De vertrekbonus van een ex topman van het UMC St Radboud |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Ophef UMC St Radboud over bonus ex-topman»?1
Ik heb het krantenartikel uit de Volkskrant, uit De Gelderlander en uit Zorgvisie gelezen. Tevens heb ik de interne mededeling gelezen die in de Volkskrant wordt aangehaald.
De honorering van topfunctionarissen in de publieke en de semipublieke sectoren is al enige tijd in discussie. Dat is ook de reden waarom voorgaande kabinetten daar paal en perk aan hebben willen stellen door die inkomens te normeren op een maatschappelijk aanvaardbaar niveau. Omdat daar geen instrument voor bestond, is een instrument ontwikkeld in de vorm van de WNT, de wet normering topinkomens. Daarmee is Nederland uniek, zeker in Europees verband.
Het is dit kabinet geweest dat de laatste fase van dit wetgevingsproces heeft kunnen afronden door het wetsvoorstel in de Eerste Kamer aanvaard te krijgen. Daardoor kon de WNT (wet normering topinkomens) op 1 januari 2013 in werking treden.
Wat betreft de voorliggende casus concludeer ik dat hier sprake is van een arbeidsovereenkomst die in 2006 rechtsgeldig is aangegaan tussen de bestuurder en diens werkgever, de Raad van Toezicht (RvT). De arbeidsovereenkomst is in 2012 beëindigd conform hetgeen daarover in de arbeidsovereenkomst was overeengekomen.
Dus beide data zijn van vóór de inwerkingtreding van de WNT, die immers per 1 januari 2013 is ingegaan.
Het is een arbeidsovereenkomst die in het huidige tijdsbestek zeker niet meer op deze wijze zou worden ingevuld. Niet alleen omdat we er nu anders over denken. Maar ook omdat de WNT dit niet toestaat. De RvT van het Radboud is blijkens de berichtgeving dezelfde mening toegedaan.
In de berichtgeving wordt vermeld dat de werkgever heeft laten zien in 2011 in de geest van toen nog het wetsvoorstel voor de WNT te willen handelen «gelet op de hedendaags maatschappelijke opvattingen over beloningen van bestuurders in het (semi)publieke domein.» De RvT heeft laten onderzoeken of het goedkoper kon. Uit juridisch advies bleek echter dat men gebonden was aan de afspraken uit de arbeidsovereenkomst. Vervolgens heeft de RvT, «om het met publiek geld betaalde budget van het ziekenhuis te ontzien» een alternatieve dekking gezocht bij een steunfonds van de Stichting Katholieke Universiteit.
Vanuit mijn verantwoordelijkheid kan ik niet treden in de verantwoordelijkheid van de RvT in dezen. Ik kan slechts wijzen op het feit dat onder vigeur van de WNT dergelijke afspraken niet meer kunnen worden gemaakt.
Is het bericht waar dat de vertrekkende zorgmanager € 400.000 per jaar verdiende sinds zijn aanstelling in 2006, en hij een vertrekbonus van € 390.000 heeft ontvangen, terwijl hij vrijwillig afscheid nam? Zo ja, hoe oordeelt u hierover?
Het bruto-salaris van de vetrokken bestuurder bedroeg volgens de jaarverslagen rond de € 320.000.
Zie verder het antwoord op vraag 1.
Om welke reden heeft de heer L. nog dertien maanden een vergoeding gekregen van € 30.000 voor advieswerk?
Zoals u uit het artikel en uit het antwoord op vraag 1 hebt kunnen opmaken, heeft het Radboud de afspraken uit de arbeidsovereenkomst nageleefd zoals die bij zijn aantreden zijn overeengekomen.
Wat voor advies heeft de heer L. deze dertien maanden gegeven? Vindt u het verantwoord dat hiervoor een enorm bedrag is betaald? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 1 en vraag 3.
Waarom is niemand op de hoogte gesteld wat voor advieswerk de heer L. heeft gedaan? Waarom heeft de ondernemingsraad geen toelichting gekregen? Wat is uw oordeel daarover?
Zie het antwoord op vraag 1.
Om welke redenen wilt het UMC St Radboud geen mededelingen doen over deze riante vertrekbonus? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik heb begrepen dat het Radboud een en ander heeft toegelicht in een verklaring aan het personeel. Verder verantwoordt het Radboud deze regeling in het daarvoor bestemde, publieke verantwoordingsdocument: het jaarverslag over 2012.
Hoe verhoudt dit bedrag zich tot de € 652.000 bruto waarvan Zorgvisie gewag maakt?2
Ik weet niet wat Zorgvisie allemaal heeft opgeteld. In het jaarverslag over 2012 zal het Radboud in ieder geval de juiste cijfers verantwoorden.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de heer E. van Abvakabo die aangeeft dat het schokkend is dat er matigingen voor het personeel van toepassing waren vanwege de slechte economische omstandigheden, maar dat dit niet gold voor een vrijwillig vertrekkende werkgever? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik kan me zo’n reactie van een vakbondsvertegenwoordiger enerzijds voorstellen, maar anderzijds kan ik me ook voorstellen dat een vakbondsvertegenwoordiger het standpunt huldigt dat aangegane arbeidsovereenkomsten nageleefd moeten worden.
Ziet u nu wel in dat exorbitante salarissen en bonussen ongehoord zijn in tijden waarin het loon van zorgpersoneel wordt verlaagd? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 1.
Gaat u maatregelen treffen om te zorgen dat de vertrekbonus ingevorderd wordt? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 1. Er is niets onrechtmatigs gebeurd, dus is er geen juridische titel voor zo’n vordering. Als minister heb ik pas een terugvorderingstitel onder de WNT. En die was in 2012 nog niet van kracht.
Wilt u toelichten welke bezuinigingen momenteel plaatsvinden binnen het UMC St Radboud en hoe het staat met eventuele (gedwongen) ontslagen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Mijn verantwoordelijkheid ten opzichte van zorginstellingen staat mij niet toe om te treden in de exploitatiebeslissingen die het UMC Radboud neemt omtrent de omvang van de personeelsformatie. Maar juist gelet op de alternatieve dekking die Radboud heeft gevonden voor de dekking van de kosten van deze regeling, kan ik niet direct de relatie volgen die u legt tussen deze vertrekregeling en de omvang van de personeelsformatie van het Radboud.
De situatie bij het Slotervaartziekenhuis |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Onder welke voorwaarden heeft u in 2006 besloten dat Meromi Holding BV de eigenaar werd van het toen in nood verkerende Slotervaartziekenhuis? Kunt u een overzicht geven van de contacten, overleggen, toezeggingen en afspraken waar uw ambtenaren en uw ambtsvoorganger bij betrokken waren? Zo nee, waarom niet?1
Aan de overname is een door het College Sanering Zorginstellingen (CSZ) begeleide openbare en transparante biedingprocedure voorafgegaan. De toenmalige Minister van VWS heeft het CSZ verzocht de objectiviteit en de transparantie van het verkoopproces te waarborgen zodat andere bieders gelijke kansen hebben. Rondom dit proces is verschillende malen contact geweest tussen het ministerie van VWS en het Slotervaartziekenhuis. De toenmalige Minister en ambtenaren van VWS hebben met name verschillende malen tegenover het bestuur en de advocaten van het Slotervaartziekenhuis benadrukt dat het Slotervaartziekenhuis aan de WTZi moet voldoen. Een overzicht van relevante contacten geef ik hieronder.
Op 19 juli en 5 september 2006 informeerden ambtenaren het Slotervaartziekenhuis namens de toenmalig Minister van VWS dat het ziekenhuis gebonden is aan de regels van de WTZi en dat een eventuele toekomstige vervreemding van onroerend goed is onderworpen aan goedkeuring door het CSZ. De transactie waarvoor werd gekozen zorgde er immers voor dat het verschil tussen de overeengekomen prijs en de waardering van de totale schuldpositie door Meromi betaald werd en aan het eigen vermogen van het ziekenhuis werd toegevoegd. Het Slotervaartziekenhuis bleef onderworpen aan het regiem van de WTZi, met onder andere de winstklem. Dit werd ook besproken met CSZ. Op 13 september 2006 informeerde het Slotervaartziekenhuis de toenmalige Minister van VWS over de voorgenomen verkoop van het ziekenhuis aan Meromi. Op 18 september 2006 informeerde de toenmalige minister daarover de Tweede Kamer. Andere potentiële kopers zijn dan afgevallen, onder andere omdat zij in tegenstelling tot Meromi niet bereid waren een overbruggingskrediet te verstrekken om het voortsbestaan van het ziekenhuis op heel korte termijn te garanderen. In oktober 2006 informeerde het Slotervaartziekenhuis de toenmalige Minister van VWS over een bestuurswisseling. In dezelfde maand heeft de toenmalige Minister van VWS schriftelijk aangegeven inzicht te willen hebben in het interne toezicht en bestuur van Slotervaart. Slotervaart werd in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat de governance zodanig was geregeld dat aan de WTZi werd voldaan en dat er geen winst werd uitgekeerd. Slotervaartziekenhuis heeft het ministerie van VWS daarop in december geïnformeerd over de wijze waarop het ziekenhuis aan de WTZi voldeed bij de omzetting van de stichting in besloten vennootschap (bv). Daarbij werden ook de statuten van het Slotervaartziekenhuis overlegd.
Ook hebben vertegenwoordigers van het ministerie van VWS en van het CSZ mondeling en schriftelijk antwoord gegeven op vragen die vertegenwoordigers van het Slotervaartziekenhuis gesteld hebben. Die vragen betroffen met name de wijziging van de toelating, de rol van het CSZ en de bereidheid van de toenmalige Minister om toegang tot het CSZ te bieden. De toenmalige Minister van VWS heeft de advocaten van het Slotervaartziekenhuis gevraagd deze antwoorden ter beschikking te stellen aan potentiële overnamekandidaten.
Aan het einde van de biedingprocedure heeft het CSZ geconstateerd, mede na advies over de waarde van het Slotervaatziekenhuis van externe experts en contra-experts, dat aan de voorwaarden van een transparant verkoopproces is voldaan. In een brief van 27 januari 2007 aan de Tweede Kamer schreef de toenmalige Minister op basis van het oordeel van het CSZ dat «Meromi tegen tenminste een marktconforme waarde de zeggenschap heeft verkregen.» Ook constateerde de toenmalige Minister op dat moment dat «de bv voldoet aan alle voorwaarden die gelden voor een toelating op grond van de WTZi« voldeed.
Daarna is het ministerie van VWS nog geïnformeerd over een statutenwijziging in 2008. Deze statutenwijziging betrof een aantal wijzigingen met betrekking tot de informatieuitwisseling tussen raad van bestuur en raad van toezicht. Over de meest recente wijziging is het ministerie van VWS niet geïnformeerd. Het ziekenhuis was hiertoe op basis van de WTZi of op basis van de eigen statuten ook niet verplicht.
Klopt het dat u toestemming hebt gegeven om van het Slotervaartziekenhuis een besloten vennootschap te maken onder voorwaarde dat er goedgekeurde statuten zouden komen? Kunt u aangeven wat die voorwaarden waren?
Voor een omzetting van de rechtsvorm van een zorgaanbieder is en was geen toestemming nodig. De toenmalige Minister van VWS heeft destijds benadrukt dat het Slotervaart ingeval het zou worden omgevormd tot een bv de WTZi toelating uitsluitend zou krijgen, indien het zou voldoen aan de wettelijke vereisten. Deze vereisten zijn onder andere het verbod op winstuitkering en de aanwezigheid van een onafhankelijk toezichthoudend orgaan. De toenmalige Minister constateerde op dat moment dat «de bv voldoet aan alle voorwaarden die gelden voor een toelating op grond van de WTZi« voldeed.
Is het waar dat de overnamesom van 1 euro hoger was geweest als de nieuwe eigenaar (Meromi Holding BV) van plan was geweest om het vastgoed apart te zetten van de ziekenhuisactiviteiten? Hoe hoog was de prijs van het ziekenhuis dan geweest?
De toenmalige Minister van VWS heeft geconstateerd op basis van adviezen van het CSZ en haar externe adviseurs, dat de prijs die betaald is op dat moment een marktconforme waarde was voor de overeengekomen transactie. Ik weet niet hoe hoog de prijs toen geweest zou zijn, als er een andere transactie had plaatsgevonden en of dat hoger zou zijn dan de transactie die toen is voltrokken.
Bent u bereid om alle bemoeienis (aanvragen, correspondentie, adviezen etc.) die het College Sanering Zorginstellingen (CSZ) heeft gehad met het Slotervaartziekenhuis omtrent het vastgoed naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Het CSZ geeft wel inzicht in de uitkomst van verkoopprocessen, maar niet over de inhoud van het proces. Ik kan mij dit voorstellen omdat dergelijke bedrijfsvertrouwelijke informatie raakt aan de economische belangen van betrokkenen. Het CSZ heeft geconstateerd dat het bedrag in het bod op het Slotervaartziekenhuis marktconform was en heeft vastgesteld dat dit bod tot stand gekomen is in een open en transparant biedingsproces. Ik heb het CSZ gevraagd u deze aanvragen, correspondentie en adviezen toe te sturen, maar gezien de gevoeligheid van de informatie zal daar een speciale procedure voor gebruikt moeten worden.
Hoeveel publiek geld zit er in het Slotervaartziekenhuis?
Het Slotervaaartziekenhuis is in 1997 geprivatiseerd en in 2006 in een bv ondergebracht. Bij de overgang naar een bv is een marktconforme prijs betaald voor het geheel van het Slotervaartziekenhuis. Er is derhalve geen sprake van dat er publiek geld in het Slotervaartziekenhuis zit na die transactie, met uitzondering van eventueel later verkregen subsidies. De kopers van het Slotervaartziekenhuis hebben dan immers afgerekend en alle schulden overgenomen en zich er aan gecommitteerd na die transactie de wettelijke winstklem in acht te nemen. Het vastgoed mag ook daarna uitsluitend buiten de zorg verkocht worden na toestemming van het CSZ. Dat volgt uit de WTZi.
Ik heb niet kunnen vaststellen dat er na 2006 omvangrijke subsidies zouden zijn verstrekt. Dat laat onverlet dat het Slotervaartziekenhuis een lening heeft bij de Gemeente Amsterdam.
Klopt het dat er nieuwe aandeelhouders zijn ontstaan doordat Meromi Holding BV een deel van haar uitstaande schuld heeft verkocht aan derden? Hoeveel procent is er verkocht en aan wie?
Ik heb begrepen dat aandelen gekocht zouden zijn door een van de kapitaalverschaffers. Daardoor zou de uitstaande schuld verminderd zijn. Ik heb niet kunnen vaststellen hoeveel procent verkocht is. Op het moment is het geen openbare informatie wie de aandeelhouders van een bv zijn, tenzij er slechts één aandeelhouder is. In januari heeft het kabinet aangekondigd dat zij een wetsvoorstel voorbereidt om hier verandering in te brengen.2
Erkent u dat er een nieuwe situatie is ontstaan met meerdere aandeelhouders van het ziekenhuis waarmee de continuïteit van het ziekenhuis in het geding kan komen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb begrepen dat het Slotervaartziekenhuis al meerdere aandeelhouders had voor 14 maart jl. In die zin is de situatie dan ook niet gewijzigd. Het hebben van een aantal aandeelhouders of privaatkapitaalverschaffers betekent niet dat de continuïteit van het ziekenhuis sneller in het geding komt. Het hebben van verschillende aandeelhouders kan juist ook zorgen voor stabiliteit in de financiering en een stabiel eigen vermogen.
Wat gaat u doen met deze nieuwe situatie? Gaat u toekijken hoe aandeelhouders het ziekenhuis mogelijk gaan opknippen in rendabele onderdelen met als doel onrendabele onderdelen af te stoten of failliet te laten gaan? Wat is hiervan het gevolg voor het ziekenhuis?
Ik vind het belangrijk dat er wordt toegezien op de randvoorwaarden. Dat betekent dat ik vind dat de kwaliteit en veiligheid in ziekenhuizen op orde moet zijn, dat de governance op orde moet zijn en dat cruciale zorg wordt doorgeleverd. De IGZ doet een onderzoek naar de vraag of aan de eisen van de WTZi is voldaan. Of aandeelhouders het ziekenhuis gaan opknippen is, voor zover mij bekend, op dit moment niet aan de orde.
Wat gebeurt er als de aandeelhouders hun geld terugtrekken uit het ziekenhuis? Welke garantie geeft u voor het voortbestaan van het ziekenhuis?
Aandeelhouders kunnen als zodanig niet hun geld terugtrekken uit een zorgaanbieder. Zij houden aandelen waarvoor zij aan de zorgaanbieder hebben betaald. Die aandelen kunnen zij eventueel verkopen aan andere aandeelhouders. Voor zo ver mij bekend worden op dit moment ook geen leningen die het Slotervaartziekenhuis heeft uitstaan opgeëist door de kapitaalverschaffers. Ik geef geen garantie voor het voorbestaan van individuele zorgaanbieders. Ik vind het ook veel meer van belang dat er garanties zijn voor de bereikbaarheid en toegankelijkheid van cruciale zorg. Dat wordt geregeld via de zorgplicht. Zorgverzekeraars zijn in eerste instantie aangewezen om de noodzakelijke zorg voor hun verzekerden in te kopen en te organiseren.
Erkent u dat er grote schade zal optreden in de werkgelegenheid in Amsterdam en de toegankelijkheid van de zorg, wanneer de aandeelhouders het ziekenhuis laten vallen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb op dit moment geen aanwijzingen dat er als gevolg van het opeisen van leningen acute financiële problemen ontstaan bij het Slotervaartziekenhuis. Ten aanzien van de continuïteit van cruciale zorg heb ik in de brief «Waarborgen voor continuïteit van zorg» van april 2011 uiteengezet hoe de overheid zal handelen met betrekking tot de continuïteit.
Hoe verhoudt de huidige situatie zich tot het wetsvoorstel om winstuitkeringen (Kamerstukken 33 168) toe te staan? Wordt met dat wetsvoorstel de aandeelhoudersconstructie voor ziekenhuizen de nieuwe norm?
Momenteel is winstuitkering voor aanbieders van medisch specialistische zorg verboden, ongeacht de rechtsvorm van de zorgaanbieder. De meeste ziekenhuizen hebben de vorm van een stichting, waarvoor winstuitkering te allen tijde is uitgesloten. Als een aanbieder van medisch specialistische zorg de rechtsvorm van een bv of die van een andere kapitaalvennootschap aanneemt, moet die rechtspersoon dus laten zien dat er geen winst wordt uitgekeerd, bijvoorbeeld door dat in de statuten te regelen.
Algemene ziekenhuizen, categorale ziekenhuizen en Zelfstandige Behandel Centra mogen na inwerkingtreding van de wet voorwaarden aan winstuitkering voor aanbieders van medisch specialistische zorg – onder specifieke voorwaarden – winst gaan uitkeren. Dat kan zich echter pas voordoen als er sprake is van een kapitaalvennootschap zoals een bv of nv of van een coöperatie. Zoals in de toelichting van het wetsvoorstel is gemotiveerd is het niet waarschijnlijk dat dit de norm wordt. De verwachting is dat ongeveer 10 tot 15% van de aanbieders van medisch specialistische zorg in de komende jaren winst zal willen gaan uitkeren om op die manier kapitaal aan te trekken.
Op basis van het wetsvoorstel is aan winstuitkering een aantal voorwaarden verbonden. Winst mag worden uitgekeerd na een positieve beoordeling van vooraf gestelde minimumkwaliteitseisen door de IGZ. Winst mag worden uitgekeerd na een positieve beoordeling van de financiële reserves, volgens de geldende vennootschapsrechtelijke eisen. Winstuitkering mag nooit leiden tot continuïteitsproblemen in de liquiditeit, rentabiliteit en solvabiliteit. Winst mag pas worden uitgekeerd na het verstrijken van drie jaar na het moment van investeren, de zogenaamde «driejaarstermijn». In de nota van wijziging is aanvullend opgenomen dat winst niet mag worden uitgekeerd als het eigen vermogen uitgedrukt als percentage van het balanstotaal niet ten minste 20% is. Niet gerealiseerde winsten (boekwinsten als gevolg van herwaardering) mogen niet worden meegeteld. Deze «solvabiliteitseis» moet berekend worden voor de geconsolideerde groep. Zo kunnen schulden niet verstopt worden in een aparte bv. Op de berekening zijn de regels voor de jaarverslaglegging uit BW en WTZi van toepassing. Ook is daar geregeld dat winst niet mag worden uitgekeerd indien het resultaat uit normale bedrijfsuitoefening (dus exclusief buitengewone baten) niet tenminste drie achtereenvolgende jaren positief is. Door deze norm kan pas winst worden uitgekeerd indien een zorgaanbieder voor een langere periode structureel gezond is. Voor alle duidelijkheid, momenteel is winstuitkering door ziekenhuizen en ZBC’s verboden.
Is het in het belang van de ziekenhuiszorg in Amsterdam als het Slotervaartziekenhuis zou verdwijnen door een gevecht om de financiën en de macht tussen de private eigenaren? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?
Met betrekking tot de continuïteit vind ik het belangrijk dat cruciale zorg gegarandeerd is zodat de cruciale zorg voor patiënten toegankelijk blijft. Daartoe hebben zorgverzekeraars een zorgplicht en zal de overheid als ultimum remedium garant staan voor de levering van cruciale zorg. Op dit moment heb ik geen signalen dat de continuïteit van cruciale zorg in het geding is. Bovendien heb ik op dit moment geen aanwijzingen dat het Slotervaartziekenhuis op het punt staat te verdwijnen. Huisartsen moeten er op kunnen vertrouwen dat de geleverde zorg van een zorgaanbieder waarnaar zij doorverwijzen voldoet aan de gestelde kwaliteits- en veiligheidseisen. Daar ziet de IGZ op toe.
Wat is het oordeel van de patiënten over de ontstane situatie? Zijn zij blij als het ziekenhuis zou verdwijnen?
Zie antwoord vraag 12.
Wat is het oordeel van de huisartsen over de ontstane situatie? Wat is hun oordeel over het functioneren en het bestaansrecht van het ziekenhuis?
Zie antwoord vraag 12.
Bent u gelukkig met de afloop van het «avontuur» met private financiers als het ziekenhuis verdwijnt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 12.
Wat is uw oordeel over de relaties tussen toezichthouders, eigenaren en directie in de zakelijke en privésfeer zoals gemeld in de nieuwsbladen Parool en NRC?2 3
In 2010 is een (vernieuwde)Zorgbrede Governancecode door de Brancheorganisaties Zorg (BOZ) uitgebracht. 6 7 Het zijn de raad van bestuur en de raad van toezicht/commissarissen die verantwoordelijk zijn voor de governancestructuur en de naleving van de code (art. 2.1.3). Het is niet aan mij om een oordeel te geven of wel of niet aan de code is voldaan. De zorginstelling dient in zijn jaarverslag aan te geven welke van toepassing zijnde openbaar gemaakte normen zij hanteert voor goed bestuur en het afleggen van openbare verantwoording over haar beleid en activiteiten. Hierbij dient de Zorgbrede Governancecode als uitgangspunt te worden gehanteerd. Op basis van het principe van «pas toe of leg uit» wordt in ieder geval aangegeven van welke normen uit de Zorgbrede Governancecode is afgeweken en waarom. Dit dient expliciet in de verslaggeving te worden opgenomen.8
Los van deze Zorgbrede Governancecode, ben ik van mening dat het toezichthoudend orgaan zodanig moet zijn samengesteld dat de leden ten opzichte van elkaar, de dagelijkse en algemene leiding van de instelling en welk deelbelang dan ook onafhankelijk en kritisch kunnen opereren. De WTZi verplicht deze onafhankelijkheid ook. Het is de verantwoordelijkheid van het ziekenhuis om de governance zo te organiseren dat dit het geval is. De IGZ is belast met het toezicht op de WTZi. Uit onduidelijkheden in de governance kunnen immers risico’s met betrekking tot de kwaliteit en veiligheid voortvloeien. De IGZ houdt de ontwikkelingen met betrekking tot veiligheid en kwaliteit dan ook nauwlettend in de gaten. Als eerste stap heeft de IGZ op 19 maart jl. een inspectiebezoek aan het Slotervaartziekenhuis afgelegd. Tijdens dat bezoek is gesproken over de positie en de rol van de raad van bestuur in het licht van de ontwikkelingen bij het ziekenhuis. De inspectie heeft tijdens het bezoek geen signalen ontvangen dat de kwaliteit van zorg, de patiëntveiligheid en/of de continuïteit op dat moment anders was dan voor de statutenwijziging van 14 maart jl. De IGZ doet nu onderzoek naar mogelijke overtredingen op de WTZi.
Het is niet aan mij om een uitspraak te doen over de vraag of een zorgaanbieder voldoet aan de Zorgbrede Governancecode. Indien de IGZ echter een overtreding van de WTZi constateert dan zal worden opgetreden. Ik acht het niet opportuun om hier hangende het onderzoek van de IGZ uitspraken over te doen.
In hoeverre wordt de Zorgbrede Governancecode door het Slotervaartziekenhuis geschonden?
Zie antwoord vraag 16.
Is hier sprake van c.q. de schijn van belangenverstrengeling tussen de directie, eigenaren en de toezichthouders c.q. Raad van Commissarissen?4
Zie antwoord vraag 16.
Is het waar dat een zus van directielid B. samenwoont met de heer M., die lid is van de Raad van Commissarissen? Hoe beoordeelt u dit gegeven in het kader van de Governancecode?
Zie antwoord vraag 16.
Hoe beoordeelt u de relatie tussen de voorzitter van de Raad van Commissarissen de heer D. en het lid de heer Z. en de (mede)eigenaren van het Slotervaartziekenhuis, de familie S., die zakelijke banden met elkaar hebben gehad of nog hebben? Is een dergelijke (schijn van) belangenverstrengeling in strijd met de Governancecode?
Zie antwoord vraag 16.
In hoeverre zijn de huidige eigendoms- en toezichtsverhoudingen in strijd met afspraken die u in 2006 heeft gemaakt?
De betrokkenheid van de toenmalige Minister van VWS betrof, zoals hierboven aangegeven, het biedingsproces ten tijde van de overgang naar een bv. Vertegenwoordigers van het ministerie van VWS hebben er destijds immers op gewezen dat aan de wettelijke vereisten uit de WTZi moest worden voldaan. Deze vereisten bevonden zich met name op het terrein van de eigendomsverhoudingen (verbod op winstuitkering) en governance (onafhankelijkheid van de raad van toezicht). Of het Slotervaartziekenhuis nog voldoet aan de WTZi is, zoals ik hierboven ook opmerkte, onderworpen aan een onderzoek van de IGZ. Ik acht het niet opportuun om hier hangende het onderzoek van de IGZ uitspraken over te doen.
Wie van de toezichthouders c.q. Raad van Commissarissen is verantwoordelijk voor de kwaliteit en veiligheid van het ziekenhuis? Welk lid heeft relevante kennis en ervaring in de zorg zoals de Governancecode bepleit? Hoe is het toezicht op dit terrein geborgd door het Slotervaartziekenhuis?
Het is niet aan mij om een uitspraak te doen over de vraag of een zorgaanbieder voldoet aan de Zorgbrede Governancecode. Indien er echter sprake is van een overtreding van de WTZi dan zal de IGZ op treden. Ik acht het niet opportuun om hier hangende het onderzoek van de IGZ uitspraken over te doen.
Hebben de leden van de Raad van Commissarissen ook andere commissariaten? Zo ja, kunt u hiervan een overzicht geven en past dit binnen de aangenomen wet om het aantal commissariaten bij instellingen voor de publieke sector zoals de zorg te beperken?
De wet bestuur en toezicht regelt over de gevolgen van het hebben van meer dan 5 commissariaten en toezichtfuncties het volgende.9 Een besluit tot benoeming van een persoon tot lid van de raad van toezicht leidt er toe dat de benoeming van de betrokkene hierdoor automatisch ongeldig wordt als de betrokkene het wettelijk toegestane aantal commissariaten en toezichthouderschappen overschrijdt. Voor de overgangssituatie is geregeld dat de beperking van het aantal commissariaten en toezichthoudende functies niet van toepassing is op benoemingen die voor de inwerkingtreding van de wet hebben plaats gevonden, maar wel bij een eventuele herbenoeming in die functie.
Indien de IGZ een overtreding van de WTZi constateert dan zal worden opgetreden. Ik acht het niet opportuun om hier hangende het onderzoek van de IGZ uitspraken over te doen
Is het waar dat de ING-bank haar handen heeft afgetrokken van het Slotervaartziekenhuis en dat acute liquiditeitsproblemen dreigen? Wat betekent dit voor de betaling van de salarissen van het personeel in de directe toekomst?
Welke rol ziet u weggelegd voor de dominante zorgverzekeraar Achmea?
Welke consequenties verbindt u aan de huidige ontwikkelingen? Hoe borgt u de kwaliteit en continuïteit van het Slotervaartziekenhuis?
Ik vind het belangrijk dat we strikt toezien op de randvoorwaarden met name op het vlak van kwaliteit en veiligheid en daarmee verbonden governance. Naarmate zorgaanbieders meer eigen verantwoordelijkheid krijgen om zich zo te organiseren dat zij de patiënt in hun ogen optimaal kunnen bedienen, wordt toezicht op de randvoorwaarden belangrijker. De IGZ doet dan ook onderzoek en om in te kunnen grijpen indien dat nodig blijkt. Met betrekking tot de continuïteit vind ik het belangrijk dat cruciale zorg geleverd blijft zodat cruciale zorg voor de patiënten toegankelijk blijft. Ik heb op dit moment geen signalen dat de continuïteit daarvan in het geding is.
Het bericht dat ontslagrondes in de zorg in aantocht zijn |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Personeel in zorg nu ook op de keien»?1
Het is positief dat de regio’s deze arbeidsmarktuitdaging scherp op hun netvlies hebben. Als werkgeversverband informeren ze de sector en andere stakeholders (lokale overheden, onderwijs en UWV), zodat er regionale initiatieven ontplooid kunnen worden. Zo kan snel op de arbeidsmarktontwikkelingen worden geanticipeerd door middel van ondersteuning van bijvoorbeeld strategische personeelsplanning en mobiliteit.
Is het geschetste beeld in Noord-Nederland volgens u herkenbaar voor de andere delen van het land? Wilt u uw antwoord toelichten?
In het onderzoeksprogramma «Arbeid in Zorg en Welzijn» dat wij gezamenlijk met sociale partners en Calibris door een extern bureau laten uitvoeren wordt de huidige situatie van de arbeidsmarkt in de zorg zowel landelijk als per regio in kaart gebracht. De meest recente analyses zijn gemaakt voor het regeerakkoord. In welke mate er in de (nabije) toekomst tekorten of overschotten worden verwacht van welke groepen zorgmedewerkers als gevolg van de voorgenomen maatregelen uit het Regeerakkoord is op dit moment nog niet duidelijk. Om die reden is in overleg met sociale partners in de zorg besloten om een ArbeidsmarktEffectRapportage (AER) uit te laten voeren door een extern onderzoeksbureau. De eerste uitkomsten van de deze AER verwachten we voor de zomer te ontvangen. Uiteraard zullen we uw Kamer daarvan op de hoogte stellen.
Hetzelfde onderzoeksprogramma zal de resultaten van deze AER als input gebruiken voor de landelijke prognoses. Deze krijgen daarna een regionale vertaling. Hierin zal een kwantitatieve analyse in worden opgenomen.
Hoe groot is het overschot van personeel dat de komende jaren verwacht wordt in Groningen en Drenthe, uitgesplitst per zorgopleiding en per zorgsector? Bent u bereid dit ook uit te zoeken voor de andere provincies en wilt u hierover de Kamer informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op het feit dat de zorg de grootste banensector is in Noord-Nederland en dat hier veel ontslagen zullen gaan vallen? Hoe gaat u dit voorkomen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Uit het onderzoek van Zorg Plein Noord blijkt niet dat er gedwongen ontslagen gaan vallen. Maar als dit het geval is kunnen we deze (gedwongen) ontslagen niet voorkomen. Zorginstellingen zijn primair verantwoordelijk voor hun personeelsbeleid. Mede dankzij het door hen gevoerde personeelsbeleid zijn instellingen in staat om hun aanbod van zorg mee te laten groeien of krimpen met de vraag naar zorg. Dat is een moeilijk proces voor de betrokken organisaties en hun werknemers. Hierbij wordt ernaar gestreefd om de gevolgen voor het personeel te verzachten en gedwongen ontslagen te voorkomen.
Voor de zorgverleners die (gedwongen) worden ontslagen is het van belang dat ze snel een nieuwe baan vinden, bij voorkeur binnen de zorg. Dit ook met het oog op de langere termijn waar de vraag naar adequaat opgeleid zorgpersoneel onverminderd hoog is. Het is primair aan werkgevers en werknemers om, al dan niet in regio- of sectorverband, te werken aan het behoud van medewerkers voor de zorg. VWS werkt samen met Regioplus om de regio’s hierbij te ondersteunen. Wanneer de AER aanleiding geeft om ons beleid gericht op het behoud van medewerkers aan te passen zal dit samen met de sociale partners worden opgepakt.
Hoeveel (gedwongen) ontslagen worden er verwacht per zorgopleiding en per zorgsector in de komende jaren? Kunt u hiervan een overzicht geven voor Noord-Nederland en voor de andere provincies? Zo nee, waarom niet?
De cijfers over het aantal (gedwongen) ontslagen kunnen niet worden opgeleverd. Deze cijfers worden op landelijke niveau niet bijgehouden, onder andere om de administratieve lasten van instellingen te beperken. Mede daarom is het inschatting van toekomstige (gedwongen) ontslagen niet mogelijk.
Hoeveel (gedwongen) ontslagen zijn er de afgelopen jaren geweest per zorgopleiding en per zorgsector in alle provincies? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Wilt u reageren op de uitspraak van de onderzoekers van het rapport Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn Noord-Nederland 2013 die aangegeven hebben dat er op lange termijn gevaar is voor personeelstekorten? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord op vraag 2 en 3.
Hoe groot zijn de huidige personeelstekorten in de zorg, uitgesplitst per zorgopleiding, per zorgsector en per provincie? Welke maatregelen gaat u treffen om de personeelstekorten zo snel mogelijk op te lossen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Op de website www.azwinfo.nl worden alle onderwijs- en arbeidsmarktgegevens gepubliceerd van het onderzoeksprogramma Arbeid in Zorg en Welzijn. In het rapport «Arbeid in Zorg en Welzijn 2012» (TK 29 282, nr. 172) dat we u 21 december j.l. hebben toegestuurd is de huidige arbeidmarkt in de zorg geanalyseerd. Hieruit blijkt dat er geen algemene knelpunten zijn op de arbeidsmarkt in de zorg. Wel dreigen er specifieke tekorten en overschotten in deelsectoren. In ons antwoord op vraag 11 wordt verder ingegaan op de maatregelen die wij treffen om dreigende personeelstekorten aan te pakken.
Wat is uw strategie om zorgpersoneel in de zorg te behouden en (gedwongen) ontslagen te voorkomen, zodat de personeelstekorten op lange termijn minder groot worden? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie ons antwoord op vraag 4
Hoeveel mensen van de «12.000 extra handen aan het bed» zijn er tot nu toe in de zorg bijgekomen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijzen we u naar de antwoorden op de Kamervragen die de SP eerder over dit onderwerp heeft gesteld (TK 2012–2013, aanhangsel 699 en TK 2012–2013 aanhangsel 1847). De zorgkantoren toetsen de doelmatige aanwending van de intensiveringsmiddelen. Daarnaast wordt in opdracht van ons op macroniveau gemeten. De 0-meting hebben we in oktober aan uw Kamer aangeboden. De 1-meting zal voor de zomer aan uw Kamer worden aangeboden. Op basis van deze 1-meting wordt een kwantitatief beeld gegeven van de realisatie van de doelstelling uit het convenant «Investeringen Langdurige Zorg 2011–2015».
Herinnert u zich uw uitspraken dat er straks ook niet meer voldoende personeel is om aan de groeiende zorgvraag te voldoen?2 Welke strategie heeft u om personeel in de zorg te behouden en te werven, op dit moment en in de komende jaren? Wilt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
De gezamenlijke agenda van begin februari herinneren we ons goed. Het is van groot belang dat we in de toekomst voldoende gekwalificeerd zorgpersoneel hebben om aan de groeiende zorgvraag te voldoen.
Om toekomstige arbeidsmarktknelpunten te voorkomen is door vorige kabinetten een driesporenbeleid ontwikkeld. Daar zullen wij op voortbouwen. Het eerste spoor betreft het verhogen van de productiviteit van het zorgsysteem. Met name in de curatieve zorg is daar het nodige beleid in gang gezet en zijn inmiddels reeds de nodige resultaten behaald. Het tweede spoor betreft het verhogen van de instroom en het behoud van zorgpersoneel. Daar is de afgelopen jaren zorgbreed het nodige in geïnvesteerd. Denk daarbij onder andere aan de specifieke fondsen voor het opleiden van zorgpersoneel, maar ook aan de versterking van het regionale arbeidsmarktbeleid. Het derde spoor betreft het beperken van de groei van de zorgvraag. In het Regeerakkoord «Bruggen slaan» is daar voor het eerst echt werk van gemaakt, met name in de AWBZ en Wmo. Het gaat daarbij overigens niet om een beperking van de zorgvraag, maar om een beperking van de groei ervan. Door de expliciete keuzes die gemaakt zijn, kan dat voor specifieke onderdelen anders uitpakken. In de hoofdlijnenbrief die we u binnenkort toesturen, wordt daar nader op ingegaan.
Hoe is het gesteld met de opleidingen in de zorg? Worden er voldoende mensen opgeleid om in de zorg te kunnen werken? Zo ja, kunt u hiervan een overzicht per opleiding geven? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken?
Op de website www.azwinfo.nl worden alle onderwijs- en arbeidsmarktgegevens gepubliceerd van het onderzoeksprogramma Arbeid in Zorg en Welzijn. Hier kunt u de gegevens vinden per opleiding. Om een adequaat antwoord te geven op de vraag of er voldoende mensen worden opgeleid, is meer inzicht nodig in de vraag naar zorgpersoneel. Mede om die reden is in overleg met sociale partners in de zorg besloten om een AER uit te laten voeren.
Hoeveel banen verdwijnen er in de gehandicaptenzorg, de ouderenzorg en de psychiatrie door het extramuraliseren van zorgzwaartepakketen (ZZP) 1 en 2? Als dit niet bekend is, bent u dan bereid dit uit te zoeken en de Kamer hier zo snel mogelijk over te informeren?
Dat is op dit moment nog niet bekend. Wij zijn bereid om dit uit te zoeken en de Kamer hier over te informeren. De arbeidsmarkteffecten van het extramuraliseren van ZZP 1 t/m 4 zullen worden meegenomen in de eerder genoemde AER.
Hoeveel banen zullen verdwijnen in de gehandicaptenzorg, de ouderenzorg en de psychiatrie wanneer ook ZZP 3 en 4 geëxtramuraliseerd worden? Als dit niet bekend is, bent u dan bereid dit uit te zoeken en de Kamer hier zo snel mogelijk over te informeren?
Zie antwoord vraag 13.
Wat is uw visie over de hoge werkdruk, de slechte arbeidsvoorwaarden, de weinige handen aan het bed en de flexibilisering die veelal plaatsvindt? Wilt u uw antwoord toelichten?
Uw vraag is een vraag naar arbeidsomstandigheden en -voorwaarden. Zorginstellingen zijn op dit terrein primair verantwoordelijk. Zij worden hierbij ondersteund door het arbeidsmarktbeleid van hun branches, het CAO-beleid en het arbeidsmarktfondsenbeleid van de sociale partners. De verantwoordelijkheid van de overheid is complementair. Werkgevers hebben de afgelopen jaren aangetoond deze verantwoordelijkheid aan te kunnen. Zo is de tevredenheid onder werknemers groot, worden vacatures makkelijk vervuld, is het netto-verloop onder zorgpersoneel laag en is het ziekteverzuim de afgelopen 10 jaar sterk gedaald. Wel is er ruimte voor verbetering om ervaren knelpunten aan te pakken.
Bent u in overleg met vakbonden en personeel in de zorg om te kijken hoe de arbeidsomstandigheden verbeterd kunnen worden? Zo ja, wilt u de Kamer hierover informeren? Zo nee, waarom hecht u geen waarde aan het personeel dat geacht wordt uw beleid uit te voeren? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 15.
De rechterlijke uitspraak dat de uitvoering van de huishoudelijke zorg in Emmen niet aan de wet voldoet |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Hoe reageert u op de uitspraak van de rechter waarin wordt geoordeeld dat de voorliggende schoonmaakvoorziening in het Wmo-beleid van de gemeente Emmen in strijd met de wet is?1
Ik heb kennisgenomen van de uitspraak van de rechtbank in Assen inzake het beroep dat een inwoner van Emmen had aangespannen tegen de gemeente Emmen (LJN: BZ 4141). De rechtbank heeft geen oordeel gegeven over de inhoud van het gemeentelijk beleid met betrekking tot huishoudelijke hulp, maar wel over de wijze waarop de gemeente dit beleid in de specifieke situatie tot uitvoering heeft gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank voldeed de uitvoering in deze specifieke situatie niet aan de eisen die de wet daaraan stelt.
De uitspraak wordt primair door de gemeente Emmen maar uiteraard ook door mij nader bestudeerd. Ik heb de gemeente verzocht mij haar analyse te doen toekomen en mij te informeren over de vervolgacties. De gemeente Emmen heeft aangegeven niet in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak. De vier cliënten die beroep aantekenden ontvangen een nieuw besluit. Dit geldt ook voor nieuwe cliënten die vanaf 1 januari 2013 gebruik maken van de «algemene voorziening schoonmaakondersteuning». Hierin staat of iemand toegelaten wordt. Daarbij wordt rekening gehouden met de persoonlijke situatie.
Hoe oordeelt u over het feit dat de rechter oordeelt dat het aanbieden van een algemene voorziening niet past omdat er onvoldoende gekeken wordt naar de zorgbehoefte van de burger die aanklopt in het kader van het compensatiebeginsel?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat uw oordeel «Het is zeker niet in strijd met de wet om dat (het uitvoeren van de compensatieplicht) op twee manieren te doen, namelijk door een algemene voorziening te treffen waarvan burgers gebruik kunnen maken en vervolgens op individueel niveau afspraken te maken over de aanvullingen die nodig zijn» onjuist is geweest? Zo nee, waarom niet?2
Het oordeel van de rechtbank geeft voor mij geen aanleiding om op mijn eerdere uitspraak terug te komen. De gemeente Emmen hanteert sinds 1 januari 2013 een nieuw beleid ten aanzien van het verstrekken van huishoudelijke hulp: deze wordt niet langer per definitie als individuele voorziening verstrekt maar in de vorm van een algemene voorziening die «schoonmaakondersteuning» wordt genoemd. Indien deze algemene voorziening in een individuele situatie onvoldoende de beperkingen van betrokkene compenseert, wordt – op aanvraag – een individuele beoordeling gemaakt en maatwerk geleverd.
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 en 2 heb opgemerkt heeft de rechtbank zich niet over de (on)mogelijkheid van het aanbieden van huishoudelijke hulp als algemene voorziening uitgesproken, maar over de zorgvuldigheid van de uitvoering in de concrete situatie.
Staat u nog steeds achter uw woorden dat «dit kabinet van mening is dat gemeenten zich dienen te houden aan de wet» en bent u bekend met de uitspraken van de Algemene Rekenkamer dat het Rijk systeemverantwoordelijk blijft ook na een overheveling van taken? Zo ja, hoe gaat u de wet handhaven? Zo nee, waarom niet?3 4
Ik sta nog steeds achter mijn woorden. Ik ben verantwoordelijk voor het systeem van de Wmo en zoals ik mijn brief van 18 februari 2013 (TK 2012 – 2013, 29 538, nr. 142) aan uw Kamer heb aangegeven, kan en zal ik vanuit die rol zo nodig ingrijpen indien wettelijk vastgelegde medebewindstaken niet (juist) worden uitgevoerd, bijvoorbeeld als besluiten in strijd zijn met het recht of algemeen belang. Uitgangspunt van de Wet Revitalisering Generiek Toezicht is wel het vertrouwen dat een bestuurslaag zijn taken goed uitoefent en dat de horizontale verantwoording op orde is. Het is primair aan gemeenten om zorg te dragen voor het respecteren en uitvoeren van wettelijke kaders in beleid en tot correctie over te gaan indien is gebleken dat dit onvoldoende het geval is.
Hoe oordeelt u over de ontkenning van de gemeente Emmen dat zij op de vingers zijn getikt door de rechter? Hoe gaat u ervoor zorgen dat de gemeente Emmen zich zo spoedig mogelijk aan de wet houdt en het beleid aanpast?5
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 en 2 heb opgemerkt, is het primair aan de gemeente Emmen om de uitspraak te analyseren en de noodzakelijke vervolgacties, zowel in deze concrete situatie als voor het gemeentelijk beleid en uitvoering daarvan te bepalen. Ik ga er van uit dat de gemeente Emmen de consequenties van de uitspraak voor de overige betrokken cliënten zorgvuldig in kaart zal brengen en op eigen initiatief corrigerende acties zal ondernemen. De gemeente heeft mij geïnformeerd dat te gaan doen.
Op welke manier zal de gemeente Emmen volledig rekening houden met de persoonskenmerken en krijgt bijvoorbeeld deze eiseres weer het aantal uren dat zij nodig heeft, omdat de rechtbank schrijft: «Uit niets blijkt dat deze toegekende voorziening schoonmaakondersteuning rekening houdt met de persoonskenmerken, de behoeften en met de capaciteit van eiseres om zelf in maatregelen te kunnen voorzien. Immers, eerst nadat een aanvraag om een individuele voorziening is gedaan wordt hiernaar onderzoek verricht en een besluit genomen. Dit klemt in het geval van eiseres te meer, nu zij in het bestreden besluit is geïndiceerd voor huishoudelijke hulp naar een omvang van 4 uur en 35 minuten, terwijl volgens de beleidsregels de schoonmaakondersteuning 2,5 uur bedraagt.»?6
Zie antwoord vraag 5.
Vindt u het wenselijk dat alle bijna 5000 inwoners van de gemeente Emmen, die zorg nodig hebben, naar de rechter moeten stappen om op die manier te krijgen wat ze nodig hebben? Zo nee, hoe gaat u dit voorkomen?7
Zie antwoord vraag 5.
Welke stappen gaat u zetten om gemeenten die naar voorbeeld van de gemeente Emmen handelen en van plan zijn om mensen met lichte huishoudelijke verzorging categoriaal terug te zetten naar 1 uur? (regio Kennermerland)
Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten zelf om jurisprudentie die betrekking heeft op wetgeving waar zij uitvoeringsverantwoordelijkheid voor heeft te volgen en, waar nodig, hun beleid daarmee in overeenstemming te brengen. Wel zal ik de VNG vragen om gemeenten te informeren over deze uitspraak, zodat gemeenten in voorkomende gevallen hier rekening mee kunnen houden bij het opstellen en uitvoeren van beleid.
Bent u bereid om de uitspraak van de rechter te verspreiden onder gemeenten om hen af te houden van het overtreden van de wet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Het bericht dat de acties van de vakbond leidt tot de sluiting van het Sarphatihuis |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Bond op ramkoers; Bewoners dupe van slag om Sarphatihuis»?1
Ik heb hier kennis van genomen.
Wat is uw reactie op de uitspraak van interim-bestuursvoorzitter B. de Valk die aangeeft dat het Sarphatihuis grote kans maakt om aan het einde van het jaar de deuren te sluiten vanwege de acties van de vakbond? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het gaat hier primair om een zaak tussen een zorgwerkgever en haar werknemers, vertegenwoordigd door een vakbond. Daarin ben ik geen partij. Desgevraagd heb ik bij Amsta navraag gedaan naar de situatie. Van sluiting van het Sarphatihuis is momenteel geen sprake. Amsta is van mening dat de situatie tot leegstand heeft geleid, omdat het aantal verwijzingen en aanmeldingen voor het Dr. Sarphatihuis zijn gedaald. De zorg van het bestuur van Amsta is dat als de situatie voortduurt, de leegstand verder toeneemt.
Vindt u het verantwoord voor de bewoners en het personeel van het Sarphatihuis, dat Amsta de deuren wil sluiten omdat de vakbond acties voert voor de kwaliteit van zorg en betere arbeidsvoorwaarden? Zo ja, waarom? Zo nee, deelt u de mening dat hier sprake is van chantage en wat gaat u hieraan doen?
Zie antwoord vraag 2.
Met welke redenen start de vakbond met nieuwe werkonderbrekingen? Heeft Amsta de problemen niet opgelost? Zo nee, waarom niet?
Zowel Amsta als AbvaKabo FNV hebben gepubliceerd dat eerdere overleggen zijn opgeschort c.q. niet hebben geleid tot overeenstemming, ook niet onder het voorzitterschap van een onafhankelijk voorzitter. Het betreft hier een verschil van mening tussen Amsta en de AbvakaboFNV over verschillende onderwerpen. De argumentatie om te starten met nieuwe werkonderbrekingen is aan de AbvakaboFNV.
Wat is uw reactie op de uitspraken van Amsta dat het de intensiveringsmiddelen van het zorgkantoor niet hoeft te besteden aan extra personeel? Wilt u uw antwoord toelichten?
Uit het artikel in de Telegraaf blijkt dat Amsta aangeeft de middelen wel adequaat te besteden. Het zorgkantoor geeft mij desgevraagd aan ook op een doelmatige aanwending van de middelen te toetsen.
Wat vindt u van de reactie van de vakbond die aankaart dat medewerkers weinig tot niets hebben gezien van de extra handen aan het bed, waarvoor Amsta investeringsgelden heeft ontvangen?
Amsta geeft mij desgevraagd aan dat zij een plan ter besteding van de intensiveringsgelden heeft opgesteld, conform het convenant. Een onderdeel van dit plan is dat in 2012 formatieplaatsen zijn toegevoegd voor de zorg die op ruim 30 locaties wordt geleverd. Verder zijn de intensiveringsmiddelen volgens Amsta besteed aan extra mensen in opleiding en aan opleidingen om medewerkers te ondersteunen in de uitvoering van de zorg met als doel kwaliteitsverbetering en werkdrukverlaging. Het zorgkantoor geeft mij desgevraagd aan de aanwending van de middelen te toetsen.
Wat is uw reactie op de uitspraak van interim-bestuursvoorzitter B. de Valk die aangeeft dat de intensiveringsgelden goed besteed en goedgekeurd zijn door zowel het zorgkantoor als het ministerie van VWS?
Amsta geeft mij desgevraagd aan conform het convenant ten behoeve van het zorgkantoor een plan voor de besteding te hebben opgesteld. De toetsing op de doelmatige aanwending hiervan gebeurt door het zorgkantoor. Vanuit VWS wordt de realisatie van de doelstelling gemeten op macroniveau. Het ministerie keurt geen plannen van afzonderlijke aanbieders goed.
Waarom legt Amsta de schuld neer bij de tariefkortingen van het zorgkantoor, terwijl u aangeeft dat het een onjuiste voorstelling van zaken is dat de tariefkorting van de zorgkantoren de verhoging van de maximumtarieven weer ongedaan heeft gemaakt?2 Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik heb hierover navraag bij Amsta gedaan. Amsta geeft aan wel degelijk de middelen in te zetten conform de doelstellingen van het convenant. De toetsing op de doelmatige aanwending van de middelen gebeurt door het zorgkantoor.
Met welke redenen heeft u de uitgaven van de investeringsgelden goedgekeurd, als medewerkers weinig tot geen extra handen erbij hebben gekregen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 7. Vanuit VWS worden de plannen niet goedgekeurd, dit is aan het zorgkantoor.
Is het waar dat het Sarphatihuis kampt met leegstand en inkomsten misloopt sinds de acties van de vakbond zijn begonnen? Zo ja, hoe groot is de leegstand? Zo nee, met welke redenen geeft Amsta dit aan?
Amsta geeft aan dat de situatie sedert eind 2012 en begin 2013 onrust geeft bij bewoners en familie van het Dr. Sarphatihuis. Het aantal verwijzingen en aanmeldingen daalt voor het Dr. Sarphatihuis, waardoor thans sprake is van 10% leegstand (circa 21 bedden op 220, begin maart). Dit is voor het eerst dat het Dr. Sarphatihuis te maken heeft met leegstand.
Wat is uw reactie op de uitspraak van Abvakabo-leider L. Marijnissen die het verwijt van Amsta «de wereld op zijn kop» noemt, doordat personeel bij de vakbond aan de bel trok en dit lange tijd tegen gesproken werd door de directie? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie hiervoor ook mijn antwoorden op vraag 2 en 3. Het gaat hier primair om een zaak tussen een zorgwerkgever en haar werknemers, vertegenwoordigd door een vakbond. Daarin ben ik geen partij. Het is voor mij voorts niet mogelijk om hierover een onderbouwd oordeel te geven, omdat ik hiervoor de specifieke situatie onvoldoende ken.
Herinnert u zich uw eerdere uitspraken, waarin u aangaf dat iemand niet de vrijheid van meningsuiting aan banden kan leggen, ook niet in een zorginstelling? Als het personeel dus opmerkingen wil maken, moet het die toch ook kunnen maken? Hoe verhoudt uw uitspraak zich tot de situatie bij het Sarphatihuis? Wilt u uw antwoord toelichten?3
Ik herinner mij deze uitspraken. Noch uit het artikel uit de Telegraaf, noch uit navraag bij Amsta blijkt dat de vrijheid van meningsuiting in het geding is.
Wat vindt u van de uitspraak van Amsta dat aangeeft locaties te sluiten als het zichzelf eind 2013 niet kan bedruipen? Welke maatregelen gaat u treffen om te voorkomen dat zorglocaties worden afgestoten of een andere functie krijgen, terwijl dat misschien niet nodig is? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het is de verantwoordelijkheid van Amsta om zorg te dragen voor een goede zorgverlening en gezonde bedrijfsvoering en hierin keuzes te maken. Het zorgkantoor is verantwoordelijk voor de continuïteit van zorg.
Is het waar dat er tien voltijdmedewerkers zijn aangenomen bij het Sarphatihuis? Zo ja, wanneer zijn deze tien medewerkers in dienst getreden? Zo nee, hoeveel medewerkers zijn er dan wel aangenomen bij het Sarphatihuis? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
In het artikel wordt gesteld dat er jaarlijks 10 voltijdsmedewerkers meer worden ingezet dan waar geld voor binnenkomt op basis van het aantal en soort bewoners. Uit navraag bij Amsta blijkt dat hiermee is bedoeld dat in 2012 10 FTE meer is ingezet dan op basis van de ZZP’s worden vergoed.
Is het waar dat geld van andere locaties van Amsta weggehaald is en aan het Sarphatihuis gegeven wordt? Zo ja, met welke redenen wordt extra geld gegeven aan het Sarphatihuis? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zorginstellingen bieden vaak zorg vanuit verschillende locaties. Amsta dient als totale organisatie financieel gezond te zijn. Het (tijdelijk) investeren of versterken van een locatie en prioriteren van de inzet van de middelen valt binnen de verantwoordelijkheid van desbetreffend bestuur. Desgevraagd laat Amsta weten onder andere extra geld in te zetten in het Sarphatihuis ten behoeve van het inzetten van extra personeel. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 14.
Welke maatregelen neemt Amsta om te zorgen dat de problemen binnen het Sarphatihuis spoedig opgelost worden?
Navraag bij Amsta leert dat zij bezig zijn een plan te formuleren. Bij dit plan worden relevante partijen, zoals de ondernemingsraad en de cliëntenraad, betrokken.
Het bericht dat het sterftecijfer te hoog is bij het hartcentrum van het Haga Ziekenhuis |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht dat in het hartcentrum van het Haga Ziekenhuis in Den Haag bij cardiochirurgische operaties jarenlang gemiddeld meer patiënten zijn overleden dan bij andere hartcentra in Nederland?1
In het algemeen geldt dat een negatieve afwijking van sterftecijfers ten opzichte van het landelijk gemiddelde niet hoeft te betekenen dat sprake is geweest van onverantwoorde zorg. Hogere sterftecijfers moeten voor het bestuur van een ziekenhuis wel aanleiding zijn voor nader en gedegen onderzoek naar de achterliggende oorzaken, zoals de zorgzwaarte.
De Raad van Bestuur van het HagaZiekenhuis heeft naar aanleiding van signalen over samenwerkingsproblematiek binnen de maatschap Cardiochirurgie in februari 2012 opdracht gegeven voor extern onderzoek. Uit dit onderzoek rees het vermoeden dat de resultaten van het HagaZiekenhuis over de periode 2007–2010 in negatieve zin afweken van het landelijk gemiddelde. De Raad van Bestuur van het HagaZiekenhuis heeft aangegeven, zodra zij in september 2012 hiervan op de hoogte was, verbetermaatregelen te hebben getroffen. Dat is mij door de IGZ bevestigd. Op dit moment voert het HagaZiekenhuis nader onderzoek uit naar aanleiding van de sterftecijfers over de periode 2007–2012.
Hoe oordeelt u over het feit dat cardiologen van het Medisch Centrum Haaglanden geen patiënten meer naar het Haga Ziekenhuis sturen vanwege de twijfel over de kwaliteit van het hartcentrum?
Het past niet binnen mijn verantwoordelijkheid om een oordeel te geven over het verwijsbeleid van ziekenhuizen. Dat is de verantwoordelijkheid van het ziekenhuis zelf. Het Medisch Centrum Haaglanden (MCH) geeft aan de verwijsstroom richting het HagaZiekenhuis voor reguliere thoraxchirurgie weer op te zullen starten, zodra de bezwaren zijn weggenomen. De IGZ is verantwoordelijk voor het toezicht op de kwaliteit van zorg en zal ingrijpen als daarvoor aanleiding is.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat een van de cardiochirurgen van het Haga Ziekenhuis over de periode van 2007 tot 2010 te lage mortaliteitscijfers aanleverde bij de Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie (NVT)? Welke maatregelen heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) tegen de desbetreffende cardioloog genomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het staat buiten kijf dat het opzettelijk aanleveren van verkeerde cijfers aan de NVT onacceptabel is. Uit navraag bij de IGZ blijkt dat er op dit moment geen aanwijzingen zijn dat sprake is van opzet bij het aanleveren van de verkeerde cijfers. Inmiddels heeft het HagaZiekenhuis naar eigen zeggen het rapportagesysteem aangepast, waardoor onderrapportage in het vervolg zou zijn uitgesloten. Ook heeft het HagaZiekenhuis in februari 2013 de gecorrigeerde cijfers bij de NVT aangeleverd. Uit deze gecorrigeerde cijfers bleek een oversterfte en een onderrapportage over de jaren 2007–2010. Volgens de IGZ heeft het HagaZiekenhuis haar tijdig geïnformeerd over de situatie en de te nemen maatregelen. De IGZ ziet dan ook geen aanleiding om nadere maatregelen te treffen.
Wat is uw oordeel over het feit dat het Medisch Centrum Haaglanden al geruime tijd om de mortaliteitscijfers van het hartcentrum van het Hage Ziekenhuis vroeg maar die pas sinds een week in zijn bezit heeft? Waarom kon of wilde het Haga Ziekenhuis die cijfers niet leveren? Wat is uw oordeel daarover?
Laat ik voorop stellen dat de data die gebruikt worden voor het verbeteren van de kwaliteit van zorg volledig en juist moeten zijn. Ziekenhuizen moeten naar mijn mening openheid betrachten over hun resultaten, aangezien hieruit lering kan worden getrokken in het belang van de patiëntenzorg. Hierbij is het van belang dat sprake is van een goede samenwerking tussen maatschappen van verschillende ziekenhuizen, waarbij een open cultuur, transparantie en eerlijkheid bijdragen aan een continue verbetering van de kwaliteit van zorg.
Navraag bij het MCH en het HagaZiekenhuis levert de volgende informatie op. Het MCH geeft aan dat zij in mei 2012 verzocht heeft tot aanlevering van resultaten van de hartchirurgie in het HagaZiekenhuis. In december 2012 heeft het MCH besloten, toen na herhaald verzoek geen informatie was verkregen, de patiënten niet meer door te sturen. Volgens het HagaZiekenhuis is deze inzage wel gegeven aan de leiding van de afdeling Cardiologie, maar op een mondelinge wijze.
Is het naar uw oordeel terecht dat het Medisch Centrum Haaglanden geen patiënten meer doorstuurt naar het Haga Ziekenhuis omdat de mortaliteitscijfers «serieuze vragen» oproepen? Roepen de mortaliteitscijfers van het Haga Ziekenhuis ook bij u serieuze vragen op? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik u naar mijn reactie op de vragen 1 en 2.
Kunt u duidelijkheid geven over de exacte mortaliteitscijfers van het hartcentrum van het Haga Ziekenhuis sinds de opening daarvan? Zo ja, wat waren die mortaliteitscijfers? Zo nee, waarom niet?
Het behoort tot de verantwoordelijkheid van individuele zorgaanbieders en brancheorganisaties om inzicht te geven in de uitkomsten van de geleverde zorg. Daartoe behoren ook sterftecijfers. Dit is in het belang van de patiënten, maar het is ook onmisbaar voor ziekenhuizen zelf om hun zorg aantoonbaar te kunnen verbeteren.
Steeds meer zorgaanbieders maken hun sterftecijfers openbaar, zoals het HagaZiekenhuis door middel van onderstaande tabel. Ik juich dat toe. Maar er zijn nog teveel ziekenhuizen die niet kunnen of willen publiceren. Een goede toelichting op de sterftecijfers is uiteraard wel van belang voor een goede interpretatie van de cijfers.
Jaar
HagaZiekenhuis
Landelijk gemiddelde
2007
4,6
3,2
2008
4,9
3,2
2009
3,7
2,8
2010
3,3
2,9
2011
2,3
3,0
2012
3,2
Nog niet vastgesteld
(bron:www.hagaziekenhuis.nl).
In hoeverre liggen de mortaliteitscijfers van het hartcentrum van het Haga Ziekenhuis boven de in Nederland geldende norm? Wat is uw oordeel over de mortaliteitscijfers van het Haga Ziekenhuis?
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik u naar mijn reactie op de vragen 1 en 6.
Wat zijn de conclusies uit het rapport over de situatie in het hartcentrum dat het Haga Ziekenhuis liet opstellen? Wat is uw oordeel over de conclusies uit dat rapport? Waarom heeft het ziekenhuis dat rapport niet openbaar gemaakt? Bent u van plan dat alsnog te doen? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Het rapport waarop u duidt betreft een interne rapportage van een private instelling, waarover ik geen beschikking heb. Ik kan derhalve geen inhoudelijk oordeel geven over het rapport, noch het rapport publiceren. De IGZ heeft mij, na inzage in het rapport, bevestigd dat het HagaZiekenhuis verbetermaatregelen heeft getroffen naar aanleiding van de conclusies uit het rapport. De IGZ ziet toe op de kwaliteit van de geleverde zorg en zal ingrijpen als daartoe aanleiding bestaat.
Is het waar dat er samenwerkingsproblemen zijn in het hartcentrum tussen drie cardiochirurgen? Hoe ernstig zijn die samenwerkingsproblemen? Is de patiëntveiligheid hierdoor in het geding of in het geding geweest? Welke actie heeft de IGZ ondernomen? Is dat naar uw oordeel voldoende? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, het HagaZiekenhuis heeft op 15 maart 2013 zelf bekend gemaakt dat uit extern onderzoek is gebleken dat sprake is van samenwerkingsproblematiek binnen de maatschap Cardiochirurgie. Tevens is uit dat onderzoek gebleken dat de leiding niet goed functioneerde en dat er afwijkend geregistreerd werd aan de NVT in relatie tot de bij het ziekenhuis bekende sterftecijfers. De Raad van Bestuur heeft naar aanleiding van de onderzoeksresultaten een nieuwe leiding voor de afdeling Cardiochirurgie aangesteld en de registratie verbeterd. Tevens is de toelatingsovereenkomst van één van de chirurgen opgezegd. De IGZ acht aanvullende maatregelen op dit moment niet nodig. Zie tevens mijn reactie op vraag 11.
Waarom stelde het Haga Ziekenhuis een niet-functionerende cardiochirurg op non-actief om hem later toch weer aan het werk te laten gaan? Is het juist deze cardiochirurg die nu ook weer hartoperaties uitvoert? Is de patiëntveiligheid hiermee in het geding of in het geding geweest? Welke actie heeft de IGZ ondernomen? Is dat naar uw oordeel voldoende? Kunt u uw antwoord toelichten?
Over de opzegging van de toelatingsovereenkomst door het HagaZiekenhuis loopt op dit moment nog een juridische procedure. Om die reden kan ik hierover geen nadere uitspraken doen. Wel hebben het HagaZiekenhuis en de IGZ mij bevestigd dat de betreffende cardiochirurg op dit moment niet in de patiëntenzorg werkzaam is.
Sinds wanneer is de IGZ op de hoogte van de problemen bij het hartcentrum van het Haga Ziekenhuis? Op welk moment is de IGZ in actie gekomen? Welke actie heeft de IGZ tot nu toe ondernomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De IGZ is in september 2012 door de Raad van Bestuur van het HagaZiekenhuis geïnformeerd over de uitkomsten van het door het HagaZiekenhuis ingestelde onderzoek. De IGZ volgt de situatie vanaf dat moment actief. Zo heeft de IGZ verschillende bezoeken gebracht aan het HagaZiekenhuis om te beoordelen of de voorwaarden voor verantwoorde zorg aanwezig zijn, en de maatregelen van de Raad van Bestuur van het HagaZiekenhuis beoordeeld. Vanwege een incident dat zich op 22 maart 2013 heeft voorgedaan, heeft de Raad van Bestuur op 27 maart 2013, in nauw overleg met de IGZ, besloten de operaties op de afdeling cardiochirurgie te staken.
Is het waar dat de NVT zelf melding heeft gedaan bij de IGZ omdat zij zich ernstige zorgen maakte over de situatie in het hartcentrum van het Haga Ziekenhuis? Welke actie heeft de IGZ hierop ondernomen? Is het hartcentrum van het Haga Ziekenhuis onder verscherpt gesteld? Zo ja, sinds wanneer? Zo nee, waarom niet?
De IGZ heeft mij geïnformeerd dat de Raad van Bestuur van het HagaZiekenhuis haar in september 2012 heeft geïnformeerd over de situatie. Volgens de NVT heeft de Raad van Bestuur van het HagaZiekenhuis de NVT in december 2012 op de hoogte gebracht van de disharmonie binnen de maatschap en de mogelijke problemen met de data. De Raad van Bestuur heeft de NVT om advies gevraagd naar aanleiding van de problemen met de data. De NVT heeft in maart 2013 aan de Raad van Bestuur en IGZ gezamenlijk haar zorgen geuit over de situatie. In gezamenlijk overleg (IGZ, HagaZiekenhuis en NVT) zijn afspraken gemaakt over de te ondernemen acties om onderrapportage in het vervolg te voorkomen. De IGZ acht verscherpt toezicht op dit moment niet nodig. Verder verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 11.
Op welk moment heeft het Haga Ziekenhuis zelf melding gedaan bij de IGZ over de situatie in het hartcentrum? Wat hield deze melding in? Welke actie heeft de IGZ hierop ondernomen?
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik u naar mijn reactie op vraag 11.
Heeft de directie van het Haga Ziekenhuis naar uw oordeel adequaat en op tijd ingegrepen bij het hartcentrum? Kunt u uw antwoord toelichten?
Naar het oordeel van de IGZ heeft de Raad van Bestuur, zodra zij op de hoogte was van de problemen die binnen het hartcentrum speelden, noodzakelijke maatregelen getroffen.
Heeft de IGZ naar uw oordeel adequaat en op tijd ingegrepen bij het hartcentrum van het Haga Ziekenhuis? Kunt u uw antwoord toelichten?
De IGZ heeft in dit geval niet met maatregelen hoeven in te grijpen, aangezien het HagaZiekenhuis zelf het initiatief heeft genomen om de noodzakelijke verbetermaatregelen te treffen. De IGZ is hierbij wel nauw betrokken geweest.
Kunt u de patiëntveiligheid in het hartcentrum van het Haga Ziekenhuis op dit moment garanderen? Zo nee, wat gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat de patiëntveiligheid in het hartcentrum op een zo kort mogelijke termijn weer te garanderen is? Deelt u de mening dat het beter is het hartcentrum van het Haga Ziekenhuis tot die tijd te sluiten? Zo ja, is dat ook de afgelopen jaren ook altijd het geval geweest? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het HagaZiekenhuis heeft naar het oordeel van de IGZ verantwoordelijkheid genomen door de cardiochirurgische operaties tijdelijk te staken en een nieuwe leiding aan te stellen. Op 16 april 2013 heeft de Raad van Bestuur met de nieuwe leiding de definitieve probleemanalyse en aanpak aan de IGZ gepresenteerd. Naar aanleiding hiervan heeft de Raad van Bestuur in overleg met de IGZ besloten tot hervatting van het operatieprogramma per 23 april 2013.
Heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg zicht op de kwaliteit van de andere chirurgische hartcentra in Nederland? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, is de inspectie bereid hiernaar onderzoek te doen?
De IGZ houdt risicogebaseerd toezicht op de ziekenhuizen en dus ook op de hartchirurgische centra. Op basis van informatie uit risico-indicatoren, meldingen en (onaangekondigde) bezoeken heeft de IGZ een beeld van de kwaliteit van de geleverde zorg. De IGZ heeft recent inzage in de mortaliteitscijfers en complicatieregistratie gevraagd bij de ziekenhuizen die hartchirurgie en overige interventies aan het hart uitvoeren. De IGZ is verder met de NVT in gesprek over hoe deze cijfers door de ziekenhuizen en de beroepsgroep gebruikt kunnen worden om zicht te krijgen op de kwaliteit van zorg en vooral bij het verlagen van mortaliteit en vermindering van complicaties.
Heeft de inspectie aanwijzingen dat er meer centra in Nederland zijn waar de kwaliteit van de hartchirurgische zorg in het geding is? Zo ja, welke stappen gaat zij ondernemen om de kwaliteit in die centra op orde te brengen?
Nee, de IGZ beschikt momenteel niet over gegevens waaruit zou blijken dat de zorg in één van de andere hartchirurgische centra niet verantwoord is.
De gevolgen van extramuralisering voor zorgaanbieders |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de beleidsbrief van Menzis zorgkantoor, dat aangeeft dat het nog maar de vraag is of zorgaanbieders de vrijkomende capaciteit kunnen verhuren op een bedrijfseconomische duurzame manier, zodra mensen met een indicatie voor een zorgzwaartepakket 1,2,3 en 4 niet meer naar een verzorgingshuis kunnen? Wilt u uw antwoord toelichten?1
Ik vind het goed dat het zorgkantoor van Menzis haar beleid ten aanzien van het extramuraliseren van de zorgzwaartepakketten (ZZP’s) 1 tot en met 4 toelicht aan haar stakeholders. Het zorgkantoor van Menzis geeft daarmee aan dat zij zich voorbereidt op de verdere stappen ten aanzien van extramuralisering. Steeds meer mensen willen langer thuis blijven wonen. Met het beleid ten aanzien van extramuralisering sluit ik aan bij deze trend. Dit heeft tot gevolg dat zorginstellingen te maken kunnen krijgen met een (geleidelijke) teruggang in de vraag naar hun intramurale aanbod. Het zorgkantoor van Menzis stelt terecht de vraag of alle zorginstellingen de daarmee vrijkomende capaciteit kunnen verhuren op een bedrijfseconomisch duurzame manier. Of dat mogelijk is, hangt af van vele factoren, waaronder de prijs-kwaliteitverhouding. Deze zal steeds meer worden vergeleken met een alternatief aanbod aan combinaties van wonen, zorg en ondersteuning. Over de precieze invulling van de voorgenomen extramuralisering kom ik terug in mijn aangekondigde brief over de hervorming van de langdurige zorg.
Hebben alle 27 zorgkantoren inmiddels een standpunt ingenomen over de gevolgen van deze maatregel? Heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) hiernaar gekeken, en dit goedgekeurd? Wat is de bemoeienis van de NZa in deze? Wilt u de standpunten van de zorgkantoren en de reactie van de NZa naar de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet?
Het is mij niet bekend of alle zorgkantoren een standpunt hebben ingenomen over de gevolgen van de maatregel. Ik heb de NZa gevraagd om in hun Onderzoek Uitvoering AWBZ te onderzoeken in hoeverre zorgkantoren voorbereid zijn op het vervullen van hun zorgplicht.
Waarom stelt Menzis zorgkantoor vast dat mensen moeten kunnen blijven wonen in de gemeente waar zij altijd gewoond hebben, ook als zij een indicatie hebben voor hogere zorgzwaartepakketten, maar een uitzondering maakt voor mensen die een indicatie hebben voor zorgzwaartepakket 7? Wilt u uw antwoord toelichten?
Indien een zorgaanbieder in de eigen gemeente op een verantwoorde manier de zorg aan deze cliëntgroepen kan verlenen, dan is het mogelijk dat cliënten in hun eigen gemeente zorg krijgen. Het zorgkantoor van Menzis geeft aan dat het bij ZZP VV 7 gaat om specifieke cliëntengroepen (bijvoorbeeld jong dementerenden of cliënten met de ziekte van Korsakov) die specialistische zorg nodig hebben die niet in elke gemeente voorhanden is.
Hoeveel verzorgingshuizen kunnen hun capaciteit overzetten naar verpleeghuiszorg in een neutraal budget? Hoeveel zorgkantoren hanteren dit beleid? Wilt u uw antwoord toelichten?
Dit is mij niet bekend. Het is aan ieder zorgkantoor om binnen de regionale contracteerruimte voor alle doelgroepen (zowel cliënten met een intramurale als met een extramurale indicatie) op een doelmatige manier zorg in te kopen die aansluit op de wensen van de cliënten. Bij de zorginkoop houden zorgkantoren rekening met de specifieke situatie in de regio. Het is aan de NZa om toezicht te houden op de doelmatige en rechtmatige uitvoering van de AWBZ door de zorgkantoren.
Hoeveel verzorgingshuizen kunnen vanwege bouwkundige beperkingen hun capaciteit niet omzetten naar verpleeghuiszorg? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Cliënten willen langer thuis blijven wonen. De cliënten die in een instelling verblijven,hebben in de loop der tijd een steeds intensievere zorgvraag gekregen. Veel instellingen hebben zich al voorbereid op deze trend die al langer zichtbaar en gaande is. Andere instellingen moeten deze slag nog maken. Zij kunnen dit doen door in te zetten op zwaardere intramurale zorgverlening, maar ook door het verhuren van kamers en dit combineren met extramurale zorgverlening of door het verhuren van kamers aan derden of het afstoten van capaciteit. Wat de meest verstandige beslissing is hangt af van de lokale situatie, zoals de locatie van het vastgoed dat in bezit is (dit is belangrijk voor de waardering van het vastgoed), de restwaarde van het vastgoed dat in bezit is, de lengte van de huurcontracten met de woningbouwcorporatie en het woon- en zorgaanbod in de regio. Verzorgingshuizen zullen samen met bijvoorbeeld woningbouwcorporaties, gemeenten, zorgkantoren, banken en (vertegenwoordigers van) cliënten het gesprek aan moeten gaan over hun langere termijn beleid. Er is thans derhalve geen eenduidig antwoord op de vraag te geven. Het is aan deze partijen om inzicht te hebben in onder andere de mogelijkheden om hun gebouwen om te zetten naar verpleeghuiszorg.
Hoeveel, en welke zorgkantoren trekken hun (eventuele) toezeggingen in over capaciteitsmutaties? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 4.
Hoeveel, en welke zorgkantoren hebben hun toezegging over bouwvergunningen ingetrokken? Vindt u het wenselijk dat verzorgingshuizen die nieuw gaan bouwen hiermee moeten stoppen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het is mij niet bekend hoeveel verzorgingshuizen nieuwbouwplannen hebben stopgezet.
Hoe groot zijn de consequenties voor verzorgingshuizen door deze maatregel, en hoeveel verzorgingshuizen moeten hun nieuwbouwplannen stopzetten? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 7 heb aangegeven, is mij niet bekend hoeveel verzorgingshuizen nieuwbouwplannen hebben moeten stop zetten.
Uit een onderzoek (financiële zorgthermometer 1e kwartaal 2013) uitgevoerd in opdracht van HEAD (beroepsvereniging van financiële professionals in de zorg) blijkt dat instellingen zich voorbereiden op het langer thuis wonen. In de sector verpleging en verzorging verwachten de financiële professionals ongeveer 7% meer leegstand in de instellingen. Van de zorginstellingen geeft 72% aan dat ze een gedeelte van hun capaciteit willen verzelfstandigen.
Klopt het beeld dat zorgkantoren geen inkoopgaranties kunnen geven voor een hogere zorgzwaartemix? Leidt dit tot wachtlijsten in de langdurige zorg? Wat gaat u hieraan doen?
Het is aan ieder zorgkantoor om binnen de regionale contracteerruimte voor alle doelgroepen (zowel cliënten met een intramurale als met een extramurale indicatie) op een doelmatige manier zorg in te kopen die aansluit op de wensen van de cliënten. Dit geldt zowel voor mensen met een hoge zorgvraag als met een lage zorgvraag. Het zorgkantoor staat het vrij om keuzes te maken bij welke zorginstellingen ze deze zorg willen inkopen.
Op 4 december 2012 (TK 2012-2013, 30 597, nr. 277) heb ik u geïnformeerd over de kern van de wachtlijst. De omvang van de wachtlijst van de mensen met een urgente zorgvraag, die al langer dan de Treeknorm wachten op een plek, en voor wie er geen overbruggingszorg is, is min of meer stabiel gebleven de afgelopen jaren. Ik zal u in april informeren over de stand van zaken met betrekking tot de wachtlijst.
Hoeveel zorgkantoren hanteren ditzelfde beleid?
Zie het antwoord op vraag 4.
Wat is uw reactie op het beleid van Menzis zorgkantoor dat aangeeft geen verantwoordelijkheid te willen nemen zodra verzorgingshuizen in de problemen komen door leegstand? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik ben het eens met het zorgkantoor van Menzis dat wanneer zorginstellingen te maken krijgen met leegstand en daardoor in problemen komen, de zorginstelling de verantwoordelijkheid heeft om de problemen op te lossen. Het is aan het bestuur van de zorginstelling zelf om haar beleid te bepalen met inachtneming van de belangen van haar stakeholders. Het zorgkantoor van Menzis geeft wel aan bereid te zijn om samen met de andere stakeholders naar oplossingen te zoeken. Het is voor zorgkantoren niet mogelijk om te betalen voor niet geleverde zorg (en in het geval van leegstand wordt er geen zorg geleverd). Het zorgkantoor mag wel betalen voor geleverde zorg aan zwaardere cliënten of voor geleverde extramurale zorg (die bijvoorbeeld geleverd kan worden in de verhuurde appartementen). Naast het feit dat mensen langer thuis willen wonen is er ook een maximum aan de groei van het aantal zwaardere cliënten. Menzis sluit met haar brief aan bij de ingezette weg van extramuralisering.
Ik vind het belangrijk dat de continuïteit van zorg voor mensen die zorg nodig hebben, gewaarborgd blijft, ook als instellingen in financiële problemen komen. Zorgaanbieders en zorgkantoren zijn hiervoor samen verantwoordelijk. Zorgkantoren hebben een zorgplicht. Op basis van die zorgplicht contracteren zij zorg en maken verzekeraars ook afspraken met de zorgaanbieder over tijdige signalering van mogelijke problemen die de continuïteit van zorg bedreigen. Zo nodig, bijvoorbeeld in geval van een faillissement van een zorgaanbieder, zal de zorgverzekeraar moeten zorgen voor vervangend zorgaanbod voor zijn verzekerden. De NZa zorgt voor de handhaving. Alleen als blijkt dat de verzekeraars niet kunnen voorzien in de continuïteit van zorg heeft de overheid een publieke verantwoordelijkheid. De NZa toetst of dit het geval is. Zo ja, dan kan de overheid een vangnetstichting oprichten. De continuïteit van cruciale zorg in de AWBZ en Zvw voor cliënten staat bij mij voorop, niet de continuïteit van de instelling. In die zin wordt de lijn uit de kamerbrief Waarborgen voor continuïteit van zorg van 27 april 2011 op overeenkomstige wijze gevolgd.
Deelt u de mening dat, vanwege de zorgplicht, zorgkantoren te allen tijde verantwoordelijk zijn voor de zorg die zij inkopen, en het zorgkantoren wel aangaat als gecontracteerde zorgaanbieders in de problemen raken? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 11. Ik onderstreep nogmaals dat zorgkantoren verantwoordelijk zijn voor de continuïteit van zorg, en niet voor de continuïteit van de zorginstelling.
Met welke reden geeft Menzis zorgkantoor wel een budgetgarantie aan zorginstellingen zodra zij erin slagen hun capaciteit te extramuraliseren en generieke ruimtes te verhuren, maar geen garantie om zorgaanbieders te helpen zodra zij in de problemen raken? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 11.
Klopt het dat mensen geen nieuwe indicaties voor zorg met verblijf meer krijgen voor de zorgzwaartepakketten 3 en 4? Is dit een taakstelling die is opgedragen aan het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) Wilt u uw antwoord toelichten?
Nee, dit klopt niet, nieuwe cliënten komen ook in 2013 nog steeds in aanmerking voor een ZZP 3 of 4. Er is dus geen sprake van een taakstelling die aan het CIZ is opgedragen.
Klopt het dat er zorgkantoren zijn die geen plekken in verzorgingshuizen meer inkopen voor de zorgzwaartepakketten 3 en 4? Garandeert u dat mensen met een zorgzwaartepakket 3 en 4 nog – indien zij willen – naar een verpleeghuis/verzorgingshuis kunnen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 14 heb aangegeven, komen nieuwe cliënten ook in 2013 nog steeds in aanmerking voor een ZZP 3 of 4. Daarnaast zijn er ook nog de bestaande cliënten, die hun recht op zorg in een instelling behouden, zelfs bij een eventuele herindicatie. Zorgkantoren moeten voor alle cliëntengroepen (dus ook voor de cliënten met ZZP 3 en 4) op een doelmatige wijze zorg inkopen die aansluit op de behoefte van de cliënt. Het zorgkantoor kan keuzes maken bij welke zorgaanbieder de zorg wordt ingekocht.
Het bericht “VNG wil overleg kabinet over bezuinigingen” |
|
Norbert Klein (50PLUS), Eddy van Hijum (CDA), Renske Leijten , Jesse Klaver (GL), Gert-Jan Segers (CU), Elbert Dijkgraaf (SGP), Teun van Dijck (PVV), Esther Ouwehand (PvdD), Gerard Schouw (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «VNG wil overleg kabinet over bezuinigingen», waarin de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) pleit voor een onderzoek naar de gevolgen van de stapeling van bezuinigingen en efficiencykortingen voor gemeenten?1
Ja.
Waarom bent u tot dusverre niet bereid om samen met de VNG een onderzoek te starten naar de haalbaarheid van de grote decentralisatieopgave voor gemeenten, in het licht van de financiële opgave waarvoor gemeenten staan?
In het overhedenoverleg is de wens van de VNG voor nader onderzoek door het CPB besproken. Het kabinet zag geen aanleiding voor een onderzoek, mede omdat de uitwerking van de maatregelen nog vorm moet krijgen. Daarom heeft het Kabinet in het overhedenoverleg afgesproken de VNG goed te betrekken bij de uitwerking van de decentralisaties en de decentralisaties intensief te monitoren op de bereikte resultaten en de gemeentelijke uitgaven over het geheel van het brede sociaal domein. Het kabinet is van mening dat met de monitoring zoals aangekondigd in de decentralisatiebrief voldoende is gewaarborgd dat ongewenste gevolgen tijdig kunnen worden gesignaleerd.
Uw kamer heeft inmiddels in een motie van het lid Schouw aan de regering verzocht door een onafhankelijke partij een onderzoek te laten doen naar de financiële risico’s en uitvoeringsrisico’s van de decentralisaties (33 400-B, 33 400-C, nr. 13). Het kabinet vindt een onderzoek zoals in de motie Schouw wordt gevraagd een mogelijke tussenweg om enerzijds de decentralisaties niet te vertragen en anderzijds tegemoet te komen aan de zorgen van de VNG over de decentralisaties. In het licht van de motie van het lid Schouw is het kabinet voornemens overleg te voeren met de VNG over opzet van een dergelijk onderzoek. Ik zal uw kamer, zoals uw Kamer naar aanleiding van de motie heeft gevraagd, per brief op de hoogte stellen van de uitkomsten van dit overleg.
Bent u bereid om voorafgaand aan de afzonderlijke decentralisaties (jeugdzorg, participatie, AWBZ en de regeling chronisch zieken) inzicht te verschaffen in de haalbaarheid in termen van taken, geld, mensen en tijd? Bent u bereid om de aannames te laten toetsen door een onafhankelijke instantie, zoals de Algemene Rekenkamer?
Zie het antwoord op vraag 2.
Is het waar dat de VNG – als reactie op de afhoudende reactie van het kabinet – inmiddels zelf aan het Centraal Planbureau (CPB) heeft verzocht om een onderzoek uit te voeren naar de haalbaarheid van de decentralisaties? Bent u bereid om de uitkomsten van dit onderzoek te betrekken bij de wetgeving, om een zorgvuldige overdracht te waarborgen? Zo ja, op welke wijze?
Zie het antwoord op vraag 2
Deelt u de zorgen over het geringe weerstandsvermogen van grote gemeenten in relatie tot de financiële risico’s die zij nu reeds lopen?2 Bij hoeveel gemeenten in totaal is de balans tussen risico en reserves niet in evenwicht? Hoeveel gemeenten staan er momenteel onder provinciaal toezicht (preventief of repressief) en/of hebben de «artikel 12» status?
Mijn waarneming tot nu toe is dat gemeenten hun verantwoordelijkheid nemen en zich maximaal inspannen om hun begroting sluitend te krijgen en als dat niet lukt, in meerjarenperspectief sluitend te maken. Deze waarneming is mede gebaseerd op de waarnemingen van de provinciale toezichthouders. De provincies zijn volgens de wet de financieel toezichthouder. Zij beoordelen of de begroting structureel en reëel sluitend is en bezien daarbij of de risico’s in voldoende mate zijn afgedekt met voorzieningen, (bestemming-) of algemene reserves. De regelgeving in het Besluit Begroting en Verantwoording is daarvoor de basis. Dit monitoren en eventueel preventief toezicht heeft uiteindelijk als doel te voorkomen dat een gemeente een beroep moet doen op artikel 12 steun. Het behoort niet tot mijn verantwoordelijkheid en taak om gemeentelijke begrotingen te toetsen dan wel overzichten bij te houden van de financiële positie van gemeenten.
Voor het jaar 2013 staan 9 gemeenten onder preventief toezicht, twee daarvan hebben ook een beroep gedaan op een artikel 12 uitkering (de aanvragen zijn in behandeling). Daarnaast ontvangt de gemeente Loppersum in 2013 voor het laatste jaar een art 12 uitkering. De gemeente Lelystad ontvangt daarnaast al sinds medio jaren ’90 een aanvullende uitkering op basis van art. 12, op grond van de uitkomsten van de indertijd ingestelde Interdepartementale Commissie Lelystad naar aanleiding van de achterblijvende groei van de gemeente ten opzichte van de door het Rijk ontworpen fysieke infrastructuur.
Op welke wijze wordt gemonitord in hoeverre gemeenten door de stapeling van efficiencykortingen bij decentralisaties, nieuwe bezuinigingen op het Gemeentefonds en financiële opgaven (zoals afwaardering van grondposities) in staat zijn om de nieuwe taken op een verantwoorde manier uit te voeren? Welke inhoudelijke toetsingscriteria worden hierbij gehanteerd?
Het onderwerp komt met regelmaat aan de orde in bestuurlijk overleg tussen Rijk en VNG om daar tot gezamenlijke conclusies te leiden. Het is niet een onderwerp dat zich laat vertalen in simpele rekensommen, maar het vergt een bestuurlijk afgewogen oordeel, gebaseerd op gedeelde informatie en taxaties. Ter beschikking aan de bestuurlijke partijen staat het instrument van het Financieel overzicht gemeenten: in de gemeentefondsbegroting wordt jaarlijks volgens een vaste methode de financiële positie van gemeenten in kaart gebracht als kwantitatieve ondersteuning van het vorengenoemde bestuurlijke oordeel.
Op welke wijze vindt monitoring plaats van de cumulatie van maatschappelijke effecten bij kwetsbare groepen, zoals risicogezinnen, risicojongeren, jonge mensen met een verstandelijke beperking en/of psychiatrische problematiek, en zorgbehoevende ouderen? Bent u bereid om een coördinerend bewindspersoon deze cumulatie in beeld te laten brengen?
Uw Kamer heeft twee moties aangenomen waarin de regering wordt verzocht om de cumulatie-effecten bij kwetsbare groepen van maatregelen in het sociale domein te monitoren (motie Heerma en Van Weyenberg (33 400-XV, nr. 42) en Karabulut (33 400 XV, nr. 79). De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal als verantwoordelijk minister voor inkomensbeleid de effecten van de verschillende maatregelen in samenhang in kaart brengen. De koopkrachteffecten van maatregelen worden jaarlijks in de bijlage bij de SZW-begroting gepresenteerd. Er wordt in samenwerking met gemeenten een integraal databestand gemaakt om in kaart te brengen hoeveel mensen met verschillende regelingen in het sociale domein te maken hebben. Daarvoor worden gegevens van de domeinen zorg, sociale zekerheid en onderwijs met elkaar gecombineerd. Later dit voorjaar zal de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uw Kamer nader informeren over de manier waarop het kabinet de moties zal uitvoeren.
Het bericht dat het Streekziekenhuis Koningin Beatrix geen beschikbaarheidstoeslag ontvangt |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de aanvraag van het Streekziekenhuis Koningin Beatrix In Winterswijk voor een beschikbaarheidsbijdrage is afgewezen door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)?1
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft de aanvraag voor een toeslag SEH 2011 door het Streekziekenhuis Koningin Beatrix in eerste instantie afgewezen omdat het Streekziekenhuis Koningin Beatrix volgens de NZa niet voldoet aan de eisen om in aanmerking te komen voor die toeslag. Ik heb begrepen dat het Streekziekenhuis Koningin Beatrix bij de NZa bezwaar heeft aangetekend tegen deze beslissing. De NZa zal een beslissing op bezwaar nemen. Daarna zal het ziekenhuis beoordelen of zij in beroep gaat tegen die beslissing bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Deelt u de mening dat het Streekziekenhuis Koningin Beatrix een belangrijke regiofunctie vervult in de Achterhoek? Kunt u uw antwoord toelichten?
In 2011 heb ik van het RIVM een analyse ontvangen van de ziekenhuizen die gevoelig zijn voor de 45 minuten bereikbaarheidsnorm. Op basis van deze analyse is het Streekziekenhuis Koningin Beatrix een «gevoelig» ziekenhuis voor 29.600 mensen als het gaat om de bereikbaarheidsnorm van 45 minuten voor acute zorg (waaronder acute verloskunde) en daarmee van belang voor de regio. Ik vind het zeker van belang dat ook kleine ziekenhuizen een rol kunnen blijven vervullen in de regio.
Deelt u voorts de mening dat het verdwijnen van het Streekziekenhuis Koningin Beatrix zeer problematisch zou zijn? Kunt uw antwoord toelichten?
Voor mij is het cruciaal dat de bereikbaarheidsnorm van 45 minuten voor acute zorg gehandhaafd blijft en dat de kwaliteit goed is. Of dit middels een bepaald ziekenhuis of met aanvullende maatregelen zoals extra ambulances georganiseerd wordt is aan het lokale veld. Ik zie daarbij een belangrijke rol voor het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ). Daarnaast moeten betrokken zorgverzekeraars op grond van de op hen rustende zorgplicht ook rekening houden met de eisen voor bereikbaarheid en van kwaliteit.
Is het waar dat het Streekziekenhuis Koningin Beatrix door het niet ontvangen van een beschikbaarheidsbijdrage op den duur in de financiële problemen komt? Wat betekent dat op de langere termijn voor het voortbestaan van het ziekenhuis? Kunt u uw antwoord toelichten?
In 2010 en 2011 was het exploitatieresultaat van het Streekziekenhuis Koningin Beatrix positief. Tot op heden ontving het ziekenhuis nog geen SEH toeslag. Ik beschik niet over cijfers op basis waarvan ik de conclusie zou kunnen trekken dat het ziekenhuis op den duur in financiële problemen komt zonder een beschikbaarheidbijdrage SEH.
Is het voorts waar dat het Streekziekenhuis Koningin Beatrix voor ongeveer 30.000 mensen van groot belang is voor de 45 minuten bereikbaarheidsnorm voor de 24-uurs acute zorg en geboortezorg? Deelt u de mening dat deze functies absoluut behouden moeten blijven? Deelt u tevens de mening dat een financieel gezonde toekomst om die reden gegarandeerd moet zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 2 en 3.
Wat is de reden dat het Streekziekenhuis Koningin Beatrix niet in aanmerking komt voor een beschikbaarheidsbijdrage? Hoe gaat u er zorg voor dragen dat het Streekziekenhuis Koningin Beatrix alsnog een in aanmerking komt voor een beschikbaarheidsbijdrage?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Bent u bereid er alles aan te doen om ervoor te zorgen dat het Streekziekenhuis Koningin Beatrix een financieel gezonde toekomst tegemoet gaat, zodat gegarandeerd is dat dit ziekenhuis behouden blijft voor de regio?
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Opsporing van dopinghandel |
|
Renske Leijten , Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Erkent u dat er een ontluisterend beeld wordt geschetst van de Nederlandse inzet bij de opsporing van dopinghandel en doping?1 Wilt u uw antwoord toelichten?
Wij verwijzen naar de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Van Dekken en Recourt van uw Kamer (Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2519, ingezonden 4 maart 2013) en van het lid Bruins Slot van uw Kamer (Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 2520, ingezonden 6 maart 2013. Overigens heeft de Dopingautoriteit geen opsporingstaak zoals in vraag 13 wordt gesteld.
Bent u bekend met het forse gebruik van doping in de amateursport en in sportscholen en met het feit dat Nederland 160.000 dopinggebruikers kent? Wat gaat u doen om dit terug te dringen?
Ja. De Dopingautoriteit heeft met financiering van het Ministerie van VWS door TNO in 2009 een prevalentieonderzoek laten uitvoeren naar het gebruik van prestatiebevorderende middelen bij fitnessbeoefenaars. Mijn ambtgenoot van VWS is bekend met de conclusie dat naar schatting 160.000 van de 2 miljoen bezoekers van fitnesscentra dopinggeduide middelen gebruiken. Overigens wordt in de ongeorganiseerde sport doping met name gebruikt om een gespierd en slank uiterlijk te verkrijgen. Naar aanleiding van deze resultaten heeft haar voorganger in 2009 reeds een aantal acties in gang gezet om dit aantal niet verder te doen laten stijgen. Hierover is uw Kamer in 2009 per brief geïnformeerd (Kamerstukken II, vergaderjaar 2008- 2009, 30 234, nr. 24).
Deelt u de mening dat het protocol voor sportschoolhouders (om over te gaan op schorsing als het gebruik van doping wordt geconstateerd), niet werkt, doordat het nauwelijks wordt toegepast? Wat gaat u doen om het dopinggebruik in sportscholen beter te controleren en gebruikers te weren?
Bent u bekend met het feit dat er in Nederland veel doping geproduceerd wordt in ondergrondse laboratoria? Heeft u zicht de hoeveelheid laboratoria en de ondergrondse handel in Nederland? Zo nee, waarom niet en wat gaat u doen om dit zicht te verbeteren?
Bent u bekend met het feit dat veel doping te koop wordt aangeboden op internet? Hoe vaak gaat het hierbij om illegale medicijnen?
Wordt hier opsporing op verricht? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe succesvol verloopt dit? Hoe denkt u dit verder te kunnen verbeteren?
Heeft Nederland een verzoek van de Belgische justitie gehad om bij staan in de opsporing en aanpak van dopinghandel? Zo ja, klopt het dat daar geen vervolg aan is gegeven? Waarom niet?
Wat kunnen we leren van de aanpak van de productie, de handel en het gebruik van doping in België?
Klopt het dat er niet of nauwelijks wordt samengewerkt met België op het terrein van de aanpak van dopingproductie en -handel? Bent u bereid een dergelijke samenwerking te bewerkstelligen of drastisch te verbeteren, zodat er voortvarender kan worden opgetreden? Zo nee, waarom niet?
Herkent u zich in de beeldvorming dat Nederland nauwelijks iets doet aan de aanpak van doping? Wat gaat u doen om de opsporingsinzet met betrekking tot dopinghandel en -doorvoer te vergroten? Wilt u uw antwoord toelichten?
Kent u de nota «Iedereen kan doodvallen» uit 2005? Waarom is dit rapport een intern rapport gebleven en is er niets gedaan met de aanbevelingen uit dit rapport? Bent u alsnog bereid de aanbevelingen uit het rapport ter harte te nemen?
In antwoord op schriftelijke vragen van het toenmalige lid Van der Ham van uw Kamer is aangegeven dat de betreffende notitie wel degelijk een ondersteunende rol heeft gespeeld bij de beleidsvoorbereiding van afspraken tussen de verschillende handhavende en opsporende partijen. Ook is toen gemeld dat de notitie geen eindproduct was en het gelet daarop, en op het interne karakter van de notitie, niet in de rede ligt die openbaar te maken.3
Klopt het dat er nauwelijks wordt samengewerkt tussen politie, Openbaar Ministerie, douane en dopingautoriteit in de bestrijding van doping? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid deze samenwerking alsnog tot stand te brengen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Ziet u een mogelijkheid om de informatie omtrent de invoer, doorvoer en productie van doping die bekend is bij douane, politie en Openbaar Ministerie toegankelijk te maken voor de Nederlandse Doping Autoriteit, opdat zij haar opsporingstaak beter kan uitvoeren? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat jongeren geen jeugdzorg meer krijgen vanaf hun 18e levensjaar |
|
Nine Kooiman , Renske Leijten |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie over de situatie van Jabko die geen recht meer heeft op jeugdzorg, omdat hij 18 jaar is geworden en er tevens nog geen alternatieve plek voor- handen is?1
Het doel van een opname in de jeugdzorg is dat jongeren daarna in staat zijn naar hun mogelijkheden in de samenleving te participeren. Wanneer het niet mogelijk is weer thuis in het gezin of zelfstandig te wonen moet er een vervolgvoorziening zijn waar de jong-volwassene kan verblijven. Ik vind het niet wenselijk dat zich situaties als die van Jabko voordoen waarin geen vervolgvoorziening gevonden zou kunnen worden die voor hem geschikt is.
Hoeveel soortgelijke situaties zijn er waarin jongeren geen zorg meer krijgen vanaf hun 18e levensjaar, maar waarbij het wel wenselijk is dat deze zorg doorloopt en er geen nieuwe plek voorhanden is? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Helaas doen zich deze situaties vaker voor, maar het is mij niet bekend hoe vaak dat gebeurt. Ik ben bereid uit te zoeken hoe vaak dit gebeurt en daarover de Kamer te informeren.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de directeur van de Hoenderloo Groep die spreekt van een soort kortzichtig systeem, omdat vervolgzorg niet geregeld of voorhanden is? Wilt u uw antwoord toelichten?
In het algemeen is de vervolgzorg na een opname in een instelling voor jeugdzorgplus goed geregeld. Door de invoering van de trajectbenadering willen de instellingen dit nog verbeteren. De problemen die het geeft om in dit geval passende vervolgzorg voor Jabko te vinden laten zien dat het helaas niet altijd lukt. Het is een verantwoordelijkheid van instellingen een geschikt aanbod te ontwikkelen en voor een verantwoorde overdracht zorg te dragen. Financiers hebben op hun beurt een zorgplicht.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de moeder van Jabko, die aangeeft dat zij de deskundigheid niet in huis heeft om haar zoon goed te kunnen helpen? Deelt u de mening dat het van groot belang is dat deze jongeren terecht moeten kunnen in een zorginstelling? Zo nee, waarom niet?
Ik heb er volledig begrip voor dat de moeder van Jabko zegt dat zij niet in staat is zelf haar zoon goed te kunnen helpen. Ik vind ook dat deze jongeren, indien nodig, terecht moeten kunnen in een zorginstelling.
Bent u bereid de leeftijdsgrens van 18 jaar voor zorg vanuit Bureau Jeugdzorg te verhogen naar 21 jaar? Zo ja, wanneer gaat u dit instellen? Zo nee, waarom niet?
Het bureau jeugdzorg heeft nu al de taak om voor jeugdigen die voor hun achttiende jeugdzorg ontvingen vervolgzorg te regelen als ze achttien geworden zijn en nog zorg behoeven. Dat kan zijn binnen de jeugdzorg, want de huidige Wet op de jeugdzorg kent een leeftijdsgrens van 18 jaar met een doorloopregeling tot 23 jaar. Daarnaast kan een jeugdige ook na het 18e levensjaar aanspraak maken op zorg op basis van andere wettelijke kaders, zoals de Zorgverzekeringswet en de AWBZ.
Ik zie daarom geen aanleiding de leeftijdsgrens te verhogen. Volledigheidshalve verwijs ik ook naar de reactie op de motie-Bruins Slot en Kooiman over wettelijke mogelijkheden en beperkingen om de leeftijdsgrens in de nieuwe jeugdwet te verhogen tot 23 jaar.2 Daarin staat waarom een algemene verhoging tot 23 jaar niet wenselijk is.3 Dezelfde argumenten zijn ook van toepassing bij een beoordeling van de vraag of een verhoging tot 21 jaar wenselijk is.
Waar kunnen jongeren zoals Jabko terecht na hun 18e levensjaar? Wilt u uw antwoord toelichten?
Jongeren zoals Jabko (jong-volwassenen met autisme en ernstig probleemgedrag) hebben een zorgvoorziening nodig waarin meerdere disciplines bijdragen aan een adequate zorg. Daarom worden op dit moment voor Jabko zowel opties verkend binnen de ggz als binnen de gehandicaptenzorg.
Hoeveel vervolgplekken zijn er voor jongeren zoals Jabko, en hoe gaat u ervoor zorgen dat er voldoende vervolgplekken komen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord op vraag 3 en 10.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat in het geval van Jabko er een oplossing wordt gezocht, zodat hij niet zonder zorg komt te zitten?
De situatie is nu zo dat voor Jabko verschillende opties onderzocht worden. Het is belangrijk dat dit een duurzame oplossing is. Dat vraagt tijd. Daarom heb ik toegestaan dat de huidige plek voor Jabko, die hij en zijn ouders nu ook als goed en veilig ervaren bij de Hoenderloo Groep, ook nu hij achttien is tijdelijk beschikbaar blijft.
Is de situatie van Jabko vergelijkbaar met de zorg voor jongeren die in een vergelijkbare situatie zitten als Brandon? Is er voor deze jongeren ook geen passende zorg na het 18e levensjaar? Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze jongeren een juiste plek krijgen binnen de AWBZ, ook na hun 18e levensjaar? Wilt u uw antwoord toelichten?
De situatie van Jabko is niet te vergelijken met die van jonge mensen als Brandon. Brandon is een jongeman met een verstandelijke beperking. Zijn leefsituatie kwam twee jaar geleden in het nieuws. In de instelling waar hij verbleef werd hij namelijk regelmatig ernstig in zijn vrijheid beperkt. De instelling wist niet goed hoe anders met zijn gedragsproblemen om te gaan. Hij is kort daarna overgeplaatst naar een andere instelling voor mensen met een verstandelijke beperking (ASVZ) en het gaat nu goed met hem. Mensen met vergelijkbare problematiek als Brandon (verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblemen) verblijven veelal levenslang in een instelling binnen de gehandicaptenzorg. Jongeren als Brandon hoeven dan ook niet vanwege het bereiken van een bepaalde leeftijd te verhuizen.
Welke structurele oplossingen gaat u bewerkstelligen om te zorgen dat jongeren met ernstige gedragsstoornissen zorg krijgen vanaf hun 18e levensjaar? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het Centrum voor Consultatie en Expertise brengt binnenkort een notitie uit over het ontbrekende zorgaanbod over jong-volwassenen met autisme en ernstig probleemgedrag. Mede op basis daarvan wil ik met de betrokken koepelorganisaties, zoals GGZ Nederland, Jeugdzorg Nederland, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland en Zorgverzekeraars Nederland bezien hoe passende zorg voor jong-volwassenen met autisme en ernstig probleemgedrag geboden kan worden.
Verder noem ik de werkgroep «Vanuit autisme bekeken» die mijn voorgangster heeft ingesteld en tot eind 2014 actief zal zijn. Deze werkgroep van acht (ervarings)deskundigen inventariseert de knelpunten in zorg en ondersteuning voor mensen met autisme, stimuleert waar mogelijk oplossingen voor die knelpunten en verspreidt goede voorbeelden. De werkgroep doet haar werk zoveel mogelijk met en in samenspraak met alle betrokkenen. Daarvoor is recent ook een website www.vanuitautismebekeken.nl en digitaal platform geopend. Met dit antwoord voldoe ik tevens aan het verzoek van mevrouw Bruins Slot die tijdens het AO van 28 februari 2013 met de Minister van VWS over de EU-gezondheidsraad informeerde naar de stand van zaken van deze werkgroep.
De contracteerruimte in de AWBZ, wachtlijsten en leegstand |
|
Renske Leijten , Emile Roemer |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Hoe reageert u op het verbijsterende bericht dat er kamers in verzorgingshuizen leegstaan, terwijl er mensen op de wachtlijst staan voor zorg in een zorginstelling?1
Er kunnen verschillende oorzaken zijn dat er kamers leegstaan in verzorgingshuizen, terwijl er mensen op de wachtlijst staan voor zorg in een zorginstelling. Er kan bijvoorbeeld een zorgzwaarte gevraagd worden die het verzorgingshuis niet kan leveren, waardoor de cliënt moet wachten op opname in een verpleeghuis. Voor zover het capaciteitstekort veroorzaakt wordt door een gebrek aan productieafspraken voor de betreffende instelling dient beseft te worden dat de zorgkantoren een zorgplicht hebben voor alle cliënten met een AWBZ-indicatie.
Het kan niet zo zijn dat een zorgkantoor zonder geldige redenen niet meer productieafspraken wil maken als er wel aantoonbare vraag naar die zorg is. Ik heb uw signaal in mijn regulier overleg met de zorgkantoren besproken. Inzet van de zorgkantoren is om, gegeven de budgettaire kaders, de wachtlijsten te minimaliseren.
Erkent u dat deze problematiek komt door te starre inkoop van zorgkantoren, waardoor zorginstellingen de leeggekomen woonruimten niet kunnen inzetten voor mensen met een indicatie hoger dan 1 of 2? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel mensen hebben over 2010, 2011 en 2012 een zorgzwaartepakket aangevraagd en gekregen? Kunt u dit uitsplitsen over de verschillende zorgzwaartepakketten?
In het aantal afgegeven indicaties in een jaar zitten naast indicaties voor nieuwe cliënten ook herindicaties en veranderingen in indicaties van bestaande cliënten.
Van belang is het uitstaand recht op een bepaalde datum.
Het uitstaand recht in de V&V sector wordt in onderstaande tabel per 1 juli van elk jaar weergegeven (bron CIZ 6 mei 2013).
1 juli 2010
1 juli 2011
1 juli 2012
ZZP 1
9.865
7.860
6.295
ZZP 2
27.445
26.245
22.530
ZZP 3
19.110
22.450
25.875
ZZP 4
25.485
29.385
32.000
ZZP 5
43.225
50.740
55.555
ZZP 6
17.045
18.545
22.105
ZZP 7
7.855
9.920
12.590
ZZP 8
1.525
1.780
2.330
ZZP 9
14.615
19.995
21.320
ZZP 10
890
1.035
1.075
Verblijf V&V*
22.420
7.520
165
Totaal
189.375
194.475
201.840
* Betreft indicaties die nog niet zijn omgezet in zzp’s
Hoeveel mensen hebben over 2010, 2011 en 2012 in een zorginstelling zorg gehad? Kunt het verloop in kaart brengen (wat is de netto groei of krimp)?
Volgens de NZa gegevens waren er in 2010 158.138 plaatsen in de verpleeg- en verzorgingshuizen die het hele jaar bezet waren, in 2011 waren dat er 157.253 en in 2012 158.312 plaatsen.
Het gaat om een redelijk stabiel aantal waarbij geconstateerd kan worden dat er steeds meer verpleeghuiszorg geleverd wordt en minder verzorgingshuiszorg. Dit is overeenkomstig de ontwikkeling van de vraag.
Klopt de berekening van Meldpunt Max dat er in de AWBZ contracteerruimte 2013 voor intramurale zorg onvoldoende groeiruimte is gereserveerd, en dat dit bedrag tot in de honderden miljoenen loopt?2
De conclusie van Meldpunt Max dat er onvoldoende groeiruimte zou zijn in 2013 voor de intramurale zorg is onjuist. Meldpunt Max heeft een berekening gemaakt van de kosten van de hoge zzp’s (4–8). Deze berekening is niet bruikbaar om een beeld te geven van de toename van de intramurale zorg. In de berekening is niet opgenomen dat de kosten van de lagere intramurale zorg sterk afnemen (zzp’s 1–3). Ook is geen rekening gehouden met de geleidelijke instroom van hogere zpp’s en het feit dat cliënten met een intramurale indicatie de zorg ook thuis kunnen afnemen (persoonsgebonden budget of volledig pakket thuis). Het leveren van meer verpleeghuiszorg en minder verzorgingshuiszorg zorgt er voor dat de kosten van de V&V intramurale zorg jaarlijks met ruim € 100 mln extra stijgen. Dit effect is opgenomen in de groeiruimte die jaarlijks beschikbaar komt.
Is het waar dat de AWBZ contracteerruimte 2013 ten opzichte van 2012 is gedaald? Hoe moeten zorgkantoren de groei van het aantal mensen met een (intramurale) indicatie opvangen en contracteren?3
Ja, de contracteerruimte 2013 is met € 0,3 mld. gedaald, omdat per 1 januari 2013 de geriatrische revalidatiezorg en de tijdelijke uitleen van hulpmiddelen naar de Zorgverzekeringswet zijn overgeheveld. Indien met deze effecten rekening wordt gehouden dan is er € 0,5 mld. meer beschikbaar gesteld in 2013. Met deze extra middelen kunnen zorgkantoren de demografisch bepaalde groei van de zorgvraag opvangen.
Kunt u per ommegaande het overzicht geven van alle mensen die een indicatie hebben voor intramurale zorg (een zorgzwaartepakket), maar die wachten op een woonplaats in een zorginstelling? Zo neen, waarom niet?
Op dit moment zijn de zorgkantoren en de zorgaanbieders druk bezig met het opschonen van de wachtlijstregistraties. Deze acties vergen de nodige tijd, omdat er voldaan moet worden aan de eisen van betrouwbaarheid. Rond 1 juni kan het CVZ de wachtlijstgegevens verzamelen en een landelijk beeld opstellen. Begin juni kan uw Kamer informatie tegemoet zien over de omvang en samenstelling van de wachtlijst in de langdurige zorg.
Kunt in dit overzicht aangeven hoe lang mensen al op de wachtlijst, ook buiten de treeknorm, staan?
De informatie die uw Kamer binnenkort van mij krijgt, behelst tevens de duur van de wachttijd.
Erkent u dat het zorgkantoor zorgplicht heeft, en wachtlijsten daarom niet zouden mogen bestaan? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat gaat u ondernemen om de wachtlijsten weg te werken?
Wachtlijsten als zodanig zullen altijd bestaan, omdat er nu eenmaal tijd nodig is om de zorg te regelen. Er zijn allerlei factoren die van invloed zijn op de doorlooptijd tussen het moment van indicatiestelling en de levering van zorg. Denk aan de persoonlijke voorkeur van de cliënt, de mate van urgentie en planbaarheid, de privésituatie voor wat betreft de mantelzorg en dergelijke.
Waar ik mij primair op richt is de kern van de wachtlijst. Deze bestaat uit cliënten die langer dan de Treeknorm wachten en voor wie (nog) geen overbruggingszorg beschikbaar is. Inzet is om de omvang van deze kernwachtlijst zoveel mogelijk te beperken.
Ik zal de zorgkantoren er op aanspreken om de kern van de wachtlijst te reduceren. Ik denk aan maatregelen op het vlak van de zorgbemiddeling, het publiek toegankelijk maken van wachtlijstinformatie en gerichte inkoop van zorg voor de specifieke doelgroepen op de wachtlijst.
Zijn er zorgkantoren met significant langere wachtlijsten dan anderen? Wat is daarvan de reden?
Zodra ik hierover informatie heb, zal ik die met uw Kamer delen.
Waarom is het al twee jaar onmogelijk deze cijfers naar de Kamer te sturen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Een uitgebreide toelichting treft u aan in mijn brief van 4 december 2012 (TK 2012–2013, 30 597, nr. 277). Het was mijn intentie om in 2012 een wachtlijstrapportage te genereren, puur op basis van de AZR. Dus zonder inschakeling van een extern onderzoeksbureau. Echter, bij nadere bestudering bleken de cijfers in het najaar van 2012 niet geschikt voor publicatie. Zorgvuldigheid staat bij mij voorop en ik stel hoge eisen aan de betrouwbaarheid. Daarom heb ik uw Kamer alleen globale wachtlijstcijfers verstrekt. De zorgkantoren zijn momenteel bezig met het opschonen van de basisgegevens. Begin juni kan ik u de gevraagde informatie verstrekken.
Waarom is het onmogelijk voor een redacteur van een programma om alle cijfers van groei of krimp van mensen die zorg krijgen in een zorginstelling of die wachten op een woonplaats in een zorginstelling boven tafel te krijgen? Deelt u de mening dat dit zorgelijk is?
Wachtlijstinformatie op het niveau van de zorgaanbieder of locatie was voorheen niet voor een ieder beschikbaar. Het CVZ werkt aan een webportal waarmee belanghebbenden wachtlijstinformatie op het niveau van de zorgaanbieder en/of de locatie kunnen raadplegen.
Informatie over indicaties is via het CIZ beschikbaar. De NZa heeft informatie over de omvang en kosten van zorggebruik. Gezien het feit dat deze informatie publiek toegankelijk is, vind ik niet dat er sprake is van een zorgelijk situatie.
Erkent u dat het onmogelijk is om allerlei bezuinigingssommen over het extramuraliseren van zorgzwaartepakketten 1,2,3 en 4 te hanteren, als de onderliggende cijfers onvindbaar zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is goed mogelijk om ramingen te maken van het aantal indicaties voor intramurale zorg en de feitelijk geleverde intramurale zorg. Omdat hierover gedetailleerde gegevens voorhanden zijn kunnen er ook adequate ramingen worden gemaakt voor het extramuraliseren van de lage zorgzwaartepakketten.
Hoe reageert u op de uitspraak van de bestuurder van Haagse Wijk en Woonzorg dat zij uitgaat van een rendement van 2,5% over 2013? Waar zit de winstmarge in de zorgzwaartepakketten? Bent u bereid dit uit te splitsen?4
De maximum beleidsregelwaarde (de maximale vergoeding per zzp) wordt bepaald door de NZa. Vervolgens wordt in het onderhandelingsproces tussen zorgkantoor en zorginstelling de overeengekomen vergoeding vastgesteld per zorgzwaartepakket. Een instelling kan uiteraard minder kosten maken dan de beschikbare middelen door efficiënter dan gemiddeld te werken zonder dat dit ten koste van de kwaliteit gaat. Dit kan zowel gaan om de loonkosten, de materiële kosten als de kapitaallasten van het gebouw. Het verschilt per aanbieder op welke post het efficiencyvoordeel wordt gehaald.
Vindt u het terecht dat zorgbestuurders in hun beleid het halen van rendement als speerpunt nemen? Hoe verhoudt dit zich tot de roep dat er te weinig middelen zijn voor het aannemen van extra personeel?
Het leveren van kwalitatief goede zorg dient centraal te staan in iedere zorginstelling. Daarbij geldt dat een gezonde financiële huishouding de continuïteit van de zorg bevordert. Zorginstellingen die efficiënter werken hebben meer ruimte om extra personeel aan te nemen.
Het bericht dat mensen geen tegemoetkoming vanuit de wtcg hebben ontvangen |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Vindt u het verantwoord dat mensen die een tegemoetkoming vanuit de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) ontvangen, deze nog steeds niet hebben ontvangen? Wilt u uw antwoord toelichten?1
Het streven is om rechthebbenden zo snel mogelijk hun tegemoetkoming te verstrekken. Onvolledige of incorrecte klantgegevens zijn de belangrijkste oorzaak van het niet (tijdig) uitbetalen van de tegemoetkoming Wtcg. Zo vereist (tijdige) uitbetaling van de tegemoetkoming de nodige informatie en correcte gegevens van de rechthebbende. Als het CAK niet beschikt over het rekeningnummer van een klant, dan kan het CAK niet overgaan tot uitbetaling. Soms wordt wel overgegaan tot uitbetaling, maar mislukt deze uitbetaling door foutieve (of opgeheven) rekeningnummers of tenaamstellingen. Het CAK vraagt de klant bij het ontvangen van de beschikking de (bank)rekening gegevens te controleren en waar nodig te completeren. Klanten kunnen hiervoor een antwoordkaart terugsturen. Daarnaast liggen technische redenen ten grondslag aan het later dan beoogd uitbetalen van de Wtcg-tegemoetkoming.
Het CAK betaalt overigens inmiddels in december een veel groter percentage van de tegemoetkomingen uit dan bijvoorbeeld in het eerste jaar. Zo is in december 2010 87% van de in oktober 2010 verstuurde beschikkingen voor de tegemoetkoming 2009 uitbetaald. In 2011 en 2012 is dit percentage gestegen naar 96% uitbetaalde beschikkingen van respectievelijk de tegemoetkoming over 2010 en 2011.
Hoeveel mensen hebben geen tegemoetkoming ontvangen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover spoedig te informeren?
Het is vervelend dat sommige personen hun tegemoetkoming nog niet hebben ontvangen, maar zoals u kunt lezen bij het antwoord op vraag 1 en 3 ligt de oorzaak niet in alle gevallen bij het CAK.
In oktober hebben bijna 2,2 miljoen personen een beschikking ontvangen, omdat zij recht hebben op de Wtcg-tegemoetkoming over 2011. Begin dit jaar resteerden er nog circa 85.000 tegemoetkomingen die uitbetaald moesten worden. Het CAK heeft er alles aan gedaan om zoveel mogelijk van deze tegemoetkomingen voor 1 maart uit te betalen. Zo zijn in januari en februari circa 53.000 tegemoetkomingen uitbetaald. Met de betalingen in januari en februari zijn alle in 2012 beschikte rechthebbenden uitbetaald, uitgezonderd rechthebbenden waarvan het CAK nog niet beschikt over correcte (bank)rekeningnummers. Binnen een maand nadat het juiste of ontbrekende (bank)rekeningnummer van de overige rechthebbenden alsnog bij het CAK bekend wordt, volgt uitbetaling.
Welke oorzaken zijn er voor het niet uitbetalen van de tegemoetkoming? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover spoedig te informeren?
Zie antwoord vraag 1.
Krijgt u ook signalen dat mensen niet geïnformeerd zijn door het Centraal Administratiekantoor (CAK) over het niet uitbetalen van de tegemoetkoming in januari jl.? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om te zorgen dat het CAK te allen tijde mensen tijdig informeert per brief?
Het CAK heeft de rechthebbenden geïnformeerd op de beschikking over het moment van uitbetaling van de tegemoetkoming. Het CAK informeert klanten op de website en bij vragen via bijvoorbeeld de telefoon over de oorzaken die ten grondslag (kunnen) liggen aan het feit dat deze klanten al wel een beschikking maar nog geen tegemoetkoming hebben ontvangen.
Het CAK zet zich in om de gegevens van alle rechthebbenden op orde te krijgen zodat tot uitbetaling kan worden overgegaan. In april zal de rappelronde plaatsvinden, waarbij de rechthebbenden waarvan de betaling nog niet heeft plaatsgevonden, een brief zal ontvangen met het verzoek om alsnog de juiste (bank)rekeninggegevens aan te leveren. Het (bank)rekeningnummer kan ook altijd via de website van het CAK worden doorgegeven.
Vindt u het ook niet laat dat mensen uiterlijk eind februari hun tegemoetkoming ontvangen? Gaat u erop toezien dat het CAK daadwerkelijk de tegemoetkoming voor 1 maart uitbetaalt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen gaat u nemen om te zorgen dat het in de toekomst niet meer voor kan komen dat het CAK geen vergoeding uitbetaalt? Zo nee, waarom niet?
De oorzaak van het niet uitbetalen van tegemoetkomingen ligt zoals hierboven aangegeven niet uitsluitend bij het CAK. Het CAK kan slechts tot uitbetaling overgaan bij (juiste en) complete gegevens. Het CAK doet er alles aan om zo snel mogelijk de tegemoetkomingen uit te (kunnen) betalen en zal eenzelfde inspanning blijven leveren bij volgende betalingsrondes. Maatregelen acht ik daarom niet nodig.
Hoeveel mensen hebben een tegemoetkoming uit de Wtcg opnieuw moeten aanvragen, terwijl zij deze vorig jaar ook al kregen, en hoeveel mensen hebben dit niet hoeven aanvragen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
De Wtcg is een tegemoetkoming die ambtshalve wordt toegekend op basis van het zorggebruik van een persoon. De uitvoering van de Wtcg-tegemoetkoming is zo ingericht dat een burger niet zelf een tegemoetkoming hoeft aan te vragen om recht te krijgen op een tegemoetkoming. Indien een persoon recht heeft op een tegemoetkoming, dan ontvangt deze persoon een beschikking.
Doordat het recht op een tegemoetkoming is gebaseerd op zorggebruik (dat een indicatie vormt voor een chronische ziekte of handicap), kan het voorkomen dat een persoon met wisselend zorggebruik het ene jaar wel en het andere jaar geen recht heeft op een tegemoetkoming. Bij twijfel kan de burger een aanvraag doen bij het CAK. Zelf «aanvragen» is dus in principe niet aan de orde waardoor verreweg de meeste burgers de tegemoetkoming automatisch krijgen.
Bent u bereid deze kwestie zo spoedig mogelijk uit te zoeken en de vragen op korte termijn te beantwoorden, zodat mensen niet langer in onzekerheid hoeven te verkeren? Zo nee, waarom niet?
Ik voorzie in het antwoorden op uw vragen bij vraag 1 t/m 7.
Het bericht dat een lijst met duizend medische zaken van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ ) is uitgelekt |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een lijst met duizend medische zaken is uitgelekt?1
Uit onderzoek van het Openbaar Ministerie blijkt dat de IGZ in november 2012 per abuis een lijst met meldingen aan RTL heeft verstrekt. Hierbij is geen sprake geweest van opzettelijk handelen. Dat neemt niet weg dat dit nooit had mogen gebeuren. Zoals ik eerder heb aangegeven, vind ik het onacceptabel dat vertrouwelijke informatie van de IGZ bij RTL bekend is geworden. Een garantie dat dit nooit meer zal gebeuren, kan ik niet geven. Waar mensen werken, kunnen dergelijke fouten worden gemaakt. De IGZ gaat echter alles in het werk stellen om te voorkomen dat nogmaals vertrouwelijke informatie abusievelijk wordt doorgegeven en dat zo het vertrouwen van burgers en zorginstellingen in de IGZ wordt geschaad. In het kader van het lopende verbetertraject wordt vastgesteld welke maatregelen de IGZ aanvullend moet nemen om situaties als deze in de toekomst tegen te gaan. Ik zal u hierover in het kader van het lopende verbetertraject informeren.
Hoe is het mogelijk dat duizend medische zaken lekken bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)? Is privacygevoelige informatie naar uw mening veilig bij de IGZ? Wat zegt dit over het functioneren van de Inspectie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de aard van de gelekte privacygevoelige informatie? Op welke manier kan of heeft dit mensen geschaad? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
De informatie betreft meldingen van (vermeende) calamiteiten, gedaan door zorginstellingen, fabrikanten en burgers. De lijst van gegevens die RTL van de inspectie ontving, bestaat alleen uit de beschrijving van de melding en bevat geen correspondentie, rapport of oordeel. Voor zover bekend heeft het feit dat deze informatie bij RTL bekend is geworden, niet tot directe schade voor mensen geleid.
Hoe is de beveiliging van privacygevoelige informatie geregeld bij de IGZ? Is dit naar uw oordeel voldoende? Kunt u uw antwoord toelichten?
Iedereen moet er op kunnen vertrouwen dat zijn persoonsgegevens voldoende worden beveiligd. Derhalve beveiligt de IGZ deze gegevens conform de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en heeft zij hiervoor technische en organisatorische maatregelen genomen. Meldingen van zorgaanbieders en burgers komen via een beveiligde lijn binnen bij de inspectie en worden vervolgens geregistreerd. Ambtenaren hebben een geheimhoudingsplicht. Het registratiesysteem is alleen toegankelijk voor de ambtenaren die de informatie uit het systeem nodig hebben om hun werk te kunnen doen. Zie voorts mijn antwoord op vraag 1 en 2.
Deelt u de mening dat het lekken van privacygevoelige informatie het vertrouwen in de IGZ ondermijnt? Zo ja, wat gaat u doen om dat vertrouwen te herstellen? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat door het lekken van privacygevoelige informatie de bereidheid om incidenten te melden afneemt? Deelt u voorts de mening dat dit ernstig is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uit het aantal meldingen dat de IGZ van zorgaanbieders ontvangt, blijkt dat er op dit moment een vergelijkbaar aantal meldingen binnenkomt met het aantal in de periode vóórdat bekend werd dat de RTL een lijst met meldingen tot haar beschikking had. Ik vind het erg belangrijk dat zorgaanbieders bij de IGZ melding doen van calamiteiten, omdat deze meldingen belangrijk zijn voor het houden van toezicht op de veiligheid en kwaliteit van zorg. Zorgaanbieders zijn wettelijk verplicht om calamiteiten bij de IGZ te melden en zoals ik in het debat van 14 maart 2013 al aangaf, zal de inspectie eerder en daadkrachtiger haar handhavingsinstrumentarium inzetten, wanneer zorgaanbieders deze meldingsplicht niet naleven en er sprake is van «ondermelding». De IGZ moet op haar beurt het maximale doen om de veiligheid van de melding te kunnen waarmaken.
Wat gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat het nooit meer kan gebeuren dat privacygevoelige informatie lekt bij de IGZ? Garandeert u dat er in de toekomst niet weer vertrouwelijke informatie lekt bij de IGZ? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 1 en 2.
Welke conclusie trekt u uit de lijst van 1000 gevallen met betrekking tot de kwaliteit van de geboden zorg, en de mogelijkheden om medische missers te voorkomen? Is de lijst voor u aanleiding tot het nemen van preventieve maatregelen op het medisch-inhoudelijke vlak? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet?
De lijst met meldingen die in handen van RTL is gekomen, bevat meldingen die eerder bij de IGZ zijn gedaan. De IGZ heeft toen deze meldingen werden gedaan reeds onderzocht of verdere actie nodig was of niet. Het feit dat RTL deze lijst nu in handen heeft betekent niet dat ik extra acties ga ondernemen op het medisch-inhoudelijke vlak, naast de acties die de IGZ reeds op basis van deze meldingen in gang heeft gezet.
Vindt u niet dat volledige openbaarheid in deze is geboden? Bent u bereid de volledige lijst in geanonimiseerde vorm openbaar te maken, en aan te geven welke actie door de IGZ daarop is ondernomen, zodat iedereen ervan kan leren? Zo neen, waarom niet?
Zoals ik op 14 maart jl. met uw Kamer heb besproken, vind ik het belangrijk dat er meer transparantie en openbaarheid van informatie in de zorg komt. Ik wil de transparantie over (vermeende) medische missers in de zorg op verschillende vlakken vergroten:
Het bericht dat het Osteoporose Medisch Centrum via de huisarts een DEXA-scan aanbiedt |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht dat het Osteoporose Medisch Centrum via de huisarts een DEXA-scan aanbiedt?1
Een oordeel over de werkwijze van het Osteoporose Medisch Centrum (OMC) kan ik op basis van de uitzending van Tros Radar niet geven. Zoals de geïnterviewden in de uitzending al aangaven was onduidelijk wie nu precies een aanbod deed tot screening, de huisarts of het OMC. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) zal onderzoeken of hetgeen getoond is in overeenstemming met vigerende wetgeving is.
Uit het onderzoek van Tros Radar blijkt overigens dat mensen zelf altijd een afweging moeten maken over deelname aan screening. Ik heb u in mijn brief «vroegopsporing en gezondheidsrisico’s van 1 maart 2012» aangegeven dat ik streef naar algemene kwaliteitseisen voor screening, zodat mensen een geïnformeerde keuze kunnen maken over deelname.
Is de DEXA-scan, zoals het Osteoporose Medisch Centrum die aanbiedt, volgens u medisch noodzakelijk of betreft het hier een commerciële activiteit? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan de beroepsgroep en/of haar wetenschappelijke vereniging om een oordeel te geven over de inhoud van therapieën of behandelingen. Er is een NHG-standaard Fractuurpreventie2 waarin wordt aangegeven waar huisartsen op moeten letten als het gaat om osteoporose en wanneer ze hun patiënten door moeten verwijzen naar de tweede lijn. Volgens de NHG-standaard is gericht onderzoek alleen nodig bij patiënten met een verhoogd fractuurrisico. De huisarts stelt de indicatie. De NHG heeft zich intussen gedistantieerd van de werkwijze van het OMC3.
Wat is uw oordeel over het feit dat patiënten de indruk hadden mee te doen aan een bevolkingsonderzoek op initiatief van hun huisarts, terwijl het hier feitelijk ging om een doorverwijzing van de huisarts? Deelt u het oordeel dat patiënten door het Osteoporose Medisch Centrum en de huisarts op het verkeerde been zijn gezet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan op basis van de uitzending niet oordelen dat het «feitelijk ging om een doorverwijzing van de huisarts» of om (getrapte) screening. Ik ben het met u eens dat het aanbod verwarrend was. De inspectie zal nagaan of bij de handelwijze wetten zijn overtreden.
Er zijn in elk geval geen vergunningen in het kader van de Wet op Bevolkingsonderzoek (WBO) verleend voor osteoporosescreening buiten het kader van wetenschappelijk onderzoek (de Salt Osteoporose Studie van VUmc). Dat houdt in dat het OMC alleen patiënten mag onderzoeken en behandelen die een verwijzing hebben van hun huisarts.
Wat vindt u ervan dat er huisartsen meewerken met het Osteoporose Medisch Centrum bij het aanbieden van deze DEXA-scan? Deelt u de mening dat huisartsen hun patiënten op het verkeerde been zetten? Bent u voorts van mening dat huisartsen de privacy van hun patiënten schenden door adresgegevens aan het Osteoporose Medisch Centrum ter beschikking te stellen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op basis van de uitzending is niet duidelijk wie welk aanbod tot screening heeft gedaan (zie ook de antwoorden op vragen 2 en4. De relatie tussen de meewerkende huisartsen en het OMC is onderdeel van het onderzoek door de IGZ. De huisarts mag geen gegevens over patiënten verstrekken aan derden anders dan in een behandelrelatie met de patiënt aan een medebehandelaar dan wel met uitdrukkelijke toestemming van de patiënt. Het onderzoek over hoe het aanbod tot screening tot stand is gekomen zal duidelijkheid geven over mogelijke doorgifte van adresgegevens van patiënten.
Wat is uw oordeel over het feit dat patiënten worden geconfronteerd met een rekening van 272 euro voor advies, terwijl hen door het Osteoporose Medisch Centrum wordt voorgehouden dat deze rekening vergoed wordt door de zorgverzekeraar? Deelt u de mening dat deze rekening door het Osteoporose Medisch Centrum moet worden kwijtgescholden in die gevallen dat de zorgverzekeraar niet wil vergoeden? Hoe gaat u dat bewerkstelligen?
Als er sprake is van een aanbod in strijd met de geldende regelgeving dan wel dwaling of misleiding, dan kent ons rechtssysteem voldoende waarborgen, bijvoorbeeld via een civiele procedure. Het is niet aan VWS om hier een specifieke regeling voor te treffen.
Krijgen de huisartsen die patiënten doorverwijzen daarvoor betaald? Zo ja, om welke bedragen of vergoedingen in natura/diensten gaat het dan? Zo ja, hoe beoordeelt u dit dan? Zo ja, is het in strijd met de wet? Zo ja, wat gaat u dan daartegen ondernemen?
Dat zal uit onderzoek moeten blijken.
Is het waar dat er meldingen zijn gedaan bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg? Hoeveel artsen zijn er berispt, en op welke grond? Zijn dat alle artsen die hebben meegewerkt met het Osteoporose Medisch Centrum? Zo nee, waarom is er niet tegen alle artsen opgetreden?
Er zijn bij de inspectie in de afgelopen jaren enkele meldingen geweest over screening op osteoporose door verschillende organisaties (maar niet deze rechtspersoon). Alle gevallen zijn onderzocht, waarbij de inspectie de aanbieders erop heeft gewezen dat een aanbod tot screening met behulp van straling vergunningplichtig is op grond van de Wet op het Bevolkingsonderzoek (WBO). Op basis van deze activiteiten zijn de aanbieders die in overtreding waren, gestopt met hun screeningen.
De handelwijze van het Osteoporose Medisch Centrum (OMC) was de inspectie niet bekend tot de uitzending van Tros Radar. Naar aanleiding van deze uitzendingen zijn meldingen binnengekomen die de inspectie gaat onderzoeken.
Is het waar dat niet is opgetreden tegen het Osteoporose Medisch Centrum? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd en gaat u dat alsnog doen? Zo nee, welke sanctie is er opgelegd?
Zie antwoord vraag 7.
Wie is/zijn eigenaar/eigenaren van het Osteoporose Medisch Centrum? Is er enige verbondenheid met farmaceutische bedrijven of producenten van medische apparatuur/hulpmiddelen?
De eigenaar van het OMC kwam in de uitzending aan het woord. Of er sprake is van enige verbondenheid met farmaceutische bedrijven of producenten van medische apparatuur/hulpmiddelen moet uit nader onderzoek door de IGZ blijken. Mocht dat het geval zijn dan zal worden getoetst aan de regels die gelden op het gebied van geneesmiddelenreclame.
Wat bent u van plan te ondernemen om te voorkomen dat het Osteoporose Medisch Centrum wederom via de huisarts een DEXA-scan aanbiedt?
Als uit het onderzoek blijkt dat er sprake is van handelen in strijd met geldende regelgeving, zal hierop worden gehandhaafd. Zie ook mijn antwoord op vragen 7 en 8.
Bent u bereid de Gezondheidsraad te laten oordelen over de praktijken van het Osteoporose Medisch Centrum, bijvoorbeeld gekoppeld aan de al lopende adviesvraag over de total body scan? Zo neen, waarom niet?
Ik heb de Gezondheidsraad gevraagd mij te adviseren over de kwaliteit van health checks en de voorwaarden waaronder deze vrij kunnen worden aangeboden. Een voorbeeld als deze screeningspraktijk kan in dit advies aan de orde komen. Ik verwacht dat advies eind 2013 te ontvangen. Als het onderzoek naar OMC daartoe aanleiding geeft, zal ik er in het kader van de kwaliteit van health checks op terugkomen.
De oprichting van het meldpunt Klokkenluiders verstandelijk gehandicapten |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Vindt u het ook treurig dat er een meldpunt nodig is om klokkenluiders over misstanden in de verstandelijk gehandicaptensector een kans te geven hun meldingen te doen? Zo ja, welke conclusie trekt u hieruit? Zo nee, waarom niet?1
Ik betreur het dat de oprichters van het meldpunt de noodzaak voelen om dit meldpunt in te richten. Ik vind dat mensen met klachten over zorg ergens terecht moeten kunnen waar ze zich geholpen voelen en waar ze het vertrouwen hebben dat hun klachten over zorg adequaat en effectief worden behandeld zodat misstanden kunnen worden aangepakt.
Zoals de minister en ik in onze debatten de afgelopen maanden al hebben geconstateerd, moeten er verbeteringen worden doorgevoerd in de omgang met klachten en geschillen. Het huidige klachtrecht in de zorg wordt onvoldoende als onafhankelijk ervaren en de uitkomsten van klachtprocedures zijn onvoldoende effectief en transparant.
De in het voorstel voor de Wet cliëntenrechten zorg opgenomen verbeteringen in klacht- en geschilprocedures zet ik met voorrang door. Zoals ik heb aangekondigd in de strategische agenda van de minister en mij ontvangt u in april een nota van wijziging om dit te regelen. Daarnaast wordt een Zorgloket ingericht, waar mensen advies kunnen vragen en ondersteund worden bij het vinden van hun weg in de zorg. Waar nodig introduceert het Zorgloket de klacht bij de klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder. Ook begeleidt het Zorgloket waar nodig burgers langs mediation en een geschilleninstantie.
Het Zorgloket zal jaarlijks een extern te publiceren klachtbeeld samenstellen, zodat voor iedereen is na te gaan welk type klachten er over de zorg worden gemeld en hoe de afhandeling van deze klachten verloopt. Dit draagt bij aan het vergroten van de transparantie in de zorg.
Deelt u de mening dat een meldpunt voor klokkenluiders in de gehandicaptenzorg eigenlijk overbodig moet zijn, omdat mensen die misstanden meemaken in de zorg adequaat geholpen dienen te worden? Zo ja, welke analyse maakt u over wat er misgaat, waardoor mensen hun klachten niet opgelost zien? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe oordeelt u over de stelling «iedere klacht is een gratis advies»?
Klachten kunnen belangrijke informatie opleveren over risico’s in de zorg. Daarom is het belangrijk klachten, maar ook incidenten en calamiteiten, te registreren en analyseren op trends en achterliggende patronen. Dan kunnen concrete verbetermaatregelen worden genomen.
Vindt u het ook zorgwekkend dat verwanten die klagen over de zorgsituatie van hun familieleden in situaties komen waarin zij weggezet worden als rancuneus, onbetrouwbaar, overgevoelig en vele andere betitelingen? Denkt u dat dit gebeurt om hun klachten niet serieus te nemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Als verwanten die klagen over de zorgsituatie van hun familie negatief worden bejegend, dan vind ik dat zeer kwalijk. Iedereen moet vrijuit zijn klachten kunnen uiten en zorgaanbieders dienen hier alert en zorgvuldig op te reageren. Als iemand een klacht of melding heeft over de zorg die hij of zijn naaste ontvangen heeft, dan is het de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder om de achterliggende onvrede aan te pakken en de klacht dus serieus te nemen. Op die manier kan de zorgaanbieder een goede zorgrelatie behouden of herstellen en kan de onvrede het beste worden opgelost. Voor mij is het evident dat er een professionalisering van de klachtenafhandeling plaats dient te vinden en op een zodanige wijze dat het belang van de patiënt en cliënt voorop staat. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Bent u van mening dat mensen met een verstandelijke beperking beschermd moeten worden, in plaats van dat zij slecht verzorgd, en/of mishandeld, en/of financieel uitgebuit worden? Zo ja, wat is uw verklaring dat deze mensen in de Nederlandse samenleving aan hun lot worden overgelaten en er geen passende hulp is voor deze mensen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, juist deze kwetsbare mensen verdienen adequate zorg en een veilige en beschermde leefomgeving. Ik ben het niet met u eens dat deze mensen in Nederland aan hun lot worden overgelaten. Wij hebben in Nederland een hoogwaardig zorgniveau. Mochten er zich zeer complexe zorgsituaties voordoen waarvoor de zorg niet direct voorhanden is dan is het een taak van het zorgkantoor een geschikt zorgaanbod te vinden voor de betroken zorgvrager met een verstandelijke beperking. Vervolgens ziet de Inspectie voor de Gezondheidszorg erop toe dat de geleverde zorg van voldoende kwaliteit is en treedt zij zo nodig handhavend op.
Deelt u de mening dat toezichthouders als de Inspectie voor de Gezondheidszorg tekortschieten, doordat er te weinig personeel is om te handelen in zeer complexe individuele situaties? Bent u bereid spoedig maatregelen te treffen, zodat mensen in zeer complexe zorgsituaties geholpen worden door de Inspectie? Zo nee, waarom niet?
Het is de verantwoordelijkheid van de zorginstellingen zelf om te zorgen voor kwalitatief goede en veilige zorg en daar waar nodig maatregelen te nemen indien dit in het gedrag komt. Het is de taak van de IGZ om actief toe te zien en te handhaven wanneer de zorg kwalitatief «door de bodem zakt». Wanneer de IGZ constateert dat een zorginstelling de zorg voor mensen in zeer complexe zorgsituaties onvoldoende op orde heeft, neemt de IGZ de benodigde maatregelen jegens die zorginstelling.
Wat is uw reactie op de ervaringen van mensen die misstanden hebben meegemaakt bij zorginstellingen die op de website van de Klokkenluiders Verstandelijk Gehandicapten gepubliceerd zijn? Kunt u per casus een reactie geven? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen bemoeienis met individuele casus. In zijn algemeenheid vind ik het zeer kwalijk als er sprake is van misstanden in de zorg. Het is daarom belangrijk dat mensen hun klachten over de zorg bij de IGZ melden zodat de IGZ deze signalen kan betrekken bij haar toezicht en waar nodig handhavend kan optreden.
Wat is uw reactie op het bericht dat Stichting Philadelphia Zorg zich distantieert van het meldpunt Klokkenluiders Verstandelijk Gehandicapten? Sterker nog, wat vindt u ervan dat Philadelphia,, had zij eerder geweten van de lancering van de website, alles in het werk had gesteld de lancering te voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik u graag naar mijn antwoord op vragen 1, 2 en 4. Ik laat mij niet uit over de opvatting van individuele zorginstellingen zoals Stichting Philadelphia Zorg.
Hoe oordeelt u over zorginstellingen, zoals Stichting Philadelphia Zorg, die zich distantiëren van een meldpunt, terwijl zij juist verantwoordelijkheid moeten nemen om voor mensen en hun familieleden te zorgen, en hulp te bieden als er sprake is van een ernstige situatie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Vindt u het normaal dat zorginstellingen ernstige problemen verdoezelen, en mensen en hun familieleden dreigen met rechtszaken? Zo ja, met welke redenen? Zo nee, wat gaat u doen om mensen te beschermen tegen dergelijke machtige zorgorganisaties?
Als zorginstellingen ernstige problemen verdoezelen dan is dat onacceptabel. Door effectiever en transparanter klachtrecht, betere informatie-uitwisseling tussen zorgaanbieders en cliënten en slagvaardiger optreden van de IGZ kunnen eventuele misstanden eerder worden gesignaleerd en aangepakt.
Deelt u de mening dat zorginstellingen teveel macht hebben, en mensen en hun familieleden geen schijn van kans maken voor zichzelf op te komen, zodra er sprake is van een conflict of slechte zorg? Hoe gaat u deze macht van zorginstellingen verminderen, en zorgbehoevende mensen en hun familieleden een betere rechtspositie geven in de zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vind het belangrijk dat mensen ergens terecht kunnen voor advies en bemiddeling als er conflicten dreigen. Om die reden wordt in het voorstel voor de Wet cliëntenrechten zorg geregeld dat mensen terecht moeten kunnen bij een klachtenfunctionaris of cliëntenvertrouwenspersoon. Om diezelfde reden wordt daarnaast in het Wetsvoorstel zorg en dwang, dat ziet op mensen met een verstandelijke handicap en mensen met een psychogeriatrische aandoening, een wettelijke basis gegeven aan de cliëntenvertrouwenspersoon. Doel hiervan is de positie van deze kwetsbare en zorgafhankelijke groep mensen verder te versterken. In een apart hoofdstuk worden nadere regels gesteld over de aanwezigheid, toegankelijkheid, deskundigheid, onafhankelijkheid, taken en bevoegdheden van de cliëntenvertrouwenspersoon.
Als onvrede leidt tot een conflict moet er een effectieve geschillenprocedure zijn. Mensen moeten terecht kunnen bij een geschilleninstantie die bindende uitspraken doet. Zoals ik heb aangegeven bij het antwoord op vraag 2 ga ik dit snel regelen.
Wilt u een inhoudelijke reactie geven op het project Specifiek Cliëntperspectief van Kansplus? Zo nee, waarom niet?3
Dit project, dat met subsidie van dit ministerie is uitgevoerd, beschrijft een aantal individuele ondersteuningstrajecten rond vastgelopen zorgsituaties. De resultaten onderstrepen nog eens het belang van daadwerkelijke cliëntondersteuning, effectieve klacht- en geschillenprocedures en de inrichting van een Zorgloket.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de noodzaak van de website van de klokkenluiders weggenomen wordt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie de antwoorden op vraag 2, 10 en 11.
Het bericht dat Achmea en het Slotervaartziekenhuis geen contract hebben afgesloten |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het feit dat Achmea het Slotervaartziekenhuis wil binden aan een maximumbedrag dat het ziekenhuis mag uitgeven aan medicijnen voor reuma- en kankerpatiënten?1
Ik heb daar geen oordeel over anders dan dat het een zorgverzekeraar vrij staat in te zetten op een contractvorm die kostenbeheersing en kwaliteitsverbetering ondersteunt.
Kan dit betekenen dat patiënten deze noodzakelijke medicijnen worden onthouden omdat het budget op is? Zo nee, hoe en door wie worden deze medicijnen dan verstrekt? Zo ja, vindt u dit acceptabel?
Verzekerde patiënten hebben recht op medicijnen als ze daar medisch gezien op zijn aangewezen. De zorgverzekeraar heeft een zorgplicht om daarin te voorzien en het ziekenhuis heeft de plicht de patiënt adequate zorg te verlenen. Die plichten gelden ook als het vooraf afgesproken budget wordt overschreden of de in het contract vooraf afgesproken doelstellingen niet worden gehaald.
Gegeven het hypothetische karakter van de vraag (er is namelijk geen budget afgesproken tussen Achmea en het Slotervaartziekenhuis) en de overvloedige casuïstiek die hierbij denkbaar is, ga ik niet verder in op de mogelijke inschakeling van andere ziekenhuizen voor in behandeling zijnde patiënten.
Vindt u het acceptabel wanneer dit tot gevolg zou hebben dat patiënten de zorg niet meer van het Slotervaartziekenhuis krijgen, maar tijdens de behandeling moeten uitwijken naar een ander ziekenhuis omdat het budget van het Slotervaartziekenhuis op is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u ervan dat patiënten van het Slotervaartziekenhuis die verzekerd zijn bij Achmea door Achmea wordt gevraagd niet meer naar het voor hun vertrouwde ziekenhuis te gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Gegeven de ontstane situatie is het Achmea’s plicht om hun verzekerden te informeren over wijzigingen in de polisvoorwaarden en de mogelijke financiële consequenties daarvan. In het wetsvoorstel Verticale integratie scherp ik de termijn voor deze informatieverstrekking aan opdat mensen bij het aangaan van de verzekering kunnen zien wie wel en wie niet is gecontracteerd. Uit de informatie die Achmea heeft verstrekt (zie bijlage)3 blijkt dat het advies om naar een ander ziekenhuis te gaan vooral is bedoeld voor mensen die na 1 april een behandeling starten. Verzekerden die voor 1 april in behandeling zijn of komen kunnen hun behandeling in het Slotervaartziekenhuis afmaken. Voor chronische patiënten en spoedeisende gevallen is een aparte uitzondering gemaakt.
Vindt u de onrust die is ontstaan in en om het Slotervaartziekenhuis in verhouding staan tot het bedrag waarover dit conflict gaat? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het niet tot stand komen van een contract tussen een zorgverzekeraar en een ziekenhuis kan een uitkomst zijn in het decentrale sturingsmodel waarvoor we voor onze gezondheidszorg hebben gekozen. Het past mij niet de vermeende redenen van het niet tot stand komen van een afzonderlijk contract te becommentariëren. Alleen de partijen die onderhandeld hebben kennen hun eigen afwegingen. Overigens is naar mijn informatie de onderhandeling tussen Achmea en het Slotervaart nog niet definitief afgerond.
Reclames en patiënten werving van GGZ-instelling Indigo |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe rijmt u uw antwoord op eerdere vragen, waarin u stelt mijn zorgen te delen over de reclame om patiënten te werven door de GGZ-instelling Indigo, als u tevens schrijft geen actie te ondernemen?1
Zoals ik in mijn andere antwoorden heb aangegeven, valt de handelwijze van de instelling binnen de regels van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) en de Zorgverzekeringswet (Zvw). In tegenstelling tot wat de LVE schrijft, biedt de instelling geen hulp voor mensen die geen verwijsbrief hebben van de huisarts. Zodra men contact opneemt met Indigo worden zij door de medewerkers geïnformeerd over de mogelijkheden en de rol van de huisarts als verwijzer. Indien de huisarts vervolgens vermoedt dat deze persoon een stoornis heeft, verwijst hij naar een instelling, dat kan ook een andere instelling zijn. De zorgverlening die wordt verleend past binnen de aanspraak van de wet en de behandelwijze geschiedt conform richtlijnen en standaarden. Daarbij ga ik er vanuit dat indien de huisarts constateert dat er geen sprake is van een psychische stoornis, maar bijvoorbeeld alleen van klachten van somberheid en stress, de patiënt niet wordt doorverwezen naar de GGZ. Om die reden onderneem ik geen actie op dit moment, maar ik ben wel alert. Daarom vind ik het belangrijk dat de NZa deze casus wel gaat monitoren. Ik kom hier later nog op terug.
Wat bedoelt u met uw opmerking dat de handelwijze van de instelling «vooralsnog» binnen de regels van de Zorgverzekeringswet lijkt te vallen? Kan hieruit worden opgemaakt dat u voornemens bent de wet aan te scherpen, waardoor dergelijke reclame/misleiding niet meer voor kan komen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er zijn binnen de Zorgverzekeringswet geen beperkingen ten aanzien van reclame uitingen door zorgaanbieders. Buiten het feit dat ik – zoals ik reeds al aangaf – het niet nodig acht op dit moment maatregelen te nemen, zou de Zvw op dit punt niet aangepast kunnen worden.
In de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) is in artikel 39 geregeld dat «Zorgaanbieders ervoor zorgdragen dat de door of namens hen verstrekte of beschikbaar gestelde informatie terzake van een product of dienst, waaronder reclame-uitingen, geen afbreuk doet aan het bepaalde bij of krachtens deze wet, de Zorgverzekeringswet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, en niet misleidend is». Er mag dus reclame gemaakt worden, zolang dit niet misleidend is. De NZa houdt hier toezicht op, en heeft de wettelijke regels voor zorgaanbieders hierover nader toegelicht en verduidelijkt in het Richtsnoer Informatieverstrekking Zorgaanbieders.
Wat bedoelt u concreet als u de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vraagt er «aandacht aan te besteden»? Welke verandering gaat dit in de praktijk opleveren en op welke termijn? Vindt u dat de NZa op een gedegen en zorgvuldige manier reclame-uitingen van zorgaanbieders beoordeelt op hun misleiding? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik verwijs u hierbij naar het antwoord op vraag 2. Op de vraag of er een verandering zal gaan optreden als ik vraag aan de NZa er aandacht aan te besteden, kan ik op dit moment niet antwoorden. Dit is afhankelijk van de wijze waarop de NZa het een en ander wel of niet zal beoordelen.
Bent u het met de Landelijke Vereniging van Eerstelijnspsychologen (LVE) eens dat mensen altijd eerst naar de huisarts zouden moeten gaan als zij klachten hebben, aangezien u de poortwachtersfunctie van de huisarts belangrijk vindt? Zo ja, waarom doet u dan niets (of laat u niets doen) aan de handelwijze van Indigo? Zo neen, waarom niet?
Zoals ik in mijn vorige antwoorden heb aangegeven, verwijst Indigo de patiënten eerst naar de huisarts voordat ze bij de Indigo in behandeling gaan. Dat is ook verplicht. De huisarts zal conform richtlijnen de patiënt wel of niet verwijzen naar de GGZ.
Vindt u het echt geen misleiding dat een (grote) instelling mensen werft voor zorg, door een «gratis eerste consult» aan te bieden en daarmee mensen de zorg in te lokken?
Zoals ik in de beantwoording van de vorige set Kamervragen heb aangegeven, biedt de instelling een gratis eerste consult aan om de patiënt de gelegenheid te bieden om bij zichzelf na te gaan of hij/ zij bereid is het behandeltraject bij de instelling aan te gaan. Ik heb al aangegeven dat dit integer kan zijn, maar ook de schijn van aanbodgestuurde vraag in zich draagt. Vandaar dat ik benadruk dat een verwijsbrief van de huisarts nodig is en de NZa vraag hieraan extra aandacht te besteden. Het is wettelijk niet verboden een gratis eerste consult aan te bieden. Zorgaanbieders hebben in beginsel het recht, uit altruïsme of anderszins, zorg te verlenen zonder dat hier een betaling tegenover staat, tenzij zij daarmee een contractuele verplichting jegens hun verzekeraar schenden.
Hoe gaat u voorkomen dat mensen naar de huisarts gaan, om achteraf een doorverwijzing te vragen om naar Indigo te gaan en hoe kunt u dan de poortwachtersfunctie van huisartsen garanderen?
Indigo zal, zoals zij ook aangeeft, patiënten vóóraf een verwijsbrief laat halen door de huisarts en dat de huisarts adequaat, en aan de hand van de richtlijnen die daarvoor gehanteerd worden, deze patiënt wel of niet doorstuurt naar een zorgaanbieder.
Hoeveel meer dochterondernemingen van Parnassia BavoGroep werft patiënten via reclames? Bent u bereid dit te onderzoeken?
De andere zorgbedrijven die vanuit de Parnassia Groep aan de uitingen deelnamen zijn: Bavo Europoort, PsyQ, Brijder en Lucertis.
Uitspraken zijn uitspraken over overheveling van zorgtaken naar gemeenten |
|
Renske Leijten , Nine Kooiman |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Waarom streeft u ernaar dat gemeenten geen verantwoording hoeven af te leggen per overgeheveld onderdeel, wanneer deze gemeenten de verantwoordelijkheid krijgen voor nieuwe (zorg/begeleiding/ondersteuning/jeugd) taken die nu onder de verantwoordelijkheid vallen van een andere overheid?1
Een belangrijk argument om gemeenten geheel verantwoordelijk te maken voor de activiteiten op het gebied van ondersteuning, begeleiding en verzorging, zoals afgesproken in het Regeerakkoord, is dat gemeenten goed in staat zijn om verbindingen te leggen met andere relevante gemeentelijke beleidsterreinen. Deze verbindingen kunnen zowel binnen het sociaal domein (o.a. het welzijnsbeleid, de participatiewet, de schuldhulpverlening, de Jeugdwet), als daarbuiten ontstaan (o.a. het woonbeleid, openbare orde en veiligheid). De gezamenlijke decentralisaties in het sociale domein bieden daarom het perspectief op de totstandkoming van een integrale, vraaggerichte en op de mogelijkheden en behoeften van de burger toegesneden ondersteuning en dientengevolge een doelmatige inzet van de beschikbare middelen. Financiële verantwoording vragen per onderdeel zou deze gewenste integrale benadering onnodig frustreren. Bovendien zouden gemeenten worden geconfronteerd met onnodige administratieve verplichtingen.
Hoe verhoudt uw uitspraak dat gemeenten «geen verantwoording per onderdeel» hoeven af te leggen zich tot de uitspraken van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, tevens coördinerend bewindspersoon voor de decentralisaties, dat gemeenten dit wel moeten doen? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Op 19 februari heeft de minister van Binnenlandse Zaken namens het kabinet de decentralisatiebrief aan de Tweede Kamer gezonden. In deze brief kiest het kabinet ervoor om in stappen de budgetten in het sociale domein te bundelen. Het perspectief is een zo breed mogelijke integraal budget voor het sociaal domein binnen het gemeentefonds. Bij financiering van taken via het gemeentefonds is het uitgangspunt dat de verantwoording door gemeenten is gericht op het adequaat informeren van de gemeenteraad. Mijn uitspraken in Binnenlands Bestuur sluiten hier naadloos bij aan.
Kunt u uitleggen hoe u gaat volgen hoe het gaat met de overgehevelde taken, als er geen geen omschreven (zorg/begeleiding/ondersteuning/jeugd) taken zijn voor gemeenten? Kunt u uw antwoord toelichten?
In de decentralisatiebrief heeft het kabinet aangekondigd om met gemeenten afspraken maken over een intensieve monitoring van de bereikte resultaten en de gemeentelijke uitgaven over het geheel van het brede sociaal domein (en dus niet per onderdeel) door te meten en te benchmarken. Doel van deze monitor is drieledig: Ten eerste biedt de monitor het kabinet inzicht in het functioneren van het stelsel zodat het kan worden aangepast indien het stelsel niet tot de juiste resultaten leidt. Ten tweede biedt de monitor inzicht aan gemeenten in hun eigen prestaties ten opzichte van andere gemeenten om van elkaar te leren en het horizontaal verantwoordingsproces te ondersteunen. Ten derde biedt de monitor de informatie voor de Tweede Kamer over de behaalde resultaten in het sociaal domein. Deze monitor houdt nauw verband met het voornemen van het kabinet om een verkenning uit te voeren naar verdere stroomlijning van de interbestuurlijke informatie in het sociaal domein, waardoor deze beter aansluit bij de behoefte van zowel Rijk als gemeenten.
Ziet u ook risico’s wanneer u zorgtaken niet zult omschrijven? Hoe ziet u persoonlijke verzorging en/of begeleiding een gemeentelijke taak worden zonder omschrijving en hoe verhoudt zich dat tot de verschillende kwaliteitsnormen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Eind maart zal ik de Tweede Kamer per brief infomeren over de hoofdlijnen van de hervorming van de langdurige zorg. In deze brief zal ik ook de hoofdlijnen van de decentralisatie naar gemeenten toelichten.
Wat bedoelde u concreet met uw uitspraken bij «Jeugdpoort», toen u zei dat u gemeenten wil «afrekenen op beleidsresultaten»? Hoe gaat u dit doen? Hoe ontstaan beleidsresultaten zonder verantwoording hoeven af te leggen?3
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Wat bedoelde u met de zin die u uitsprak tijdens Jeugdpoort: «Desnoods geven we groene, gele en rode stoplichten aan gemeenten»? Betekent dit dat mensen in een gemeente met een rood, oranje of groen stoplicht kunnen komen te wonen? Wat betekent dat voor de rechtsgelijkheid van de inwoners van Nederland? Kunt u uw antwoord toelichten?
In Jeugdpoort heb ik aangegeven dat we nu alle energie moeten stoppen in de voorbereiding van de implementatie van het nieuwe jeugdstelsel en dat gemeenten en jeugdhulpaanbieders tijdig gereed zijn voor hun nieuwe taken. Dit in het belang van jeugdigen en hun ouders en de continuïteit van zorg tijdens de transitie. In Jeugdpoort heb ik gemeenten ook aangemoedigd hun eigen prestaties te vergelijken met andere gemeenten. Door te benchmarken en te vergelijken weet je waar je als gemeente staat en hoe je presteert. Het biedt gemeenten bovendien de mogelijkheid om te leren van andere gemeenten. De te ontwikkelen monitor over het brede sociale domein (zie vraag 3) draagt bij aan dit proces.
In welke «schuttersputjes» bevinden gemeenten zich? Zijn de aangekondigde forse bezuinigingen op de (jeugd)zorg een methode om hen daaruit te krijgen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De beeldspraak over de «schutterputjes» heb ik gebruikt ter illustratie van mijn indruk dat gemeenten in algemene zin nog te terughoudend zijn om hun prestaties te vergelijken met andere gemeenten en daarvan te leren (zie ook mijn antwoord op vraag 6).
Hoe zou u uw vertrouwen in gemeenten omschrijven als u spreekt van «schuttersputjes» en als de VNG in haar brief zelf aangeeft «zeer grote risico’s» te zien met betrekking tot de decentralisaties? Kunt u uw antwoord toelichten?4
In de slotparagraaf van de decentralisatiebrief spreekt het kabinet het vertrouwen uit in de gemeenten. Het kabinet realiseert zich dat gemeenten voor een forse opgave staan, maar gaat er van uit dat zij, mede door de voorgestelde maatregelen gericht op het versterken van de uitvoeringskracht van gemeenten, in staat zullen zijn om de nieuwe taken goed op te pakken.
In het overhedenoverleg is uitvoerig stilgestaan bij de risico’s en kansen met betrekking tot de decentralisaties. Deze risico’s zijn ook benoemd in de brief van de VNG. Het kabinet en de medeoverheden hebben hierover afgesproken om de komende maanden intensief overleg te voeren over de decentralisaties. De door het kabinet ingestelde ministeriële commissie voor de decentralisaties zal regelmatig in overleg treden met de VNG over voortgang en (financiële) consequenties van de decentralisaties.
Welke criteria hanteert u om te komen tot de woorden dat de bezuinigingen op de zorg «fors, maar niet onmogelijk zijn»? Wanneer zijn volgens u bezuinigingen wel onmogelijk?
In de brief over de hoofdlijnen van de langdurige zorg die ik eind maart aan de Tweede Kamer zal zenden zal ik uiteenzetten op welke wijze ik de noodzakelijke hervorming van in de langdurige zorg realiseerbaar acht.
Kunt u het verslag van het overhedenoverleg naar de Kamer sturen? Heeft u het verzoek van de VNG voor een onderzoek gehonoreerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer is dat onderzoek gereed?
Het overhedenoverleg is een informeel overleg tussen het kabinet en de koepels van medeoverheden waarvan geen verslag wordt vastgesteld. In het overhedenoverleg is afgesproken dat er geen onderzoek komt naar de voorwaarden waaronder decentralisaties op het gebied van jeugdzorg, werk en ondersteuning kunnen worden gerealiseerd. Het kabinet en de medeoverheden hebben wel afgesproken om de komende maanden intensief overleg te voeren over de decentralisaties. De door het kabinet ingestelde ministeriële commissie voor de decentralisaties zal regelmatig in overleg treden met de VNG over voortgang en financiële consequenties van de decentralisaties. Verder zal het kabinet met gemeenten afspraken maken over een intensieve monitoring van de bereikte resultaten en de gemeentelijke uitgaven over het geheel van het brede sociaal domein (zie mijn antwoord op vraag 3). Ik heb er kennis van genomen dat de VNG het cpb om een onderzoek wil vragen.
Wat is uw reactie op de grote risico’s die de VNG benoemt? Op welke wijze past u het beleid ten aanzien van de verschillende decentralisaties daarop aan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Met de motie Slob (Kamerstuk 33 410, nr. 19) heeft de Tweede Kamer het kabinet opgeroepen bij de uitwerking van het regeerakkoord de sociale partners en organisaties in het binnenlands bestuur, de zorg en het onderwijs actief te betrekken bij de verdere invulling van de gemaakte afspraken en in de gelegenheid te stellen alternatieven en verbetervoorstellen aan te dragen. Ik heb aan deze motie gehoor gegeven door een bestuurlijke regiegroep in het leven te roepen waaraan, naast de VNG, ook de zorgverzekeraars, aanbieders en patiënten- en cliëntenorganisaties deelnemen. In deze regiegroep wil ik met partijen tot een gedeelde visie op de langdurige zorg komen en heb ik partijen in de gelegenheid gesteld om alternatieve voorstellen te doen. In mijn brief over de hoofdlijnen van de langdurige zorg die ik eind maart aan de Tweede Kamer zal sturen worden de resultaten van de regiegroep verwerkt.
Op welke wijze gaat u garanderen dat mensen geen hulp of zorg verliezen tijdens en na de decentralisaties? Kunt u uw antwoord toelichten?
In mijn brief over de hervorming van de langdurige zorg zal ik de Tweede Kamer nader informeren over de verdere uitwerking van de maatregelen ten aanzien van de langdurige zorg. Juist om de langdurige zorg houdbaar te maken, ga ik niet garanderen dat alle zorg die burgers onder de AWBZ ontvingen in de toekomst in gelijke mate beschikbaar is. Daarnaast stuur ik op korte termijn de eerste rapportage van de Transitiecommissie Jeugd naar de Tweede Kamer, waarin ik in de aanbiedingsbrief zal ingaan op de voortgang van de transitie van de stelselwijziging jeugd.
Wat zullen de gevolgen zijn voor de arbeidsmarkt en de medewerkers die werkzaam zijn in de sectoren die te maken hebben met de decentralisaties? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb in overleg met sociale partners besloten een arbeidsmarkt-effectrapportage (AER) uit te laten voeren. De eerste resultaten daarvan verwacht ik in mei. Uiteraard zal ik de Tweede Kamer over de uitkomsten informeren.
Houdt u rekening met ontslagen? Zo ja, hoeveel? Wat doet u eraan om ontslag te voorkomen? Kunt u uw antwoord uitsplitsen per sector?
Zie mijn antwoord op vraag 13
Bent u bereid de snelheid van het doorvoeren van de decentralisaties te vertragen als gemeenten, zorginstellingen of zorgmedewerkers aangeven niet op tijd klaar te kunnen zijn om de zorgtaken over te nemen? Zo nee, waarom niet?
Ik ben daar op voorhand niet toe bereid. De hervorming van de langdurige zorg dient met voortvarendheid ter hand genomen te worden. Bovendien zijn in het Regeerakkoord besparingen ingeboekt die samenhangen met de voorgenomen decentralisaties. De transitiebureau’s, waarin VWS en VNG samen werken aan de voorbereiding van de implementatie van de decentralisaties op het terrein van jeugd en Wmo, zijn aan de slag om gemeenten en alle betrokken veldpartijen voor te bereiden op de aanstaande decentralisaties.
Grootschalige omkoping bij 380 sportwedstrijden |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Europol: grootschalige omkoping bij 380 voetbalwedstrijden»?1
Ik verwijs u naar de brief over dit onderwerp, die ik op 8 februari 2013 aan uw Kamer heb verzonden.2 Elk gegeven dat van belang is voor het onderzoek naar matchfixing wordt hierbij vanzelfsprekend betrokken.
Wat is uw reactie op de uitspraken van Europol, waarin gezegd wordt dat er voor het eerst harde bewijzen zijn verzameld van matchfixing? Zijn deze gegevens van Europol betrokken in het onderzoek dat u laat uitvoeren naar matchfixing? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de uitspraken van Europol die aangeven dat criminelen € 8 miljoen aan winst hebben geboekt door matchfixing, en dat dit nog maar het topje van de ijsberg is? Wordt in het Nederlandse matchfixingonderzoek ook gekeken naar de winsten die in Nederland zijn geboekt door criminelen? Zo nee, waarom niet?
Ik wacht in dit verband eventuele toekomstige informatie van Europol af. In ons matchfixingsonderzoek wordt de vraag over winsten meegenomen.
Wat is uw reactie op de conclusies van Europol die aangeven dat ook Nederlanders handelen in matchfixingpraktijken? Zijn deze Nederlanders bekend in het onderzoek naar matchfixing en/of bij het Openbaar Ministerie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Is u bekend hoeveel zaken die betrekking hebben op matchfixing momenteel strafrechtelijk worden onderzocht, waardoor zij niet deel kunnen uitmaken van het onderzoek dat u laat doen naar matchfixing? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
In Nederland loopt geen strafrechtelijk onderzoek naar matchfixing. Ik verwijs u verder naar voornoemde brief van 8 februari 2013 aan uw Kamer.
Kunt u aangeven of in Nederland arrestaties hebben plaatsgevonden van mensen die betrokken zijn bij matchfixing? Zo nee, wilt u deze gegevens betrekken in het onderzoek dat u momenteel laat uitvoeren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Betrekt u alle sporten in het onderzoek naar matchfixing of zijn er sporten die niet in het onderzoek worden meegenomen? Wilt u een overzicht sturen welke sporten wel en/of niet onderzocht worden op matchfixing? Zo nee, waarom niet?
De drie sporten die in ieder geval meegenomen worden in het onderzoek zijn voetbal, tennis en de draf- en rensport. Dit zal worden aangevuld met naar verwachting twee additionele sporten. Welke sporten dat zijn hangt mede af van de vraag op welke Nederlandse wedstrijden in het buitenland gegokt kan worden.
Hoe reageert u op de opmerking van de heer Van Rompuy dat het onderzoek dat u laat uitvoeren enkel kijkt naar het verleden, terwijl juist een strategie nodig is voor de toekomst? Bent u bereid een plan te maken hoe er met klokkenluiders zal worden omgegaan, teneinde hen te bewegen zich te melden? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Er is opdracht gegeven voor een breder onderzoek naar de aard en omvang van matchfixing in Nederland. Op basis van de resultaten zal worden bepaald of, en zo ja welke, verdere maatregelen noodzakelijk zijn voor een integrale aanpak van matchfixing. De behandeling van klokkenluiders maakt deel uit van het onderzoek en betreft vooral tuchtrechtelijke aspecten.