Het uitroeien van de Indische Huiskraai in Hoek van Holland |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u het Aanwijzingsbesluit van 5 december 2012 waarin de gedeputeerde staten van Zuid-Holland ontheffing verlenen voor het uitroeien van de huiskraaien in Hoek van Holland (PZH 2012-361411989)?
Ja.
Kunt u aangeven wat de noodzaak hiervan is geweest, aangezien de populatie van ongeveer 25 kraaien stabiel was sinds begin jaren ’90?1 Zo nee, waarom niet?
Bij de beantwoording van vragen van het lid Thieme over de wettelijke bescherming van de huiskraai (TK 12/13, aanhangsel van de Handelingen 2473) heb ik aangegeven dat de Huiskraai in de Regeling beheer en schadebestrijding dieren (Staatscourant 2010, 20161) is opgenomen als door provincies te bestrijden invasieve exoot.
Aan dat besluit ligt een risicobeoordeling ten grondslag van Sovon Vogelonderzoek Nederland en een advies van Team Invasieve Exoten van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Daaruit is naar voren gekomen dat het risico zodanig is dat het aan te raden is in een vroeg stadium in te grijpen, voordat de populatie zich kan uitbreiden. Dit voorkomt grootschaliger ingrijpen in een later stadium van de populatiegroei en hogere kosten in het kader van bestrijding en vergoeding van geleden schade.
Met dit beleid geeft Nederland uitvoering aan de doelstellingen omtrent invasieve exoten in het Biodiversiteitsverdrag (Trb. 1992, 164) en de Vogel- en Habitatrichtlijn. Op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn lidstaten gehouden maatregelen te treffen tegen de introductie van soorten die niet van nature in Europa voorkomen. De vestiging van de huiskraai kan nadelige gevolgen hebben voor inheemse vogelsoorten door predatie van eieren, nestjongen en volwassen individuen. Ook is bekend dat de vogel in grote groepen schade kan veroorzaken aan landbouwgewassen, vee, viskwekerijen en elektriciteitsdraden.
Kunt u aangeven wat de kosten en het effect zijn geweest van het uitroeien van de huiskraai in Hoek van Holland? Zo ja, hoe beoordeelt u het effect ten opzichte van de gemaakte kosten? Zo nee, waarom niet?
Voor het bestrijden (vangen en afschieten) van de huiskraai heeft de NVWA tot nu toe 23.600 euro uitgegeven. In het voortraject zijn ook de mogelijkheden voor opvang verkend; bij de goedkoopste variant zouden de kosten hiervoor rond de 40.000 euro hebben gelegen. Tot half april 2015 zijn 26 huiskraaien verwijderd. Volgens de firma die de bestrijdingsactie uitvoert, leven in Hoek van Holland op dit moment nog 5 huiskraaien.
Het elimineren van de vogels vergt inzet en zorg. De vogels zijn beweeglijk en blijken alert. De eerste vogels lieten zich vangen, maar vervolgens bleek vangen geen succes meer op te leveren. Daarop is besloten de vogels af te schieten. Aangezien dit gebeurt in de nabijheid van bewoond gebied, moet uiterste zorgvuldigheid worden betracht. Dit is tijdrovend en arbeidsintensief. De operatie is nog niet voltooid, en het is derhalve nog te vroeg voor een eindoordeel.
Kunt u aangeven wat de actuele situatie is? Hoeveel huiskraaien leven er nog in Hoek van Holland (of in andere delen van Nederland)? Beoordeelt u de operatie als geslaagd?
Zie antwoord vraag 3.
Het ontbreken van een visie op privacybescherming |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de oproep van een brede coalitie van 32 organisaties, bedrijven en individuen om een visie op privacybescherming van burgers in de informatiemaatschappij te ontwikkelen?1
De Vaste Commissie voor Veiligheid en Justitie heeft mij op 16 april verzocht om een reactie op de oproep van de coalitie.2 De brief aan de Commissie met mijn reactie vindt u bijgevoegd bij deze brief en bevat tevens de beantwoording van de door u gestelde vragen omtrent een visie op en het publieke debat over privacybescherming.
Deelt u de mening dat een dergelijke visie en bijhorend maatschappelijk debat noodzakelijk zijn voor een zorgvuldige behandeling van wetsvoorstellen die raken aan privacybescherming? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om deze visie te ontwikkelen, waarmee een kader wordt gegeven waaraan wetsvoorstellen kunnen worden getoetst? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om een publiek debat over privacybescherming te faciliteren zoals voorgesteld door de eerder genoemde coalitie? Zo ja, op welke termijn en met welke organisaties, bedrijven of individuen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Het afsterven van spenen bij melkkoeien |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Afgestorven spenen bij vaarzen» waaruit blijkt dat de Gezondheidsdienst voor Dieren een toename van meldingen over ischemische speennecrose kreeg?1 2
Ja.
Onderschrijft u de conclusies van de Gezondheidsdienst voor Dieren dat de oorzaken van ischemische speennecrose liggen in de wijze waarop de melkkoeien gehouden worden (geringe mate van beweging, bedrijfsmanagement, de huisvesting, een eenzijdig en te eiwitrijk productierantsoen) en koude wintermaanden? Bent u bereid nader onderzoek te laten verrichten naar de oorzaak van de toename van ischemische speennecrose onder jonge melkkoeien? Zo nee, waarom niet?
Onderschrijft u de conclusie van de Gezondheidsdienst voor Dieren dat «het minder waarschijnlijk is dat kou de oorzaak is van afvallende spenen omdat we in Nederland de afgelopen tijd geen extreme winters hebben gehad»?
Is er een verband tussen de toenemende melkproductie per koe en het ontstaan van ischemische speennecrose? Zo nee, waaraan ontleent u die zekerheid? Zo ja, bent u bereid maatregelen te treffen die dergelijke misstanden voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid nader onderzoek te doen naar het verband tussen de toegenomen meldingen van ischemische speennecrose en de toenemende melkproductie per koe? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid nader onderzoek te doen naar het verband tussen de toename van ischemische speennecrose bij jonge melkkoeien en de afname van weidegang per koe?
Kunt u aangeven hoeveel jonge melkkoeien er in de afgelopen vijf jaar last hebben gehad van ischemische speennecrose, uitgewerkt per jaar? Zo nee, waarom niet? Kunt u aangeven hoeveel koeien die lijden aan mastitis of ischemische speennecrose vroegtijdig geslacht zijn in de afgelopen vijf jaar? Zo nee, waarom niet? Wordt de oorzaak van ischemische speennecrose bijgehouden door de veehouder of dierenarts? Bent u bereid structureel te monitoren op ischemische speennecrose en welke specifieke oorzaken hieraan ten grondslag liggen? Zo nee, waarom niet?
De gegevens die u vraagt worden niet systematisch bijgehouden.
Bent u bereid tot aanscherping van het toezicht op ischemische speennecrose met het oog op dierenwelzijn en diergezondheid nu de Gezondheidsdienst voor Dieren een toename van deze misstanden meldt? Zo nee, waarom niet?
De NVWA houdt toezicht op bepalingen uit de Wet Dieren, waaronder de algemene huisvestings- en verzorgingsnormen. Het vóórkomen van ischemische speennecrose is op zichzelf geen overtreding van de regelgeving op het terrein van dierenwelzijn en diergezondheid.
De gevolgen van de ISDS clausules in Nederlandse handelsverdragen voor ontwikkelingslanden |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kunt u bevestigen dat bedrijven van investeringsbeschermingsclausules (ISDS) in handelsverdragen gebruik maken om geld te claimen bij landen die in hun ogen beperkende regels opstellen om bijvoorbeeld het milieu of de volksgezondheid te beschermen?1 Zo ja, wat vindt u daar eigenlijk van?
De afspraken in handels- en investeringsverdragen over investeringsbescherming geven buitenlandse investeerders het recht een beroep te doen op de in het verdrag voorziene regeling voor de beslechting van geschillen, Investor-State Dispute Settlement (ISDS). Een investeerder kan hier een beroep op doen indien hij meent schade te hebben geleden aan zijn investering door ongerechtvaardigd overheidsingrijpen. Er moet dan worden vastgesteld dat bepaald overheidshandelen in strijd is met de gemaakte internationale afspraken uit het verdrag. Hierbij gaat het om basisregels voor de behandeling van buitenlandse investeerders en hun investeringen, zoals wij die ook onder het nationale recht kennen. Deze basisregels zien op een eerlijke en billijke behandeling van buitenlandse investeerders, non-discriminatoire behandeling, het onbeperkt overmaken van kapitaal en het stellen van voorwaarden op basis waarvan onteigend mag worden (alleen met gepaste schadevergoeding). Mogelijke betaling van compensatie zal alleen van toepassing zijn indien er sprake is van schending van die standaarden en de staat derhalve onjuist heeft gehandeld. Een dergelijke alternatieve route van internationale geschillenbeslechting is van belang, omdat de kwaliteit van nationale rechtsgang of een eerlijk proces in het buitenland niet overal gegarandeerd is.
Om de zorgen te adresseren dat publieke belangen, zoals het milieu en volksgezondheid gewaarborgd blijven, is er op dit moment over investeringsbescherming met name in het kader van TTIP een proces van reflectie gaande, zowel op nationaal als op EU-niveau. Nederland zet zich er in dat kader voor in om het traditionele regime van investeringsbescherming te verbeteren en te vernieuwen. Het is hierbij voor Nederland van belang dat het recht van staten om in het publieke belang non-discriminatoire maatregelen te nemen wordt gewaarborgd, zonder daarbij het risico van schadeclaims te lopen. Misbruik van het systeem moet voorkomen worden. Daarnaast dient het ISDS-mechanisme transparanter te worden en dient de onafhankelijkheid van arbiters gegarandeerd te worden. Hiertoe heeft Nederland samen met een aantal andere EU-lidstaten – waaronder Duitsland en Frankrijk- voorstellen ingediend. Deze zijn op 6 maart jl. tevens naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1465). Zie hierover ook de brief van 9 april jl. in reactie op de motie Maij c.s. inzake de ratificatie van TTIP (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1481). Op 6 en 7 mei jl. heeft de Europese Commissie haar visie hierop toegelicht, waarover u op 8 mei verslag heeft ontvangen.
Kunt u een overzicht sturen van alle handelsverdragen die Nederland heeft afgesloten of waar zij via de EU deel vanuit maakt waarin ISDS-clausules zijn opgenomen? Bij hoeveel van de door Nederland afgesloten handelsverdragen is een dergelijke clausule opgenomen?
Nederland heeft 107 investeringsbeschermingsverdragen (IBO’s) gesloten, waarvan er op dit moment 92 van kracht zijn. De verdragen met Bolivia, Venezuela en Zuid-Afrika zijn beëindigd en zeven verdragen zijn tussentijds herzien. Het verdrag met Indonesië wordt per 1 juli 2015 beëindigd. Er zijn vijf verdragen getekend, maar nog niet geratificeerd (Brazilië, Chili, Eritrea, Oman en de Verenigde Arabische Emiraten). Zie voor een volledig overzicht de bijgevoegde lijst.2
In vrijwel alle IBO’s is voorzien in een internationale geschillenbeslechtingsprocedure tussen een investeerder en een staat (ISDS). De uitzonderingen hierop zijn drie akkoorden afgesloten voor 1972 (met Kameroen, Ivoorkust en Soedan). Ook in het Verdrag inzake het Energiehandvest van 1994 (hierna: Energiehandvestverdrag) is een hoofdstuk over investeringsbescherming en ISDS opgenomen. Bij dit verdrag zijn zowel Nederland als de EU partij.
De EU is pas sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon in december 2009 bevoegd tot het sluiten van verdragen met afspraken over investeringsbescherming. Op dit moment zijn in twee vrijhandelsakkoorden een investeringsbeschermingshoofdstuk opgenomen. Deze betreffen het vrijhandelsakkoord tussen de EU en Singapore en het Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) tussen de EU en Canada. Beide akkoorden zijn nog niet getekend en niet geratificeerd.
Kunt u een overzicht sturen van het gebruik van deze clausules vanaf 2000 tot heden, en daarbij aangeven welk bedrijf van de investeringsbescherming gebruik heeft gemaakt, tegen welke regels of besluit het aanroepen van de ISDS-clausule gericht was, hoeveel geld er werd geëist en of, en zo ja hoe hoog er is uitgekeerd per zaak? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dat uit te (laten) zoeken?
Voor een overzicht van het gebruik van ISDS-clausules verwijs ik u naar Annex I van de bijgevoegde studie van UNCTAD (United Nations Conference on Trade and Development).3 Deze bevat een overzicht van het gebruik van de ISDS-clausule in bij UNCTAD bekende zaken onder internationale investeringsovereenkomsten door Nederlandse investeerders tot en met 2013. Het gaat hier specifiek om ISDS-zaken op grond van Nederlandse IBO’s en het Energiehandvestverdrag. De UNCTAD-studie komt tot de conclusie dat er relatief vaak een beroep op Nederlandse IBO’s en het Energiehandvestverdrag wordt gedaan in internationale arbitrage.
Cijfermatig is elf procent van de wereldwijde ISDS-zaken door een Nederlandse investeerder aanhangig gemaakt via een Nederlandse IBO of het Energiehandvestverdrag (tot en met 2013 gaat het om 61 van de in totaal 552 aangespannen zaken). Tevens geldt dat 20 procent van alle zaken tegen een Europees land is ingesteld. Een mogelijke verklaring hiervoor is de positie die Nederland als investeringsland wereldwijd inneemt met betrekking tot inkomende en uitgaande investeringen, gecombineerd met het hoge aantal geratificeerde Nederlandse IBO’s en het Energiehandvestverdrag.
Wat in het overzicht opvalt is dat de investeringsverdragen waar Nederland partij bij is door een grote verscheidenheid aan bedrijven worden gebruikt. Het betreft zowel grote moeder- en dochtermaatschappijen, als moeder- en dochtermaatschappijen uit de categorie midden-en kleinbedrijf. Ook is er een aantal natuurlijke personen met de Nederlandse nationaliteit geweest die een zaak aanhangig hebben gemaakt via Nederlandse IBO’s.
Volgens UNCTAD zijn er in het algemeen twee soorten overheidsgedragingen waartegen arbitrage onder genoemde investeringsverdragen wordt gestart: het annuleren dan wel breken van contractuele afspraken en het intrekken dan wel weigeren van vergunningen. Volgens de bijgevoegde UNCTAD-studie zijn de zaken onder investeringsverdragen waar Nederland partij bij is en de specifieke omstandigheden daarbij zeer divers en variëren zij van de «klassieke» scenario’s zoals directe onteigening en privatisering, tot zaken als het gedwongen faillissement van bedrijven.
Het grootste deel van de geschillen die Nederlandse bedrijven zijn gestart onder genoemde verdragen was volgens het UNCTAD-rapport gericht tegen Latijns-Amerikaanse landen (ca. 35 procent) en ca. 30 procent van de geschillen vond plaats binnen de EU, voornamelijk gericht tegen Oost-Europese landen. Deze percentages hebben betrekking op alle geschillen die sinds de eerste geratificeerde Nederlandse IBO tot eind 2013 zijn geïnitieerd Het meest ingeroepen verdrag is de Nederland – Venezuela IBO (14 keer), gevolgd door de IBO met Tsjechië (6 keer). In het geval van zaken tegen voormalige communistische staten gaat het volgens UNCTAD vaak om kwesties die verband houden met de economische transitie van deze staten (bijv. privatisering en economische hervormingen).
De UNCTAD-studie heeft een volledig overzicht van toegekende en niet toegekende claims, en bijbehorende arbiters- en proceskosten niet kunnen achterhalen vanwege een gebrek aan beschikbare data. Waar de gegevens hierover wel bekend zijn is dit aangegeven in annex II van bijgevoegde studie van UNCTAD.
Sinds de stijging van het aantal arbitragezaken in de afgelopen jaren is de noodzaak gegroeid om de kwaliteit van arbitragetribunalen te waarborgen. Dit is ook een van de vier punten die de Europese Commissie noemt in haar op 4 mei jl. gepresenteerde paper over verbetering in investeringsbescherming en ISDS. In dit voorstel komt de Nederlandse inzet4 voor verbetering goed naar voren. In CETA werden al verbeteringen doorgevoerd op de bestaande praktijk, zoals het instellen van een gedragscode, mogelijkheid voor derde partijen voor het instellen van amicus curiae briefs,publieke hoorzittingen en transparantie conform UNCITRAL-transparantieregels. De Commissie stelt in haar jongste voorstellen verder voor om een vaste lijst met arbiters in te stellen, benoemd door de staten. Zo worden expertise en onafhankelijkheid van degene die uitspraak moeten doen in een geschil gewaarborgd. Ook wordt de transparantie verder verbeterd door de mogelijkheid te creëren voor directe belanghebbenden om deel te nemen aan het proces.
Deelt u de mening dat het op zijn minst vreemd is dat we enerzijds via ontwikkelingshulp landen financieel ondersteunen en anderzijds via onze handelsverdragen ervoor zorgen dat deze landen grote sommen met geld moeten inleveren aan bedrijven?
In dit antwoord ga ik ook in op het SOMO-rapport (2015) «Socialising losses, privatising gains; how Dutch investment treaties harm the public interest». Het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid benadrukt de samenhang tussen het handels- en ontwikkelingsbeleid, waarbij de ambities om wereldwijde, duurzame inclusieve economische groei en succes voor Nederlandse bedrijven in het buitenland te realiseren worden gecombineerd. Zonder handel en investeringen komt duurzame ontwikkeling niet verder. Nederland investeert actief in een ondernemingsklimaat in binnen en buitenland. Deze investeringen bevorderen de werkgelegenheid, brengen know-how, stimuleren een technologie-overdracht en dragen daarmee positief bij aan economische groei.
Afdoende rechtszekerheid is een belangrijke voorwaarde voor het scheppen van een aantrekkelijk vestigingsklimaat en het aantrekken van buitenlandse investeringen. In landen waar nationale wetgeving en instituties onvoldoende bescherming bieden, kunnen investeringsbeschermingsovereenkomsten dienen als alternatief voor het bieden van rechtszekerheid. Uit de studie «De regionale effecten van bilaterale investeringsverdragen op directe buitenlandse investeringen» van het CPB5 blijkt dat IBO’s tussen OESO-landen en al hun handelspartners investeringen bevorderen, in tegenstelling tot wat het SOMO-rapport suggereert. Op bilateraal niveau nemen volgens het CPB de investeringen tussen verdragspartners bij een IBO met gemiddeld 35 procent toe. Het door SOMO voorgestelde alternatief om de rechtstoegang voor investeerders te beperken tot nationale rechtsbescherming biedt dus niet altijd voldoende rechtszekerheid en zal ten koste gaan van investeringen.
Om duurzame groei te bevorderen is het van belang dat de investeringen en handel op een duurzame wijze ingebed raken in de samenleving, zodat de positieve effecten ervan ook daadwerkelijk de lokale samenleving bereiken. Het kabinetsbeleid op het terrein van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) draagt hieraan bij. Dit stoelt op de UN Guiding Principles on Business and Human Rights en de OESO richtlijnen. In de meest recente investeringsbeschermingsovereenkomsten die Nederland gesloten heeft, wordt ook expliciet verwezen naar de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen.
In EU verband zet Nederland in op verduurzaming van handelsverdragen. Hierover heb ik gesproken met mijn collega’s uit Zweden, Duitsland, Luxemnburg en Denemarken tijdens de informele Handelsraad van 25 maart 2014 te Riga. De Commissie pakt dit op, zoals recentelijk in de verdragen met Canada, Vietnam en Myanmar.
Bent u bereid om de reeds afgesloten handelsverdragen waar Nederland partij in is te herzien en de ISDS-clausules hieruit te verwijderen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik heb aangegeven in de brief van 9 april jl. in reactie op de motie Maij c.s. inzake de ratificatie van TTIP (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1481), wil Nederland de investeringsbeschermingsovereenkomsten moderniseren en herzien.
Conform mijn toezegging tijdens het VAO over TTIP op 9 april jl. – naar aanleiding van de aangehouden motie van het lid Thieme over het aangeven van een concreet tijdpad voor herziening van de investeringsverdragen – zal ik hieronder ingaan op het proces van de herziening van de bestaande portefeuille van 92 IBO’s.
Naar aanleiding van de uitkomsten van het huidige debat over de herziening van het beleid ten aanzien van investeringsbescherming en geschillenbeslechting in IBO’s zal Nederland de modeltekst voor dergelijke akkoorden aanpassen. Dit zal in overleg gaan met alle stakeholders. Hierbij wordt aangesloten op de EU-standaard waarover op dit moment het debat nog gaande is. Vervolgens zal een proces van heronderhandeling van de bestaande IBO’s gestart worden.
Een notificatie waarin aangegeven wordt op welke punten de IBO aangepast zou moeten worden, dient minstens vijf maanden voorafgaand aan de beoogde start van de heronderhandelingen aan de Commissie te worden voorgelegd. Vervolgens dient Nederland voor elk voorstel voor heronderhandeling van een IBO conform de EU Verordening tot vaststelling van overgangsregelingen voor bilaterale investeringsovereenkomsten tussen lidstaten en derde landen (No. 1219.2012), autorisatie te vragen aan de Europese Commissie. Nederland gaat in een keer autorisatie aan de Commissie vragen om alle IBO’s te mogen herzien. De Europese Commissie kan autorisatie onder bepaalde voorwaarden weigeren indien:
De Commissie zal binnen 90 dagen een oordeel geven op het autorisatieverzoek, een termijn die eveneens geldt voor de goedkeuring door de Commissie voor ondertekening en de afsluiting van het nieuwe verdrag De wederpartij zal in moeten stemmen met heronderhandeling van de IBO.
In welke mate wordt Nederland door multinationals gebruikt voor treaty shopping, waarbij brievenbusfirma’s van multinationals zich alleen in Nederland vestigen om gebruik te maken van bepalingen in onze vrijhandelsakkoorden?
Ik deel die mening. Nederland wil een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor binnenlandse en buitenlandse investeerders. Een uitgebreid netwerk van investeringsbeschermingsverdragen maakt daar onderdeel van uit. Bedrijven die zich in Nederland als rechtspersoon hebben gevestigd en een investering hebben gedaan in een land waarmee Nederland een verdrag over investeringsbescherming heeft afgesloten, kunnen een beroep op dat verdrag doen. De huidige Nederlandse IBO’s stellen hieraan verder geen specifieke voorwaarden. In de nieuwe verdragen van de Commissie is treaty shopping niet langer mogelijk en Nederland wil dit ook herzien in de eigen IBO’s.
Zoals ik in de brief van 25 juni 2014 in reactie op de motie van Ojik (Kamerstuk 21 501-02-1397) heb aangegeven, acht ik het gebruik van een IBO door een bedrijf dat geen substantiële bedrijfsactiviteiten verricht onwenselijk. Ik ben bereid te onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om in IBO’s een bepaling op te nemen, waarbij alleen bedrijven die substantiële economische activiteiten ontplooien, gebruik zouden kunnen maken van de verdragsvoordelen (investeringsbescherming). Uw suggestie om daarbij ook te kijken naar het fiscale recht neem ik hierin mee.
Deelt u de mening dat treaty shopping moet worden voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid mogelijkheden te onderzoeken om een einde te maken aan deze praktijk, bijvoorbeeld door in aansluiting bij het fiscaal recht substance eisen te stellen aan bedrijven die onder afgesloten en nog af te sluiten vrijhandelsverdragen vallen?
Zie antwoord vraag 6.
De dreigende toelating van Amerikaanse chloorkippen tot de Europese markt |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Kunt u bevestigen dat de Europese Unie mogelijk nog voor het einde van 2015 een importverbod opheft voor kippen die geschoond zijn met het chemische peroxyazijnzuur?1
Nee, dit kan ik niet bevestigen. Kippen die geschoond zijn met per(oxy)azijnzuur2 worden niet toegelaten tot de EU, omdat het in de EU niet is toegestaan perazijnzuur te gebruiken als decontaminatiemiddel voor pluimveekarkassen. Hetzelfde geldt voor kippenvlees dat met chloor is behandeld.
Kunt u bevestigen dat dit de import van chloorkippen mogelijk zal maken?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhoudt zich dit tot uw veelvuldig herhaalde stelling dat de Europese normen voor voedselveiligheid niet verlaagd zullen worden, en dat er dus geen chloorkippen of hormoonvlees op de Europese markt toegelaten zullen worden?2
Zoals is aangegeven in de beantwoording van vragen 1 en 2, wordt vlees van kippen die zijn geschoond met chloor niet op de Europese markt toegelaten. De EU heeft de import van vlees van met hormonen behandelde runderen verboden met een beroep op het voorzorgsprincipe. Zoals ik in mijn brief aan de Tweede Kamer van 6 maart jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1465) heb aangegeven, zien de Staatssecretaris van Economische Zaken en ik er op toe dat de EU in de TTIP-onderhandelingen onverkort vasthoudt aan het voorzorgsprincipe uit het EU-verdrag. Dit stelt autoriteiten in staat snel te reageren als dat nodig is om de gezondheid van mensen, dieren of planten, of het milieu te beschermen. De EU kan het voorzorgsprincipe hanteren ook wanneer na wetenschappelijke analyse een bepaald risico onvoldoende kan worden ingeschat.
Deelt u de mening dat het voornemen van de EU om het importverbod op chloorkippen op te heffen alles te maken heeft met de onderhandelingen over een vrijhandelsverdrag tussen de EU en de VS, het zogenaamde TTIP? Zo nee, op basis van welke informatie kunt u dat uitsluiten?
De VS heeft de EU formeel gevraagd om de toelating van perazijnzuur voor toepassing op pluimveekarkassen in de EU. Aanvragen voor de toelating van decontaminatiemiddelen op dierlijke producten moeten conform de geldende EU-procedures worden beoordeeld en afgehandeld. Aan de toelating van perazijnzuur gaat een risicobeoordeling door de European Food Safety Authority (EFSA) vooraf. Ook zal de Europese Commissie een formeel voorstel aan de lidstaten moeten voorleggen. Pas als een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten dat voorstel steunt, is de toelating een feit.
Bent u bereid om de Europese Commissie op te roepen onverkort vast te houden aan het importverbod op chloorkippen, en de Kamer te laten weten hoe op deze oproep gereageerd is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Kent u het rapport van een parlementaire commissie in het Verenigd Koninkrijk waarin wordt geconcludeerd dat TTIP Europese milieu en gezondheidsstandaarden onder druk zet, en dat de ambitie van TTIP om in de toekomst bij het zetten van standaarden samen te werken, wel degelijk zal leiden tot lagere normen?3 Hoe beoordeelt u dit en welke consequenties verbindt u hieraan?
Ja, ik ben bekend met het rapport.
Het standpunt van de Europese Commissie is om vast te houden aan de Europese milieu en gezondheidsstandaarden, waaronder die voor voedselveiligheid. Dit is opgenomen in het onderhandelingsmandaat dat door de lidstaten aan de Europese Commissie verleend is.
Ik zie er samen met de Staatssecretaris voor Economische Zaken en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op toe dat de Europese Commissie hieraan onverkort vasthoudt in de onderhandelingen.
Deelt u de mening dat het voornemen om nu toch opeens Amerikaanse chloorkippen toe te laten op de Europese markt niet het eerste voorbeeld is van hoe de onderhandelingen over TTIP nu al een zichtbaar en negatief effect hebben op de Europese normen, maar dat dit ook geldt voor onderwerpen zoals het toelaten van producten van (nakomelingen van) gekloonde dieren – waar de Europese Commissie opeens terugkwam op haar voornemen om deze producten van de Europese markt te weren –, en het uitfaseren van hormoonverstorende stoffen – waar de Europese Commissie haar afspraak om in 2013 met criteria te komen om deze stoffen uit te faseren niet is nagekomen en nu niet eens meer van plan lijkt om tot uitfasering over te gaan? Zo nee, waarop baseert u uw oordeel dat het intrekken van voorstellen om de volksgezondheid en het dierenwelzijn te beschermen niet onder druk van aanstaande vrijhandelsakkoorden is gebeurd?
Amerikaanse chloorkippen zijn niet toegelaten tot de Europese markt. Er is dan ook geen sprake van dat onder druk van de onderhandelingen over TTIP de Europese Commissie de volksgezondheid en dierenwelzijn zou schaden. Wat hormoonverstorende stoffen betreft is besloten om een impact assessment uit te voeren. Ook moet er volgens de Europese Commissie een definitie worden opgesteld om eenduidig te kunnen vaststellen wanneer een stof een hormoonverstorend effect heeft. Zodra er een definitie is vastgesteld, kan vervolgens de discussie gevoerd worden over het nemen van adequate maatregelen gericht op het beheersen van risico’s.
De EFSA heeft in haar analyse over nakomelingen van klonen en daarvan afkomstige voedingsmiddelen geconstateerd dat er geen volksgezondheids- en dierenwelzijnsproblemen zijn die afwijken van regulier geproduceerde dieren en voedingsmiddelen. De Europese Commissie heeft zich in haar voorstellen5 van 18 december 2013 daarop gebaseerd en geen verbod op nakomelingen van klonen en daarvan afkomstige voedingsmiddelen voorgesteld.
Kunt u uitsluiten dat ook het verbod op hormoonvlees toch opeens zal worden ingetrokken onder druk van de onderhandelingen over TTIP? Hoe wilt u garanderen dat daar onverkort aan vastgehouden wordt?
Zie antwoord vraag 7.
De dood van tienduizenden veldleeuweriken door maaien |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Tienduizenden veldleeuweriken dood door maaien»?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe de situatie van de veldleeuweriken is in andere provincies dan Groningen en Drenthe?
Uit het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) blijkt dat in de meeste overige provincies (6) de trend van 2004 tot 2013 een matige afname (<5%) laat zien in het aantal veldleeuweriken als broedvogel. In de provincie Noord-Brabant worden de laatste 10 jaren geen significante aantalsveranderingen gezien. In Utrecht was een sterkere afname zichtbaar. Voor 2 provincies, Overijssel en Flevoland was geen betrouwbare trendclassificatie beschikbaar.
De gegevens voor 2014 zijn op dit moment nog niet beschikbaar.
Bent u bereid het veldtoezicht en de handhaving in maaiperiodes te verscherpen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
De provincies Groningen en Drenthe zoeken actief naar oplossingen voor de zogenoemde «ecologische val», die de oorzaak is van de in het genoemde artikel berekende sterfte van de veldleeuweriken. Deze worden gezocht in de sfeer van het agrarisch natuurbeheer, bijvoorbeeld door een betere afstemming in de locaties van broed- en foerageerplekken. Daarnaast wordt ingezet op het verhogen van kennis bij agrariërs door het inzetten van schouwcommissies van agrarische collectieven.
Versterking van het veldtoezicht is ook een optie, maar dat is een afweging die tot de bevoegdheden van de provincie behoort. Ik heb echter uit het veld nog geen signalen ontvangen dat er onvoldoende toezicht plaatsvindt.
Welk verband ziet u tussen het genoemde bericht en het feit dat het agrarisch natuurbeheer een «groot fiasco» genoemd is door de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli)?2
De kritiek van de Rli is een van de aanleidingen geweest om het stelsel voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer per 2016 ingrijpend te wijzigen. De collectieve aanpak in het nieuwe stelsel moet leiden tot een efficiënter en effectiever agrarisch natuur- en landschapsbeheer.
Het onderzoek door Werkgroep De Grauwe Kiekendief en Wageningen UR, waar in het genoemde bericht naar verwezen wordt, heeft een belangrijke discussie op gang gebracht over de noodzaak om voor veldleeuweriken, maar ook voor andere vogels, afstemming te zoeken in het plaatsen van tussen broed- en foerageerplekken. Het nieuwe, collectieve stelsel voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer biedt betere mogelijkheden voor een dergelijke afstemming dan het huidige stelsel. In het nieuwe stelsel maken boeren onderling afspraken over de doelen die ze in hun gebied willen bereiken. Met het oog op die doelen stemmen ze binnen hun collectief de beheermaatregelen op elkaar af. Een belangrijk neveneffect van de voorbereiding op het nieuwe stelsel is dat de relaties tussen provincies, agrarische collectieven en belangenorganisaties zijn versterkt. Dat blijkt ook uit het feit dat de Werkgroep Grauwe kiekendief in nauw overleg met de provincies Drenthe en Groningen, en in nauwe afstemming met agrariërs, natuurorganisaties en waterwinbedrijven, een vervolgonderzoek is gestart over broedende veldleeuweriken in grasland en het oplossen van de geconstateerde «ecologische val».
Kunstmatige vossenburchten en jacht |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van de online verkoop van kunstmatige vossenburchten, met als doel vossenjacht?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze vorm van jacht, waarbij de vossen worden verstikt of ingesloten door teckels in deze vossenburchten, zeer dieronvriendelijk is?
De regelgeving sluit het gebruik van een kunstmatige vossenburcht, de zogenaamd kunstbouw, niet uit. Ingeval dat een das of ander beschermd dier van een kunstbouw gebruik maakt en naar buiten komt, zal een jager dit zien en daar overeenkomstig regelgeving naar handelen. Door de diameter van de kunstbouw beperkt te houden, kan overigens worden voorkomen dat dassen hiervan gebruik maken.
Deelt u de mening dat deze vorm van jacht niet soortspecifiek is, zoals ook erkend bij de verkopers op de website, en dat daardoor mogelijk ook beschermde soorten zoals de das bejaagd worden?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u ervan dat deze dieronvriendelijke en niet soortspecifieke vorm van jacht in Nederland plaatsvindt?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u inzichtelijk maken hoe vaak deze vorm van jacht voorkomt?
Voorzover deze informatie beschikbaar is, zijn het de provincies die deze informatie kunnen verstrekken.
Deelt u de mening dat deze vorm van jacht en de verkoop van bijhorende middelen niet zou moeten worden toegestaan? Zo ja, hoe bent u van plan daar een halt aan toe te roepen? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op de vragen 2, 3 en 4. Ik wil er tevens op wijzen dat kunstbouwen soms toegepast worden voor de verplaatsing van dassen als compensatie voor het verwijderen van dassenburchten bij de uitvoering van werken.
Het in beslag nemen van nachtegalen en sijzen |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «NVWA en politie nemen Japanse nachtegalen en sijzen in beslag»?1
Ja.
Kunt aangeven waarom de standhouder die in strijd met de wettelijke richtlijnen ongeringde sijzen voorhanden had, is heengezonden met een waarschuwing, zonder een andere sanctie dan afstand te moeten doen van de vogels?
In dit specifieke geval was er sprake van een overtreding van de «Regeling afgifte en kenmerken gesloten pootringen en andere merktekens». De inspecteurs hebben vastgesteld dat de ongeringde sijzen niet uit het wild afkomstig konden zijn. Daarom is volstaan met een inbeslagneming en een waarschuwing. De bewuste handelaar heeft afstand gedaan van het bezit van de vogels.
Deelt u de mening dat strenger zou moeten worden opgetreden tegen handelaren die inheemse vogels aanbieden en de wet overduidelijk overtreden? Zo nee, waarom niet?
In het onderhavige geval is naar mijn mening adequaat opgetreden.
De grootschalige internationale illegale handel van puppy’s die zich in Nederland concentreert |
|
Esther Ouwehand (PvdD), Marianne Thieme (PvdD) |
|
Opstelten (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van Omroep Brabant waaruit blijkt dat er wekelijks puppy’s in grote getalen en onder erbarmelijke omstandigheden vanuit het Oostblok naar Nederland worden vervoerd om hier voorzien te worden van documenten waarmee gesjoemeld is en vervolgens verhandeld te worden?1
Ja.
Bent u geschrokken van deze conclusies? Zo nee, hoe zou u deze dan willen duiden?
Het bericht bevestigd dat de problematiek van de illegale hondenhandel moet worden aangepakt. Ik heb de afgelopen periode diverse maatregelen genomen om deze misstanden te gaan. Ik verwijs u hiervoor naar mijn brief over de puppyhandel die tegelijkertijd aan uw Kamer is verzonden.
Bent u nog steeds van mening dat er alles aan gedaan moet worden om de illegale hondenhandel aan te pakken? Zo ja, kunt u aangeven welke stappen u sindsdien heeft ondernomen? Zo nee, waarom niet?2
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat de helft van de honden in Nederland afkomstig is uit de puppyhandel uit landen als Polen, Tsjechië, Roemenië en Hongarije waar de puppy’s door grote broodfokkers in grote aantallen gefokt worden?
Uit officiële cijfers blijkt dat het merendeel van de in de afgelopen jaren legaal via het intracommunautaire verkeer binnengekomen honden uit Hongarije en Slowakije komen. Op basis van de controles in Nederland is over de wijze van fokken in andere lidstaten weinig te zeggen.
Kunt u bevestigen dat de illegale puppyhandel na de drugshandel de meest lucratieve handel is waar alleen in Nederland al tientallen miljoenen euro’s per jaar mee wordt verdiend? Zo nee, hoe zit het dan?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn brief over de puppyhandel die tegelijkertijd aan uw Kamer is verzonden.
Is het waar dat op online verkoopplaatsen zoals Marktplaats meer dan 30.000 pups in twee weken tijd verhandeld worden?
Uit onderzoek in 2006 bleken uit een telling van advertenties op internet ongeveer 16.000 pups in 2 weken te worden aangeboden. Op dit moment worden door Has Den Bosch en Universiteit Utrecht de feiten en cijfers in de gezelschapsdierensector opnieuw in kaart gebracht. Ik beoog de resultaten van dit onderzoek voor de zomer 2015 aan uw Kamer te kunnen sturen.
Kunt u aangeven hoeveel miljoenen euro’s er verdiend worden met het online verhandelen van dieren? Zo nee, waarom niet?
Uit hetzelfde rapport bleek dat de dieren die gedurende 2 weken werden aangeboden een economische waarde van 9 miljoen euro vertegenwoordigden.
Bent u bereid om zo spoedig mogelijk een eind te maken aan de verkoop van dieren op Marktplaats en andere veilingsites? Zo nee, hoe bent u dan van plan te voorkomen dat uit het Oostblok geïmporteerde puppy’s uiteindelijk door een gebrek aan socialisatie in een dierenasiel belanden of vanwege afwijkingen en ziektes geëuthanaseerd moeten worden?
Een van de maatregelen om de illegale handel van honden tegen te gaan, is het creëren van bewustwording bij de kopers. Ik zet mij dan ook in om samen met de onlinehandelsplaatsen een betere informatievoorziening aan de kopers van dieren te bereiken. Ook zoek ik de samenwerking op het terrein van de handhaving.
Zo hebben de onlinehandelsplaatsen Marktplaats, Speurders, 2dehands, Marktplaza en Marktnet afspraken met elkaar gemaakt over juiste en tijdige informatievoorziening inzake impulsaankopen. Hierover bent u geïnformeerd met mijn brief van d.d. 4 april 2014 (Kamerstuk 28 286, nr. 729). Deze afspraken hebben betrekking op o.a. het informeren van potentiële kopers over o.a. wat er komt kijken bij de aanschaf van een dier en het kunnen melden van misstanden bij het meldnummer 144. In april vindt het jaarlijkse overleg plaats met deze partijen en de Dierenbescherming, Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren, Platform Verantwoord Huisdierenbezit, Dibevo en mijn ministerie. Het doel van het overleg is om met elkaar in gesprek te blijven over de mogelijkheden voor juiste en tijdige informatievoorziening inzake impulsaankopen van gezelschapsdieren. Ook andere handelsplaatsen worden uitgenodigd deze afspraken over te nemen en zich aan te sluiten.
In het kader van vernieuwing toezicht heeft de NVWA een pilot gedaan waarbij aanbieders van pups op internet actief werden benaderd. De aanbieders werden gewezen op de regelgeving die van toepassing is, ook werd om aanvullende informatie gevraagd. De NVWA gaat de resultaten nu analyseren om te bezien of deze, dan wel vergelijkbare vormen van toezicht en handhaving via internet, een vaste plaats moeten krijgen in de NVWA-activiteiten. Ik verwijs u verder naar mijn brief over puppyhandel die tegelijkertijd aan uw Kamer is verzonden.
Kunt u aangeven of er afgelopen jaren dierenartsen zijn voorgeleid bij het veterinair tuchtcollege of strafrechtelijk vervolgd zijn vanwege gesjoemel met vaccinaties, chips en papieren?
Nee, er zijn vanwege fraude met vaccinaties, chips of veterinaire papieren op het terrein van de hondenhandel geen dierenartsen voorgeleid bij het veterinair tuchtcollege. Over strafrechtelijke vervolging kan het Openbaar Ministerie (OM) geen cijfers genereren omdat informatie met betrekking tot vervolging van dierenartsen op het terrein van de hondenhandel niet als zodanig wordt geregistreerd.
Bent u nog steeds van mening dat er voldoende mogelijkheden bestaan om handhavend op te treden tegen dierenartsen die de malafide hondenhandel ondersteunen? Vindt u dat deze mogelijkheden voldoende worden benut, gelet op het bovenstaande?3
Er zijn voldoende mogelijkheden om op te treden tegen dierenartsen indien overtredingen worden geconstateerd. Dit laatste is echter lastig omdat het (onbewust) meewerken aan illegale handel niet per se betekent dat de dierenarts zelf overtredingen begaat. Voor het kunnen bestraffen van een dierenarts op grond van medeplichtigheid moet sprake zijn van aantoonbaar opzettelijk participeren met het oog op het begaan van de overtreding door de handelaar.
Kunt u uiteenzetten welke stappen u heeft ondernomen om de voorlichting omtrent de verkoop van dieren te bevorderen zodat mensen bekend zijn over de illegale handel in dieren? Welk effect wilt u hiermee bereiken en hoe kan worden getoetst of (deze) voorlichting voldoende zoden aan de dijk zet?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn brief over de puppyhandel die tegelijkertijd aan uw Kamer is verzonden.
Bent u bereid extra maatregelen te nemen zoals een verplichte aanwezigheid van de ouderdieren bij het verkopen of chippen van een puppy, zodat fraude moeilijker wordt? Zo nee, waarom niet?
Nee. Als bij het kopen of chippen van een pup een hond wordt getoond waarvan gezegd wordt dat dit de moeder is, geeft dit onvoldoende bewijs dat dit ook daadwerkelijk het geval is. Het daadwerkelijk aantonen leidt tot een verzwaring van administratieve lasten die ik niet wenselijk vind. Zoals hiervoor aangegeven hebben recentelijk diverse aanscherpingen plaatsgevonden en dienen deze
maatregelen te worden geëvalueerd.
Is het waar dat dierenartsen en gedupeerden vaak niks terug horen van meldingen die gedaan worden bij de dierenpolitie en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)? Zo ja, kunt u dit verklaren? Zo nee, hoe zit dit dan?
Zowel bij politie als NVWA is het gebruikelijk dat aan de melder wordt teruggekoppeld. Dit signaal is doorgegeven aan de NVWA en de politie. Indien een melder geen informatie ontvangt, wordt aangeraden contact op te nemen met de desbetreffende instantie. Uiteraard is geen sprake van terugkoppeling bij anonieme meldingen.
Deelt u de mening dat het afschaffen van de dierenpolitie een slecht idee is? Bent u bereid de capaciteit van de dierenpolitie en de NVWA juist te versterken zodat meldingen adequaat opgepakt kunnen worden? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?
Van afschaffing van de taakaccenthouder handhaving dierenwelzijn is geen sprake. Zoals de Minister van Veiligheid en Justitie (V&J) onder meer heeft aangegeven tijdens het AO huiselijk geweld en dierenwelzijn van 16 oktober 2014, voorziet het inrichtingsplan van de politie in 180 taakaccenthouders aan het einde van de personele reorganisatie. Op dit moment zijn er 160 taakaccenthouders en zijn er 18 toekomstige taakaccenthouders in opleiding. De politie heeft door taakaccenthouders aan te stellen gehandeld conform de wens van uw Kamer. Voor uitbreiding van het aantal voorziene taakaccenthouders handhaving dierenwelzijn bestaat geen aanleiding.
Kunt u aangeven wat u heeft gedaan om de malafide hondenhandel op Europees niveau onder de aandacht te brengen en wat het resultaat daarvan was?
De Europese Commissie heeft in haar strategie «EU Strategy for Protection and Welfare of animals 2012 – 2015» aangegeven een studie over het welzijn van honden en katten die betrokken zijn bij handelspraktijken te zullen uitvoeren in 2014. Nederland heeft hier destijds ook aandacht voor gevraagd. Deze studie is vorig jaar gestart. De komende maanden worden hiervan de resultaten verwacht.
Deelt u de mening dat malafide hondenhandelaren die dieren slecht behandeld hebben en enkel handelen vanuit winstbejag de mogelijkheid zou moeten worden ontzegd om ooit nog dieren te houden? Zo ja, ben u dan ook bereid bij de door u toegezegde evaluatie met beleidsreactie over de inrichting van het houdverbod een variant van een levenslang houdverbod uit te werken? Zo nee, waarom niet?4
Aan mensen die dieren mishandelen kan sinds 1 oktober 2012 een houdverbod als bijzondere voorwaarde worden opgelegd voor maximaal tien jaar (artikel 14b, derde lid, Wetboek van Strafrecht)5. Daarvoor was dat maximaal drie jaar. Aan uw Kamer heeft de Minister van V&J toegezegd om deze verlenging te evalueren en uw Kamer voor het zomerreces van dit jaar de evaluatie met een beleidsreactie toe te zenden6. Op verzoek van uw Kamer laat de Minister van V&J in de evaluatie ook kijken naar de mogelijkheden het houdverbod als zelfstandige maatregel of straf op te leggen. Daarbij zal ook worden gekeken naar landen die een levenslang houdverbod kennen.
Het veilen en opvangen van dieren na een inbeslagname |
|
Marianne Thieme (PvdD), Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Opstelten (VVD) |
|
Bent u op de hoogte dat er op een veiling van onlineveilinghuis BVA Auctions onlangs nog een pony van een failliete stalhouderij dusdanig verwaarloosd was dat het dier direct na de koop geëuthanaseerd moest worden?1
Ja.
Hoe is het mogelijk dat deze extreem verwaarloosde pony nog door de curator geveild is? Is het waar dat deze pony in de week voor de veiling een paspoort heeft gekregen waarin staat dat het dier 6 jaar zou zijn terwijl een veearts door middel van een gebitsanalyse heeft bevestigd dat deze pony zeker 15 jaar oud is? Zo nee, hoe zit het dan?
In onderhavig geval is aangifte gedaan tegen zowel de curator als het veilinghuis. Ook wordt door de politie onderzocht of de dierenarts die het paspoort heeft afgegeven strafrechtelijk iets te verwijten valt.
Bent u nog steeds van mening dat in het geval van een faillissement de aanwezige dieren aangeboden moeten kunnen worden op een veiling? Zo ja, op grond van welke feiten?2
Dieren mogen verkocht worden via een veiling, of dit nu gebeurt naar aanleiding van een faillissement of anderszins. Het afhandelen van faillissementen gebeurt op grond van de Faillissementswet. Onderdeel daarvan kan zijn om eventueel aanwezige dieren die naar het oordeel van de curator een zekere economische waarde vertegenwoordigen, te verkopen. Een curator in faillissement vertegenwoordigt het schuldeisersbelang en is dus verplicht om de waarde van de boedel te maximaliseren, omdat crediteuren/ondernemers graag zoveel mogelijk van hun vorderingen willen innen. Een en ander laat onverlet dat ten alle tijden voldaan dient te worden aan de bepalingen die zijn neergelegd in de Wet dieren.
Bent u bekend met de schrijnende situaties die regelmatig ontstaan door de inbeslagname van dieren van mensen met schulden bij (dreigende) uithuiszettingen en bij faillissementen? Is het waar dat curators regelmatig dreigen met het inbeslagnemen van huisdieren, om de eigenaren – die een emotionele band hebben met hun dier – onder druk te zetten de schuld te betalen? Zo ja, wat vindt u daarvan? Zo nee, welke garanties heeft u dat dit in de praktijk niet gebeurt?
Eén van de door de beroepsgroep zelf opgestelde grondbeginselen is dat een curator zich respectvol en fatsoenlijk moet gedragen jegens een ieder met wie hij, in de uitoefening van de aan hem opgedragen taak, handelt (Praktijkregels Insolad d.d. 22 juli 2004). Het onder druk zetten van mensen middels dreigementen valt hier duidelijk niet onder. Het is in eerste instantie aan de beroepsgroep zelf hier paal en perk aan te stellen. Dit laat uiteraard onverlet dat betrokkenen zich over het gedrag van de curator kunnen beklagen bij de rechter-commissaris, die toeziet op de correcte afwikkeling van het faillissement.
Kunt u uiteenzetten hoeveel dieren jaarlijks bij uithuiszettingen en faillissementen worden weggehaald en hoeveel van deze dieren geveild worden?
Er worden geen gegevens bijgehouden van het aantal uithuiszettingen en/-of beslagleggingen en/-of faillissementsverkopen toegespitst op dieren als onderdeel van het vermogen van de debiteur.
Onderschrijft u dat dieren geen zaken zoals een koelkast of tafel zijn, conform artikel 2a, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, dat stelt dat dieren geen zaken zijn? Deelt u de mening dat het veilen of op straat zetten van dieren onwenselijk is mede in het licht van artikel 2a, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek?
Met u ben ik van mening dat dieren een eigen, zelfstandige waarde hebben los van de gebruikswaarde die de mens aan dieren toekent. Deze intrinsieke waarde is daarmee eigen aan het dier als levend wezen. Bij het gedrag van burgers ten aanzien van dieren dient steeds rekenschap gegeven te worden van de intrinsieke waarde van het dier. De bepalingen in de Wet dieren dienen dan ook nageleefd te worden. Het veilen van dieren zonder dat voldaan wordt aan deze bepalingen of het op straat zetten is dan ook niet toegestaan. Ik acht nadere beleidsmaatregelen in dezen niet noodzakelijk.
Bent u bereid stappen te nemen om verandering te brengen in de huidige onwenselijke situatie en veilingen van dieren niet langer mogelijk te maken? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u uiteenzetten hoe de verantwoordelijkheid voor het welzijn van dieren die op straat dreigen te raken bij een uithuiszetting geregeld is in de verschillende gemeenten in Nederland? Deelt u de mening dat er duidelijke regels voor dit soort schrijnende situaties moeten zijn ter voorkoming van het op straat zetten van dieren, die vervolgens een zwervend bestaan moeten leiden?
Per gemeente kan de aanpak in deze verschillen, uiteraard binnen de algemene regelgeving waarnaar ik hiervoor al verwees. Een eigenaar is primair verantwoordelijk om zijn huisdier goed te verzorgen, ook na een uithuiszetting. Op het moment dat een eigenaar niet in staat is hieraan te voldoen, zal hij er zorg voor moeten dragen al dan niet met hulp van de curator dat het dier ergens geplaatst wordt waar hij wel de noodzakelijke zorg kan ontvangen. Zie verder het antwoord op de voorgaande vragen.
Erkent u dat inbeslagname van dieren vaak sowieso geen financiële waarde heeft, omdat asielen al overvol zitten en de kans dus bijzonder klein is dat een dier voor een geldbedrag kan worden verkocht? Zo nee, waaruit blijkt volgens u het tegendeel?
De huidige bepalingen uit de Wet dieren bieden voldoende bescherming voor gehouden dieren. Ik zie geen aanleiding om hier aanvullend beleid op te voeren. Het probleem ontstaat pas als deze bepalingen niet worden nageleefd. Curatoren hebben, zeker bij een faillissement waarbij dieren zijn betrokken, een belangrijke taak er zorg voor te dragen dat de wettelijke bepalingen worden nageleefd en dat aan de algemene huisvestings- en verzorgingsnormen wordt voldaan. Dit wordt mede onderschreven door de door de beroepsgroep zelf opgestelde grondbeginselen.
Deelt u de mening dat er een landelijk beleid zou moeten gelden ten aanzien van dieren die inbeslaggenomen dreigen te worden door een uithuiszetting of faillissement, waarin duidelijk is wie de verantwoordelijkheid draagt voor de dieren en wie de kosten betaalt wanneer de eigenaar hier niet toe in staat is? Zo ja, bent u bereid een landelijk beleid op te stellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u aangeven hoe toezicht op het welzijn van inbeslaggenomen dieren georganiseerd is, tijdens en na de beslaglegging?
De curator is na beslaglegging houder geworden van het dier. Op dat moment draagt hij de verantwoordelijkheid en heeft hij de plicht zorg te dragen voor naleving van de bepalingen in de Wet dieren.
Deelt u de mening dat dieren na een inbeslagname zeer zorgvuldig herplaatst dienen te worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit te bereiken? Wat gaat u doen om scenario’s zoals doorverkoop aan de slacht of risico op impulsaankopen te voorkomen?
Het herplaatsen van dieren dient ook op grond van bestaande regelgeving altijd zorgvuldig te worden uitgevoerd. Zo stelt art. 1.7 onder b van het Besluit houders van dieren dat degene die een dier houdt er zorg voor dient te dragen dat een dier slechts onder de hoede wordt gesteld van een persoon die kennelijk tot de verzorging in staat is. Voor het overige verwijs ik inzake impulsaankopen of doorverkoop voor slacht naar de beantwoording van uw eerdere vraag zoals aangehaald in uw noot 2 bij deze vraag.
Het gebruik van CO2 voor het vergassen van veldmuizen in Friesland |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de techniek om onder een sleepzeil veldmuizen te vergassen met CO2 en het voornemen hiermee muizen te bestrijden in Friesland?1
Ja.
Deelt u de mening dat de methode conform de Europese biocidenrichtlijn niet mag worden ingezet voor de bestrijding van muizen? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u van plan handhavend op te treden tegen de inzet van deze techniek? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
De problematiek van de schade aan grasland door veldmuizen verdient een serieuze aanpak. Ik zal met het oog daarop laten nagaan of deze methode in de toekomst toegepast kan gaan worden en zo ja, welke juridische stappen hiertoe gezet moeten worden. Tevens verwijs ik u naar mijn antwoorden van 9 maart 2015 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1522).
Het verstrekken van subsidie op het versnipperen van kuikens |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kunt u aangeven of er broederijen zijn geweest die tijdens de vogelgriepuitbraak ervoor gekozen hebben om hun broedmachines (gedeeltelijk) stop te zetten om zo dierenleed te voorkomen?1 Zo ja, om hoeveel broederijen gaat dit? Zo nee, waarom niet? Kunt u aangeven hoeveel broederijen ervoor gekozen hebben om kuikens te blijven uitbroeden en die vervolgens met een overschot aan kuikens zaten die opgeslagen waren in kratten zonder water en voer? Zo nee, waarom niet?
Eind 2014 zijn er vijf vogelgriepuitbraken geweest. Om het vogelgriepvirus te beteugelen en verdere verspreiding te voorkomen heb ik verschillende maatregelen genomen, o.a. vervoersverboden/beperkingen van levend pluimvee en eendagskuikens. Het is de verantwoordelijkheid van deze bedrijven om maatregelen voor te bereiden en te nemen om dierenleed en schade gedurende een periode met vervoersverboden zo veel mogelijk te beperken. Ik heb geen statistieken over de wijze waarop de bedrijven dit hebben gedaan.
Klopt het dat in de regeling «Tegemoetkoming vogelgriep broedeieren en eendagskuikens» de hoogte van de tegemoetkoming gebaseerd is op de marktwaarde van het broedei dan wel het eendagskuiken? Zo nee, waarop dan wel? Betekent dat dat hieruit afgeleid kan worden dat er een hogere vergoeding is of wordt verstrekt voor eendagskuikens dan voor broedeieren? Zo nee, waarom niet?
Bij broederijen en de vermeerderingsbedrijven is gedurende de bestrijding van de vogelgriep uitbraken schade ontstaan. Over deze specifieke schade waren geen afspraken gemaakt in het kader van het Diergezondheidsfonds (DGF). Gezien de specifieke aard van de bestrijdingsmaatregelen gedurende de kort op elkaar volgende periodes van standstill en de ontstane schade heb ik in overleg met het pluimveebedrijfsleven besloten om voor een beperkte periode (10 dagen) deze schade voor vergoeding vanuit het DGF in aanmerking te laten komen. De vaststelling van de waarde van de broedeieren en eendagskuikens is conform de systematiek van het DGF gebaseerd op de marktwaarde, net zoals bij de vergoeding van schade van dieren van besmette bedrijven. De marktwaarde van een eendagskuiken is hoger dan van het broedei.
Gezien de toenmalige onzekerheid over het verdere verloop van de uitbraak, de duur van de inzet van de maatregelen en de begrenzing van de periode waarover vergoeding van de schade is toegekend, acht ik de risico op het door u geschetste neveneffect gering. Om die reden acht ik ook extra maatregelen niet noodzakelijk.
Indien een hogere vergoeding geldt voor eendagskuikens dan voor broedeieren, deelt u dan de mening dat door deze regeling broederijen die in een dergelijke situatie blijven uitbroeden, financieel voordeliger uit zijn dan broederijen die het broedproces stopzetten? Bent u van mening dat hierdoor het ongewenste neveneffect ontstaat dat deze regeling een stimulans is voor het uitbroeden van kuikens met als bestemming de versnipperaar? Zo nee, waarom niet? Kunt u toezeggen dat bij volgende uitbraken van vogelgriep zal worden voorkomen dat dit ongewenste neveneffect zich in een tegemoetkomingsregeling wederom voordoet? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze bent u voornemens om bij een volgende vogelgriepuitbraak er zorg voor te dragen dat er geen kuikens meer worden geboren bij een vervoersverbod of een verbod op herbevolking?
De broederij is primair verantwoordelijk voor het welzijn van de eendagskuikens. Zoals ik tijdens het AO over dierziekten en antibioticumgebruik van 10 december heb aangegeven, moet de sector voorbereid zijn op maatregelen als een vervoersverbod, bijvoorbeeld door het mogelijk maken van een grotere buffercapaciteit. Ook de Welzijnscommissie Vogelgriepuitbraak 2014 benadrukt de rol van de pluimveehouder voor het minimaliseren van de impact op dierenwelzijn.
Bent u bereid om bij een volgende uitbraak van vogelgriep als onderdeel van het maatregelenpakket, broederijen te verplichten hun broedproces (gedeeltelijk) tijdelijk te laten stilleggen? Zo nee, waarom niet?
Een broedproces tijdelijk stilleggen is niet altijd mogelijk. Omdat de embryo’s van bebroede eieren sterven nadat het broedproces wordt stilgelegd is het afhankelijk van het stadium van het broedproces in hoeverre dit bijdraagt aan dierenwelzijn. Zie verder het antwoord op vraag 4.
Bent u bereid om bij een volgende uitbraak broederijen te verplichten voorzieningen te treffen om tijdens kortdurende vervoersverboden kuikens tijdelijk op te vangen? Zo nee, waarom niet?
Ik zal hierover in overleg gaan met de pluimveesector.
Erkent u dat broederijen niet de middelen noch de vaardigheden hebben om kuikens te doden? Kunt u aangeven welke methoden broederijen hebben toegepast om de miljoenen kuikens te doden die slachtoffer zijn geworden van het vervoersverbod?
Op broederijen voor kuikens voor legkippen zijn deze middelen aanwezig omdat daar regulier de mannelijke helft van de eendagskuikens gedood wordt. De gebruikelijke en ook volgens de Europese richtlijn (RL 1099/2009) toegestane methodes zijn CO2 vergassing en maceratie (versnipperen). Op broederijen die alleen vleeskuikens uitbroeden is geen apparatuur aanwezig om op grote schaal eendagskuikens te doden. Deze bedrijven zullen dergelijke apparatuur of diensten moeten huren.
Kunt u aangeven hoeveel eendagskuikens er als gevolg van de vogelgriepuitbraak op broederijen gedood zijn? Zo nee, waarom niet?
De broederijen hebben in totaal 24 aanvragen ingediend voor een tegemoetkoming in de schade voor 9.397.433 eendagskuikens (ca. 3% van alle kuikens die per jaar in Nederland worden opgebroed). Deze aanvragen worden momenteel door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland beoordeeld. Zoals eerder aangegeven, betreffen deze aanvragen slechts een periode van 10 dagen.
De langetermijneffecten van Q-koorts |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kunt u aangeven waarom bij elke dierziekte-uitbraak die schade op kan leveren voor ondernemers in de vee-industrie, waaronder bijvoorbeeld de recente uitbraak van de vogelgriep, ondernemers wel een claim kunnen indienen tot schadevergoeding of financiële compensatie, terwijl burgers die ziek worden als gevolg van een dierziekte-uitbraak dit niet kunnen?1 Deelt u de mening dat bij het uitbreken van dierziekten, als sprake is van huisvesting waarbij een groot aantal dieren in een stal leven, er sprake is van een ondernemersrisico? Zo nee, waarom niet?
In het Nederlandse systeem is het uitgangspunt dat een ieder zijn eigen schade draagt, tenzij iemand anders aansprakelijk is voor de schade of er sprake is van een – al dan niet verplichte – verzekering. Een ieder draagt zijn eigen verantwoordelijkheid om zich al dan niet tegen zulke schade (aanvullend) te verzekeren.
In Nederland zijn goede regelingen voor de vergoeding van medische kosten die op basis van solidariteit worden gefinancierd en waar iedereen een beroep op kan doen. Deze regelingen zorgen ervoor dat iedereen met medische kosten aanspraak kan maken op de zorg die hij nodig heeft. Daarnaast is voor mensen die dat nodig hebben een sociaal vangnet als zij als gevolg van ziekte of arbeidsongeschiktheid niet langer in staat zijn om hun werkzaamheden te verrichten en daardoor inkomensverlies lijden.
Bij dierziekte-uitbraken kan sprake zijn van tegemoetkoming aan ondernemers die dieren houden, bijvoorbeeld bij het ruimen van dieren. Dergelijke tegemoetkomingen worden betaald uit het Diergezondheidsfonds (DGF). De directe kosten voor de bestrijding, zoals ruiming, worden overigens, tot een vooraf overeengekomen plafond, vanuit het DGF 100% gefinancierd met middelen verkregen van de sector. Tot de bestrijdingskosten zoals hiervoor bedoeld, behoort overigens uitdrukkelijk niet de gevolgschade (zoals leegstand) van betrokken ondernemers. Dit behoort inderdaad tot het ondernemersrisico.
Erkent u dat Q-koortsslachtoffers de tol betalen met hun gezondheid voor de les die de overheid destijds met de bestrijding van de Q-koorts heeft moeten leren? Bent u bereid over te gaan tot een passende schadevergoeding voor Q-koortsslachtoffers, zodat zij zich niet gedwongen voelen lange en kostbare juridische procedures aan te spannen?
Zoals gemeld in mijn antwoorden op de vragen van de PvdA staat voorop dat wij ons terdege bewust zijn van de gevolgen van chronische Q-koorts en het Q-koorts vermoeidheidssyndroom (QVS) voor individuele patiënten. Volgens de Staat is evenwel geen sprake van onrechtmatig handelen als gevolg waarvan Q-koortspatiënten schade hebben geleden. Wij zien dan ook geen reden voor een schadevergoeding.
We hebben de Stichting Q-support opgericht en gefinancierd om mensen te helpen om op allerlei gebieden hun leven weer op de rails te krijgen.
Afschot van herten op het eiland de Haringvreter |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Hoe beoordeelt het afgeven van een afschotvergunning door de provincie Zeeland om de populatie damherten te reguleren op het Natura 2000-eiland de Haringvreter?1
De provincie Zeeland heeft een Natuurbeschermingswetvergunning afgegeven. Het Veerse Meer is een Natura 2000-gebied. Er zouden door het afschot negatieve effecten (verstoring) kunnen ontstaan op vogelsoorten waarvoor het gebied is aangewezen en daarmee op beschermde Natura 2000-waarden. Daarom heeft Staatsbosbeheer een Natuurbeschermingswetvergunning aangevraagd bij de provincie.
Is het waar dat Staatsbosbeheer het besluit tot afschot van herten op de Haringvreter heeft gebaseerd op de aanname dat 120 van deze dieren te veel is en de populatie in de toekomst zal groeien? Ze nee, op welke andere aannames?
Het besluit tot afschot van de damherten is gestoeld op de overweging dat, als gevolg van de steeds hogere dichtheid, damherten in toenemende mate zullen overzwemmen naar Noord-Beveland en daar schade aan gewassen kunnen veroorzaken en de verkeersveiligheid in gevaar kunnen brengen. Daarnaast is het zo dat de begrazingsdruk van de damherten op het eiland zelf dusdanig is, dat een groot gedeelte van de ondergroei – broedplaats voor vogels – verdwijnt c.q. verdwenen is en daarmee Natura 2000-waarden bedreigd worden.
Door het ontbreken van predatoren en het beschikbare voedselaanbod – limiterende factoren – is er geen reden te veronderstellen dat de populatie de komende jaren niet verder zal groeien. Wel zal wellicht de groeisnelheid geleidelijk afvlakken.
Uit onderzoek is gebleken dat het wegtrekken van damherten niet in eerste instantie «voedselgestuurd» is, maar eerder te maken heeft met «het sociale en explorerende gedrag van de soort» bij een groeiende populatie2.
Kunt u aangeven welke argumenten hieraan te grondslag liggen en op welk onafhankelijk onderzoek deze zijn gebaseerd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat een eventuele ontheffing onder de Flora- en faunawet gebaseerd zou moeten worden op onafhankelijk onderzoek? Zo nee, waarom niet?
De provincie Zeeland is in dit geval bevoegd gezag voor de eventuele verlening van een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet.
Bent u bekend met het basisprincipe in de natuur dat een populatie niet verder groeit dan dat het draagkrachtniveau mogelijk maakt en dat het sterfte- en geboortecijfer elkaar in evenwicht houden?2
Het basisprincipe, dat een populatie niet verder groeit dan dat het draagkrachtniveau mogelijk maakt, is bekend. Echter, een groeiende populatie op de huidige oppervlakte heeft tot gevolg dat de dieren in toenemende mate zullen overzwemmen naar de vaste wal, op zoek naar een eigen leefgebied. Dit heeft mogelijk gevolgen in de vorm van schade aan gewassen en kan een risico opleveren voor de verkeersveiligheid.
Deelt u de mening dat het draagkrachtniveau grotendeels afhangt van de beschikbare hoeveelheid voedsel en dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat er onvoldoende voedsel is op de Haringvreter? Zo nee, waarom niet?
De draagkracht van een gebied hangt onder meer af van de beschikbare hoeveelheid voedsel en dat is op Haringvreter vooralsnog geen – maar mogelijk op termijn wel een – probleem.
Deelt u de mening dat afschot mogelijk niet effectief is aangezien de plaatsen van afgeschoten dieren worden opgevuld door nieuwe aanwas en afschot bij ongewijzigd voedselaanbod leidt tot meer aanwas door verhoogde vruchtbaarheid? Zo nee, waarom niet?
Het is inderdaad zo dat er elk jaar aanwas bij komt, die het aantal geschoten exemplaren mogelijk compenseert. Netto betekent dat dat de populatie bij gepland afschot niet toeneemt en dat de «overlast» daarmee ook op een gelijk niveau blijft.
Het is niet zo dat er bij geen afschot op korte termijn een daling van de populatie te verwachten is.
Deelt u de mening dat afschot van de herten kan leiden tot verstoring en het in groten getale overzwemmen van de herten, met alle gevolgen voor de dieren en verkeersveiligheid van dien? Zo nee, waarom niet?
Na het eerste (en enige) afschot van 15 dieren is op basis van uitvoerige zichtwaarnemingen geen sprake geweest van in groten getale overzwemmen van damherten.
Bent u bereid om af te zien van het afgeven van een eventuele ontheffing onder de Flora- en faunawet? Zo nee, waarom niet?
Voor het afgeven van een eventuele ontheffing op grond van de Flora- en faunawet is de provincie Zeeland in dit geval het bevoegd gezag en daarmee verantwoordelijk voor het nemen van een afgewogen besluit.
Dieronvriendelijke muizenbestrijding |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het inzetten van een zogenoemde «verzuipmachine» waarmee boeren van plan zijn duizenden muizen te verdrinken?1
Ja.
Deelt u de mening dat dit een zeer dieronvriendelijke techniek is en dat dit daarnaast ook niet effectief is? Zo nee, waarom niet?
In mijn brief van 27 januari (Kamerstuk 27 858, nr. 295) heb ik aangegeven dat de bestrijding van de veldmuis mag plaatsvinden ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen. Ter voorkoming van schade mag een grondgebruiker de veldmuis doden, verwonden, vangen, bemachtigen of met het oog daarop opsporen, opzettelijk verontrusten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen of verstoren.
Het is primair aan de grondgebruiker om in het geval van schade aan de gewassen die door de muizen is veroorzaakt, een manier te kiezen om de muizen te doden. Daarbij wijs ik er op dat het ook onder natuurlijke omstandigheden regelmatig gebeurt, bijvoorbeeld bij het onderlopen van uiterwaarden bij hoogwater, dat muizenholen onderlopen en muizen verdrinken.
Heeft u de inzet van deze zeer dieronvriendelijke methode al ontmoedigd, zoals u in antwoord op eerdere vragen heeft beloofd te zullen doen?2 Zo nee, waarom niet? Wanneer en op welke wijze bent u voornemens om de inzet van deze machine te ontmoedigen?
De provincie Fryslân voert met LTO-Noord en het Wetterskip Fryslân de regie over een gezamenlijk onderzoek naar de maatregelen die kunnen worden genomen om de schade van muizen nu en in de toekomst te beperken. Het Ministerie van EZ zal dit onderzoek mede financieren. Ik heb de betrokken partijen gevraagd om hierin aandacht te hebben voor de ontwikkeling van een early warning systeem, voor preventieve maatregelen en voor biologische bestrijding.
De resultaten van het onderzoek zullen duidelijkheid geven over de manier waarop de bestrijding van muizen het beste ingevuld kan worden. Ik zie geen aanleiding om vooruitlopend daarop de betreffende methode te ontmoedigen.
Welke voortgang heeft u in samenwerking met het waterschap en de provincie al geboekt in het komen tot het wegnemen van de oorzaken van de muizenoverlast, zoals de lage waterstanden, het gebrek aan weidegang, roofvogelvervolging en de jacht op predatoren zoals vossen?
Zoals is aangegeven in mijn brief van 27 januari 2015 over het plan van aanpak muizenproblematiek Friesland, moet onderscheid worden gemaakt in preventieve maatregelen en maatregelen voor de acute bestrijding van muizen op perceelniveau. Ik heb betrokken partijen gevraagd om in het genoemde onderzoek naar de maatregelen die kunnen worden genomen om de schade van muizen nu en in de toekomst te voorkomen, aandacht te hebben voor preventieve maatregelen.
Ganzen afschotdag |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Exoten bestrijding Limburg 21 februari 2015»?1
Nee.
Deelt u de mening dat geen enkele diersoort overal en op elk moment als schadelijk dient te worden aangemerkt? Zo nee, waarom niet?
Sommige diersoorten worden op plaatsen waar zij door niet-natuurlijke oorzaken verschijnen, zoals uitzetten of ontsnappen uit gevangenschap, beschouwd als exoot. Deze soorten kunnen een bedreiging vormen voor de inheemse fauna en de biodiversiteit en kunnen daarom als schadelijk worden aangemerkt. De Canadese gans is in de Regeling beheer en schadebestrijding dieren aangewezen als beschermde soort waarvan de stand in het belang van voorkomen van schade aan gewassen, flora en fauna kan worden beperkt. De Nijlgans is een onbeschermde soort.
In het kader van het Biodiversiteitsverdrag zijn landen verplicht een beleid te ontwikkelen om introductie van soorten die inheemse soorten of ecosystemen kunnen bedreigen, te voorkomen. Ingrijpen in uitheemse soorten die reeds aanwezig zijn, vindt plaats wanneer deze een bedreiging vormen voor de inheemse biodiversiteit.
Deelt u de mening dat de intrinsieke waarde van als schadelijk aangemerkte ganzen niet gerespecteerd wordt, wanneer louter hun nut of schade voor de mens in aanmerking wordt genomen bij de overweging of ze in leven mogen blijven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat een oproep om «op één dag zoveel mogelijk ganzen te schieten» moet worden opgevat als een wedstrijd in het doden van zoveel mogelijk dieren en dat een dergelijke oproep op gespannen voet staat met de wettelijke zorgplicht voor dieren? Zo nee, waarom niet?
De bestrijding van exoten is een beheershandeling, die voortvloeit uit internationale afspraken (zie ook het antwoord op vraag 3). Van een strijdigheid met de wettelijke zorgplicht is naar mijn oordeel dan ook geen sprake. In het ganzenakkoord van provincies en maatschappelijke organisaties is ten aanzien van uitheemse ganzensoorten vermeld dat deze gedurende het jaar met alle toegestane wettelijke middelen mogen worden bestreden. Het ganstrekken is met ingang van 1 juli 2014 in ons land verboden.
Deelt u de mening dat zowel het ganstrekken als traditie, als het massale afschieten van Limburgse ganzen op gespannen voet staat met de respectvolle omgang met dieren die een beschaafd land kenmerkt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid de oproep van de Nederlandse Organisatie voor Jacht en Grondbeheer (NOJG) te zien als een oproep tot deelname aan een wedstrijd met dieren, zoals bedoeld in artikel 2.15 «Wedstrijden met Dieren» van de Wet Dieren en die wedstrijd te verbieden met het oog op de goede zeden en de openbare orde? Zo nee, waarom niet?
De formulering van de oproep is mij niet bekend (zie antwoord op vraag 1). Uit verslaggeving van de ganzen afschotdag op 21 februari jl. blijkt niet dat hier sprake was van strijdigheid van de bepalingen van de Wet Dieren. Ten aanzien van «goede zeden» en openbare orde is de bevoegdheid in handen gelegd van de burgemeesters.
Deelt u de mening dat het massaal en georganiseerd schieten van ganzen leidt tot een ernstige, grootschalige en onwenselijke verstoring van de natuur? Zo nee, waarom niet?
Er is mij niet gebleken dat de ganzen afschotdag van 21 februari heeft geleid tot een ernstige en grootschalige verstoring van de natuur.
Hoe beoordeelt u het feit dat gesproken wordt over het «bij verrassing naderen van het terrein»? Deelt u de mening dat omwonenden en recreanten tenminste van tevoren kennis zouden moeten kunnen nemen van het voornemen van jagers om in bepaalde gebieden in heel Limburg te gaan jagen op ganzen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid op deze grond in te grijpen en het evenement op deze korte termijn te verbieden?
Uit verslaglegging van de ganzen afschotdag op 21 februari jl. kan worden opgemaakt dat het bejagen van de uitheemse ganzensoorten heeft plaatsgevonden binnen de wettelijke bepalingen. Het informeren van omwonenden en recreanten is een verantwoordelijkheid van de jagers zelf. Er was geen aanleiding om het evenement te verbieden.
De belangen van de jachtopzichter naar aanleiding van het schieten van houtsnippen door jachtopzieners |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u het fotoverslag van een jachtpartij op Landgoed Duivenvoorde waarbij een aanwezige jachtopziener, een oud-jachtopziener en 4 andere leden van het jachtgezelschap houtsnippen schoten in strijd met de wettelijke bepalingen?1
Ja.
Kunt u aangeven of er proces-verbaal is opgemaakt van deze overtreding van de Flora- en faunawet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer en door wie?
Op 3 februari 2015 is aangifte gedaan van het jagen op en doden van een beschermde diersoort (artikel 9 van de Flora- en faunawet) op Landgoed Duivenvoorde. De politie-eenheid Den Haag doet onderzoek naar de zaak. Het onderzoek is op dit moment in volle gang. Wanneer dit is afgerond zal de korpschef, op grond van artikel 42 van de Flora- en faunawet, besluiten of de jachtaktes van de betrokkenen al dan niet worden ingetrokken.
Deelt u de mening dat een jachtopziener die is belast met het toezicht op naleving van de Flora- en faunawet, maar zelf die wet overtreedt direct uit zijn functie ontheven zou dienen te worden en dat zijn jachtakte dient te worden ingetrokken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze zal daaraan invulling worden gegeven?
De jachtopzichter heeft een dubbele taak: hij verzorgt het jachtveld van een jachthouder en is tevens buitengewoon opsporingsambtenaar. Het beschermen van de belangen van de jachthouder door de jachtopzichter ziet vooral toe op het toezicht houden op het jachtbedrijf om excessen te signaleren en daartegen zo nodig op te treden – waarmee de belangen van de weidelijke jacht worden beschermd – en de aanpak van stroperij. Dit laatste is ook ter bescherming van de jachtbelangen, omdat de stroperij een bedreiging vormt voor het behoud van een redelijke wildstand en de maatschappelijke acceptatie van de jacht in gevaar brengt. Als buitengewoon opsporingsambtenaar is zijn inzet van belang voor handhaving en toezicht in natuurgebieden en daarmee voor de orde, de veiligheid en het natuurbehoud aldaar.
Voorzien is in een opleidings- en bijscholingstraject, waarmee wordt verzekerd dat buitengewone opsporingsambtenaren op professionele, onafhankelijke wijze handelen. Elke buitengewone opsporingsambtenaar staat bovendien onder toezicht van een hoofdofficier van justitie en de korpschef.
Deelt u de mening dat er te veel incidenten zijn waarbij jachtopzieners betrokken zijn bij het overtreden van de Flora- en faunawet, terwijl zij geacht worden die te handhaven? Kunt u aangeven in hoeveel gevallen proces verbaal is opgemaakt tegen jachtopzieners in de afgelopen 5 jaar? Zo nee, waarom niet?
Een dergelijke conclusie is niet zonder meer te trekken aangezien de politie geen centraal overzicht bijhoudt van incidenten waarbij jachtopzieners zijn betrokken.
Deelt u de mening dat de omschrijving in de Flora- en faunawet, waarin staat dat de «jachtopzichter degene is die zorg draagt voor de bescherming van de jachtbelangen van een jachthouder en tevens als buitengewoon opsporingsambtenaar belast is met de opsporing van de bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten en van de overige in de akte of aanwijzing als bedoeld in artikel 142, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering aangeduide strafbare feiten» zorgt voor belangenverstrengeling zoals in dit geval? Zo ja, bent u bereid de behartiging van de jachtbelangen van een jachthouder en het opsporen en handhaven niet langer bij één functionaris onder te brengen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat jagers die in een jachtcombinatie wederrechtelijk op houtsnippen jagen het beeld bevestigen dat het jagen geen ander doel dient anders dan het genot van het schot en het bemachtigen van jachtbuit? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat de jacht, mede vanwege de intrinsieke waarde van het dier, een maatschappelijk doel moet dienen. Dit komt ook naar voren in het gewijzigde wetsvoorstel natuurbescherming (TK 33348). In artikel 3.18, vijfde lid, van dit voorstel is geregeld dat de jacht moet plaatsvinden overeenkomstig een van te voren opgesteld afschotplan dat onderdeel uitmaakt van het faunabeheerplan. Met deze voorgestelde verplichting wordt geborgd dat alle inspanningen in het kader van de jacht ten dienste staan van het gebied waarin die inspanningen worden verricht, en dat recht wordt gedaan aan de specifieke omstandigheden in het betrokken gebied en aan de gevoelens en verwachtingen van de bewoners van de streek, vanuit hun betrokkenheid bij en beleefde verantwoordelijkheid voor hun directe leefomgeving en het beheer daarvan.
Deelt u de mening dat nu blijkt dat er in Nederland wederrechtelijk houtsnippen geschoten worden, er een verbod zou moeten komen op de handel in deze diersoort, inclusief de import en doorvoer er van? Zo nee, waarom niet?
De houtsnip is een wettelijk beschermde inheemse soort als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van de Flora- en faunawet. Aangezien deze vogel geen wildsoort is, mag hij niet worden bejaagd.
De handel in houtsnippen, dood of levend, is in Nederland verboden op grond van artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet. Volledigheidshalve wijs ik erop dat wanneer producten van de houtsnip elders dan in Nederland op legale wijze zijn verkregen, deze verboden niet gelden op grond van artikel 11, tweede lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten. Dit vanwege het vrij verkeer van personen en goederen op grond van het EU-verdrag.
Kunt u aangeven of de jachtaktes van de leden van het betreffende jachtgezelschap zijn ingetrokken of zullen worden ingetrokken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het schieten van in het wild levende dieren verboden zou moeten worden indien het voor geen ander doel dient dan het plezier van de jager? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze wilt u een dergelijk verbod instellen?
Zie antwoord vraag 6.
De tussenrapportages van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) onderzoeken |
|
Harry van Bommel , Pieter Omtzigt (CDA), Louis Bontes (GrBvK), Raymond de Roon (PVV), Marianne Thieme (PvdD), Bram van Ojik (GL) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Klopt het dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid drie onderzoeken verricht, die betrekking hebben op de MH17, namelijk:
De Onderzoeksraad heeft laten weten dat de Raad drie onderzoeken verricht naar aanleiding van de vliegramp met de MH17. Het eerste onderzoek, het onderzoek naar de toedracht van de crash, wordt uitgevoerd volgens Annex 13 van het ICAO-verdrag. De vliegroute van vlucht MH17 maakt deel uit van dit onderzoek. In het rapport van eerste bevindingen van dit onderzoek zijn op 9 september 2014 ook de eerste bevindingen met betrekking tot de vliegroute opgenomen. Het tweede onderzoek, het onderzoek naar de besluitvorming over vliegroutes en de risicoafweging die daarbij wordt gemaakt, heeft een bredere strekking dan de vliegroute van vlucht MH17. Dit onderzoek wordt uitgevoerd op basis van de rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid. Het derde onderzoek betreft een onderzoek naar de beschikbaarheid van passagierslijsten. Dit onderzoek wordt eveneens uitgevoerd op basis van de rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid. Deze wet schrijft geen tussentijdse rapportage voor.
Klopt het dat slechts van het eerste deelonderzoek (naar de oorzaak) een tussenrapportage openbaar gemaakt is?
Dat klopt.
Herinnert u zich dat u gezegd heeft dat het tweede deelonderzoek (het onderzoek naar de besluitvorming) plaatsvindt binnen het kader van Annex 13 van het ICAO verdrag? (Zie antwoord 80 op vragen van de commissie die op 3 februari beantwoord zijn en antwoord 20 van de vragen van Sjoerdsma en Omtzigt, die die dag beantwoord zijn)?1
Zie het antwoord op vraag 1.
Klopt het dat bij een onderzoek onder Annex 13 van het ICAO verdrag sprake is van een preliminary report, een accident data report en een incident data report (Attachment B bij Annex 13 van het ICAO-verdrag)?
Bij de vliegramp met de MH17 is sprake van een accident en niet van een incident. Bij een accident vereist Annex 13 van het ICAO verdrag de volgende rapportages: een preliminary report en een final report. Daarnaast stuurt de Onderzoeksraad na publicatie van het eindrapport een accident data report aan ICAO.
De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft laten weten dat de Onderzoeksraad in het rapport van eerste bevindingen (het preliminary report) op 9 september 2014 meer informatie heeft gegeven dan op basis van het ICAO-verdrag is voorgeschreven. Bovendien heeft de Raad besloten het rapport van eerste bevindingen openbaar te maken, hetgeen niet verplicht is.
Kunt u aangeven welke rapportages, zoals bovenstaande maar ook andere, gemaakt zijn over het onderzoek, wanneer die klaar waren en wanneer de regering kennisgenomen heeft van die rapportages?
De Onderzoeksraad heeft op 9 september 2014 een rapport van eerste bevindingen (een preliminary report) inzake de oorzaak van de vliegramp gepubliceerd. De Onderzoeksraad heeft desgevraagd laten weten dat het van de onderzoeken naar de besluitvorming over vliegroutes en naar de passagierslijsten geen rapporten van eerste bevindingen zijn opgesteld.
Kunt u elk van deze rapportages met de Kamer delen?
Het rapport van eerste bevindingen dat de Onderzoeksraad heeft gepubliceerd, is openbaar en is te vinden op de website van de Onderzoeksraad.
Kunt u deze vragen voor donderdag 5 februari 14.00 uur beantwoorden, zodat de antwoorden betrokken kunnen worden bij het Algemeen overleg MH17 op die dag?
Ja
Het Duitse beroepsverbod aan een omstreden Nederlandse varkenshouder |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van de zeer ernstige dierenwelzijnsovertredingen van de omstreden Nederlandse varkenshouder die in Duitsland een beroepsverbod heeft gekregen?1
Ja.
Bent u bekend met de resultaten van het Duitse juridische onderzoek naar deze omstreden varkenshouder en kunt u uitsluiten dat de resultaten van het onderzoek in Duitsland op de hoofdvestiging in Gladau, betrekking hebben op Nederlandse vestigingen waarvan deze omstreden varkenshouder eigenaar is of waarin hij een belang heeft? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben bekend met de resultaten van het juridische onderzoek. Voor zover mij bekend hebben deze geen betrekking op de Nederlandse vestigingen van deze varkenshouder.
Kunt u aangeven of Duitsland de Europese lidstaten op de hoogte heeft gesteld van het beroepsverbod voor deze omstreden varkenshouder, aangezien hij tevens vestigingen in Nederland en Hongarije heeft? Kunt u aangeven of er op Europees niveau maatregelen worden genomen die deze omstreden varkenshouder belemmeren om elders opnieuw te beginnen en dezelfde overtredingen te begaan? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Duitsland heeft een beroepsverbod ingesteld nadat er op verschillende vestigingen van deze veehouder in Duitsland verschillende overtredingen waren vastgesteld. De reikwijdte van dit beroepsverbod beperkt zich tot Duitsland en leidt niet automatisch tot maatregelen op Europees niveau. Duitsland heeft derhalve de Europese Commissie hierover niet geïnformeerd. Wel heeft Duitsland Nederland, Roemenië en Hongarije geïnformeerd over de Duitse maatregelen tegen deze veehouder.
Kunt u aangeven hoe u het Duitse beroepsverbod, dat tevens door de rechter is goedgekeurd, beoordeelt? Zo nee, waarom niet?
Een houder heeft de verantwoordelijkheid om goed voor het welzijn en de gezondheid van zijn dieren te zorgen. Indien er sprake is van overtredingen zal de overheid optreden door middel van bestuursrechtelijke handhaving, gericht op herstel, of strafrechtelijke handhaving. Het is in Nederland aan de strafrechter om over te gaan tot een houdverbod, beroepsverbod of stillegging van een onderneming.
Voorts treed ik niet in de beoordeling van een uitspraak van de rechter over een individueel geval.
Kunt u aangeven in hoeverre er op de Nederlandse vestigingen, waaronder de bedrijven Knorpolder in Creil (circa 16.000 varkens) en Sebava (voorheen de Knorhof) in Buren (circa 19.000 vleesvarkens) sprake is van de door Duitsland genoemde overtredingen: het onnodig pijn hebben van dieren, het gebrek aan verlenen van goede zorg, het huisvesten in te kleine hokken, dat resulteerde in bebloede en dode biggen? Zo nee, waarom niet?
Het varkensbedrijf heeft ook in Nederland meerdere vestigingen. In de periode 2007–2014 heeft de NVWA de Nederlandse vestigingen 14 keer bezocht. Tijdens de controles werden overtredingen vastgesteld, bijvoorbeeld ten aanzien van het Varkensbesluit (VB) en de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren (GWWD). In enkele gevallen was sprake was van ernstige overtredingen van de wet- en regelgeving, met soms ernstig verminderd dierenwelzijn tot gevolg.
Op basis van de geconstateerde overtredingen is zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk opgetreden. Het betreft vijf toezichtrapporten die geleid hebben tot bestuursdwang en vijf processen-verbaal.
Het bedrijf heeft de geconstateerde gebreken hersteld, bij de laatste hercontrole op 5 juni 2014 bleken alle locaties uiteindelijk in orde te zijn.
Kunt u aangeven hoe vaak de NVWA in de laatste tien jaar de Nederlandse varkenshouderijen van deze omstreden varkenshouder heeft bezocht? Kunt u aangeven wanneer deze inspecties precies hebben plaatsgevonden? Bent u bereid de inspectierapporten naar de Kamer te sturen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet? Kunt u aangeven welke overtredingen er de laatste tien jaar bij deze omstreden varkenshouder zijn geconstateerd en of dit geleid heeft tot (disciplinaire) maatregelen? Zo ja welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u van plan om met de kennis van nu, op zeer korte termijn nieuwe en onaangekondigde inspecties te laten uitvoeren? Zo nee waarom niet?
De strafrechtelijke onderzoeken die in Nederland hebben geleid tot processen-verbaal zijn overgedragen aan het Openbaar Ministerie. In 2012 en 2013 zijn door de rechter boetes opgelegd van ruim € 100.000, waarvan € 37.500 voorwaardelijk. Ook is een vordering ontneming toegewezen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van ruim € 111.000. In 2014 is door de rechter een geldboete van € 99.000 en is een voorwaardelijke stillegging van de onderneming voor een periode van 3 maanden met proeftijd van 2 jaar uitgesproken. Tegen dit vonnis is door de ondernemer hoger beroep aangetekend.
Ondanks dat de eerder geconstateerde gebreken hersteld zijn, vind ik de mate van overtredingen zorgwekkend. De NVWA zal de bedrijven van de betreffende veehouder komende tijd dan ook zeer regelmatig blijven inspecteren.
Kunt u aangeven of het strafrechtelijk onderzoek dat in Nederland is ingesteld naar deze omstreden varkenshouder, al is voorgelegd aan de rechter? Bent u bereid de resultaten van dit onderzoek naar de Kamer te sturen?
Zie antwoord vraag 7.
Verkeersveiligheid en faunabeleid naar aanleiding van wilde zwijnen op A1 |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Files op A1 door aangereden wild zwijn»?1
Ja.
Is er ter plaatse een sluitend net van zwijn-kerende rasters waardoor zwijnen niet de snelweg op kunnen komen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u aangeven hoe de zwijnen ondanks dit zwijn-kerende raster op de snelweg konden komen?
Langs de rijksweg A1 is aan beide zijden een grootwildkerend raster aanwezig. Ondanks het wildkerende raster zijn er drie zwijnen waarschijnlijk via de (bermen van) toe- en afrit op de rijksweg gekomen. Vlak daarna hebben de zwijnen zelfstandig de rijksweg weer verlaten, waarschijnlijk via dezelfde toe- en afrit. Het past bij het gedrag van wilde zwijnen om de grenzen van hun leefgebied op te zoeken en op onverwachte plekken op te duiken.
Is het waar dat het voornemen bestond de dieren af te schieten? Zo ja, op basis waarvan en door wie is daar toe besloten?
Ja. Om de veiligheid van het verkeer te borgen is door politie en Rijkswaterstaat besloten om de snelweg af te sluiten en de jachtopziener in te schakelen om de wilde zwijnen af te schieten vanwege het gevaar voor de verkeersveiligheid. Uiteindelijk was het niet nodig om de wilde zwijnen af te schieten omdat bij aankomst van de jachtopziener de wilde zwijnen niet meer op de snelweg aanwezig waren en niet meer te traceren waren.
Is er een serieuze afweging gemaakt om te kiezen voor een verdovingsschot alvorens te besluiten de dieren af te schieten? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie ook mijn antwoord op vraag 3. De keuze om de zwijnen daadwerkelijk af te schieten, dan wel de wijze waarop (wel of niet verdoven), is niet gemaakt omdat de zwijnen inmiddels de rijksweg op eigen gelegenheid verlaten hadden.
Is het waar dat de overlevende zwijnen zelf een manier gevonden hebben om zich terug te trekken in hun leefgebied alvorens afschot kon plaatsvinden? Zo ja, wat zegt dat over de werking van het zwijn-kerende raster?
Zie mijn antwoorden op de vragen 2, 3 en 6.
Kunt u aangeven op welke wijze en in welke frequentie de kwaliteit van zwijn-kerende rasters gecontroleerd wordt? Acht u deze controles toereikend?
Het wildkerend raster wordt normaliter één keer per jaar door Rijkswaterstaat visueel gecontroleerd en vastgelegd in een rapportage faunavoorzieningen, conform de NEN 2767. Als gevolg van dit incident met wilde zwijnen heeft Rijkswaterstaat besloten om op de betreffende locatie éénmalig een extra inspectie uit te voeren.
Acht u het mogelijk dat het massale afschot van wilde zwijnen de groepshiërarchie in de populatie verstoort waardoor zwerfgedrag kan leiden tot verkeersgevaarlijke situaties? Zo nee, waarom niet? Zo ja, ziet u aanleiding provincies te adviseren het afschotbeleid aan te passen mede uit het oogpunt van verkeersveiligheid?
De spontane wegtrek van wilde zwijnen naar andere gebieden kan gebeuren om meerdere redenen. Het kan zijn dat er hoge doelstanden worden aangehouden zoals recent in de afschotvrije gebieden gebeurt. Ook ingeval van voedseltekort en wanneer jonge zwijnen op zoek gaan naar nieuwe leefgebieden kan er sprake zijn van migratie van zwijnen. Indien de wegtrek van wilde zwijnen leidt tot een gevaar voor de verkeersveiligheid, zoals het geval was op de A1, kan besloten worden om over te gaan tot afschot. Het gaat hierbij om incidenten. In algemene zin geldt dat het beleid ten aanzien van het beheer van de wildezwijnenpopulatie en het beleid ten aanzien van afschot beide de verantwoordelijkheid van de provincies zijn.
Welk verband ziet u tussen de nachtelijke jacht, waarbij zelfs gebruik wordt gemaakt van restlichtversterkers, en het aantal aanrijdingen met wilde zwijnen in regio’s waar dit wordt toegestaan?
Uit onderzoek2 blijkt dat er te weinig bekend is over het effect van afschot op de dichtheid van de hoefdieren, daarmee dus ook op het aantal aanrijdingen met de hoefdieren.
Overigens verbiedt de Benelux-overeenkomst Jacht en Vogelbescherming het jagen in de nachtelijke uren en het gebruik van jachtmiddelen, anders dan de middelen die door het Comité van Ministers van de Benelux Unie zijn aangewezen, tenzij de provincie hiervoor ontheffing heeft verleend.