenverdrag, geeft in haar commentaar bij dit artikel (General comment No. 15) aan dat onder andere de afwezigheid van schimmel in de woning een vereiste is voor een gezonde opvoeding en ontwikkeling. Staten die partij zijn bij het Kinderrechtenverdrag dienen alle passende wettelijke, bestuurlijke en andere maatregelen te nemen om het recht op gezondheid voor kinderen te verwezenlijken, in de ruimste mate waarin de hun ter beschikking staande middelen dit toelaten. In de context van de onderhavige vraag voldoet Nederland aan deze verplichting, doordat wij regelgeving hebben die verhuurders verplicht tot het verhelpen van vocht en schimmel, en we mogelijkheden bieden aan huurders om juridische stappen te ondernemen als de verhuurder in gebreke blijft.
Is de kwaliteit van een woning onderdeel van het internationale recht op en van een nationale zorgplicht van het Rijk voor behoorlijke huisvesting?
Ja.
Deelt u de mening dat vocht- en schimmelwoningen een schending zijn van het recht op behoorlijke huisvesting? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het recht op huisvesting zoals dat is neergelegd in artikel 22, tweede lid, van de Grondwet, behelst met name een opdracht aan de overheid om te zorgen voor voldoende huisvesting die ook van voldoende kwaliteit is. Ook in het internationale recht is het recht op behoorlijke huisvesting in de eerste plaats een opdracht aan de overheid. Er kan in beginsel geen individueel recht aan worden ontleend jegens de overheid op een kwalitatief goede of gezonde woning. De overheid moet zorgen voor regelgeving die verhuurders verplicht tot het verhelpen van vocht en schimmel en voor mogelijkheden voor huurders om juridische stappen te ondernemen als de verhuurder in gebreke blijft. Deze regelgeving is er.
Deelt u de mening dat de ondermaatse kwaliteit van vele woningen een (belangrijk) onderdeel is van de huidige wooncrisis? Zo ja, welke crisismaatregelen hebt u tot dusver genomen? Zo nee, waarom niet?
Het overgrote deel van de (sociale) woningen in Nederland is van goede kwaliteit. Bij een deel van de woningvoorraad is renovatie en verbetering nodig. Dit is de verantwoordelijkheid van verhuurders. Gemeenten zien toe op de kwaliteit van woningen. Zoals ik in mijn eerdere antwoorden heb toegelicht voer ik een brede aanpak voor het oplossen van vocht- en schimmelproblematiek.
Bent u ook van mening dat de aanpak vocht- en schimmelwoningen tot topprioriteit benoemd moet worden gezien de (enorme) gezondheidsschade die het kan toebrengen?
Zoals uit mijn eerdere antwoorden blijkt worden er verschillende inspanningen verricht in het kader van de aanpak van vocht en schimmel, waarbij sprake is van een brede aanpak.
Kan de aanwezigheid van vocht en/of schimmel in een woning van invloed zijn op de levensverwachting van mensen?
Of en in hoeverre schimmel de levensverwachting van een persoon beïnvloed is niet in algemeenheid aan te geven. Ook kan niet in zijn algemeenheid gesteld worden dat in geval van gezondheidsschade een recht zou bestaan op compensatie voor huurders. Mocht in een specifiek geval een huurder bij de verhuurder verzoeken om compensatie voor opgelopen gezondheidsschade, dan zullen daarvoor alle omstandigheden van het geval moeten worden beoordeeld.
Moeten huurders ook gecompenseerd worden voor de gezondheidsschade die zij oplopen als gevolg van vocht en/of schimmel in de woning? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 19.
Deelt u de mening dat woningcorporaties een ultimatum moeten krijgen wanneer zij de vocht- en schimmelproblematiek opgelost dienen te hebben, aangezien de volksgezondheid in het geding is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het stellen van een ultimatum aan woningcorporaties vind ik geen verstandige route. De aanpak van vocht- en schimmelproblematiek is complex en vraagt om een brede waaier aan maatregelen. Zoals ik in mijn eerdere antwoorden heb toegelicht voer ik actief beleid om verhuurder en gemeenten te stimuleren om maatregelen te nemen om vocht- en schimmelproblematiek aan te pakken. Ook bestaan er mogelijkheden voor huurders om onderhoudsproblemen aan de orde te stellen.
Bent u bekend met het cijfer dat bijna één op de vijf huishoudens last heeft van vocht of schimmel en dat wij dus praten over ruim 1,5 miljoen huishoudens?3
Ja.
Heeft u een zorgplicht voor de honderdduizenden huurders die in meer of mindere mate last van vocht en/of schimmel hebben? Zo ja, welke maatregelen hebt u reeds genomen om dit te voorkomen en op te lossen en wat gaat u verder ondernemen om deze problemen te voorkomen en op te lossen en wanneer?
Verhuurders zijn primair verantwoordelijk voor de staat en het onderhoud van hun woningen. Laat het onderhoud van woningen (zeer) te wensen over, dan hebben gemeenten de bevoegdheid om hierop te handhaven. Als Minister heb ik een stelselverantwoordelijkheid voor de corporatiesector. Mijn brede aanpak om vocht- en schimmelproblemen aan te pakken heb ik in mijn eerdere antwoorden toegelicht.
Begrijpt u de omvang en importantie van het vocht- en schimmelprobleem? Kunt u dit nader toelichten?
Ja, ik begrijp de omvang en de urgentie van deze problematiek en voer daarom een brede aanpak om dit op te lossen.
Ervaart u urgentie bij dit belangrijke en zeer omvangrijke probleem? Zo ja, waaruit blijkt dat?
Zie antwoord vraag 24.
Deelt u de mening dat een landelijk meldpunt voor vocht en schimmel ervoor kan zorgen dat de problematiek beter in kaart gebracht kan worden en ervoor kan zorgen dat er meer expertise in huis is om huurders verder te begeleiden? Zo ja, wanneer kunnen wij een voorstel voor een dergelijk landelijk meldpunt verwachten? Zo nee, waarom niet?
Verhuurders zijn primair verantwoordelijk voor de staat en het onderhoud van hun woningen. Laat het onderhoud van woningen (zeer) te wensen over, dan hebben gemeenten de bevoegdheid om hierop te handhaven. Ook hebben huurders de mogelijkheid via de Huurcommissie of desnoods de rechter een slechte onderhoudssituatie te laten oplossen. Ik voer met alle betrokken partijen een brede aanpak om vocht- en schimmelproblemen op te lossen. Tegen deze achtergrond zie ik geen toegevoegde waarde in een landelijk meldpunt.
Waarom hebben huurders veel meer last van vocht en schimmel dan eigenaar-bewoners en zou dit verschil mogen bestaan?4
Zie antwoord vraag 26.
Wat vindt u ervan dat verhuurders soms jarenlang niets aan de aanpak van vocht- en schimmelwoningen doen?
Zie antwoord vraag 26.
Deelt u de mening dat in een tijd van een enorme toename van longklachten als gevolg van astma de aanwezigheid van vocht en/of schimmel in een woning de leefsituatie nog gevaarlijker maakt?
Vanuit gezondheidsoogpunt is de aanwezigheid van vocht en schimmel in een woning niet bevorderlijk.
Bent u het ermee eens dat er een versnelde procedure moet komen om huurders in staat te stellen de vocht- en schimmelproblematiek te verhelpen, aangezien hun gezondheid in het geding is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Huurders hebben al verschillende manieren om een oplossing af te dwingen voor deze problematiek. Zo kunnen zij naar de Huurcommissie, de rechter of de gemeente te stappen. Een nieuwe, versnelde procedure is in dit geval niet de oplossing, maar het is wel van groot belang dat de bestaande procedures goed werken. Daarom draag ik er zorg voor dat de Huurcommissie deze huurders snel kan helpen door snel uitspraak te doen. Zoals ik uw Kamer eerder heb laten weten, werkt de Huurcommissie aan het terugdringen van haar achterstanden, zodat partijen snel geholpen worden.5 Ik zal uw Kamer binnenkort informeren over de resultaten van het actieplan over 2021 en de stand van zaken van de Huurcommissie.
Kan het zo zijn dat een (tijdelijke) huurverlaging, nadat de verhuurder daartoe door de Huurcommissie gedwongen wordt, voor de verhuurder goedkoper is om deze situatie aan te houden dan daadwerkelijk de gebreken te verhelpen? Zo ja, wat gaat u doen om deze situaties te voorkomen?
Als de Huurcommissie in haar uitspraak de huur verlaagt, dan blijft deze verlaging gelden totdat het gebrek wordt verholpen. Het is daarom in het belang van verhuurder om het gebrek zo snel mogelijk op te lossen, omdat de gederfde huuropbrengsten blijven stijgen. Alleen bij een contract dat zeer snel zal aflopen kan het – afhankelijk van de huurprijs en de kosten van het verhelpen van het gebrek – in theorie mogelijk zijn dat de verhuurder goedkoper uit is door de gebreken niet te verhelpen. Mij zijn geen signalen bekend dat dit in de praktijk voorkomt. Ook in dat geval heeft de huurder alsnog de mogelijkheid om via de kantonrechter of de gemeente onderhoud af te dwingen.
Waarom geeft u steevast het antwoord dat een gang naar de Huurcommissie de oplossing voor huurders is die last van vocht en schimmel hebben?
De Huurcommissie is niet de enige oplossing voor huurders die met deze problematiek kampen, maar vormt wel een laagdrempelige en efficiënte manier om een oplossing af te dwingen. Zoals ik in mijn eerdere antwoorden heb toegelicht voer ik een brede aanpak die ook verhuurders aanspreekt op hun verantwoordelijkheden.
Deelt u de mening dat een gang naar de Huurcommissie een vorm van symptoombestrijding is?
Zie antwoord vraag 32.
Wat kunt u via wet- en regelgeving, bijvoorbeeld via het Bouwbesluit, doen om het probleem zoveel mogelijk te voorkomen?
Alle gebouweigenaren dienen aan de geldende bouwvoorschriften te voldoen. In artikel 204, tweede lid artikel en 206 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is daarnaast geregeld dat de huurder recht heeft op huurgenot en dat de verhuurder op een verzoek van de huurder gebreken dient te verhelpen, tenzij dit redelijkerwijs niet van de verhuurder kan worden verwacht. Daarmee is gewaarborgd dat huurders recht hebben op een woning van goede kwaliteit.
Stelt u nog steeds voor dat honderdduizenden door vocht en schimmel getroffen huurders een gang naar de Huurcommissie moeten maken? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zoals ik in mijn eerdere antwoorden heb toegelicht voer ik voor het oplossen van vocht- en schimmelproblemen een brede aanpak die ook verhuurders aanspreekt op hun verantwoordelijkheden. De Huurcommissie is niet de enige oplossing voor deze problematiek, maar vormt wel een laagdrempelige en efficiënte manier voor een individuele huurder om een oplossing af te dwingen. Het klopt dat niet iedereen de gang naar de Huurcommissie weet te vinden. In sommige gevallen geldt bijvoorbeeld dat sprake is van een gebrek aan kennis over de mogelijkheden of dat een taalbarrière een rol speelt. Om alle huurders te kunnen bereiken, is het belangrijk dat de Huurcommissie de toegankelijkheid van haar informatiebronnen, zoals de website en het telefonisch contact, vergroot. Zo zijn eerder al de website van de Huurcommissie herschreven in taalniveau B1 en ook toegankelijk gemaakt voor Engelssprekenden. In 2022 werkt de Huurcommissie verder aan het ontsluiten van haar informatie. Over deze maatregelen zal ik uw Kamer binnenkort nader informeren.
Deelt u de mening dat niet iedereen de gang naar de Huurcommissie weet te vinden?
Zie antwoord vraag 35.
Bent u het ermee eens dat een gang naar de Huurcommissie geen oplossing is voor dit structurele en zeer omvangrijke probleem? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 35.
Deelt u de mening dat de Huurcommissie de verhuurder moet kunnen opleggen dat het gebrek of de gebreken binnen een afzienbare tijd opgelost moeten zijn, aangezien de gezondheid van huurders in het geding is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De Huurcommissie is een onafhankelijke geschillenbeslechter. Indien sprake is van een gebrek, kan zij per uitspraak de huur verlagen tot het gebrek is verholpen. De Huurcommissie is echter geen handhavende partij en ziet niet toe op naleving van de uitspraak. Hiervoor kan de huurder naar de kantonrechter of gemeente stappen.
Deelt u de mening dat huurders de mogelijkheid moeten krijgen om tijdelijk elders te wonen op kosten van de verhuurder als deze niet op tijd het gebrek of de gebreken oplost? Zo ja, wat gaat u doen om dit te bewerkstelligen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Als een huurder wordt geconfronteerd met (zeer) ernstige gebreken in of aan de woning, dan kan de huurder de verhuurder civielrechtelijk aansprakelijk stellen als die de gebreken niet verhelpt en schadevergoeding vorderen, omdat de gehuurde woonruimte niet voldoet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs mogen worden gesteld. Met de schadevergoeding kan de huurder zo nodig vervangend verblijf bekostigen.
Welke aanpassingen in wet- en regelgeving kunt u maken om de verhuurder te dwingen om het gebrek of de gebreken te verhelpen zodat huurders (weer snel) in een gezonde en veilige woning kunnen wonen zonder o.a. vocht en schimmel?
Ik zie op dit moment geen aanknopingspunten om wet- en regelgeving aan te passen om verhuurders te dwingen problemen met vocht en schimmel sneller aan te pakken.
Ziet u nu het belang in voor een APK voor woningen gezien het enorme aantal van ruim 1,5 miljoen huishoudens en de mogelijke grote gezondheidsschade voor volwassenen, kinderen en baby’s? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik ben geen voorstander van een verplichte algemene periodieke keuring voor huurwoningen. Dit zou een enorme operatie zijn en het zou ook leiden tot een groot aantal keuringen van woningen waar helemaal geen problemen zijn. Ik zet daarom in op maatwerk, zoals toegelicht in mijn eerdere antwoorden.
Deelt u de mening dat de mogelijkheid van een gang naar de Huurcommissie het aantal vocht- en schimmelwoningen niet omlaag gebracht heeft? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De Huurcommissie helpt huurders om hun recht te halen in het geval van een vocht- of schimmelwoning. Zoals ik in mijn eerdere antwoorden heb aangegeven is een brede aanpak nodig voor het oplossen van deze complexe problematiek.
Wat is de status van de motie leden Beckerman en Koerhuis5 die uitspreekt om de vocht- en schimmelwoningproblematiek standaard onderdeel van de prestatieafspraken tussen gemeente, corporaties en huurdersorganisaties te laten worden?
De motie Beckerman en Koerhuis is uitgevoerd door middel van het opnemen van de aanpak van vocht- en schimmelproblemen in de volkshuisvestelijke prioriteiten. Op grond van de Woningwet moet een corporatie de volkshuisvestelijke prioriteiten betrekken bij het bod aan de gemeente en huurdersorganisatie(s) om te komen tot prestatieafspraken. Daarnaast is zoals gezegd met Aedes afgesproken dat corporaties de komende vijf jaar 100 mln. extra investeren in onderhoud en verbetering met specifieke focus op schimmelproblematiek als gevolg van gebrekkige kwaliteit van de woning, brandveiligheid en loden leidingen. Ook deze afspraak zal worden opgenomen in de volkshuisvestelijke prioriteiten en zijn beslag krijgen in de lokale prestatieafspraken.
Mag ervan worden uitgegaan dat de in de vorige vraag genoemde motie vanaf 2023 standaard een onderdeel van de prestatieafspraken wordt?
Zie antwoord vraag 43.
Hoe is de motie van de leden Beckerman en Koerhuis6, die verzoekt om de aanpak van vocht- en schimmelproblematiek in het helde land te laten gelden, uitgevoerd?
Deze motie heb ik uitgevoerd door middel van de brede aanpak die ik voer.
Hoeveel woningen zijn er sinds de in de vorige vraag genoemde motie d.d. 15 januari 2020 in het kader van de vocht- en schimmelproblematiek aangepakt?
Deze aantallen worden niet specifiek bijgehouden. Wel zal in het onderzoek «Woon2021» beter inzicht worden gegeven in deze problematiek.
Hoeveel woningen dienen er nog in het kader van de vocht- en schimmelproblematiek aangepakt te worden?
Zie antwoord vraag 46.
Hoe is motie van het lid Beckerman c.s.7, die uitspreekt om in het kader van de volksgezondheid een integrale, landelijke aanpak te bewerkstelligen om schimmel- en vochtproblematiek te voorkomen en te verhelpen, uitgevoerd?
Deze motie heb ik uitgevoerd door middel van de brede aanpak die ik voer.
Kunt u deze vragen alstublieft ieder afzonderlijk behandelen en niet clusteren?
Dat heb ik zoveel mogelijk gedaan. Daar waar het voor de helderheid van de beantwoording van de gestelde vragen dienstig is, heb ik vragen samengenomen in de beantwoording.
Vernieling van deel Unesco-werelderfgoed Stelling van Amsterdam |
|
Sandra Beckerman |
|
Robbert Dijkgraaf (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
Kent u het bericht «Vernieling gebied rond Fort Velsen wekt woede van erfgoedwaakhond: «Onvoorstelbaar»»?1
Het bericht is mij bekend.
Deelt u de mening dat het verschrikkelijk is dat een deel van de Stelling van Amsterdam, wat zowel rijksmonument als Unesco-werelderfgoed is, vernield is?
Een belangrijk uitgangspunt bij (beschermd) erfgoed is dat we het willen bewaren voor nu en voor later, veelal omdat het unieke en bijzondere waarde vertegenwoordigt die onvervangbaar is. Het al dan niet moedwillig aantasten of doen verdwijnen van erfgoedwaarden staat haaks op dit uitgangspunt. Ik betreur deze situatie.
Deelt u voorts de mening dat het noodzakelijk is dat het fort zo spoedig mogelijk moet worden teruggebracht in haar oorspronkelijke staat?
Van belang is dat eerst in kaart wordt gebracht welke erfgoedwaarden er bij de recente graafwerkzaamheden verdwenen zijn. Hierbij dient in acht te worden genomen dat verschillende onderdelen van het fort in voorgaande decennia reeds zijn verdwenen of aangetast. Dit speelde zich af voordat het fort de status als rijksmonument kreeg in 2002.
Erfgoeddeskundigen bekijken nu wat de actuele schade is en in welke vorm herstel mogelijk is.
Wat kost het om het fort terug te brengen in haar oorspronkelijke staat?
Dat is nu nog niet te zeggen. Het hangt af van het onderzoek (zie het antwoord op vraag 3).
Welke consequenties (juridisch, financieel etc.) heeft het vernielen van een deel van de Stelling van Amsterdam voor de opdrachtgevers voor de werkzaamheden?
Het fort is een rijksmonument. Gemeenten hebben bij de instandhouding van rijksmonumenten een belangrijke rol. De gemeente Beverwijk heeft gebruik gemaakt van haar bevoegdheid om het werk stil te leggen. Dit is gebeurd kort na de melding van de overtreding.
Voorts kan de gemeente toepassing geven aan bestuursrechtelijke bevoegdheden, waardoor – op kosten van de overtreder – de overtreding zoveel mogelijk ongedaan gemaakt wordt.
Verder kan het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een gebouwd of aangelegd rijksmonument, zonder omgevingsvergunning worden aangemerkt als een economisch delict. Strafrechtelijk optreden behoort dus tot de mogelijkheden.
Welke consequenties kan deze vernieling hebben voor de werelderfgoedstatus van de Stelling van Amsterdam?
De schade aan het rijksmonument wordt nu onderzocht. Vervolgens kan de schade aan het fortterrein bekeken worden in relatie tot het hele werelderfgoed. Het lijkt met name om grondwerkzaamheden te gaan die over het algemeen te herstellen zijn.
Het werelderfgoed draagt nu de naam Hollandse Waterlinies en bestaat uit een stelsel van tientallen forten en ensembles van inundatiegebieden, groepsschuilplaatsen, waterwegen en -werken en dijken. Het werelderfgoed Stelling van Amsterdam is in juli 2021 uitgebreid met de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
Wat gaat u als eindverantwoordelijke doen om de Nederlandse verplichting het werelderfgoed goed in stand te houden, na te kunnen komen? Heeft u reeds stappen gezet?
De instandhouding van het Nederlandse werelderfgoed is geregeld via het stelsel van rijksbeleid en nationale wetgeving voor monumenten, natuur en ruimtelijke inrichting. Het rijk is verantwoordelijk voor dit stelsel. Eigenaren, provinciale en gemeentelijke overheden spelen in dit stelsel een hoofdrol. De vier provincies Utrecht, Noord-Holland, Gelderland en Noord-Brabant zijn de siteholder, de primair beheerder van het werelderfgoed Hollandse Waterlinies.
Het beheer van het werelderfgoed en de rollen van de verschillende overheden, waaronder de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, is beschreven in het managementplan (Dutch Water Defence Lines, Significant Boundary Modification Management Plan) dat Nederland in januari 2019 aan UNESCO voorlegde.
In het specifieke geval van Fort Velsen heb ik na de signalen direct mijn uitvoeringsdienst (RCE) gevraagd contact op te nemen met de betrokken andere overheden. Zij hebben hun verantwoordelijkheid goed ingevuld (zie antwoorden 8 – 11).
Wat is de rol van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed? Hebben zij reeds stappen gezet? Gaan zij stappen zetten? Welke stappen kunnen zij zetten?
De RCE heeft een adviserende rol bij ingrijpende wijzigingen aan rijksmonumenten en bij UNESCO-werelderfgoed. De RCE is kort na de melding in contact getreden met de gemeente Beverwijk en met de provincie Noord-Holland. De drie betrokken overheden zijn met elkaar in overleg over de vervolgstappen voor het fort.
Welke stappen heeft de gemeente reeds gezet? Welke stappen gaan zij zetten?
De gemeente heeft zo spoedig mogelijk na de melding het werk laten stilleggen. De gemeente zal de schade inventariseren en is in overleg met de initiatiefnemer over vervolgstappen. De gemeente betrekt de RCE en de provincie bij deze overleggen, zodat de wenselijkheid van herstel en een eventuele nieuwe invulling van het fort in gezamenlijkheid worden besproken.
Is de gemeente bereid alle stappen te zetten die u van ze verlangt? Zo nee, welke mogelijkheden ziet u om ze hierop aan te spreken en/of in te grijpen?
De gemeente Beverwijk heeft adequaat opgetreden in deze casus. Ik vertrouw er op dat we in onderling overleg tot de juiste reactie komen op de ontstane situatie.
Indien een gemeente geen invulling zou geven aan noodzakelijke toepassing van bevoegdheden, dan kan de provincie haar daarop aanspreken in het kader van het interbestuurlijk toezicht.
Welke mogelijkheden of verplichtingen heeft de provincie om bij te dragen aan een oplossing? Welke stappen hebben zij gezet en/of gaan ze nog zetten?
De provincie Noord-Holland is betrokken bij de ontwikkelingen bij Fort Velsen. De provincie Noord-Holland heeft als mede-siteholder samen met de andere waterlinieprovincies de taak voor instandhouding, het beheer en het uitdragen van het werelderfgoed Hollandse Waterlinies. Daarnaast heeft de provincie een belangrijke rol in het interbestuurlijk toezicht.
De provincie Noord-Holland heeft ervaren deskundigen in dienst met kennis van de Hollandse Waterlinies. Deze expertise zal indien nodig worden ingezet voor samenwerking met de gemeente.
Is het huidige toezicht- en handhavingsstelsel voldoende toegerust voor het beschermen van werelderfgoed? Zo ja, waarom? Zo nee, wat moet en of gaat u veranderen?
Door de gemeente is adequaat opgetreden bij de werkzaamheden op het rijksmonument Fort Velsen. De werkzaamheden zijn stopgezet. Het stelsel werkt. Voor de bescherming van werelderfgoed wordt gebruik gemaakt van het reguliere stelsel van de monumentenzorg, natuur en ruimtelijke inrichting. Belangrijke instrumenten in dit stelsel zijn een planologisch regime en objectbescherming als beschermd monument.
Is het bij u bekend dat er meer bedreigingen zijn voor de Stelling van Amsterdam? Kent u het bericht «Provincie knoeit met erfgoed»?2
Het bericht is mij bekend.
Klopt het dat de provincie een negen hectare groot weiland, dat binnen de begrenzing van werelderfgoed de Stelling van Amsterdam valt, ten onrechte niet als zodanig heeft beschermd via in eerste instantie de Provinciale Ruimtelijke Verordening en de opvolger daarvan de Provinciale Omgevingsverordening?
Ja, het gebied is niet opgenomen is in de verordening.
Klopt het voorts dat de Raad van State in september 2016 heeft uitgesproken dat de provincie dit gebied alsnog moet beschermen via de Provinciale Ruimtelijke Verordening?
Ik verwijs daarvoor naar de uitspraak Bestuursrechtspraak RvSt 201600558/1/R1. De Afdeling heeft vastgesteld dat in de Provinciale Ruimtelijke Verordening een andere begrenzing van de Stelling van Amsterdam is opgenomen
De Afdeling heeft niet uitgesproken dat de provincie het gebied alsnog moet beschermen via de Provinciale ruimtelijke verordening.
Is het bij u bekend dat de provincie Unesco heeft verzocht de begrenzing van de Stelling van Amsterdam te wijzigen? Is het u voorts bekend dat de provincie daarbij ten onrechte heeft aangegeven dat dit gebied nooit de functie van inundatieveld heeft gehad?
Het verzoek tot grenswijziging is onderdeel van het nominatiedossier voor de Hollandse Waterlinies dat mijn voorganger in 2019 indiende bij UNESCO. Op verzoek van de vier waterlinieprovincies stelde OCW voor om het werelderfgoed van de Stelling van Amsterdam uit te breiden met het gebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinies en daarnaast een paar grenscorrecties voor enkele deelgebieden van de Stelling van Amsterdam door te voeren. UNESCO keurde in juli 2021 het nominatiedossier goed en daarmee de grenswijziging van zes deelgebieden waaronder het deelgebied Edam.
Ik heb vernomen dat gedeputeerde staten van Noord-Holland in november 2021 aan provinciale staten meldden dat het bij deelgebied Edam een inundatieveld betreft. Ik wil benadrukken dat het verwijderen van dit deelgebied uit het werelderfgoed geen invloed heeft op de uitzonderlijke universele waarde. Dit is onderbouwd in het nominatiedossier uit 2019 (www.programmanieuwehollandsewaterlinie.nl/bibliotheek/documenten/documenten-unesco) waarover de onafhankelijke adviseur ICOMOS International vervolgens heeft geadviseerd. De uitzonderlijke universele waarde is de kernwaarde waarvoor Nederland een internationale instandhoudingsverplichting heeft.
Hoe beoordeelt u dit handelen van de provincie?
Ruim 15 jaar geleden is een onduidelijke planologische situatie ontstaan omdat er twee grenzen van de Stelling van Amsterdam circuleerden. Namelijk de grens van het UNESCO werelderfgoed die UNESCO in 1996 vaststelde en de grens van het Nationale Landschap Stelling van Amsterdam die de provincie in 2006 vaststelde. In deze onduidelijke planologische context werd in 2012 een bouwvergunning verstrekt voor aanleg van het bedrijventerrein.
De ontstane planologische verwarring vonden de provincie en OCW onwenselijk en is nu opgelost met een eenduidige begrenzing. Op verzoek van Nederland heeft UNESCO tijdens de vergadering van het Werelderfgoedcomité in Fuzhou, in juli 2021, ingestemd met de voorgestelde grenswijziging.
Bent u van mening dat het verzoek tot herbegrenzing, zoals gedaan door de provincie, bij Unesco moet worden ingetrokken?
De provincie en OCW hebben voor deze grenswijziging een zware beoordelingsprocedure doorlopen. Het verzoek is stevig onderbouwd en expliciet voorgelegd aan UNESCO waarbij ICOMOS International geadviseerd heeft. Met het besluit van het UNESCO Werelderfgoedcomité is dit traject afgerond.
Gaat u stappen zetten of heeft u reeds stappen gezet om te voorkomen dat een deel van het werelderfgoed plaats moet maken voor een bedrijventerrein? Gaat u stappen zetten of heeft u reeds stappen gezet om te zorgen dat dit gebied beschermd wordt als onderdeel van de Stelling van Amsterdam?
Het Werelderfgoedcomité van UNESCO heeft het deelgebied Edam op verzoek van Nederland uit het Werelderfgoed Hollandse Waterlinies gehaald. Het weiland had en heeft een agrarische bestemming.
Conform de werelderfgoed bepalingen uit de Omgevingswet moet er rekening gehouden worden met de werelderfgoedwaarden in de directe omgeving. Dit geldt ook voor de zes deelgebieden, waaronder Edam, die uit het werelderfgoed zijn gehaald.
De opzegging van de overeenkomsten van de standplaatsen op de camping Het Berkenven |
|
Sandra Beckerman |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u het bericht inzake de opzegging van de overeenkomsten van de standplaatsen op de camping Het Berkenven?1
Ja.
Kunt u zich voorstellen dat mensen mentaal instorten als zij te horen krijgen dan hun verblijf gesloopt wordt?
Ik begrijp dat dit vervelend nieuws is voor de standplaatshouders. Ik verwacht van gemeenten en eigenaren dat zij zorgvuldig handelen, indien dit aan de orde is.
Weet u dat deze opzegging betekent dat volwassenen en kinderen dakloos worden gemaakt?
Het klopt dat er op dit vakantiepark permanente bewoning heeft plaatsgevonden. De gemeente heeft de nieuwe eigenaar hierop geattendeerd. De eigenaar heeft aangegeven er zorg voor te dragen dat er geen mensen dakloos worden als gevolg van de herstructurering van het park. De eigenaar begeleidt actief de permanente bewoners naar alternatieve huisvesting. Op het moment van contact met de gemeente zijn naar ik begreep slechts nog enkele recreatiewoningen bewoond. Het merendeel van de bewoners heeft reeds andere huisvesting gevonden. Voor de resterende bewoners wordt door de eigenaar gezocht naar een oplossing. Er bevinden zich geen minderjarigen meer op het vakantiepark. De gemeente heeft aangegeven geen aanwijzingen te hebben dat er mensen dakloos zijn geworden als gevolg van deze ontwikkeling.
Ik heb de gemeente opgeroepen om samen met de eigenaar van het park te voorkomen dat er mensen op straat komen te staan.
Hoeveel kinderen worden er dakloos gemaakt?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat minderjarige kinderen gezien het Kinderrechtenverdrag niet zo maar op straat gezet mogen worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ja. Dit betekent echter niet dat een huisuitzetting automatisch in strijd met het Kinderrechtenverdrag is. Er dient gezorgd te worden voor passende alternatieve opvang dan wel huisvesting. Op grond van artikel 27 van het Kinderrechtenverdrag hebben ouders de primaire verantwoordelijkheid voor het waarborgen, naar vermogen en binnen de grenzen van hun financiële mogelijkheden, van de levensomstandigheden die nodig zijn voor de ontwikkeling van het kind, waar huisvesting een belangrijk onderdeel van is. Staten die partij zijn bij het Kinderrechtenverdrag dienen wel, in overeenstemming met de nationale omstandigheden en met de middelen die hun ten dienste staan, passende maatregelen te nemen om ouders en anderen die verantwoordelijk zijn voor het kind te helpen dit recht te verwezenlijken.
Er bevinden zich naar ik begrepen heb geen minderjarigen meer op het vakantiepark.
Klopt het als de wethouder laat weten dat de gemeente geen invloed op de plannen heeft?
De overname van het vakantiepark Berkenven en de opzegging van de overeenkomsten is in de eerste plaats een privaatrechtelijke aangelegenheid tussen de standplaatshouders en de parkeigenaar. De juridische basis hiervoor ligt in het Burgerlijk Wetboek en de overeenkomsten tussen de standplaatshouders en de eigenaar. Formeel kan een gemeente hierin niet treden.
Wel heeft de wethouder een moreel appel gedaan richting de eigenaar om zorg te dragen dat er geen mensen op straat komen te staan. De eigenaar heeft daar gehoor aan gegeven.
Deelt u de mening dat de gemeente voor deze bewoners dient op te komen en wat vindt u ervan dat de gemeente tot op heden niet thuis geeft?
Zie antwoord vraag 6.
Wat betekent het voor de juridische positie van deze mensen als de gemeente in kwestie heeft meegewerkt aan het inschrijven van deze mensen op deze camping in de Basisregistratie Personen en heeft de gemeenten niet automatisch een zorgplicht dan wel huurdersbescherming gecreëerd nu zij niet tegen permanente bewoning gehandhaafd heeft? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Op grond van de Wet basisregistratie personen is de gemeente verplicht om een betrokkene in de Basisregistratie Personen (BRP) in te schrijven op het adres waar hij of zij (feitelijk) woonachtig is. Ook mensen die permanent wonen op een vakantiepark waar dit niet is toegestaan moeten dus in de BRP worden ingeschreven. Er kunnen geen rechten of plichten in relatie tot permanente bewoning worden ontleend aan een inschrijving in de BRP.
De gemeente heeft aangegeven dat de bewoners van het park ten tijde van de inschrijving een brief is gestuurd waarin in is aangegeven dat permanente bewoning van het park niet is toegestaan.
Wie heeft er een herhuisvestingsplicht in deze kwestie en vindt u, indien de gemeente bij permanente bewoning niet gehandhaafd heeft, dat de gemeente een herhuisvestingsplicht heeft? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Er bestaat geen herhuisvestingsplicht in gevallen van permanente bewoning op een vakantiepark waar dat niet is toegestaan. Die plicht ontstaat ook niet als de gemeente niet gehandhaafd heeft. Uiteraard is het belangrijk dat mensen niet op straat komen te staan. De nieuwe eigenaar heeft aangegeven hiervoor zorg te zullen dragen. Ik heb de gemeente opgeroepen om toe te zien dat dit ook gebeurt en dit te voorkomen.
Hoe lang zijn de wachtlijsten voor een sociale huurwoning in de gemeente Tubbergen?
Naar schatting van de gemeente is dat tussen de 1 en 2 jaar. Ik vind het ongewenst dat woningzoekenden lang op de wachtlijst moeten staan voor zij een sociale huurwoning toegewezen krijgen. Daarom zijn verschillende maatregelen genomen om de bouw van nieuwe woningen te versnellen en de druk op de woningmarkt te verlagen. Ik verwijs uw Kamer hiervoor naar de brief van 5 oktober 2021.2
Hoe lang zijn de wachtlijsten voor een sociale huurwoning in de omliggende gemeenten?
Zie antwoord vraag 10.
Wat kan de gemeente doen om de standplaatshouders op de camping Het Berkenven te beschermen en wat kunt u nu al doen om standplaatshouders zoals de standplaatshouders op Het Berkenven te beschermen?
Recent zijn twee moties aangenomen van de SP. Met deze moties wordt de regering verzocht onderzoek te doen naar het opkopen van vakantieparken door investeerders en de gevolgen hiervan voor natuur, ruimtelijke ordening en de huidige gebruikers. Deze moties zijn aangenomen. Daar deze twee moties nauw verbonden zijn, is besloten om middels één onderzoek beide moties in uitvoering te brengen. Mijn collegaminister van Economische Zaken en Klimaat en ik hebben dit inmiddels samen opgepakt.
In dit onderzoek zal gekeken worden naar de instrumenten die medeoverheden tot hun beschikking hebben om dit proces van opkopen te beïnvloeden. Hierbij zal ook gekeken worden of de rechten van recreanten (juridisch) voldoende geborgd zijn wanneer een park van eigenaar verandert en of er aanpassingen aan wet- en regelgeving noodzakelijk zijn. Ik wacht de resultaten van het onderzoek af. Ik verwacht uw Kamer in het tweede kwartaal van 2022 over de resultaten te kunnen informeren.
Deelt u de mening dat mensen die aantoonbaar permanent op deze en/of andere campings verbleven automatisch huurdersbescherming (moeten) krijgen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 12.
Is deze extra stikstof als gevolg van sloop gevolgd door nieuwbouw gezien de reeds aanwezige stikstofcrisis wenselijk nu dit op grote schaal in vele vakantieparken gebeurt?
Zie antwoord vraag 12.
Kunnen we nu concluderen dat standplaatshouders letterlijk en figuurlijk in de kou worden gelaten nu vakantieparken massaal worden opgekocht? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 12.
Deelt u de mening dat mensen tijdens de winter zonder passend alternatief niet op straat gezet mogen worden?
Ja. Ik vind het inderdaad onwenselijk dat mensen op straat terecht komen, zeker in de winter en tijdens de coronapandemie waarin wij ons bevinden. Ik roep daarom gemeenten op om bij herstructurering van een recreatiepark oog te hebben voor de vervolghuisvesting van mensen die permanent in een recreatiewoning wonen, vooral als het hierbij gaat om mogelijk kwetsbare groepen zoals ouderen of kinderen.
Deelt u de mening dat mensen nooit en al helemaal niet tijdens de coronapandemie zonder passend alternatief op straat gezet mogen worden?
Zie antwoord vraag 16.
Waar moeten gezien de zwaar overspannen woningmarkt de mensen van Het Berkenven die daar permanent wonen naar toe?
De bewoners van het park zullen elders een woning moeten vinden. Dit is het merendeel van de bewoners ook gelukt. De resterende bewoners worden geholpen om vervolghuisvesting te vinden.
Bent u gezien het groot aantal voorbeelden reeds bereid om in te grijpen?
Graag verwijs ik naar het antwoord op vraag 12, 13, 14 en 15.
Vindt u het rendement dat deze roofinvesteerders willen maken belangrijker dan het dak boven het hoofd van de huidige standplaatshouders?
Ik verwijs uw Kamer naar het antwoord op vraag 12, 13, 14 en 15.
Deelt u de mening dat iemand die permanent in een huis op deze camping verblijft dat huis aan mag aanmerken als diens leefomgeving? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik ben mij bewust van het feit dat de sloop van een recreatiewoning, vooral als daar permanent gewoond wordt, ingrijpend is voor standplaatshouders. De rechten die benoemd worden in bovenstaande vragen zijn evenwel niet absoluut. Inbreuken daarop zijn toegestaan voor zover die noodzakelijk en proportioneel zijn. Uit artikel 8 eerste lid, van het Europees Verdrag inzake de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het recht op behoorlijke huisvesting zoals onder meer opgenomen in artikel 11 van het Internationaal verdrag inzake de economische, sociale en culturele rechten (OIVESCR)vloeit voorts een procedurele eis voort: een bewoner die geconfronteerd wordt met het verlies van zijn woning moet de mogelijkheid hebben de proportionaliteit van de maatregel door een onafhankelijke rechter te laten toetsen.
De verplichtingen die voortvloeien uit deze rechten, zijn primair verplichtingen voor de overheid. Maar ook burgers, bedrijven en woningcorporaties moeten zich ten opzichte van (andere) burgers aan mensenrechten houden vanwege de horizontale werking die veel van deze rechten hebben. Dat betekent dat ook voor bedrijven geldt dat zij bij de sloop van woningen rekening moeten houden met de rechten op opvang, familieleven en huisvesting van hun huurders. Of de verhuurder voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de huurders, is uiteindelijk aan de rechter om te bepalen.
Deelt u de mening dat de sloop van iemands permanente verblijf een inbreuk in de levenssfeer van deze bewoner is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 21.
Deelt u de mening dat de sloop van iemands permanente verblijf een inbreuk op het recht op behoorlijke huisvesting van deze bewoner is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 21.
Kunt u zich voorstellen dat oudere bewoners hun sociale netwerk op de camping zien verdwijnen als zij gedwongen worden om naar elders te verhuizen?
Ik kan mij dat voorstellen.
Heeft de nieuwe dan wel de oude eigenaar een (zorg)plicht om in kaart te brengen wat de mogelijke gevolgen van de sloop kunnen zijn? Zo nee, waarom niet?
Bij de sloop of uitbreiding van een vakantiepark moet worden voldaan aan de geldende publiekrechtelijke regelgeving. Het is in de eerste plaats aan het lokale bevoegd gezag, de gemeente of provincie, om te beoordelen wat binnen de kaders wel en niet mogelijk is. Dit doen zij binnen de grenzen van nationale en internationale regelgeving, bijvoorbeeld op het gebied van natuur, stikstof, en bereikbaarheid en via lokale instrumenten als verordeningen en bestemmingsplannen. De eigenaar zal moeten handelen binnen die kaders.
Kunt u zich voorstellen dat de mensen op de camping Het Berkenven een gemeenschap vormen?
Ja.
Hoe moet het met de ouderen die daar van elkaar afhankelijk zijn?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 18.
Deelt u de mening dat de sloop van standplaatsen die een gemeenschap vormen ook als sloop van één geheel te worden gezien?
Ik begrijp dat de sloop van standplaatsen veel voor mensen kan betekenen.
Is het mogelijk dat deze standplaatshouders gezondheidsschade kunnen oplopen nu hun ontspanningsmogelijkheid dan wel dak boven het hoofd ontnomen wordt?
Ik verwijs uw Kamer naar het antwoord op vraag 12, 13, 14 en 15.
Is hier sprake van een gedwongen huisuitzetting? Zo nee, in welke gevallen met betrekking tot de camping Het Berkenven zou hier wel sprake van zijn? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Nee, hiervan is geen sprake. Op het moment van contact met de gemeente zijn slechts nog enkele objecten bewoond. Voor de resterende bewoners wordt door de eigenaar gezocht naar een oplossing. Indien men er niet in slaagt om tot een bevredigende oplossing te komen kan uiteindelijk over gegaan worden tot gedwongen uitzetting. Ik heb de gemeente opgeroepen om samen met de eigenaar van het park te voorkomen dat er mensen op straat komen te staan.
Bent u voorstander van een rechterlijke toets om te bepalen of in dit soort gevallen mensenrechten en/of huurderbescherming geschonden worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik het eerdergenoemde onderzoek naar het opkopen van vakantieparken zal gekeken worden of de rechten van recreanten (juridisch) voldoende geborgd zijn wanneer een park van eigenaar verandert en of er aanpassingen aan wet- en regelgeving noodzakelijk zijn.
Belangrijk om hierbij aan te geven is dat huurders van vakantiewoningen niet vallen onder de huurbescherming.
Deelt u de mening dat het hier meer gaat dan alleen het woongenot van recreanten, aangezien mensen nu afhankelijk zijn van vakantieparken om te kunnen voorzien in een primaire levensbehoefte namelijk een dak boven het hoofd?
Permanente bewoning gaat inderdaad om meer dan alleen recreëren. Ik begrijp dat mensen wiens woonbehoefte niet vervuld wordt op de reguliere woningmarkt een vakantiewoning zien als dat alternatief. Daarom roep ik gemeenten in dit soort situaties ook op om permanente bewoners te ondersteunen bij het vinden van passende woonruimte elders. In het geval van vakantiepark Berkenven is dit voor overgrote meerderheid van de bewoners ook al gelukt.
Er wordt door verschillende groepen gebruik gemaakt van vakantieparken voor permanente bewoning. De keuze van iemand om permanent te gaan wonen op een vakantiepark is sterk afhankelijk van iemands persoonlijke situatie. Uiteraard speelt ook de beschikbaarheid van passende en betaalbare woonruimte daarin een rol. Daarom zet ik mij maximaal in om het woningtekort zo snel mogelijk terug te dringen.
Daarbij moet wel gezegd worden dat beschikbaarheid niet de enige factor is die hierin mee weegt. Dat een persoon kiest voor een vakantiewoning in plaats van een reguliere woning, betekent niet dat er geen enkel ander alternatief beschikbaar is. Persoonlijke woonwensen en voorkeuren spelen hierin ook een belangrijke rol.
Vindt u het ook schrijnend dat kinderen en ouderen hier extra hard door geraakt worden?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 16 en 17.
Hoeveel mensen zijn er landelijk in 2021 al gedupeerd door het roofgedrag van deze investeerders?
Ik verwijs uw Kamer naar het antwoord op vraag 12, 13, 14 en 15.
Begrijpt u waarom mensen een permanent verblijf op een camping zoeken? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 32.
Wat zou u doen als u moet kiezen tussen een permanent verblijf op een camping of dakloos raken?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 32.
Is het mensenrechtelijk toegestaan dat mensen hun woning op deze camping moeten verlaten als zij geen betaalbaar alternatief hebben en daardoor dus dakloos raken? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Dakloosheid acht het kabinet een belangrijke mensenrechtenkwestie. Dat mensen dakloos raken doordat zij hun huis moeten verlaten, acht het kabinet zeer onwenselijk. Bij de beslissing om de huur op te zeggen, dient de verhuurder – in het kader van de proportionaliteitsweging die het recht op bescherming van de woning en het familie- en privéleven van hem verlangt – onder meer mee te wegen of een huurder (in feite) permanent in de recreatiewoning woont, of er betaalbare alternatieven voorhanden zijn en wat de persoonlijke situatie is van de huurder en van degenen die van hem afhankelijk zijn. Dit betekent niet dat de verhuurder verplicht is om alternatieve woonruimte te bieden. Wel betekent dit dat een verhuurder grote terughoudendheid moet betrachten om huurovereenkomsten op te zeggen als er een risico op dakloosheid van de betreffende personen bestaat.
Deelt u de mening dat de overheid haar zorgplicht verzaakt heeft als deze mensen hun toevlucht moeten zoeken naar een woning op een camping? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Artikel 22 van de Grondwet bepaalt dat bevordering van voldoende woongelegenheid voorwerp van zorg is voor de overheid. Dat wil niet zeggen dat de overheid iedereen in Nederland te allen tijde van een huis naar keuze moet voorzien. Wel betekent dit dat de overheid beleid moet voeren dat erop is gericht te voorzien in voldoende woongelegenheid. Dit heeft volop de aandacht van dit kabinet. Daarbij is het bewonen van een recreatiewoning niet noodzakelijkerwijs een uit nood geboren keuze.
Hoeveel schade is er op deze camping inmiddels aan de natuur inclusief dieren toegebracht?
Het is in de eerste plaats aan het lokale bevoegd gezag, de gemeente of provincie, om toe te zien op de aanpassingen aan het park en de eventuele gevolgen die dit heeft voor de omgeving.
Wat vindt u ervan dat de huidige huurders geconfronteerd worden met een opzegging van de huurovereenkomst terwijl hen beloofd is dat de verandering van eigenaar geen snelle gevolgen zou hebben?
De desbetreffende toezegging is bij mij, noch bij de gemeente, bekend. Daar komt bij dat – ook in het geval dat er inderdaad een toezegging is gedaan – het hierbij gaat om een privaatrechtelijke aangelegenheid waarin ik, noch de Minister van EZK, kan treden.
Wat vindt u van het feit dat deze standplaatshouders slechts een paar maanden de tijd krijgen om hun mooie chalet/caravan af te breken dan wel te verplaatsen?
De voorwaarden voor het opzeggen van de overeenkomsten is vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de standplaatshouder en de eigenaar van het park. De zorgplicht van de verhuurder wordt in deze overeenkomst vormgegeven. Het gaat dan om voorwaarden voor opzegging, de opzegtermijnen en regelingen ter compensatie.
Als een standplaatshouders de indruk heeft dat er onredelijk gehandeld wordt kan deze zich voor een onafhankelijk oordeel tot de rechter wenden, in sommige gevallen is er ook een geschillencommissie waartoe men zich kan wenden. Het is niet aan mij, of aan mijn collegaminister van EZK, om te beoordelen of de verhuurder zich in dit geval aan de afspraken en voorwaarden heeft gehouden.
Deelt u de mening dat opzegging van de overeenkomsten extra wrang is voor mensen die net heel veel geld geïnvesteerd hebben en dus onredelijk is?
Zie antwoord vraag 41.
Vindt u het redelijk om van bewoners te eisen dat ze binnen één maand hun standplaats dienen te ontruimen om in aanmerking te komen voor de tegemoetkoming in de verhuiskosten van 300 euro?
Zie antwoord vraag 41.
Deelt u de mening dat de voorgestelde tegemoetkoming in de verhuiskosten ad 300 euro onvoldoende is en deelt u de mening dat deze voorgestelde tegemoetkoming in de verhuiskosten geen recht doet aan de werkelijke schade c.q. kosten? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 41.
Deelt u de mening dat de nieuwe eigenaar, Engbertsdijkvenen Recreatie BV, dan wel de oude eigenaar de (zorg)plicht heeft om standplaatshouders te wijzen op hun rechten en plichten? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 41.
Wat vindt u ervan dat de nieuwe eigenaar, Engbertsdijkvenen Recreatie BV, slechts 300 euro als compensatie vergoedt?
Zie antwoord vraag 41.
Hoeveel standplaatshouders hebben die 300 euro uitbetaald gekregen?
De eigenaar heeft aan de gemeente laten weten dat er maatwerk-afspraken zijn gemaakt tussen de eigenaar en de standplaatshouders. De precieze vorm van compensatie verschilt dus.
Deelt u de mening dat mensen die geïnvesteerd hebben volledig gecompenseerd zouden moeten worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 41, 42, 43, 44, 45 en 46.
Heeft de nieuwe eigenaar van de grond die de overeenkomst met de standplaatshouder wenst op te zeggen een herhuisvestingsplicht als mensen kunnen aantonen dat ze daar permanent verblijven? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 9.
Wat vindt ervan dat mensen een paar weken voordat de verkoop bezegeld werd een chalet/caravan gekocht hebben en als gevolg van de voorgenomen sloop de waarde van hun chalet/caravan met 80% zagen dalen?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 41, 42, 43, 44, 45 en 46.
Deelt u de mening dat de nieuwe standplaatshouders gecompenseerd dienen te worden die door de voorgenomen sloop de waarde van hun nieuwe aankoop in rook zien opgaan? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 50.
Wiens plicht is het om de toekomstige standplaatshouders te informeren over een op handen zijnde verkoop van de camping?
Zie antwoord vraag 50.
Deelt u de mening dat de standplaatshouders meer zeggenschap zouden moeten krijgen als de grond onder hun standplaats verkocht wordt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs uw Kamer naar het antwoord op vraag 12, 13, 14 en 15.
Bij wie kunnen de standplaatshouders terecht als blijkt dat de nieuwe eigenaar praktijken erop nahoudt die niet door de beugel kunnen?
Als een standplaatshouders de indruk heeft dat de overeenkomst tussen de eigenaar en de standplaatshouder geschonden wordt kan deze zich voor een onafhankelijk oordeel tot de rechter wenden.
Belanghebbenden kunnen een verzoek om handhaving indienen bij het bevoegd gezag (de gemeente of de provincie) als zij de indruk hebben dat de sloop of uitbreiding van het park in strijd is met de geldende wet- en regelgeving. In het geval dat het bevoegd gezag toestemming heeft verleend voor de sloop of uitbreiding, bijvoorbeeld in de vorm van een vergunning, dan kunnen belanghebbenden ook daartegen in bezwaar en vervolgens in beroep bij de rechter indien gewenst.
Heeft de gemeente gecontroleerd op onveilige situaties op deze camping? Zo ja, hoe vaak en wat zijn de uitkomsten?
De gemeente heeft diverse keren gecontroleerd maar geen onveilige situaties geconstateerd.
Vindt u dat er zorgvuldig met de belangen van de standplaatshouders is omgegaan? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 41, 42, 43, 44, 45 en 46.
Zijn er zorgplichten door de oude eigenaar geschonden? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 56.
Wat vindt u van het feit dat sommige standplaatshouders al 50 jaar op deze camping verblijven en nu op stel en sprong moeten vertrekken? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Recreëren is voor veel mensen een belangrijke activiteit die in het teken staat van rust, reflectie en samenzijn. Ik begrijp dat recreanten gehecht zijn aan een vaste recreatieplek, zeker als zij hier al geruime tijd gebruik van maken. Het blijft echter zaak dat de verplichtingen voor de nieuwe eigenaar aangaande de sloop van (gedeelten van) het park zijn voorgeschreven in de relevante wet- en regelingeving en de onderlinge overeenkomst tussen standplaatshouder en eigenaar.
Waar het permanente bewoning betreft vind ik het wel van belang dat mensen niet op straat komen te staan, zonder alternatieve woning. Ik ben blij te horen van de gemeente dat hier zorg voor wordt gedragen door de nieuwe eigenaar. Ik verwijs uw Kamer hiervoor naar mijn antwoord op vraag 3, 4 en 5.
Kunt u verzekeren dat deze standplaatshouders toegang tot de camping blijven krijgen totdat deze zaak beslecht is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Op dit moment zijn slechts nog enkele objecten bewoond, het merendeel van de bewoners heeft een andere huisvesting gevonden. Voor de resterende bewoners wordt door de eigenaar gezocht naar een oplossing, in de tussentijd hebben de bewoners toegang toe de nutsvoorzieningen. De eigenaar heeft aangegeven zorg te dragen dat niemand op straat komt te staan.
Kunt u verzekeren dat mensen het gehele jaar door toegang tot essentiële zaken zoals gas (indien aanwezig), water, het internet en stroom blijven krijgen totdat deze zaak beslecht is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 59.
Klopt het dat er nog minimaal 17 permanente bewoners op de camping Het Berkenven zijn? Hoeveel van hen huren een chalet/caravan en hoeveel bezitten een chalet/caravan en hoeveel bezitten grond en een chalet?
Op het moment van contact met de gemeente, begin februari, zijn 2 standplaatsen in beeld die nog worden bewoond en waar nog geen oplossing voor is gevonden. De eigenaar probeert samen met de huurders te komen tot een oplossing. De overige huurders hebben zelf of in samenwerking met de eigenaar een nieuwe plek gevonden.
Klopt het dat de elektra van bewoners afgesloten werd?
Wat bij de desbetreffende gemeente bekend is, is dat dit niet bewust is gebeurd en dat de huurders inmiddels weer zijn voorzien van gas en stroomtoevoer.
Mag de nieuwe eigenaar, Engbertsdijksvenen Recreatie BV, gas- en /of stroomtoevoer in de winter afsluiten? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De afspraken over de gas- en /of stroomtoevoer zijn vastgelegd in de privaatrechtelijke overeenkomst tussen de standplaatshouder en de eigenaar van het park.
Klopt het dat de sloop gevaarlijke taferelen oplevert?
Bij de desbetreffende gemeente zijn geen signalen dat de sloop gevaarlijke situaties oplevert.
Hoe groot is de kans dat de nieuwe eigenaar, Engbertsdijksvenen Recreatie BV, niet de vereiste vergunning krijgt voor welk nieuw ontwikkelplan dan ook?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 25.
Is de nieuwe eigenaar, Engbertsdijksvenen Recreatie BV, door de gemeente gescreend? Zo ja, wat heeft de screening opgeleverd?
Nee.
Klopt het dat de nieuwe eigenaar, Engbertsdijksvenen Recreatie BV, de huidige standplaatshouders één maand extra namelijk tot 1 februari de tijd gegeven heeft om in de stacaravan te overnachten zodat zij iets meer tijd hebben om een nieuwe woning te zoeken? Zo ja, bevestigt de nieuwe eigenaar, Engbertsdijksvenen Recreatie BV, hiermee dat mensen permanent op deze camping mochten verblijven? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De eigenaar heeft de huurders inderdaad een maand langer de tijd gegeven om de standplaats opgeruimd achter te laten. Dit staat los van de vraag of permanente bewoning wel of niet is toegestaan op het vakantiepark.
Deelt u de mening dat de nog huidige bewoners op z’n minst veel meer tijd zouden moeten krijgen om een ander huis te kunnen zoeken dan wel de tijd krijgen om een ander plek voor de caravan te zoeken?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op 3,4 en 5.
Klopt het dat de gemeente tot voor kort naar de camping Het Berkenven verwees om te gaan wonen vanwege het enorme tekort aan woningen?
Uit navraag blijkt dat deze doorverwijzing niet bekend is bij de desbetreffende gemeente.
Bent u bereid te onderzoeken of de verkoop van de grond aan alle gestelde voorwaarden voldoet, gezien de (mogelijke) grote impact op de mensen, de natuur en de dieren?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 54.
Hoe kan het zo zijn dat verschillende mensen daar verschillende uitkeringen wel mogen ontvangen door verschillende instanties maar geen rechten hebben zodra hun verblijf gesloopt wordt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Hoe dat kan hangt af van om welke uitkering het gaat en welk recht is vervallen. In zijn algemeenheid kan gezegd worden dat het mogelijk is om uitkeringen te ontvangen als iemand permanent woonachtig is op een vakantiepark, ook waar dit niet is toegestaan. Hieraan kunnen dan vervolgens geen rechten worden ontleend met betrekking tot het bewonen van een vakantiewoning.
Welke rol spelen de natuurwaarden en de dieren in de voorgenomen sloop indien mensen daar permanent verblijven? Kunt u daarbij ingaan op mogelijke rechten op een groene omgeving?
Het feit dat er permanente bewoning plaatsvindt op het vakantiepark heeft geen gevolgen voor de rol van natuurwaarden en dieren bij een sloop van bestaande vakantiewoningen. Natuurwaarden zijn geborgd in vigerende wet- en regelgeving.
Artikel 21 van de Grondwet draagt de overheid op zorg te dragen voor de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu. Hieronder wordt wel een recht op een schoon milieu of een schoon leefklimaat begrepen alsmede – via de horizontale werking van de grondrechten – een verplichting voor bedrijven om zorg te dragen voor een schoon milieu (of in ieder geval af te zien van activiteiten die het milieu vervuilen). Van milieuvervuiling zoals hier bedoeld, is geen sprake bij het slopen en herbouwen van een vakantiepark.
Wat vindt u van de ontwikkeling dat roofinvesteerders in vakantieparken steeds meer parken opkopen en de standplaatshouders het nakijken hebben?
Ik verwijs uw Kamer naar het antwoord op vraag 12, 13, 14 en 15.
Wat vindt u van het feit dat de nieuwe eigenaar niet eerst met de mensen in gesprek gegaan is alvorens deze een besluit tot sloop genomen heeft?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 41, 42, 43, 44, 45 en 46.
Deelt u de mening dat de voorgenomen sloop van deze camping zal leiden tot veel meer autoverkeer en/of lichtvervuiling en/of meer drukte gedurende het hele jaar aangezien het aannemelijk is dat de nieuwe (horeca)voorziening(en) ook voor niet-parkgasten bereikbaar zal zijn? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 25.
Is de voorgenomen sloop gevolgd door nieuwbouw niet strijdig met de klimaateisen/klimaatdoelen die we in Nederland gesteld hebben aangezien deze nieuwbouw onnodig voor extra CO2 en/of stikstof uitstoot zorgt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 75.
Is renovatie duurzamer dan sloop gevolgd door nieuwbouw?
Dit verschilt per situatie.
Bieden de bestaande bestemmingsplannen genoeg mogelijkheden om deze standplaatshouders, de natuur en de dieren goed te beschermen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs uw Kamer naar het antwoord op vraag 12, 13, 14 en 15.
Kan het zo zijn dat het nog op te stellen ontwikkelplan van de nieuwe eigenaar zal stuiten op bestuursrechtelijke belemmeringen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 25.
Mogen huurovereenkomsten al opgezegd worden, terwijl er nog geen ontwikkelplan van de nieuwe eigenaar aanwezig is?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 41, 42, 43, 44, 45 en 46.
Voldoet de opzegging van de huurovereenkomsten aan alle wet- en regelgeving? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik heb geen reden om aan te nemen dat de opzegging niet deugd. Daarbij is het aan de rechter om te oordelen of een overeenkomst voldoet aan geldende wet- en regelgeving, niet aan ministers.
Is het u inmiddels ook duidelijk dat voorgenomen herstructureringen van vakantieparken/campings aan strengere voorwaarden moeten gaan voldoen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs uw Kamer naar het antwoord op vraag 12, 13, 14 en 15.
Welke integrale (maatwerk)oplossingen biedt de gemeente Tubbergen aan de overgebleven standplaatshouders aan?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 3, 4, en 5.
Komen deze bewoners in aanmerking voor een urgentieverklaring? Kunt u uw antwoord nader toelichten
Nee. Het is aan de gemeente om te bepalen wie in aanmerking komt van een urgentieverklaring. De gemeente heeft aangegeven dat het kleine groepje personen dat op dit moment nog permanent verblijft op het vakantiepark niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring.
Wat is uw reactie op de handen zijnde ontruiming van de camping Het Berkenven ten tijde van een wooncrisis, waar gezinnen met kinderen bij betrokken zijn?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 3, 4, en 5.
Kunt u de vragen apart beantwoorden en niet clusteren alstublieft?
Omwille van de leesbaarheid en samenhang is een beperkt deel van de antwoorden geclusterd beantwoord.
De 10.000 euro subsidie voor verbetering/verduurzaming van woningen in het gaswinningsgebied. |
|
Sandra Beckerman , Henk Nijboer (PvdA) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van de stormloop op de 10.000 euro subsidie voor verduurzaming/verbetering van woningen in het gaswinningsgebied? Wat is daarop uw reactie?1
Ja, daarvan ben ik op de hoogte.
Waarom heeft u er bewust voor gekozen om niet te zorgen voor voldoende budget?
De subsidieregeling is onderdeel van de bestuurlijke afspraken die het Rijk met de provincie en de aardbevingsgemeenten heeft gemaakt op 6 november 2020. Afgesproken is dat particuliere woningeigenaren in het postcodegebied waar de waardedalingsregeling geldt, aangevuld met de postcodes 9679, 9681 en 9682, en die geen onderdeel zijn van het versterkingsprogramma, maximaal € 10.000 subsidie kunnen aanvragen voor verduurzaming en woningverbetering. Ten tijde van het opstellen van de bestuurlijke afspraken was voor alle partijen duidelijk dat het totale budget van 300 miljoen euro onvoldoende zou zijn om alle Groningers die aan de voorwaarden van de regeling voldoen, tegemoet te komen. Op dat moment is de inschatting gemaakt dat in de praktijk niet alle woningeigenaren die in aanmerking komen een aanvraag voor het volledige subsidiebedrag zouden doen. Inmiddels is duidelijk dat de omvang van het aantal aanvragen daarmee onderschat is. Ik heb uw Kamer op 14 januari 2022 per brief («Benutting budget woningverbeteringssubsidie») gemeld dat het kabinet 250 miljoen euro extra voor deze regeling uittrekt.
Deelt u de mening dat het uitermate pijnlijk is dat in dezelfde week waarin het kabinet aankondigt dat de gaswinning mogelijk verdubbeld wordt Groningers moeten concurreren om geld?
Ik betreur de gang van zaken rondom de subsidieregeling en heb dezelfde dag direct gezegd dat ik mijn best zou doen om te kijken of ik dit kon oplossen. Binnen vier dagen is aanvullend budget door het kabinet beschikbaar gesteld. Daarnaast kan ik mij goed voorstellen dat het nieuws over de tegenvallers rondom de gaswinning een erg vervelende boodschap voor Groningers was. De belofte die mijn voorgangers hebben gedaan en die ook ik namens het hele kabinet doe, is dat ik mij maximaal inzet om de gaswinning in Groningen zo snel als mogelijk volledig en definitief te beëindigen.
Schaamt u zich niet dat mensen uren buiten in de rij moeten staan om niet buiten de boot te vallen?
Ja. In mijn tweedaagse werkbezoek aan Groningen heb ik dan ook aangegeven dat dit niet meer mag gebeuren.
Deelt u de mening dat deze gang van zaken zeer onrechtvaardig is en bijdraagt aan een toename van ongelijkheid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik betreur de gang van zaken, die door het tekort aan budget is ontstaan. Ik kan heel goed begrijpen dat dit bij Groningers een gevoel van ongelijkheid heeft opgeroepen. Het is voor al die Groningers die zonder resultaat urenlang in een wachtrij hebben gestaan, niet meer dan terecht dat ook zij aanspraak kunnen maken op de subsidie.
Deelt u de mening dat het vertrouwen in de overheid hiermee nog verder wordt beschadigd?
Ik deel deze mening. Tijdens mijn werkbezoek op 17 januari jl. heb ik aangegeven dat ik recht wil doen aan Groningers en hun vertrouwen wil terugwinnen. Daarbij is het besluit om 250 miljoen euro extra budget beschikbaar te stellen een eerste stap.
Bent u bereid alsnog te zorgen voor voldoende budget? Zo ja, per wanneer en hoe? Zo nee, waarom niet?
Ja, zie hiervoor mijn beantwoording bij vraag 2.
In uw beantwoording op eerdere kamervragen, waarin we de manier waarop u Groningers laat concurreren om geld hekelden, gaf u aan onze typering «wedstrijdje» niet te herkennen. Hoe staat die uitspraak in verhouding tot de stormloop?2
In de beantwoording van deze eerdere vragen is aangegeven dat iedereen evenveel kans heeft om een aanvraag voor de subsidie in te dienen. Daarbij werd gesteld dat nog geen inschatting te maken was over de vraag naar de regeling. Inmiddels is gebleken dat deze vraag zeer groot was.
Klopt het dat de regeling geldt voor particuliere eigenaren met een gebouw in de postcodes waar de waardedalingsregeling van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) geldt, aangevuld met de postcodes 9679, 9681 en 9682 in de gemeente Oldambt? Hoeveel woningen met toegewezen mijnbouwschade zijn er, maar vallen buiten deze regeling? Wat is daarop uw reactie?
Het klopt dat particuliere eigenaren in de postcodebieden van de waardedalingsregeling van het IMG en de genoemde postcodegebieden aanspraak maken op de subsidie.
Het aantal woningen waar fysieke schade door het IMG3 is vergoed, maar dat buiten deze postcodegebieden van de subsidie valt, is volgens het overzicht van postcodes bij het jaarverslag over 2020 van het IMG circa 18.500. Voor 2019 is deze berekening destijds niet gemaakt. De specifieke informatie per postcodegebied over 2021 wordt momenteel door het IMG verzameld en meegenomen in het jaarverslag van 2021, dat uiterlijk 15 maart 2022 wordt gepubliceerd. Eigenaren van deze woningen met erkende aardbevingsschade van 1.000 euro of meer kunnen aanspraak maken op de waardevermeerderingsregeling, een subsidie van 4.000 euro die zij kunnen inzetten voor verduurzamingsmaatregelen.
Er is voor het toepassingsgebied van de woningverbeteringssubsidie uitdrukkelijk gekeken naar aansluiting bij de doelstelling om een kwaliteitsimpuls te geven aan de woningvoorraad in het aardbevingsgebied, en eigenaren in staat te stellen achterstallig onderhoud te verrichten en hun woning te verbeteren. De postcodegebieden waar waardedaling geconstateerd is en de aanvullende postcodes in Oldambt zijn als afbakening gekozen omdat het voor eigenaren in deze postcodegebieden niet altijd duidelijk was of hun huis in de versterkingsopgave zou worden opgenomen. Hierdoor hebben zij mogelijk onderhoud en verbeteringen in hun huis uitgesteld. Er gelden daarbij aanvullende voorwaarden, zoals dat de woning niet is opgenomen in het versterkingsprogramma van de Nationaal Coördinator Groningen, de woning gebouwd en opgeleverd is voor 1 januari 2016, en dat het gebouw bestemd of mede bestemd is voor bewoning of voor een bedrijf aan huis. Woningcorporaties maken geen aanspraak op de subsidie.
Kan het samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) voldoende rekening houden met mensen die minder mobiel zijn, die geen vervoer naar gemeente hebben en/of geen computer hebben? Hoeveel extra mensen hebben zij ingezet? Wat zijn de kosten van deze extra inzet en de inzet van een extern callcenter? Waaruit worden die kosten betaald?
Ja. Bij de aanvraagprocedure is rekening gehouden met mensen die minder mobiel zijn of mensen die geen computer hebben. De inleverpunten zijn ingesteld om mensen die niet digitaal vaardig zijn een aanvraag in te kunnen laten dienen. Daarnaast konden mensen iemand anders machtigen een digitale aanvraag te doen of andere mensen de aanvraag in te laten dienen bij een inleverpunt. Verder konden aanvragers SNN bellen voor hulp bij het invullen van hun aanvraag.
SNN voert in opdracht van het Ministerie van BZK de regeling uit en zodoende worden de uitvoeringskosten betaald door het Rijk. SNN heeft op de innamelocaties 20 SNN-medewerkers ingezet om de fysieke aanvragen in te nemen. Toen in de ochtend de signalen over de lange wachtrijen binnenkwamen, hebben de betrokken gemeenten extra medewerkers ingezet. De totale kosten hangen onder andere af van het aantal behandelde telefoontjes. Op dit moment is er nog geen overzicht van de totale kosten. Deze uitvoeringskosten worden niet betaald uit het budget voor de subsidieregeling.
Was de technische voorbereiding bij SNN op orde? Hoe kan het dat, ondanks de inzet van veel extra mensen en voorbereidingen, de site al snel overbelast raakte? Hoe kan het continu verspringen van een plaats in de wachtrij verklaard worden? Hoe kan het dat mensen ingelogd waren, maar uit het systeem werden gegooid?
SNN heeft zich zo goed mogelijk voorbereid op de openstelling van de regeling. Tijdens de aanvraagronde in juli 2021 liepen de systemen helaas vast. In navolging daarvan hebben zij verschillende voorzorgsmaatregelen getroffen. Eén daarvan is het werken met een wachtrij. Iedereen die een aanvraag indient, wordt automatisch, op volgorde van binnenkomst, in de wachtrij geplaatst. Op het scherm verscheen actuele informatie over de plek in de wachtrij en hoe lang het nog zou duren voordat de aanvrager zou worden toegelaten tot het e-Loket.
SNN is bekend met de problemen in de wachtrij die zich ondanks de voorzorgsmaatregelen hebben voorgedaan. SNN is deze problemen momenteel aan het onderzoeken.
Welke gemeenten boden inwoners de mogelijkheid de aanvraag ook op papier in het gemeentehuis in te dienen? Welke gemeenten niet? Wat is daarop uw reactie?
Voor de bewoners die schriftelijk een aanvraag wilden indienen, waren tien centraal gelegen inleverpunten geopend. De gemeenten Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen, Oldambt, Westerkwartier hebben inleverpunten beschikbaar gesteld om een aanvraag in te dienen. De tien inleverpunten lagen zodoende verspreid in het gebied waar de potentiële aanvragers wonen.
Bent u het met onze fracties eens dat, na het verdienen van ruim 400 miljard euro aan de gaswinning in Groningen, het een schoffering is dat deze tombola plaatsvindt?
Ik erken dat de gang van zaken geen goed voorbeeld is van omzien naar elkaar en vooruitkijken naar de toekomst. Ik sluit mij dan ook aan bij woorden van de Minister-President op 19 januari jl. in het debat over de regeringsverklaring dat hier een «blunder» is begaan. Het coalitieakkoord bevat een duidelijke opdracht aan mij als Staatssecretaris van Mijnbouw om Groningers perspectief te bieden en te zorgen voor een goed uitlegbare en ruimhartige uitvoering van de schadeafhandeling en versterkingsoperatie. Tijdens mijn werkbezoek heb ik aangegeven dat ik er ben om de Groningers te helpen en dat ik me ga inzetten om een einde te maken aan de terechte onvrede die er soms is. Conform het verzoek van uw Kamer bij de Regeling van Werkzaamheden van 18 januari jl. zal ik uw Kamer op korte termijn een brief sturen met mijn visie op het beleid ten aanzien van Groningen in de komende jaren.
Hoe verhoudt deze gang van zaken zich tot de titel van het regeerakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst»?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u deze vragen per ommegaande beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Strafrechtelijk onderzoek NAM afvalwaterverwerking |
|
Sandra Beckerman |
|
Stef Blok (VVD) |
|
Kent u het bericht over gevaarlijk afval van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) dat op een schip in de haven van Delfzijl is gevonden tijdens een strafrechtelijk onderzoek naar het bedrijf?1
Ja, dit bericht is mij bekend.
Bent u bekend met het strafrechtelijk onderzoek naar de NAM?
Ik ben ermee bekend dat het Openbaar Ministerie (OM) strafrechtelijk onderzoek doet naar NAM. Ik ben hierover in eerste instantie geïnformeerd door mijn ambtenaren en door het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM). Het OM heeft namelijk een aantal ambtenaren gevorderd om gegevens te verstrekken over NAM die het OM wenste in te zien. Mijn ambtenaren mochten hier verder niet vrijuit over spreken omdat het onderzoek van het OM niet bekend mocht worden bij NAM.
Wanneer het strafrechtelijk onderzoek is ingesteld, wat de aanleiding is geweest of wat de inhoud van het onderzoek is, is niet bekend gemaakt. Het OM is onafhankelijk en het is niet gebruikelijk dat het dergelijke informatie deelt als het onderzoek nog loopt.
NAM heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) naar aanleiding van de berichtgeving in de media geïnformeerd dat het onderzoek zich richt op afvalwaterstromen van de gasbehandelingsinstallatie Den Helder (GBI Den Helder) naar Borgsweer en het Tankenpark Delfzijl.
Wanneer is dit onderzoek ingesteld en naar aanleiding waarvan?
Zie antwoord vraag 2.
Is het onderzoek alleen naar de NAM of is het een breder onderzoek?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u geïnformeerd over dit strafrechtelijk onderzoek? Zo ja, wanneer? Wie heeft u op welke manier op de hoogte gebracht van dit onderzoek?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer u al bekend was met het onderzoek, waarom heeft u de Kamer niet geïnformeerd?
Het betreft een lopend onderzoek van het OM. Het OM bepaalt of en wanneer het bekend maakt dat het een onderzoek is gestart en welke informatie, zoals de aard van de verdenking, het daarbij bekend maakt. Het staat mij niet vrij om te openbaren welke informatie het OM bij het Ministerie van EZK heeft gevorderd.
Wanneer worden de resultaten van dit onderzoek verwacht?
Het is gebruikelijk dat het OM de strafrechtelijke onderzoeken in stilte uitvoert. Ik ben niet op de hoogte van de voortgang van het onderzoek of wanneer resultaten verwacht worden. De resultaten van een strafrechtelijk onderzoek worden door het OM gecommuniceerd.
Gaat u de uitkomsten van dit strafrechtelijk onderzoek met de Kamer delen?
Zie antwoord vraag 7.
Waar komt het water vandaan dat uiteindelijk als afvalwater bij de olie- en gaswinning ontstaat?
Een olie- of gashoudende laag bevat van nature ook water waarin verschillende stoffen zoals zware metalen en zouten voorkomen. Bij winning van olie en gas komt dit water onvermijdelijk mee naar boven. Het is een reststroom bij de winning van olie en gas en kan resten van mijnbouwhulpstoffen bevatten.
Bij welke velden van olie- en gaswinning ontstaat dat afvalwater precies?
Uit alle olie- en gasvelden komt bij de winning productiewater mee naar boven.
Hoeveel afvalwater ontstaat er jaarlijks per winningslocatie? Hoeveel is dat dan landelijk?
De hoeveelheid productiewater per winningslocatie die met de olie- en gaswinning op land of zee mee naar boven komt wordt niet gerapporteerd. Alleen de geïnjecteerde hoeveelheden productiewater moeten worden gerapporteerd. Zie het antwoord op vraag 14.
Op welke manier(en) wordt dit afvalwater vervoerd? Door wie? En waar komt het afvalwater dan terecht?
Dit verschilt per locatie en operator, zie ook het antwoord op vraag 15. Er zijn verschillende mogelijkheden. Op sommige locaties wordt het productiewater na behandeling direct terug geïnjecteerd in de diepe ondergrond. In andere gevallen wordt het productiewater per pijpleiding, per tanker of per truck vervoerd naar een injectielocatie of een erkend verwerker. Het direct terug injecteren in de diepe ondergrond en het transport per pijpleiding wordt uitgevoerd door de mijnonderneming zelf. Het transport per truck of per schip wordt, in opdracht van de mijnonderneming, uitgevoerd door een derde partij.
Wat gebeurt er vervolgens met dat afvalwater? Hoe wordt het verwerkt en waarom? Wat blijft er na de verwerking van afvalwater over? Kan er bijvoorbeeld sprake zijn van aardgascondensaat? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het met de productie van olie en gas mee geproduceerde water zijn van nature verschillende stoffen aanwezig zoals zware metalen en zouten. Bij gaswinning komt er naast water ook aardgascondensaat mee naar boven. Met uitzondering van het olie, gas en het aardgascondensaat hebben de overige stoffen geen nuttige toepassing. De overige stoffen worden samen met het water (tezamen aangeduid als productiewater) terug geïnjecteerd in de diepe ondergrond, afgevoerd naar een verwerker of geloosd in zee (alleen van winning offshore als het productiewater voldoet aan de kwaliteitseisen van het Ospar-verdrag). Bij injectie in de diepe ondergrond wordt het productiewater teruggevoerd naar (geïnjecteerd in) het reservoir waar het vandaan komt of in een vergelijkbaar reservoir. In dit productiewater kunnen nog kleine hoeveelheden mijnbouwhulpstoffen voorkomen die worden gebruikt om het proces veilig en goed te laten plaatsvinden zoals een anti corrosievloeistof en een zuurstofbinder. Vaak zijn er in een vergunning ook andere waterstromen opgenomen die samen met het productiewater geïnjecteerd mogen worden. Dit kan verontreinigd hemelwater, verontreinigd spoel- en spitwater en sanerings- en bronneringswater zijn dat van de locatie afkomstig is.
Op een mijnbouwlocatie of installatie mag alleen geïnjecteerd worden wanneer hier een vergunning voor is. In sommige vergunningen zijn maximale totaalvolumes voorgeschreven. Deze maximale hoeveelheden zijn nog niet bereikt. In de vergunning wordt omschreven welke afvalwaterstromen en stoffen geïnjecteerd mogen worden. Als de waarden van sommige stoffen te hoog zijn (en het als gevaarlijk afval gekwalificeerd moet worden), mag het productiewater niet worden geïnjecteerd, maar moet het naar een erkend afvalverwerker worden afgevoerd. De vergunningen voor het vervoer over de weg of water van de gevaarlijke afvalstoffen en het toezicht daarop liggen bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De erkende afvalverwerkingsbedrijven vallen meestal onder provinciaal bevoegd gezag.
In de onderstaande twee tabellen zijn de geïnjecteerde hoeveelheden water weergegeven in 2021 in m3 (bron www.nlog.nl) voor zowel land als offshore.
Mijnbouwlocatie
Geïnjecteerde hoeveelheid 2021 (m3) (bron nlog.nl)
Onderneming
Ameland Westgat
13.998
Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.
Borgsweer
289.870
Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.
Rotterdam MS
465.666
Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.
Pernis West
27.393
Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.
Schoonebeek 447
20.269
Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.
Rossum Weerselo 2
188.543
Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.
Rossum Weerselo 3
418.098
Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.
Rossum Weerselo 5
159.785
Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.
Bergermeer
5.225
TAQA Energy BV
Zuid Schermer
1.737
TAQA Energy BV
Nijensleek
0
Vermilion Energy Netherlands BV
Mijnbouwinstallatie
(aangegeven met geografische referentie van offshore bloknummers)
Geïnjecteerde hoeveelheid 2021 (m3) (bron www.nlog.nl)
Onderneming
F2-A Hanze
1.938.725
Dana Petroleum Netherlands B.V.
Q1 Helder
2.110.764
Petrogas E&P Netherlands B.V.
K08-FA
21.386
Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.
K09c-A
135
Neptune Energy Netherlands B.V.
K14-FA
27.700
Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.
L08-P
9.159
Wintershall Noordzee B.V.
P15-Rijn
544.706
TAQA Energy BV
Q13-A
980.605
Neptune Energy Netherlands B.V.
Kunnen de volgende vragen overzichtelijk in een schema worden weergegeven? Wat gebeurt er met dat wat er overblijft na verwerking van het afvalwater? Hoeveel wordt er geloosd? Waar bestaat die lozing uit? Wie loost dit en waar gebeurt dat? Hoeveel wordt er geïnjecteerd? Welke stoffen worden er geïnjecteerd? Door wie wordt dat gedaan en waar vindt dat plaats? Is er een einddatum bekend voor het lozen en injecteren? Zijn er nog meer manieren om restproducten ergens op te slaan? Zo ja, kan ook die manier meegenomen worden in het schema?
Zie antwoord vraag 13.
Kan op een kaart worden weergegeven welke route(s) er precies afgelegd worden tijdens het vervoer? Waar de verwerking plaatsvindt en ook waar de lozing en injectie plaatsvindt?
De ILT is het bevoegde gezag voor het toezicht op het transport van het gevaarlijk afvalwater dat per truck of tanker wordt vervoerd. De routes over de weg en vaarwegen van het productiewater zijn niet bekend bij de ILT.
Op een aantal mijnbouwlocaties en mijnbouwinstallaties vindt de injectie plaats op de locatie/installatie waar gewonnen wordt namelijk: Ameland Westgat, Rotterdam MS en de in tabel 2 benoemde mijnbouwinstallaties op zee. Verder zijn er op land een aantal waterinjectielocaties waar water dat vrijkomt bij de gas- of oliewinning op andere locaties geïnjecteerd mag worden. Hieronder vindt u een korte omschrijving per locatie:
Welke risico’s bestaan er voor omwonenden op plekken, genoemd in bovenstaande vraag? En welke risico’s zijn er voor de mensen die werken op de verschillende plekken waar gewerkt wordt met dit afvalwater?
Risico’s op een locatie waar productiewater wordt geïnjecteerd zien op de verontreiniging van de bodem door lekkage. Het productiewater wordt terug geïnjecteerd op een diepte en in een vergelijkbaar voorkomen. SodM heeft aangegeven dat er hierdoor minimale risico’s op put- of leidinglekkages zijn waarbij verontreiniging voor de bodem kan plaatsvinden met mogelijke gevolgen voor omwonenden. Een leidinglekkage heeft zich voorgedaan in Twente (2015), waarbij er geen gevolgen voor omwonenden zijn geweest.
De veiligheid op de waterinjectielocaties is gewaarborgd door de eisen gesteld bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet. Omwonenden hebben geen toegang tot de waterinjectielocaties. De eisen gelden voor de medewerkers van de mijnondernemingen die werken op de waterinjectielocaties. SodM ziet hierop toe.
Hoe worden die risico’s zo klein mogelijk gehouden?
Verontreiniging van de bodem moet voorkomen door voorzorgsmaatregelen te treffen en door te monitoren. Hiertoe worden onder andere regels gesteld ten aanzien van een vloeistofdichte vloer en dubbelwandige putten. Tevens zijn grondwatermonitoringsputten voorgeschreven en wordt aan de hand van drukmetingen de integriteit van de putten gemonitord. Alle activiteiten dienen te voldoen aan de wettelijke normen en de vergunningsvoorschriften. SodM ziet toe op naleving van de wettelijke normen en voorschriften in vergunningen voor mijnbouwactiviteiten. In het geval er een incident plaatsvindt moet SodM zo snel mogelijk geïnformeerd worden zodat zij kunnen toezien op een juiste afhandeling. SodM kan naar aanleiding van een incident aanvullend onderzoek doen en de waterinjectie stil leggen.
Zijn er inmiddels incidenten bekend waarbij medewerkers en/of omwonenden bloot zijn gesteld aan gevaar? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, bij SodM zijn geen incidenten bekend waarbij medewerkers en/of omwonenden zijn bloot gesteld aan gevaar ten gevolge van transport, verwerking of injectie van productiewater.
Worden dergelijke incidenten verwacht? Zo nee, waaruit blijkt dat?
Nee, maatregelen en voorschriften waaraan moet worden voldaan hebben tot doel incidenten met productiewater te voorkomen en risico’s voor mens, natuur en milieu tot het minimum te beperken. Ik ben me er bewust van dat er desondanks incidenten kunnen plaatsvinden. Een incident leidt tot nader onderzoek en bespreking waardoor bestaande voorschriften en werkwijze kunnen worden aangepast teneinde vergelijkbare incidenten te voorkomen en het systeem steeds veiliger te maken.
Wat zijn de gevolgen voor de omgang met afvalwater als de NAM de kleine velden verkoopt? Wie is er dan aansprakelijk voor eventuele schade door incidenten? Wie is er verantwoordelijk voor het opruimen? Geeft de NAM garanties?
De eventuele verkoop van onderdelen van NAM heeft geen gevolgen voor de omgang met het afvalwater. De afvoer, het verwerken en injecteren is in de omgevingsvergunningen en wet- en regelgeving geregeld. Bij de verkoop zullen de omgevingsvergunning op naam van de rechtsopvolger worden gezet en gelden de vergunningsvoorwaarden ook voor de rechtsopvolger
Bij een verkoop van onderdelen van NAM is mijn toestemming vereist voor het overdragen van de winningsvergunningen. Ik beoordeel de beoogde rechtsopvolger op financiële en technische capaciteiten en op maatschappelijke verantwoordingszin. Bij een positief oordeel geef ik toestemming voor het overdragen van de winningsvergunningen en worden de winningsvergunningen en de instemmingsbesluiten met de winningsplannen op naam van de eventuele koper worden gezet. Aan een toestemming kan ik voorschriften verbinden of de toestemming onder beperkingen verlenen. Zoals ik heb aangegeven in het interpellatiedebat over afvalwaterinjecties door NAM in Twente dient de eventuele koper vanaf het moment van toestemming te voldoen aan voorwaarden die in de vergunningen en instemmingsbesluiten zijn opgenomen en het gestelde bij of krachtens de Mijnbouwwet. Op grond van artikel 6:177 BW is de rechtsopvolger vanaf dat moment aansprakelijk voor schade die ontstaat als gevolg van uitstroom van delfstoffen of beweging van de bodem. Ook is de rechtsopvolger dan aansprakelijk voor schade die ontstaat door incidenten met productiewater. Zonder mijn toestemming worden de vergunningen niet overgedragen en blijft NAM verantwoordelijk en aansprakelijk voor het productiewater, de verwerking ervan en het opruimen van eventuele verontreinigingen door lekkage.
Is inmiddels bekend of er inderdaad gerommeld is met de vergunningen? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Het strafrechtelijk onderzoek dat het OM is gestart is nog niet afgerond, er zijn nog geen resultaten bekend.
Wat is precies de rol van de politie, de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), het Staatstoezicht op de Mijnen (SODM) en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) binnen dit onderzoek?
Onder gezag van het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie doet de
politie tezamen met ILT-IOD een strafrechtelijk onderzoek. Daarnaast zijn twee buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s) van SodM ter beschikking gesteld aan het onderzoeksteam. Deze BOA’s werken in het strafrechtelijk onderzoek alleen onder gezag van het Functioneel Parket en niet voor SodM. Het NFI is betrokken voor de analyse van monsters van het productiewater.
Op grond van het bestuursrecht is ILT het bevoegd gezag voor het houden van toezicht op het transport van gevaarlijke stoffen onder meer afvalwater over de weg met tankwagens of per tanker over het water, SodM is het bevoegd gezag voor het houden van toezicht op mijnbouwactiviteiten.
Wie geeft vergunningen voor het vervoer en verwerken en afvoeren van afvalwater af?
Er zijn geen vergunningen vereist voor het vervoer/transport van afvalwater, omdat er rechtstreeks werkende generieke regelgeving is. Het transport van gevaarlijk afvalwater dient te voldoen aan de eisen uit de wet- en regelgeving over het transport van gevaarlijk afval. ILT is verantwoordelijk voor het toezicht op het transport van gevaarlijk afval.
De Wabo-vergunningen en Mijnbouwmilieuvergunningen, waarin de voorschriften zijn opgenomen dat het productiewater naar een erkende verwerker moet worden afgevoerd of naar een injectielocatie mag, en het toestaan van injectie op een locatie, vallen onder mijn bevoegdheid. In het kader de herziening van het mijnbouwbeleid zal ik de afvalwaterinjecties bezien.
De vergunningen voor erkende verwerkers van afval en het toezicht hierop, waaronder gevaarlijk afvalwater afkomstig van mijnbouwlocaties, vallen onder provinciale bevoegdheid.
Het coalitieakkoord |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Deelt u de zorg dat er een huurexplosie dreigt nu de hoogte van de huren is gekoppeld aan de inflatie en de inflatie nu op het hoogste niveau is sinds 40 jaar?
De basis voor de toegestane huurverhoging per 1 juli 2022 (tot en met 30 juni 2023) is de inflatie van 1 december 2020 tot 1 december 2021, te weten 2,3%. De inflatie in 2019 was hoger (2,6%). In een separate brief die gelijktijdig met deze beantwoording naar uw Kamer wordt gestuurd, licht ik dit besluit nader toe.
In de komende periode werk ik samen met huurders en verhuurders aan bredere afspraken over huurbeleid. Daarbij houd ik ook de inflatieontwikkeling in de gaten. De augustusbesluitvorming kan waar nodig ook worden benut.
Wat gaat u doen om een huurexplosie te voorkomen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat een huurstijging van maximaal 3,3% zoals komend jaar in de vrije sector zal gelden voor veel huurders veel teveel is?
Door de initiatiefwet van het lid Nijboer (PvdA) geldt nu sinds 1 mei 2021 voor een periode van drie jaar een maximering van de jaarlijkse huurstijging voor geliberaliseerde huurovereenkomsten (ook wel vrije sector genoemd). Daarvóór was de jaarlijkse huurstijging vrij overeen te komen.
De in de wet geregelde maximering is inflatie + 1 procentpunt. In 2021 was dat 2,4% en in 2022 is dat 3,3%.
Ik deel de mening dat 3,3% huurverhoging voor veel huurders veel te veel is niet. Wel kan een huurverhoging van 3,3% voor een deel van de huurders in de vrije sector fors zijn, met name bij de hogere huren. Of 3,3% voor huurders (veel) te veel is, hangt af van andere factoren zoals bijvoorbeeld de hoogte van het inkomen en de inkomensontwikkeling.
Overigens merk ik op dat de huurverhoging maximaal 3,3% is; als in het huurcontract een lagere huurverhoging is afgesproken, geldt die lagere huurverhoging.
Welke impact verwacht u van nieuwe huurverhogingen op het besteedbaar inkomen van huurders nu de huren gemiddeld de afgelopen 10 jaar met 35% zijn gestegen?
Ik erken dat in de komende periode moet worden ingezet op de betaalbaarheid van het wonen, daarom kom ik ook met een programma Betaalbaarheid. En voor 2022 sta ik voor het gereguleerde segment een gematigde huurverhoging toe, zie mijn antwoord op vraag 5.
Toch hecht ik eraan een completer beeld rond de betaalbaarheid in de afgelopen jaren te schetsen.
Ten eerste betreft de geschetste huurontwikkeling van 33% de nominale ontwikkeling van alle huurprijzen, inclusief huren in de corporatiesector en de vrije sector, alsmede huurstijgingen bij bewonerswissel. Gecorrigeerd voor inflatie is de gemiddelde huurstijging in die periode ongeveer 8–9% (reële huurstijging).
Ten tweede zijn de inkomens van veel mensen in die periode ook gestegen. Wellicht niet van iedereen in gelijke mate, maar de WoON-onderzoeken laten zien dat het besteedbaar inkomen van huurders tussen 2012 en 2018 met zo’n 8% is toegenomen en dat de gemiddelde huurquote tussen 2015 en 2018 licht is gedaald. Daarnaast was de gemiddelde huurverhoging voor zittende huurders vanaf 2018 zeer gematigd, bij woningcorporaties op of zelfs onder inflatie. Ook de huurharmonisatie (huurverhoging bij bewonerswissel) is sinds 2018 afgenomen, met een lichte stijging in 2021 – vermoedelijk vanwege de beperkte ruimte voor huurverhoging bij zittende huurders.
Ten slotte is er de huurtoeslag voor de betaalbaarheid. In 2010 ontvingen 1,17 miljoen huurders in totaal ongeveer 2,2 miljard euro aan huurtoeslag, in 2020 ging dat om 1,5 miljoen huurders en 3,8 miljard euro huurtoeslag. De verwachting is dat dit (na definitieve vaststelling van de huurtoeslag van 2021) in 2021 verder oploopt naar ongeveer 4 miljard euro.
Met welk percentage mogen de sociale huren vanaf 1 juli stijgen?
Voor alle kamers, woonwagens en standplaatsen is vanaf 1 juli 2022 een huurverhoging van maximaal inflatieniveau toegestaan, te weten 2,3%.
Voor zelfstandige woningen in het gereguleerde segment sta ik een gedifferentieerde huurverhoging toe. De «reguliere» huurverhoging is maximaal 2,3% (inflatie).
Daarnaast sta ik voor zelfstandige woningen twee specifieke hogere huurverhogingen toe:
Voor alle maximaal toegestane huurverhogingen geldt dat die toegestaan zijn zolang daarmee niet de maximale huurprijsgrens van de woonruimte wordt overschreden. Die maximale huurprijsgrens wordt bepaald door het woningwaarderingsstelsel (hoe meer punten des te hoger de maximale huurprijsgrens). In een brief aan uw Kamer die gelijktijdig met de beantwoording van deze vragen aan u wordt verzonden, licht ik het besluit nader toe.
Bent u bereid de huren voor de komende regeerperiode ten minste te bevriezen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe hoog wordt de in het regeerakkoord aangekondigde huurverhoging voor sociale huurders met een hoger inkomen?
Ik zal de toegestane huurverhoging(en) vanaf 2023 en de in het coalitieakkoord aangekondigde huurmaatregeling in onderlinge samenhang bezien en uitwerken in het programma Betaalbaarheid onder de Nationale Wonen en Bouwen Agenda (NWBA). Ik zal de grote lijnen van dat programma in een separate brief aan uw Kamer schetsen.
Draagt u met deze huurverhoging niet bij aan de negatieve spiraal waarbij woningprijzen alsmaar blijven stijgen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Bij welk inkomen legt u de grens voor de huurverhoging?
De in het coalitieakkoord aangekondigde stapsgewijze huurverhoging naar de markthuurprijs zal in uitwerken in het programma Betaalbaarheid.
Voor de huurverhoging per 1 juli 2022 ligt de inkomensgrens voor de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging op € 47.948 voor eenpersoonshuishoudens en € 55.486 voor meerpersoonshuishoudens.
Voor eenpersoonshuishoudens met een inkomen hoger dan € 47.948 maar niet hoger dan € 56.527 is een huurverhoging van maximaal € 50 op de maandhuur toegestaan; bij huishoudens van twee of meer personen is dat bij een inkomen hoger dan € 55.486 maar niet hoger dan € 75.369.
Voor eenpersoonshuishoudens met een inkomen dat hoger is dan 56.527 en voor huishoudens van twee of meer personen met een inkomen dat hoger is dan 75.369 is een huurverhoging van maximaal € 100 op de maandhuur toegestaan
Het gaat dan om het inkomen in 2020 van de gezamenlijke huidige bewoners.
Overigens geldt dat de huur met de huurverhoging niet boven de maximale huurprijsgrens van de woning mag stijgen. De maximale huurprijsgrens wordt bepaald met het woningwaarderingsstelsel: hoe meer punten de woning waard is, des te hoger de maximale huurprijsgrens1 van de woning. Als de voorgestelde nieuwe huurprijs hoger is dan de maximale huurprijsgrens van de woning, kan de huurder met succes bezwaar maken tegen de voorgestelde huurverhoging.
Wat gebeurt er met de nieuwe verhoogde huurprijs als het inkomen enkele jaren later (drastisch) daalt?
De huidige wet voorziet in een terugvaloptie bij inkomensdaling. Die terugvaloptie is per 2022 verruimd: de recentste drie jaarlijkse huurverhogingen kunnen (voor de toekomst) gecorrigeerd worden naar het huidige, lagere inkomen na inkomensdaling. Voorheen gold dat voor de recentste twee jaarlijkse huurverhogingen.
De huurder kan dan aan de verhuurder een huurverlaging voorstellen naar de huurprijs die zou hebben gegolden als het inkomen bij de recentste drie jaarlijkse huurverhogingen op het huidige, lagere niveau zou hebben gelegen.
Daarnaast bestaat nog een tweede huurverlagingsrecht: indien de huurprijs door de inkomensafhankelijke hogere huurverhogingen in de afgelopen jaren tot boven de huurtoeslaggrens (2022: € 763,47) is gestegen en het inkomen is gedaald tot onder de toepasselijke inkomensgrens voor passend toewijzen2, dan kan de huurder een huurverlaging tot onder de huurtoeslaggrens voorstellen, zodat hij daarna in aanmerking komt voor huurtoeslag.
Die huurverlaging werkt niet terug, maar gaat (conform huurverhogingsvoorstel-len) minimaal twee maanden na het huurverlagingsvoorstel in. Als de verhuurder niet met de huurverlaging instemt, kan de huurder die via de Huurcommissie afdwingen.
Wat houdt de in het coalitieakkoord aangekondigde huurbevriezing voor huurders in 2024 in?
Voor wie gaat die huurbevriezing gelden?
Waarom geldt die huurbevriezing alleen in 2024?
Deelt u de mening dat die huurbevriezing in 2024 voor grote groepen huurders onvoldoende is, omdat zij nu al iedere maand geld tekort komen om in levensonderhoud te voorzien? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Voor welke groepen gaat de in het coalitieakkoord aangekondigde huurverlaging voor huurders met een lager inkomen gelden?
Geldt deze huurverlaging ook voor mensen die recht hebben op een sociale huurwoning maar noodgedwongen in de vrije marktsector huren? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Hoe groot is de groep mensen die te duur woont gezien het inkomen dat ze genieten? En geldt de huurverlaging ook voor deze mensen? Zo nee, waarom niet?
Uit WoON 2018 blijkt dat het aantal dure scheefwoners met circa 56.000 was gedaald naar circa 346.000 in 2018. Informatie uit WoON 2021 komt in het voorjaar beschikbaar.
In 2021 gold de eenmalige huurverlaging voor huurders in een woningcorporatiewoning met een laag inkomen en een voor dat inkomen te hoge huur. Ik beschik niet over gegevens van alle huurverlagingen, maar van ca. 160.000 huurtoeslagontvangers die van een woningcorporatie huren is de huur in 2021 verlaagd.
De precieze uitwerking van de in het coalitieakkoord genoemde huurverlaging voor huurders met een laag inkomen volgt nog in het programma Betaalbaarheid.
Wanneer bent u van plan om deze huurverlaging in te voeren?
Met hoeveel wordt de huur verlaagd en waar wordt deze huurverlaging op gebaseerd?
Wat zullen de effecten van de in het coalitieakkoord aangekondigde huurverhoging op de betaalbaarheidsrisico’s worden?
Kunt u garanderen dat huurders geen extra betaalbaarheidsrisico lopen als gevolg van de in het coalitieakkoord aangekondigde huurverhoging?
Waarom wilt u de huurprijs voor mensen die (iets) meer verdienen verhogen? Kunt u hierbij ingaan op welk doel u hiermee wilt dienen en of de woningcorporaties hierom gevraagd hebben?
Deelt u de mening dat mensen die net iets meer verdienen door deze huurverhoging hard geraakt kunnen worden? Zo ja, zou u er dan voorstander van zijn om de huurverhoging niet voor iedereen even hoog te laten worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat huurders, die door deze huurverhoging geraakt zullen worden, kunnen besluiten om minder te gaan werken omdat het extra salaris niet opweegt tegen de huurverhoging? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Begrijpt u dat huurders de huurverhoging als een straf kunnen zien omdat ze meer zijn gaan verdienen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Realiseert u zich dat deze huurverhoging een negatieve incentive kan zijn voor mensen om meer te gaan verdienen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de menin dat de woningmarkt op slot zit?
Bent u het ermee eens dat een huurverhoging geen zin heeft om mensen naar een duurdere woning te bewegen, omdat de woningmarkt op slot zit? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat voor deze huurders het kopen van een woning geen alternatief is gezien het beperkte aanbod en de inmiddels enorm gestegen woningprijzen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat mensen die door deze huurverhoging geraakt zullen worden en zich gedwongen voelen om te verhuizen naar een andere woning terecht kunnen komen in een onzekere woonsituatie aangezien er steeds meer tijdelijke huurcontracten afgesloten worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Kunt u zich een voorstelling maken dat huurders het gevoel krijgen dat zij gestraft worden omdat zij nog in een betaalbare woning zitten terwijl zij niets kunnen doen aan de woningmarkt die op slot is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Is het rechtvaardig om deze huurders opeens te confronteren met een enorm gestegen huurprijs, terwijl eigenaar-bewoners hun maandlasten zien dalen?
Houdt u bij deze huurverhoging rekening met de inmiddels gestegen woonlasten als gevolg van de gestegen energieprijzen?
Houdt u bij deze huurverhoging rekening met de hoge inflatie?
Op welk belastingjaar baseert u het inkomen van huurders die door deze huurverhoging getroffen worden?
Dat zal bij de uitwerking van de maatregel van stapsgewijze huurverhoging naar de markthuurprijs vastgesteld worden. Maar de huidige regeling voor de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging gaat uit van het inkomen van twee jaar geleden (in 2022: het inkomen in 2020). Daarvoor is gekozen omdat de inkomens van dat belastingjaar ten tijde van het doen van het huurverhogingsvoorstel (doorgaans in april, voor de huurverhoging per 1 juli) grotendeels definitief zijn vastgesteld door de Belastingdienst. Daardoor zullen er minder geschillen zijn tussen verhuurder en huurder over de hoogte van het huishoudinkomen.
Wat kan een huurder doen als deze een wisselend inkomen heeft en door deze huurverhoging geraakt wordt?
Dat zal bij de uitwerking van de maatregel van stapsgewijze huurverhoging naar de markthuurprijs vastgesteld worden. Zie voor nadere toelichting over huurverlaging na inkomensdaling mijn antwoord op vraag 10. Daarnaast kan de huurder volgens de huidige wet bezwaar maken tegen een inkomensafhankelijk hoger huurverhogingsvoorstel van 2022 (dat uitgaat van inkomen 2020) als de hij kan aantonen dat zijn huishoudinkomen van 2021 onder het in het huurverhogingsvoorstel gehanteerde inkomensgrens ligt.
Kan deze huurverhoging ervoor zorgen dat huurders een huurprijs moeten gaan betalen die boven de liberalisatiegrens uitkomt?
Dat zal bij de uitwerking van stapsgewijze huurverhoging naar de markthuurprijs vastgesteld worden. Overigens wijs ik erop dat de huurprijs (ook) volgens de huidige regelgeving door jaarlijkse huurverhogingen boven de actuele liberalisatiegrens (2022: € 763,47) kan en mag uitkomen. Dat is het geval als de maximale huurprijsgrens van de woning (die bepaald wordt met het woningwaarderingsstelsel) hoger is dan de liberalisatiegrens. Ter illustratie: de tabel met maximale huurprijsgrenzen voor zelfstandige woningen per 1 juli 2022 loopt van € 208,05 bij 40 punten tot € 1.386,29 bij 250 punten.
Wat betekent deze huurverhoging voor de uitgave aan huurtoeslag?
Dat hangt af van de uitwerking en van de te kiezen inkomensgrenzen. Ik zal, zoals gezegd, de in het coalitieakkoord aangekondigde huurmaatregelen, onder meer rond de huurverhoging naar de markthuurprijs en rond de huurtoeslag, in onderlinge samenhang bezien.
In de huidige regelgeving liggen de inkomensgrenzen van de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging (zie ook mijn antwoord op vraag 9) ruim hoger dan het inkomensbereik van de huurtoeslag. De huidige inkomensafhankelijke hogere huurverhoging heeft dus geen effect op de uitgaven voor de huurtoeslag.
Kan het zo zijn dat als gevolg van hogere uitgave aan huurtoeslag en/of de extra uitgave in het kader van saneringstrajecten als gevolg van betaalbaarheidsrisico’s deze huurverhoging de schatkist geld kost? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 38.
Deelt u de mening dat de overzichtelijkheid voor huurders straks verdwenen is als deze huurverhoging doorgevoerd wordt gezien alle aangekondigde en nog aan te kondigen huurverhogingen en eenmalige huurverlagingen? Kan deze onoverzichtelijkheid juist leiden tot meer betaalbaarheidsrisico’s? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Sinds 2013 bestaat een inkomensafhankelijke hogere huurverhoging, naast de «reguliere» (inkomensonafhankelijke) toegestane huurverhoging. En in 2021 gold de eenmalige huurverlaging voor huurders in een woningcorporatiewoning met een laag inkomen en een voor dat inkomen hoge huurprijs. Daarnaast bestaat, onafhankelijk van het huishoudinkomen van de huurder, het recht op huurverlaging als de geldende huurprijs hoger is dan de maximale huurprijsgrens van de woning.
De verwachting is dat het samenstel van huurverhogingsmogelijkheden en recht op huurverlaging niet onoverzichtelijker wordt dan in de huidige situatie. Maar ik zal de verschillende huurmaatregelen uit het coalitieakkoord, zoals gezegd, in onderlinge samenhang bezien.
Wat houdt een stapsgewijze huurverhoging in?
Een stapsgewijze huurverhoging houdt in dat de huurprijs niet in één keer wordt verhoogd naar de markthuur, maar in jaarlijkse toegestane huurstappen. Vergelijkbaar met de huidige regelgeving waarin de verhuurder de huur voor huishoudens met een hoger (midden)inkomen met jaarlijkse stappen kan verhogen tot aan de geldende maximale huurprijsgrens van de woning op basis van het woningwaarderingsstelsel. Zie ook mijn antwoord op vraag 37.
Wanneer bent u van plan om deze huurverhoging in te voeren?
Bent u voornemens om eerst te laten doorrekenen wat de huurverhoging voor effect op de bestedingsruimte van deze huurders heeft? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat een eventuele huurverhoging aan een maximum gebonden zou moeten worden gezien de hoge inflatie, gestegen energieprijzen, minder hard gestegen CAO-lonen en de betaalbaarheidsrisico’s? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Klopt het dat het volgens het NIBUD zo is dat honderdduizenden huurders iedere maand zulke hoge woonlasten hebben dat zij te weinig geld overhouden om alle andere kosten voor levensonderhoud te kunnen betalen?
Het Nibud heeft in 2019 (op basis van het Budgetonderzoek 2015 van het CBS) geconcludeerd dat circa 800.000 huurders een betalingsrisico hebben3. Het gaat daarbij met name om huishoudens met een zeer laag inkomen.
In de Staat van de Woningmarkt 20214 (pag. 65–67) heb ik laten zien dat deze groep gemiddeld de laagste huren hebben en de meeste huurtoeslag ontvangen. Deze mensen hebben geen hoge woonlasten, maar wel een hoge woonquote en moeite om alle kosten van levensonderhoud te betalen. Dit komt door een laag inkomensniveau. Het Nibud heeft vorig jaar ook geconstateerd dat huurders met een bijstandsuitkering meer geholpen zijn met een stijging van hun uitkering dan met een huurverlaging5.
In het coalitieakkoord is een stijging van het wettelijk minimumloon en de uitkeringen voorzien. Voor mensen met een inkomen op of boven het sociaal minimum tot aan een middeninkomen werk ik aan verbetering van de betaalbaarheid van wonen in het programma betaalbaarheid. Ik ben voornemens daar concrete doelstellingen aan te verbinden.
Welke verwachting heeft u gezien de hoge inflatie ten aanzien van de huurverhoging na 1 juli 2022?
De basis voor de toegestane huurverhoging per 1 juli 2022 (tot en met 30 juni 2023) is de inflatie van 1 december 2020 tot 1 december 2021, te weten 2,3%.
In de komende periode werk ik samen met huurders en verhuurders aan bredere afspraken over huurbeleid. Daarbij houd ik ook de inflatieontwikkeling in de gaten. De augustusbesluitvorming kan waar nodig ook worden benut. Zie ook mijn antwoord op vraag 1.
Waar is een marktconforme huur op gebaseerd?
Deelt u de mening dat de huidige marktconforme huur soms een irreële huurprijs is aangezien er sprake is van een wooncrisis en dus huurders bereid zijn om veel meer huur voor een woning te betalen dan wanneer er geen sprake zou zijn van een wooncrisis? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat huurprijzen en woningprijzen communicerende vaten zijn? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het debat over de regeringsverklaring?
Nee, dat is mij niet gelukt; mede doordat ik niet eerder dan medio februari, na overleg met Woonbond en Aedes, heb besloten wat de toegestane huurverhoging per 1 juli 2022 voor het gereguleerde segment wordt.
De opzegging van de overeenkomsten van de standplaatsen op het Vakantiepark Meerzicht |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht van de Recreanten Vakantiepark Meerzicht inzake de opzegging van de overeenkomst van hun standplaatsen op dit vakantiepark?1
Ja.
Bent u inmiddels doordrongen van het feit dat er sprake is van een kwalijke trend gezien de opkoop van vele vakantieparken door roofinvesteerders?
De overname van het vakantiepark Meerzicht is in de eerste plaats een privaatrechtelijke aangelegenheid tussen de standplaatshouders en de park eigenaar. De juridische basis hiervoor ligt in het Burgerlijk Wetboek. De afspraken tussen de standplaatshouders en de eigenaar zijn vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst tussen deze beide partijen. Hierin kunnen ik noch de Minister van EZK treden.
Tijdens het tweeminutendebat volkshuisvestelijke en ruimtelijke ordeningsaspecten» van 23 november 2021 is een tweetal moties ingediend door de SP. Met de moties wordt de regering verzocht onderzoek te doen met betrekking tot het opkopen van vakantieparken door investeerders en de gevolgen hiervan voor onder andere de huidige gebruikers. Deze moties zijn aangenomen. Daar deze twee moties nauw verbonden zijn is besloten om middels één onderzoek beide moties in uitvoering te brengen. De Minister van Economische Zaken en Klimaat en ik hebben dit inmiddels samen opgepakt.
Ik verwacht uw Kamer in het tweede kwartaal van 2022 over de resultaten te kunnen informeren. Ik wacht met een reactie op uw vraag over de eventuele gevolgen van het opkopen van vakantieparken, totdat ik de resultaten van het onderzoek heb ontvangen.
Deelt u de mening dat het hier weer gaat over poen boven fatsoen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel mensen moeten hier nog de dupe van worden voordat deze roofinvesteerders, die deze vakantieparken opkopen en de mensen wegjagen, gestopt worden?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel schade mag de natuur lijden voordat deze roofinvesteerders, die deze vakantieparken opkopen en vervolgens slopen, gestopt worden?
Na de overname van een vakantiepark kan de eigenaar overgegaan tot de (gedeeltelijke) sloop of uitbreiding van het park. Bij de sloop of uitbreiding van een vakantiepark moet worden voldaan aan de geldende publiekrechtelijke regelgeving. Het is in de eerste plaats aan het lokale bevoegd gezag, de gemeente of provincie, om te beoordelen wat in dat kader wel en niet mogelijk is. Dit doen zij binnen de grenzen van nationale en internationale regelgeving, bijvoorbeeld op het gebied van natuur, stikstof en grondwater en via lokale instrumenten als verordeningen en bestemmingsplannen.
Belanghebbenden kunnen een verzoek om handhaving indienen bij het bevoegd gezag als zij de indruk hebben dat de sloop of uitbreiding van het park in strijd is met de geldende regelgeving. In het geval dat het bevoegd gezag toestemming heeft verleend voor de sloop of uitbreiding, bijvoorbeeld in de vorm van een vergunning, dan kunnen belanghebbenden ook daartegen in bezwaar en vervolgens in beroep bij de rechter indien gewenst.
Overigens komt het geregeld voor dat een (nieuwe) eigenaar aanpassingen aan een park doorvoert welke binnen de kaders van de geldende wet- en regelgeving zijn toegestaan. Het is dus niet altijd zo dat een eigenaar toestemming van de gemeente, of een andere overheid, nodig heeft om aanpassingen te maken aan het vakantiepark.
Zoals ik in mijn antwoord op vragen 2,3 en 4 heb aangegeven heb ik, samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat, opdracht gegeven om een onderzoek uit te voeren naar het opkopen van vakantieparken. Hierbij zal ook gekeken worden naar de gevolgen van het opkopen van vakantieparken voor de natuur.
Hoeveel schade mag er aan het welzijn van dieren nog toegebracht worden voordat roofinvesteerders, die deze vakantieparken opkopen en vervolgens met de sloop hun broed- en rustplaatsen verstoren, gestopt worden?
Zie antwoord vraag 5.
Wat vindt u van het feit dat deze standplaatshouders daags voor de Kerstdagen een opzegging van de overeenkomsten van hun standplaatsen krijgen?
Het opzeggen van de overeenkomsten is vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de standplaatshouder en de eigenaar van het park. In deze overeenkomst zijn de voorwaarden voor opzegging en de relevante (opzeg)termijnen vastgelegd.
Wat vindt u van het feit dat deze opzegging op de meest onpersoonlijke manier namelijk per aangetekende mail plaatsvindt?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat opzegging van de overeenkomsten net vóór de Kerstdagen extra wrang is?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat de nieuwe eigenaar van de grond Europarcs met betrekking tot de opzegging onzorgvuldig gehandeld heeft? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De oude en nieuwe eigenaar van camping Meerzicht zijn aangesloten bij de brancheorganisatie HISWA-RECRON. Dat betekent dat de voorwaarden van HISWA-RECRON van toepassing zijn op het opzeggen van contracten met recreanten.
De juridische basis voor het plaatsen van een stacaravan op een recreatiebedrijf ligt in het Burgerlijk Wetboek: huur van grond. Met het oog op versterking van de rechtspositie van de consument hebben HISWA-RECRON enerzijds ANWB en de Consumentenbond anderzijds de zogenaamde RECRON-voorwaarden afgesproken, die een verbijzondering vormen op de algemene bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Deze afspraken komen steeds tot stand in het kader van de Coördinatiegroep Zelfregulering van de Sociaal Economische Raad. De RECRON-voorwaarden bieden extra bescherming boven de algemeen geldende wet- en regelgeving van het contractenrecht. De zorgplicht van de verhuurder wordt in deze voorwaarden vormgegeven. Het gaat dan om voorwaarden voor opzegging, de opzegtermijnen en regelingen ter compensatie. Daarnaast is op het terrein van recreatie de Geschillencommissie Recreatie actief die klachten van consumenten tegen recreatieondernemers behandelt. Tot slot kan een recreant zich voor een onafhankelijk oordeel tot de rechter wenden. Het is niet aan mij, of aan de Minister van EZK, om te beoordelen of de verhuurder zich in dit geval aan de afspraken en voorwaarden heeft gehouden.
Tot slot wil ik ook hier verwijzen naar het voormelde onderzoek dat EZK en BZK samen zullen laten uitvoeren. Daar worden de positie van- en de effecten voor recreanten in het geval van overnames in meegenomen.
Welke zorgplichten heeft de oude eigenaar van de grond?
Zie antwoord vraag 10.
Welke zorgplichten heeft de nieuwe eigenaar van de grond als het om het proces in aanloop naar de opzegging van de overeenkomst gaat?
Zie antwoord vraag 10.
Waarom spelen de belangen van de standplaatshouders geen rol bij een verkoop van de grond?
Zie antwoord vraag 10.
Heeft de oude eigenaar van de grond de zorgplicht richting de betreffende standplaatshouders geschonden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 10.
Heeft de nieuwe eigenaar van de grond de zorgplicht richting de standplaatshouders geschonden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 10.
Kunt u zich een voorstelling maken van de boosheid en het verdriet van deze standplaatshouders? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 7, 8 en 9.
Deelt u de mening dat de voorgestelde tegemoetkoming te beperkt is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 10, 11, 12, 13, 14 en 15.
Deelt u de mening dat de standplaatshouders gecompenseerd moeten worden voor investeringen die door de standplaatshouders gedaan zijn?
Zie antwoord vraag 17.
Hoe kan het zo zijn dat de nieuwe eigenaar na de aankoop van de grond slechts vijf weken tijd nodig gehad heeft om over te gaan tot opzegging van de overeenkomsten?
Zie antwoord vraag 17.
Kan de opzegging van de overeenkomst leiden tot dakloosheid?
Nee, want er zijn op dit moment geen aanwijzingen dat er permanente bewoning plaatsvindt op het park. Dit is bovendien ook niet toegestaan.
In situaties waar permanente bewoning wel voorkomt en waar dat ook wenselijk en mogelijk is, probeer ik gemeenten te ondersteunen om parken te transformeren naar woningen. Hiervoor is bijvoorbeeld het Expertteam Transformatie Vakantieparken in het leven geroepen om gemeenten te ondersteunen om niet-vitale vakantieparken te veranderen naar een woonbestemming.
Kunt u ervoor zorgen dat de opzegging van de overeenkomst niet zal leiden tot dakloosheid?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 20.
Deelt u de mening dat de voorgestelde tegemoetkoming geen recht doet aan de werkelijke schade c.q. kosten? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 10, 11, 12, 13, 14 en 15.
Bent u bereid te onderzoeken of de verkoop van de grond aan alle gestelde voorwaarden voldoet, gezien de (mogelijke) grote impact op de mensen, de natuur en de dieren?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 10, 11, 12, 13, 14 en 15.
Deelt u de mening dat deze standplaatshouders juridisch nooit kunnen opboksen tegen roofinvestereerders als Waterland Private Equity Investments die een meerderheidsbelang in Europarcs hebben? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zoals ik heb aangegeven zal ik samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat een onderzoek laten uitvoeren naar het opkopen van vakantieparken. Hierbij zal ook gekeken worden naar de mate waarin recreanten (juridisch) beschermd zijn tegen dergelijke gebeurtenissen, en of er aanpassingen aan wet- en regelgeving noodzakelijk zijn. Ik wacht de resultaten van het onderzoek af.
In welk stadium zit de aangenomen motie Beckerman met betrekking tot het onderzoek naar uitbreiding van rechten van deze huurders in wet- en regelgeving?2
Ik ben samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat gestart met de uitvoering van beide moties. We hebben gezamenlijk besloten om beide moties af te doen middels één onderzoek waarin alle gevraagde aspecten aan bod zullen komen. Ik verwacht uw Kamer in het tweede kwartaal van 2022 over de resultaten te kunnen informeren.
In welk stadium zit de aangenomen motie Beckerman aangaande de ontwikkeling dat steeds meer vakantieparken door roofinvesteerders opgekocht worden en het onderzoek naar de opkoop en wenselijkheid van deze ontwikkelingen op de ruimtelijke ordening?3
Zie antwoord vraag 25.
Is het mogelijk om in deze onderzoeken de casus van de standplaatshouders van de camping Meerzicht mee te nemen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
In het onderzoek zal gekeken worden naar elementen die ook (kunnen) spelen bij de casus met betrekking tot de camping Meerzicht.
Deelt u de mening dat Camping Meerzicht die zijn oorsprong heeft vóór de Tweede Wereldoorlog op een lijst van cultureel erfgoed hoort te staan? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het is aan de gemeente om te beoordelen of het recreatiepark onderdeel is van het cultureel erfgoed van de gemeente. Daarbij beschikt de gemeente over verschillende mogelijkheden om erfgoed te beschermen, als objectbescherming via een verordening of als planologische bescherming via het bestemmingsplan.
Deelt u de mening dat het opkopen van campings zoals Camping Meerzicht schade toebrengt aan het cultureel erfgoed van Nederland? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De uitgangspunten en regels voor de instandhouding van cultureel erfgoed in Nederland zijn onafhankelijk van het eigenaarschap. Verkoop aan een andere eigenaar heeft hierop als zodanig dus geen invloed.
Wat gaat u doen om de diversiteit van het aanbod van vakantiewoningen te waarborgen nu het aanbod steeds schraler wordt?
Zoals ik in mijn antwoord op vragen 2,3 en 4 heb aangegeven zal er dit jaar een onderzoek plaats vinden naar het opkopen van vakantieparken. Hierbij zal ook gekeken worden naar de gevolgen voor de diversiteit en betaalbaarheid van vakantieparken.
Deelt u de mening dat de grootschalige opkoop van vakantieparken door roofinvesteerders een ernstige ontwikkeling is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Deelt u de mening dat de opkoop van vakantieparken door roofinvesteerders als Waterland Equity Investments een ongezonde ontwikkeling?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Wat kunt u nu al doen om standplaatshouders zoals de campinghouders op het vakantiepark Meerzicht te beschermen?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Wat kan de provincie doen om de standplaatshouders op het park Meerzicht te beschermen?
Zoals ik in mijn antwoord op vragen 2,3 en 4 heb aangegeven zal er dit jaar een onderzoek plaats vinden naar het opkopen van vakantieparken. Hierbij zal ook gekeken worden naar de instrumenten die medeoverheden tot hun beschikking hebben om dit proces van opkopen te beïnvloeden.
Wat kan de gemeente doen om de standplaatshouders op het park Meerzicht te beschermen?
Zie antwoord vraag 34.
Wat vindt u ervan dat de nieuwe eigenaar van de grond Europarcs nog geen vergunning voor de herstructurering heeft maar toch alvast overgaat tot opzegging van de overeenkomsten?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 en 6 heb aangegeven is het, afhankelijk van het bestemmingsplan, niet perse noodzakelijk dat vergunningen worden aangevraagd voor aanpassingen aan het park. Voor de voorwaarde omtrent het opzeggen van de overeenkomst verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 10, 11, 12, 13, 14 en 15.
Welke mogelijke problemen/obstakels ziet u voor de nieuwe eigenaar van de grond als deze wil overgaan tot sloop van het park dan wel bij mogelijke uitbreiding?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 5 en 6.
Welke rol spelen de natuurwaarden en de dieren in de voorgenomen sloop dan wel bij mogelijke uitbreiding?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 5 en 6.
Wat vindt u van de ontwikkeling dat roofinvesteerders in vakantieparken steeds meer parken opkopen en deze transformeren naar het dure dan wel het topsegment?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Deelt u de mening dat vakantieparken steeds minder toegankelijk zijn voor mensen tot een modaal inkomen en dat ontspanning daardoor steeds meer een luxe product wordt dat alleen toegankelijk is voor mensen met een hoger inkomen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Deelt u de zorgen van deze standplaatshouders als het om de natuur gaat? Kunt u uw antwoord nader toelichten?4
Ik onderschrijf het belang om oog te houden voor de natuur bij ruimtelijke ontwikkeling. Daarom is het van belang dat in dergelijke situaties de vigerende wet- en regelgeving gevolgd wordt. Ik zie geen reden om aan te nemen dat de wet- en regelgeving in deze niet gevolg wordt.
Welke procedures moeten ervoor zorgen dat de natuurwaarden en de dieren bij de voorgenomen sloop dan wel mogelijke uitbreiding goed beschermd worden?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 5 en 6.
Deelt u de mening dat de marktwerking niet alleen in deze casus maar ook in andere casussen leidt tot offers die mensen, natuur en dieren moeten maken ten gunste van het rendement van één private equity firm? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Deelt u de mening dat standplaatshouders invloed moeten kunnen hebben op ontwikkelplannen die roofinvesteerders hebben als zij hun park opkopen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Ziet u een rol voor de gemeente dan wel voor de provincie in deze fase weggelegd om de schade voor deze standplaatshouders te beperken? Zo ja, welke is/zijn dat? Zo nee, waarom niet?
De afhandeling van de eventueel geleden schade is een privaatrechtelijke aangelegenheid. Ik verwijs u hiervoor naar mijn antwoord op vraag 10, 11, 12, 13, 14 en 15.
Deelt u de mening dat standplaatshouders de mogelijkheid geboden moet worden om de grond onder hun standplaats te kopen voordat deze bij vervreemding in andere handen overgaat? Zo ja, welke rol zou de (lokale) overheid hierin kunnen spelen? Zo nee, waarom niet?
Het staat standplaatshouders vrij om, in overleg met de nieuwe eigenaar, mee te gaan in de beoogde herstructurering en een nieuw recreatieobject aan te schaffen dan wel te huren passend in het vernieuwde park. Eventuele voorschriften met betrekking tot de verkoop van een (gedeelte) van een park grijpen in op het eigendomsrecht.
Wel zal de mate waarin recreanten (juridisch) beschermd zijn tegen de eventuele negatieve gevolgen van de overname van een vakantiepark onderzocht worden. Ik verwijs u ook naar mijn antwoord op vraag 24.
Wat vindt u van het feit dat de nieuwe eigenaar niet eerst met de mensen in gesprek is gegaan alvorens deze een besluit tot sloop genomen heeft?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 7, 8 en 9.
Deelt u de mening dat de aangenomen moties zo snel mogelijk uitgevoerd moeten worden om nog meer slachtoffers en schade aan de natuur en de dieren te voorkomen? Zo ja, hoe snel kunnen de onderzoeken worden uitgevoerd?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 25 en 26.
Hoe gaat u waarborgen dat er geen schade aan de broed- en rustplaatsen van vleermuizen en vogels toegebracht wordt?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 5 en 6.
Deelt u de mening dat het missionstatement van de nieuwe eigenaar Europarcs niet in overeenstemming is met de belangen van de huidige standplaatshouders dan wel met de belangen van de natuur en de dieren in de (nabije) omgeving? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het missionstatement van Europarcs is voor mij als Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening niet relevant. De belangen van de natuur en de huidige standplaatshouders zijn geborgd in de huidige wet- en regelgeving en in de overeenkomsten tussen de standplaatshouders en de eigenaar.
Deelt u de mening dat de voorgenomen sloop van deze camping dan wel mogelijke uitbreiding zal leiden tot veel meer autoverkeer en/of lichtvervuiling en/of meer drukte gedurende het hele jaar aangezien het zeer aannemelijk is dat de (horeca)voorziening(en) ook voor niet-parkgasten bereikbaar zal zijn? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Is de voorgenomen sloop gevolgd door nieuwbouw niet strijdig met de klimaateisen/klimaatdoelen die we in Nederland gesteld hebben aangezien deze nieuwbouw onnodig voor extra CO2 uitstoot zorgt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Welke (mogelijke) gevolgen heeft de voorgenomen sloop in combinatie met de mogelijke uitbreiding voor de grondwaterstand?
Bieden de bestaande bestemmingsplannen genoeg mogelijkheden om de natuur en de dieren goed te beschermen? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Hoeveel extra stikstof zal er worden uitgestoten op basis van het ontwikkelplan dat door de nieuwe eigenaar Europarcs is opgesteld?
Is deze extra stikstof gezien de reeds aanwezige stikstofcrisis wenselijk?
Kan het ontwikkelplan van de nieuwe eigenaar Europarcs leiden tot teveel overlast in de ruimste zin des woords dus naast geluid ook verkeersoverlast, lichtvervuiling, vervuiling etc?
Betekent de verkoop aan de nieuwe eigenaar ook een einde aan de rustperiode zoals die nu geldt in de periode van ruwweg november tot april? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat gezien de referentieprojecten van Europarcs deze hier niet zal bijdragen aan een klimaat adaptieve leefomgeving? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Deelt u de mening dat gezien de referentieprojecten van Europarcs het ontwikkelplan kan leiden tot extra hittestress en verdroging in warme perioden en tot wateroverlast in de natte perioden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 59.
Deelt u de mening dat de camping een onlosmakelijk deel kan uitmaken van iemands leefomgeving? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Recreëren is voor veel mensen een belangrijke activiteit die in het teken staat van rust, reflectie en samenzijn. Ik begrijp dat recreanten gehecht zijn aan een vaste recreatieplek.
Deelt u de mening dat de sloop van iemands standplaats een inbreuk in de levenssfeer van deze persoon is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie antwoord vraag 61.
Kunt u zich voorstellen dat deze standplaatshouders hun standplaats als een echt (t)huis zien?
Zie antwoord vraag 61.
Is de nieuwe eigenaar eigenlijk niet verplicht om een sociale meting te doen naar de mogelijke gevolgen van de sloop? Zo nee, waarom niet?
De verplichtingen voor de nieuwe eigenaar aangaande de sloop van (gedeelten van) het park zijn voorgeschreven in de relevante wet- en regelingeving en de onderlinge overeenkomst tussen standplaatshouder en eigenaar.
Deelt u de mening dat tot een gemeenschap behoren mensen waardigheid en geborgenheid biedt?
Ja.
Deelt u de mening dat de voorgenomen sloop niet alleen een sloop van woningen is, maar ook de sloop van een gemeenschap inhoudt?
Zoals ik eerder heb aangegeven heb ik samen met de Minister van Economische Zaken en Klimaat opdracht gegeven om een onderzoek uit te voeren naar de gevolgen van de opkoping van vakantieparken. Hierbij zullen we ook de door u genoemde gevolgen in vraag 66, 67, 68 meenemen.
Dient de sloop van een gemeenschap aan voorwaarden verbonden te worden?
Zie antwoord vraag 66.
Is het mogelijk dat deze standplaatshouders gezondheidsschade kunnen oplopen nu hun ontspanningsmogelijkheid ontnomen wordt?
Zie antwoord vraag 66.
Is hier sprake van een gedwongen huisuitzetting? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 20 en 21.
Bent u een voorstander van een rechtelijke toets om te bepalen of het rendement van deze roofinvesteerders die vakantieparken opkopen boven het woongenot van de standplaatshouders mag staan? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2, 3 en 4.
Kunt u de vragen apart beantwoorden en niet clusteren alstublieft?
Omwille van de leesbaarheid en veelvoud van gelijkluidende vragen is een deel van de antwoorden geclusterd beantwoord.
Het bericht 'Een jaar dakloos en dertig vakantieparken achter de rug en nu is het bijna kerst' |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Kent u het artikel over de uitzichtloze en dakloze situatie van de familie Hendriks van 14 december jongstleden?1
Ja.
Deelt u de mening dat er een zorgplicht bij een woningcorporatie en/of verhuurder ligt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het past bij de taak van woningcorporaties om voor het beëindigen van de huurovereenkomst met huurders te kijken naar alternatieve woonruimte of hen te verwijzen naar een plek waar zij daar voor terecht kunnen. Hier bestaat echter geen formele plicht voor. Hoe woningcorporaties dit invullen verschilt per corporatie.
Deelt u de mening dat het bekijken van alternatieven voor een andere woning een onderdeel van haar zorgplicht is als een woningcorporatie een huurovereenkomst met haar huurder wil beëindigen die tot dakloosheid kan leiden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zoals in de beantwoording van vraag 2 aangegeven, past het bij de taak van corporaties om met huurders naar alternatieve woonruimte te kijken wanneer zij de huurovereenkomst wil beëindigen. Het is aan woningcorporaties zelf welk beleid zij hierop hanteren. Dit is niet landelijk voorgeschreven. Een verhuurder kan een huurovereenkomst bovendien niet zomaar beëindigen. Dit kan alleen via wederzijds goedvinden, of via de rechter. Beëindiging via de rechter kan alleen in bijzondere gevallen, zoals ernstige overlast, criminele activiteiten of het niet-betalen van de huur. Het huurrecht is er op gericht huurders te beschermen. Extreme situaties kunnen echter voorkomen waarbij de verhuurder toch het recht heeft de overeenkomst te ontbinden. Bijvoorbeeld als de huurder op geen enkele manier meewerkt en er geen alternatieven meer zijn.
Is er een procedure in het geval een woningcorporatie/verhuurder een huurovereenkomst ontbindt die tot dakloosheid leidt? Zo ja, welke is dat? Zo nee, waarom niet en zou deze procedure er wel moeten komen zodat mensen uiteindelijk niet dakloos worden gemaakt dan wel opgevangen kunnen worden?
Woningcorporaties moeten zich bij de beëindiging van een huurovereenkomst aan de bestaande wet- en regelgeving houden. Onderdeel daarvan is dat huurders in Nederland huurbescherming hebben. Zoals ik in de beantwoording van vraag 3 al aangaf, kunnen verhuurders een huurovereenkomst alleen in uitzonderlijke gevallen beëindigen. Binnen de wet- en regelgeving hebben woningcorporaties een belangrijke mate van beleidsvrijheid in het vormgeven van beleid rondom het beëindigen van huurovereenkomsten. In de Governancecode 2020 van Aedes, waarin principes voor de gehele sector zijn vastgelegd, wordt benadrukt dat van corporaties wordt verwacht dat zij in de omgang met haar huurders vanuit haar maatschappelijke opdracht handelt en te allen tijde een respectvolle dialoog voert. In de afweging die corporaties maken bij het beëindigen van een huurovereenkomst zullen zij de behoeften van haar huidige en toekomstige huurders en bewoners dan ook als vertrekpunt dienen te nemen.
Wat is de verantwoordelijkheid van de gemeente Bladel jegens deze familie waar deze familie ingeschreven is?
De verplichting om te zorgen voor voldoende woongelegenheid is een inspanningsverplichting voor de overheid. Dit staat zowel in de Grondwet (artikel 22, lid 2) als in meerdere verdragen (o.a. Artikel 11, eerste lid, van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en artikel 11, eerste lid, van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten). De zorgplicht betreft zowel het aantal woningen, alsook de kwaliteit, veiligheid, gezondheid, betaalbaarheid, toegankelijkheid en passendheid. Dit recht gaat niet zover dat iedereen recht heeft op een woning naar keuze.
Het huisvestingsbeleid is belegd bij gemeenten. De gemeente dient zich zoveel mogelijk voor voldoende passende huisvesting voor haar inwoners in te spannen. Gemeenten zijn verplicht een woonvisie op te stellen waarin zij in kaart brengt wat de woonopgave is. Van gemeenten wordt daarbij ook verwacht dat zij de lokale woonzorgopgave meenemen in de woonvisie. Het kan immers ook om inwoners gaan die naast een woning zorg of begeleiding nodig hebben.
Op basis van de Woningwet zijn woningcorporaties vervolgens verplicht om naar redelijkheid bij te dragen aan de uitvoering van het woonbeleid. Indien de corporatie, gemeente en huurdersorganisaties het niet eens kunnen worden over wat een redelijke bijdrage is, en om die reden het totaal aan prestatieafspraken niet willen ondertekenen, staat voor hen de weg naar geschilbeslechting open bij de adviescommissie geschilbeslechting prestatieafspraken.
Heeft de verantwoordelijke wethouder in de gemeente Bladel waar deze familie ingeschreven staat een huisvestingsplicht? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in het antwoord op vraag 5 al aangaf zijn gemeenten verantwoordelijk voor het huisvestingsbeleid. Gemeenten moeten een woonvisie opstellen, waarin zij het volkshuisvestingsbeleid voor ten hoogste de eerstvolgende vijf kalenderjaren is neergelegd. Corporaties dienen naar redelijkheid bij te dragen aan de uitvoering van de woonvisie. Zij dienen te zorgen voor voldoende huisvesting en het organiseren van een passende woonplek met begeleiding als mensen uitstromen uit de maatschappelijke opvang of beschermd wonen.
Is het de gemeente Bladel duidelijk wat haar zorgplicht jegens deze familie is? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
De gemeente Bladel heeft in algemene bewoordingen aangegeven wat zij doet voor kwetsbare inwoners. Zij heeft een zorgloket. Inwoners kunnen daarnaartoe met vragen op het gebied van aangepast wonen, welzijn en zorg. Van 9 tot 12 is daar een dagelijks spreekuur. Indien meer tijd nodig is voor de hulp wordt daar buiten een gesprek gepland. Inwoners kunnen hierbij een onafhankelijk cliëntondersteuning krijgen. Soms worden inwoners doorverwezen naar bijvoorbeeld het Juridisch Loket of de bijzondere bijstand, of wordt een Wmo aanvraag ingediend. De gemeente deelt geen details over specifieke casussen.
Ik kan daar dus geen oordeel over geven.
Komt de gemeente Bladel haar zorgplicht jegens deze familie goed na en waaruit blijkt?
Het is aan gemeenten om te beoordelen op welke manier zij met zulke situaties omgaat. Zoals ik in het antwoord op vraag 7 al aangaf, deelt de gemeente geen details over specifieke casussen. Ik kan hier dus geen oordeel over geven. De gemeente geeft desgevraagd wel aan dat ze haar zorgplicht kent en hier aan voldaan heeft. Uiteraard kan de gemeenteraad hier wel opheldering over vragen bij het college van B&W.
Kunt u in de prestatieafspraken die u met de gemeenten zal maken opnemen dat huisuitzettingen die tot dakloosheid kunnen leiden tot nul gereduceerd moeten worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zoals ik al bij de beantwoording van vraag 5 aangaf, komen prestatieafspraken lokaal tot stand. Op verschillende manieren heeft mijn ambtsvoorganger samen met de Staatssecretaris van VWS gemeenten gestimuleerd dat er lokaal prestatieafspraken met corporaties en verhuurdersorganisaties worden gemaakt op basis van woon(zorg)visies. Onder andere via de Taskforce Wonen en Zorg en de Brede Aanpak Dak- en Thuisloosheid worden gemeenten aangejaagd om dit te doen. Hierbij wordt hen ook ondersteuning aangeboden.
Voorkomen moet worden dat mensen zonder huis komen te zitten. Dit is een van de actielijnen uit het programma «Een thuis voor iedereen» dat ik in navolging van het advies «Een thuis voor iedereen»2 inricht. Ik werk daarin onder meer samen met andere departementen, gemeenten, IPO en Aedes. De aanpak van dakloosheid, waarin ik samen met de Staatssecretaris van Jeugd en Preventie optrek, heeft hierbij prioriteit. Begin april wil ik het programma «Een thuis voor iedereen» naar de Tweede Kamer sturen.
Wat heeft u geregeld in woonsituaties zoals die van de familie Hendriks met betrekking tot de huurtoeslag en of andere toeslagen?
In het geval een familie voor korte duur en in verschillende vakantiewoningen verblijft, bestaat er geen recht op huurtoeslag. Een huurder in de zin van artikel 1, onder c, van de Wet op de huurtoeslag is een persoon die zijn hoofdverblijf heeft in een door hem gehuurde woning, daaronder begrepen een woonwagen, tenzij de overeenkomst van huur en verhuur een gebruik van de woning betreft dat naar zijn aard slechts van korte duur is, of de woning onderdeel uitmaakt van een hotel- of pension-, kamp- of vakantiebestedingsbedrijf, ongeacht de duur van de huurovereenkomst.
Een woning maakt alleen geen deel uit van een vakantiebestedingsbedrijf als er sprake is van een door de gemeente gedoogde vorm van permanente bewoning. Daarvan lijkt hier geen sprake te zijn.
Wat vindt u van het feit dat de gemeente Bladel deze familie tot op heden niet wilt helpen?
Zoals ik in het antwoord op vraag 7 en 8 al aangaf, deelt de gemeente geen details over specifieke casussen. Ik kan dit dus niet beoordelen. De gemeenteraad heeft als taak toe te zien op het college.
Wat vindt u van het feit dat de gemeente Bladel deze familie financieel niet wil ondersteunen zelfs niet nu zij binnenkort op straat moet slapen omdat het geld op is?
Zie het antwoord op vraag 11.
Heeft deze familie recht op een (gemeentelijke) woonkostentoeslag omdat zij nu hogere woonlasten heeft?
Wanneer betrokkene aanspraak wil maken op de woonkostentoeslag dan bestaat er de mogelijkheid om voor bijzondere bijstand in aanmerking te komen, indien betrokkende de woonlasten niet vanuit de bijstand kan voldoen. Iedere gemeente hanteert zorgvuldige berekeningen om de woonkostentoeslag te beoordelen. Dit doen zij aan de hand van de hoogte van de woonkosten met betrekking tot de bijzondere bijstand. Om dit te berekenen houdt de gemeente rekening met het inkomen van betrokkene. Er moet sprake zijn van zelfstandige woonruimte, een dringende reden waardoor betrokkene (nog) geen recht heeft op huurtoeslag en er een dringende reden is waardoor huurtoeslag niet voldoende hulp biedt.
Deelt u de mening dat de gemeente Bladel haar zorgplicht verzaakt heeft als de familie uit het krantenartikel binnenkort op straat komt te staan? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zie het antwoord op vraag 11.
Deelt u de mening dat huurders zoals deze familie dubbel geraakt worden omdat ze dakloos zijn en vanwege het ontbreken van de huurtoeslag en/of woonkostentoeslag financieel hard geraakt worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik heb begrepen dat partijen een vaststellingsovereenkomst tot beëindiging van de huur wegens ernstige overlast hebben gesloten. Er is gesproken over alternatieven, maar dit heeft niet tot een oplossing geleid. Uiteindelijk heeft in deze situatie een belangenafweging moeten plaatsvinden tussen de ernstige overlast voor andere omwonenden en het belang van de huurders.
Deelt u de mening dat deze familie recht heeft om compensatie voor hogere woonlasten als gevolg van niet ontvangen huurtoeslag? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het is aan de gemeente om te bepalen of betrokkene recht hebben op compensatie voor hogere woonlasten met betrekking tot de bijzondere bijstand. Mensen hebben recht op (tijdelijke) bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag wanneer er in hun situatie sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan die niet uit de aanwezige middelen kunnen worden voldaan
Bent u bereid om gemeenten te verplichten om families zoals eerdergenoemde familie te laten compenseren zodat ze niet op straat belanden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het is, ongeacht de oorzaak, altijd ingrijpend als iemand in de betaalproblemen komt. Mensen hebben recht op (tijdelijke) bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag wanneer er in hun situatie sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan die niet uit de aanwezige middelen kunnen worden voldaan. De beoordeling of een gezin recht heeft op woonkostentoeslag ligt bij gemeenten.
Deelt u de mening dat de familie in genoemd artikel financieel ondersteund moet worden zodat zij niet op straat komt te staan?
Zie het antwoord op vraag 11, 16 en 17.
Bent u bereid te onderzoeken welke mogelijkheden geboden moeten worden om ervoor te zorgen dat mensen in soortgelijke situaties als gevolg van onvoldoende financiële middelen op straat komen te staan? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zoals ik aangaf in de beantwoording van de vragen hiervoor, hebben gemeenten het instrument van de bijzondere bijstand. Gemeenten bepalen wanneer hier recht op is. Indien mensen onverhoopt toch dakloos worden kunnen zij naar de maatschappelijke opvang. Zo kunnen zij in elk geval warm en veilig overnachten. Vanaf dit punt zullen zij geholpen worden en zal een passend traject worden gestart.
Hoeveel huurders lopen nu huurtoeslag mis vanwege woonsituaties zoals die van deze familie of soortgelijke woonsituaties?
Er is geen landelijk overzicht van het aantal mensen dat nu in alternatieve woonruimte, zoals vakantiewoningen, verblijft waar zij geen recht hebben op huurtoeslag.
Kunt u de toezegging doen dat deze familie niet op straat komt te staan?
Het is aan de gemeente en de woningcorporatie om hier samen met de familie uit te komen en passende huisvesting of een passend traject te organiseren voor deze familie. De gemeenteraad controleert het college.
Wat zou u deze familie nu adviseren om te doen?
De familie zou zich opnieuw tot de gemeente kunnen wenden. Zie verder het antwoord op vraag 21.
Mag een woningcorporatie zoals Trudo in eerdergenoemd artikel een huurovereenkomst beëindigen zonder een alternatief voor deze familie aan te reiken? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zoals ik in de beantwoording op vraag 3 en 4 heb aangegeven, vind ik het passen bij de taak van woningcorporaties om met huurders naar alternatieve woonruimte te kijken wanneer zij de huurovereenkomst willen beëindigen. Het is het aan woningcorporaties zelf om beleid te voeren op hoe zij hiermee om gaan.
Mag een woningcorporatie zoals Trudo in eerdergenoemd artikel onder dreiging van een kort geding een huurbeëindiging laten tekenen?
Van de woningcorporatie heb ik begrepen dat na meerdere malen ernstige meldingen van overlast en contact daarover met huurders uiteindelijk de corporatie besloten heeft om toch naar de rechter te gaan. De huurders zijn daar bij gestaan door een advocaat en hebben uiteindelijk voor de uitspraak van de rechter een vaststellingsovereenkomst getekend.
Kunt u uitleggen hoe woningcorporatie Trudo de familie Hendriks dakloos mocht maken?
Zoals ik in de beantwoording van eerdere vragen al heb aangegeven, hebben huurders van woonruimte huurbescherming. Dat betekent dat een huurcontract niet zomaar wordt beëindigd, maar alleen in uitzonderlijke gevallen. Het huurrecht is er op gericht huurders te beschermen. Extreme situaties kunnen echter voorkomen waarbij de verhuurder toch het recht heeft de overeenkomst te ontbinden. Bijvoorbeeld als de huurder op geen enkele manier meewerkt en er geen alternatieven meer zijn.
Voor Trudo gelden dezelfde regels. Trudo’s uitgangspunt is ook dat de weg naar de rechter echt een laatste stap is. In de onderhavige situatie was sprake van overlast, waarna uiteindelijk het contract via een vaststellingsovereenkomst is beëindigd.
Deelt u de mening dat het dakloos maken van mensen geen enkele zin heeft, omdat daarna weer een traject opgestart moet worden om diezelfde mensen aan een dak boven het hoofd te helpen?
Het is uiteraard onwenselijk dat mensen dakloos worden. Om huurders zoveel mogelijk te beschermen is daarom het recht ook zo ingericht dat de huur heel lastig kan worden beëindigd. Dit recht is echter niet oneindig. Daar staan de belangen van de andere huurders en het recht van de verhuurder om in onhoudbare situaties de huur toch te beëindigen tegenover. Uiteraard dient zo’n afweging niet lichtvaardig en met nauwkeurige afweging te worden genomen. Juist om die reden zijn hiervoor wettelijke kaders. Woningcorporaties zijn bovendien ook verantwoordelijk voor het woongenot van andere huurders en de leefbaarheid binnen de directe woonomgeving. Die verantwoordelijkheid vloeit voort uit het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en de Woningwet.3 Uit jurisprudentie blijkt dat het niet-adequaat optreden tegen overlast wordt gekwalificeerd als een «gebrek» in de zin van artikel 7:204 van het BW. Dat betekent dat verhuurders en woningcorporaties verplicht zijn om overlast te verhelpen. In het uiterste geval kan een rechter de woningcorporatie verplichten om tot ontruiming over te gaan.
Wat kost het de maatschappij per jaar als iemand dakloos wordt gemaakt?
In 2011 berekende Cebeon in opdracht van het Ministerie van VWS de kosten van inzet op het gebied van preventie, regie, opvang en maatschappelijk herstel. Volgens deze berekening kunnen de zorgkosten van dakloze mensen die zijn ingeschreven bij een instelling voor maatschappelijke opvang of beschermd wonen oplopen tot 53.120 euro per jaar.4
Deelt u de mening dat iemand dakloos maken een ernstige schending van het recht op behoorlijke huisvesting is?
Zie het antwoord op vraag 26.
Hoeveel mensen zijn er die van vakantiepark naar vakantiepark moeten verhuizen?
Er bestaat geen landelijk overzicht van mensen die tijdelijk op vakantieparken wonen. Wel heeft ABF in 2020 onderzoek gedaan naar permanente bewoning van vakantieparken. Tijdelijke bewoning is zeer lastig te meten. Dit is bovendien alleen mogelijk als men zich op het adres van het vakantiehuisje heeft geregistreerd. Dat kan niet bij alle vakantiehuisjes, niet ieder vakantiehuisje heeft namelijk een adres.
Bent u bekend met het bestaan van een sancties & kansenlijst, ook wel zwarte lijst genoemd, zoals die onder andere door de Eindhovense woningcorporatie Trudo gehanteerd wordt?2
Ja, daarmee ben ik bekend. Corporaties zijn verantwoordelijk voor het woongenot van hun huurders en kunnen in de situatie dat een huurder ernstige en herhaaldelijke overlast pleegt een signaleringslijst gebruiken. In samenwerking met een groot aantal woningcorporaties heeft Aedes het Modelprotocol Signaleringslijst Ongewenst Huurdersgedrag opgesteld, waarin staat beschreven wat onder ongewenst huurdersgedrag wordt verstaan (te denken valt aan ernstige woonoverlast, agressie, hennepplantages of drugshandel vanuit de woning) en welke afwegingen en waarborgen aan het gebruik van de lijst ten grondslag liggen. Het gebruik van signaleringslijsten dient beperkt te zijn tot gevallen die voor een rechter reden kunnen zijn tot ontbinding of huisuitplaatsing over te gaan. Het doel van deze signaleringslijsten is te voorkomen dat een huurder die ernstig en herhaaldelijk ongewenst huurdersgedrag laat zien, dit gedrag meeneemt naar een volgende woning en daarmee het woongenot van de andere huurders verstoort. De Sancties & Kansenlijst die door de Eindhovense woningcorporaties gehanteerd wordt is in lijn met het Modelprotocol. In algemene zin geldt dat woningcorporaties uitsluitend gebruik dienen te maken van een signaleringslijst op het moment dat het gaat om ernstige zaken, die voor een rechter reden zijn om tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning over te gaan.
Wat vindt u van het bestaan van deze zwarte lijst? Kunt u hier uitgebreid op ingaan?
Hoewel huurders doorgaans respectvol met de woning en buurt omgaan, komt het geregeld voor dat een huurder ongewenst huurdersgedrag vertoont. Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd over de toename van woonoverlast de afgelopen jaren.6 Woonoverlast is een maatschappelijk probleem dat ik zeer serieus neem. Het tegengaan van woonoverlast is in eerste instantie een zaak van bewoners onderling. Als dat niet lukt hebben verhuurders, woningcorporaties, gemeenten en zorginstellingen verantwoordelijkheden en mogelijkheden om op te treden. Het is daarbij belangrijk oog te hebben en houden voor de context waarin de overlast plaatsvindt en de eventuele achterliggende problematiek van overlastgevende personen. Het voorkomen van woonoverlast kan op verschillende manieren, zoals buurtbemiddeling, begeleiding, hulpverlening, waarschuwingen of een vrijwillig tussen huurder en verhuurder overeengekomen gedragsaanwijzing. In samenwerking met gemeenten en zorg- en hulpverlenende instanties kan dus worden ingezet op voorlichting en preventie. Soms blijkt dit echter niet genoeg en zijn verdergaande maatregelen nodig, zoals het geval is bij ernstige en herhaaldelijke overlast.
Ik vind het belangrijk dat corporaties in die situaties zoveel mogelijk kunnen voorkomen dat het woongenot van haar huurders verstoord wordt. In het uiterste geval kunnen corporaties gebruik maken van een signaleringslijst, waarmee ze de huurder die ernstige overlast pleegt en op de signaleringslijst geplaatst wordt, een woning kunnen verhuren onder strikte voorwaarden en/of met passende begeleiding of, in het uiterste geval, tijdelijk kunnen uitsluiten van een woning in de regio of een deel daarvan. Dat kan nodig zijn om het woongenot van de overige huurders te beschermen. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 36 toelicht komen daadwerkelijke huisuitzettingen relatief weinig voor en zullen corporaties in de eerste plaats op zoek gaan naar een passende oplossing of alternatief. Met het gebruik van een signaleringslijst hebben woningcorporaties meer inzicht in de mate waarin een huurder overlast pleegt en het beleid dat de woningcorporatie in dat kader heeft gevoerd. Daarmee worden woningcorporaties beter in staat gesteld passende maatregelen te nemen en het woongenot van de overige huurders te beschermen. Verder geeft een signaleringslijst huurders met ongewenst huurdersgedrag duidelijkheid over de gevolgen van hun gedrag.
Plaatsing op een signaleringslijst is niet definitief en uitsluiting van een woning of een regio moet voor een redelijke periode zijn, zodat de huurder na verloop van tijd en/of onder strikte voorwaarden opnieuw kan huren bij een van de corporaties in de regio. Het merendeel van de corporaties (of samenwerkingsverbanden) hanteert een vorm van kansbeleid. Zij zullen in eerste instantie op zoek gaan naar een minder vergaand alternatief, zoals het aanbieden van een andere woning, al dan niet met passende begeleiding. Daarnaast krijgen huurders die zich schuldig hebben gemaakt aan ongewenst huurdersgedrag, eventueel na een plaatsgevonden woningontruiming, onder voorwaarden of na een bepaalde periode alsnog toegang tot het verkrijgen van een sociale huurwoning. Mocht de zaak voor de civiele rechter verschijnen, dan zal deze toetsen of het besluit van de woningcorporatie om de huurder op de signaleringslijst te plaatsen en de huurder daarmee de toegang tot het verkrijgen van een huurwoning van een corporatie te blokkeren, rechtmatig is. Ook zal de civiele rechter kijken naar de mate waarin de corporatie heeft geprobeerd tot een alternatieve, minder vergaande oplossing te komen. In algemene zin geldt dat corporaties uitsluitend gebruik dienen maken van een signaleringslijst op het moment dat het gaat om ernstige zaken, die voor een rechter reden zijn om tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning over te gaan.
Is er een juridische basis om deze zwarte lijst te mogen hanteren? Zo ja, waar is deze grondslag te vinden?
De verantwoordelijkheid van corporaties voor het woongenot van huurders en de leefbaarheid binnen de directe omgeving vloeit voort uit het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en de Woningwet.7 Uit jurisprudentie blijkt dat het niet-adequaat optreden tegen overlast wordt gekwalificeerd als een «gebrek» in de zin van artikel 7:204 van het BW. Dat betekent dat verhuurders, waaronder begrepen corporaties, verplicht zijn om overlast te verhelpen. In het uiterste geval kan een rechter de woningcorporatie verplichten om tot ontruiming over te gaan. Het gebruik van een signaleringslijst kan bijdragen aan de bescherming die woningcorporaties moeten bieden voor het woongenot van al haar huurders.
Vindt u het hanteren van deze zwarte lijst door een woningcorporatie als Trudo niet in strijd met de kerntaak van deze woningcorporatie? Zo nee, kunt u uw antwoord nader toelichten?
Ik verwijs graag naar mijn antwoord op vraag 31.
Deelt u de mening dat verhuurders die een zwarte lijst hanteren ook op een lijst gezet moeten worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Zoals ik aangeef in mijn antwoord op vraag 30 en 31, kan het gebruik van een signaleringslijst in het uiterste geval noodzakelijk zijn om het woongenot van de overige huurders te beschermen. Hierbij geldt dat corporaties te allen tijde zullen moeten beargumenteren waarom zij ertoe overgaan een huurder of huishouden op de signaleringslijst te plaatsen. Zij zijn daarbij gehouden aan de eisen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Uitvoeringswet AVG. Deze bepaalt dat voor het delen van signaleringslijsten met andere organisaties, zoals corporaties, doorgaans een vergunning van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) nodig is. Voorwaardelijk daaraan is het opstellen van een protocol waarin onder meer door de organisatie (in dit geval de corporatie) wordt aangegeven hoe de persoonsgegevens verwerkt worden en hoe aan de plichten uit de AVG wordt voldaan. Het Modelprotocol benadrukt dat corporaties plaatsing op de lijst zorgvuldig moeten beargumenteren. Ook zijn in het Modelprotocol uitvoerige afwegingen opgenomen. Over het Modelprotocol is intensief overleg gevoerd met de AP vanwege de privacyaspecten die bij het delen van persoonsgegevens aan de orde zijn. Daarbij is afgesproken dat (samenwerkende) woningcorporaties, die op basis van het Modelprotocol een signaleringslijst invoeren, daarvan een melding doen bij de AP. Signaleringslijsten die in lijn zijn met het Modelprotocol worden om die reden geacht zorgvuldig te zijn opgesteld en te worden gebruikt, gestoeld op de juiste afwegingen.
Komt het voor dat huurders foutief op een zwarte lijst gezet worden?
Over het foutief op een zwarte lijst plaatsen van huurders hebben mij geen signalen bereikt. Corporaties nemen bij het hanteren van de signaleringslijst verschillende waarborgen in acht. Zij dienen er zorg voor te dragen dat de door hen in de signaleringslijst opgenomen gegevens, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, juist en nauwkeurig zijn. Zij doen dit door middel van periodieke controle van de ingevoerde gegevens. In het Modelprotocol is daarom voorzien in een aantal rechten die betrokkene op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming heeft, zoals het recht op informatie (artikel 13 en 14 AVG), het recht op inzage en afschrift (artikel 15 AVG), het recht op rectificatie (artikel 16 AVG), het recht op het wissen van de gegevens en verwijdering van de signaleringslijst (artikel 17 AVG) en het recht van bezwaar (artikel 21 AVG). (Ex-) huurders of woningzoekenden die menen ten onrechte op de signaleringslijst te zijn geplaatst kunnen daartegen een klacht indienen en, in het geval de klacht door de woningcorporatie niet wordt gehonoreerd, zich wenden tot een onafhankelijke klachtencommissie, waarover elke woningcorporatie (al dan niet in samenwerking met andere woningcorporaties) op voet van artikel 55b, derde lid, van de Woningwet beschikt. In het uiterste geval staat de weg naar de civiele rechter open, die toetst of de beslissing om de betreffende huurder op de signaleringslijst te plaatsen en de huurder daarmee de toegang tot het verkrijgen van een huurwoning van een corporatie te blokkeren, rechtmatig is.
Mij zijn geen cijfers bekend van hoe vaak het precies gebeurt dat huurders foutief op een zwarte lijst geplaatst worden. Uit de Corporatiemonitor van Aedes blijkt wel dat het aantal huisuitzettingen in 2020 met ongeveer 43% van is afgenomen ten opzichte van 2018. Daaronder vallen ook de huisuitzettingen vanwege overlast. Uit de Corporatiemonitor volgt ook dat het aantal daadwerkelijke huisuitzettingen vele malen lager is dan de rechterlijke vonnissen tot huisuitzetting: 1.720 uit 6.750. Gelet op de hoeveelheid woningen die corporaties verhuren (ca. 2.3 mln), kan daaruit worden opgemaakt dat corporaties zich in de regel inspannen om tot een alternatieve oplossing te komen en pas in het uiterste geval tot een huisuitzetting overgaan. Om huisuitzettingen tijdens de coronacrisis zoveel mogelijk tot een minimum te beperken, heeft mijn ambtsvoorganger in het voorjaar de afspraken met verhuurdersorganisaties, brancheverenigingen en de VNG om huisuitzettingen in coronatijd door betaalachterstanden zoveel mogelijk te voorkomen herbevestigd. Deze afspraken gelden tot na de coronacrisis.
Hoe vaak gebeurt het dat huurders foutief op een zwarte lijst geplaatst worden?
Zie antwoord vraag 35.
Deelt u de mening dat als verhuurders wettelijk gezien een zwarte lijst mogen hanteren maar deze zwarte lijst foutief hanteren ook zelf op een zwarte lijst gezet moeten kunnen worden? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Mij hebben geen signalen bereikt dat verhuurders of woningcorporaties signaleringslijsten foutief gebruiken. Zoals ik aangeef in mijn antwoord op vraag 34, is een signaleringslijst erop gericht om te voorkomen dat woningzoekenden die zichzelf, hun omgeving en de woningcorporatie waarbij zij huurden in de problemen hebben gebracht met ongewenst huurdersgedrag, dit gedrag meenemen naar een volgende woning. Het biedt woningcorporaties en gemeenten daarnaast inzicht in de situatie van de huurder, waardoor naar een passende oplossing kan worden gezocht. Huurders die op een signaleringslijst staan worden van de lijst verwijderd zodra zij een nieuwe kans aangeboden hebben gekregen en deze hebben geaccepteerd. Plaatsing is op een signaleringslijst is niet definitief en beperkt tot een aantal jaar waarvan de duur gerelateerd is aan de ernst en impact van het getoonde ongewenste huurdersgedrag.
Deelt u de mening dat als er een wettelijke grondslag voor het hanteren van deze zwarte lijst is de verhuurder met zeer goede argumenten moet omkleden waarom huurders op deze zwarte lijst zijn gezet?
Graag verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 34.
Vindt u het correct dat indien huurders aangegeven hebben dat ze onterecht op deze zwarte lijst gezet zijn vervolgens bij diezelfde verhuurder hun beklag moeten doen?
Ik vind het belangrijk dat huurders meerdere mogelijkheden hebben om het besluit tot plaatsing op een signaleringslijst te laten toetsen. Mocht het verzoek om van de signaleringslijst te worden gehaald worden afgewezen, dan hebben huurders de gelegenheid om in beroep te gaan bij de daarvoor ingestelde onafhankelijke geschillencommissie of de Huurcommissie. In het uiterste geval staat de weg naar de civiele rechter open, zoals ik toelicht in mijn antwoord op vraag 34.
Deelt u de mening dat in het geval het gebruik van deze zwarte lijst wettelijk toegestaan is een onafhankelijke geschillencommissie een geschil moet afhandelen?
Het is van groot belang dat huurders hun beklag kunnen doen bij een onafhankelijke instantie en niet beperkt worden tot het instellen van een klacht bij de woningcorporatie die hen op een signaleringslijst heeft geplaatst. Daarmee wordt gewaarborgd dat het proces eerlijk verloopt. Zoals aangegeven in mijn antwoord op de vorige vraag kunnen huurders van Trudo het besluit tot plaatsing op de Sancties & Kansenlijst laten toetsen bij de onafhankelijke klachtencommissie en staat beroep open bij de geschillencommissie. Verder staat de rechtsgang naar de huurcommissie en de civiele rechter open.
Wie toetst of het gebruik van deze zwarte lijst disproportioneel uitpakt?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 34 en 35 aangeef, staat voor de huurder in eerste instantie de gang naar een onafhankelijke geschillencommissie open. Iedere corporatie beschikt daarover op grond van artikel 55b, derde lid, van de Woningwet. Daarnaast kan de huurder terecht bij de Huurcommissie of de civiele rechter, die toetst of het besluit van de corporatie om de huurder op de signaleringslijst te plaatsen rechtmatig is en of de corporatie voldoende naar een alternatieve oplossing heeft gezocht. Signaleringslijsten die in lijn zijn met het Modelprotocol worden sneller geacht de juiste afweging van belangen te bevatten, omdat door het CBP en de AP is geoordeeld dat het Modelprotocol rechtmatig is. Het is mogelijk dat de AP hierop ook toetst op het moment dat een corporatie de signaleringslijst aanmeldt.
Hoeveel mensen zijn er die van slaapbank naar slaapbank moeten verhuizen?
Het CBS schat dat op 1 januari 2021 32.000 Nederlanders in de leeftijd van 18 tot 65 jaar zonder vaste verblijfplaats op straat, in de laagdrempelige opvang of op niet-structurele basis bij familie of vrienden sliepen. De laatste groep blijft vaak buiten beeld bij instanties en gemeenten. Het CBS maakt daarom bijschattingen op basis van een econometrisch model. Daarnaast is vanuit Een (t)huis, een toekomst de Monitor Dak- en Thuisloosheid opgezet. Hierin wordt gemonitord hoeveel dakloze mensen daadwerkelijk in beeld zijn bij de centrumgemeenten. Met gemeenten wordt gewerkt aan het verbeteren van inzicht in deze cijfers.
Hoeveel mensen zijn er die van herstructureringsproject naar herstructureringsproject moeten verhuizen?
Hier zijn geen cijfers over bekend.
Hoeveel mensen zijn er die noodgedwongen in een auto moeten slapen?
Hier zijn geen cijfers over bekend.
Hoeveel mensen wonen er te duur die anders dakloos zouden worden?
Hier zijn geen cijfers over bekend.
Welke definitie hanteert u voor dakloosheid?
Het onderzoek van CBS richt zich op de populatie feitelijk dakloze mensen. Dit zijn mensen zonder vaste verblijfplaats die slapen in de open lucht, in overdekte openbare ruimten, in passantenverblijven van de maatschappelijke opvang en eendaagse noodopvang of op niet-structurele basis bij vrienden, kennissen of familie.8 In Europees verband hebben de lidstaten zich verbonden aan de ETHOS Light definitie.
Waarom neemt het CBS in de definitie van dakloosheid de mensen boven 65 jaar en onder 18 jaar niet mee?
Het CBS benut drie registers bij het tellen van het aantal dakloze mensen: de registratie van briefadressen, de Wet werk en bijstand (WWB) en sinds 2020 gegevens van de reclassering. Dakloze mensen die jonger zijn dan 18 jaar of 65 jaar of ouder worden niet meegenomen in het onderzoek van CBS. Zij hebben per definitie niet of nauwelijks de kans om voor te komen in het bijstandsregister. Daarnaast verblijven veel oudere daklozen in een meer residentiële setting, zoals een hostel, een speciale maatschappelijke woonvoorziening voor oudere dakloze mensen of een andere vorm van 24-uurs maatschappelijke opvang. Jongeren onder de 18 jaar vallen binnen de Jeugdwet en worden tot 18 jaar opgevangen in instellingen voor jeugdhulp of door pleegzorg.
Deelt u de mening dat op basis van eerdergenoemde vragen het werkelijk aantal dakloze mensen veel hoger ligt? Kunt u uw antwoord nader toelichten?
Het CBS heeft sinds de voorgaande metingen geen wijzigingen aangebracht in de methodiek waarmee het aantal dakloze mensen wordt geteld. Door deze continuïteit zijn er trends vast te stellen in het aantal dakloze mensen. Daarnaast geeft de eerdergenoemde Monitor Dak- en Thuisloosheid inzicht in de hoeveelheid dakloze mensen die daadwerkelijk in beeld zijn bij de centrumgemeenten. Desondanks is er een groep die buiten beeld blijft. Het Rijk, de VNG en gemeenten zetten zich daarom in voor het verbeteren van monitoring en daarmee het zicht op de doelgroep.
Bent u voornemens om, conform de in Lissabon gemaakte Europese afspraak, dakloosheid in 2030 ook voor de eerder genoemde dakloze groepen mensen te beëindigen?
Niemand verdient het om dakloos te zijn. Een toekomstige aanpak dient zich daarom op bestrijding van alle vormen van dakloosheid te richten.
Deelt u de mening dat mensen niet dakloos gemaakt mogen worden?
Het is zeker niet wenselijk dat mensen dakloos worden gemaakt. Om huurders te beschermen kan een huurcontract daarom ook niet zomaar worden beëindigd. Dit kan alleen via de rechter en in uitzonderlijke situaties, zoals het niet-betalen van de huur, overlast of vanwege het verrichten criminele activiteiten. Tijdens de coronacrisis heb ik ook met verhuurderorganisaties en de VNG afspraken gemaakt over het zoveel mogelijk voorkomen van huisuitzettingen door betaalachterstanden gedurende de crisisperiode.
Het kabinet heeft structureel 65 mln. euro vrijgemaakt voor het aanpakken van dak- en thuisloosheid, zowel het voorkomen daarvan als het terugdringen van bestaande dak- en thuisloosheid. Daarbij komt een stevige aanpak op het gebied van wonen, waarbij de impact van aanpalende beleidsterreinen zoals zorg en begeleiding wordt meegenomen, evenals de huisvesting van andere aandachtsgroepen.
Deelt u de mening dat er een zorgplicht bij de verhuurder ligt op het moment dat deze iemand dakloos wilt maken? Zo ja, kunt u deze zorgplicht nog duidelijker verankeren? Zo nee, waarom niet en in welke situaties zou deze zorgplicht wel bij de verhuurder (moeten) liggen?
Zoals ik in de beantwoording op vraag 2 en 3 aangaf past het bij de taak van de woningcorporatie om voor het beëindigen van de huurovereenkomst met huurders te kijken naar alternatieve woonruimte of hen te verwijzen naar een plek waar zij daar voor terecht kunnen. Hier bestaat echter geen formele plicht voor. Hoe woningcorporaties dit invullen verschilt per corporatie.
Deelt u de mening dat de aangenomen motie Beckerman3 die de aanpak van dakloosheid tot topprioriteit maakt op nummer één op de agenda van de nieuwe Minister van Volkshuisvesting & Ruimtelijke Ordening moet komen te staan?
Het voorkomen en tegengaan van dak- en thuisloosheid vind ik, net als u, erg belangrijk. Het streven van het kabinet is daarbij om dak- en thuisloosheid zoveel mogelijk terug te dringen. Dat blijkt ook uit het Regeerakkoord. De precieze aanpak wordt de komende tijd ingevuld in samenwerking met onder meer gemeenten. U wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd door mij en door de Staatssecretaris van Jeugd en Preventie.
De aanpak zal in ieder geval zien op het zo snel mogelijk zorgen voor een passende en betaalbare woonplek met de juiste zorg en begeleiding.
Het kabinet heeft structureel 65 mln. euro vrijgemaakt voor het aanpakken van dak- en thuisloosheid, zowel het voorkomen daarvan als het terugdringen van bestaande dak- en thuisloosheid. Daarbij komt een stevige aanpak op het gebied van wonen, waarbij de impact van aanpalende beleidsterreinen zoals zorg en begeleiding wordt meegenomen, evenals de huisvesting van andere aandachtsgroepen.
Wanneer komt u met een plan waaruit blijkt dat genoemde motie die de aanpak van dakloosheid tot topprioriteit maakt als zodanig uitgevoerd wordt?
Zoals ik in antwoord op vraag 52 heb aangegeven zal ik de komende tijd de aanpak vormgeven, samen met de Staassecretaris van Jeugd en Preventie.
Deelt u de mening dat iedere dag dat mensen dakloos zijn deze mensen in de steek zijn gelaten, letterlijk in de kou staan en hun rechten op behoorlijke huisvesting ernstig geschonden zijn?
Zie het antwoord op vraag 26 en 28.
Vindt u ook dat mensen net vóór de kerst dakloos maken extra wrang is?
Ik ben het met u eens dat de periode rondom kerst een extra vervelende periode is om dakloos te worden.
Zijn er zwaarwegende redenen te benoemen die ervoor zorgen dat iemand dakloos gemaakt mag worden? Zo ja, welke zijn dat?
Zoals ik al bij beantwoording van vraag 50, hebben huurders in Nederland huurbescherming. Dat betekent dat het huurcontract niet zomaar door de verhuurder beëindigd kan worden, maar alleen in uitzonderlijke gevallen. Voorts verwijs ik u naar het antwoord op vraag 19.
Deelt u de mening dat een huisuitzetting zonder een alternatief voor een dak boven het hoofd niet mag voorkomen?
Zoals ik in de beantwoording op vraag 2 en 3 heb aangegeven, vind ik het bij de rol van woningcorporaties passen om bij het beëindigen van een huurcontract met de huurders te kijken naar alternatieve woonruimte, of hen te verwijzen naar een plek waar zij daar hulp in kunnen krijgen. Bovendien geldt daarnaast het huurrecht, zoals ik al bij de beantwoording van vraag 23 t/m 25 beschrijf. Huurders kunnen alleen in uitzonderlijke gevallen uit hun woning gezet worden en niet zonder tussenkomst van een rechter (zie beantwoording vraag 50). Dit geldt dus ook bij huurders van particuliere verhuurders. Particuliere verhuurders hebben echter niet de plicht om mee te zoeken naar alternatieve woonruimte. Bovendien heeft mijn voorganger ook tijdens de coronacrisis met verhuurderorganisaties en de VNG afspraken gemaakt over het zoveel mogelijk voorkomen van huisuitzettingen door betaalachterstanden gedurende de crisisperiode, waardoor de kans om de woning te verliezen nog meer is afgenomen.
Kunt u deze vragen astublieft apart beantwoorden en niet clusteren?
Ik heb de vragen apart beantwoord. Wel heb ik zo nu en dan terugverwezen naar een eerdere vraag.
Versnellende factoren van de versterkingsoperatie die tot vertraging leiden. |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Klopt het dat de versnellingsmaatregelen die de afgelopen jaren bedacht zijn nog niet tot versnelling van de versterkingsoperatie hebben geleid? Wat is hierop uw reactie?
De afgelopen jaren is ingezet op verschillende maatregelen om de versterkingsoperatie te versnellen. Zo is in januari 2020 (Kamerstuk 33 529, nr. 718) het versnellingsmaatregelenpakket vastgesteld. Het klopt dat zulke maatregelen doorgaans een aanlooptijd hebben, waardoor de beoogde versnelling niet altijd direct zichtbaar is. Bij de typologie-aanpak die in 2021 is gevalideerd, is die versnelling inmiddels wel zichtbaar. Waar een reguliere procedure een gemiddelde looptijd van 163 dagen kent, blijkt deze looptijd bij de typologie-aanpak in de praktijk gemiddeld 34 dagen. Vanaf de tweede helft van 2021 zijn de eerste circa 950 typologische beoordelingen uitgevoerd, waarmee de NCG een versnelling in de beoordelingen heeft kunnen realiseren.
Kunt u in een overzicht weergeven wat de planning was voor 2021 binnen batch 1467, batch 1588, batch 1581, batch 3260, batch 2018, batch P50 2018, batch Opname & Normering Lokale Stuurgroepen en Batch HRA 2019? Hoeveel van die planning is uitgevoerd? Wat is de planning voor 2022?
Het eind januari verschenen dashboard maakt de uitvoering van de planning over geheel 2021 inzichtelijk. Deze is te vinden op www.nationaalcoordinatorgroningen.nl. Onderstaande tabel geeft de voortgang per batch weer op 30 november 2021
Batch →
1467
1588
1581
3260
2018
P50 2018
O&N Lokale stuur-groepen
HRA 2019
0
0
0
10
6
1
2036
255
11
0
21
31
220
32
2060
491
17
0
6
852
2198
18
2621
958
906
796
1403
2132
1778
953
2161
241
728
659
117
181
33
81
17
36
1687
133
18
34
65
45
552
228
Over de gehele werkvoorraad behaalde de NCG in 2021 de resultaten zoals weergegeven in onderstaande tabel.
Doelstelling
Behaald
4.000
4.068
4.000
4.599
1.500
1.804
n.v.t.
656
n.v.t.
1.148
De planning voor 2022 is opgenomen in de lokale plannen van aanpak die de gemeenten in het najaar van 2021 hebben vastgesteld en onderdeel vormen van het MJVP. Deze plannen zijn te vinden op de sites va betreffende gemeenten. Op basis hiervan organiseert de NCG de benodigde uitvoeringscapaciteit en communiceren gemeenten, NCG en corporaties hierover naar bewoners. Dat gebeurt niet op basis van batches, maar op basis van projecten. Daarbij hanteert de NCG voor 2022 de volgende doelstellingen
Doelstelling
2.000
6.000
4.000
1.000–1.500
Wat was binnen de groepen «Heft in Eigen Hand» en «Eigen Initiatief» de planning voor 2021? Wat is daarvan daadwerkelijk gereedgekomen in 2021? Wat is de planning binnen deze groepen voor 2022?
In het programma Heft in Eigen Hand/ Eigen Initiatief bevinden zich 270 woningen. Voor al deze adressen zijn de opname en beoordeling afgerond en is de planvorming gestart. De planning voor dit programma was gemiddeld voor één pand per week de bouwkundige versterking dan wel de sloop/nieuwbouw af te ronden. In 2021 zijn 40 panden in dit kader versterkt. Waar dit niet is gelukt, komt dit doordat afstemming nodig is tussen constructeur, aannemer en de bewoner. Voor 2022 verwacht de NCG wederom dat circa 50 panden kunnen worden afgerond.
Klopt uw beantwoording op vraag negen van mijn Kamervragen van augustus 2020, waarin u stelt dat er voor bewoners geen risico is wanneer budgetten ontoereikend zijn?1 Hoe staat dit in verhouding tot het ontraden van mijn motie die de regering oproept tot het volledig compenseren van gedupeerden die eigen geld hebben moeten investeren in het versterkingstraject?2
Ja, dit antwoord klopt. Wanneer de budgetten voor de versterking van een woning door prijsstijgingen in de markt ontoereikend dreigen te raken, is geen sprake van een risico voor de bewoner. De budgetberekeningen voor de bouwkosten die nodig zijn voor de versterking worden door de NCG geïndexeerd. Daar waar sprake is van sloop-nieuwbouw in aanvulling op versterking, zijn op projectniveau afspraken gemaakt over de dekking van prijsstijgingen. Een recent voorbeeld is batch 1588.
Vindt u het rechtvaardig dat mensen eigen geld moeten investeren in hun versterkingstraject of schadeafhandeling, wanneer het gaat om «terugkrijgen wat je had»?
Zoals in de beantwoording van uw Kamervragen op 9 september 2021 (Kenmerk 2021D32705) door mijn voorganger is aangegeven, is het staande praktijk woningen op een dusdanige manier te versterken dat deze naar aard, omvang en gebruik zoveel mogelijk vergelijkbaar blijven. Soms is er geen alternatief voor een versterkingsmaatregel of veranderen wettelijke bouweisen, hetgeen ertoe kan leiden dat de gebruiksoppervlakte iets kleiner wordt. In die gevallen wordt in overleg met de eigenaar gekeken hoe deze maatregelen op een zo goed mogelijke manier kunnen worden ingepast of gecompenseerd waardoor het eindresultaat op de tevredenheid van de bewoner kan rekenen. Die werkwijze geldt voor de hele versterkingsoperatie.
Het IMG heeft als taak om alle schade af te handelen. De IMG-deskundigen bekijken per schade welke herstelmethode nodig is. Als dit betekent dat in plaats van één tegel, een hele muur opnieuw betegeld moet worden, dan is dat wat zij opnemen in het adviesrapport en wat het IMG vervolgens vergoedt. Naast een schadevergoeding kan een bewoner in bepaalde omstandigheden ook kiezen voor herstel in natura. Het IMG laat in die gevallen, in plaats van een schadevergoeding uit te keren, de schade door een geselecteerde aannemer herstellen. Het IMG is dan verantwoordelijk voor de uitvoering en oplevering van het herstel.
Welke planning was er binnen de «Groninger Bouwimpuls» voor 2021? Hoeveel van de eerste 1100 woningen zijn er versneld aangepakt? Hoeveel van de 5000 die jaarlijks zouden volgen zitten inmiddels in het traject? Hoe ver zitten ze in dat traject? Wat is precies de planning binnen het Bouwakkoord voor 2022?3
De Groninger Bouwimpuls is een samenwerking van zes bouwbedrijven in een bedrijfsbureau die een stimulans aan de versterking geeft. De opdracht voor de Bouwimpuls bevatte de doelstelling in 2021 voor 1150 adressen een uitvoeringsontwerp op te leveren. Er zijn momenteel 475 uitvoeringsontwerpen gereed en aan bewoners gecommuniceerd. Op basis hiervan zal de bouw binnenkort starten. Circa 380 adressen zijn om uiteenlopende redenen opgenomen in andere programma’s dan de Bouwimpuls. Bijvoorbeeld wegens herbeoordelingen, of omdat de eigenaren toch voorkeur hadden voor een ander traject. De NCG plant momenteel nieuwe adressen in voor deze vrijgekomen plaatsen. Daarnaast plant de NCG in 2022 voor 295 adressen de uitvoeringsontwerpen gereed te maken. Naast de afspraken over het opleveren van uitvoeringsontwerpen, zijn de bedrijven uit de Bouwimpuls ook betrokken bij de uitvoering van de versterking. In 2021 zijn in het kader van de Bouwimpuls 54 woningen gerealiseerd en opgeleverd. Daarnaast zijn 16 woningen na opname en beoordeling op norm verklaard die woningen voldoen aan de veiligheidsnorm. De planning is om voor het einde van het tweede kwartaal van 2023 500 woningen in het kader van de bouwimpuls te versterken, waarvan 200–250 in 2022.
Is het bouwakkoord een verbetering ten opzichte van de bouwimpuls? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, wat is daar de oorzaak van?
Het bouwakkoord en de bouwimpuls liggen in elkaars verlengde. In 2020 is in het Bestuurlijk Overleg Groningen het Versnellingspakket vastgesteld, onder andere om de bouwcapaciteit te vergroten. Op 1 juli 2020 is gestart met de Bouwimpuls. Kern van deze aanpak is om in samenspraak tussen eigenaar en aannemer een versnelde aanpak van versterking te realiseren. Vervolgens is in september 2020 tussen BZK, Bouwend Nederland en NCG het Bouwakkoord ondertekend. Met het Bouwakkoord is, in aanvulling op de samenwerking van de zes bedrijven uit de Bouwimpuls, ook een pool van bouwbedrijven ingericht, waaraan inmiddels 73 bedrijven deelnemen. Andere aanvullingen ten opzichte van de Bouwimpuls zijn het project «Eigenaar kiest Bouwer» en de toepassing van het «Groninger Model» voor efficiëntere aanbesteding.
Bent u op de hoogte van de opgetreden vertraging bij het project «Eigenaar Kiest Bouwer»? Wat is daarop uw reactie?
Ik ben op de hoogte van vertraging binnen dit project. Aan dit project nemen in totaal 192 adressen eigenaren deel. Bij 16 van deze adressen is sprake van vertraging. In circa de helft van de gevallen komt dit door de wettelijke periode die staat voor de keuze voor een herbeoordeling. Bij de overige adressen spelen uiteenlopende redenen. Net als in de reguliere operatie, kent het programma Eigenaar Kiest Bouwer projecten waarbinnen verschillende stappen gezet moeten worden. Soms vragen deze stappen extra tijd, waardoor vertragingen kunnen optreden. Het gaat bijvoorbeeld om het uitwerken van het versterkingsadvies naar een uitvoerbaar plan, een haalbaarheidsstudie voor nieuwbouw op basis van het voor versterken beschikbare budget, de instemming van de eigenaar met het versterkingsadvies en het kiezen van een aannemer. Voor sommige van deze stappen is specifieke kennis en ondersteuning nodig.
Hoeveel bouwbedrijven zijn inmiddels aangesloten bij de pool, die in september 2020 werd opgericht, waaruit mensen kunnen kiezen om hun huis te versterken?
Inmiddels hebben 109 bedrijven zich aangemeld. Daarvan zijn er 73 gekwalificeerd en geregistreerd. Bewoners kunnen kiezen uit deze 73 bedrijven. De NCG adviseert bewoners daarbij welke aannemer het meest geschikt is voor hun specifieke versterking.
Hoeveel bedrijven hebben zich gemeld om in de pool te komen? Welke procedure hebben deze bedrijven doorlopen om mee te mogen doen? Op welke gronden zijn bedrijven eventueel afgewezen voor de pool?
Voor de eerste vraag verwijs ik graag naar mijn antwoord op vraag 9. Om zich aan te melden moeten bedrijven een aantal basisgegevens digitaal overleggen, zoals KVK-gegevens en omzet van het bedrijf. Vervolgens kijkt de NCG of de bedrijven voldoen aan a) minimumeisen voor de projecten die zij moeten uitvoeren; b) regels omtrent VOG-verklaringen; c) akkoordverklaring omtrent door NCG voorgeschreven modelovereenkomsten en d) toepasselijkheid algemene voorwaarden en kaders zoals voorgeschreven in Groningen Maatregelen Catalogus. Bedrijven die voldoen aan deze voorwaarden worden niet uitgesloten van deelname aan de pool.
Hoe gaat het met betalingen? Hoe worden depots gevuld en op basis waarvan? Hoeveel (onder-)aannemers voeren wel werkzaamheden uit, maar krijgen niet of te laat betaald?
De NCG vult depots op basis van door de NCG te nemen subsidiebesluiten, bijvoorbeeld op basis van de Regeling Versterken Gebouwen Groningen. Aannemers stellen voor betalingen zelf een termijnschema op aan de hand van de geplande werkzaamheden. Zij krijgen op basis van dit termijnschema betaald voor de prestatie die ze per termijn (correct) leveren. Hiermee wordt de mate van voorfinanciering door aannemers tot een minimum beperkt. De NCG heeft in 2021 97% van de facturen op haar naam binnen 30 dagen betaald. Waar dit niet gelukt is, is er mogelijk vooruitlopend op een concrete opdrachtverlening al werk uitgevoerd. Indien dit het geval blijkt, wordt vrijwel direct actie ondernomen door de NCG om dit op te lossen.
Hoeveel eigenaren hebben inmiddels een opdracht tot versterking verstrekt? Zijn dat vooral woningbouwcorporaties of particuliere woningeigenaren?
De NCG heeft twee programma’s waarbinnen particuliere woningeigenaren zelf de opdracht tot versterking verstrekken het programma Eigenaar Kiest Bouwer (EKB) en het programma Heft in Eigen Hand/ Eigen Initiatief (HIEH/EI).
Binnen het programma EKB bevinden zich momenteel 192 adressen. Daarvan hebben eigenaren van 21 adressen alsnog gekozen voor de NCG als opdrachtgever richting de aannemer. De overige eigenaren verstrekken zelf de opdrachten aan aannemers. Hiervan hebben 15 eigenaren inmiddels ook de subsidie aangevraagd om de opdracht te verstrekken aan een aannemer voor ontwerp en/of uitvoering. Voor vijf eigenaren is het gehele traject afgerond.
Het programma HIEH/EI kent ruim 270 adressen. Hiervan zijn tot op heden 20 eigenaren zelf uit het programma overgestapt naar met name de reguliere operatie, omdat zij bijvoorbeeld de structuur van de reguliere operatie toch prettiger vonden. Van de overgebleven groep van 250 adressen hebben 125 eigenaren tot op heden een opdracht tot versterking verstrekt.
Woningbouwcorporaties verstrekken daarnaast voor bijna al hun woningen (10.600 adressen) de opdracht volgens een werkwijze die lijkt op die van EKB.
Volledigheidshalve merk ik op dat eigenaren in batch 1588 ook zelf opdrachtgever zijn. Onder het antwoord op vraag 2 vindt u een overzicht van de voortgang in deze batch.
Hoe gaat het met de samenwerking tussen u, Bouwend Nederland, de Nationaal Coördinator Groningen en de eigenaar?
Er is tussen mij, de NCG en Koninklijk Bouwend Nederland (KBNL) een gezamenlijk commitment om tot versnelling te komen. Met de NCG werk ik eraan de planningen en de randvoorwaarden te realiseren om de bouwcapaciteit optimaal te kunnen benutten. De NCG onderhoudt hiertoe intensief contact met de bouwsector. Er is overleg over specifieke versterkingsprojecten, bijvoorbeeld rondom de planning, maar ook over de operatie in het algemeen. NCG sluit hiertoe op structurele basis aan bij het mkb-overleg van KBNL in Noord-Nederland. Daarnaast zorgt de NCG voor continue begeleiding van eigenaar en bewoner gedurende het versterkingstraject door een bewonersbegeleider. Deze is gedurende het eerste aanspreekpunt voor de bewoner gedurende het hele versterkingstraject. Ook bij de trajecten waarbij eigenaren zelf de opdracht tot versterking verstrekken, in «Eigenaar Kiest Bouwer» en «Heft in Eigen Hand/ Eigen Initiatief», is de NCG als procesbegeleider betrokken om een goede samenwerking tussen de verschillende partijen te borgen.
In november 2021 hebben de NCG en het Ministerie van BZK, in nauwe samenwerking met KBNL, een bouwtop georganiseerd. Hier hebben bouwers duidelijk aangegeven wat zij nodig hebben om hun beschikbare capaciteit in te kunnen zetten ten behoeve van de versterkingsoperatie. Er is behoefte aan eenvoudigere procedures rondom contracten en lagere administratieve lasten. Ook willen bouwers graag eerder in het versterkingsproces aan tafel zitten, door te werken via bouwteams. Door met bouwteams te werken, kan ook de eigenaar eerder inzicht krijgen in het versterkingstraject. Eind januari spreekt de NCG opnieuw met de bouwsector om vervolg te geven aan de voorgestelde oplossingen voor de gesignaleerde knelpunten. Hier kom ik later dit kwartaal uitgebreider op terug in reactie op uw motie (Kamerstukken 2020–2021, 33 529, nr. 919).
Wat is er uitgekomen van de beloofde vaart die de typologieaanpak zou brengen? Klopt het dat de beoordeling ongeveer drie tot maximaal zes maanden duurt?4 Kunt u uw antwoord toelichten?
Het klopt dat de beoordeling van een individueel gebouw met de NPR tussen de drie en zes maanden kan duren. Daarbij moet elk individueel gebouw in de computer zorgvuldig en handmatig worden gemodelleerd waarna het computerprogramma dat ingenieursbureaus gebruiken gaat rekenen bij welke seismische belasting welke onderdelen van het gebouw bezwijken. Het is om deze reden dat toegewerkt is naar de typologieaanpak, waarbij gebouwen die gelijk zijn maar één keer worden doorgerekend.
De typologieaanpak zorgt voor meer vaart in het tempo waarmee gebouwen kunnen worden beoordeeld. Voor meer dan 60% van de werkvoorraad van de NCG is een door het ACVG gevalideerde typologie beschikbaar en aanvullende typologieën worden uitgewerkt. De looptijd van opname tot indienen rapport is bij typologie korter dan de reguliere procedure. Waar een reguliere procedure een gemiddelde looptijd van 163 dagen kent, blijkt deze looptijd bij de typologie-aanpak in de praktijk gemiddeld 34 dagen.
Bent u ervan op de hoogte dat 96 huizen in Tuikwerd, een wijk in Delfzijl, versterkt zullen worden volgens een typologie-aanpak?
In de wijk Tuikwerd staan 1007 woningen. Daarvan zijn er inmiddels 279 beoordeeld volgens de NPR. Deze woningen worden versterkt of de eigenaren kunnen kiezen voor herbeoordeling. De overige 728 woningen zullen volgens de typologieaanpak beoordeeld worden.
Weet u dat het gaat om voormalige huurwoningen die grotendeels verkocht zijn, zowel aan particulieren als aan investeerders?
Woningbouwcorporatie Acantus heeft in deze wijk inderdaad woningen verkocht aan verschillende partijen.
Wat vindt u er van dat de eigenaren mogen kiezen voor versterking of herbeoordeling volgens de nieuwste Nederlandse-Praktijk-Richtlijn-normen (NPR-normen), maar dat er per blok van zeven woningen eenzelfde keus moet plaatsvinden?
Het betreft in Tuikwerd constructief verbonden panden. Het is in de meeste gevallen onvermijdelijk dat eigenaren van constructief verbonden panden, zoals bijvoorbeeld rijtjeswoningen, eenzelfde keuze moeten maken. De versterking van zulke woningen kan doorgaans enkel met een gezamenlijke versterking in de hele constructie worden gerealiseerd. Mede omwille van de veiligheid dient een constructief verbonden bouwwerk daarom als geheel te worden versterkt.
Eigenaren van wie de woningen constructief verbonden zijn, zullen daarom tot een gemeenschappelijke keuze moeten komen voor versterking op basis van het oude versterkingsadvies of herbeoordeling. Dit komt niet alleen in Tuikwerd voor, maar is een bekend gegeven op meerdere plekken in de versterkingsoperatie. Dit vraagt steeds om een proces waarbij bewoners hun eigen wensen kunnen meenemen, en ze tegelijkertijd met de buren tot een gezamenlijk plan moeten komen. De NCG zal de buren hierbij ondersteunen en zal een zorgvuldig proces opzetten waarbij eigenaren onderling overeenstemming kunnen bereiken over de te maken keuze. Daarbij kan de NCG al een indicatie geven van de mogelijke uitkomst van een herbeoordeling of het pand aan de veiligheidsnorm voldoet of niet. Ook kunnen deze eigenaren advies inwinnen bij een onafhankelijke adviseur. Hierdoor kunnen eigenaren een overwogen keuze maken. In het geval de buren verschillende wensen hebben en er samen niet uit lijken te komen, zal de NCG zich blijven inspannen om via overleg en bemiddeling met de eigenaren tot een gezamenlijke beslissing te komen.
Wat vindt u ervan dat investeerders een vertragende factor zijn in óf de versterking, óf de uitkering van de 30.000 euro? Wat vindt u ervan dat bewoners dus nog langer moeten wachten?
In het kader van de bestuurlijke afspraken krijgen alle eigenaren van wie het adres met verouderde inzichten is beoordeeld, de keuze om een nieuwe beoordeling aan te vragen. Eigenaren hebben zes maanden de tijd om deze keuze te maken. Deze periode is voor alle eigenaren gelijk. Doorverkoop van een woning heeft geen effect op deze termijn.
Wat zijn de gevolgen van dat wachten voor de bewoners, in ogenschouw nemend dat de bouwkosten steeds stijgen en het leven duurder wordt?
Zoals ook blijkt uit de beantwoording van vraag 4 en vraag 5, worden de budgetten voor de bouwkosten die nodig zijn voor de versterking geïndexeerd. Hiermee zorgt de NCG ervoor dat bewoners geen eigen geld hoeven te investeren om een woning terug te krijgen die naar aard, omvang en gebruik vergelijkbaar is.
Deelt u de mening dat, wanneer er per huis een plan geweest zou zijn, de mensen die de keuze vlot maken al op zijn minst verder zouden zijn dan nu?
Indien u bedoelt dat er in situaties zoals in Tuikwerd per individueel huis in plaats van per constructief verbonden blok een versterkingsplan wordt gemaakt, deel ik die mening niet. Zoals ook in het antwoord op vraag 17 beschreven, is het bij constructief verbonden woningen in de meeste gevallen niet mogelijk om woningen individueel te versterken. Ook een plan per huis zal daarom pas ten uitvoer kunnen worden gebracht nadat dit is afgestemd op het plan voor het hele blok. Daarvoor is het nodig dat alle eigenaren de tijd hebben gehad een weloverwogen beslissing te nemen.
Plannen van de NAM met oliewinning in Rotterdam |
|
Sandra Beckerman |
|
Stef Blok (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de wens van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) om de laatste olie uit het veld in Rotterdam, dat onder de Waalhaven ligt, tot 2050 te willen winnen?
De vraag die tijdens de beoordeling van de actualisatie van het winningsplan Rotterdam op tafel ligt, is of dit winningsplan voldoet aan de huidige wettelijke eisen om de winning van olie te mogen voortzetten. Hierbij weeg ik de gevolgen en risico’s voor de omgeving grondig af. Ik heb, zoals gebruikelijk is in dit soort procedures, advies gevraagd aan onder andere het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), TNO en de gemeenten Rotterdam en Barendrecht en ben tot een ontwerpinstemmingsbesluit gekomen. Ook zijn de omwonenden geïnformeerd en konden zij en andere belanghebbenden hun zienswijze geven op het ontwerpinstemmingsbesluit. Die zienswijzen neem ik mee in de definitieve besluitvorming.
Deelt u de mening dat het aanpassen van de vergunningen zeer onwenselijk is?
Er is geen sprake van het aanpassen van de vergunde activiteiten. Er wordt niet meer olie per jaar geproduceerd dan onder de huidige instemming. Er worden geen nieuwe oliehoudende lagen aangeboord, geen nieuwe technieken toegepast en er worden geen nieuwe locaties aangelegd waarvandaan olie wordt gewonnen. In het winningsplan wordt een verwachting naar de toekomst gegeven tot en met 2050. Het winningsplan is geactualiseerd ten opzichte van het winningsplan uit 2003 naar aanleiding van de veranderde en meer gedetailleerde indieningsvereisten ten aanzien van de beschrijving van de mogelijke effecten van de winning die momenteel aan een winningsplan worden gesteld.
Ik kan mij goed voorstellen dat een aantal Rotterdamse burgers niet wist dat er olie werd gewonnen. Mijn wettelijke rol is om bij de actualisatie van een winningsplan, deze te beoordelen op basis van de huidige juridische kaders. Een actualisatie van een winningsplan, de beoordeling ervan en de informatievoorziening die daarbij hoort, bieden de gelegenheid om de voorschriften verbonden aan de winning opnieuw te beoordelen en de omwonenden op de hoogte te brengen van de stand van zaken. De huidige wetgeving stelt mij in staat om een aantal beperkende voorschriften aan dit winningsplan te verbinden. Daarom heb ik in het ontwerpbesluit een beperking van de maximale druk in het oliereservoir voorgeschreven en stem ik niet in met technieken wanneer die tot scheurvorming in de afsluitende laag van het olieveld leiden. Deze voorschriften leiden er toe dat de veiligheid van de winning blijft gewaarborgd.
Wat kunt u hiertegen doen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat u hierover een informatiebijeenkomst heeft gepland? Zo ja, wanneer? Wilt u een verslag van deze avond delen met de Kamer?
Om omwonenden te informeren over een voorliggend winningsplan en het ontwerpbesluit van de instemming met dit winningsplan organiseer ik doorgaans een informatiebijeenkomst, waar omwonenden terecht kunnen met vragen en waar omwonenden zich kunnen laten informeren over verschillende onderwerpen waar omwonenden van een olie- of gaswinning vaak vragen over hebben.
Op 20 december 2021 was er een informatiebijeenkomst die vanwege de coronamaatregelen online werd gehouden. Medewerkers van mijn ministerie en de NAM waren aanwezig op deze informatiebijeenkomst om vragen te beantwoorden. De informatieavond werd georganiseerd tijdens de periode van ter inzagelegging van het ontwerpinstemmingsbesluit met een winningsplan.
Omwonenden waren per briefkaart uitgenodigd en konden bij inschrijving reeds vragen indienen die in de gegeven presentaties zoveel mogelijk beantwoord zijn. Er waren op het drukste moment 115 mensen ingelogd. Als verslag van de avond zijn de presentaties gedeeld en tevens beantwoord ik alle vragen die tijdens de bijeenkomst in de chat zijn gezet, schriftelijk.
De presentatie en de antwoorden op alle vragen zijn per e-mail aan alle mensen toegestuurd die zich hebben ingeschreven voor de informatiebijeenkomst en tevens gepubliceerd op www.mijnbouwvergunningen.nl/rotterdam.
Waarom wil de NAM bestaande vergunningen aanpassen, terwijl de velden in de verkoop staan? Wat is uw reactie daarop?
De NAM moest het winningsplan voor oliewinning actualiseren omdat de indieningsvereisten van een winningsplan zijn gewijzigd sinds de vorige versie uit 2003 en dan is het mijn taak om de aanvraag te beoordelen.
Ik ben er van op de hoogte dat de organisatie van de NAM wordt geherstructureerd. Dat vergunningen en instemmingsbesluiten op orde moeten zijn, staat daar los van.
Zijn er in de omgeving al gevolgen bekend van bodemdaling? Zo ja, welke? En welke acties zijn daar op ondernomen?
In de beginjaren van de oliewinning heeft er bodemdaling plaatsgevonden van enkele centimeters. Hiervan zijn geen gevolgen bekend. Door het opstarten van de waterinjectie eind jaren negentig houdt de NAM de druk in het olieveld op peil en daardoor is de verdere bodemdaling minimaal. De bodemdaling die vanaf nu nog verwacht wordt is dan ook minder dan 2 cm. De totaal opgetreden bodemdaling door de oliewinning sinds 1984 zal in 2050 maximaal 7 cm zijn. Het SodM en TNO onderschrijven deze bodemdalingsverwachting. Hiervan worden geen gevolgen verwacht voor gebouwen en infrastructuur of de functionaliteit daarvan. De Technische commissie bodembeweging (Tcbb) onderschrijft dit.
De NAM dient de bodemdaling te monitoren conform een vastgesteld meetplan. Het SodM ziet hierop toe.
Klopt het dat er aan de bewoners is verteld dat de oliewinning tot maximaal 2 centimeter bodemdaling zal leiden?
Ja, dat klopt, tijdens de informatiebijeenkomst en in het ontwerpinstemmingsbesluit is beschreven dat de nu nog verwachte bodemdaling maximaal 2 cm zal bedragen. Daarbij is aangegeven dat dit de maximale toekomstige bodemdaling betreft en bovenop de bodemdaling komt die reeds heeft plaatsgevonden. De totaal opgetreden bodemdaling door de oliewinning sinds 1984 zal in 2050 maximaal 7 cm zijn. Het SodM en TNO onderschrijven deze bodemdalingsverwachting.
Is er in Rotterdam ook sprake van afvalwaterinjectie, zoals in Schoonebeek? Wat gebeurt er in Rotterdam met het afvalwater?
In het olieveld Rotterdam verschilt de situatie van de injectie in Twente. In Rotterdam brengt de NAM het productiewater dat uit het olieveld mee omhoog komt terug in hetzelfde olieveld. De injectie vindt plaats ter ondersteuning van de oliewinning en om bodemdaling tegen te gaan. In Twente vindt injectie van water plaats, afkomstig van oliewinning op andere locaties. Daarvan is in Rotterdam geen sprake.
Daarnaast is de oliewinning in Schoonebeek productietechnisch gezien anders. De olie in de Rotterdam-velden is goed winbaar omdat deze aardolie vloeibaar is. Dat is met de aardolie in Schoonebeek niet het geval, die olie is niet tot weinig vloeibaar en moet vooraf met behulp van stoom vloeibaar gemaakt worden. Dit bemoeilijkt de injectie van water in hetzelfde olieveld.
Wanneer zijn de injectieputten in Rotterdam voor het laatst gecontroleerd? Door wie? Wat waren de uitkomsten?
Op 27 mei 2021 is SodM een inspectie uitgevoerd op de mijnbouwlocatie Rotterdam Meetstation in het kader van waterinjectie. Tijdens deze inspectie zijn verschillende onderwerpen gecontroleerd die betrekking hebben op de injectieputten. Daarbij heeft de NAM aan de inspecteurs van het SodM aangetoond dat zij de drukken van de ruimten tussen de putbuis en de wand van het boorgat van de waterinjectieputten meten en registreren. Tevens zijn door het SodM steekproefsgewijs de inspectierapportages van put RTD-9 opgevraagd en gecontroleerd. Uit deze rapportages werd duidelijk voor het SodM dat de NAM de deugdelijkheid van de beveiligingen aan periodieke tests onderwerpt. Tevens is door het SodM geconstateerd dat de injectiedrukken en de injectiedebieten voldoen aan de in de vergunning gestelde eisen.
Hoe staat deze winning in verhouding tot de klimaatplannen?
Het bereiken van de doelen van de klimaatplannen lukt alleen door de uitstoot van CO2 omlaag te brengen. Dit moeten wij doen door het terugdringen van het gebruik van fossiele brandstoffen en een zo snel mogelijke transitie naar duurzame energie. Dit gaat niet van dag op nacht. Op dit moment is de Nederlandse industrie en mobiliteit nog sterk afhankelijk van aardolie, of deze in Nederland of het buitenland wordt gewonnen. Hoewel de Nederlandse olieproductie gering is, leidt het importeren van olie tot meer CO2-uitstoot dan winning in eigen land. Zolang er nog olie wordt gebruikt is de winning in eigen land de optie waarmee de minste CO2-uitstoot wordt veroorzaakt.
In de beoordeling van vergunningen houd ik ook rekening met de klimaatdoelstellingen. Als de Nederlandse vraag naar olie afneemt, neem ik dit mee in mijn beoordeling of er nog grond is om de winning te continueren. Indien er geen sprake meer is van planmatig beheer van de ondergrond en kan ik de winning bekorten.