Aanvullende vragen over het overlijden van een verstandelijk beperkte vrouw |
|
Renske Leijten |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Vind u de getoonde beelden en de reconstructie ook zo schokkend?1
De beelden en de reconstructie van deze uitermate betreurenswaardige gebeurtenis hebben diepe indruk op mij gemaakt.
Wat vindt u ervan dat zorginstelling NOVO per kort geding heeft geprobeerd te verhinderen dat de beelden van de beveiligingscamera voor openbare uitzending worden gebruikt? Wekt dit uw vertrouwen in het oplossend vermogen van de instelling? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zorginstellingen hebben de mogelijkheid zich te verzetten tegen het openbaar vertonen van camerabeelden van cliënten en/of medewerkers wanneer zij dat aangewezen achten. Het is niet aan mij, maar aan de rechter om te beoordelen of een dergelijk verzet – in deze kwestie ingegeven uit overwegingen van privacy – gegrond is of niet. De rechter heeft uitzending niet verboden.
Is het waar dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) deze beveiligingsbeelden eerder heeft gezien? Zo ja, wat was haar oordeel? Zo nee, waarom zijn deze niet getoond aan de IGZ?
De IGZ heeft op het politiebureau de beelden eerder gezien, en men vond deze ernstig.
Zijn de beveiligingsbeelden in het onderzoek van de recherche betrokken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom oordeelde de recherche dat nader justitieel onderzoek niet nodig was?
De camerabeelden zijn in het strafrechtelijk onderzoek naar het overlijden betrokken. Voor de beweegredenen van het Openbaar Ministerie om de zaak te seponeren verwijs ik naar de antwoorden op de hiervoor genoemde eerdere vragen van het lid Leijten.
Waarom vindt u het niet nodig om de Kamervragen2 over het schokkende overlijden niet te beantwoorden binnen de gestelde termijn?
Er was meer tijd nodig om de vragen te beantwoorden.
Het versturen van een uitstelbrief tijdens het Kamerreces is niet gebruikelijk.
De massaontslagen in de zorg |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Hoe oordeelt u over de berichtgeving dat zorgaanbieders honderden zorgverleners ontslaan terwijl de plannen van de regering om te bezuinigen op de zorg nog niet eens behandeld zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?1
In de voetnoot bij deze vraag verwijst u naar een artikel op nu.nl. Daarin geeft de voorzitter van de AbvakaboFNV haar mening, namelijk dat zorgwerkgevers niet moeten kiezen voor de gemakkelijkste weg bij de bezuinigingen die de zorg boven het hoofd hangen, maar dat zij zich daar tegen moeten verzetten. Het is evident dat de zorg voor grote veranderingen staat. Het is de verantwoordelijkheid van werkgevers om met talloze omgevingsfactoren rekening te houden en daar zo goed mogelijk naar te handelen. Met als consequentie dat zij de maatregelen treffen die huns inziens noodzakelijk zijn om de continuïteit van hun organisatie te verzekeren. Dat is overigens ook in het belang van de daar werkzame werknemers.
Ook zonder bezuinigingen zullen zorgaanbieders zich moeten aanpassen aan een sterk veranderende zorgvraag. Dat werkgevers daarop anticiperen en ook rekening houden met toekomstige bezuinigingen is begrijpelijk. Net zo begrijpelijk is de oproep van de voorzitter van de AbvaKabo om daarbij ook zoveel mogelijk rekening te houden met de werkgelegenheidsbelangen.
Is het conform uw visie op de gezondheidszorg dat er 1.100 mensen ontslagen worden bij Sensire, 800 tot 1.200 mensen bij Stichting de Opbouw, 1.100 ontslagen bij Amstelring, 135 ontslagen bij Zorggroep VDA, 200 ontslagen bij Pleyade, 100 ontslagen bij thuiszorg Diakonie, 200 ontslagen bij Thebe en 213 ontslagen bij het Ruwaard van Putten ziekenhuis? Kunt u uw antwoord toelichten?2 3 4 5 6 7
Naast mijn antwoord op vraag 1 wijs ik erop dat de in de vraag gevraagde voorbeelden niet over één kam moeten worden geschoren. Wanneer ik die berichtgeving langsloop, dan lees ik bijvoorbeeld dat Zorggroep VDA ziet dat er andere ondernemers in de markt komen waar het personeel naar toe kan overgaan.
Over Pleyade lees ik dat de AbvakaboFNV constateert dat de exploitatie daar al in financiële problemen zat, hetgeen er op wijst dat er sowieso een herstelplan moest komen.
In het bericht over de Thuiszorg Diakonie blijkt dat inderdaad het beoogde gedragseffect gaat optreden om alleen de essentiële hulpvraag te bekostigen waarbij ook mantelzorg een grotere rol krijgt. Bovendien blijkt hier dat de juiste procedurele weg wordt gevolgd: voor het Wmo-terrein is het aan de gemeenteraad om zich met vragen tot het college van B&W te richten.
Bij Amstelring en Thebe worden de ontslagen vooral gericht op het ondersteunend personeel, dat wil zeggen op het verminderen van de kosten van overhead. In het perspectief van houdbare zorg komt deze afweging inderdaad scherper in het licht te staan.
Over het Spijkenisse Medisch Centrum hoor ik berichten dat daar de situatie door de overnemers van het Ruwaard van Putten Ziekenhuis nu zodanig wordt beoordeeld dat zij een goed werkgelegenheidsperspectief kunnen bieden aan de ontslagen medewerkers.
Hoe gaat u het uitleggen aan zorgverleners en zorgbehoevende mensen dat er straks 30.000 ontslagen vallen in de verzorgingshuizen, 50.000 ontslagen in de thuiszorg, 22.000 ontslagen in de gezondheidszorg en 20.000 ontslagen in de jeugdzorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 1.
Hoe denkt u een goede kwaliteit van de gezondheidszorg te garanderen, als duizenden zorgverleners massaal ontslagen worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
De kwaliteitswetgeving en het toezicht op de kwaliteit van de zorg blijft zoals die was. Juist om te bereiken dat de kwaliteit van de zorg op peil blijft, maar dan wel de kwaliteit van de zorg die zich richt op de essentiële zorgvraag. Zie ook het antwoord op vraag 1.
Bent u bereid om met werkgevers te praten en de massa ontslagen in de zorg een halt toe te roepen, zeker nu er nog helemaal geen wetten klaarliggen om deze enorme bezuinigingen te realiseren? Zo ja, per wanneer gaat u dit doen? Zo nee, hoe gaat u dit uitleggen aan alle mensen die zorg nodig hebben en aan alle mensen die binnenkort hun baan kwijtraken in de zorg?
Zie de antwoorden op de vragen 1, 2 en 3. Alle uitleg over het kabinetsbeleid, waar ook gedaan, zal geïnteresseerde en betrokken werkgevers bereiken waardoor zij dat in hun beleid kunnen meewegen. Er liggen welliswaar nog geen wijzigingen van de diverse wetten in uw kamer, maar het kabinet heeft in haar brief over de toekomst van de langdurige zorg wel haar visie neergelegd.
Bent u bereid om elke zorgaanbieder te bezoeken die personeel ontslaat en aan zorgbehoevende mensen en zorgverleners uit te leggen, waarom deze massa ontslagen plaatsvinden en dat mensen hierdoor straks nauwelijks of geen zorg meer krijgen? Zo ja, wanneer gaat u hieraan beginnen? Zo nee, waarom niet?
In Nederland is het zo geregeld dat werknemers niet zomaar ontslagen kunnen worden. Er geldt een preventieve ontslagtoets. Daarin worden de noodzaak, de redelijkheid en billijkheid onafhankelijk getoetst. Zie verder het antwoord op de bovenstaande vragen 3.
Hoe zou u het vinden om uw baan kwijt te raken en niet meer aan het werk te kunnen komen. Kunt u zich wel voorstellen wat de consequenties van uw beleid zijn voor duizenden mensen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan mij de zorgen van mensen over hun baan heel goed voorstellen. Gelukkig zijn er in de sociale wetgeving waarborgen geschapen om, als een mogelijk verlies van werkgelegenheid optreedt, die gevolgen voor betrokkenen zo goed mogelijk op te vangen. Tegelijkertijd is het zo dat een ook in de toekomst houdbare zorg nu maatregelen vergt. Houdbare zorg en een gezonde economie zijn voor iedereen in Nederland ook belangrijke waarden. Mijn inzet is er op gericht om de noodzakelijke veranderingen te bewerkstelligen, rekening te houden met belangen van kwetsbare burgers en zorgvuldig om te gaan met werkgelegenheid.
Het bericht dat de ouderenzorg slecht voorbereid is op een hittegolf |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de ouderenzorg slecht voorbereid is op een hittegolf?1
Het bericht belicht enkele aspecten van een breed scala aan maatregelen die genomen kunnen worden bij een hittegolf. Ik vind het daarom niet juist dat dit leidt tot de uitspraak dat «de ouderenzorg» slecht is voorbereid op een hittegolf.
Ik wijs in dit verband op de rapportage van de Algemene Rekenkamer «Aanpassing aan klimaatverandering: strategie en beleid» (TK 2012–2013, 33 470 nr. 2) waarin staat dat het Nationaal Hitteplan zijn bruikbaarheid in de afgelopen jaren heeft bewezen en dat praktijkervaringen leren dat er vooralsnog geen dringende redenen zijn om dit plan te actualiseren of uit te breiden. Bij de eerste signalen dat er sprake zou zijn van hitte, heeft het RIVM het Nationaal Hitteplan in werking gesteld en dat breed bekend gemaakt. Diverse branche- en beroepsorganisaties hebben dit bericht overgenomen en veel zorginstellingen hebben direct passende maatregelen genomen.
Wat vindt u ervan dat slechts de helft van de zorginstellingen uit Amsterdam de aanbeveling uit het Nationaal hitteplan hebben opgevolgd om een airconditioner in te voeren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Klimaatbeheersing vraagt om een breder scala aan maatregelen dan enkel de focus op de aanwezigheid van koelinstallaties en airconditioning. Er zijn andere (bouw)technische maatregelen mogelijk. Ook zijn er tal van zorggerelateerde maatregelen te nemen. Deze maken onderdeel uit van het Nationaal Hitteplan. Het College bouw zorginstellingen heeft hierover in een rapport adviezen gegeven voor zorginstellingen. Het is aan zorgaanbieders zelf om te bepalen hoe ze in hun instelling omgaan met koelen van ruimten.
Waarom hebben slechts tweederde van de zorginstellingen in Amsterdam een hitteprotocol?
Er bestaat geen verplichting voor instellingen om een specifiek hitteprotocol op te stellen. Voor alle zorgaanbieders bestaat de verplichting om goede zorg te leveren. Het treffen van adequate maatregelen bij extreme hitte is hier nadrukkelijk onderdeel van. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) ziet hierop toe. Het doen van onderzoek naar de aanwezigheid van hitteprotocollen vind ik daarom niet zinvol.
Hoe komt het dat zorginstellingen aanzienlijk verschillen in mogelijkheden om locaties te koelen? Zijn zij niet verplicht deel te nemen aan het nationaal hitteplan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de constatering van de wetenschappers van de afdeling Sociale Geneeskunde Academisch Medisch Centrum (AMC), dat er vaker een arts geraadpleegd moet worden over medicatiegebruik tijdens een hittegolf? Gaat u dit advies overnemen in uw beleid? Zo nee, waarom niet?
Het Nationaal Hitteplan besteedt uitgebreid aandacht aan medicatiegebruik, de consequenties daarvoor bij hitte en de rol die, onder andere, huisartsen, apothekers en verpleegkundigen/verzorgenden in intra- en extramurale zorg daarbij moeten spelen. Het overnemen van betreffend advies is dus niet nodig.
Kunt u aangeven of er jaarlijks meldingen worden gemaakt van fouten of problemen met medicatiegebruik door de hitte? Zo nee, waarom niet?
Bij de IGZ zijn geen meldingen bekend specifiek over fouten of problemen met medicatiegebruik door de hitte.
Kunt u aangeven hoeveel instellingen landelijk voldoen of niet voldoen aan een hitteprotocol, uitgesplitst per zorgsector? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven of er verschillen zijn in beleid tussen zorginstellingen in de ouderenzorg, vergeleken met de gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg en ziekenhuizen? Zo ja, welke verschillen zijn dit? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Het Nationaal Hitteplan richt zich op bestuurders van instellingen, overheidsdiensten en brancheorganisaties. Het biedt een overzicht van de verantwoordelijkheden en maatregelen die gelden in de zorg rondom een periode van aanhoudende hitte. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende zorgsectoren.
Heeft u contact met zorgorganisaties, patiënten- en cliëntenorganisaties over deze problemen? Bereiken u signalen uit deze hoek over klachten ten gevolge van de hitte en inadequate koeling in zorginstellingen?
Ik heb regelmatig overleg met vertegenwoordigers van zorgorganisaties en patiënten- en cliëntenorganisaties. Op dit moment heb ik van hen geen klachten ontvangen ten gevolge van de hitte en inadequate koeling in zorginstellingen.
Wat doet de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) precies aan hittebestrijding in de zorg? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
In het Nationaal Hitteplan is een beschrijving opgenomen van de rol en taken van de GGD. De GGD heeft als belangrijkste taak vragen van publiek over
(gezondheids)risico’s te beantwoorden en algemene informatie over hitte te geven aan burgers, actief en passief. Bij andere vragen weet de GGD naar welke instantie, bijvoorbeeld de huisarts, zij moet doorverwijzen. Ook informele zorgverleners, zorginstellingen en vrijwilligersorganisaties kunnen bij de GGD informatie krijgen over te nemen maatregelen bij hitte. Voor uitgebreidere informatie verwijs ik u naar het hitteplan, dat op de website van het RIVM staat.
In hoeverre voert de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) controle uit op hittebestendige maatregelen? Zo ja, hoe komt het dan dat veel instellingen dit beleid niet op orde hebben? Gebeurt dit voldoende? Kunt u dit toelichten?
Bij inspectiebezoeken die in deze periode worden gebracht aan ouderenzorg instellingen, wordt door de IGZ specifiek aandacht besteed aan hittebestendige maatregelen. De inspectie heeft geen signalen dat veel instellingen hun beleid met betrekking tot hittebestendige maatregelen niet op orde hebben. Ik heb de inspectie gevraagd mij direct te informeren indien blijkt dat instellingen dit beleid niet op orde hebben.
Worden zorgverleners voorzien van informatie, tips en handelingsperspectieven bij warm weer? Op welke wijze vindt dit plaats?
Het RIVM heeft op haar website uitgebreide informatie staan over hoe te handelen bij hitte. Daarbij staan ook verwijzingen naar instanties die meer informatie kunnen geven over specifieke doelgroepen. Ook de beroeps- en brancheverenigingen, bijvoorbeeld V&VN en ActiZ, geven informatie over het hitteplan en op basis daarvan te nemen maatregelen. Op dit moment lijkt dit afdoende.
Deelt u de mening dat het bijzonder kwalijk is dat er zorginstellingen zijn die niet of nauwelijks voldoen aan deze regelgeving en hierdoor niet het belang van bewoners voorop stellen? Zo ja, hoe gaat u deze bewoners helpen? Zo nee, waarom niet?
Het treffen van adequate maatregelen tegen extreme hitte is onderdeel van goede zorg. Indien een bewoner van mening is dat een instelling hieraan niet voldoet, kan hij, of zijn vertegenwoordiger, hierover een klacht indienen.
Bent u bereid maatregelen te treffen om zorginstellingen in de ouderenzorg, gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg en in de ziekenhuizen te attenderen op het nationaal hitteplan en er zorg voor te dragen dat alle instellingen hieraan voldoen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 12.
Het extramuraliseren van ZZP 1 en 2 en het inkoopbeleid van zorgkantoren |
|
Renske Leijten , Mona Keijzer (CDA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Hoe reageert u op de noodoproep van personeel van woonzorgcentrum Vredenoord dat kleinschalige ouderenzorginstellingen het beleid van extramuraliseren niet zullen overleven?1
Ik realiseer me zeer terdege dat een dreigende sluiting van een woonzorgcentrum voor het personeel en bewoners ingrijpend kan zijn. Ik besef ook dat kleinschalige instellingen die zich hebben gespecialiseerd in de lichtere zorgzwaartepakketten mogelijk relatief meer effect zullen ondervinden van de wens en de mogelijkheden voor ouderen om langer thuis te blijven wonen. Net als iedere instelling, kunnen kleinschalige ouderenzorginstellingen zich richten op het verlenen van zorg aan zwaardere doelgroepen of het verhuren van de kamers/appartementen gecombineerd met het bieden van extramurale zorg. De mogelijkheden om deze omslag te maken verschillen van locatie tot locatie en zijn onder andere afhankelijk van de mate waarin de instelling (ook de kleinere instelling) zich heeft voorbereid op de trend van langer thuis wonen die al langer zichtbaar is.
Wat vindt u er van dat het zorgkantoor dit woonzorgcentrum heeft laten weten dat zij eind mei te horen kregen dat de vergoeding voor bewoners met een lichte zorgvraag werd stopgezet? Is dit in lijn met uw beleid en/of uw visie op het beleid? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Dat is niet in lijn met mijn beleid en visie. Bestaande cliënten blijven recht houden op verblijf in een instelling (ook bij een eventuele herindicatie). Alle zorgkantoren hebben inmiddels aangegeven dat ze de rechten van bestaande cliënten op een plek in een instelling zullen respecteren.
Hoe reageert u op de mededeling die Woonzorgcentrum Vredenoord eind mei kreeg dat per 1 januari de vergoeding voor 70 van de 85 bewoners zou vervallen, omdat deze bewoners weliswaar zware zorg behoeven maar geen behandeling krijgen van het woonzorgcentrum zelf? Is deze mededeling in lijn met uw beleid en/of uw visie op het beleid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het betreft de zorg aan de zwaardere doelgroepen die ook in de toekomst aanspraak kunnen maken op verblijf in de kern-AWBZ. Het zorgkantoor wil vanuit kwaliteitsoverwegingen de discussie starten of voor deze zware doelgroepen een integraal pakket inclusief de behandeling niet meer aangewezen is. Ik vind het goed dat het zorgkantoor in gesprek treedt met de zorgaanbieders over kwalitatief goede zorgverlening; de aankondiging dat de bekostiging van de zwaardere zorg zonder behandeling zal worden stop gezet klopt niet en is op zijn minst gezegd ongelukkig. Betreffende aankondiging is inmiddels – zo heb ik begrepen uit de meegestuurde informatie van Woonzorgcentrum Vredenoord3 – ingetrokken. Partijen zijn met elkaar hierover in gesprek.
Erkent u dat het een woonzorgcentrum met 85 wooneenheden niet te exploiteren is als er maar 15 bewoners zijn die vergoeding krijgen vanuit de AWBZ? Zo nee, waarom niet? Zo ja, erkent u dan ook dat daardoor dus mensen (gedwongen) zullen moeten verhuizen?
Naast het bieden van zorg aan cliënten met een verblijfsindicatie uit de AWBZ, heeft de instelling ook de mogelijkheid om kamers/appartementen te verhuren gecombineerd met het leveren van extramurale zorg. Overigens kan het feit dat een locatie niet meer voldoet aan de eisen van deze tijd en de wensen van mensen om langer thuis te wonen, ertoe leiden dat een instelling besluit een locatie te sluiten. In dat geval wordt in overleg met cliënten gezocht naar een passende oplossing. Dat kan in sommige gevallen een meer zelfstandige woonomgeving zijn, maar ook een plek in een ander woonzorgcentrum.
Kunt u uitleggen hoe er voor mensen op zeer hoge leeftijd die in een woonzorgcentrum wonen dat zijn deuren moet sluiten, vervangende woonruimte gevonden moet worden?
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Vindt u het ook zo tragisch dat pas na klachten in de media en de aankondiging van het bezoek van Kamerleden het zorgkantoor sprak over een «genuanceerder beeld» en dat zij overleg willen met het woonzorgcentrum? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is inderdaad zeer vervelend dat «de nuance» in dit soort precaire situaties soms ontbreekt. Ik ben daarom met Zorgverzekeraars Nederland (ZN), zorgkantoren en branche-organisaties van zorgaanbieders in gesprek gegaan over de zorginkoop. In dat gesprek is door de zorgkantoren aangegeven dat ze de rechten van de huidige cliënten die in een instelling verblijven respecteren. Tevens hebben ze aangegeven dat ze met de zorgaanbieders het gesprek aan willen gaan over de inkoop van de zwaardere zorg in de toekomst.
Waar en door wie is besloten dat zwaardere zorg (ZZP 4, 5 en 6) zonder de functie begeleiding ook geëxtramuraliseerd moet worden? Wat is hier de achtergrond van?
Ik ga er bij de beantwoording van deze vraag vanuit dat u bedoelt het extramuraliseren van de zwaardere zorg (ZZP 4, 5 en 6) zonder de functie behandeling (in plaats van begeleiding). Deze zwaardere ZZP’s worden niet geëxtramuraliseerd. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 heb aangegeven, is het zorgkantoor vanuit kwaliteitsoogpunt de discussie gestart over het inkopen van zorg zonder de behandelcomponent.
Hoe oordeelt u over de stelling dat zorgkantoren op dit moment met hun inkoopbeleid een schep op de bezuinigingen doen, waardoor in 4 jaar niet 800 maar 1.600 verzorgingshuizen de deuren zullen moeten sluiten?
Ik ben van mening dat de zorgkantoren in hun inkoopbeleid uitvoering dienen te geven aan de maatregelen met betrekking tot de hervorming van de langdurige zorg en het daarin opgenomen invoeringstempo. Zorgkantoren moeten bovendien in hun inkoopbeleid de rechten van cliënten respecteren. Op 23 augustus 2013 heb ik de zorgkantoren gesproken en heb hen gewezen op de noodzaak zich te houden aan de landelijke kaders. Afgesproken is dat er landelijk regie gevoerd zal worden op de transitie van de langdurige zorg, onder andere met betrekking tot het inkoopbeleid.
Hoe kan de Kamer u op een fatsoenlijke manier controleren wanneer afspraken over de «transitie» pas gemaakt worden nadat de zorgkantoren hun inkoopbeleid hebben vastgesteld en dat enkel aanpassen als er klachten zijn in de media? Erkent u dat dit niet de juiste volgorde is? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder toegezegd, zal ik Uw Kamer in het najaar van 2013 een transitieplan toesturen, waarin de rol van alle betrokken partijen aan de orde zal komen.
Voor de zomer heb ik u een brief gestuurd over de voorlopige contracteerruimte 2014. Na de zomer zal een officiële voorhangsprocedure van start gaan ten aanzien van de definitieve contracteerruimte 2014. Dit zoals ieder jaar te doen gebruikelijk. Zo kunt u in ieder geval op een «fatsoenlijke wijze» uw controlerende werkzaamheden uitvoeren.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 6 heb aangegeven, ben ik overigens van mening dat in de zorginkoop 2014 na gezamenlijk overleg de uitgangspunten van de hervorming van de langdurige zorg zullen worden gewaarborgd.
Kunt u de inkoopvoorwaarden van de zorgkantoren voor 2013 en 2014 naar de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet?
Alle concessiehouders van de zorgkantoren hebben hun inkoopbeleid 2013 en 2014 transparant gemaakt door deze te publiceren op hun websites.
Hoe gaat u voorkomen dat juist kleine zorgaanbieders, met al dan niet een bijzondere signatuur, de dupe worden van dit inkoopbeleid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Hoe reageert u op de ontslagen bij andere zorginstellingen door uw beleid?3 Wat heeft u deze zorgmedewerkers te bieden?
De boogde transitie in de langdurige zorg heeft effecten op de arbeidsmarkt in de zorg. Deze effecten worden in kaart gebracht door middel van arbeidsmarkteffectrapportages. De eerste arbeidsmarkteffectrapportage zal een globale indruk geven van de arbeidsmarkteffecten van de transities in de langdurige zorg en de jeugdzorg. Deze rapportage zal ik samen met mijn visie op de arbeidsmarkt in de zorg medio september naar uw Kamer sturen. In deze visie wordt onder meer beschreven welke concrete maatregelen (bv. sectorplannen, om-, her- en bijscholing) worden genomen om deze transitie voor alle partijen – dus ook voor het personeel – op een verantwoorde manier te laten verlopen.
Kunt u een overzicht geven van het aantal verzorgingshuizen dat nu aankondigt te gaan sluiten? Kunt u tevens aangeven wat er gebeurt met de bewoners en het personeel? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen overzicht van het aantal verzorgingshuizen dat nu aankondigt te gaan sluiten. Er is geen verplichting voor instellingen om eventuele sluiting te melden aan het Ministerie van VWS. Zie verder de antwoorden op vraag 4 en vraag 12.
Het bericht dat huisartsen zich ernstige zorgen maken over de ontstane situatie na het faillissement van het Ruwaard van Putten Ziekenhuis |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe reageert u op het bericht dat de huisartsen in het adherentiegebied van het Ruwaard van Putten Ziekenhuis zich ernstige zorgen maken over de ontstane situatie na het faillissement van dit ziekenhuis?1
De huisartsen zijn begaan met de zorg die in de regio wordt geleverd. Van belang is dat zij deze zorgen inbrengen in het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) waarin zij zijn vertegenwoordigd, en dat problemen daar met de verschillende acute zorgpartijen worden opgepakt. Ik heb begrepen dat er een wekelijks overleg is gepland tussen Spijkenisse MC, de ambulancedienst, de HAP en het ROAZ om alle partijen op de hoogte te houden van de laatste ontwikkelingen.
Hoe reageert u op de constatering van deze huisartsen dat op dit moment al sprake is van problemen met de aanrijtijden van de Centrale Post Ambulancevervoer (CPA)?
Op 16 juli 2013 heb ik u per brief met kenmerk 131849–106797-CZ het nieuwe referentiekader spreiding en beschikbaarheid toegestuurd. Zoals ik in deze brief beschrijf is het rijtijdenmodel onder dit referentiekader aangepast op meer representatieve data en is gebleken dat ambulances in de praktijk sneller rijden dan tot nu toe werd aangenomen. Voor de regio Rotterdam-Rijnmond heeft het RIVM berekeningen gemaakt met het snellere rijtijdenmodel. Hieruit is gebleken dat de SEH van het Spijkenisse MC niet cruciaal is voor de 45 minutennorm. De SEH van het Spijkenisse MC is met andere woorden niet langer noodzakelijk voor het halen van de 45 minuten norm. Ik heb begrepen dat de Regionale Ambulancevoorziening (RAV) Rotterdam-Rijnmond, in overleg met de verzekeraar, desondanks een extra ambulance heeft ingezet om te voorkomen dat de aanrijdtijden te lang zouden worden.
Om de gevolgen van dit nieuwe rijtijdenmodel op de gevoeligheid van de ziekenhuizen voor de 45-minutennorm in heel Nederland in beeld te krijgen heb ik het RIVM gevraagd een nieuwe gevoelige ziekenhuisanalyse op te stellen. Deze zal ik u in september toesturen.
Hoe reageert u op de constatering van deze huisartsen dat bij de verwijzing van patiënten naar de acute zorg ook problemen zijn gesignaleerd? Wat is de aard en ernst van deze problemen?
Het is van belang dat ketenpartners weten welke patiënten verwezen kunnen worden, gelet op de behandelcapaciteit van ziekenhuizen. Deelnemers aan het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ), en met name Spijkenisse MC, zijn verantwoordelijk voor de communicatie hierover. De IGZ ziet erop toe dat de zorg, waaronder de verwijzing van patiënten, verantwoord wordt geleverd. Zie verder mijn antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat het ernstig is dat deze huisartsen constateren dat er gaten vallen in de zorg zoals die tot nu toe door het Ruwaard van Putten Ziekenhuis werd geleverd? In hoeverre is de Inspectie voor de Gezondheidszorg hiervan op de hoogte? Is de kwaliteit en continuïteit van de zorg in het geding?
Zoals ik eerder in brieven en in AO’s inzake het Ruwaard van Putten ziekenhuis heb gemeld zal het zorgaanbod veranderen. Van belang is dat de continuïteit van cruciale zorg in de regio is gewaarborgd. De zorgverzekeraar is ervoor verantwoordelijk dat de continuïteit van zorg voor zijn verzekerden is gewaarborgd. De NZa ziet erop toe dat de verzekeraar hiervoor zijn verantwoordelijkheid neemt en dit waarborgt.
De IGZ heeft geen rol bij de keuzes die het ziekenhuis maakt ten aanzien van het zorgaanbod. Van belang is dat de zorg die wordt geleverd in het Ruwaard van Puttenziekenhuis op verantwoorde wijze wordt geleverd. De IGZ ziet hier op toe. Als op enig moment blijkt dat de randvoorwaarden om verantwoorde zorg te leveren niet aanwezig zijn grijpt de IGZ in. Daar is op dit moment volgens de IGZ geen aanleiding voor.
Wat vindt u ervan dat de communicatie naar huisartsen over de ontstane situatie via de media loopt? Bent u van mening dat dit de zorg in de regio ten goede komt?
Het ROAZ is de plek waar afspraken moeten worden gemaakt tussen de diverse partijen in de acute zorg. Communicatie over bijvoorbeeld veranderingen in het zorgaanbod of zorgen over de ontstane situatie, dienen in ROAZ verband besproken te worden. Zie verder mijn antwoord op vraag 1.
Bent u het met deze huisartsen eens dat er een morele plicht is om de mogelijkheden van een ziekenhuis met spoedeisende hulp ten volle te onderzoeken? Welke rol ziet u hier voor zichzelf weggelegd?
Het is niet aan mij om te bepalen hoe het profiel van het ziekenhuis eruit ziet. De zorgverzekeraar is er vanuit zijn zorgplicht voor verantwoordelijk om de continuïteit van zorg voor zijn verzekerden te garanderen. De NZa ziet daarop toe. De zorgaanbieder is verantwoordelijk voor het leveren van verantwoorde zorg. De IGZ ziet daarop toe. Mijn verantwoordelijkheid is het waarborgen van cruciale zorg, in dit geval spoedeisende hulp en acute verloskunde, wanneer een zorgverzekeraar niet in staat is om aan zijn zorgplicht te voldoen. Dat is in deze casus niet het geval.
Hoe oordeelt u over de uitspraak van deze huisartsen dat «de huidige situatie een resultaat is van een beleidskeuze door partijen, waarbij de zorg dreigt achtergesteld te worden bij andere belangen»? Over welke belangen denkt u dat deze huisartsen spreken?
Het is de verantwoordelijkheid van zorgaanbieders en zorgverzekeraars om de zorg zo in te richten dat hij voldoet aan de eisen van kwaliteit en bereikbaarheid. Zo lang dat het geval is, is er voor mij geen rol. De NZa ziet erop toe dat de zorgverzekeraar zich aan zijn zorgplicht houdt. De IGZ ziet erop toe dat het Spijkenisse MC verantwoorde zorg blijft leveren. Op dit moment is de continuïteit van cruciale zorg gewaarborgd en is er geen reden voor optreden van de IGZ ten aanzien van de kwaliteit.
Deelt u de visie dat de zorg achtergesteld dreigt te worden? Zo ja, wat betekent dit voor uw handelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Is de oproep van deze huisartsen om terug te keren op de ingeslagen weg en te overleggen met alle partijen en met name de huisartsenvertegenwoordigers over de dagelijkse en acute zorg voor u reden om alsnog in te grijpen en goede en volwaardige zorg op Voorne-Putten te garanderen? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vragen 1 en 6.
Welke conclusies trekt u uit de voortgangsrapportage van de curatoren van 12 juli 2013?2
Uit de voortgangsrapportage van de curatoren komt naar voren dat op zorgvuldige wijze een doorstart uit het faillissement is voorbereid, zodat, onder de bestaande omstandigheden, de meest gunstige situatie voor de toekomst gerealiseerd werd en de maatschappelijke schade zo veel mogelijk is beperkt.
Is het waar dat er een tweede partij was die het ziekenhuis wilde overnemen waarbij meer zorgfuncties overeind zouden blijven alsmede weekendopenstelling? Zo ja, om welke functies ging het dan? Wat is de reden dat deze partij is afgevallen?
Ik heb begrepen dat er in aanloop naar het faillissement twee doorstartkandidaten in beeld waren voor een eventuele transactie. De curatoren hebben hun eigen afwegingen gemaakt om een transactie aan te gaan met Maasstad Consortium. Voor zover bekend, waren de plannen voor het ziekenhuis van beide kandidaten vergelijkbaar. Zie verder het antwoord op vraag 15.
Welke rol heeft het Waarborgfonds voor de Zorgsector WFZ hierbij gespeeld?
Het WFZ informeert mij als volgt. Ten gevolge van het uitgesproken faillissement heeft de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG), als leninggever, de door het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) afgegeven garantie op de leningen ingeroepen. Het WFZ is daarmee (de grootste) schuldeiser in het faillissement geworden. In geval van faillissement wordt door de rechtbank een curator aangesteld, met in beginsel als taak het te gelde maken van het vermogen van de schuldenaar, om de opbrengst daarna te verdelen onder de schuldeisers (zoals het WFZ). Bij het Ruwaard van Putten ziekenhuis was daarnaast sprake van een hypothecaire inschrijving ten gunste van het WFZ. Het WFZ vestigt deze zekerheid standaard bij garantieverlening om de financiële schade voor de overige WFZ-deelnemers en het Rijk als achterborg in geval van garantieclaims enigszins te beperken. Een hypotheekrecht verschaft de houder daarvan het recht tot parate executie. Kortom, de curator behartigt de belangen van schuldeisers zoals het WFZ, maar het WFZ dient, als hypotheekhouder, wel met de door de curator voorgestane oplossing met betrekking tot het vastgoed in te stemmen. Het WFZ is uit dien hoofde door de curator geïnformeerd over en betrokken bij het proces.
Hebben Spijkenisse Medisch Centrum en de betreffende ziekenhuizen Maasstad Ziekenhuis, Ikazia Ziekenhuis en Het Van Weel Bethesda Ziekenhuis aan de boedelbeheerders gegarandeerd dat de transactie niet aan de goedkeuring van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) onderhevig is? Wat vindt u van deze handelwijze? Bent u van mening dat de ACM en de Nederlandse Zorgautoriteit NZa in deze een zelfstandige toetsingsbevoegdheid hebben?Bent u op de hoogte van de uitkomst van een dergelijke toetsing zo die heeft plaatsgevonden? Als een dergelijke toets niet heeft plaatsgevonden, zou deze dan niet alsnog dienen plaats te vinden uit algemeen maatschappelijk belang?
Voor het tot stand brengen van een concentratie zijn partijen verplicht een melding te doen bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM) als ze de omzetdrempels overstijgen. De concentratie kan dan alleen met goedkeuring vooraf door de ACM doorgang vinden. Als de samenwerking niet als concentratie is vormgegeven, dan kan het kartelverbod van toepassing zijn en moeten de betrokken partijen in eerste instantie zelf beoordelen of de samenwerking binnen de mededingingsregels geoorloofd is. De ACM houdt achteraf toezicht op de naleving van het kartelverbod.
Het Spijkenisse Medisch Centrum en de betreffende ziekenhuizen Maasstad Ziekenhuis, Ikazia Ziekenhuis en Het Van Weel Bethesda Ziekenhuis hebben aan de boedelbeheerders gegarandeerd dat de transactie niet aan goedkeuring van de ACM uit hoofde van het concentratietoezicht onderhevig is. De in het Spijkenisse Medisch Centrum deelnemende ziekenhuizen hebben hun samenwerking zo vorm gegeven dat naar hun mening geen melding bij de ACM behoeft te worden gedaan en dat de transactie aldus niet afhankelijk is van goedkeuring vooraf door de ACM. Dit neemt niet weg dat de ACM en NZa een zelfstandige toetsingsbevoegdheid hebben. Zo kan de ACM bij karteltoezicht achteraf handhavend optreden als de mededinging significant wordt beperkt.
Is het waar dat er op vrijdag 21 juni jl. nog contact is geweest tussen zorgverzekeraar CZ en de voorzitter van de Raad van Bestuur van het Maasstad Ziekenhuis de heer Westerlaken? Wat is er tussen deze twee partijen toen besproken in relatie tot het bij vraag 11 gestelde?
Ik ben niet bij dat gesprek betrokken geweest en heb hierin ook geen rol.
Is het niet – uitgaande van het algemeen belang – bizar dat bewindvoerders op basis van financiële afwegingen (om er zoveel mogelijk geld voor crediteuren uit de faillissementsboedel te slepen) tot besluiten zijn gekomen in plaats van uit te gaan van de werkelijke behoefte aan ziekenhuiszorg op Voorne-Putten? Gaat het niet om de beste zorg in plaats van het hoogste bod? Zo neen, waarom niet?
De curatoren laten mij weten dat de continuering van de geboden zorg aan de patiënten van het ziekenhuis de hoogste prioriteit in het proces van onderhandelingen heeft gehad. Daarnaast geldt dat opbrengstmaximalisatie het uitgangspunt van de Faillissementswet is. In het kader van de doorstart is er naar gestreefd om zoveel mogelijk waarde en werkgelegenheid te behouden en maatschappelijke schade zo veel als mogelijk te beperken.
Bent u gelukkig met de uitkomst van dit proces van het laissez-faire aa uw zijde waarbij veel personeelsleden groot menselijk leed ten deel valt?
Het verlies van een baan en onzekerheid over je werk treft mensen zeer en dat betreur ik dan ook. Dat neemt niet weg dat ik verantwoordelijk ben voor de randvoorwaarden waaronder de zorg wordt geleverd in Nederland en niet voor de beslissingen die in individuele ziekenhuizen worden genomen. Voor mij is de continuïteit van de cruciale zorg het uitgangspunt, niet de continuïteit van de zorginstelling.
Is het u bekend dat in het voorjaarsoverleg tussen de verzekeraars in Saint Paul de Vence uitvoerig overleg heeft plaatsgevonden tussen de heer Bos (partner KPMG, adviseur Maasstad Ziekenhuis), de heer Westerlaken (vz RvB Maasstad Ziekenhuis), de heer Konterman (RvB Achmea), de heer van der Meeren (vz RvB CZ) en de heer Fonteijn (bestuursvoorzitter ACM) inzake de overname van het Ruwaard van Putten Ziekenhuis RPZ? Zo neen, kunt u dan navraag doen bij betrokkenen of een dergelijk overleg heeft plaatsgevonden? Zo ja, wat is er tijdens dat uitvoerige overleg werkelijk besproken? Wilt u de Kamer daarvan verwittigen?
Zoals ik u per brief van 17 juni 2013, met kenmerk 125497–105534-BPZ, heb laten weten zijn bij het jaarlijks terugkerend congres in Saint Paul de Vence, georganiseerd door Unisys in samenwerking met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) op 15 mei tot en met 18 mei 2013, de staatssecretaris en de directeur Zorgverzekeringen aanwezig geweest. Zij zijn in Saint Paul de Vence geen van beiden betrokken geweest bij eventueel overleg inzake het Ruwaard van Putten Ziekenhuis. Navraag bij de heer Fonteijn (bestuursvoorzitter van de ACM) leert dat ook hij niet bij zo een gesprek aanwezig is geweest. Overigens geldt dat bij gesprekken tussen de ACM en andere partijen over individuele zaken, mijn aanwezigheid of die van de staatssecretaris of mijn ambtenaren ook niet gewenst zou zijn vanwege de onafhankelijke positie van de ACM in haar rol als toezichthouder op de naleving van de Mededingingswet.
Ik ga niet in op wat er al dan niet in Saint Paul de Vence door anderen is besproken.
Met ambtenaren van mijn departement is wel op een ander moment gesproken over de ontwikkelingen in Spijkenisse. Dit was op het departement in een overleg met de voorzitter van het Ruwaard van Putten ziekenhuis en de voorzitter van het Maasstad ziekenhuis die het departement wilden informeren over de stand van zaken voor wat betreft een zogenaamde warme doorstart en wat dit zou kunnen betekenen voor het profiel van het ziekenhuis in Spijkenisse. Van de zijde van het departement is daarbij (nogmaals) aangegeven hoe de verantwoordelijkheden zijn georganiseerd en welke toetsingscriteria gelden voor de acute zorg.
Waren op dat voorjaarsoverleg ook ambtenaren van uw ministerie aanwezig? Zijn deze op enigerlei wijze betrokken geweest bij het overleg inzake het Ruwaard van Putten Ziekenhuis? Zo ja, op welke wijze?
Zie antwoord vraag 17.
Als dat niet zo is, hoe ervaart u dat dan? Is het niet schimmig in dat geval dat in de nabijheid van uw ministerie maar zonder betrokkenheid van uw ministerie gesproken en beslist wordt over een cruciaal ziekenhuis op Voorne-Putten?
Zie antwoord vraag 17.
Vindt u het, uit oogpunt van transparantie en governance, gepast en in het belang van de gezondheidszorg op het eiland Voorne-Putten dat zorgaanbieders, zorgverzekeraars en toezichthouders op de marktordening in de zorg afspraken maken over een overname van het RPZ door zorgaanbieders met ondersteuning van zorgverzekeraars? Kunt u dit nader toelichten?
Voor mij is van belang dat de zorg die geleverd wordt voldoet aan de normen voor kwaliteit en bereikbaarheid. Zorgaanbieders en zorgverzekeraars hebben hierin hun verantwoordelijkheid en de IGZ en NZa zien hierop toe. Ik heb geen rol in de totstandkoming van de gemaakte afspraken.
Het hoofdbehandelaarschap van orthopedagoog-generalisten en kinder- en jeugdpsychologen |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Welke (zorg inhoudelijke) afwegingen heeft u gemaakt om orthopedagoog-generalisten en kinder- en jeugdpsychologen geen hoofdbehandelaar te laten zijn vanaf 2014 (dyslexiezorg uitgezonderd) voor het zorgdomein kinderen en jongeren?
In mijn brief van 2 juli over het hoofdbehandelaarschap1 heb ik aangegeven dat alleen BIG-geregistreerden hoofdbehandelaar kunnen zijn, zowel in de generalistische basis GGZ als in de gespecialiseerde GGZ. Ik heb hiervoor gekozen omdat voor in de Wet BIG geregelde beroepen geldt dat het deskundigheidsgebied en de opleidingsvereisten wettelijk geborgd zijn. Daarnaast is voor patiënten controleerbaar of een zorgverlener rechtmatig zijn titel gebruikt en zijn deze zorgverleners tuchtrechtelijk aanspreekbaar op hun handelen.
Voor dyslexiezorg heb ik in mijn brief een uitzondering gemaakt. Dyslexiezorg wordt op dit moment bekostigd volgens de systematiek van de tweedelijns GGZ en is verzekerde zorg op grond van de Zorgverzekeringswet, maar het is geen GGZ. Voor het laatste jaar voordat de dyslexiezorg wordt overgeheveld naar gemeenten (2014) heb ik voor de dyslexiezorg geen veranderingen willen aanbrengen. Daarom kunnen volgens mijn brief orthopedagogen-generalist (geregistreerd bij de de Nederlandse Vereniging van pedagogen en onderwijskundigen, NVO) en kinder- en jeugdpsychologen (geregistreerd bij het Nederlands Instituut van Psychologen, NIP) hoofdbehandelaar zijn voor dyslexiezorg, ook al zijn deze beroepen niet in de Wet BIG geregeld.
Kunt u aangeven welke adviezen u betrokken heeft bij het formuleren van uw visie op het hoofdbehandelaarschap?
Bij mijn brief van 2 juli 2013 over het hoofdbehandelaarschap heb ik als bijlage de brief gevoegd die ik op 28 juni heb ontvangen van de partijen die deelnemen aan het bestuurlijk akkoord Toekomst GGZ 2013–2014. Dit zijn het Landelijk Platform GGz, GGZ-Nederland, Meer GGZ, Zorgverzekeraars Nederland, de Nederlands Vereniging voor Psychiatrie, de Nederlandse Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen & Psychotherapeuten, het Nederlands Instituut van Psychologen, de Landelijke Vereniging van Eerstelijnspsychologen en de Landelijke Vereniging Georganiseerde eerste lijn. Deze brief is belangrijk geweest voor mijn besluit.
Daarnaast hebben de Inspectie voor de Gezondheidszorg en ik in de eerste helft van 2013 vele brieven gehad over het hoofdbehandelaarschap. Hieronder onder andere brieven van de NVO van 4 januari 2013 en 18 april 2013. Ook deze brieven zijn meegewogen in de besluitvorming.
Naar aanleiding van mijn brief van 2 juli heeft de NVO mij op 14 augustus 2013 wederom een brief gestuurd. Op 27 augustus 2013 hebben mijn medewerkers een gesprek gehad met de NVO. Het NIP heeft mij op 22 augustus 2013 een afschrift van een brief aan de NZa gestuurd over de positie van kinder- en jeugdpsychologen.
Deze laatste brieven en de terugkoppeling die ik van het gesprek met de NVO heb gehad, hebben mij doen besluiten tevens de orthopedagogen-generalist en de kinder- en jeugdpsychologen totdat overheveling van de jeugd-GGZ naar de gemeenten hoofdbehandelaar te laten zijn in de generalistische basis GGZ. Orthopedagogen-generalist en kinder- en jeugdpsychologen zijn met name werkzaam in de jeugd-GGZ, op dat gebied hebben zij ook specifieke expertise, die BIG-geregistreerde hoofdbehandelaren niet hebben.
Naast het vorenstaande speelt dat beide beroepen in de eerstelijns GGZ momenteel vijf zittingen mogen declareren. Als zij voorafgaand aan de overheveling van de jeugd-GGZ naar gemeenten geen hoofdbehandelaar mogen zijn, gaat expertise verloren, met alle nadelige gevolgen van dien voor kinderen en hun ouders (kwaliteit en continuïteit van de zorg en wachttijden) en voor de professionals die het betreft. Deze beroepsgroepen gaan dan bovendien met een achterstand de overheveling van de jeugd-GGZ naar de gemeenten in. Vanwege een soepele overgang van de jeugd-GGZ naar gemeenten wil ik voor de orthopedagogen-generalist en de kinder- en jeugdpsychologen dan ook een tijdelijke uitzondering maken. Daarbij vind ik het van groot belang dat de orthopedagogen-generalist geregistreerd zijn bij de NVO en de kinder- en jeugdpsychologen bij het NIP en voor verzekeraars en cliënten als zodanig terug te vinden zijn. Tevens moeten zij voldoen aan opleidings- en herregistratie eisen en vallen zij onder privaatrechtelijk tuchtrecht.
Ik zal de NZa op de kortst mogelijke termijn vragen de orthopedagogen-generalist als geregistreerd bij de NVO en de kinder- en jeugdpsychologen als geregistreerd bij het NIP op te nemen in de limitatieve lijst van hoofdbehandelaars voor de generalistische basis GGZ tot aan de overheveling van de jeugd-GGZ naar de gemeenten.
Hoe verhoudt uw keuze zicht tot de wens van uw staatssecretaris om de Jeugdzorg te professionaliseren? Kunt u uw antwoord toelichten?
De aanvulling op het beleid uit mijn brief van 2 juli past bij het door de staatssecretaris voorziene professionaliseringsbeleid binnen de jeugdzorg, waarin een prominente rol wordt gezien voor kinder-en jeugdpsychologen en orthopedagogen. Door deze beroepsgroepen tot aan de decentralisatie voor het hoofdbehandelaarschap aan te wijzen, wordt een soepele overgang naar het nieuwe jeugdstelsel mogelijk met de daarin beoogde professionalisering.
De eisen die ik stel aan het hoofdbehandelaarschap hebben betrekking op GGZ die wordt omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet. In 2014 behoort de jeugd-GGZ daar nog toe, als het voorstel voor de Jeugdwet wordt aanvaard (inwerkingtreding voorzien per 1 januari 2015) is dat niet langer het geval. De jeugd-ggz maakt dan deel uit van jeugdhulp conform de Jeugdwet. De eisen aan het hoofdbehandelaarschap zoals die voor 2014 en 2015 worden neergelegd in de beleidsregels van de NZa voor de bekostiging van de GGZ, gelden op dat moment niet meer voor de jeugd-GGZ. Het doel is om met ingang van 2016 een veldnorm te hebben voor het hoofdbehandelaarschap in de GGZ.
De professionalisering van de jeugdzorg wordt vormgegeven door de norm van de verantwoorde werktoedeling die inhoudt dat jeugdzorginstellingen worden verplicht te werken met een in het kwaliteitsregister jeugd geregistreerde professional (onder anderen orthopedagogen en psychologen), tenzij zij aannemelijk kunnen maken dat werktoedeling aan anderen niet leidt tot kwaliteitsverlies dan wel dat het noodzakelijk is anderen dat werk toe te delen. Het betreft een privaatrechtelijk, door de ministers van VWS en VenJ erkend register. Het hiertoe strekkende wetsvoorstel2 is in april 2013 aangeboden aan de Tweede Kamer, de ontwerpamvb met nadere concretisering van dit wetsvoorstel volgt binnenkort. Op dit moment wordt tevens onderzocht hoe in de Jeugdwet met deze norm van werktoedeling kan worden omgegaan.
Heeft u tijdens uw besluitvorming overlegd met de staatssecretaris in het kader van de nieuwe Jeugdwet, die tot doel heeft meer ambulante (jeugd)zorg te verlenen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De geestelijke gezondheidszorg behoort tot mijn portefeuille. Indien er raakpunten met de portefeuille van de staatssecretaris zijn, bespreek ik deze met hem.
Waar komt het onderscheid tussen beroepsgroepen met een vergelijkbaar niveau vandaan? Ziet u ook dat er mogelijk gevolgen zullen zijn voor het gelijkwaardig kunnen werken op de werkvloer?
Wat mij betreft zijn alle zorgverleners gelijkwaardig, dat wil echter niets zeggen over de inhoud van het werk dat zij doen.
Denkt u dat, als deze beroepsgroepen eerder hun zorgen om hun hoofdbehandelaarschap hadden geuit, zij dan wel het hoofdbehandelaarschap tot 2016 gegund hadden gekregen?
De orthopedagogen hebben zich laten horen en ik heb hen gehoord, zie verder het antwoord op vraag 2.
Kunt u ingaan op de argumenten genoemd in het bijgevoegde persberichten van de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO) en het Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP)?1 2
De NVO stelt in haar persbericht dat ik het advies van de partijen van het bestuurlijk akkoord naast mij neerleg. De veldpartijen noemen inderdaad de orthopedagogen-generalist en de kinder- en jeugdpsycholoog als hoofdbehandelaar voor de generalistische basis GGZ. Zij stellen er echter ook boven het lijstje van beroepen dat het gaat om BIG-geregistreerden. Het advies van partijen is daarmee niet eenduidig.
De NVO wijst verder op risico’s in de kwaliteit en de continuïteit van zorg voor kinderen en jongeren. Deze mogelijke risico’s acht ik ondervangen door ook de orthopedagoog-generalist en de kinder- en jeugdpsycholoog als hoofdbehandelaar in de generalistische basis GGZ aan te wijzen tot aan de overheveling van de jeugd-GGZ naar gemeenten.
Het gezamenlijke persbericht van de NVO en het NIP gaat over dyslexiezorg. Er staat dat het positief is dat ik voor 2014 geen wijzigingen aanbreng in (het hoofdbehandelaarschap voor) de bestaande dyslexiezorg. Voor 2015 zou ik uitspraken doen die vooruitlopen op een samenhangend stelsel van jeugdhulp (dat met ingang van 2015 wordt ingevoerd). Dat is niet het geval. Wat in mijn brief van 2 juli staat over dyslexiezorg, heeft uitsluitend betrekking op 2014. Dat geldt ook voor de zin op p. 6 van mijn brief waarin staat dat voor dyslexiezorg dezelfde negen groepen beroepsbeoefenaren als in de generalistische basis GGZ en de gespecialiseerde GGZ hoofdbehandelaar kunnen zijn (naast de orthopedagogen generalist en de kinder- en jeugdpsychologen).
Het meldpunt ‘De overgang naar een nieuwe thuiszorg’ |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het rapport «De overgang naar een nieuwe thuiszorg»?1
Ik vind het goed dat deze betrokken werknemers en cliënten signalen over de uitvoering van de huishoudelijke hulp hebben verzameld en op basis daarvan in gesprek willen gaan met de betrokken wethouder en gemeenteraad om te bezien hoe de uitvoering kan verbeteren.
Wilt u een reactie geven op de klachten die binnengekomen zijn bij het meldpunt en die in het rapport geplaatst zijn? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de gemeente Rotterdam om de meldingen te beoordelen en zo nodig tot actie over te gaan.
Hoe oordeelt u over de werkwijze van de gemeente Rotterdam en de thuiszorgaanbieders die voor veel problemen zorgen waardoor noodzakelijke zorg en de arbeidsvoorwaarden van thuiszorgmedewerkers in het geding zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gemeente Rotterdam heeft nieuwe contracten afgesloten met de aanbieders waarin wordt gestuurd op basis van resultaten. Dat wil zeggen dat er afspraken gemaakt zijn over de resultaten die aanbieders moeten bereiken bij cliënten thuis, bijvoorbeeld een schoon huis, en/of schone kleding. De cliënt mag verwachten van zijn aanbieder dat in overleg met hem een arrangement wordt samengesteld om de voor hem nagestreefde resultaten te behalen. Met deze werkwijze beoogt de gemeente invulling te geven aan de compensatieplicht die zij heeft op grond van de Wmo. Het is niet aan mij om een oordeel uit te spreken over de werkwijze van de gemeente Rotterdam. Dat is de verantwoordelijkheid van primair de gemeenteraad van Rotterdam.
Als het gaat om de arbeidsvoorwaarden voor thuiszorgmedewerkers dan is dit primair een zaak tussen werknemers en werkgevers.
Kunt u laten weten hoeveel mensen in Rotterdam de thuiszorg hebben opgezegd, ten gevolge van de problemen van de overgang naar een nieuwe thuiszorg? Kunt u dit aangeven per thuiszorgaanbieder?
Nee, deze informatie is niet beschikbaar.
Kunt u tevens laten weten hoeveel mensen hun vertrouwde huishoudelijk verzorgende niet hebben kunnen behouden? Wat vindt u hiervan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, deze informatie is niet beschikbaar.
Kunt u tevens laten weten hoeveel mensen zonder huishoudelijke verzorging hebben gezeten en voor hoelang? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uit de verzamelde informatie blijkt dat de gemeente Rotterdam en de aanbieders voor de implementatie van de nieuwe werkwijze zes maanden hebben uitgetrokken. In deze periode is de overgang van medewerkers en cliënten voorbereid en gerealiseerd. Cliënten zijn in deze periode op verschillende manieren geïnformeerd door zowel de gemeente als de aanbieder.
Circa 2% van het totaal aantal van ca. 15.500 cliënten heeft in de eerste week na de start van het nieuwe contract geen ondersteuning gekregen, bijvoorbeeld door administratieve fouten en miscommunicatie (waaronder ook dat de aanbieder de cliënt niet heeft kunnen bereiken om afspraken te maken over de ondersteuning). Bij deze meldingen is binnen enkele dagen de ondersteuning alsnog geregeld.
Hoe oordeelt u over de handelwijze van thuiszorgaanbieders en de gemeente Rotterdam die hun verantwoordelijkheid voor de thuiszorg hebben verzaakt, doordat mensen wekenlang geen thuiszorg hebben ontvangen? Is dit de juiste wijze van uitvoering geven aan de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u het verantwoord dat mensen geen noodzakelijke zorg hebben gekregen? Gaat u ervoor zorgen dat deze mensen hiervoor gecompenseerd worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Vindt u het verantwoord dat mensen zijn gekort op het aantal uren huishoudelijke verzorging? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Wmo geeft de gemeente de verantwoordelijkheid om een burger te compenseren voor beperkingen die hij ondervindt in zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie voor zover hij die zelf niet kan oplossen. Dit is een kwestie van maatwerk, afgestemd op de persoonlijke kenmerken en situatie van betrokkene.
Vindt u het terecht dat mensen worden gekort op de huishoudelijke verzorging, zonder dat er een gesprek is geweest of een verandering in de indicatie? Komt dit overeen met uw beleidsvisie op de Wmo? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
Vindt u het verantwoord dat thuiszorgmedewerkers aan mensen moesten uitleggen dat zij minder uren krijgen? Deelt u de mening dat dit niet een taak is voor thuiszorgmedewerkers? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is mogelijk voor een gemeente om de uitvoering van een voorziening door een derde te laten uitvoeren. Gemeenten houden daarbij wel de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering en kunnen daar ook op aangesproken worden door cliënten. Gelet op de omvang van de transitie in Rotterdam vind ik het begrijpelijk dat thuiszorgmedewerkers ook een rol hebben bij het realiseren van deze transitie.
Vindt u het normaal dat mensen die huishoudelijke verzorging krijgen, die niet hebben gehad en ook geen respons kregen op telefoontjes aan de thuiszorgaanbieders en de gemeente? Kunt u uw antwoord toelichten?
In de eerste dagen is het helaas voorgekomen dat mensen de thuiszorgaanbieder moeilijk konden bereiken. Dit is inmiddels niet meer aan de orde.
Vindt u het verantwoord dat mensen vaak nu nog maar 1 of 2 uur huishoudelijke zorg krijgen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Huishoudelijke hulp is altijd een aanvullende voorziening. Een aanvulling van 1 of 2 uur huishoudelijke hulp kan in situaties voldoende zijn om – in aanvulling op de eigen kracht en die van het netwerk – het beoogde resultaat, bijvoorbeeld een «schoon huis» – te realiseren.
Kunt u uw huis in 1 uur schoonmaken en daarbij ook de was doen? Zo ja, bent u bereid dit voor te doen?
Zie antwoord vraag 13.
Wilt u uitzoeken hoeveel mensen meer eigen bijdrage betalen voor huishoudelijke verzorging en vervolgens gekort zijn in het aantal uren zorg? Zo nee, waarom niet?
Dat is niet te herleiden. Een verandering in de eigen bijdrage kan immers verschillende oorzaken hebben.
Hoe oordeelt u over de handelwijze van Aafje die aangeeft dat huishoudelijke verzorging enkel schoonmaak is en valt onder Functiewaardering in de gezondheidszorg (FWG) 10? Komt dit overeen met uw visie? Kunt u uw antwoord toelichten?
In de afspraken die Aafje en de gemeente Rotterdam hebben gemaakt is de cao Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg het uitgangspunt. Dat lijkt mij juist.
Vindt u het ook walgelijk dat de bestuurders van Aafje € 241.996 en € 219.876 verdienden in 2012 en dat zij auto’s van de zaak hadden met een cataloguswaarde van € 54.632 en € 72.975, maar tegelijkertijd zeggen dat hun huishoudelijk verzorgend personeel te duur is? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Met ingang van 1 januari 2013 is de Wet normering topinkomens (Wnt) in werking getreden. Dat is in de toekomst de beloningsnorm.
Hoe oordeelt u erover dat flexcontracten nu afgebouwd worden en dat thuiszorgmedewerkers hierdoor geen recht hebben op ww-uitkering? Welke maatregelen gaat u treffen om dit te voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Een van de resultaten van het sociaal overleg is dat afspraken gemaakt zijn tussen kabinet en sociale partners over een nieuwe balans tussen flexibiliteit en zekerheid door enerzijds de wijze waarop met ontslag wordt omgegaan fundamenteel te hervormen en anderzijds de positie van flexwerkers te versterken. Ik ga er van uit dat met deze afspraken en met de inzet van de diverse betrokken ondernemingsraden een betere balans kan worden gevonden voor de behoeften van de werkgevers aan flexibiliteit enerzijds en de behoeften aan werkzekerheid van de medewerkers anderzijds.
Hoeveel tijdelijke contracten zijn niet verlengd? Kunt u dit aangeven per thuiszorgaanbieder? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, deze informatie is niet beschikbaar.
Hoeveel thuiszorgmedewerkers verliezen hun baan in de gemeente Rotterdam? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gemeente heeft geen zicht op het precieze aantal flexmedewerkers dat hun baan heeft verloren of de komende tijd zal verliezen.
Waarom hebben thuiszorgaanbieders mensen van buiten aangenomen? Waarom zijn er mensen uit de sociale dienst aangenomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gemeente Rotterdam heeft erop toegezien dat het gesprek tussen oude en nieuwe aanbieders plaatsvond.
Verder vraagt de gemeente Rotterdam van aanbieders om te voldoen aan een «social return»-eis. Aanbieders kunnen voldoen aan de «social return»-eis door inzet van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt of stagiaires. De inzet van vrijwilligers telt alleen mee als «social return» als het inzet van WWB-ers betreft die als vrijwilliger additionele werkzaamheden verrichten.
Komt het overeen met uw beleidsvisie dat mensen in de huishoudelijke verzorging hun werk verliezen, maar dat voor het werk mensen uit de bijstand worden ingezet?4
Zie antwoord vraag 21.
Deelt u de mening dat het inzetten van mensen uit de bijstand verdringing van werk betekent? Zo ja, welke maatregelen gaat u hiertegen treffen? Zo nee, waarom komt u niet op voor deze thuiszorgmedewerkers?
Zie antwoord vraag 21.
Is het conform uw visie op de Wmo dat mensen en thuiszorgmedewerkers zo slecht geïnformeerd zijn over de overgang naar een nieuwe thuiszorg? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u doen om de gemeente Rotterdam op de vingers te tikken?
Gemeente en aanbieders hebben voorafgaand aan de startdatum van het nieuwe contract op diverse manieren cliënten tijdig geïnformeerd over de veranderingen die plaatsvinden en hebben zij ook afspraken gemaakt over de onderlinge communicatie in de eerste dagen na aanvang van het contract. Daar waar signalen zijn binnengekomen bij gemeente of aanbieders, is zo snel mogelijk contact gezocht met de cliënt om te zoeken naar een oplossing. Tevens hebben aanbieders hun medewerkers op verschillende manieren meegenomen in de nieuwe werkwijze (bijvoorbeeld bijeenkomsten met uitleg, casuïstiek en rollenspellen). Ik ga de gemeente Rotterdam niet op de vingers tikken.
Hoe reageert u op de klachten dat thuiszorgaanbieders indicaties voor huishoudelijke verzorging naast zich neerleggen? Vindt u dat de gemeente Rotterdam in dit geval fatsoenlijk voor zijn inwoners zorgt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is aan de gemeenteraad van Rotterdam om dat te beoordelen.
Vindt u het verantwoord dat de gemeente Rotterdam al 30% gekort heeft op uren en dat zij voornemens zijn om nog 30% te korten op huishoudelijke verzorging? Vindt u het prettig dat de gemeente Rotterdam op deze manier vast voorsorteert op de Rijkskorting van 40% in 2015? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gemeente Rotterdam heeft afgelopen jaren de zogeheten «Kanteling» in haar werkwijze doorgevoerd. Vanuit de Kanteling wordt, in lijn met de uitgangspunten van de Wmo, gekeken naar oplossingsmogelijkheden die cliënt zelf of met hulp van anderen kan treffen en is een individuele voorziening het sluitstuk in het ondersteuningsaanbod. Deze werkwijze heeft ertoe geleid dat er in Rotterdam al een daling zichtbaar was in de uren huishoudelijke verzorging die cliënten ontvingen.
Wat vindt u van het bericht dat mensen wijzen op een eerdere opname in een verzorgingshuis, vanwege de problemen met de huishoudelijke verzorging in Rotterdam? Is dit in lijn met uw visie op de Wmo? Kunt u uw antwoord toelichten?
Een veronderstelde beperking van huishoudelijke hulp leidt mijns inziens niet tot versnelde opname in een verzorgingshuis. Daarvoor is meer nodig.
Wat is uw reactie op de uitspraken van mensen die huishoudelijke zorg krijgen die vrezen voor vervuiling van het huis, de overbelasting van mantelzorgers en de achteruitgang van hun eigen gezondheid? Is dit in lijn met uw visie op de Wmo? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Wmo biedt voldoende waarborgen voor cliënten als deze de aan hem geboden voorziening onvoldoende compenserend acht voor zijn beperkingen. Een cliënt die het niet eens zijn met de gekozen oplossing kan bijvoorbeeld altijd bezwaar en eventueel beroep aantekenen bij de gemeente.
Deelt u de mening dat huishoudelijke zorg noodzakelijk is voor de kwaliteit van leven en de kwaliteit van zorg en dat hieraan niet getornd mag worden? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om de huishoudelijke zorg in Rotterdam te verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 28.
Deelt u de mening dat dit niet enkel een verantwoordelijkheid is van de gemeente Rotterdam en de thuiszorgaanbieders, maar dat u ook systeemverantwoordelijk bent voor de uitvoering van de Wmo? Zo ja, waarom heeft u eerder niet ingegrepen? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven, de uitvoering van de Wmo en de beleidsmatige invulling ervan is bij gemeenten belegd; zij zijn verantwoordelijk voor een goede uitvoering en voor de gemaakte keuzes. Ik ben verantwoordelijk voor het systeem van de wet: ik ben verantwoordelijk voor een wettelijk kader dat leidt tot realisatie van de beoogde beleidsdoelen. Daarbij horen waarborgen voor de cliënt en randvoorwaarden die gemeenten in staat moeten stellen om de wet goed uit te voeren. Mocht mij blijken dat het door de gemeente Rotterdam gevoerde Wmo-beleid zich (mogelijk) niet verhoudt met het wettelijke kader, dan zal ik «- gegeven mijn stelselverantwoordelijkheid- ingrijpen. Op dit moment zie ik op grond van de mij ter beschikking staande informatie, geen aanleiding om aan te nemen dat de waarborgen voor cliënten onvoldoende zijn of dat de gemeente Rotterdam onvoldoende invulling geeft aan de uitvoering van de Wmo.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met thuiszorgmedewerkers en mensen die huishoudelijke verzorging krijgen in Rotterdam? Zo ja, wanneer gaat u bij hen langs? Zo nee, waarom niet?
De cliënten en werknemers die betrokken zijn bij het rapport hebben aangegeven graag in gesprek te gaan met de wethouder en de gemeenteraad over de nieuwe thuiszorg in Rotterdam. Ik begrijp deze keuze. Ik heb begrepen dat de betrokken wethouder op vrijdag 12 juli heeft gesproken met cliënten en een vertegenwoordiging van het meldpunt van de SP, «Wij zijn de Thuiszorg» en de, AbvaKabo FNV. Ik zie daarom in dit lokale debat, waarin het gesprek met het lokaal bestuur gaande is, dan ook geen rol weggelegd voor mij.
Vindt u nog steeds dat het beleid van de gemeente Rotterdam een voorbeeld is voor de uitvoering van de Wmo? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op grond van de mij ter beschikking staande informatie stel ik vast dat de gemeente Rotterdam binnen de beschikbare kaders van regelgeving en middelen gekozen heeft voor een andere werkwijze om mensen te stimuleren om zoveel mogelijk zelfredzaam te zijn en op maat te ondersteunen. De gemeente Rotterdam heeft ervoor gekozen om in het (nieuwe) contract dat zij heeft afgesloten met aanbieders – overeenkomstig het doel van de Wmo – te sturen op resultaten. En overeenkomstig de Wmo, wordt in overleg met de cliënt een arrangement afgesproken om het resultaat, bijvoorbeeld een schoon huis of schone was, te bereiken.
Het bericht dat het LangeLand Ziekenhuis behouden blijft |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht dat het LangeLand Ziekenhuis behouden blijft voor Zoetermeer?1
Ik vind het van belang dat de inwoners van Zoetermeer toegang hebben tot kwalitatief goede zorg. Als het LangeLand ziekenhuis daarin een positieve rol kan spelen dan juich ik dat toe.
In welke vorm blijft het ziekenhuis bestaan? Wat wordt het profiel van het ziekenhuis?
Het LangeLand Ziekenhuis laat mij weten dat momenteel samen met de Vierstroom, het Groene Hart Ziekenhuis, de zorgverzekeraars en de 1e lijnorganisaties een regiovisie wordt uitgewerkt. Daarbij wordt aangegeven dat de toegankelijkheid en beschikbaarheid voor basale, essentiële zorgonderdelen zoals de spoedeisende hulp en verloskunde voor Zoetermeer en haar inwoners behouden blijft. Onder meer door nauwe samenwerking met de 1e lijn zou de zorg in de toekomst efficiënter moeten worden ingericht. Voor de hoog complexe zorg met een laag volume geeft Het LangeLand Ziekenhuis aan afspraken te maken met omliggende ziekenhuizen.
Worden er als gevolg van de overname afdelingen gesloten? Zo ja, welke? Wat zijn de gevolgen voor de regio?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de overname van het LangeLand Ziekenhuis gevolgen voor het personeel? Zo ja, welke? Kunt u ontslagen uitsluiten?
Wat de precieze gevolgen zijn voor het personeel is nog niet duidelijk. Door deze oplossing zal de werkgelegenheid voor velen behouden blijven. Dit betekent niet dat er geen mutaties zullen zijn in het personeelsbestand. De RvB van Het LangeLand Ziekenhuis geeft mij aan dat personeel zal afvloeien in de overhead en de facilitaire afdeling en dat er verpleegkundig personeel voor terug komt.
Blijven de spoedeisende hulp en de afdeling klinische verloskunde ook na de overname op het huidige niveau gehandhaafd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 2.
Wat vindt u van de constructie dat specialisten aandelen nemen in een ziekenhuis? Vindt u dit niet risicovol, aangezien dit een prikkel kan vormen tot onnodige productieverhoging, omdat specialisten bij een dergelijke constructie een financieel belang hebben bij een zo hoog mogelijke omzet? Zo neen, waarom niet?
Ik vind het een positieve ontwikkeling dat de partijen betrokken bij het LangeLand Ziekenhuis gezamenlijk voor een oplossing zorgen. Financiële participatie van medisch specialisten zal kunnen bijdragen aan het vergroten van de gelijkgerichtheid van de belangen van ziekenhuis en medisch specialisten. Deze grotere gelijkgerichtheid, overigens ook een belangrijk doel van de per 2015 voorziene invoering van integrale tarieven in de medisch specialistische zorg, heeft naar verwachting een positief effect op de interne organisatie, de kwaliteit en doelmatigheid van de te leveren medisch specialistische zorg.
Welke rol hebben de zorgverzekeraars gespeeld bij deze nieuwe plannen? Beoordeelt u deze als adequaat, gezien de bijzondere particuliere constructie die is bedacht? Zijn zij op een of andere manier betrokken bij de deals die zijn gesloten?
Het LangeLand Ziekenhuis geeft aan dat de verzekeraars gedurende de voorbereiding steeds op de hoogte zijn gehouden van de inhoud van de gesprekken en de gewenste oplossingsrichting. Daarnaast zijn zij zoals vermeld betrokken bij de uitwerking van de regioplannen. Gezien de verantwoordelijkheid die de zorgverzekeraars hebben voor de continuïteit van (cruciale) zorg is het van belang dat zij hierin hun rol vervullen.
Is uw ministerie of de Inspectie voor de Gezondheidszorg op enigerlei wijze betrokken of betrokken geweest bij de huidige tot stand gekomen plannen?
De Raad van Bestuur van Het LangeLand Ziekenhuis heeft de inspectie steeds op de hoogte gehouden van een eventuele overname, met het oog op de gevolgen voor de continuïteit en patiëntveiligheid, overigens zonder vermelding van de overnamepartners. De inspectie is niet betrokken geweest bij de besluitvorming over de constructie of de keuze voor een overnamepartner. Verder is mijn departement niet betrokken in de planvorming.
Hoe beoordeelt u de rol van het particuliere bedrijf Vebego dat onder andere facilitaire diensten levert? Onder welke condities heeft het een indirecte lening van 3 miljoen euro verstrekt?
Het is aan het ziekenhuis om afspraken te maken met haar kapitaalverschaffers. Ik heb hierin geen rol. De NZa en de ACM zien toe op de gemaakte afspraken.
Gaat Vebego nu of in de toekomst facilitaire of andere diensten in het ziekenhuis overnemen?
Het LangeLand Ziekenhuis geeft aan dat zij een eigen facilitair bedrijf heeft dat onderdelen uitbesteed. Vebego is een van de potentiële partners.
Is het waar dat zorgaanbieder Vierstroom AWBZ-geld steekt in de financiering van het LangeLand Ziekenhuis? Zo ja, om hoeveel geld gaat het? Op welke wijze stopt de Vierstroom er geld in? Is dit wettelijk toegestaan? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?
Vierstroom investeert een deel van zijn zogenaamde vrije reserves in Het LangeLand Ziekenhuis. Het is aan de NZa en de ACM om toe te zien op de rechtmatigheid van deze constructie.
Wat is de reden dat de overname door Loek Winter, zoals door u eerder aangegeven, is afgeketst?2
Deze keuze is gemaakt door de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht van het LangeLand Ziekenhuis. Ik heb hierin geen rol. De Raad van Bestuur van het Lange Land Ziekenhuis geeft mij aan dat zij deze keuze heeft gemaakt, omdat hierbij de risico’s voor de bedrijfsvoering, het personeel, de patiënten en de schuldeisers het kleinst zijn.
Hoe beoordeelt u de redding van het LangeLand Ziekenhuis in relatie tot het recente faillissement van het Ruwaard van Putten Ziekenhuis? Deelt u de mening dat de redding van het LangeLand Ziekenhuis schril afsteekt tegen het faillissement van het Ruwaard van Putten Ziekenhuis? Kunt u uw antwoord toelichten?
Dit zijn twee verschillende gevallen die afzonderlijk moeten worden beoordeeld.
Het bericht dat het Slotervaartziekenhuis in grote financiële problemen verkeert |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe oordeelt u over het bericht dat het Slotervaartziekenhuis in grote financiële problemen verkeert?1
Ik begrijp dat belanghebbenden zich zorgen maken over de financiële situatie van het ziekenhuis. Ik heb op het moment geen signalen dat er acute financiële problemen zijn bij het Slotervaartziekenhuis. In het jaarverslag van het Slotervaartziekenhuis over 2012 worden enkele risico’s onderkend met betrekking tot de continuïteit van het ziekenhuis. Echter, het jaarverslag vermeldt ook een aantal acties welke ondernomen is ter beheersing van die risico’s, op basis waarvan het ziekenhuis concludeert dat de continuïteit van de organisatie is geborgd en dat de activiteiten in de nabije toekomst kunnen worden voortgezet2. Met de specifieke gegevens aangaande de financiële situatie ben ik niet bekend. Het is aan het ziekenhuis en aan de ING Bank zelf om antwoord te geven op deze vragen. Mij gaat het er om dat de continuïteit van cruciale zorg in het betreffende gebied geborgd is. Ik heb op dit moment geen signalen dat er een risico is voor de continuïteit van zorg. Omdat het Slotervaartziekenhuis niet onmisbaar is om cruciale zorg te borgen, is er voor mij geen rol bij een eventueel faillissement.
Is het waar dat de ING Bank het kredietplafond van het Slotervaartziekenhuis van 52 naar 28 miljoen euro heeft verlaagd? Wat betekent dit voor de financiële positie van het Slotervaartziekenhuis?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de ING Bank dreigt het kredietlimiet van 28 miljoen euro elk kwartaal met 1 miljoen euro te verminderen? Zo ja, heeft de ING Bank dit dreigement ten uitvoer gebracht? Zo nee, hoe groot is de kans dat zij dit alsnog doet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de ING Bank dreigt een debetrente van 3,85 procent boven de gebruikelijke maandrente in rekening te brengen? Zo ja, heeft de ING Bank dit dreigement ten uitvoer gebracht? Zo nee, hoe groot is de kans dat zij dit alsnog doet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de ING Bank dreigt de rekening courant te blokkeren? Zo ja, heeft de ING Bank dit dreigement ten uitvoer gebracht? Zo nee, hoe groot is de kans dat zij dit alsnog doet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe groot is de kans dat de direct opeisbare lening van 21 miljoen euro wordt opgeëist door de erven Schram? Is het voortbestaan van het Slotervaartziekenhuis in dat geval in direct gevaar? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het jaarverslag van het Slotervaartziekenhuis over 2012 meldt over deze lening het volgende: het bestuur van het Slotervaartziekenhuis heeft ervoor gezorgd dat de lening van € 26 mln. naar € 21 mln. is afgenomen onder een aandelenemissie aan Delta Onroerend Goed (Delta). Met Delta is overeengekomen dat haar vordering in de komende vijf jaar niet zal worden opgeëist. Mij is geen andere informatie bekend. Ik heb op dit moment dus geen reden om aan te nemen dat de lening zou worden opgeëist voor het einde van deze periode.
Hoe is de liquiditeitspositie van het Slotervaartziekenhuis op dit moment? Heeft het Slotervaartziekenhuis nog voldoende liquide middelen om de salarissen te blijven betalen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik hierboven aangaf heb ik geen signalen ontvangen dat er op dit moment acute financiële problemen zijn bij het Slotervaartziekenhuis. Ik ben niet verantwoordelijk voor de financiële positie van het Slotervaartziekenhuis, bovendien beschik ik niet over deze informatie.
Kunt u een uitgebreide beschrijving geven van de actuele stand van zaken wat betreft de financiële positie van het Slotervaartziekenhuis?
Zie antwoord vraag 7.
Vindt u het wenselijk dat een ziekenhuis ten onder dreigt te gaan door getouwtrek tussen verschillende eigenaren? Zijn de patiënten van het Slotervaartziekenhuis daar volgens u bij gediend? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik betreur het dat er onduidelijkheid is over wie de eigenaar van het Slotervaartziekenhuis precies is. Onder de huidige wetgeving is niet openbaar wie de aandeelhouders van een besloten vennootschap (zoals het Slotervaartziekenhuis) zijn, tenzij er slechts één aandeelhouder is. Dit kabinet wil daar verandering in brengen. De minister van Veiligheid en Justitie (V&J) heeft wetgeving in voorbereiding die strekt tot de instelling van een centraal aandeelhoudersregister. Dit register biedt de mogelijkheid eenvoudig vast te stellen wie de aandeelhouders zijn en welke aandelen (in welke rechtspersonen) bepaalde personen hebben.3
Patiënten moeten erop kunnen vertrouwen dat zij zorg ontvangen die voldoet aan de daarvoor geldende eisen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft dan ook direct nadat er onduidelijkheid ontstond over de situatie bij het Slotervaartziekenhuis, de naleving van de wetgeving en normen op het gebied van governance onderzocht. De weerslag van dit onderzoek vindt u bijgevoegd.4 Ik heb op het moment geen aanwijzingen dat de kwaliteit niet voldoende zou zijn of dat het ziekenhuis, in terminologie van de vragensteller, «ten onder zou gaan».
Mocht het ziekenhuis onverhoopt in surseance raken of failliet gaan dan ziet de IGZ erop toe dat de veiligheid en kwaliteit van de zorg daardoor niet in gevaar komt. De verzekeraars zijn verantwoordelijk voor het garanderen van continuïteit van zorg voor hun verzekerden. De NZa controleert of de zorgverzekeraars hun zorgplicht voldoende naleven.
Deelt u de indruk dat het in de bestuurskamer van het Slotervaartziekenhuis enkel nog over financiële belangen gaat terwijl het daar eigenlijk over het bieden van goede zorg zou moeten gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben niet bekend met de onderwerpen waar de raad van bestuur over spreekt. De raad van toezicht van het Slotervaartziekenhuis heeft tot taak toezicht te houden op het besturen door de raad van bestuur en de raad van bestuur waar nodig aan te spreken.
De IGZ houdt toezicht of kwalitatief goede zorg wordt geleverd en of wordt voldaan aan de governanceregelgeving. Ik heb op dit moment geen aanwijzingen dat hier niet aan wordt voldaan.
Hoeveel geld heeft de voormalig bestuursvoorzitter van het Slotervaartziekenhuis onttrokken aan het Slotervaartziekenhuis?2
Het Slotervaartziekenhuis is zelf verantwoordelijk voor een goed financieel beheer. De raad van bestuur is eindverantwoordelijk voor en belast met het besturen van de zorgorganisatie. Dit houdt onder meer in dat de bestuurders verantwoordelijk zijn voor het beheersen van de risico’s verbonden aan de activiteiten van de zorgorganisatie en voor de financiering van de zorgorganisatie. De raad van toezicht houdt hier toezicht op. Het is dan ook aan het ziekenhuis zelf om antwoord te geven op deze vragen. Overigens meldt het jaarverslag van het Slotervaartziekenhuis over 2012 voor de voormalig bestuursvoorzitter een reservering voor de verwachte kosten voor het brutoinkomen van € 330.000,-.
Indien het ziekenhuis van mening is dat er onrechtmatige betalingen zijn gedaan aan de voormalig bestuursvoorzitter of aan andere partijen kunnen zij hiervoor een juridische procedure starten.
Kunt u een overzicht geven van de inkomsten van de voormalig bestuursvoorzitter? Is hierbij sprake geweest van fraude? Zo ja, wat gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Is het waar dat er privéuitgaven zijn gedaan met de creditcard van het ziekenhuis? Zo ja, om welke bedragen gaat het? Is dit naar uw oordeel de juiste manier om met geld om te gaan dat bedoeld is voor zorg?
Zie antwoord vraag 11.
Is het waar dat 68 verkeersboetes die de voormalige bestuursvoorzitter kreeg, betaald zijn door het Slotervaartziekenhuis? Om welke bedragen gaat het? Is dit naar uw oordeel de juiste manier om met geld om te gaan dat bedoeld is voor zorg?
Zie antwoord vraag 11.
Is het waar dat u begin februari 2013 contact heeft gehad met mevrouw Erbudak? Zo ja, waar heeft u met haar over gesproken?3
Hoewel ik in 2013 geen contact heb gehad met mevrouw Erbudak of andere bestuurders van het Slotervaartziekenhuis, had dit zomaar wel gekund. Het behoort immers tot mijn taak als minister van Volksgezondheid om contacten te onderhouden met diverse partijen in het zorgveld om op de hoogte te blijven van wat er speelt. Ik heb derhalve in 2013 wel contact gehad met vele bestuurders van andere ziekenhuizen.
Heeft u dit jaar vaker contact gehad met mevrouw Erbudak of andere bestuurders van het Slotervaartziekenhuis? Zo ja, wanneer en wat was de inhoud van dat contact?
Zie antwoord vraag 15.
Kunt u een overzicht geven van alle contacten die er dit jaar zijn geweest tussen uw ministerie en het Slotervaartziekenhuis? Wat was de aard en inhoud van die contacten?
Er is begin februari ambtelijk contact geweest tussen het ministerie en mevrouw Erbudak. Mevrouw Erbudak heeft daarbij het ministerie geïnformeerd over de stand van zaken van de contractonderhandelingen met Achmea. Ook na februari is nog enkele malen ambtelijk contact geweest over de stand van zaken. Het ministerie is in dezelfde periode ook door Achmea geïnformeerd over de stand van zaken.
Hoe groot is het risico dat het Slotervaartziekenhuis na het Ruwaard van Putten ziekenhuis het volgende ziekenhuis is dat failliet gaat? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Slotervaartziekenhuis is zelf verantwoordelijk voor de eigen bedrijfsvoering en stelt in het jaarverslag over 2012 dat het de risico’s in voldoende mate beheerst. Het is dan ook niet aan mij om dat risico anders in te schatten. Ik kan mij voorstellen dat de verzekeraar de financiële positie van het ziekenhuis goed in de gaten houdt in het kader van haar zorgplicht. Ik ben verantwoordelijk voor het waarborgen van de continuïteit van cruciale zorg, wanneer een verzekeraar niet aan zijn zorgplicht kan voldoen. Omdat het Slotervaartziekenhuis niet onmisbaar is om cruciale zorg te borgen, is er voor mij geen rol bij een eventueel faillissement.
Hoe aantrekkelijk is het voor investeerders om te investeren in ziekenhuizen, nu zorgverzekeraars ziekenhuizen steeds meer de duimschroeven aandraaien? Verwacht u dat deze houding van zorgverzekeraars tot meer faillissementen van ziekenhuizen zal leiden? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Ik verwacht dat zorgaanbieders investeringskeuzes vooraf goed doordenken. Daar hoort bij dat zij voorafgaand aan een investering een goede business case opstellen, dit in nauw overleg met de zorgverzekeraars. Een goede business case zal ook door investeerders worden verlangd alvorens zij overgaan tot investeren. Op deze manier kunnen financiële risico’s worden ondervangen en kansen op faillissement worden verkleind.
De zorgverzekeraar zal in de onderhandelingen met de zorgaanbieder een goede balans moeten vinden tussen kwaliteitsverbetering en efficiëntie aan de ene kant en continuïteit van zorg voor zijn verzekerden aan de andere kant. Wanneer een zorgaanbieder kwalitatief slechte zorg levert of te duur is, kan een zorgverzekeraar besluiten om bij die zorgaanbieder geen zorg in te kopen. Desalniettemin is een faillissement niet in het belang van een zorgverzekeraar. Zorgverzekeraars hebben immers de zorg die door ziekenhuizen wordt geleverd nodig om aan hun zorgplicht te voldoen. Daarnaast raken verzekeraars ook eventueel gegeven bevoorschottingen kwijt bij een faillissement en moeten zij op korte termijn met andere aanbieders afspraken maken om aan hun wettelijke zorgplicht te voldoen. Zowel zorgverzekeraars als investeerders als zorgaanbieders hebben dus een belang dat een zorgaanbieder niet in financiële problemen geraakt.
Heeft u lering getrokken uit het faillissement van het Ruwaard van Putten ziekenhuis? Bent u van plan nu vroegtijdig in te grijpen om een faillissement te voorkomen? Zo ja, wat bent u van plan te ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Hoewel ik het faillissement van het Ruwaard van Puttenziekenhuis betreur voor het personeel, zie ik geen aanleiding om mijn beleid te wijzigen. De continuïteit van zorg is voor mij het uitgangspunt, niet de continuïteit van de zorgaanbieder. Het voorkomen van faillissementen van zorgaanbieders door het leveren van steun houdt geen pas met de verantwoordelijkheden van zorginstellingen zelf en zou juist leiden tot verdere stijging van de kosten. Door te allen tijde garant te staan voor het voortbestaan van een aanbieder, zijn meer financiële middelen nodig die door burgers moeten worden opgebracht. Steun aan zorgaanbieders stimuleert hen (en andere stakeholders zoals zorgverzekeraars en financiers) immers niet om hun keuzes goed te overwegen. Mijn verantwoordelijkheid is beperkt tot het waarborgen van continuïteit van cruciale zorg, wanneer een zorgverzekeraar niet aan zijn zorgplicht kan voldoen. Het Slotervaartziekenhuis is niet onmisbaar om de continuïteit van cruciale zorg te waarborgen, aangezien er in de regio Amsterdam verschillende andere algemene en academische ziekenhuizen voorhanden zijn.
Gaat u het Slotervaartziekenhuis gebruiken als voorbeeld om uw voorstel om winstuitkeringen door ziekenhuizen mogelijk te maken te promoten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb geen reden om aan te nemen dat het wetsvoorstel om winstuitkeringen mogelijk te maken van invloed zal zijn op de kans dat de recente gebeurtenissen bij het Slotervaartziekenhuis bij meer aanbieders van medisch-specialistische zorg zullen plaatsvinden. Dit gezien het feit dat de gebeurtenissen bij het Slotervaart geen betrekking hadden op het uitkeren van winst, maar op de contractering van zorg en een daarmee gepaard gaan verschil van mening over het te voeren beleid tussen de eigenaren. Het wetsvoorstel om winstuitkeringen door ziekenhuizen mogelijk te maken ligt momenteel in de Tweede Kamer en heeft dus nog geen kracht van wet. Het wetsvoorstel stelt bovendien juist strenge voorwaarden aan aanbieders van medisch-specialistische zorg die winst willen uitkeren (en dus ook aan investeerders). Met deze voorwaarden ten aanzien van de kwaliteit en de financiële positie van aanbieders van medisch-specialistische zorg ga ik mogelijke risico’s juist tegen die het aantrekken van privaat kapitaal in de medisch-specialistische zorg met zich mee zou kunnen brengen. Ik zie het wetsvoorstel derhalve als een substantiële verbetering van de huidige praktijk.
Het bericht dat klinische verloskunde verdwijnt in Sittard-Geleen |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het voornemen van de ziekenhuizen Atrium en Orbis om de afdeling klinische verloskunde in Sittard-Geleen te sluiten en te concentreren in de locatie Heerlen? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Zolang aan de normen voor kwaliteit en bereikbaarheid wordt voldaan heb ik hierover geen oordeel.
Welke redenen voeren Orbis en Atrium aan om klinische verloskunde te concentreren in Heerlen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De ziekenhuizen geven aan vanaf medio 2009 en met name in de periode 2011–2013 intensief onderzoek te hebben gedaan naar de meerwaarde van samenwerking/fusie. Onder andere door de maatschappen gynaecologie is, als onderdeel van dit onderzoek, een strategisch plan opgesteld dat door beide maatschappen is geaccordeerd en ondertekend. De conclusie van dit strategische plan was dat door klinische concentratie van de gynaecologie en de verloskunde het aanbod en de kwaliteit van de zorg naar de toekomst toe duurzaam kan worden geborgd. De voordelen zitten onder andere in het bundelen van kennis en kunde op één locatie, het verbeteren van de dienstbelasting van specialisten en (gespecialiseerde) ondersteuning, het optimaliseren van opvang van acute situaties en complicaties en het beter benutten van de capaciteit van verloskamers/couveuses en neonatologie/verpleegafdeling. Overigens betreffen de concentratieplannen alleen de klinische verloskunde. Op alle locaties blijft de poliklinische en dagverplegingszorg gehandhaafd. Met andere woorden de gynaecologen blijven op beide (hoofd)locaties van het fusieziekenhuis waar nu poli wordt gehouden ook in de toekomst poliklinisch actief.
Zijn zorgverleners en cliënten- en ondernemingsraden betrokken bij de voornemens om de afdeling klinische verloskunde te concentreren in Heerlen? Zo ja, hebben zij hiermee ingestemd? Zo nee, waarom niet?
De ziekenhuizen geven aan dat zowel zorgverleners als cliënten- en ondernemingsraden in de afgelopen 2 jaar systematisch en op regelmatige basis op de hoogte zijn gebracht van de ontwikkelingen in de fusieactiviteiten in algemene zin, en de afgelopen 7 maanden over de concentratieplannen in het bijzonder. Overigens hebben de ziekenhuizen mij laten weten dat het voorgenomen fusiebesluit tussen Atrium MC en Orbis Medisch en Zorgconcern nog door middel van een adviesaanvraag aan alle relevante gremia (zoals Cliëntenraad, Ondernemingsraad, Bestuur Medische Staf en Verpleegkundige Adviesraad) zal worden voorgelegd. Bij die adviesaanvraag worden de betrokken gremia in staat gesteld om hun definitieve oordeel te geven over het fusievoornemen.
Hoe oordeelt u over de reacties van zelfstandig verloskundigen, en cliënten- en ondernemingsraden die aangeven dat in acute situaties de reisafstand wel eens veel te groot kan zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
De zorgverzekeraar dient er vanuit zijn zorgplicht voor te zorgen dat de bereikbaarheid in de regio is geborgd. Ook na de beoogde concentratie moet aan de 45-minutennorm worden voldaan. Toetssteen hiervoor is de doorrekening met de vigerende modellen van het RIVM. In de gevoelige ziekenhuisanalyse van het RIVM uit 2011 waren Orbis en Atrium geen van beide gevoelig voor de 45 minuten. Afhankelijk van wanneer de plannen in werking gaan treden zal een nieuwe doorrekening moeten worden gemaakt met het dan vigerende referentiekader en het bijbehorende (snellere) rijtijdenmodel.
In hoeverre komt de bereikbaarheid van de zorg in gevaar als de afdeling klinische verloskunde in Sittard-Geleen wordt gesloten? Hoeveel inwoners in de omgeving van Sittard-Geleen zullen bij het sluiten van de afdeling verloskunde van het ziekenhuis Orbis niet meer binnen de bereikbaarheidsnorm van 45 minuten vallen?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is de precieze rol geweest van de zorgverzekeraars? Kunt u nader ingaan op hun financiële belangen bij deze grootse fusie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Naar ik heb begrepen heeft CZ medio 2009 aangedrongen op een intensievere samenwerking tussen Atrium en Orbis om zodoende onder andere te kunnen komen tot een efficiënter gebruik van capaciteiten. Van een verdere rol of (financiële) belangen van de verzekeraar bij de fusie ben ik niet op de hoogte.
Hoe oordeelt u over de reactie van de bestuurders van Orbis en Atrium die hebben aangegeven dat 90% van de bevallingen prima te plannen is? Deelt u de mening dat 10% van de vrouwen hierdoor in gevaar kunnen komen, als zij in acute noodsituatie niet op tijd in het ziekenhuis kunnen zijn? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Voor alle vrouwen in de regio is het van belang dat in de nieuwe plannen wordt voldaan aan de normen voor kwaliteit en bereikbaarheid. Zie verder mijn antwoord op de vragen 4 en 5.
Hoeveel (gedwongen) ontslagen zullen er komen, indien de afdeling klinische verloskunde geconcentreerd wordt in Heerlen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Over de precieze gevolgen van de concentratie voor het personeel is op dit moment nog niets te zeggen.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat de afdeling verloskunde in Sittard-Geleen moet sluiten?
Zolang met de concentratieplannen wordt voldaan aan de normen voor kwaliteit en bereikbaarheid zie ik geen reden dit te voorkomen. Respectievelijk de IGZ en de NZa zien hierop toe.
Erkent u dat fusie altijd leidt tot het opheffen van een klinische verloskunde afdeling? Vindt u dat wenselijk? Kunt u uw antwoord toelichten?
Iedere fusie is anders en er kan naar mijn mening dus niet op een dergelijk generalistische wijze worden gesproken over de effecten van een ziekenhuisfusie.
Waarom worden beide klinische verloskundige afdelingen in het Atrium en Orbis niet behouden? Wat is precies het bezwaar? Is dit een bezwaar van de zorgverzekeraars? Is dit een bezwaar van het Atrium en Orbis? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoorden op de vragen 2 en 6.
Wat is het standpunt van de gynaecologen in het Orbis ziekenhuis? Klopt het dat zij het verdwijnen van de klinische verloskunde uit Sittard-Geleen onwenselijk vinden? Zijn er medische redenen die tot concentratie noden of zijn het vooral financiële afwegingen die aan het concentratievoorstel ten grondslag liggen?
Zie mijn antwoord op vraag 2. De betrokken medisch specialisten hebben zelf het strategische plan Gynaecologie opgesteld. De maatschappen vinden concentratie derhalve niet ongewenst.
Is het aantal van 1360 bevallingen in 2012 niet voldoende om de klinische verloskunde voor Sittard-Geleen te behouden, uitgaande van het streven, dichtbij als het kan, verder weg als het om medisch inhoudelijke redenen gewenst is?2 Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?
Voor de redenen van de concentratie verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2. Ten aanzien van het adagium «Dichtbij als het kan, verder weg als het om medisch inhoudelijke redenen gewenst is», wijs ik er nogmaals op dat de concentratieplannen alleen de klinische verloskunde betreffen. Op alle locaties blijft de poliklinische en dagverplegingszorg gehandhaafd.
Bent u bereid maatregelen te treffen om te zorgen dat de afdeling klinische verloskunde in zowel het Atrium als het Orbis behouden kan blijven? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 9.
Kunt u meer informatie geven over de concentratie van andere zorg, waarvan het voornemen is deze te concentreren in het Atrium of het Orbis? Zo nee, waarom niet?
Hierover zijn nog geen concrete plannen bekend. Wel hebben de ziekenhuizen mij geïnformeerd over de uitgangspunten van de voorgenomen fusie. In de nieuwe organisatie zijn twee volwaardige hoofdlocaties operationeel, met daarbij 24/7 spoedeisende hulp (SEH), Eerste Hart Hulp (EHH), Intensive Care (IC), Coronairy Care Unit (CCU) en OK-functies. Daarnaast zijn in de visie 13 specialismen benoemd waarvan de klinische opnamen en behandelingen worden geleverd in patiëntgerichte klinische centra. Deze klinische centra worden bij voorkeur geconcentreerd op één van de twee locaties. De poliklinieken zullen naar verwachting wel op beide locaties open blijven.
Het bericht dat het zorgverzekeraar Achmea een omzetgrens hanteert bij het inkopen van zorg |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht dat zorgverzekeraar Achmea een omzetgrens hanteert bij het inkopen van zorg?1
Mijn oordeel is dat een verzekeraar zorgplicht heeft. En dat een verzekeraar verantwoordelijk is voor de wijze waarop de invulling van de zorgplicht plaats vindt. Ik vind het belangrijk dat verzekeraars transparant zijn over de te hanteren criteria. Koopt een zorgverzekeraar ter vervulling van zijn zorgplicht zorg in, dan dient zijn inkoopbeleid verifieerbaar, transparant en non-discriminatoir te zijn en mogen de bij de zorginkoop aangelegde normen niet onredelijk zijn2.
In het «onderhandelaarsresultaat medisch specialistische zorg 2014–2017» dat ik u recent heb toegestuurd is een passage opgenomen over het proces van contractering en het gelijke speelveld.
Als het inkoopbeleid past binnen de randvoorwaarden zoals opgenomen in de onderhandelaarsresultaten en de hiervoor genoemde eisen, is het verder niet aan mij om een inhoudelijk oordeel te geven over het door Achmea gehanteerde beleid.
Is het waar dat u het belangrijk vindt dat zorgverzekeraars inkopen op kwaliteit? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, dat vind ik belangrijk. Voor een toelichting verwijs ik naar de Zorgverzekeringswet waar in de memorie van toelichting is opgenomen: »De regering acht het een blijvende overheidsverantwoordelijkheid dat noodzakelijke gezondheidszorg van goede kwaliteit voor alle Nederlanders toegankelijk is, ongeacht hun leeftijd, gezondheidstoestand of inkomenspositie. Een solide borging van dit publieke belang stelt hoge eisen aan het systeem van gezondheidszorg, zowel op medisch en zorginhoudelijk gebied als vanuit een oogpunt van doelmatige uitvoering en beheerste kostenontwikkeling».
Heeft het enkel contracteren van zorginstellingen met een omzet van minimaal 150.000 euro volgens u iets te maken met het hanteren van kwaliteit als criterium voor het inkopen van zorg? Kunt u uw antwoord toelichten? Bent u daarover te spreken?
Een verzekeraar neemt diverse aspecten mee in de weging bij het contracteerbeleid. Kwaliteit, inclusief veiligheid, is er één van. Een dergelijke grens kan dus een kwaliteitsgrondslag hebben. Maar redenen van doelmatigheid kunnen ook meespelen in de beslissing betreffende de contractering.
Achmea heeft aangegeven dat de keuze voor het stellen van deze grens zowel kwaliteits- als doelmatigheidsredenen heeft. Hierbij speelt onder meer de omvang van de aanbieder een rol, bijvoorbeeld om multidisciplinaire samenwerking te borgen, maar ook om te voorkomen dat plafondafspraken met ziekenhuizen worden omzeild door het oprichten van kleine zelfstandige entiteiten. Ook heeft Achmea aangegeven dat zij steeds hogere eisen stelt aan kwaliteit en veiligheid en multidisciplinair werken, waarbij een aanbieder die te klein is, deze eisen niet of slechts op ondoelmatige wijze kan realiseren.
Ik vind het een goede zaak dat Achmea kwaliteit en doelmatigheid mee laat wegen in het contracteerbeleid.
Is hier naar uw mening uw stelling van toepassing dat het «algemeen consumentenbelang wordt gediend wanneer zorgaanbieders en zorgverzekeraars onderling met elkaar concurreren op prijs en kwaliteit»? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Ja, verzekeraars kopen zorg in voor hun verzekerden in het geval van een natura-polis (en in veel gevallen overigens ook voor de restitutieverzekerden). De verzekeraar zal de verzekerde tevreden willen houden, er moeten dus ook voor naturaverzekerden voldoende keuzemogelijkheden voor haar verzekerden zijn, maar tegelijkertijd speelt de kwaliteit van de zorg en de hoogte van de premie ook een rol. Dit is de basis voor het systeem van de Zorgverzekeringswet.
Wat betekent dit naar uw mening voor kleinere zorginstellingen die zorg van goede kwaliteit leveren? Kunnen die een contract met Achmea vergeten? Bent u daarover te spreken?
Het contracteerbeleid van Achmea biedt wel ruimte voor nieuwe partijen om toe te treden tot de zorgmarkt, ook als ze relatief klein zijn. Achmea heeft aangegeven dat daar waar sprake is van toegevoegde waarde, met name als er sprake is van vernieuwing van zorg, er een uitzondering gemaakt kan worden.
Daarnaast heeft Achmea aangegeven bereid te zijn een ingroeitraject van 1 jaar te faciliteren voor klinieken die al een contract hebben en minder dan 150.000 euro per jaar bij Achmea declareren. Zij hebben tot 2015 om zich te richten op een situatie zonder overeenkomst.
Verder is het altijd mogelijk, ook voor grotere instellingen, dat ze geen contract krijgen. Dat is inherent aan de door verzekeraars gehanteerde inkoopstrategie. Ik laat dit over aan de individuele verzekeraars en aanbieders. Een zorginstelling die van mening is dat een zorgverzekeraar hem ten onterecht weigert te contracteren (dat wil zeggen niet voldoet aan de in antwoord 1 genoemde criteria) kan zijn zaak aan de civiele rechter voorleggen.
Zet Achmea hiermee de trend? Zijn er aanwijzingen dat andere zorgverzekeraars Achmea zullen volgen in het selecteren van zorgaanbieders op omzet? Is dat naar uw mening toe te juichen?
Dat is mij niet bekend. Maar het is mogelijk. Zolang een zorgverzekeraar aan de zorgplicht voldoet en zich als partij beweegt binnen de grenzen zoals aangegeven in het «onderhandelaarsresultaat medisch specialistische zorg 2014–2017», heb ik hier geen mening over.
Wat betekent dit voor de keuzevrijheid van patiënten? Deelt u de vrees dat die sterk zal afnemen? Is dat naar uw mening een goede ontwikkeling?
De keuzevrijheid van de patiënten kan beperkt worden door iedere vorm van selectieve contractering die een verzekeraar doet, door iedere eis die een verzekeraar stelt en door de keuze van de aanbieder om -wel of niet onder voorwaarden- een contract te sluiten met de zorgverzekeraar. Zolang er voldoende keuzemogelijkheden zijn voor verzekerden, en voldaan wordt aan de zorgplicht heb ik geen oordeel over het contracteerbeleid van individuele verzekeraars. De naturaverzekerden, daarentegen, kunnen wel een oordeel hebben. Zelfs als hun zorgverzekeraar voldoende zorg heeft gecontracteerd om aan zijn zorgplicht te voldoen, kunnen ze besluiten met ingang van een nieuw verzekeringsjaar naar een andere verzekeraar over te stappen indien zij van mening zijn dat zij te weinig keuzemogelijkheden tussen zorgaanbieders hebben, of ze kunnen overstappen op een restitutieverzekering.
Is dit niet een uitnodiging om de omzet te verhogen, ten einde een contract binnen te halen met Achmea? Hoe verhoudt dit zich tot de wil om zorgaanbieders niet meer aan te zetten tot upcoding?
Upcoding moet voorkomen worden ongeacht het wel of niet kans maken op een contract. De aanpak van oneigenlijk gebruik van zorgmiddelen (bijvoorbeeld in de vorm van upcoding) heeft voor mij topprioriteit. Zoals toegezegd in het debat over fraude in de zorg van 23 mei 2013 zal ik na de zomer de Kamer informeren over het vervolg van de aanpak van fraude. Dit zal ik onder andere doen in september met een actieplan en in december 2013 met voortgangsrapportage.
Overigens heeft Achmea zelf aangegeven dat het wel of niet halen van de omzetgrens voor bestaande gevallen vastgesteld is op basis van de contractwaarde 2013. Het verhogen van de omzet heeft dan sowieso geen effect.
Is de door u geliefde marktwerking ermee gediend dat nieuwe toetreders het moeilijker zullen krijgen een plek te veroveren op de zorgmarkt? Ziet u nu ook in dat marktwerking er niet toe leidt dat de kwaliteit van de zorg zal verbeteren? Toont dit volgens u het failliet van de marktwerking aan? Kunt u uw antwoord toelichten?
In mijn ogen is marktwerking de meest misbruikte term in de gezondheidszorg en is de discussie al dan geen marktwerking sterk achterhaald. De zorg zal altijd een mix zijn van overheidsingrijpen (ten behoeve van de solidariteit en toegankelijkheid) en concurrentie (ten behoeve van de kwaliteit en doelmatigheid).
Nulurencontracten in de zorg |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Hoe oordeelt u over het bericht dat er zorgwerkgevers zijn die proberen onder het sociaal akkoord uit te komen met allerlei varianten van nulurencontracten?1 Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb het bericht gelezen. Verder wil ik verwijzen naar de antwoorden op de vragenset van de PvdA waar uw vragen een aanvulling op zijn.*)
Acht u het wenselijk dat zorgwerkgevers op deze wijze zorgverleners uitbuiten? Zo ja, waarom? Zo nee, welke maatregelen gaat u treffen om dit te verbieden?
Ook hier wil ik verwijzen naar de antwoorden op de vragenset van de PvdA waar uw vragen een aanvulling op zijn.
Wat is uw reactie op de uitspraak van C. Passchier, FNV-onderhandelaar, dat dit volstrekt belachelijk en onacceptabel is en dat dit niet in lijn is met wat is afgesproken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ook hier wil ik verwijzen naar de antwoorden op de vragenset van de PvdA waar uw vragen een aanvulling op zijn, met name naar het antwoord op vraag 4 en vraag 6.
Verder kan ik er over opmerken dat het onderwerp over de vormgeving van de flexibele schil in de zorg en over de balans daar tussen flexibiliteit en zekerheid op dit moment bij sociale partners in de zorg op de overlegtafels ligt, met de afspraken uit het Stichtingsakkoord als kader. Gezien hun primaire verantwoordelijkheid hierin past het mij niet om daar nu uitspraken over te doen.
Hoeveel jaarcontracten voor 25 uur en/of contracten voor 2 à 3 uur per maand zijn de afgelopen maanden gesloten? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Dat weet ik niet. Dat vind ik ook een zaak die primair de sociale partners in de desbetreffende sector regardeert. Verder wil ik verwijzen naar de antwoorden op de vragenset van de PvdA waar uw vragen een aanvulling op zijn, met name naar de antwoorden op de vragen 4 en 6.
Hoeveel signalen over variaties op nulurencontracten hebben de FNV, het CNV en andere vakbonden ontvangen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen signalen ontvangen, maar dit is ook logisch omdat dit ook een zaak is die primair de sociale partners in de desbetreffende sector regardeert. Verder wil ik verwijzen naar de antwoorden op de vragenset van de PvdA waar uw vragen een aanvulling op zijn, met name naar de antwoorden op de vragen 4 en 6.
Hoeveel en welke zorgwerkgevers sluiten op dit moment variaties op de nulurencontracten? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 5.
Hoeveel nulurencontracten zijn er in 2013 totaal gesloten en hoeveel in vorige jaren? Kunt u dit aangeven per zorgsector? Zo nee, waarom niet?
De jaarlijkse arbeidsmarktrapportage die de minister van VWS en ik uw Kamer doen toekomen, voorziet niet in deze gegevensuitvraag.
Zijn er verschillen in regio’s wat betreft het aantal nulurencontracten dat wordt gesloten? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 7.
Kunt u aangeven of er momenteel meer nulurencontracten worden gesloten dan voorheen, gezien de aankomende bezuinigingen op de langdurige zorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 7 en vraag 5.
Deelt u de mening dat de waardering voor zorgverleners op dit moment minimaal is en dat dit sterk verbeterd dient te worden, o.a. door middel van betere arbeidsvoorwaarden? Zo ja, hoe gaat u dit verbeteren? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw mening op dit punt niet. De in de diverse zorgsectoren afgesloten CAO’s bevatten immers afspraken over een arbeidsvoorwaardenpakket dat voor werknemers en werkgevers aanvaardbaar is. Ook wil ik er in dit verband op wijzen dat de arbeidsvoorwaarden in de zorg in het kabinetsbeleid worden ontzien, door het afzien van een nullijn.
Welke maatregelen gaat u samen met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid precies treffen om te zorgen dat nulurencontracten in de zorg verdwijnen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ook hier wil ik verwijzen naar de antwoorden op de vragenset van de PvdA waar uw vragen een aanvulling op zijn, met name naar de antwoorden op de vragen 4 en 6.
Welke maatregelen gaat u treffen om zorgwerkgevers aan te pakken die varianten van nulurencontracten aanbieden en op deze wijze hun personeel uitbuiten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ook hier wil ik verwijzen naar de antwoorden op de vragenset van de PvdA waar uw vragen een aanvulling op zijn, met name naar de antwoorden op de vragen 4 en 6.
Erkent u dat het van belang is dat zorgmedewerkers economisch zelfstandig kunnen zijn met een baan in de zorg? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om dit te verbeteren?
Zorgmedewerkers moeten de baan in de zorg kunnen krijgen die het beste past bij hun persoonlijke behoeften en wensen en daarvoor het arbeidsvoorwaardenpakket ontvangen dat in de cao van hun sector is overeengekomen.
Het bericht dat patiënten gedwongen worden te verhuizen |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Vindt u het ook treurig dat patiënten, die al jaren op een vertrouwde plek wonen, nu gedwongen worden te verhuizen? Zo nee, waarom niet?1 2
Met de sector is vanuit kwaliteitsoverwegingen afgesproken dat een derde van de bedden3 in de GGZ in 2020 ten opzichte van 2008 kunnen worden afgebouwd en substitutie moet plaatsvinden met ambulante zorg. Geconstateerd is dat bepaalde patiënten die nu langdurig in een kliniek wonen veel beter thuis – met adequate ondersteuning – in hun eigen leefomgeving kunnen wonen. Daartoe worden zogenaamde FACT teams opgezet of uitgebreid. Deze teams ondersteunen de patiënt ambulant en begeleiden de patiënt indien nodig om thuis goed te kunnen functioneren. Gemeenten zijn daar ook bij betrokken. Patiënten worden nooit gedwongen te verhuizen. Er vindt uitvoerig overleg plaats met de patiënt en de familie over de eventuele verhuizing; de patiënten waar het in het geval van Zon en Schild over gaat, stemmen in met de verhuizing. Vier patiënten gaan zelfstandig wonen met ondersteuning van een FACT-team, en drie andere patiënten gaan naar instelling van beschermd wonen.
Hoe lang bent u al bekend met het bericht dat GGZ Centraal woningen van patiënten wil sluiten? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik heb dat bericht in juni van dit jaar vernomen.
Hebben patiënten, familieleden en zorgverleners deze verhuisplannen goedgekeurd? Bent u bereid dit uit te zoeken, en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Ja, de instelling heeft mij laten weten dat patiënten, familieleden en zorgverleners achter deze verhuisplannen staan.
Is u bekend of de ondernemingsraad en de cliëntenraad betrokken zijn geweest bij de verhuisplannen van GGZ Centraal? Hebben zij deze plannen goedgekeurd? Bent u bereid dit uit te zoeken, en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Ja, de ondernemingsraad en de cliëntenraad zijn beide betrokken bij de verhuisplannen. Zij hebben positief geadviseerd.
Welke alternatieve oplossingen zijn onderzocht, zodat patiënten niet gedwongen hoeven te verhuizen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Een alternatieve oplossing is niet nodig, omdat patiënten niet worden gedwongen te verhuizen. Zoals ook in het Bestuurlijk Akkoord GGZ is overeengekomen met de sector is het in sommige gevallen juist goed voor de patiënt om weer in de eigen leefomgeving te kunnen gaan wonen. Voor deze patiënten worden daarom deze stappen naar de thuissituatie voorbereid en ingezet. De patiënten worden hierbij goed begeleid. In sommige gevallen wordt de patiënt eerst naar een beschermd wonen situatie geleid als de stap naar de thuissituatie nog te groot is. Bij Zon en Schild gebeurt dat in drie van de zeven gevallen.
Waarom moet Zon en Schild 3,5 miljoen euro bezuinigen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De 3,5 miljoen euro waar u over spreekt gaat over twee jaren; in 2012 is een bezuiniging 2 miljoen euro afgesproken met de verzekeraar en in 2013 gaat het om 1,5 miljoen euro. In de gehele GGZ moet bezuinigd worden. Daarover is een afspraak gemaakt met de sector in het Bestuurlijk Akkoord GGZ 2013–2014 (waarin groei is opgenomen van 2,5%). Dit raakt iedere instelling in de GGZ. Verzekeraars en aanbieders zullen in de inkoopafspraken moeten bezien op welke wijze de bezuiniging kan worden doorgevoerd.
Hoe is de zorg voor de patiënten momenteel gewaarborgd? Controleert de Inspectie voor de Gezondheidszorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
De inspectie heeft recent onaangekondigde inspectiebezoeken gebracht aan verschillende locaties van GGZ Centraal. Uit deze inspecties is gebleken dat de zorgverlening op orde is. De berichtgeving is voor de inspectie wel aanleiding om vinger aan de pols te houden. Zij zal dan ook binnen twee maanden opnieuw een inspectiebezoek brengen aan GGZ Centraal.
De recente bevindingen sluiten overigens aan bij de resultaten van eerder door de inspectie verricht thematoezicht in de betreffende regio waarbij gekeken is naar de voorwaarden voor zorgverlening aan zorgmijders. Ik heb u hierover op 2 mei jl. bericht (kenmerk 112566–102629-CZ). Uit dit onderzoek blijkt dat de zogenaamde FACT-teams in deze regio goed functioneren.
Hoeveel ontslagen worden verwacht? Zijn er inmiddels al personeelsleden ontslagen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
De instelling heeft mij verzekerd dat er geen gedwongen ontslagen plaatsvinden. Men verwacht een inkrimping van het personeel via een natuurlijk verloop; tijdelijke contracten worden niet meer verlengd en een aantal personeelsleden solliciteert zelf buiten de instelling. Sommige medewerkers worden binnen GGZ Centraal herplaatst.
Is de vakbond betrokken? Wordt er een sociaal plan gemaakt samen met vakbond, werkgever en personeel? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Wat wordt verstaan in het artikel van Zon en Schild dat er grote flexibiliteit gevraagd wordt van het personeel? Vindt u dit wenselijk? Wilt u uw antwoord toelichten?
Heeft u ook signalen ontvangen dat het personeel geïntimideerd wordt, en geacht wordt niet met media en anderen te praten zonder overleg met leidinggevenden van Zon en Schild? Kunt u uw antwoord toelichten?
Welke maatregelen gaat u treffen om te zorgen dat deze patiënten een goede woonplek krijgen en/of behouden en dat personeel niet ontslagen wordt? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het bericht dat NOVO onder verscherpt toezicht staat |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Hoe oordeelt u over het overlijden van een bewoner in zorginstelling NOVO? Bent u ook van mening dat het overlijden na de fixatie uitgebreid onderzocht dient te worden?1 2
Dit is een uitermate betreurenswaardige gebeurtenis die diepe indruk op mij maakt. Met u ben ik van mening dat dergelijke gebeurtenissen heel goed moeten worden onderzocht.
Wat zegt deze stelling van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) u: «Het personeel bedoelt het goed, maar is te veel bezig met het beperken van de vrijheden van de bewoners en te weinig met hun ontwikkeling.»? Wat betekent dit voor de rest van de locaties van NOVO?
Deze conclusie van de IGZ is gebaseerd op de bevindingen van het inspectiebezoek aan de NOVO-locatie in Onnen op 1 en 2 november 2012 en vervolgens op 12 maart 2013. Uit de bevindingen van de IGZ komt naar voren dat het personeel ten tijde van het bezoek werkte volgens een bepaalde methodiek die sterk beheersmatig van karakter is. De methode was enkele maanden eerder afgeschaft volgens het management. Het personeel was hier door het management nog niet over geïnformeerd. Zij gebruikten de methode daarom nog steeds. Bovendien was er nog geen vervangende methode beschikbaar. De communicatie tussen management en medewerkers en de sturing door het management waren naar het oordeel van de IGZ onvoldoende.
Deze methodiek werd alleen op de twee behandellocaties van NOVO gebruikt. Inmiddels is een van deze twee locaties, te weten de locatie in Onnen, gesloten. NOVO voert naar aanleiding van het inspectierapport op de andere behandellocatie veranderingen door op de werkprocessen. Deze locatie is op 18 juni 2013 onaangekondigd bezocht. De rapportage van dat bezoek is op de site van IGZ gepubliceerd.
Erkent u dat de zorginstelling een zeer groot risico heeft genomen door de inzet van niet deskundig personeel, zowel voor de bewoners als voor hun eigen veiligheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties gaan daaruit volgen?
Het is de verantwoordelijkheid van de zorginstelling om voldoende deskundig personeel in te zetten. Uit de bevindingen van de IGZ blijkt dat het personeel voor een gedeelte van de zorg, namelijk het behandelaspect, niet voldoende deskundig was.
NOVO slaagde er onvoldoende in om verbeteringen te bewerkstelligen. NOVO achtte zich ook niet in staat om in de gestelde tijd de noodzakelijke verbeteringen te realiseren. Als gevolg van het inspectierapport heeft de raad van bestuur besloten om de locatie in Onnen te sluiten. Of er structurele tekortkomingen zijn in de zorgverlening van NOVO bij de andere locaties onderzoekt de IGZ de komende periode.
Bij een eventuele start van een nieuwe behandellocatie dient NOVO eerst de inspectie te informeren, opdat de IGZ een toets kan uitvoeren op de kwaliteit en daarmee de veiligheid van deze locatie.
Zijn de bewoners van NOVO op dit moment veilig? Kunt u garanderen dat mensen goede zorg krijgen die gericht is op het voorkomen van fixatie? Kunt u uw antwoord toelichten?
In overleg met de cliënten en hun vertegenwoordigers zijn inmiddels alle cliënten van het betreffende behandelcentrum in Onnen verhuisd. De IGZ heeft dit met een onaangekondigd bezoek gecontroleerd. Een aantal cliënten is verhuisd naar een andere locatie van NOVO, anderen naar een andere zorginstelling. Deze verhuizingen zijn zorgvuldig voorbereid. Zo hebben het «oude» team en het «nieuwe» team de zorg- en behandelbehoefte van elke cliënt goed afgestemd. Ook geldt voor alle cliënten dat de behandelverantwoordelijke betrokken blijft totdat de cliënt gestabiliseerd is in de nieuwe woonomgeving.
In de behandellocatie in Onnen was men onvoldoende gericht op het voorkomen van fixatie. Het inspectieonderzoek naar de calamiteit en de rapportage daarover heeft een bewustwordingsproces op gang gebracht. In de betreffende situatie had immers helemaal geen fixatie of afzondering mogen worden toegepast omdat er in dit geval sprake was van dwangbehandeling bij een vrijwillig opgenomen cliënt. De IGZ zal in haar vervolgbezoeken aan NOVO volgen of verbeterslagen worden gemaakt, de organisatie een goede visie ontwikkelt en beleid maakt op het voorkomen van vrijheidsbeperking. Daarnaast ziet zij erop toe dat medewerkers vrijheidsbeperking, waaronder fixatie, alleen als uiterst middel inzetten en pas als aan alle randvoorwaarden, waaronder het zoeken naar alternatieven en multidisciplinair overleg, is voldaan.
Heeft NOVO het overlijden van de bewoner gemeld bij de IGZ? Wat is er toen gebeurd? Kunt u een overzicht geven?
De IGZ kan diverse methoden inzetten om een melding te (laten) onderzoeken. Uitgangspunt is dat de zorginstelling zelf primair verantwoordelijk is en daarom zelf een calamiteit moet onderzoeken. Op basis van de kwaliteit van dit onderzoek of de uitkomsten daarvan kan de IGZ beslissen alsnog een onderzoek in te stellen.
NOVO heeft het overlijden, dat plaatsvond op 13 maart 2012, op 15 maart 2012 aan de inspectie gemeld. Op 19 maart 2012 heeft het OM het overlijden bij de inspectie gemeld. Op 11 april 2012 deed de familie van cliënte dit. Conform bovengenoemd uitgangspunt heeft de IGZ NOVO verzocht allereerst intern onderzoek te doen. Dit onderzoek bleek naar het oordeel van de IGZ echter onvoldoende, zodat NOVO op 6 juni 2012 is gevraagd een externe partij in te zetten voor het onderzoek. Eind augustus 2012 ontving de IGZ het eindrapport van deze partij en de reactie hierop van de raad van bestuur van NOVO begin september 2012. Omdat ook het externe onderzoeksrapport onvoldoende antwoord gaf op de vraag wat er gebeurd was voorafgaand en tijdens de calamiteit, heeft de IGZ vervolgens een eigen onderzoek ingesteld. Daartoe is op 1 en 2 november 2012 de locatie bezocht. Naar aanleiding van het bezoek zijn er verbetereisen gesteld en hebben vervolggesprekken met medewerkers plaatsgevonden. Omdat er geconstateerd werd dat er sprake was van structurele tekortkomingen, vond overdracht naar het risicogestuurde toezicht plaats. In dat kader is de locatie op 12 maart 2013 bezocht. Naar aanleiding van de conceptrapportage die de IGZ naar aanleiding van het inspectiebezoek opstelde besloot de raad van bestuur in april 2013 tot sluiting van de locatie. Op 18 juni 2013 heeft de IGZ bij een onaangekondigd bezoek geconstateerd dat de locatie inderdaad gesloten is.
Deelt u de mening dat het sluiten van een locatie, na het kritische rapport van de IGZ, de suggestie wekt dat hier meer aan de hand is dan een incident? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uit de onderzoeken naar het overlijden bleken structurele tekortkomingen in de zorg bij de behandellocatie te Onnen. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 3.
Op welke wijze hield de IGZ toezicht bij NOVO? Is er sprake geweest van meer aandacht in het kader van het risicogestuurd toezicht of is dit overlijden aanleiding geweest voor verscherpt toezicht?
Op basis van de melding bij de IGZ heeft de IGZ onderzoek gedaan in het kader van het calamiteitentoezicht. Daaruit bleek dat er bij NOVO structurele tekortkomingen waren. Derhalve is de IGZ overgegaan op de inzet van risicogestuurd toezicht. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 5. Het rapport op basis van risicogestuurd toezicht is op de site van de IGZ gepubliceerd. Uit het risicogestuurd toezicht bleek dat er structurele tekortkomingen waren. Dit geldt de locatie Onnen. Of dit voor de andere locaties ook geldt, onderzoekt de IGZ op dit moment.
Aangezien de locatie in Onnen inmiddels is gesloten is deze locatie niet onder verscherpt toezicht gesteld.
Vanuit het risicogestuurde toezicht wordt NOVO de komende periode gevolgd. Als blijkt dat er breder in de organisatie sprake is van structurele tekortkomingen zal de IGZ de benodigde maatregelen nemen om verbetering te bewerkstelligen. Zie ook mijn antwoord op de vragen 2 en 3.
Klopt de suggestie dat de IGZ in beweging kwam omdat er een radiouitzending over het overlijden van de bewoner aanstaande was? Zo nee, waarom is er dan pas 14 maanden na het overlijden tot actie overgegaan? Zo ja, erkent u dat dit niet meer mag voorkomen?
Deze suggestie klopt niet. Direct na de melding is IGZ tot actie overgegaan. Zie ook mijn antwoord op vraag 5.
Hoeveel tijd heeft er gezeten tussen het overlijden van de bewoner en het bezoek van de IGZ? Vindt u dit een acceptabele termijn?
Het overlijden vond plaats op 13 maart 2012. Na de melding op 15 maart 2012 is gestart met onderzoek. Zie ook mijn antwoord op vraag 5.
Is er een lijkschouw gedaan na het overlijden van de bewoner? Wat is er met de uitkomsten gedaan?
Als onderdeel van het strafrechtelijk onderzoek naar het overlijden, dat op 14 maart 2012 is gestart, is sporenonderzoek gedaan en is in opdracht van de officier van justitie door het Nederlands Forensisch Instituut een sectie verricht. Ook zijn alle betrokken personeelsleden in het kader van het strafrechtelijk onderzoek gehoord. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft de uitkomsten van het sporenonderzoek, de sectie en de verhoren betrokken bij de strafrechtelijke beoordeling en afdoening van deze zaak.
De IGZ heeft tijdens haar onderzoek met de betrokken zorgmedewerkers gesproken. De resultaten van die gesprekken zijn verwerkt in het inspectierapport.
Is er sporenonderzoek gedaan? Wat is er met de uitkomsten daarvan gedaan?
Zie antwoord vraag 10.
Zijn betrokken personeelsleden gehoord? Wat is met de uitkomsten daarvan gedaan?
Zie antwoord vraag 10.
Waarom is het onderzoek door de rijksrecherche na een aantal uren gestaakt? Kunt u uw antwoord toelichten?
De medewerkers van NOVO hebben op de bewuste avond assistentie gevraagd van de politie. In verband met mogelijke betrokkenheid van politiefunctionarissen bij het overlijden van de bewoonster is de Rijksrecherche bij deze kwestie betrokken. Zodra duidelijk was dat van betrokkenheid van de politiefunctionarissen bij het overlijden van de bewoonster geen sprake was, is het onderzoek door de Rijksrecherche beëindigd.
Erkent u dat het voor de nabestaanden zeer bitter is dat de strafzaak naar de personeelsleden is geseponeerd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan mij indenken dat het voor de nabestaanden bitter is dat de betrokken medewerkers niet worden vervolgd wegens het overlijden van iemand die hen dierbaar was. Het OM heeft dit besluit echter zorgvuldig genomen en het is door de rechter getoetst. Het OM heeft vervolging overwogen voor dood door schuld (artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht). Op basis van de uitkomsten van het onderzoek kwam het OM tot de conclusie dat de betrokken personeelsleden een gerechtvaardigd beroep op noodweer konden doen en dat hen geen strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Om die reden heeft het OM op 26 april 2012 de zaak geseponeerd. De officier van justitie heeft deze afweging toegelicht in een gesprek met de nabestaanden. Over deze sepotbeslissing is een klachtprocedure op basis van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering gevoerd. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in zijn beschikking van 18 juni 2013 de klacht van de nabestaanden afgewezen. Ook het hof is van oordeel dat in deze de betrokken personeelsleden geen strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
Waarom is deze zaak door het Openbaar Ministerie geseponeerd? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Is het rapport van de IGZ aanleiding om het strafrechtelijk onderzoek te heropenen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, gaat dit ook gebeuren? Wilt u de Kamer daarover informeren?
De rapportage van de IGZ behelst de resultaten van een inspectiebezoek, waarbij is gekeken naar de aanwezigheid van risico’s op vijf specifieke domeinen. De bevindingen van de IGZ geven geen andere of nieuwe informatie die voor de strafrechtelijke beoordeling van het optreden van de gewezen verdachten relevant is en vormt dan ook geen aanleiding om het strafrechtelijk onderzoek te heropenen.
Hoe vaak komt het voor dat kwetsbare mensen in zorginstellingen niet deskundig gefixeerd worden en daardoor letsel oplopen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
De IGZ ontvangt jaarlijks ongeveer vijf tot tien meldingen waarbij er sprake is van niet deskundig fixeren. Hierbij zijn incidenten en calamiteiten bij fixeren breed opgevat, zoals bewoners die bijvoorbeeld een fractuur oplopen door het vergeten van het plaatsen van een tafelblad, die vallen omdat bedhekken niet omhoog zijn gezet of die over een bedhek heen zijn geklommen en vallen. Van 2010 tot 1 juli 2013 heeft de IGZ drie calamiteiten, waaronder de calamiteit in NOVO, met het toepassen van fixatie ontvangen.
De door mijn voorganger ingestelde «Denktank complexe zorg» heeft de problematiek rond het omgaan met vrijheidsbeperkingen in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking uitgebreid onderzocht en in beeld gebracht. Vorig jaar juni heeft de denktank rapport uitgebracht. In dit rapport (Wegen naar vrijheid) staat een aantal praktische -integraal samenhangende- aanbevelingen waarmee de problematiek kan worden aangepakt. Het is nu zaak deze aanbevelingen uit te voeren. Het «actieprogramma zorg en dwang» kan hierbij behulpzaam zijn. Tegen deze achtergrond zie ik geen aanleiding aanvullend onderzoek te doen.
Het bericht dat er opnieuw is gefraudeerd in de thuiszorg |
|
Renske Leijten |
|
Hoe is het mogelijk dat een thuiszorgorganisatie twee jaar lang meer uren thuiszorg declareerde en te hoge tarieven in rekening bracht, zonder dat het opgemerkt werd door het zorgkantoor en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Momenteel wordt door de FIOD onderzocht wat zich heeft voorgedaan bij de thuiszorgorganisatie waarop u doelt in uw vraag. Gedurende dit onderzoek kan ik inhoudelijk niet ingaan op deze specifieke zaak. Uiteraard zal ik het onderzoek nauwlettend volgen om te bezien of naar aanleiding van de bevindingen nadere maatregelen nodig zijn.
Vindt u het ook schokkend dat de fraude pas aan het licht kwam bij een overname van de organisatie? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Zie antwoord vraag 1.
Het is toch zo dat de NZa op basis van jaarrekeningen toezicht moet houden op mogelijke fraude en de continuïteit van de zorginstelling? Waarom heeft de NZa de te hoge tarieven niet in de gaten gehad?
Hoe heeft het zorgkantoor toezicht gehouden op de gedeclareerde uren van de zorginstelling? Waarom is daar geen lampje gaan branden?
Zoals gezegd kan gedurende het onderzoek niet worden ingegaan op deze specifieke zaak.
In zijn algemeenheid geldt dat de NZa toezicht houdt op de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de uitvoering van de AWBZ. In die hoedanigheid houdt zij er toezicht op dat de zorgkantoren hun werk naar behoren uitvoeren en dat zorgaanbieders zich aan hun wettelijke verplichtingen houden. Over het toezicht op de zorgkantoren rapporteert de NZA mij in jaarlijkse uitvoeringsverslagen.
Het toezicht op zorgaanbieders vindt plaats via het zogenaamde signaaltoezicht. Dat betekent dat de NZa signalen die zij krijgt volgens een eigen procedure weegt en beziet wat ermee moet gebeuren. De NZa controleert dus niet zelf alle jaarrekeningen van aanbieders en welke tarieven zij hanteren. Als een signaal over vermeende fraude binnen komt, is er voor NZa mogelijk aanleiding om daar onderzoek naar te doen. Dat is echter allereerst de verantwoordelijkheid van het zorgkantoor.
De NZa houdt ten aanzien van de continuïteit van aanbieders toezicht op de zorgplicht van zorgkantoren. Zorgkantoren zijn verantwoordelijk voor continuïteit van zorg. Indien de continuïteit van zorg in het geding is, kan de NZa het zorgkantoor daarop aanspreken.
Erkent u dat slecht toezicht op de financiële handel en wandel van zorginstellingen funest is, omdat hiermee het signaal wordt afgegeven dat graaien en fraude in de zorg getolereerd wordt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ook hier geldt dat ik niet kan ingaan op deze specifieke zaak omdat hiernaar momenteel onderzoek wordt gedaan.
In zijn algemeenheid geldt dat zorgkantoren bij hun toezicht uitgaan van goedkeurende accountantsverklaringen bij de jaarrekening. De zorginstelling verstrekt informatie aan het zorgkantoor en aan de NZa over de gerealiseerde productie via de nacalculatieformulieren. De accountant van de zorgaanbieder controleert de nacalculatieopgave en geeft de uitkomst van zijn onderzoek weer in een controleverklaring. De ingediende nacalculatie wordt getoetst door het zorgkantoor. Het zorgkantoor stelt bijvoorbeeld vast of het aantal geleverde uren volgens de nacalculatie sluit met het aantal uren dat bij het CAK is aangemeld in het kader van het vaststellen van de verschuldigde eigen bijdrage. Uiteindelijk wordt de nacalculatie ingediend bij de NZa met een ook door het zorgkantoor ondertekend voorblad.
Denkt u dat deze fraude ook aan het licht was gekomen als er geen overname had plaatsgevonden? Zo ja, waaruit maakt u dat op? Zo nee, vindt u dit ook schokkend?
Fraude in de zorg is een bedreiging voor de solidariteit in ons zorgstelsel.
Kunt u aangeven wanneer er vermoedens optraden van fraude en hoe er vervolgens geopereerd is door de NZa, het zorgkantoor en de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD)?
Zoals al eerder aangegeven kan ik gedurende het lopende onderzoek niet inhoudelijk ingaan op deze zaak.
Hoe vaak komt het voor dat bij overname van een zorgorganisatie fraude aan het licht komt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u van mening dat er goed wordt samengewerkt om fraude te voorkomen en op te sporen? Hoe verloopt de samenwerking tussen NZa, zorgverzekeraars/zorgkantoren, de FIOD, het OM, de Inspectie en uw ministerie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe vaak fraude aan het licht komt bij overname van een organisatie is mij niet bekend. Hiervan wordt geen registratie bijgehouden.
Beheert de betrokken directeur ook andere zorginstellingen? Is daar ook gefraudeerd? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Het voorkomen en opsporen van zorgfraude vind ik van groot belang. Een goede samenwerking tussen de betrokken partijen is daarbij noodzakelijk. Zoals u weet heeft de Minister dit voorjaar een samenwerkingsconvenant afgesloten met partijen die van belang zijn bij de zorgfraudebestrijding, Dat zijn behalve de NZa en ZN, ook het CIZ, de IGZ, de FIOD, de Inspectie SZW, de Belastingdienst en het OM. Hierbij is ook de taskforce integriteit zorgsector in het leven geroepen. Door krachten te bundelen, kan deze taskforce effectiever en efficiënter optreden tegen zorgfraude. De samenwerking heeft de afgelopen jaren al tot diverse resultaten geleid (zoals de instelling van het fraudeverzamelpunt bij de NZa, afspraken over wie welke fraudesignalen oppakt en over welke informatie met wie gedeeld mag worden) en krijgt door de taskforce integriteit zorgsector een extra impuls. Zo richten de convenantpartijen momenteel een projectorganisatie in voor het gezamenlijk analyseren, opwerken en aanpakken van zorgfraude: het expertisecentrum zorgfraude bestrijding (EZB).
Wat zijn de consequenties van deze fraude voor de directeur die hiervan verdacht wordt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vanwege het lopende onderzoek kan ik hier geen mededelingen over doen.
Wordt het geld waarmee gefraudeerd is weer teruggegeven aan de zorg? Zo nee, waarom niet?
Mogelijke consequenties zijn afhankelijk van de uitkomsten van het lopende onderzoek. Hierover kan in dit stadium nog niets worden gezegd.
Is de zorg voor mensen die gebruik maakten van deze thuiszorgorganisatie gewaarborgd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zijn de mensen die zorg kregen via deze thuiszorgorganisatie benadeeld door de fraude? Hebben zij bijvoorbeeld te veel eigen bijdrage moeten betalen, omdat de urenregistratie niet klopte? Bent u bereid uit te zoeken of betrokken mensen daarvoor gecompenseerd kunnen worden?
Wanneer de rechter een ontnemingvordering toewijst, zal de opbrengst hiervan terugvloeien in de staatskas.
Wat is er gebeurd met het personeel dat bij deze thuiszorgorganisatie werkzaam was? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, de zorg aan de cliënten die op het moment van faillissement gebruik maakten van deze instelling, is door een andere zorgaanbieder gecontinueerd.
Het bericht dat Cordaan opnieuw onder toezicht is gesteld |
|
Renske Leijten |
|
Vindt u het ook niet bijzonder treurig dat een verpleeghuis van Cordaan weer onder extra toezicht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) is geplaatst?1
Het is altijd teleurstellend indien een instelling onder verscherpt toezicht van de IGZ komt te staan.
Hoe is het toch mogelijk dat een zorginstelling er zolang over doet tot dat alles voor de IGZ op orde is? Bent u bereid een analyse te maken van de dieperliggende oorzaken van de problemen bij Cordaan, die leiden tot de kwetsbare kwalitatieve situaties? Zo neen, waarom niet?
Een nadere analyse van de oorzaken van de problemen bij Cordaan acht ik niet nodig. Cordaan dient de zorg op orde te krijgen.
Vindt u het verantwoord dat de drie bestuurders van Cordaan in 2012 een salaris hebben ontvangen van € 305.450, € 559.954 en € 209.675 en in dure auto’s rijden van € 48.990, € 72.253 en € 30.655 euro? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Met het oog om de inkomens van bestuurders van instellingen in de collectieve sector op een maatschappelijk verantwoord niveau te brengen en te houden, is op 1 januari 2013 de Wet Normering Topinkomens in werking getreden. Dat heeft ook consequenties voor de salarisstructuur van Cordaan.
Hebben deze drie bestuurders naar uw mening prestaties geleverd die deze exorbitante ontslagvergoeding rechtvaardigen? Zo ja, waarom? Zo nee, gaat u deze ontslagvergoeding terugvorderen?
Ik laat de begrippen «zelfverrijking» en «gegraai» voor rekening van de vragensteller. Het gaat in casu om één ontslagvergoeding. Daarover heb ik recent tien schriftelijke vragen beantwoord van de Kamerleden Heijnen en Van Dijk (PvdA). Dit naar aanleiding van het bericht «Ophef over vergoeding zorgdirecteur» (2013Z08651). Kortheidshalve verwijs ik u naar mijn antwoorden op deze vragen.
Hoe oordeelt u over de zelfverrijking en het gegraai van de bestuurders van Cordaan, en de slechte zorg die zij bieden aan hun bewoners? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Welke maatregelen gaat u treffen om te zorgen dat deze bestuurders hun geld steken in de zorg voor hun bewoners en personeel, in plaats van hun eigen zakken te vullen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Legt Cordaan nog steeds bezoekregelingen op aan familieleden die Cordaan als «lastig» beschouwt? Zo ja, gaat u hier maatregelen tegen treffen? Zo nee, sinds wanneer niet meer?2
De aanleiding voor de ophef over een bezoekregeling betrof een aangelegenheid tussen cliënt, familie en Cordaan waarin ik niet kan en wil treden. Op dit moment is de IGZ niet bekend dat er bezoekregelingen spelen.
Het bericht dat het aantal ziekenhuizen dat een vordering neerlegt op het tijdelijke vangnet het aantal betalers fors overstijgt |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe reageert u op het bericht dat het aantal ziekenhuizen dat een vordering neerlegt op het tijdelijke vangnet het aantal betalers fors overstijgt?1 2
Ik heb kennis genomen van het bericht «Megaclaims ziekenhuizen bij overheid» in het Financieele Dagblad (FD) van 3 juni jongstleden.
Zoals bekend is het transitiemodel, dat in overleg met de ziekenhuissector is ingesteld bij de invoering van prestatiebekostiging, bedoeld om in de jaren 2012 en 2013 omzetschommelingen voor ziekenhuizen te compenseren die puur het gevolg zijn van de overgang naar de nieuwe bekostiging. In het transitiemodel wordt de omzet van een ziekenhuis onder de nieuwe bekostiging vergeleken met de omzet die het ziekenhuis bij dezelfde productie had verkregen onder de oude bekostiging. Dat verschil wordt over 2012 voor 95% gecompenseerd en over 2013 voor 70%. Voor een individueel ziekenhuis kan deze methodiek dus een min (afdragen aan het Zorgverzekeringsfonds) of een plus (ontvangen uit het Zorgverzekeringsfonds) veroorzaken.
Voor wat betreft de in het FD gedane inschatting van het aantal betalende en ontvangende instellingen, de omvang van de verrekening alsmede de gedane inschatting ten aanzien van de totale kosten van het transitiemodel kan ik slechts concluderen dat alle ziekenhuizen hun aanvragen voor een transitiebedrag nog in moeten dienen bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Van belang is dat dit zorgvuldig gebeurt in verband met de wijzigingen in bekostiging en regelgeving die in 2012 zijn ingegaan. Daarom is met de partijen van het bestuurlijk hoofdlijnenakkoord ziekenhuizen afgesproken dat het definitief vaststellen van de transitiebedragen voor 2012 verschuift naar 2014. Achtergrond van deze verschuiving is dat er in 2014 volledig zicht zal zijn op alle gedeclareerde DBC’s over het jaar 2012. Aanvragen voor een transitiebedrag zullen in gezamenlijkheid door verzekeraars en ziekenhuizen gedaan moeten worden. De NZa zal de aangeleverde aanvragen vervolgens toetsen. Ik heb begrepen dat verzekeraars de beoordeling van de transitieaanvragen zullen protocolleren en via een centraal team zullen laten toetsen.
Dit alles betekent dat er op dit moment nog niets is te zeggen over de uiteindelijke hoogte van de te verrekenen transitiebedragen, welke instellingen geld zullen ontvangen en welke geld zullen moeten afdragen. Omdat de aanvragen nog gedaan moeten worden zult u begrijpen dat ik op dit moment ook niets kan zeggen over de wijze van totstandkoming van transitiebedragen voor individuele instellingen.
Hoe is het mogelijk dat het aantal ontvangers het aantal betalers overstijgt, terwijl er een evenwicht was voorzien?
Zie antwoord vraag 1.
Is er iemand in Nederland te vinden die het transitiestelsel begrijpt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u een overzicht geven van ziekenhuizen die als gevolg van het transitiestelsel moeten betalen? Kunt u daarbij per ziekenhuis aangeven om welk bedrag het gaat?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u een overzicht geven van ziekenhuizen die als gevolg van het transitiestelsel geld ontvangen? Kunt u daarbij per ziekenhuis aangeven om welk bedrag het gaat?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is de oorzaak van het feit dat sommige ziekenhuizen een groot bedrag ontvangen, en anderen moeten betalen op basis van het transitiestelsel?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u per ziekenhuis aangeven in hoeverre dit bedrag het gevolg is van «opportunistische interpretatie» van het transitiemodel? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u uitsluiten dat er sprake is van fraude met het transitiemodel? Zo ja, waar baseert u dat op? Zo nee, welke ziekenhuizen en welke zorgverzekeraars betreft het?
Zie antwoord vraag 1.
Wat betekent een omzet van een ziekenhuis die grotendeels gebaseerd is op het transitiestelsel voor de financiële toekomst van dat ziekenhuis?
Van een ziekenhuisomzet die grotendeels is gebaseerd op het transitiestelsel is geen sprake. Om een voorbeeld te geven: in het FD-artikel wordt het UMC Utrecht genoemd als mogelijke ontvanger van het in absolute zin hoogste transitiebedrag van 62 miljoen euro. Dat bedrag komt overeen met ongeveer 6% van de in 2012 door die instelling gerealiseerde omzet.
Los daarvan is de financiële toekomst van een ziekenhuis van veel zaken afhankelijk, waaronder afspraken met verzekeraars over de te leveren zorg. Na afloop van het transitiemodel zullen instellingen in hun onderhandelingen met verzekeraars tot afspraken over kwaliteit, prijs en volume van geleverde zorg moeten komen.
Kunt u garanderen dat er geen ziekenhuizen in de financiële problemen komen door het transitiestelsel? Zo nee, bij welke ziekenhuizen kunnen zich mogelijk financiële problemen voordoen, en wat betekent dit voor de toekomst van die ziekenhuizen? Zo ja, waar baseert u dat op?
Ik breng in herinnering dat het transitiemodel juist in het leven is geroepen om omzetschommelingen voor instellingen als gevolg van de invoering van prestatiebekostiging te dempen. Daarnaast is de transitieperiode bedoelt om ziekenhuizen de gelegenheid te bieden zich adequaat voor te bereiden op de periode waarin er geen vangnet meer is en prestatiebekostiging in de volle omvang van kracht is. Instellingen die een bedrag moeten afdragen onder het transitiemodel genereren onder de huidige bekostiging een hogere omzet dan onder de oude systematiek terwijl dezelfde zorg wordt geleverd.
Hoe reageren banken op de onzekerheden in het systeem? Zijn er ziekenhuizen die als gevolg van de onzekerheid noodzakelijke investeringen niet kunnen doen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Banken zullen bij het beoordelen van financiële plannen van ziekenhuizen rekening willen houden met de risico’s die zij daarbij als bank lopen. Dit kan – bijvoorbeeld – betekenen dat ze een hogere rente vragen op leningen. Ook hierbij moet overigens worden opgemerkt dat het transitiemodel juist in het leven is geroepen om omzetschommelingen als gevolg van de invoering van prestatiebekostiging voor instellingen te dempen. Zoals aangegeven geeft de transitieperiode ziekenhuizen de gelegenheid om zich voor te bereiden op de toekomst. Ik ga er van uit dat zij hierover in goed overleg zullen treden met banken daar waar het hun financiële toekomst raakt.
Kunt u aangeven wanneer de administratieve chaos is opgelost, of moet de conclusie worden getrokken dat deze inherent is aan de veel te ingewikkelde bekostiging van ziekenhuizen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals aangegeven heeft het transitiemodel dat in overleg met de sector tot stand is gekomen betrekking op de jaren 2012 en 2013. Omdat de individuele transitiebedragen eenmalig worden vastgesteld is de contractering voor 2013 alweer aanzienlijk minder complex dan die van 2012 (hetgeen ook is gebleken uit het betrekkelijk rustige verloop van de contractering) en zal ook de administratieve afwikkeling van het jaar 2013 eenvoudiger verlopen. In 2014 zal de complexiteit verder afnemen aangezien het transitiemodel dan volledig afgebouwd is.
Heeft u in het licht van de ontstane chaos inmiddels spijt van de invoering van de prestatiebekostiging? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het heeft niemand verbaasd dat de invoering van prestatiebekostiging een ingewikkelde operatie is gebleken. De overgang is zeker nog niet voltooid en dat was voor nu ook niet voorzien, dus het ik vind het nog te voorbarig om conclusies te trekken. Daar komt bij dat verwachte positieve aspecten van prestatiebekostiging, zoals bijvoorbeeld een meer op inhoud gerichte selectieve inkoop van zorg, zich steeds scherper beginnen af te tekenen.
Kunt u garanderen dat deze claim van honderden miljoenen euro’s niet tot gevolg heeft dat er bezuinigd wordt op het verzekerd pakket? Zo nee, waarom niet?
Het staat nog helemaal niet vast dat deze veronderstelde claims tot een overschrijding van het relevante budgettaire kader zullen leiden, want behalve een definitieve vaststelling van transitiebedragen is er op dit moment nog geen definitief beeld van de onderliggende budgettaire realisaties in de medisch specialistische zorg voorhanden. Of er sprake zal zijn van een overschrijding en of die inderdaad terug is te voeren op een onverwacht hoog beroep op het transitiemodel is daarmee pas in de loop van 2014 te bepalen. In het bestuurlijk hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat ik in het onverhoopte geval van overschrijdingen nader met partijen in overleg zal treden.
Kunt u garanderen dat deze claim van honderden miljoenen euro’s niet tot gevolg heeft dat de premie stijgt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Het bericht dat mensen die geriatrische revalidatiezorg nodig hebben tussen wal en schip vallen |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Aanpak geriatrische revalidatie niet sluitend»?1
Ik herken de signalen die in het artikel «Aanpak geriatrische revalidatie niet sluitend» naar voren worden gebracht. Wij zijn geregeld met het veld in gesprek om deze casuïstiek door te spreken en tot oplossingen te komen (zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 3, 4 en 14.
In het artikel wordt het voorbeeld aangehaald, dat wanneer voorafgaand aan de herstelperiode nog niet te zeggen is of de patiënt later weer zelfstandig zal wonen, hij binnen de nieuwe regels noch onder de AWBZ, noch onder de Zvw valt. Dit is onjuist. Wanneer de kans bestaat dat door het ontvangen van geriatrische revalidatie de functionele beperkingen dusdanig worden verminderd dat terugkeer naar de thuissituatie mogelijk is, dan is de patiënt aangewezen op GRZ. Cliënten die na opname in het ziekenhuis voor een medisch specialistische interventie aangewezen zijn op multidisciplinaire revalidatie kunnen alleen gebruik maken van AWBZ zorg (ZZP 9b) als zij als gevolg van ernstige stoornissen en beperkingen onvoldoende leerbaar, trainbaar en belastbaar zijn en waarbij op voorhand zekerheid bestaat dat zij niet meer terug kunnen keren naar huis (verzorgingshuis)2.
Ook wordt gesteld dat er jarenlang fout is geïndiceerd door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Hier wil ik benadrukken dat zorgaanbieders vanaf 2010 de ruimte hebben gekregen om via een Standaard Indicatie Protocol (SIP) zelf tot een indicatie te komen. Afgesproken is dat het CIZ deze indicatie zonder eigen afweging omzet in een indicatiebesluit, waarna de toetsing steekproefsgewijs achteraf gebeurt. Hierdoor is ruimte ontstaan, waardoor patiënten werden opgenomen voor geriatrische revalidatie terwijl een andere vorm van herstelzorg, bijvoorbeeld in de eerste lijn, ook had volstaan. Dit was een onwenselijke situatie die niet was zoals beoogd.
In de Zorgverzekeringswet is expliciet omschreven wat binnen de geriatrische revalidatiezorg valt en onder welke zorginhoudelijke voorwaarden daarop voor rekening van de zorgverzekering beroep gedaan kan worden. Met de huidige aanspraak in de zorgverzekering en het verdwijnen van de SIPs, betekent het dus niet dat er patiënten buiten de boot vallen, maar patiënten moeten nu bewuster worden begeleid in een passend zorgtraject.
Erkent u dat mensen tussen wal en schip vallen nu de geriatrische revalidatiezorg overgeheveld is naar de Zorgverzekeringswet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het ook niet absurd dat een ziekenhuisopname nodig is om geriatrische revalidatiezorg te kunnen krijgen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De GRZ omvat integrale en multidisciplinaire zorg zoals specialisten ouderengeneeskunde die plegen te bieden in verband met kwetsbaarheid, complexe multimorbiditeit en afgenomen leer- en trainbaarheid. Ik vind het belangrijk dat deze specialistische zorg beschikbaar is en blijft voor patiënten die daarop – gelet op hun complexe problematiek – zijn aangewezen. Daarom is de aanspraak op de GRZ helder afgebakend: waar in de AWBZ aanspraak doorgaans een ziekenhuisopname aan het GRZ traject vooraf ging, is ziekenhuisopname nu vereist. Hiervoor is gekozen omdat GRZ in het algemeen het meest effectief is als deze direct aansluit op de ziekenhuisopname.
Dit mag niet leiden tot patiënten die tussen wal en schip vallen. Patiënten die niet tot de doelgroep behoren waarvoor de GRZ is bedoeld, moeten gebruik kunnen maken van andere vormen van zorg. Zo zal een patiënt die is behandeld op de spoedeisende eerste hulp en niet hoeft te worden opgenomen in het ziekenhuis – afhankelijk van de specifieke situatie – op een andere manier (ambulant) de benodigde (vervolg) behandeling, verpleging en/of verzorging krijgen.
Begin dit jaar ben ik in gesprek getreden met professionals uit het veld (waaronder een internist, klinisch geriater, specialist ouderengeneeskunde, orthopeed, revalidatie arts en huisarts) om voorliggende casuïstiek betreffende de doorverwijzing vanuit de SEH en/ of huisarts door te spreken. Hieruit is gebleken dat het veld het erover eens is dat de initiële medische en functionele diagnostiek van kwetsbare ouderen in het ziekenhuis hoort plaats te vinden en dat daar bepaald moet worden wat de volgende stap is in de keten (naar GRZ, naar huis of anders). Dit komt tevens overeen met de adviezen uit het rapport «Sterke medische zorg voor kwetsbare ouderen» van de KNMG uit 2010.
Ook werd geconcludeerd dat het momenteel nog ontbreekt aan een duidelijke breed gedragen standaard waarin zorgpaden/ kwaliteitsstandaard voor kwetsbare ouderen (goede diagnostiek met een goede overdracht en goed vervolg) zijn beschreven, en dus ook nog niet algemeen worden toegepast. De eerste stap hierin is dat beroepsorganisaties aan de slag gaan en concreet gaan beschrijven hoe deze zorg voor kwetsbare ouderen moet worden ingericht. Zodra deze standaard gereed is zal ik het CVZ om een pakketadvies vragen, waarvan herziening van de aanspraak op basis van de nieuwe stand van zaken onderdeel uit kan maken.
Vindt u het handig dat mensen die geriatrische revalidatiezorg nodig hebben eerst naar het ziekenhuis moeten, terwijl in bepaalde situaties ook een behandeling kan plaatsvinden op de spoedeisende hulppost of een behandeling thuis door de huisarts? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u het wenselijk dat mensen langer in het ziekenhuis verblijven omdat de aansluiting naar geriatrische revalidatiezorg niet sluitend is? Zo ja, waarom? Zo, nee, waarom niet?
Ik vind het geen wenselijke situatie als patiënten langer dan noodzakelijk in een ziekenhuis moeten verblijven, om welke reden dan ook. Aangezien 2013 het eerste jaar is waarin de GRZ binnen de Zvw valt, moeten alle partijen wennen aan de nieuwe situatie. Voorheen kon een patiënt direct vanuit het ziekenhuis met een SIP de geriatrische revalidatiezorg instromen en uit casuïstiek is gebleken dat het hierbij geregeld ging om ouderen zonder een duidelijke indicatie voor GRZ. De initiële medische en functionele diagnostiek van kwetsbare ouderen moet in het ziekenhuis plaatsvinden en de patiënten moeten bewuster worden begeleid in een passend zorgtraject, waarvan de GRZ één van de mogelijkheden is. Over de aansluiting van het ziekenhuis naar de aanbieders van geriatrische revalidatiezorg dienen beide partijen goede afspraken te maken, zodat de overgang soepel verloopt.
Hoe vaak is het voorgekomen dat ziekenhuizen langere ligdagen hebben gedeclareerd omdat mensen door de ingewikkelde regelgeving langer moesten wachten op geriatrische revalidatiezorg in een verpleeghuis? Bent u bereid dit uit te zoeken, en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Hierover zijn mij geen cijfers bekend en ik zie het niet als mijn taak om deze cijfers te gaan verzamelen. Wat ik wel als mijn taak zie, is om zo snel mogelijk duidelijkheid scheppen waar dit nodig is. Wij zijn dan ook geregeld met branchepartijen3, het CVZ, CIZ, NZa en DBC-Onderhoud in gesprek. Tijdens deze gesprekken blijkt dat de onduidelijkheid meestal niet wordt veroorzaakt door de ingewikkelde regelgeving, maar door de nieuwe situatie waar de zorgpartijen nog in moeten groeien.
Waarom is geriatrische revalidatiezorg enkel mogelijk in een verpleeghuis, en kan deze zorg niet geboden worden in de thuissituatie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Geriatrische revalidatiezorg is gedefinieerd als zorg voor patiënten die niet in staat zijn naar huis te gaan na een ziekenhuisopname voor een medisch specialistische interventie. Wanneer er een indicatie bestaat voor integrale multidisciplinaire GRZ is een intramurale opname gewenst als start van het revalidatieproces. Dit komt ten goede aan het effect van de revalidatie en zorgt ervoor dat de cliënt eerder hersteld. Na een periode van intramurale GRZ kan poliklinische geriatrische revalidatie volgen.
Een poliklinische GRZ fase kan vanaf 1 januari 2013 alleen nog volgen op de intramurale fase. Wanneer er geen indicatie bestaat voor opname in de intramurale GRZ fase, dan bestaat er vanuit de thuissituatie aanspraak op enkelvoudige paramedische extramurale zorg (zoals fysiotherapie, ergotherapie en logopedie).
Er is voor deze route van ketenzorg bij de geriatrische revalidatie gekozen, omdat zowel zorgprofessionals uit het veld als ik het erover eens zijn dat de initiële medische en functionele diagnostiek van kwetsbare ouderen in het ziekenhuis moet plaatsvinden en dat deze patiënten bewust moeten worden begeleid in een passend zorgtraject.
Is het nu moeilijker of makkelijker geworden om thuis te kunnen revalideren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Wat vindt u ervan dat mensen die in het buitenland medische zorg hebben ontvangen moeilijk aanspraak kunnen maken op geriatrische revalidatiezorg in Nederland, omdat de ziekenhuisopname in het buitenland heeft plaatsgevonden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wanneer een patiënt aan de zorginhoudelijke voorwaarden voldoet zoals deze in de te verzekeren prestatie GRZ op grond van de Zvw is omschreven, vind ik het ongewenst dat door een ziekenhuisopname in het buitenland de opname voor de GRZ bemoeilijkt wordt. Hiervan zijn bij mij geen aantallen bekend. Wel ben ik in contact getreden met zorgverzekeraars en heb hen gevraagd om bij dit soort zeer specifieke gevallen in overleg te treden met medisch specialistische zorgaanbieders om met elkaar tot een oplossing te komen, zodat de GRZ alsnog kan worden gegeven. Belangrijk hierbij is wel dat het uitgangspunt blijft dat GRZ bedoeld is voor patiënten met een integrale multidisciplinaire revalidatie behoefte, die niet in staat zijn naar huis terug te keren na een ziekenhuisopname. Een intramurale opname is daarom gewenst als start van het revalidatieproces. Patiënten die GRZ nodig hebben en vanuit een buitenlands ziekenhuis bij een Nederlandse GRZ aanbieder geplaatst worden voldoen echter aan dit uitgangspunt.
Hoe vaak is het voorgekomen dat mensen geen geriatrische revalidatiezorg konden krijgen omdat zij in het buitenland medische zorg hebben gehad? Bent u bereid dit uit te zoeken, en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Wat is uw reactie op de uitspraak van M. Draijer van Verenso, die aangeeft dat er een aparte categorie met een bijbehorend tarief moet komen voor ouderen die behoefte hebben aan een kortdurende intensieve opname op een revalidatieafdeling in een verpleeghuis? Gaat u dit regelen?
Kortdurende intensieve opname voor ouderen in een verpleeghuis is momenteel mogelijk, mits vooraf gegaan door een opname in een instelling voor medisch specialistische zorg. Wanneer M. Draijer van Verenso doelt op de doorverwijzing naar de GRZ vanaf de spoedeisende eerste hulp verwijs ik door naar antwoord 3, 4 en 14. Ik zie vooralsnog geen reden om een nieuwe categorie met bijbehorend tarief te creëren.
Wat is uw reactie op het artikel «Sorry dokter»? Krijgt u hiervan ook de tranen in uw ogen?2
De beschreven gang van zaken in het artikel is treurig en ik ben blij met het signaal dat de heer Van Holten afgeeft in zijn artikel. Met een overheveling duurt het helaas enige tijd voordat alle betrokkenen weten wat de geëigende weg is. Dit kan een behandeling in de GRZ zijn, maar ook een behandeling in de 1<sup>e</sup>lijn. Het is de verantwoordelijkheid van zorgaanbieders en zorgverzekeraars om op de hoogte te zijn van de actuele wet- en regelgeving en op basis van de zorgvraag van de cliënt een passend zorgaanbod te realiseren. In hoeverre de beschreven patiënt in het artikel voldoet aan de voorwaarden voor de GRZ blijkt niet uit de casus, dus hier kan ik zorginhoudelijke niet op ingaan. Wel is de casus met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) besproken. ZN zal verzekeraars erop wijzen om zorgvragers voor geriatrische revalidatiezorg daar waar mogelijk beter te begeleiden.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de heer van Holten die aangeeft dat, als regelgeving gezond verstand in de weg gaat staan, een belangrijke grens overschreven wordt en dat administratieve krachten juist moeten faciliteren in plaats van saboteren? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 12.
Zou het niet beter zijn als professionals aangeven wanneer geriatrische revalidatiezorg nodig is, in plaats van dat zorgverzekeraars hierover beslissen? Gaat u dit regelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel mensen ontvangen een (hoger) zorgzwaartepakket en komen in de langdurige AWBZ terecht, doordat zij niet doorverwezen worden naar geriatrische revalidatiezorg? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Deze cijfers zijn mij niet bekend. Ik ga er vanuit dat de voorwaarden voor de geriatrische revalidatiezorg duidelijk zijn, aangezien ze helder zijn omschreven in de te verzekeren prestatie op grond van de Zvw. Na diagnostiek in het ziekenhuis wordt de patiënt begeleid in een passend zorgtraject. Wanneer dit geen GRZ betreft, wordt door het CIZ beoordeeld of de patiënt thuis hoort in de AWBZ. Ik zie dan ook geen reden om dit nader uit te zoeken.
Heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) signalen ontvangen van mensen die geen geriatrische revalidatiezorg konden krijgen? Op welke wijze heeft de NZa deze signalen verwerkt? Waarom is er nog geen oplossing gevonden?
Nee, de NZa heeft geen signalen ontvangen van mensen die geen GRZ konden krijgen. Wel heeft de NZa signalen ontvangen dat de aanspraak op een aantal punten onduidelijk was. Deze signalen worden meegenomen in de impactanalyse die de NZa op mijn verzoek uitvoert (kenmerk MC-U-3119628). In de impactanalyse wordt ook gekeken naar de (mogelijke) gevolgen van de invoering van het nieuwe bekostigingssysteem en de werking van het overgangsregime (het vangnet). Daarnaast worden door de NZa de uitgaven binnen de AWBZ gemonitord. Ik zal de Kamer op basis van de impactanalyse nader informeren.
Wilt u de overheveling van geriatrische revalidatiezorg naar de Zorgverzekeringswet evalueren en hierin de financiële uitwerking meenemen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 16.
Het bericht dat CZ vier privéklinieken heeft aangewezen voor ooglidcorrecties |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat zorgverzekeraar CZ vier privéklinieken heeft aangewezen voor ooglidcorrecties?1
Daar heb ik met belangstelling kennis van genomen.
Wat is het belang van CZ om vier privéklinieken te contracteren voor ooglidcorrecties?
Ooglidcorrecties vallen, behoudens in de zeldzame gevallen van aangeboren oogafwijkingen, niet onder de dekking van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De afspraak die zorgverzekeraar CZ heeft gemaakt met vier klinieken betreffen ooglidcorrecties die ten laste komen van de aanvullende verzekering. In zijn algemeenheid ben ik terughoudend bij het doen van uitspraken over motieven of belangen van verzekeraars en zorgaanbieders die met elkaar zaken doen op het gebied van Zvw verzekerde zorg. A fortiori geldt dit voor zorg die ten laste komt van de aanvullende verzekering.
Wat is het belang van deze vier privéklinieken om een contract aan te gaan met CZ?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt deze constructie zich met de vrije artsenkeuze? Wat vindt u ervan dat patiënten die verzekerd zijn bij CZ nu niet meer terecht kunnen bij hun vertrouwde ziekenhuis of arts? Is dit het voorland wanneer artikel 13 van de Zorgverzekeringswet wordt afgeschaft? Kunt u uw antwoord toelichten?
Om te beginnen wil ik stellen dat er niet zoiets is als dè vrije artsenkeuze. We hebben in ons stelsel de verzekeraars bewust de vrijheid gegeven om de zorg die in natura verzekerd is selectief te contracteren. Voor meer keuzevrijheid kunnen burgers een restitutiepolis afsluiten. Zoals ik in de inleiding van het antwoord op de vragen 2 en 3 heb gesteld gaat het bij de ooglidcorrecties vrijwel nooit om zorg die ten laste van de Zvw komt maar om zorg die mensen zelf moeten betalen of onder de dekking van de eventuele aanvullende verzekering valt. De vrije artsenkeuze is hier dus helemaal geen issue en het in de vraagstelling gelegde verband met artikel 13 is niet aanwezig.
Zijn deze vier klinieken in staat ook gecompliceerde afwijkingen aan de oogleden te opereren? Zo nee, waar kunnen deze patiënten terecht voor een goede behandeling? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uit informatie van zorgverzekeraar CZ begrijp ik dat de selectieve inkoopafspraak met de vier klinieken enkel betrekking heeft op de standaardcorrectie van de bovenoogleden. Gecompliceerde afwijkingen aan de oogleden vallen er niet onder. Correcties daarvan kunnen (ook) in een andere kliniek of (universitair) ziekenhuis worden ondergaan en betreffen ook geheel andere operaties zoals zenuwtransplantaties.
Is de reden van het aangaan van deze constructie dat CZ en de privéklinieken een gezamenlijk financieel belang hebben bij een afwijzing van de vergoeding, vanwege het ontbreken van medische noodzaak? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in het antwoord op de vragen 2 en 3 heb duidelijk gemaakt is het niet aan mij om uitspraken te doen over redenen, motieven of belangen die zorgverzekeraar CZ en de vier klinieken hebben gehad om met elkaar afspraken te maken over het uitvoeren van ooglidcorrecties. Ik heb bovendien geen informatie over de afgesproken tarieven. Overigens betreft het met name de aanvullende polis waar medische noodzaak een criterium kan maar niet hoeft te zijn, dit is afhankelijk van de polis.
Is het waar dat de betreffende privéklinieken belang hebben bij een afwijzing van de vergoeding, vanwege het ontbreken van medische noodzaak in de hoop dat de patiënt de behandeling tegen een hoger tarief alsnog zelf betaalt? Vindt u dit wenselijk? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Welke rol speelt de huisarts in deze constructie? Is er sprake van een verwijzing achteraf? Zo ja, deelt u de mening dat dit onwenselijk is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Gegeven het feit dat het hier bijna uitsluitend gaat om niet wettelijk verzekerde zorg, is toetsing van de rol van de huisarts aan de Zvw hier niet aan de orde. Het staat zorgverzekeraar CZ dus geheel vrij om het oordeel over de ooglidcorrecties rechtstreeks aan een specialist over te laten.
In de zeldzame gevallen waarin sprake is van een ooglidcorrectie vanwege een aangeboren afwijking die wel onder de dekking van de Zvw valt, is de wettelijk aangewezen route dat de huisarts verwijst naar de specialist die vervolgens zijn onafhankelijke professionele oordeel velt. De toetsing of de ingreep terecht ten laste van de Zvw is gebracht is aan de zorgverzekeraar.
Deelt u de mening dat het aan de huisarts of specialist is om vast te stellen of er sprake is van medische noodzaak, en dus of een behandeling in aanmerking komt voor vergoeding? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat in de praktijk brengen?
Zie antwoord vraag 8.
De exorbitante ontslagvergoedingen van bestuurders in de zorg |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wordt u ook zo moe van al die berichten over oud-bestuurders die vertrekken met exorbitante ontslagvergoedingen?1 2 3
Het is goed dat dit kabinet de Wnt (wet normering topinkomens) per 1 januari 2013 in werking heeft laten treden. Op termijn zal daardoor dit soort casuïstiek niet meer aan de orde kunnen zijn.
Vindt u het wenselijk dat een oud bestuurder van Medisch Centrum Haaglanden een exorbitante ontslagvergoeding van € 200.000 heeft ontvangen? Wilt u uw antwoord toelichten?
In de Wet normering topinkomens (Wnt) die 1 januari 2013 in werking is getreden, heeft het kabinet de aanvaardbare norm vastgelegd voor vertrekregelingen, namelijk maximaal € 75.000. In de door u aangeduide casus is duidelijk sprake van een overschrijding van die norm. Maar ten tijde van het ontstaan van het recht op die vertrekregeling was de Wnt nog niet van kracht.
Met welke reden heeft het Medisch Centrum Haaglanden geen verklaring gegeven voor deze exorbitante ontslagvergoeding? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik ken de reden niet. De regelgeving rond transparantie over bestuurdersinkomens dwingt hen echter wel de ermee gemoeide bedragen te verantwoorden.
Vindt u het verantwoord dat het UMC Radboud € 650.000 heeft betaald aan twee oud-bestuurders die vertrokken zijn? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom zorgt u er niet voor dat er strenger opgetreden wordt?
Op deze casus ben ik eerder ingegaan op eerdere vragen van uw kant, zie Aanhangsel 2010, 2012–2013.
Wat is uw reactie op het bericht dat een bestuurder van Zuidzorg voor 7 weken werk een vergoeding heeft ontvangen van € 170.000, waarvan € 57.000 ontslagvergoeding? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie de antwoorden van de staatssecretaris op de vragen van het lid Agema over dit onderwerp (2013Z11284).
Vindt u het normaal dat dergelijke exorbitante bedragen worden afgegeven voor 7 weken werk? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hebben deze oud- bestuurders naar uw mening prestaties geleverd die deze exorbitante ontslagvergoeding rechtvaardigen? Zo ja, waarom? Zo nee, gaat u deze ontslagvergoeding terugvorderen?
Zie het antwoord op vraag 1. Zie verder het antwoord van de staatssecretaris op de vragen van het lid Agema over dit onderwerp (2013Z11284).
Met welke reden keurt u het goed dat bestuurders zichzelf verrijken met tonnen geld, terwijl er fors wordt bezuinigd op de langdurige zorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik keur dat in het geheel niet goed, in tegendeel. Bestuurders dienen zich per 1 januari jl. aan de Wnt te houden. Zie ook de antwoorden van de staatssecretaris op vragen 4 en 5 van het lid Agema (2013Z11284).
Vindt u het verantwoord dat zorgaanbieders tonnen geven aan bestuurders en dit geld niet bestemmen aan de zorg voor patiënten en personeel? Zo ja, waarom? Zo nee, welke maatregelen gaat u treffen om te zorgen dat dit geld teruggevorderd wordt en aan de zorg wordt teruggegeven?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u uitleggen dat in het kader van kostenbesparende maatregelen in de zorg u zorgverleners vraagt een deel van hun salaris in te leveren maar de bestuurders buiten beschouwing laat? Wilt u uw antwoord toelichten?
Uw suggestie dat de inkomens van bestuurders buiten beschouwing worden gelaten, is een onjuiste. De inwerkingtreding van de Wnt normeert hun inkomen en in het regeerakkoord is zelfs nog een aanscherping van de Wnt opgenomen.
Wilt u een overzicht sturen van alle exorbitante ontslagvergoedingen, bonussen, salarissen en tegemoetkomingen voor bolides van bestuurders in de zorg van de afgelopen jaren? Zo nee, waarom niet?
VWS heeft de transparantie op dit vlak geregeld waardoor al deze gegevens in de jaarverslagen moeten worden verantwoord. Al deze jaarverslagen zijn voor eenieder toegankelijk gemaakt via de website www.jaarverslagenzorg.nl. Verder stuurt VWS ieder jaar een rapportage over de inkomens van de zorgbestuurders naar de Kamer gebaseerd op de jaarverslagen van het jaar daarvoor.
Bent u bereid de Wet Normering Topinkomens zodanig aan te scherpen dat met terugwerkende kracht deze exorbitante tegemoetkomingen kunnen worden teruggevorderd? Zo neen, waarom niet?
De voornemens ten aanzien van de aanscherping van de WNT zijn in het regeerakkoord opgenomen. De door u geuite wens is juridisch onuitvoerbaar, want strijdig met de beginselen van behoorlijk bestuur.