De opening van een gemeenteraadsvergadering met een gebed |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het reglement van orde van de gemeente Tholen1? Herinnert u zich de brief van uw ambtsvoorganger aan provincies en gemeenten over het ambtsgebed2 en kent u het bericht «Pauze tussen gebed en vergadering van gemeenteraad Kampen»3?
Ja.
Deelt u de mening van uw ambtsvoorganger dat «wanneer een verplichting tot uitspreken van het ambtsgebed voor de voorzitter wordt opgenomen in een reglement van orde [...] dit in strijd met het beginsel met de scheiding kerk en staat» is en dat «wanneer de raad er toch voor mocht kiezen om in een reglement van orde te bepalen dat de voorzitter een gebed uitspreekt, dan mag dit, zoals eerdere gezegd, nooit verplichtend zijn voor de voorzitter of de andere deelnemers aan de vergadering»? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet meer?
Ik deel de opvattingen van mijn ambtsvoorganger over de verhouding tussen het ambtsgebed en het beginsel van de scheiding van kerk en staat, zoals opgenomen in de aangehaalde brief. Dat beginsel houdt in dat de staat zich niet mag uitspreken ten voordele van één bepaalde godsdienstige stroming. Door het opleggen van een verplichting tot het uitspreken van het ambtsgebed dan wel het bijwonen daarvan is dat wel het geval.
Deelt u de mening dat artikel 18 van het genoemde reglement met de inhoud «Bij de opening van de vergadering spreekt de voorzitter het ambtsgebed uit» een verplichting bevat tot het uitspreken van het ambtsgebed door de voorzitter? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De formulering in artikel 18 van het genoemde het reglement van orde (RvO) impliceert dat sprake is van een verplichting. Zoals ook door mijn ambtsvoorganger is aangegeven in zijn brief kan de raad ervoor kiezen om in het reglement van orde op te nemen dat de voorzitter bij de opening van de vergadering een gebed uitspreekt, zolang de voorzitter maar niet verplicht wordt het gebed uit te spreken en de deelnemers aan de vergadering niet verplicht worden eraan deel te nemen en/of er actief respect voor te tonen.
Inmiddels is de formulering van artikel 18 RvO gewijzigd. Naar aanleiding van vragen van de lokale PvdA/GL-fractie over dit onderwerp alsmede de onderhavige Kamervragen hebben de Tholense coalitiepartijen recent een initiatiefvoorstel ingediend waarin wordt voorgesteld om artikel 18 van het RvO aan te passen in de zin dat het ambtsgebed niet meer tijdens, maar direct voorafgaand aan de opening van de raadsvergadering wordt uitgesproken door de voorzitter of een lid van de gemeenteraad. De gemeenteraad van Tholen heeft op 24 januari jl. unaniem ingestemd met dit voorstel.
Bent u net zoals uw ambtsvoorganger van mening dat «wanneer mocht blijken dat er bepalingen in het reglement zijn die strijdig zijn met de scheiding kerk en staat, dan zal ik overwegen die betreffende bepaling voor te dragen voor spontane vernietiging»? Zo ja, gaat u de bepaling van artikel 18 van het reglement van orde vernietigen? En als u dit niet gaat doen waarom niet? Zo nee, waarom hebt u een andere mening dan uw ambtsvoorganger over vernietiging van een dergelijke bepaling?
Ook op dit punt deel ik de mening van mijn ambtsvoorganger. Gelet op de wijziging van artikel 18 van het RvO zoals weergegeven bij mijn antwoord op vraag 3, zie ik geen aanleiding om vernietiging van deze bepaling te overwegen.
Zijn er nog meer gemeenten waar een verplichting om bij opening van de vergadering een gebed uit te spreken? Zo ja, welke gemeenten zijn dit en wat gaat u doen om deze gemeenten op de scheiding van kerk en staat te wijzen?
Ik heb geen signalen ontvangen van andere gemeenten waar een verplichting zou bestaan om bij de opening van de vergadering een gebed uit te spreken.
Deelt u de mening dat de wijze waarop in Kampen met het gebed en de vergadering van de gemeenteraad wordt omgegaan wel recht doet aan de scheiding van kerk en staat? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook door mijn ambtsvoorganger is aangegeven in zijn brief is het ambtsgebed in overeenstemming met het beginsel van kerk en staat wanneer het wordt uitgesproken voorafgaand aan de opening van de vergadering en direct na de sluiting van de vergadering; dat is het geval in Kampen. Het ambtsgebed hoeft dan ook niet in het reglement van orde te worden opgenomen. Ook hierbij blijft gelden dat iedere deelnemer aan de vergadering, inclusief de voorzitter, vrij moet zijn in de beslissing om deel te nemen.
Gestuntel bij bouw parkeergarage Wormerveer |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Gestuntel bij bouw parkeergarage Wormerveer»?1
Ja.
Deelt u de mening dat gebouwen gewoon veilig horen te zijn?
Ja.
Is het waar dat in de gemeente Zaanstad er in 2010 en 2011 vijf incidenten met betrekking tot bouwveiligheid waren, waarbij geen controle kon worden gedaan omdat gegevens ontbraken en delen al gebouwd waren zonder goedgekeurde constructietekeningen en -berekeningen?
Naar aanleiding van deze vraag heb ik navraag gedaan bij de gemeente Zaanstad. Tijdens de bouw van de parkeergarage is er door de gemeente toezicht gehouden. Hierbij is vijf keer geconstateerd dat gebouwd werd zonder dat constructietekeningen en -berekeningen aan de gemeente waren overlegd. De gemeente heeft hierop steeds de bouwer aangesproken en de bouwer heeft vervolgens alsnog tekeningen en berekeningen ter beoordeling aan de gemeente gestuurd.
Is het waar dat de gemeente Zaanstad moeite heeft om structureel voldoende bouwtoezicht te houden? In hoeverre lost de, in de Tweede Kamer behandelde, Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen dit op?
Naar aanleiding van deze vraag heb ik navraag gedaan bij de gemeente Zaanstad. De gemeente geeft aan het bouwtoezicht uit te voeren overeenkomstig haar vastgestelde beleid2. Dit beleid is vastgesteld op basis van een risicoanalyse en de uitvoering is afgestemd op de beschikbare capaciteit aan toezichthouders. Het college van B&W legt hierover verantwoording af aan de gemeenteraad.
Het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen introduceert, in aanvulling op de rol van het bevoegd gezag bij de vergunningverlening, een onafhankelijke en professionele kwaliteitsborger die gedurende het hele ontwerp en uitvoeringsproces erop toeziet dat de bouwwerkzaamheden zo worden uitgevoerd dat voor het bevoegd gezag het gerechtvaardigd vertrouwen ontstaat dat het eindresultaat van de bouwwerkzaamheden voldoet aan de bouwtechnische voorschriften. Deze aanvulling is noodzakelijk om de bouwkwaliteit te verbeteren en omdat het toezicht in complexiteit toeneemt. Bouwwerken worden steeds complexer en de wettelijke eisen aan gebouwen worden steeds verder uitgewerkt en aangescherpt, vooral met betrekking energiebesparing en duurzaamheid.
In het nieuwe stelsel verandert derhalve de rol van de gemeente bij de vergunningverlening, maar blijft het toezicht door het bevoegd gezag op de naleving van de bouwtechnische voorschriften bestaan. In dat verband kan zij waar nodig haar handhavende bevoegdheid inzetten op een wijze waarop dat in het specifieke geval naar haar oordeel geëigend is.
Bent u bereid om in de gemeente Zaanstad in te grijpen om bouwveiligheid te garanderen tot de Eerste Kamer de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen heeft behandeld?
Ik heb geen bevoegdheid om bij de gemeente Zaanstad in te grijpen.
Herinnert u zich de Kamervragen, ingezonden op 24 september 2018 over het instorten van een parkeergarage in Wormerveer, waarbij ik ook heb gevraagd naar bouwtoezicht op de ingestorte parkeergarage in Eindhoven en op de gesloten parkeergarages in Haarlem, Bergen op Zoom en Purmerend?
Ja.
Is het waar dat met name kleinere gemeenten moeite hebben om structureel voldoende bouwtoezicht te houden? Zo ja, wat is daar de oorzaak van? Zo nee, waarom niet? In hoeverre lost de in de Tweede Kamer behandelde Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen dit op?
Alle gemeenten hebben te maken met de toenemende complexiteit van het bouwtoezicht. Daarnaast hebben veel gemeenten moeite om voldoende deskundig eigen personeel te werven voor het uitvoeren van deze wettelijke taak.
Voor de gevolgen van het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4.
Wat is uw reactie op het bouwtoezicht in de gemeente Eindhoven, waarbij er in de afrondende fase van de bouw van de parkeergarage bij Eindhoven Airport onvoldoende bouwtoezicht is gehouden, zoals bleek tijdens het rondetafelgesprek in de Tweede Kamer over veiligheidsrisico’s bij bouwprojecten op 12 december 2018?
Bij het rondetafelgesprek heeft de vertegenwoordiger van de gemeente Eindhoven uw Kamer geïnformeerd over haar bouwtoezicht. In Eindhoven vindt het toezicht op de bouw steekproefsgewijs plaats. Voor bouwwerken met een bouwsom van meer dan 5 miljoen euro, zoals de parkeergarage Eindhoven Airport, wordt gemiddeld 180 uur besteed aan het toezicht op de bouwplaats. Bij het begin van de bouw van de parkeergarage is volgens de gemeente vaker een bezoek gebracht (gemiddeld vier keer per maand) dan aan het einde (gemiddeld 1 keer per maand).
Ik heb naar aanleiding van uw vraag navraag gedaan bij de gemeente Eindhoven. Het bouwtoezicht dat de gemeente Eindhoven op basis van haar wettelijke taak bij de parkeergarage heeft uitgevoerd, is overeenkomstig haar vastgestelde beleid. Het toezicht op de constructieve veiligheid heeft prioriteit van de gemeente en dat verklaart dat de gemeente in het begin van de bouw, als de constructies worden gemaakt (ruwbouwfase), vaker op de bouwplaats is geweest dan aan het eind (afbouwfase). Dit is ook het geval geweest bij de parkeergarage, die in de afbouwfase is ingestort. Het college van burgemeester en Wethouders (B&W) heeft aan de gemeenteraad verantwoording afgelegd over het toezicht op de parkeergarage. Er heeft daarmee op het geëigende lokale niveau verantwoording plaatsgevonden over het toezicht op de parkeergarage.
Is het waar dat de gemeente Eindhoven moeite heeft om structureel voldoende bouwtoezicht te houden? In hoeverre lost de, in de Tweede Kamer behandelde, Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen dit op?
Naar aanleiding van deze vraag heb ik navraag gedaan bij de gemeente Eindhoven. De gemeente geeft aan al het bouwtoezicht uit te voeren overeenkomstig haar vastgestelde beleid en te beschikken over voldoende personeel voor de uitvoering hiervan. Het college van B&W legt hierover verantwoording af aan de gemeenteraad.
Voor de gevolgen van het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4.
Bent u bereid om in de gemeente Eindhoven in te grijpen om bouwveiligheid te garanderen tot de Eerste Kamer de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen heeft behandeld?
Ik heb geen bevoegdheid om bij de gemeente Eindhoven in te grijpen.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Koerhuis / Beckerman (Kamerstuk 28 325, nr. 185) om onder andere de lopende incidentele inventarisaties van probleemvloeren bij te houden en naar de Kamer te sturen voor het geplande debat hierover?
Deze motie is recent (11 december 2018) aangenomen. Ik bezie thans hoe ik deze motie ga uitvoeren.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat er in de toekomst nog meer parkeergarages instorten en om te voorkomen dat hier slachtoffers bij gaan vallen?
Bij de incidenten die zijn opgetreden bij parkeergarages op het gebied van constructieve veiligheid, ga ik, zodra definitieve rapporten over de oorzaak beschikbaar zijn bij de gemeente, na of er aanleiding is tot landelijke acties bij soortgelijke parkeergarages of bouwconstructies. Het instorten van de parkeergarage Eindhoven Airport heeft zodoende geleid tot landelijke actie zowel bij bestaande bouw als nieuwbouw.
De toespraak van Greta Thunberg tijdens de COP24 in Katowice |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Erkent u dat u medeverantwoordelijkheid draagt voor het Nederlandse klimaatbeleid, aangezien het kabinetsbeleid wordt vastgesteld door de ministerraad?
Heeft u de toespraak gehoord die de 15-jarige Zweedse klimaatactivist Greta Thunberg heeft gehouden tijdens de klimaatconferentie in Katowice, Polen?1
Heeft u gehoord dat ze zei: «Veel mensen zeggen dat Zweden maar een klein land is, en dat het niet uitmaakt wat we doen. Maar ik heb geleerd dat je nooit te klein bent om een verschil te maken. En als slechts een paar kinderen over de hele wereld de krantenkoppen halen, door simpelweg niet naar school te gaan, stel je dan eens voor wat we met zijn allen zouden kunnen bereiken, als we maar zouden willen»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar om dat te doen, moeten we helder spreken, ongeacht hoe oncomfortabel dat kan zijn»? Bestrijdt u de stelling van Thunberg dat eerlijke en heldere communicatie geboden is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U heeft het alleen maar over groene oneindige economische groei, omdat u bang bent om impopulair te zijn»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt? Zo nee, heeft u inmiddels uw standpunt over economische groei gewijzigd, en durft u inmiddels te erkennen dat voortdurende economische groei op een (reeds overbelaste) planeet onmogelijk is?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U praat alleen over stappen vooruit zetten met dezelfde slechte ideeën die ons in deze situatie hebben doen belanden, terwijl het enige verstandige zou zijn om aan de noodrem te trekken»? Voelt u zich aangesproken door Thunberg op dit punt?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn niet volwassen genoeg om te zeggen waar het op staat. Zelfs die last laten jullie over aan ons, kinderen»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Maar populair zijn interesseert me niet. Wat mij interesseert, is klimaatrechtvaardigheid en een levende planeet»
Heeft u gehoord dat ze zei: «Onze beschaving wordt opgeofferd voor de mogelijkheid voor een zeer klein aantal mensen om door te gaan met het verdienen van een enorme hoeveelheid geld. Onze atmosfeer wordt opgeofferd zodat rijke mensen in landen als de mijne, in luxe kunnen leven. Het is het lijden van velen, die betalen voor de luxe van enkelen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «In het jaar 2078, zal ik mijn 75ste verjaardag vieren. Als ik kinderen heb, zullen zij die dag misschien met mij doorbrengen. Misschien zullen ze mij vragen naar jullie. Misschien zullen ze vragen waarom jullie niets gedaan hebben, toen er nog tijd was om te handelen»? Welke antwoord zou Thunberg haar kinderen kunnen geven wat u betreft?
Heeft u gehoord dat ze zei: «U zegt dat u van uw kinderen houdt, boven al het andere. Maar u steelt hun toekomst, voor hun ogen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Totdat u gaat focussen op wat er moet gebeuren, in plaats van op wat er politiek mogelijk is, is er geen hoop»? Bestrijdt u deze stelling van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We kunnen een crisis niet oplossen zonder het als een crisis te behandelen»? Bestrijdt u deze logica van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We moeten de fossiele brandstoffen in de grond laten, en we moeten focussen op billijkheid»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «En als oplossingen binnen het bestaande systeem niet te vinden zijn, dan moeten we misschien het systeem zelf veranderen»? Bestrijdt u deze uitspraak van Thunberg?
Heeft u gehoord dat ze zei: «We zijn hier niet gekomen om de wereldleiders te smeken of ze zich (om ons) willen bekommeren. Jullie hebben ons in het verleden genegeerd en jullie zullen ons weer negeren»? Wat vindt u ervan dat jongeren als Thunberg tot de conclusie zijn gekomen dat ze niet kunnen rekenen op hun politieke leiders?
Heeft u gehoord dat ze zei: «Jullie zijn door je excuses heen, en we zijn door onze tijd heen. We zijn hier gekomen om jullie te laten weten dat verandering eraan komt, of jullie dat nou leuk vinden of niet. De echte macht behoort toe aan het volk»? Bestrijdt u deze uitspraken van Thunberg?
Wat gaat u na het horen van de toespraak doen om ervoor te zorgen dat u kinderen zoals Greta Thunberg weer recht in de ogen kunt kijken?
Bent bereid om u in de ministerraad sterk te maken voor een Nederlands klimaatbeleid dat niet meegaat in het scenario dat kinderen hun toekomst afpakt?
Bent u bereid op uw eigen ministerie alle maatregelen te nemen die de noodzaak van het beperken van de klimaatverandering tot 1,5 graad Celsius vraagt?
Bent u bijvoorbeeld bereid over te stappen op een (veel) plantaardiger catering in de bedrijfskantine, bij vergaderlunches en officiële diners, door plantaardig de norm te maken en dierlijk de uitzondering, zoals diverse Nederlandse universiteiten en de gemeente Utrecht al doen?
Onderzoek naar fraude bij Vestia |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Herinnert u zich de antwoorden op de Kamervragen (ingezonden 15 november 2018) over het bericht «Onderzoek naar fraude door medewerkers Vestia»?1
Ja.
Wanneer is het onderzoek van het forensisch bureau gestart? Wanneer is dit naar verwachting afgerond?
De Autoriteit woningcorporaties (Aw), die door Vestia op de hoogte wordt gehouden over deze kwestie, heeft mij desgevraagd gemeld dat het forensisch onderzoek 19 november 2018 is gestart. Het onderzoek kent verschillende fasen, te starten met een inventariserend onderzoek en vervolgens een verdiepend onderzoek. De uiteindelijke doorlooptijd van het onderzoek is afhankelijk van de tussentijdse bevindingen, maar ook van de voortgang van het strafrechtelijk onderzoek en de toestemming van het OM aan Vestia om de informatie die daaruit voort komt te kunnen gebruiken. De Aw zal over de voortgang en de uitkomsten van het onderzoek worden geïnformeerd.
Bent u bereid de uitkomst van dit onderzoek naar de Kamer te sturen, zodra het onderzoek is afgerond? Zo nee, waarom niet?
Vanwege het vertrouwelijk karakter daarvan is het niet gebruikelijk dat de Aw rapportages naar aanleiding van forensisch onderzoek waarover zij komt te beschikken openbaar maakt. Ook het onderhavige rapport zal daarvoor te veel vertrouwelijke informatie bevatten. De Aw zal wel, rekening houdend met de vertrouwelijkheid van de informatie, op hoofdlijnen kunnen informeren over de uitkomsten van het onderzoek. Deze hoofdlijnen zal ik te zijner tijd met de Kamer delen.
Het RST op Curaçao |
|
Ronald van Raak |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kunt u uitsluiten dat door de interne managementproblemen in het Recherche Samenwerkingsteam (RST) op de Antillen belangrijke onderzoeken naar de verbodenheid tussen criminelen en de politiek, in het bijzonder naar de moord op politicus Helmin Wiels, zijn vertraagd of anderszins zijn beïnvloed?1
De samenwerking met partners van RST en TBO, nationaal en internationaal, verloopt naar behoren. Het RST en ook het Team Bestrijding Ondermijning (TBO) hebben succesvolle jaren achter de rug in de bestrijding van zware, georganiseerde criminaliteit en ondermijning. Overigens heeft de korpschef van het politiekorps Curaçao naar aanleiding van de berichtgeving in de media laten weten dat de samenwerking met het RST goed verloopt en dat het onderzoek naar de moord op de heer Wiels in het geheel niet is gefrustreerd.2
Waarom is zo lang gewacht met ingrijpen toen duidelijk werd dat de toenmalige teamleider van het RST niet goed functioneerde? Waarom is niet eerder geluisterd naar signalen van interne klokkenluiders? Kunt u toezeggen dat deze klokkenluiders als gevolg van hun melding, niet zullen worden benadeeld?
Op het moment dat het ministerie en de politie signalen hebben ontvangen, is er vanuit goed werkgeverschap waaraan ik zeer hecht, opvolging aan gegeven. De signalen die zijn ontvangen, waren niet eenduidig en niet terug te voeren op één enkele oorzaak. Ze zijn direct bespreekbaar gemaakt met de leiding van het RST en hebben geleid tot verschillende acties. Er zijn vanuit het ministerie en de politie gesprekken gevoerd met de leiding van het RST, ook ter plaatse. Ook zijn gesprekken gevoerd met medewerkers en is een teamcoach voor de leiding van het RST aangesteld. Verder wordt gewerkt aan harmonisatie en verduidelijking van de toepasselijke arbeidsvoorwaardelijke regelgeving, omdat deze regelgeving als onduidelijk werd ervaren.
Klopt het, dat het slechte topmanagement van het RST ook van negatieve invloed is geweest op het optreden van het anti-corruptie team TBO en ook op de samenwerking met lokale partners op Aruba, Curaçao en Sint Maarten en met de internationale partners in onder meer Italië en de Verenigde Staten?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom is de Tweede Kamer pas op de hoogte gebracht van de problemen bij het RST nadat klokkenluiders hulp bij de Nederlandse politiebond NPB hebben gezocht en het Algemeen Dagblad over de zaak heeft geschreven? Waarom hebt u niet eerder zelf de Tweede Kamer over deze zaak geïnformeerd?
Over relevante ontwikkelingen met betrekking tot het functioneren van het RST zal ik uw Kamer uiteraard blijven informeren. Zo wordt op basis van een opdracht van de ministers van Justitie van de landen gewerkt aan het ontwikkelen van een nieuwe visie op de recherchesamenwerking, die onder andere leidt tot een andere positionering van het RST. Voorzien is dat tijdens het volgende Justitieel Vierpartijenoverleg eind januari 2019 besluiten worden genomen over doorontwikkeling en positionering van het RST. Ik zal u over deze besluitvorming informeren.
Waarom is gekozen voor het aanstellen van een interim--chef teneinde de verstoorde relaties te herstellen? Zijn de verstoorde verhoudingen binnen het RST en is de samenwerking met de lokale en internationale partners ondertussen volledig hersteld? Zo nee, hoeveel tijd denkt u daarvoor nog nodig te hebben?
De vorige teamchef van het RST heeft besloten, na tien jaar betrokkenheid bij het Caribisch gebied, de in het antwoord op de vorige vraag genoemde doorontwikkeling van het RST over te laten aan een opvolger. Gezien de vele partijen betrokken bij de aanstelling van een teamchef van het RST is dit een langdurig proces. Daarop is besloten een al in het gebied werkzame functionaris met kennis van zaken van het RST en de lokale situatie, afkomstig van de Nederlandse politie, als interim--teamchef te benoemen. De samenwerking met de lokale korpsen is goed.
Het bericht dat de provincie Noord-Holland woningbouw in Alkmaar tegenhoudt |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Provinciale hindermacht»?1
Ja
Is het waar dat het tekort aan huizen in Noord-Holland en in Nederland hiermee verder oploopt?
Om tegemoet te komen aan de groeiende vraag naar woningen moeten er tot 2025 gemiddeld 75 duizend woningen per jaar bijgebouwd worden. Het EIB verwacht voor 2019 dat er circa 73.000 woningen worden gebouwd en ongeveer 80.000 per jaar voor de periode 2020–2023. Het valt niet te zeggen hoe deze individuele casus zich hiertoe verhoudt.
Heeft u in uw gesprekken met de provincie Noord-Holland al de mogelijkheid aan de orde gesteld om gemeenten boven Amsterdam meer ruimte te geven om te bouwen door overprogrammeren toe te staan en regionale woonafspraken en rode en groene contouren te verruimen, in navolging van de motie-Koerhuis / Ronnes (TK 32 847, nr 455)? Zo ja, wat was de uitkomst van dat gesprek? Zo nee, wanneer was u van plan om dit te doen?
Nee, ik heb hierover nog niet gesproken met de provincie Noord-Holland.
Ik heb uw kamer toegezegd spoedig met de provincie Noord-Holland in gesprek te gaan en u over de uitkomsten te informeren.
Deelt u de mening dat als de vijf gemeenten uit de regio Alkmaar (Alkmaar, Bergen, Castricum, Heiloo en Langedijk) aansluiten bij de Metropoolregio Amsterdam (MRA) met betrekking tot woningbouw, dat de MRA dan makkelijker woningbouwplannen richting de regio Alkmaar kan schuiven als blijkt dat andere gemeenten in de MRA woningbouwplannen niet kunnen realiseren?
De regio Alkmaar, die naast Alkmaar, Bergen, Castricum, Heiloo en Langedijk ook bestaat uit de gemeenten Heerhugowaard en Uitgeest, kan ook zonder onderdeel te zijn van de MRA bouwen voor woningzoekenden uit de MRA. Hiervoor is voldoende planologische ruimte en hier wordt in de behoefteprognoses ook rekening mee gehouden. Tot op heden blijft de gerealiseerde productie in de regio Alkmaar echter achter bij de behoefte. De focus zou dus moeten liggen op de realisatie van plannen in plaats van het maken van nieuwe plannen.
Zouden ook andere gemeenten boven Amsterdam, zoals Hoorn, die nog niet zijn aangesloten, kunnen aansluiten als dit vanuit de gemeenten zelf komt?
Dit is aan de bestuurders in de MRA en de betreffende gemeenten. Noch de provincie, nog BZK gaat hierover.
Heeft u in uw gesprekken met de provincie Noord-Holland al betrokken om de regio Alkmaar te laten aansluiten bij de MRA met betrekking tot woningbouw, zoals u heeft toegezegd in het algemeen overleg Bouwopgave op 28 november? Zo ja, wat was de uitkomst van dat gesprek? Zo nee, wanneer was u van plan om dit te doen?
In het algemeen overleg Bouwopgave heb ik toegezegd met de regio Alkmaar in gesprek te gaan over de bouwopgave en de daarvoor beschikbare plancapaciteit in die regio. Dat gesprek heeft nog niet plaatsgevonden. Ik heb uw Kamer toegezegd u voor het einde van het eerste kwartaal van 2019 te informeren over de uitkomsten van het gesprek.
Deelt u de mening dat deze gesprekken nu eerder moeten plaatsvinden naar aanleiding van het bericht? Zo ja, wanneer bent u nu van plan om dit te doen? Zo nee, waarom niet?
De berichtgeving over de regio Alkmaar is in de drie weken tussen het AO en dit bericht niet veranderd, ik zie daarom geen reden de gesprekken sneller te voeren. Ik zal begin 2019 overleg voeren met de regio en u over de uitkomst daarvan voor het einde van het eerste kwartaal van 2019 informeren.
Deelt u de mening van de auteur van het bericht dat uw ambitie om 75.000 nieuwe woningen per jaar in Nederland te gaan bouwen niet gaat lukken met een provinciale hindermacht, zoals de provincie Noord-Holland voor de regio Alkmaar is? Wat gaat u doen om de rol van de provincie van hindermacht om te zetten naar aanjaagmacht?
De ambitie om 75.000 woningen per jaar te bouwen hangt vooral af van de daadwerkelijke realisatie van plannen. Verschillende factoren dragen bij aan het achterblijven van de productie, zoals gebrek aan capaciteit in de bouw, een tekort aan ambtelijke capaciteit bij gemeenten, financiële knelpunten, de stapeling van (lokaal) beleid en marktpartijen die acquireren in plaats van realiseren. De provincie Noord-Holland heeft een budget van 15 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het oplossen van dit soort knelpunten.
Misstanden bij woningcorporatie Mijande |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op de Kamervragen1 over het bericht «Klokkenluider meldt misstanden corporatie Mijande: ministerie grijpt in»?2
Ja.
Is het ondertussen al bekend of de koper meewerkt aan de teruglevering van de woningen die onder de getaxeerde verkoopprijs zijn verkocht? Zo nee, wanneer is dit wel bekend en bent u dan bereid om de Kamer hiervan op de hoogte te stellen?
De koper heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Autoriteit woningcorporaties (Aw) om de goedkeuring van de verkoop in te trekken. Uiterlijk op 6 mei 2019 zal een besluit worden genomen in de bezwaarzaak.
Corporaties dienen in voorkomende gevallen de volkshuisvestelijke schade te beperken en zich in te spannen om de geleden schade te verhalen waar mogelijk. De wijze waarop dit gebeurt, is de verantwoordelijkheid van de corporatie. De Aw ziet erop toe dat de corporatie zich in een dergelijke casus voldoende inspant om de schade zo veel mogelijk te beperken en schade te verhalen. In verband met het toezichtvertrouwelijke karakter van de informatie kan ik de Kamer te zijner tijd op hoofdlijnen informeren.
Is het waar dat, indien de verkoper niet bereid is mee te werken, het maatschappelijk vermogen van de corporatie dan wel wordt aangetast? Zo ja, bent u in dat geval wel bereid om de voormalige corporatiebestuurder financieel bij te laten dragen aan de geleden kosten, in navolging van de motie Koerhuis c.s.3 om corporatie(-bestuurder)s bij wanbestuur financieel te laten bijdragen? Zo nee, waarom niet?
De corporatie in kwestie is in eerste aanleg aan zet om de omvang van eventuele volkshuisvestelijke schade te bepalen en te bezien welke stappen het neemt om die schade te verhalen. Corporaties worden geacht eventuele volkshuisvestelijke schade te minimaliseren en kosten waar mogelijk te verhalen. Indien de corporatie zich naar oordeel van de Aw daartoe niet voldoende inspant, kan de Aw tot vervolgstappen overgaan richting de corporatie. Daarbij maakt de Aw als onafhankelijke toezichthouder een afweging welke interventies het meest effectief zijn.
Bent u bereid de Kamer op de hoogte te stellen zodra het interim-salaris van de huidige interim-corporatiebestuurder is opgenomen in de jaarrekening van 2018 van corporatie Mijande? Zo ja, wanneer verwacht u dit te kunnen doen? Zo nee, waarom niet?
Indien de Kamer daar prijs op stelt, kan ik informatie over de bezoldiging van de interim--bestuurder naar de Kamer zenden. De bezoldiging van de interim- directeur-bestuurder zal blijken uit de vastgestelde jaarrekening 2018, die overigens ook openbaar toegankelijk is, onder meer via de website van de corporatie. De jaarrekening zal in de komende maanden worden vastgesteld.
Het bericht ‘Bouwen in het groen? Wel doen’ |
|
Daniel Koerhuis (VVD), Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het artikel «Bouwen in het groen? Niet doen»?1
Ja.
Bent u er vooraf van in kennis gesteld dat de rijksbouwmeester in de media een dergelijk standpunt zou innemen aangaande het woningbouwbeleid? Zo nee, waarom niet?
Ik zie de uitspraken van de Rijksbouwmeester – als lid van het College van Rijksadviseurs – niet op zichzelf maar in de context van de studie Panorama Nederland. Vooraf heb ik kennis kunnen nemen van de inhoud van deze publicatie. Ik acht de strekking van deze studie een waardevolle bijdrage aan het publieke debat rond de toekomstige inrichting van Nederland. Het College van Rijksadviseurs geeft hierin een aanzet voor een uitdagend toekomstperspectief en verbeeldt uiteenlopende kansen om actuele opgaven innovatief, samenhangend en duurzaam op te pakken.
Hoe ziet u het publiek innemen van een dergelijk standpunt aangaande het woningbouwbeleid door een ambtenaar in het licht van uw ministeriële verantwoordelijkheid?
De adviezen van het College van Rijksadviseurs c.q. de Rijksbouwmeester hebben geen bindend karakter en hebben als doel het denken vanuit een ruimtelijke, dus integrale, invalshoek te bevorderen. Publicatie van de adviezen, als mede de publieke optredens waarin de adviezen een nadere toelichting krijgen, acht ik van belang. Ik waardeer daarbij de adviezen van de Rijksbouwmeester aan de rijksoverheid die, gebaseerd op een lange traditie en vanuit een specifieke expertise, bijdragen aan het nationale beleid. De uitspraken van de Rijksbouwmeester, individueel of als lid van het College van Rijksadviseurs, hebben geen directe invloed op de uit te voeren woningbouwplannen. Deze adviezen betrekt het Rijk bij visievorming en strategische keuzes.
In hoeverre hebben de uitspraken van de rijksbouwmeester invloed op de uit te voeren (woning-)bouwplannen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat de noodzakelijke stijging van de bouwproductie naar 75.000 woningen per jaar, zoals beschreven in uw brief van 16 november 2018, de hoogste prioriteit heeft? Zo ja, bent u nog steeds van mening dat bestuurders nu nog vooral binnen de stadsgrenzen bouwen, maar dat «het allebei moet: én binnenstedelijk én in het groen», zoals u heeft gezegd in het artikel «Bouw woningen in het groen»?2
Het versnellen van de woningbouw heeft voor mij de hoogste prioriteit. Zoals ik reeds heb aangegeven in mijn Kamerbrief «meer prioriteit voor woningbouw» d.d. 13 maart j.l. naar aanleiding van het artikel «Bouwen in het groen», vind ik het uiteraard belangrijk dat regio’s bij de keuze voor nieuwe woningbouwlocaties zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte. Daarom vind ik het belangrijk dat zij in eerste instantie de kansen binnen bestaand bebouwd gebied optimaal benutten. Vanuit verschillende opgaven bezien heeft die inzet de voorkeur. Tegelijkertijd moeten we realistisch zijn dat in enkele regio’s het nu al duidelijk is dat niet alles binnenstedelijk op te lossen zal zijn. We moeten daarom tijdig anticiperen op risico’s, zoals uitval of vertraging van bestaande plannen, die kunnen leiden tot een te beperkte capaciteit in bestaand bebouwd gebied. In de woondeals met de meest gespannen regio’s beoog ik daarom afspraken te maken over de benodigde plancapaciteit die aansluit bij de behoefte, en het monitoren van planvoorraad binnen deze regio’s. We zullen per regio en per locatie moeten bezien wat wenselijk en realistisch is om de verschillende doelstellingen te bereiken.
Hoe ziet u de noodzaak voor een «leidende visie» vanuit het Rijk, zoals bepleit door de rijksbouwmeester, in het licht van de decentralisatie van het woonbeleid?
De Rijksbouwmeester doelt hier op de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Deze visie moet inspirerend, verbindend, richtinggevend en agenderend zijn om tot een samenhangende aanpak te komen van urgente en complexe strategische opgaven. Veel van deze opgaven vereisen een gezamenlijke – nationale, regionale of intergemeentelijke – aanpak, zonder de verantwoordelijkheidsverdeling uit het oog te verliezen. De rol van het Rijk kan daarmee per opgave, gebied of fase verschillend zijn. De Nationale Omgevingsvisie schetst daarvoor de richting en aanpak.
De mogelijkheid tot ‘politiek verlof’ voor militairen |
|
André Bosman (VVD), Tobias van Gent (VVD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Hebt u kennisgenomen van het initiatief van diverse Roosendaalse gemeenteraadsleden om de mogelijkheid tot politiek verlof voor militairen mogelijk te maken?1
Ja.
Klopt het dat het voor militairen die op uitzending gaan op dit moment niet mogelijk is om tijdelijk hun (gemeenteraads)zetel af te staan? Kunt u toelichten welk onderdeel van de Kieswet deze mogelijkheid verhindert?
Het raadslidmaatschap is een nevenfunctie. Voor militairen die op uitzending gaan is het niet mogelijk is om tijdelijk hun Kamer-, staten- of raadszetel af te staan aan een vervanger. De Grondwet biedt geen grondslag voor vervanging van raadsleden die voor hun beroep al dan niet vrijwillig worden uitgezonden naar het buitenland. Er is uitsluitend een vervangingsmogelijkheid bij zwangerschap, bevalling en langdurige ziekte.
Bent u bereid te onderzoeken of en hoe dit «politieke verlof» voor militairen alsnog mogelijk gemaakt kan worden, bijvoorbeeld door deze mogelijkheid op te nemen in de wet?
Ik zie geen noodzaak om een vervangingsmogelijkheid voor militairen te introduceren. Voor mijn argumentatie verwijs ik kortheidshalve naar mijn beantwoording van vraag 6 van de leden Belhaj (D66), Kerstens (PvdA) en Den Boer (D66) over politiek verlof voor militairen om uitzending mogelijk te maken (ingezonden 6 december 2018, nummer 2018Z23177).
Foutieve registratie in de Basisregistratie Personen |
|
Sadet Karabulut , Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van de uitspraak van de Raad van State van 11 april 2018 inzake de Basisregistratie Personen, in het bijzonder paragraaf 9?1
Ja.
Is het waar dat betreffende persoon, in bezet Palestijns gebied geboren (Oost-Jeruzalem), in de Basisregistratie Personen geregistreerd staat als geboren in Israël en dit slechts veranderd kan worden in «onbekend» en in dat geval niet correct wordt weergegeven waar hij geboren is? Zo ja, waarom is dit het geval?
Voor het registreren van het geboorteland in de basisregistratie personen (BRP) moet gebruik worden gemaakt van de Landentabel. Het beleid van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Buitenlandse Zaken is gebaseerd op het uitgangspunt dat alleen door het Koninkrijk der Nederlanden erkende staten en gebieden die staatkundig onderdeel uitmaken van een door het Koninkrijk erkende staat, kunnen worden opgenomen in de Landentabel. Op grond van artikel 23 van het Besluit BRP kan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij uitzondering besluiten om ook andere gebieden op te nemen in de Landentabel. De vermelding van gebieden moet passen binnen de systematiek van de Landentabel als bestuurlijk/staatkundige lijst en moet tevens in overeenstemming zijn met het buitenlands beleid van de Nederlandse regering. De benaming «(bezet) Palestijns gebied» past niet binnen de systematiek van de Landentabel en is daarom niet opgenomen in de Landentabel.
De persoon, die in de BRP geregistreerd staat als geboren in Israël, is geboren in Oost-Jeruzalem. Met de op 17 april 2014 uitgevaardigde «Richtlijn opname geboorteland personen in Oost-Jeruzalem» is indertijd ervoor gekozen om personen die zijn geboren in de Gazastrook en Westelijke Jordaanoever, met inbegrip van Oost-Jeruzalem, de mogelijkheid te bieden op verzoek hun geboorteland als code 0000 met de omschrijving «Onbekend» te laten registreren.
Is het waar dat in 2012 kenbaar werd gemaakt door het Ministerie van Binnenlandse Zaken dat de registratie «(bezet) Palestijns gebied» zou worden toegevoegd aan het systeem van de Basisregistratie Personen, maar dat het ministerie hier later op teruggekomen is? Zo ja, waarom is het hier op teruggekomen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid het huidige systeem aan te passen zodat in de Basisregistratie Personen juist wordt weergegeven waar iemand geboren is, ook als die uit bezet Palestijns gebied afkomstig is? Zo nee, waarom niet?
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 11 april 2018 het hoger beroep van klager ongegrond verklaard, maar ten overvloede overwogen dat de toelichting bij artikel 23 van het Besluit BRP mogelijkheden biedt om in de systeembeschrijving voor de aanduiding van de plaats waar een bepaalde gebeurtenis, bijvoorbeeld een geboorte, heeft plaatsgevonden zowel door Nederland erkende staten als niet-erkende gebieden op te nemen.
Ik ben voornemens de Landentabel (tabel 34) te wijzigen en de benaming «Gazastrook en Westelijke Jordaanoever, met inbegrip van Oost-Jeruzalem» daarin op te nemen voor personen die vanaf 15 mei 1948 in die gebieden zijn geboren. Deze wijziging past binnen de systematiek van de Landentabel als bestuurlijk/staatkundige lijst. De benaming is ontleend aan de Oslo-akkoorden en resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, waaronder resolutie 478 (1980). De benaming is tevens in overeenstemming met het Nederlandse standpunt dat Israël geen soevereiniteit over deze gebieden heeft en het standpunt ten aanzien van de niet-erkenning van de «Staat Palestina».
Huiseigenaren die arbeidsmigranten in kamertjes proppen |
|
Jasper van Dijk , Sandra Beckerman |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat «veel huiseigenaren arbeidsmigranten in kamertjes proppen»?1
Arbeidsmigranten vervullen een belangrijke rol binnen onze economie en zijn essentieel voor de continuïteit in specifieke sectoren. Dit doen zij enerzijds door piek- en seizoensdrukte op te vangen en anderzijds door werk te verrichten waar binnen Nederland niet voldoende arbeidskrachten voor te vinden zijn. Het is van belang dat deze mensen op een goede en kwalitatieve manier worden gehuisvest. Situaties zoals geschetst in het artikel van het Algemeen Dagblad door de Haagse Pandbrigade acht ik daarom onwenselijk.
De aantrekkende economie speelt een belangrijke rol in de toename van het aantal arbeidsmigranten. Tegelijkertijd is er krapte op de woningmarkt, waardoor het lastig is om geschikte woonruimte te vinden. De combinatie van al deze factoren zorgt ervoor dat er meer mensen huisvesting nodig hebben en dat dat in sommige gevallen op plekken gebeurt die daar niet geschikt voor zijn.
Hoe de huisvesting van arbeidsmigranten binnen een regio het beste past qua verdeling en in welke woonvormen deze kan worden gerealiseerd, moet op regionaal en lokaal niveau worden bepaald. Daar is immers het beste zicht op de lokale woning- en arbeidsmarkt en op de wensen van de inwoners. Gemeenten, werkgevers en huisvesters moeten daarbij samen zoeken naar passende oplossingen voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Ik ben van mening dat er voldoende oplossingen voor handen zijn en dat er ook tal van goede voorbeelden zijn.
Ik ondersteun partijen daarom door kennis te delen over het op een goede, kwalitatieve manier huisvesten van arbeidsmigranten die in het land wordt opgedaan. Zo is recent de publicatie «Aan de slag met flexwonen!» opgeleverd, waarin partijen worden geholpen bij het inventariseren van de doelgroepen voor flexwonen en handvatten worden gegeven voor het benutten van de kansen om deze woonvorm te realiseren. De door de leden bedoelde handreiking is in concept gereed en zal op korte termijn breder beschikbaar zijn. Daarnaast ben ik met de regio’s met de grootste druk op de woningmarkt in gesprek om de woningbouw te versnellen.
Wat zijn de redenen dat er vroeger minder arbeidsmigranten in te volle of onveilige huizen zaten en dat dit nu weer toeneemt, zoals de Pandbrigade constateert?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel arbeidsmigranten zijn er momenteel in ons land waarvoor geen adequate en veilige huisvesting is, aangezien u eerder het cijfer van 100.000 arbeidsmigranten niet kon of wilde bevestigen?2
De afgelopen jaren is geprobeerd het aantal Midden- en Oost-Europese migranten dat naar Nederland komt zo goed mogelijk in kaart te brengen. Hiervoor publiceert het CBS de migrantenmonitor. De migrantenmonitor geeft inzicht in het aantal migranten dat in Nederland woont of werkt (geregistreerd in de Basisregistratie Personen (BRP) of de Polisadministratie) uit onder meer Midden- en Oost-Europa (EU-11). Eind 2016 ging het om circa 337.000 mensen. De prognose van de omvang van de groep arbeidsmigranten en hun behoefte aan woonruimte voor komende jaren is sterk afhankelijk van de economische ontwikkelingen en de inspanningen van gemeenten, werkgevers en huisvesters op het realiseren van voldoende huisvesting.
Wat is de behoefte aan passende huisvesting voor arbeidsmigranten en wat is de prognose voor de komende jaren? Kunt u uw antwoord per jaar uitsplitsen en toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt de huidige woningnood zich tot de huisvesting van arbeidsmigranten? En hoe gaat u dit oplossen zonder te tornen aan de veiligheid, betaalbaarheid en kwaliteit voor beide groepen en waarbij tweedeling of het uitspelen van groepen voorkomen moet worden?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe en door wie wordt de huisvesting van arbeidsmigranten in gemeenten gecontroleerd, en aan welke eisen dient deze huisvesting te voldoen?
De huisvesting van arbeidsmigranten wordt – net zoals andere huisvesting – door de gemeente gecontroleerd via het bouw- en woningtoezicht. De huisvesting dient daarbij te voldoen aan geldende wet- en regelgeving, zoals het Bouwbesluit, het bestemmingsplan en eventuele aanvullende eisen van de brandweer of die de gemeente stelt voor het verlenen van een vergunning in het kader van de huisvestingsverordening. Ten slotte kan de gemeente ervoor kiezen om de situatie tijdelijk te gedogen totdat er zicht is op een betere oplossing. Met alleen het handhaven wordt de oorzaak van de permanente bewoning immers niet aangepakt.
Daarnaast worden woningen met een keurmerk van de Stichting Normering Flexwonen – het keurmerk voor de huisvesting van arbeidsmigranten – jaarlijks gecontroleerd op kwaliteit. Huisvesters en werkgevers kunnen zich op eigen initiatief aanmelden bij het keurmerk. In enkele branches en gemeenten is het SNF-keurmerk verplicht gesteld om arbeidsmigranten te mogen huisvesten. De normen waarop wordt gecontroleerd zijn aanvullend op wet- en regelgeving. Deze controle gebeurt door onafhankelijke en door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerde inspectie instellingen. Huisvesters en werkgevers kunnen zich hiermee positief onderscheiden in de markt en tevens geldt een dergelijk keurmerk als een voorwaarde om gebruik te kunnen maken van de uitzondering op het inhoudingsverbod op de Wet Minimumloon in de Wet Aanpak Schijnconstructies.
Wat heeft u concreet gedaan met uw opvatting dat het «aan gemeenten, uitzendbureaus, werkgevers en huisvesters [is] om gezamenlijk hun verantwoordelijkheid te pakken en het gesprek aan te gaan over kwalitatieve huisvesting van arbeidsmigranten»? Wanneer is de aangekondigde nieuwe handreiking voor gemeenten gereed?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om gemeenten aan te sporen om verkamering van woningen fors aan banden te leggen of tegen te gaan, zodat er geen onveilige situaties ontstaan voor (buurt)bewoners? Kunt u uw antwoord toelichten?
Verkamering is niet per definitie een slechte ontwikkeling. In sommige gemeenten kan het een uitkomst bieden voor het beter benutten van woningen of de huisvesting van specifieke doelgroepen. Het is daarbij wel van belang dat dit zorgvuldig gebeurt en dat de verkamerde panden blijven voldoen aan geldende wet- en regelgeving.
Gemeenten hebben reeds de mogelijkheid om verkamering vergunningplichtig te maken via de huisvestingsverordening. Daarvoor kunnen zij een omzettingsvergunning instellen. Daarmee moeten pandeigenaren die een woning verkamerd willen verhuren een vergunning aanvragen bij de gemeente. Indien zij dit niet doen, kan de gemeente afdwingen dat zij de woning terugbrengen naar de laatst vergunde staat.
Deelt u de mening dat de rol van ondernemers inzake de huisvesting van arbeidsmigranten vergroot moet worden? En zo ja, hoe vult u die rol in, omdat dit verder moet gaan dan alleen een bemiddelende rol bij de eerste huisvesting?
Werkgevers helpen werknemers in veel gevallen bij het vinden van kwalitatieve huisvesting wanneer zij hen naar Nederland halen om hier te werken. Dat kan gaan om een bemiddelende rol, maar ook door het realiseren van huisvesting of hier met gemeenten en andere partijen afspraken over te maken.
Ik acht het echter ongewenst dat werknemers volledig afhankelijk worden van hun werkgever wanneer het de huisvesting betreft. Wanneer zij hier langer verblijven vind ik het belangrijk, zowel vanuit afhankelijkheids- als vanuit integratieperspectief, dat arbeidsmigranten op zoek gaan naar een eigen plek om te wonen met een eigen huur- of koopwoning. Bij die zoektocht kan uiteraard wel hulp geboden worden door de werkgever.
Wat adviseert u de gemeente Hilvarenbeek die tot 2025 voor ongeveer 16.000 tot 21.000 arbeidsmigranten huisvesting moet creëren, wat neerkomt op 588 woningen?3
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw mening over de grote aantallen die in een relatief kleine gemeente een menswaardig onderkomen moeten vinden? En waarom wil u geen landelijke regie voeren zodat kleinschalige locaties kunnen worden gevonden, zoals de inwoners willen?
Zie antwoord vraag 1.
Welke andere mogelijkheden heeft de burgemeester van Loon op Zand om de illegale huisvesting van arbeidsmigranten te stoppen en te voorkomen?4
Zie antwoord vraag 6.
Hoe verhoudt de situatie in bijvoorbeeld Loon op Zand zich tot één van de doelen uit uw Actie-agenda vakantieparken te weten: «een sector die geen ruimte biedt voor uitbuiting of het uit het zicht raken van kwetsbare mensen»?5
Met genoemde doelstelling uit de actie-agenda vakantieparken 2018–2020 wordt ingezet op voldoende instrumentarium voor betrokken partijen om situaties als sociale uitbuiting, deplorabele leefomstandigheden en zorgmijding te voorkomen en op te lossen. Om dit te realiseren dienen de situatie en de mensen op een park in kaart gebracht worden. Daarnaast gaat het uiteindelijk om maatwerk per gemeente, per park en per bewoner, waarbij integrale samenwerking binnen en tussen gemeenten cruciaal is. Ik kan voor deze situatie niet beoordelen of het hier gaat om uitbuiting.
Wat doet u aan de aanpak van de grondoorzaken van problemen bij de huisvesting van arbeidsmigranten, te weten het uitbuiten van goedkope arbeidskrachten, het grote tekort aan betaalbare woningen, het voorkomen van dakloosheid en het feit dat gemeenten soms kwetsbare mensen bewust wijzen op de mogelijkheid om op een vakantiepark te gaan wonen? En wordt bij het aanpakken van de grondoorzaken uitgegaan van zowel de kwetsbare positie van arbeidsmigranten, als de positie van huidige inwoners die niet verdrongen moeten worden op de arbeidsmarkt of de woningmarkt?
Zoals in eerdere communicatie met uw Kamer opgenomen ondernemen mijn collega van SZW en ik op diverse manieren actie om de onderliggende problemen bij de huisvesting van arbeidsmigranten op te lossen. Daarbij is uiteraard aandacht voor een gelijkwaardige positie tussen arbeidsmigranten en andere inwoners van Nederland.
Uiteraard zet ik ook in op het aanpakken van onwenselijke situaties wat betreft de arbeidsomstandigheden. Door de extra middelen voor de Inspectie SZW uit het Regeerakkoord kan de aanpak van schijnconstructies, onveilige en ongezonde arbeidsomstandigheden en arbeidsuitbuiting geïntensiveerd worden en dat is hard nodig. Ook wordt in het programma «Samen tegen Mensenhandel»6 expliciet aandacht geschonken aan arbeidsuitbuiting.
Ook werk ik met partijen aan het vergroten van de woningvoorraad. Dat doe ik onder meer via de acties uit de Nationale woonagenda 2018–2021 en ben ik met de regio’s met de grootste druk op de woningmarkt in gesprek om brede woningmarktafspraken te maken.
Met de actie-agenda vakantieparken 2018–2020 is een startpunt gemarkeerd om de komende jaren actief aan de slag te gaan met de aanpak van vakantieparken. Cruciaal daarin is dat gemeenten lokaal een visie vormen op hun vakantieparken en de mensen die daar mogelijk wonen. Een vakantiewoning is immers niet per definitie geschikt of ongeschikt om in te wonen. Meerdere acties uit de actie-agenda zijn gericht op maatwerk richting bewoners en het verschaffen van duidelijkheid over hun positie op het park.
Het met nepnieuws beïnvloeden van verkiezingen |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Brussel wapent zich tegen nepnieuws»?1 en het bericht «Ex-cameraman Cees (46) runde een nepnieuwsfabriek met een miljoenenpubliek»2
Ja.
Deelt u de zorgen van de Europese Commissie dat techbedrijven gebruikt worden om met nepnieuws verkiezingen te beïnvloeden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De zorgen deel ik. Zoals ik heb geschreven in mijn brief van 13 december 2018 is de dreiging reëel3.
Deelt u de mening dat het beïnvloeden van verkiezingen via sociale media zich ook op Nederlandse kiezers kan richten? Zo ja, over welke signalen, dat dit het geval is of kan worden, beschikt u en wat gaat u daar concreet tegen doen? Zo nee, waarom zou dit probleem aan Nederland voorbij gaan?
Ja, ik deel die mening. Op dit moment heb ik geen concrete signalen.
Wat is het «snelle-waarschuwingssysteem» dat in maart operationeel moet zijn om beïnvloeding van Europese verkiezingen tegen te gaan? Hoe werkt het? Wie is er verantwoordelijk voor?
Dit is een systeem om informatie over desinformatiecampagnes uit te wisselen tussen Europese instellingen en EU lidstaten, die hier gezamenlijk verantwoordelijk voor zijn.
Wat zijn de «samenwerkingsverbanden tussen internetplatforms, universiteiten en nieuwsorganisaties als het gaat om factchecken» waar u voorstander van bent? Hoe werken die in de praktijk? Wat betekenen die op dit moment voor het daadwerkelijk bestrijden van nepnieuws?
Op 25 april 2018 heeft uw Kamer overzicht ontvangen van activiteiten gericht op het tegen gaan van desinformatie.4 Zoals ik heb geschreven in mijn brief van 13 december 20185 is het inhoudelijk adresseren van desinformatie als zodanig primair geen taak van overheden of EU-instellingen, maar vooral van journalistiek en wetenschap, al dan niet in samenwerking met techbedrijven. Het kabinet onderkent het belang van deze spelers in of bij de nieuwsvoorziening.
Deelt u de mening dat uit het bericht over een ex-cameraman, die jarenlang ongestoord op Facebook nepnieuws kon plaatsen, opnieuw aantoont dat Facebook niet in staat is gebleken om structureel nepnieuws te verwijderen?2) Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Facebook heeft mij laten weten dat de transparantie-tools («info en advertenties») inzicht geven in de achtergrond van pagina’s. Zo konden journalisten via de pagina-informatie achterhalen onder welke namen een pagina actief was geweest. Als een externe fact checker iets als nepnieuws heeft beoordeeld dan zegt Facebook toe om de volgende acties te ondernemen: het down-ranken (80% lager in tijdslijnen), het ontnemen van monetiseringsmogelijkheden aan de pagina-eigenaar en een waaier van gerelateerde artikelen onder het bericht. Facebook erkent dat de maatregelen om desinformatie tegen te gaan geen honderd procent zekerheid bieden. Facebook meldt dat berichten worden verwijderd die zijn bedoeld voor het aanzetten tot geweld of daartoe kunnen leiden en de algemene veiligheid in gevaar brengen.
Facebook ondertekende de Code of Practice on disinformation. Het kabinet is positief over de afspraken die zijn gemaakt in deze gedragscode en spreekt de bedrijven aan op de uitvoering hiervan. De uitvoering van de gedragscode zal door de Europese Commissie worden gemonitord. In het actieplan dat de Commissie 5 december 2018 presenteerde is hierover meer opgenomen. Zo dienen de ondertekenaars regelmatig te rapporteren over de implementatie van hun toezeggingen. Het kabinet zal de uitvoering van de gedragscode kritisch volgen.
Vooralsnog heb ik er vertrouwen in dat bedrijven blijvend hun best doen om de verspreiding van desinformatie via hun platforms aan te pakken en aan de slag gaan met de implementatie van de Code of Practice. De rapportages aan de Europese Commissie zullen moeten uitwijzen of dat vertrouwen gerechtvaardigd is. De Europese Commissie heeft in het actieplan aangekondigd dat zij de eerste rapportage in januari 2019 zal publiceren.
Deelt u de mening dat, gezien het feit dat eerdere beloften van bijvoorbeeld Facebook om beter tegen nepnieuws op te treden op zijn minst niet het beoogde effect hebben gehad, het maken van vrijblijvende afspraken met social media bedrijven geen zin heeft? Zo ja, waarom en welke conclusies verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat, als zelfregulering van de branche ook op termijn niet blijkt te werken, er dan regels met afdwingbare afspraken, handhaving en eventueel sancties moeten worden opgesteld over hoe social media bedrijven gedwongen kunnen worden effectiever tegen nepnieuws op te treden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht ‘Geen Nederlandse media meer op Europese nepnieuwslijst’ |
|
Peter Kwint , Thierry Aartsen (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
Is het waar dat Nederlandse media uitgezonderd zijn van onderzoek door de Europese instelling East Stratcom en daarmee van plaatsing op EUvsDisinfo? Zo ja, wanneer kunnen wij hierover een officiële brief richting de Kamer verwachten? Zo nee, wat is in dat geval uw reactie op de documenten zoals benoemd in bijgevoegd artikel?1
Er staan geen Nederlandse bronnen meer op de website EUvsDisinfo. In gesprekken met de EDEO eerder dit jaar heeft de Dienst bevestigd dat de werkwijze is aangepast met inachtneming van Nederlandse zorgen. Daar is geen afschrift van. De motie van de leden Kwint/ Yesilgöz-Zegerius2 beschouw ik daarmee als afgedaan.
Kunt u de Kamer een afschrift van deze afspraak doen toekomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de Kamer garanderen dat er vanaf nu geen Nederlandse journalisten en/of media meer op deze lijst zullen verschijnen? Zo nee, waarom niet?
Gelet op de in het vorige antwoord, en het op 25 januari verstuurde BNC-fiche op het EU Actieplan3, genoemde, ga ik ervan uit dat er in de toekomst geen artikelen uit de Nederlandse pers meer op de website zullen verschijnen.
Door wie wordt EUvsDisinfo nu gefinancierd? Kunt u uitsluiten dat de Nederlandse belastingbetaler opdraait voor de kosten van dit bureau? Zo nee, waarom niet?
De activiteiten van de EU Taskforces die zich bezighouden met het bestrijden van desinformatiecampagnes, waar de website EUvsDisinfo.eu een onderdeel van is, worden betaald uit het reguliere communicatiebudget van de EDEO. Dit budget komt uit het algemene budget van de EU.
Politiek verlof voor militairen om uitzending mogelijk te maken |
|
John Kerstens (PvdA), Monica den Boer (D66), Salima Belhaj (D66) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Uit de raad door Defensie: Roosendaler Raggers (D66) vecht voor «politiek verlof» voor militairen»?1
Ja.
Kunt u aangeven op welke gronden raadsleden tijdelijk hun zetel in de gemeenteraad over kunnen dragen of op verlof gaan, zonder afstand te hoeven doen van hun zetel?
Er bestaat een vervangingsmogelijkheid voor volksvertegenwoordigers bij ziekte en zwangerschap/bevalling.
Kunnen militairen politiek verlof krijgen voor het bijwonen van vergaderingen en zittingen van publiekrechtelijke colleges en voor het verrichten van daaruit voortvloeiende werkzaamheden ten behoeve van deze colleges? Geld dit ook voor militairen die eventueel worden uitgezonden op een missie in het buitenland?
Op militairen is de Militaire Ambtenarenwet 1931 van toepassing. Deze wet voorziet in een buitengewoon verlof voor militairen die in een publiekrechtelijk college zijn benoemd of verkozen. Bepaald is dat indien de functie in het publiekrechtelijk college, gezien de omvang van de daaruit voortvloeiende werkzaamheden, niet gelijktijdig met het werk als militair kan worden vervuld, de militair op non-activiteit wordt gesteld. Als de functie wel gelijktijdig kan worden vervuld en non-activiteit niet nodig is, wordt de betrokken militair buitengewoon verlof verleend voor het bijwonen van vergaderingen en zittingen van het publiekrechtelijk college en voor het verrichten van daaruit voortvloeiende werkzaamheden.
Voor militairen die als raads- of statenlid zijn gekozen, betekenen de bepalingen in de Militaire Ambtenarenwet dat aan hen buitengewoon verlof wordt verleend voor de vergaderingen van de gemeenteraad of provinciale staten. Door de tijd die raads- en statenleden gemiddeld kwijt zijn aan hun politieke functie heeft dit buitengewoon verlof tot gevolg dat de betrokken militair in beginsel niet beschikbaar is voor uitzending voor zover de dienst dit toelaat. Het zal niet vaak voorkomen dat een volksvertegenwoordiger als militair wordt uitgezonden in het kader van een vredesmissie. Luitenant-kolonel Raggers heeft zich vrijwillig aangemeld om op uitzending te gaan. Vervolgens heeft hij aangegeven dat er geen belemmeringen waren en is hij opgeroepen om op uitzending te gaan.
Is het waar dat de Kieswet gemeenteraadsleden alleen de mogelijkheid biedt om tijdelijk hun zetel in de gemeenteraad over te dragen wanneer er sprake is van zwangerschap of ziekte? Zo nee, op welke gronden kunnen raadsleden nog meer tijdelijk hun zetel overdragen?
De Grondwet en de Kieswet bieden inderdaad uitsluitend bij zwangerschap/bevalling en ziekte een vervangingsmogelijkheid.
Acht u het wenselijk dat gemeenteraadsleden tijdelijk afstand kunnen doen van hun zetel om zo aan andere beroepsverlichtingen te voldoen (bijvoorbeeld militaire missies in het buitenland)?
Om op andere gronden dan zwangerschap of ziekte tijdelijk verlof te verlenen en een vervangingsmogelijkheid te introduceren, is voor volksvertegenwoordigers wijziging van de Grondwet en de Kieswet noodzakelijk. De artikelen 57a en 129, derde lid, van de Grondwet en artikel X10 van de Kieswet voorzien op dit moment alleen in de mogelijkheid van tijdelijke vervanging wegens zwangerschap en bevalling en ziekte. Alleen een aanpassing van de Kieswet volstaat niet.
In 2007 heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen.2 De motie vroeg de regering te voorzien in tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers die als militair door de Nederlandse regering worden uitgezonden in het kader van vredesmissies. In reactie op de motie gaf de regering aan3 dat in oktober 2006 een regeling in werking was getreden die ziet op de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers bij zwangerschap, bevalling en ziekte. Bij de voorbereidende wetsbehandelingen is ook aan de orde geweest of naast bevalling en zwangerschap niet meerdere vervangingsgronden zouden moeten worden opgenomen. De vraag was of de regeling bijvoorbeeld niet ook zou moeten gelden voor volksvertegenwoordigers die een kind adopteren, voor ouderschapsverlof, voor langdurige ziekte of voor verblijf in het buitenland. De regering is in de uiteindelijke regeling tegemoet gekomen aan het destijds aangevoerde bezwaar dat het vorige voorstel te beperkt was. Gekozen is voor een uitbreiding van de mogelijkheid tot tijdelijke vervanging wegens langdurige ziekte.
Artikel X 10 van de Kieswet is de uitwerking van de artikelen 57a en 129, derde lid, van de Grondwet waarin het mogelijk is gemaakt om uitsluitend bij ziekte of zwangerschap en bevalling tijdelijk ontslag te nemen als volksvertegenwoordiger en een vervanger te benoemen. Het is voor een volksvertegenwoordiger niet mogelijk om in andere gevallen gebruik te maken van artikel X 10 van de Kieswet. Aan een eventuele wijziging van artikel X 10 van de Kieswet, zou eerst een wijziging van de Grondwet vooraf moeten gaan.
In de eerste lezing van de Grondwetsherziening heeft de regering het standpunt verwoord dat de regeling, naast zwangerschap, tevens een vervangingsmogelijkheid wegens ziekte diende te omvatten, maar dat – ook gelet op het bijzondere van het ambt van volksvertegenwoordiger – verdere verruimingen niet aangewezen waren. Het persoonlijke karakter van het ambt stelt beperkingen aan de mogelijkheid van vervanging, zo stelde de regering.4 In de behandeling in de Eerste Kamer is dat door de regering verder toegespitst: «De fysieke onmogelijkheid vormt tegelijkertijd een afgrenzing ten opzichte van andere, door sommigen gewenste redenen om tot een vervangingsregeling over te gaan, bijvoorbeeld het adoptieverlof of het ouderschapsverlof. De regering beperkt het tot de fysieke onmogelijkheid die iemand ondervindt om zijn functie te kunnen uitoefenen.»5
Een uitbreiding van de vervangingsmogelijkheid bij buitenlandse missies van militairen vereist dus een wijziging van de Grondwet. Dat roept dan opnieuw de vraag op naar de reikwijdte van de vervangingsregeling. Het kabinet heeft uiteraard grote waardering voor de militairen die voor vredesmissies worden uitgezonden en in vaak moeilijke omstandigheden hun werk verrichten. Daarmee is echter nog niet gezegd dat voor deze specifieke gevallen van verblijf in het buitenland een grondwettelijke voorziening tot vervanging als volksvertegenwoordiger dient te worden getroffen. De vraag is hoe deze vervangingsgrond zich zou verhouden tot de gevallen waarover in het verleden is beraadslaagd en tot andere gevallen die zich mogelijk in de toekomst zullen voordoen en tot discussie leiden. Gelet op het bovenstaande ben ik niet overtuigd van de noodzaak de Grondwet op dit punt aan te passen voor de sporadische gevallen dat een Kamer-, staten- of raadslid er zelf voor kiest om te worden uitgezonden voor een vredesmissie of dat de belangen van de dienst vorderen dat het verlof niet wordt verleend.
Zijn er aanpassingen in de wet nodig om raadsleden op andere gronden dan zwangerschap of ziekte tijdelijk verlof te verlenen zonder dat zij afstand hoeven te doen van hun zetel? Zo ja welke? Wat is uw appreciatie in deze?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe verhouden de Regeling verlof voor militaire ambtenaren2 en artikel 12c Militaire Ambtenarenwet 19313 zich tot artikel X 10 van de Kieswet?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 3.
Het minder in dienst nemen door de Rijksoverheid van oudere werknemers |
|
Enneüs Heerma (CDA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kunt u bevestigen dat de rijksoverheid in 2016 een bedrag van 68 miljoen euro heeft vrijgemaakt om bedrijven te stimuleren meer oudere werknemers aan te nemen, met als argument dat het «normaal moet worden om oudere werknemers aan te nemen»?1
Het kabinet heeft in 2016 68 miljoen vrijgemaakt voor de uitvoering van het actieplan «Perspectief voor vijftigplussers». Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd in de brief van 7 juni 2016 (Kamerstuk 29 544, nr. 724), De maatregelen uit het actieplan moeten vijftigplussers ondersteunen bij het vinden van een nieuwe baan, vijftigplussers wendbaarder maken op de arbeidsmarkt en moeten ertoe leiden dat werkgevers minder terughoudend zijn bij het aannemen van vijftigplussers.
Kunt u aangeven wat hiervan tot nu toe de resultaten zijn?
Eind 2019 wordt de evaluatie van het actieplan afgerond. De resultaten worden begin 2020 naar uw Kamer gestuurd. Over de inhoud van de evaluatie heb ik u op 15 mei 2017 geïnformeerd (Kamerstuk 29 544, nr. 782).
Kunt u tevens bevestigen dat de rijksoverheid zelf, als werkgever, de afgelopen jaren relatief minder vijftigplussers in dienst heeft genomen?2
Ten opzichte van 2013 is er bij het Rijk een duidelijke groei te zien van het aantal vijftigplussers dat jaarlijks instroomt. Van 298 personen in 2013 naar 877 personen in 2017.
Kunt u precies aangeven hoeveel mensen van vijftig jaar en ouder er in de jaren 2015, 2016 en 2017, zowel absoluut als relatief, in dienst zijn genomen door de rijksoverheid?
Onderstaande tabel geeft inzicht in de instroom bij de rijksoverheid naar leeftijd.
<35 jaar
2.691
3.251
2.874
4.332
4.536
35–50 jaar
1.044
1.413
1.562
2.356
2.342
>50 jaar
298
513
800
888
877
Bron: P-Direkt
Deelt u de mening dat de overheid als werkgever het goede voorbeeld moet geven en meer oudere werknemers aan zou moeten nemen en dat het «normaal moet zijn om oudere werknemers aan te nemen»?
Zoals weergegeven in het regeerakkoord is arbeidsmarktdiscriminatie ontoelaatbaar en vereist dit een stevige aanpak. Met de maatregelen uit het actieplan «Perspectief voor vijftigplussers» en actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie moeten meer mensen gaan participeren op de arbeidsmarkt, waaronder veel langdurig werkloze vijftigplussers. In het bedrijfsleven, maar ook bij overheidswerkgevers. Binnen het Rijk wordt personeel geworven op basis van de beste en meest passende kandidaat per functie. Het Rijk hecht waarde aan kwalitatief goed personeel ongeacht de levensfase.
Kunt u verklaren waarom de rijksoverheid dit kennelijk tot nu toe «niet normaal vindt» en er (relatief) minder in plaats van meer werknemers van vijftig jaar worden aangenomen?
Zoals bij vraag drie aangegeven is er ten opzichte van 2013 een groei te zien van het aantal vijftigplussers dat jaarlijks instroomt. Van 298 personen in 2013 naar 877 personen in 2017 Het Rijk vind het belangrijk om een aantrekkelijke werkgever te zijn voor zowel oudere als jongere werknemers.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat er de komende jaren weer meer mensen van vijftig jaar en ouder worden aangenomen door de rijksoverheid?
Het Rijk streeft naar een evenwichtige verhouding in het personeelsbestand. Daarbij is vanzelfsprekend ruimte voor (de instroom van) vijftigplussers.
Inwoners die in de kou zitten door torenhoge stookkosten in Delft |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het item in Hart van Nederland «Torenhoge stookkosten laten inwoners Delftse wijk in de kou zitten»?1 Wat is uw reactie daarop?
Ja. Voor mijn reactie hierop verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen 3, 4 en 6
Kunt u verklaren hoe het kan dat huurders tot wel € 1.400 moeten bijbetalen voor hun stookkosten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is niet aan mij om een verklaring te geven voor dit specifieke geval. In zijn algemeenheid geldt bij collectieve verwarmingssystemen als werkwijze dat een verhuurder een maandelijks voorschot bedrag in rekening brengt. Vervolgens verzorgt de verhuurder per kalenderjaar een eindafrekening op basis van de reëel gemaakte kosten. Deze werkwijze kan tot bijbetalen leiden in het geval van een laag voorschot en/of een hoge definitieve afrekening.
Waarom hanteert woningcorporatie Woonbron een verkeerd meetsysteem voor de stookkosten? Waarom mag Woonbron hiermee blijven werken?2
Uit het aangegeven item blijkt uitsluitend dat er kennelijk hoge stookkosten zijn.
Dit enkele feit wil op zich niet zeggen, dat het meetsysteem als zodanig verkeerd zou werken. Te hoge stookkosten zouden ook te wijten kunnen zijn aan een slecht functionerende installatie en/of achterstallig onderhoud waardoor er veel warmte verloren raakt door tocht.
In verband hiermee en het zogenoemde «warmtepakket» is relevant dat huurders diverse wettelijke mogelijkheden hebben inzake de stookkosten. Zij kunnen hun verhuurder inzicht vragen in de gemaakte stookkosten en via de huurdersorganisatie overleg voeren met de verhuurder over het beleid inzake de stookkosten en het onderhoudsbeleid.
Voorts kunnen de betrokken huurders zich tot de Huurcommissie wenden voor een oordeel over de stookkosten. De Huurcommissie kan dan een oordeel geven over de reëel gemaakte stookkosten en over de vraag of die stookkosten als redelijk kunnen worden beschouwd. Ik verwijs u daarbij naar antwoorden op Kamervragen van het toenmalige Kamerlid Jansen (SP) over het bericht over extreme stookkosten in het Hilwiscomplex in Amsterdam (Handelingen TK 2012–2013, Aanhangsel 2957). In die kwestie heeft de Huurcommissie indertijd doorberekening van slechts 50% van de werkelijke kosten redelijk geacht.
Daarnaast kunnen huurders zich wenden tot de Huurcommissie voor een oordeel over een lagere huurprijs in het geval van onderhoudsgebreken. Afhankelijk van de ernst van de gebreken kan de Huurcommissie een verlaagde huurprijs redelijk achten van 20%, 30% of 40% van de betaalde huurprijs.
Gelet op de in de uitzending getoonde gebreken gaat het hierbij om tochtklachten en een mogelijke lekkage bij de radiatoren. Huurders kunnen vooraf inschatten of de Huurcommissie aanwezige gebreken ernstig genoeg zal bevinden voor een huurverlaging. Deze inschatting kunnen zij maken met het zogenoemde gebrekenboek: (https://www.huurcommissie.nl/fileadmin/afbeeldingen/Downloads/Handleidingen/Gebrekenboek_Huurcommissie__versie_juni_2017.pdf).
Wat zegt u tegen de bewoners van de wijk Poptahof in Delft die een «warmtepakket» hebben willen aanbieden met vier eisen te weten: Welke mogelijkheden hebben deze bewoners om af te kunnen dwingen dat zij in een gezond en betaalbaar huis kunnen wonen?3
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel andere woningcorporaties werken met dit, of een vergelijkbaar, meetsysteem voor stookkosten en in welke gemeenten leidt dit tot onvrede of klachten voor de huurders of andere problemen?4
Er wordt niet geregistreerd welk systeem verhuurders toepassen voor het meten van de stookkosten. Evenmin wordt geregistreerd in welke gemeenten het meetsysteem leidt tot onvrede of klachten voor de huurders.
Wat zijn uw mogelijkheden om woningcorporaties, die hoge stookkosten berekenen terwijl er tegelijkertijd achterstallig onderhoud is en hun huurwoningen onvoldoende geisoleerd zijn, te bewegen tot een oplossing in samenwerking met de huurder? Bent u bereid Woonbron hierop aan te spreken?
Zie antwoord vraag 3.
Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over privacy schending van woningzoekenden |
|
Sandra Beckerman |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht dat woningcorporaties en woonruimteverdeelsystemen, zoals Woonnet Haaglanden, handelen tegen de nieuwe privacywet, de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), door woningzoekenden al bij inschrijving om een inkomensverklaring te vragen?1 Wat is uw reactie daarop?
Ik heb kennis genomen van deze berichtgeving. Het oordeel of deze – samenwerkingsverbanden van – corporaties in strijd handelen met de AVG komt toe aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP).
Corporaties mogen bij het uitvoeren van hun taken het inkomen van aankomende huurders toetsen, bijvoorbeeld omdat voor sommige woningen een inkomensgrens geldt. Dit laatste betreft onder meer de passendheidseisen uit de Woningwet die corporaties verplichten zich bij de toewijzing van een woning te vergewissen van het inkomen van het betreffende huishouden. Deze gegevens mogen bij toewijzing niet ouder zijn dan twee jaar.
Volgens de berichtgeving van Kassa zouden sommige corporaties en woonruimteverdelers zoals Sociale Verhuurders Haaglanden (SVH, «Woonnet») burgers al bij inschrijving als woningzoekende om inkomens- en andere gegevens vragen. SVH heeft in reactie laten weten dat zij burgers hiertoe echter pas verplichten als zij reageren op een woning en een toewijzing op handen is. Burgers die zich willen inschrijven om daarmee wachttijd op te bouwen, hoeven deze gegevens dus nog niet aan te leveren, geeft SVH aan. Hoe andere corporaties en woonruimteverdelers hiermee omgaan is mij op basis van de mij beschikbare gegevens niet bekend.
Corporaties die vooruitlopend op een toewijzing vragen om persoonsgegevens moeten hiervoor op grond van de AVG altijd een wettelijke grondslag hebben. De AP wijst erop dat corporaties zelf verantwoordelijk zijn voor de naleving van de privacywetgeving, waarbij brancheorganisaties kunnen helpen bij de vormgeving van een goed privacybeleid. In dit verband is van belang dat Aedes de AVG Routeplanner voor woningcorporaties heeft gepubliceerd. Dit instrument geeft inzicht in de belangrijkste wettelijke verplichtingen en legt concreet uit welke maatregelen een corporatie moet nemen om aan die verplichtingen te voldoen. Verder moeten corporaties zorgvuldig omgaan met gevoelige persoonsgegevens.
Brancheorganisaties kunnen kwesties ook aan de AP voorleggen, hetgeen SVH inmiddels ook heeft gedaan. Ik heb begrepen dat de SVH hun werkwijze zullen aanpassen, indien de AP zou oordelen dat deze strijd oplevert met de AVG. Ik heb Aedes gevraagd om het oordeel van de AP over de betreffende corporatiepraktijk alsdan breed onder de aandacht van de leden te brengen, zodat zij zo nodig eveneens een andere werkwijze kunnen invoeren.
Woningzoekenden kunnen zich met eventuele vragen of klachten richten tot het Informatie en Meldpunt Privacy van de AP. De AP neemt alle klachten in behandeling en kan zo nodig onderzoek kan instellen bij de betreffende corporatie.
Hoeveel woningcorporaties vragen van woningzoekenden hun inkomensgegevens te uploaden, terwijl deze pas nodig zijn bij de toewijzing van een woning, waar gemiddeld negen jaar op moet worden gewacht? Hoe gaat u ervoor zorgen dat corporaties hiermee stoppen?
Ik beschik niet over informatie waarmee ik deze vraag zou kunnen beantwoorden. Bovendien kunnen de uitvoering en digitaliseringsgraad van woonruimteverdeelsystemen per corporatie variëren, zodat de wijze en het moment van opvragen van gegevens niet overal hetzelfde zullen zijn. Ook de gemiddelde wachttijden verschillen per corporatie.
Zoals in mijn vorige antwoord echter ook vermeld, zijn corporaties bij woningtoewijzing gehouden aan de eisen van de privacywetgeving. De AP bepaalt als onafhankelijk toezichthouder zelf of en in welke gevallen zij nader onderzoek doet. Indien de AP zou oordelen dat de door sommige corporaties gehanteerde werkwijze in strijd met de privacywetgeving is, zal ik Aedes zoals gezegd vragen dit standpunt breed te communiceren, opdat corporaties hun toewijzingspraktijk kunnen wijzigen.
Hoe en op welke termijn gaat u ervoor zorgen dat woonruimteverdeelsystemen, zoals Woonnet, niet om inkomensverklaringen vragen van woningzoekenden die niet noodzakelijk zijn? Bent u bereid om zowel organisaties met woonruimteverdeelsystemen als woningcorporaties op de AVG te wijzen en de privacy van woningzoekenden en huurders te eerbiedigen?
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik u naar mijn voorgaande antwoorden.
Zijn er mensen geweigerd voor inschrijving omdat ze teveel verdienen of zijn mensen geweigerd omdat ze hun inkomensgegevens niet willen delen? Zo ja, hoeveel zijn dit er, en hoe worden deze mensen gecompenseerd voor de verloren tijd, bijvoorbeeld door extra wachtpunten of -tijd toe te kennen?
Ik beschik niet over (cijfermatige) informatie aan de hand waarvan ik deze vragen kan beantwoorden. Van corporatiezijde is benadrukt dat zij woningzoekenden met een (te) hoog inkomen wel inschrijven, maar dat zij hun vanwege de toewijzingseisen uit de Woningwet vaak geen woning kunnen toewijzen. Het verstrekken van inkomensgegevens door (aspirant-)huurders bij toewijzing van een sociale huurwoning is wettelijk verplicht.
De aanpak van nepnieuws |
|
Attje Kuiken (PvdA), Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Geen Nederlandse media meer op Europese nepnieuwslijst»?1 Kent u het bericht «We posed as 100 Senators to run ads on Facebook. Facebook approved all of them»?2 Herinnert u zich uw antwoorden op de Kamervragen over nepadvertenties op Facebook die onze democratie ondermijnen (antwoorden ontvangen op 30 november 2018)?
Ja.
Is het waar dat de site EuvsDisinfo van de Europese Unie zich niet meer bezighoudt met op Nederland gericht nepnieuws, maar zich alleen richt op Russische nepnieuws in buurlanden van Rusland? Zo ja, deelt u dan de mening dat deze site voor Nederland al van weinig waarde was en nu al helemaal niet meer? Zo nee, wat is er dan niet waar en waaruit blijkt dat deze site voor Nederland nog wel van betekenis kan zijn?
Het kabinet heeft zich ingespannen de website EUvsDisinfo op te heffen. EDEO heeft aan Nederland bevestigd dat het de werkwijze heeft aangepast, waardoor er geen artikelen uit de Nederlandse media meer op de website staan, zoals ik u ook per brief d.d. 13 december 2018 heb gemeld3. Zoals ook beschreven in het op 5 december gepubliceerde EU-actieplan voor het tegengaan van desinformatie richten de Stratcom Taskforces, waar de website een onderdeel van is, zich voortaan op het analyseren van trends, narratieven, methodes en kanalen, in het bijzonder in de landen van het Oostelijk en Zuidelijk Partnerschap. Deze analyses en rapportages zijn ook op de website te vinden. Voor volledige opheffing is geen steun bij andere lidstaten.
Zijn er verslagen van de gesprekken met Facebook waar u naar verwijst? Welke afspraken zijn gemaakt? Welke toezeggingen zijn gedaan? Op welke manier kan worden geverifiëerd of Facebook zich daaraan houdt?
In de gesprekken die zijn gevoerd is gesproken over het in Nederland implementeren van de door Facebook ondertekende Code of Practice on disinformation. Van de gesprekken zijn geen verslagen gemaakt.
Het kabinet is positief over de afspraken die zijn gemaakt in deze gedragscode en spreekt de bedrijven aan op de uitvoering hiervan. De uitvoering van de gedragscode zal op Europees niveau worden gemonitord. In het Actieplan dat de Commissie 5 december 2018 presenteerde is hierover meer opgenomen. Zo dienen de ondertekenaars regelmatig te rapporteren over de implementatie van hun toezeggingen. De Europese Commissie heeft aangekondigd dat zij de eerste rapportage in januari 2019 zal publiceren. Het kabinet zal de uitvoering van de gedragscode kritisch volgen.
Welke maatregelen neemt u in het geval Facebook onvoldoende in staat of bereid blijkt voldoende garanties te geven?
De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de bedrijven. Vooralsnog heb ik er vertrouwen in dat bedrijven blijvend hun best doen om de verspreiding van desinformatie via hun platforms aan te pakken en aan de slag gaan met de implementatie van de Code of Practice. De rapportages aan de Europese Commissie zullen moeten uitwijzen of dat vertrouwen gerechtvaardigd is.
Heeft u ook vergelijkbare gesprekken gevoerd met andere internetbedrijven? Zo ja, met welke bedrijven en wat was de uitkomst van die gesprekken? Zo nee, waarom niet?
Vanuit het Ministerie van BZK zijn ook gesprekken geweest met onder andere Google, Twitter en Microsoft. De gesprekken zijn gegaan over wat de verschillende bedrijven doen in het tegengaan van de verspreiding van desinformatie. Er lopen verschillende initiatieven vanuit die bedrijven op het gebied van desinformatie en elk bedrijf ontwikkelt zijn eigen methodes. Google en Twitter hebben ook de eerdergenoemde Code of Practice ondertekend.
Welke maatregelen worden getroffen door andere Europese landen om de democratie te beschermen tegen valse informatie en valse advertenties?
Het kabinet hecht aan een gecoördineerde Europese aanpak van desinformatie. In eerder genoemde brief van 13 december jl. heeft het kabinet de uitgangspunten geformuleerd waarlangs zij maatregelen beoordeelt. Over de maatregelen in het Actieplan heeft uw Kamer een kabinetsappreciatie in de vorm van een BNC-fiche ontvangen4.
Bent u, nu u aangeeft geen voorbeelden te kennen van andere valse advertenties, bereid hier onderzoek naar te laten doen? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer de uitkomsten daarvan verwachten? Zo nee, waarom niet?
De eerdergenoemde gedragscode richt zich onder meer op het verbeteren van de transparantie van politieke advertenties. In de rapportages aan de Europese Commissie zal dit naar verwachting de nodige aandacht krijgen.
Het kabinet heeft verder aangekondigd wetenschappelijk onderzoek uit te voeren naar de effecten van sociale media en internetzoekmachines in de aanloop naar de verkiezingen van maart en mei 2019. Daarbij wordt niet specifiek gekeken naar «valse politieke advertenties» maar wel in algemene zin op welke wijze de herkomst van informatie transparant is. De resultaten van dit onderzoek zijn voorzien rond de zomer van 2019.
Welke maatregelen zijn genomen om specifiek aankopen van politieke advertenties door statelijke actoren tegen te gaan?
In mijn brief van 13 december 2018 heb ik aangegeven dat ik primair een rol zie weggelegd voor niet-gouvernementele actoren zoals de media, online platforms en onderzoekers, en dat de overheid een rol heeft in het geval dat de nationale veiligheid en politieke stabiliteit in het geding komt door desinformatie. De betrokken departementen en diensten staan doorlopend in nauw contact met elkaar om informatie en signalen van mogelijke inmengingsactiviteiten van statelijke (en daaraan gelieerde) actoren rond de verkiezingen te delen en te duiden en daarop zo nodig te acteren. De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten doen onderzoek naar ongewenste buitenlandse inmenging van statelijke actoren, zowel om inzicht te verkrijgen als om op de dreiging te kunnen anticiperen of reageren. Ook kan contact opgenomen worden met bijvoorbeeld Facebook bij specifieke zorgpunten of indicaties ten aanzien van dreigingen.
Daarnaast dienen techbedrijven zelf hun interne bedrijfsvoering zo in te richten dat zij ter uitvoering van de Code of Practice on Disinformation de transparantie bevorderen en nepadvertenties tegengaan. Transparantie en controleerbaarheid van informatie kunnen een goed middel zijn om de burger te helpen informatie op de juiste waarde te schatten. Met maatregelen die de transparantie bevorderen kunnen ook journalisten en onderzoekers onjuiste informatie sneller signaleren en melden.
Deelt u de mening dat uit het bericht van Vice News3 opgemaakt kan worden dat Facebook zelf niet in staat is om nepadvertenties tegen te gaan? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot uw antwoorden op de bovengenoemde Kamervragen, waaruit uw vertrouwen dat Facebook daar wel toe in staat zou zijn, blijkt? Zo nee, waarom deelt u die mening niet en hoe kan het dan dat die politieke nepadvertenties toch op Facebook zijn gekomen?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de mening dat het niet alleen aan de media en Facebook of andere social media mag worden overgelaten om nepnieuws op te sporen? Zo ja, kunt in dat kader nu wel een antwoord geven op de al eerder gestelde vragen namelijk: «deelt u de mening dat dergelijke nepadvertenties onze democratie kunnen ondermijnen? Zo ja, kunt u de Kamer garanderen dat dit voor de Statenverkiezingen is uitgebannen? Welke maatregelen gaat u daarvoor nemen? Zo nee, hoe kunt u dan nog eerlijke verkiezingen garanderen?» Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Zie antwoord vraag 8.
Bestaan er sanctiemogelijkheden voor degenen die nepadvertenties plaatsen en voor de sites die tekortschieten in het controleren op nepadvertenties? Zo ja, welke sanctiemogelijkheden betreffen dit? Zijn die afdoende afschrikkend en waar blijkt dit uit? Zo nee, acht u het wenselijk om dergelijke sancties wel mogelijk te gaan maken en hoe gaat u dit doen en op welke termijn?
Voor zover geen sprake is van overtreding van de in Nederland geldende wetgeving, bestaan er geen sanctiemogelijkheden. Volgens (art. 7 van) de Nederlandse Grondwet heeft niemand voorafgaand verlof nodig om gedachten en gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De vrijheid van meningsuiting ligt ook verankerd in verdragen. Uitingen kunnen slechts achteraf worden getoetst aan de wet en verspreiding mag alleen onder strenge voorwaarden worden beperkt.
In het eindrapport van de Staatscommissie parlementair stelsel wordt in hun rapport een aantal aanbevelingen gedaan, inzake regels voor aanbieders van digitale platforms en websites en meer transparantie over gebruik van digitale instrumenten door politieke partijen. Het kabinet zal in de kabinetsreactie op het advies van de Staatscommissie hierover een standpunt innemen.
Het bericht 'Kopers in de kou – Lang wachten op energieaansluiting in nieuwbouwwoning' |
|
Alexander Kops (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Kent u het bericht «Kopers in de kou – Lang wachten op energieaansluiting in nieuwbouwwoning»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat kopers die hun gloednieuwe nieuwbouwwoning willen betrekken, vaak wekenlang moeten wachten op hun energieaansluiting? Wat heb je in ’s hemelsnaam aan een nieuwbouwwoning zonder energieaansluiting?
Ik kan mij heel goed voorstellen dat het heel vervelend is dat iemand zijn nieuwbouwwoning nog niet kan betrekken, omdat er nog geen energieaansluiting is.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat voortaan de deadline van achttien weken voor aansluiting op het energienet voor alle nieuwbouwwoningen wordt gehaald?
De wettelijke termijn van 18 weken voor het aansluiten van klanten voor elektriciteit wordt in de praktijk regelmatig wordt overschreden (artikel 23, derde lid, Elektriciteitswet 1998). Deze wettelijke termijn geldt overigens niet voor een aansluiting op aardgas en andere nutsvoorzieningen.
Voor het niet halen van de termijn voor het aansluiten van elektriciteit zijn meerdere oorzaken. Een deel van de klanten doet een aanvraag voor een aansluiting die verder dan 18 weken vooruit ligt of er wordt met de klant een andere termijn overeengekomen. Daarnaast kan het zijn dat de netbeheerder niet in staat is om de termijn van 18 weken te halen. Dat kan veel oorzaken hebben, bijvoorbeeld dat er sprake is van een complexe aansluiting of ingewikkelde vergunningprocedures, of het achterliggende net is ontoereikend om de nieuwe capaciteit te transporteren.
De Autoriteit Consument en Markt (ACM) is de toezichthouder en geeft aan dat de nood hoog is en er op alle (creatieve) manieren gekeken moet worden hoe deze situaties praktisch zo snel mogelijk opgelost kunnen worden.
Zoals aangegeven in antwoorden op vragen van de leden Rudmer Heerema en Koerhuis (beiden VVD) is de Minister van Economische Zaken en Klimaat in overleg met de netbeheerders over deze problematiek in het bredere perspectief van een toenemend aantal nieuwbouwprojecten door economische groei, de verantwoordelijkheden van de netbeheerders en het tekort aan technisch personeel bij zowel netbeheerders als hun aannemers (Kamerstuk 2018/2019 nr. 386). Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 7.
Hoe en door wie worden benadeelde kopers van nieuwbouwwoningen, die letterlijk in het donker en de kou zitten, gecompenseerd?
Het gaat hier om een contract tussen koper en aannemer/bouwer. Een eventuele compensatie hangt af van wat in het contract over de oplevertermijn is overeengekomen tussen koper en aannemer. In de praktijk is de oplevertermijn vaak dermate ruim gesteld dat er niet snel sprake zal zijn van compensatie.
Weet u dat u bekend staat als een Minister die veel praat, veel overlegt, veel vergadert, maar concreet weinig doet? Herinnert u zich dat u ontelbaar vaak hebt gezegd dat u de woningbouw wilt «versnellen»? Hoe gaat u dan het tekort aan installateurs «versneld» oplossen?
Ik herken mij niet in het door u geschetste beeld. Zie verder het antwoord bij vraag 6.
Deelt u de mening dat er van die zogenaamde «versnelde woningbouw» in de praktijk niets terechtkomt? Zo nee, waarom niet?
Voor het aanpakken van het woningtekort bestaat geen «quick fix», zoals ook de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) aangeeft in haar advies «Versnellen woningbouwproductie, met behoud van kwaliteit». Het plannen en realiseren van nieuwe woningbouw kent veel stappen, en er zijn veel partijen bij betrokken. De enige manier om tot die versnelling te komen, is dus met alle partijen gezamenlijk. Daarom wil ik gezamenlijk met die partijen knelpunten identificeren en afspraken maken over hoe we dit aanpakken.
Dat heeft al tot mooie concrete resultaten geleid, zoals de afspraken die in de BO’s MIRT zijn gemaakt over investeringen in de bereikbaarheid van specifieke locaties. Die afspraken zijn onderdeel van de woondeals die ik begin 2019 met de meest gespannen regio’s beoog te sluiten. Onderdeel van die deals zijn aanvullende afspraken over versnelling van de woningbouw en de beschikbaarheid van voldoende plancapaciteit. Ik bied daarbij ondersteuning door bijvoorbeeld de inzet van de Crisis- en herstelwet en bijdrages aan flexibele arbeidspools voor gemeentelijke capaciteit.
Daarnaast is de versnelling van de woningbouw ook simpelweg een kwestie van het opnieuw opbouwen van capaciteit in de sector, waarvan in de crisis veel verloren is gegaan. We zien dit overal in de bouw, en dus ook bij installateurs die nieuwbouwwoningen aansluiten op nutsvoorzieningen. Het aanpakken van capaciteitstekorten is primair een verantwoordelijkheid van de sector. Als ik een faciliterende rol kan spelen om slimmer en efficiënter werken in de bouwsector te stimuleren, dan doe ik dat natuurlijk graag. Vanuit die rol ben ik dan ook betrokken bij de Bouwagenda, waarbinnen betrokken partijen gezamenlijk via de Human Capital Agenda capaciteitstekorten willen aanpakken.
Versnelling van de woningbouw biedt echter pas op de langere termijn een oplossing voor het woningtekort. Daarom bevatten de woondeals ook afspraken over de aanpak van excessen die het gevolg zijn van de krappe woningmarkt, zoals huisjesmelkerij. Ik bied ondersteuning door extra ruimte te bieden in wet- en regelgeving en ook regionaal door ondersteuning van handhaving op zaken als huisjesmelkerij.
Als er nu al een gierend tekort aan installateurs is, hoe rampzalig zal de uitvoering van die vreselijke, onbetaalbare, zinloze energietransitie dan zijn, waarbij elk huishouden van het gas af moet worden gehaald? Bent u bereid een streep te zetten door de energietransitie en nieuwbouwwoningen gewoon op het gasnet aan te sluiten indien kopers dit wensen? Zo nee, waarom niet?
Aan de behoefte aan voldoende goed geschoold personeel wordt ook aan de overlegtafels over het klimaatakkoord aandacht besteed. Deze behoefte bestaat breder dan alleen voor de energiesector. In de antwoorden aan de leden Van der Lee en Smeulders (beiden Groen Links) is ook ingegaan op de bredere aanpak van het kabinet met betrekking tot het tekort aan technische personeel (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 655). Ik zie daarom geen reden een streep te zetten door de energietransitie.
Een betalingsherinnering door overheden |
|
Ronald van Raak |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Waarom zijn bedrijven wel, maar is de overheid niet verplicht om mensen eerst een betalingsherinnering te sturen?1
Burgers moeten kunnen rekenen op een goede bejegening door de overheid en overheidshandelen moet niet bijdragen aan het onnodig vergroten van problemen bij de burger.
Zo heeft de overheid net als bedrijven een verplichting om eerst een aanmaning (betalingsherinnering) te sturen, met dien verstande dat het bestuursorganen op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in veel gevallen daarvoor een wettelijk gefixeerde aanmaningsvergoeding mogen vragen (€ 7 voor schulden lager dan € 500 en € 16 voor schulden van € 500 of hoger). De wetgever heeft het uitdrukkelijk mogelijk willen maken voor bestuursorganen om deze vergoeding in rekening te brengen, zodat die kosten niet automatisch ten laste van de algemene middelen komen. De gevolgen van niet-tijdige betaling vallen immers in beginsel binnen de risicosfeer van degene die moet betalen en daarom werd het redelijk geacht om de daaruit voortvloeiende kosten bij hem in rekening te brengen (zie MvT bij wetsvoorstel vierde tranche Awb; Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3, p. 60).
De wetgever heeft in zijn algemeenheid de afweging om wel of niet de vaste aanmaningsvergoeding bij overheidsvorderingen in rekening te brengen uitdrukkelijk willen overlaten aan de bestuursorganen zelf.2 Daarmee kunnen verschillen ontstaan tussen overheden. Ik acht dat aanvaardbaar omdat het bestuursorgaan in kwestie zelf het beste kan bepalen of in de gegeven omstandigheden het in rekening brengen van de vergoeding wenselijk is, waarbij bijvoorbeeld een afweging kan worden gemaakt tussen de hoogte van de aanmaningsvergoeding en de lasten die het in rekening brengen van die vergoeding met zich meebrengt voor degene die moet betalen en voor het betrokken bestuursorgaan. In sommige bijzondere wetten zijn overigens bijzondere regels vastgelegd met betrekking tot verhogingen of boetes bij niet betaling. De grondslag hiervoor is dan gelegen in de bijzondere aard van de vordering.
Daarbij vind ik het belangrijk dat overheidsorganisaties rekening houden met individuele omstandigheden. De overheidsorganisaties zetten zich daarom op verschillende manieren in om te voorkomen dat mensen in problematische schulden terecht komen. Dan kan het gaan om de wijze waarop brieven worden geschreven om ze makkelijker leesbaar te maken en informatie over rechten en plichten in minder juridische taal aan te reiken. Ook wordt door veel grote uitvoeringsorganisaties gestuurd op het kunnen treffen van betalingsregelingen. Betalingsregelingen dragen meer bij aan de aanpak van schuldenproblematiek dan betalingsherinneringen. Dit betekent echter niet dat er nooit een vergoeding in rekening zou mogen worden gebracht voor een aanmaning of dat er aan een aanmaning altijd eerst een kosteloze betalingsherinnering vooraf zou moeten gaan. Daar komt bij dat niet vast staat of mensen met problematische schulden ook geholpen zijn met een (kosteloze) betalingsherinnering op het moment dat zij zodanig in de problemen zijn geraakt dat zij hun post niet meer openen.
Deelt u de opvatting dat overheden en andere organisaties met een publieke taak mensen niet onnodig met wantrouwen moeten benaderen?
Ja.
Begrijpt u de boosheid van burgers als zij een aanmaning of boete krijgen als zij een keer vergeten een rekening te betalen, of zelfs nooit een rekening hebben ontvangen?
Ik begrijp dat die boosheid kan ontstaan. Tegelijkertijd vind ik dat iedereen een eigen verantwoordelijkheid heeft voor de tijdige betaling van vorderingen. Bij niet-tijdige betaling kan horen dat een bestuursorgaan kosten in rekening brengt.
Is het volgens u wenselijk dat overheden, waaronder gemeenten en waterschappen, soms wel, maar vaak niet een «herinnering» sturen? Vindt u het bestaan van deze verschillen tussen deze overheden onwenselijk? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de opvatting dat kosten nooit een reden mogen zijn om geen «herinnering» te sturen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het wenselijk dat onder meer de Belastingdienst stelt dat als een brief niet retour komt deze als bezorgd kan worden beschouwd? Hoe kan het dat een individuele burger zo verantwoordelijk wordt gesteld voor de kwaliteit van de postbezorging?
Bestuursorganen, dus ook de Belastingdienst, sturen hun post naar het laatst bekende adres, zoals dat voorkomt in de basisregistratie personen. Een individuele burger is verantwoordelijk voor het doorgeven van zijn juiste adres aan de basisregistratie. Bestuursorganen moeten, desgevraagd, aannemelijk maken dat post door hen is verzonden.
Zou volgens u een overheid of andere organisatie met een publieke taak die zelf een rekening in de verkeerde maand heeft geboekt een aanmaning of boete moeten sturen?
Fouten die de overheid begaat, behoren voor rekening van de overheid zelf te komen.
Zou volgens u een overheid of andere organisatie met een publieke taak een boete moeten innen als mensen een rekening voor het ontvangen van de aanmaning alsnog hebben betaald?
Een belangrijke maatregel uit het regeerakkoord, en onderdeel van de zogeheten brede schuldenaanpak, is het maximeren van de stapeling van boetes vanwege te laat betalen en het maximeren van bestuursrechtelijke premies.3 De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft u over de stand van zaken van de uitwerking van deze maatregel bij brief van 13 februari 2019 mede namens de Minister voor Medische Zorg en Sport, de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en mij geïnformeerd.4 Een tijdige betaling voorkomt dat een verhoging dan wel boete wordt opgelegd. Als iemand binnen de in de aanschrijving gestelde termijn het verschuldigde bedrag heeft betaald, is een verhoging of boete niet aan de orde.
Deelt u de opvatting dat het niet zinvol is dat gemeenten mensen uit de schulden proberen te helpen, maar andere overheden of organisaties met een publieke taak diezelfde mensen in de schulden steken, door een aanmaning of boete? Hoe zouden we dit in de toekomst kunnen voorkomen?
Het is belangrijk dat extra kosten zo veel mogelijk worden voorkomen bij mensen met schulden. Daar heeft de betrokkene zelf een verantwoordelijkheid in. Ook het kabinet zet zich ervoor in om extra kosten zoveel mogelijk te voorkomen. Met de brief van 13 februari 2019 is uw Kamer geïnformeerd over de aanpak van het kabinet om de stapeling en ophoging van bestuurlijke boetes en bestuursrechtelijke premies te maximeren. Daarnaast wordt naar aanleiding van een motie van de leden Raemakers (D66) en Peters (CDA) gewerkt aan plan van aanpak om een noodstopprocedure bij het CJIB in te richten voor mensen met schulden.5 Deze procedure houdt in dat verhogingen van verkeersboetes tijdelijk kunnen worden stopgezet onder de voorwaarde dat schuldhulp wordt aanvaard. De komende tijd wordt gewerkt aan een plan voor deze noodstopprocedure. De Kamer zal voor de zomer geïnformeerd worden over de voorgenomen inrichting daarvan.
Bent u bereid om een norm te stellen en uit te spreken dat overheden en andere organisaties met een publieke taak mensen altijd eerst een betalingsherinnering moeten sturen? Bent u bereid om dit ook aan alle betrokken organisaties te laten weten? Bent u bereid om dit ook wettelijk vast te leggen?
Zie antwoord vraag 1.