Telefooncontracten overzetten zonder toestemming |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Gerda Verburg (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de vele klachten over het bedrijf zakelijketelefonie.nl dat zonder toestemming van een bedrijf telefoonnummers van bijvoorbeeld KPN importeert naar haar als aanbieder? (zie forum TROS Radar)
Ja.
Kunt u uiteenzetten hoe vaak het voorkomt dat zonder toestemming van een klant telefoonnummers van het ene bedrijf, zoals KPN, worden geporteerd naar het andere bedrijf, zoals zakelijketelefonie.nl?
Bij de toezichthouder OPTA heb ik navraag gedaan over deze kwestie. OPTA heeft over het bedrijf Zakelijketelefonie.nl de laatste maanden ongeveer 50 schriftelijke klachten ontvangen en 150 telefonische vragen. OPTA heeft recentelijk verder geen klachten van ondernemers ontvangen over andere bedrijven in verband met onterechte of onbedoelde overzettingen. Bij KPN zijn een paar honderd vragen binnengekomen over overzettingen van contracten naar Zakelijketelefonie.nl.
Bij ConsuWijzer (het gezamenlijke loket voor consumenten van de NMa, OPTA en de Consumentenautoriteit) komen maandelijks tientallen klachten binnen van consumenten over onterechte of onbedoelde overzettingen.
Welke acties heeft een ondernemer tot zijn beschikking als zonder zijn toestemming zijn telefoonnummer is overgedragen aan een nieuwe aanbieder?1
Ik deel uw opvatting dat men alleen kan overgaan naar een andere aanbieder wanneer de ondernemer daar toestemming voor heeft gegeven. Als een ondernemer zonder zijn toestemming (hij heeft bijvoorbeeld geen contract ondertekend) is overgezet naar een nieuwe aanbieder kan hij een klacht indienen bij zijn «oude» aanbieder. Deze «oude» aanbieder zal dan contact opnemen met de «nieuwe» aanbieder en de «nieuwe» aanbieder verzoeken om aan te tonen dat de betreffende ondernemer heeft verklaard te willen overstappen. Als de «nieuwe» aanbieder niet kan aantonen dat de betreffende ondernemer de wil heeft geuit om over te stappen, dan volgt er een procedure, waarbij het oude contract wordt «hersteld» en het telefoonnummer wordt teruggezet naar de eerste aanbieder. Deze procedure is gebaseerd op zelfregulering door de betrokken telecomaanbieders en wordt beheerd door de Vereniging COIN (COmmunications INfrastructure). Het systeem gaat uit van controle van de wilsuiting achteraf naar aanleiding van klachten. Als er veel klachten zijn over een bedrijf is controle van de wilsuiting vooraf mogelijk.
De ongewenste overzettingen naar Zakelijketelefonie.nl hebben ook voor een deel plaatsgevonden op basis van een door de betreffende ondernemers ondertekende antwoordkaart. Ik heb begrepen dat deze ondernemers zich niet realiseerden dat ze daardoor overstapten naar Zakelijketelefonie.nl. De betrokken ondernemers zijn daarom van mening dat Zakelijketelefonie.nl hen heeft misleid. Voor het tot stand komen van een rechtsgeldige overeenkomst is vereist dat er sprake is van een aanbod van de ene partij en een daarop volgende aanvaarding van het betrokken bedrijf door middel van een verklaring. Als deze verklaring er wel is maar niet overeenkomt met de wil van een partij, dan zijn er verschillende scenario’s denkbaar. Wanneer de aanbieder zich netjes gedragen heeft en er op mocht vertrouwen dat de wil wel overeenstemde met de verklaring van het bedrijf, dan dient de overeenkomst in stand te blijven. Wanneer de overeenkomst echter ondanks de benodigde zorgvuldigheid tot stand is gekomen door een verkeerde voorstelling van zaken kan de rechter de overeenkomst vernietigen op grond van dwaling. Als aangetoond kan worden dat de aanbieder bewust informatie heeft achtergehouden, kan de overeenkomst vernietigd worden op grond van bedrog. In dergelijke gevallen is tussenkomst van de rechter dus noodzakelijk om van de overeenkomst af te komen. Partijen zullen er in deze kwesties onderling moeten proberen uit te komen of het geschil moeten voorleggen aan de rechter.
Wat betreft de bevoegdheden en mogelijkheden van OPTA om op te treden tegen deze praktijken kan ik het volgende opmerken. Het overeenkomstenrecht is geregeld in het Burgerlijk Wetboek en niet in de Telecommunicatiewet. Aangezien OPTA de bepalingen van de Telecommunicatiewet handhaaft, heeft OPTA in deze gevallen geen bevoegdheden om op te treden. Het onterecht overzetten van klanten komt overigens in vele sectoren voor en dus niet alleen in de telecomsector. Een specifieke regeling in de Telecommunicatiewet is daarom niet nodig.
Wel vind ik alles overziend dat er ruimte is voor verbetering. Uitgangspunt moet zijn dat contracten willens en wetens worden afgesloten en dat met oog daarop klanten goed worden geïnformeerd door hun aanbieder. Ik vind dat voor de bestaande procedure die geldt voor overzettingen (en wordt gefaciliteerd door de Vereniging COIN) aanscherpingen wenselijk zijn. Ik heb de betrokken partijen daarom opgeroepen om de bestaande procedures te versterken om overzettingen zonder adequate wilsuiting te voorkomen dan wel er voor te zorgen dat dergelijke overzettingen op een voor de gebruiker simpele manier ongedaan kunnen worden gemaakt. De betrokken aanbieders hebben aangegeven dat zij bereid zijn om mee te werken aan een oplossing als het betrokken bedrijf aangeeft terug te willen naar zijn «oude» aanbieder. Dit zal ik blijven volgen en ik stel uw Kamer op de hoogte van de uitkomsten.
Welke bevoegdheden en mogelijkheden heeft de OPTA om op te treden tegen deze praktijken en hoe maakt de OPTA hier gebruik van?
Zie antwoord vraag 3.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat bedrijven alleen overstappen indien zij daar expliciet om gevraagd hebben dan wel toestemming verleend hebben?
Zie antwoord vraag 3.
Kunstbeurzen |
|
Marieke van der Werf (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Deelt u de mening dat voor het culturele vestigingsklimaat en de economische bedrijvigheid, kunstbeurzen zoals de The European Fine Art Foundation (TEFAF) en de Pictura Antiquairs Nationaal (PAN) van groot belang zijn voor Nederland?
Ja
Kunt u bevestigen dat de borgstelling voor invoerrechten dit jaar is verdrievoudigd? Bent u ervan op de hoogte dat, mede door het moeilijke financieel-economische klimaat en borgstellingen, enkele beursexpediteurs grote moeite hebben om de borgstelling rond te krijgen?
Neen, de borgstelling voor invoerrechten is niet verhoogd. Het percentage rechten bij invoer op vrijwel alle producten die voor de beurs zijn bestemd is 0%.
Naast douanerechten is bij invoer BTW verschuldigd. Op 1 januari 2011 is de BTW op kunstvoorwerpen en voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten onder het voor de btw algemene tarief van 19% gebracht. Dit geldt zowel voor de BTW bij leveringen als bij invoer. De toepassing van het algemene btw-tarief op onderhavige goederen per 1 januari 2011 leidt tot een verhoogde zekerheidstelling.
Is er ooit beroep gedaan op de garantstelling van beursexpediteurs?
Van het inroepen van zekerheidstellingen worden geen registers per evenement bijgehouden door de Douane, maar voor zover is na te gaan, is er nimmer aanspraak gemaakt op een zekerheidstelling die was gesteld in verband met de TEFAF. Wel is er een enkele maal een douaneschuld van rechten bij invoer en BTW bij invoer ontstaan wegens vermis tijdens transport naar of van de beurs, maar deze douane- en BTW-schuld is voldaan door de schuldenaar.
Klopt het dat douaneambtenaren continu aanwezig zijn op de beurs en dat, mede door de beveiligingsmaatregelen het risico voor de staat van ongecontroleerde invoer nagenoeg nihil is en dus ook een lage ?
Ja, de Douane is in het kader van de dienstverlening aanwezig voor, tijdens en na de beurs, in 2011 van dinsdag 15 maart 2011, 09.00 uur (eerste keuringsdag door keuringscommissies) tot en met zondag 27 maart 2011, 18.00 uur (de laatste dag dat de beurs geopend is voor publiek).
Daarnaast zijn de betrokken logistieke dienstverleners en douanedeclaranten via de beursorganisatie TEFAF geïnformeerd, dat de Douane ook voorafgaand en na afloop van de beurs bereikbaar is voor vragen.
Mij is bekend dat de TEFAF-organisatie beveiligingsmedewerkers heeft ingehuurd, die de fysieke in- en uitgangscontrole verzorgen tijdens de opbouw, de vettingdagen, de beursdagen en de afbouwperiode van de beurs. Tijdens de vettingdagen en de beursdagen wordt gewerkt met detectiepoortjes en fysieke controle van handbagage van bezoekers, die in- en uitlopen.
Ondanks deze beveiligingen hebben in het verleden diefstallen plaatsgevonden tijdens de beurs. Deze zijn, in het licht van de totale waarde van op de beurs uitgestalde producten, echter minimaal. De Douane merkt daarbij echter op, dat de zekerheidstelling die wordt geëist, niet enkel dient voor de periode dat de goederen tentoongesteld worden c.q. in het expositiegebouw verblijven, maar ook voor een deel van het transporttraject naar en van de beurs.
Kunt u aangeven waarom u de TEFAF-ruling, die gebaseerd is op het besluit over de margeregeling, heeft ingetrokken?1 Bent u bereid om op in korte termijn in overleg te treden met de beursexpediteurs om een gemakkelijke en wellicht tijdelijke oplossing voor de garantstelling op de beurzen te faciliteren en hen te ondersteunen bij het verwerven van de AEO-status?2
De desbetreffende praktische afspraak kon komen te vervallen door de recente btw-tariefswijziging voor kunst.
Vanwege de hoge beveiligingsmaatregelen en het als gevolg daarvan geringere fiscale risico, kan in ieder geval voor dit jaar genoegen worden genomen met een zekerheid die qua hoogte vergelijkbaar is met de jaren voor 2011.
De Douane is graag bereid met de beursorganisatie en betrokken expediteurs in overleg te treden, om in gezamenlijkheid een integrale oplossing voor dit vraagstuk voor volgende jaren te zoeken.
Het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) |
|
Eddy van Hijum (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Hoeveel van de 114 000 ouders die een brief hebben ontvangen met het verzoek het nummer van de opvanginstelling van hun kind door te geven aan de Belastingdienst/Toeslagen, heeft tot nu toe het formulier met het kinderopvangnummer teruggestuurd en hoeveel van die formulieren hebben tot een match geleid? Hoeveel ouders stuurden een formulier in dat weer niet leidde tot een match? Hoeveel ouders stuurden geen formulier in?1
Op 4 februari 2011 heeft meer dan 70% van de 114 000 ouders gereageerd. Hiervan hebben ongeveer 6 000 ouders voor één of meer kinderen een onjuiste verwijzing naar het LRK opgegeven. Hun toeslag zal niet worden gestopt, maar deze aanvragers zullen door de Belastingdienst/Toeslagen worden gevraagd nadere informatie te geven.
Van de overige ouders is geen reactie ontvangen. Dit heeft ertoe geleid dat begin februari circa 31 000 rappelbrieven zijn verstuurd aan ouders waarbij voor één of meer kinderen geen koppeling met het LRK gemaakt kon worden. Per 23 februari 2011 heeft 45% gereageerd.
Wat vindt u ervan dat op 10 februari 2011 de welkomtekst op de website van het Landelijk Register Kinderopvang (http://www.landelijkregisterkinderopvang.nl) als volgt is: «Welkom op de website van het Landelijk Register Kinderopvang (LRK). In het LRK worden alle kinderdagverblijven, organisaties voor buitenschoolse opvang, gastouderbureaus en gastouders geregistreerd, die voldoen aan de kwaliteitseisen van de Wet Kinderopvang. Ouders hebben vanaf 1 januari 2011 alleen recht op kinderopvangtoeslag als ze gebruik maken van kinderopvang die in het LRK staat. U kunt het LRK op dit moment al raadplegen, maar houdt u er rekening mee dat nog niet alle kinderopvangvoorzieningen in het LRK staan.»? Strookt deze tekst met de werkelijkheid?
De welkomsttekst strookte met de werkelijkheid, aangezien het in de eerste weken van dit jaar nog in een beperkt aantal gevallen voorkwam dat kinderopvangorganisaties en gastouders wel voor 1 januari 2011 een positieve beschikking hadden ontvangen, maar nog niet in het LRK waren geregistreerd. Inmiddels zijn ook deze gevallen ingevoerd (met ingang van de datum van de beschikking) en geeft het LRK een volledig beeld van de opvang die met ingang van 1 januari 2011 recht geeft op een kinderopvangtoeslag. De welkomsttekst was «hard» geprogrammeerd en kon derhalve niet onmiddellijk worden gewijzigd, maar is inmiddels in de laatste systeemwijziging aangepast.
Is het mogelijk om bij de herinneringsbrief wel verschillende opvanginstanties per gezin op te geven, wanneer bijvoorbeeld gebruik gemaakt wordt van kinderopvang en buitenschoolse opvang voor verschillende kinderen uit het gezin? Wordt er een oplossing geboden voor het signaal dat alle ouders met twee of meer kinderen in verschillende kinderopvanginstanties een brief gekregen hebben dat er geen match gemaakt kon worden, ook al hadden zij de gegevens correct ingevoerd?
Alleen als er geen match gemaakt kon worden tussen de opvanggegevens van één of meer kinderen in het toeslagensysteem en het LRK, is er een brief gestuurd aan toeslagaanvragers. In het geval van een aanvraag met meerdere kinderen waarbij één van de kinderen niet matcht, hebben toeslagaanvragers één brief ontvangen. In die brief staat niet nader gespecificeerd welk kind wel en welk kind niet kon worden gematcht. De oorzaak hiervan is gelegen in de inflexibiliteit van de huidige ICT-toeslagensystemen bij de Belastingdienst. Met de introductie van het Nieuwe Toeslagen Systeem wordt dit probleem opgelost.
Hoe kunnen ouders van kinderen die bij verschillende kinderopvanginstanties worden opgevangen voldoen aan de wettelijke vereiste dat zij de nummers doorgeven, als het formulier nog steeds alleen in de mogelijkheid voorziet om één adres per kind op te geven?
Het klopt dat op de aanvraag- en wijzigingsmiddelen nog steeds slechts één adres per kind op kan worden gegeven. Net als voorgaande jaren moeten aanvragers bij een aanvraag of wijziging van de toeslag de adresgegevens doorgeven voor de opvanglocatie waar de meeste uren opvang worden genoten. Dit is ook terug te vinden op de internetsite www.toeslagen.nl.
Omdat het huidige systeem geen mogelijkheid biedt meerdere registratienummers op te geven, kunnen ouders niet voldoen aan de wettelijke vereiste dat zij de nummers doorgeven. De Belastingdienst/Toeslagen houdt hiermee rekening bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag. Vanaf toeslagjaar 2012 kunnen vraagouders meerdere registratienummers van opvanglocaties opgeven.
Kunt u zich voorstellen dat ouders er geen boodschap aan hebben, dat u stelt dat «Het Landelijke Register Kinderopvang een zelfstandig registratiesysteem is, beheerd door DUO, dat los staat van de systemen van de Belastingdienst/Toeslagen»? Kunt u toezeggen dat er voor juli 2011 een koppeling is tussen beide systemen, zodat er altijd een match optreedt?
Er is een koppeling tussen beide systemen, deze vindt plaats nadat de aanvrager de gegevens heeft ingevuld. Indien er geen match optreedt tussen de ingevulde gegevens en de gegevens in het LRK wordt de aanvrager hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.
Een «real-time» koppeling is met de huidige systemen niet te realiseren. Of dat met de introductie van het nieuwe toeslagensysteem in de toekomst wel mogelijk zal zijn moet onderzocht worden. Ik kan u toezeggen dit jaar een onderzoek te laten doen naar de mogelijkheid van een dergelijke koppeling.
Hebben ouders recht op kinderopvangtoeslag over januari 2011 als de instelling door een administratieve fout van de gemeente nog niet in het LRK stond, maar wel een vergunning2 had?
Kinderopvangorganisaties die op 1 januari rechtmatig in exploitatie waren (dat wil zeggen: over de exploitatie waarvan de gemeente al eerder positief had beschikt) en die toch niet in het LRK waren opgenomen, worden door gemeenten alsnog met terugwerkende kracht in het LRK ingevoerd (met als startdatum registratie 1-1-2011), waardoor ouders die van deze opvang gebruik maken, recht hebben op kinderopvangtoeslag vanaf 1 januari 2011.
Indien een gemeente niet tijdig de kinderopvang heeft aangemeld en de Belastingdienst/Toeslagen weigert een kinderopvangtoeslag, kunnen de kinderopvanginstelling en/of de ouders de gemeente dan aansprakelijk stellen? Zo nee, wat hadden ouders dan moeten doen, toen de kinderopvanginstelling niet geregistreerd werd en zij bijvoorbeeld een opzegtermijn van twee maanden hadden in het contract van de kinderopvang?
De gemeente is aanspreekbaar op een tijdige afhandeling van een aanvraag tot exploitatie door een kinderopvangorganisatie. Binnen een termijn van 10 weken dient de gemeente een beschikking te nemen op de aanvraag en vindt (bij positieve beschikking) registratie plaats. In uitzonderingsgevallen kan deze termijn – mits met redenen omkleed – worden verlengd.
In mijn antwoord op vraag 6 heb ik aangegeven dat kinderopvangorganisaties die rechtmatig in exploitatie waren op 1 januari 2011 en niet in het LRK stonden, alsnog in het LRK worden ingevoerd met als startdatum exploitatie 1 januari 2011. Het geschetste probleem doet zich hier dus niet voor: de toeslag wordt toegekend. Daarnaast zou het kunnen voorkomen dat gastouders wel tijdig (voor 1 oktober 2010) zijn aangemeld, maar toch in het LRK zijn opgenomen met een startdatum registratie na 1 januari 2011. In een analyse op het LRK blijkt dit in slechts enkele tientallen gevallen voor te komen. Deze gevallen zijn bij de betreffende gemeenten teruggelegd met het verzoek om na te gaan of in deze gevallen de behandeltermijn op goede gronden was verlengd en – waar noodzakelijk – de datum registratie te corrigeren.
Is het waar dat mensen die in het laatste kwartaal een belangrijke wijziging doorvoeren in de gegevens voor de kinderopvangtoeslag, in het nieuwe jaar toch een voorlopige beschikking krijgen op basis van de oude, ongewijzigde gegevens? Kunt u ervoor zorgen dat de nieuwe voorlopige beschikking ook rekening houdt met mutaties? Zo nee, waarom niet?
De Belastingdienst/Toeslagen heeft te maken met een massale procesvoering. Bij het proces «automatisch continueren» aan het einde van het jaar (waarin de lopende bevoorschotting van toeslagen wordt voortgezet naar het nieuwe kalenderjaar) maakt de dienst gebruik van de meest recente gegevens. Meest recent zijn de gegevens die worden doorgeven vóórdat het proces «automatisch continueren» wordt opgestart. Wijzigingen die na dit opstartmoment worden doorgegeven kunnen niet in de voorschotbeschikking worden verwerkt. Wijzigingen die na het automatisch continueren worden doorgegeven en die ook van toepassing zijn op 2011 moeten voor 2011 apart worden doorgegeven. Toeslagaanvragers worden daarover geïnformeerd via toeslagen.nl en via informatie die met de voorschotbeschikking wordt meegestuurd.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat de Belastingdienst/Toeslagen een halfjaarlijks overleg organiseert (zoals het Beconoverleg) met mensen uit de sector zodat veel praktische problemen in samenspraak en zonder tussenkomst van Kamerleden opgelost kunnen worden?
Dergelijk regulier overleg is er. De Belastingdienst/Toeslagen overlegt meerdere malen per jaar met vertegenwoordigers uit de kinderopvangbranche. Hierbij zijn zowel vertegenwoordigers van vraagouders als vertegenwoordigers van kinderopvanginstellingen aanwezig. Tijdens deze overleggen wordt met de branche overlegd over het uitvoeringsbeleid van Toeslagen.
Het bericht "Eigenrisicodragen voor WGA" |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de volgende tekst op de website van het UWV, waarin niet gesproken wordt over inspanningen tot re-integratie, genoemd in artikel 42 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA): «Is het risico dat uw werknemers een beroep moeten doen op een WIA-uitkering laag? Dan kan het gunstig zijn om eigenrisicodrager voor de WIA te worden. In dat geval betaalt u alleen de basispremie. Als een werknemer vervolgens recht heeft op een WGA-uitkering, dan betaalt u deze gedurende de eerste 10 jaar zelf. Na 10 jaar wordt deze uitkering door UWV betaald. Deze wordt dan gefinancierd uit de basispremie. Heeft een werknemer recht op een IVA-uitkering? Dan wordt deze ook betaald door UWV en gefinancierd uit de basispremie. Het risico dat u als eigenrisicodrager loopt om 10 jaar lang zelf de WGA-uitkering aan uw arbeidsongeschikte (ex-)werknemer te moeten betalen, kunt u eventueel particulier herverzekeren. Diverse particuliere verzekeraars bieden daarvoor mogelijkheden.»?1en2
Ja. Voor de goede orde wijs ik erop dat UWV op zijn website ook wijst op verantwoordelijkheden en verplichtingen van de eigenrisicodragers inzake de begeleiding van de werknemer bij zijn of haar re-integratie.
Zijn er cijfers over hoeveel mensen in de eerste twee jaar van ziekte aan het werk gaan? Zo ja, kunt u die dan zo gedetailleerd mogelijk geven?
Doordat werkgevers de eerste twee ziektejaren betalen, worden op centraal niveau geen gegevens bijgehouden over de werkhervatting door reguliere werknemers tijdens ziekte. Wel zijn er relevante gegevens uit andere bronnen. Zo blijkt uit een recente publicatie van SCP dat het ziekteverzuim in de periode 2005–2008 verder is gedaald: van 4,8 naar 4,1%.3 Voorts komt uit een recente, uitgebreide cohortstudie naar voren dat de werkhervatting door langdurig zieken tussen 2003 en 2008 sterk is toegenomen.4 In deze vijf jaar is de gerichtheid op werk sterk toegenomen. De onderzoekers schrijven dit toe aan het gevoerde beleid (met name de invoering van de Wet verbetering poortwachter, de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte en de Wet WIA) en aan de inspanningen van werkgevers, bedrijfsartsen en werknemers.
Zijn er cijfers over de werkhervatting van mensen in de WGA tijdens de 10 jaar loondoorbetalingperiode? Zo ja, kunt u dan de uitstroomgegeven van de WGA geven met de redenen van uitstroom?
Artikel 42 van de Wet WIA bevat de wettelijke re-integratieverplichtingen voor de eigenrisicodrager. Er is daarbij gekozen voor het stellen van minimumvoorwaarden om werkgevers in de gelegenheid te stellen optimaal in te spelen op individuele wensen en behoeften (maatwerk).
De eigenrisicodrager dient op grond van artikel 42 te bevorderen dat de werknemer met een WGA-uitkering waarvoor hij verantwoordelijk is aan het werk komt en blijft in zijn eigen bedrijf of een ander bedrijf. De eigenrisicodrager is ook verplicht daarvoor de noodzakelijke maatregelen te treffen. Ook dient de eigenrisicodrager periodiek het plan van aanpak te evalueren dat is opgesteld om de werkhervatting van de betrokken werknemer te bevorderen.
De wet legt deze verplichtingen aan de werkgever op die eigen risicodrager is geworden.
Daarbij maakt het juridisch gezien niet uit of de werkgever het risico heeft verzekerd (dit is doorgaans het geval) of niet. De verzekeraar wordt dus niet rechtstreeks door de wet aangesproken. De werkgever heeft de mogelijkheid om de re-integratietaken zelf uit te voeren (met hulp van een bedrijfsarts en/of re-integratiebedrijf) of hiervoor een private verzekeraar in te schakelen. Beiden hebben een intrinsiek financieel belang tot schadelastbeperking en tot een geslaagde re-integratie.
De wetgever heeft niet gekozen voor een wettelijke sanctie voor de eigenrisicodrager. Aan het eind van de eerste twee jaar van ziekte en voorafgaande aan de WIA-claimbeoordeling toetst UWV wel of de werkgever voldoende re-integratieverplichtingen heeft verricht; wanneer dit niet het geval is. kan de loondoorbetalingsperiode maximaal een jaar worden verlengd. De eigenrisicodrager heeft vervolgens gedurende 10 jaar de verantwoordelijkheid voor zijn werknemer met een WGA-uitkering. Deze verantwoordelijkheid omvat zowel het financiële risico (de betaling van de uitkering) als de re-integratie. De eigenrisicodrager heeft er dus alle belang bij om al het mogelijke te doen om zijn re-integratieverplichtingen na te komen.
Daar in artikel 42 van de Wet WIA wordt gevraagd dat de werkgever een inspanning levert voor re-integratie, wat is de minimale inspanning die hij dient te leveren?
Zie antwoord vraag 3.
Dient de werkgever deze inspanning ook te leveren, wanneer hij dit risico heeft verzekerd? Of is de verzekeraar dan verantwoordelijk?
Zie antwoord vraag 3.
Welke sanctie staat op het niet leveren van deze inspanning? Kan dat betekenen dat na 10 jaar het UWV de uitkeringslast niet overneemt?
Waarom zijn er geen nadere regels gegeven ex lid 6 van genoemd artikel 42? Overweegt u die alsnog te stellen? Zo nee, waarom niet?
In het kader van de Wet verbetering poortwachter is een regeling procesgang voor het eerste en tweede jaar getroffen. Dit houdt verband met het feit dat de verantwoordelijkheid in de eerste twee jaar van ziekte volledig bij werkgevers en werknemers ligt en dat er vanuit de praktijk behoefte bleek te bestaan aan een dergelijke regeling. Dit ligt anders voor de WGA-periode.
Het zesde lid van artikel 42 geeft de mogelijkheid om via een ministeriële regeling nadere invulling te geven aan de re-integratieverplichtingen van de eigenrisicodrager. Hiervan is geen gebruik gemaakt. Ik zie thans geen aanleiding om nadere regels te stellen.
Waarom is er voor de WGA Eigenrisicodrager geen proceswet opgesteld zoals bij de Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte (Wulbz) en de daarbij behorende Wet Verbetering Poortwachter?
Zie antwoord vraag 7.
Stopt de verplichting en inspanningen van de werkgever die WGA eigenrisicodrager is op het moment dat er tenminste 50% van de restverdiencapaciteit wordt benut?
Nee. De re-integratieverplichtingen van de eigenrisicodrager op grond van artikel 42 WIA hebben betrekking op werknemers met een WGA-uitkering. Het gaat hierbij om het benutten van de nog resterende arbeidsmogelijkheden. De grens van 50% van de restverdiencapaciteit is hierbij niet beslissend (zij speelt wel een rol voor de hoogte van de uitkering voor de cliënt). Het blijft voor de werkgever van belang om ook als iemand al meer dan 50% van zijn restverdiencapaciteit benut, de dan nog resterende arbeidsmogelijkheden verder te bevorderen. Dit kan immers tot een verdere verlaging van kosten voor de werkgever leiden.
Welke rechtsmiddelen heeft een uitkeringsgerechtigde met een WGA-uitkering, indien hij van mening is dat zijn ex-werkgever of de verzekeraar geen re-integratie-inspanningen levert?
De werknemer met een WGA-uitkering die meent dat de eigenrisicodrager onvoldoende invulling geeft aan zijn re-integratietaak kan bezwaar maken bij de eigenrisicodrager en, zo nodig, in beroep komen bij de bestuursrechter. Hierdoor is een sluitend stelsel van rechtsbescherming geborgd. Daarnaast kunnen de eigenrisicodrager en de WGA-gerechtigde via een deskundigenoordeel aan het UWV vragen om een uitspraak te doen over de vraag of de eigenrisicodrager voldoende en geschikte re-integratie-inspanningen heeft verricht, voor zover de eigenrisicodrager hierover geen besluit heeft afgegeven.
Bijstorting in de pensioenpolis |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Roos Vermeij (PvdA) |
|
|
|
Kunt u bevestigen dat uw beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Omtzigt en Van Hijum over bijstorting in de pensioenpolis zo moet worden begrepen, dat in voorkomende gevallen het mogelijk is dat (nieuwe) werkgevers een terugstorting van hun verzekeraar kunnen ontvangen?1
Kunt u bevestigen dat de toelichting op artikel 19 van Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling2 als volgt luidt; «Op basis van een in deze regeling voorgeschreven methode berekent de ontvangende pensioenuitvoerder welke pensioenaanspraken na waardeoverdracht ontstaan voor de nieuwe deelnemer. Vervolgens berekent de nieuwe pensioenuitvoerder op basis van zijn eigen tarieven hoe hoog het bedrag is dat nodig is voor de financiering van deze pensioenaanspraken. De overdrachtswaarde van de pensioenaanspraken kan meer of minder bedragen dat dit benodigde bedrag. De totale overdrachtswaarde wordt aangewend voor het inkopen van pensioenaanspraken in de pensioenregeling ondergebracht bij de ontvangende uitvoerder. Wanneer de overdrachtswaarde lager is dan het benodigde bedrag, bijvoorbeeld omdat de overdrachtswaarde exclusief een kostenopslag is, komt het verschil ten laste van de nieuwe werkgever of van het pensioenfonds bij wie deze de pensioenregeling heeft ondergebracht»?
Deelt u de mening dat uw antwoord aan de leden Omtzigt en Van Hijum op gespannen voet staat met (de toelichting op) artikel 19 Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, kunt u uiteenzetten welke van de onderstaande beweringen de juiste interpretatie is;
Kunt u de antwoorden op deze vragen voor het Algemeen Overleg Pensioenonderwerpen (d.d. 3 februari 2011) aan de Kamer doen toekomen, zodat deze kunnen worden meegenomen tijdens dit overleg?
Het Mor Gabriel klooster in Turkije |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de Turkse staat een rechtszaak tegen het Mor Gabriel klooster bij het Turkse hooggerechtshof in Ankara gewonnen heeft, zodat het klooster een gedeelte van zijn eeuwenoude landerijen moet afstaan?1
Ja.
In antwoorden op eerdere Kamervragen gaf uw ambtsvoorganger aan dat de ambassades van EU-lidstaten bij toerbeurt de rechtszaken tegen het klooster zouden bijwonen en dat de Kamer daarover geïnformeerd zou worden. Kunt u uiteenzetten wie de rechtszitting heeft bijgewoond en wat de bevindingen zijn in de EU?2
De Nederlandse Ambassade volgt de rechtszaak over het Mor Gabriël-klooster op de voet. Zo is Nederland regelmatig bij zittingen aanwezig geweest. Indien dit niet geval was, werd ons land vertegenwoordigd door de EU-delegatie of andere EU-lidstaten. Het Kabinet deelt de conclusie van de Europese Commissie in haar laatste voortgangsrapport, dat een flinke inspanning vereist is ten aanzien van de rechten van religieuze minderheden.
Deelt u de mening dat de Turkse overheid, door het aanspannen van vele rechtszaken tegen het klooster, de rechten van de minderheden niet garandeert, zoals ook opgemerkt in de voortgangsrapportage over Turkije van de Europese commissie?3
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de Turkse ambassadeur in Nederland in een onderhoud te wijzen op de precaire situatie van de christelijke minderheden in zijn land, hem te verzoeken aan de Turkse regering de rechtszaken van de overheid tegen het Mor Gabriel klooster in te trekken en de resolutie 1704 (speciaal punt 19.6 dat om bescherming van het klooster en zijn eigendommen gaat) van de Raad van Europa na te leven, en daarop terug te rapporteren aan de Raad van Europa zoals gevraagd?
Mede op aandringen van Nederland, heeft de EU-vertegenwoordiging in Turkije op 15 februari jl. bij de Turkse regering gedémarcheerd, om namens alle EU-lidstaten haar zorg uit te spreken over het verloop van de Mor Gabriël-rechtszaak. Verder heeft Nederland zich herhaaldelijk in Raad van Europa-verband hiervoor ingezet, waarbij de godsdienstvrijheid voor alle Turkse inwoners werd benadrukt. Ook heb ik zelf mijn zorgen geuit over deze zaak in consultaties met mijn Turkse collega op 2 februari jl. Het Kabinet zal, tot slot, de reguliere bilaterale contacten blijven aanwenden om aandacht te vragen voor de rechten van (religieuze) minderheden in Turkije. Dit zal ook in gesprekken met de Turkse Ambassadeur aan de orde komen.
Bent u bereid om dit onderwerp te agenderen in de EU en zo ja, op welke wijze?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om uw en onze zorgen over het Mor Gabriel klooster aan de Turkse regering over te brengen tijdens uw bezoek aan Turkije en kunt u ons op de hoogte stellen van het antwoord dat u van de Turkse minister krijgt?
Zie antwoord vraag 4.
Problemen omtrent het aanvragen van een DigiD |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Ineke Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Brigitte van der Burg (VVD) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met de problemen ten aanzien van het aanvragen van een DigiD voor Nederlanders die niet woonachtig in Nederland zijn en is het u bekend dat dit o.a. tot gevolg heeft dat deze Nederlanders geen gebruik kunnen maken van de website www.mijnpensioenoverzicht.nl?
Bent u van mening dat alle Nederlanders en buitenlanders met een relatie met de Nederlandse overheid gebruik moeten kunnen maken van diensten van de overheid waarvoor een DigiD noodzakelijk is?
Steeds meer overheidsdiensten sluiten aan op DigiD, en meer dan 8 miljoen Nederlanders hebben al een DigiD. Hiermee is DigiD dé toegangspoort tot de dienstverlening van de Nederlandse overheid geworden. De wens van niet-ingezetenen die in het buitenland wonen om ook over een DigiD te kunnen beschikken is daarom begrijpelijk, en ik wil hier graag aan tegemoet komen. Het succes van DigiD hangt samen met zijn betrouwbaarheid, en die moet daarom te allen tijde gewaarborgd blijven. Op dit moment kan DigiD in principe wel worden gebruikt in het buitenland, maar nog niet worden aangevraagd door een Nederlander woonachtig in het buitenland.
Bent u van mening dat Nederlanders, woonachtig in het buitenland maar werkend in Nederland of met een Nederlandse werkgever, over een DigiD moeten kunnen beschikken?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe staat het met de vorderingen om DigiD beschikbaar te maken voor Nederlanders woonachtig in het buitenland?
Zoals gemeld in de brief aan de Kamer op 31 mei 2010 (kamerstuk 29 362, nr. 177) hecht ik zeer aan de betrouwbaarheid van DigiD. Ook heb ik gemeld dat het betrouwbaarheidsniveau dat wordt gewaarborgd door het huidige uitgifteproces van DigiD, waarbij gebruik gemaakt wordt van het GBA-adres, niet is te realiseren voor alle in het buitenland wonende Nederlanders en andere niet-ingezetenen. Van de meeste van hen beschikken we namelijk niet over betrouwbare adresgegevens. Voor klanten van de SVB die in het buitenland wonen zijn wel betrouwbare adresgegevens bekend. Voor deze groep van 287 000 mensen is het sinds najaar 2008 mogelijk om een DigiD aan te vragen via de SVB.
Momenteel onderzoek ik meerdere mogelijkheden om aan de wensen tot het gebruik van DigiD van niet-ingezetenen tegemoet te komen. Om de adressenproblematiek op te lossen wordt gekeken naar de mogelijkheid om DigiD via een balie uit te reiken aan Nederlanders woonachtig in het buitenland. De functionaliteit van balieuitgifte laat ik momenteel inbouwen in DigiD. Deze technische aanpassing zal naar verwachting begin 2012 voltooid zijn.
Voor de Schipholbalie lagen al vergevorderde plannen om deze te realiseren in samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken en de gemeente Haarlemmermeer. Helaas heeft Haarlemmermeer vorig jaar besloten niet verder te gaan met dit project. Ik ben inmiddels in overleg met verschillende partijen om te bezien of balieuitgifte van DigiD bij een balie op Schiphol, op posten in het buitenland, en in een aantal grensgemeentes gerealiseerd kan worden.
Tot slot heb ik onlangs de informatie op rijksoverheid.nl aangepast: toekomstige emigranten worden er nu op gewezen dat zij niet moeten vergeten vóór vertrek een DigiD aan te vragen.
Hoe staat het met de vorderingen van het Register Niet Ingezetenen?
De vastlegging van gegevens over niet-ingezetenen als onderdeel van de nieuwe basisregistratie Personen (BRP) is in 2010 voortgezet. Het concept-wetsvoorstel BRP is het afgelopen jaar afgerond en ter consultatie aan betrokken organisaties aangeboden. De beantwoording van de grote hoeveelheid vragen neemt meer tijd in beslag dan verwacht. Na afronding van deze werkzaamheden wordt het wetsvoorstel rond de zomer van 2011 naar de Kamer gestuurd. De afspraken met de gemeenten waar de inschrijfvoorzieningen voor niet-ingezetenen komen, hebben geresulteerd in een concept-dienstverleningsovereenkomst. Het functioneel ontwerp van het (technische) systeem is afgerond. De voorbereidingen voor de conversie van bestaande gegevens ten behoeve van de initiële vulling zijn uitgevoerd.
Hoe staat het met de vorderingen ten aanzien van de mogelijkheid om een DigiD op Schiphol (aan een balie) aan te vragen voor Nederlanders die niet woonachtig zijn in Nederland?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van mening dat het aanvragen van een DigiD, gelet op het karakter van de DigiD, niet enkel op bijvoorbeeld Schiphol mogelijk zou moeten zijn, maar ook digitaal en/of per post?
Ik hecht veel belang aan het toegankelijk houden van DigiD. Voorop staat echter de betrouwbaarheid van het middel. Bij een betrouwbare authenticatie hoort ook een betrouwbaar uitgifteproces. Daar waar de overheid beschikt over betrouwbare adresgegevens, zoals van de klanten van de SVB, is gekozen voor uitgifte per post. Voor de overige groep is het noodzakelijk dat hun identiteit deugdelijk wordt vastgesteld. Om die reden wordt gekeken naar balieuitgifte. Uitgifte van DigiD per post of digitaal aan Nederlanders woonachtig in het buitenland zou te kwetsbaar zijn en de betrouwbaarheid van DigiD in gevaar kunnen brengen.
Wat is de uiterste datum waarop mensen die in het buitenland wonen, maar wel met de Nederlandse overheid moeten communiceren voor belastingaangifte, vanwege een pensioenaanvraag of voor andere redenen, kunnen beschikken over een DigiD?
Zoals gezegd wordt naar verwachting begin 2012 balieuitgifte technisch mogelijk in DigiD. In overleg met (grens)gemeentes en BZ verwacht ik één of meerdere geschikte locaties te vinden voor een proef met balieuitgifte. Ik verwacht daarom dat de eerste balieuitgifte voor Nederlanders die in het buitenland wonen begin 2012 in proefvorm zal kunnen plaatsvinden.
Overigens zijn de processen van de afnemers van DigiD niet altijd ingericht op digitale dienstverlening aan burgers woonachtig in het buitenland, die per definitie niet ingeschreven zijn in de GBA. Ik ben hierover in gesprek met deze partijen.
De kinderopvangtoeslag |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Eddy van Hijum (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Onder verwijzing naar uw antwoord dat de aanvraagformulieren in 350 000 gevallen een match opleveren en in 114 000 gevallen niet, terwijl het register nagenoeg geheel gevuld is, deelt u onze conclusie dat de Belastingdienst/Toeslagen effectiever gebruik had kunnen maken van de gegevens in het register en zo veel ergernis had kunnen voorkomen?1
Ik heb begrip voor de ergernis van de burger die de gegevens moet aanleveren, maar ik deel niet de conclusie dat dit was te voorkomen. Door de wijziging van de Wet kinderopvang hebben aanvragers vanaf 1 januari 2011 alleen recht op de toeslag indien de opvang staat ingeschreven in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK). Om te kunnen controleren of een toeslagaanvrager gebruikmaakt van een geregistreerde opvanglocatie moet er een koppeling plaatsvinden tussen het gegevensbestand van de Belastingdienst/Toeslagen aan de ene kant en het LRK aan de andere kant. Deze koppeling is in het najaar van 2010 gestart en vond plaats op basis van adresgegevens en opvangsoort van de opvanglocatie. Om tot een match te komen moest het door de toeslagaanvrager opgegeven adres van de opvanginstelling en de opvangsoort overeenkomen met de gegevens van de opvanginstelling in het LRK. Voor 75% van de aanvragers ontstond een match. Deze groep heeft de Belastingdienst/Toeslagen zelf gekoppeld.
Bij de 114 000 toeslagaanvragers die een brief hebben gekregen, is er geen match tussen het LRK en het systeem van de Belastingdienst op basis van adresgegevens van de opvanginstelling. Het niet kunnen realiseren van een match is bijvoorbeeld veroorzaakt doordat de opvanggegevens die deze toeslagaanvragers in het verleden bij de Belastingdienst/Toeslagen hebben opgegeven onjuist, onvolledig of verouderd zijn. Omdat alleen de toeslagaanvrager beschikt over de juiste opvanggegevens wordt de toeslagaanvrager gevraagd deze gegevens te leveren. Het gaat vaak om duizenden euro’s aan toeslagen; daarvan moet zeker zijn dat mensen er recht op hebben.
Indien aanvragers niet gewoon het ontbrekende nummer en de kinderopvanginstelling konden invoeren, maar het hele aanvraagformulier opnieuw moesten invullen, hoe gaat u ervoor zorgen dat voortaan slechts de ontbrekende gegevens worden uitgevraagd?
Indien toeslagaanvragers de wijziging invoeren op de computer waar ze eerder de aanvraag op hebben ingediend, zijn een aantal gegevens te importeren. Voor het doorgeven van het LRK-nummer moeten inderdaad nog andere gegevens worden ingevuld. Dat heeft aan de ene kant te maken met de behoefte aan aanvullende informatie, zoals adresgegevens. Met die informatie kan Belastingdienst/Toeslagen de match met meer zekerheid maken. Aan de andere kant voorziet het programma niet in de mogelijkheid alleen de gegevens door te geven die gewijzigd moeten worden. Het aanvraagprogramma is hierin helaas niet gebruikersvriendelijk. Dat probleem kunnen we echter niet oplossen met de huidige programmatuur. Dit is dan ook een van de redenen dat is besloten tot de bouw van een Nieuw Toeslagensysteem. Hierover bent u in indertijd geïnformeerd. Om de aanvrager zo goed mogelijk te informeren, is op de site van de Belastingdienst/Toeslagen aangegeven wat de snelste manier is om het registratienummer door te geven.
Wanneer wordt eindelijk geregeld dat kopieën van aanvragen en aangiften digitaal opgeslagen kunnen worden, dan wel als authentieke versie naar de klant/aanvrager teruggestuurd worden?
Aanvragen en wijzigingen kunnen digitaal of met een papieren formulier worden doorgegeven. Het aanvraag- en wijzigingsprogramma stelt mensen in staat zelf een afdruk van de gegevens te maken. Voor formulieren geldt dat mensen daarvan zelf een kopie kunnen maken.
Omdat veel aanvragers klagen per mail bij de vragenstellers dat zij wel degelijk het juiste nummer en adres hebben opgegeven, maar dat zij lang geen bevestiging konden ontvangen, kunt u verzekeren dat elke aanvrager nu binnen vijf dagen een bevestiging krijgt van het correct invoeren, dan wel een brief dat er nog steeds geen match is? Kan de Belastingdienst binnen vijf dagen uitsluitsel geven over de status?
De Belastingdienst/Toeslagen stuurt in de regel binnen twee weken een beschikking als een aanvraag of wijziging is verwerkt. Als een aanvraag of wijziging niet verwerkt kan worden omdat er geen match is met het LRK, stuurt de Belastingdienst/Toeslagen hierover een brief aan de toeslagaanvrager.
Omdat u stelt dat er op 10 februari nog een rappelbrief verzonden wordt aan toeslagaanvragers die niet tijdig reageren, wilt u toezeggen dat er pas eind februari, dus na de reactietermijn op die brief, eventueel toeslagen stopgezet zullen worden?
Ja. Conform de regelgeving in de AWIR stuurt de Belastingdienst/Toeslagen een rappel aan aanvragers die geen gegevens hebben verstrekt binnen de door de Belastingdienst/Toeslagen gestelde termijn. In dit rappel wordt een nadere termijn (28 februari 2011) gesteld om de betreffende aanvrager in de gelegenheid te stellen alsnog de gevraagde informatie te verstrekken.
Indien in aanvraagprogramma’s het inmiddels standaard is dat koppelingen en nummers real time gecheckt worden, kunt u ervoor zorgen dat al tijdens het invullen gecheckt wordt of er een koppeling is, dan wel aanvragers in staat te stellen uit het register de opvanginstelling te selecteren via drop-down menu’s?
Het Landelijke Register Kinderopvang is een zelfstandig registratiesysteem, beheerd door DUO, dat los staat van de systemen van de Belastingdienst/Toeslagen. Voor een real time check in het Landelijk Register Kinderopvang is derhalve een externe koppeling nodig. Of een real time check mogelijk zou zijn is besproken met betrokken partijen. De conclusie was dat een dergelijke koppeling niet binnen de beschikbare tijd, met de beschikbare middelen en op het noodzakelijke veiligheidsniveau kon worden gerealiseerd.
Fraude met voorlopige teruggaaf |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Is het waar dat het tegengaan van fraude met Voorlopige Teruggaaf (VT) tot de beleidsprioriteiten van de Belastingdienst hoort in 2011?1
Ja. Ook in 2010 was dit het geval.
Kunt u bevestigen dat in de afgelopen jaren verschillende gevallen van grote fraude met VT’s aan het licht zijn gekomen in combinatie met identiteitsfraude?2 En dat hierbij vaak gebruik werd gemaakt van mensen in een kwetsbare positie zoals buitenlandse werknemers, asielzoekers en mensen in de schuldsanering, dat wil zeggen mensen van wie zeer moeilijk terugvordering plaatsvindt bij geconstateerde fraude? Hoe groot is het bedrag van geconstateerde fraude met de voorlopige teruggave geweest in 2007, 2008, 2009 en 2010?
In de afgelopen jaren zijn enkele fraudegevallen behandeld door de strafrechter waarbij o.a. sprake was van fraude met VT’s in combinatie met identiteitsfraude. Deze vorm van fraude is één van de verschijningsvormen van hetgeen nu aangeduid wordt met de term «systeemfraude». Hieronder wordt verstaan elke poging tot het laten uitbetalen door de Belastingdienst van een bedrag dat is gebaseerd op gefingeerde gegevens. Wanneer na verloop van tijd de definitieve aanspraak wordt vastgesteld blijkt dat de «rechthebbende» niet of moeilijk in staat is het te veel of ten onrechte betaalde terug te betalen of dat de voorlopige betaling is uitbetaald aan iemand die heeft gemanipuleerd met de fiscale identiteitgegevens van de aanvrager. Systeemfraude in combinatie met ID-fraude – dan «profiteert» een ander dan de aanvrager – komt aanzienlijk minder vaak voor dan systeemfraude waarbij geen ID-fraude wordt gepleegd en waarin de aanvrager zelf – in ieder geval voor een aanzienlijk deel – «profiteert».
Het is juist dat deze fraude vaak voorkomt bij mensen die in een kwetsbare positie zitten of geen ervaring hebben met het fenomeen voorlopige teruggave in die zin dat aan hen niet duidelijk wordt gemaakt dat na verloop van tijd moet worden «afgerekend». In veel gevallen blijkt dan ook nog dat de aanvragers «provisie» hebben betaald aan degenen die namens hen de aanvraag hebben ingediend. Terugvordering van de ten onrechte betaalde voorlopige teruggaaf is in deze gevallen inderdaad moeilijk.
Het fenomeen «systeemfraude» is in de afgelopen jaren toegenomen en daarom heeft de Belastingdienst in 2009 de inzet op het voorkomen en bestrijden ervan geïntensiveerd en geconcentreerd. Om die reden zijn vanaf medio 20093 gegevens apart bijgehouden over de omvang van deze fraude. Gegevens over eerdere jaren zijn niet beschikbaar. Bovendien zijn alleen de gegevens beschikbaar over de gehele periode, uitsplitsing over 2009 en 2010 is niet mogelijk. Dit levert het volgende beeld op.
Het aantal signalen van systeemfraude dat tot nu toe in dat kader is onderzocht bedraagt 29 000. Ruim 16 000 signalen zijn op dit moment in onderzoek. Het bedrag aan teruggaven dat op deze totaal 45 000 gevallen betrekking heeft, is ca. € 135 miljoen. Het beleid om de controle «aan de poort» te versterken heeft ertoe geleid dat uitbetaling van een totaalbedrag ter grootte van ca. € 90 miljoen is «tegengehouden». Ca. € 45 miljoen is ten onrechte wel uitbetaald. Zoals hiervoor aangegeven, worden ten onrechte uitbetaalde bedragen teruggevorderd. Dit vindt plaats in het reguliere invorderingsproces waarover extracomptabel geen bestuurlijke informatie wordt bijgehouden. Het genoemde bedrag van € 45 miljoen is dus een maximum bedrag. Het uiteindelijke «schadebedrag» (ten onrechte uitgekeerde teruggaven die niet kunnen worden ingevorderd) zal lager zijn.
Omdat ik wil weten in hoeverre de aanpak van deze fraude succesvol is heb ik de Belastingdienst opgedragen de invordering van deze fraudeposten apart te monitoren, zodat in beeld kan worden gebracht hoe groot het uiteindelijke schadebedrag is.
Indien iemand een VT invult met bijvoorbeeld een nieuwe claim tot aftrek van hypotheekrente, is het dan mogelijk om te controleren of die persoon ook daadwerkelijk een hypotheekschuld heeft of is de omvangrijke automatisering van de Belastingdienst daartoe nog niet in staat?
Het is wel mogelijk om vooraf te controleren of er sprake is van een hypotheekschuld, maar dit is geen geautomatiseerde controle. Het inbouwen van een dergelijke controle vereist een ingrijpende aanpassing van de systemen van de Belastingdienst en ook een ingrijpende wijziging in de aanlevering van gegevens door geldverstrekkers.
Heeft de Belastingdienst een mechanisme waarbij vooral grote persoonsgebonden aftrekposten zoals giften, buitengewone uitgaven en studiekosten ook vooraf getoetst worden of worden zij slechts achteraf gecontroleerd?
Vanwege de aard van de persoonsgebonden aftrekposten is het niet mogelijk deze anders dan marginaal vooraf te toetsen nadat een verzoek om een voorlopige teruggaaf is ingediend. Extra controles vooraf leiden ertoe dat het langer gaat duren voordat een teruggaaf wordt toegekend.
Is de belastingdienst in staat om middels de polisadministratie een goede schatting te maken of het opgegeven bedrag aan geschatte loonbelasting ongeveer klopt? En kan zij dat bijvoorbeeld halverwege het jaar de VT-uitbetaling stopzetten als er een grote discrepantie is tussen de bij de VT opgegeven loonbelasting en de afgedragen loonbelasting?
Bij het beoordelen van een verzoek tot voorlopige teruggaaf geldt als uitgangspunt het daarin aangegeven loon. Bij substantiële afwijkingen wordt de aanvraag niet zonder meer gehonoreerd, maar vindt nader onderzoek plaats. Dan fungeert de informatie uit de polisadministratie als contra-informatie. Dit is een controle die niet automatisch plaatsvindt.
Welke maatregelen heeft u genomen en welke maatregelen gaat u nemen om VT-fraude, al dan niet in combinatie met identiteitsfraude te voorkomen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat mensen, zoals de groepen genoemd in vraag 2, beter beschermd worden?
De in vraag 2 bedoelde «kwetsbare groepen» zijn in veel gevallen niet alleen als «slachtoffer» aan te merken, maar ook als dader. Zij werken eraan mee dat met hun gegevens ten onrechte aanvragen voor een teruggaaf worden ingediend. In veel gevallen zal er bij de «slachtoffers» ook sprake zijn van in ieder geval een vermoeden dat deze werkwijze niet correct kan zijn. Aanvragen uit dergelijke groepen worden waar mogelijk extra goed beoordeeld voordat tot uitbetaling wordt overgegaan. Daarnaast probeert de Belastingdienst in contact te komen met organisaties die ervaring hebben met buitenlandse werknemers, asielzoekers en mensen in de schuldsanering met de bedoeling dat die organisaties deze groepen ervoor waarschuwen niet in zee te gaan met belastingadviseurs die een snelle uitbetaling van de fiscus «aanbieden».
Er zijn, zoals hiervoor al opgemerkt, al veel concrete maatregelen ingevoerd om systeemfraude «aan de poort» te onderkennen waardoor veel pogingen tot het doen van onterechte aanvragen worden ontdekt en uitbetaling wordt voorkomen. Vanwege het strategische karakter van deze maatregelen is het niet opportuun om ze concreet te noemen.
Ten onrechte uitbetaalde bedragen worden altijd teruggevorderd en als er sprake is van een vorm van georganiseerde criminaliteit wordt de FIOD ingeschakeld die ter zake proces-verbaal opmaakt. Het openbaar ministerie vervolgt de daders. Diverse verdachten zijn in de afgelopen maanden veroordeeld in sommige gevallen tot forse gevangenisstraffen.
Binnen de Belastingdienst wordt deze fraude in samenhang met soortgelijke fraude bij andere middelen en toeslagen geconcentreerd aangepakt. In totaal zijn ongeveer 150 medewerkers bezig met deze taak.
De Belastingdienst werkt ook samen met Het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude. Dit meldpunt neemt contact op met de Belastingdienst na een melding van ID-fraude – waarbij de identiteitsgegevens van een andere persoon worden gebruikt zonder dat die ander daarvan op de hoogte is – die mogelijk ook betrekking heeft op belastingen of toeslagen.
Ik heb de Belastingdienst opgedragen de aanpak van deze fraude hoog op de agenda te houden en nog meer in te zetten op het voorkomen ervan via controle aan de poort. Ik ben me ervan bewust dat dit kan leiden tot aanpassingen in de systemen en processen, hetgeen kosten met zich mee brengt en ook het niveau van dienstverlening negatief kan beïnvloeden. Naar mijn overtuiging is dit alleszins gerechtvaardigd wanneer daarmee deze brutale fraude kan worden ingedamd.
Ik beraad mij op dit ogenblik nog op het nemen van aanvullende maatregelen, mogelijk ook in de wetgeving. Daarbij staat bij mij voorop dat goedwillende burgers – het overgrote deel van de belastingplichtigen – hier zo weinig mogelijk van moeten merken. Ondanks dat uitgangspunt zal dat toch niet helemaal uitgesloten kunnen worden.
Over enkele weken zal ik u een brief doen toekomen waarin ik meer gedetailleerd zal ingaan op de genomen en te nemen maatregelen.
Doorgifte van het registratienummer van de kinderopvang |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Is het waar dat in de afgelopen dagen duizenden ouders een brief hebben ontvangen van de Belastingdienst, waarin ouders wordt gevraagd om voor 28 januari a.s. het registratienummer van de kinderopvang door te geven, op straffe van intrekking van de kinderopvangtoeslag? Kunt u uiteenzetten hoeveel gezinnen een dergelijke brief van de Belastingdienst hebben ontvangen?
Er gaat veel geld om in de kinderopvangtoeslag. Het is van groot belang dat dit geld op een goede manier wordt besteed. Om de kwaliteit van de kinderopvang beter te waarborgen en de toeslag rechtmatig te kunnen toekennen is het landelijk Register Kinderopvang (LRK) tot stand gebracht. Alleen kinderopvanginstellingen en gastouders die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen worden in het LRK opgenomen. Ouders kunnen zelf in het LRK vaststellen dat hun opvang aan de eisen voldoet. Aanvragers van kinderopvangtoeslag hebben per 1 januari 2011 alleen recht op deze toeslag indien hun kinderopvanginstelling of gastouder in het LRK staat geregistreerd. Belastingdienst/Toeslagen controleert of er sprake is van geregistreerde kinderopvang door het eigen toeslagensysteem te koppelen met het LRK. Deze koppeling vindt plaats op basis van de adresgegevens en opvangsoort van de opvanglocatie. Voor meer dan 350 000 toeslagaanvragers leverde deze koppeling een match op. Voor 114 000 toeslagaanvragers is er geen volledige match met een opvanginstelling in het LRK.
Aan deze 114 000 toeslagaanvragers is op 13 januari 2011 een brief gestuurd met het verzoek het LRK-nummer van de opvanginstelling van hun kind(-eren) aan Belastingdienst/Toeslagen door te geven. Alleen toeslagaanvragers kennen de juiste opvanglocatie van hun kind(-eren). Daarom kan het doorgeven van het LRK-nummer van de opvanglocatie alleen door de toeslagaanvrager zelf plaatsvinden.
Veel van de 114 000 aanvragers zijn al eerder geïnformeerd over het feit dat Belastingdienst/Toeslagen niet over de juiste gegevens van de opvanglocatie van hun kind beschikt. Belastingdienst/Toeslagen is al medio vorig jaar begonnen met opschonen en uitvragen van adresgegevens van de opvanglocatie. Bij 90 000 vraagouders bij wie het opvangadres ontbrak of niet juist was (bijvoorbeeld een apert duidelijk verkeerde postcode, bijv. 0000 AA) is toentertijd een brief gestuurd met het verzoek de juiste gegevens door te gegeven. In november is ook een mailing naar 150 000 toeslagaanvragers uitgegaan met het verzoek het opvangadres te controleren en zo nodig te wijzigen. Toeslagaanvragers bij wie dit niet heeft geleid tot een koppeling met een organisatie of gastouder in het LRK zijn nu opnieuw aangeschreven.
Overigens wordt op 10 februari nog een rappelbrief verzonden aan toeslagaanvragers die niet tijdig reageren.
Kunt u toelichten wat de stand van zaken is rond de aanmelding van kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en gastouders door gemeenten aan het Landelijk Register Kinderopvang (LRK)? Hoe volledig gevuld was het register op 1 januari 2011?
In de loop van 2010 zijn de bestaande kinderdagverblijven, organisaties voor buitenschoolse opvang (BSO) en gastouderbureaus uit de gemeentelijke registers overgezet in het LRK. Nieuwe kinderdagverblijven, organisaties voor BSO en gastouderbureaus dienden in 2010 een aanvraag tot registratie in te dienen bij de gemeente. Omdat gastouders niet in de gemeentelijke registers stonden, zijn alle gastouders in de loop van 2010 aangemeld door de gastouderbureaus aan de gemeenten. De gemeenten hebben gezorgd voor de registratie van de gastouders en van de nieuwe kindercentra en gastouderbureaus in het LRK (uiteraard alleen na een positieve beschikking). De stand op 3 januari jl. was als volgt:
Stand LRK 3 januari 2011
Geregistreerd in het LRK
Aanvraag nog in behandeling
Gastouders
49 856
1 227
Gastouderbureaus
717
83
Kinderdagverblijven
5 205
150
Org voor buitenschoolse opvang
6 188
140
Gezien het relatief kleine aantal aanvragen dat op 3 januari nog in behandeling was, is de conclusie dat het LRK nagenoeg volledig gevuld is.
Wat zijn de gevolgen voor de uitbetaling van de kinderopvangtoeslag aan de ouders indien een instelling wel beschikt over de benodigde vergunningen, maar nog niet is geregistreerd?1 Is het waar dat toeslag wordt teruggevorderd over de periode waarin de instelling niet geregistreerd staat? Deelt u de mening dat terugvordering ongewenst is indien registratie buiten de schuld van de ouders later heeft plaatsgevonden?
In de wet Kinderopvang is geregeld dat er enkel recht op kinderopvangtoeslag bestaat indien er gebruik is gemaakt van een geregistreerde opvanginstelling. Gelet hierop is Belastingdienst/Toeslagen gehouden de toeslag van een aanvrager terug te vorderen over de periode waarin kinderopvanginstelling niet geregistreerd staat. Voorop staat nu om voor zoveel mogelijk vraagouders de koppeling aan een geregistreerde kinderopvangorganisatie of gastouder tot stand te brengen. De brief van 13 januari aan alle niet-gekoppelde vraagouders heeft precies dat doel. Bij te late registratie van een bestaande kinderopvangorganisatie wordt afhankelijk van de oorzaak van die te late registratie besloten, door de verantwoordelijke bewindspersonen van Financiën en SZW, in welke gevallen er sprake kan zijn van het met terugwerkende kracht opnemen van een kinderopvanginstelling in het LRK. Uitgangspunt hierbij blijft dat registratie in het LRK een voorwaarde is voor de toekenning van de kinderopvangtoeslag.
Waarom legt de Belastingdienst de bewijsplicht bij ouders, die behalve het registratienummer veelal ook weer heel veel andere gegevens moeten invullen? Deelt u de mening dat ouders op deze manier onnodig met administratieve lasten worden opgezadeld?
Belastingdienst/Toeslagen hanteert als uitgangspunt dat onnodige administratieve lasten voor burgers worden vermeden. Alles wat Belastingdienst/Toeslagen zelf kan doen wordt gedaan. Dit blijkt ook uit het feit dat Belastingdienst/Toeslagen 350 000 aanvragers zelf heeft gekoppeld.
Is het waar dat de Belastingdienst ook brieven heeft verzonden aan ouders die hun kind laten opvangen bij instellingen die wel degelijk gewoon in het LRK geregistreerd staan? Op welke wijze matcht de Belastingdienst de gegevens over de kinderopvangtoeslag met het LRK? Wat is de oorzaak van de mismatch?
De koppeling van het LRK en het systeem van Belastingdienst/Toeslagen vindt plaats op basis van adresgegevens en opvangsoort van de opvanglocatie. Waarschijnlijk wordt een mismatch veroorzaakt doordat de opvanggegevens van een deel van de toeslagaanvragers in het systeem van Belastingdienst/Toeslagen onjuist, onvolledig of verouderd zijn. Toeslagaanvragers hebben bijvoorbeeld indertijd het gastouderbureau in plaats van de gastouder als opvanglocatie aangegeven.
Welke informatie moeten ouders nu precies aanleveren, zodat de uitkering van de toeslag niet in gevaar komt? Vind u het redelijk om hiervoor een termijn van slechts 10 dagen te hanteren? Hoe wilt u voorkomen dat ouders buiten hun schuld vanaf 1 februari geen opvangtoeslag meer ontvangen? Welke mogelijkheden heeft de Belastingdienst om fouten zelf administratief te corrigeren?
Essentieel is het doorgeven van het LRK-nummer van de opvanglocatie van het kind. In het aanvraagprogramma worden nog andere gegevens gevraagd, zoals opvanggegevens. Dit dient als contra-informatie. Op de site www.toeslagen.nl staat welke gegevens de aanvrager bij de hand moet hebben om de wijziging door te geven.
Een termijn van veertien dagen voor het doorgeven van deze gegevens is redelijk omdat het gaat om gegevens die al bekend zijn bij de aanvrager.
Wanneer waren deze problemen bekend? Is er over de kwestie overleg gevoerd tussen het ministerie SZW en de Belastingdienst? Zo ja, wanneer en wat was de conclusie van dit overleg? Waarom is de Kamer niet over deze kwestie geïnformeerd?
Tussen de Belastingdienst en SZW is uitgebreid contact over de implementatie van de wijzigingen in de wet Kinderopvang. Het onderwerp koppeling tussen LRK en systeem Belastingdienst/Toeslagen is bij deze contacten eveneens uitgebreid aan de orde. Het is ook goed om hier op te merken dat de brief van 13 januari een reeds lang gepland en noodzakelijk onderdeel is van het traject om het LRK te koppelen aan het toeslagensysteem van de Belastingdienst. Het gaat hier dus niet om een reactie op een acuut, niet voorzien probleem.
Bent u bereid deze vragen binnen vijf dagen te beantwoorden, gezien de deadline die aan de betroffen ouders is gesteld?
Ja.
Het ontbreken van christelijke feestdagen op een kalender van de Europese Commissie |
|
Kathleen Ferrier (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het feit dat alle christelijke feestdagen ontbreken op een massaal gedrukte kalender van de Europese Commissie?1
Ja. Het gaat om editie 2010/2011 van de Europese Schoolagenda. De agenda is een jaarlijkse publicatie van de Europese Commissie en geeft informatie over activiteiten van de EU aan leraren en scholieren. Onderaan elke wekelijkse pagina van de agenda is een voetnoot opgenomen waarin vragen of feiten staan waarvan jongeren zich misschien niet bewust zijn. In enkele voetnoten worden ook feestdagen van niet-christelijke religies genoemd. In de voetnoten ontbreken de christelijke feestdagen.
Bent u bereid om aan de Europese Commissie hierover publiekelijk opheldering te vragen?
Toen ik hiervan hoorde heb ik contact gezocht met de Europese Commissie en om opheldering gevraagd. De Europese Commissie heeft mij laten weten dat het gaat om een onopzettelijke fout die zo snel mogelijk wordt rechtgezet. De Commissie betreurt het hierdoor onbedoeld Europese burgers te hebben beledigd. Om deze fout te herstellen zal de Commissie een rectificatie sturen aan alle scholen die de agenda hebben ontvangen. Deze rectificatie zal tevens een overzicht van alle officiële feestdagen bevatten in het betreffende land. Deze feestdagen zullen ook worden opgenomen in de volgende editie van de schoolagenda. Ik heb de Commissie laten weten dat ik de omissie betreur.
Wilt u de Europese commissie vragen op welke wijze zij invulling wenst te geven aan de joods-christelijke traditie?
Zoals in de preambule bij het Verdrag betreffende de Europese Unie is verwoord, is de oprichting van de EU geïnspireerd door de culturele, religieuze en humanistische tradities van Europa. De Commissie, als hoedster van de Europese Verdragen, is zich hiervan bewust. Ik heb in deze specifieke situatie de uitleg van de Commissie aanvaard dat het gaat om een betreurenswaardige fout die zo snel mogelijk wordt hersteld.
Voornemens tot overheveling van de kraamafdeling van het ziekenhuis in Almelo naar Hengelo |
|
Sabine Uitslag (CDA), Margreeth Smilde (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent op de hoogte van het feit dat de Raad van Bestuur van Ziekenhuisgroep Twente (ZGT) voornemens is de kraamafdeling van het ziekenhuis in Almelo over te hevelen naar het ziekenhuis in Hengelo?1
Mijn ministerie heeft naar aanleiding van de berichtgeving contact gehad met Ziekenhuis Groep Twente (ZGT) in Almelo. Op dit moment biedt ZGT de klinische verloskunde aan op de locaties Hengelo en Almelo. Met het oog op de kwaliteit kijkt ZGT op welke wijze zij de klinische verloskundige zorg in de regio toekomstbestendig kan organiseren om zo de continuïteit van de verloskundige zorg in de regio voor de toekomst zeker te stellen.
Hoe waardeert u de argumenten om de klinische kraamzorg van ZGT over te hevelen van de locatie Almelo naar de locatie Hengelo? Wat zijn de doorslaggevende argumenten? Hoe waardeert u deze argumenten?
ZGT heeft nog geen definitieve keuze gemaakt voor een locatie. ZGT heeft aangegeven voor het behoud van de kwaliteit niet voldoende bevallingen per jaar te kunnen realiseren indien zij de klinische verloskundige zorg op twee locaties, in Almelo en in Hengelo, blijft aanbieden. Om de klinische verloskundige zorg kwalitatief verantwoord te kunnen blijven aanbieden in de regio Twente sluit ZGT eventuele concentratie op één locatie niet uit. ZGT heeft nu een haalbaarheidsonderzoek gestart.
Ik ben geen voorstander van concentratie om de concentratie. Zorg moet in beginsel zo dicht mogelijk bij de mensen aangeboden worden. Maar dit moet wel kunnen.
Ik vind het prima dat ziekenhuizen proactief aan de slag gaan met het nadenken over de wijze waarop zij de verloskundige zorg kunnen verbeteren door aan de gestelde kwaliteitseisen te voldoen. Dit kan betekenen dat het ziekenhuis noodzakelijkerwijs over moet gaan tot concentratie van de zorg. Immers, als blijkt dat voor bepaalde ziekenhuizen de kwaliteitsnormen niet haalbaar zijn, kunnen zij geen veilige acute verloskundige zorg aanbieden.
Wat zijn volgens u de gevolgen van de overheveling voor de bereikbaarheid van de kraamzorg voor de mensen in Almelo en de buitengebieden zoals Wierden, Tubbergen, Twenterand? Kunnen de gestelde normen voor de ambulancediensten met betrekking tot bevallingen van 15 minuten worden gewaarborgd? Kunt u aangeven wat de aanrijtijden zijn van de kernen Tubbergen, Vriezenveen, Almelo en Wierden naar het ziekenhuis in Almelo en het ziekenhuis in Hengelo?
De voornemens betreffen de klinische verloskunde en niet de kraamzorg. ZGT heeft de gevolgen voor de aanrijtijden in onderzoek en zal de bevindingen meenemen in haar overwegingen.
Kunt u garanderen dat met de gebiedsuitbreiding de capaciteit van de kraamafdeling van het ziekenhuis in Hengelo voldoende is en dat het aan zijn zorgplicht kan voldoen voor de mensen in Almelo en de buitengebieden? Zo ja, op welke argumenten baseert u dit?
Nee, op dit moment voldoet de huidige capaciteit van de afdeling in Hengelo niet. Het ZGT heeft aangegeven dat zij, indien er werkelijk overgegaan wordt tot concentratie, via bouwtechnische aanpassingen uitbreiding van de capaciteit zullen realiseren. Een nader onderzoek door het ziekenhuis moet meer inzicht geven in de haalbaarheid van het voornemen. Bij dit haalbaarheidsonderzoek zullen de stakeholders worden betrokken. ZGT komt vóór de zomer nog met een definitief besluit.
Welke gevolgen heeft de overheveling voor de kwaliteit van kraamzorg in zijn totaliteit in de omgeving van Almelo en het buitengebied?
Ik neem aan dat u bij deze vraag de klinische verloskunde bedoelt en niet de kraamzorg. Een eventuele concentratie vindt uit kwaliteitsoverwegingen plaats, zodat ZGT kan voldoen aan de normen van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte. Er is extra personeel nodig om binnen 15 minuten na aankomst in het ziekenhuis een spoedeisende behandeling te kunnen starten en om de begeleiding en bewaking van bevallende vrouwen te verbeteren. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) hanteert geen minimumnorm voor het aantal bevallingen in relatie tot kwalitatief goede zorg.
Wat zijn volgens u de gevolgen van de overheveling voor de veiligheid van de kraamzorg? Kunt u verzekeren dat de overheveling geen negatieve gevolgen heeft voor het terugdringen van het toch al relatief hoge babysterftecijfer in Nederland? Ziet u nog extra veiligheidsrisico’s voor bepaalde bevolkingsgroepen in verband met cultuurspecifieke zorg?
Ik ga er hier vanuit dat u de klinische verloskunde bedoelt. Met het voldoen aan de normen van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte hoopt ZGT de kwaliteit van de klinische bevallingen te waarborgen en daarmee een verlaging van de babysterfte in de regio te realiseren. De 15-minutennorm voor de start van de behandeling in het ziekenhuis zal hiermee permanent geborgd zijn.
Bent u bevoegd en bereid in te grijpen, mocht blijken dat er onvoldoende garanties zijn voor de veiligheid, kwaliteit en bereikbaarheid van de klinische kraamzorg voor Almelo en omstreken?
Via de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) ben ik bevoegd en bereid in te grijpen als de kwaliteit van zorg in het geding is.
Verwacht u dat door de overheveling het aantal thuisbevallingen zal toenemen? Beschikt u over de percentages thuis- en ziekenhuisbevallingen in de regio?
Ik beschik niet over de exacte percentages van de thuis- en ziekenhuisbevallingen in de regio Twente.
Het landelijke percentage thuisbevallingen is 26% (PRN 2007). Ik verwacht niet dat de regio Twente van dit percentage afwijkt. Ik zie geen aanleiding om nu aan te nemen dat met de overheveling het aantal thuisbevallingen zal toenemen.
Kunt u aangeven wat de zorgverzekeraars in deze regio vinden van het voorgenomen besluit? Wie moet volgens u de regierol nemen bij het verzekeren van een regionaal goed gespreid aanbod van ziekenhuis waar bevallingen kunnen plaatsvinden?
Het ziekenhuis heeft nog geen besluit genomen. De zorgverzekeraar, gemeenten en eerstelijns zorgverzekeraars zijn betrokken bij het onderzoek dat het ziekenhuis nu uitvoert.
In haar reactie op deze kwestie heeft de zorgverzekeraar aangegeven op te komen voor het belang van haar klanten om duurzaam goed klinische verloskundige zorg beschikbaar te hebben. Hierbij staan de wettelijke normen centraal alsook het belang van de klanten om te kunnen kiezen voor een thuisbevalling.
De ontvangst van een Wit-Russische minister door de EU Hoge Vertegenwoordiger lady Ashton |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het statement van de minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten, mw. Clinton, en de Hoge Vertegenwoordiger voor het Buitenlands Beleid van de EU Lady Ashton op 23 december over een gezamenlijke aanpak van het regime in Belarus1 en van het statement van minister Clinton dat zij ernaar streeft de visa ban lijst voor Wit-Russen uit te breiden met onder andere de minister van Buitenlandse Zaken van Wit-Rusland, Martinov2?
Ik ben op de hoogte van de gezamenlijke verklaring van de EU en VS en van de voorgenomen ontmoeting later deze week.
Bent u op de hoogte van het bericht op de onafhankelijke Wit-Russische mediasite Charter97.org, dat Lady Ashton op maandag 10 januari 2011 Martinov wil ontvangen3 ?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat deze ontmoeting onwenselijk is, gezien de wens samen met de Verenigde Staten op te treden, gezien het feit dat het Europees Parlement woensdag 13 januari over Wit-Rusland zal spreken en gezien de Nederlandse wens het regime in Wit-Rusland aan te pakken, onder andere met een inreisverbod van Loekashenko en zijn getrouwen4?
Zoals in mijn verklaringen van 20 en 23 december jl. gesteld, dringt Nederland in de EU aan om het inreisverbod voor president Loekasjenko en zijn getrouwen wederom in te stellen. Of minister Martynov, die thans niet op de EU-sanctielijst staat, op deze lijst moet worden gezet, dient in de EU te worden besproken. Op dit moment staat het EU-beleid een ontvangst van minister Martynov echter niet in de weg. Ook in de periode 2004–2008 onderhield de toenmalige Hoge Vertegenwoordiger Solana contact op dit niveau.
Andere EU-lidstaten plaatsen weliswaar net als Nederland vraagtekens bij de opportuniteit en de voorbereiding van de voorziene ontmoeting maar willen deze niet laten afzeggen. In dat licht zullen, mede op Nederlandse instigatie, tijdens het gesprek van Hoge Vertegenwoordiger Ashton met minister Martynov de ontwikkelingen in Belarus sterk worden veroordeeld en wordt opgeroepen arrestanten direct vrij te laten. Het is goed dat Hoge Vertegenwoordiger Ashton het gesprek, dat nu toch waarschijnlijk plaatsvindt, gebruikt om een krachtige veroordeling uit te spreken en te trachten verbetering in de situatie van de gevangenen te brengen. Nederland zal in de EU voorstellen dat de Hoge Vertegenwoordiger ook de Belarussische oppositie ontvangt.
Bent u bereid er bij Lady Ashton onmiddellijk op aan te dringen de Wit-Russische Minister van Buitenlandse Zaken Martinov niet te ontvangen?5
Zie antwoord vraag 3.
Wilt u deze vragen beantwoorden voordat het geplande gesprek tussen Lady Ashton en minister Martinov maandag 10 januari kan plaatsvinden?
Ja. Het geplande gespek zal a.s. woensdag plaatsvinden.
De terroristische moordaanslag op Koptische Christenen in Egypte |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Wat is uw reactie op de aanslag op een koptische kerk in Alexandrië op oudejaarsavond, waarbij 21 mensen zijn omgekomen en vele mensen gewond?1
Met afschuw heb ik kennis genomen van de aanslag op een koptische kerk in Alexandrië op oudejaarsavond. Ik heb mijn Egyptische ambtgenoot een brief geschreven waarin ik mijn medeleven betuig aan de Egyptische regering en aan hen die vrienden of familie bij deze aanslag hebben verloren. Daarnaast roep ik de Egyptische regering in de brief op om al het mogelijke te doen om religieuze minderheden in Egypte te beschermen.
Is er een verband tussen de recente terroristische aanslagen op christenen in Irak en deze aanslag, zoals wordt gesuggereerd door een militante Irakese website, «Netwerk van Islamitische glorie», die oproept om kerken aan te vallen?
Zowel in Irak als in Egypte doen zich geruime tijd spanningen voor tussen verschillende religieuze groeperingen. Naar verluidt zouden de gijzelnemers bij de gijzeling in de koptische kerk in Bagdad in oktober 2010 de vrijlating hebben geëist van de (islamitische) echtgenotes van twee koptische priesters in Egypte, die daar tegen hun wil in een koptische kerk zouden worden vastgehouden. Dat kan ik echter niet bevestigen. De aanslag is niet opgeëist. In een toespraak van de Egyptische minister van Binnenlandse Zaken, Habib al-Adly, op 23 januari 2011 heeft deze aangegeven dat onderzoek van de Egyptische autoriteiten naar de (daders van de) aanslag heeft uitgewezen dat een splintergroepering van Al Qaida, met de naam «het Palestijnse Leger van de islam» achter de aanslag zit. Inmiddels is de hoofdverdachte in deze zaak, de 28-jarige Ahmed Lotfi Ibrahim Mohamed gearresteerd.Het Palestijnse Leger van de Islam zelf heeft alle betrokkenheid bij de aanslag ontkend. Verdere informatie over het resultaat van het onderzoek van de Egyptische autoriteiten is niet openbaar gemaakt.
Waarom zijn de drie verdachten die tijdens de vorige koptische Kerstviering (6 januari 2010) opgepakt zijn, nadat zeven koptische christenen in Nag Hammadi (Egypte) werden vermoord, nog niet berecht? Bent u bereid bij de Egyptische autoriteiten aan te dringen op een spoedige rechtsgang?
Het proces van de drie verdachten van de aanslag in Naga Hammadi op 6 januari 2010 neemt veel tijd in beslag, onder andere vanwege onenigheid tussen de advocaten van de verdachten. Op 17 januari 2011 heeft een staatsveiligheidsrechtbank vonnis gewezen tegen de hoofdverdachte (de schutter). Hij is ter dood veroordeeld. Een uitspraak tegen de twee medeverdachten wordt op 20 februari 2011 verwacht. Omdat het vonnissen van een staatsveiligheidsrechtbank betreft is geen hoger beroep mogelijk. Of de doodstraf daadwerkelijk zal worden uitgevoerd is nog niet bekend. Daarover worden in de regel geen mededelingen gedaan. De Nederlandse ambassade heeft op een aantal momenten als waarnemer deelgenomen aan de procesgang.
Kunnen koptische christenen in Egypte en Irak nog wel de koptische Kerst op 6 januari in hun kerkgemeenschappen vieren?
De veiligheidsmaatregelen rond koptische doelen zijn in aanloop naar de koptische kerst op 6 januari j.l. verscherpt. Voor zover mij bekend is de koptische kerst zonder incidenten verlopen en hebben de kopten in Egypte en Irak hun kerst inderdaad in hun kerkgemeenschappen kunnen vieren.
Wat vindt u van de reactie van de Arabische Liga op het toenemende geweld tegen religieuze minderheden, aanslagen op kerken en gijzelingsacties?
De Secretaris Generaal van de Arabische Liga, de heer Amr Moussa, heeft de aanslag op de koptische kerk in Alexandrië veroordeeld. In zijn reactie heeft hij de Egyptische bevolking tevens opgeroepen vast te houden aan hun nationale eenheid en zich collectief tegen dergelijke criminele aanvallen te scharen. Dat is een passende reactie.
Op welke wijze proberen de Europese Unie en de internationale gemeenschap bij te dragen aan vermindering van spanningen tussen christenen en moslims in Egypte en Irak?
Op 11 januari heb ik EU-buitenlandvertegenwoordiger Ashton gevraagd het recente geweld tegen religieuze minderheden in diverse landen op de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van 31 januari te zetten. Tijdens deze vergadering zal worden besproken wat de EU concreet kan doen om spanningen tussen religieuze groepen en geweld tegen religieuze minderheden in derde landen tegen te gaan. Ik heb voorgesteld de informatie van speciaal VN-rapporteur Bieleveldt bij de discussies te betrekken. Voorts gaf mevrouw Ashton aan dat de positie van religieuze minderheden een vast onderdeel zal vormen van de EDEO mensenrechtenrapportages.
In het kader van het EU-Associatieakkoord wordt dit onderwerp met de Egyptische autoriteiten besproken. Mensenrechten, waaronder godsdienstvrijheid, maken deel uit van de reguliere mensenrechtendialoog die plaatsvindt tussen de EU en Egypte in het kader van het Associatieakkoord. In de periode tussen 2007–2010 heeft de EU € 17 miljoen ingezet voor het bevorderen van mensenrechten in Egypte. Dit is ingezet voor programma’s ten behoeve van het bevorderen van fundamentele mensenrechten, waaronder burger- en politieke rechten.
Ook de VN Mensenrechtenraad biedt een forum om dit onderwerp te bespreken. Tijdens de Universal Periodic Review (UPR) van Egypte in de Mensenrechtenraad heeft Nederland aandacht gevraagd voor de rechten van religieuze minderheden in Egypte. Nederland heeft met name aangedrongen op het afschaffen van discriminerende bepalingen en de aanname van uniforme regels voor het bouwen en renoveren van kerken en andere gebedshuizen.
Het toeslagensysteem van de Belastingdienst |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Heeft u kennis genomen van het artikel «Uitstel toeslagensysteem Belastingdienst kost 4 miljoen per maand» over de zevende halfjaarrapportage van de Belastingdienst?1
Ja.
Hoeveel van de verzoeken gedaan in januari 2010 zijn ook daadwerkelijk doorgestuurd in 2010?2
In januari 2010 zijn in totaal 96 verzoeken ontvangen en verstuurd. Hiervan zijn er 86 correct in het buitenland ontvangen. De overige tien verzoeken zijn door het buitenland geweigerd. Dit is gebleken in september 2010. De verzoeken zijn toen opnieuw ingediend, maar hebben opnieuw tot foutmeldingen geleid. Deze verzoeken worden door de Belastingdienst individueel behandeld in overleg met de ondernemers en de betrokken lidstaten.
Welke problemen, die in de zevende halfjaarrapportage zijn beschreven in hoofdstuk 4.3, waren op 1 mei 2010 al bekend bij de Belastingdienst?3 Zo er geen bekend waren, hoeveel verzoeken tot teruggave van BTW waren voor die datum correct verwerkt?
In antwoord op schriftelijke vragen van het Kamerlid Aptroot, die aan de Tweede Kamer zijn toegezonden op 24 juni 2010, heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven dat na de invoering van het nieuwe proces in 2010 sprake is geweest van opstartproblemen in de ondersteunende systemen in Nederland en op EU-niveau. Ook is aangegeven welke maatregelen de Belastingdienst heeft genomen om deze problemen te verhelpen4. In paragraaf 4.3. van de zevende halfjaarsrapportage wordt hieraan gerefereerd.
Tot 1 mei 2010 zijn aan het buitenland 3 899 verzoeken verzonden, waarvan 1 598 verzoeken correct zijn ontvangen. Op peildatum 31 december 2010 zijn 3 709 verzoeken correct ontvangen. De overige 190 verzoeken hebben geleid tot diverse foutmeldingen. Deze meldingen worden individueel behandeld in overleg met de ondernemers en de betrokken lidstaten. Tot 1 mei 2010 zijn van het buitenland 1 314 verzoeken ontvangen. Deze zijn in 2010 afgehandeld.
Welke andere landen hebben minstens vergelijkbare problemen gehad met de teruggave van intercommunautaire BTW?
Na inventarisatie van antwoorden vanuit de lidstaten op vragenlijsten van de Europese Commissie heeft de Europese Commissie in de eerste helft van 2010 geconcludeerd dat de systemen van veel lidstaten technische onvolkomenheden vertoonden. Dit gold ook voor de onderlinge communicatie tussen de systemen.
De verstoring die na de zomer van 2010 is geconstateerd, betrof specifiek het ondersteunende systeem voor BTW-teruggaaf dat door de Nederlandse Belastingdienst wordt gebruikt. Deze verstoring is verholpen waardoor het teruggaafproces thans zonder noemenswaardige stagnatie verloopt. De technische afstemming met de meest betrokken lidstaten (België, Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk en Luxemburg) is geïntensiveerd.
Aan hoeveel ondernemers wordt coulancerente betaald? Hoeveel coulancerente wordt er in totaal betaald? Hoe lang heeft de Belastingdienst gemiddeld gewacht met het doorsturen van de teruggaafverzoeken, waarvoor nu coulancerente betaald wordt?
Voor betaling van de coulancerente zijn thans de voorbereidingen gaande. In de tweede helft van januari 2011 wordt de procedure (waaronder de te gebruiken criteria) voor de betaling van coulancerente vastgesteld. De hoogte van de uit te betalen coulancerente zal mede afhankelijk zijn van het door het buitenland toegekende teruggaafbedrag. Het aantal betrokken ondernemers is afhankelijk van de te bepalen termijn waarover coulancerente wordt betaald. Naar verwachting gaat het om circa 5000 ondernemers.
Ongeveer 90% van de desbetreffende teruggaafverzoeken is verstuurd binnen 15 dagen, zulks in overeenstemming met de EU-bepalingen. De overige teruggaafverzoeken zijn vanwege de eerdergenoemde technische problemen later verzonden.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 10 januari in verband met het Algemeen Overleg Belastingdienst op 13 januari 2011?
Ja.
Informatie over Nederlandse charitatieve instellingen |
|
Brigitte van der Burg (VVD), Maarten Haverkamp (CDA), Pieter Omtzigt (CDA), Helma Neppérus (VVD) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Bent u bekend met de internetpagina’s: http://www.belastingdienst.nl/giften/anbi_zoeken/ over in Nederland geregistreerde ANBI’s, die als goed doel belastingfaciliteiten genieten en met http://www.charity-commission.gov.uk?
Ja.
Kunt u aangeven waarom hier slechts de vestigingsplaats van de instelling genoemd wordt en niet een internetpagina, postadres en/of contactpersoon?
Bij de wijziging van de ANBI-regeling in 2008 is in nauw overleg met de koepelorganisaties van de goede doelensector ervoor gekozen om alleen de naam en de vestigingsplaats van ANBI’s te vermelden op de website van de Belastingdienst. Ik ben bereid om in overleg met de koepelorganisaties opnieuw te bezien of uitbreiding met andere gegevens mogelijk is.
Kunt u een vergelijking maken van de informatie die Engelse charitatieve instellingen openbaar moeten maken en die Nederlandse charitatieve instellingen openbaar moeten maken voor het publiek?
Voor de Nederlandse charitatieve instellingen geldt dat zij, naast de eisen die in de ANBI-regeling worden gesteld met betrekking tot de status van algemeen nut beogende instelling, dezelfde verplichtingen ten aan zien van openbaarmaking hebben als andere stichtingen en verenigingen. In het Verenigd Koninkrijk geldt dat «civil society»-organisaties open en transparant moeten zijn in het rapporteren over hun activiteiten en waar mogelijk moeten laten zien wat de meerwaarde is van hun programma's en diensten op sociaal en economisch gebied en op de leefomgeving.
Vindt u dat het Engelse voorbeeld navolging verdient, bijvoorbeeld in het kader van de nieuwe Geefwet? Bent u bereid dit toe te zeggen? Zo nee, waarom niet?
In overleg met het Ministerie van Veiligheid en Justitie (V&J) en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) wordt thans intensief gesproken over de Geefwet en de mogelijke invulling daarvan. Het Engelse systeem biedt daarbij interessant vergelijkingsmateriaal. De manier waarop goede doelen transparanter kunnen opereren maakt tevens nadrukkelijk deel uit van de verkenning. Ik ben dan ook bereid om met mijn collega’s van V&J en OCW het aspect van openbaarheid van de beoordeling van ANBI’s hierbij te betrekken.
Deelt u de mening dat de rapportage op basis waarvan de Belastingdienst tot het oordeel komt of organisaties voldoen aan de vereisten van de ANBI status inzichtelijk moeten worden voor een ieder, het liefst via internet?1 Wilt u dit voorstel uitwerken in de startnotitie in het onderdeel Geefwet? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
De vrijwilligersvergoeding voor vrijwilligerswerk |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Herinnert u zich de antwoorden op vragen van de leden Omtzigt, Willemse-van der Ploeg en Van Vroonhoven-Kok over Vrijwilligerswerk en maatschappelijke organisaties?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat vele goede doelen (ANBI’s) niet in staat zijn de vrijwilligersvergoeding uit te keren, maar dat de mensen die recht zouden hebben op zo’n vergoeding wel een verklaring geven dat zij recht hebben op de aftrekbaarheid van die vergoeding als gift?
Het is mij bekend dat goede doelen (ANBI’s) in bepaalde gevallen aan hun vrijwilligers een verklaring geven op grond waarvan de vrijwilliger denkt dat hij recht heeft op giftenaftrek tot het in de verklaring genoemde bedrag. Het recht op giftenaftrek kan echter niet louter voortvloeien uit een verklaring van de ANBI, maar is afhankelijk van het voldoen aan de daarvoor geldende fiscale voorwaarden. Uit het antwoord op de vragen 4 en 5 blijkt welke voorwaarden in dit kader van belang zijn.
Deelt u de mening dat rechtsongelijkheid, waarbij verschillende belastinginspecteurs exact dezelfde verklaringen in het ene geval wél toestaan en in het andere geval niet toestaan, onwenselijk is en dat dit binnen een goed doel zeer vervelend kan zijn?2
Het is uiteraard niet wenselijk dat vrijwilligers die in gelijke omstandigheden verkeren een ongelijke behandeling krijgen bij de giftenaftrek. Uit het antwoord op de vragen 4 en 5 blijkt dat de hier aan de orde zijnde aftrek voor een groot deel een beoordeling van feitelijke aard vergt. Daardoor is het mogelijk dat de vrijwilliger die van de ene ANBI een «vrijwilligersverklaring» krijgt wel recht heeft op giftenaftrek, terwijl de vrijwilliger die van een andere ANBI een gelijkluidende verklaring krijgt geen recht heeft op giftenaftrek. Daarnaast kan de Belastingdienst niet iedere concrete situatie toetsen. Daarom kan het voorkomen dat bij degene die niet is gecontroleerd de aftrek is verstrekt, terwijl deze aftrek bij expliciete toetsing niet verstrekt zou zijn.
Kunt u aangeven hoe een en ander zich verhoudt tot het door u op voornoemde vragen gegeven antwoord dat de vrijwilligers de niet-ontvangen vrijwilligersvergoeding als gift kunnen aftrekken, mits er daadwerkelijk sprake is van het afzien van de vergoeding?
Voor de beoordeling van de vraag of vrijwilligers recht hebben op giftenaftrek is het van belang onderscheid te maken tussen (A) het afzien van een vergoeding voor werkelijk gemaakte kosten en (B) het afzien van een vrijwilligersvergoeding die niet gebaseerd is op werkelijk gemaakte kosten.
(A) Afzien van een vergoeding voor werkelijk gemaakte kosten.
Giftenaftrek is mogelijk als men kosten met succes bij de ANBI zou kunnen declareren, maar daarvan vrijwillig afziet. Giftenaftrek is ook mogelijk als het gaat om kosten die naar algemeen aanvaarde maatschappelijke opvattingen behoren te worden vergoed, maar waarvoor geen vergoedingsregeling is getroffen door de slechte financiële positie van de instelling of waarbij de belastingplichtige bij voorbaat van vergoeding heeft afgezien. Bij deze naar maatschappelijke opvattingen te vergoeden kosten valt te denken aan kosten van vervoer van de vrijwilliger.
(B) Afzien van vrijwilligersvergoeding die niet gebaseerd is op werkelijk gemaakte kosten.
In deze situatie gaat het niet om de vraag hoe de vrijwilliger giftenaftrek kan krijgen voor gemaakte kosten. Hier gaat het om ANBI’s die de inzet van de vrijwilliger willen belonen en die dat willen bereiken door de vrijwilliger een giftenaftrek te bezorgen met behulp van een «vrijwilligersverklaring». De vrijwilliger zou in dat geval worden beloond doordat hij een belastingteruggave ontvangt. Zoals is meegedeeld in de in vraag 1 aangeduide antwoorden, is in de verklaring van bepaalde ANBI’s vastgelegd dat de vrijwilliger het behaalde belastingvoordeel moet afstaan aan de ANBI. Dan zou de ANBI niet alleen beter worden van de werkzaamheden van de vrijwilliger, maar ook van de belastingteruggave van de vrijwilliger.
Het recht op giftenaftrek kan niet louter worden geëffectueerd door het afgeven van een «vrijwilligersverklaring». Als dat wel het geval zou zijn dan zouden alle vrijwilligers die zich inzetten voor een ANBI binnen de kortste keren een giftenaftrek krijgen. Giftenaftrek komt echter pas in beeld als de vrijwilliger daadwerkelijk afziet van de vergoeding. Dat betekent dat de Belastingdienst dient te toetsen:
De financiële situatie en de kennelijke bedoeling van de ANBI moeten worden getoetst. Als er inderdaad vergoedingen betaalbaar zijn, dan is van belang dat de vrijwilliger de vergoedingen zelf moet kunnen genieten en dus de volledige vrijheid heeft om de vergoeding zelf te houden.
Kunt u aangeven onder welke omstandigheden een vrijwilligersvergoeding, die gedoneerd wordt aan het goede doel, aftrekbaar is en onder welke omstandigheden niet? Kunnen ook wat armere goede doelen hiervan gebruik maken?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u ervan op de hoogte dat nu nog aangiftes over voorgaande jaren in verschillende mate herzien lijken te worden op dit punt? Zo ja, wat is het beleid in dezen?
Ja. Indien bij de behandeling van de aangifte van een bepaald jaar blijkt dat een onjuiste giftenaftrek is toegepast, kan de Belastingdienst ook de voorgaande jaren aan een nadere beoordeling onderwerpen. Met inachtneming van de regels inzake de navorderingsbevoegdheid kan dat leiden tot een herziening van de aangiften over voorgaande jaren.
Bent u bereid de antwoorden op deze vragen hetzij aan de inspecteurs te sturen hetzij vast te leggen in een beleidsbesluit ten einde zekerheid vooraf te verschaffen?
Het beoordelingskader zoals geschetst in het antwoord op de vragen 4 en 5 is in maart 2009 breed bekend gemaakt aan de inspecteurs. Ik maak graag van de gelegenheid gebruik om het antwoord op deze vragen via de daartoe geëigende kanalen nogmaals uitdrukkelijk onder hun aandacht te brengen.
Hoge regeldruk bij de innovatiebox |
|
Gerda Verburg (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Kritiek op hoge regeldruk bij innovatiebox»?1
Ja.
Bent u van mening dat de regeldruk bij de innovatiebox inderdaad te hoog is, zodat vooral MKB-bedrijven hier moeilijk gebruik van kunnen maken?2
In het artikel wordt een beeld geschetst dat ik niet herken. Van te hoge regeldruk is mijns inziens geen sprake. Ik word hierin bevestigd door andere geluiden die in de pers zijn verschenen. Ik verwijs hiervoor naar het artikel «Innovatiebox» in het Financieel Dagblad van 15 december 2010. In dit artikel wordt vermeld, dat er bij het MKB juist grote belangstelling bestaat voor de innovatiebox en dat de Belastingdienst uiterst behulpzaam is bij de invulling daarvan. Een opstelling die een van de sleutels tot het succes van de innovatiebox wordt genoemd.
De innovatiebox is ingegaan op 1 januari 2010. Om deze toegankelijk te maken voor het MKB is per ingangsdatum op elk regiokantoor van de Belastingdienst een aanspreekpunt Innovatiebox aangesteld. Namen en doorkiesnummers staan vermeld op site van de belastingdienst. Direct en snel overleg tussen Belastingdienst, adviseur en MKB-ondernemer wordt hierdoor bevorderd. Dit is mede ingegeven om onzekerheden weg te nemen omtrent de toerekening van winst aan de box. Van de geboden mogelijkheid tot rechtstreeks overleg met deze aanspreekpunten wordt ruim gebruik gemaakt.
Hoeveel bedrijven in het MKB (onder 250 werknemers) gebruikten de octrooibox? Hoeveel grotere bedrijven? Naar welke cijfers streeft u bij de innovatiebox, rekening houdend met het feit dat meer dan 99% van de bedrijven onder de definitie van MKB valt?
De innovatiebox is een generieke maatregel en staat open voor zowel het MKB als grotere bedrijven. De box is er op gericht om innovatie te bevorderen alsmede om het vestigingsklimaat te verbeteren. Dit is een kernpunt van het Kabinetsbeleid. Het gaat er daarbij om dat elk bedrijf dat innoveert en aan de eisen van de box voldoet, in de praktijk van de box kan profiteren zonder onnodige administratieve lasten. Voor het realiseren van deze doelstelling gelden geen streefcijfers. Volgens voorlopige schattingen maakten tot en met 2009 ruim 500 bedrijven gebruik van de octrooibox. Het grootste deel hiervan bestaat uit bedrijven met minder dan 250 werknemers. De Belastingdienst verwacht, dat het aantal bedrijven dat gebruik zal gaan maken van de innovatiebox fors zal toenemen. Deze verwachting is onder meer gebaseerd op de contacten met de bedrijven. Ten overvloede wijs ik er nog op, dat de innovatiebox aanzienlijk gunstiger is dan de octrooibox. Het tarief is gehalveerd en de plafonds zijn afgeschaft, hetgeen vooral voor de S&O-activa van belang is.
Welke maatregelen bent u voornemens te nemen om de regeldruk omtrent de octrooibox te verlagen? Bent u bereid Actal te vragen of en hoe de administratieve lasten rond de innovatiebox kunnen worden verlaagd?
Gezien het bovenstaande zie ik geen aanleiding nadere stappen te ondernemen. Wel houd ik voortdurend de vinger aan de pols. Ik sta open voor praktische signalen van ondernemers en (bureaus vaktechniek van) belastingadvieskantoren. Bovendien wordt de regeling in 2013 geëvalueerd. Er is mij veel aan gelegen dat de innovatiebox bijdraagt aan het behoud en stimuleren van innovatieve activiteiten in Nederland.
Zelfstandigen zonder personeel |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Sabine Uitslag (CDA) |
|
Is het nog immer de inzet van de regering, zoals de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Kamer schreef, dat het mogelijk moet blijven dat zelfstandigen zonder personeel (zzp-ers) ingezet kunnen worden mede gezien het (arbeidsmarkttechnische) belang om iedereen die in de zorg wil werken, daartoe ook in de gelegenheid te stellen?1
Ja.
Tot welke concrete acties heeft deze inzet geleid en tot welke resultaten?
Op 16 augustus 2010 zond de minister van VWS uw Kamer een toelichting op de activiteiten die nodig zijn om de mogelijkheid tot contractering van zelfstandig zorgverleners door de zorgkantoren/concessiehouders uitvoering AWBZ in te voeren (TK 2009–2010, 30 597, nr. 155). Deze activiteiten worden nu uitgevoerd.
Fiscaal kunnen er geen uitzonderingsposities gemaakt worden, omdat die dan direct op alle arbeidsrelaties van invloed zijn.
Ben u nagegaan wat de gevolgen zijn voor de uitvoeringslast van contractering van enkele duizenden zelfstandigen door zorgkantoren en voor de uitvoering van kwaliteitstoezicht door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)?2 Kunt u nu aan de Kamer rapporteren over uw toezegging dat zelfstandige contractering per 2012 mogelijk zou worden?3 Zo nee, waarom niet?
Dit zijn activiteiten als omschreven in de brief van 16 augustus 2010 (TK 2009–2010, 30 597, nr. 155), die op dit moment uitgevoerd worden. Hierover wordt gerapporteerd in de memorie van toelichting bij de wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ.
Kunt u, aangezien er nog steeds onduidelijkheid bestaat wanneer Zorg in Natura, die verleend wordt door een zelfstandige, ook werkelijk verleend wordt als zelfstandige, voor onderstaande casussen aangeven wanneer sprake is van een dienstverband en wanneer van een ZZP-status? Kunt u dat met redenen omkleden? Kunt u voor elk van deze voorbeelden tevens aangeven of er een sprake is van een hiërarchische lijn en een dienstverband en dat met redenen omkleden?
Het is niet aan de politiek om de feiten en omstandigheden van een arbeidsrelatie te beoordelen. De kaders staan in de wet en regelgeving en worden door de jurisprudentie nader ingevuld.
Kunt u een reactie geven op de volgende casussen:
Bij brief van 16 augustus 2010 (TK 2009–2010, 30 597, nr. 155) is uw Kamer door de minister van VWS geïnformeerd dat voor AWBZ-contractering van individuele zorgverleners een wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ nodig is. Daarbij bent u ook geïnformeerd over de stappen die hiertoe en ten behoeve van de implementatie van deze wijziging in de regelgeving worden gezet. Overleg met het veld is hier onderdeel van. Het streven is erop gericht de zelfstandige contractering op zijn vroegst per 1 januari 2012 te effectueren. Ik ga er derhalve niet van uit dat dit voor 1 februari 2011 afgerond is.
Kunt u zo spoedig mogelijk in overleg treden met het veld om te bepalen op welke wijze u uitvoering wenst te geven aan de belofte om zelfstandige contractering mogelijk te maken? Kunt u de Kamer voor 1 februari 2011 op de hoogte stellen op welke wijze dat mogelijk is gemaakt?
Het pensioenfonds van Smit Internationale |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Roos Vermeij (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Smit gaf aandeelhouders voorkeur boven pensioenfonds»1 alsmede van de uitspraken van twee vertegenwoordigers van de deelnemersraad van het pensioenfonds tijdens de hoorzitting in de Tweede Kamer?
Ja.
Hoewel topman Ben Vree van het bedrijf Smit Internationale in het artikel stelt: «... De onderhandelingen over de waardebepaling van het bedrijf en de latente tekorten van het pensioenfonds waren al afgerond. Er was een herstelplan en uit onderzoek bleek dat er geen juridische verplichting was tot bijstorting. Van een korting was nog geen sprake,» klopt het dat het pensioenfonds Smit echter wél een herstelplan had ingediend, waarin een mogelijk forse korting op de pensioenen als maatregel was opgenomen?
Dit is een zaak tussen Boskalis, het bestuur van het pensioenfonds Smit, het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad. Er ligt geen rol voor de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik zie dan ook geen reden om een gesprek aan te gaan met de heer De Vree, lid van de Raad van Bestuur van Boskalis. Bovendien heeft Boskalis op 18 november jl. bekend gemaakt dat zij bereid is tot een éénmalige, vrijwillige storting van € 30 miljoen in het Pensioenfonds Smit om zo een mogelijke korting te voorkomen. Een voorwaarde daarvoor is dat de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan hun aangekondigde rechtszaak tegen het bestuur van het fonds intrekken en het verleden verder laten rusten. Naar ik heb begrepen zijn de deelnemersraad, het verantwoordingsorgaan, het bestuur van het pensioenfonds en Boskalis met elkaar hierover in gesprek. Ik heb vooralsnog geen signalen ontvangen dat partijen er niet uitkomen.
Deelt u de mening van de bestuursvoorzitter van Boskalis (het bedrijf dat Smit heeft overgenomen), de heer Berdowski, dat ook wanneer er geen juridische verplichting is tot bijstorten, de werkgever wel degelijk een morele verantwoordelijkheid heeft tegenover het personeel?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om voor het eind van dit jaar een gesprek met de heer De Vree, nu lid van de Raad van Bestuur van Boskalis, aan te gaan en hem te verzoeken aan te geven hoe hij de gang van zaken rond het pensioenfonds apprecieert? Wilt u daarbij aan de orde stellen of hij vindt dat hij de belangen van alle stakeholders evenwichting behandeld heeft tijden het overnameproces, toen hij tot drie keer toe een hoger bod voor de aandeelhouders verkoos boven het gezond maken van het pensioenfonds, wat direct geleid heeft tot een korting op de pensioenen voor de gewezen deelnemers en een korting op de pensioenrechten voor de actieve deelnemers? Wilt u terugrapporteren aan de Kamer over dit gesprek? Wilt u bij de terugrapportage het oordeel van De Nederlandsche Bank over deze zaak voegen?
Zie antwoord vraag 2.