Het bericht 'Waarom helpt Nederland zijn meisjes niet?' |
|
Nevin Özütok (GL), Bram van Ojik (GL), Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Waarom helpt Nederland zijn meisjes niet?»?1
Het betreffende bericht is bekend. Het kabinet beschouwt dit artikel als welkome bijdragen aan het agenderen van het belang van de aanpak van huwelijksdwang en achterlating, en ziet het als aansporing onverkort in te blijven zetten op dit onderwerp.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating (hierna LKHA) en vele andere partners werken nauw samen als slachtoffers van huwelijksdwang en achterlating in het buitenland zijn.
Meldingen van mogelijke zaken worden op allerlei manieren ontvangen bij zowel het Ministerie van Buitenlandse Zaken als het LKHA, waarna informatie wordt uitgewisseld als start van dossieronderzoeken. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken geeft daarbij de aanpak in het buitenland vorm, in samenwerking met de ambassade in het betrokken land, en het LKHA verifieert de melding in Nederland, ondersteunt de repatriëring van slachtoffers en regisseert de aanpak in Nederland. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken verleent op verscheidene manieren bijstand aan Nederlandse slachtoffers en ook aan slachtoffers met een geldig recht op verblijf in Nederland. Bij deze laatste categorie onderhoudt het LKHA contact met het slachtoffer in het buitenland en heeft rechtstreeks contact met de ambassade (o.a. voor het verlenen van een uitreisvisum) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) voor de vaststelling van het recht op verblijf.
Meldingen bij het LKHA (38)
Aan de hand van de meldingen wordt een gedegen onderzoek ingesteld. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het LKHA bepalen gezamenlijk aan de hand van dit onderzoek of er sprake is van huwelijksdwang en/of achterlating in het buitenland waarbij het slachtoffer een relatie met Nederland moet hebben. Zo heeft het LKHA in 2017 38 meldingen ontvangen van (mogelijke) huwelijksdwang en achterlating in het buitenland. Deze meldingen zijn als volgt onder te verdelen:
Bij 36 meldingen is het Ministerie van Buitenlandse Zaken betrokken geweest omdat er sprake was van een relatie met Nederland (slachtoffer had Nederlandse nationaliteit of mogelijk het recht op verblijf in Nederland).
Huwelijksdwang (4):
Na verificatie betreffende de vier meldingen is vastgesteld dat er sprake was van huwelijksdwang. Alle slachtoffers zijn ondersteund:
in 1 zaak is de huwelijksdwang afgewend.
Achterlating (30):
Na verificatie van de 30 meldingen is het volgende vastgesteld:
In 16 gevallen is achterlating vastgesteld en zijn de slachtoffers ondersteund: 15 slachtoffers zijn ondersteund bij hun terugkeer naar Nederland (12 in 2017 en 3 in 2018) en 1 slachtoffer heeft zelf besloten niet terug te willen keren naar Nederland.
In 12 gevallen is geen achterlating vastgesteld en zijn slachtoffers aangemeld voor hulpverlening of begeleid bij het nemen van beslissingen. Dit zijn onder andere zaken waar sprake was van reguliere verhuizing van het hele gezin, internationale kinderontvoering of gevallen waarbij minderjarigen met hun familie zijn teruggekeerd.
Huiselijk geweld in het buitenland (4):
Na verificatie van de melding is in alle 4 gevallen huiselijk geweld in het buitenland vastgesteld, waaronder huwelijkse gevangenschap en vasthouden in het buitenland. In deze gevallen zijn de slachtoffers begeleid bij het nemen van beslissingen of kregen een passend advies.
Klopt het dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken in 2017 wereldwijd slechts vier slachtoffers van huwelijksdwang en achterlating succesvol heeft bijgestaan en dat er bijna geen gebruik wordt gemaakt van het ticketfonds dat bedoeld is om te zorgen dat slachtoffers van huwelijksdwang of achterlating terug naar Nederland kunnen komen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel zaken heeft Buitenlandse Zaken in 2017 gemeld gekregen naast deze vier slachtoffers die zijn bijgestaan, en wat is er met de overige casussen gebeurd?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel van de 38 zaken die vermeld worden in het jaarverslag 2017 van het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating (LKHA) (waarvan 30 achterlating, 4 huwelijksdwang, overige zaken betroffen huwelijkse gevangenschap en vasthouden in het buitenland) betroffen het binnenland en hoeveel betroffen het buitenland? Hoeveel burgers zijn succesvol naar Nederland teruggekeerd? Zijn dit de vier zaken die in de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 12 juni 2017 worden genoemd?2 Wat is er met de overige zaken gebeurd?
Zie antwoord vraag 1.
Wat doet Buitenlandse Zaken voor de vrouwen met de Nederlandse nationaliteit die in landen verblijven waar ze de toestemming voor terugkeer naar Nederland van de man nodig hebben?
In die zaken waar een vrouw, maar ook waar een minderjarige (m/v) met de Nederlandse nationaliteit een hulpverzoek heeft om terug te reizen naar Nederland en betrokkenen de ambassade hiervoor benaderen, verleent de ambassade consulaire bijstand. Per zaak en per land wordt gekeken welke acties nodig en mogelijk zijn. In de meeste gevallen wordt hierbij gebruik gemaakt van de expertise en het netwerk van lokale non-gouvernementele organisaties («ngo’s») en het netwerk van de ambassade bij de lokale autoriteiten. In sommige zaken wordt ook een (vertrouwens)advocaat ingezet.
Hoeveel vrouwen verkeren momenteel in deze situatie?
Momenteel zijn er geen zaken bekend.
Klopt het dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het LKHA opzettelijk geen ruchtbaarheid geven aan het bestaan van het ticketfonds op de websites en op voorlichtingsbijeenkomsten met niet-gouvernementele organisaties?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het LKHA herkennen zich niet in deze uitspraak. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft samen met het LKHA deelgenomen aan diverse voorlichtingsbijeenkomsten met niet-gouvernementele organisaties en experts, waarin vooral is ingezet op dialoog om te zoeken naar oplossingen om slachtoffers te bereiken, ondersteunen en begeleiden. Het ticketfonds is één van de middelen om slachtoffers te ondersteunen bij hun terugkeer naar Nederland door hun ticketkosten voor te financieren en dit wordt met slachtoffers besproken. Beleid bij alle consulaire bijstand is dat kosten niet door het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden vergoed of voorgeschoten. In uitzondering hierop is in de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 12 juni 2017 (Kamerstuk 34 550 V, nr. 78) over de op te richten Eenheid Huwelijksdwang conform het amendement Ten Broeke c.s. van 5 december 2016 (34 550V, nr. 52) aangekondigd dat het ministerie een eenmalige investering zal doen in het op te richten ticketfonds van het LKHA. Met als doel dat de voorfinanciering van de kosten voor terugkeer van slachtoffers van huwelijksdwang in noodgevallen altijd is gedekt en achteraf op gemeentelijk niveau kan worden geregeld. Deze bijdrage is overgemaakt aan het LKHA in november 2017. Er bestaat op dit moment geen (overheids-)voorziening om kosten die Nederlandse slachtoffers van huwelijksdwang of achterlating maken in het buitenland, te kunnen vergoeden.
Herkent u het beeld dat Noorwegen veel meer staatsburgers die slachtoffer zijn geworden van huwelijksdwang, heeft geholpen dan Nederland? Hoe verklaart u dit verschil?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kent geen onderzoeken waarbij gekeken is naar de overeenkomsten en de verschillen tussen migratiegemeenschappen in Nederland en Noorwegen. Het ministerie staat wel in voortdurend contact met haar Noorse collega’s, evenals met enkele andere landen die actief inzetten op de aanpak van huwelijksdwang en achterlating.
Bovendien – zoals verzocht in het Amendement Ten Broeke c.s. van 5 december 2016 (34 550V, nr. 52) – heeft de Eenheid Huwelijksdwang samen met haar Noorse collega’s eind januari 2018, gesproken over aanpak, samenwerking en aandachtspunten bij het bijstaan van slachtoffers van huwelijksdwang. Noorwegen heeft daarbij een indicatie gegeven van het aantal gevallen. Sinds 2013 hebben zij in totaal 616 meldingen van eergerelateerd geweld ontvangen waarvan in 145 gevallen sprake leek te zijn van achterlating en bij 142 gemeld werd dat men bang was voor een gedwongen huwelijk. Noorwegen heeft daarbij wel de verwachting uitgesproken dat niet alle potentiële slachtoffers daadwerkelijk de weg weten te vinden naar hulp. Het gaat in Noorwegen verder met name om de Somalische, Syrische, Afghaanse en Pakistaanse gemeenschappen, waardoor een duidelijk gefocuste outreach mogelijk is. De Nederlandse migratiegemeenschap waar huwelijksdwang voorkomt, lijkt diverser te zijn. In het onderzoek van het Verwey Jonker Instituut, de Universiteit van Maastricht en Femmes for Freedom uit 2014 («Zo zijn we niet getrouwd»), worden de volgende landen genoemd; Marokko, Pakistan, Irak (veelal uit het Koerdische noorden), Somalië (en Kenia), Soedan, Turkije, Afghanistan, Bosnië, Bulgarije, Egypte, India, Indonesië en Iran. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken kent ook verschillende zaken waarbij gezinnen uit Somalische, Pakistaanse en Sudanese gemeenschap niet in Nederland zijn gebleven maar zijn vertrokken naar het VK. Jongens en meisjes die daar opgroeien, doen in situaties van huwelijksdwang en achterlating vooral een beroep op de Britse autoriteiten. Indien zij zich nog in het VK bevinden, worden ze bijgestaan door de Britse Forced Marriage Unit. In die gevallen dat zij in het buitenland zijn, zullen ze worden doorverwezen naar de Nederlandse ambassade, omdat zij de Nederlandse nationaliteit hebben.
Hoeveel Nederlandse slachtoffers van huwelijksdwang en achterlating zijn er jaarlijks in het buitenland?
Er is geen landelijke registratie van slachtoffers van huwelijksdwang en achterlating. In het onderzoek van Verwey-Jonker, Universiteit van Maastricht en Femmes for Freedom uit 2014 («Zo zijn we niet getrouwd») naar huwelijksdwang, achterlating en huwelijkse gevangenschap in 2011 en 2012 wordt het aantal slachtoffers van huwelijksdwang geschat tussen de 674 en 1914 op jaarbasis. Die schatting is significant hoger dan het aantal meldingen (181) dat in Nederland was gedaan in diezelfde periode. Het aantal slachtoffers van achterlating wordt geschat tussen de 364 en 1631 over 2011–2012. Ook deze schatting is significant hoger dan het aantal meldingen van achterlating (178) in 2011–2012 in Nederland. Uit cijfers van het LKHA over meldingen ontvangen over Nederlandse slachtoffers in het buitenland blijkt dat in 2017 in totaal 4 meldingen over huwelijksdwang in het buitenland zijn binnengekomen. Het aantal meldingen van achterlating lijkt jaarlijks toe te nemen tot 30 gevallen in 2017.
Deelt u de mening dat er meer gedaan kan worden om Nederlandse slachtoffers van huwelijksdwang en achterlating in het buitenland te helpen? Zo ja, wat is daarbij uw doelstelling en hoe gaat u er voor zorgen dat posten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken meer ondersteuning bieden in geval van huwelijksdwang en/of achterlating?
Zoals aangegeven zet het ministerie actief in op de aanpak van huwelijksdwang en achterlating. In de brief van 12 juni 2017 (Kamerstuk 34 550 V, nr. 78), is onder meer het belang uiteengezet van de taak om de expertise op de diplomatieke posten te versterken bij het verlenen van consulaire bijstand aan slachtoffers van huwelijksdwang. Verder is actief ingezet op laagdrempeligheid en voorlichting.
Het ministerie zal zeer binnenkort aan de Kamer rapporteren over de resultaten en bevindingen van de eenheid huwelijksdwang. Hierin zal verder uiteen worden gezet hoe het ministerie in blijft zetten op dit belangrijke onderwerp.
Het VN rapport 'Myanmar: Tatmadaw leaders must be investigated for genocide, crimes against humanity, war crimes' |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het VN-rapport «Myanmar: Tatmadaw leaders must be investigated for genocide, crimes against humanity, warcrimes»?1
Ja. Overigens luidt de titel van het rapport: Report of the Independent International Fact-finding Mission on Myanmar en is «Myanmar: Tatmadaw leaders must be investigated for genocide, crimes against humanity, warcrimes» een persbericht over het rapport waar ik ook kennis van heb genomen.
Deelt u de mening dat genocide nooit onbestraft mag blijven? Zo ja, wat gaat u doen met de uitkomst van dit VN-rapport, dat concludeert dat er sprake was van genocide, misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden in Rakhine, Kachin en Shan States? Zo nee, waarom niet?
De bevindingen in het Fact Finding Mission-rapport (FFM) zijn zeer zorgelijk en onderstrepen de noodzaak voor vervolgstappen. De FFM stelt op basis van hun onderzoek vast dat er misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven zijn gepleegd in Kachin, Rakhine en Shan State. Daarnaast stelt de FFM dat de misdrijven in Rakhine, en de manier waarop deze zijn gepleegd, in aard, zwaarte en omvang zodanig zijn dat ze vergelijkbaar zijn met andere gevallen waarin genocidale intentie kon worden vastgesteld.
Genocide kent echter een zeer hoge bewijslast. Voor het kabinet ligt het in de rede om tot erkenning van genocide over te gaan wanneer de Veiligheidsraad van de VN in een bindende resolutie heeft vastgesteld dat sprake is van genocide, dan wel wanneer er een uitspraak is van een internationaal gerechts- of strafhof2.
De FFM stuurt ook op het laatste aan. De FFM-leden roepen daarom op tot een verwijzing naar het Internationaal Strafhof (ICC) of een ad hoc tribunaal dat gecreëerd moet worden. In de tussentijd zou er volgens de FFM een onafhankelijk en onpartijdig mechanisme moeten komen voor het verzamelen, behouden en analyseren van bewijs van schendingen. Verder doet de FFM de aanbeveling om gerichte individuele sancties in te stellen tegen individuen die verantwoordelijk zijn voor ernstige internationale misdrijven.
Het kabinet is van mening dat straffeloosheid altijd moet worden bestreden en dat de FMM door middel van dit rapport verdere onderbouwing geeft aan de sterke oproep, die eerder ook al door Nederland is gedaan, om te komen tot berechting van de schuldigen. De EU en Nederland hebben Myanmar al herhaaldelijk opgeroepen toe te treden tot het Statuut van Rome en in internationaal verband opgeroepen om doorverwijzing van de situatie door de VN-Veiligheidsraad naar het Internationaal Strafhof. Nederland zal dat blijven doen. Daarnaast verkent Nederland samen met gelijkgezinde landen opties voor een bewijsverzamelingsmechanisme om te voorkomen dat bewijs verloren gaat, zoals ook voorgesteld door de FFM middels de oproep voor een onafhankelijk en onpartijdig mechanisme. Tevens heeft de EU op initiatief van o.a. Nederland, gesteund door enkele andere lidstaten, sancties ingesteld tegen 7 militairen. Nederland blijft zich samen met gelijkgezinde landen inzetten om de crisis op de agenda van verschillende internationale fora, waaronder de VNVR, te houden en voor accountability te pleiten.
Heeft u of gaat u – vooruitlopend op het volledige rapport van de VN-Mensenrechtenraad dat op 18 september zal verschijnen – contact opnemen met uw Europese ambtsgenoten voor een gezamenlijke reactie op dit rapport?
Ja, de Europese Unie neemt, zoals in voorgaande jaren, het initiatief voor een resolutie over Myanmar in de Mensenrechtenraad. Deze resolutie zal ook ingaan op het rapport van de FFM. Nederland maakt zich daarbij met name sterk voor een ferme oproep tot accountability, inclusief een oproep aan Myanmar om toe te treden tot het Statuut van Rome, en een oproep aan de VN-Veiligheidsraad om de situatie door te verwijzen naar het Internationaal Strafhof, verlenging van het mandaat van de FMM om continuïteit te waarborgen en oprichting van een bewijsverzamelingsmechanisme om te voorkomen dat bewijs verloren gaat.
Welke mogelijkheden ziet u om tijdens het lidmaatschap van Nederland van de VN-Veiligheidsraad een voortrekkersrol te spelen bij het instellen van onderzoek en vervolging van de militaire top van Myanmar inclusief generaal Min Aung Hlaing?
Het kabinet juicht toe dat het ICC onlangs heeft besloten dat het Hof in beginsel rechtsmacht heeft over de deportatie van Rohingya vanuit Myanmar naar Bangladesh. Dit kan een belangrijke eerste stap zijn om daders van misdrijven gepleegd in Myanmar, temeer als dit hoge militairen zijn, te vervolgen. Om ook vervolging van andere misdrijven dan deportatie mogelijk te maken, blijft het kabinet zich inzetten voor een doorverwijzing via de Veiligheidsraad naar het ICC van de gehele situatie in Myanmar. Nederland heeft hiertoe in de VNVR al een aantal maal expliciet opgeroepen. China, gesteund door onder andere Rusland, is echter tegenstander van een ICC-doorverwijzing van de Veiligheidsraad ten aanzien van Myanmar en zal dit waarschijnlijk blokkeren met een veto.
Welke directe gevolgen verbindt u aan de conclusies in dit VN-rapport? Kunt u dit toelichten?
De bevindingen en conclusies in het FFM-rapport bevestigen de noodzaak tot blijvende aandacht van de internationale gemeenschap en druk op Myanmar om straffeloosheid tegen te gaan, accountability te garanderen en het geweld in verschillende delen van het land te stoppen. Zoals hierboven aangegeven, blijft Nederland zich hiervoor inzetten.
Mensenrechtenschendingen in Saudi-Arabië |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Saudi-Arabië: mensenrechtenverdedigers keihard aangepakt» van Amnesty International, over het gevangenhouden van voorvechters van vrouwenrechten en het mogelijk opleggen van de doodstraf?1
Ja.
Deelt u de analyse dat het gevangenhouden van voorvechters van vrouwenrechten en het mogelijk opleggen van de doodstraf alleen maar is bedoeld om andere mensenrechtenverdedigers af te schrikken? Zo nee, waarom niet?
Nederland is zeer bezorgd over de recente arrestaties en de bredere mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië. De repressie van andersdenkenden en het harde optreden richting personen die, voor zover bekend, slechts gebruik maken van hun recht op vrijheid van meningsuiting zijn ontwikkelingen die op gespannen voet staan met een aantal recente hervormingen die door Saoedi-Arabië zijn doorgevoerd. Ook de arrestaties van activisten die zich specifiek hebben ingezet voor de verbetering van de positie van vrouwen in Saoedi-Arabië zijn zorgelijk. Deze arrestaties lijken tegenstrijdig met de door het land zelf genoemde streven om de economische, maatschappelijke en sociale positie van vrouwen te verbeteren.
Nederland is principieel tegen de doodstraf en zal zich daar altijd over uitspreken, ook bij Saoedi-Arabië. Deze zorgen worden regelmatig, zowel via politieke kanalen als de ambassade en tijdens bezoeken van bijvoorbeeld de mensenrechtenambassadeur, aangekaart bij de Saoedische autoriteiten.
Indien Saoedi-Arabië besluit tot het opleggen en uitvoeren van de doodstraf voor mensenrechtenactivisten die voor zover bekend slechts gebruik hebben gemaakt van hun recht op vrijheid van meningsuiting, zou dat een verdere verslechtering van de mensenrechtensituatie in het land betekenen. Het kabinet volgt de ontwikkelingen op de voet. Hiertoe zullen ook vertegenwoordigers van de Europese Unie en haar lidstaten zoveel mogelijk aanwezig zijn bij hoorzittingen van mensenrechtenactivisten. Richting de Saoedische autoriteiten blijft het kabinet het belang van een eerlijk en transparant proces, met proportionele strafbepalingen, stevig benadrukken, evenals het belang van een breed maatschappelijk middenveld en open publiek debat, mede in het licht van de hervormingen in het land.
Zie tevens het antwoord op de Kamervragen gesteld door de leden Ploumen (PvdA), Voordewind (CU), Ten Broeke (VVD), Van Ojik (GroenLinks), Agnes Mulder (CDA) en Sjoerdsma (D66) over de berichten dat tegen vijf Saoedische mensenrechtenactivistes de doodstraf is geëist (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 3228).
Bent u het ermee eens dat de internationale pr-campagne die is opgezet niet kan verhullen dat in werkelijkheid de onderdrukking in Saudi-Arabië van iedereen die er een andere mening op nahoudt alleen maar toeneemt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid in uw contacten met Saudi-Arabië steevast aandacht te vragen voor de oproep van Amnesty International, te weten: het onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrijlaten van alle gewetensgevangenen, het beëindigen van de onderdrukking van het recht op vrijheid van meningsuiting en de discriminatie van vrouwen en het niet langer opleggen van doodvonnissen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, ziet u mogelijkheden om de druk op Saudi-Arabië op te voeren opdat aan deze oproep tegemoet gekomen wordt?
Eind mei is mede op aandringen van Nederland besloten om de zorgen over de toegenomen arrestaties over te brengen door middel van een gezamenlijke EU-demarche bij de Saoedische autoriteiten. Dit verzoek is door Saoedi-Arabië lang aangehouden en kreeg extra urgentie door de arrestatie van de twee vrouwenrechtenactivisten eind juli en de daaropvolgende diplomatieke spanningen tussen Saoedi-Arabië en Canada. De demarche kon uiteindelijk op 8 augustus jl. uitgevoerd worden.
Tijdens deze demarche hebben de EU en haar lidstaten de ernstige zorgen over de mensenrechtensituatie in het land, specifiek de arrestaties van vrouwenrechtenactivisten, bij de Saoedische Minister van Buitenlandse Zaken aangekaart. Nederland staat in Riyad en Brussel in contact met gelijkgezinde landen om zo veel mogelijk gezamenlijk op te treden richting de Saoedische autoriteiten, conform de toezegging gedaan tijdens het Algemeen Overleg Raad Buitenlandse Zaken van 22 mei jl., Kamerstuk 21 501-02, nr. 1881. Zo heeft Nederland, samen met een aantal gelijkgezinde landen, er in Brussel voor gepleit dat de Europese Unie Saoedi-Arabië aanspreekt naar aanleiding van de recente berichtgeving dat tegen mensenrechtenactivisten de doodstraf wordt geëist.
Op 5 november vindt in Geneve de Universal Periodic Review (UPR) van Saoedi-Arabië plaats. Alle VN lidstaten worden elke vier jaar tijdens de UPR geëvalueerd, waarbij landen aanbevelingen aan elkaar kunnen doen wat betreft de verbetering van de mensenrechtensituatie. Het laatste mensenrechtenexamen van Saoedi-Arabië vond plaats in 2013. Het Koninkrijk der Nederlanden zal in zijn nationale verklaring van november extra aandacht besteden aan de positie van mensenrechtenverdedigers in het land en dit opnemen in de aanbevelingen.
Middels deze brief wordt eveneens voldaan aan de toezegging om de mogelijkheden te bezien om met andere landen arrestaties van mensenrechtenactivisten in Saudi-Arabië aan te kaarten en de Kamer over de uitkomsten daarvan te informeren, gedaan tijdens het Algemeen Overleg Raad Buitenlandse Zaken van 22 mei jl.(Kamerstuk 21 501-02, nr. 1881)
De berichten dat tegen vijf Soedische mensenrechtenactivistes de doodstraf is geëist |
|
Kees van der Staaij (SGP), Han ten Broeke (VVD), Joël Voordewind (CU), Agnes Mulder (CDA), Lilianne Ploumen (PvdA), Bram van Ojik (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten dat tegen vijf Saoedische mensenrechtenactivistes de doodstraf is geëist?1
Het kabinet is bekend met de berichtgeving, waarin staat dat tegen vijf Saoedische mensenrechtenactivisten, waaronder één vrouw, de doodstraf is geëist.
Nederland is zeer bezorgd over de recente arrestaties en de bredere mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië. De repressie van andersdenkenden en het harde optreden richting personen die, voor zover bekend, slechts gebruik maken van hun recht op vrijheid van meningsuiting zijn ontwikkelingen die op gespannen voet staan met een aantal recente hervormingen die door Saoedi-Arabië zijn doorgevoerd. Ook de arrestaties van activisten die zich specifiek hebben ingezet voor de verbetering van de positie van vrouwen in Saoedi-Arabië zijn zorgelijk. Deze arrestaties lijken tegenstrijdig met de door het land zelf genoemde streven om de economische, maatschappelijke en sociale positie van vrouwen te verbeteren.
Nederland is bovendien principieel tegen de doodstraf en zal zich daar altijd over uitspreken, ook bij Saoedi-Arabië. Deze zorgen worden regelmatig, zowel via politieke kanalen als de ambassade en tijdens bezoeken van bijvoorbeeld de mensenrechtenambassadeur, aangekaart bij de Saoedische autoriteiten.
Indien Saoedi-Arabië besluit tot het opleggen en uitvoeren van de doodstraf voor mensenrechtenactivisten die voor zover bekend slechts gebruik hebben gemaakt van hun recht op vrijheid van meningsuiting, zou dat een verdere verslechtering van de mensenrechtensituatie in het land betekenen. Het kabinet volgt de ontwikkelingen, waaronder het proces van de in de berichtgeving genoemde vrouwelijke activist, op de voet. Hiertoe zullen ook vertegenwoordigers van de Europese Unie en haar lidstaten zoveel mogelijk aanwezig zijn bij de eerstkomende hoorzitting. De ambassade en andere internationale partners in Riyad hebben beperkt zicht op de rechtsgang van eerdere soortgelijke zaken, aangezien de processen zich over een periode van jaren hebben voltrokken en waarbij niet altijd vertegenwoordigers van de Europese Unie en haar lidstaten aanwezig konden zijn. Richting de Saoedische autoriteiten blijft het kabinet het belang van een eerlijk en transparant proces, met proportionele strafbepalingen, stevig benadrukken, evenals het belang van een breed maatschappelijk middenveld en open publiek debat, mede in het licht van de hervormingen in het land.
Wat vindt u ervan dat in Saoedi-Arabië mogelijk mensen worden onthoofd louter en alleen omdat zij hebben gedemonstreerd en getwitterd hebben voor meer werk en meer rechten in hun regio?
Zie antwoord vraag 1.
Verloopt naar uw mening de procesgang van deze vrouwen eerlijk?
Zie antwoord vraag 1.
Welke mogelijkheden ziet u om, al dan niet in Europees verband, druk uit te oefenen op de Saoedische regering om vreedzame demonstranten niet op te sluiten en de doodstraf tegen hen te eisen?
Eind mei is mede op aandringen van Nederland besloten om de zorgen over de toegenomen arrestaties over te brengen door middel van een gezamenlijke EU-demarche bij de Saoedische autoriteiten. Dit verzoek is door Saoedi-Arabië lang aangehouden en kreeg extra urgentie door de arrestatie van de twee vrouwenrechtenactivisten eind juli en de daaropvolgende diplomatieke spanningen tussen Saoedi-Arabië en Canada. De demarche kon uiteindelijk op 8 augustus jl. uitgevoerd worden.
Tijdens deze demarche hebben de EU en haar lidstaten de ernstige zorgen over de mensenrechtensituatie in het land, specifiek de arrestaties van vrouwenrechtenactivisten, bij de Saoedische Minister van Buitenlandse Zaken aangekaart. Nederland staat in Riyad en Brussel in contact met gelijkgezinde landen om zo veel mogelijk gezamenlijk op te treden richting de Saoedische autoriteiten, conform de toezegging gedaan tijdens het Algemeen Overleg Raad Buitenlandse Zaken van 22 mei jl. Zo heeft Nederland, samen met een aantal gelijkgezinde landen, er in Brussel voor gepleit dat de Europese Unie Saoedi-Arabië aanspreekt naar aanleiding van de recente berichtgeving dat tegen mensenrechtenactivisten de doodstraf wordt geëist.
Op 5 november vindt in Genéve de Universal Periodic Review (UPR) van Saoedi-Arabië plaats. Alle VN lidstaten worden elke vier jaar tijdens de UPR geëvalueerd, waarbij landen aanbevelingen aan elkaar kunnen doen wat betreft de verbetering van de mensenrechtensituatie. Het laatste mensenrechtenexamen van Saoedi-Arabië vond plaats in 2013. Het Koninkrijk der Nederlanden zal in zijn nationale verklaring van november aandacht besteden aan de positie van mensenrechtenverdedigers in het land en dit opnemen in de aanbevelingen.
Wat was de reactie van Saoedi-Arabië op de gezamenlijke EU-demarche waar u in antwoorden op eerdere Kamervragen over schrijft?2
Zie antwoord vraag 4.
Hoe beoordeelt u deze nieuwe serie mogelijke doodstraffen en de toegenomen arrestaties van mensenrechtenactivisten tegen de achtergrond van het hervormingsbeleid dat door de regering van het Koninkrijk Saoedi-Arabië en kroonprins Mohammed bin Salman wordt doorgevoerd?
Zie het antwoord op vraag 1, 2, en 3.
De arrestatie van Bobi Wine |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten «Boosheid over arrestatie en mishandeling van zanger-politicus Bobi Wine»?1 en «Rellen in Oeganda vanwege hernieuwde arrestatie zanger-politicus Bobi Wine – ook internationale popsterren in het geweer»2?
Ja.
Wat is uw oordeel over het oppakken van de politicus Kyagulanyi Ssentamu, ook wel bekend als Bobi Wine, en de afschuwelijke berichten van onder andere Amnesty International dat hij is gemarteld?
Op 13 augustus werden Robert Kyagulanyi (Bobi Wine), en vier andere Ugandese parlementsleden, alsmede enkele journalisten en burgers, gearresteerd in Arua in Noordwest-Uganda. Ik keur hun arrestatie, die plaatsvond zonder duidelijke gronden, en het geweld dat daarmee gepaard ging, zeer af.
Welke mogelijkheden ziet u om druk uit te oefenen op de Oegandese regering om Bobi Wine en politicus Kizza Beisgye onmiddellijk vrij te laten?
Mede op aandringen van Nederland, hebben de in Kampala vertegenwoordigde Europese lidstaten direct in een verklaring hun zorgen over de behandeling van de gearresteerde parlementariërs en journalisten naar voren gebracht en opgeroepen tot een humane behandeling en een eerlijk proces, toegang tot hun advocaten en tot medische verzorging door artsen van hun keuze.
De ambassades hebben deze boodschap eveneens overgebracht in gesprekken met onder andere de Ugandese Minister-President, de Ugandese Minister van Buitenlandse Zaken, de opperrechter van het Ugandese Hooggerechtshof, de voorzitter van de Ugandese Mensenrechten Commissie, maatschappelijke organisaties en oppositieleiders. Een afvaardiging van de EU heeft bovendien Bobi Wine (in detentie) en het eveneens gearresteerde parlementslid Francis Zaake (in het ziekenhuis) bezocht.
Bobi Wine is op 23 augustus vrijgelaten uit de militaire gevangenis in Gulu, maar onmiddellijk weer gearresteerd en op verdenking van hoogverraad voorgeleid aan een civiele rechtbank. Hij is op 27 augustus op borgtocht vrijgelaten. Omdat de aanklacht hoogverraad betreft, zal het Ugandese Hooggerechtshof deze moeten behandelen. Een datum daarvoor is nog niet bekend. Inmiddels is Bobi Wine voor medische behandeling naar de VS gereisd en parlementslid Zaake naar India.
Kizza Besigye en andere oppositieleiders werden op 23 augustus gearresteerd onder het voorwendsel van het voorkomen van onrust. Besigye werd dezelfde dag in de avond weer vrijgelaten.
Heeft u al contact opgenomen met uw Oegandese ambtsgenoot om dit aan de kaak te stellen? Zo ja, hoe is dit contact verlopen? Zo nee, wanneer gaat u dit doen?
De Nederlandse ambassadeur in Kampala heeft gezamenlijk met de andere EU-ambassadeurs contact gezocht met de Ugandese Minister van Buitenlandse Zaken en in een gezamenlijk gesprek met de Minister nogmaals hun zorgen en standpunten geuit. Zie ook het antwoord onder vraag 3.
Deelt u de zorgen over de mensenrechtensituatie in Oeganda en bent u bereid om dit in Europees verband aan de orde te stellen bij de Oegandese regering? Zo ja, op welke wijze wilt u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de zorgen over de mensenrechtensituatie in Uganda en blijf die in Europees verband aan de orde stellen bij de Ugandese regering.
Handel met illegale Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Hoe omvangrijk is de import uit illegale Israëlische nederzettingen naar Nederland? Kunt u dit afzonderlijk aangeven voor de afgelopen jaren? Is er ook export naar de nederzettingen vanuit Nederland?
Zowel het kabinet als de Europese Commissie1 beschikken niet over cijfers die de handel met illegale Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied kwantificeren. Ook zijn er geen gegevens waaruit blijkt waar de handel met nederzettingen uit bestaat. Israël houdt deze gegevens ook niet bij.
Op grond van het Associatieakkoord tussen de EU en Israël kunnen producten uit Israël, binnen de grenzen van 1967, in aanmerking komen voor een preferentiële tariefbehandeling. Producten die zijn geproduceerd in Israëlische nederzettingen in de sinds juni 1967 door Israël bezette gebieden, komen hiervoor niet in aanmerking. Importeurs die een tariefpreferentie claimen, moeten de postcode en de naam van de stad, het dorp of het industriegebied waaraan de producten hun oorsprong ontlenen vermelden op het vereiste oorsprongsbewijs. Douaneautoriteiten van de EU-lidstaten voeren controles uit, en maken daarbij gebruik van beschikbare informatie, inclusief een lijst met postcodes zoals gepubliceerd door de Europese Commissie.2 Bij twijfel over de oorsprong van een product waarvoor een tariefpreferentie wordt geclaimd, kunnen zij overeenkomstig art. 32 van Protocol 4 uit het Associatieakkoord om verificatie van de informatie vragen bij de Israëlische autoriteiten. De Nederlandse douane controleert gedurende deze procedure op basis van bestaande risicoprofilering.
Niet-preferentiële handel uit Israël bestaat uit goederen waarbij de importeur geen tariefpreferentie claimt en de invoerrechten betaalt die door de EU voor derde landen zijn vastgesteld binnen de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Voor deze handelsstroom is niet vast te stellen welk deel uit Israëlische nederzettingen in bezet gebied komt.
Het is aan het bedrijfsleven om de herkomst van producten juist en niet-misleidend weer te geven op het etiket van het betreffende goed. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) is verantwoordelijk voor toezicht en de handhaving en doet dit op basis van staand interventiebeleid. Consumenten kunnen, indien zij vermoeden dat er sprake is van misleiding over de herkomst van een product, een klacht indienen bij de NVWA. Wanneer geconstateerd wordt dat er sprake is van onjuiste informatie op etiketten, wordt er gehandhaafd en kunnen sancties worden toegepast – bijvoorbeeld door middel van een boete.
Hoe omvangrijk is de import uit illegale Israëlische nederzettingen door de Europese Unie (EU)? Kunt u dit afzonderlijk aangeven voor de afgelopen jaren? Is er ook export naar de nederzettingen vanuit de EU?
Zie antwoord vraag 1.
Waar bestaat deze handel uit?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de EU (veel) meer importeert uit illegale Israëlische nederzettingen dan uit Palestina? Wat is de precieze verhouding?
Zie antwoord vraag 1.
Indien u niet over adequate, gedetailleerde cijfers over handel met illegale Israëlische nederzettingen beschikt, kunt u dan aangeven waarom dat het geval is?
Zie antwoord vraag 1.
Indien u niet over adequate, gedetailleerde cijfers over handel met illegale Israëlische nederzettingen beschikt, bent u dan bereid opheldering hierover te vragen bij de Israëlische autoriteiten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
De Nederlandse steun aan de Syrische rebellen en de vele geheime onderzoeken die daarnaar gedaan worden |
|
Martijn van Helvert (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Herinnert u zich dat u op 22 maart 2018 aan de Kamer schreef dat in het relatief stabiele zuiden van Syrië het steunprogramma aan de rebellen wordt voortgezet?1
Ja.
Herinnert u zich dat u op 11 juli 2018 aan de Kamer het volgende berichtte: «Eind maart 2018 waren alle leveringen in Zuid-Syrië reeds afgerond, op één levering na die is aangehouden (het gaat om een veldhospitaal). Voor het veldhospitaal wordt een passende bestemming gezocht. Met het stopzetten van het NLA programma in Noord-Syrië, zoals vermeld in de Kamerbrief van 14 maart jl. (zie antwoord op vraag 8), is daarmee het gehele NLA-programma in Syrië beëindigd»?2
Ja.
Wanneer is het besluit genomen om het Non-Lethal Assiatance (NLA)-programma in Zuid-Syrië te beëindigen en waarom is de Kamer daarover niet geïnformeerd?
Nederland werkte in Zuid-Syrië met een internationale partner aan het tegengaan van extremistische invloeden aan de Syrische zuidgrens en het verzorgen van een rudimentaire vorm van grensbewaking, onder andere om smokkel tegen te gaan. Het programma is inmiddels beëindigd.
Toen op 22 maart jl. de door u genoemde brief aan de Kamer werd gestuurd was er in het zuiden van Syrië nog sprake van relatieve rust, waaronder een relatief stabiele de-escalatiezone. Dit was eveneens het geval op 11 mei jl., toen aanvullende vragen over het programma zijn beantwoord.
Dit voorjaar leek voortzetting van het programma onder de toen geldende, relatief stabiele omstandigheden nog een mogelijkheid. Voorzetting was niet alleen van belang om grensbewaking mogelijk te maken, het vergrote ook de kans om in het Zuiden tot een onderhandelde oplossing te komen waarbij de gematigde oppositie in het grensgebied een rol zou spelen.
Ten tijde van uw Kamervragen in juli jl. was de optie van een onderhandelde oplossing echter van tafel en het regime-offensief een feit, en was daarmee een nieuw project definitief uitgesloten. De genoemde levering die eind maart plaatsvond was daarmee de facto de laatste levering en het einde van NLA in het Zuiden. De levering van een veldhospitaal, dat klaarstond aan de Jordaanse grens, heeft niet plaatsgevonden. Voor het veldhospitaal wordt nog een nieuwe bestemming gezocht.
Wat was de aanleiding om het NLA-programma in Zuid-Syrië te beëindigen?
Zie antwoord vraag 3.
Wie heeft de externe evaluatie van het NLA-programma in het tijdvak november 2016–januari 2017 uitgevoerd?
Zoals vermeld in de antwoorden op eerdere Kamervragen heeft de organisatie die de evaluatie heeft uitgevoerd expliciet verzocht om niet publiek bekend te worden gemaakt in verband met veiligheid van de medewerkers. Het kabinet zal het rapport voorafgaand aan het debat over het NLA-programma ter vertrouwelijke inzage aan de Kamer sturen. Zie ook het antwoord op vragen 11 t/m 13.
Was de organisatie die de externe evaluatie uitvoerde onderdeel van de Rijksdienst?
Nee.
Hadden alle personen die de externe evaluatie uitvoerden toestemming en «clearance» van de diensten om staatsgeheime documenten in te zien?
Omgang met staatsgeheime informatie is geregeld in het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie (VIR-BI). Hierin staat omschreven dat personen die niet frequent te maken hebben met staatsgeheim materiaal minimaal een geheimhoudingsverklaring hebben ondertekend.
Hadden de personen die de evaluatie uitvoerden de beschikking over de overdrachtsbewijzen?
Ja.
Op welk moment zijn de overdrachtsbewijzen van NLA aan de Syrische rebellen voor het eerst aangemerkt als staatgeheim en welke kwalificatie hebben zij op dit moment?
Vanaf het begin van het programma in 2015 is informatie waaruit de identiteiten en locaties van NLA-ontvangers kunnen worden afgeleid aangemerkt als staatsgeheim. Ondanks dat het NLA-programma ten einde is gekomen, acht het kabinet het noodzakelijk om aan deze kwalificatie vast te houden. Veel van de groepen, partners en uitvoerders bevinden zich nog in Syrië of de regio. Openbare informatie of aanwijzingen dat bepaalde groepen of uitvoerders Westerse steun hebben ontvangen maakt hen en hun families potentieel een belangrijker doelwit voor extremistische groepen, het Assad-regime en/of hun bondgenoten. Dat risico wil het kabinet niet nemen. Waar individuen of groepen zelf melden steun ontvangen te hebben van Nederland zijn die uitspraken voor hun rekening, inclusief de mogelijke consequenties.
Wie heeft de overdrachtsbewijzen aangemerkt als staatsgeheim?
Informatie waaruit de identiteiten en locaties van NLA-ontvangers kunnen worden afgeleid is aangemerkt als staatsgeheim, in verband met veiligheid van de groepen en betrokken individuen. In overdrachtsbewijzen worden zowel identiteiten als locaties vermeld.
Kunt u de overdrachtsbewijzen ter inzage leggen bij de Kamer?
De algemene bevindingen van het externe onderzoek werden met u gedeeld in de beantwoording van uw Kamervragen op 3 juli jl. (kenmerk 2018Z12170). Het rapport zelf gaat specifiek in op de gesteunde groepen en uitvoerders en raakt daarmee aan de vertrouwelijke aspecten van het programma. Voorafgaand aan het debat over het NLA-programma zal kabinet het volledige onderzoeksrapport op vertrouwelijk basis aan uw Kamer sturen. Ook zullen overdrachtsbewijzen ter vertrouwelijke inzage aangeboden worden.
Daarnaast heeft uw Kamer op 7 september jl. een IOB-rapport ontvangen waarin onder andere de monitoringsmechanismen van het NLA-programma onderzocht zijn. Verder doet de Auditdienst Rijk onderzoek of de betalingen in het kader van het NLA-programma hebben plaatsgevonden conform de daarvoor geldende richtlijnen binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarover zal uw Kamer eveneens geïnformeerd worden.
Kunt u de stukken van het onderzoek (inclusief de conclusies) die geen staatsgeheimen bevatten, openbaar maken?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u de volledige stukken van het onderzoek aan de Kamer doen toekomen?
Zie antwoord vraag 11.
Welke doorlopende monitoring is uitgevoerd door het ministerie en kunt u die aan de Kamer doen toekomen?
Gezien de specifieke risico’s bij NLA is er sprake geweest van uitvoerige monitoring. Naast reguliere contractuele verplichtingen leverden uitvoerende organisaties maandelijkse rapportages aan en werd er vanuit het Syrië-team in Istanboel zicht gehouden op activiteiten om incidenten te detecteren dan wel bij te sturen. Het betreft hier doorlopend contact met partners, groepen en andere landen en het verzamelen van informatie van verschillende partijen. Zie ook het antwoord op vragen 20 en 21.
Wat is de onderzoeksvraag van de onafhankelijke evaluatiedienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (IOB), die een onderzoek doet naar de monitoring van de Nederlandse programma’s in Syrië waaronder NLA?
De IOB heeft onderzoek gedaan naar een drietal stabilisatieprogramma’s in Syrië, waaronder het NLA-programma. Er is bekeken in hoeverre de monitoringssystemen waarborging bieden om onregelmatigheden in de uitvoer van de projecten te detecteren. Daarbij is gekeken naar de manieren waarop zaken als misbruik, verduistering en invloed van ongewenste groepen gesignaleerd worden. Voor de precieze onderzoeksvraag van de IOB verwijs ik u naar het rapport dat uw Kamer op 7 september jl. heeft ontvangen. Voor het NLA-programma constateerde de IOB dat de monitoring adequaat was.
Over de internationaalrechtelijke aspecten van het NLA-programma is bij aanvang van het programma intern volkenrechtelijk advies ingewonnen. Naast reguliere rapportages van de uitvoerders is extern onderzoek gedaan of de goederen bij de juiste groepen terecht kwamen (zie ook het antwoord op vragen 11 t/m 13). In aanvulling daarop, en om te monitoren in hoeverre groepen zich hielden aan de door Nederland gestelde criteria, stonden medewerkers van het Syrië-team in Istanboel frequent in contact met internationale partners, de groepen en de uitvoerders.
Wordt in dat onderzoek ook meegenomen of a) wapens in de handen van jihadisten terecht gekomen zijn, b) Nederland binnen het internationaal recht gehandeld heeft en c) de 22 groepen die Nederland uitgerust heeft, zich schuldig gemaakt hebben aan oorlogsmisdaden of andere misdaden?
Zie antwoord vraag 15.
Heeft de Nederlandse regering op enig moment geloofwaardige indicaties gehad dat zaken die geleverd zijn aan strijdende groepen in Syrië in handen gekomen zijn van extremisten?
Ja. In de herfst van 2015 is een aantal Nederlandse voedselpakketten na een
overval geconfisqueerd door Jabhat Al-Nusra. De Kamer is hierover geïnformeerd (Kamerstuk 27 925 d.d. 15 februari 2016). Na dit voorval zijn mitigerende maatregelen genomen zoals aanpassing van de leveringsroute en geïntensifieerde screening. In het voorjaar van 2017 is een mobiele bakkerij tijdelijk in handen geweest van Hayat Tahrir al-Sham. Deze is na bemiddeling weer vrijgegeven. Zoals ook bleek uit het voorgenoemde IOB-onderzoek is het uitvoeren en monitoren van projecten in crisisgebieden niet eenvoudig. In een complexe en fluïde situatie als in Syrië kunnen risico’s niet worden uitgesloten, ook niet dat goederen in verkeerde handen vallen.
Wanneer heeft de Auditdienst Rijk (ADR) opdracht gekregen om onderzoek te doen naar het NLA-programma van Nederland in Syrië?
19 juli 2018.
Wat is de onderzoeksvraag van de ADR?
De ADR is gevraagd te onderzoeken of de betalingen in het kader van het NLA-programma hebben plaatsgevonden conform de daarvoor geldende richtlijnen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Concreet betekent dit dat de ADR nagaat of er gehandeld is conform de richtlijnen in het Handboek Bedrijfsvoering Buitenlandse Zaken (HBBZ). Zo kijkt de ADR of (voorschot)betalingen aan de contractpartners rechtmatig waren en of de interne procedures rondom het projectbeheer goed zijn gevolgd. De ADR let daarbij op de aanwezigheid van de onderhavige stukken zoals overdrachtsbewijzen, maar voert geen inhoudelijke controle uit op deze documenten. Fysieke controle in Syrië zelf is voor de ADR onmogelijk gezien de veiligheidssituatie.
Waarom heeft de regering nu al vier onderzoeken (of monitoring) naar haar eigen handelen opgestart over het uitrusten van de Syrische oppositie tijdens de Syrische oorlog en bij geen van de onderzoeken de Kamer de mogelijkheid geboden input te leveren over de vraagstelling?
Het kabinet heeft de Kamer sinds aanvang van het non lethal assistance-programma in 2015 geïnformeerd over de Nederlandse steun aan gematigde gewapende oppositie. Dat het kabinet uit veiligheidsoverwegingen geen gedetailleerde informatie kon geven over het NLA-programma, is eveneens met de Kamer gedeeld. Deze situatie is niet veranderd nu het NLA-programma beëindigd is.
Het kabinet was zich bewust van de risico’s van programmering in Syrië en heeft daarom buiten intensieve interne monitoring, andere partijen ook gevraagd onderzoek te doen.
Het externe onderzoek heeft gekeken of de geleverde goederen bij de juiste groepen aankwamen, de groepen de juiste ondersteuning ontvingen, en of het monitoring en evaluatiesysteem voldoende functioneerde. De IOB is gevraagd onderzoek te doen naar de monitoring van de drie grootste stabilisatieprogramma’s in Syrië. De Auditdienst Rijk zal het programma op verzoek van het kabinet financieel doorlichten. Het IOB-rapport is op 7 september jl. aan uw Kamer gestuurd en de externe evaluatie zal ter vertrouwelijke inzage toegezonden worden. Ook zal de Kamer geïnformeerd worden over de nog te verschijnen ADR-bevindingen.
Gelet op het vertrouwelijke karakter van delen van het programma wil het kabinet in overleg met uw Kamer bekijken welke modaliteiten gevonden kunnen worden om de overige informatie te geven die uw Kamer wenst. Dat betreft ook informatie over de gesteunde groepen. Het uitgangspunt is dat de beschikbare informatie openbaar wordt gemaakt waar dat kan en vertrouwelijk gewisseld wordt waar nodig.
Welk onderzoek zou de Kamer zelf kunnen opstarten naar het leveren van voertuigen, uitrusting en andere zaken door de Nederlandse regering aan de Syrische rebellen, nu de regering de stukken geheim houdt en vooral zelf geheime en vertrouwelijke onderzoeken laat uitvoeren?
Zie antwoord vraag 20.
Staat een van de 23 groeperingen waaraan uitrusting geleverd is op een internationale terroristenlijst of heeft een van de groeperingen daar enig moment op gestaan?
Er zijn 22 groepen gesteund. Geen van deze groepen heeft op enig moment op een internationale terroristenlijst gestaan.
Zijn de personen met een Nederlandse nationaliteit die hebben gevochten voor een van de 23 groeperingen die door Nederland zijn uitgerust, strafbaar?
Mochten personen met de Nederlandse nationaliteit betrokken zijn geweest bij deze groepen in het jihadistisch strijdgebied in Syrië of Noord-Irak, dan is het aan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk de rechter om te bepalen of en welke strafbare feiten zij daar hebben gepleegd.
Kunt u vraag 32 van de feitelijke vragen van de vaste Commissie voor Defensie over het jaarverslag van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) 2017 precies en afzonderlijk beantwoorden, aangezien dat in de beantwoording niet is gedaan (de vraag luidt: «Zijn er aanwijzingen voor directe dan wel indirecte steun van Turkije aan ISIS, Tahrir al-Sham of andere jihadistische organisaties in Syrië? Zo ja, welke? Zo nee, bent u bereid tot onderzoek?»)?3
Turkije is een belangrijke partner in de strijd tegen ISIS, waaronder als lid van de anti-ISIS coalitie en het Global Counterterrorism Forum. Turkije heeft zelf geleden onder terreur van ISIS, denk hierbij aan de aanslagen met vele doden en gewonden. Het kan niet worden uitgesloten, mede vanwege het diffuse beeld aan de Turkse grens en de diverse strijdgroepen die daar actief zijn, dat vanuit Turks grondgebied steun wordt verleend aan verschillende organisaties en daaraan gelieerde individuen. Turkije levert versterkte inspanningen door op te treden tegen aanwezige IS-kopstukken in Turkije en door de grens met Syrië strenger te controleren. Dit zal onderwerp van gesprek blijven tussen Turkije en Nederland.
Is er op enig moment intern of extern advies gevraagd en/of gekregen over de leveranties aan gewapende groepen in Syrië? Kunt u aangeven welke adviezen er zijn en die aan de Kamer doen toekomen?
In december 2014 vond er een zogenoemde fact finding-missie plaats waarin de wenselijkheid, mogelijkheid en randvoorwaarden in kaart zijn gebracht. Daarbij is ook intern volkenrechtelijk advies ingewonnen. Uw kamer is per brief geïnformeerd over de uitkomsten van deze missie (brief van 7 april 2015, Kamerstuk 27 925, nr. 534.). De extern volkenrechtelijk adviseur (EVA) bracht op 17 juni 2013 op eigen initiatief advies uit over «Wapenleveranties Syrië». In dit advies geeft de EVA in bredere zin zijn volkenrechtelijke visie op steun aan de Syrische oppositie, waaronder in relatie tot het non-interventie beginsel. De zienswijze van de EVA op dit punt was bekend bij het ministerie.
Welke andere leveranties zijn er gedaan door Nederland, vanuit Nederland of via Nederland aan gewapende groepen in Syrië? (Inclusief geld, uitrusting, wapens) Kunt u een precies overzicht geven van de goederen die door, uit of via Nederland naar strijdende groepen gegaan zijn en daarvan een lijst aan de Kamer doen toekomen?
Een overzicht met NLA-uitgaven is met uw Kamer per brief gedeeld op 17 mei jl, toen de laatste leveringen reeds waren gedaan. In aanloop naar het debat over het NLA-programma zal uw Kamer op vertrouwelijke basis een overzicht ontvangen waarin de leveringen en de groepen uitgesplitst worden.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Het bericht dat de Nigeriaanse overheid verdrijving van christenen toestaat |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «regering Nigeria laat verdrijving van christenen toe»?1
Ja.
Kunt u de huidige situatie schetsen van de positie van christenen in Nigeria, met name de Middle Belt, na de meest recente aanvallen van Fulani herders?
De zorgwekkende situatie in het conflict tussen boeren en herders in de Middle Belt is eerder geschetst in mijn beantwoording van 16 augustus 2018. Dit conflict trekt een zware wissel op de veiligheid en stabiliteit in het land. Zoals reeds aangegeven in deze antwoorden zijn er geen aanwijzingen dat het geweld specifiek tegen christenen is gericht. Maar etnisch-religieuze factoren spelen wel een rol. Het is niet gebleken dat de federale overheid christenen van hun land zou verdrijven of geweld zou aanmoedigen. Maar leger en politie blijken niet in staat om het geweld te beteugelen. De daders van de moordpartijen blijven veelal ongestraft.
Het is duidelijk dat de Nigeriaanse regering voor een zeer grote uitdaging staat om dit conflict onder controle te brengen en naarstig op zoek is naar oplossingen. Waar de belangen van boeren en herders botsen poogt de overheid naar passende maatregelen te zoeken die recht doen aan de belangen van beide partijen. Recentelijk zijn bijvoorbeeld, bij wijze van proef, «ranches» opgezet naar Amerikaans model. Deze ranches zijn gebieden die door de overheid exclusief bestemd worden voor de extensieve veeteelt van nomadische veehouders (herders). De regering hoopt zo een oplossing te bieden voor conflicten tussen boeren en herders over gebruik van land.
Kunt u bevestigen dat straffeloosheid jegens geweld tegen christenen in Nigeria niet alleen voortduurt omdat de federale overheid van Nigeria te maken heeft met een veelheid aan brandhaarden, onvoldoende toerusting, en een gebrek aan legitimiteit, zoals u aangaf in antwoord op eerdere schriftelijke vragen2, maar ook omdat geweld tegen en verdrijving christenen actief toegestaan wordt door de federale overheid?
Zie antwoord vraag 2.
Welke concrete stappen heeft Nederland samen met partners gezet, en welke verdere stappen is Nederland voornemens te zetten, als het gaat om:
Tijdens het bezoek van de Nigeriaanse president Buhari aan Nederland (16-17 juli) heeft het Kabinet erop aangedrongen dat daders van de moordpartijen vervolgd worden. Recent sprak de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken met de Nigeriaanse Minister van Landbouw over oplossingen voor dit uiterst zorgwekkende conflict. Ook de Nederlandse ambassade in Abuja volgt de ontwikkelingen in dit conflict nauwgezet. Samen met EU-partners dringt Nederland er in Abuja op aan dat de straffeloosheid wordt aangepakt. In een EU-verklaring van maart jl. wordt dit punt ook specifiek genoemd. Nederland zal hiervoor aandacht blijven vragen.
Nederland zal in september 2018 twee nieuwe programma’s starten, uitgevoerd door de internationale NGO «Search for Common Ground» en de Britse NGO «Conciliation Resources». Het eerste programma heeft als doel het voorkomen van geweld en vernielingen, het tegengaan van straffeloosheid en het bevorderen van vrijheid van religie en levensovertuiging in de Middle Belt. Het tweede programma is gericht op alternatieve geschillenbeslechting op lokaal niveau om tolerantie, cohesie en interculturele harmonie tussen etno-religieuze groepen te bevorderen.
Bent u op de hoogte van het bericht waarin staat dat de Europese Unie (EU) een plan heeft opgesteld voor infrastructuur tussen Gaza en Judea-Samaria zonder Israël hierbij te betrekken of hiervan op de hoogte te stellen?1
Ja.
Bent u op de hoogte van de inhoud van het plan van de EU? Op wiens initiatief is het tot stand gekomen? Wat is de status van het plan op dit moment? Wat is de officiële reactie van Israël en van de Palestijnse Autoriteit op dit plan?
Het project onderzoekt de mogelijkheden en behoeften in de Palestijnse gebieden op het gebied van infrastructuur, op zowel de korte- als (middel)lange termijn. De studie bestrijkt onder meer de bouw van een luchthaven, de aanleg van treinrails en het realiseren van een omvangrijk en modern wegennet. Ook worden de mogelijkheden onderzocht om een fysieke verbinding aan te leggen tussen de Westelijke Jordaanoever en Gaza. Het kabinet ondersteunt het EU-initiatief om al deze opties in kaart te brengen, omdat een dergelijke visie kan bijdragen aan de levensvatbaarheid van een toekomstige Palestijnse staat.
Aangezien het gaat om een verkennend onderzoek dat de PA helpt diens eigen visie vorm te geven, is geen toestemming gevraagd van de Israëlische autoriteiten. Dat is volgens het kabinet ook niet nodig. Coördinatie met Israël is vanzelfsprekend wel aan de orde, ook in verband met veiligheidsvraagstukken, op het moment dat de PA wil overgaan tot de uitvoering van concrete projecten.
Wat is het standpunt van Nederland over dit plan? Op welke wijze wordt de Kamer betrokken bij het vaststellen van het Nederlandse standpunt?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u, in het licht van de veiligheidssituatie in en rond Israël, van het feit dat de EU een dergelijk plan opstelt zonder Israël en/of de Palestijnse Autoriteit daarbij te betrekken of daarvan op de hoogte te stellen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het, in het licht van de veiligheidssituatie in en rond Israël en gezien het feit dat een dergelijk plan mede invloed heeft op de soevereiniteit en het grondgebied van de staat Israël, noodzakelijk is dat de EU een dergelijk plan niet opstelt zonder Israël daarbij te betrekken of daarvan op de hoogte te stellen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid bij de EU te bepleiten dat zowel de Israëlische regering als de Palestijnse Autoriteit onverwijld wordt betrokken bij eventuele vervolgstappen of soortgelijke plannen?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke manier denkt u dat er wel mogelijkheden bestaan om tot verbetering van het lot van de Gazanen te komen c.q. wel tot meer handel en uitwisseling van goederen en mensen gekomen kan worden tussen Gaza en de westelijke Jordaanoever.
Bevorderen van het verkeer van goederen en personen tussen Gaza en de Westelijke Jordaanoever en tussen Gaza en Israël is van wezenlijk belang voor economisch herstel in Gaza. Het is een van de veranderingen die nodig is voor de verbetering van het leven van mensen in Gaza, naast investeringen in infrastructuur en humanitaire hulp. Voor duurzame stabiliteit is het noodzakelijk dat de Palestijnse Autoriteit terugkeert naar Gaza, en Hamas afziet van geweld tegen Israël.
Nederland en de EU zetten zich in dit kader onder meer actief in voor het opheffen van de Israëlische restricties op het verkeer van goederen en personen tussen Gaza en Israël en de Westelijke Jordaanoever, met inachtneming van de Israëlische veiligheidszorgen. Het kabinet heeft daarom concrete oplossingen helpen realiseren bij de grensovergang bij Kerem Shalom. Dit is de enige overgang voor goederen tussen Gaza en Israël en de Westelijke Jordaanoever. Voorbeelden van de Nederlandse inzet zijn de scanners, de inspanningen om export van landbouwproducten mogelijk te maken, de trilaterale werkgroepen en het initiatief om de export van verpakte levensmiddelen uit Gaza naar de Westelijke Jordaanoever te bevorderen, waar Nederland samen met Israël en de PA aan werkt.
Daarnaast zet het kabinet zich ook in voor het openhouden van overgang tussen Gaza en Egypte bij Rafah. Eind augustus heb ik in een telefoongesprek met de Egyptische Minister van Buitenlandse Zaken Shoukry wederom aangedrongen op langer openhouden van deze overgang.
Deelt u de mening dat de Nederlandse regering zich moet blijven inzetten voor een veilig Israël met internationaal erkende grenzen?
Ja. Het kabinet zet zich in voor het behoud en de verwezenlijking van de twee-statenoplossing, met een veilig en internationaal erkend Israël naast een onafhankelijke, democratische en levensvatbare Palestijnse staat.
Door de OVSE waargenomen schendingen van de Minsk-akkoorden door de Russische Federatie |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met de op informatie van 8 augustus 2018 gebaseerde rapportage van de waarnemersmissie van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) in Oost-Oekraïne?1
Ja.
Klopt het dat de waarnemersmissie van de OVSE voor het eerst aan de hand van videobeelden heeft vastgesteld dat de separatisten in Oost-Oekraïne vanuit Rusland van materieel – bestemd door de afgescheiden volksrepublieken Donetsk en Loegansk – worden voorzien?
Er zijn door de waarnemersmissie van de OVSE eerder konvooien vanuit de Russische Federatie naar het oosten van Oekraïne gesignaleerd. In het overleg binnen de OVSE claimt de vertegenwoordiger van de Russische Federatie steevast dat het humanitaire hulpkonvooien betreft. In niet alle gevallen kan worden gecontroleerd of dit daadwerkelijk zo is.
Klopt het tevens dat de OVSE heeft vastgesteld dat zich weer zware wapens bevinden – onder meer Grad-raketten en houwitsers – op plaatsen waarvan middels de Minsk-akkoorden is afgesproken dat deze zich daar niet mogen bevinden?
Vrijwel dagelijks constateert en rapporteert de OVSE over de aanwezigheid van zware wapens aan beide zijden van de frontlinie.
Kunt u op alle waargenomen overtredingen ingaan en toelichten hoe deze zich verhouden tot de Minsk-akkoorden?
De Minsk-akkoorden, waaronder de afspraken over het staakt-het-vuren en het terugtrekken van zware wapens, worden vrijwel dagelijks geschonden. Gelet op de frequentie van de overtredingen is het niet mogelijk die alle in detail te beschrijven en te evalueren.
Deelt u de mening van Kurt Volker, de speciale gezant van president Trump voor het conflict in Oekraïne, dat de Russische Federatie probeert de werkzaamheden van de OVSE te belemmeren?2 Zo ja, wat wordt er door de andere OVSE-lidstaten, dan wel de Europese Unie en de Verenigde Staten, ondernomen om de Russische Federatie aan te spreken of te bestraffen voor het belemmeren van de werkzaamheden van de OVSE en voor het overtreden van de gemaakte afspraken?
De werkzaamheden van de waarnemersmissie van de OVSE worden frequent belemmerd, vaak in de gebieden die in handen zijn van de opstandelingen.
De internationale gemeenschap, waaronder Nederland, spreekt alle partijen, waaronder de Russische Federatie, er zeer regelmatig op aan de OVSE niet te belemmeren in haar werkzaamheden, de waarnemers volledige toegang te geven tot de conflictregio en hun veiligheid te waarborgen.
De voornemens omtrent landonteigening in Zuid-Afrika |
|
Helma Lodders (VVD), Han ten Broeke (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Zuid-Afrika: onzekerheid door plannen ANC voor landhervorming»?1
Ja, het kabinet is bekend met dit bericht op de nieuwssite van AGF.
Hebt u kennisgenomen van de genoemde verklaring van president Ramaphosa, waarin hij duidelijk maakte dat het Afrikaans Nationaal Congres (ANC) van mening is dat landonteigening zonder compensatie zowel wenselijk als constitutioneel mogelijk is? Hoe beoordeelt u de inhoud van deze toespraak?
Ja, er is kennisgenomen van deze verklaring. President Ramaphosa deelt in deze verklaring de conclusies van de uitvoerende commissie van het ANC. Deze commissie is in juli 2018 bijeengekomen om plannen voor banengroei, de economie, landhervormingen, goed bestuur en sociale ontwikkeling op te stellen, onderwerpen van essentieel belang voor het Zuid Afrikaanse transformatieproces. Zuid-Afrika kent een extreme ongelijkheid en het ANC zoekt naar mogelijkheden om deze te verminderen. President Ramaphosa geeft aan dat landonteigening zonder compensatie constitutioneel al mogelijk is, maar dat het doel van de voorgestelde wijziging in de Grondwet is om meer duidelijkheid te scheppen over de omstandigheden waaronder dit kan. Een parlementaire commissie is aangewezen om dit proces te leiden. Publieke consultaties zijn hiervoor een belangrijke bron van informatie.
In een ingezonden brief naar de Financial Times van 23 augustus 2018 noemt President Ramaphosa een aantal suggesties waarin landonteigening zonder compensaties mogelijk zou kunnen zijn: bijvoorbeeld ongebruikt land in rurale en urbane gebieden. In diezelfde brief benadrukt Ramaphosa nogmaals dat de eigendomsrechten in de Grondwet, inclusief het recht dat bezittingen niet arbitrair afgenomen mogen worden, in tact zullen blijven. Ook zegt hij dat het proces van landhervormingen niet ten nadele van economische groei of voedselproductie mag gaan.
Zoals eerder aangegeven bij de beantwoording van schriftelijke vragen gesteld door de leden Van Helvert en Geurts (CDA) is momenteel onvoldoende duidelijk hoe een door de Zuid-Afrikaanse regering voorgenomen onteigening eruit gaat zien. Met het voorgenomen amendement op de Grondwet zullen de voorwaarden voor landonteigening zonder compensatie gespecifieerd moeten worden. Dit zal het proces verduidelijken. Het kabinet blijft alle ontwikkelingen op de voet volgen, onder andere door het onderhouden van nauwe contacten met de Zuid-Afrikaanse autoriteiten.
Deelt u de zorgen over de mogelijkheid van onteigening van landbouwgronden zonder compensatie?
Het kabinet is bezorgd over de onrust die is ontstaan over de binnenlandse dialoog in Zuid-Afrika over onteigening van grond. Echter, Zuid Afrika heeft een stevige Grondwet en daarvan afgeleide wetten. Deze worden getoetst en toegepast door de rechterlijke instanties, die tot op heden hebben laten zien onafhankelijk te zijn van de politiek. De Zuid-Afrikaanse regering heeft bovendien een structureel overleg ingesteld met boerenorganisaties. Op dit moment wacht het kabinet de maatregelen van de Zuid-Afrikaanse regering daarom af.
Beschikt u over cijfers van het aantal «farm attacks» van de afgelopen jaren? Hoe beoordeelt u de preventie- en strafmaatregelen van de Zuid-Afrikaanse overheid hieromtrent?
Zoals eerder aangegeven in de antwoorden op schriftelijke vragen gesteld door de leden Van Helvert en Geurts (CDA) is het registreren en verzamelen van betrouwbare statistieken in algemene zin een uitdaging in Zuid-Afrika. Dat geldt ook voor cijfers over «farm attacks». Desondanks heeft de Zuid-Afrikaanse Minister van Politie de statistieken van de jaren 2012–2017 over «farm attacks and murders» op 5 mei 2018 gepubliceerd. Zoals ook eerder aangegeven, nam het aantal geregistreerde «farm attacks» vanaf 2013 af, maar in de afgelopen twee jaar weer toe (van 446 in 2015/2016 naar 478 in 2016/2017 en 561 in 2017/2018). Vergeleken met de statistieken van 2012/2013 (567 incidenten), is er geen sprake van een significante toename van het aantal «farm attacks» ten opzichte van 2017/2018 (561 incidenten). Op basis van deze gegevens concludeert het kabinet dat de gepubliceerde cijfers geen aanleiding geven tot nieuwe inzichten.
De omvang van gewelddadige criminaliteit, waaronder farm attacks, in Zuid-Afrika is zorgwekkend. De gevolgen van die criminaliteit worden door de gehele samenleving gevoeld. De ambassade bespreekt regelmatig het probleem van criminaliteit in zijn algemeenheid en speciaal ook de «farm attacks». De Zuid-Afrikaanse overheid neemt de strijd tegen criminaliteit, inclusief de preventie van «farm attacks» serieus. Zoals eerder aangegeven in de antwoorden van het kabinet op schriftelijke vragen van de SGP en het CDA heeft de Zuid-Afrikaanse politie heeft een speciale strategie opgesteld om «farm attacks» zoveel mogelijk te voorkomen2 3. De capaciteit van de politie is echter beperkt, ook omdat «farm attacks» vaak in afgelegen, rurale gebieden plaatsvinden.
Kunt u zich herinneren dat u mededeelde dat enkele Europese bedrijven in het kader van de landonteigeningsplannen «pas op de plaats maken»? Is dit aantal gegroeid? En zitten hier ook Nederlandse bedrijven bij?2
Het kabinet weet dat enkele Europese bedrijven «pas op de plaats maken». Bedrijven die actief zijn in Zuid Afrika kennen de politiek-economische context en het juridisch systeem van het land en wegen dit mee in hun beslissingen. Uit gesprekken die de ambassade heeft gevoerd met Nederlandse bedrijven blijkt in de afgelopen maand geen toename van uitstel van investeringsbeslissingen. De recente handelsmissies in de watersector en landbouwsector hebben juist geleid tot nieuwe investeringen. Zuid-Afrika biedt nog steeds goede kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Kunt u, aangezien u eerder verklaarde dat de Nederlandse ambassade in Zuid-Afrika regelmatig gesprekken voert met het Nederlandse bedrijfsleven en de Zuid-Afrikaanse overheid over handels- en investeringskwesties, aangeven of deze gesprekken op verzoek of structureel plaatsvinden?3 Is de ambassade bereid en in staat om alle Nederlandse bedrijven met zorgen hierover actief of op verzoek voor te lichten over handels- en investeringskwesties?
De Nederlandse ambassade in Pretoria en het consulaat generaal in Kaapstad voeren zowel structureel als op verzoek gesprekken met Nederlandse bedrijven en investeerders. Dit gebeurt bijvoorbeeld tijdens bedrijfsbezoeken en handelsmissies, of speciaal daarvoor georganiseerde evenementen. De ambassade werkt hierbij ook samen met de Nederlands Zuid-Afrikaanse Kamer van Koophandel. De ambassade is voldoende toegerust om Nederlandse bedrijven actief, of op verzoek, voor te lichten over handels- en investeringskwesties.
Overleg met de Zuid-Afrikaanse overheid gebeurt structureel, op verzoek en bij gelegenheid. In 2015 werd een memorandum ondertekend door de Minister van Buitenlandse Zaken Koenders en de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken Mashabane waarin Nederland en Zuid-Afrika een samenwerkingscommissie opzetten (de Joint Commission of Cooperation – JCC). De JCC komt iedere twee jaar bijeen op ministerieel niveau. Tijdens deze bijeenkomsten staat de structurele samenwerking tussen Nederland en Zuid-Afrika op verschillende werkterreinen centraal, waaronder economie en politiek. De ambassade heeft een uitstekend netwerk binnen de overheid, politieke partijen, NGO’s en onderzoeksinstanties en bevraagt deze regelmatig over ontwikkelingen in het landhervormingsproces.
Kunt u zich herinneren dat u in antwoord op vragen van de VVD-fractie antwoordde dat de Zuid-Afrikaanse parlementaire onderzoekscommissie voor parlementaire zaken tot 11 september 2018 de tijd heeft gekregen om verslag te doen aan het parlement over de vraag of de Zuid-Afrikaanse Grondwet moet worden gewijzigd om landonteigening tegen te gaan? Heeft deze onderzoekscommissie reeds verslag uitgebracht? Zo nee, kunt u zodra dit verslag is uitgebracht, de uitkomsten, indien mogelijk in de beantwoording van deze vragen, met de Kamer delen?4
Ja. De onderzoekscommissie heeft nog geen verslag uitbracht.
Het kabinet zal, zodra dit verslag is uitgebracht, de uitkomsten bestuderen en met de Kamer delen.
Kunt u zich tevens herinneren dat u verklaarde dat het kabinet zich inzet voor de bescherming van de Zuid-Afrikaanse bevolking tegen criminaliteit?5 Kunt u toelichten uit welke inspanningen die inzet bestaat?
Ja. De Nederlandse ambassade in Zuid-Afrika blijft de criminaliteit en de toename daarvan in de dialoog met de Zuid-Afrikaanse politieke en ambtelijke autoriteiten en veiligheidsdiensten onder de aandacht brengen. Daarnaast financiert de ambassade programma’s die kwetsbare groepen (vrouwen, LHBTI) proberen te beschermen tegen geweld. Deze programma’s worden ondersteund vanuit het Mensenrechtenfonds.
Is het ANC nog steeds voornemens om uit het Internationaal Strafhof te treden? Zo ja, is de parlementaire procedure teneinde dit mogelijk te maken reeds in gang gezet? Blijft het kabinet in de tussentijd zorgen uiten over dit voornemen?
Het kabinet gaf in een eerder antwoord op schriftelijke vragen gesteld door de VVD-fractie aan dat het ANC zijn standpunt heeft bevestigd om uit het Internationaal Strafhof te treden. De parlementaire procedure om dit mogelijk te maken is echter nog niet in gang gezet. Uit informele gesprekken met vertegenwoordigers van de Zuid-Afrikaanse overheid blijkt dat de beslissing mogelijk wordt heroverwogen. Dit is enige tijd geleden ook publiekelijk bevestigd door de huidige Minister van Buitenlandse Zaken, Mrs. Lindiwe Sisulu. Naar verwachting zal de finale beslissing pas na de verkiezingen in 2019 worden genomen.
Het kabinet zal zich blijven inzetten voor het behouden en versterken van draagvlak voor het Internationaal Strafhof in Zuid-Afrika. Het kabinet zal de dialoog met Zuid-Afrika blijven voeren en daarbij het belang van het Internationaal Strafhof blijven onderstrepen.
Wanneer vindt het volgende topoverleg tussen de Europese Unie en Zuid-Afrika plaats? Kan dit overleg worden benut om de diverse zorgen van zowel de Nederlandse regering als van Europese en Nederlandse ondernemers in Zuid-Afrika onder de aandacht te brengen?
De volgende EU-Zuid-Afrika top zal plaatsvinden op 15 november 2018 in Brussel.
De, door Zuid-Afrika voorgestelde, onderwerpen; «investeringen en werkgelegenheid» en «handelsbevordering» zijn in de voorlopige agenda opgenomen.
Het kabinet zal dit overleg benutten om de diverse zorgen van zowel de Nederlandse regering als van Europese en Nederlandse ondernemers in Zuid-Afrika onder de aandacht te brengen.
Is het aantal asielaanvragen in Nederland van mensen met de Zuid-Afrikaanse nationaliteit de afgelopen maanden toegenomen? Kunt u dat vergelijken met de cijfers in andere Europese landen, Rusland en de Verenigde Staten?
In de eerste vijf maanden van 2018 hebben geen Zuid-Afrikanen in Nederland asiel aangevraagd (bron: zie https://ind.nl/en/Documents/AT_June_2018_Hoofdrapport.pdf). In 2017 hebben 12 Zuid-Afrikanen in Nederland asiel aangevraagd. In 2016 waren dat er 10.
Er zijn door andere landen geen signalen afgegeven dat asielaanvragen van mensen met de Zuid-Afrikaanse nationaliteit de afgelopen maanden zijn toegenomen. Exacte cijfers over aanvragen bij andere landen in de afgelopen maanden zijn bij ons niet bekend. In 2017 waren in de Europese Unie ongeveer 265 asielaanvragen van mensen met de Zuid-Afrikaanse nationaliteit, in 2016 waren dit er 210. In beide jaren behandelden Ierland en het VK het merendeel van deze aanvragen.
Het toelatingsbeleid van Turkije |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met berichten dat bepaalde burgers uit lidstaten van de Europese Unie (EU) om politieke redenen niet tot Turkije worden toegelaten?1
Het kabinet is bekend met berichten over burgers uit EU-lidstaten die de toegang tot Turkije is geweigerd.
Welk beeld heeft u van de omvang hiervan de afgelopen paar jaar? Is dit (erg) toegenomen in deze periode?
Ik beschik niet over een volledig beeld van de omvang, noch over een eventuele trend. Wanneer een Nederlander aan een grens wordt tegengehouden, is dit in de eerste plaats een interne aangelegenheid waarover de Nederlandse overheid in de regel door de buitenlandse autoriteiten noch door betrokkene zelf wordt geïnformeerd. Incidenteel meldt een Nederlander die niet tot een ander land wordt toegelaten zich bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken met een hulpvraag.
Klopt het dat ook Nederlanders aan de grens zijn teruggestuurd? Om hoeveel mensen gaat dit?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u contact met andere EU-landen die hiermee te maken hebben? Zo ja, wat bespreekt u hierover?
Er is geen sprake van structureel contact met andere EU-landen over dit onderwerp.
Bent u bereid om, bij voorkeur samen met andere EU-landen, het Turkse beleid om mensen om politieke redenen toegang tot het land te weigeren te veroordelen? Zo nee, waarom niet?
Het staat buiten kijf dat een inreisbeperking voor een individu aan wie dit wordt opgelegd, erg vervelend kan zijn. Ieder land heeft echter, met inachtneming van de internationaalrechtelijke verplichtingen, het recht om personen wel of niet toe te laten op grond van de geldende regelgeving van dat land. Een Nederlander die niet tot een ander land wordt toegelaten en direct terugkeert naar Nederland kan besluiten een klacht in te dienen bij de betreffende autoriteiten.
De oorlog in Jemen |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met berichten over recente luchtaanvallen en explosies waarbij veel burgerdoden zijn gevallen in Jemen?1
Ja.
Heeft u deze militaire inzet veroordeeld? Zo nee, waarom niet? Wilt u dat alsnog doen?
Nederland heeft de recente aanvallen in Jemen veroordeeld in de VN-Veiligheidsraad op vrijdag 10 augustus jl.
Deelt u de opvatting dat het veelgenoemde aantal van 10 duizend doden in de oorlog in Jemen waarschijnlijk aan de (zeer) lage kant is en de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië, die ook een moordende blokkade in stand houdt, verantwoordelijk is voor het overgrote deel van de slachtoffers? Zo nee, waarom niet?2
De omstandigheden in Jemen maken het moeilijk exacte aantallen over slachtoffers te verkrijgen. Duidelijk is dat de oorlog groot menselijk leed veroorzaakt en inmiddels duizenden slachtoffers heeft geëist. Het directe oorlogsgeweld door beschietingen, gevechten en zeker ook bombardementen heeft vele mensenlevens gekost, maar evenzeer de indirecte gevolgen van oorlog, zoals hongersnood, ziektes en gebrek aan medische voorzieningen. De obstakels die de bij het conflict betrokken partijen opwerpen bij het toelaten van zowel humanitaire hulp als essentiële commerciële goederen verergeren de situatie. Alle partijen die betrokken zijn bij het conflict in Jemen dienen zich maximaal in te spannen om burgerslachtoffers te voorkomen en humanitaire hulp ongehinderde toegang te verlenen.
Deelt u de vrees dat Jemen op het punt van een nieuwe cholera-uitbraak staat, die opnieuw het leven van duizenden mensen kan kosten?3
Nederland deelt de zorgen die de VN heeft over de dreiging van een nieuwe cholera-uitbraak in Jemen. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft met inzet van 3000 personen een choleravaccinatie-actie voor circa 500.000 mensen in en rond de havenstad Hodeidah gestart. Volgens de laatste berichten van de hulpverlenende organisaties is een groot deel van de doelgroep gevaccineerd. Doordat de strijd rond Hodeidah weer oplaaide kon echter niet iedereen bereikt worden.
Hoe beoordeelt u de analyse dat de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië in Jemen de facto samenwerkt met Al Qaida? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Nederland heeft van deze berichtgeving kennisgenomen, maar beschikt niet over informatie op basis waarvan het uitspraken kan doen.
Kunt u aangeven hoe Nederland, indachtig de aangenomen motie hierover, de oorlog in Jemen als prioriteit beschouwt tijdens het huidige jaar in de Veiligheidsraad en initiatieven neemt om te komen tot beëindiging van de militaire handelingen, en om humanitaire toegang tot het gebied te verbeteren?5 Kunt u uw antwoord toelichten?
Nederland blijft zich in de VN onverminderd inzetten voor Jemen en ondersteunt de inspanningen van de Speciaal Gezant voor Jemen, Martin Griffiths, om het politieke proces opnieuw op gang te brengen. Eerder werd tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de VN-Veiligheidsraad (VNVR) een voorzitterschapsverklaring over de humanitaire situatie in Jemen aangenomen. Op 10 augustus jl. heeft de VNVR, op verzoek van o.a. Nederland, met spoed gesproken over de recente aanvallen op burgers in Jemen. De VNVR sprak ernstige zorgen uit over de recente aanvallen en riep op tot een transparant en geloofwaardig onderzoek.
Bent u bereid in VN-verband steun te vergaren voor een oproep voor een direct staakt-het-vuren voor alle partijen en hiertoe een resolutie op te stellen? Zo nee, waarom niet?
Nederland steunt de inzet van Speciaal Gezant Martin Griffiths in zijn pogingen om tot een politieke oplossing te komen voor het conflict in Jemen. Nederland wil geen eigen initiatieven nemen die dit proces kunnen doorkruisen.
Het bericht dat de Europese Commissie zich mengt in de opleiding Europese Studies |
|
Renske Leijten |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u verbaast te leren dat de Europese Commissie meer invloed lijkt uit te oefenen op het curriculum van de opleidingen Europese Studies in Nederland dan hun ondersteunende bevoegdheid toelaat?1 Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb geen signalen vanuit de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO), noch van de Inspectie van het Onderwijs, dat de kwaliteit of vrijheid van onderwijs en onderzoek in het geding zouden zijn bij de opleidingen Europese Studies. Vanuit de Europese Unie zijn verschillende budgetten beschikbaar voor verschillende doelen. (zie ook antwoord op vraag2.
Wat betekent volgens u «Europeanisering» in de context van hoger onderwijs?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
«Europeanisering» kan als onderdeel van internationalisering gezien worden, waarbij de focus ligt op het opdoen van kennis over de uitdagingen waar Europa mee te maken heeft. Het gaat dus om het ontwikkelen van de Europese dimensie in onderwijs. Ik vind het van belang dat burgers die straks hun werk in een internationale en Europese context verrichten, of dat nou vanuit het binnen- of buitenland is, daar goed op toegerust zijn. Professionals uit verschillende domeinen hebben kennis nodig van EU-processen en -regels en dienen daar ook kritisch en onafhankelijk op te kunnen reflecteren. Dit is in de jaren »90 ook de achtergrond geweest voor het oprichten van het Jean Monnet programma.
Vindt u dat dit «Europeaniseren» een opdracht dient te zijn van Europese onderzoeksubsidies, zoals het Jean Monnet-programma?
De Europese Unie stelt budget beschikbaar met verschillende doelen. Het programma Horizon2020 is hét Europese subsidieprogramma voor onderzoek en innovatie in Europa. Het programma biedt kansen voor iedere organisatie of ondernemer die actief is in onderzoek, technologische ontwikkeling of innovatie. De totale omvang van het programma is € 70 miljard (2014–2020). «Europeaniseren» is geen doelstelling binnen het Horizon2020 programma.
Naast Horizon2020 bestaat het programma Erasmus+, het subsidieprogramma van de EU voor onderwijs, training, jeugd en sport. De totale omvang van het programma is € 14,7 miljard (2014–2020). Het biedt mensen van alle leeftijden de kans om kennis en ervaring op te doen of te delen bij organisaties in verschillende landen. Erasmus+ richt zich voor het grootste deel op het bevorderen van mogelijkheden voor mobiliteit over de grens heen en ondersteunt daarnaast strategische partnerschappen tussen organisaties uit verschillende landen.
Het Jean Monnet programma is een onderdeel van het Erasmus+ programma en heeft als doel de kwaliteit van (hoger)onderwijs- en onderzoeksactiviteiten op het gebied van EU-studies, in het bijzonder op het gebied van de Europese integratie, wereldwijd te bevorderen. In het kader van EU-studies wordt heel Europa bestudeerd met bijzondere aandacht voor de interne en externe aspecten van het Europese integratieproces. Het Jean Monnet programma helpt studenten en jonge arbeidskrachten onder andere toe te rusten met kennis over EU-onderwerpen die belangrijk zijn voor het academische en beroepsmatige leven. Een andere doelstelling is om de dialoog tussen de academische wereld en beleidsmakers te bevorderen om EU beleidsvoering te verbeteren. Beide veronderstellen een open, kritische oftewel academische houding. Ik heb geen aanwijzing dat daarbij geen ruimte zou zijn voor een kritisch geluid met betrekking tot de EU.
Kunt u een overzicht geven van alle projecten van het Jean Monnet-programma in Nederland over de afgelopen tien jaar in Nederland? Kunt u daarbij specificeren om wat voor activiteiten het gaat (leerstoel, studieprogramma’s, lezingen, enz) en hoeveel subsidie daarvoor van de Europese Commissie komt?
In bijlage 1 vindt u een overzicht van de Jean Monnet projecten vanaf 2009 waar een Nederlandse organisatie bij betrokken was. Indien bekend is de hoogte van de toegewezen subsidie bijgevoegd.
Deelt u de mening dat de informatie over de financieringsstromen van de Europese onderwijsactiviteiten voor iedereen toegankelijk moeten zijn en niet alleen in een onleesbaar Excel bestand in het Engels?3 Bent u bereid te onderzoeken op welke manieren transparantie over financiële bijdragen zo goed mogelijk kan worden gegarandeerd?
Nederland is voorstander van maximale transparantie en toegankelijkheid van informatie, uiteraard binnen de bestaande (privacy)wetgeving. Het delen van informatie, zoals financieringsstromen en uitkomsten van de Erasmus+ projecten, vergroot ook de impact van Erasmus+. Nederland zet zich in voor het verlagen van de administratieve lasten en maximale openheid van gegevens tijdens het huidige Erasmus+ programma (2014–2020) en bij het toekomstige Erasmusprogramma (2021–2027).
Is het normaal in het Nederlands hoger onderwijs dat leerstoelhouders door geldschieters verplicht worden om zich te mengen in het publiek debat, zoals het geval is bij het Jean Monnet-programma? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er zijn drie academische taken: onderzoek, onderwijs en kennisverspreiding. Nederlandse hoogleraren worden standaard geacht hun kennis en expertise in het publieke debat te brengen. Veel Nederlandse hoogleraren doen dat met verve.
Een Jean Monnet Chair is een leerstoel voor universiteitsdocenten met een specialisatie in EU-studies. Leerstoelhouders dienen als hoofdactiviteit drie jaar lang minimaal 90 uur per academisch jaar onderwijs te geven. Onder de additionele activiteiten valt onder andere het deelnemen aan conferenties, seminars/webinars en workshops, gericht op zowel beleidsmakers op lokaal, regionaal en nationaal niveau als het maatschappelijk middenveld. Het deelnemen aan het publiek en wetenschappelijk debat is een reguliere activiteit voor elke leerstoelhouder, niet alleen voor houders van de Jean Monnet Chair. Dit past in het breder beschikbaar stellen van wetenschappelijke kennis, zoals dat een onderdeel is van de academische taken.
Deelt u de mening dat in het onderwijs er geen inhoudelijke sturing mag worden gegeven als voorwaarde voor financiering? Zo nee, waarom niet?
Ja. Externe financiering kan worden ingezet voor de bevordering van kennis over een specifiek onderwerp. Dit mag echter nooit ten koste gaan van de academische vrijheid.
Erkent u dat het lastig is om kritisch te rapporteren over de eigen geldschieter? Zo ja, ziet u dan ook het gevaar van dit soort voorwaarden van het Jean Monnet-programma op objectief onderwijs?
De wetenschap dient vrij en onafhankelijk te kunnen opereren, dat kan ook in thematische programma’s, samenwerking met bedrijven etc. Hiervoor bestaan duidelijke protocollen en integriteitsregels. De wetenschapper wordt hierin gesteund door zijn instelling.
Jean Monnet-acties zijn erop gericht excellentie in onderwijs en onderzoek te bevorderen op het gebied van EU-studies over de hele wereld en de dialoog tussen de academische wereld en beleidsmakers te stimuleren. Beide veronderstellen een open, kritische oftewel academische houding. Ik heb geen aanwijzing dat daarbij geen ruimte zou zijn voor een kritisch geluid over de EU of richting de Europese Unie, of dat bovengenoemde protocollen en integriteitsregels niet gerespecteerd zouden worden.
Deelt u de mening dat de doelstelling van «Europeaniseren» inhoudelijk sturend is en daarom een perverse prikkel geeft? Zo nee, waarom niet?
Zie beantwoording vraag 2
Vind u het harmoniseren van de opleiding Europese Studies in de Europese Unie wenselijk? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben in de eerste plaats een voorstander van academische vrijheid en respecteer de autonomie van afzonderlijke instellingen bij het bepalen van curricula. Harmonisatie van de opleiding Europese Studies in de Europese Unie is alleen wenselijk zolang er naar gedeelde waarden en gezamenlijke definities wordt gezocht.
Deelt u de mening dat de competenties die studenten leren tijdens de opleiding Europese Studies en die worden vastgesteld in het «Tuning» document zouden moeten worden vastgesteld op nationaal niveau, aangezien daar de bevoegdheid ligt? Zo nee, waarom niet?4
Zie voor een toelichting op het Tuning project het antwoord op vraag 12. Het is belangrijk te stipuleren dat in de Tuning filosofie de autonomie van instellingen en diversiteit van programma’s vooropstaat. Dit sluit aan bij mijn opvatting dat het primair de verantwoordelijkheid is van afzonderlijke instellingen om het curriculum vast te stellen. Zij bepalen de leeruitkomsten en de te hanteren onderwijsvormen. Hierbij moet worden aangetekend dat het hoger onderwijs opereert in een internationale context. De eisen worden geformuleerd door de docenten en wetenschappers die actief zijn in het betreffende vakgebied, niet door overheden. Het genoemde Tuning document, Reference Points for the Design and Delivery of Degree Programmes in European Studiesmoet worden gezien als een bijdrage bij het bepalen van de standaard, en sluit aan bij de doelstelling uit het Bologna Proces dat onderwijsprogramma’s «compatible and comparable» zouden moeten zijn. «Reference points» moeten hier worden verstaan als richtinggevende – niet bindende – aanwijzingen. Dit is ook wenselijk als basis voor studentenmobiliteit, bijvoorbeeld in het kader van het Erasmus+-programma.
Kunt u mij uitleggen wat de Europese Commissie bedoeld met «morele ondersteuning» van de totstandkoming van dit «Tuning» document? En wat vindt u daarvan?
Het Tuning project is een initiatief dat is voortgekomen uit de hoger onderwijswereld zelf. Het beoogde (en beoogt nog steeds) het hoger onderwijs en in het bijzonder academici en studenten een (prominente) rol te geven in de implementatie van het Bologna Proces. Tuning heeft tot doel hoger onderwijs en onderwijsprogramma’s te innoveren, dat wil zeggen beter aan te laten sluiten op de maatschappelijke vraag, en (inter)nationaal beter op elkaar af te stemmen.
Het project Tuning Educational Structures in Europe, dat geheel autonoom van de Europese Commissie opereerde, genoot financiële steun van de Europese Commissie (directoraat-generaal Onderwijs en cultuur (EAC)) van 2001 tot 2008. Voordat de Europese Commissie (Directoraat-Generaal voor Onderwijs en Cultuur) overging tot subsidiering van het Tuning project in 2001 heeft zij zich ervan vergewist dat de ideeën die ten grondslag lagen aan het project breed werden gedragen door het HO in de diverse Europese landen en door de nationale overheden. De Commissie dekte ca. 50% van de feitelijke kosten, de rest van de benodigde financiën kwam van de deelnemende hoger onderwijsinstellingen. Het primaire doel van het project: het verbeteren van de kwaliteit van hoger onderwijsprogramma’s door handvatten te ontwikkelen voor de modernisering van die programma’s en daarnaast zogenaamde internationaal vastgestelde «reference points for the design and delivery for degree programmes» te maken. In het kader van Tuning zijn referentie-raamwerken ontwikkeld voor dertien vakgebieden, w.o. Europese Studies, maar ook Geschiedenis, Natuurkunde, Wiskunde, Verpleegkunde, Bedrijfskunde enz. Binnen zogenaamde thematische netwerken werden nog veel meer van deze raamwerken gemaakt, o.a. voor de kunsten, theater, muziek. Elk raamwerk was de uitkomst van de discussie van internationale groepen van wetenschappers en docenten.
De Commissie speelde bij de totstandkoming, behalve aangaande het faciliteren van het proces, inhoudelijk geen enkele rol. De morele steun die de Commissie geeft aan het Tuning project, interpreteer ik in die zin dat de Commissie de totstandkoming van het Tuning project ziet als een goed voorbeeld en er ook op die manier aan zal refereren. Ik heb daar geen bezwaar tegen.
Deelt u de mening dat de indicatie dat studenten gedurende de opleiding Europese Studies juist meer pro-Europees worden, laat zien dat er mogelijk sprake is van subjectief onderwijs?5 Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dit verder te onderzoeken?
Ik ben van mening dat er onvoldoende onderbouwing is om te spreken over een indicatie dat studenten gedurende de opleiding Europese Studies juist meer pro-Europees worden. Ik heb geen signalen ontvangen vanuit de NVAO, noch van de Inspectie van het Onderwijs, dat de kwaliteit of vrijheid van onderwijs bij de opleidingen Europese Studies in het geding zou zijn (zie ook beantwoording vraag7.
Vindt u dat studenten van de opleiding Europese Studies ook in aanraking moeten komen met kritische geluiden over de Europese eenwording? Zo ja, vindt u dat dit voldoende wordt aangeboden?
Als stelselverantwoordelijke hecht ik waarde aan de onderzoeks- en onderwijsvrijheid binnen het Nederlandse hoger onderwijs. Het is belangrijk dat studenten in aanraking kunnen komen met verschillende benaderingen van thema’s binnen hun vakgebied. Ik ga echter niet over de specifieke invulling van curricula en vakken. Het is aan de instellingen om te bepalen hoe de curricula eruitzien en het is aan de NVAO om toe te zien op de kwaliteit daarvan. Ik heb geen signalen van de NVAO, noch van de Inspectie van het Onderwijs, dat de opleidingen Europese Studies niet voldoen aan de kwaliteitscriteria.
Deelt u de mening dat openbaar moet zijn wie welk onderzoek financiert in het hoger onderwijs? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u er in ieder geval voor zorgen dat de financiering vanuit de Europese Commissie openbaar wordt?
Zie beantwoording vraag 5
Een explosie in Cairo op 6 augustus 2018 |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de berichten over een explosie in het centrum van Caïro op 6 augustus 2018?1
Op 6 augustus jl. explodeerde een minibus in het centrum van Caïro. De explosie heeft zeker dertien omstanders verwond en schade toegebracht aan omliggende gebouwen. Het is niet aan het ministerie om informatie te verstrekken over de locatie van het kantoor van Karama.
Bij navraag van de Nederlandse ambassade in Caïro bleek dat de Egyptische autoriteiten uitgaan van een ongeval. Mochten nieuwe ontwikkelingen in deze zaak daartoe aanleiding geven zal u daar bij gelegenheid over geïnformeerd worden.
Klopt het dat de explosie plaatsvond tegenover de plek waar de door het Ministerie van Buitenlandse Zaken gesteunde mensenrechtenorganisatie Karama kantoor houdt?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u de Kamer, aangezien de oorzaken van de explosie nog worden uitgezocht en het niet ondenkbaar is dat sprake was van een terreuraanslag, op de hoogte houden van de achtergronden van de explosie en de aandacht van de Kamer hiervoor kenbaar maken aan de Egyptische autoriteiten?
Zie antwoord vraag 1.
Het in staatsgezinde handen vallen van een kritische tv-zender in Hongarije |
|
Renske Leijten |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u zich ervan bewust dat een van de laatste regeringskritische tv-zenders (Hir-TV) in Hongarije is overgenomen door staatsgezinden? En wat is hierop uw reactie?1
Ik heb kennis genomen van de overname van de Hongaarse televisiezender Hír-TV, die onder nieuw management is gesteld. Het kabinet maakt zich zorgen over de verschraling van de diversiteit aan media in Hongarije, maar gaat niet in op de positie van individuele zenders. Zoals met uw Kamer is gedeeld2 zijn voor Nederland onafhankelijke en pluriforme media, persvrijheid en een sterk en divers maatschappelijk middenveld belangrijke verworvenheden en fundamentele mensenrechten zowel binnen als buiten de EU. Ze bevorderen vrijheid van meningsuiting, stimuleren het maatschappelijke debat en zijn een essentieel onderdeel van een goed functionerende democratie.
Erkent u dat persvrijheid en een divers samengestelde pers voor een democratie essentieel zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de enige overgebleven onafhankelijke zender RTL niet in staat gaat zijn mediapluriformiteit in zijn eentje te waarborgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bestaat er een mogelijkheid om via een inbreukprocedure een lidstaat te veroordelen voor het schenden van de Kopenhagencriteria, zoals persvrijheid?
De Kopenhagencriteria zijn een fundamentele toetssteen in de fase voorafgaand aan toetreding. Eenmaal toegetreden zijn landen gehouden aan de waarden van de Europese Unie zoals vermeld in artikel 2 VEU. De Europese Commissie kan besluiten een inbreukprocedure te starten wanneer zij oordeelt dat een lidstaat het EU recht, bijvoorbeeld op de richtlijn inzake audiovisuele mediadiensten en/of op de regels inzake het vrije verkeer van diensten en de vrijheid van vestiging, niet naar behoren toepast.
Wat is uw reactie op het bericht dat de Europese Commissie wel is overgegaan tot een inbreukprocedure tegen Hongarije over de wet waarmee hulp aan papierloze migranten strafbaar wordt gemaakt?2
De aanname van deze specifieke wetgeving is in Hongarije en internationaal bekritiseerd. Indien de Europese Commissie meent dat een lidstaat relevante Europese wet- en regelgeving niet of onjuist toepast, kan de Commissie, als hoedster van de verdragen, een inbreukprocedure starten. De Commissie is van mening dat de wetgeving niet in lijn is met de Europese asiel- en migratiewetgeving. Daarom heeft de Commissie op 19 juli 2018 aangekondigd dat het de eerste stap in een inbreukprocedure tegen Hongarije zou zetten door een formele kennisgeving te sturen.4 Zoals uw Kamer bekend is het kabinet van mening dat de Hongaarse opstelling op het gebied van asiel en migratie niet bevorderlijk is voor het in Europees verband vinden van gezamenlijke oplossingen.
Erkent u dat met de invoering van deze wet het werk van mensenrechtenorganisaties in Hongarije met betrekking tot mensenrechten steeds verder wordt ingeperkt en gestigmatiseerd? Zo nee, waarom niet?
In eerdere berichtgeving heeft het kabinet laten weten6 7 dat het bezorgd is over stigmatiserende effecten die de gevolgen van de ngo wetgeving uit 2017 en het recentelijk aangenomen zgn. Soros-pakket hebben op de belangrijke en legitieme werkzaamheden van ngo’s. Het kabinet onderschrijft de conclusies van het rapport van de Venetië Commissie van de Raad van Europa waarin gesteld wordt dat het Soros-pakket disproportioneel is, dat het inbreuk maakt op het recht van vrijheid van meningsuiting en dat er onvoldoende publieke consultaties hebben plaatsgevonden.
Zowel in bilateraal als Europees verband heeft Nederland Hongarije dit jaar aangesproken op de verontrustende situatie. Nederland zal dit blijven doen.
Op dit moment zijn echter geen aanwijzingen dat er door recente wetswijzigingen sprake is van ondermijning van het recht op een eerlijk proces in Hongarije.
Vindt u dat een overheid ervoor moet zorgen dat niet-gouvernementele organisaties (ngo's) hun werk veilig kunnen doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u dat door de optelsom van het verdwijnen van de persvrijheid, de anti-ngo wet van 2017 en het verbod tot hulp door mensenrechtenorganisaties, in Hongarije de vrijheid van vereniging, de vrije meningsuiting en het recht op een eerlijk proces ondermijnd worden? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat de ontwikkeling van Hongarije naar een autoritaire staat een fundamenteler antwoord verdiend dan wat er momenteel binnen de Europese Raad en de Europese Commissie wordt gegeven?
De ontwikkelingen in Hongarije hebben de volle aandacht van het kabinet, andere EU Lidstaten en de Commissie. De zorgen die in Nederland bestaan zijn voortdurend en op verschillende manieren kenbaar gemaakt aan de Hongaarse autoriteiten.
Nederland hecht aan respect voor rechtsstatelijke principes en heeft daarom geïnvesteerd in een netwerk van lidstaten dat dezelfde gedachten heeft over de wijze van functioneren van een rechtsstaat in de context van Europese samenwerking. Dit netwerk draagt eraan bij dat het onderwerp hoog op de agenda staat en is van belang voor de ontwikkeling van een peer review instrument, conform de oproep aan het kabinet in Motie Van der Graaf c.s. (Kamerstuk 22 112, nr. 2517).
Wordt de noodzaak gezien binnen de groep gelijkgestemde landen die willen toewerken naar een peerreviewmechanisme4 om in dit concrete geval al publieke stelling te nemen tegen deze wet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat voor acties bent u van plan te ondernemen?
Zie antwoord vraag 9.
Zijn er nog andere mogelijkheden buiten deze groep van gelijkgestemde landen voor peerreviewmechanisme waarmee Nederland samen met andere lidstaten publiek zijn zorgen kan uiten?
Zie antwoord vraag 9.
Een rapport over schoolboeken, uitgegeven door de Palestijnse Autoriteit |
|
Kees van der Staaij (SGP), Raymond de Roon (PVV), Joël Voordewind (CU), Martijn van Helvert (CDA), Han ten Broeke (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het rapport «Palestinian Authority textbooks: the attitude to Jews, Israel and peace»1
Ja.
Hoe beoordeelt u de constateringen uit het rapport dat in onderwijsboeken van de Palestijnse Autoriteit (PA) de staat Israël wordt gedelegitimiseerd en gedemoniseerd, geweld wordt verheerlijkt en toe opgeroepen en dat er sprake is van een gebrek aan educatie over vrede?
Het rapport over de nieuwe Palestijnse schoolboeken van de Israëlische denktank The Meir Amit Intelligence and Terrorism Information Center signaleert dat het Palestijns curriculum nog altijd problematische elementen bevat. Dit komt overeen met de bevindingen van UNRWA dat de nieuwe schoolboeken nauwkeurig heeft geanalyseerd en waar nodig aanvullende materialen heeft ontwikkeld zodat het curriculum in UNRWA-scholen in lijn is met de VN-waarden.
Uit eerdere vergelijkende onderzoeken tussen 2003 en 2013 naar Palestijnse en Israëlische schoolboeken, waaronder een door het VS State Department gefinancierd alomvattend onderzoek naar Palestijnse en Israëlische lesmaterialen uit 2013 (rapport «Portrayal of the Other in Palestinian and Israeli Schoolbooks», 4/2/2013), bleek dat in Palestijnse maar ook in Israëlische schoolboeken weinig informatie voorkomt over de religie, cultuur, economie en dagelijkse activiteiten van de ander en er weinig aandacht wordt gegeven aan de geschiedenis van de andere partij in het conflict. Op dit moment is geen recente vergelijkende studie beschikbaar naar de curricula van beide partijen.
Het kabinet is van mening dat kennis van elkaars leven en geschiedenis van belang is voor een klimaat waarin vrede mogelijk is (zie ook antwoorden op Kamervragen van de leden Van der Staaij, De Roon, Baudet, Ten Broeke, Voordewind en Knops, vergaderjaar 2016–2017, aanhangselnummer 1853, d.d. 15 mei 2017). Binnen onderwijsmaterialen is geen plaats voor een oproep tot geweld of haatzaaiende retoriek. Nederland en de EU dringen daarom bij beide partijen erop aan dat zij aanzetten tot haat en geweld tegengaan, in lijn met VNVR-resolutie 2334.
Deelt u de mening dat kinderen dienen te leren over waarden als tolerantie en co-existentie, en niet geïndoctrineerd dienen te worden met onverdraagzaamheid en geschiedsvervalsing?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat het Palestijnse onderwijs in de huidige vorm schadelijk is voor de levensvatbaarheid van een duurzame en vreedzame twee-statenoplossing?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat het onderwijsmateriaal van de PA vrede tegenwerkt en grondig aangepast dient te worden?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met de antwoorden van uw voorganger A.G. Koenders op de vragen van de leden Van der Staaij (SGP), De Roon (PVV), Baudet (FvD), Ten Broeke (VVD), Voordewind (ChristenUnie) en Knops (CDA) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over haatzaaien in Palestijnse schoolboeken?2
Ja.
Kunt u aangeven of «het aandringen door Nederland, de EU en andere landen bij beide partijen het aanzetten tot haat en geweld tegen te gaan» enig resultaat heeft behaald? Zo ja, wat is het resultaat? Zo nee, waarom zijn deze resultaten uitgebleven?
In reactie op de internationale inspanningen om haatzaaien tegen te gaan heeft de Palestijnse president Abbas meermaals gezegd ervoor open te staan om de trilaterale commissie tegen haatzaaien (bestaande uit Israël, Palestijnse Autoriteit en VS, ingesteld in het kader van het Wye River Akkoord) nieuw leven in te blazen. Israël houdt dit echter af, en wijst erop dat de Palestijnse Autoriteit ook zonder trilateraal overleg haatzaaien kan tegengaan. Met de toenemend verslechterende relaties tussen beide partijen is de ruimte voor toenadering en de bereidheid om het onderwijssysteem aan te passen kleiner geworden.
Bent u bekend met het besluit van de Britse Staatssecretaris voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika Alistair Burt om een internationaal onderzoek in te stellen naar het Palestijnse onderwijscurriculum en zijn voornemen om hierbij andere donorlanden te betrekken?3
Ja.
Is de Nederlandse regering bereid aan dit onderzoek medewerking te verlenen? Zo nee, waarom niet?
Nederland onderschrijft het belang van goed onderwijs dat bijdraagt aan een klimaat voor vrede en meer wederzijdse kennis over elkaars cultuur, geschiedenis en samenleving. Het Britse initiatief kan bijdragen aan een meer objectieve discussie over het curriculum en kan daarom op Nederlandse steun rekenen. Nederland is echter geen donor in de onderwijssector en heeft geen specifieke expertise op het Palestijnse onderwijs. Daarom ligt het niet voor de hand dat Nederland gaat bijdragen aan dit onderzoek.
De arrestatie van opnieuw twee vrouwenrechtenactivisten in Saoedi-Arabië |
|
Joël Voordewind (CU), Lilianne Ploumen (PvdA), Han ten Broeke (VVD), Kees van der Staaij (SGP), Isabelle Diks (GL), Agnes Mulder (CDA), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht dat de autoriteiten in Saoedi-Arabië opnieuw twee vrouwenrechtenactivisten hebben gearresteerd?1
Ja.
Ziet u de arrestaties als een directe aanval op de vrouwenrechtenbeweging in Saoedi-Arabië? Zo nee, waarom niet?
Nederland is bezorgd over de recente arrestaties en de bredere mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië. De repressie van andersdenkenden en het harde optreden richting personen die, voor zover bekend, slechts gebruik maken van hun recht op vrijheid van meningsuiting zijn ontwikkelingen die op gespannen voet staan met een aantal recente hervormingen die door Saoedi-Arabië zijn doorgevoerd.
Wat is er uit het overleg gekomen dat Nederland voerde met onder andere Europese partners om verdere stappen te nemen tegen mensenrechtenschendingen in Saoedi-Arabië?
Eind mei is mede op aandringen van Nederland besloten om de zorgen over de toegenomen arrestaties over te brengen door middel van een gezamenlijke EU-demarche bij de Saoedische autoriteiten. Dit verzoek is door Saoedi-Arabië lang aangehouden en kreeg extra urgentie door de arrestatie van de twee vrouwenrechtenactivisten eind juli en de daaropvolgende diplomatieke spanningen tussen Saoedi-Arabië en Canada. De demarche kon uiteindelijk op 8 augustus jl. uitgevoerd worden. Zie ook het antwoord op vragen 4 en 5.
Op welke wijze heeft u de, in beantwoording op eerdere vragen toegezegde, aandacht gevraagd voor eerdere aanhoudingen van mensenrechtenactivisten en aangedrongen op eerlijke behandeling? Wat zijn de resultaten hiervan en wat gaat u aanvullend doen nu er opnieuw twee activisten zijn gearresteerd?
Op 8 augustus jl. voerde de Tijdelijk Zaakgelastigde van de Europese diplomatieke missie samen met de in Riyad aanwezige Europese landen, waaronder Nederland, een demarche uit bij de Saoedische Minister van Buitenlandse Zaken, Al-Jubeir. Hierbij heeft de EU ernstige zorgen geuit over de recente arrestaties en gevraagd om verduidelijking van de aanklachten. De EU heeft Saoedi-Arabië aangemoedigd om hierover constructief in gesprek te blijven met de EU en andere internationale partners. Ook heeft de EU aan Saoedi-Arabië gevraagd de aanklachten te heroverwegen en in het kader van de Speciale Procedures van de VN te overwegen een uitnodiging te verstrekken aan de UN Special Rapporteur for Human Rights Defenders. Ten slotte heeft de EU erop gewezen dat deze arrestaties op gespannen voet staan met het hervormingsproces in Saoedi-Arabië, de reputatie van het land kunnen schaden en dat de EU de rechtszaken zal volgen.
Acht u het inmiddels noodzakelijk om de Saoedische autoriteiten op te roepen eerlijke processen te garanderen? Zo ja, wanneer, met wie en hoe gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet en wanneer wel?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze draagt u bij aan het versterken van het maatschappelijk middenveld en de verdediging van mensenrechtenactivisten in Saoedi-Arabië? Welke mogelijkheden ziet u om dit aan te scherpen?
Nederland hecht, wereldwijd, aan een sterk maatschappelijk middenveld en draagt in Saoedi-Arabië uit dat het een kritische succesfactor is voor het kunnen verwezenlijken van de Saoedische hervormingsagenda Vision2030. Waar dat mogelijk is zal Nederland bijdragen aan het versterken van het maatschappelijk middenveld, waarbij aangetekend moet worden dat dergelijke mogelijkheden in Saoedi-Arabië beperkt zijn. Het gebrek aan maatschappelijke organisaties in Saoedi-Arabië en de risico’s die personen in Saoedi-Arabië kunnen lopen zijn belangrijke redenen daarvoor.
Omkoping van parlementariërs vanuit Azerbaijan |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de «Azerbaijan Laundromat», lege vennootschappen met 2,9 miljard dollar, die gebruikt zijn om onder andere politici om te kopen en ervoor te zorgen dat er positieve stukken, valse verkiezingswaarnemingen en andere zaken kwamen, om dit land dat tot de slechtste ter wereld behoort op gebieden als corruptie en persvrijheid, een beter imago te geven?1
Het kabinet is op de hoogte van de berichtgeving over de zgn. «Azerbaijan Laundromat».
Heeft u kennisgenomen van het net verschenen rapport van Transparency International «In whose interest, analyzing how corrupt and repressive regimes seek influence and legitimacy through engagement with UK parliamentarians»?2
Het kabinet heeft kennis genomen van het Transparency International rapport «In whose interest, analyzing how corrupt and repressive regimes seek influence and legitimacy through engagement with UK parliamentarians».
Heeft u kennis genomen van de feiten in dat rapport, zoals:
Zie antwoord vraag 2.
Herinnert u zich dat mede naar aanleiding van de verklaring van Pieter Omtzigt en Frank Schwabe, die ondertekend werd door 137 parlementsleden, er uiteindelijk een onafhankelijk onderzoek kwam naar corruptie in de parlementaire assemblee van de Raad van Europa?3
Ja.
Herinnert u zich dat het rapport van de «Independent investigation body on the allegations of corruption within the Parliamentary Assembly» concludeerde: «The second concerned the actual use of money and other corruptive activities as a means of influencing various activities which were directly or indirectly seen as being in favour of Azerbaijan [...] As to the corruptive activities in favour of Azerbaijan, the Investigation Body established that there was a strong suspicion that certain current and former members of PACE had engaged in activity of a corruptive nature»?
Ja.
Heeft u kennis genomen van het feit dat de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa bezig is met een schoonmaak en ondertussen
Het kabinet is op de hoogte van de maatregelen die de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa heeft getroffen.
Herinnert u zich dat u zelf klip en klaar was over wie de enige hoofdverdachte was in deze omkopingszaak, toen u schreef: «Het rapport bevat belangrijke aanwijzingen voor betrokkenheid van Azerbeidzjan bij corruptie en andere onethische praktijken?»4
In het schriftelijk overleg (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1897), vastgesteld op 18 juli 2018, stelt het kabinet dat «het rapport belangrijke aanwijzingen bevat voor betrokkenheid van Azerbeidzjan bij corruptie en andere onethische praktijken.»
Bent u ervan op de hoogte dat Azerbaijan net als Nederland gewoon lid is van het comité van ministers van de Raad van Europa en dat dat comité nog geen enkel extern onderzoek gelast heeft of Azerbaijan schuldig is aan die omkoping?
Het is juist dat Azerbeidzjan net als Nederland lid is van het Comité van Ministers van de Raad van Europa en het Comité van Ministers geen extern onderzoek gelast heeft betreffende de aantijgingen van corruptie in de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa.
Herinnert u zich dat zowel het comité van ministers als de Nederlandse regering de hete aardappel doorschuiven aan GRECO, de Group of Member States Against Corruption, een organisatie binnen de Raad van Europa, gespecialiseerd in corruptiebestrijding?5 6
GRECO heeft aangegeven de aanbevelingen van de onderzoekscommissie te betrekken bij de monitoringsactiviteiten ten aanzien van Azerbeidzjan. GRECO is het orgaan binnen de RvE dat lidstaten monitort op het gebied van corruptie. Het ligt daarom voor de hand dat dit orgaan betrokken wordt bij de opvolging van het rapport. Het Kabinet hecht aan een serieuze opvolging en zal het verdere verloop nauwlettend volgen.
Bent u ervan op de hoogte dat GRECO prima werk aflevert, maar dat het aanbevelingen doet aan lidstaten en dat het dan aan de regering en instituties van de lidstaten is om opvolging te geven aan de aanbevelingen?
Het kabinet is op de hoogte van de werkwijze van GRECO. In de Raad van Europa ondersteunt de Nederlandse regering het werk van GRECO actief.
Deelt u de mening dat indien de corruptie van parlementariërs vanaf het hoogste niveau wordt aangestuurd, het erg onaannemelijk is dat zo’n collegiale toetsing enig effect zal hebben?
Het rapport van de «Independent investigation body on the allegations of corruption within the Parliamentary Assembly» heeft reeds de nodige informatie boven tafel gebracht en geleid tot concrete maatregelen binnen de Assemblee zelf. Binnen de Raad van Europa wordt daarnaast ook op andere vlakken opvolging gegeven aan dit rapport. Zo zal GRECO, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 9, de aanbevelingen van de onderzoekscommissie betrekken bij haar monitoringsactiviteiten. Ook organiseert Kroatië, dat als voorzitter van het Comité van Ministers een prioriteit heeft gemaakt van de bestrijding van corruptie, in samenwerking met GRECO op 15 en 16 oktober 2018 een conferentie over «Strengthening transparency and responsibility aimed at prevention of corruption». Daarbij komt vrijwel zeker ook de casus Azerbeidzjan ter sprake. Nederland steunt deze inzet van het Kroatische voorzitterschap.
Het kabinet verwelkomt de tot op heden genomen stappen. Dat heeft Nederland ook tot uitdrukking gebracht in een brief aan de Assemblee die werd ingediend door negen gelijkgezinde landen. In deze brief werd onder meer aangegeven dat de Raad van Europa gebonden is om elke vorm van corruptie binnen haar lidstaten tegen te gaan.
Het kabinet onderstreept dat corruptie een serieuze bedreiging vormt voor de kernwaarden van de Raad van Europa.
Bent u bereid om samen met medestanders in de Raad van Europa te pleiten voor een speciaal onafhankelijk en diepgravend onderzoek naar omkoping door Azerbaijan (en mogelijk andere landen) binnen de Raad van Europa?
Zie antwoord vraag 11.
Indien u daartoe niet bereid bent, hoe denkt u dan dat de waarheid rondom het omkopen boven tafel komt?
Zie antwoord vraag 11.
Kunt u aangeven wanneer het rapport over corruptie en in het comité van ministers besproken is en welke besluiten er tot nu toe genomen zijn?
Het rapport van de «Independent investigation body on the allegations of corruption within the Parliamentary Assembly» kwam uit op 22 april 2018. In het Comité van Ministers (CM) heeft op 2 mei 2018 een overleg plaatsgevonden met de toenmalige voorzitter van Assemblee, waarbij ook het rapport genoemd is. Naar aanleiding van de beraadslaging in het CM heeft de toenmalige Deense voorzitter van het CM, Anders Samuelsen, aan de voorzitter van de Assemblee in een brief d.d. 3 mei 2018 onderstreept dat het CM de aanpak van de beschuldigingen van omkoping zorgvuldig zal blijven volgen en waar nodig stappen zal overwegen.
Nederland is bereid om met EU partners in CM verband te onderzoeken welke verdere mogelijkheden er zijn om Azerbeidzjan aan te spreken. Voorts zet Nederland erop in dat het CM de bestrijding van corruptie in PACE ondersteunt, en nauw blijft volgen welke maatregelen er genomen worden.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen de reguliere termijn van drie weken beantwoorden?
Bovenstaande antwoorden zijn binnen de reguliere termijn verzonden.
Het ontslag van klokkenluider Roelie Post bij de Europese Commissie |
|
Renske Leijten |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Wat vindt u ervan dat klokkenluider Roelie Post ontslag van de Europese Commissie heeft gekregen op grond van afwezigheid en het predicaat «niet loyaal»? Kunt u uw antwoord toelichten?1 2
Hoe oordeelt u erover dat iemand die een ernstige misstand, in dit geval kinderhandel vanuit (toekomstige) EU-lidstaten, aankaartte uiteindelijk ontslag krijgt met als basis «niet loyaal»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Beseft u dat zij door de aangehaalde redenen voor ontslag geen recht op WW-regelingen heeft, terwijl zij 35 jaar bij de Europese Commissie gewerkt heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vindt u het ook schandalige intimidatie dat de Europese Commissie haar als (oud-)werkgever een rekening van tientallen duizenden euro’s stuurt omdat ze «onterecht afwezig» zou zijn geweest? Kunt u uw antwoord toelichten?
Welke andere keuze had Roelie Post dan afwezigheid, nadat ze in Brussel ernstig bedreigd werd en geen gehoor vond bij noch de Europese Commissie noch de Belgische politie over bescherming tegen die ernstige bedreigingen? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Deelt u de mening dat een werkgever ook medeverantwoordelijk is voor de veiligheid van medewerkers, zeker als ze door de aard van hun werk in ernstige bedreigende situaties terecht kunnen komen? Zo neen, waarom niet?
Wat vindt u ervan dat de Europese Commissie op Roelie Post, na haar terugkeer bij de Europese Commissie, sterke dwang heeft uitgeoefend om haar op psychische gronden arbeidsongeschikt te verklaren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat gaat u doen om te zorgen dat deze klokkenluider, die het grote schandaal van kinderhandel op de kaart zette, niet in een kafkaësk, juridisch doolhof terecht komt na haar ontslag door de Europese Commissie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u bereid contact op te nemen met de voorzitter van de Europese Commissie de heer Juncker om hem erop te wijzen dat de behandeling van Roelie Post tegengesteld is aan de – door de Europese Commissie – aangekondigde bescherming van klokkenluiders? Zo neen, waarom niet? Zo ja, kunt de Kamer van de uitkomst informeren?4
Erkent u dat de behandeling van Roelie Post de Europese Commissie in een zeer kwalijk daglicht stelt? Kunt u uw antwoord toelichten?