Broodmaaltijdvergoedingen in de intramurale AWBZ zorg |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wat is uw reactie op onderstaande e-mail van dhr. H., waaruit duidelijk wordt dat bij zorginstelling De Elsendonck in Boxmeer bewoners 57 euro per maand krijgen om twee broodmaaltijden per dag te kopen?1
Ik heb de zorginstelling Pantein, waar De Elsendonck in Boxmeer onderdeel van uitmaakt, om nadere informatie gevraagd ten behoeve van de beantwoording van uw vragen. Uit die informatie van de instelling blijkt dat er in de instelling drie vormen bij verstrekking van de broodmaaltijden voorkomen:
De instelling erkent dat het onderscheid tussen deze vormen heel helder gemaakt moet worden voor cliënten. In het contact dat is geweest met de instelling heb ik hierop aangedrongen.
Is het waar dat een zorginstelling zelf geen zorg meer draagt voor de verzorging van (brood)maaltijden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Broodmaaltijden zijn onderdeel van de aanspraken AWBZ. Zorgaanbieders dienen de kosten van broodmaaltijden dus voor hun rekening te nemen bij alle cliënten. Zorgaanbieders verstrekken de broodmaaltijden doorgaans in natura. Van oudsher zijn er bewoners die liever zelf hun broodmaaltijd verzorgden. Aanbieders hebben op dit verzoek ingespeeld en kunnen in die gevallen een vergoeding voor de broodmaaltijd aan de cliënt verstrekken. Dit kan echter alleen als de cliënt hier mee instemt en als er daarmee sprake blijft van verantwoorde zorg. In alle andere gevallen is een broodmaaltijd in natura de regel.
Acht u het wenselijk dat mensen in een zorginstelling zelf moeten gaan shoppen voor hun eten? Hoe verhoudt dit zich tot de zorgplicht van de AWBZ? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals gesteld in antwoord op vraag 2 zijn broodmaaltijden onderdeel van de aanspraken AWBZ. De instelling is dus verantwoordelijk voor de verzorging van de broodmaaltijd. De zorginstelling Pantein stelt met het oog op de bevordering van de zelfredzaamheid in lokatie De Elsendonck cliënten in staat verantwoordelijk te blijven voor hun eigen broodmaaltijd. De cliënt kan op basis van vrijwilligheid zelf de benodigdheden voor de broodmaaltijd in de instellingswinkel gratis halen. Dit wordt gestimuleerd om meer contact te krijgen met medebewoners. Daarnaast kent Pantein het systeem dat een cliënt kan kiezen voor het zelf verzorgen van zijn broodmaaltijd. Hij krijgt daarvoor dan een restitutiebedrag.
Ik herken dat instellingen op verschillende manieren cliënten zo lang mogelijk zelfredzaam proberen te laten. Ik steun de instelling hierin. Dit moet echter wel op basis van vrijwilligheid gebeuren en er sprake blijft van verantwoorde zorg.
Keurt u het goed dat bewoners met hogere kosten geconfronteerd worden, omdat dit bedrag onvoldoende is om twee volwaardige broodmaaltijden te kunnen bekostigen? Zo neen, wat gaat u hiertegen ondernemen? Zo ja, waarom?
Voor de hoogte van de kosten van broodmaaltijden, die de zorgaanbieder kan vergoeden aan de cliënten die zelf hun broodmaaltijd verzorgen, geeft het LOC sinds 2009 een richtbedrag aan de instellingen en hun cliëntenraden. Zoals gezegd, mogen zorgaanbieders alleen afspraken maken met cliënten over een broodmaaltijdvergoeding indien die cliënt daarmee instemt en er sprake is van verantwoorde zorg. Ik verwacht dat zorgaanbieders op juiste wijze met bovenstaande omgaan en acht een onderzoek niet nodig. Ook cliëntenraden hebben hier een belangrijke rol om bij klachten het gesprek aan te gaan met de zorgaanbieder.
Vindt u het wenselijk dat mensen die niet in staat zijn zelfstandig boodschappen te doen aan hun lot worden overgelaten door de betreffende zorginstelling? Zo ja, bent u bereid deze wantoestanden in de betreffende zorginstelling te onderzoeken? Zo neen, waarom niet? Zo ja, op welke termijn kunt u de Kamer informeren?
Zoals hiervoor aangegeven, betreft het afspraken tussen zorgaanbieder en cliënt. Als een zorgaanbieder en cliënt onder genoemde voorwaarden besluiten tot een vergoeding over te gaan, dan is het aan hen om hierover een goede afspraak te maken. Dit gebeurt op basis van vrijwilligheid. Het zelf halen zonder te betalen wordt gestimuleerd door de instelling. De instelling geeft daarbij de nodige ondersteuning. De instelling erkent dat het verschil tussen beide systeem lastig is en erkent dat het de vrijwilligheid bij restitutie meer moet benadrukken. Ik acht een nader onderzoek niet nodig.
Is het wettelijk toegestaan dat winkels binnen zorginstellingen de artikelen niet voorzien van prijsstickers, waardoor bewoners misleid (kunnen) worden door de winkelondernemer? Kunt u dit toelichten?
Beide partijen dienen bij het sluiten van een koopcontract elkaar te informeren over de prijs. Ook een winkelier in een zorginstelling zal voor het sluiten van de koopovereenkomst zijn prijzen kenbaar moeten hebben gemaakt aan de kopende cliënten. Voor de cliënten die zonder te betalen zelf de spullen voor de broodmaaltijd in de instellingswinkel halen hoeven de artikelen niet geprijsd te zijn, want dan wordt er geen koopcontract gesloten.
Bent u bereid maatregelen te treffen, zodat bewoners in zorginstellingen voldoende voedingswaren binnenkrijgen, zonder dat dit een kwestie is van voldoende geld hebben? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen? Zo nee, waarom niet?
Het binnen krijgen van voldoende voedingswaren maakt onderdeel uit van verantwoorde zorg en is onderdeel van de aanspraken AWBZ.
Is u bekend of er andere zorginstellingen zijn die volgens dezelfde systematiek werken, en de broodmaaltijden afkopen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Ik ben ervan op de hoogte dat ook andere zorgaanbieders op verzoek van de cliënt werken met een vergoeding van broodmaaltijden. Deze mogelijkheid moedig ik binnen de gestelde voorwaarden ook aan. Ik zie geen aanleiding om hier onderzoek naar te doen.
Wat is uw reactie op de vraag van dhr. H., waarin mantelzorgers/familie de kleding van bewoners wassen en drogen, terwijl hen door dezelfde zorginstelling was toegezegd dat zij deze handeling niet hoefden te verrichten, omdat personen die al op 31 december 2008 in de instelling verbleven geen was- en kleedgeld hoeven te betalen, en het wassen van de kleding voor rekening en verantwoording van de instelling komt? Blijft de instelling hier in gebreke? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
De AWBZ-instelling betaalt het wassen van bedden en linnengoed. De bewoner betaalt het wassen van de kleren(onder- en bovengoed). Indien er sprake is van extra kosten door aandoening of ziekte betaalt de instellingen die kosten. Ik heb geen informatie voorhanden om in dit specifieke geval een oordeel te hebben.
Privé-afkickklinieken die verslaafden misleiden |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Klinieken kleden verzekeraars uit; geen controle op exotisch afkicken»1 en het artikel: «Prive-afkickklinieken misleiden verslaafden»2?
In de artikelen wordt gewezen op misstanden in de particuliere verslavingszorg, in het bijzonder bij in het buitenland gevestigde klinieken. Op basis van de uitlatingen zou de indruk kunnen worden gewekt dat privé-afkickklinieken er per definitie bedenkelijke praktijken op na houden. Mijn indruk is dat de uitlatingen betrekking hebben op één kliniek in Zuid-Afrika die daar gevestigd is door een particuliere verslavingszorginstelling in Nederland.
Was u op de hoogte van dit probleem? Zo ja, waarom heeft u hier niet eerder iets tegen ondernomen?
Nee.
Wat is uw reactie over het feit dat verslaafde mensen geronseld worden onder het mom via een luxueus verblijf af te kicken?
Zorgaanbieders behoren zodanige informatie te verstrekken over de behandeling en alle aspecten die daarmee verband houden, dat daarover geen misverstanden kunnen ontstaan. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft op grond van artikelen 38 en 39 van de Wet marktordening gezondheidszorg een richtsnoer informatiestrekking zorgaanbieders opgesteld. Het artikel van 5 juni 2012 bevat aanwijzingen dat de situatie in een bepaalde kliniek in Zuid-Afrika door patiënten anders is ervaren dan op grond van de werving op de website mocht worden verwacht. De NZa neemt dit mee in het signaaltoezicht. Indien er sprake is van misleidende reclame kan de NZa hiertegen optreden.
Hoe beoordeelt u het feit dat mensen terug in Nederland gedupeerd worden met forse rekeningen, omdat zorgverzekeraars geen contracten hebben afgesloten met de betreffende privéklinieken?
Zorgverzekeraars mogen zelf bepalen met welke zorgaanbieders zij een contract sluiten. Indien een verzekerde (met een naturapolis) naar een zorgaanbieder gaat waarmee zijn verzekeraar geen contract heeft, heeft de verzekerde recht op een restitutievergoeding. De verzekeraar bepaalt de hoogte van deze vergoeding, die gebaseerd is op een marktconform tarief, en dient hierover duidelijke informatie te verstrekken via de polisvoorwaarden en zijn website. De NZa houdt hier toezicht op. Het kan zijn dat deze vergoeding lager uitvalt dan de kosten die door de zorgaanbieder in rekening worden gebracht. Verzekerden doen er verstandig aan altijd eerst goed de polisvoorwaarden door te nemen en contact op te nemen met de zorgverzekeraar om zekerheid te krijgen over de hoogte van de vergoeding, zeker wanneer het gaat om (dure) behandelingen in het buitenland.
Als een verzekerde naar een zorgaanbieder gaat, dan is het zijn verantwoordelijkheid om vooraf te weten welke kosten voor zijn rekening komen. Als het een instelling betreft met wie geen contract is gesloten is en die daarnaast duur is en in het buitenland is gevestigd, is het de verantwoordelijkheid van de patiënt om goed te weten wat de kwaliteit van de geleverde zorg is en hoe en door wie de rekening wordt betaald.
Wat is uw reactie op de exorbitante declaraties die zijn ingediend, en welke maatregelen gaat u treffen om de bestuurders voor deze wanpraktijken aansprakelijk te stellen?
Ik heb geen inzicht in de bedragen die bij zorgverzekeraars in deze worden gedeclareerd en weet dus ook niet of deze als exorbitant kunnen worden bestempeld. De zorgverzekeraar vergoedt uitsluitend behandelkosten. Reis- en verblijfkosten worden niet vergoed. Desgevraagd heeft verzekeraar CZ aangegeven dat door de betreffende kliniek in Zuid-Afrika declaraties worden ingediend van ongeveer € 25 000,–. Daarbij wordt een tarief gehanteerd voor een behandeling met klinisch verblijf, terwijl het volgens de zorgverzekeraar een ambulante behandeling betreft waarvoor een vergoeding geldt van ongeveer € 5000,–. Verzekeraar en zorgaanbieder voeren dienaangaande overigens een juridisch geding.
Heeft u zicht op de grootte van de problematiek? Hoeveel verzekerde zorg gaat er om in deze privé-afkickklinieken?
In het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS) worden gegevens verzameld vanuit de reguliere instellingen voor verslavingszorg. Er zijn geen gegevens beschikbaar vanuit de particuliere verslavingszorg. Ik heb daardoor geen zicht op het aantal hulpvragers dat een beroep doet op behandeling door een particuliere instelling in het buitenland.
Op basis van de gegevens van een enkele verzekeraar over 2010 is een grove schatting te maken. De omvang van de verzekerde zorg door de particuliere verslavingszorg bedraagt ongeveer € 32 miljoen. De helft daarvan betreft zorg die in het buitenland is verleend.
Is u bekend hoeveel privé-afkickklinieken er zijn in het buitenland en onder welke Nederlandse Zorginstellingen vallen deze afkickklinieken?
Mij is niet bekend hoeveel privé-afkickklinieken er zijn in het buitenland. Voor zover mij bekend zijn er drie Nederlandse instellingen die banden hebben met verschillende verslavingsklinieken in het buitenland. Dit zijn doorgaans samenwerkingsverbanden. Ik ken twee instellingen met een nevenvestiging in het buitenland. De dagbladartikelen hebben mijns inziens betrekking op één Nederlandse instelling (Serenity, voorheen Addiction Care) met een kliniek in Zuid-Afrika.
Zijn er andere landen naast Zuid-Afrika en Curaçao waar dergelijke privé-afkickklinieken wanpraktijken hanteren? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
De in de betreffende dagbladartikelen weergegeven commentaren vat ik op als signalen die mogelijk duiden op misstanden in één kliniek in Zuid-Afrika. Die wanpraktijken zijn niet aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gemeld. Overigens is de IGZ niet bevoegd in het buitenland toezicht te houden. Ik beschik niet over gegevens die betrekking hebben op wanpraktijken in privé-afkickklinieken in andere landen dan wel op Curaçao. Ik ben verantwoordelijk voor de kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg in Nederland, niet van de zorg in het buitenland.
Hoe hoog is de salariëring die de bestuurders van deze afkickklinieken zichzelf hebben toegeëigend? Gaat dit uit boven de Balkenendenorm? Gaat u maatregelen treffen om dit geld terug te vorderen?
Uit de jaarverslagen van particuliere klinieken zijn niet onmiddellijk de bestuurskosten af te leiden. Persoonlijke beheervennootschappen van bestuurders zijn hier debet aan.
Overigens is de WNT (wet normering topinkomens) nog niet van kracht, dus is er nog geen juridische titel voor terugvordering, mocht daar aanleiding toe zijn, van een eventuele overschrijding van het norminkomen.
Waarom houdt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) geen toezicht op Nederlandse zorginstellingen die in het buitenland gevestigd zijn? Gaat u bewerkstelligen dat de IGZ voortaan wel gaat controleren? Zo nee, waarom niet?
De IGZ houdt toezicht op basis van de Nederlandse gezondheidswetgeving en is niet bevoegd in het buitenland toezicht te houden. De IGZ houdt wel toezicht op de in Nederland op grond van de WTZi toegelaten zorginstellingen die tevens een vestiging in het buitenland hebben. Het toezicht op de buitenlandse activiteiten van deze instellingen wordt in Nederland uitgevoerd op de hulpverlening die als voorbereiding op een buitenlands verblijf plaatsvindt. Het toezicht op de zorg die door buitenlandse vestigingen wordt geleverd en de aldaar werkende beroepsbeoefenaren valt onder de verantwoordelijkheid van de in het betreffende land gevestigde toezichthouder voor de gezondheidszorg.
Het is van groot belang dat de patiënt die kiest voor ongecontracteerde zorg in het buitenland zichzelf vergewist van de kwaliteit en beseft dat dit niet onder Nederlands kwaliteitstoezicht staat.
Is het waar dat zorgverzekeraars geen controles hebben gehouden, terwijl zij signalen ontvingen van gedupeerde mensen die geconfronteerd zijn met forse rekeningen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer uw oordeel hierover te geven?
De zorgverzekeraars kunnen op grond van de «Gedragscode Zorgverzekeraars» materiële controles uitvoeren. Indien het gaat om declaraties van een niet gecontracteerde instelling, zoals een buitenlandse verslavingskliniek, zijn de controlemogelijkheden minder vergaand en moeilijk uitvoerbaar. Volgens Zorgverzekeraars Nederland hebben zorgverzekeraars in deze onderzoek ingesteld.
Kunt u aangeven waarom er geen vergunningsplicht is voor personen die een privé-afkickkliniek oprichten? Bent u bereid alsnog een vergunningsplicht in te stellen als privéklinieken verzekerde zorg leveren, als het gaat om Nederlandse instellingen ook als ze in het buitenland gevestigd zijn? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Een privé-afkickkliniek zonder WTZi-toelating of vergunning dient zich te houden aan de voorwaarden zoals gesteld in de Kwaliteitswet en de Wet BIG om de kwaliteit en veiligheid van de zorg te borgen. Een privé-kliniek wordt verplicht geregistreerd in een door het CIBG beheerd register. Hierdoor en door de oprichting van het Kwaliteitsinstituut en de extra kwaliteitswaarborgen zoals opgenomen in het wetsvoorstel Wet cliëntenrechten zorg acht ik het instellen van een vergunningsplicht overbodig. Een Nederlandse vergunningsplicht heeft bovendien geen enkel effect op buitenlandse klinieken die onder de wet van het desbetreffende land vallen.
Welke maatregelen gaat u treffen om een halt toe te roepen aan de malafide wanpraktijken van deze privé-afkickklinieken?
Zoals ik heb aangegeven is mijn indruk dat de uitlatingen betrekking hebben op één kliniek in Zuid-Afrika. De NZA is gesignaleerd en er loopt een juridisch geding tussen één zorgverzekeraar en de betreffende kliniek over de declaraties. Vooralsnog wacht ik de bevindingen van de NZa en de uitkomst van het geding af.
De financiële problemen van het ziekenhuis in Spijkenisse |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het Ruwaard van Puttenziekenhuis (RPZ) in Spijkenisse door financiële problemen in haar voortbestaan wordt bedreigd? Deelt u de mening dat dit een zorgwekkende ontwikkeling is? Zo nee, waarom niet?1
Ik begrijp dat belanghebbenden zich zorgen maken over de toekomst van het ziekenhuis. Het Ruwaard van Putten ziekenhuis is een noodzakelijke locatie voor de bereikbaarheid van de spoedeisende hulp binnen de normtijd van 45 minuten. Het ziekenhuis zal daarom, indien nodig, in overleg met de zorgverzekeraar, noodzakelijke maatregelen moeten nemen om de spoedeisende zorg binnen de normtijd in de regio beschikbaar te houden. In het kader van haar zorgplicht zal de zorgverzekeraar de continuïteit van zorg moeten waarborgen opdat de inwoners van Spijkenisse en omstreken kunnen blijven rekenen op spoedeisende hulp binnen 45 minuten.
Is het waar dat de problemen deels zijn veroorzaakt, of verergerd, door de kortingen die ziekenhuizen hebben gehad vanwege overschrijdingen? Vindt u het terecht dat het RPZ, dat volgens de berichten wel binnen het budget is gebleven, de dupe wordt? Wilt u uw antwoord toelichten?
Uit de jaarverslagen over 2011 komt het beeld naar voren dat ziekenhuizen in het algemeen, ondanks de kortingen, in staat zijn geweest hun vermogen te laten toenemen (zie Benchmarkonderzoek ziekenhuizen 2011, Deloitte, 5 juni 2012). Er is dus geen reden ervan uit te gaan dat de kortingen de hoofdoorzaak zijn van de financiële problemen in dit ziekenhuis. Ik merk daarbij op dat in 2011 voor dat deel van de ziekenhuiszorg dat in het vrije segment viel, geen sprake was van door de overheid gereguleerde budgetten. De kortingssystematiek was zodanig dat de korting evenredig over alle instellingen is verdeeld. Het Ruwaard van Putten ziekenhuis is net als de andere instellingen voor deze korting aangeslagen. In het krantenartikel dat aanleiding vormde voor deze vragen, worden bovendien de hoge personeelskosten als belangrijkste oorzaak aangewezen.
Bij welke verzekeraars heeft het RPZ schulden en op welke manier garanderen deze zorgverzekeraars het voortbestaan van het ziekenhuis, met het oog op hun zorgplicht?
Het is mij niet bekend bij welke verzekeraars het RPZ schulden heeft. Zoals ik in de brief «Waarborgen voor continuïteit van zorg»2 heb toegelicht is het aan zorgverzekeraars en zorgaanbieders zelf om afspraken te maken over hoe zij ervoor zorgen dat de continuïteit van zorg is gewaarborgd. Zorgverzekeraars hebben richting hun verzekerden op basis van de Zorgverzekeringswet een zorgplicht. In het kader van haar zorgplicht zal de zorgverzekeraar de continuïteit van zorg moeten waarborgen zodat de inwoners van Spijkenisse en omstreken kunnen blijven rekenen op spoedeisende hulp binnen 45 minuten. De verzekeraar heeft daarmee niet de plicht om het ziekenhuis in stand te houden.
Proberen zorgverzekeraars, zoals Achmea in de Raad van Bestuur of de Raad van Toezicht te komen, zoals bij het Rode Kruisziekenhuis in Beverwijk gebeurt? Zo ja, wat is hierover uw opvatting? Zo nee, hoe voorkomt u dat dit gebeurt?
Het is mij niet bekend of zorgverzekeraars in de Raad van Bestuur of de Raad van Toezicht proberen te komen zoals u suggereert. Er zijn geen wettelijke regels die verbieden dat een verzekeraar in de Raad van Bestuur of Raad van toezicht van een zorginstelling zitting neemt. Wel moeten leden van het toezichthoudend orgaan op basis van de Wet toelating zorginstellingen onafhankelijk zijn. Een vertegenwoordiger van een zorgverzekeraar die plaats zou willen nemen in een Raad van Toezicht zal deze onafhankelijkheid dus moeten aantonen.
Deelt u de mening dat sprake is van een vorm van verticale integratie tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar indien de laatste van de financiële afhankelijkheid van het ziekenhuis gebruik maakt om bestuurlijke invloed te krijgen? Zo ja, op welke wijze maakt u hieraan een einde conform de breed gedragen wens in de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Van verticale integratie is sprake indien een zorgverzekeraar juridische of feitelijke zeggenschap verkrijgt over een zorgaanbieder. Onder zeggenschap wordt verstaan de mogelijkheid om op grond van feitelijke of juridische omstandigheden een beslissende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een zorgaanbieder. Hieronder vallen dus alle situaties waarbij een zorgverzekeraar direct of indirect controle krijgt over een zorgaanbieder, ook door bestuurlijke invloed. Of er in het geval van het Ruwaard van Putten ziekenhuis sprake zou zijn van het kunnen uitoefenen van beslissende invloed kan ik op basis van de mij bekende feiten niet beoordelen.
Een wetsvoorstel dat ertoe strekt verticale integratie tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders te verbieden heb ik ter advies aan de Raad van State voorgelegd.
Wat is uw opvatting over ziekenhuizen die vanwege een schuld bij de zorgverzekeraar moeten aankloppen bij banken voor steun? Deelt u de mening dat het onzuiver is als de betreffende bank en zorgverzekeraar banden hebben, zoals Achmea met de Rabobank? Wilt u uw antwoord toelichten?
Wanneer een zorgaanbieder voor financiering vanwege welke reden dan ook contact opneemt met een bank is het aan deze partijen om tot een overeenkomst te komen. Het is niet aan mij om een oordeel te geven over een door de bank verstrekte lening of over financiële samenwerking tussen banken en verzekeraars. Wel ligt in uw Kamer een wetsvoorstel dat ook aan andere partijen ruimte geeft om in ziekenhuizen te investeren en zo de afhankelijkheid van banken vermindert (wetsvoorstel voorwaarden aan winstuitkering voor aanbieders van medisch specialistische zorg).
Wat gaat u doen om het Ruwaard van Puttenziekenhuis in Spijkenisse te behouden?
De verantwoordelijkheid voor continuïteit van zorg ligt bij de verzekeraars en zorgaanbieders zelf (zie ook de eerder genoemde brief «Waarborgen voor continuïteit van zorg»). Derhalve zal ik geen steun verlenen aan een zorgaanbieder die in financiële problemen verkeert en dreigt failliet te gaan. Wel waarborg ik het doorleveren van cruciale zorg als een verzekeraar ondanks inspanningen daartoe niet in staat is om vervangend aanbod te creëren.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het debat over het dreigende faillissement van het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk?
Ja.
Vrijgevestigde psychotherapeuten en zorgverzekeraar CZ |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «CZ laat eigen verzekerden in de steek»?1 Is dit bericht juist?
Om de zorgkosten te beheersen heeft CZ ervoor gekozen om per 2012 binnen de gehele curatieve GGZ omzetplafonds te hanteren. Het staat zorgverzekeraars vrij om omzetplafonds af te spreken met zowel gebudgetteerde instellingen als met niet gebudgetteerde instellingen als met vrijgevestigde zorgaanbieders, zolang de zorgverzekeraar aan zijn zorgplicht kan voldoen. Dergelijke afspraken passen in de context van de afspraken die zijn gemaakt tussen mij en Zorgverzekeraars Nederland over een scherpere inkoop door zorgverzekeraars in 2012, zoals ik ook heb aangekondigd in mijn brief d.d. 10 juni 20112. Onderdeel van deze afspraken is dat verzekeraars afspraken maken met zorgaanbieders over volume. Daarbij dienen zorgverzekeraars uiteraard aan de zorgplicht te voldoen en dient voorkomen te worden dat wachtlijsten ontstaan. Derhalve zal de volumebeperking vooral worden gerealiseerd door gepast gebruik van zorg daadwerkelijk in praktijk te brengen.
De omzetplafonds die CZ met de afzonderlijke vrijgevestigde psychologen en psychotherapeuten is overeengekomen voor 2012 zijn gebaseerd op opgaven van de zorgaanbieders zelf over het aantal werkuren, inzet van hulppersoneel en het marktaandeel van de CZ-verzekerden in de praktijk van de zorgaanbieder.
CZ heeft geconstateerd dat een deel van de opgaven van de zorgaanbieders afwijkt van de historische omvang van declaraties of het marktaandeel van CZ in de betreffende gemeente waar de zorgaanbieder gevestigd is. Daarom heeft CZ de betreffende zorgaanbieders aangeschreven met het verzoek de eigen opgave te controleren ten opzichte van de geconstateerde afwijkingen en verschillen toe te lichten. CZ heeft daarbij een voorstel gedaan het overeengekomen omzetplafond bij te stellen op basis van eigen gegevens over marktaandeel en eerder gerealiseerde omzet in 2011. Indien de zorgaanbieder daarmee akkoord gaat wordt het omzetplafond bijgesteld. CZ heeft aangegeven dat een meerderheid van de zorgaanbieders hiertoe bereid is gebleken.
CZ heeft aangegeven dat zij, ook na bijstellen van de omzetplafonds, voldoende zorg hebben ingekocht om aan hun zorgplicht te voldoen. De NZa houdt hier toezicht op.
In hoeverre valt het ingezette beleid van zorgverzekeraar CZ onder «contractbreuk» en is het daarmee onrechtmatig? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Er is geen sprake van contractbreuk. Zoals toegelicht in mijn antwoord op vraag 1 wordt het contract (het omzetplafond) alleen aangepast indien de zorgaanbieder daarmee akkoord is. Mocht achteraf blijken dat de gegevens niet naar waarheid zijn ingevuld, ondanks de mogelijkheid tot bijstellen van de opgave, zou dit kunnen leiden tot beëindiging van de overeenkomst.
Wat is uw oordeel over het feit dat zorgverzekeraar CZ voor gecontracteerde therapeuten een maximum hanteert van het aantal patiënten dat ze mogen behandelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het inkoopbeleid van de zorgverzekeraar kan er toe leiden dat een bepaalde zorgaanbieder wegens een omzetplafond gedurende het jaar geen ruimte meer heeft om nieuwe patiënten te behandelen. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 1 past het maken van omzetplafonds in de context van de afspraken die zijn gemaakt tussen mij en Zorgverzekeraars Nederland over een scherpere inkoop door zorgverzekeraars in 2012. Op deze manier beogen zorgverzekeraars het volume en daarmee de kosten van de zorg in de hand te houden. Uiteraard dient een zorgverzekeraar daarbij zijn zorgplicht in acht te nemen en moet hij voldoende zorg inkopen om aan de zorgvraag van zijn verzekerden te voldoen.
Hoe verhoudt dit maximum zich tot het patiëntenrecht de vrije keuze voor een therapeut?
Het hanteren van omzetplafonds staat naar mijn mening de vrije keuze voor een therapeut niet in de weg. Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht en hebben doorgaans voldoende zorgaanbieders gecontracteerd waaruit een verzekerde een keuze kan maken.
Hoe gaat u ervoor te zorgen dat CZ-verzekerden bij hun vertrouwde therapeut in behandeling kunnen blijven? Kunt u een toelichting geven?
Het kan voorkomen dat vanwege overschrijding van een omzetplafond een zorgaanbieder geen ruimte meer heeft voor een patiënt. Het is naar mijn mening aan de zorgverzekeraar (en in het belang van zijn imago) om goede afspraken te maken met zorgaanbieders over dergelijke situaties. CZ heeft aangegeven dat mocht blijken dat een omzetplafond overschreden dreigt te worden, CZ per situatie zal bekijken welke actie wordt ondernomen. Daarnaast heeft CZ aangegeven dat het omzetplafond voor 2012 alleen van toepassing is op zorg die in 2012 wordt gestart.
Deelt u de mening van de Nederlandse Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen en Psychotherapeuten (NVVP) dat het optreden van zorgverzekeraar CZ als intimiderend ervaren kan worden en onwenselijk is? Zo ja, hoe gaat u dit voorkomen in de toekomst?
De wijze waarop een zorgverzekeraar over zijn zorginkoopbeleid communiceert, ligt buiten mijn verantwoordelijkheid. Ik heb begrepen dat CZ en de NVVP inmiddels met elkaar gesproken hebben over de onrust die is ontstaan bij een aantal vrijgevestigde aanbieders. CZ heeft daarbij haar werkwijze nader toegelicht.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat, wanneer iemand een terugval krijgt, diegene niet bij zijn oude, vertrouwde therapeut terecht kan?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Op basis van welke berekeningen stelt zorgverzekeraar CZ een omzetplafond in?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Hoe gaat u voorkomen dat bij zorgverzekeraar CZ en andere zorgverzekeraars de keuzevrijheid van patiënten in het gedrang komt?
De keuzevrijheid van de patiënt is naar mijn mening niet in het gedrang. Zie verder mijn antwoord op vraag 4 en 5.
Deelt u de mening dat deze kwestie weer aangeeft dat zorgverzekeraars te veel macht hebben in Nederland en op de stoel van de behandelaar dan wel politiek gaan zitten? Zo ja, wat gaat u doen om die macht in te perken? Zo nee, waarom niet?
Nee, deze mening deel ik niet. Zoals aangegeven op mijn antwoord bij vraag 1 en 3 passen het maken van omzetplafonds in de context van de afspraken die zijn gemaakt tussen mij en Zorgverzekeraars Nederland over een scherpere inkoop door zorgverzekeraars in 2012. Op deze manier beogen zorgverzekeraars het volume en daarmee de kosten van de zorg in de hand te houden.
De onbetrouwbaarheid van de Hospital Standardized Mortality Ratio (HSMR) als indicator van kwaliteit van zorg |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen, waarin u stelde dat de openbaarmaking van de Hospital Standardized Mortality Rate (HSMR) van ziekenhuizen zou leiden tot betere kwaliteit van zorg? Wat is in dit verband uw reactie op een recente wetenschappelijke publicatie, waaruit blijkt dat de HSMR zeer onbetrouwbaar is en derhalve niet gebruikt zou moeten worden voor vergelijking van de kwaliteit van zorg?1 2
Ik herinner mij dat ik in mijn antwoorden op eerdere vragen van de leden Leijten (SP) en Van Gerven (SP) vooral heb benadrukt dat variatie in HSMR door andere bronnen kan worden veroorzaakt dan door de kwaliteit van zorg. Voorts heb ik aangegeven dat de HSMR een signaalfunctie kan vervullen voor de instelling zelf en voor gesprekken met de zorgverzekeraar en de inspectie. Het openbaar maken van gegevens zoals de HSMR kan op die wijze een prikkel vormen om de registratie van kwaliteit verder te verbeteren en daaruit voortvloeiend ook de kwaliteit van zorg. Deze antwoorden heb ik op 4 november 2011 aan uw Kamer gestuurd.
In Publicatie2 wordt gesteld dat de huidige HSMR als zodanig niet bruikbaar is voor een rechtstreekse één op één vergelijking tussen ziekenhuizen. Deze conclusie sluit aan bij de visie van brancheorganisaties van ziekenhuizen, de NVZ ( Nederlandse vereniging van Ziekenhuizen) en de NFU ( Nederlandse Federatie van Universitair medische Centra).
Verder vind ik het goed dat in wetenschappelijke literatuur gerapporteerd wordt over het huidige HSMR model, over de beperkingen van het model en over de vraag hoe het model verder te verbeteren is door alle factoren die bijdragen aan de kwaliteit in de casemix correctie daarin te betrekken.
Ik verwijs ook naar mijn antwoord op vraag 2.
Herinnert u zich uw antwoorden, waarin u stelde dat de HSMR een signaalfunctie heeft die aanleiding kan geven tot een gesprek tussen zorgverzekeraars en ziekenhuizen over de vraag in welke mate een bijzonder hoge of lage HSMR wordt veroorzaakt door verschillen in kwaliteit van zorg of door andere oorzaken? Op grond waarvan kunt u staande houden dat openbaarmaking van HSMR de kwaliteit van zorg dient, terwijl dit instrument als zodanig helemaal niets zegt over de kwaliteit van zorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ja, dat herinner ik mij. Ik wil benadrukken dat het de ziekenhuizen zelf zijn die de HSMR en andere gegevens over hun functioneren publiceren. De Nederlandse ziekenhuizen hebben op 20 december 2011 bij monde van de NVZ en de NFU de publicatie van de gestandaardiseerde sterftecijfers over 2010 voorzien van een uitgebreide toelichting. Zij geven daarin aan dat het berekenen van sterftecijfers een ontwikkeling is die past binnen het streven naar verbetering en zichtbaarheid van kwaliteit en dat ondanks de beperkingen van het model toch gekozen is voor publicatie. Veel ziekenhuizen lichten op hun eigen website het gepubliceerde sterftecijfer toe.
Wat is uw reactie op de bevinding dat het opnames van patiënten vanuit een ander ziekenhuis veelal opnames betreft in verband met complexe gespecialiseerde zorg met hogere overlijdenskans, terwijl de HSMR niet corrigeert voor een verblijf thuis door de patiënt tussen beide opnames? Vindt u het niet bizar dat in dit voorbeeld het doorverwijzende ziekenhuis punten scoort omdat de patiënt het ziekenhuis levend verlaat, terwijl het behandelende ziekenhuis strafpunten krijgt als de patiënt daar overlijdt? Wilt u uw antwoord toelichten?
Mijns inziens onderstreept dit voorbeeld het belang om door casemixcorrectie tot betere interpretatie van sterftecijfers te komen. Het principe van casemixcorrectie is een zeer gangbaar middel om te corrigeren voor reële verschillen tussen ziekenhuizen. Dat beperkt zich overigens niet tot sterftecijfers alleen maar kan ook voor interpretatie van andere uitkomsten van medische zorg bruikbaar zijn. Daarnaast pleit ik ervoor om niet alleen de HSMR, maar ook verschillende SMR’s te publiceren. SMR’s zijn sterftecijfers per ziekenhuis per diagnose. Door beide te optimaliseren krijgen de cijfers meer zeggenschap. Publicatie is echter niet mijn verantwoordelijkheid, maar die van de Nederlandse ziekenhuizen zelf.
Wat is uw reactie op de conclusie dat het aanbieden van terminale zorg en de mogelijkheid om in het ziekenhuis te overlijden een stijgende HSMR tot gevolg heeft? Deelt u de mening dat een systeem waarin zorgverzekeraars ziekenhuizen publiekelijk afrekenen op hun HSMR kan leiden tot het weigeren van patiënten met een te hoog sterfterisico? Zo nee, op welke wijze voorkomt u dit?
Ik vind dat de discussie over (door)behandelen in terminale fase en de betere kennis en voorlichting over palliatieve zorgverlening voorop zou moeten staan. Ik kan me dan ook voorstellen dat niet alleen de sterfte in ziekenhuizen wordt meegenomen, maar ook de sterfte binnen 30 dagen na ontslag, zoals dat ook in het Verenigd Koninkrijk wordt gedaan.
Van verzekeraars verwacht ik dat zij bij de zorginkoop verantwoord om zullen gaan met de complexe werkelijkheid achter de cijfers en het belang van een goede onderbouwing van de kwaliteitseisen die zij hanteren. Verder ga ik er vanuit dat zij zorgvuldig zullen zijn in hun communicatie naar zowel hun verzekerden als de zorgaanbieders.
Hoe voorkomt u dat publicatie van oordelen over kwaliteit van zorg op basis van onbetrouwbare gegevens leidt tot beschadiging van patiënten, ziekenhuizen en het vertrouwen in de zorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik ben, zoals gezegd, niet primair verantwoordelijk voor het publiceren van de HSMR en andere gegevens over het functioneren van ziekenhuizen. In mijn optiek ligt er een verantwoordelijkheid voor alle betrokken partijen, ziekenhuizen, zorgverzekeraars, overheid en patiëntenorganisaties, om op een verantwoorde manier met deze openbare gegevens om te gaan, om te voorkomen dat deze informatie zou kunnen leiden tot een afname van vertrouwen in de zorg. Ik beschik overigens niet over signalen die erop duiden dat van een dergelijke afname sprake is. Transparantie in de zorg is anderzijds belangrijk om te zien wat er gebeurt, wie wat levert en van welke kwaliteit. Er is bij de start van de publicatie van de HSMR heel helder gemaakt dat dit gezien moet worden als een eerste stap in een ontwikkeling. Op basis van de HSMR is een één-op-één vergelijking van ziekenhuizen niet mogelijk. Wel kan op basis van de HSMR beter worden benaderd wat er in ziekenhuizen gebeurt en kunnen ziekenhuizen leren van elkaars ervaringen.
Deelt u de mening dat de HSMR niet eerder gepubliceerd moet worden door zorgverzekeraars voordat de tekortkomingen door onvolledige data zijn opgelost, zoals case-mix, codeervariatie tussen ziekenhuizen, ziekte-ernst, doorverwijspatronen, palliatieve zorg en de plaats van overlijden?
De publicatie van de HSMR wordt door de ziekenhuizen zelf verzorgd. De HSMR is vooral voor het interne kwaliteitsbeleid van ziekenhuizen en ziekenhuisafdelingen van belang, naast de betekenis die derden eraan hechten. Wat betreft de codeerpraktijken en de kwaliteit en volledigheid van de gegevens zijn de instellingen zelf aan zet om op dat punt orde op zaken te stellen. Van ziekenhuizen mag ook verwacht worden dat zij in staat zijn om relevante gegevens op verantwoorde wijze te produceren die kunnen bijdragen aan landelijke kwaliteitsdata over zorgprocessen en zorguitkomsten.
Kan de Kamer een afschrift ontvangen van uw reactie op de brief die de schrijvers van het artikel in Medical Care aan u hebben gericht?3
Deze brief is mij niet bekend.
Hoe kunt u marktwerking en concurrentie tussen ziekenhuizen bepleiten, wanneer deze op basis van ondeugdelijke gegevens met elkaar worden vergeleken? Is het niet beter om met dit schadelijke beleid te stoppen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het is wel degelijk mogelijk om ziekenhuizen betekenisvol met elkaar te vergelijken. De HSMR is slechts één van de vele parameters die beschikbaar zijn. Het beleid om betekenisvolle transparantie-informatie te genereren en (onder andere) te gebruiken bij selectieve zorginkoop en keuze informatie zal naar verwachting de komende tijd alleen maar versterkt gaan worden. Er is een lange weg te gaan. Te lang is er naar ziekenhuizen gekeken alsof overal dezelfde zorg wordt geleverd. Dat is onjuist. Het publiek, de patiënt mag dat ook weten. U moet deze ontwikkeling zien als een ontwikkeling die pas is begonnen.
Over welke sanctiemogelijkheden beschikt u voor zorgverzekeraars die ongefundeerd ziekenhuizen in een kwaad daglicht zetten en daarmee onrust en angst veroorzaken bij patiënten en burgers? Indien u niet over mogelijkheden beschikt, wordt het dan niet tijd om hier wel voor te zorgen? Zo nee, waarom niet?
Ik ga ervan uit dat u doelt op de situatie waarbij zorgverzekeraars op basis van beschikbare gegevens (zoals HSMR) tot selectieve zorginkoop besluiten. Een dergelijke situatie heeft zich voorgedaan bij de selectieve inkoop van borstkankerzorg en is toen door betrokken partijen aan de rechter voorgelegd. Dat is een zaak tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars is waar ik buiten sta. Ik heb ook geen sanctiemogelijkheden. De opvatting dat in een dergelijke situatie sprake is van in een kwaad daglicht stellen en onrust en angst zaaien deel ik niet. Zie ook mijn antwoord op vraag 5.
Medicatiebeoordeling bij ouderen |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen, waarin u stelde dat het beter monitoren van de patiënt het primaire doel van de medicatiecheck is en dat de zorginhoudelijke inbreng van apothekers sinds 2011 apart kan worden geleverd en vergoed? Wat is uw reactie op een recente belronde van de Unie KBO, waaruit blijkt dat het merendeel van de zorgverzekeraars een all-in tarief bij de zorgprestatie van de terhandstelling vergoedt en dat slechts twee zorgverzekeraars apothekers onder strikte voorwaarden een aparte vergoeding voor medicatiebeoordeling geven?1
Ja. Ik herinner mij deze beantwoording. Het nieuwe tariefsysteem en de nieuwe prestatiebeschrijvingen zijn pas sinds 2012 concreet van start gegaan. Voor 1 januari 2012 werd er alleen op de prijs ingekocht en speelden deze prestaties helemaal geen rol. Nu kunnen wij echt omschakelen op inkoop van kwaliteit naast prijs. Dit is nieuw en zal even tijd nodig hebben om daadwerkelijk van de grond te komen. In het AO d.d. 21 juni jl. heb ik de apothekers en de zorgverzekeraars opgeroepen hierover in gesprek te gaan. Voor mijn reactie op het resultaat van de belronde door het KBO, verwijs ik u naar de beantwoording van de vragen 2, 3, 5 en 9.
Deelt u de mening dat uit het onderzoek van de Unie KBO blijkt dat de nieuwe prestatiebekostiging op het gebied van medicatiebeoordeling niet werkt? Zo nee, waarom niet?
Het nieuwe tariefsysteem en de nieuwe prestatiebeschrijvingen, waaraan jarenlange voorbereiding vooraf is gegaan en waarover met de Tweede Kamer uitgebreid is gewisseld, is pas sinds 1 januari 2012 ingevoerd. De tijd die gelegen is tussen de invoering van de systematiek en de belronde van de Unie KBO is tekort om dergelijke conclusies te trekken. Ik wijs u erop dat medicatiebewaking uiteraard moet plaatsvinden bij aflevering van geneesmiddelen. Zeker in het geval dat sprake is van polyfarmacie is een nauwkeurige beoordeling door de apotheker van het recept en mogelijke contra-indicaties van belang. Deze handeling maakt deel uit van de reguliere prestatie terhandstelling die bij alle apothekers wordt gecontracteerd. De prestatie medicatiebeoordeling ziet op een uitgebreide beoordeling van alle medicatie van de patiënt om onder meer te bezien of er niet teveel aan middelen wordt geslikt en waarin bijwerkingen van de middelen wordt nagegaan. Volledigheidshalve verwijs ik verder naar de beantwoording van de Kamervragen die in vraag 1 worden aangehaald.
Wat is uw reactie op het onderzoek van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP), waaruit blijkt dat minder dan de helft van de zorgverzekeraars medicatiebeoordeling heeft gecontracteerd? Deelt u de mening dat hieruit blijkt dat u onvoldoende voorwaarden heeft geschapen voor het bereiken van overeenstemming tussen zorgverzekeraars en apothekers? Wilt u uw antwoord toelichten?2
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de bevinding van de KNMP dat patiënten op grote schaal vanwege financiële overwegingen weigeren maagzuurremmers aan te schaffen als gevolg van het grotendeels verwijderen van deze middelen uit het basispakket? Vindt u het aanvaardbaar dat deze patiënten als gevolg van de pakketuitname ernstige gezondheidsrisico’s, zoals een maagbloeding, lopen?
Ik betreur het als patiënten niet overgaan tot het aanschaffen van maagzuurremmers in die gevallen waarin de zorgverleners dit van belang achten. Ik neem aan dat zorgverleners het belang hiervan aan de patiënt toelichten. Ik reken de aanschaf van deze middelen tot de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt. De kosten van maagzuurremmers zijn goed te betalen (€ 10,– tot € 15,– per drie maanden bij gemiddelde dosering inclusief de receptregelvergoeding voor de apotheekhoudende).
Deelt u de mening dat kwetsbare ouderen de dupe dreigen te worden van de onduidelijke afspraken tussen zorgverzekeraars en zorgverleners op het gebied van medicatiebeoordelingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat noodzakelijke basiszorg voor kwetsbare ouderen niet afhankelijk mag zijn van de wijze waarop zij verzekerd zijn en daarmee van de vergoeding die een individuele zorgverzekeraar biedt? Zo nee, waarom niet?
De noodzakelijke basiszorg is door alle betrokken partijen gedefinieerd en is niet afhankelijk van de wijze waarop patiënten verzekerd zijn. Het is echter duidelijker en transparanter geworden welke zorg bepaalde patiëntengroepen behoeven. Ik ga er zondermeer vanuit dat zorgverzekeraars deze zorg zullen gaan contracteren. Het is echter aan de apotheekhoudenden om duidelijk te maken welke gezondheidswinst en opbrengsten in concrete zin de patiënten en zorgverzekeraars mogen verwachten indien een prestatie wordt gecontracteerd.
Beschikt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) inmiddels over meer informatie over de relatie tussen ingekochte prestaties en het aantal uitgevoerde medicijnbeoordelingen? In hoeverre komen de bevindingen van de NZa overeen met de uitkomst van het onderzoek van de Unie KBO?
De NZA heeft onlangs een beperkte quick scan uitgebracht. Deze heb ik inmiddels de Kamer doen toekomen. Later dit jaar zal de NZa een meer uitgebreide marktscan uitbrengen waarin ook de gecontracteerde prestaties aan de orde komen. De mate waarin medicatiebeoordeling in 2012 plaatsvindt, zal ook naar voren komen in het kader van de rapportages van Zichtbare Zorg. Ik verwacht dit jaar vier rapportages die betrekking hebben op de farmacie. Ik zal deze rapportages uiteraard aan de Kamer aanbieden.
In hoeverre houden zorgverzekeraars bij hun inkoopbeleid rekening met de multidisciplinaire richtlijn polyfarmacie die de beroepsgroepen in de medische ouderenzorg hebben opgesteld? Heeft de NZa hier ook onderzoek naar gedaan? Zo nee, waarom niet?
Ik kan mij voorstellen dat de zorgverzekeraars bij hun inkoopbeleid nog geen rekening met deze richtlijn hebben gehouden omdat deze richtlijn pas in mei 2012 is vastgesteld. Ook de NZa heeft hier nog geen onderzoek naar kunnen doen.
Deelt u de mening dat meer werk moet worden gemaakt van medicatiebeoordelingen, die zowel de gezondheid van ouderen ten goede komen als op eenvoudige wijze kosten besparen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze maakt u hier alsnog serieus werk van?
Zie antwoord vraag 2.
Zorgverzekeraars die neuzen in medische gegevens |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat medewerkers van diverse zorgverzekeraars persoonlijke behandelplannen en gespreksverslagen hebben ingezien van mensen die geestelijke gezondheidszorg ontvangen? Klopt dit bericht? Zo nee, wat klopt er precies niet aan?1
In de Zorgverzekeringswet (Zvw) is de wettelijke basis gelegd voor inzage in medische dossiers door zorgverzekeraars indien en voor zover een dergelijke verwerking van medische persoonsgegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van de Zvw. In de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Verwerking persoonsgegevens Zorgverzekeraars met bijbehorend Protocol Materiële Controle van Zorgverzekeraars Nederland (verder: de Gedragscode Zorgverzekeraars) is nader uitgewerkt hoe en onder welke omstandigheden zorgverzekeraars van die mogelijkheid gebruik kunnen maken bij materiële controle. De regeling waarborgt een zorgvuldige en proportionele werkwijze van zorgverzekeraars door het voorschrijven van een gefaseerde opbouw van die materiële controle.
De zorgverzekeraar mag stappen in een volgende fase (met instrumenten die een grotere inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van patiënten) niet eerder zetten dan nadat hij heeft vastgesteld dat met de stappen in de voorgaande fase niet kan worden volstaan om het door de zorgverzekeraar vastgestelde doel van de materiële controle te bereiken. Detailcontrole (in laatste instantie ook in de vorm van inzage in medische dossiers) is daardoor slechts mogelijk als de zorgverzekeraar richting de aanbieder kan aantonen dat met minder ingrijpende stappen het doel van de materiële controle niet kan worden bereikt. Inzage in medische dossiers kan dus uitsluitend plaatsvinden als uiterste middel, indien de proportionaliteit daarvan kan worden gemotiveerd.
Van zorgverzekeraar CZ heb ik begrepen dat de wijze waarop zij hun controle hebben uitgevoerd in overeenstemming is met de hierboven beschreven regels. CZ heeft eerst minder ingrijpende stappen gezet en vervolgens vastgesteld dat het noodzakelijk was om medische dossiers in te zien. De dossiercontrole (dus de detailcontrole) is uitgevoerd door een «functionele eenheid» onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur. De van de medisch adviseur afgeleide geheimhoudingsplicht geldt daarmee voor alle betrokkenen bij dit dossieronderzoek. Op deze wijze is de privacy van de betrokken patiënten gewaarborgd.
Op basis van bovenstaande informatie stel ik vast dat de door onder andere zorgverzekeraar CZ uitgevoerde controle past bij de rol van de verzekeraars in het stelsel. Uit deze controles is gebleken dat het grootste deel van de door Europsyche ingediende declaraties geen betrekking heeft op collectief verzekerde zorg. Europsyche diende declaraties in voor zorg die niet tot het basispakket behoort en dus niet uit de collectieve middelen vergoed mag worden. Dit was niet anders vast te stellen dan door de wijze waarop de controles zijn uitgevoerd. Gezien de problemen waarvoor wij ons gesteld zien met betrekking tot de betaalbaarheid van de zorg, ben ik verheugd dat de verzekeraars wat dit betreft hun rol oppakken.
Is het waar dat mensen thuis zijn gebeld door medewerkers van verzekeraars die over vertrouwelijke gegevens bleken te beschikken? Zo nee, wat is er werkelijk gebeurd? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u dan bereid onderzoek te doen naar deze ernstige aantijging? Zo nee, waarom niet?
Zorgverzekeraar CZ heeft een telefonische enquête uitgevoerd om te verifiëren of er sprake was van onrechtmatigheden voorafgaand aan het dossieronderzoek. De medewerkers die deze enquête uitvoerden, opereerden onder de verantwoordelijkheid van de medisch adviseur en zijn gehouden aan het medisch beroepsgeheim. Op het moment van de enquête waren er geen vertrouwelijke gegevens uit het dossieronderzoek beschikbaar.
Wilt u uitzoeken of het klopt dat mensen zelfs zijn gebeld met de vraag of zij zich realiseren hoeveel zij de samenleving kosten? Zo nee, waarom niet?
Navraag bij zorgverzekeraar CZ leert dat deze vraag niet is gesteld in de telefonische enquête die zij hebben uitgevoerd in het kader van het verifiëren of er sprake was van onrechtmatigheden, voorafgaand aan het dossieronderzoek. Deze enquête was geprotocolleerd en bestond uit 9 vragen. De vragen richtten zich voornamelijk op de kwalificatie van de behandelaar en de naamsbekendheid en rol van Europsyche binnen de behandeling.
Is het waar dat zorgverzekeraar CZ controles door middel van inzage in dossiers of gespreksverslagen heeft laten uitvoeren door medewerkers die niet onder het medisch beroepsgeheim vallen? Zo ja, wat is hierover uw oordeel?
Zie antwoord vraag 2.
Is patiënten in alle gevallen vooraf om toestemming gevraagd voor inzage in het dossier en/of gespreksverslagen? Zo nee, wat is hierover uw oordeel en welke consequentie verbindt u hieraan?
Ik vind het van groot belang dat verzekeraars toezicht kunnen uitoefenen op uitgaven voor verzekerde zorg en dat daarbij een zorgvuldige omgang met de persoonsgegevens van verzekerden gewaarborgd is. In sommige gevallen is het noodzakelijk om medische dossiers van patiënten te kunnen inzien zonder toestemming van de verzekerde.
In verreweg de meeste gevallen is inzage in het medisch dossier door een zorgverzekeraar (een zware vorm van detailcontrole) niet nodig, omdat veelal minder vergaande vormen van controles soelaas kunnen bieden. Inzage in het medisch dossier van een individuele verzekerde is alleen in uiterste instantie mogelijk, namelijk pas als methoden die de privacy veel minder belasten niet toereikend zijn.
Voor het doorbreken van het beroepsgeheim door zorgaanbieders en het verwerken van medische persoonsgegevens door verzekeraars (zonder toestemming van de verzekerde/patiënt) bestaat in de Regeling zorgverzekering een afdoende wettelijke grondslag. Zie verder mijn antwoord op vraag 1.
Welke andere zorgverzekeraars hebben controles uitgevoerd door medewerkers die niet onder het medisch beroepsgeheim vallen?
Dossiercontrole door zorgverzekeraars dient altijd te gebeuren onder verantwoordelijkheid van een medisch adviseur zoals vastgelegd in de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Zorgverzekeraars. De geheimhoudingsplicht geldt daarmee voor alle betrokken medewerkers bij dit dossieronderzoek. Er zijn mij geen signalen bekend van verzekeraars die in strijd met het voorgaande materiële controles hebben uitgevoerd.
Is het waar dat slechts één zorgverzekeraar de controles uitsluitend heeft verricht met behulp van een medisch adviseur. Zo nee, welke zorgverzekeraars hebben nog meer op deze wijze gewerkt?
Zie antwoord vraag 6.
Aan welke controleregels moeten zorgverzekeraars voldoen? Wat is de sanctie indien zij deze overtreden?
De controleregels zijn vastgesteld in de Regeling zorgverzekering en nader uitgewerkt in de Gedragscode Zorgverzekeraars (Stcrt. 2012, nr. 401, pagina 49 e.v.). Voor een uitgebreide toelichting verwijs ik graag naar mijn antwoord op vraag 1.
De NZa is belast met het toezicht op de rechtmatige uitvoering door de zorgverzekeraars van hetgeen bij of krachtens de Zvw is geregeld (artikel 16, onderdeel b, van de Wet marktordening gezondheidszorg, verder Wmg). De NZa kan de bepalingen in de Zvw over de verwerking van persoonsgegevens bestuursrechtelijk handhaven met een last onder dwangsom en/of een bestuurlijke boete (artikel 83 respectievelijk artikel 89 Wmg). Bij overtreding van de gedragscode, en daarmee de Wet bescherming persoonsgegevens, kan het CBP handhavend optreden.
Tussen het CBP en de NZa is een protocol opgesteld waarin de samenwerking tussen beide partijen is geregeld2. Het doel van het protocol is tweeledig. Ten eerste om tot een verdeling te komen van het toezicht, daar waar sprake is van een samenloop in taken en bevoegdheden.
Ten tweede om elkaar die informatie te verschaffen die van belang kan zijn voor de handhavingactiviteiten van de ander. Beide organisaties houden toezicht op de naleving van de eisen die de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Zorgverzekeraars stellen aan het verrichten van materiële controles.
Bieden de controleregels ruimte voor inzage van persoonlijke medische en behandelinformatie van cliënten door mensen die niet onder het medisch beroepsgeheim vallen? Zo nee, bent u bereid te onderzoeken of alle zorgverzekeraars zich aan deze regels hebben gehouden? Zo ja, deelt u de mening dat hier sprake is van een onwenselijke schending van de privacy van patiënten en dat de regels of het toezicht op de naleving moeten worden aangescherpt? Wilt u uw antwoord toelichten?
De kern van de aanpak van materiële controle is te zorgen voor een controlesysteem dat de betrokkenen en de persoonlijke levenssfeer zo weinig mogelijk belast. Met dat doel is gekozen voor een aanpak die bevordert dat de inzet van detailcontrole waar mogelijk kan worden vermeden door de inzet van niet tot de personen herleidbare controlemiddelen in een vroegere fase van het onderzoek. Zie verder mijn antwoord op vraag 5.
Indien bij de uitvoering van detailcontrole persoonsgegevens van verzekerden worden verwerkt moet dit plaatsvinden onder verantwoordelijkheid van een medisch adviseur (wettelijke verplichting, artikel 7.4, tweede lid, Regeling zorgverzekering). De regeling is tot stand gekomen met instemming van het CBP en het veld. Zie ook mijn antwoord op de vragen 6 en 7. Er worden daarbij inderdaad geen eisen gesteld aan het opleidingsniveau van de betreffende medewerkers.
Bij de beantwoording van de vragen 6 en 7 heb ik tevens aangegeven dat er mij geen signalen bekend zijn van verzekeraars die in strijd met het vereiste, dat materiële controles moeten worden verricht onder verantwoordelijkheid van een medisch adviseur, hebben gehandeld. Nader onderzoek hiernaar acht ik niet noodzakelijk. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 8 heb aangegeven zijn er twee toezichthouders, het CBP en de NZa, die toezicht houden op de wijze waarop verzekeraars materiële controles uitvoeren.
Deelt u de mening van CZ dat het opleidingsniveau van controleurs die inzage hebben in privacygevoelige informatie niet relevant is? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
Deelt u de mening dat interne integriteitsverklaringen van medewerkers van een zorgverzekeraar minder zwaar wegen dan het medische beroepsgeheim en de tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van medici en andere BIG-geregistreerden (Beroepen Individuele Gezondheidszorg)? Zo nee, wat is dan nog de betekenis van het beroepsgeheim en de tuchtrechtelijke aansprakelijkheid?
Zie antwoord vraag 9.
Welke lichtere controle-instrumenten hebben zorgverzekeraars tot hun beschikking? Hebben zij hiervan op adequate wijze gebruik gemaakt alvorens over te gaan tot het lezen van medische dossiers en gespreksverslagen? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u dan bereid dit uit te zoeken? Zo nee, waarom niet?
In de Gedragscode Zorgverzekeraars is een stappenplan opgenomen. Alvorens eventueel over te gaan tot het inzien van medische dossiers, wat een vorm van detailcontrole is, dienen een algemene risicoanalyse en algemene controle plaats te vinden. Alleen wanneer de uitkomsten hiervoor aanleiding geven, zal detailcontrole worden ingezet. De instrumenten die kunnen worden ingezet in het kader van een algemene controle zijn onder meer het gebruik van de AO/IC-verklaring van de zorgaanbieder (dan wel bestuurs- en accountantsverklaringen), statistische analyses en verbands- en logicacontroles. Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen onderzoek naar aanleiding van risicoanalyse en onderzoek naar aanleiding van signalen. Bij onderzoek naar een concreet signaal, zoals het onderhavige onderzoek, is het niet nodig eerst een risicoanalyse en algemene controle te doen. Wel moet bij onderzoek naar een signaal eveneens de proportionaliteit in acht genomen worden (eerst minder ingrijpende procedures alvorens verdergaande stappen te nemen). Het inzien van medische dossiers vindt derhalve uitsluitend plaats als andere mogelijkheden niet voorhanden zijn.
In de onderhavige casus zijn eerst minder ingrijpende stappen gezet. Zoals de Regeling zorgverzekering voorschrijft, zijn er pas zwaardere middelen ingezet toen bleek dat er sprake was van ernstige verdenking van onrechtmatigheden. Dossierinzage is een zeer arbeidsintensieve manier van controleren. Zorgverzekeraars doen dit soort onderzoeken alleen als er aanleiding toe is. Op basis van de informatie die ik heb, stel ik vast dat zorgverzekeraars de signalen rond vermoedens over het declareren van niet verzekerde zorg serieus hebben opgepakt en dat zij daartoe alle in de Gedragscode Zorgverzekeraars vastgestelde stappen hebben doorlopen. Zo kan worden voorkomen dat we collectieve middelen inzetten voor zorg die niet vergoed had mogen worden. Dat dit heel belangrijk is vanuit het oogpunt van de betaalbaarheid van de zorg spreekt voor zich.
Deelt u de mening dat het vertrouwen van de burger in de zorg ernstig wordt geschaad als hij er niet langer zeker van kan zijn dat vertrouwelijke gesprekken en gevoelige dossierinformatie binnen de muren van de behandelkamer blijven? Zo nee, waarom niet?
Neen, die mening deel ik niet. Het kan niet zo zijn dat er zorg wordt vergoed die niet tot het basispakket behoort. Dit zet immers de betaalbaarheid van het hele zorgstelsel onder druk. De burger moet er ook op kunnen vertrouwen dat hier op gelet wordt. Daarvoor is het onontbeerlijk om persoonsgegevens te verwerken. Dat neemt niet weg dat zeer zorgvuldig met medische gegevens dient te worden omgegaan. Deze behoren immers tot de hoogste categorie van gevoeligheid en hebben daarom in het (internationale) recht bijzondere bescherming gevonden. In het kader van het privacyrecht en de Zvw staat dan ook voorop dat de verwerking van persoonsgegevens slechts is toegestaan voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de zorgverzekering en de Zvw. Dit noodzakelijkheidcriterium is dan ook cruciaal voor de beantwoording van de vraag tot welk detailniveau in het kader van materiële controle persoonsgegevens mogen worden ingezien, zoals geregeld in de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Zorgverzekeraars.
Op basis van de signalen die ik heb, stel ik vast dat de zorgverzekeraars hebben gehandeld zoals het protocol materiële controle, onderdeel van de Gedragscode Zorgverzekeraars, voorschrijft.
Wat stelt de opt-in-regeling van het Elektronisch Patiëntendossier nog voor als zorgverzekeraars via andere weg bij patiëntengegevens kunnen komen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Met een opt-in geven patiënten aan of zij willen dat hun gegevens beschikbaar zijn voor elektronische uitwisseling tussen zorgaanbieders waarmee zij een behandelrelatie hebben. Als patiënten niet willen dat gegevens op elektronische wijze worden uitgewisseld kunnen zij ervoor kiezen niet aan deze uitwisseling mee te doen.
Zorgverzekeraars krijgen echter geen toegang tot het EPD. Verder is van belang dat in de Gedragscode Zorgverzekeraars (artikel 4.9.4) is bepaald dat zorgverzekeraars de persoonsgegevens die worden verzameld in het kader van materiële controle, gericht op de zorgaanbieder, in beginsel niet mogen gebruiken voor een ander doel dan materiële controle van de betreffende zorgaanbieder. De gegevens van de patiënten mogen bijvoorbeeld niet worden gebruikt om hen uit te sluiten van een (aanvullende) verzekering. Dat is ook één van de redenen waarom materiële controle plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur van de zorgverzekeraar.
Wat is het oordeel van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) over deze zaak? Indien het CBP hierover nog geen standpunt heeft ingenomen, bent u dan bereid dit College om advies te vragen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u kortheidshalve naar mijn antwoord op de vragen 9, 10 en 11. Daarenboven wil ik er op wijzen dat zorgverzekeraars hun controles uitvoeren volgens de Regeling zorgverzekering en de Gedragscode Zorgverzekeraars waar het protocol materiële controle deel van uitmaakt. Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft voor deze gedragscode een goedkeurende verklaring afgegeven (Stcrt. 2012, nr. 401). Het is aan het CBP om te bepalen of onderzoek wenselijk is. Het CBP is een onafhankelijke toezichthouder en bepaalt zelf of en wanneer het onderzoek noodzakelijk is.
Is het CBP van mening dat de gedragscode voor zorgverzekeraars moet worden aangescherpt aangezien deze geen uitsluitsel geeft over zaken als inzage van patiëntengegevens door niet-medici en het onaangekondigd opbellen van verzekerden? Zo nee, waarom niet?
Zoals in mijn antwoorden op voorgaande vragen aangegeven, geven zowel de Regeling zorgverzekering als de Gedragscode Zorgverzekeraars wel uitsluitsel over dit soort zaken.
Bieden de wettelijke regels ruimte aan zorgverzekeraars voor verregaande privacyschendende controles, zoals inzage in gespreksverslagen? Kunt u de regelingen noemen waarin die ruimte precies wordt bepaald? Ziet u aanleiding deze aan te scherpen? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar mijn antwoorden op de vragen 5 alsmede de antwoorden op de vragen 9, 10 en 11.
Vindt u het nog wel verantwoord om het Elektronisch Patiëntendossier in handen van de zorgverzekeraars te geven, gelet op de toenemende signalen dat velen van hen geen boodschap hebben aan de medische privacy en deze ondergeschikt maken aan hun eigen bedrijfseconomische belangen?
Het EPD is en wordt niet in handen van zorgverzekeraars gegeven. De koepels van zorgaanbieders hebben besloten tot een doorstart van het Landelijk Schakel Punt (LSP). Zij hebben voor de financiering hiervan afspraken gemaakt met de zorgverzekeraars, zoals zij ook voor andere vormen van zorg doen. Zorgverzekeraars hebben ook geen toegang tot het LSP.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen, waarin u stelde de rechterlijke uitspraak tegen het verplicht vermelden van diagnose-informatie op ggz-declaraties te respecteren? Indien de Nederlandse Zorgautoriteit opnieuw zou handelen in strijd met de uitspraak van de rechter, bent u dan bereid in te grijpen? Zo nee, waarom niet?2
De NZa heeft op 5 juni 2012 (Stcrt. 2012, nr. 11860) uitvoering gegeven aan de opdracht van het CBB in de uitspraak van 8 maart 2012.
Herinnert u zich uw antwoord waarin u stelde dat uit gegevens uit het DBC-informatiesysteem (DIS) geen personen zijn te herleiden, omdat deze gegevens zijn gepseudonymiseerd? Hoe verhoudt dit antwoord zich dit tot de brief van het CBP aan u, waarin wordt gesproken over een aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) verstrekte sleutel waarmee «pseudo-entiteiten» alsnog kunnen worden geïdentificeerd? Wilt u uw antwoord toelichten?3
Door de toegepaste pseudonimisering zijn in het DBC-Informatiesysteem (DIS) geen personen te herleiden. Voor het CBS is een situatie gecreëerd waardoor het CBS de DIS-gegevens kan koppelen met de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Dat gaat als volgt in zijn werk. De DIS-gegevens worden eerst opgestuurd aan een zogenaamde trusted third party, die de DIS-pseudoniemen omzet in een speciaal CBS-pseudoniem en deze naar het CBS verstuurt. Het CBS stuurt vervolgens de benodigde GBA-gegevens versleuteld en dus onherkenbaar naar de trusted third party, die deze GBA-gegevens van hetzelfde CBS-pseudoniem voorziet als voor de DIS-gegevens, en de gepseudonimiseerde GBA-gegevens naar het CBS verstuurt. Daarmee kan het CBS dan de DIS-gegevens aan de GBA-gegevens koppelen. De DIS-pseudoniemen worden dus niet geïdentificeerd door deze procedure. Ten behoeve van statistische doeleinden is het CBS wettelijk gerechtigd om persoonsgegevens te verwerken (CBS-wet, artikel5.
Het CBP geeft overigens in de door u genoemde brief aan, dat het kan instemmen met de gehanteerde pseudonimiseringsprocedure voor de DIS, inclusief de voor het CBS gecreëerde variant.
Aan welke personen of instanties anders dan het CBS wordt de in vraag 20 genoemde sleutel nog meer verstrekt?
Deze sleutel wordt aan geen enkele andere personen of organisaties verstrekt.
Is het waar dat ook de Stichting ZorgTTP, die een schakel vormt in de pseudonymisering van DBC-registraties, medische gegevens in handen krijgt, zoals wordt gesteld in een document van de Stichting Informatievoorziening Zorg? Vindt u de beveiliging door middel van een wachtwoord dat bekend is bij het DIS afdoende bescherming? Wilt u uw antwoord toelichten?4
DIS-gegevens worden dubbel gepseudonimiseerd. Voordat een zorgaanbieder gegevens aanlevert bij Stichting ZorgTTP, worden de persoonsgegevens al eenmaal onomkeerbaar gepseudonimiseerd. Ook wordt er dan een scheiding aangebracht tussen persoonsgegevens en overige gegevens. Alleen de gepseudonimiseerde persoonsgegevens kunnen door ZorgTTP worden geopend, zodat ZorgTTP ze voor de tweede keer kan pseudonimiseren. De overige gegevens, zoals zorgproducten en zorgactiviteiten, zijn voor de ZorgTTP niet toegankelijk. Er kunnen door ZorgTTP dus geen medische gegevens worden ingezien. De overige gegevens, kunnen alleen door DIS worden geopend. Deze gegevens zijn mijns inziens afdoende beveiligd.
De plannen van een nieuw toetredende zorgverzekeraar |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bedrijf Anno12, dat voornemens is als zorgverzekeraar aan de slag te gaan? Zijn er contacten geweest met uw ministerie, gelet op uw grote wens om concurrentie te organiseren op de zorgverzekeringsmarkt? Zo ja, waar heeft het contact uit bestaan?1
Ja, ik ben bekend met de plannen van ANNO12. De initiatiefnemers houden het ministerie van VWS ambtelijk op de hoogte over de voortgang.
Zijn er reeds vergunningsverzoeken ingediend bij De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten? Zo ja, op welke termijn wordt door deze instanties een beslissing genomen?
Nee, er is nog geen vergunningsverzoek ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB). Ook heeft ANNO12 nog geen aanvraag tot goedkeuring van een prospectus, waarin de aanbieding van het financiële product wordt omschreven, ingediend bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Overigens is ook niet zeker dat goedkeuring van de AFM hiervoor is vereist, aangezien de participaties in ANNO12 mogelijk niet kwalificeren als een effect en dientengevolge geen verplichting tot een goedgekeurd prospectus bestaat.
Welke ander bedrijf is, naast Anno12, bezig zich te oriënteren of concrete stappen te zetten richting toetreding? Wie zijn de initiatiefnemers?
Voor zover ik weet, is er nog een ander initiatief, dat zich in de verkennende fase bevindt. De initiatiefnemers wensen in deze fase anoniem te blijven. In de Monitor Toetredingsdrempels Zorgverzekeringsmarkt van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), die ik op 31 mei 2012 aan de Tweede Kamer heb aangeboden (Tweede Kamer, 2011/12, 32 620, nr. 62), is op pagina 69 te lezen dat het een samenwerking betreft tussen een buitenlandse verzekeraar en een partij die op dit moment zorgverzekeringen aanbiedt, maar niet zelf als zorgverzekeraar op de markt actief is.
Wat zijn in de ogen van de andere initiatiefnemers, naast Anno12, de grootste drempels voor toetreding?
In bovengenoemde monitor is eveneens te lezen dat de andere initiatiefnemers de winstgevendheid op de zorgverzekeringsmarkt als belangrijk struikelblok noemen in de samenwerking. De buitenlandse investeerder eist namelijk een redelijk rendement op zijn financiële inbreng.
De algehele conclusie van het onderzoek van de NZa -dus niet specifiek in de ogen van de initiatiefnemers- is dat er op de zorgverzekeringsmarkt ruimte is voor toetreding en voor kleine zorgverzekeraars met een duidelijk eigen gezicht. Wel zijn er een aantal toetredingsdrempels, die te maken hebben met de kapitaaleisen, regelgeving en regeldruk, risicoverevening en afschaffing ex post compensaties, collectivisering van de markt en het toenemend belang van zorginkoop. Uit de praktijk zal moeten blijken of deze conclusie van de Nza terecht is.
Hebben beide initiatiefnemers van Anno12 een verleden bij bestaande verzekeraars? Zo ja, welke behalve Achmea?
Beide initiatiefnemers van ANNO12 hebben in het verleden gewerkt bij diverse verzekeraars. Beiden hebben overigens een verleden bij Agis Zorgverzekeringen, inmiddels gefuseerd met Achmea. Verder heeft één van de initiatiefnemers onder andere gewerkt bij Zorgverzekeraar VGZ en de andere bij ANOZ Zorgverzekeringen. Deze informatie is ook terug te vinden via de website van ANNO12 (www.ANNO12.nl).
Wat is uw reactie op het voornemen om verzekerden naast de maandelijkse premie een eenmalige inleg van € 850 te vragen? Deelt u de mening dat dit zich niet verdraagt met de acceptatieplicht voor de basisverzekering voor verzekeraars? Wilt u uw antwoord toelichten?
Uit de door ANNO12 op de website verstrekte informatie blijkt dat de eenmalige inleg niet verplicht wordt gesteld. Ook mensen die de inleg niet willen doen, kunnen zich verzekeren bij ANNO12. Daarom is deze inleg niet in strijd met de acceptatieplicht. Indien de uit de zorgverzekering van ANNO12 voortvloeiende rechten en plichten voor verzekerden die niet hebben ingelegd niet afwijken van die van verzekerden die wel hebben ingelegd, is dit niet strijdig met de Zorgverzekeringswet (Zvw).
Ik ga ervan uit dat mondige burgers hun eigen afweging kunnen maken of zij deze eenmalige inleg willen doen om een participatie in ANNO12 te verkrijgen.
Is het voor De Nederlandsche Bank überhaupt mogelijk een vergunning te verlenen als een deel van het benodigde startkapitaal nog niet voorhanden is, omdat het door potentiële verzekerden moet worden opgebracht?
Voor het verkrijgen van een vergunning voor het uitoefenen van het verzekeringsbedrijf eist de Wet op het financieel toezicht (Wft) dat een verzekeraar aantoont dat hij voldoende solvabel is. Dit is het geval als de verzekeraar beschikt over het minimum bedrag van het garantiefonds dat hoort bij de voorgenomen verzekeringswerkzaamheden. Een zorgverzekeraar is een reguliere schadeverzekeraar in de zin van de Wft met vergunningen voor de branches 1 (ongevallen) en 2 (ziekte). Op grond van het Besluit prudentiële regels Wft bedraagt het minimumbedrag van het garantiefonds voor een schadeverzekeraar met genoemde vergunningen € 2,3 miljoen. Dit is het bedrag dat de zorgverzekeraar beschikbaar moet hebben om een vergunning van DNB te krijgen.
Deelt u de mening dat Anno12 door het bewust kiezen voor een gezonde verzekerdenpopulatie de spelregels van de risicoverevening ontduikt aangezien maximaal wordt geprofiteerd van de «goede risico’s», terwijl de «slechte risico’s» op de overige verzekeraars worden afgewenteld? Wilt u uw antwoord toelichten?
Verzekeringsplichtigen kiezen hun zorgverzekeraar, niet andersom. Voor verzekeraars geldt daarbij een acceptatieplicht. Indien een verzekeringsplichtige die woont in het werkgebied van ANNO12 een zorgverzekering bij ANNO12 wil afsluiten, mag ANNO12 deze dus niet weigeren, ongeacht zijn of haar gezondheid. Er is van ontduiken van de spelregels van de risicoverevening geen sprake.
Wat is uw opvatting over het voornemen van de initiatiefnemers om verzekerden te gaan bevragen over hun gezondheidsbewustzijn en leefstijl, en op basis daarvan winst uit te keren? Is dit geen verkapte premiedifferentiatie achteraf? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het is lastig om deze vraag te beantwoorden, nu nog niet bekend is hoe ANNO12 dit voornemen in zal vullen. Indien de winst slechts wordt uitgekeerd aan degenen die een financiële inbreng hebben gedaan, is dit op zich niet te zien als een verkapte premiedifferentiatie, maar als een beloning voor de inbreng (zoals bijvoorbeeld ook dividend op een aandeel of rente op een lening). Voorts zal duidelijk zijn, dat er, voordat bovenstaand voornemen kan worden uitgevoerd, nog een aantal vraagstukken op het terrein van het privacyrecht en -als ook hulpverleners bij het aanleveren van de gezondheidsinformatie betrokken zouden moeten worden- het medisch beroepsgeheim moet worden opgelost.
Vindt u het toelaatbaar als een verzekeraar mensen financieel gaat belonen of financieel voordeel biedt omdat zij orgaandonor zijn? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het is verzekeraars niet toegestaan om verzekerden financieel te belonen, omdat zij orgaandonor zijn. Wel mogen verzekeraars verzekerden belonen indien zij hun keuze laten vastleggen bij het Donorregister. ANNO12 is dit laatste van plan. Deze keuze kan ook inhouden dat iemand zijn of haar organen en weefsels na overlijden niet beschikbaar stelt voor transplantatie.
Vindt u de uitspraak «ook mensen met een ziekte kunnen gezond gedrag vertonen» een geruststellend antwoord op de vraag of de nieuwe verzekeraar er alleen is voor gezonde mensen? Is het niet zo dat veel van de bekende chronische ziekten zoals diabetes, hart- en vaatziekten en COPD juist vaak worden geassocieerd met leefstijl? Hoe kan voorkomen worden dat deze mensen worden geweigerd door verzekeraars als Anno12 of financieel worden benadeeld ten opzichte van gezonde verzekerden? Wilt u uw antwoord toelichten?
De stelling dat ook mensen met een ziekte gezond gedrag kunnen vertonen, acht ik geheel juist.
Door gezond gedrag te vertonen, kan een ziekte in sommige gevallen verminderen of kunnen andere ziekten worden voorkomen.
Zoals ik al heb gemeld in mijn antwoord op vraag 8, geldt voor ANNO12 net als voor andere zorgverzekeraars een acceptatieplicht: iedere verzekeringsplichtige die kiest voor een door een bepaalde zorgverzekeraar aangeboden polis, moet door die zorgverzekeraar worden geaccepteerd. ANNO12 mag mensen dus niet weigeren op basis van hun leefstijl en geeft op zijn website overigens ook aan dat niet van plan te zijn. Tevens geldt er een verbod op premiedifferentiatie en mag de aangeboden polis niet inhouden dat mensen met een chronische ziekte op mindere of slechtere zorg recht hebben dan mensen zonder ziekte. Indien verzekerden -met of zonder chronische ziekten- van mening zijn dat zij benadeeld worden en er met de verzekeraar niet uitkomen, kunnen zij een klacht indienen bij de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ) of een zaak aanspannen bij de burgerlijke rechter. Indien zij denken dat een verzekeraar in strijd handelt met bijvoorbeeld de acceptatieplicht of het verbod op premiedifferentiatie, kunnen zij dit bovendien melden bij de NZa. De NZa houdt toezicht op de naleving van de Zvw door zorgverzekeraars.
De sluiting van Klaver 6 |
|
Renske Leijten , Nine Kooiman |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wat is uw reactie op de sluiting van Klaver 6, waardoor de zorg voor kinderen met een intensieve zorgvraag in gevaar komt? Wilt u uw antwoord toelichten?1
Ik heb de uitzending over «Klaver 6» gezien. Het gaat om zes zwaar- gehandicapte kinderen met een zeer intensieve zorgvraag. Philadelphia, de zorgaanbieder waar «Klaver 6» onderdeel van uitmaakt, is van plan de zorg voor deze kinderen anders te organiseren dan nu. De zorg dient niet in gevaar te komen. Dat hoeft ook niet bij een andere manier van organiseren.
Hoe neemt u de angst van de ouders weg die bang zijn dat de kwaliteit van leven van hun kinderen achteruit gaat in een grootschalige instelling? Wilt u uw antwoord toelichten?
In de uitzending is door mevrouw Prins, bestuursvoorzitter van Philadelphia, aangegeven dat het concept van kleinschalige zorg wordt gehandhaafd. De zorg wordt alleen – zo is het streven – op een andere locatie, kleinschalig bij elkaar en dus efficiënter, georganiseerd. De ouders zou ik willen meegeven ook met dit in het achterhoofd naar de voorstellen van Philadelphia te kijken. Ik zie op voorhand geen reden om ervan uit te gaan dat de kwaliteit van leven van de kinderen achteruit zou gaan. Bovendien ziet de inspectie er op toe dat er verantwoorde zorg wordt geleverd. Ik vraag de IGZ om extra alert te zijn gezien de emoties op dit moment.
De keuze om «Klaver 6» te sluiten en de zorg op een andere manier te organiseren is een besluit van de aanbieder. De Raad van Bestuur van Philadelphia is daar uiteindelijk verantwoordelijk voor. Ik benadruk dat deze keuze niet het gevolg is van een (aangekondigde) bezuinigingsmaatregel. In mijn beleid van bekostiging naar zorgzwaarte komen voor deze zorgintensieve kinderen gelden eerlijker beschikbaar dan voorheen, op basis van een «gemiddelde bedprijs».
Garandeert u dat deze kinderen goede zorg blijven behouden, zodat de kwaliteit van leven niet achteruit gaat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om de sluiting van Klaver 6 tegen te houden?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat juist de kleinschaligheid bijdraagt aan de menselijke maat van de zorg die deze kinderen krijgen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Kleinschaligheid kan inderdaad bijdragen aan zorg met menselijke maat. Dat kan op verschillende manieren gestalte krijgen. Het is mogelijk het concept kleinschalige zorg in een andere setting te handhaven door bijvoorbeeld meerdere kleinschalige woongroepen te clusteren. In elke woongroep kan dan de zorg zo georganiseerd zijn dat de menselijke maat bewaard blijft. Uit de woorden van mevrouw Prins maak ik op dat dit laatste de bedoeling is bij het anders organiseren van de zorg.
Erkent u dat juist het vaste team van medewerkers rust brengt bij de kinderen op Klaver 6? Wat gaat u doen om zorgaanbieder Philadelphia te stoppen met het uit elkaar halen van het vaste team? Kunt u uw antwoord toelichten?
Stabiliteit binnen een team van medewerkers is uiteraard van groot belang, zeker als het om een groep kwetsbare kinderen gaat. Het is bij uitstek een verantwoordelijkheid van zorgaanbieders om dit te realiseren.
Wat is uw reactie op de uitspraak van G. Prins dat de intensieve zorg die Klaver 6 biedt te duur is? Deelt u de mening dat het onverantwoord is dat Philadelphia op intensieve zorg wil bezuinigen? Wilt u uw antwoord toelichten?2
Mevrouw Prins heeft niet gezegd dat de zorg op zichzelf beschouwd te duur is. Het is ook niet zo dat Philadelphia op intensieve zorg gaat bezuinigen. Mevrouw Prins heeft aangegeven dat het aantal cliënten op de locatie te klein is voor een rendabele exploitatie. Daarom wil Philadelphia de zorg efficiënter organiseren, met behoud van het concept kleinschalige zorg. Dit zoals de zorg voor vergelijkbare cliënten in een kleinschalige setting in de instelling is georganiseerd.
De zorg is nu op (grote) afstand van andere locaties georganiseerd. Dat heeft belangrijke nadelen; zo kan bijvoorbeeld de nachtwacht niet gedeeld worden met aangrenzende groepen. De cliënten beschikken over een indicatie voor een passend ZZP, zodat aan hun zorgvraag tegemoet kan worden gekomen.
Hoe is te verklaren dat deze zorg te duur is, mede in het licht van het op kostprijs brengen van de ZZP’s (Zorgzwaartepakketten)? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Wat is de kostenberekening van Philadelphia, en wat zijn de inkomsten? Bent u van mening dat de berekening reëel is?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u het een voormalig zorgmanager van het jaar passen om kinderen en hun ouders die passende en menselijke zorg geregeld hebben, zo in onzekerheid te storten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.
Wat is het eigen vermogen van Philadelphia?
Het eigen vermogen bedraagt volgens de laatste jaarrekening € 38 759 281.
Erkent u dat Philadelphia in de afgelopen jaren het eigen vermogen heeft opgekrikt via de gelden die ze krijgen voor zorgverlening? Hoe oordeelt u over het niet besteden van zorggelden aan direct zorg, maar aan de vermogenspositie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is voor iedere organisatie belangrijk een gezonde vermogenspositie op te bouwen. Dat geldt dus ook voor zorgorganisaties.
Het eigen vermogen van Philadelphia als percentage van de opbrengst (de solvabiliteit) is 11,5% en daarmee lager dan de 15–20% die het Waarborgfonds voor de zorg adviseert.
Wat is het zogenaamde «vulpercentage» van de indicaties bij Philadelphia? Bent u bereid dit uit te zoeken?
Het vulpercentage is de term voor het percentage van een geïndiceerde klasse dat daadwerkelijk geleverd c.q. gebruikt wordt. Bij ZZP’s is er geen sprake van een vulpercentage daar er niet wordt geïndiceerd op uren, maar op bredere «pakketten». Het is aan de zorgkantoren om binnen de contracteerruimte afspraken te maken met zorgaanbieders die recht doen aan de indicaties van zorgvragers.
Hoeveel kleinschalige locaties binnen Philadelphia worden op dit moment bedreigd door het uiteen halen van het vaste team, dan wel het onderbrengen van bewoners in grootschaligere settings?
Op dit moment speelt dit alleen bij «Klaver 6», zo heeft Philadelphia mij laten weten.
Is u bekend hoeveel andere kleinschalige zorginstellingen, die intensieve zorg voor kinderen bieden, in gevaar zijn? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Wilt u uw antwoord toelichten?
Nee, dat is mij niet bekend. Ik heb tot dusver geen signalen ontvangen dat er andere kleinschalige zorginstellingen voor kinderen worden opgeheven.
Het is een eigen verantwoordelijkheid en keuze van zorgaanbieders om de zorg voor hun cliënten (binnen de kaders van de vigerende wet- en regelgeving) vorm te geven. Ex ante onderzoek lijkt me daarom niet opportuun.
Een CAK-vordering van bijna 20.000 euro voor een burger |
|
Renske Leijten |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wat is uw reactie op de brief van mevrouw D. die facturen van in totaal zo’n 20 000 euro van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) ontving, gebaseerd op een indicatiewijziging van de zorg van haar ouders waarvan zij niet op de hoogte is gesteld? Vindt u dit een aanvaardbare gang van zaken?1
Ik betreur het zeer dat een verzekerde een dergelijke naheffing krijgt. Navraag bij het CAK leert dat de naheffing is ontstaan als gevolg van het bijna twee jaar lang uitblijven van de melding van de indicatiewijziging aan het CAK. Op grond van de indicatiewijziging waren de ouders van mevrouw D. in het vervolg in plaats van de lage inkomensafhankelijke eigen bijdrage, de hoge inkomensafhankelijke eigen bijdrage verschuldigd. Geconfronteerd met deze situatie, heeft het CAK in eerste instantie coulancehalve besloten de hoge eigen bijdrage drie maanden later van kracht te laten worden dan op grond van het indicatiebesluit was aangewezen. Tevens heeft het CAK de situatie met mevrouw D. besproken, en haar gewezen op de mogelijkheid tot bezwaar. Op het vervolgens ingediende bezwaar heeft het CAK de beslissing genomen om een bedrag van ca. € 8 900 kwijt te schelden. Het nog te betalen bedrag is daarmee ca € 9 900. Tegen deze beschikking op bezwaar is geen beroep aangetekend. Het CAK wijst in vergelijkbare situaties altijd op de mogelijkheid van een betalingsregeling, en heeft dat ook in dit geval gedaan.
Gelet op het bovenstaande zie ik, hoe vervelend ik de situatie voor betrokkenen ook vind, geen aanleiding om met mevrouw D in contact te treden.
Is het geoorloofd dat kinderen die tevens contactpersoon zijn niet geïnformeerd worden over een indicatiewijziging van de zorg voor hun ouders? Zo nee, op welke wijze kunnen zorgaanbieders die dit verzuimen worden aangepakt? Zo ja, op grond waarvan deelt u de mening dat de regels dan zodanig moeten worden gewijzigd dat de eerste contactpersoon altijd op de hoogte wordt gesteld van indicatiewijzigingen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Een indicatiewijziging leidt altijd tot een indicatiebesluit van het CIZ. Cliënten kunnen aangeven of de contactpersoon het indicatiebesluit dient te ontvangen. Vanzelfsprekend kan een cliënt ook besluiten dat contactpersonen niet over een indicatiewijziging worden geïnformeerd.
Vindt u het aanvaardbaar dat het CAK (na)vorderingen zo hoog laat oplopen dat burgers in een klap worden geconfronteerd met enorme bedragen die niet of nauwelijks zijn op te brengen? Vindt u het verantwoord dat het CAK op deze wijze mensen de schulden injaagt? Zo ja, op grond waarvan? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Ik vind het betreurenswaardig dat mensen met zulke bedragen worden geconfronteerd. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 1 is het niet het CAK dat de vordering heeft laten oplopen.
Op welke wijze kan een oplossing voor de vervelende situatie van mevrouw D. worden gevonden? Bent u bereid mevrouw D. te horen en desnoods met het CAK in gesprek te gaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel vergelijkbare zaken speelden vorig jaar en hoeveel van dit soort zaken zijn thans onopgelost?
In 2011 is, gemeten over de eigen bijdrageregelingen AWBZ en Wmo, in 348 gevallen een bezwaar tegen de oplegging van de eigen bijdrage gegrond of gedeeltelijk gegrond verklaard.
Ongeveer 850 cliënten die in een AWBZ-instelling verblijven hebben een schuld aan eigen bijdrage open staan van tussen de € 10 000 en € 20 000 en ongeveer 240 cliënten een schuld van meer dan € 20 000. Daarbij moet bedacht worden dat de maximale bijdrage meer dan € 2 100 per maand bedraagt. De schuld kan dus snel oplopen. Het CAK kent een speciale behandeling van hoge facturen. Deze worden eerst extra gecontroleerd, waarna betrokkene telefonisch wordt geïnformeerd over de ontstane situatie. Hoge rekeningen worden dus niet zonder voorafgaande toelichting verstuurd. Indien daar om wordt verzocht wordt een betalingsregeling overeengekomen.
Hoe gaat u ingrijpen om eindelijk te zorgen dat burgers niet langer verstrikt raken in uitzichtloze administratieve rompslomp en conflicten met het CAK? Wilt u uw antwoord toelichten?
Omdat het CAK voor de juiste vaststelling van de eigen bijdrage afhankelijk is van gegevens van ketenpartners zijn in de instellingswet van het CAK als zelfstandig bestuursorgaan (Stb. 2011, 561) sanctiemogelijkheden gecreëerd om ketenpartijen aan te kunnen spreken indien de kwaliteit van de gegevensaanlevering bij een partij structureel te wensen overlaat. Zoals ik in mijn brief van 2 juli 2012, kenmerk Z-3121349, heb aangegeven is de beoogde invoering van de wet 1 januari 2013.
Het bericht dat zorgverzekeraars belang hebben bij het in de schulden laten zitten van verzekerden |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel waarin wordt gesteld dat zorgverzekeraars voor iemand met premieachterstanden meer geld binnenkrijgen dan voor de gemiddelde verzekerde? Deelt u de mening dat zorgverzekeraars door dit voordeel onvoldoende geneigd zijn verzekerden uit de schuldenregeling te krijgen? Zo nee, waarom niet?1
In het artikel wordt gedoeld op de bijdrage die een zorgverzekeraar voor een wanbetaler (met een premieachterstand ter hoogte van zes maanden) ontvangt uit het Zorgverzekeringsfonds. De hoogte van deze bijdrage is gelijk aan de standaardpremie (de gemiddelde nominale premie die de verzekerden in 2012 voor een zorgverzekering moeten betalen verhoogd met het gemiddelde verplicht eigen risico dat een verzekerde naar verwachting betaalt). Deze wanbetalersbijdrage wordt alleen verstrekt indien de zorgverzekeraar de dekking van de verzekering in stand laat, de wettelijk voorgeschreven incasso-inspanningen verricht en voldoende medewerking verleent aan activiteiten die zijn gericht op aflossing van de schuld. Uit de gestelde voorwaarden blijkt juist dat verzekeraars het nodige dienen te doen om te voorkomen dat verzekerden in het systeem van de bestuursrechtelijke premie terecht komen.
Mijns inziens kan dan ook niet worden gesteld dat zorgverzekeraars verdienen aan verzekerden met premieachterstanden. Wel ben ik van mening dat verzekeraars meer zouden kunnen doen in het voortraject. Derhalve bereid ik, zoals ik mijn brief van 4 november 2011 in reactie op de evaluatie van de wanbetalersregeling heb aangegeven, maatregelen voor om een deel van deze compensatie in te zetten voor versterking van de preventieve fase. Daardoor kunnen zorgverzekeraars worden gestimuleerd om, in samenwerking met gemeenten, schuldhulpverlening en kredietbanken, nadere preventieve activiteiten te ontwikkelen om het ontstaan van problematische schulden te voorkomen.
Deelt u de mening dat voor mensen die wegens persoonlijke omstandigheden hun premie niet kunnen betalen een uitzichtloze situatie ontstaat, door de boete die zij bovenop de premie moeten betalen, alsmede de achterstallige premie en bijkomende kosten? Zo nee, welk uitzicht biedt u hen? Zo ja, deelt u de mening dat de aanpak van betalingsachterstanden moet worden gewijzigd?
Nee, ik deel deze mening niet. Uit de evaluatie blijkt dat de wanbetalersregeling werkt. Het bestuursrechtelijke premieregime blijkt in de praktijk voor nieuwe gevallen de beoogde afschrikkende werking te hebben en de (hogere) bestuursrechtelijke premie bevordert dat een wanbetaler zo snel mogelijk wil terugkeren naar het normale premieregime.
Mensen met lage inkomens worden beschermd door de ondergrens van de zgn. beslagvrije voet, zoals geregeld in artikel 18f van de Zorgverzekeringswet en in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, welke door beslaglegger en gerechtsdeurwaarder dient te worden gerespecteerd. Deze beslagvrije voet strekt ertoe te borgen dat een basispercentage van periodieke inkomsten (zoals loon en uitkeringen) blijft toekomen aan de betrokkene om te kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan.
Uit de evaluatie van de wanbetalersregeling is gebleken dat de regeling op essentiële onderdelen (preventieve werking, succesvolle inning) kan worden verbeterd. Zoals ik in mijn brief van 4 november 2011 aan uw Kamer en in het algemeen overleg op 16 februari 2012 heb uiteengezet, zet ik de komende tijd allereerst in op verbetering en versterking van de preventieve fase om te voorkomen dat mensen in het bestuursrechtelijke premieregime terechtkomen.
Thans geven zorgverzekeraars op uiteenlopende wijze invulling aan de preventieve fase. Om hier een beter beeld van te krijgen laat ik een verkenning uitvoeren naar hoe vorm en inhoud kan worden gegeven aan schuldpreventie als gezamenlijke activiteit van zorgverzekeraars en gemeenten. Een goede samenwerking op lokaal niveau zorgt voor maatwerk, gericht op de specifieke schuldenaar en diens schuldensituatie, waardoor de betaal- en afloscapaciteit van schuldenaren zo optimaal mogelijk kan worden aangewend om problematische schulden te voorkomen dan wel op te lossen.
Daarnaast worden maatregelen voorbereid voor het optimaliseren van het bestuursrechtelijke premieregime en het bevorderen van de uitstroom.
Is het waar dat zorgverzekeraars verdienen aan verzekerden met premieachterstanden, doordat zij ter compensatie een bedrag krijgen dat hoger ligt dan gebruikelijk is in de «markt»? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de verdediging van de zorgverzekeraars dat zij veel kosten moeten maken voor het treffen van een betalingsregeling geen doel treft, aangezien deze regeling na zes maanden automatisch verloopt via het College voor Zorgverzekeringen of de sociale dienst? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zoals reeds in de vraag wordt gesteld, wordt de bestuursrechtelijke premie pas opgelegd nadat de verzekeringnemer een betalingsachterstand van zes premiemaanden heeft opgebouwd. Voordat het zover is, dient een zorgverzekeraar in elk geval na twee maanden respectievelijk vier maanden de verzekerde per brief te informeren over de achterstand, een betalingsregeling aan te bieden en te wijzen op de gevolgen wanneer de schuld verder oploopt. Vervolgens blijft de zorgverzekeraar, na het ingaan van het bestuursrechtelijke premieregime, aan zet voor de inning van de (nog openstaande) nominale premie van de periode vóór overdracht aan het CVZ. Hier is ook het belang van de wanbetaler mee gediend. Wanneer de wanbetaler alsnog de schulden aan de verzekeraar heeft afgelost en de zorgverzekeraar betrokkene heeft afgemeld, is het CVZ namelijk bevoegd de opslag van 30% kwijt te schelden. Als daarnaast tussen de wanbetaler en de zorgverzekeraar een schuldregeling tot stand is gekomen, stopt vanaf dat moment het voor de wanbetaler financieel nadeligere bestuursrechtelijke premieregime. Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 1 en 3 al heb aangegeven, worden momenteel activiteiten ontwikkeld om de preventieve fase te versterken.
Op welke wijze pakt u zorgverzekeraars aan die door laksheid mensen onnodig in de problemen brengen of laten zitten? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik beschik niet over aanwijzingen die deze stelling in zijn algemeenheid staven.
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ziet er op toe dat de zorgverzekeraar zich houdt aan de voorwaarden die zijn verbonden aan het recht op de wanbetalersbijdrage. Ook ziet de NZa erop toe dat verzekerden niet ten onrechte worden aangemeld voor het bestuursrechtelijke premieregiem. Ik heb inmiddels, als uitvloeisel van de aanbeveling uit het evaluatierapport, gesprekken gevoerd met de NZa over een verscherping van het toezicht op de naleving van het incassoprotocol.
Wel acht ik, zoals ik reeds aangaf in mijn antwoord op vraag 2, de wijze waarop thans door zorgverzekeraars vorm wordt gegeven aan de preventieve fase voor verbetering vatbaar.
Ik verwacht dat de in mijn antwoord op vraag 2 aangehaalde verkenning hieraan een belangrijke bijdrage zal kunnen leveren. In het kader van deze verkenning zullen onder andere goede praktijkvoorbeelden van bestaande arrangementen tussen zorgverzekeraars en gemeenten in beeld worden gebracht.
Deelt u de mening dat een inkomensafhankelijke zorgpremie kan helpen in het voorkomen van betalingsachterstanden, aangezien een flink deel van deze achterstanden niet worden veroorzaakt door onwil, maar financiële onmacht van verzekerden? Zo nee, waarom niet?
Nee. Een belangrijk uitgangspunt bij de Zorgverzekeringswet, als onderdeel van de Nederlandse sociale verzekeringen, is juist dat door verzekeringnemers naar draagkracht aan de bekostiging wordt bijgedragen. De helft van de kosten van de uitvoering van de Zorgverzekeringswet wordt om die reden gedekt door een inkomensgerelateerde bijdrage die de Belastingdienst int.
De andere helft van de kosten wordt gedekt door de nominale premie die de verzekeringnemer zelf betaalt aan de verzekeraar. Deze nominale premie is weliswaar inkomensonafhankelijk, maar de verzekerde kan op grond van de Wet op de zorgtoeslag aanspraak maken op een zorgtoeslag ingeval de nominale premie in verhouding tot diens inkomen te hoog is.
Het declareren van psychische zorg door niet-geregistreerde hulpverleners |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat, onder meer via de stichting Europsyche, voor miljoenen euro's aan psychische zorg is gedeclareerd die door niet-geregistreerde zorgverleners is verleend? Deelt u de mening dat veel verzekerden gedupeerd zijn, doordat zij hierdoor niet de zorg hebben gekregen waarvoor zij hebben betaald? Zo nee, waarom niet?1
Naar aanleiding van eerdere berichtgeving over Europsyche heb ik de NZa en IGZ gevraagd nader onderzoek in te stellen naar de mate waarin Europsyche en andere vergelijkbare zorgaanbieders in hun functioneren voldoen aan alle wettelijke kaders en mij daarover te informeren. Deze onderzoeken lopen nog. Over de uitkomsten van deze onderzoeken zal ik met verzekeraars en toezichthouders (IGZ en de NZa) in gesprek gaan.
Zodra de onderzoeken van NZa en IGZ zijn afgerond zal ik de kamer nader kunnen informeren, zoals ik reeds heb medegedeeld naar aanleiding van de vragen van het Kamerlid Bouwmeester (PvdA) over vergoeding van alternatieve therapieën uit het basispakket (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2658).
Uiteraard geldt dat zorgaanbieders en zorgverzekeraars moeten voldoen aan alle geldende wet- en regelgeving. Het is de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder om goed te declareren. Daarna is het de verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars om de gedeclareerde zorg te controleren op onrechtmatigheden. Zorgverzekeraars voeren formele en materiële controles uit om te kijken of er juist is gedeclareerd. In de formele controles wordt gecheckt of de declaraties juist zijn ingediend volgens de wet- en regelgeving. In de materiële controles gaat de zorgverzekeraar na of de gedeclareerde zorg ook daadwerkelijk is geleverd.
Wanneer zorg niet zoals voorgeschreven in de wet en regelgeving wordt gedeclareerd kan de NZa op grond van artikel 35 Wmg tegen de zorgaanbieder optreden met een aanwijzing om deze praktijk stop te zetten, met last onder dwangsom en met een bestuurlijke boete. Wanneer een zorgverzekeraar dergelijke onrechtmatig gedeclareerde zorg vergoedt, kan de NZa in principe op gelijke wijze ook tegen de zorgverzekeraar optreden.
Deelt u de mening dat uit deze casus wederom blijkt dat de Diagnose Behandeling Combinatie (DBC) een ondoorzichtig financieringssysteem is dat fraude in de hand werkt en derhalve afgeschaft dient te worden? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw mening niet. Voor mijn overwegingen om vast te houden aan de dbc-systematiek verwijs ik u naar de voorhangbrief invoering prestatiebekostiging van 21 februari 2012 (TK 25 424 nr. 160) en het Verslag van een Schriftelijk Overleg over dat onderwerp, vastgesteld op 16 april 2012 (TK 25 424 nr. 175).
Vindt u het terecht dat Europsyche naar de rechter stapt om geld van zorgverzekeraars te eisen, terwijl deze stichting kennelijk zelf jarenlang het onterecht declareren van alternatieve en zelfs omstreden therapieën vanuit de basisverzekering heeft gefaciliteerd? Wilt u uw antwoord toelichten?
Indien twee partijen een dispuut hebben over een vordering, staat het een partij uiteraard vrij om de rechter om een uitspraak hierover te vragen. Dat geldt ook voor Europsyche. Het is niet aan mij, maar aan de rechter, om een uitspraak te doen over de rechtmatigheid van de eis van Europsyche. De rechter heeft inmiddels op 16 mei zorgverzekeraar CZ in het gelijk gesteld.
Zie verder mijn antwoord op vraag 1.
Wordt Europsyche strafrechtelijk onderzocht op fraude? Zo nee, waarom niet?
Mij zijn geen strafrechtelijke onderzoeken naar Europsyche bekend. Overigens zou ik, indien dergelijke onderzoeken mij wel bekend waren, u daarover niet kunnen berichten, omdat dit een strafrechtelijk onderzoek kan belemmeren.
Zorgverzekeraars dragen doorgaans onderzoeken naar zorgaanbieders waarbij ze fraude hebben vastgesteld over aan de NZa. De NZa besluit vervolgens in overleg met het OM en de FIOD of een zaak al dan niet bestuurs- of strafrechtelijk wordt opgepakt. Op dit moment zijn zorgverzekeraars nog bezig met het onderzoek.
Deelt u de mening dat zogenaamde verlengde-armconstructies, waarbij een geregistreerde psychiater feitelijk fungeert als stempelmachine voor het declareren van zorg zonder de patiënt te hebben gezien, moet worden teruggedrongen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wordt dit bewerkstelligd?
Ik heb twijfels over de verlengde arm constructie. Voor hierover besluiten worden genomen wil ik de voor- en nadelen graag op een rijtje zetten nadat ik de onderzoeksresultaten van de NZa en IGZ heb ontvangen. Ik heb het CVZ gevraagd mij te adviseren over deze constructie en over GGZ behandelingen die in het pakket thuishoren en welke niet. Het CVZ komt eind dit jaar met haar advies.
Wat is uw reactie op de constatering dat zorgverzekeraars weinig belang hebben bij fraudeonderzoek? Wat is hiervoor uw verklaring, en wat doet u hieraan?
De uitspraak in het artikel herken ik niet. Zorgverzekeraars hebben wel degelijk belang bij fraudeonderzoek. Zorgverzekeraars Nederland heeft onlangs de fraudecijfers over 2011 bekend gemaakt. Er is € 7,7 miljoen aan fraude opgespoord. Via de materiële controles[1] is er € 167 miljoen teruggevorderd en via de formele controles[2] hebben de zorgverzekeraars ongeveer € 800 miljoen bespaard. Het aantal fte dat bij zorgverzekeraars belast is met fraudeonderzoek vertoont een stijgende lijn. Fraudeonderzoek zorgt ervoor dat onterechte betalingen kunnen worden gestopt en zo mogelijk teruggevorderd.
Ik vind het van groot belang dat zorgverzekeraars actief fraude opsporen en heb daarom onlangs laten onderzoeken of en in hoeverre verzekeraars hierbij gebruik maken van beschikbare geavanceerde technieken. Een onderzoeksbureau is dit in mijn opdracht nagegaan. Een van de aanbevelingen uit dit rapport luidt dat geautomatiseerde fraudebestrijding centraal georganiseerd zou moeten worden. Ik heb ZN gevraagd dit op te pakken.
Wat is uw reactie op de bewering van de bestuurder van Europsyche dat het declareren van psychiatrische zorg, die feitelijk niet heeft plaatsgevonden, een gebruikelijke gang van zaken is in de geestelijke gezondheidszorg (ggz)? Deelt u deze mening? Zo ja, deelt u dan de mening dat hiernaar uitgebreid onderzoek dient te worden verricht? Zo nee, waarom niet?
In het betreffend artikel wordt door niemand beweerd dat het declareren van psychiatrische zorg die feitelijk niet heeft plaatsgevonden een gebruikelijke gang van zaken is. Wel stelt de bestuurder van Europsyche dat de werkwijze van zijn instelling in de reguliere ggz «heel gebruikelijk» is. Zoals gezegd heb ik de NZa en IGZ gevraagd nader onderzoek in te stellen naar de mate waarin Europsyche en andere vergelijkbare zorgaanbieders in hun functioneren voldoen aan alle wettelijke kaders. Ik heb twijfels over de verlengde arm constructie. Voor hierover besluiten worden genomen wil ik de voor- en nadelen graag op een rijtje zetten zetten nadat ik de onderzoeksresultaten van de NZa en IGZ heb ontvangen.»
Zie verder mijn antwoord op vraag 1.
Deelt u voorts de mening dat het verplicht vermelden van op de patiënt herleidbare diagnose-informatie niet de juiste manier is om dit probleem aan te pakken, gelet op de gerechtelijke uitspraken tegen deze schending van het beroepsgeheim en de medische privacy, en dat het beter is om behandelaren zelf hun eigen behandelingen te laten declareren zonder tussenkomst van organisaties als Europsyche, waarbij door middel van steekproeven de juistheid kan worden gecontroleerd? Zo nee, waarom niet?
Bij vraag 1 heb ik toegelicht op welke wijze verzekeraars gedeclareerde zorg kunnen controleren op onrechtmatigheden. Verder wil ik u verwijzen naar mijn antwoorden van 7 mei 2012 op uw vragenhet declareren van psychische zorg door niet-geregistreerde hulpverleners (2012Z09480). Daarin ben ik uitvoerig ingegaan op de consequenties van deze uitspraak.
Is het niet verstandiger het DBC-financieringssyteem in de ggz te vervangen door een niet op verrichtingen gebaseerd financieringsstelsel, wat leidt tot onnodige kostenstijgingen in de ggz? Zo neen, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Het bericht dat opnieuw fraude is aangetoond in de zorg |
|
Renske Leijten |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wat is uw reactie op het artikel «OM schat omvang pgb-fraude op 5–6 miljoen»?1
Allereerst wil ik opmerken dat ik verheugd ben dat het OM deze zaak serieus aanpakt. Verder wil ik erop wijzen dat, anders dan de titel doet vermoeden, het artikel in Skipr dat u aanhaalt, niet alleen over pgb-fraude gaat. Het gaat in deze zaak om een combinatie van mogelijke fraude met pgb´s en met zorg in natura. Ik ondersteun de handelwijze van het OM dat op grote schaal beslag heeft gelegd op de bezittingen van de verdachten om zo het zorggeld terug te kunnen krijgen waarmee vermoedelijk is gefraudeerd. U heeft mij onlangs vragen gesteld waarom fraude met pgb-budgetten niet wordt aangepakt. De actie waarover Skipr bericht en waarover een persbericht is uitgebracht door het OM, bewijst dat er wel degelijk wordt opgetreden.
Welke verklaring heeft u voor het gegeven dat het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor € 8 miljoen aan vervalste indicatiestellingen en zorgbudgetaanvragen aan zich voorbij heeft laten gaan? Wilt u uw antwoord toelichten?2
Aangezien er sprake is van een lopend strafrechtelijk onderzoek, kan ik hierover geen mededelingen doen.
Ziet u nu in dat de werkwijze die het CIZ hanteert te afstandelijk is en daardoor de kans op fraude door middel van indicatiestellingen vergroot wordt? Wilt u uw antwoord toelichten?
Mijn beleid is gericht op het vereenvoudigen van het proces van indicatiestelling AWBZ. De zorgprofessional heeft daarin een meer actieve rol gekregen. Hierdoor wordt dubbele uitvraag van al bekende gegevens voorkomen, kan het indicatiebesluit sneller worden afgegeven, weet de cliënt eerder waar hij aan toe is en kan de zorg sneller worden ingezet c.q. worden voortgezet. Hierdoor wordt tegelijkertijd de administratieve rompslomp verder terug gedrongen. Dit is een breed gedragen politieke wens, waaraan door mij invulling is gegeven door het (verder) ontwikkelen van standaardindicatieprotocollen (SIP’s), herindicatie via taakmandaat (HiT’s) en de introductie van de meldingen door zorgaanbieders voor tachtig plussers met verblijf. Er is echter geen sprake van «blind vertrouwen». Niet alleen is er sprake van steekproefsgewijze toetsing, maar is er voor de meldingen ook een monitor ontwikkeld die kan inzoomen op instellingsniveau. Daarnaast worden door het CIZ zogenaamde risicoprofielen ontwikkeld, zoals genoemd in het antwoord op vraag 4, die in een pilot zullen worden uitgetest.
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen waarin u stelt dat er gestart zou worden met een pilot met face-to-face-indicatiestellingen bij een aantal risicogroepen? Is de face-to-face-maatregel ook toegepast bij de indicatieaanvragen die de vijf verdachten hebben ingediend? Zo nee, waarom niet?3
Ja, ik herinner me mijn antwoorden op uw eerder gestelde vragen. In de programmabrief langdurige zorg van 1 juni 2011 aan de Tweede Kamer heb ik maatregelen beschreven om de pgb-fraude tegen te gaan. Een van deze maatregelen heeft betrekking op de toegang tot de zorg. In de programmabrief heb ik geschreven dat er cliëntgroepen zijn waarbij het voor het CIZ zonder direct contact niet altijd eenvoudig is om een goed onderzoek te verrichten en de aard en de omvang van de beperkingen te bepalen. In deze gevallen is persoonlijk contact met de cliënt van belang voor een juiste beoordeling van de zorgbehoefte. Op mijn verzoek heeft het CIZ daarom een aantal risicogroepen beschreven waarvoor zij als onderdeel van het indicatieonderzoek face-to-face contact wil inzetten. Deze pilot gaat na de zomer van start. Op basis van de uitkomsten van deze pilot zal bekeken worden of face-to-face contact bij deze clientgroepen in het reguliere werkproces ingezet wordt.
Welke resultaten zijn geboekt met de face-to-face-maatregel? Kunt u aangegeven hoeveel zaken van fraude hiermee bestreden en/of ontdekt zijn?3
Zie antwoord vraag 4.
Wat gaat er gebeuren met het geld waarmee gefraudeerd is? Bent u bereid dit weer te investeren in de zorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft het OM beslag gelegd op de bezittingen van de verdachten. Het laatste woord daarover is uiteindelijk aan de rechter. Wanneer de rechter de ontnemingsvordering toewijst, vloeit de opbrengst terug in de staatskas.
In antwoorden op eerdere vragen3 zei u dat er maatregelen zijn genomen om de pgb-regeling fraudebestendiger te maken, hoe verklaart u dan de nieuwe zaken van fraude, zoals onlangs bij SPV? Wilt u uw antwoord toelichten?
In het algemeen geldt dat maatregelen pas na enig tijdsverloop effect sorteren. Dit wil echter niet zeggen dat ik uitsluit dat aanvullende maatregelen nodig kunnen zijn om het fraudeprobleem verder tegen te gaan.
Deelt u de mening dat de gekozen maatregelen ter bestrijding van fraude in de zorg niet toereikend is? Zo ja, welke aanvullende maatregelen gaat u stellen om de fraude in de zorg aan te pakken? Zo nee, waarom niet?
Gelukkig handelt het grootste deel van de zorgaanbieders integer en doen zij naar eer en geweten hun werk. Desalniettemin zal er helaas altijd fraude zijn, reden waarom er geen sprake kan zijn van «blind vertrouwen». Ik verwijs verder kortheidshalve naar mijn antwoord op de vragen 4 en 5.
Zijn er ook fraudeonderzoeken naar verkeerd gebruik van zorggeld in de «naturazorg»? Zo neen, krijgt u daar nooit meldingen van? Zo ja, bent u bereid de Kamer hierover te informeren?
De zaak waar het door u aangehaalde artikel in Skipr en het persbericht op Rijksoverheid.nl naar verwijst, gaat zowel over fraude met pgb als met natura zorg. Er vinden inderdaad ook fraudeonderzoeken in de AWBZ zorg in natura plaats, evenals in de zorg die vergoed wordt uit de Zorgverzekeringswet. Over lopende strafrechtelijke onderzoeken kan ik uw Kamer niet informeren.
Met hoeveel andere fraudezaken zijn het Functioneel Parket, het Bureau Ontnemingwetgeving OM, de FIOD en de Inspectie SZW bezig en bent u bereid de Kamer te informeren over de ontwikkeling van deze fraudezaken?
De vervolging van fraude in de zorg is opgedragen aan het Functioneel Parket, voor zover de opsporing door de bijzondere opsporingsdiensten geschiedt, en aan de overige OM-onderdelen, voor zover de onderzoeken door de politie worden uitgevoerd.
Het Functioneel Parket heeft meerdere zaken met betrekking tot fraude in de zorg in behandeling. Die zaken bevinden zich in verschillende stadia, van signaal tot lopende vervolging. Door de inrichting van het primair processysteem van het Openbaar Ministerie, kan een exact aantal niet worden gegeven. Overigens wijs ik u hierbij ook op de beantwoording van eerdere Kamervragen (2012Z01802) van 20 maart jl. van uw hand over dit onderwerp, met name op mijn antwoord op vraag 9.
Het advies van het CVZ over psychische klachten |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht over het advies van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) dat therapie voor psychische klachten voor eigen rekening moet zijn?1
Ik vind het goed dat het CVZ een nadere invulling geeft aan de huidige aanspraken in de GGZ en daarbij ook gebruik maakt van het principe van stepped care. Het CVZ maakt in zijn advies onderscheid tussen psychische klachten en stoornissen. Psychische stoornissen vragen om geneeskundige GGZ, terwijl bij psychische klachten de huisarts het eerst aan zet is. Op basis van de Zvw valt de hulp op het gebied van psychische klachten niet onder de eerstelijns psychologische zorg en de specialistische geneeskundige GGZ. Zo wordt ondoelmatige zorg in de geneeskundige GGZ voorkomen.
Wat is de achtergrond van dit CVZ-advies; een bezuinigingsopdracht of is het een eigen initiatief?
Het is van belang dat de GGZ ook in de toekomst houdbaar blijft. Daarom moet onderscheid gemaakt worden tussen onbetwistbare curatieve GGZ en niet-noodzakelijke vormen van GGZ-zorg. Specifiek is aan het CVZ als pakketbeheerder gevraagd om een drietal oplossingsrichtingen in het advies te betrekken, namelijk:
Het GGZ advies deel 1 gaat in op het eerste punt. Het GGZ advies deel 2, dat aan het eind van dit jaar zal verschijnen, zal ingaan op de punten 2 en 3.
Welke «sterke aanwijzingen» zijn er die erop kunnen wijzen dat zorgverzekeraars nu meer vergoeden dan enkel de verzekerde zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het CVZ stelt in zijn recente advies dat het voor huisartsen van belang is om als poortwachter een onderscheid te maken tussen psychische klachten en (het vermoeden van) een psychische ziekte. Alleen in dit laatste geval kan een huisarts voor nadere diagnose en behandeling verwijzen naar eerstelijns psychologische zorg of tweedelijns specialistische GGZ.
Op basis van het interdepartementale beleidsonderzoek uit 2010 is bekend dat 30% van de patiënten met lichte problematiek tweedelijns specialistische zorg ontvangt.2 Bij de eerstelijns psycholoog krijgt 30% van de patiënten geen DSM-classificatie. Dit maakt het noodzakelijk om meer helderheid te scheppen over de reikwijdte van het basispakket. De eerste stap hiertoe is gezet door middel van het GGZ rapport deel 1. Het CVZ zal hier ook verder op ingaan in het voor eind 2012 geplande GGZ rapport deel 2.
Hoe vaak worden dan zogenaamde verkeerde diagnoses gesteld, en waar blijkt dat uit? Wordt er inderdaad bij «een klacht» zorg geïndiceerd?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel mensen krijgen nu geestelijke gezondheidszorg voor aandoeningen die volgens de redenering van het CVZ niet behoren te worden vergoed? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat, wanneer er enkel een theoretische scheiding gemaakt wordt tussen een klacht en een ziekte, de kans toeneemt dat er zwaardere diagnoses worden gesteld?
Beroepsbeoefenaren in de GGZ moeten zelf scherp toezien op adequate triage. Het kan niet zo zijn dat patiënten die niet voldoen aan de criteria voor een bepaalde stoornis toch een diagnose voor zo’n stoornis krijgen. Daarnaast is het een taak van zorgverzekeraars als inkoper van zorg om, op basis van formele en materiële controle, in te grijpen als er sprake is van onrechtmatig declareren. In dat geval is er namelijk sprake van een economisch delict. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft hierin ook een rol als toezichthouder. Ik onderschrijf het pleidooi van het CVZ om langs verschillende lijnen gepast zorggebruik te stimuleren.
Daarom zal ik met betrokken partijen mijn verwachtingen bespreken wat betreft het toezicht op het juist declareren inzake verzekerde aanspraken in de GGZ.
Deelt u de mening van het CVZ dat behandelaars op hun declaraties het soort diagnose moeten zetten, ook wanneer dit in tegenspraak is met privacybescherming en uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb)?2
De wettelijke verplichting om diagnose-informatie op de declaratie te zetten bestaat al. Het CBb heeft in zijn uitspraak van 8 maart 2012 (LJN: BV8297, College van Beroep voor het bedrijfsleven, AWB 11/317, 11/358 en 11/372) geoordeeld dat de verplichting om diagnose-informatie op de declaratie te vermelden in de DBC-systematiek voor de GGZ niet onrechtmatig behoeft te zijn, mits daarbij uitzonderingsmogelijkheden zijn ingebouwd. Die uitzonderingsmogelijkheden kunnen bepaalde groepen gevallen dan wel bepaalde cliënten betreffen, al dan niet beperkt tot gevallen waarin cliënten daarom verzoeken. De NZa beziet momenteel hoe deze uitzonderingsmogelijkheid wordt vormgegeven.
Kunt u uitleggen waarom de vermeende medische onherkenbaarheid van GGZ DBC’s (Diagnose Behandeling Combinaties voor de geestelijke gezondheidszorg) de oorzaak zou zijn van fraude? Is uw oordeel dat de zorgverzekeraar moet beoordelen of zorg noodzakelijk is of een arts/poortwachter? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het zijn in de praktijk allereerst de professionals die, op basis van hun zorginhoudelijke kennis en kunde, bepalen in hoeverre er sprake is van een psychische stoornis en of dit vraagt om een behandeling of niet.
Die medische herkenbaarheid bij de declaratie is van belang voor de zorgverzekeraar, als inkoper van zorg. Hoe duidelijker dit staat vermeld, hoe minder discussie er kan ontstaan over de rechtmatigheid van een declaratie. Dit natuurlijk binnen de grenzen die het CBb in haar uitspraak heeft vastgesteld.
Daarnaast wordt voor 2013 de productstructuur zodanig aangepast, dat het onderscheid tussen al dan niet verzekerde zorg beter zichtbaar wordt. Dat betekent dat bij invoering van prestatiebekostiging er een kleuring in rode (onverzekerde) en groene (verzekerde) producten mogelijk wordt. Dit helpt zorgverzekeraars om, als zorginkoper, te sturen op het inkopen van de juiste zorg voor hun polishouders.
de contributiestijging bij patiëntenorganisaties als gevolg van de eisen van het Fonds PGO (Patiënten-, Gehandicapten- en Ouderenorganisaties) |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het waar dat het Fonds PGO eist dat de contributie voor een patiëntenorganisatie minimaal 25 euro moet zijn om in aanmerking te komen voor subsidie? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het beleidskader voor subsidiëring van patiënten- en gehandicapten-organisaties, dat ik op 1 juni 2011 heb vastgesteld (kamerstuk 29 214 nr. 60) is deze eis opgenomen. Om voor subsidie in aanmerking te komen dienen patiënten- en gehandicaptenorganisaties (pg-organisaties) te beschikken over tenminste honderd unieke leden en/of donateurs1 die per kalenderjaar elk tenminste 25 euro bijdragen. Deze eisen worden gesteld voor instellingssubsidies vanaf het jaar 2014. Organisaties hebben tot 1 september 2013 de tijd om hieraan te voldoen.
Erkent u dat deze eis kan leiden tot forse contributieverhogingen, omdat eerder geen minimum vereist was? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik acht het niet uitgesloten dat een aantal pg-organisaties door deze eis de lidmaatschapsbijdrage zullen moeten verhogen. Bij het vaststellen van de hoogte van de minimale bijdrage in het nieuwe beleidskader heb ik overigens rekening gehouden met de hoogte van de bijdragen die organisaties nu al aan hun leden vragen en de hoogte van de vergoeding van dit soort kosten door zorgverzekeraars. Veel aanvullende verzekeringen vergoeden namelijk de lidmaatschapskosten van pg-organisaties geheel of gedeeltelijk.
Waarom is de eis voor een minimale contributie gesteld? Vindt u het nodig voor de subsidieverstrekking? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben van mening dat pg-organisaties, om in aanmerking te komen voor een instellingssubsidie, een zekere omvang moeten hebben. Daarnaast dienen de leden/donateurs de activiteiten van de organisatie zodanig te waarderen dat zij bereid zijn hiervoor een bijdrage te betalen. Dat leden bereid zijn te betalen of te doneren versterkt de zeggingskracht en legitimiteit van pg-organisaties. Overigens staat er tegenover contributie ook vaak ledenvoordeel. Verschillende organisaties hebben bijvoorbeeld een eigen webwinkel waarin leden met korting hulpmiddelen kunnen aanschaffen (www.dvn.nl, www.alzheimernederland.nl, www.epilepsie.nl). Dit is ook conform de motie van het lid van der Staaij c.s. over het belang van maatschappelijke verankering van een organisatie, zie motie TK 2011–2012, 33 000, nr. 25.
Erkent u dat het voor (chronische) patiënten wederom een financiële verhoging betekent? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bij het vaststellen van de hoogte van de minimale bijdrage in het nieuwe beleidskader heb ik rekening gehouden met de hoogte van de bijdragen die cliëntenorganisaties nu al aan hun leden vragen en de hoogte van de vergoeding van dit soort kosten door zorgverzekeraars. Voor de meeste patiënten zal deze eis dan ook weinig of geen gevolgen hebben.
Erkent u dat een contributieverhoging ertoe kan leiden dat een patiëntenorganisatie leden verliest, met als gevolg dat ze niet voldoende leden hebben voor subsidie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik acht het niet uitgesloten dat er een enkele organisatie is die niet in staat blijkt om honderd leden of donateurs te vinden die bereid zijn om voor de activiteiten van die vereniging jaarlijks 25 euro te betalen. Gezien de beperkte omvang van deze organisaties en het gebleken onvermogen zich goed te organiseren acht ik een instellingssubsidie voor een dergelijke cliëntenorganisatie niet op zijn plaats. Organisaties van deze beperkte omvang kunnen beter geholpen worden met praktische ondersteuning. PGOsupport biedt deze ondersteuning.
Is het mogelijk de contributie-eis te laten vervallen om patiëntenorganisaties de ruimte te geven om zelf te beslissen over de hoogte van de contributie? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wilt u deze wijziging zo snel mogelijk laten weten aan de patiëntenorganisaties?
Ik vind het niet wenselijk en ben niet van plan om de contributie-eis te laten vervallen. Het aantal mensen dat bereid is om daadwerkelijk bij te dragen aan een organisatie zegt iets over de legitimiteit van een organisatie. Bij het vaststellen van de hoogte van de bijdrage heb ik rekening gehouden met de bijdragen die nu al in de praktijk worden gevraagd, de vergoedingen van verzekeraars en de motie van der Staaij.
De vervanging van de Inspecteur-generaal voor de Gezondheidszorg |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Waarom is ervoor gekozen een interimmer de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) te laten leiden voor de tijd dat er nog geen nieuwe Inspecteur-generaal is gevonden?1
De Inspecteur-generaal, de heer Van der Wal, bereikt deze zomer de pensioengerechtigde leeftijd. Aanvankelijk zou de heer Van der Wal op mijn verzoek aanblijven tot in zijn opvolging was voorzien. Daar ziet de IG van af.
Is er niemand in de organisatie die deze taak (tijdelijk) op zich kan nemen? Waarom is dit niet overwogen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Gelet op de zwaarte van de betrokken takenpakketten van de Inspecteur-generaal heb ik ervoor gekozen om de heer Weck te vragen om de taak van waarnemend Inspecteur-generaal op zich te nemen.
Is de interimmer in het verleden werkzaam geweest op het ministerie van VWS of een andere departement? Zo ja, welke en hoe lang?
De heer Weck werkt sinds 1972 bij de rijksoverheid: van 1972 tot 1991 bij het ministerie van Economische Zaken, laatstelijk als plaatsvervangend Secretaris Generaal, van 1991 tot 2001 als Directeur Generaal bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat en sindsdien als Directeur Generaal bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Vanaf 2011 is de heer Weck werkzaam bij ABDTOPConsult.
Heeft de interimmer een medische achtergrond? Zo neen, waarom is dat niet vereist?
De heer Weck heeft geen medische achtergrond. Gezien het feit dat binnen de IGZ voldoende medische deskundigheid aanwezig is, acht ik dit verantwoord.
Wat is de bezoldiging voor deze interimmer en is dit in lijn met de Wet normering topinkomens?
De heer Weck is in ambtelijke dienst bij het ministerie van BZK. Hij is aangesloten bij ABDTOPConsult, onderdeel van de Algemene Bestuursdienst. De bezoldiging van de heer Weck bevindt zich onder de gestelde niveaus in de wet normering topinkomens.
Wat zijn de kosten voor deze interimmer per dag? Vindt u dit aanvaardbaar?
ABDTOPConsult is binnen de rijksdienst een onderdeel van de Algemene Bestuursdienst van het ministerie van BZK. TOP staat voor tijdelijke opdrachten en projecten. Dit interne consultancybureau is opgericht om de kennis en kunde van de ambtelijke top flexibel in te zetten en om op die manier ook de kosten van externe inhuur op zware advies-, consultancy- en interimopdrachten te verminderen. Voor het verrichten van opdrachten bij departementen wordt geen dagtarief in rekening gebracht.
Heeft de interimmer een reorganisatietaak meegekregen? Zo ja, welke?
De heer Weck neemt tijdelijk de functie van de Inspecteur-generaal waar. Daarbij hoort ook het voortzetten van de lopende omvorming van de IGZ naar een moderne toezichthouder langs de lijnen van mijn toezichtvisie IGZ. De aanbevelingen uit de twee onderzoeken naar de IGZ die ik eerder heb aangekondigd zullen hier ook aan bijdragen.
Het bericht dat opnieuw fraude is aangetoond bij SPV |
|
Renske Leijten |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner , Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Justitie jaagt op psychiater» en het bericht «Zielenknijper of uitknijper»?1
Ik ben bekend met dit bericht dat Tubantia op vrijdag 13 april jongstleden heeft gepubliceerd.
Bent u op de hoogte gesteld van de «jacht» op de psychiater? Zo ja wanneer? Wilt u uw antwoord toelichten?
Over mogelijke en lopende strafrechtelijke onderzoeken kan ik geen mededelingen doen.
Hoe oordeelt u over de claim dat de genoemde psychiater diagnoses op betaling stelde/verstrekte?
Zie antwoord vraag 2.
Is bekend hoeveel diagnoses te ruim zijn gesteld of zijn aangedikt om via deze wijze geld te incasseren? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn deze psychiater en zijn collega-arts momenteel actief werkzaam? Zo ja, bent u bereid maatregelen te nemen om de psychiater en de arts te schorsen? Zo nee, waarom niet?
In het algemeen geldt dat zolang er niet is bewezen dat een beroepsbeoefenaar strafbare feiten heeft gepleegd en zolang er geen aanwijzingen zijn dat de veiligheid van hun patiënten in het geding is, er geen aanleiding is om beroepsbeoefenaren te beletten hun werk uit te oefenen.
Kunnen deze artsen voorgelegd worden aan het Medisch Tuchtcollege? Zo ja, op welke termijn zal dit gebeuren?
Is bekend hoeveel geld via het frauduleus handelen van SPV en de psychiater is geïnd? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo ja, hoeveel? Kan dit worden teruggevorderd?
De IGZ kan een zaak aanhangig maken bij een regionaal tuchtcollege als er sprake is van overtreding van de tuchtnormen uit de Wet BIG. Op grond van het tuchtrecht kan in het zwaarste geval een arts het recht om zijn beroep uit te oefenen worden ontzegd. Een spoedbehandeling kan gevraagd worden als er gevaar dreigt voor de individuele gezondheidszorg van andere patiënten.
Tuchtrecht inzetten uitsluitend op basis van de verdenking van het plegen van een strafbaar feit, en dus vooruitlopend op de beoordeling van die feiten door de strafrechter, met het verstrekkende doel om de volledige beperking van de beroepsuitoefening te bereiken, acht de IGZ niet kansrijk. Als de IGZ kan aantonen dat er sprake is van niet verantwoorde zorgverlening kunnen beroepsbeperkende maatregelen worden opgelegd.
Wat is uw mening over het feit dat 130 van de 430 zorgbehoevenden die voorheen zorg ontvingen van SPV nu hebben laten weten dat zij geen zorg meer nodig hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik u in mijn antwoord bij de vragen 2,3 en 4 heb gemeld, kunnen over mogelijke en lopende strafrechtelijke onderzoeken geen mededelingen worden gedaan.
Kunt u aangeven wat de rol van het Centrum indicatiestelling zorg ( CIZ) is geweest bij het toekennen van de indicaties van deze mensen? Is het mogelijk dat alle aangevraagde indicaties door deze psychiaters worden nagelopen op noodzakelijke zorgbehoefte?
Menzis heeft het contract met SPV opgezegd en ervoor gezorgd dat de cliënten van SPV bij andere zorgaanbieders terecht konden. In dat proces hebben ongeveer 130 cliënten te kennen gegeven niet langer prijs te stellen op zorg. Menzis heeft mij laten weten dat dit komt omdat deze cliënten van SPV zorg kregen die niet tot de AWBZ behoort en dat zij geen prijs stelden op AWBZ verzekerde zorg.
Klopt het dat zorgverzekeraar Menzis ongeveer tussen 1,3 en 2,6 miljoen euro bespaart door het afzien van de zorgindicaties? Zo ja, bent u bereid grootschalig onderzoek te doen naar grote PGB-zorgaanvragers (persoonsgebonden budget) en mogelijke overindicatie bij die aanvragen?
Zoals eerder gemeld, kan ik over mogelijke en lopende strafrechtelijke onderzoeken geen mededelingen doen.
Hoeveel zorgbureaus in Twente staan onder verdenking van fraude en welke zijn dit? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Menzis heeft mij laten weten dat zij over de jaren 2009 t/m 2011 op basis van onderzoek € 1,3 miljoen niet hebben geaccepteerd als rechtmatig gedeclareerd. Uw idee om een onderzoek te doen naar de indicatiebesluiten van zorgbureaus die veel budgethouders als cliënten hebben, neem ik in overweging.
Welke maatregelen heeft u getroffen of gaat u nog treffen naar de zorgbureaus die onder verdenking van fraude staan? Bent u bereid de Kamer te informeren over de lopende ontwikkelingen van deze zaken?
Zoals eerder gemeld kan ik over mogelijke en lopende strafrechtelijke onderzoeken geen mededelingen doen.
Hoe oordeelt u over de woede van gedupeerden en hun klacht dat onderzoeken te lang duren en verdachten gemakkelijk weer een nieuw zorgbureau opzetten? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om te zorgen dat malafide zorgbestuurders geen nieuw zorgbureau kunnen opstarten of elders in de zorg gaan werken? Zo nee, waarom niet?
Als zorgbureaus onder verdenking van fraude staan en er een strafrechtelijk onderzoek loopt, kan ik u hierover niet informeren. In zijn algemeenheid ben ik van mening dat iedere vorm van misbruik van overheidsgelden conform het Kabinetsbeleid hard moet worden aangepakt.
Weet u inmiddels het antwoord of andere zorgkantoren hun contacten met SPV of dochter/zuster bedrijven hebben opgezegd? Zo neen, waarom duurt dit zolang?2
Ik kan mij die woede goed voorstellen, mij bereiken deze geluiden ook. Nu geldt in ons rechtssysteem dat, zolang iemand niet is veroordeeld, er geen gronden zijn waarop hij of zij belet kan worden een zorgbureau op te zetten. Dat betekent overigens niet dat er niet extra op hem of haar gelet wordt. Het CIZ heeft een interne frauderichtlijn waardoor men extra alert is bij aanvragen voor indicatiebesluiten die afkomstig zijn van sommige aanvragers. De zorgkantoren zijn extra alert om geen contracten af te sluiten met malafide ondernemers. De pgb-maatregelen die ik heb genomen, hebben tot doel te voorkomen dat kwetsbare mensen de dupe worden van malafide zorgbureaus.
Is bekend of er meer psychiaters zijn die diagnoses verkopen? Zo nee, bent u bereid hier onderzoek naar toedoen en de Kamer hierover te informeren?
Het contract met SPV is door Achmea en Agis beëindigd op 29 februari 2012. Achmea is gestopt met betalen in periode 9 van 2011 (een periode = 4 weken), omdat ze constateerden dat SPV heeft gedeclareerd voor zorg die in regio’s van andere zorgkantoren is geleverd.
Eno heeft met ingang van 2012 geen nieuw contract met SPV afgesloten.
De zorgen van jonge huisartsen over de toekomst van het vak |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het interview met de oprichters van actiegroep Jonge Huisartsen? Trekt u het zich aan dat uw beleid wordt gezien als schadelijk voor de fundamenten van de huisartsgeneeskunde? Wat zijn volgens u de fundamenten van de huisartsenzorg?1
Ik heb van het interview in het ledenblad van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) kennisgenomen. Hoewel ik het niet eens ben met suggesties in het artikel, vind ik het een goede zaak dat ook jonge artsen betrokken zijn bij het beleid en zich actief mengen in de discussie over de houdbaarheid van ons zorgstelsel. Mede om die reden zal een vertegenwoordiging van de actiegroep Jonge Huisartsen ook worden ontvangen op het ministerie om in gesprek te gaan over hun ideeën.
Ik ben van mening dat de Nederlandse zorg is gebaat bij een sterke eerste lijn en dat binnen deze eerste lijn de huisarts een belangrijke positie inneemt. Zie ook mijn beleidsbrief «Zorg en ondersteuning in de buurt» (d.d. 14 oktober 2011).
Wat is uw reactie op de uitspraak dat veel jonge huisartsen overwegen te stoppen als zij in de toekomst vooral bezig zullen zijn om als slimme ondernemer de financiën rond te krijgen? Bent u bereid uw beleid te heroverwegen of mogen deze huisartsen wat u betreft vertrekken? Wilt u uw antwoord toelichten?
De suggestie dat de huisarts bezig zou moeten zijn als slimme ondernemer om de financiën rond te krijgen, is niet gestoeld op mijn beleid. De huisarts wordt grotendeels gefinancierd via het abonnementstarief en heeft patiënten die op naam staan ingeschreven in zijn praktijk.
Kunt u zich voorstellen dat uw uitvoeringsverzoek aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) wordt gezien als een gebrek aan vertrouwen, op basis van zowel de toon als de suggestie om de inschrijving op naam af te schaffen? Bent u bereid dit verzoek in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik ben niet bereid om dit verzoek in te trekken. Ik heb de NZa om advies gevraagd omdat ik, naast goede zaken, knelpunten zie in de huidige bekostiging. Dit zijn knelpunten die ook worden herkend door het veld. Als voorbeeld noem ik de complexiteit van het systeem en de administratieve lasten die het systeem met zich meebrengt. Daarnaast werpt het huidige systeem barrières op voor substitutie van zorg en wordt er niet betaald voor gezondheidsuitkomsten en/of resultaten.
Wat betreft de inschrijving op naam kan ik kort zijn. Ik heb nooit gesuggereerd deze af te schaffen en ik ben dat ook niet van plan.
Wat is uw reactie op de kritiek dat het afschaffen van de inschrijving op naam zal leiden tot het in verschillende diagnoses opknippen van de patiënt om deze bij de goedkoopste zorgverlener onder te brengen? Bent u bereid te stoppen met het opknippen van de zorg in te vermarkten producten, zoals eerder is gebeurd met de thuiszorg, zorgzwaartepakketten en diagnose behandel combinaties (DBC's)? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 3. Ik herken het door u geschetste beeld niet.
Deelt u de mening dat de vertrouwensrelatie en poortwachtersfunctie kernwaarden zijn voor goede huisartsenzorg en het beperken van overbodige zorgkosten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom voert u een beleid dat deze kernwaarden ondermijnt? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie tevens mijn eerdere antwoorden. Mijn beleid richt zich juist op het versterken van de eerste lijn om daarmee ook te zorgen dat generalistische basiszorg weer meer in de buurt wordt aangeboden. Een onderdeel daarvan is dat ziekenhuizen sinds dit jaar weer verplicht zijn om te registreren wie de verwijzer van de patiënt is. Wanneer er geen verwijzer bekend is (met uitzondering van acute zorg), zal de zorgverzekeraar de rekening voor de zorg niet ten laste mogen brengen van het zorgverzekeringsfonds. Dit beleid ondersteunt en verstevigt de poortwachtersfunctie van de huisarts. De vertrouwensrelatie is daarnaast geborgd door het behouden van de inschrijving op naam. Mijn beleid versterkt derhalve deze kernwaarden.
Wilt u ingaan op de parallel met het opknippen van de wijkverpleegkundige in de jaren tachtig, waardoor patiënten veel meer verschillende hulpverleners moesten zien? Maakt u in de huisartsenzorg nu niet dezelfde fout? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik zie geen parallel met het afschaffen van de wijkverpleegkundige in de jaren tachtig en mijn beleid ten opzichte van de huisartsenzorg. In mijn brief aan de NZa benoem ik expliciet ook de functie van de wijkverpleegkundige als belangrijk onderdeel van integrale zorgverlening en vraag ik naar advies over de bekostiging, opdat de wijkverpleegkundigen een structurele financiering krijgen. Mijn beleid is gericht op samenwerking en integraliteit en staat dus haaks op het opknippen van zorg.
Bent u bereid productieprikkels in de zorg af te schaffen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, hoe geloofwaardig bent u nog als u zegt de zorgkosten te willen indammen?
De huisartsenzorg wordt voor het grootste deel bekostigd door het abonnementstarief. Dit is geen productiefinanciering. Ik heb de NZa de vraag voorgelegd om te adviseren over een juiste mix tussen het belonen van extra inspanning en preventie, het gezond houden en/of maken van de patiënt en ook het niet behandelen als dat onnodig is.
Waarom mag de tweede lijn groeien, terwijl de eerste lijn wordt gekort? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoorden op de vragen van Kamerlid Kuiken (PVDA) over de korting op het huisartsenbudget na overschrijding bij de geïntegreerde eerstelijnszorg (2011Z16037, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 3591).
Deelt u de mening dat met het versterken van de eerste lijn bezuinigd kan worden op overbodige zorguitgaven, zoals snotterpoli’s en SOS-artsen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben het zeer eens met de jonge huisartsen dat er goed gekeken moet worden naar de doelmatigheid van zorg. Zorgaanbieders zijn daarvoor als eerste aan zet. Zorgaanbieders hebben de verantwoordelijkheid om gepaste zorg, die zinnig en zuinig is, aan te bieden. Hierover zijn in het Bestuurlijk hoofdlijnenakkoord ook afspraken gemaakt. Ook zorgverzekeraars hebben een belangrijke taak: zinnige en zuinige zorg inkopen en daarover harde afspraken maken in de contracten die worden gesloten met de zorgaanbieders.
Ik denk echter dat nieuwe initiatieven de zorg ook doelmatiger, toegankelijker en service gerichter kunnen maken. Daarom wil ik zorgen dat de toetredingsdrempel voor nieuwe initiatieven zo laag mogelijk is. Dat wil overigens niet zeggen dat ik van mening ben dat deze initiatieven per definitie gecontracteerd moeten worden door de zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars hebben daarin een zelfstandige bevoegdheid.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de Jonge Huisartsen en de Kamer te informeren over de uitkomsten? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
De contractering van zorg in 2012 |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Erkent u dat de Tweede Kamer onlangs bij de regeling van werkzaamheden vroeg naar de gevolgen voor patiënten van de mogelijkheid dat zij de rekening van het ziekenhuis meekrijgen vanwege de problemen tussen ziekenhuizen en verzekeraars inzake de contractering van zorg in 2012? Kunt u antwoorden op deze vraag? Vindt u dat niet te allen tijde moet worden voorkomen dat de rekening bij de patiënt wordt neergelegd?1
In mijn brief van 5 april en in mijn beantwoording van vragen van de leden Wolbert en Van der Veen over de contractering op 10 april heb ik aangegeven dat ik verwacht dat partijen in staat zullen zijn de contractering van ziekenhuiszorg in 2012 op een goede manier af te ronden. Ik ben die mening nog altijd toegedaan; in de afgelopen weken zijn forse stappen gezet. Ik heb daarbij ook aangegeven dat dit niet wegneemt dat in een individueel geval een zorgverzekeraar en/of een ziekenhuis kunnen/kan besluiten geen contract aan te gaan. Dit betekent dat zorgverzekeraars hun verzekerden, gelet op hun zorgplicht, goed moeten informeren over de gevolgen daarvan voor de vergoeding van kosten. Ook de ziekenhuizen moeten hun patiënten adequaat informeren.
De Nederlandse Zorgautoriteit heeft eind maart in een brief de ziekenhuizen en zorgverzekeraars nog eens gewezen op deze reeds bestaande informatieverplichting. In het overleg dat is gevoerd hebben zorgverzekeraars en ziekenhuizen bevestigd zich bewust te zijn van het belang hun verzekerden respectievelijk patiënten tijdig te informeren. Naast deze informatieverplichting is van belang dat bij al lopende behandelingen bij niet meer gecontracteerde aanbieders volledige vergoeding uitgangspunt is. Ook voor acute zorg is dat het geval. De vergoeding in andere gevallen is afhankelijk van de voorwaarden in de afgesloten polissen, en die kunnen onderling verschillen. Hierbij is ook van belang hoe verzekeraars over de polisvoorwaarden en de invulling daarvan hebben gecommuniceerd. Ik heb verder met partijen afgesproken dat zij in de komende periode zullen uitwerken hoe zij tot een goede afwikkeling van het contracteren komen en op welke wijze vergoeding van productie in het eerste kwartaal van 2012 en de (gedeeltelijke) vergoeding na eventuele beëindiging van een contract zal plaatsvinden.
Vindt u het terecht dat ziekenhuizen moeten aangeven met welke zorgverzekeraar zij een contract hebben, zoals de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft opgedragen? Zou het niet beter zijn als de zorgverzekeraar hierover zijn verzekerden informeert? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de vragen gezien de actualiteit zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ik heb getracht deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Fraude met implantaten door tandartsen |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat «een aanzienlijk aantal» tandartsen jarenlang kortingen van fabrikanten niet heeft doorberekend aan patiënten? Deelt u de mening van de zorgverzekeraars dat hier sprake is van een economisch delict? Zo nee, waarom niet?1
Van een economisch delict is sprake indien betrokken tandartsen in afwijking van de tariefbeschikkingen van de NZa zoals die golden in de jaren voorafgaand aan 2012 (start experiment vrije prijzen mondzorg) hebben gehandeld. Volgens de tariefbeschikkingen mocht een tandarts aan een patiënt maximaal doorberekenen wat de tandarts zelf voor de inkoop van dat implantaat had betaald. Het is aan de NZa om te beoordelen of de geldende regels worden nageleefd.
Klopt de indruk die in het bericht wordt gewekt dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) aarzelt om onderzoek te doen? Zo nee, gaat de NZa daadwerkelijk onderzoek doen? Zo ja, waarom twijfelt de NZa?
De NZa treedt wel degelijk actief op op het gebied van tandtechniek. Zo is eind 2011 nog een aanwijzing opgelegd aan een tandkliniek die ten onrechte techniekkosten in rekening bracht. De NZa heeft mij bericht dat het boeteonderzoek in deze zaak nog gaande is. Het is wel zo dat de regels van de NZa op grond waarvan tandartsen verplicht waren om maximaal de betaalde en verschuldigde kosten voor tandtechniek bij hun patiënten in rekening te brengen, golden tot 31-12-2011. Sinds 1 januari van dit jaar is het experiment met vrije prijsvorming gestart. Daarnaast richtten deze regels zich tot aanbieders van mondzorg, zoals tandartsen en orthodontisten. Zij waren niet van toepassing op de relatie tussen fabrikanten van implantaten en groothandels voor tandtechniek, waarover in het artikel van NRC wordt gerept. De NZa heeft aangegeven op basis van de nu bekende informatie geen aanleiding te zien om een nader onderzoek in te stellen naar de situatie zoals geschetst in het NRC artikel van 31 maart jl.
Hoeveel van de 1,1 miljoen Nederlanders met tandheelkundige implantaten zijn naar schatting gedupeerd? Om welk bedrag gaat het? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u dan bereid dit te (laten) onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Het is mij niet bekend hoeveel Nederlanders met implantaten zijn benadeeld en om welk bedrag het zou gaan. Ik ben niet van plan hier onderzoek naar te gaan doen, omdat ik van mening ben dat het doen van dit soort onderzoek het probleem, ook met terugwerkende kracht, niet oplost. Ik kijk liever naar de toekomst en richt me op mogelijkheden om te voorkomen dat consumenten worden benadeeld, ik verwijs u wat dit betreft kortheidshalve naar mijn antwoorden op de volgende vragen.
Is het waar dat fabrikanten tandartsen jarenlang hebben gepaaid met cadeau’s, zoals een CT-scanner t.w.v. 200 000 euro, chirurgische sets of 10 000 euro voor scholing? Bent u bereid onderzoek te doen naar het fêteren en beïnvloeden van tandartsen door de industrie? Zo nee, waarom niet?
Het is mij niet bekend dat tandartsen jarenlang «gepaaid zijn met cadeaus», anders dan de suggesties uit NRC heb ik daar geen signalen voor gekregen. In het algemeen vind ik het goed dat er samenwerking is tussen tandartsen en fabrikanten. Die samenwerking is namelijk van belang voor de continue verbetering van de zorg. Het is echter niet de bedoeling dat die samenwerking doorslaat naar oneigenlijke beïnvloeding. Er is door verschillende onderzoeksbureaus onderzoek uitgevoerd om oneigenlijke beïnvloeding, of gunstbetoon, in de medische hulpmiddelensector in beeld te krijgen. Ik heb de resultaten van die verschillende onderzoeken op dit onderwerp in een brief van 25 november 2011 (TK 2011–2012, 32 805, nr. 4) voor u op een rij gezet. Ik heb daarbij geconcludeerd dat gunstbetoon een weerbarstig onderwerp is dat moeilijk in beeld is te krijgen.
Ik heb in mijn brief van 25 november 2011 ook aangegeven dat ik inzet op zelfregulering door de sector op dit onderwerp. Op 1 januari 2012 is de Gedragscode Medische Hulpmiddelen (GMH) in werking getreden, die daar invulling aan geeft. Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de sector om te zorgen dat deze markt op een behoorlijke wijze functioneert en om eventueel wangedrag van de bedrijven die aan de GMH of voorgaande gedragscodes gebonden zijn (zoals Nobel Biocare) te onderzoeken. Ik ga daarom zelf geen nieuw onderzoek uitzetten naar beïnvloeding van artsen door fabrikanten in de medische hulpmiddelensector.
Wat gaat u ondernemen tegen implantatenfabrikanten zoals Nobel Biocare die tandartsen belobbyen en fêteren? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel tandartsen leggen sinds de invoering van vrije prijzen begin dit jaar een extra winstmarge bovenop bestaande kortings- en sponsorregelingen? Indien u niet over deze gegevens beschikt, bent u dan bereid dit uit te zoeken? Zo nee, waarom niet?
Het is mij niet bekend of en zo ja hoeveel tandartsen een extra winstmarge bovenop bestaande kortings- en sponsorregelingen leggen. De NZa houdt de ontwikkelingen rondom het experiment in de mondzorg nauwlettend voor mij in de gaten en let hierbij ook op prijseffecten. Zoals ik uw Kamer meerdere malen heb geïnformeerd, zal de NZa in juni met haar marktscan Mondzorg komen.
Kunt u een opsomming geven van de verschillende gedragscodes van de industrie die raken aan de contacten met tandartsen en kunt u voor elk van deze codes aangeven in welke mate en op welke wijze zij bindend en afdwingbaar zijn? Zo nee, waarom niet?
Wettelijke regels voor contacten tussen artsen en industrie vind ik niet nodig omdat ik, zoals aangegeven in mijn brief van 25 november 2011 (TK 2011–2012, 32 805, nr. 4) inzet op zelfregulering. In 2011 is door zes koepels van medische hulpmiddelenbedrijven gewerkt aan de GMH2. De GMH is ondergebracht in een stichting, waarbinnen een codecommissie zorg draagt voor advisering en klachtenafhandeling. De klachtenprocedure is zo ingericht dat die openstaat voor iedereen. De GMH wordt onderschreven door deze zes brancheverenigingen, waarmee een groot deel van de Nederlandse medische hulpmiddelenbedrijven, waaronder ook fabrikanten van tandimplantaten als Nobel Biocare, gebonden is aan de normen die in de GMH gesteld zijn. Dit is een flinke stap voorwaarts voor de sector. Voorheen waren er vele verschillende gedragscodes, elk met eigen accenten. Nu er sprake is van één gedragscode voor de medische hulpmiddelenbedrijven is helder welke regels er gelden voor de samenwerking met zorgprofessionals.
Deze code moet nu doorontwikkeld worden door de sector. Belangrijkste punten zijn daarbij dat de code gaat leven, dat de regels wederkerig worden en dat er transparantie wordt betracht over de onderlinge relaties. De door de Leden Van Gerven en Leijten aangehaalde berichten uit NRC laten mijns inziens duidelijk het belang van wederkerigheid zien. Het is belangrijk dat voor alle betrokken partijen helder is welke regels er gelden voor de onderlinge samenwerking. Dat geldt niet alleen voor fabrikanten maar zeker ook voor zorgprofessionals, in dit voorbeeld de tandartsen, en andere zorginkopende partijen als ziekenhuizen en zorgverzekeraars. Ik vind het daarom van groot belang dat ook zij de regels in de GMH onderschrijven. Ik heb dat ook benadrukt tijdens het AO PIP-implantaten op 12 april 2012. Ik vind het daarom wenselijk dat de NMT, samen met andere artsenorganisaties, de gedragscode onderschrijft. Zoals ik tijdens het AO ook aangaf zal ik deze organisaties aanspreken op het onderschrijven van de GMH.
Wat is uw oordeel over het feit dat de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT) geen gedragscode heeft voor contacten van tandartsen met de industrie? Deelt u de mening dat voor tandartsen en andere medische beroepen bindende regels zouden moeten bestaan, eventueel wettelijke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Waarom kiest u ervoor om zakkenvullerij onder tandartsen te legaliseren en te bevorderen door middel van vrije tarieven, in plaats van deze verborgen zorgkosten aan te pakken? Hoe geloofwaardig bent u nog in uw pleidooi voor beheersing van de zorgkosten als u ruim baan geeft aan winstbejag?
Mijn beleid om vrije tarieven voor tandartsen in te stellen heeft geenszins tot doel ruim baan te geven aan winstbejag. Integendeel. Het stelsel is zo ingericht dat transparantie wordt verhoogd waardoor partijen in staat zijn hun rollen op te pakken. Daarvoor is wél nodig dat de diverse partijen hun verantwoordelijkheid nemen. Dit verwacht ik zowel van de patiënten, als van de tandartsen zelf en vooral ook van de verzekeraars. Ik ben er van overtuigd dat dit een betere manier is om uiteindelijk tot een betaalbare gezondheidszorg te komen, dan alleen via overheidsregulering. Om uit de spiraal van steeds meer regels en controle te geraken, is het aanspreken van de verschillende partijen op hun verantwoordelijkheden essentieel. Dit zal ik dan ook blijven doen.