Het bericht 'Elon Musk daalt op zijn Twitter steeds dieper af in het konijnenhol' |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Elon Musk daalt op zijn Twitter steeds dieper af in het konijnenhol»1?
Ja
Bent u ook bekend met het feit dat Elon Musk de helft van het medewerkersbestand, waaronder veel moderatoren en technische medewerkers, heeft ontslagen?
Ja
Bent u bereid om na te gaan hoeveel er geadverteerd wordt door de rijksoverheid op verschillende sociale media, en hoeveel dit jaarlijks kost?
Ja. De dienst publiek en communicatie (DPC) voert de inkoop namens de rijksoverheid uit. Het totale budget voor 2022 was ca 13,5 mln. euro.
Is er een verandering geweest voor de rijksoverheid in de dienstverlening van Twitter en het bereik en de effectiviteit van advertenties op Twitter sinds de overname door Elon Musk? Zo ja, hoe verstandig is het dan om nog op Twitter te adverteren?
Nee, dit heeft geen effect gehad op de dienstverlening. Ook niet op het bereik en de effectiviteit van advertenties. Zoals gebruikelijk bij het adverteren in algemene zin, wordt ook bij Twitter op basis van effectief bereik geadverteerd en afgerekend.
Bent u bekend met berichten over toegenomen haatzaaien, homofobie, racisme en antisemitisme2 op Twitter na de overname door Elon Musk en afgenomen moderatie3?
Ja, ik ken deze berichten.
Acht u het wenselijk dat de rijksoverheid adverteert op een platform waarop haatzaaien, homofobie, racisme en antisemitisme sterk zijn toegenomen en buiten schot blijven door gebrekkige moderatie? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid te stoppen met het adverteren op Twitter?
Individuele departementen en andere overheidsorganisaties wegen zelf af of zij adverteren op social media en zo ja, welke. Er bestaat hiervoor geen rijksbreed beleid. DPC voert momenteel een verkenning uit bij departementen of aanvullende regelgeving t.a.v. het adverteren op sociale media gewenst is en op welke wijze deze dan gestalte kan krijgen.
Het is van belang dat mensenrechten en democratische waarden door online platforms worden gewaarborgd, en dat platforms als Twitter hierover verantwoording afleggen. Onder artikel 34 en 35 van de nieuwe Digitale Dienstenverordening die dit jaar voor online platforms in werking treedt zullen platforms met meer dan 45 miljoen gebruikers in de EU de impact van hun dienstverlening op fundamentele rechten, waaronder vrijheid van de pers, het publieke debat en non-discriminatie in kaart moeten brengen en passende maatregelen moeten nemen om deze te beschermen. Met 61,9 miljoen gebruikers in de EU eind 2022 ziet het er naar uit dat Twitter aan deze wettelijke verplichting moet gaan voldoen en anders boetes moet betalen. De Europese Commissie houdt hier toezicht op. Het is heel goed dat alle zeer grote online platforms nog dit jaar aan deze regels zullen moeten voldoen.
Het bericht ‘Gratis games zetten kinderen onder druk om aankopen te doen’ |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Gratis games zetten kinderen onder druk om aankopen te doen»1?
Ja.
Wat is uw reactie op de steekproef van de Consumentenbond waaruit blijkt dat gratis spelletjesapps die populair zijn onder kinderen vaak gebruik maken van in-game aankopen om kinderen te verleiden of te dwingen om extra voordelen of progressie binnen het spel te kopen?
Ik vind de resultaten van de steekproef zeer zorgelijk. Het schetst een somber beeld van de huidige game-industrie en haar verdienmodellen. Dit is ook naar voren gekomen in het rapport «Behavioral design in video games» van het Trimbos-instituut.2 Naar aanleiding van dit rapport heb ik onlangs een brief naar uw Kamer gezonden met daarin initiatieven op basis van de aanbevelingen uit dat rapport.3 Hierbij ben ik ingegaan op het reguleren van verleidingstechnieken zoals loot boxes. Vooruitlopend daarop merk ik hier alvast het volgende op. Zoals in deze brief wordt aangegeven is de Europese Commissie gestart met een consultatie over consumentenbescherming in de online omgeving.4 De Commissie gaat onderzoeken of aanvullende maatregelen nodig zijn om consumenten online beter te beschermen. In het kader hiervan is de Minister van Economische Zaken en Klimaat voornemens aan de Europese Commissie voor te leggen of loot boxes5 als oneerlijke handelspraktijk kunnen worden aangemerkt. Behalve loot boxes worden ook andere verleidingstechnieken in dit kader bekeken, zoals het gebruik van digitale valuta en verdienmodellen zoals het pay-to-win mechanisme.6
Daarnaast wil ik ouders en kinderen goed informeren over de kansen en risico’s van digitale technieken door middel van publieksvoorlichting.7
Tot slot wil ik wel benadrukken dat er niet alleen verleidingstechnieken zijn met een negatief effect; het Trimbos-instituut noemt ook een aantal voorbeelden van positieve effecten. Zo zijn er ontwerpen in games die aansporen om minder te pesten en vriendelijker met elkaar om te gaan, of ingebouwde onderbrekingen zodat de speler de kans krijgt om, tussen sessies door, een korte pauze te nemen.
Is er (wetenschappelijk) onderzoek beschikbaar naar de vraag of en hoe kinderen door worden beïnvloed in hun keuze- en koopgedrag door de manier waarop in-game aankopen in spelletjesapps worden gepresenteerd? Zo ja, kunt u dit met de Kamer delen?
Het hierboven genoemde onderzoek van het Trimbos-instituut geeft inzicht in de verschillende verleidingstechnieken in games. Voor zover bekend is er geen wetenschappelijk onderzoek beschikbaar over hoe die verleidingstechnieken kinderen beïnvloeden en hoe effectief die technieken daarin zijn. Er is wel onderzoek gedaan naar de impact van de keuze- en koopgedrag van consumenten bij loot boxes.8
De Europese Commissie heeft in haar strategie Beter internet voor kinderen (BIK+) aangekondigd dat zij gaat onderzoeken wat de gevolgen zijn van neuromarketing voor kinderen op de lange termijn.9 De resultaten van dit onderzoek zullen worden gedeeld met de Europese toezichthouders, zodat zij commerciële beïnvloedingstechnieken beter kunnen beoordelen. Ik zal aan de hand van de onderzoeksresultaten beoordelen of nader onderzoek nodig is.
Is het wettelijk toegestaan voor makers van spelletjesapps om games zo te ontwerpen dat een in-game aankoop noodzakelijk is of dat kinderen onder druk worden gezet, bijvoorbeeld door een tijdscomponent, om een in-game aankoop te doen om progressie te boeken binnen de game?
De huidige consumentenregelgeving verbiedt niet expliciet bepaalde ontwerpen in games. De vraag of een bepaald ontwerp verboden is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Een ontwerp in een spel kan een verboden handelspraktijk zijn, als dit een agressieve of misleidende handelspraktijk oplevert. Het is bijvoorbeeld niet toegestaan om kinderen in reclame rechtstreeks aan te zetten tot het doen van een aankoop van geadverteerde producten. Ook is het verboden om ontoelaatbaar druk uit te oefenen op spelers om aankopen te doen door bedrieglijk te beweren dat het product maar zeer beperkt in tijd beschikbaar zal zijn. Verder mag een spel niet als «gratis» worden omschreven als er in-game aankopen mogelijk zijn.10
Klopt het dat de verantwoordelijkheid voor handhaving op dit punt bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM) ligt? Wordt er door de ACM gehandhaafd op dit punt, als sprake is van overtredingen?
De Autoriteit, Consument en Markt (ACM) houdt toezicht op de naleving van de consumentenregelgeving. De ACM legt in haar leidraad bescherming van de online consument de huidige consumentenregelgeving uit voor game-aanbieders.11 De ACM zal, als onafhankelijke toezichthouder, optreden als zij dat opportuun acht.
Deelt u de mening dat dit «pay-to-win-principe» in spelletjesapps voor kinderen een slechte zaak is, aangezien kinderen minder bestand zijn tegen dit soort manipulatie en trucs en dat dit ook leidt tot ongewenste kosten voor gezinnen?
Ja, deze mening deel ik. Het genoemde onderzoek van Trimbos laat al zien dat dit één van de dark patterns is waar kinderen slachtoffer van kunnen worden en dat dit kan leiden tot negatieve financiële gevolgen voor gezinnen. Mijn beleid is gericht op bestrijding van manipulatie in video games omdat de financiële en mentale gevolgen hiervan onwenselijk zijn. Ik verwijs op dit punt ook naar het antwoord op vraag 2.
Vindt u dat kinderen als consument op dit gebied meer zouden moeten worden beschermd dan volwassen consumenten?
Kinderen zijn al extra beschermd, maar ik wil hier de komende jaren nog steviger op inzetten. Een voorbeeld hiervan is de inzet om op Europees niveau het gebruik van loot boxes te verbieden zoals hierboven beschreven bij het antwoord op vraag 2. Het beschermen van kinderen in de digitale samenleving is ook onderdeel van mijn werkagenda, programmalijn 2.1 «Publieke waarden beschermen». Schadelijke technieken kunnen niet alleen schadelijk zijn voor kinderen, maar ook volwassenen kunnen hieronder lijden.
Bent u bereid om te onderzoeken, op dezelfde wijze als nu met lootboxes gebeurt, of een verbod op dwingende in-game aankopen in spelletjesapps wettelijk mogelijk is?
Voor het antwoord op deze vraag, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Het bericht 'Kritiek op niet naleven securityregels overheidswebsites: ‘geen rocketscience’' |
|
Lisa van Ginneken (D66) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat de helft van de domeinnamen van de rijksoverheid niet voldoet aan verplichte securitystandaarden?1
Ja.
Forum Standaardisatie meet twee keer per jaar in hoeverre een set internetdomeinen van de overheid voldoet aan de relevante informatieveiligheidsstandaarden van de «pas toe of leg uit»-lijst. Over de gemeten standaarden zijn implementatieafspraken met een deadline gemaakt: de zogenoemde «streefbeeldafspraken». Uit de meest recente meting blijkt dat de helft, 50%, van alle Rijksoverheid- domeinnamen voldoet aan de streefbeeldafspraken voor webdomeinen.
De internetdomeinen van de overheid moeten aan al deze standaarden voldoen, en deze moeten ook nog correct geconfigureerd zijn om mee te tellen in het percentage dat geheel voldoet. De toepassing van deze standaarden is primair de verantwoordelijkheid van iedere overheidsorganisatie zelf en het niet volledig voldoen kan ook als reden hebben dat de standaarden onjuist zijn geconfigureerd.
Klopt het bericht dat minder dan de helft voldoet aan de verplichte e-mailstandaarden?
Hoe verklaart u het niet voldoen aan deze minimale verplichtingen gezien dit al in 2019 en 2021 had moeten plaatsvinden? Mede omdat het hier vaak om niet hele ingewikkelde technische ingrepen gaat die belangrijk zijn voor onze digitale veiligheid?
Of de adoptie van de standaarden ingewikkeld is, verschilt per standaard, maar ook per wijze waarop ICT bij een organisatie is ingeregeld. Zo is bijvoorbeeld de adoptie (en «strenge» configuratie) van de anti-email-phishing standaard DMARC3 ingewikkelder, wanneer meerdere externe partijen namens die organisatie mail versturen (bijv. ten behoeve van mailinglijsten en enquêtes). Ook zijn veel organisaties afhankelijk van hun externe leverancier. Zo biedt de meest gebruikte cloudmail-provider van de overheid default geen IPv64 en geen DANE5. Voor het Rijk is Strategisch Leveranciersmanagement Microsoft, Google Cloud en Amazon Web Services (SLM), belegd binnen het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV), verantwoordelijk voor de communicatie met de leveranciers. JenV vraagt samen met Forum Standaardisatie al sinds 2019 aandacht voor de implementatie van de standaarden. De implementatie van deze standaarden is door Microsoft steeds in tijd opgeschoven. SLM en Forum Standaardisatie hebben Microsoft opnieuw gewezen op de verplichting voor de Nederlandse Overheid deze standaard toe te passen en hebben Microsoft gevraagd de huidige ultieme invoerdatum van juli 2023 hoe dan ook te garanderen.
Het blijft belangrijk dat overheden hun leverancier aanspreken op tekortkomingen en zo nodig overstappen naar een leverancier die de standaard wel goed ondersteunt. Maar ook bij ingewikkelder implementatie is adoptie zeker mogelijk, getuige het groot aantal organisaties dat hun internetdomeinen wel binnen het afgesproken tijdspad op orde heeft gebracht. Ik verwacht dan ook van alle organisaties dat ze alsnog aan de regels gaan voldoen.
Welke rol speelt het tekort aan IT’ers bij de rijksoverheid om te voldoen aan de implementatie van verplichte securitystandaarden? Welke andere oorzaken ziet u?
Het tekort aan IT’ers bij de rijksoverheid speelt in zekere zin een rol om te voldoen aan de implementatie van verplichte securitystandaarden. Ook het Rijk heeft namelijk te maken met een tekort aan IT’ers en dat draagt bij aan het tijdig handelen. Echter kunnen we niet causaal vaststellen dat een tekort aan IT’ers bijdraagt aan het niet voldoen aan de gemaakte afspraken. Zoals onder vraag 3 toegelicht, kunnen andere oorzaken ook bijdragen aan een onvoldoende toepassing van de standaarden zoals afhankelijkheid van externe leveranciers en/of een gebrekkig domeinbeleid.
Hoe beoordeelt u het feit dat pas 55% van de provincies alle anti-phishingstandaarden volledig geadopteerd heeft en 81% van de gemeentes? Hoe gaat u ervoor zorgen dat ook lagere overheden voldoen aan hun verplichtingen voor een veilige digitale omgeving?
Ik blijf mij inzetten voor een veilige en betrouwbare overheid op het internet. In de beantwoording van Kamervragen over cookies op overheidswebsites6 van 1 november jl., heb ik aangekondigd medeoverheden en rijksoverheidsorganisaties per brief te wijzen op het belang te voldoen aan geldende wet- en regelgeving. In diezelfde brief zal ik eveneens aandacht vragen voor de implementatie van de informatieveiligheidsstandaarden.
Die brief bied ik aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen, de CIO Rijk, de Manifestgroep en Klein Lef aan. In die brief spreek ik de diverse overheden aan op hun verantwoordelijkheid om zich te houden aan de gemaakte afspraken. Indien een overheidsorganisatie het IT-beheer heeft uitbesteed, is het van belang de ICT-dienstverlener formeel te verzoeken om ondersteuning van de betreffende standaarden, en daarbij te wijzen op beschikbare how-to's en te vragen om een concrete planning.
Als de huidige leverancier te weinig medewerking verleent, moeten overheden overwegen om over te stappen naar een leverancier die wel voldoet aan de afgesproken standaarden. Om geschikte leveranciers te vinden kan informatie uitgewisseld worden met collega-overheden die leveranciers hebben die wel de afgesproken standaarden ondersteunen.
Met het oog op het principe van «goed voorbeeld doet goed volgen», acht u het pijnlijk als verantwoordelijk Minister dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid op dit moment het minst goed aan deze standaarden voldoet? Wanneer verwacht u dit opgelost te hebben?
Het is belangrijk dat het Ministerie van JenV zo spoedig mogelijk voldoet aan de verplichte open informatieveiligheiddstandaarden van Forum Standaardisatie. Na het kerstreces wordt uw Kamer door de Minister van JenV geïnformeerd over de termijn waarop de standaarden zijn geïmplementeerd. Deze implementatie en het beheer van e-mail-en webdomeinen moet in de ICT-agenda’s van de JenV-onderdelen worden gepland. Domeinbeheer is noodzakelijk opdat het Ministerie van JenV blijft voldoen aan deze standaarden.
Het bericht ‘Don’t download Qatar World Cup apps, EU data authorities warn’ |
|
Hind Dekker-Abdulaziz (D66) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Don’t download Qatar World Cup apps, EU data authorities warn»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat deze twee applicaties zonder enige privacy- of veiligheidswaarschuwing downloadbaar zijn in de gangbare appstores, terwijl Europese data-autoriteiten waarschuwen voor de gevaren?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 4.
Tech-experts betitelen de apps al als «spyware», ziet u daarom kans spoedig met Google en Apple in gesprek te gaan over de wenselijkheid dat zij deze applicaties vrijelijk in hun appstores aanbieden?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 4.
Duitse, Franse en Noorse overheden hebben zich al op waarschuwende toon uitgesproken over de app, bent u daar ook toe bereid?
Ja, op het moment dat een app risico’s oplevert voor de privacy en veiligheid ben ik er zeker toe bereid om daarvoor te waarschuwen. Ik adviseer burgers dan ook om het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) op te volgen.
Het is goed dat de AP en vier van haar Europese collega’s (de Duitse, Franse, Noorse en Deense toezichthouders) waarschuwen voor de risico’s van het downloaden van de «WK-apps». Zij wijzen erop dat de apps waarschijnlijk informatie over gebruikers verzamelen zonder dat gebruikers hiervan op de hoogte zijn. Dat is ook de rol van een toezichthouder.
Ik zie geen aanleiding om in aanvulling op de boodschap van de toezichthouders als kabinet hierover in gesprek te gaan met Google en Apple. Ook gezien het feit dat het WK voor Nederland inmiddels voorbij is. Waar het vooral om gaat is dat iedereen zich bewust is van de risico’s van het gebruik van die apps. Dat is een keuze die iedereen voor zichzelf moet maken en ik vind het zinvol dat de toezichthouders daarover voorlichting geven.
De hevige regenval en overstromingen op Bonaire |
|
Bouchallikh , Jesse Klaver (GL) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over de hevige regenval en overstromingen op Bonaire?1
Ja.
Deelt u de zorgen over de overstromingen als gevolg van de hevige regenval? Hoe groot is de huidige schade?
Ja. Er is geen informatie ontvangen over de schade, behalve dat tijdelijk de elektriciteit op het eiland is uitgevallen en tijdelijk het ziekenhuis niet bereikbaar was en het werk tijdelijk moest staken.
Zijn de lokale autoriteiten met de beschikbare middelen (materieel, personeel en geld) voldoende in staat om de overlast van de overstromingen tegen te gaan, de getroffen inwoners te helpen en milieuschade te voorkomen? Zo nee, wat doet de regering om de lokale autoriteiten hierbij te ondersteunen?
Via het Departementaal Coördinatiecentrum van het Ministerie van IenW is tijdens de dreigende crisis informatie ontvangen over de situatie ter plekke. Er speelde toen de mogelijkheid dat het eiland een bijstandsaanvraag voor extra pompcapaciteit zou doen bij het Rijk. Gelukkig kon Bonaire zelf het water wegpompen met lokaal aanwezige pompen. Er is dus geen bijstandsaanvraag gekomen, en de conclusie was daarom al snel dat er geen rol was voor het inzetten van de crisisorganisatie.
De laatste jaren is het openbaar lichaam bezig met een professionaliseringsslag op het gebied van aanleg en onderhoud van infrastructuur, mede in het kader van het Bestuursakkoord Bonaire 2018–2022, en in navolging daarop de Bestuurlijke Afspraken die dit jaar met Bonaire zijn ondertekend. Er is hard gewerkt aan de renovatie van grote wegen op het eiland en de komende jaren wordt dit doorgezet. In de planvorming rondom deze projecten ligt er een belangrijke focus op het garanderen van een goede afwatering. Ook wordt op andere manieren gewerkt aan een betere toekomstbestendigheid van gerenoveerde en nieuwe infrastructuur, bijvoorbeeld door dikkere asfaltlagen te gebruiken. Via de Stuurgroep Infrastructuur en Mobiliteit worden IenW en BZK op de hoogte gehouden van de vorderingen en kan het openbaar lichaam vanuit het Rijk geadviseerd worden.
Hoe is de situatie op de andere Caribische eilanden? Op welke wijze ondersteunt de rijksoverheid de lokale autoriteiten op de overige eilanden?
Vergelijkbare problemen zijn niet gerapporteerd vanuit de andere twee openbare lichamen in Caribisch Nederland. In zijn algemeenheid laten meerdere rapporten zien dat ook Caribisch Nederland niet ontkomt aan de gevolgen van klimaatverandering. Klimaatverandering raakt een breed spectrum van thema’s en maatschappelijke functies waarvan de belangrijkste in Caribisch Nederland zijn: bescherming tegen overstromingen, gevolgen van wateroverlast, droogte, zoetwatervoorziening, functioneren van netwerken, biodiversiteit. Het concreet maken van de risico’s en gevolgen van klimaatverandering, nu en in de toekomst, en het identificeren van maatregelen is, net als voor de Europees Nederlandse gemeenten, ook voor Caribisch Nederland van belang. Hier wordt op verschillende manieren ondersteuning aan gegeven. Bijvoorbeeld via de klimaatscenario’s van het KNMI, maar ook via de Klimaattafel die op Bonaire wordt opgezet. Verder is het Rijk bereid de openbare lichamen te ondersteunen met kennis en tools bij het uitvoeren van stresstests die nodig zijn voor risicodialogen. Op basis hiervan kunnen de openbare lichamen werken aan adaptatiestrategieën.
Zijn er Europese fondsen voor klimaatadaptatie en/of rampenbestrijding waar de Caribische eilanden mogelijk aanspraak op kunnen maken?
Er zijn geen generieke maatregelen van het Rijk voor klimaatonderzoek, mitigatie en verduurzaming in Caribisch Nederland. De specifieke situatie vraagt om maatwerk. In het kader van het Natuur- en Milieubeleidsplan zal daarom in 2023 een bredere beoordeling plaatsvinden van de gevolgen van klimaatverandering voor de eilanden. Het Rijk kan bovendien de openbare lichamen ondersteunen bij het opstellen van een klimaatadaptatiestrategie. Tot slot wordt in het kader van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging door het KNMI in meer detail gekeken naar de klimaatverandering in Caribisch Nederland, bijvoorbeeld naar zeespiegelstijging en de ontwikkeling van stormen en droogte in het zuidelijk deel van de Caribische Zee.
Op welke wijze wordt de lokale infrastructuur om water af te voeren (zoals afwateringsgeulen, rioleringen etc.) aangepast zodat hevige regenval in de nabije toekomst voor minder overlast zal zorgen?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 3 wordt vanuit de bestuurlijke afspraken tussen het Rijk en Bonaire, en via de Stuurgroep Infrastructuur en Wegen, gestuurd op en samengewerkt aan het creëren van een toekomstbestendige infrastructuur. Het openbaar lichaam is zelf verantwoordelijk voor aanleg en onderhoud van infrastructuur op het eiland, maar door de jaren heen is vanuit het Rijk wel ondersteuning gegeven. Zo heeft IenW bijvoorbeeld een structureel budget van € 5 mln. beschikbaar gesteld voor het onderhoud van infrastructuur. In de nieuwe plannen voor renovatie van wegen is er extra aandacht voor voldoende afwatering.
Het is daarnaast belangrijk dat de openbare lichamen stresstests en risicodialogen uitvoeren om risico´s verder in kaart te brengen en gerichte adaptatiestrategieën op te stellen. Hoewel zowel gemeenten in Europees Nederland als de Caribische openbare lichamen hier zelf verantwoordelijk voor zijn, heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat aangeboden de openbare lichamen hierbij te ondersteunen, zoals ook aangegeven bij vraag 4.
Zijn de taken die in Europees Nederland door de waterschappen worden uitgevoerd in Caribisch Nederland in voldoende mate belegd bij de lokale autoriteiten en/of de rijksoverheid?
Ja. Vanuit de bestaande afspraken tussen het Rijk en Caribisch Nederland (met ook middelen in het BES-fonds) en vanuit de middelen voor Caribisch Nederland in het coalitieakkoord acht ik deze taken voldoende belegd en door het Rijk ondersteund.
Klopt het dat er op de eilanden onvoldoende wateropvangbekkens (saliña's) zijn omdat deze ruimte bebouwd wordt? Zo ja, hoe wordt geborgd dat er voldoende klimaatadaptieve maatregelen worden genomen?
De dagen en weken voorafgaand aan de gebeurtenissen had het veel geregend. De wateropvangbekkens waren al vol en ook de capaciteit achter dammen was benut. Ook de bodem in de betreffende gebieden was al verzadigd. Op 8 november 2022 was er 3 uur lang hevige regenval. Deze omstandigheden hebben ervoor gezorgd dat er wateroverlast is geweest. Normaliter vangen de wateropvangbekkens voldoende regenwater op. Door de toenemende extremen met regenwater zal het openbaar lichaam van Bonaire in het voorjaar een scan doen, in het kader van watermanagement, of er veel wateropvangbekkens en dammen verbeterd, vergroot of bijgebouwd moeten worden.
Wat wordt gedaan om te voorkomen dat als gevolg van de overstromingen de koraalriffen worden aangetast door bijvoorbeeld olie en/of afval dat de zee in spoelt?
In het kader van het Natuur- en Milieubeleidsplan voor Caribisch Nederland wordt op verschillende manieren ingezet op het verbeteren van de afwatering en het voorkomen van een negatieve impact van afwatering in zee. Zo wordt ingezet op de aanpak van loslopend vee om erosie tegen te gaan en wordt ook via herbebossing gewerkt aan vermindering van erosie. Daarnaast geldt een brongerichte aanpak van waterverontreiniging op basis van specifieke regelgeving. Zo zullen op grond van het Inrichtingen- en activiteitenbesluit BES voorschriften voor bedrijven gaan gelden voor afvloeiend hemelwater, met het oog op het beschermen van het koraalecosysteem.
De overstromingen op Bonaire |
|
Attje Kuiken (PvdA), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Bonaire kampt met hevige regenval, straten overstroomd»?1
Ja.
Kunt u de Kamer inzicht geven in de acties die Rijksbreed zijn of worden ondernomen om de situatie op Bonaire te inventariseren en waar nodig in te grijpen?
Er is geen sprake geweest van een noodzaak tot ingrijpen, aangezien het Openbaar Lichaam Bonaire op zelfredzame wijze uitvoering heeft gegeven aan haar verantwoordelijkheden. Er is wel veelvuldig contact geweest: vanuit de waarnemend Rijksvertegenwoordiger was er doorlopend contact met het Openbaar Lichaam Bonaire. Er speelde in beginsel de mogelijkheid dat het eiland een bijstandsaanvraag voor extra pompcapaciteit en/of logistieke ondersteuning voor de verplaatsing ervan zou doen bij het Rijk. Er is door BZK met input van betrokkenen een informatiebeeld opgesteld dat gedeeld is met Rijkspartners. Zo heeft het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing van het Ministerie van IenW (DCC-IenW) tijdens de dreigende crisis informatie ontvangen over de situatie ter plekke. Gelukkig kon Bonaire zelf het water wegpompen met lokaal aanwezige pompen. Er is dus geen bijstandsaanvraag gekomen, en de conclusie was daarom al snel dat er geen rol was voor het inzetten van de crisisorganisatie.
Op welke manier vindt, in verband met de voorgaande vraag, coördinatie plaats met het Openbaar Lichaam Bonaire?
Als de Caribische delen van het Koninkrijk worden getroffen door een ramp, of crisis en bijstand vanuit Europees Nederland is geboden, dan wordt daarvoor het het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming (NHC) gebruikt. De (waarnemend) Rijksvertegenwoordiger zal doorlopend contact houden met het Openbaar Lichaam en deze staat ook in contact met Europees Nederland. Bonaire (en de andere BES-eilanden) kan contact opnemen met het 24/7 bereikbare Nationaal Crisiscentrum (NCC) van het Ministerie van JenV. En vanuit het Ministerie IenW verloopt de coördinatie via het DCC-IenW, dat ook weer in contact staat met het NCC.
Bent u bereid om de Kamer op korte termijn te informeren over de omvang van de schade die op Bonaire ontstaat aan infrastructuur, openbaar bezit, woningen, bedrijven, monumenten en cultureel erfgoed als gevolg van de wateroverlast, de financiële gevolgen van die schade, en door welke partijen die schade moet worden gedragen?
Het openbaar lichaam brengt dit niet in kaart. Bewoners van Bonaire kunnen wel een melding doen indien zij hulp nodig hebben. Het openbaar lichaam registreert die meldingen, gaat langs de betrokkenen indien nodig, en probeert verder via materiële en financiële steun een bijdrage te leveren. Wat betreft de infrastructuur zijn er gaten in de wegen die worden opgevuld.
Zijn er risico’s aanwezig voor de veiligheid en de volksgezondheid van de huidige situatie? Zo ja, welke risico’s en hoe gaat de regering die wegnemen? Zo nee, hoe kunt u dat uitsluiten?
Net zoals in Europees Nederland is ook in Caribisch Nederland een goede afwatering van belang voor veiligheid en volksgezondheid. De recente wateroverlast op Bonaire heeft dit benadrukt. Om die reden neemt Bonaire afwatering mee als primair criterium in de wegenprojecten die momenteel lopen. Via de Stuurgroep Infrastructuur en Mobiliteit blijven IenW en BZK op de hoogte van de ontwikkelingen op dat gebied.
De recente regenval raakt aan het klimaatvraagstuk. De openbare lichamen van Caribisch Nederland zijn, net zoals in het Europese deel, primair verantwoordelijk voor de veiligheid en de volksgezondheid in relatie tot klimaateffecten. Daar hoort bijvoorbeeld ook bij het waarschuwen van de bevolking bij dreigende weersextremen.
Acht u de kwaliteit van het wegennet, de verdere infrastructuur en het waterbeheer van voldoende niveau om met extreme weersomstandigheden en een stijgende zeespiegel om te gaan? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, wat gaat de regering doen om hier verbetering in aan te brengen?
In het kader van onder andere het Bestuursakkoord Bonaire 2018–2022, en de Bestuurlijke Afspraken die in navolging daarop dit jaar zijn ondertekend, heeft het openbaar lichaam een professionaliseringsslag gemaakt op het gebied van onderhoud van infrastructuur. Er is hard gewerkt aan de renovatie van grote wegen op het eiland en de komende jaren wordt dit doorgezet. In de planvorming rondom deze projecten ligt er een belangrijke focus op het garanderen van een goede afwatering. Ook wordt op andere manieren gewerkt aan een betere toekomstbestendigheid van gerenoveerde en nieuwe infrastructuur, bijvoorbeeld door dikkere asfaltlagen te gebruiken. Via de Stuurgroep Infrastructuur en Mobiliteit worden IenW en BZK op de hoogte gehouden van de vorderingen en kan het openbaar lichaam vanuit het Rijk geadviseerd worden. Toekomstige opgaven in relatie tot klimaateffecten zouden onderzocht en besproken moeten worden via stresstesten en risicodialogen. Er is al eerder aangeboden om in de vorm van kennis en tools, zoals een klimaateffectatlas, ondersteuning te geven bij deze stappen om te komen tot klimaatadaptatiestrategieën.
Welke afspraken bestaan er tussen het Rijk en het Openbaar Lichaam Bonaire om wegen, verdere infrastructuur en het waterbeheer aan te passen aan extremere weersomstandigheden, een stijgende zeespiegel, maar ook aan de stijgende bevolkingsaantallen en de grootschalige bebouwing die in de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 6, wordt vanuit de bestuurlijke afspraken tussen het Rijk en Bonaire, en via de Stuurgroep Infrastructuur en Wegen, gestuurd en samengewerkt op het creëren van een toekomstbestendige infrastructuur. Het openbaar lichaam is zelf verantwoordelijk voor aanleg en onderhoud van infrastructuur op het eiland, maar door de jaren heen is hier vanuit het Rijk wel in ondersteund. Zo heeft IenW bijvoorbeeld een structureel budget van € 5 mln. beschikbaar gesteld voor het onderhoud van infrastructuur van de openbare lichamen.
Veel maatregelen liggen verder op het vlak van de ruimtelijke ordening, waarvoor de openbare lichamen zelf de bevoegdheden hebben. Ik ondersteun daarnaast samen met de Minister voor Klimaat en Energie de opzet van een klimaattafel op Bonaire. Deze tafel zou zich ook kunnen buigen over deze vragen.
Op welke manier worden huiseigenaren op Bonaire ondersteund in het weersbestendiger maken van hun woningen en kavels, bijvoorbeeld door het verbeteren van dakgoten en het aanleggen van cisternen?
De openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba zouden op basis van hun op te stellen klimaatadaptatiestrategieën ondersteuning kunnen geven aan huiseigenaren bij het weersbestendiger maken van hun bezit. Voor Bonaire geldt dat er een project Woningverbetering Particulieren is om bewoners te helpen hun woning wind- en waterdicht te maken. Er is wel een wachtlijst voor deelname en het beschikbare budget is beperkt.
Welke acties onderneemt de regering in meer algemene zin om Bonaire, Sint-Eustatius en Saba voor te bereiden op en weerbaar te maken tegen de gevolgen van klimaatverandering? Zijn die acties afdoende? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, wat is er meer nodig en hoe gaat de regering daar gevolg aan geven?
Allereerst is van belang dat er een helder beeld verkregen wordt van de situatie, risico’s en mogelijke maatregelen. Daarmee wordt inzicht verkregen in wat er nodig is ter bescherming tegen de gevolgen van klimaatverandering. Hoewel de verantwoordelijkheid voor klimaatadaptatie bij de openbare lichamen zelf ligt, wil het Rijk ondersteuning geven in de vorm van een klimaateffectatlas als basis voor de benodigde stresstesten, waarmee ook risicodialogen kunnen worden gestart.
Het bericht ‘Chinese TikTok-medewerkers krijgen toegang tot data Europese gebruikers’ |
|
Renske Leijten , Bouchallikh , Hind Dekker-Abdulaziz (D66), Marieke Koekkoek (D66), Don Ceder (CU), Henri Bontenbal (CDA), Queeny Rajkowski (VVD), Farid Azarkan (DENK), Danai van Weerdenburg (PVV), Barbara Kathmann (PvdA), Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Chinese TikTok-medewerkers krijgen toegang tot data Europese gebruikers»?1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Kunt u een schatting geven hoeveel Nederlanders momenteel gebruik maken van TikTok? Hoeveel van deze gebruikers zijn kinderen?
In januari 2022 waren er ongeveer drie miljoen Nederlandse gebruikers van TikTok.2 De minimumleeftijd voor het gebruik van TikTok, volgens het beleid van TikTok, is 13 jaar. Bij TikTok is nagevraagd hoeveel van de gebruikers in Nederland minderjarig zijn. Hierbij heeft TikTok aangegeven dat zij deze informatie niet openbaar kunnen maken, omdat het voor TikTok bedrijfsgevoelige informatie betreft. Het is moeilijk met zekerheid vast te stellen hoeveel van de Nederlandse gebruikers minderjarig zijn. Hierbij speelt een rol dat de juistheid van de door gebruikers opgegeven leeftijd door TikTok niet wordt geverifieerd. Minderjarigen kunnen zich daarom als meerderjarigen voordoen. Uit onderzoek van de Britse (telecom) toezichthouder Office of Communications (Ofcom) bleek vorige maand dat één op de drie Britse kinderen een sociale media-account voor volwassenen heeft.3 Naar alle verwachting zijn er ook in Nederland kinderen die een account voor een volwassene hebben.
Welke medewerkers hebben toegang tot de verzamelde informatie? Klopt het dat een deel van de medewerkers van TikTok een dubbelrol hebben bij de Chinese Communistische Partij en dat dus de Chinese overheid toegang krijgt tot al deze persoonlijke informatie?
Op dit moment weten we niet welke medewerkers van TikTok toegang hebben tot welke gegevens. TikTok is benaderd om hier meer informatie over te geven, maar TikTok heeft aangegeven hier geen antwoord op te kunnen geven. Uiteraard zou ik het absoluut onacceptabel vinden als persoonsgegevens in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) worden doorgegeven aan de Chinese overheid.
De voorwaarden waaronder persoonsgegevens vanuit de EU naar derde landen kunnen worden doorgegeven liggen vast in de AVG. Doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen, waaronder China, dient plaats te vinden volgens hoofdstuk V van de AVG. Of er bij TikTok sprake is van een onrechtmatige doorgifte, is niet aan mij of dit kabinet om vast te stellen, maar aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) of diens collega in de lidstaat waar TikTok haar hoofdzetel heeft.
Momenteel doet de Ierse toezichthouder (DPC) als leidende autoriteit van de EU onderzoek naar de wijze waarop TikTok persoonsgegevens verwerkt. Het betreft een tweetal onderzoeken. Het eerste onderzoek richt zich op de verwerking van persoonsgegevens van minderjarige gebruikers in de context van de platforminstellingen van het TikTok-platform met betrekking tot accounts van gebruikers jonger dan 18 jaar en leeftijdsverificatiemaatregelen. Het onderzoek gaat ook na of TikTok heeft voldaan aan de transparantieverplichtingen van de AVG in het kader van de verwerking van persoonsgegevens van gebruikers jonger dan 18 jaar. Het tweede onderzoek richt zich op de overdracht door TikTok van persoonsgegevens naar derde landen waaronder China en de naleving van de vereisten van de AVG voor deze overdrachten.
De DPC is beide onderzoeken gestart in september 2021. De DPC heeft haar ontwerpbesluit in het eerste onderzoek begin september 2022 voorgelegd aan de toezichthouders – waaronder de AP – in de andere lidstaten. Dit maakt deel uit van het proces op grond van artikel 60 van de AVG. Voor het tweede onderzoek waar het gaat om de doorgifte naar derde landen heeft de Minister voor Rechtsbescherming de AP gevraagd om bij haar Ierse collega te vragen naar de stand van zaken van dit onderzoek.
Kunt u toelichten om wat voor een data het hier gaat? Gaat het hier om persoonsgegevens, persoonlijke voorkeuren of psychologische profielen?
Het is mij niet bekend welke gegevens op welke manier verwerkt worden en welke TikTok-medewerkers toegang hebben tot welke gegevens. TikTok geeft in zijn privacybeleid aan welke gegevens worden verzameld. In zijn beleid schrijft TikTok dat gegevens onder drie categorieën wordt verzameld: (1) informatie die de gebruiker verstrekt, (2) automatisch verzamelde informatie en (3) informatie uit andere bronnen.
Het gaat hier o.a. om profielinformatie, gebruikerscontent en informatie uit directe berichten van gebruikers, maar ook om locatiegegevens van de gebruikers, technische gegevens met betrekking tot het apparaat van de gebruiker, gebruikers informatie en cookies. Ook wordt in gevallen door adverteerders op TikTok informatie over gebruikers gedeeld met TikTok.4
Acht u het wenselijk dat de Chinese overheid toegang heeft tot dit soort informatie, met name ook over kinderen?
Zoals ik in antwoord op vraag 3 schreef, zou ik het absoluut onacceptabel vinden als persoonsgegevens in strijd met de AVG worden doorgegeven aan de Chinese overheid. Binnenkort ga ik met TikTok in gesprek in het kader van een serie gesprekken met verschillende grote tech-bedrijven. In dat gesprek zullen de hierboven genoemde uitgangspunten bij TikTok onder de aandacht worden gebracht.
Bent u bereid om TikTok per direct op te roepen geen gegevens van Europese gebruikers opgeslagen binnen de Europese Unie met China te delen?
Zoals gemeld in antwoord op vraag 3 kan doorgifte van persoonsgegevens in derde landen rechtmatig plaatsvinden, mits voldaan aan de voorwaarden van hoofdstuk V van de AVG. Op 18 juni 2021 heeft het Europees Comité voor Gegevensbescherming (EDPB) richtsnoeren vastgesteld die beogen bedrijven en organisaties handvatten te bieden bij de beoordeling welke aanvullende maatregelen zij kunnen treffen bij de verwerking – waaronder doorgifte – van persoonsgegevens met derde landen om te voldoen aan de voorwaarden van de AVG.
Ik vind het onacceptabel indien gegevens van Nederlandse burgers onrechtmatig worden gedeeld met de Chinese overheid. Binnenkort spreek ik met TikTok in het kader van een serie gesprekken met verschillende grote tech-bedrijven. De hierboven genoemde uitgangspunten zullen bij TikTok onder de aandacht worden gebracht, mede naar aanleiding van de berichtgeving hierover. Het blijft aan de onafhankelijke toezichthouder om de rechtmatigheid van gegevensverwerkingen te onderzoeken en daar op te handhaven.
Welke stappen acht u noodzakelijk richting TikTok in Nederland en de Europese Unie zolang persoonlijke gegevens terecht komen in handen van de Chinese overheid?
Het is in de eerste plaats aan de onafhankelijke toezichthouder om onderzoek te doen naar rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens, en om daar vervolgens tegen op te treden. In het stelsel van de AVG zijn geen bevoegdheden toegekend aan het kabinet. Daarbij wil ik graag opmerken dat de toezichthouder binnen de AVG een breed scala aan bevoegdheden heeft tot het nemen van corrigerende maatregelen mocht zij dat nodig achten. De toezichthouder kan bijvoorbeeld de verwerkingsverantwoordelijke of verwerker waarschuwen, berispen of gelasten een verzoek van betrokkene voor de uitoefening van zijn of haar rechten in te willigen. Ook kan er ook een geldboete worden opgelegd en de toezichthouder kan ook een tijdelijk of definitief verwerkingsverbod opleggen of gelasten de gegevensstromen naar een ontvanger in een derde land op te schorten.
Zoals gezegd in het antwoord op vraag 3, voert de DPC momenteel onderzoek uit naar of de doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen – waaronder China – voldoet aan de AVG-vereisten voor deze doorgifte. Daarnaast heeft de AP vorig jaar een boete van 750.000 euro aan TikTok opgelegd wegens het schenden van de privacy van jonge kinderen. De informatie die de Nederlandse gebruikers van TikTok kregen bij het installeren en gebruiken van de app was in het Engels en daardoor niet goed te begrijpen door jonge kinderen. Door de privacyverklaring niet in het Nederlands aan te bieden, legde TikTok onvoldoende uit hoe de app persoonsgegevens verzamelt, verwerkt en gebruikt. Tijdens het onderzoek door de AP heeft TikTok zich gevestigd in Ierland en de AP was vanaf dat moment alleen nog bevoegd om te oordelen over de privacyverklaring van TikTok, omdat de overtreding was beëindigd.
Wat betreft de inzet van TikTok voor overheidscommunicatie kan ik u melden dat de Dienst Publiek en Communicatie (DPC) van het Ministerie van Algemene Zaken (AZ) sinds september adviseert om de inzet van TikTok voor de rijksoverheid op te schorten vanwege zorgen over gegevensbescherming.
Welke stappen worden er op dit moment binnen de Europese Unie gezet om de juridische kaders ten aanzien van adequate beveiliging van data-transfers wereldwijd te verduidelijken en uit te breiden om te voorkomen dat buitenlandse inlichtingendiensten toegang krijgen tot persoonsgegevens van Europese gebruikers?
Binnen de EU zijn bepalingen uit de AVG t.a.v. adequate beveiliging van data-transfer verduidelijkt via richtsnoeren van de EDPB (zie ook antwoord op vraag 6).5 Deze richtsnoeren beogen organisaties handvatten te bieden voor veiligheidsmaatregelen bij de verwerking – waaronder doorgifte – van persoonsgegevens met derde landen om te voldoen aan de voorwaarden van de AVG. Zo worden in deze richtsnoeren praktische voorbeelden gegeven van hoe veiligheidsmaatregelen getroffen kunnen worden. In deze richtlijnen staat bijvoorbeeld hoe gegevens gepseudonimiseerd kunnen worden doorgegeven en hoe gegevens versleuteld kunnen worden om deze te beschermen tegen toegang voor overheidsinstanties van het derde land.
Welke stappen zet u richting de Europese Commissie om hier aandacht voor te vragen en actie op te ondernemen?
Zie het antwoord op vraag 10.
Hoe geeft u uitvoering aan de afspraak uit het coalitieakkoord dat we kinderen beschermen door ze het recht te geven niet gevolgd te worden en geen dataprofielen te krijgen?
Wat betreft het recht van kinderen om niet gevolgd te worden en geen dataprofiel te krijgen is Europese wetgeving van belang. In het gegevensbeschermingsrecht hebben kinderen het recht op specifieke bescherming, met name bij het gebruik van hun persoonsgegevens voor marketingdoeleinden of voor het opstellen van persoonlijkheids- of gebruikersprofielen (overweging 38 AVG). Deze bescherming zal versterkt worden door de Digital Services Act (DSA) die in 2024 in werking treedt. Het wordt dan voor zeer grote platforms zoals TikTok verboden om data van minderjarigen te verzamelen voor het profileren voor marketingdoeleinden
De Europese Commissie heeft in de geactualiseerde Better Internet For Kids (BIK+) strategie aangekondigd een EU gedragscode voor leeftijdsgeschikt ontwerpen te gaan publiceren. Deze gedragscode moet er aan bijdragen dat de verplichtingen neergelegd in de DSA en AVG worden nageleefd om zo te voorkomen dat kinderen gevolgd worden en dataprofielen krijgen. Wij zijn nauw betrokken bij deze Europese ontwikkelingen en maken ons er hard voor om de bescherming van kinderen in de digitale wereld verder te versterken.
Kunt u deze vragen nog voor het begrotingsdebat Digitale Zaken op 14 november 2022 afzonderlijk beantwoorden?2
Ja.
De overheid die burgers monitort via sociale media |
|
Renske Leijten |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Op welke wettelijke basis handelen instellingen als het Ministerie van Sociale Zaken, de Belastingdienst en de Voedsel- en Warenautoriteit als zij openbare berichten op sociale media van mensen opslaan en verwerken?1
Het is overheidsorganisaties toegestaan om aan online onderzoek te doen. Wanneer daarbij persoonsgegevens worden verwerkt en/of de persoonlijke levenssfeer wordt geschonden, gelden er echter een aantal voorwaarden. Die voorwaarden vloeien voort uit de Grondwet, het EVRM en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Kort gezegd mogen persoonsgegevens alleen worden verwerkt als daarvoor een wettelijke grondslag is. Diezelfde eis geldt voor het maken van inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Hoe zwaarder deze inbreuk, hoe zwaarder de eisen zijn met betrekking tot het wettelijke voorschrift dat als grondslag kan dienen.
Wat de wettelijke basis is hangt per verwerking af van de wijze waarop en voor welk doel overheidsinstanties persoonsgegevens uit openbare sociale media berichten verwerken.
Zo kan er binnen communicatie-onderdelen bijvoorbeeld sprake zijn van het verzamelen, lezen, beantwoorden (actieve webcare) en analyseren van openbare berichten op sociale media, al dan niet met behulp van in de markt beschikbare tools. Dit past binnen de doelstellingen van overheidscommunicatie: actieve informatieverschaffing, het beantwoorden van vragen en het in grote lijnen signaleren van wat er wat er leeft. Daarbij worden er geen persoonsprofielen gemaakt, noch wordt specifiek gezocht naar of op persoonlijke accounts.
In algemene zin kan gesteld worden dat deze praktijk past binnen de publieke taken van de Ministers als verwerkingsverantwoordelijke en de beleidsverantwoordelijkheid die in verschillende wetten en daarop gebaseerde regelingen aan hen is toebedeeld, zeker als het gaat om naar zijn aard beperkte verwerkingen van persoonsgegevens. Dit wordt ook verwacht van de bewindspersonen; zij dienen zich wel te vergewissen van het gevoelen in de samenleving. Hierbij wordt dan ook uitgegaan van een verwerking op basis van de grondslag algemeen belang (artikel 6 lid 1 onder e AVG), gebaseerd op de wet- en regelgeving waarin die taken zijn neergelegd. Die specifieke wet- en regelgeving waaruit het algemeen belang volgt, is per organisatie veelal verschillend.
Of concrete verwerkingen van persoonsgegevens en de wijze van gebruik van de op de markt beschikbare tools ten behoeve van deze taak ook in alle door de vraagsteller genoemde gevallen voldoen aan de beginselen in de AVG, zoals een rechtmatige grondslag, transparantie, doelbinding, noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit moet per geval blijken. Omdat het hier gaat om verschillende overheidsinstanties, ben ik voornemens om mijn collega’s te verzoeken het gebruik van sociale media monitoring in kaart te laten te brengen door middel van een DPIA.
Wat is het verschil tussen het opslaan en verwerken van deze gegevens door deze instanties en het opslaan en verwerken van gegevens door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), waarbij het kabinet al heeft vastgesteld dat dit wettelijk niet toegestaan was?2
Het verschil zit in de aard en doeleinden van de verwerkingen en de mate waarmee daarmee inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer. Die factoren bepalen of er voor de verwerkingen een toereikende wettelijke grondslag bestaat. In verband met de aard en doeleinden van de verwerking van persoonsgegevens door de NCTV heeft het kabinet geconstateerd dat een expliciet wettelijk kader nodig is voor de verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van de coördinatie- en analysetaken van de NCTV. Daartoe is een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer aanhangig gemaakt.
Vindt u het wenselijk dat de overheid op deze manier, zowel herleidbare als niet-herleidbare, gegevens van mensen opslaat en verwerkt, zonder dat mensen daarvan op de hoogte zijn? Zo ja, kunt u dit uitgebreid motiveren?
Het verwerken van gegevens moet uiteraard, conform de AVG, op transparante wijze gebeuren. Voor burgers die via sociale media contact zoeken met de overheid, zal duidelijk zijn dat hun berichten worden gelezen en verder verwerkt zoals dat ook gebeurt bij burgers die contact zoeken per e-mail of brief. Wanneer echter sprake is van een inmenging op het recht op privacy zoals bedoeld in artikel 8 EVRM, dan moet deze bij wet zijn voorzien, gerechtvaardigd zijn en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Dit betekent dat er een grondslag vereist is in een wettelijke regeling, waaruit het voor burgers voldoende duidelijk is onder welke voorwaarden en in welke omstandigheden autoriteiten bevoegd zijn om (online) onderzoek in publiek toegankelijke bronnen uit te voeren. De aard en de intensiteit van dit onderzoek – en daarmee de zwaarte van de inbreuk – bepaalt dus welke eisen worden gesteld aan de wettelijke grondslag.
Vindt u het noodzakelijk dat de overheid op deze schaal gegevens van mensen opslaat en verwerkt? Zo ja, waarvoor en kunt u uw antwoord motiveren? Zo nee, wat gaat u hierop ondernemen?
De overheid moet te allen tijde voldoen aan de wet en dus ook aan de AVG. Gegevensverwerking dient derhalve rechtmatig, proportioneel, behoorlijk en transparant te zijn. Ook dataminimalisatie is van groot belang, dus er mogen niet meer persoonsgegevens worden verwerkt dan noodzakelijk is voor het doel. Uit de hierboven aangekondigde DPIA moet blijken of de verwerkingen van persoonsgegevens die in dit kader worden uitgevoerd ook in de concrete uitvoering voldoen aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Zijn er meer (semi-)overheidsinstanties waarbij op deze manier gegevens van mensen worden opgeslagen en gedeeld en/of zijn er desbetreffende data gedeeld met andere semi-overheidsinstanties? Zo ja, welke? Zo nee, hoe komt u tot dit antwoord?
Uit een eerste inventarisatie blijkt dat veel overheidsorganisaties individueel gebruik maken van toolingplatformen voor het volgen van sociale media, mede ten behoeve van de in vraag 1 bedoelde communicatiedoeleinden en het maken van trend- en beleidsanalyses. Er worden wel media-analyses gedeeld, maar dit betreft alleen conclusies op hoofdlijnen. Deze overheidsorganisaties delen echter geen persoonsgegevens die zij middels het toolingplatform verkrijgen met anderen, tenzij daarvoor een duidelijke grondslag en een noodzaak bestaan.
Op welke wijze worden verzamelde persoonsgegevens en gemaakte profielen bewaard en toegepast? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er zijn verschillende werkwijzen en er zijn verschillende contracten afgesloten met aanbieders van sociale media tooling-instrumenten.
Een veel voorkomende werkwijze is dat de overheidsorganisatie een account en een soort eigen ruimte heeft bij het betreffende bedrijf, waarin zoektermen worden ingegeven en de resultaten van de zoekslag worden getoond. Op basis van die resultaten kan dan met de tool een analyse worden gemaakt waarbij het uitgangspunt is dat daarin geen persoonsgegevens worden opgenomen. Of er ook persoonsgegevens door het platform worden opgeslagen en welke partij als verwerkingsverantwoordelijke moet worden gezien, zal onderdeel uitmaken van de in de hierboven aangekondigde DPIA.
In hoeverre vindt u dat uitlatingen op sociale media een goede, betrouwbare graadmeter zijn, in relatie tot het verdienmodel van vele sociale mediaplatformen waarbij algoritmes bepalen wat mensen wel of niet te zien krijgen? Kunt u uw antwoord uitgebreid motiveren?3, 4
Abstract inzicht in de tendens in berichten op sociale media en berichten van stakeholders kunnen voor de overheidsinstanties van belang zijn om bijv. te zien welke onderwerpen er leven op de sociale media en hoe stakeholders reageren op beleidsvoornemens of maatschappelijke ontwikkelingen.
Ik ben mij tegelijkertijd bewust van het verdienmodel van sociale media platformen en dat niet iedereen online hetzelfde te zien krijgt en er bovendien maar een beperkte groep mensen is, die post op sociale media. De meeste sociale media en websites houden bijv. bij wat men eerder aangeklikt heeft. Het is daarnaast goed te benoemen dat de reacties en de discussies die gemonitord worden deels door algoritmes zijn beïnvloed. Dit kan een vertekend of eenzijdig beeld opleveren. Het is belangrijk dat de overheden zich hier bewust van blijven en hiermee rekening houden in hun analyses. De inzichten uit sociale media zijn daarom niet de enige bouwsteen om de sentimenten in de samenleving op te halen. Daarvoor worden ook media-analyses gemaakt en publieksonderzoeken gedaan. Verder wordt op abstract niveau ook gekeken naar het sentiment in de maatschappelijke correspondentie die overheidsorganisaties ontvangt.
Kunt u aangeven in welk opzicht en in welke mate deze informatie door de overheid wordt gebruikt om beleid te bepalen?
Abstract inzicht in de tendens in berichten op sociale media (wordt over het algemeen positief gereageerd of negatief) en berichten van stakeholders kunnen, samen met andere vormen van omgevingskennis (media-analyse, publieksonderzoek, maatschappelijke correspondentie) voor de Rijksoverheidsinstanties van belang zijn om bijv. te zien welke onderwerpen er leven op de sociale media en hoe burgers in het algemeen en stakeholders reageren op beleidsvoornemens of maatschappelijke ontwikkelingen. Die reacties kunnen input geven voor het bijstellen van communicatie over beleid en het goed aansluiten op de informatiebehoefte van burgers, bijdragen aan ontwikkeling van beleid en zorgen dat bewindspersonen snel kunnen reageren op maatschappelijke ontwikkelingen en daarin hun stem kunnen laten horen.
Erkent u dat de fixatie op sociale media-uitingen een vertekend beeld kan opleveren van problematiek die speelt of in welke mate problematiek zich afspeelt, alsmede ook het niet signaleren van andere problemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zeker. Ik ben het met Kamerlid Leijten eens dat alleen een fixatie op uitingen op sociale media een vertekend beeld kan opleveren van de werkelijkheid. Ik teken hierbij wel aan dat middels de analysetools ook kranten en tijdschriften worden gemonitord. Sociale media zijn dus zeker niet de enige bron van informatie. Bij sociale media monitoring moet bovendien rekening gehouden worden met algoritmen en de aanwezigheid van zogenaamde «bots», die het beeld op sociale media kunnen vertekenen. Daarnaast zit niet elke (betrokken) burger op sociale media en is er kans op een eenzijdig verhaal. Tegelijkertijd kan sociale media voor de rijksoverheid ook nuttig zijn om bijv. te zien welke onderwerpen en vragen er leven in de maatschappij.
Bent u het met mij eens dat het toezicht op het opslaan en verwerken van persoonlijke gegevens van mensen door overheidsinstanties toereikend zou moeten zijn en dat dit nu niet het geval is, bijvoorbeeld door capaciteitstekorten bij de Autoriteit Persoonsgegevens? Zo nee, kunt u dit uitgebreid motiveren? Zo ja, wat onderneemt u zodat het toezicht versterkt wordt?5
Ik onderschrijf het belang van goed toezicht. Dat is allereerst een kwestie van intern toezicht, binnen de organisatie. Naast privacy officers is daarbij vooral de voor overheidsorganisaties verplichte Functionaris Gegevensbescherming (FG) van belang, die onafhankelijk moet toezien op de naleving van de AVG in de betreffende organisatie. De FG moet binnen de organisatie zodanig worden gepositioneerd dat dit recht doet aan de positie die hij op grond van de AVG dient te bekleden. Het uiteindelijke toezicht op het verwerken van persoonsgegevens, dus ook de verwerking waarover het in deze vragen gaat, is neergelegd bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). Het budget van de AP bedraagt in 2022 bijna 26 miljoen euro. In het Coalitieakkoord is bovendien extra budget voor de AP opgenomen. In 2022 gaat het om 2 miljoen euro extra. Vanaf 2025 gaat het om 8 miljoen euro structureel. De AP kan dit budget naar eigen inzicht besteden over haar capaciteit en taken. Tot slot heeft het kabinet extra middelen beschikbaar gesteld voor de functie van een algoritmetoezichthouder die wordt ondergebracht bij de AP.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het nota-overleg over de begrotingsonderdelen van digitale zaken?
De vragen moesten met de betrokken ministeries afgestemd worden en zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Studentgegevens ondanks kritiek massaal in de Amerikaanse cloud gezet’ |
|
Henri Bontenbal (CDA), Harry van der Molen (CDA) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Studentgegevens ondanks kritiek massaal in de Amerikaanse cloud gezet»1?
Ja.
Kunt u bevestigen dat op dit moment 75% van alle Nederlandse studentgegevens opgeslagen staat bij (Amerikaanse) big tech-cloudaanbieders? In hoeverre geldt dit ook voor onderzoeksgegevens en digitale lessystemen?
Eigen gegevens over het cloudgebruik door universiteiten zijn niet bekend bij het Ministerie van OCW. Instellingen zijn zelf eigenaar van data en «verwerkingsverantwoordelijke» zoals bedoeld in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Ze zijn dan ook vrij en zelf verantwoordelijk voor het vormgeven en aangaan van samenwerkingen op het gebied van ICT en het gebruik van cloud. Uiteraard moeten die samenwerkingen in lijn zijn met de AVG, waarin ook bepalingen over het delen van data met derde landen zijn opgenomen. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) ziet toe op de zorgvuldige omgang met persoonsgegevens in het onderwijs. Om het onderwerp public cloudgebruik verder op te pakken willen wij, in lijn met het Rijksbreed cloudbeleid 2022, sessies organiseren om het onderwerp verder uit te dragen. Hierbij willen wij graag maatschappelijk relevante organisaties, waaronder kennisinstellingen, uitnodigen. Daarnaast gaan we dit onderwerp verder oppakken in het kader van de Werkagenda Waardengedreven Digitalisering.
In de Kamerbrief van 14 juli 2022, over het verhogen van digitale veiligheid in onderwijs en onderzoek2, wordt door de Minister van OCW ook ingegaan op hoe de sector daarbij wordt ondersteund, bijvoorbeeld door het faciliteren van Data Protection Impact Assessments (DPIA’s), op producten die in het onderwijs veel gebruikt worden. Daarmee geeft het kabinet uitvoering aan de motie van de leden Kwint en Van Meenen.3 Door de DPIA’s kunnen instellingen beter geïnformeerde keuzes maken over de privacy van leerlingen en studenten. De DPIA’s, waarbij de instellingen worden ondersteund door SURF en SIVON, sluiten aan op het advies van de AP.
Verder is op 11 mei 2022 het «Referentiekader privacy en ethiek voor studiedata» voor verantwoord gebruik van studiedata gepubliceerd door Versnellingsplan ICT4. Hierin zijn gezamenlijke kaders bepaald die zorgvuldige omgang met studiedata en studentgegevens bevorderen. Het referentiekader is omarmd door de onderwijs koepelorganisaties Universiteiten van Nederland (UNL) en de Vereniging Hogescholen (VH).
Deelt u de mening dat deze situatie het risico op privacyschending, spionage en een verlies van strategische autonomie met zich meebrengt?
Het kabinet ziet de genoemde risico’s, en heeft daartoe reeds verschillende stappen gezet. Deze worden hierna kort uiteen gezet.
Voor wat betreft privacy worden er Data Protection Impact Assessments (DPIA’s) uitgevoerd en worden contractonderhandelingen met grote leveranciers in het onderwijs centraal gevoerd.5 Daarmee kunnen instellingen beter geïnformeerde keuzes maken over de privacy van leerlingen en studenten en kunnen alle instellingen gebruikmaken van dezelfde contractvoorwaarden. Hiermee wordt aangesloten op het advies van de AP.
Verder is op 11 mei 2022 het «Referentiekader privacy en ethiek voor studiedata» voor verantwoord gebruik van studiedata gepubliceerd. Hierin zijn gezamenlijke kaders bepaald die zorgvuldige omgang met studiedata en studentgegevens bevorderen. Het referentiekader is omarmd door de VH en UNL. SURF, koepels en marktpartijen trekken gezamenlijk op in de uitvoering en er wordt continu bekeken of er waarborgen kunnen worden verbeterd.
Voor wat betreft spionage weten we dat kennisinstellingen doelwit zijn van spionageactiviteiten. Een aantal staten voert een offensief programma tegen Nederlandse belangen en probeert onder andere aan unieke Nederlandse kennis (bijvoorbeeld onderzoeksgegevens) en technologieën te komen. Daarbij is in een aantal, veelal autoritaire staten, een nauwe verwevenheid tussen het bedrijfsleven en de overheid.6, 7 Deze risico´s adresseert het kabinet met de aanpak Kennisveiligheid en de aanpak Tegengaan Statelijke Dreigingen.8c9
In de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit is opgenomen dat kennisinstellingen een zorgplicht hebben voor een werkomgeving waarin goed onderzoek gewaarborgd wordt. Databeheer wordt daarin expliciet genoemd. In de Nationale Leidraad Kennisveiligheid is ook een hoofdstuk over digitale beschermingsmaatregelen en cyberveiligheid opgenomen. Zo worden instellingen die met sensitieve onderzoeksdata of resultaten werken gewezen op het nemen van maatregelen op het gebied van rubricering, autorisatie en de implementatie van specifieke organisatorische en technologische maatregelen om mogelijke aanvallen te detecteren en te monitoren om zodoende de risico’s beter te borgen.
Voor strategische autonomie heeft het kabinet op 8 november jl. de kabinetsbrede visie op de open strategische autonomie van de EU naar de Kamer gestuurd.10 Het kabinet werkt verder onder coördinatie van EZK aan een nadere invulling van de digitale autonomie van de digitale economie en infrastructuur. Deze invulling is naar verwachting in de loop van 2023 gereed.
Welke afspraken maken Nederlandse (hoger)onderwijsinstellingen met techbedrijven bij het aangaan van contracten over bijvoorbeeld (economische) veiligheid en privacy? In hoeverre is hier überhaupt ruimte voor in de onderhandeling?
Onderwijsinstellingen zijn, conform de AVG, verantwoordelijk voor de omgang met persoonsgegevens en worden geacht hier zorgvuldig invulling aan te geven. Wanneer een instelling gebruik maakt van een product of dienst waarbij persoonsgegevens worden verwerkt moeten zij met de betreffende leverancier een verwerkersovereenkomst afsluiten waarin wordt vastgelegd welke persoonsgegevens voor welke doeleinden mogen worden verwerkt en onder welke voorwaarden dat gebeurt. Om de veiligheid van gegevensverwerkingen te waarborgen en te voorkomen dat een verwerking inbreuk maakt op de AVG, moet de verwerkingsverantwoordelijke de aan de verwerking inherente risico’s beoordelen en op grond van een objectieve en zo concreet mogelijke risicobeoordeling passende technische en organisatorische maatregelen nemen om een beveiligingsniveau te waarborgen dat op het risico is afgestemd. Als een verwerking toch een hoog risico blijft inhouden dan is voorafgaand aan de verwerking een DPIA verplicht, zodat op basis daarvan maatregelen kunnen worden genomen om die risico’s te voorkomen of te reduceren. Zo maakte een eerder uitgevoerd assessment van Microsoft duidelijk dat er voor het gebruik van bepaalde Microsoft-producten geen grote risico’s overblijven, mits de gebruiker een aantal maatregelen neemt om de risico’s te mitigeren. Bij het assessment van Google zijn privacyrisico’s geconstateerd, met name over hun omgang met metadata. Vervolgens zijn met Google afspraken gemaakt over het mitigeren van deze geconstateerde risico’s. Met leveranciers van producten die veel gebruikt worden in het onderwijs, worden deze contracten centraal uitonderhandeld door SURF en worden dan ook afspraken gemaakt over veiligheid en privacy.11 Deze contracten gelden dan voor de hele sector zodat niet iedere instelling zelf deze onderhandelingen hoeft te doen en alle instellingen ook onder dezelfde voorwaarden producten kunnen gebruiken. Tevens is het omgaan met kennis uit gevoelige kennisdomeinen expliciet opgenomen in de Nationale Leidraad Kennisveiligheid.
In hoeverre kunt u centrale kaders bieden aan onderwijsinstellingen die zien op het waarborgen van privacy, online veiligheid en strategische onafhankelijkheid in de samenwerking met cloudbedrijven? Ziet u hier voor uzelf een rol weggelegd?
In de antwoorden op vraag 2, 3 en 4 heb ik uiteengezet hoe het kabinet, en de Minister van OCW in het bijzonder, hiermee omgaan. In de kamerbrief over het verhogen digitale veiligheid onderwijs en onderzoek van 14 juli 2022 gaat de Minister dieper in op de stappen die gezamenlijk worden gezet.12
Welke serieuze alternatieven zijn er voor onderwijsinstellingen, maar ook voor de rijksoverheid, voor het gebruik van cloudoplossingen van Amerikaanse techbedrijven?
Het kabinet zet zich er op in om door middel van verschillende initiatieven concurrentie op de markt voor clouddiensten te stimuleren. Door meer concurrentie kunnen alternatieve aanbieders van clouddiensten, waaronder Europese aanbieders, inspelen op de vraag vanuit onderwijsinstellingen en de rijksoverheid. Initiatieven die hieraan bijdragen zijn onder andere de DMA en de Dataverordening, de IPCEI Cloud Infrastructure and Services en het GAIA-X project.
Voorts wordt momenteel in het kader van de Cyberbeveiligingsverordening (Cyber Security Act) een Europees certificatieschema ontwikkeld voor de clouddiensten. De cyberbeveiligingsverordening is een Europese verordening, die een Europees kader introduceert op het gebied van cyberbeveiligingscertificering. De cyberbeveiligingsverordening maakt het mogelijk om op Europees niveau cyberbeveiligingscertificeringsregelingen (in de praktijk ook wel aangeduid als «certificatieschema’s») vast te stellen voor categorieën van ICT-producten, -diensten en -processen. In opdracht van de Europese Commissie wordt thans een cyberbeveiligingscertificeringsregeling voor de clouddiensten (de zgn. Europese Cloud certificering schema) met cyberbeveiligingsvoorschriften ontwikkeld. Naar verwachting zal dit schema medio 2023 worden opgeleverd. Na de implementatie hiervan zullen de cloudaanbieders binnen twee jaar moeten voldoen aan de vereiste security maatregelen.
Wat is de status van de voorbereiding van de investeringsvoorstellen in het kader van de IPCEI Cloud2?
De Nederlandse investeringsvoorstellen voor IPCEI Cloud zijn op 4 april jl. bij de Europese Commissie ingediend. Het verplichte goedkeuringsproces voor de voorstellen neemt door de omvang en complexiteit van deze IPCEI meer tijd in beslag dan eerder aangenomen door alle betrokken partijen. De huidige verwachting is dat dit proces begin 2023 zal worden afgerond, waarna de Tweede Kamer geïnformeerd kan worden over de investeringsvoorstellen die voor subsidie in aanmerking komen.
Bent u bereid om te onderzoeken of de rijksoverheid samen met onderwijsinstellingen initiatieven kan opstarten of ondersteunen die zien op het ontwikkelingen van eigen cloudoplossingen? Op welke manier zou u kunnen aanhaken bij Europese initiatieven?
SURF biedt een mix van eigen clouddiensten en aanbod van marktpartijen. Binnen de SURFcumulus cloud dienst van SURF bieden 13 leveranciers hun diensten aan. Dit betreft Nederlandse, Europese en Amerikaanse aanbieders, grote en kleinere leveranciers. Verder heeft SURF eigen clouddiensten, op eigen rekensystemen van SURF, waaronder de Nationale Supercomputer Snellius. Met SURFdrive, Research Drive en SURFfilesender, kunnen bestanden worden opgeslagen en verstuurd. Ook voert SURF projecten uit waarin verkenningen plaatsvinden binnen diverse toepassingsgebieden waarin wordt gekeken naar open source alternatieven, zoals voor een samenwerkingsomgeving – zoals officeapplicaties –, een leeromgeving, enquête tools en grafische software. De verkenningen moeten antwoord geven op vragen over de gebruiksvriendelijkheid, de toepasbaarheid binnen een bestaande organisatie, support en ondersteuning, beheer, security, privacy, mogelijkheden om te koppelen met andere onderwijssystemen en een duurzame en gezonde governance als het gaat om de betrouwbaarheid van de software en de community daaromheen.
De Minister van OCW heeft in 2021 heeft de Europese Commissie verzocht om de ontwikkeling van openbare opensource alternatieven voor grote particuliere digitale platforms te ondersteunen.14 Vooralsnog heeft dit in EU-verband niet tot concrete vervolgacties op onderwijsgebied geleid.15 Nederland zal hiervoor aandacht blijven vragen. Ook zal Nederland een gezonde(re) marktwerking, publieke waarden en onderwijskwaliteit blijven agenderen in het Europese debat.
Het bericht dat er buitensporig vaak inzage in de persoonsgegevens – via de BRP - van slachtoffers van het toeslagenschandaal heeft plaatsgevonden |
|
Renske Leijten |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is de reden waarom persoonsgegevens van slachtoffers van het toeslagenschandaal buitensporig vaak opgevraagd worden door overheidsinstanties, zoals de politie? Kunt u uitsluiten dat dit nog altijd gebeurt?1
Het is voor de politie niet bekend welke personen gedupeerden van de toeslagenaffaire zijn. Bij het contact tussen een politiefunctionaris en een persoon (of deze persoon nu in hoedanigheid van verdachte, slachtoffer, benadeelde, getuige, onderhavige is aan politiecontrole, of omstander is) is voor de politiefunctionaris niet kenbaar of de betrokkene in kwestie wel of geen gedupeerde van de toeslagenaffaire is. Bij het verwerken van gegevens naar aanleiding van een dergelijk contact wordt dit dan ook niet geregistreerd.
Omdat niet geregistreerd staat bij de politie of er sprake is van een gedupeerde, kan de politie dus niet nagaan of erkende gedupeerden van de toeslagenaffaire bovenmatig veel in bevragingen in de BRP vanuit de politie voorkomen. In de begeleidende brief bij de beantwoording van deze Kamervragen en in het antwoord op vraag 10 is uiteengezet wat de aanleiding voor de bevraging in de BRP zou kunnen zijn geweest. Als een individuele gedupeerde wil weten welke gegevens van hem of haar bij de politie bekend zijn, dan kan de gedupeerde daartoe een inzageverzoek bij de politie doen.2
Wat buitensporig is, kan niet in zijn algemeenheid worden vastgesteld, dat hangt af van de grootte en de taak of taken van de gebruiker van de BRP. Ons zijn ook geen signalen bekend over buitensporige bevragingen van de BRP, anders dan het FTM artikel.
Moet de inzage in de Basisregistratie Personen door een gemeente worden goedgekeurd of kunnen overheidsdiensten zich automatisch toegang verschaffen?
Wij beantwoorden deze vraag voor de BRP in het algemeen. Er wordt niet per geval aangegeven waarvoor er gegevens worden opgevraagd, maar wel in algemene zin. Voor iedere gebruiker van de BRP wordt voorafgaand aan het verkrijgen van toegang tot de BRP door de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) getoetst welke persoonsgegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taak van de gebruiker. Dit wordt vastgelegd in een autorisatiebesluit. Gebruikers van de BRP mogen de BRP enkel gebruiken binnen de kaders van het autorisatiebesluit. Daarbij merken wij op dat het centraal in de BRP bijhouden van de exacte reden van raadpleging ervoor zorgt dat er meer (gevoelige) gegevens centraal worden bewaard. Dat zou ertoe leiden dat er in de BRP veel meer informatie moet worden bewaard dan nodig is voor de uitvoering van de wet BRP, wat bovendien de risico’s voor burgers in het geval van datalekken en met betrekking tot profilering vergroot.
Gebruikers dienen na het opvragen van de gegevens zelf bij te houden wat de concrete reden van het gebruik van de BRP was. Als de burger precies wil weten waarvoor de BRP-gegevens zijn gebruikt, kan hij of zij een inzageverzoek indienen bij de organisatie die de BRP-gegevens heeft opgevraagd. Op grond van de AVG zijn organisaties die BRP-gegevens opvragen zelf verantwoordelijk voor het bijhouden van de doeleinden van de gegevensverwerking. De desbetreffende organisatie zal dus een reden (doeleinde) moeten kunnen gegeven voor het gebruik van de BRP-gegevens
Zie ook het antwoord op uw vragen over de datahonger van de overheid d.d. 18 mei 2022 (antwoord op de eerste, tweede en zevende vraag).3
Wordt er gevraagd of aangegeven waarom er in gegevens gekeken wordt van familieleden van iemand wiens gegevens worden opgevraagd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Krijgt een gemeente een signaal als er buitensporig vaak in de persoonsgegevens van iemand wordt gekeken?
Nee. De Minister van BZK, feitelijk RvIG, beheert de centrale voorziening van de BRP waaruit gegevens kunnen worden opgevraagd. Wat buitensporig is, kan niet in zijn algemeenheid worden vastgesteld, dat hangt af van de grootte en de taak of taken van de gebruiker van de BRP. Er kan daarom ook geen signaal over worden afgegeven.
Specifiek met betrekking tot de politie is het volgende van belang. De taken en doelgroep van de politie zijn breed (verdachte, slachtoffer, benadeelde, getuige, onderhavig aan politiecontrole, of omstander). Al deze mensen kunnen in aanraking komen met de politie, waarna de politie gegevens over diegene zal moeten opzoeken in de BRP. Voorgaande brengt ook met zich mee dat RvIG niet kan bepalen of en wanneer er sprake is van «buitensporig vaak» in de persoonsgegevens van iemand kijken. Daarvoor zou RvIG van iedere persoon moeten weten wat de precieze aanleiding is voor het opvragen van de BRP-gegevens. Dat is niet mogelijk gelet op het grote aantal gebruikers van de BRP en daarbij ook onwenselijk, omdat er dan (bijzondere) persoonsgegevens moeten worden bijgehouden in de BRP zonder noodzaak.
Erkent u dat het raar is dat zelfs Ministeries inzage vragen in de persoonsgegevens? Kunt u aangeven welke afdelingen dit betreft en welke redenen er zijn om iemands persoonsgegevens te controleren?
Nee, dat erkennen wij niet. Het doel van de BRP is het voorzien van overheidsorganen (waaronder Ministers) van de in de BRP opgenomen gegevens, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de vervulling van hun taak.4 Ministeries kunnen persoonsgegevens nodig hebben voor de uitvoering van hun taken, indien die taken onder directe ministeriële verantwoordelijkheid vallen. Bijvoorbeeld de Minister van BZK voor het kunnen aanbieden van de voorziening DigiD of het beheer van het donorregister onder verantwoordelijkheid van de Minister van VWS. Op de website van RvIG is een overzicht te vinden van de ministeries die toegang hebben tot de BRP, en voor welke taken: BRP-besluiten-Ministeries.
Kunt u aangeven of er een verband is tussen de Fraude Signalering Voorziening (FSV) van de Belastingdienst en de vele opvragingen van andere overheidsinstanties? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
PricewaterhouseCoopers (PwC) heeft onderzoek gedaan naar de gegevensverstrekking uit of over de FSV in het rapport «gegevensdeling met derden». De Belastingdienst heeft aanvullend onderzoek verricht dat is gevalideerd door PwC. Over dit onderzoek bent u voor de laatste maal door de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst geïnformeerd op 4 november 2022.
In die brief is opgenomen dat de 536 gegevensverstrekkingen die PwC heeft gevonden nader zijn onderzocht. Daaruit blijkt dat de omvang van de gegevensverstrekking aan derden beperkter is dan eerder geconstateerd. Van de 536 verstrekkingen heeft de Belastingdienst geconstateerd dat er in 128 verstrekkingen geen persoonsgegevens staan of dat de burger niet in de FSV staat. Van de overgebleven verstrekkingen bevat minstens 108 verstrekkingen geen informatie uit of over de FSV. In de verstrekkingen waar wel sprake is van FSV wordt in de meeste gevallen enkel FSV in de verstrekking vermeld zonder dat er informatie uit de FSV is verstrekt. Daarnaast is geconstateerd dat het overgrote deel van de verstrekkingen plaatsvond op basis van een informatieverzoek en dat de verstrekte informatie niet uit de FSV komt. Na analyse blijven er 296 verstrekkingen over die betrekking hebben op 505 mensen. Uit de nadere analyse van de Belastingdienst blijkt dat de ontvangers van de 4 exportbestanden een verbintenis hadden met de Belastingdienst en dat het daarom geen gegevensverstrekking aan derden is. Deze verstrekkingen zijn wel als een datalek aangemerkt, maar er zijn geen gevolgen geconstateerd. Uit het onderzoek met samenwerkingspartners van de Belastingdienst naar de gevolgen van gegevensverstrekking blijkt dat, op enkele gevallen na, er geen vervolgactie is ingezet op basis van de gegevensverstrekking. In de gevallen waarbij de samenwerkingspartner wél een vervolgactie heeft ingezet, ging het om informatie die de samenwerkingspartner op basis van een informatieverzoek heeft ontvangen.
Verstrekking
Aantal
Toelichting
4
Geen gegevensverstrekking
128
Geen gegevensverstrekking
108
Geen gegevensverstrekking
296
Gegevensverstrekking, circa 65% op basis van een informatieverzoek.
Totaal aantal verstrekkingen
536
Gezien er uit deze onderzoeken niet blijkt dat er grootschalige informatieverstrekking uit of over FSV heeft plaatsgevonden aan andere organisaties, is het onaannemelijk dat de FSV heeft geleid tot «grootschalige» bevraging van de BRP door overheidsorganisaties in die zin dat de persoonsgegevens van heel veel burgers in de BRP zijn bevraagd.
Los van de FSV, verstrekt de Belastingdienst fiscale informatie van een persoon aan andere overheidsorganisaties, indien daar door een organisatie om verzocht wordt en hier een wettelijke basis voor is. Ook verstrekt de Belastingdienst fiscale informatie aan andere organisaties ter uitvoering van een wettelijke taak.
Naast dat deze informatieverstrekking in de wet is vastgelegd, is ook in veel gevallen een convenant opgesteld. Die convenanten zijn openbaar beschikbaar.
Met welke instanties zijn er (gegevens van) FSV-lijsten of soortgelijke gegevens gedeeld?
Zie antwoord vraag 6.
Indien er geen gegevens zouden zijn gedeeld met andere instanties dat mensen gesignaleerd staan op een FSV-lijst, hoe verklaart u dat de opvragingen van andere instanties vele malen talrijker zijn dan voor mensen die niet gesignaleerd staan op een FSV-lijst?
Het artikel van FTM spreekt niet over extra raadplegingen van de BRP door de FIOD, het Ministerie van Financiën en anderen. Dit herkennen wij ook niet. In het geval van de politie kan niet worden vastgesteld of sprake is van overmatige bevragingen.
Daarnaast is het zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 1 voor de politie niet bekend welke personen gedupeerden van de toeslagenaffaire zijn. Bij het contact tussen een politiefunctionaris en een persoon (of deze persoon nu in hoedanigheid van verdachte, slachtoffer, benadeelde, getuige, onderhavige is aan politiecontrole, of omstander is) is voor de politiefunctionaris niet kenbaar of de betrokkene in kwestie wel of geen gedupeerde van de toeslagenaffaire is. Bij het verwerken van gegevens naar aanleiding van een dergelijk contact wordt dit dan ook niet geregistreerd. De politie heeft aangegeven dat zij niet kan nagaan of erkende gedupeerden van de toeslagenaffaire bovenmatig veel in bevragingen in de BRP vanuit de politie voorkomen, omdat niet geregistreerd staat bij de politie of er sprake is van een gedupeerde.
Zoals beschreven in de begeleidende brief zijn er wel diverse gronden op basis waarvan gegevens worden verstrekt aan de politie.
Welke gegevens zijn er overgenomen uit FSV-lijsten en gedeeld met andere instanties dan de Belastingdienst?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat bij sommige slachtoffers het krijgen van brieven om toeslagen terug te betalen gelijk loopt met de start van buitensporige inzage van politie, FIOD, Ministerie van Financiën en anderen? Hoe kunt u dit verklaren?
Zie antwoord vraag 8.
Heeft het kenmerk «opzet grove schuld» achter iemands naam invloed gehad op het buitensporig in mogen zien van de persoonsgegevens?
Nee. Het kenmerk «opzet grove schuld» wordt niet geregistreerd in de BRP noch gebruikt bij de toets of een organisatie toegang krijgt tot persoonsgegevens in de BRP.
Bent u bereid een verplichting in te stellen voor instanties waarom zij een bevraging doen uit andere systemen, zodat mensen meer inzage kunnen krijgen in hun gegevens en wat er met hun gegevens gebeurt? Zo nee, waarom niet?
Die plicht geldt al op grond van de AVG (artikel 5, tweede lid («verantwoordingsplicht»)). Iedere verwerkingsverantwoordelijke is zelfstandig verplicht om daaraan te voldoen.
Denkt u dat wanneer artikel 32a van de Wet politiegegevens in werking was getreden de toeslagenouders wél een fatsoenlijke verklaring van de politie zouden hebben gekregen over waarom er zo vaak inzage in de persoonsgegevens heeft plaatsgevonden? Kunt u uw antwoord toelichting?
Artikel 32a van de Wet politiegegevens (Wpg) gaat over logging in geautomatiseerde systemen van de invoer van gegevens in systemen en op termijn ook van het verzamelen, wijzigen, raadplegen, verstrekken (o.a. in de vorm van doorgifte), combineren of vernietigen van politiegegevens. Het ontbreken van een verklaring voor de bevragingen is niet gelegen in het feit dat er geen logging plaatsvindt van bevragingen. Er vindt wel degelijk logging plaats op grond van de algemene verplichting tot gegevensbeveiliging uit artikel 4a van de Wpg. Er kan echter geen onderzoek worden gedaan door de politie naar bevragingen op toeslagenouders, omdat het voor de politie niet kenbaar is welke personen toeslagenouders zijn. De politie kan daarom niet nagaan of toeslagenouders bovenmatig veel in bevragingen in de BRP vanuit de politie voorkomen, en zo ja, wat daarvan de achterliggende redenen zou kunnen zijn. Als een individuele gedupeerde wil weten welke gegevens van hem of haar bij de politie bekend zijn, dan kunnen zij daartoe een inzageverzoek bij de politie doen. In de begeleidende brief bij deze Kamervragen is een link opgenomen naar een website met meer informatie hoe een dergelijk verzoek kan worden gedaan.
Kunt u aangeven wanneer artikel 32a van de Wet politiegegevens in werking zal treden?
Artikel 32a Wpg moet – conform de uitzonderingsmogelijkheid geboden in Richtlijn 2016/680 – uiterlijk in mei 2023 in werking treden. Dat kan middels een koninklijk besluit. Deze uitzondering is mogelijk gemaakt omdat systemen aangepast moeten worden zodat deze kunnen loggen. Het blijft ook na mei 2023 overigens tot 2026 mogelijk om een uitzondering te vragen voor specifieke systemen die om technische redenen nog niet kunnen loggen.
Kunt u tevens aangeven waarom het zo lang moet duren en of dat bij de inzage in de verwerking van politiegegevens ook zonder logplicht onder dat recht op inzage valt?
Het recht op inzage in de gegevens wordt geregeld door artikel 25 van de Wet politiegegevens, daaronder valt ook inzage in de doelen en de rechtsgrond van de verwerking. Daaronder valt verder een overzicht van de ontvangers van politiegegevens gedurende een periode van vier jaar, dus aan wie politiegegevens verstrekt zijn (lid 1, onderdeel c). Voor zover loggegevens tegemoet komen aan de onderdelen van artikel 25, valt dit onder het inzagerecht. Verder verwijzen wij u voor de beantwoording van deze vraag naar het antwoord op vraag 14.
Bent u bereid instanties te verplichten dat een verzoek wordt gedaan voor inzage in bevragingen van persoonsgegevens, dit overzicht compleet dient te zijn, en er dus niet een overzicht kan worden gegeven van slechts enkele systemen binnen een instantie waarin een persoon voor kan komen? Zo nee, kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Voor de politie geldt dat het recht op inzage conform artikel 25 van de Wpg het inzien van persoonsgegevens en het krijgen van informatie over de doelen en de rechtsgrond van de verwerking; de betrokken categorieën van politiegegevens; de vraag of de deze persoon betreffende politiegegevens gedurende een periode van vier jaar voorafgaande aan het verzoek zijn verstrekt en over de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de gegevens zijn verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties; de voorziene periode van opslag of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen; het recht te verzoeken om rectificatie, vernietiging of afscherming van de verwerking van hem betreffende politiegegevens; het recht een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens, en de contactgegevens van die autoriteit; de herkomst, voor zover beschikbaar, van de verwerking van hem betreffende politiegegevens.
Tegelijk is het goed om hier te onder de aandacht te brengen dat in artikel 27 van de Wet politiegegevens hier een uitzondering op wordt gemaakt en dat het verzoek kan worden afgewezen op grond van een aantal limitatief opgesomde uitzonderingsgronden.
Op overige organisaties die persoonsgegevens verwerken is de AVG van toepassing. De AVG regelt dat op iedere verwerkingsverantwoordelijke de verantwoordingsplicht rust (artikel 5, tweede lid, AVG). Iedere organisatie die gegevens verwerkt, waaronder gegevens uit de BRP, is verplicht om te voldoen aan de verplichting om inzage te kunnen geven in de doeleinden van de verwerking en eventuele verdere verwerkingen (artikel 15 AVG). Overzichten van verwerkingsactiviteiten dienen compleet te zijn.5
Bent u bereid instanties te verplichten dat indien er een verzoek wordt gedaan voor inzage in bevragingen van persoonsgegevens, dit overzicht compleet dient te zijn en dus ook moet bevatten met welke instanties deze gegevens nog meer zijn gedeeld? Zo nee, kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Die plicht geldt al op grond van de AVG (artikel6. Iedere verwerkingsverantwoordelijke is zelfstandig verantwoordelijk om daaraan te voldoen.
Waarom vindt u het nog altijd geoorloofd dat steeds meer instanties, en daarmee ook steeds meer mensen, inzage hebben in de persoonlijke gegevens van mensen zonder dat ze daarbij hoeven aan te geven waarom ze deze gegevens opvragen of hoe zij deze gegevens verder verwerken? Ziet u het gevaar als, zoals u eerder wenste, ook bijvoorbeeld banken toegang hebben tot dergelijke gegevens? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Het verwerken van persoonsgegevens zonder dat daarbij kan worden aangegeven waarom de gegevens worden verwerkt zou inderdaad – behoudens uitzonderingen – ongeoorloofd zijn. Op iedere verwerkingsverantwoordelijke rust de verantwoordingsplicht (artikel 5, tweede lid, AVG). Zie voor de verdere beantwoording van deze vraag mijn antwoord op uw vragen over de datahonger van de overheid d.d. 18 mei 2022 (antwoord op de tweede vraag).7 Iedere organisatie die gegevens verwerkt, waaronder gegevens uit de BRP, moet voldoen aan de verplichting om inzage te kunnen geven in de doeleinden van de verwerking en eventuele verdere verwerkingen.
Vindt u het rechtvaardig dat slachtoffers van het toeslagenschandaal nog altijd geen inzicht hebben in welke gegevens met welke diensten zijn gedeeld? Zo nee, hoe kan het dat deze mensen al zo lang op antwoorden moeten wachten? Zo ja, kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
In de systemen van Toeslagen staat niet geregistreerd of en welke informatie van gedupeerde ouders in het verleden is gedeeld met andere organisaties. Het is voor de medewerkers van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) daarom ook niet mogelijk om dit inzichtelijk te maken.
Wanneer gedupeerden in de FSV geregistreerd stonden, zijn zij door de Belastingdienst hierover geïnformeerd. De Belastingdienst informeert hen dan ook over de reden van registratie, wat de effecten van registratie zijn geweest en indien dit aan de orde is, met welke organisaties hun gegevens uit of over FSV zijn gedeeld.
Het bericht ‘Onderzoek: Bonaire dreigt onder te lopen bij extreme klimaatverandering’ |
|
Raoul Boucke (D66) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Onderzoek: Bonaire dreigt onder te lopen bij extreme klimaatverandering»1 en het onderhavige rapport van de VU Amsterdam, en heeft u kennisgenomen van de brandbrief van Greenpeace aan Minister-President Rutte?
Ja.
Wat vindt u van de conclusies van het rapport en deelt u de conclusies dat inwoners Bonaire grote risico’s lopen door de stijging van de zeespiegel, toenemende hitte en het afsterven van koraal?
Meerdere rapporten laten zien dat Caribisch Nederland niet ontkomt aan de gevolgen van klimaatverandering (zie bijvoorbeeld ook Kamerstuk 30 825, nr. 218 over de staat van instandhouding van de natuur in Caribisch Nederland). Te voorzien is dat op termijn maatregelen nodig zijn om de gevolgen van klimaatverandering het hoofd te kunnen bieden. Het gaat bij klimaatadaptatiemaatregelen ook om het nu al maken van de juiste keuzes met name in de ruimtelijke ordening en inrichting van Caribisch Nederland. Het lokale bestuur heeft de mogelijkheden om te sturen op een ruimtelijke ordening en inrichting waarmee schade en overlast door weersextremen zo veel mogelijk wordt voorkomen. Denk hierbij aan het uitsluiten van nieuwbouw in laag gelegen gebieden direct aan zee en het inperken van het gebruik van kwetsbare gebieden.
In het kader van het Natuur en Milieu Beleidsplan 2020–2030 (NMBP) voor Caribisch Nederland zal in 2023 een bredere beoordeling plaatsvinden van de gevolgen van klimaatverandering voor de eilanden. Ook is Bonaire voornemens om een Klimaattafel op te zetten om de gevolgen van klimaatverandering zo goed mogelijk op te vangen en een aanpak te formuleren die aansluit op de lokale context. De Minister voor Klimaat en Energie heeft hiervoor een kwartiermaker aangesteld. Hierbij zal zowel mitigatie als adaptatie aan de orde komen. Het Rijk kan bovendien de openbare lichamen met kennis en tools ondersteunen bij het opstellen van een adaptatiestrategie. Verder is in het kader van het kennisprogramma zeespiegelstijging een quickscan gedaan naar zeespiegelstijging in Caribisch Nederland en wordt in het kader van de klimaatscenario’s door het KNMI verder gekeken naar de klimaatverandering in Caribisch Nederland.
Bent u van mening dat er meer onderzoek nodig is naar de gevolgen van de klimaatverandering voor alle Caribische eilanden en Landen? Zo ja, hoe kan de Staatssecretaris vanuit haar coördinerende rol faciliteren? Zo nee, waarom niet?
Onderzoek is essentieel om een beeld te krijgen van de risico´s en de mogelijke maatregelen. Meer nog dan zeespiegelstijging gaat het in het Caribisch gebied om de combinatie van zeespiegelstijging, stormen en droogte. Er is meer inzicht nodig in deze effecten, om zo een goede inschatting te kunnen maken van de risico’s.
Er is al eerder onderzoek gedaan voor Caribisch Nederland en aanvullend onderzoek staat in de planning. In 2017 heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een quickscan uitgevoerd naar overstromingsrisico’s als gevolg van orkanen, tsunami’s en neerslag in Caribisch Nederland. Door het KNMI is vervolgens extra geïnvesteerd in de verbetering van het inzicht in het golfsysteem in het gebied, zodat betere voorspellingen kunnen worden gedaan ten aanzien van golfopzet. Ook kijkt het KNMI als onderdeel van het opstellen van de nationale klimaatscenario´s ook naar Caribisch Nederland, naar zeespiegelstijging, de ontwikkeling van stormen en het optreden van droogteperiodes daar. Met deze informatie kan de impact van de opwarming van de aarde op bijvoorbeeld de landbouw en de natuur beter in kaart worden gebracht. De uitkomsten, die in 2023 worden verwacht, kunnen worden verwerkt in een klimaateffectatlas en als bouwsteen worden gebruikt bij risicodialogen en bij besluitvorming in het kader van ruimtelijke ordening en ruimtelijke inrichting en bij het opstellen van adaptatiestrategieën.
Bent u, mede naar aanleiding van bovengenoemd onderzoeksrapport, van mening dat er overwegingen zijn de Klimaatwet ook van toepassing te kunnen laten zijn voor Caribisch Nederland? Raadpleegt u de eilanden hierover? Kunt u de Kamer schriftelijk informeren over de mogelijkheden en gevolgen indien Caribisch Nederland ook onder de Klimaatwet zou komen te vallen? Zo nee, waarom niet?
De Klimaatwet past binnen de context van de internationale en Europeesrechtelijke verplichtingen die voor Nederland gelden op het gebied van het tegengaan van klimaatverandering. Het VN Klimaatraamverdrag, de Overeenkomst van Parijs en ook de Europeesrechtelijke verplichtingen die daaruit zijn afgeleid, gelden alleen voor het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden. De Klimaatwet is dan ook alleen van toepassing op het terugdringen van broeikasgassen in het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden.
De regeringen van de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten bepalen zelf hun standpunt over medegelding van het VN Klimaatraamverdrag en de Overeenkomst van Parijs. Voor medegelding is van belang dat deze landen hun uitvoeringsregelgeving op orde hebben. De Nederlandse Klimaatwet kan geen gelding krijgen in deze landen.
Het verbreden van het toepassingsbereik van de Klimaatwet naar Bonaire, Saba en Sint Eustatius ligt vanwege de Europese context van deze wet niet voor de hand. Dat neemt niet weg dat het kabinet het van belang acht om ook op Bonaire, Saba en Sint Eustatius de uitstoot van broeikasgassen te reduceren en de energievoorziening te verduurzamen. Een wettelijke regeling, specifiek voor deze eilanden, is daarvoor echter niet nodig. Ook zonder een wettelijke regeling kan er immers consistent klimaat(mitigatie)beleid worden gevoerd. Zo heeft het kabinet op 28 september 2022 bekend gemaakt de verduurzaming van de elektriciteitsproductie in Caribisch Nederland te steunen met 33,6 miljoen Euro (kamerstuk 32 813, nr. 1005). Hiermee wordt binnen enkele jaren een aandeel duurzaam behaald van gemiddeld 75 à 80%. Daarnaast is Bonaire voornemens een klimaattafel op te zetten om de uitdagingen op het gebied van klimaat beter in beeld te krijgen en tot integraal beleid te komen. Het kabinet heeft een kwartiermaker aangesteld die de opzet van deze klimaattafel zal faciliteren. Ook voor Saba en Sint Eustatius wordt bekeken wat de mogelijkheden zijn voor een klimaattafel.
Internationale verdragen zoals het Verdrag van Parijs zijn uitsluitend door Nederland ondertekend en niet door de Caribische Landen in het Koninkrijk; worden, mede naar aanleiding van meer overleg inzake internationale klimaatverdragen, de Caribische Landen aangemoedigd om internationale klimaatverdragen medegeldig te verklaren? Zo ja, welke voordelen biedt dit voor de bescherming tegen klimaatverandering, toegang tot financiering voor klimaatadaptatie en het uitvoeren van implementatieplannen voor klimaatadaptatie?
De Overeenkomst van Parijs is voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden aanvaard voor het Europese deel van Nederland. Het is mogelijk de gelding van het verdrag voor wat betreft de gelding voor het Koninkrijk uit te breiden tot de andere delen van het Koninkrijk. De autonome landen binnen het Koninkrijk (Aruba, Curaçao en Sint Maarten) kunnen zelf aangeven dat zij medegelding van het verdrag voor hun land wenselijk achten. De verdragsverplichtingen gelden dan ook in die delen van het Koninkrijk. Voor de uitvoering van het verdrag zal het nodig zijn uitvoeringswetgeving op te stellen.
Verdragspartijen hebben onder de Overeenkomst van Parijs verschillende rechten en voordelen. Ontwikkelingslanden kunnen aanspraak maken op financiering, capaciteitsopbouw en overdracht van technologie. Voor wat betreft het Koninkrijk zal de precieze uitwerking in de uitvoeringspraktijk van de landen vorm moeten krijgen.
Op welke wijze geeft de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties invulling aan haar coördinerende rol inzake klimaatverandering en de gevolgen voor de Caribische delen van het Koninkrijk en op welke wijze kan zij deze rol nog verder versterken onder andere door overleg met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat?
De openbare lichamen zijn allereerst zelf verantwoordelijk voor het ontwikkelen van adaptatiestrategieën en het (ruimtelijk) sturen op een transitie naar meer weerbaarheid. Het Rijk is bereid de openbare lichamen hierbij te ondersteunen. Dit wordt onder andere gefaciliteerd via de samenwerking op het NMBP, dat door zowel de openbare lichamen als BZK, IenW en LNV getekend is, en via ondersteuning in de vorm van kennis en tools, zoals een klimaateffectatlas als basis voor stresstests. Ook de Klimaattafel die Bonaire momenteel opzet, zal hieraan bijdragen.
De economische cijfers voor Caribisch Nederland over 2020 |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gepubliceerde economische cijfers voor Caribisch Nederland over 2020?1
Ja, ik heb kennis genomen van de cijfers.
Wat zijn volgens u de oorzaken van de forse economische krimp op Sint Eustatius van 25,9%? In hoeverre is deze volgens u veroorzaakt door het volledige inreisverbod?
De forse economische krimp van 25,9% op Sint Eustatius werd veroorzaakt door ontwikkelingen in de olie-, horeca- en recreatiesector. Als gevolg van de coronapandemie en de sluiting van de grenzen met Venezuela was er minder vraag naar olie en olieopslag in de regio. Horeca en recreatie waren verantwoordelijk voor een inkrimping van 1,0 procentpunt van de totale 25,9%. Hierdoor kan worden gesteld dat het inreisverbod an sich geen grote invloed heeft gehad op de economische krimp. Ik vind het belangrijk dat er nieuwe economische activiteiten op het eiland ontplooid worden zodat Sint Eustatius economisch weerbaarder wordt.
Deelt u de mening dat het van belang is dat de luchtverbindingen met Sint Eustatius worden verbeterd? Zo ja, op welke wijze denkt u de bereikbaarheid van Sint Eustatius te verbeteren, de prijs voor een vliegreis betaalbaar te houden en op welke termijn?
Inter-eilandelijk vervoer houdt Saba en Sint Eustatius bereikbaar. Dit is in het belang van de lokale bevolking en ondersteunt de sociale en economische ontwikkeling van het eiland en het toerisme. Ik deel de mening dat frequent en betaalbaar vervoer tussen Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius belangrijk is. Het vorige kabinet heeft € 2 miljoen beschikbaar gesteld voor een tweejarige ferry-pilot tussen de drie bovenwindse eilanden. De eerste cijfers laten zien dat de ferry goed wordt benut. De pilot wordt na één jaar, eind 2022, geëvalueerd. Tegelijkertijd zal het Ministerie van I&W, conform het Afsprakenakkoord Sint Eustatius 2022–2023, onderzoek doen naar de mogelijkheden voor een betaalbare en betrouwbare vliegverbinding. Dit vooral met het oog op het feit dat de ferryverbinding niet voor iedereen een goed alternatief is.
In de Taskforce knelpunten Caribisch Nederland, waarin Saba, Sint Eustatius en mijn ministerie samenwerken, wordt ook aandacht besteed aan het verbeteren van vervoer van goederen en diensten.
Hoe ontwikkelt het gebruik van de Makana-ferry tussen Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba zich? In hoeverre wordt van deze service gebruik gemaakt voor lokaal verkeer en toerisme? Wat is de economische impact van deze ferryservice voor Sint Eustatius?
Op dit moment loopt een pilot van de ferry-service. Conform het Afsprakenakkoord Sint Eustatius 2022–2023 vindt aan het eind van dit jaar een evaluatie van de pilot plaats. Ik zal u te zijner tijd over de resultaten hiervan informeren, maar kan alvast vermelden dat de ferry verbinding veelvuldig wordt benut. Tussen december 2021 en juli 2022 hebben 9090 passagiers gebruik gemaakt van de ferry. Het is belangrijk om op te merken dat in die periode nog COVID-restricties van kracht waren. De economische impact van deze restricties op de ferryservice is vooralsnog niet bekend.
Kunnen de lege stoelen op de vluchten voor patiëntenvervoer, die tweemaal per week plaatsvinden tussen Bonaire en Sint Eustatius, worden benut voor verbetering van de bereikbaarheid van Sint Eustatius? Zo nee, waarom niet?
Dit is helaas niet mogelijk. Voor het vervoer van patiënten tussen Bonaire en St. Eustatius worden charters ingezet met maximaal 22 zitplaatsen. Tijdens deze vluchten moet altijd een ingehuurde verpleegkundige aan boord zijn. Er is gekozen voor inzet van charters om de continuïteit van vervoer van patiënten te kunnen garanderen. Uit de praktijk van de afgelopen jaren is gebleken dat reguliere vluchten de garantie op continuïteit niet kunnen bieden. Er is momenteel geen sprake van een overmatig aantal lege stoelen. Als de charters ook gebruikt gaan worden voor reguliere passagiers zou dit impliceren dat ZJCN concurreert met de reguliere vluchtroutes binnen Caribisch Nederland. Naast patiënten is het mogelijk visiterende specialisten en in uiterste gevallen medewerkers van de Rijksdienst Caribisch Nederland mee te laten reizen. Voorwaarde bij het vervoeren van deze functionarissen is dat zitplaatsen op reguliere vluchten op korte termijn aantoonbaar niet beschikbaar zijn.
Is er een budget beschikbaar voor destination marketing? Zo ja, welke budgetten zijn er voor Sint Eustatius, Bonaire en Saba beschikbaar?
Het kabinet ondersteunt de eilanden bij het ontwikkelen van hun strategische toerismeplannen. Dit doen we met kennis, maar ook met incidentele financiering vanuit het Rijk. Daarbij staat de ontwikkeling van duurzaam ecotoerisme centraal, met als basis het MKB en aandacht voor de lokale bewoners. Er is geen vast budget beschikbaar voor destination marketing. Destination marketing is bovendien een eilandelijke taak.
Het bericht ‘Eilandsraad Sint Eustatius voelt zich gechanteerd door Den Haag’ |
|
Jorien Wuite (United Democrats) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Eilandsraad Sint Eustatius voelt zich gechanteerd door Den Haag» (Dossierkoninkrijksrelaties.nl, 28 september 2022)1 en het bericht van de BES Reporter «Reuben Merkman: Dysfunctional Government and the moving of goalposts hamper return to democracy on St. Eustatius.»2?
Ja, hiermee ben ik bekend.
Kunt u een feitenrelaas geven over de wijze waarop het proces en de start van de volgende fase voor het herstel van voorzieningen en de democratie op Sint Eustatius met de aanstelling van twee gedeputeerden is verlopen?
De voorhangprocedure van het koninklijk besluit (KB) startte op 8 juli 2022 en liep in verband met het zomerreces tot 28 september.
In de nota van toelichting op het KB heb ik aangegeven dat aan de voorwaarden voor het ingaan van fase 2.0 zou zijn voldaan ten tijde van het tekenen van het KB. De laatste vier verordeningen en één besluit zouden voor het zomerreces – en daarmee ten minste vóór de ondertekening van het KB – worden vastgesteld en in werking treden.
Bovenstaande afspraak is gemaakt tussen regeringscommissaris en de eilandsraad tijdens het mediationtraject en ook met een raadsbesluit door de eilandsraad bekrachtigd.
Op 13 september werd mijn ministerie per mail geïnformeerd dat de vier verordeningen nog niet waren aangenomen. In vervolg hierop zijn gesprekken gevoerd met de regeringscommissaris en heeft de regeringscommissaris ook met de eilandsraad hierover gesproken.
Op donderdag 22 september heeft mijn ministerie met leden van de eilandsraad gesproken over de situatie. Er is aangegeven dat het KB geen doorgang kon vinden zonder de vaststelling van de verordeningen, omdat aan de voorwaarden en aan de situatie – zoals in het KB opgenomen – moet zijn voldaan.
In de bespreking met de eilandsraad zijn twee routes aan de orde geweest:
meer tijd nemen om de verordeningen aan te nemen. Het KB zou dan worden gepauzeerd tot de verordeningen zijn aangenomen, waarna de benoeming ca 1 week daarna zou kunnen plaatsvinden.
de verordeningen voor afloop van de voorhangprocedure alsnog vast te stellen en in werking laten treden. De gedeputeerden zouden dan alsnog begin oktober kunnen worden benoemd.
De eilandsraad heeft gekozen voor de tweede route.
Bent u van mening dat de verwachtingen en voorwaarden voor het verloop van het transitieproces transparant zijn? Zo nee, wat dient er te gebeuren om dit voor het verdere versnelde herstel te verbeteren?
Ja, ik ben van mening dat het verloop van het transitieproces transparant is geweest. Zo heeft de regeringscommissaris in 2021 technische briefings gehouden waarin de eilandsraad werd geïnformeerd over de criteria van de tweede fase en verder. Het bespreken van de voorwaarden was tevens onderdeel van het mediationtraject tussen de regeringscommissaris en de eilandsraad. Daarnaast heb ik zowel in de nota van toelichting, als in de negende voortgangsrapportage de voortgang op de criteria beschreven en bovengenoemde toezegging gedeeld.
Bent u van mening dat er aan de zijde van uw Ministerie en het bestuur van Sint Eustatius fouten zijn gemaakt? Zo ja, welke en hoe kan e.e.a. qua procesafspraken en verwachtingen, zoals ook door de Algemene Rekenkamer is gesignaleerd, verder worden verbeterd? Zo nee, waarom niet?
De verordeningen zijn later dan voorzien naar de eilandsraad gestuurd, waardoor agendering voor het zomerreces niet mogelijk was. Er was echter voldoende tijd om deze nog te agenderen voor het einde van de voorhangprocedure. Eén verordening is betrekkelijk laat aangeboden aan de eilandsraad, waardoor de vaststellingsprocedure erg kort was.
Ik meen dat de afspraken en verwachtingen rond de voorwaarden van het bereiken van fase 2.0 helder waren. Een aandachtspunt dat ik meeneem voor het verdere proces is dat de verwachtingen gedurende het KB-proces over en weer beter worden afgestemd, zodat het voor alle partijen duidelijk zal zijn welke acties er op welk moment genomen moeten worden. Wat betreft fase 2.1 en fase 2.2 zal ik constructief en actief met de regeringscommissaris en de eilandsraad de noodzakelijke stappen gaan zetten. Dit in het belang van de afronding van de bestuurlijke ingreep en ten dienste van goed bestuur voor de burgers van Sint Eustatius.
Bent u bekend met de motie van de Eilandsraad lid Koos Sneek, die zijn afkeuring uitspreekt over de handelwijze van het Ministerie? Hoe beoordeelt u deze motie en bent u voornemens hierop te reageren? Zo nee, waarom niet?
Ik ben bekend met de motie. Ik betreur het dat 4 van de 5 eilandsraadsleden het proces van het KB niet als goed hebben ervaren. Ik vind het daarom des te meer belangrijk om gezamenlijk met de regeringscommissarissen, de eilandsraad en de recentelijk geïnstalleerde gedeputeerden vooruit te kijken en ons te richten op de volgende fase van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius. In de gesprekken tussen mijn ministerie en de gedeputeerden is deze gezamenlijke wens ook geuit en vastgesteld dat goede samenwerking voorop staat.
Heeft u inmiddels een kennismakingsgesprek gehad met de gedeputeerden? Zo ja, welke onderwerpen zijn hier besproken en welke afspraken zijn er eventueel gemaakt?
Ik heb op de dag van de benoeming (4 oktober jl.) een kennismakingsgesprek gehad met de gedeputeerden. Ik kijk terug op een positief en constructief gesprek. Enkele relevante onderwerpen, zoals goed bestuur en natuurbehoud op de eilanden, zijn kort besproken maar het gesprek stond met name in het teken van kennismaking. In de reguliere bestuurlijke overleggen zal ik meer inhoudelijke gesprekken gaan voeren met de gedeputeerden.
Het onderzoek ‘The Impacts of Climate Change on Bonaire’ |
|
Bouchallikh |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek «The Impacts of Climate Change on Bonaire»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de zorgelijke uitkomsten van dit onderzoek?
Meerdere rapporten laten zien dat ook Caribisch Nederland niet ontkomt aan de gevolgen van klimaatverandering (zie bijvoorbeeld ook Kamerstuk 30 825, nr. 218 over de staat van instandhouding van de natuur in Caribisch Nederland). Te voorzien is dat op termijn maatregelen zijn nodig om zeespiegelstijging het hoofd te bieden.
Klimaatverandering raakt een breed spectrum van thema’s en maatschappelijke functies waarvan de belangrijkste in Caribisch Nederland zijn: bescherming tegen overstromingen, gevolgen van wateroverlast, een veilige zoetwatervoorziening, functioneren van netwerken en biodiversiteit.
Het concreet maken van de risico’s en gevolgen van klimaatverandering, nu en in de toekomst, en het identificeren van maatregelen is, net als voor de Europees Nederlandse gemeenten, ook voor de openbare lichamen van Caribisch Nederland van belang. Daarbij is de ligging, uitgangssituatie en aard van te voorziene risico’s wel anders is dan in Europees Nederland.
Het gaat bij klimaatadaptatie-maatregelen ook om het nu al maken van de juiste keuzes, met name in de ruimtelijke ordening en inrichting van Caribisch Nederland. Het lokale bestuur heeft de mogelijkheden om te sturen op een ruimtelijke ordening en inrichting waarmee schade en overlast door weersextremen zo veel mogelijk wordt voorkomen. Denk hierbij aan het uitsluiten van nieuwbouw in laag gelegen gebieden direct aan zee en het inperken van het gebruik van kwetsbare gebieden.
Wat doet het kabinet concreet om de gevolgen van klimaatverandering voor Bonaire en de andere Caribische eilanden in het Koninkrijk te voorkomen? Kunt u daarbij voor Bonaire specifiek ingaan op wat het kabinet concreet doet om de verschillende gevolgen die in het onderzoek worden genoemd te mitigeren (risico op permanente overstroming, afsterven van koraal, degradatie van duikplekken, het verliezen van cultureel erfgoed, en ziekte en sterfte door hitte)?
In 2021 is een Natuur en milieubeleidsplan 2020–2030 (NMBP) opgesteld voor Caribisch Nederland met daarin onder andere opgenomen een koraalherstelplan. Dit plan heeft tot doel de afname van koraal te stoppen, te herstellen en weerbaar te maken voor klimaatverandering. Het kabinet heeft voor de periode 2022–2024 35 mln. Euro beschikbaar gesteld voor de eerste fase van het NMBP. Samen met de openbare lichamen van Caribisch Nederland is gestart met de uitvoering hiervan. Daarnaast is door de Minister voor VRO het traject gestart om te komen tot een Ruimtelijke Ontwikkelingsprogramma (ROP), waarin ook rekening gehouden wordt met klimaatverandering. Dit ROP zal in 2023 gereed zijn.
Naast bovengenoemde trajecten, kunnen de openbare lichamen gebruik maken van kennis en tools die door het Rijk beschikbaar worden gesteld om stresstesten en risicodialogen te organiseren, o.a. via de kennisportaal klimaatadaptatie (klimaatadaptatienederland.nl). Verder beschikken de openbare lichamen over wettelijke bevoegdheden om te sturen op ruimtelijke ordening en inrichting. Denk hierbij aan het uitsluiten van nieuwbouw in laag gelegen gebieden (direct aan zee) en het inperken van het gebruik van kwetsbare gebieden. Verder is van belang dat de openbare lichamen, anders dan een groot deel van Europees Nederland boven de zeespiegel zijn gelegen. Dat geeft de lokale overheden tijd om klimaatadaptatiestrategieën te formuleren voor de effecten van zeespiegelstijging. Daar waar in Europees Nederland de nadruk ligt op bescherming tegen overstromingen, ligt het handelingsperspectief in Caribisch Nederland in het tijdig waarschuwen van de bewoners en het inzetten van de crisisorganisatie om voorbereid te zijn op stormen en orkanen.
Deelt u de mening dat er meer moet gebeuren om de ernstige gevolgen van klimaatverandering voor mens en natuur op Bonaire en de andere Caribische eilanden te voorkomen? Zo ja, wat gaat u concreet extra doen? Zo nee, waarom deelt u deze mening niet?
Het kabinet vindt het belangrijk dat er goed inzicht komt in de gevolgen van klimaatverandering voor Caribisch Nederland en dat op basis daarvan adaptatiestrategieën worden opgesteld en geïmplementeerd. Belangrijke oplossingsrichtingen liggen op het vlak van ruimtelijke regels en maatregelen waarvoor de openbare lichamen de instrumenten en bevoegdheden hebben. Dit is conform de verantwoordelijkheid van gemeenten in Europees Nederland.
In het kader van het opstellen van klimaatscenario’s van het KNMI wordt bovendien in meer detail gekeken naar klimaatverandering in Caribisch Nederland, bijvoorbeeld naar zeespiegelstijging en de ontwikkeling van stormen en droogte in het zuidelijk deel van de Caribische Zee.
Het uitvoeren van stresstests en risicodialogen is van belang om risico’s verder in kaart te brengen en gerichte adaptatiestrategieën op te stellen. Hoewel zowel gemeenten in Europees Nederland als de Caribische openbare lichamen hier zelf verantwoordelijk voor zijn, heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat aangeboden de openbare lichamen hierbij te ondersteunen in de vorm van kennis en tools, zoals het ontwikkelen van een klimaateffectatlas zoals ook door het Rijk is gedaan voor de gemeenten in Europees Nederland.
Deelt u de mening dat het feit dat inwoners van Bonaire een rechtszaak overwegen aan te spannen tegen de Staat reden is om in overleg te treden met de bewoners en ook met het eilandsbestuur om gezamenlijk te bespreken wat er extra gedaan moet worden om de gevolgen van klimaatverandering tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet maakt zich zorgen om de gevolgen van klimaatverandering voor alle Nederlanders, dus ook die van de bewoners van Caribisch Nederland. De Minister voor Klimaat en Energie heeft een kwartiermaker aangesteld voor de klimaattafel die door Bonaire wordt opgezet. Hierin zal naast klimaatmitigatie ook klimaatadaptatie worden meegenomen. Ook is het Rijk bereid de openbare lichamen met kennis en tools te ondersteunen bij het uitvoeren van stresstests en risicodialogen en het opstellen van klimaatadaptatiestrategieën.
Deelt u de mening dat de Nederlandse overheid verantwoordelijk is voor het beschermen van Caribisch Nederland tegen de gevaarlijke gevolgen van klimaatverandering? Zo nee, waarom niet?
Het Rijk is samen met de openbare lichamen verantwoordelijk voor de bescherming van Caribisch Nederland tegen klimaatverandering. De wettelijke verantwoordelijkheden in Caribisch Nederland verschillen van die in Europees Nederland. Specifieke wet- en regelgeving die toegespitst is op de Nederlandse situatie is in CN niet per definitie van toepassing. Dat betekent echter niet dat er in Caribisch Nederland geen wetgeving van toepassing is op klimaat- en watergerelateerde opgaven in brede zin van het woord. Ik wil u dit kader dan ook wijzen op de onderstaande wetten:
De Wet Vrom BES.
De Wet maritiem beheer BES.
De Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES.
De Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES.
Zo kent het NMBP, met als grondslag zowel de Wet Vrom BES als ook de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES, ook aspecten als het omgaan met klimaatverandering. Daarnaast kan de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES de openbare lichamen handvatten bieden voor het omgaan met de gevolgen van klimaatverandering. Het Ministerie van VRO onderzoekt momenteel op welke wijze de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES ter ondersteuning en versterking van het NMBP en lokale ruimtelijke ordeningsplannen kan dienen. Een belangrijk deel van klimaatadaptatie gaat om maatregelen waarvoor openbare lichamen bevoegdheden hebben, en vaak ook op het vlak van ruimtelijke ordening. Daarom is er zowel in het Europese deel als in het Caribische deel van Nederland een grote rol weggelegd voor de gemeenten en de openbare lichamen.
Deelt u de mening van de Vrije Universiteit dat de Nederlands Caribische eilanden, waaronder Bonaire, tot nu toe het ondergeschoven kindje zijn geweest van het Nederlandse klimaatonderzoek? Zo nee, waarom niet?
Deze mening deel ik niet. Geografisch verschillen Europees en Caribisch Nederland sterk en zelfs tussen de openbare lichamen onderling zijn er verschillen in de gevolgen van klimaatverandering. Nederland kent met haar polders en dijkdoorbraken een lange geschiedenis van watersnoden. Caribisch Nederland kent deze door haar ligging boven de zeespiegel niet. De huidige risico’s in Caribisch Nederland zijn grotendeels storm-gerelateerd. Dat geldt met name op Saba en Sint Eustatius. De ontwikkeling van stormen en de mogelijke paden van stormen wordt daarom nauwlettend door de meteorologische diensten gevolgd. Het KNMI besteedt in het kader van het opstellen van nieuwe klimaatscenario’s ook aandacht aan het Caribisch gebied. Zie verder ook vraag 3 met uitleg over het NMBP voor Caribisch Nederland en het traject om te komen tot een Ruimtelijk Ontwikkelingsprogramma, waarin ook rekening wordt gehouden met klimaatverandering.
Deelt u de mening dat Nederlandse overheid dit onderzoek – gelet op de consequenties voor gezondheid, cultureel erfgoed en economie – zelf had moeten doen? Zo nee, waarom niet?
Er is eerder onderzoek gedaan voor Caribisch Nederland. In 2016 heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een quickscan uitgevoerd naar overstromingsrisico’s als gevolg van orkanen, tsunami’s en neerslag op Caribisch Nederland. Door het KNMI is vervolgens extra geïnvesteerd in de verbetering van het inzicht in het golfsysteem in het gebied, zodat betere voorspellingen kunnen worden gedaan ten aanzien van golfopzet.
Eind volgend jaar verschijnen de nationale klimaatscenario’s van het KNMI. De klimaatscenario´s voor Caribisch Nederland zijn daar onderdeel van. Naast de vooruitzichten voor zeespiegelstijging is er momenteel aanzienlijke onzekerheid over de mate waarin de eilanden in de toekomst door droogte zullen worden getroffen. Er is meer inzicht nodig in de ontwikkelingen van stormen en van droogte in het gebied van de eilanden, om zo een goede inschatting te maken van de risico’s die naar verwachting optreden.
Overigens kunnen de openbare lichamen ook nu al maatregelen te nemen door te sturen op ruimtelijke ordening en inrichting (zie ook het antwoord op vraag 2 en 4).
Is het kabinet zich ervan bewust dat door het onrechtvaardige sociaaleconomische beleid van de Nederlandse overheid voor Caribisch Nederland (veel mensen kunnen niet of nauwelijks rondkomen, doordat het minimumloon en uitkeringen niet gebaseerd zijn op de kosten voor het levensonderhoud – in tegenstelling tot in Europees Nederland) mensen op Bonaire onvoldoende middelen hebben om de persoonlijke gevolgen van klimaatverandering op te vangen?
Het kabinet heeft meer dan gewone aandacht voor de positie van de inwoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het kabinet rekent de bestaanszekerheid in Caribisch Nederland tot haar zorg, wat tot uitdrukking komt in uiteenlopende maatregelen die op het realiseren van het ijkpunt sociaal minimum zijn gericht. In verband met de koopkrachtproblematiek gebeurt dat ten aanzien van het basisbasispensioen AOV zelfs versneld3. Daarnaast loopt Caribisch Nederland mee in de steun- en energiepakketten die ook in Europees Nederland getroffen zijn. Daar is uw Kamer over geïnformeerd.
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden voor de begrotingsbehandeling Koninkrijksrelaties?
Dat is helaas niet gelukt.
Het bericht ‘Nederland doet te weinig om Bonaire te beschermen tegen bedreiging klimaatverandering’ |
|
Sylvana Simons (BIJ1), Christine Teunissen (PvdD), Lammert van Raan (PvdD) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Nederland doet te weinig om Bonaire te beschermen tegen bedreiging klimaatverandering»1 en heeft u kennisgenomen van het rapport van het Instituut voor Milieuvraagstukken (IVM) van de Vrije Universiteit Amsterdam over de impact van klimaatverandering op Bonaire?2
Ja.
Wat is uw reactie op het rapport?
Het kabinet is bezorgd over de gevolgen van klimaatverandering. Meerdere rapporten laten zien dat Caribisch Nederland niet ontkomt aan de gevolgen van klimaatverandering (zie bijvoorbeeld ook Kamerstuk 30 825, nr. 218 over de staat van instandhouding van de natuur in Caribisch Nederland). Te voorzien is dat op termijn maatregelen nodig zijn om zeespiegelstijging het hoofd te bieden.
Klimaatverandering raakt een breed spectrum van thema’s en maatschappelijke functies waarvan de belangrijkste in Caribisch Nederland zijn: bescherming tegen overstromingen, gevolgen van wateroverlast, droogte, zoetwatervoorziening, functioneren van netwerken, biodiversiteit.
Het concreet maken van de risico’s en gevolgen van klimaatverandering, nu en in de toekomst, en het identificeren van maatregelen is, net als voor de Europees Nederlandse gemeenten, ook voor Caribisch Nederland van belang. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat de ligging, uitgangssituatie en aard van te voorziene risico’s anders is dan in Europees Nederland, en er dus maatwerk nodig is.
Wat is uw reactie op de observatie van de directeur van het IVM dat «het opzienbarend is dat de Nederlandse overheid wel uitgebreid onderzoek doet naar bijvoorbeeld de overstromingsrisico’s voor Almere of Zaltbommel, maar nauwelijks zicht heeft op de gevolgen voor mogelijk haar meest kwetsbare gemeente»?
Er is een groot verschil in uitgangssituatie en de aard van de risico’s in Europees en Caribisch Nederland. Zo heeft de Bommelerwaard door de tijd heen al vaker te kampen gehad met dijkdoorbraken en is Almere onder NAP gebouwd. Bij Bonaire ligt de bedreiging in de toekomst in een combinatie van zeespiegelstijging en stormen en droogte. Dit verklaart ook het verschil in inzet van onderzoek.
Hoe verantwoordt u dat er tot op heden geen substantieel onderzoek gedaan is naar de effecten van klimaatverandering op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius? Hoe verhoudt zich dit tot het vele onderzoek naar klimaateffecten in Europees Nederland?
Er is eerder al onderzoek gedaan voor Caribisch Nederland. In 2016 heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een QuickScan uitgevoerd naar overstromingsrisico’s als gevolg van orkanen, tsunami’s en neerslag op Caribisch Nederland. Door het KNMI is vervolgens extra geïnvesteerd in de verbetering van het inzicht in het golfsysteem in het gebied, zodat betere voorspellingen kunnen worden gedaan over de golfopzet.
Ook werkt het KNMI momenteel in het kader van de nationale klimaatscenario´s aan klimaatscenario´s voor Caribisch Nederland, waarbij gekeken wordt naar zeespiegelstijging en de ontwikkeling van stormen en droogte in het zuidelijk deel van de Caribische Zee. Met deze informatie kan de impact van de opwarming van de aarde op onder andere de watervoorziening, landbouw en natuur beter in kaart gebracht worden. Bonaire, Sint Eustatius en Saba kunnen de uitkomsten onder andere als bouwsteen gebruiken bij besluitvorming in het kader van ruimtelijke ordening en ruimtelijke inrichting. De uitkomsten worden eind 2023 verwacht.
Bent u bereid vergelijkbaar onderzoek zoals gedaan door IVM met betrekking tot Bonaire uit te laten voeren voor Saba en Sint-Eustatius? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Eind volgend jaar verschijnen de nationale klimaatscenario’s van het KNMI. Als onderdeel daarvan werkt het KNMI ook aan klimaatscenario´s voor Caribisch Nederland. Naast de vooruitzichten voor zeespiegelstijging gaat het in de Cariben om de combinatie van zeespiegelstijging en stormen en is de mate waarin de eilanden in de toekomst door droogte zullen worden getroffen van belang. Op basis van de uitkomsten van deze onderzoeken zal bepaald worden op welk vlak vervolgonderzoek nodig is.
Schrok u er ook van toen u las dat Bonaire aan het einde van de eeuw voor een vijfde deel permanent overstroomd zal zijn, ook als we de mondiale temperatuurstijging weten te beperken tot 1.4 graden Celsius, en al in 2050 te maken zal krijgen met permanente overstroming onder andere bij Lac Cai, Klein Bonaire en de salina’s (zoutpannen)?
Het Kabinet is bezorgd over de gevolgen van klimaatverandering voor heel Nederland, inclusief Caribisch Nederland. Meerdere rapporten hebben laten zien dat er gevolgen zullen zijn voor de openbare lichamen en met name Bonaire impact zal ondervinden van zeespiegelstijging. Daarom is het ook hier belangrijk om voorbereid te zijn op deze ontwikkelingen.
Wat vindt u ervan dat een deel van het Koninkrijk der Nederlanden onder water zal verdwijnen, zelfs als de huidige mondiale reductiedoelstellingen worden gehaald?
Het kabinet maakt zich zorgen over de gevolgen van klimaatverandering, zowel in Europees als Caribisch Nederland. Daarom wordt, als onderdeel van de nationale klimaatscenario’s van het KNMI, gewerkt aan klimaatscenario´s voor Caribisch Nederland. Hiermee wordt ingegaan op de specifieke thematiek op de eilanden en is het daarmee beter mogelijk om een goede inschatting te kunnen maken van de risico’s en deze concreet te kunnen duiden.
Nu opnieuw duidelijk is geworden dat elke tiende van een graad telt, is dit voor u reden om de Nederlandse reductiedoelstellingen aan te scherpen en bij de aankomende klimaattop (COP27) te pleiten voor snellere en ambitieuzere reductie en vergoeding van klimaatschade (loss and damage) door rijke landen waaronder Nederland? Zo nee, waarom niet?
De 1,5-graadsambitie van het kabinet is vertaald in een aanscherping van het nationale klimaatdoel tot tenminste 55% en zo mogelijk 60% in 2030 ten opzichte van 1990. Dit reductiepercentage is volgens het kabinet in lijn met wat volgens het laatste IPCC-rapport van werkgroep III nodig is voor het beperken van de mondiale temperatuurstijging tot maximaal 1,5 graad in 2100. Ook verhoogt Nederland de bijdrage voor klimaatfinanciering significant, van EUR 1.25 miljard naar EUR 1.8 miljard per jaar in 2025.
In mondiaal verband zet Nederland zich ook in voor snellere en ambitieuzere reducties om het 1,5-graden doel binnen bereik te houden. Bij COP26 in Glasgow zijn bemoedigende afspraken hierover gemaakt. Bij COP27 is het echter niet gelukt om verdere, noodzakelijke afspraken te maken en landen aan te sporen tot meer ambitie. Dat is teleurstellend aangezien de tijd heel hard dringt. Daarom ben ik nu al bezig met de voorbereidingen op de volgende klimaattop waar het van belang is dat progressieve landen samen zich hard maken voor stevige uitkomsten op mitigatie.
Tijdens COP27 is besloten om een nieuw fonds op te richten voor schade en verlies. Dit fonds en bredere nieuwe financieringsmogelijkheden worden het komend jaar uitgewerkt. De tijdens COP26 gelanceerde driejarige dialoog over financieringsmogelijkheden, noden en tekorten voor schade en verlies wordt voortgezet. Nederland heeft als lid van de EU deze uitkomst, die onderdeel was van het bredere COP27-besluit, gesteund.
Hoe kan het dat er op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius geen waterveiligheidsnormen van toepassing zijn?
Het klopt dat de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Sabageen systeem van waterveiligheidsnormen kennen. Dit hangt samen met het gegeven dat Caribisch Nederland boven de zeespiegel is gelegen en geen dichtbevolkte en diep gelegen polders kennen zoals in het laaggelegen Europees Nederland. De Europees Nederlandse waterveiligheidsnormering is gekoppeld aan de bescherming van binnendijkse gebieden door primaire keringen (die buitenwater keren). In Caribisch Nederland zijn geen polders die beschermd hoeven te worden door primaire keringen. Hierdoor is deze normering niet toepasbaar in Caribisch Nederland. Daar waar in Europees Nederland de nadruk ligt op bescherming tegen overstromingen, ligt het handelingsperspectief in Caribisch Nederland in het tijdig waarschuwen van de bewoners en het inzetten van de crisisorganisatie om voorbereid te zijn op stormen en orkanen. Ruimtelijke inrichting en ruimtelijke ordening bieden handvatten voor de lokale overheden om de waterveiligheid in Caribisch Nederland op orde te houden.
Vindt u echt dat Bonaire, Saba en Sint-Eustatius geen waterveiligheidsnormen nodig hebben, omdat het boven de zeespiegel is gelegen en geen dichtbevolkte en diep gelegen polders kent zoals in het laaggelegen Europees Nederland (Aanhangsel Handelingen 2021/22, nr. 2271)? Bent u bereid daarop terug te komen nu u de gevolgen kent van de klimaatcrisis voor Bonaire? Zo nee, waarom niet?
De openbare lichamen zijn boven de zeespiegel gelegen (zie ook het antwoord op vraag 9). Hierdoor is de uitgangssituatie op Caribisch Nederland anders. Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven, wordt geïnvesteerd in het verkrijgen van meer inzicht om een goede inschatting te kunnen maken van de specifieke risico’s op de eilanden door zeespiegelstijging, stormen en droogte en deze concreet te kunnen duiden.
Vindt u het een wenselijke situatie dat daar waar in Europees Nederland de nadruk ligt op bescherming tegen overstromingen, ligt het handelingsperspectief in Caribisch Nederland in het tijdig waarschuwen van de bewoners en het inzetten van de crisisorganisatie (Aanhangsel Handelingen 2021/22, nr. 2271)? Zou het niet rechtvaardiger zijn om ook op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius te investeren in het voorkomen van overstromingen? Zo ja, wanneer en op welke manier gaat het Rijk daaraan bijdragen? Zo nee, waarom niet?
Zie ook het antwoord op vraag 9 en 10.
Het is in het belang van de veiligheid van de lokale bevolking nodig en logisch om in te zetten op die elementen waar de belangrijkste risico´s zitten. Dat verschilt tussen Europees en Caribisch Nederland en zelfs tussen de openbare lichamen onderling. Zoals eerder aangegeven zijn de huidige risico’s op de openbare lichamen grotendeels storm-gerelateerd. Dat geldt met name op Saba en Sint Eustatius. De ontwikkeling van stormen en de mogelijke paden van stormen wordt daarom nauwlettend door de meteorologische diensten gevolgd. Het is in het Caribisch gebied een gebruikelijke werkwijze om bij een naderende storm de bevolking tijdig te waarschuwen en de crisisorganisatie op te schalen. Op Bonaire is er daarnaast in de toekomst een reëel risico op impact van overstromingen. Daarom zijn adaptatiestrategieën nodig om te bepalen hoe om moet worden gegaan met deze risico’s. Overigens kunnen ook nu al maatregelen worden genomen. Het lokale bestuur heeft de mogelijkheden om te sturen op een ruimtelijke ordening en inrichting waarmee schade en overlast door weersextremen zo veel mogelijk wordt voorkomen. Denk hierbij aan het uitsluiten van nieuwbouw in laag gelegen gebieden direct aan zee en het inperken van het gebruik van kwetsbare gebieden.
Kunt u een overzicht geven van de generieke maatregelen van het Rijk waar Bonaire, Saba en Sint-Eustatius gebruik van kunnen maken voor klimaatonderzoek, mitigatie en verduurzaming, die geschikt zijn voor de lokale situatie (Aanhangsel Handelingen 2021/22, nr. 2271)? Hoeveel geld heeft het Rijk gereserveerd voor onderzoek, mitigatie en verduurzaming van Bonaire, Saba en Sint-Eustatius in de huidige beleidsplannen?
Er zijn geen generieke maatregelen van het Rijk voor klimaatonderzoek, mitigatie en verduurzaming in Caribisch Nederland. De specifieke situatie vraagt om maatwerk. In het kader van het Natuur en Milieu Beleidsplan zal daarom in 2023 een bredere beoordeling plaatsvinden van de gevolgen van klimaatverandering voor de eilanden. Het Rijk kan bovendien de openbare lichamen ondersteunen bij het opstellen van een klimaatadaptatiestrategie. Tot slot wordt in het kader van het kennisprogramma zeespiegelstijging door het KNMI in meer detail gekeken naar de klimaatverandering in Caribisch Nederland, bijvoorbeeld naar zeespiegelstijging en de ontwikkeling van stormen en droogte in het zuidelijk deel van de Caribische Zee. Ook heeft het kabinet op 28 september 2022 bekend gemaakt de verduurzaming van de elektriciteitsproductie te steunen met 33,6 miljoen Euro. Hiermee wordt binnen enkele jaren een aandeel duurzaam behaald van gemiddeld 75 à 80%. In het Coalitieakkoord is bovendien opgenomen Europees-Nederlandse regelingen open te stellen voor aanvragen uit het gehele Koninkrijk. Het kabinet werkt aan een zinvolle maatwerk-invulling van deze regelingen in Caribisch Nederland en de Caribische autonome landen van het Koninkrijk. Tot slot is het kabinet momenteel met het openbaar lichaam Bonaire in gesprek over de opzet van een klimaattafel, waar onderzoek onderdeel van zal zijn. Voor wat betreft klimaatadaptatie-onderzoek en waterveiligheid, zie de antwoorden op de vragen 3, 4, 5, 9 en 10.
Vindt u het op basis van de grote gevolgen van de klimaatcrisis voor Bonaire, en waarschijnlijk ook voor Saba en Sint-Eustatius, terecht dat zij geen aanspraak konden en kunnen maken op ondersteunende methodieken voor het uitvoeren van een klimaatstresstest in het kader van het Deltaprogramma, 200 miljoen euro uit het Deltafonds voor versnelling van de plannen, het robuuster maken van de zoetwatervoorziening en het waterveiligheidsprogramma, waar gemeenten in Europees Nederland wel aanspraak op konden maken? Waarom is hiertoe besloten (Aanhangsel Handelingen 2021/22, nr. 2271)?
Het uitvoeren van stresstests en risicodialogen is van belang om risico’s verder in kaart te brengen en gerichte adaptatiestrategieën op te stellen. Hoewel zowel gemeenten in Europees Nederland als de Caribische openbare lichamen hier zelf verantwoordelijk voor zijn, heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat aangeboden de openbare lichamen hierbij te ondersteunen in de vorm van kennis en tools, zoals het ontwikkelen van een klimaateffectatlas zoals ook door het Rijk is gedaan voor de gemeenten in Europees Nederland.
Hoe is het mogelijk dat er voor Bonaire, Saba en Sint-Eustatius geen klimaatadaptatiestrategie is, terwijl dat er voor Europees Nederland al lang ligt?
De nationale adaptatiestrategie kan ook in Caribisch Nederland gebruikt worden en geeft een breed kader dat verdere uitwerking door decentrale overheden vraagt. De gemeenten van Europees Nederland en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn zelf verantwoordelijk voor het opstellen van lokale klimaatadaptatiestrategieën. Wel kan het Rijk, zoals hierboven ook gezegd ondersteunen in de vorm van kennis en tools.
Hoeveel geld is er gereserveerd voor klimaatadaptatie binnen de huidige beleidsplannen, zoals het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030? Acht u dit budget, gezien de zorgwekkende conclusies uit het voorgenoemde rapport over Bonaire, voldoende om Bonaire, Saba en Sint-Eustatius te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering in verschillende toekomstscenario’s?
Allereerst is het van belang dat er een helder beeld verkregen wordt van de situatie, risico’s en mogelijke maatregelen. Daarmee wordt inzicht verkregen in wat er nodig is ter bescherming tegen de gevolgen van klimaatverandering. Hoewel de verantwoordelijkheid voor klimaatadaptatie in eerste instantie bij gemeenten en openbare lichamen zelf ligt, wil het Rijk hier ondersteuning aan geven in de vorm van kennis en tools zoals eerder genoemde klimaateffectatlas.
Vindt u het terecht dat de openbare lichamen primair zelf verantwoordelijk zijn voor klimaatadaptatie, terwijl zij minder ondersteuning krijgen van het Rijk dan gemeenten in Europees Nederland (zie vraag 7) en nauwelijks hebben bijgedragen aan het ontstaan van de klimaatcrisis?
Net zoals in Europees Nederland bij enkele kleine gemeenten is gedaan, is het Rijk bereid de openbare lichamen te ondersteunen in de vorm van kennis en tools zoals het ontwikkelen van de eerder genoemde klimaateffectatlas. Dit is de basis om te komen tot adaptatiestrategieën en uitvoeringsagenda’s.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de openbare lichamen en in samenwerking en overeenstemming met de inwoners van Bonaire, Saba en Sint-Eustatius over een volledig pakket aan adaptatiemaatregelen en daarbij zowel financiële als organisatorische ondersteuning te bieden? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in de voorgaande antwoorden, kan het Rijk de openbare lichamen helpen bij de stresstesten en risicodialogen om zo meer zicht te krijgen op de situatie, de risico’s en mogelijke maatregelen. Het heeft geen zin om hierop vooruit te lopen.
Bankzaken op Saba |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Inge van Dijk (CDA) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
![]() |
Kent u de motie die de Eilandsraad van Saba 22 september 2021 heeft aangenomen?1
Ja, daar ben ik mee bekend. Ik erken dat er problemen zijn voor zowel inwoners als ondernemers op de BES-eilanden als het gaat om bancaire dienstverlening; van het doen van betalingen tot het afsluiten van leningen en hypotheken.
Om de toegang tot bancaire diensten en financiële producten te verbeteren zijn in het afsprakenakkoord Sint Eustatius (2022–2023)2 en de «Saba Package 2.0» (2022–2025)3 afspraken gemaakt tussen de openbare lichamen en de betrokken ministeries. In het kader van de bestuurlijke afspraken is daarnaast afgesproken dat er een Taskforce knelpunten Caribisch Nederland komt die zich onder andere zal gaan richten op de bancaire dienstverlening.4 Deze Taskforce werkt momenteel aan het identificeren en wegnemen van belemmeringen en tevens aan het verbeteren van de bancaire dienstverlening in brede zin. De Nederlandsche Bank (DNB) is van 1 tot en met 10 november op bezoek geweest in Caribisch Nederland alsmede Curaçao en Sint Maarten om met de openbare lichamen, banken, Kamers van Koophandel en maatschappelijke organisaties te praten over de knelpunten in de bancaire dienstverlening en te komen tot oplossingen.
Kent u de brief van Saba Business Association aan de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten?2
Ja, daar ben ik mee bekend.
Kent u het documentOverview Saba banking situation?3
Ja, daar ben ik mee bekend.
Kunt u aangeven welke (dependances van c.q. pinautomaten van) banken aanwezig zijn op welke BES-eilanden?
Er zijn vier banken op Bonaire: Maduro & Curiel’s bank (MCB), Banco di Caribe (BdC), Orco bank en Royal Bank of Canada (RBC). Op Saba is de RBC bank aanwezig. Op Sint-Eustatius is MCB aanwezig. Van deze zes banken is er slechts één, de MCB, juridisch zelfstandig. Al deze banken zijn direct, of indirect via Sint-Maarten, bijkantoren van banken op Curaçao.7 Op Bonaire zijn 15 pinautomaten aanwezig. Op Sint-Eustatius en Saba zijn ieder twee pinautomaten aanwezig. Één pinautomaat betaalt het openbaar lichaam van Saba. De overige pinautomaten zijn van de betrokken banken.
In de missie van De Nederlandse Bank staat:We werken aan stabiele prijzen, een soepel en veilig betalingsverkeer, en solide en integere financiële instellingen; geldt dat ook voor de BES-eilanden?
Ja, dit volgt ook uit de wettelijke taken van DNB. Artikel 4, eerste lid, van de Bankwet 1998 beschrijft de taken van DNB, waaronder het bevorderen van de goede werking van het betalingsverkeer. Artikel 4, tweede lid, beschrijft dat DNB deze taken ook kan uitvoeren voor de BES-eilanden. DNB bevordert de goede werking van het betalingsverkeer. Een voorbeeld hiervan is de Werkgroep Betalingsverkeer Caribisch Nederland waarin DNB regelmatig met de bankiersvereniging en maatschappelijke partners praat over het betalingsverkeer. Daarnaast houdt DNB toezicht op een aantal financiële instellingen in Caribisch Nederland8.
Vallen de banken c.q. dependances c.q. pinautomaten op de BES-eilanden onder het toezicht van DNB? Zo nee, waarom niet?
DNB is op grond van de Wet financiële markten BES prudentieel en integriteitstoezichthouder voor financiële instellingen op de BES-eilanden. Er is één bank (MCB) die juridisch gevestigd is op de BES-eilanden en onder prudentieel toezicht staat van DNB. Deze bank is een bank van een dochter van een Curaçaose bank en staat daardoor indirect ook onder toezicht van de Centrale Bank Curaçao en Sint Maarten (CBCS). Alle overige banken op de BES-eilanden zijn daar niet juridisch gevestigd en staan niet onder prudentieel toezicht van DNB omdat het kapitaal elders wordt aangehouden. Wel staan alle banken op de BES-eilanden onder integriteitstoezicht van DNB. Net zoals in Nederland strekt het toezicht van DNB zich niet uit tot pinautomaten.
Zoals ik heb toegelicht in het antwoord op vraag 5 bevordert DNB naast het toezicht op een aantal financiële instellingen de goede werking van het betalingsverkeer op de BES-eilanden. Een voorbeeld hiervan is de Werkgroep Betalingsverkeer Caribisch Nederland waarin DNB regelmatig met de bankiersvereniging en maatschappelijke partners praat over het betalingsverkeer, waaronder pinautomaten. Ook onderhoudt DNB contacten met de commerciële banken en de centrale banken op de BES-eilanden.
Waarom is het voor een inwoner van de BES-eilanden blijkbaar niet mogelijk een rekening te open van een Nederlandse bank zoals bij ING, ABN-AMRO of RABO? Ze zijn toch inwoners van Nederland?
Banken bepalen zelf hun klantenbestand, onder meer op een door de bank zelf bepaalde ondernemersstrategie en door hen gewenste risicoprofiel. Nederlandse banken kunnen hun diensten in beginsel aanbieden in Caribisch Nederland. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, is de Minister van Financiën met de betrokken partijen in gesprek getreden om de drempels weg te nemen die het aanbieden van bancaire diensten in Caribisch Nederland door Nederlandse banken in de weg staan9. Uit de gesprekken met de banken bleek dat banken naast de wettelijke belemmering, enkele praktische belemmeringen ervaren om eurobetaalrekeningen aan te bieden. Een voorbeeld hiervan is het ontbreken van postcodes.
Inwoners van de BES-eilanden, die de Nederlandse nationaliteit hebben, zijn burgers van de Europese Unie. In artikel 16, eerste lid, van de richtlijn betaalrekeningen is bepaald dat de lidstaten ervoor zorgen dat alle kredietinstellingen of een voldoende aantal kredietinstellingen aan consumenten betaalrekeningen met basisfuncties aanbieden zodat de toegang daartoe voor alle consumenten op hun grondgebied gewaarborgd is10. De openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, alsmede de andere landen van het Caribische deel van het Koninkrijk, hebben echter de status van Landen en Gebieden Overzee (LGO). Het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarin de beleidsgebieden van de Unie staan beschreven, is niet van toepassing op LGO. De richtlijn betaalrekeningen is gebaseerd op dit derde deel. Nederlandse banken zijn daarom op grond van de richtlijn niet verplicht om een basisbetaalrekening aan te bieden aan de inwoners van de BES-eilanden.
Zoals ik heb toegelicht in het antwoord op vraag 1 zijn er afspraken gemaakt tussen de openbare lichamen en de betrokken ministeries om de toegang tot bancaire diensten en financiële producten te verbeteren en werkt de Taskforce knelpunten Caribisch Nederland aan het identificeren en wegnemen van belemmeringen en tevens aan het verbeteren van de bancaire dienstverlening in brede zin.
Wat vindt u ervan dat het gemeentebestuur van Saba per jaar $ 100K moet betalen aan de Windward Islands Bank voor het hebben van een pinautomaat? Is dat een redelijk bedrag?
In 2017 is het Sabaanse bankfiliaal van de WIB op Saba dicht gegaan. Door de sluiting zou slechts één pinautomaat over blijven op Saba. Om de fysieke aanwezigheid en bereikbaarheid van geldautomaten op Saba te waarborgen heeft het openbaar lichaam besloten om de pinautomaat op het eiland te handhaven. De hoogte van het bedrag is gerelateerd aan de kosten voor de beschikbaarheid en het functioneren van de pinautomaat. De pinautomaat op Saba wordt regelmatig bevoorraad door middel van een vlucht vanuit Sint-Maarten naar Saba. De WIB heeft destijds gecalculeerd dat de kosten van het open houden van de pinautomaat circa $ 100.000 op jaarbasis bedraagt.
Klopt het dat ondernemers de bank ca 6% van het bedrag moeten betalen als klanten hun pinpas gebruiken? Kunt u aangeven waarom u dat redelijk vindt? Wat vindt u ervan dat ondernemers ook de bank moeten betalen als ze cash willen storten?
Het is in beginsel aan markpartijen zelf om te bepalen welke betaaldiensten en tegen welke kosten worden aangeboden. Er zijn een aantal factoren die het voor marktpartijen kostbaar maken om in Caribisch Nederland betaaldiensten te verlenen. Een voorbeeld hiervan is de omvang van de afzetmarkt, waardoor bestaande banken moeite hebben om hun dienstverlening winstgevend aan te bieden. Tegelijkertijd is de concurrentie, mede door de geringe marktomvang, beperkt. Ook is in Caribisch Nederland de dollar het officiële betaalmiddel, daardoor is de markt in Caribisch Nederland verbonden aan de dollar. De dollar kent andere karakteristieken en rentepercentages dan de euro. Ook in Nederland worden kosten in rekening gebracht voor het storten van geld. De bank bepaalt dit tarief. Indien nodig kan de toegang tot betalingsverkeer, waaronder tarifering, onderwerp van gesprek zijn in de Werkgroep Betalingsverkeer Caribisch Nederland.
Kunt u aangeven waarom het Nederlandse systeem niet mogelijk is waarbij men in veel winkels met de pinpas betaalt, maar bij de winkelier ook geld kunnen opnemen? Wat kost dat in Nederland de betreffende ondernemer?
Het is in beginsel aan de winkelier zelf om te bepalen welke diensten worden aangeboden en tegen welke kosten. Het geld opnemen met een pinpas, cash-back, vindt plaats in één transactie bij de betaling voor een product of dienst. Voor deze transactie betaalt de ondernemer in Nederland een standaardtarief aan de bank. Voor aankopen met creditcards betaalt de winkelier afhankelijk van het bedrag een variabel tarief. Als een ondernemer ervoor kiest om cash-back aan te bieden zonder een aankoop dan betaalt de ondernemer daar het standaard pintarief voor.
Bent u ervan op de hoogte dat inwoners van Saba zeer beperkt toegang hebben tot een (betaalbare) hypotheek? Zo ja, wat gaat u hieraan doen zodat mensen op Saba een hypotheek tegen een acceptabel rentepercentage kunnen afsluiten?
Het is moeilijk om de markt op de BES-eilanden te vergelijken met de markt in het Europese deel van Nederland. Zoals ik heb toegelicht in het antwoord op vraag 9 is er sprake van een andere markt waarbij het verschil in valuta een belangrijke factor is. Ook de concurrentie is, mede door de geringe marktomvang, beperkt. De Autoriteit Financiële Markten heeft geen signalen ontvangen dat aanbieders op Saba hun positie misbruiken en onredelijk hoge rentepercentages vragen. De gevraagde percentages wijken niet materieel af van de percentages zoals die worden gevraagd op bijvoorbeeld Bonaire.
Bent u ervan op de hoogte dat de hypotheekgarantie die wel aangeboden wordt op Bonaire, en binnenkort op Sint Eustatius, niet beschikbaar is op Saba, omdat de enige bank die dit aanbiedt in Caribisch Nederland, de MCB Bank, geen vestiging op Saba heeft? Zo ja, wat kan er gedaan worden voor de mensen op Saba zodat ook zij een hypotheekgarantie kunnen krijgen?
Eén van de randvoorwaarden voor een pilot hypotheekgarantie is de aanwezigheid van een bank die onder toezicht staat van DNB. Een andere randvoorwaarde is de toegang tot een betaalrekening voor mensen die een hypotheek wensen af te sluiten. De MCB voldoet aan deze voorwaarden. De pilot kan uitgebreid worden wanneer andere banken op de BES-eilanden ook voldoen aan deze voorwaarden.
Financiële ondernemingen op de BES-eilanden met een vergunning voor het aanbieden van krediet kunnen, mits zij geen beperkingen op deze vergunning hebben, een hypotheek (met garantie verstrekt door NHG) verstrekken. In de praktijk maken slechts enkele aanbieders gebruik van deze optie.
Zoals ik heb toegelicht in het antwoord op vraag 7 is er een Taskforce opgericht die zich onder andere zal gaan richten op de bancaire dienstverlening.
Klopt het dat de Post Spaar Bank (PSB) op Sint Maarten geen diensten zoals hypotheken meer mag aanbieden op Saba? Zo ja, wat is de reden daarvan?
De Wet financiële markten BES stelt instellingen van Sint Maarten en Curaçao in staat diensten aan te bieden in Caribisch Nederland. De PSB heeft een vergunning als kredietinstelling in Sint Maarten en staat onder toezicht van de CBCS. De PSB is bevoegd om hypotheken aan te bieden in Caribisch Nederland. In verband met de vertrouwelijkheid van toezicht heb ik geen instelling specifieke informatie over PSB tot mijn beschikking.
Het bericht 'De meest gehate sites ter wereld, in de lucht via Flevoland' |
|
Henri Bontenbal (CDA), Anne Kuik (CDA) |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «De meest gehate sites ter wereld, in de lucht via Flevoland»?1
Ja, ik heb kennis genomen van dit bericht.
Wat vindt u van de conclusie van het artikel dat websites zoals 8kun en Daily Stormer, die bron zijn van haatzaaiende teksten, racisme, rechts-extremistisch gedachtengoed en kinderporno, en bijna overal in de wereld geweerd worden, nog steeds gehost en gefaciliteerd worden via Nederland?
In Nederland zijn het aanzetten tot haat en geweld en het vervaardigen en verspreiden van kinderporno strafbaar. Dat geldt ook op het internet. Internet-tussenpersonen zijn gehouden op te treden indien zij weten dat er illegaal materiaal op hun servers of platformen staat. Daar spreek ik hen ook op aan. Gelukkig werkt het grootste gedeelte van de internetbedrijven goed mee om illegale content snel te verwijderen. Desondanks kan nooit helemaal worden voorkomen dat hun klanten illegaal materiaal opslaan of online zetten. Voor de aanpak van illegale online content is samenwerking met de internetsector cruciaal.
Het is niet eenvoudig om het opslaan of online plaatsen van illegale content aan te pakken. Het is bij wet verboden om aan internettussenpersonen een algehele monitoringsverplichting op te leggen. Veel Nederlandse datacentra verhuren opslagruimte en verzorgen de aansluiting daarvan op het internet. Hun klanten plaatsen daar hun netwerkapparatuur, servers en opslagruimte voor webhosting. Deze hostingdiensten worden vaak doorverhuurd aan tussenpersonen in andere landen (die de webhosting daar veelal onder een eigen merk leveren), die vervolgens weer webruimte verhuren aan privépersonen of organisaties. Zij kunnen de ruimte bijvoorbeeld gebruiken om hun eigen website in te richten. Datacentra hebben daarom niet altijd zicht op wie aan het eind van de keten precies gebruik maken van hun diensten en welke content er wordt gehost. Wel zijn zij gehouden te acteren indien ze er weet van krijgen dat de content die ze hosten illegaal is. In dit specifieke geval is dat ook gebeurd en is de content niet meer bereikbaar via een Nederlandse server.
De inzet op het bestrijden van illegale content is er in eerste instantie op gericht om deze content zo snel mogelijk te verwijderen danwel ontoegankelijk te maken. Illegaal online materiaal kan worden gemeld en verwijderd via de afspraken in het kader van de zelfregulering van de internetsector (Notice and Take Down). Is er sprake van kinderpornografisch materiaal, dan is er binnenkort ook de Autoriteit Online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM), die een bestuursrechtelijk verwijderbevel kan uitvaardigen en een last onder dwangsom of bestuurlijke boete kan opleggen indien de content niet wordt verwijderd.
Deelt u de mening dat Nederland als gewilde plek voor hosting- en datacentrumdiensten ook koploper moet zijn in het weren van ongewenste en strafbare online content?
Ja die mening deel ik. Nederland is al koploper in de aanpak van online seksueel kindermisbruik en zet zich in voor een Europese aanpak daarvan. Ook met betrekking tot de oprichting van de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM) loopt Nederland voorop in het bestrijden van strafbare online content. In Nederland wordt al een aantal jaren succesvol samengewerkt tussen de internetsector en overheid op het gebied van illegale content. Overheid en internetsector richten zich daarbij op het zo snel mogelijk offline halen van de aangetroffen illegale content. Een hostingprovider moet acteren als hij er weet van krijgt dat de online content die hij host een illegaal karakter heeft. Het beleid richt zich daarom op het notificeren en doen verwijderen van illegale (dat wil zeggen strafbare of anderszins onrechtmatige) content. Bij het tegengaan van strafbare content (terroristisch of kinderpornografisch materiaal en hate speech) heeft de overheid een actieve rol in de opsporing en vervolging. Bij onrechtmatige (maar niet strafbare) content – content die schade toebrengt aan individuen, zoals privacy-schendingen – is die rol vooral faciliterend, bijvoorbeeld door het subsidiëren van een meldpunt. Via zo’n meldpunt wordt strafbare en onrechtmatige content onder de aandacht gebracht van een internettussenpersoon, die op grond van bestaande wet- en regelgeving gehouden is daarop te acteren. Ongewenste (maar niet onrechtmatige) content (zoals de meeste vormen van desinformatie) wordt niet verwijderd. Wel zijn er andere instrumenten om hierop te reageren (o.a. fact checking, counterspeech, verwijzen naar officiële websites, aanpassen (zoek)algoritmes, etc.).
Zijn er naast de in het artikel genoemde websites nog andere soortgelijke rioolwebsites die via Nederland gehost of gefaciliteerd worden? Heeft u hier voldoende zicht op?
Datacentra hebben niet altijd zicht op wie aan het eind van de keten precies gebruik maken van hun diensten en welke content er wordt gehost. Wel zijn zij gehouden te acteren indien ze er weet van krijgen dat de content die ze hosten illegaal is. Er bestaat geen wettelijk kader voor toezicht op de content die in Nederland wordt gehost.
In hoeverre is er sprake van strafbare feiten als Nederlandse bedrijven websites hosten en faciliteren die haatzaaiende teksten, racisme, rechts-extremistisch gedachtengoed en kinderporno verspreiden?
Criminelen misbruiken diensten van hostingproviders voor illegale activiteiten. Veel hostingproviders treden hier adequaat tegen op. Voor hostingproviders die willens en wetens criminaliteit faciliteren kan een strafrechtelijke aanpak passend zijn. Om de schaalvoordelen van hostingdiensten, dat wil zeggen de grootte van de datacapaciteit die geleverd kan worden, minder toegankelijk te maken voor criminelen, is het van belang dat alle hostingproviders hier maatregelen tegen nemen. Daarnaast heeft de politie onlangs diverse hostingproviders op de hoogte gesteld van criminele dienstverleners die mogelijk misbruik maken van hun systemen. Daarbij is verzocht, indien deze partijen bij deze hostingproviders bekend zijn, deze niet meer als klant te accepteren. Onlangs heeft het Gerechtshof in Den Haag bepaald dat dergelijke dienstverleners onder omstandigheden niet zijn uitgesloten van strafrechtelijke aansprakelijkheid, ook niet als zij geen bevel tot ontoegankelijk maken van gegevens hebben ontvangen. Deze uitspraak biedt mogelijkheden voor vervolging van hostingproviders die criminelen actief helpen.
Welke mogelijkheden heeft u om strafrechtelijk of bestuursrechtelijk op te treden tegen het hosten of faciliteren van dergelijke websites via Nederland?
In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv kan de officier van justitie met een machtiging van de rechter-commissaris aan een aanbieder van een communicatiedienst bevelen om gegevens ontoegankelijk te maken als dit noodzakelijk is ter beëindiging van een strafbaar feit. Dit is geregeld in artikel 125p Sv. Onrechtmatige content kan ontoegankelijk worden gemaakt na een bevel daartoe van de civiele rechter.
Zoals reeds bekend bij uw Kamer, heeft het kabinet de oprichting van een Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM) aangekondigd. De Raad van State heeft op 4 mei jl. geadviseerd over het wetsvoorstel bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal. Dit advies wordt nu verwerkt, zodat het wetsvoorstel daarna op korte termijn aan de Kamer kan worden aangeboden. Deze Autoriteit krijgt de wettelijke bevoegdheid aanbieders van hostingdiensten op bestuursrechtelijke basis te verplichten online kinderpornografisch en/of terroristisch materiaal op hun server ontoegankelijk te maken of te verwijderen danwel deze partijen op te dragen passende en evenredige maatregelen te treffen om de opslag en doorgifte van online kinderpornografisch en/of terroristisch materiaal via hun diensten te beperken. Hiermee krijgt de Autoriteit middelen om in te grijpen indien de zelfregulering hapert, bijvoorbeeld wanneer een hoster weigert gehoor te geven aan een verwijderverzoek van illegale content in het zelfreguleringskader. Zoals de naam al zegt, zal de ATKM zich alleen richten op terroristisch en kinderpornografisch materiaal, en blijft online hate speech zoals verspreid via Daily Stormer en 8kun buiten de reikwijdte van deze Autoriteit. Online hate speech kan worden gemeld bij het Meldpunt Internet Discriminatie (MiND). Dit meldpunt wordt door de sector beschouwd als een trusted flagger, waardoor meldingen vanuit dit meldpunt richting de sector in vrijwel alle gevallen leiden tot het verwijderen of ontoegankelijk maken van de gewraakte content.
De inzet bij de bestrijding van illegale content gaat voor een belangrijk deel uit van zelfregulering door de internetsector. De Nederlandse overheid werkt reeds jaren samen met de internetsector aan de bestrijding van illegale content online. Zo is er al in 2008 een Notice-and-Takedown (NTD) gedragscode overeengekomen tussen overheden, internetaanbieders, hostingbedrijven, en andere tussenpersonen.2 Daar is in 2018 een addendum op gekomen voor het verbeteren van de bestrijding van materiaal van online kindermisbruik. Aanvullend bevat de in 2021 geactualiseerde Gedragscode Abusebestrijding maatregelen die hostingproviders kunnen nemen tegen misbruik van hun diensten voor meerdere vormen van illegale activiteiten. Tenslotte zijn ook in EU-verband afspraken gemaakt, zoals de Code of conduct on countering illegal hate speech uit 2016.
De Digital Services Act (DSA) biedt in vergelijking met de Richtlijn Elektronische Handel een meer gepreciseerd kader waarbinnen hostingbedrijven een beroep kunnen doen op uitsluiting van aansprakelijkheid met betrekking tot de informatie die zij hosten. Ook bevat de DSA onderdelen die de bestrijding van illegale content in de toekomst verder kunnen verbeteren. Om hier optimaal uitvoering aan te geven en gebruik van te maken zal de huidige NTD gedragscode de komende tijd vanuit een publiek-private samenwerking nog eens tegen het licht worden gehouden. Bij de onderhandelingen over de DSA heeft Nederland er overigens voor gepleit om aanvullend op dit alles een zorgplicht voor hostingbedrijven op te nemen. Dit voorstel kreeg helaas onvoldoende steun bij andere Lidstaten.3
Aanvullend subsidieert de overheid een aantal meldpunten om illegale content onder de aandacht te brengen van platformen, providers en hosters. Deze meldpunten hebben veelal de status van trusted flagger, en hebben daarmee ook het vertrouwen van de sector. Content die zij als «illegaal» betitelen wordt in dat kader in de meeste gevallen ook daadwerkelijk ontoegankelijk gemaakt. Het kabinet zet de komende jaren in op het verder optimaliseren van opvolging van meldingen van deze meldpunten en zal daarbij ook bezien voor welke andere vormen van illegale content een meldvoorziening dient te worden ingericht.
Bent u bereid om naar aanleiding van dit artikel stappen te ondernemen tegen het hosten of faciliteren van dergelijke websites?
Het huidig wettelijk kader om stappen te ondernemen tegen het hosten of faciliteren van websites die illegale content bevatten, biedt geen ruimte om additionele verplichtingen op te leggen. De systematiek waarbij melding gemaakt kan worden bij het Meldpunt Internet Discriminatie (MiND) werkt goed. In vrijwel alle gevallen leidt een verwijderverzoek van MiND daadwerkelijk tot het verwijderen of ontoegankelijk maken van de content.
Dat betekent niet dat er niet wordt gekeken wat er nog meer kan worden gedaan om deze illegale content aan te pakken. Specifiek ten aanzien van de aanpak van online hate speech voert mijn ministerie momenteel in samenwerking met de Ministeries van BZK, OCW en SZW een inventarisatie uit naar hoe de aanpak van online hate speech vormgegeven en geïntensiveerd kan worden. Hiermee wordt een eerste aanzet gedaan voor een interdepartementale aanpak tegen online hate speech. Uw Kamer wordt voor het einde van het jaar over deze aanpak geïnformeerd.
Wat is de status van het conceptwetsvoorstel Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal? Heeft u zicht op wanneer het wetsvoorstel bij de Kamer kan worden ingediend?
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt momenteel verwerkt. Het wetsvoorstel zal naar verwachting op korte termijn aan de Kamer worden aangeboden.
Biedt het conceptwetsvoorstel Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal mogelijkheden om dergelijke websites aan te pakken?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar de laatste paragraaf van het antwoord op vraag 6.
Zou het geven van een bindende aanwijzing aan aanbieders die betrokken zijn bij de opslag of doorgifte van kinderporno uitgebreid kunnen worden naar aanbieders die betrokken zijn bij opslag of doorgifte van evident racistische of haatzaaiende teksten en complottheorieën? Wat zijn hiervan voor- en nadelen?
Internettussenpersonen die ervan op de hoogte worden gebracht dat de content die zij hosten illegaal is, dienen op grond daarvan te acteren om niet aansprakelijkheid gesteld te kunnen worden. Dat geldt niet alleen voor kinderporno, maar ook voor andere illegale content zoals evident racistische of haatzaaiende teksten.
Het verspreiden van complottheorieën kan gepaard gaan met strafbare feiten, zoals bedreiging, smaad of laster of met onrechtmatige gedragingen. Zo laat het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) van 7 november jl. zien dat geloof in complottheorieën kan leiden tot anti-overheidsextremisme. In die gevallen zijn internet service providers (ISPs) en hosting service providers (HSPs) wel gehouden om te acteren, maar dan op basis van de strafbare of onrechtmatige gedraging en niet omdat het complottheorieën betreft. Daar waar complottheorieën aanzetten tot terrorisme kan de eerdergenoemde Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM) straks ingrijpen door het uitvaardigen van een verwijderbevel.
Het bericht dat het Chinese TikTok bij het gebruik van de in-app browser alle toetsaanslagen vastlegt en daarmee wachtwoorden en creditcardgegevens kan verzamelen |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66), Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het blog «iOS Privacy: Announcing InAppBrowser.com – see what JavaScript commands get injected through an in-app browser» van Felix Krause?1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Klopt het dat TikTok bij het gebruik van de in-app browser alle toetsaanslagen vastlegt? Klopt het dat daarmee bijvoorbeeld ook wachtwoorden en creditcardgegevens kunnen worden verzameld?
Volgens het aangehaalde onderzoek van Felix Krause laat de app van TikTok het toe dat toetsaanslagen, waaronder ook wachtwoorden en creditcardgegevens, in de in-app-browser worden vastgelegd. TikTok zegt volgens het betreffende blog van deze mogelijkheid geen gebruik te maken, en de gegevens slechts te verwerken voor probleemoplossing en prestatiebewaking van de ervaring – zoals het controleren hoe snel een pagina wordt geladen of controleren of deze crasht.
Het onderzoek van Krause geeft geen uitsluitsel of toetsaanslagen ook daadwerkelijk worden vastgelegd en worden gebruikt voor andere doeleinden dan voor probleemoplossing en prestatiebewaking. Of het klopt dat bijvoorbeeld ook wachtwoorden en creditcardgegevens kunnen worden verzameld, is mij niet bekend. Als dat wel gebeurt, is dat natuurlijk uiterst zorgelijk. Binnenkort spreekt de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het kader van een serie gesprekken die zij voert met verschillende grote techbedrijven met TikTok. Het blijft aan de onafhankelijke toezichthouder om de rechtmatigheid van gegevensverwerkingen te onderzoeken en daar op te handhaven. Bij de verwerking van persoonsgegevens dient het uitgangspunt van data-minimalisatie (zo min mogelijk gebruik maken van persoonsgegevens) te worden toegepast.
Klopt het dat de enige garantie dat dit nu niet gebeurd is dat TikTok zelf beweert dat ze deze functie niet gebruiken? Is er een manier om die uitspraak van TikTok te verifiëren?
Het uitgangspunt van de Algemene verordening gegevensverwerking (AVG) is dat de verwerkingsverantwoordelijke zelf, in dit geval TikTok, dient te waarborgen dat verplichtingen uit de AVG worden nageleefd. Daartoe behoort dat gebruikers controle over hun persoonsgegevens dienen te hebben en dat de verwerking van persoonsgegevens rechtmatig, behoorlijk en transparant is. Concreet betekent dit dat betrokkenen op de hoogte dienen te worden gesteld op het moment dat hun persoonsgegevens worden verzameld, en onder meer welke gegevens worden verzameld, voor welk doel en met wie deze worden gedeeld. Tevens dienen ze te worden gewezen op hun rechten, zoals het recht op inzage.
Wanneer betrokkenen inzicht willen in welke gegevens van hen door TikTok worden verwerkt, dan is TikTok op hun verzoek verplicht inzage te geven in hun persoonsgegevens. Mocht een verzoek om inzage niet het gewenste resultaat hebben, dan kunnen betrokkenen daarover een klacht indienen. In eerste instantie is het raadzaam om deze klacht bij de Functionaris Gegevensbescherming (FG) van TikTok neer te leggen. Als dat niet het gewenste effect sorteert, dan kan een klacht worden ingediend bij de toezichthouder die toeziet op de naleving van de AVG, de Autoriteit Persoonsgegevens (AP).
Zoals hierboven beschreven, kan de vraag welke gegevens daadwerkelijk door TikTok worden gebruikt, beantwoord worden wanneer gebruikers zelf een verzoek doen tot de inzage van de verwerking van hun persoonsgegevens of wanneer de AP onderzoek doet (bijv. n.a.v. een klacht over beperkte inzage). Dit neemt niet weg dat het kabinet van alle bedrijven in Nederland, dus ook TikTok, verwacht dat zij zich aan de geldende wet- en regelgeving houden en daarmee dus ook aan de AVG.
Bent u bereid om, op de kortst mogelijke termijn, TikTok om opheldering te vragen?
Het houden van toezicht op en het handhaven van de rechtmatigheid van gegevensverwerkingen in de private sector is geen taak van het kabinet, maar van de toezichthouder. Deze is onafhankelijk en heeft een ruim mandaat en uitgebreide bevoegdheden om te onderzoeken of partijen voldoen aan hun verplichtingen uit de AVG. De onafhankelijkheid brengt mee dat het aan de toezichthouder dient wordt gelaten om te bepalen in welke gevallen een onderzoek noodzakelijk en wenselijk is.
Dat neemt niet weg dat de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, zoals hierboven aangegeven, binnenkort een gesprek heeft met TikTok. De hierboven genoemde uitgangspunten zullen bij TikTok onder de aandacht worden gebracht, mede naar aanleiding van de berichtgeving hierover.
Deelt u de mening dat deze functie – ook wanneer TikTok hem niet zou gebruiken – absoluut onacceptabel is en TikTok op de kortst mogelijke termijn geblokkeerd moet worden, in ieder geval tot deze functionaliteit geschrapt is?
Ik deel de mening dat het gezien de veiligheidsrisico’s absoluut onacceptabel zou zijn wanneer TikTok gegevens ten aanzien van toetsenbordinvoer op onrechtmatige wijze zou verwerken. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn als voor een volgens de AVG voor gegevensverwerking vereisteverwerkingsgrondslag, bijvoorbeeld toestemming van de betrokkene, ontbreekt. Ook moet worden voldaan aan de beginselen van behoorlijke gegevensverwerking, waaronder het beginsel van dataminimalisatie. Dit beginsel houdt in dat slechts de gegevens mogen worden verwerkt die noodzakelijk zijn voor het doeleinde waarvoor de verwerking van persoonsgegevens plaatsvindt. Het is aan de onafhankelijke toezichthouder om toe te zien op de rechtmatigheid van gegevensverwerking en deze te handhaven.
Op welke manier maakt de overheid (in de breedste zin van het woord) gebruik van TikTok? Welke (gevoelige) overheidsinformatie kan door TikTok op deze manier verzameld zijn?
De Baseline Informatiebeveiliging Overheden (BIO) en van toepassing zijnde privacywetgeving regelt dat iedere organisatie zelf verantwoordelijk is voor het beoordelen van privacy- en veiligheidsrisico’s voor het in gebruik nemen van ICT-producten en diensten, zoals TikTok. Er is geen centraal overzicht beschikbaar van het gebruik van TikTok door de overheid. De BIO schrijft ook voor hoe met (gevoelige) overheidsinformatie moet worden omgegaan. In generieke zin moet worden geborgd dat dergelijke informatie niet door niet-geautoriseerde partijen en personen kan worden ingezien.
Daarnaast adviseert de Dienst Publiek en Communicatie (DPC) van het Ministerie van Algemene Zaken (AZ) de inzet van TikTok voor de rijksoverheid op te schorten tot TikTok haar gegevensbeschermingsbeleid heeft aangepast.
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat alle gegevens die op deze (onrechtmatige) manier verzameld zijn door TikTok worden verwijderd? Ziet u ook in dat u daar nauwelijks de mogelijkheid toe heeft?
Het is juist dat het niet aan het kabinet is om persoonsgegevens die op een onrechtmatige manier zijn verzameld, te laten verwijderen. De onafhankelijke toezichthouder ziet toe op het handhaven van de rechtmatigheid van gegevensverwerking onder de AVG.
Betrokkenen hebben het recht om te verzoeken om bepaalde persoonsgegevens te laten verwijderen, op grond van artikel 17 van de AVG. Als de verwerkingsverantwoordelijke daartoe in voorkomende gevallen niet overgaat, is het raadzaam om, zoals in antwoord 3 staat, een klacht eerst bij de FG van TikTok neer te leggen en als dit niet het gewenste effect heeft, bij de AP.
Deelt u daarom de mening dat het toezicht op (grote) techbedrijven en hun digitale producten veel beter moet en veel meer aan de voorkant zou moeten plaatsvinden omdat de geleden schade achteraf vaak niet ongedaan te maken is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat realiseren?
Zoals gezegd is de verwerkingsverantwoordelijke (in casu TikTok) ervoor verantwoordelijk dat de bescherming van persoonsgegevens aan de standaarden voldoet. De AVG voorziet – naast extern toezicht – daartoe ook in intern toezicht en het kunnen afleggen van verantwoording daarover. Daarmee is de AVG er mede op gericht om, door een adequate risicobeheersing (aan de voorkant), zo veel mogelijk te voorkomen dat gegevens op een onrechtmatige manier worden verwerkt. Een verwerkingsverantwoordelijke heeft op grond van de AVG bijvoorbeeld de plicht om voorafgaand aan verwerkingen van persoonsgegevens die waarschijnlijk hoog risico zijn, een Data Protection Impact Assessment (DPIA), ofwel een gegevensbeschermingseffectenbeoordeling, uit te voeren, zodat een organisatie passende maatregelen kan nemen. Wanneer een DPIA uitwijst dat verwerking gepaard gaat met een hoog risico dat de verwerkingsverantwoordelijke niet kan beperken door maatregelen die met het oog op de beschikbare technologie en de uitvoeringskosten redelijk zijn, dient vóór de verwerking een raadpleging van de toezichthoudende autoriteit plaats te vinden. Ook hebben organisaties, zoals (grote) technologie bedrijven – die belast zijn met de verwerkingen die vanwege hun aard, hun omvang en/of hun doeleinden regelmatige en stelselmatige en regelmatige observatie op grote schaal van betrokkenen vereisen – de verplichting om een FG aan te stellen die onder meer als taak heeft om toe te zien op de naleving van de verordening en te werken aan een cultuur van gegevensbescherming.
In het coalitieakkoord is al aangegeven dat we toezicht willen versterken. Om deze reden heeft de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in haar werkagenda een heel aantal acties opgenomen. Een voorbeeld hiervan is de oprichting van de toezichthouder op algoritmes. Hierbij kijken we in samenwerking met betrokken departementen en toezichthouders of we toezicht meer vooraf kunnen laten plaatsvinden, bijvoorbeeld met behulp van certificering. Ook zullen zeer grote platforms zoals TikTok met inwerkingtreding van de DSA verplicht worden om risico’s van hun systemen voor kinderrechten in kaart te brengen en worden bedrijven via de AI-act verplicht om risico’s van AI systemen voor mensenrechten in kaart te brengen. Deze risicoanalyses bieden concrete handvatten om proactief toezicht te houden op mogelijk risico’s.
Het artikel ‘Nederland houdt Caribische staatsburgers al twaalf jaar arm’ |
|
Bouchallikh |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Nederland houdt Caribische staatsburgers al twaalf jaar arm»?1
Ja, ik heb dit artikel aandachtig gelezen.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat op de eilanden van Caribisch Nederland – die volwaardig onderdeel van het land Nederland zijn – vele duizenden mensen in armoede leven omdat salarissen, uitkeringen en toeslagen vele malen lager zijn dan in het Europese deel van Nederland, terwijl de boodschappen fors duurder zijn dan in het Europese deel van Nederland? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is er zich zeer van bewust dat veel burgers in Caribisch Nederland moeilijk rond kunnen komen. Daarom heeft het kabinet bijzondere aandacht voor de positie van de inwoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die voluit bij Nederland horen. Ik heb tijdens mijn werkbezoek aan Caribisch Nederland met eigen ogen gezien dat er sprake is van grote armoede met alle schrijnende consequenties van dien. Dit sterkt mij in mijn opvatting dat wij de burgers van Caribisch Nederland meer aandacht moeten geven dan tot nu toe het geval is. De huidige armoedesituatie vraagt om actie. Ten opzichte van de verbeterstappen die sinds de staatkundige transitie onder voorgaande kabinetten al zijn gezet, gaat dit kabinet aanzienlijk verder, zoals blijkt uit het coalitieakkoord en de daaropvolgende uitwerking in de hoofdlijnenbrief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.2 Het kabinet rekent de bestaanszekerheid van inwoners van Caribisch Nederland tot haar prioriteit en zet zich daar voluit voor in. Deze inzet vertaalt zich in concrete maatregelen, zoals de verhoging van het basispensioen per 1 januari 2023 als onderdeel van het koopkrachtpakket. Additioneel wordt ook extra verhoging van het wettelijk minimumloon en andere uitkeringen beoogd. Het is dus nadrukkelijk de bedoeling om de achterstand ten opzichte van Europees Nederland als het gaat om bestaanszekerheid, in te lopen.
Hoe verklaart u het feit dat de Openbare Lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba nu 12 jaar volwaardig onderdeel van het land Nederland zijn, terwijl de sociale ongelijk nog steeds zo enorm is?
De sociaaleconomische, legislatieve en administratieve omstandigheden in Caribisch Nederland wijken heel erg af van die van Europees Nederland. De economieën van Bonaire, Saba en Sint Eustatius zijn onderling ook verschillend en effecten van overheidsbeleid kunnen verschillende effecten hebben op de verschillende eilanden.
De kwetsbaarheid van de economieën maakt dat het kabinet slechts stapsgewijs verhogingen van Wml en uitkeringen door kan voeren. De nadelige effecten op de arbeidsmarkt zijn een van de redenen om het Wml stapsgewijs te verhogen. Daarnaast heeft een hoger Wml tevens invloed op prijzen en daarbij onder andere op de aantrekkingskracht van Caribisch Nederland voor toeristen ten opzichten van omringende (ei)landen.
Wetgeving in Caribisch Nederland is op een andere leest geschoeid dan in Europees Nederland.
Om de sociale ongelijkheid te verminderen werkt het kabinet stapsgewijs aan het gelijkwaardig maken van het sociale zekerheidstelsel in CN. Hierbij zijn het absorptievermogen van de lokale samenlevingen en uitvoeringskracht belangrijke aandachtspunten.
Sinds 2010 zijnde volgende stappen gezet:
Met bovenstaande maatregelen zijn we er voor Caribisch Nederland nog niet. Het kabinet zet zich deze kabinetsperiode in voor een verdere verbetering van de bestaanszekerheid van inwoners van Caribisch Nederland door aanzienlijk te versnellen ten opzichte van voorgaande jaren. Over de concrete stappen heb ik u onlangs geïnformeerd in de Voortgangsrapportage ijkpunt sociaal minimum Caribisch Nederland 2022.3
Hoe verklaart u het feit dat ondanks uitspraken van beide Kamers en ondanks het herhaaldelijk aandringen van het College voor de Rechten van de Mens en de Nationale ombudsman het minimumloon en de uitkeringen nog steeds niet gekoppeld zijn aan de kosten van een minimaal bestaan op de eilanden, terwijl dit in het Europese deel van Nederland wel gebeurt? Hoe verhoudt deze ongelijkheid zich volgens u tot de grondrechten die ook gelden voor de bewoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba? Kunt u bij uw antwoord specifiek ingaan op hoe de huidige situatie op de eilanden zich verhoudt tot artikel 20 van de Grondwet?
Het kabinet erkent dat het niveau van het minimumloon en de uitkeringen nog niet overeenkomen met het ijkpunt sociaal minimum, dat de noodzakelijke kosten van levensonderhoud reflecteert. Hier wordt nader op in gegaan in het antwoord op vraag 5.
Het kabinet zet zich hard in om binnen de context en de sociaaleconomische omstandigheden in Caribisch Nederland verder toe werken naar een, ten opzichte van Europees Nederland, gelijkwaardig niveau van bestaanszekerheid in Caribisch Nederland.
Met betrekking tot de huidige situatie op de eilanden acht de Staat zich gehouden aan de normen die volgen uit artikel 20 van de Grondwet, waarbij geldt dat de Staat een ruime beoordelingsvrijheid toekomt als het gaat om het inrichten van zijn sociale zekerheidsstelsel. Met de uitvoering van de lopende beleidsopgave geeft het kabinet invulling aan de instructienorm dat de bestaanszekerheid «voorwerp van zorg is» van de overheid (artikel 20 Grondwet). Bij de invulling van deze opgave ben ik mij ervan bewust dat de armoede in Caribisch Nederland groot is.
Deelt u de mening dat het invoeren van een bestaansminimum zoals de overheid van Bonaire hanteert (en dat gebaseerd is op het onderzoek van Regioplan) een betere oplossing is voor het terugdringen van de armoede op de eilanden dan het fictieve sociaal ijkpunt van het kabinet? Zo nee, waarom niet?
Ik besef dat veel inwoners in Caribisch Nederland lastig kunnen rondkomen. Tijdens mijn werkbezoek aan Caribisch Nederland heb ik aangekondigd bereid te zijn om van mijn kant de nodige stappen aan de inkomenskant te zetten, zodat het ijkpunt sociaal minimum per 1 januari 2025 gerealiseerd kan zijn.
Het onderzoek van Regioplan is gebaseerd op de werkelijke kosten van levensonderhoud. Dit onderzoek laat zien dat de kosten in Caribisch Nederland aanzienlijk hoog zijn en dat er een flinke opgave ligt om aan het terugdringen van die kosten te werken. Het als uitgangspunt nemen van deze werkelijke kosten van levensonderhoud, zou betekenen dat het ijkpunt voor het sociaal minimum fors hoger moet komen te liggen, met als gevolg dat niet alleen de minimumuitkeringen (onderstand, AOV en AWW), maar ook het Wml substantieel verhoogd moeten worden. Met dat uitgangspunt wordt voorbijgegaan aan het feit dat de kosten van levensonderhoud (te) hoog zijn. Voor een deel van de kosten van levensonderhoud ligt het binnen de invloedsfeer van de overheid om deze structureel te verlagen. Voor dit deel zijn of worden diverse maatregelen getroffen. Hierover is de Kamer in de Voortgangsrapportage ijkpunt sociaal minimum geïnformeerd. Het kabinet is van mening dat de inkomens en de kosten van levensonderhoud meer met elkaar in balans moeten worden gebracht om meer bestaanszekerheid te kunnen bieden.
Binnen de opgave om het ijkpunt sociaal minimum te realiseren, ligt er dus ook een aanzienlijke opgave om het Wml te verhogen. Mede op advies van de relevante partijen in Caribisch Nederland, waaronder Centraal Dialoog Bonaire, wordt een gefaseerde aanpak gevolgd, waarbij stappen ten aanzien van het Wml binnen een zo kort mogelijke haalbaar geachte termijn worden gezet.
Door het als uitgangspunt nemen van de werkelijke kosten van levensonderhoud, zoals vastgesteld in het onderzoek van Regioplan, zou echter gelet op het dan onvermijdelijk disproportioneel hoge niveau van het Wml, een niet realistisch te achten hoge rekening bij werkgevers komen te liggen, bovenop de reeds bestaande opgave om het ijkpunt te realiseren. Voor Bonaire zou dat bijvoorbeeld betekenen dat het Wml met meer dan 50% zou moeten worden verhoogd, bovenop de jaarlijkse inflatiecorrectie. Het is goed voorstelbaar dat een dermate substantiële verhoging van het Wml stevige eisen stelt aan het aanpassingsvermogen van de lokale economie. Die risico’s dwingen tot een zorgvuldige benadering in het groeipad van het Wml. De minimumuitkeringen lopen hiermee gelijk op.
Wanneer gaat het kabinet voldoen aan de Kameruitspraken en aan de adviezen van het College voor de Rechten van de Mens en de Nationale ombudsman? Kunt u een concrete datum noemen voor de vaststelling van het sociaal minimum? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet werkt hard aan het verbeteren van bestaanszekerheid in Caribisch Nederland, met als doel om het in 2019 voor Caribisch Nederland bepaalde ijkpunt4 voor een sociaal minimum, dat een concreet streefniveau per eiland behelst, te kunnen realiseren in 2025.
Richtinggevend daarvoor is het in 2018 door Regioplan verrichte onafhankelijke onderzoek naar de kosten van levensonderhoud, waarbij is gekeken om op basis van objectiveerbare gegevens tot een sociaal minimum te komen. In de voortgangsrapportage ijkpunt sociaal minimum Caribisch Nederland heb ik u nader geïnformeerd over de verdere uitwerking van de genomen maatregelen en het daar bijbehorende tijdspad.
Parallel aan de lopende inzet wil ik (ook) voor Caribisch Nederland een evaluatie initiëren in de vorm van een algehele herijking van het sociaal minimum, waarbij de hoogte en de systematiek van het sociaal minimum opnieuw tegen het licht worden gehouden. Op basis daarvan kan besluitvorming plaatsvinden over het formeel vaststellen van een sociaal minimum voor Caribisch Nederland. Ik zal met de Commissie sociaal minimum, die ik daartoe opdracht heb verstrekt voor een dergelijk onderzoek in Europees Nederland, in gesprek gaan over de mogelijkheid van een aanvullende opdracht voor Caribisch Nederland. Dat zal om een separate opdracht gaan, na afronding van de opdracht voor Europees Nederland. Gezien het onafhankelijke karakter van de Commissie sociaal minimum is het uiteindelijk aan de commissie zelf om te besluiten of deze opdracht wordt aanvaard.
Kunt u in een vergelijkend schema weergeven wat de hoogte van 1) het minimumloon, 2) uitkeringen en 3) toeslagen zijn in het Europese deel van Nederland en op de BES-eilanden?
Onderstaande tabel geeft hier zo goed als mogelijk inzicht in. Bij het onderling vergelijken van Europees Nederland en Caribisch Nederland is van belang om op te merken dat verschillende valuta gebruikt worden. Daarnaast kunnen de bedragen niet goed onderling vergeleken worden, omdat een euro in Europees Nederland niet dezelfde koopkracht genereert als in Caribisch Nederland.
De toeslagen zijn buiten de tabel gehouden, omdat Caribisch Nederland vanwege de afwijkende context geen toeslagen kent die vergelijkbaar zijn met het toeslagenstelsel in Europees Nederland. Zo heeft Caribisch Nederland een publieke ziektekostenverzekering, waardoor een zorgtoeslag (die in Europees Nederland voor een alleenstaande bijstandsgerechtigde € 1.336,00 bedraagt) niet aan de orde is. Ook geldt op Caribisch Nederland een ander fiscaal stelsel. Tegemoetkoming in de kosten van huur voor burgers met een laag inkomen krijgt in Caribisch Nederland een andere invulling via de subsidie aan verhuurders, die sociale verhuurders in staat stelt om lagere huren te vragen. Daarnaast zijn er ook andere maatregelen in werking of voorzien, zoals de op Bonaire gestarte pilot Bijdrage Particuliere Verhuur.
Kunt u in een vergelijkend schema weergeven wat de gemiddelde maandelijkse kosten per huishouden zijn voor de volgende basisvoorzieningen: 1) boodschappen, 2) huur van een woning, 3) energiekosten, 4) drinkwater en 5) zorgkosten in het Europese deel van Nederland en voor de bewoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba?
Een breed kosten vergelijkend onderzoek van Caribisch Nederland met Europees Nederland is helaas niet voorhanden. Een dergelijke vergelijking is namelijk niet goed te maken vanwege de uiteenlopende stelsel van belasting en toeslagen (zie ook onder vraag 7) en verschillen in bestedingspatronen tussen Europees en Caribisch Nederland, bijvoorbeeld als het gaat om het verwarmen dan wel koelen van de woonruimte. Vanuit het kabinet is aandacht voor elk van de bovengenoemde basisvoorzieningen en de hoge kosten die deze voorzieningen met zich meebrengen voor huishoudens met lage inkomens.
Kunt u per eiland aangeven hoeveel sociale huurwoningen er zijn en hoeveel huishoudens gelet op hun financiële situatie in aanmerking zouden komen voor een sociale huurwoning? Hoe lang zijn de wachtlijsten op Bonaire, Sint Eustatius en Saba?
Aantal sociale huurwoningen per eiland:
Het is helaas niet mogelijk aan te geven hoeveel huishoudens in aanmerking zouden komen voor een sociale huurwoning. Dit komt omdat het inkomen van de doelgroep valt onder de grens van de belastingvrije voet. Dat betekent dat er geen inzicht is in de financiële situatie van de doelgroep tot aan een inkomen van maximaal $ 12.198 per jaar.
De wachtlijsten voor een sociale huurwoning per eiland zijn als volgt:
Hoeveel sociale huurwoningen zijn er sinds 2010 op de eilanden bijgekomen?
Er is in 2010 helaas geen nulmeting gedaan. Daardoor is het niet aan te geven hoeveel sociale huurwoningen er sinds 2010 bij zijn gekomen. Het kabinet ziet wel noodzaak voor een nulmeting. Daarom zal in de beleidsagenda Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Caribisch Nederland, die de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening binnenkort aan uw Kamer zal doen toekomen, wel een nulmeting worden gedaan. Op basis van die nulmeting, en de wachtlijsten voor een sociale huurwoning, kan vervolgens worden bepaald hoeveel sociale huurwoningen er per eiland moeten worden bijgebouwd.
Er kan wel worden aangegeven hoeveel sociale huurwoningen er bij zijn gekomen vanaf 2020. Op Bonaire zijn in 2020 67 en in 2022 50 nieuwe sociale huurwoningen opgeleverd. Op Sint Eustatius zijn in 2021 2 nieuwe sociale huurwoningen opgeleverd. Op Saba worden in 2022 20 nieuwe sociale huurwoningen opgeleverd.
Hoeveel woningen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden niet als hoofdverblijf gebruikt omdat zij bijvoorbeeld als tweede huis worden gebruikt of voor toeristische doeleinden worden verhuurd?
Helaas is er geen informatie beschikbaar op basis waarvan deze vraag kan worden beantwoord.
Hoeveel mensen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn dak- en/of thuisloos?
Helaas is er geen informatie beschikbaar op basis waarvan deze vraag kan worden beantwoord.
Wat is er na de belofte van het kabinet in 2018 om in te zetten op lagere voedselprijzen precies gebeurt? Kunt u de concrete stappen schetsen die gezet zijn en aangeven welke concrete resultaten dit heeft opgeleverd?
Het kabinet zet zich in voor het stimuleren van lokale productie van voedsel via het subsidiëren van een kassenprojecten in Caribisch Nederland, zoals op Saba en Bonaire. Hiermee wordt beoogd om op lange termijn de afhankelijkheid van dure importgoederen te verminderen.
Het prijsbeleid is in eerste instantie een taak die bij de Openbare Lichamen is belegd, denk hierbij bijvoorbeeld aan de Prijzenwet BES. Het Openbaar Lichaam Bonaire heeft in de afgelopen jaren, met ondersteuning van het Ministerie van EZK, een prijsvergelijker bij supermarkten uitgevoerd, waardoor inzichtelijk werd voor consumenten waar ze de meest voordelige producten konden kopen. Recent is de prijsvergelijker gestopt en is het Openbaar Lichaam – in samenwerking met de lokale supermarkten – overgegaan op een prijsmaatregel (prijsregulering via maximumprijs) ten aanzien van een geselecteerd mandje van basisproducten in het levensonderhoud. De hoge voedselprijzen in Caribisch Nederland zijn en blijven een aandachtspunt van dit kabinet.
Wat zijn de gevolgen van de huidige geopolitieke ontwikkelingen en van de energiecrisis op de inflatie en de kosten van het levensonderhoud op Bonaire, Sint Eustatius en Saba?
Ook in Caribisch Nederland zijn de energie- en voedselprijzen fors gestegen, wat de bestaanszekerheid van een groeiende groep mensen onder steeds grotere druk zet. Het kabinet acht het noodzakelijk hier direct maatregelen voor te treffen om een verslechtering van de situatie tegen te gaan. Het kabinet heeft daarom de incidentele energietoeslag van € 1.300 voor huishoudens met een laag inkomen in 2022 ook beschikbaar gesteld voor Caribisch Nederland, alsook een accijnsverlaging op benzine van 16 dollarcent per liter. Verder heeft het kabinet besloten om per 1 januari 2023 aanvullende maatregelen te nemen om de koopkracht te verbeteren, zoals een nieuwe incidentele energietoeslag voor de lage inkomens, een hoger basispensioen en voor ouders een hogere kinderbijslag en goedkopere kinderopvang.
Daarnaast onderkent het kabinet dat Caribisch Nederland, net als Europees Nederland, baat heeft bij een prijsplafond voor energiekosten. Het kabinet heeft overlegd met de eilandsbesturen en elektriciteitsbedrijven en treft naar aanleiding hiervan een tweetal maatregelen in 2023.
De vaste kosten van het netbeheer worden naar een nultarief teruggebracht. Bij eindgebruikers wordt 50% van het variabele tarief gedekt door het kabinet voor zover dit tarief boven USD 0,38 kWh uitkomt. Deze maatregelen gelden ook voor het MKB in Caribisch Nederland. Met dit pakket is een investering van in totaal 15 miljoen euro gemoeid.
Wat vindt u ervan dat maatschappelijk werkers of andere hulpverleners in de problemen zijn gekomen omdat zij met media hebben gepraat over de armoede problemen in Caribisch Nederland? Deelt u de mening dat dit onacceptabel is? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat hulpverleners en anderen vrijelijk in staat zijn om met de media te spreken?
Deze signalen zijn ons niet bekend. Ik ben het ermee eens dat het een ieder te allen tijde vrij moet staan om met de media te praten. Dit is een belangrijke vrijheid, die ook voor hulpverleners geldt, dergelijke signalen neem ik uitermate serieus en ik roep op om dit soort signalen altijd te melden.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Het bericht ‘Moeder vraagt om hulp: 10-jarige Arianny kan op Bonaire niet naar school’ |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), René Peters (CDA) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Dennis Wiersma (minister zonder portefeuille onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Moeder vraagt om hulp: 10-jarige Arianny kan op Bonaire niet naar school»?1
Ja.
Deze verhalen raken mij. Daarom hebben mijn ambtenaren naar aanleiding van dit nieuwsbericht contact opgenomen met het Expertisecentrum Onderwijszorg Bonaire (EOZ). Het EOZ onderneemt actief stappen om bij dit soort signalen contact te leggen met ouders en hen te helpen naar een plaats in het bekostigde onderwijssysteem. In dit geval was het EOZ al betrokken en bezig een plaats te vinden. Inmiddels is deze plaats gevonden.
Klopt het dat kinderen voor speciaal onderwijs op Bonaire zijn aangewezen op een privéschool?
Nee. Er is een bekostigde school voor primair onderwijs die zich specifiek richt op leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, de Strea Briante.
In het belang van alle kinderen ga ik, ook op Bonaire, uit van zo inclusief mogelijk onderwijs. Daarom heeft het EOZ ook tot taak om de reguliere basisscholen op Bonaire te ondersteunen bij het begeleiden van leerlingen die extra onderwijszorg nodig hebben. Mocht dit niet meer lukken op de reguliere school dan kan de leerling terecht op het Strea Briante. Voor de leerlingen die daar nog niet voldoende ondersteund kunnen worden, is op 7 september 2022 de specialistische voorziening van het Expertisecentrum Onderwijszorg Bonaire, Kolegio Emmy Schermer, van start gegaan.
Ook op Saba en Sint Eustatius zijn er inmiddels specialistische voorzieningen. In de bestuurlijke afspraken met Saba is afgesproken dat er wordt gewerkt aan een specialistisch programma voor kinderen die extra zorg nodig hebben.
Op welke wijze wordt in Caribisch Nederland invulling gegeven aan de leerplicht voor kinderen met een beperking?
Ieder kind, al dan niet met een beperking, is leerplichtig en gaat normaal gesproken naar school tenzij er sprake is van een vrijstelling op grond van de Leerplichtwet BES. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als een kind vanwege psychische of lichamelijke gronden zorg nodig heeft die niet kan worden geboden op school. In die gevallen wordt uiteraard wel gekeken naar andere manieren van invulling van de dag, waarbinnen het kind zich kan ontwikkelen, zoals dagbesteding.
Hoe beoordeelt u in het licht van de beperkte mogelijkheden voor speciaal onderwijs op Bonaire de uitspraak dat het vaak de ouders zijn die het lastig vinden om hulp te accepteren voor hun kind?
Er wordt veel gevraagd van ouders van wie hun kind extra ondersteuning nodig heeft. Ik heb veel waardering voor alle inspanningen die deze ouders doen voor hun kinderen. Het is aan de overheid en het onderwijs om ook voor deze leerlingen een zo goed mogelijke plek te bieden om zich te kunnen ontwikkelen. In mijn uitspraak, waar u in uw vraag op doelt, doelde ik op de situatie waarin het in de praktijk voor een deel van ouders lastig blijkt om de benodigde hulp te accepteren, bijvoorbeeld omdat zij vinden dat er iets anders nodig is of vrezen dat hun kind «een stempel» krijgt. Het EOZ zet dan ook in op het meenemen van ouders in het proces van het regelen van ondersteuning. Met de ouders wordt dan besproken waarom het voor hun kind goed kan zijn om ondersteuning te krijgen en wat die ondersteuning dan precies is. Ook zet het EOZ zich in voor het normaliseren van de positie van de kinderen met een ondersteuningsbehoefte in de samenleving.
Bent u bereid onderzoek te doen naar de behoefte aan speciaal onderwijs in Caribisch Nederland, in het bijzonder voor kinderen die niet kunnen praten?
In 2020 heeft Berenschot al een evaluatie uitgevoerd van de onderwijszorg in Caribisch Nederland.2 Een dergelijk onderzoek is daarmee overbodig. Dit rapport heb ik eerder met uw Kamer gedeeld en is de aanleiding geweest voor extra inzet op dit punt, waaronder de vorming van de specialistische voorzieningen. In de nieuwe Onderwijsagenda Caribisch Nederland, die later dit schooljaar zal worden afgesloten, wil ik met de betrokkenen op Bonaire afspreken dat we gezamenlijk verkennen hoe er structureel een plek geboden kan worden aan alle leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte. Daarbij zal ook het functioneren van de specialistische voorziening worden bekeken.