De aanval van het Israëlische leger op Palestijnse betogers langs de grens tussen Gaza en Israël |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Zeven Palestijnse betogers gedood langs grens met Israël»?1
Ja.
Wat vindt u van de bloedige aanval van het Israëlische leger waarbij zeven Palestijnse betogers werden gedood, waaronder twee kinderen van 12 en 14 jaar oud?
Het kabinet is bezorgd dat er bij het Israëlisch optreden nog altijd doden en gewonden vallen, maar ook dat de aanhoudende protesten bij Gaza in toenemende mate gewelddadig verlopen. Het kabinet blijft bij Israël aandringen op terughoudendheid en ervoor te zorgen dat het optreden voldoet aan de eisen van het internationaal recht, waaronder proportionaliteit en noodzakelijkheid. Tegelijk roept het kabinet de Palestijnse autoriteiten en organisatoren op om het vreedzame karakter van demonstraties te waarborgen en te voorkomen dat minderjarigen in gevaarlijke situaties terecht komen.
Op basis van welke formele gronden heeft het Israëlische leger de aanval op deze Palestijnse betogers geopend?
Israël betoogt dat er sprake is van een gewelddadig conflict waarbij demonstranten geweld gebruiken, waardoor het leger om de openbare orde en veiligheid te handhaven in sommige gevallen gericht met scherp moet schieten. Op basis van het bezettingsrecht, dat onderdeel uitmaakt van het humanitair oorlogsrecht, is Israël als bezettende mogendheid verplicht de openbare orde en het openbare leven in het bezette gebied zo veel als mogelijk te herstellen en te verzekeren. Dit sluit de mogelijkheid van geweldgebruik niet uit, mits voldaan wordt aan de voorwaarden van noodzakelijkheid en proportionaliteit. Voor het gebruik van scherpe munitie, zijn de eisen vastgelegd in de VN Basic Principles on the Use of Force and Firearms by Law Enforcement Officials relevant. Het is aan Israël om aan te tonen dat zijn handelen in overeenstemming is met deze voorwaarden en het gebruik van scherpe munitie als het laatste redmiddel geoorloofd was.
Klopt het dat het Israëlische leger dodelijk geweld inzet tegen burgers, zonder dat er daadwerkelijk sprake is van een acute dreiging? Hoe rijmt dit met het internationaal recht?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u uitsluiten dat het Israëlische leger mensenrechten heeft geschonden toen zij deze Palestijnse betogers van het leven beroofde?
Nee. Het Israëlisch onderzoek naar de gebeurtenissen is nog niet afgerond. Ook de door de VN ingestelde Commission of Inquiryheeft zijn werk nog niet afgerond.
Kunt u uitsluiten dat Nederlandse wapens of hulpgoederen zijn geleverd aan het Israëlische leger die worden ingezet tegen ongewapende Palestijnse betogers?
Nederland levert geen hulpgoederen aan het Israëlische leger. Ten aanzien van de export van militaire goederen geldt dat elke aanvraag case-by-case wordt getoetst aan de 8 criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake Wapenexport (944/2008/GBVB). Op basis hiervan wordt een vergunningaanvraag onder meer afgewezen wanneer er een duidelijk risico bestaat dat de goederen worden ingezet voor ernstige mensenrechtenschendingen of ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht.
Het Nederlandse exportcontrolebeleid berust op een risico-inschatting vóórafgaand aan de export. Ten principale kan niet worden uitgesloten dat goederen – ondanks de kritische toetsing vooraf – alsnog worden gebruikt bij ernstige schendingen. Mocht uit informatie achteraf blijken dat een dergelijk gebruik toch het geval is, zal een mogelijke soortgelijke toekomstige aanvraag uiteraard worden afgewezen.
Waarom heeft de Nederlandse regering zich niet openlijk uitgesproken tegen de golf van geweld van het Israëlische leger tegen deze Palestijnse demonstranten? Is de Nederlandse regering bereid dit zo spoedig mogelijk te doen? Zo nee, waarom niet?
Nederland en de EU hebben meermaals de zorgen uitgesproken over het hoge aantal slachtoffers. Het hoge aantal, en het feit dat er onder de slachtoffers hulpverleners, journalisten en minderjarigen zijn roept vragen op
of het Israëlische optreden altijd proportioneel is geweest. Tegelijk is er ook in toenemende mate sprake van gewelddadigheden door demonstranten.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat het Israëlische leger het vuur heeft geopend op een menigte waar kinderen aanwezig zijn?
Zie antwoord op vragen 1, 3 en 4.
Hoe beoordeelt u dat het Israëlische leger in haar gewapende aanvallen geen onderscheid maakt tussen volwassenen en kinderen?
Het kabinet heeft geen aanwijzingen dat Israël een beleid zou voeren om een dergelijk onderscheid niet te maken.
Bent u bereid met de Israëlische autoriteiten contact op te nemen om dit te veroordelen en om de Israëlische regering met klem te verzoeken alle vormen van geweld tegen kinderen en ongewapende betogers onmiddellijk te staken? Zo ja, wanneer gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vragen 1, 2 en 7. Het kabinet hecht eraan op te merken dat de protesten zich afspelen tegen de achtergrond van de crisis in Gaza. Het kabinet verwelkomt de inzet van Egypte om Fatah en Hamas te bewegen tot verzoening om zo een terugkeer van de Palestijnse Autoriteit als legitiem gezag in Gaza mogelijk te maken. Tevens steunt het kabinet de inzet van Egypte en de VN om overeenstemming te bereiken met alle partijen over stabiliteit en verbetering van de humanitaire en economische situatie in Gaza.
Gaat u alle middelen (juridisch, diplomatiek, politiek, bilateraal) inzetten, ook in Europees verband, om de Israëlische overheid op te roepen om de recente geweldsgolf op de Palestijnen onmiddellijk te staken? Zo ja, wanneer gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u bereid om proactief deze ernstige mensenrechtenschendingen door het Israëlische leger aan te kaarten bij de VN-Mensenrechtenraad?
Het is in eerste instantie aan partijen zelf om gedegen en onafhankelijk onderzoek te doen. Daar dringt Nederland ook op aan. Zie tevens de Kamerbrief d.d. 16 mei jl. (Kamerstuk 23 432, nr. 449). De VN Mensenrechtenraad heeft reeds een Commission of inquiryingesteld naar de gebeurtenissen bij Gaza. Het kabinet had overigens graag gezien dat het mandaat niet alleen gericht was op het Israëlisch handelen, maar ook op wat het handelen aan Palestijnse zijde, inclusief Hamas.
Bent u bereid om de Israëlische ambassadeur op het matje te roepen? Zo ja, kunt u daarvan verslag van doen aan de Tweede Kamer?
De zorgen over de gebeurtenissen worden in reguliere gesprekken met vertegenwoordigers van Israël, zowel in Israël als hier in Nederland aan de orde gesteld. Dat heb ik zelf ook gedaan in mijn kennismakingsgesprek met de Israëlische ambassadeur. Dit wordt ook gedaan met vertegenwoordigers van de Palestijnse Autoriteit.
Samenwerking van Israël met antisemitische regeringen en leiders |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «The State of Israel vs. the Jewish people»?1
Ja.
Bent u ook verbijsterd over de bevinding, zoals uiteengezet in dat artikel, dat de Israëlische regering in toenemende mate samenwerkt met regeringen en leiders die zijn opgevallen door antisemitische uitlatingen, en/of die antisemitisme in eigen land gedogen of zelfs aanwakkeren?
Nee. Het kabinet herkent zich niet in het beeld dat de Israëlische premier Netanyahu «enthousiast steun» verleent aan «antisemitische leiders», of «in toenemende mate» samenwerkt met regeringen die antisemitisme zouden steunen of aanwakkeren.
Zoals bekend is het Israëlische nederzettingenbeleid volgens het kabinet en de EU strijdig met internationaal recht en een obstakel voor vrede. Nederland en de EU blijven zich daarom richting Israël uitspreken tegen dit beleid en gerelateerde stappen, zoals gevallen van sloop of confiscatie van land.
Deelt u de mening van de auteur van het betreffende artikel dat premier «Netanyahu’s enthousiaste steun voor autoritaire, antisemitische leiders» getuigt van een diepgaande verschuiving in Israël richting een staat die door de inbeslagname van land, schending van het internationaal recht en uitsluiting en discriminatie probeert uit te dijen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat betekent deze verschuiving voor de bilaterale betrekkingen tussen Nederland en Israël?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verklaart u dat pro-Israël organisaties als het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), die van zichzelf menen een actieve rol op te eisen in de bestrijding van antisemitisme, geen bezwaar lijken te maken tegen de toenadering die premier Netanyahu zoekt tot regeringen en leiders die de verdenking van antisemitisme op zich hebben geladen?
Het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) is een onafhankelijke organisatie, die zelf haar beleid bepaalt en geen subsidierelatie met de overheid onderhoudt. Het kabinet ziet geen aanleiding een eventuele stellingname van het CIDI te kwalificeren.
Deelt u de mening dat dit gedrag getuigt van selectiviteit en politieke bijbedoelingen, aangezien dergelijke organisaties maar al te graag personen en politici die voor de rechten van de Palestijnen opkomen van antisemitisme betichten?
Zie antwoord vraag 4.
Herinnert u zich het volgende kabinetsstandpunt: «Het kabinet blijft benadrukken dat het van belang is om onderscheid te blijven maken tussen stellingname ten aanzien van het beleid van de Israëlische regering en antisemitisme. Dit is staand beleid dat het kabinet uitdraagt, zowel nationaal als internationaal»?2 Wilt u een overzicht geven van de momenten en manieren waarop het kabinet dit standpunt en beleid sinds medio 2017 nationaal en internationaal heeft uitgedragen en bevorderd?
Het kabinet herinnert zich het standpunt, en blijft dit uitdragen wanneer daar aanleiding toe is. Het kabinet houdt geen overzicht bij van het aantal gelegenheden waarbij dit ter sprake is gekomen.
Herinnert u zich het volgende kabinetsstandpunt: «De IHRA (International Holocaust Remembrance Alliance) werkdefinitie is een instrument van en voor de IHRA en leidt voor overheidsinstellingen niet tot een andere juridische weging van uitingen die het beleid van de Israëlische regering betreffen»?3 Is dit standpunt ongewijzigd? Zo nee, waarom niet?
Dit standpunt is ongewijzigd.
Het bericht dat lidstaten EU-miljarden niet op krijgen |
|
Renske Leijten , Roelof Bisschop (SGP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Lidstaten krijgen EU-miljarden niet op»?1
Ja.
Klopt de bewering dat van de 460 miljard euro die binnen het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK) beschikbaar is gesteld voor Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen) in 2017 slechts 16% is besteed en er nog 267,3 miljard euro op de plank ligt?
Het bestedingspercentage klopt feitelijk. Het resterende deel ligt echter niet vrij besteedbaar op de plank. De ESI-fondsen worden uitgevoerd door middel van programma’s met een looptijd van zeven jaar, waarin de planning van de uitgaven wordt vastgelegd. Deze programma’s worden aan het begin van de programmaperiode opgesteld door de lidstaat en goedgekeurd door de Europese Commissie.
Aan de hand van de programma’s worden (gefaseerd) projecten geselecteerd, waarvoor een deel van de middelen wordt vastgelegd (gecommitteerd). Pas als de kosten voor de uitvoering van deze projecten daadwerkelijk zijn gemaakt kunnen deze worden gedeclareerd bij de Europese Commissie.
Eind 2017 was de uitgave van alle voor de lidstaten beschikbare middelen gepland in de programma’s, ongeveer 60% van de middelen vastgelegd voor specifieke projecten, en 16% van de middelen gedeclareerd bij de Europese Commissie.
Deelt u de verklaring over de oorzaken van dit probleem – complexe regels over de EU-subsidies en te hoge eigen bijdrage? Zo ja, welke stappen bent u van plan te ondernemen om dit te verhelpen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat de huidige uitvoeringssystematiek van de ESI-fondsen complex is, en dat dit heeft bijgedragen aan de late start van de programma’s. Een deel daarvan is echter onvermijdelijk wanneer deze gelegen is in het opstellen van goede beheers- en controlesystemen voordat lidstaten kosten mogen declareren bij de Europese Unie. Dit is noodzakelijk om de risico’s op een onrechtmatige besteding van de middelen zoveel mogelijk te verkleinen.
Daarnaast bestaat er in de huidige programmaperiode ook een groot aantal regels die onnodig complex en vertragend zijn, en weinig tot geen toegevoegde waarde hebben. Samen met de Nederlandse decentrale overheden zet het kabinet daarom in op een sterk vereenvoudigde uitvoeringssystematiek voor de periode 2021–2027, waarbij de rechtmatige besteding van de middelen niet in gevaar komt. De voorstellen van de Commissie zijn daarbij een bemoedigende stap in de goede richting.
Ik deel niet de mening dat de vereiste nationale bijdragen een belemmerende factor zijn. Voor deze zogenaamde nationale cofinanciering wordt goed gekeken naar de economische ontwikkeling en daarmee draagkracht van lidstaten. Minder ontwikkelde regio’s, zoals bijvoorbeeld in Bulgarije, hoeven slechts 15% zelf bij te dragen. Voor zogenaamde transitieregio’s ligt dat percentage op 40% en voor meer ontwikkelde regio’s zoals in Nederland is dat 50%. Dit mogen nationale of decentrale publieke middelen zijn, maar ook private middelen. Het kabinet vindt het van belang dat lidstaten zelf een betekenisvolle financiële bijdrage leveren aan de programma’s die door de ESI-fondsen gefinancierd worden. Daarmee wordt eigenaarschap gecreëerd, wat de kwaliteit van de projecten ten goede komt. Mede dankzij de investeringen uit de ESI-fondsen zijn veel lidstaten de afgelopen jaren economisch sterker geworden.
Kunt u per ESI-fonds (ERDF, ESF, CF, EAFRD en EMFF) en per EU-lidstaat inzichtelijk maken wat het beschikbare budget was, wat de hoogte is van de daadwerkelijke bestedingen tot nog toe, in hoeverre deze bestedingen rechtmatig waren, en welke bestedingen nog gepland staan voor het einde van het huidige Meerjarig Financieel Kader in 2020?
Via de website https://cohesiondata.ec.europa.eu/ maakt de Europese Commissie voor iedereen inzichtelijk hoeveel geld elke lidstaat krijgt, uit welk ESI-fonds, hoeveel is toegewezen aan projecten, en hoeveel daarvan is gedeclareerd bij de Europese Commissie. De declaraties worden aan de hand van audits van de door Europese Commissie gemandateerde nationale auditautoriteiten en van de Europese Rekenkamer gecontroleerd op rechtmatigheid. Het kabinet heeft geen zicht op de resultaten van deze audits in alle lidstaten, maar onrechtmatige betalingen moeten door de lidstaten altijd worden teruggevorderd (Verordening 966/2012 artikel 59 lid 2), en zullen in de cijfers van deze website indien nodig worden gecorrigeerd. De planning is nog steeds dat de voor de programmaperiode 2014–2020 beschikbare budgetten geheel worden uitgeput.
Kunt u de Kamer inlichten welke dertien verdachte transacties naar de antifraudedienst, OLAF, zijn doorgestuurd? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet heeft geen inzicht in de meldingen die de Europese Rekenkamer aan OLAF heeft gedaan met betrekking tot verdachte transacties. Deze informatie wordt immers nooit openbaar gemaakt. Het is aan OLAF om vast te stellen of er in deze dertien gevallen daadwerkelijk sprake is geweest van misbruik van EU-fondsen.
Wat gebeurt er met budgetten die aan het einde van de periode niet besteed zijn? Klopt het dat de niet uitgegeven bedragen na het verlopen van deze periode toevallen aan de lidstaten die deze enveloppes toebedeeld kregen, zonder dat er toezicht is op de besteding van de middelen?
Het klopt niet dat de niet uitgegeven bedragen na afloop van de programmaperiode toevallen aan de lidstaten die deze enveloppes toebedeeld kregen.
De lidstaten ontvangen uitsluitend dat deel van de landenenveloppe waarmee daadwerkelijk projecten zijn gefinancierd die bijdragen aan het bereiken van de Europees vastgestelde doelstellingen.
In de programmaperiode 2014–2020 kunnen deze projecten tot en met 31 december 2020 worden geselecteerd. De lidstaat kan geen aanspraak meer maken op het deel van de landenenveloppe dat op dit moment nog niet voor specifieke projecten is vastgelegd. Tevens kan de lidstaat geen aanspraak meer maken op het deel van de landenenveloppe dat drie jaar nadat het voor een specifiek project is vastgelegd nog niet daadwerkelijk is uitgegeven en gedeclareerd bij de Europese Commissie (decommitteringen). Bij decommittering komen de vastleggingen voor de ESI-fondsen te vervallen en kunnen deze niet opnieuw worden aangegaan.
Betekent het achterblijven van bestedingen vanuit ESI-fondsen dat de (toekomstige) bijdragen van Nederland aan deze ESI-fondsen lager worden dan geraamd? Wat gebeurt er met de vrijgekomen gelden?
De recente en huidige vertragingen in de implementatie van de ESI-fondsen leidden en leiden tot lager dan eerder geraamde Europese betalingen en ook tot lagere nationale afdrachten. Het kabinet houdt er rekening mee dat de vertraagde betalingen in latere jaren alsnog tot besteding komen. De recente en huidige lagere nationale afdrachten zijn en worden zodoende doorgeschoven naar toekomstige begrotingsjaren. Uw Kamer is hierover eerder meermaals over geïnformeerd; meest recent bij Miljoenennota 2019 en de ontwerpbegroting 2019 van Buitenlandse Zaken.
Welke gevolgen heeft het achterblijven van bestedingen vanuit ESI-fondsen voor de Nederlandse inzet inzake de hoogte van ESI-fondsen binnen het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027? Beaamt u dat deze situatie reden is om de omvang van zowel het budget voor ESI-fondsen als het integrale Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 drastisch te verkleinen?
Het kabinet is van mening dat de omvang van het nieuwe MFK benedenwaarts moet worden bijgesteld als gevolg van Brexit. Daarnaast pleit het kabinet voor een grondige modernisering van het nieuwe MFK. Onderdeel van die inzet is een bezuiniging op de ESI-fondsen, zowel om de benodigde bezuiniging te realiseren als om ruimte te maken voor nieuwe prioriteiten binnen de begroting, die naar de mening van het kabinet hogere toegevoegde waarde kennen. Bij de onderhandelingen over het toekomstige cohesiebeleid dient de absorptiecapaciteit van lidstaten ook een punt van aandacht te zijn.
Welke maatregelen bent u van plan voor te stellen in het kader van de onderhandelingen voor het volgende Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 om de onregelmatigheden in de EU-uitgaven te verhelpen?
De verantwoordelijkheid voor de rechtmatige uitvoering van de Europese begroting ligt primair bij de Europese Commissie en de lidstaten. De inrichting van het controle- en beheerssysteem voor de uitvoering van de Europese begroting zijn neergelegd in het vigerende Financieel Reglement. Nederland is een actieve lidstaat geweest bij de onderhandelingen van het Financieel Reglement en steunt de Europese Commissie in een strikte handhaving binnen deze kaders. Het kabinet ziet daarnaast graag dat de Europese Commissie de jaarlijkse Annual Control Reports (ACR’s) openbaar maakt. Dit zijn de jaarlijkse auditrapportages van lidstaten over de besteding van EU-fondsen in hun land of regio, inclusief foutenpercentages. Het op deze wijze verhogen van de transparantie in de verantwoordingsketen met landspecifieke gegevens, kan naar het oordeel van het kabinet een positief effect hebben op een verdere verbetering van de rechtmatigheid van de uitvoering van de Europese begroting. Waar mogelijk zal het kabinet dit punt in de daartoe relevante onderhandelingen inbrengen.
Klopt het dat de Europese investeringen niet worden meegeteld in de nationale begroting? Zo ja, zouden nationale investeringen dan niet ook moeten worden uitgezonderd? Kunt u uw antwoord toelichten?
De inkomsten en uitgaven van de Europese Unie worden begroot op de Europese begroting en verantwoord in het jaarverslag van de Europese Rekenkamer. Deze inkomsten en uitgaven maken geen onderdeel uit van de nationale begroting. Nationale inkomsten en nationale uitgaven worden begroot op de Rijksbegroting en verantwoord in het Financieel Jaarverslag.
De vertrouwensbreuk van organisatie PrisonLaw met het ministerie van Buitenlandse Zaken en het beëindigen van de subsidierelatie |
|
Michiel van Nispen |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat PrisonLaw, belangenbehartiger van zo’n honderd Nederlandse gedetineerden in het buitenland, weigert nog langer subsidie van uw ministerie te ontvangen wegens een vertrouwensbreuk met het Ministerie van Buitenlandse Zaken? Hoe heeft het zo ver kunnen komen1 2
Stichting PrisonLAW is één van drie organisaties die subsidie ontvangen op basis van het subsidiekader «Gedetineerdenbegeleiding buitenland 2017–2019» (Staatscourant 11 augustus 2016, Nr. 42301). Het huidige subsidieplafond geldt voor de periode 1 januari 2017 tot en met 31 december 2019. Medio dit jaar heeft Stichting PrisonLAW aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken meegedeeld dat de stichting had besloten de subsidierelatie vroegtijdig per 1 juli 2019, oftewel zes maanden voor het verstrijken van de driejarige subsidieperiode, te beëindigen. Sinds het besluit van Stichting PrisonLAW zijn de stichting en het ministerie in constructief overleg over de modaliteiten van de beëindiging en de overdracht van de activiteiten naar een andere tijdelijke partij.
Het ministerie herkent zich niet in het beeld dat recentelijk in onder meer de media is geschetst. Het ministerie werkt sinds 2012 op het terrein van gedetineerdenbegeleiding buitenland met Stichting PrisonLAW samen. Binnen de algemene subsidieregels en de voorwaarden van de subsidiebeschikking kunnen alle subsidieontvangers op het terrein van gedetineerdenbegeleiding buitenland, zo ook Stichting PrisonLAW, zelfstandig en onafhankelijk opereren. Voor de gesubsidieerde activiteiten op het terrein van Gedetineerdenbegeleiding buitenland 2017–2019 geldt onder meer het hogergenoemde daarvoor vastgestelde subsidiekader.
In algemene zin behoudt het Ministerie van Buitenlandse Zaken zich steeds het recht voor om te reageren op feitelijke onjuistheden in berichtgeving op beleidsterreinen van het ministerie. Aldus kan het voorkomen dat het ministerie iemand attendeert op feitelijke onjuistheden, aangeeft hoe de feiten volgens het ministerie werkelijk zijn en iemand verzoekt de berichtgeving aan te passen. Ten aanzien van het laatste benadruk ik dat het steeds gaat om een verzoek.
Hetzelfde geldt voor het vragen van aandacht van en in de media. In individuele consulaire zaken werkt het ministerie grotendeels bewust achter de schermen. Zo kan het gebeuren dat het ministerie in voorkomende gevallen in overweging geeft op bepaalde momenten, in het belang van de individuele zaak en de gemeenschappelijke doelstelling daarin, bijvoorbeeld tijdens de inzet van stille diplomatie, publicitaire stilte in acht te nemen. Hierover is met PrisonLaw regelmatig gecommuniceerd. Dat overleg had nimmer de intentie en het doel de onafhankelijkheid en zelfstandigheid van Stichting PrisonLAW te beperken of daar op enigerlei wijze aan af te doen. De uiteindelijke afweging en beslissing ten aanzien van de timing en de opportuniteit van publiciteit zijn steeds aan de direct betrokken partijen.
Wat is uw reactie op de verwijten vanuit PrisonLaw dat de onafhankelijkheid van PrisonLaw zou worden aangetast door handelen vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken?
Zie antwoord vraag 1.
Welke poging(en) heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken ondernomen om de zogenoemde vertrouwensbreuk met PrisonLaw te voorkomen? Waaruit blijkt dit? Kunt u de pogingen noemen of onderbouwen?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat mevrouw Imamkhan vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken op momenten verzocht is haar media-uitlatingen te rectificeren? Is dit ook gebeurd met verwijzing naar de subsidierelatie? Begrijpt u dat dit als chantage kan worden ervaren?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom meldt het ministerie in een reactie aan de Volkskrant de kritiek niet te kunnen plaatsen en dat PrisonLaw alle gelegenheid zal hebben met de media te communiceren en dat het niet aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken is om dit te belemmeren of hier voorwaarden aan te stellen, terwijl er bewijzen liggen van het tegendeel?
Zie mijn antwoorden op de vragen 2, 3 en 4.
Waarom is het interne onderzoek naar aanleiding van de klacht van de heer Singh vertrouwelijk? Waarom mogen de heer Singh en zijn advocaat het onderzoeksrapport niet inzien?
De klacht betrof gedragingen van personen. Vanwege de wettelijke eisen die worden gesteld aan persoonsgegevensbescherming zijn het onderzoek en de afhandeling van de klacht vertrouwelijk. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft uw Kamer vertrouwelijk over het onderzoek geïnformeerd.
Waarom kiest het Ministerie van Buitenlandse Zaken er voor om op zoek te gaan naar een andere organisatie om de belangen van gedetineerden te behartigen in plaats van te proberen het geschil met PrisonLaw op te lossen en het vertrouwen te herstellen?
Stichting PrisonLAW heeft het besluit tot vroegtijdige beëindiging van de subsidierelatie gedecideerd genomen en aan het ministerie meegedeeld. Uit communicatie met PrisonLAW is gebleken dat het ministerie en de organisatie verschillende zienswijzen hebben op de samenwerking in de afgelopen periode. Het ministerie respecteert daarom het besluit.
Indien er geen subsidie opvolger wordt gevonden, hoe wordt dan in juridische bijstand aan de in het buitenland gedetineerde Nederlander voorzien?
Het ministerie werkt thans aan een tijdelijke oplossing voor juridisch advies aan Nederlandse gedetineerden tot en met 31 december 2019. Medio 2019 zal het ministerie een regulier nieuw subsidiekader op het terrein van gedetineerdenbegeleiding buitenland publiceren en openstellen waarvan de meerjarige subsidieperiode start op 1 januari 2020.
Het bericht 'Romanian PM clashes with Commission over rule of law' |
|
Johannes Sibinga Mulder , Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Romanian PM clashes with Commission over rule of law»?1
Ja.
Wat vindt u van de uitspraken van de Roemeense premier Viorica Dăncilă dat het Coöperatie- en Verificatie Mechanisme, dat de voortgang van de bij de toetreding van Roemenië tot de Europese Unie gemaakte afspraken over hervormingen van de rechtsstaat en de strijd tegen corruptie beschrijft, zijn doel mist?
Het CVM richt zich op de bij de toetreding van Roemenië geconstateerde aandachtsgebieden ten aanzien van een goed functionerende rechtstaat. Tot op heden is door Roemenië nog niet voldaan aan de in 2007 opgestelde ijkpunten en nemen de hervormingen langer in beslag dan gehoopt. Een goed functionerende rechtsstaat met voldoende instrumenten om corruptie aan te pakken, is essentieel voor Roemenië en nodig voor goede onderlinge samenwerking binnen de EU. Het garandeert dat burgers en bedrijven, inclusief Europese, erop kunnen vertrouwen dat iedereen gelijk is voor de wet. Het CVM levert hier een belangrijke bijdrage aan en dient derhalve behouden te blijven totdat de CIE-aanbevelingen duurzaam en onomkeerbaar zijn. Hoe sneller Roemenië de hiervoor noodzakelijke stappen zet, hoe eerder het CVM kan worden afgerond.
Ik neem goede nota van de opmerkingen van de Roemeense premier maar wacht graag de rapportage van de Europese Commissie inzake het CVM af. Deze rapportage zal binnen een aantal weken verschijnen waarna ik, zoals gebruikelijk, de Kamer zal informeren over het oordeel van het kabinet.
Deelt u de zorgen over deze uitspraken?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw mening over het referendum dat komend weekend in Roemenië plaatsvindt om de definitie van «echtpaar» in de Grondwet te veranderen in een «huwelijk van een man en een vrouw»?
Het houden van een referendum over de definitie van het huwelijk is een nationale aangelegenheid. Tegelijk zou een aanpassing van de Grondwet zoals voorgesteld bij het referendum tot beperking kunnen leiden van de rechten van een groep in plaats van een stap naar gelijke rechten. Dit rijmt niet met de EU als waardengemeenschap, waarbij fundamentele rechten en vrijheden centraal staan. Ik deel de zorgen van diegenen die vrezen dat een dergelijk referendum kan bijdragen aan de stigmatisering en discriminatie van LHBTI’s in Roemenië, en heb derhalve met tevredenheid kennis genomen van de uitslag van het referendum.
Deelt u de zorgen van de LGBT-gemeenschap in Roemenië, zoals onder andere geuit door Accept Romania, over dit referendum?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u de in deze Kamervragen geuite zorgen overbrengen aan uw Roemeense ambtsgenoot als u maandag aanstaande (8 oktober 2018) op werkbezoek bent in Roemenië? Zo ja, kunt u daarvan verslag doen? Zo neen, waarom niet?
Tijdens mijn werkbezoek aan Roemenië op 8 oktober jl. heb ik de Nederlandse zorgen over de situatie op het gebied van de rechtsstaat in Roemenië aan de orde gebracht, o.a. in de gesprekken met mijn Roemeense collega’s. Hetzelfde thema vormde onderwerp van gesprek met vertegenwoordigers uit het Roemeense maatschappelijk middenveld. De Nederlandse positie omtrent het referendum van 6-7 oktober jl., zoals weergegeven onder het antwoord op vragen 4 en 5, heb ik overgebracht aan mijn gesprekspartners gedurende dit bezoek. Tot slot wil ik erop wijzen dat van Roemeense regeringszijde reeds eerder het voornemen is aangekondigd tot het indienen van een wetsvoorstel met betrekking tot het geregistreerde partnerschap.
Kent u het bericht «Consul berispt om redden van Joden»?1
Ja.
Bent u bekend met het verhaal over Jan Zwartendijk, voormalig Nederlandse consul in Litouwen, die voor het redden van duizenden Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog als dank een reprimande kreeg van het Ministerie van Buitenlandse Zaken?
Ik ben bekend met het verhaal over Jan Zwartendijk in het boek «De rechtvaardigen» van Jan Brokken.
Herinnert u zich het staatsbezoek aan Litouwen waarbij een monument voor Jan Zwartendijk werd onthuld?
Op 15 juni 2018 werd in Kaunas te Litouwen in aanwezigheid van de Majesteit, de president van Litouwen, en mijzelf door de twee nog in leven zijnde kinderen van Jan Zwartendijk een monument onthuld ter ere van hun vader.
Deelt u de mening dat Jan Zwartendijk eerder een standbeeld verdient dan een reprimande?
Jan Zwartendijk verdiende geen reprimande zoals die naar de veronderstelling van Jan Brokken in zijn boek heeft plaatsgevonden in 1964. Als dat is gebeurd was dat volstrekt ongepast en zijn nu ruimhartige excuses op hun plaats. Jan Zwartendijk verdiende erkenning en eerbetoon voor zijn dappere gedrag. Die heeft hij, helaas postuum, vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw op verschillende manieren ontvangen.
Bent u bereid om namens uw voorganger excuses aan te bieden aan de nabestaanden van Jan Zwartendijk dan wel hen uit te nodigen voor een persoonlijk gesprek?
En marge van de onthulling van het monument op 15 juni jl. hebben de Majesteit en ik persoonlijk gesproken met de zoon en dochter van Jan Zwartendijk, waarbij uiting is gegeven aan grote bewondering voor het optreden van hun vader in 1940. Ook heeft de secretaris-generaal van mijn ministerie gesproken met de zoon van Jan Zwartendijk en per brief aan de familie aangegeven dat als het zo is dat Jan Zwartendijk een berisping heeft gekregen, dit volstrekt ongepast was en nu ruimhartige excuses verdient.
Het bericht 'Berispte ambtenaar blijft actief in vrouwenrechten' |
|
Bram van Ojik (GL), Nevin Özütok (GL) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Berispte ambtenaar blijft actief in vrouwenrechten»?1
Ja.
Klopt het bericht dat een ambtenaar van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, die als coördinator werkte voor een internationaal project om vrouwenrechten te beschermen, zich schuldig heeft gemaakt aan (seksuele) intimidatie, financieel machtsmisbruik en pesten?
Er zijn klachten over ongewenste omgangsvormen ingediend tegen een ambtenaar van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze zijn onderzocht door een speciale klachtencommissie. Zes van de klachten zijn gegrond verklaard.
Klopt het bericht dat zes klachten tegen hem gegrond zijn verklaard? Zo ja, onder welke categorie vielen de gegronde klachten (seksuele intimidatie, financieel machtsmisbruik en pesten)?
Zie antwoord vraag 2.
Wat voor gevolgen heeft dit gehad voor de desbetreffende ambtenaar?
De ambtenaar heeft een disciplinaire maatregel opgelegd gekregen.
Klopt het bericht dat de desbetreffende ambtenaar is overgeplaatst naar een andere afdeling, in een gelijkwaardige functie, waar hij nog steeds werkt op het gebied van vrouwenrechten? Zo ja, bent u voornemens de desbetreffende ambtenaar te laten werken in die functie?
Nadat klachten waren binnengekomen is de betrokken ambtenaar onmiddellijk overgeplaatst. In het functieprofiel van de huidige functie staan vrouwenrechten niet benoemd. In verband met de privacy van betrokkene kan ik geen verdere uitspraken doen over de precieze invulling van deze functie.
Vindt u dat de desbetreffende ambtenaar hiermee is gestraft voor zijn gedrag?
Ja, er is een disciplinaire maatregel opgelegd.
Kunt u zich voorstellen dat het voor slachtoffers van wie de klachten gegrond zijn verklaard, onbegrijpelijk is dat hij op het gebied van vrouwenrechten en in een gelijkwaardige functie kan blijven werken?
Na oplegging van de disciplinaire maatregel, moet de betrokken ambtenaar verder werkzaam kunnen zijn binnen de verschillende beleidsterreinen van het ministerie.
In het profiel van de huidige functie van de betrokken ambtenaar staan vrouwenrechten niet benoemd, al blijven vrouwenrechten natuurlijk wel intrinsiek onderdeel van het Nederlandse buitenlandse beleid.
Bij de uitvoering van de functie van de betrokken ambtenaar hoort ook contact met externe partijen, waaronder ngo’s, aangezien dit een onlosmakelijk onderdeel van het werken bij dit ministerie is.
Het spreekt voor zich dat contact tussen de ambtenaar en betrokken ngo-medewerkers vermeden zal worden.
Vindt u het verstandig dat de desbetreffende medewerker nog steeds een rol heeft waarbij hij contact heeft met niet-gouvernementele organisaties (ngo's)?
Zie antwoord vraag 7.
Denkt u dat iemand die zich schuldig heeft gemaakt aan (seksuele) intimidatie jegens vrouwen, de beste persoon is om de Nederlandse inzet op het gebied van vrouwenrechten te vertegenwoordigen?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat als het klopt dat klachten op het gebied van seksuele intimidatie, financieel machtsmisbruik en pesten gegrond zijn verklaard, het niet houdbaar is dat deze ambtenaar op een dergelijke positie blijft werken?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid maatregelen te nemen om te zorgen dat ambtenaren die zich schuldig hebben gemaakt aan seksuele intimidatie en financieel machtsmisbruik, niet kunnen werken op een plek waar zij vrouwenrechten moeten versterken respectievelijk gaan over subsidies van de Nederlandse overheid?
Elke casus moet individueel worden beoordeeld. Disciplinaire maatregelen worden gebaseerd op een zorgvuldige weging van de feiten en omstandigheden.
Hoe is de klachtenprocedure binnen de ministerie vormgegeven?
De behandeling van klachten van ongewenste omgangsvormen vindt plaats door een klachtencommissie, samengesteld uit ambtenaren van het ministerie, eventueel aangevuld met externe experts. De commissie hoort partijen en getuigen en concludeert op basis daarvan of, en zo ja, in welke mate klachten gegrond zijn. Daarna beslist het ministerie over een eventuele disciplinaire maatregel. Indien klagers niet tevreden zijn met de gevolgde procedure kunnen zij zich wenden tot de Nationale ombudsman.
Is er bij het ministerie, dan wel de rijksoverheid, een onafhankelijke vertrouwenspersoon die bij grensoverschrijdend gedrag advies en bijstand kan bieden? Zo ja, in hoeverre is de vertrouwenspersoon zelf beschermd om zaken onafhankelijk te kunnen op te pakken en te onderzoeken?
Net als de meeste andere werkgevers in de sector Rijk, heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken naast een Centrale Coördinator Integriteit een aantal vertrouwenspersonen, zowel op het departement als op de vertegenwoordigingen in het buitenland. Tevens heeft het ministerie een externe vertrouwenspersoon. Medewerkers kunnen zich voor advies tot deze vertrouwenspersonen wenden bijvoorbeeld als zij ongewenst gedrag in hun werkomgeving ervaren. De vertrouwenspersonen kunnen gevraagd en ongevraagd de ambtelijke leiding adviseren over zaken die het welbevinden van medewerkers betreffen. Ik heb geen reden om aan te nemen dat zij niet veilig en onafhankelijk kunnen opereren.
Tot welke aanscherpingen inzake klachten over grensoverschrijdend gedrag gaat het ministerie over, zodat de sociale veiligheid van vrouwen en mannen op de werkvloer gewaarborgd is?
Ik neem maatregelen om het melden laagdrempeliger te maken, zowel voor mijn eigen ambtenaren als voor externe partijen. Zo komt er een meldpunt waar externen grensoverschrijdend gedrag door BZ-ambtenaren kunnen melden. Tot slot maak ik nog meer werk van nazorg voor melders en gaan we na hoe we transparantie over meldingen kunnen vergroten. We maken de werkomgeving samen veiliger door het gesprek op de werkvloer te blijven voeren over zaken als integriteit, diversiteit en inclusiviteit.
Iran dat met ballistische raketten doelen heeft bestookt in Syrië |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kunt u bevestigen dat Iran meerdere ballistische raketten heeft afgevuurd op doelen in Syrië?1
Ja.
Is de internationale coalitie die strijdt tegen IS vooraf door Iran geïnformeerd over deze raketaanval?
Nee, de aanval was niet aangekondigd.
Is het vliegverkeer boven Irak en omgeving, waaronder het in dat gebied opererende Nederlandse F-16 detachement, op enig moment in gevaar gebracht door de raketlanceringen?
Er zijn geen indicaties dat het vliegverkeer op enig moment in gevaar is gebracht door de raketlanceringen. Ook de Nederlandse F-16’s zijn niet in gevaar geweest.
In hoeverre hebben de Iraanse ballistische raketten hun doelen geraakt en wat is het schadebeeld op de grond?
Kort na lancering van de raketten zijn meerdere explosies gemeld in door ISIS gecontroleerd gebied langs de Eufraat in Oost-Syrië. De precieze schade is het kabinet onbekend.
Vallen de door Iran gelanceerde ballistische raketten binnen de «Categorie 1 Systemen», wat betekent dat deze raketten in theorie in staat zijn om massavernietigingswapens te vervoeren? Zo nee, waarom niet?
Ja, de gelanceerde ballistische raketten vallen binnen de Missile Technology Control Regime (MTCR) Category 1 systemen. Op basis van deze richtlijnen kan worden gesteld dat zulke «Categorie 1 Systemen» in theorie in staat zijn om massavernietigingswapens te vervoeren.
Bent u van mening dat de Iraanse raketaanval een schending is van VN-resolutie 2231? Zo ja, bent u bereid om te pleiten voor extra strafmaatregelen tegen het regime in Teheran?
Het afvuren van dit soort raketten is juridisch gezien geen schending van VNVR-Resolutie 2231 (2015), maar wel inconsistent met paragraaf 3 van Annex B van die resolutie, waarin Iran wordt opgeroepen «geen activiteiten te ondernemen met betrekking tot ballistische raketten die ontworpen zijn om in staat te zijn kernwapens te vervoeren».
Het kabinet blijft ernstige zorgen houden ten aanzien van het Iraans ballistische raketprogramma en kaart dit onderwerp consequent aan, zowel in Europees verband als in bilaterale contacten met Iran. Zo denkt Nederland actief mee met de E3 over oplossingsrichtingen voor het Iraanse ballistische raketprogramma.
Er zijn onder de nucleaire overeenkomst met Iran (het Joint Comprehensive Plan of Action, oftewel JCPOA) en binnen de Europese Unie reeds maatregelen van kracht om het Iraanse ballistische raketprogramma in te perken. Zo zijn er handelsrestricties, is een wapenembargo op Iran van kracht, en gelden sancties voor 23 personen en 61 entiteiten.
De reactie vanuit de Europese Commissie, Navo en Europese leiders op de uitslag van het referendum in Macedonië |
|
Renske Leijten |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Beoordeelt u het referendum als een interne kwestie over de naam van het land of als een stem voor of tegen lidmaatschap van de Navo en op termijn van de Europese Unie (EU)?
Het referendum in Macedonië van 30 september jl. betrof de vraag «Are you in favour of EU and NATO membership by accepting the agreement between the Republic of Macedonia and the Republic of Greece?». Het referendum is daarmee door de Macedonische regering gekoppeld aan toekomstige EU en NAVO-toetreding.
Erkent u dat de uitbundige reacties van Navo-baas Stoltenberg, voorzitter van de Europese Raad Donald Tusk en uitbreidings-eurocommissaris Hahn op de uitslag doen vermoeden dat de EU en Navo het referendum zien als keuze voor de EU en Navo?1 2 Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het ook voorbarig dat de Navo-baas en de uitbreidings-eurocommissaris de uitslag omarmen, omdat deze – in verband met de lage opkomst – ongeldig is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Veel internationale reacties benadrukten in de eerste uren nadat de uitslag bekend werd de grote steun die de Macedoniërs die gestemd hebben aan het Prespa akkoord gaven. Aangezien het referendum consultatief was, is het Prespa-akkoord niet aangenomen of verworpen. Het Macedonische parlement is nu aan zet.
Wat vindt u van de inmenging van de heer Tusk die vooraf een filmpje tot de bevolking richtte met als boodschap dat enkel een ja vooruitgang brengt?3
De heer Tusk spreekt in zijn filmpje over zijn eigen ervaringen om met een stem een verschil te maken. Hij roept mensen op om van hun stemrecht gebruik te maken.
Is het gerechtvaardigd dat de EU zich terecht inspant tegen inmenging van andere mogendheden op nationale verkiezingen, maar dat zij zelf een erg actieve rol heeft gespeeld in het referendum van Macedonië en daarmee wellicht een boycot heeft afgeroepen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Prespa-akkoord is door de EU verwelkomd als oplossing van een langlopend conflict door middel van dialoog. Hiermee vervullen Macedonië en Griekenland een voorbeeldrol in de regio en maken zij verdere toenadering van Macedonie tot de Euro-Atlantische structuren mogelijk. In het referendum heeft de Macedonische regering het Prespa akkoord gekoppeld aan toekomstige EU en NAVO-toetreding.
In dit licht hebben vertegenwoordigers van de Unie en de NAVO hun betrokkenheid getoond door openlijk op te roepen van het stemrecht gebruik te maken.
Seksueel overschrijdend gedrag bij het ministerie van Buitenlandse Zaken |
|
Kirsten van den Hul (PvdA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Berispte ambtenaar blijft actief in vrouwenrechten»?1
Ja.
Kunt u toelichten welk afwegingskader heeft geleid tot de disciplinaire maatregelen zoals die genomen zijn?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de Gedragscode Integriteit BZ, waarin regels met betrekking tot integriteit en omgangsvormen beschreven staan. De zaak is onderzocht door een speciale klachtencommissie. Zes klachten zijn gegrond verklaard. Op basis van de vastgestelde feiten, omstandigheden en context heeft de betrokken ambtenaar een disciplinaire maatregel opgelegd gekregen.
Hoe verklaart u het dat de betrokken organisaties aangeven te hebben geaarzeld bij hun rapportages? Kunt u toelichten hoe dit is meegewogen bij het bepalen van de berisping?
Het is zelden eenvoudig melding te maken van ongewenste omgangsvormen en zeker in het licht dat het om externen gaat, begrijp ik het als betrokken organisaties aangeven aarzelingen te hebben gehad. Bij het bepalen van de disciplinaire maatregelen zijn alle feiten en omstandigheden meegewogen.
Deelt u de mening dat het voor slachtoffers en de maatschappij van belang is om te weten welke disciplinaire maatregelen het Ministerie van Buitenlandse Zaken verbindt aan grensoverschrijdend gedrag? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om de transparantie hieromtrent te bevorderen?
Ik begrijp heel goed dat het voor het rechtsgevoel van betrokkenen van belang is meer inzicht te hebben in de opgelegde sanctie. Daarom laat ik onderzoeken hoe de transparantie over de opvolging van grensoverschrijdend gedrag in de toekomst kan worden vergroot.
Op welke termijn verwacht u dat het Rijksbrede meldpunt voor externe organisaties actief is? Op welke wijze draagt dit meldpunt bij aan meer transparantie?
De inzet van BZ is om zo snel mogelijk een meldpunt voor externe organisaties operationeel te hebben. Voorts zijn de vormgeving en de mogelijkheden voor interdepartementale samenwerking op dit vlak momenteel onderwerp van overleg tussen de departementen. Een dergelijk meldpunt heeft als doel de drempel te verlagen voor externen om melding te maken van grensoverschrijdend gedrag van een ambtenaar. Transparantie wordt versterkt door effectieve communicatie over het meldpunt en de bijbehorende procedures en garanties voor melders.
Doorvoer van militaire goederen via Schiphol en anderen Nederlandse havens |
|
Sadet Karabulut |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Klopt het dat de afgelopen anderhalf jaar vijf luchtvaartbedrijven op Schiphol zijn beboet voor het illegaal uit- en vervoeren van strategische goederen: van drones tot straaljageronderdelen? Zo ja, kunt een overzicht geven van deze gevallen? Zo nee, hoe zijn dan de feiten? Kunt u een overzicht geven van de veroordelingen sinds 2013 die tegen vervoerbedrijven zijn uitgesproken?1
Sinds 2013 heeft de rechtbank in een aantal strafzaken veroordelingen uitgesproken wegens het (medeplegen van) doorvoeren van militaire goederen zonder de vereiste doorvoervergunning en in dat kader heeft de rechtbank boetes opgelegd. Een drietal uitspraken is door de rechtbank gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.2 Het is niet mogelijk een overzicht te geven van veroordelingen per branche (zoals die van vervoersbedrijven) dan wel een overzicht van het aantal onderzoeken per jaar, omdat het illegaal doorvoeren van militaire goederen niet als zodanig wordt geregistreerd in de systemen van het OM.
Kunt u een overzicht geven per jaar van het aantal onderzoeken sinds 2013 dat voor de rechter is gebracht over doorvoer van strategische goederen (militaire en dual-use goederen) door het openbaar ministerie (OM)?
Zie antwoord vraag 1.
Hebt u cijfers, van de Douane of andere opsporingsdiensten, van het aantal militaire of dual-use goederen dat wel degelijk is doorgevoerd in Schiphol of andere (lucht- of zee) havens zonder de daarvoor benodigde vergunningen? Kunt u deze aan de Kamer sturen?
Vanaf 1 januari 2014 tot heden is ten aanzien van twee zendingen militaire goederen bekend dat zij via een Nederlandse lucht- dan wel zeehaven zijn doorgevoerd, zonder dat de daarvoor benodigde vergunning aanwezig was. Het betrof hier in beide gevallen zendingen naar Saoedi-Arabië. Deze zendingen zijn naar aanleiding van een fysieke controle niet vrijgegeven voor doorvoer omdat de benodigde vergunning ontbrak. Daarna zijn deze zendingen toch zonder toestemming van de Douane weggevoerd voor de exporteurs. Tegen beide exporteurs is de Douane daarna opgetreden (voor een van deze twee zaken, zie vraag3.
De Douane houdt toezicht op het (EU) grensoverschrijdende goederenverkeer. Met haar toezichthoudende en controlerende taak handhaaft ze de voor dit verkeer geldende wet- en regelgeving, waaronder die voor strategische goederen (militaire of dual-use goederen). De Douane handhaaft risicogericht. Dat wil zeggen dat niet iedere zending fysiek wordt gecontroleerd, maar alleen die zendingen die op basis van risicoanalyse voor een dergelijke controle zijn geselecteerd. Bij een controle op strategische goederen kan de Douane constateren dat het verboden is om de goederen in- uit of door te voeren of dat er een vergunning ontbreekt of een verplichte melding niet heeft plaatsgevonden. In dat geval worden de goederen niet vrijgegeven door de Douane.
«Niet vrijgeven» betekent dat de goederen niet mogen worden weggevoerd, in afwachting van de resultaten van een onderzoek. Dit wil niet zeggen dat de Douane de goederen onder haar beheer neemt; het betekent dat het verantwoordelijk bedrijf geen toestemming krijgt tot wegvoering van de goederen. Het verantwoordelijk bedrijf is verplicht ervoor zorg te dragen dat de goederen niet worden weggevoerd zo lang de Douane hier geen toestemming heeft gegeven.
Wanneer er ernstige vermoedens of aanwijzingen zijn dat de goederen mogelijk worden onttrokken aan de stopzetting bestaat de mogelijkheid voor een strafrechtelijk beslag op de goederen. In dit geval wordt gezorgd dat de goederen aan de macht van de exporteur/aangever worden onttrokken. Dit is een maatregel die slechts zelden wordt genomen.
Klopt het dat het OM heeft gekozen voor een hardere aanpak? Wanneer is dat beleid ingezet, wat was de directe aanleiding? Wat zijn de gevolgen van deze aanpak? Welk doel hebt u hiermee gesteld?
Het is niet zo dat het OM recentelijk heeft gekozen voor een hardere aanpak. De huidige aanpak is staand beleid sinds 2013. In 2017 zijn de afspraken nog eens bevestigd. Handhaving van de wetgeving op het gebied van strategische goederen en sancties bestaat enerzijds uit toezicht door de Douane en anderzijds uit strafrechtelijk optreden. Bij toezicht door de Douane staat het bevorderen van de naleving in beginsel voorop. In een aantal gevallen kan de Douane bij geconstateerde onregelmatigheden volstaan met een schriftelijke waarschuwing namens het OM, bijvoorbeeld in het geval dat er geen vergunning is aangevraagd, maar wel zou zijn verleend als een aanvraag zou zijn gedaan. Als sprake is van recidive of opzettelijke overtredingen, wordt het OM betrokken en volgt in principe een strafrechtelijk onderzoek.
Kunt u bevestigen dat op 16 juli 2017 militaire goederen, namelijk onderdelen van het Dagaie-raketafweersysteem, naar Saoedi-Arabië zijn doorgevoerd? Zo ja, hebt u daarover nog stappen genomen? Zo ja, welke? Hoeveel zendingen aan Saoedi-Arabië zijn onderschept sinds 2013?
Ja dit klopt, dit betrof één van de in vraag 3 bedoelde zendingen. Voor wat betreft de stappen die vervolgens zijn genomen: na de vaststelling dat deze goederen toch waren verzonden heeft de betrokken onderneming (in overleg met de Douane) stappen ondernomen om de goederen vanuit Saoedi-Arabië terug te halen naar Nederland. Vervolgens zijn deze goederen met een Nederlandse uitvoervergunning geretourneerd naar de exporteur in Frankrijk. Voor nadere informatie verwijs ik naar de gepubliceerde uitspraak in de betreffende zaak.4.
Vanaf 1 januari 2014 tot heden zijn negentien zendingen van militaire goederen naar Saoedi-Arabië in Nederland door de Douane gestopt. In onderstaand overzicht is het totaal aantal van deze stopzettingen van doorvoerzendingen militaire goederen naar Saoedi-Arabië weergegeven met daarbij de wijze van afhandeling.
Jaar
Aantal stopzettingen doorvoer
Alsnog vergunning
Niet-vergunning-plichtig
Retour afzender
Wegvoering zonder toestemming
2014
1
0
0
0
1
2015
2
2
0
0
0
2016
6
0
0
6
0
2017
4
0
0
3
1
2018
6
0
3
3
0
In twee gevallen was het mogelijk alsnog een vergunning aan te vragen. In drie gevallen bleek het niet om militaire goederen te gaan en was er dus achteraf gezien geen sprake van een vergunningplicht. In de meeste gevallen is desbetreffende zending retour afzender gegaan.
Uit het overzicht valt aan de stijging van het aantal stopzettingen af te leiden dat met ingang van 9 juli 2016 het Nederlandse beleid ten aanzien van doorvoer van militaire goederen van bondgenoten naar Saoedi-Arabië is aangepast. Tot dat moment konden zendingen van militaire goederen van bondgenoten onder een algemene vergunning worden doorgevoerd. Voor de eindbestemmingen Saoedi-Arabië, Jemen, Qatar en V.A.E. moet sindsdien een individuele doorvoervergunning worden aangevraagd. Op deze wijze is het Ministerie van Buitenlandse Zaken in staat om ook doorvoerzendingen van bondgenoten naar Saoedi-Arabië zorgvuldig op individuele basis te toetsen en, wanneer strijdig met het strikte Nederlandse exportcontrolebeleid ten aanzien het conflict in Jemen, de aanvraag voor een doorvoervergunning af te wijzen.
Beschikken het OM, de douane dan wel andere relevante diensten over voldoende capaciteit om illegale doorvoer te voorkomen? Zo nee, wat hebt u nodig?
De Douane handhaaft de wet- en regelgeving inzake strategische goederen in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Douane maken jaarlijks afspraken over de handhaving. De Douane voert deze handhaving samen met al haar andere taken uit met de aan haar toegekende middelen op de begroting van het Ministerie van Financiën.
Het OM beschikt over voldoende capaciteit om in voorkomende gevallen verdachten te vervolgen. Er is gerichte aandacht en prioriteit voor de problematiek.
Wat zijn de formele afspraken die de douane heeft met overslagbedrijven?
Voor dit soort bedrijven gelden onverkort de formaliteiten van het Douane Wetboek van de Unie (DWU). De hier bedoelde bedrijven, zoals luchtvaartmaatschappijen, vrachtafhandelaars (luchtvracht), cargadoors en (container)terminals (zeevracht), zijn «direct of indirect betrokken bij het vervullen van douaneformaliteiten of douanecontroles», als bedoeld in artikel 15 DWU. Op grond van dit artikel zijn zij verplicht om, onder andere alle nodige bijstand te verlenen voor het vervullen van die formaliteiten en controles.
Dit betekent dat als de Douane een zending wil controleren, desbetreffend bedrijf verplicht is ervoor zorg te dragen dat deze controle verricht kan worden. En ook in situaties, waarin de Douane geen toestemming geeft tot wegvoeren van de goederen, is het desbetreffend bedrijf verplicht ervoor zorg te dragen dat de respectievelijke zending niet weggevoerd wordt.
Deelt u de vrees van een bevoegde officier van justitie dat het van kwaad tot erger gaat, uitgedrukt als «straks zitten we hier over een half jaar weer omdat er chemicaliën naar Syrië zijn uitgevoerd»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen neemt u om de taken die bedrijven hebben bij het opsporen van illegale doorvoer te verbeteren? Kunt u dat toelichten?
Nee, deze vrees wordt niet gedeeld. In het artikel in de Groene Amsterdammer wordt geciteerd uit een requisitoir van de desbetreffende officier van justitie. Deze officier van justitie heeft in het requisitoir de rechtbank voorgehouden dat als vervoerders de ladingen niet goed controleren, het risico bestaat dat situaties ontstaan die de wetgever juist heeft willen voorkomen, zoals het hypothetische voorbeeld van uitvoer van chemicaliën naar Syrië.
Om het bedrijfsleven op de hoogte te houden van de exportcontroleregelingen geven het Ministerie van Buitenlandse zaken en de Douane in aanvulling op de officiële bekendmakingen, regelmatig voorlichting aan bedrijven over hun maatschappelijke verantwoordelijkheid om illegale export en doorvoer tegen te gaan. Deze voorlichting wordt onder meer gegeven tijdens reguliere controle-onderzoeken, exportcontroleseminars die voor het bedrijfsleven worden georganiseerd, tijdens symposia voor de defensie-industrie, via trainingen voor bedrijven in samenwerking met Fenex-TLN (Nederlandse organisatie voor expeditie- en logistiek) en door beantwoording van specifieke vragen van bedrijven of personen over de van toepassing zijnde wetgeving.
Het verzet van VNO-NCW tegen ambitieus klimaatbeleid |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u de uitspraken van de VNO-NCW-voorzitter dat, in tegenstelling tot de adviezen van o.a. het PBL, in Nederland schonere producten niet rendabeler gemaakt zouden moeten worden door vervuilende productie meer te belasten omdat bedrijven dan naar een andere landen zouden verhuizen?1 2
Ja.
Erkent u dat de voorzitter van VNO-NCW hiermee gebruik maakt van exact het type argument dat in de recent uitgelekte lobbystrategie van Business Europe werd geadviseerd als te gebruiken frame om klimaatambitie tegen te werken?3 Zo nee, waarom niet?
Het kabinet volgt, zoals benoemd in de kabinetsappreciatie van het voorstel voor hoofdlijnen van een klimaatakkoord, een aanpak voor uitstootvermindering in de industrie langs drie sporen: kostenreductie, borging en maatwerk. Ik constateer dat VNO-NCW aandacht vraagt voor de internationale concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven en weglekeffecten van CO2-uitstoot. Dit zijn ook voor het kabinet belangrijke aandachtspunten.
De investeringen die nodig zijn om een transitie te kunnen maken, vergen dat de Nederlandse industrie als internationale koploper, zijn concurrentiepositie op (middel)lange termijn duurzaam versterkt. Bovenstaande rechtvaardigt dat overheid en industrie gezamenlijk bijdragen aan de benodigde investeringen.
Deelt u de mening dat VNO-NCW zich met deze stellingname openlijk heeft gepositioneerd als een van de tegenkrachten in het realiseren van ambitieus klimaatbeleid? Zo nee, waarom niet?
Zoals ook beantwoord op vraag 2, ik constateer dat VNO-NCW aandachtspunten uit die ook de aandacht hebben van het kabinet.
Kent u de berichten «Het Klimaatakkoord wordt gesaboteerd» en «Klimaatplannen te vaag voor doorrekening»?4 5
Ja.
Deelt u de mening dat de tegenvallende resultaten aan de klimaattafels niet los vallen te zien van de weinig constructieve houding van, in dit geval, VNO-NCW? Zo nee, waarom niet? Quotes uit de strategische lobbynotitie van Business Europe:
Nee. Het voorstel voor hoofdlijnen van een Klimaatakkoord is het resultaat van de inbreng van een groot aantal partijen. Uit de analyses van het Planbureau voor de Leefomgeving en het Centraal Planbureau blijkt dat partijen met het voorstel voor hoofdlijnen op koers liggen en de reductiedoelstelling van 49% in 2030 binnen bereik is. Daarvoor is wel een nadere uitwerking nodig van het voorstel op hoofdlijnen in concrete instrumenten en acties. Op 5 oktober jl. heeft het kabinet met de kabinetsappreciatie van het voorstel voor hoofdlijnen (Kamerstuk 32 813, nr. 220) richting gegeven voor het vervolg.
Het bericht dat Iran de Nederlandse ambassadeur op het matje heeft geroepen |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kunt u verslag doen van het gesprek tussen het Iraanse regime en de Nederlandse ambassadeur?1
De Iraanse autoriteiten hebben op 22 september jl. de Nederlandse en Deense ambassadeur in Teheran ontboden, evenals de tijdelijk zaakgelastigde van het Verenigd Koninkrijk. Dit was vanwege de aanslag op een militaire parade in stad Ahwaz diezelfde dag, waarbij de Iraanse autoriteiten beweerden dat de daders banden zouden hebben met organisaties in het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Nederland.
De Nederlandse ambassadeur in Teheran heeft tijdens het gesprek condoleances overgebracht aan de Iraanse bevolking. Tevens heeft hij aangegeven dat er in overleg met EU-partners en alleen op basis van feiten een afweging gemaakt zal worden over aantijgingen ten aanzien van betrokkenheid van bepaalde groepen.
Deelt u de conclusie van de Verenigde Staten dat Iran de grootste staatssponsor is van terrorisme? Zo nee, waarom niet?2
Nederland maakt zich grote zorgen over de Iraanse rol in de regio, met name in relatie tot de activiteiten van Iran in conflicten als Syrië, de Iraanse invloed over gewapende milities in Irak en relaties met terroristische groepen als Hezbollah.
Nederland brengt deze zorgen op in multilateraal (VN, EU) en bilateraal verband. Ik heb deze zorgen recentelijk nog besproken met mijn ambtsgenoot Zarif tijdens ons gesprek in de marges van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York. Nederland blijft inzetten op een combinatie van druk en kritische dialoog om te zorgen dat Iran een constructievere rol in de regio zal gaan spelen.
Vindt u het ook cynisch dat een regime dat een wereldwijd terreurnetwerk aanstuurt, nu met de beschuldigende vinger naar Nederland wijst?3
Iran heeft tot op heden geen formele beschuldigingen gericht aan het adres van Nederland. Ik heb in mijn gesprek met ambtsgenoot Zarif in duidelijke bewoordingen gezegd dat elke aantijging onderbouwd moet worden met bewijzen.
Bent u bereid om u los te weken van het EU-beleid dat het moorddadige regime in Teheran in de kaart speelt met wanhopige pogingen om de Iran-deal te redden?
De Iran-deal is tot nu toe effectief in het voorkomen van een Iraans kernwapen. De deal is en blijft daarmee essentieel voor de Europese en Nederlandse veiligheid.
Wilt u iedere vraag afzonderlijk beantwoorden?
Alle vragen zijn afzonderlijk beantwoord.
Het bericht dat het strafhof in Caïro doodstraffen en zware gevangenisstraffen aan demonstranten heeft opgelegd |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend het bericht «Egypte: doodstraffen en zware gevangenisstraffen, Shawkan komt mogelijk vrij»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat er 75 doodvonnissen, 47 levenslange gevangenisstraffen en celstraffen variërend van 5 tot 15 jaar zijn opgelegd aan ruim 700 mensen?
Ik heb met zorg kennis genomen van de vonnissen in de Raba’a sit-in dispersalzaak. Nederland heeft de zaak de afgelopen jaren nauwlettend gevolgd. Het Kabinet is principieel tegen de uitvoer van de doodstraf, waar ook ter wereld, en beschouwt het als een wrede en inhumane wijze van bestraffing. Nederlands zet zich, onder andere via de EU, in voor de afschaffing van de doodstraf.
Nederland heeft zich samen met Duitsland ingezet om de Raba’a sit-in dispersal zaak in EU-verband te monitoren. Hierover is destijds geen consensus bereikt. Derhalve hebben diplomaten van de Nederlandse Ambassade in Cairo, in eerste instantie samen met collega’s uit Duitsland, Canada en Noorwegen, en later ook vergezeld door collega’s uit Frankrijk, de Verenigde Staten en België zittingen in deze zaak gemonitord. Daarnaast heeft Nederland herhaaldelijk, en op alle niveaus, zorgen over deze zaak aangekaart bij de Egyptische autoriteiten.
Volgens Egyptische juristen was er in deze zaak geen sprake van een eerlijke procesgang. Zo zouden getuigen achter gesloten deuren in afwezigheid van de verdachten gehoord zijn, is het advocaten geweigerd om bepaalde vragen aan getuigen te stellen en waren getuigen in staat om elkaars getuigenissen bij te wonen, hetgeen niet is toegestaan volgens de Egyptische wet. Ik heb mijn zorgen daarover uitgesproken tijdens mijn recente ontmoeting met de Egyptische Minister van Buitenlandse Zaken Shoukry en marge van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York in september jl.
Klopt het dat de rechtbank in Caïro de veroordelingen heeft uitgesproken zonder overtuigend bewijs tegen de verdachten?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom heeft de Nederlandse regering zich niet openlijk tegen de doodstraf van deze demonstranten uitgesproken? Is de Nederlandse regering bereid dit zo spoedig mogelijk te doen? Zo nee, waarom niet?
Naast het feit dat ik in New York bilateraal mijn zorgen heb overgebracht bij mijn Egyptische counterpart, heeft Nederland zich hard gemaakt voor een verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger (HV). Op 11 september jl. verscheen een verklaring van de woordvoerder van de HV, waarin zorgen worden geuit over de terdoodveroordelingen en de procesgang. Het Kabinet staat achter deze verklaring.
Kunt u uitsluiten dat Nederland de Egyptische regering hulp verschaft in de vorm van logistieke en materiële ondersteuning van de veiligheidsdiensten en het gehele Egyptische justitiële apparaat?
Voor de uitvoer van civiele – niet vergunningplichtige goederen – gelden geen restricties. Voor de uitvoer van militaire of dual-usegoederen dienen bedrijven een vergunning aan te vragen.
Vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen naar Egypte worden getoetst aan de hand van de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport, waarbij extra aandacht wordt besteed aan criterium 2 (eerbiedigen mensenrechten) en criterium 7 (omleidingsrisico). Indien er een aannemelijk risico bestaat dat de export zal leiden tot een verslechtering van de mensenrechtensituatie of zal worden gebruikt voor binnenlandse onderdrukking dan zal de vergunning niet worden verleend. De toets wordt eveneens uitgevoerd voor dual-usegoederen voor militair eindgebruik. Eindgebruik door inlichtingendiensten, politiemachten en andere wethandhavingsdiensten valt ook onder militair eindgebruik.
Bij een vergunning voor de export van dual-usegoederen voor civiel eindgebruik geldt overigens dat deze niet mag worden gebruikt voor export naar militaire entiteiten, inlichtingendiensten, politiemachten en andere wethandhavingsdiensten. Aan een dergelijke vergunning worden voorwaarden verbonden die ervoor moeten zorgen dat risico’s met betrekking tot controle en repressie worden gemitigeerd. Deze voorwaarden staan niet toe dat de goederen, zoals vermeld op de vergunning, worden gebruikt voor cryptanalyse (het ontsleutelen van encryptie) of voor het onderscheppen en monitoren van communicatieverkeer. Tot slot verplicht de vergunning exporteurs te beschikken over een goedgekeurd Internal Compliance Programme waarin waarborgen zijn opgenomen om mensenrechtenschendingen te voorkomen.
Hoewel dit geen logistieke of materiele steun betreft, zij vermeld dat het Kabinet sinds 2012 via het Shiraka-programma trainingen aanbiedt voor rechters en Officieren van Justitie uit landen in de Arabische regio, waaronder Egypte. Via deze trainingen maken de deelnemers kennis met het Nederlandse rechtssysteem en kunnen zij deze kennis inzetten in hun thuisland. Hiermee wordt beoogd bij te dragen aan het versterken van de onafhankelijkheid van de rechtspraak in de betrokken landen.
Deelt u de mening van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties (VN), Michelle Bachelet, dat de veroordelingen die door een lagere rechtbank zijn uitgesproken oneerlijk waren?
Het Kabinet verwelkomt het feit dat de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, Michelle Bachelet, zich na het vonnis in stevige bewoordingen heeft uitgelaten over de kwestie. Nederland heeft begrip voor het oordeel van de Hoge Commissaris. Zolang er nog beroepsmogelijkheden zijn, acht ik het niet opportuun om definitieve uitspraken te doen over de rechtsgang.
Gaat u alle middelen op juridisch, diplomatiek, politiek, bilateraal en in Europees verband inzetten om de Egyptische autoriteiten op te roepen de doodvonnissen tegen deze mensen terug te draaien?
Zoals reeds gemeld heeft Nederland zich reeds uitgesproken tegen de terdoodveroordelingen, zowel in EU-verband als bilateraal in mijn gesprek met mijn Egyptische collegaminister in New York. Ook heeft de Nederlandse ambassadeur in Caïro op 4 oktober jl. de Nederlandse zorgen kenbaar gemaakt bij de president van de National Council for Human Rights.
Is de Nederlandse regering bereid om proactief deze ernstige mensenrechtenschendingen aan te kaarten bij de VN-Mensenrechtenraad, zodat dit onderwerp op de agenda tijdens de bijeenkomst in Genève komt?
Nederland heeft zich, samen met een aantal gelijkgezinde landen, ingezet voor een verwijzing naar de doodvonnissen in de EU item-4 verklaring, waarin zorgen over de meest ernstige landensituaties worden geadresseerd. In de verklaring, die 18 september jl. tijdens de Mensenrechtenraad werd uitgesproken, worden de Egyptische autoriteiten opgeroepen de uitvoering van de doodstraf op te schorten.
Een aanslag in Iran |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Aanslag in Iran: «Daders hebben hoofdkantoor in Delft»»?1 Wat is uw reactie daarop?
Ja. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Klopt het dat de recente dodelijke aanslag in Ahvaz, waarbij 29 mensen zijn omgekomen en meer dan 60 mensen gewond geraakt, in Iran is opgeëist door een organisatie, de Arab Struggle Movement for the Liberation of Ahwaz, die gehuisvest is in Delft? Wat zijn de precieze feiten?
De verantwoordelijkheid voor de aanslag is opgeëist door Islamitische Staat (IS) en door Ahwaz-separatisten. De laatsten deden dit via een Iraanse dissidentenzender in het Verenigd Koninkrijk door een (voormalig) lid van de Deense Arab Struggle Movement for the Liberation of Ahwaz (ASMLA).
De ASMLA heeft eveneens een vertegenwoordiging in Nederland, die via een verklaring heeft laten weten niet verantwoordelijk te zijn voor de aanslag en los te staan van de groep die verantwoordelijk heeft opgeëist.
Minister Blok heeft zijn Iraanse ambtsgenoot Zarif op 28 september jl. opgeroepen om aantijgingen aan het adres van Nederland of in Nederland gevestigde personen of groepen te onderbouwen met bewijslast.
Wat is u bekend over de Arab Struggle Movement for the Liberation of Ahwaz? Klopt het dat deze organisatie verantwoordelijk is voor het plegen van aanslagen in Iran?
Arabische separatistische bewegingen, waaronder de Arab Struggle Movement for the Liberation of Ahwaz, worden door Iran verantwoordelijk gehouden voor meerdere dodelijke bomaanslagen in het land. De vertegenwoordiging van de ASMLA in Nederland zegt los te staan van de groep die verantwoordelijk heeft opgeëist voor de aanslag op de militaire parade op 22 september jl.
De Nederlandse tak van ASMLA zegt zich te richten op het genereren van aandacht voor de onderdrukking van Arabische minderheden in Iran, vooral door het organiseren van demonstraties en conferenties.
Wat zijn de activiteiten van de Arab Stuggle Movement for the Liberation of Ahwaz in Nederland? En welke relatie is er met deze organisatie in Denemarken? Klopt het dat deze organisatie de aanval niet heeft veroordeeld en geweld niet schuwt?2
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u melden wat besproken is met de Nederlandse ambassadeur over deze kwestie?
De Iraanse autoriteiten hebben op 22 september jl. de Nederlandse en Deense ambassadeur in Teheran ontboden, evenals de tijdelijk zaakgelastigde van het Verenigd Koninkrijk. Dit was vanwege de aanslag op een militaire parade in stad Ahvaz diezelfde dag, waarbij de Iraanse autoriteiten beweerden dat de daders banden zouden hebben met organisaties in het VK, Denemarken en Nederland.
De Nederlandse ambassadeur in Teheran heeft tijdens het gesprek condoleances overgebracht aan de Iraanse bevolking. Tevens heeft hij aangegeven dat er in overleg met EU-partners en alleen op basis van feiten een afweging gemaakt zal worden over aantijgingen ten aanzien van betrokkenheid van bepaalde groepen.
Het bericht dat een Nederlandse docente door Israël is gearresteerd en gedeporteerd |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat een Nederlandse docente aan de universiteit van Hebron door de Israëlische regering is gearresteerd en gedeporteerd?1 Welke feiten zijn bekend bij u?
Het kabinet is uitsluitend via het blog van betrokkene bekend met deze kwestie. Het kabinet herkent zich niet in de door het lid Kuzu gebruikte term «deportatie». Wanneer iemand direct wordt teruggestuurd, zijn de betreffende autoriteiten niet verplicht om dit bekend te maken aan de autoriteiten van het land van de nationaliteit van de persoon die de toegang wordt ontzegd. Ook de betrokkene zelf is niet verplicht om dat te doen. De in dit geval tot Israël geweigerde Nederlander heeft geen consulaire hulpvraag ingediend via de ambassade in Tel Aviv, of via het 24/7 contact center van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook na het door haar op internet beschreven incident heeft zij geen contact opgenomen over haar ervaringen. Het beleid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is dat niet uit eigen beweging navraag wordt gedaan bij Nederlanders die de toegang tot een land wordt ontzegd.
Op basis van welke formele gronden heeft de Israëlische regering deze Nederlandse docente gearresteerd en gedeporteerd?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bevestigen dat de Israëlische autoriteiten de Nederlandse docente toegang tot consulaire bijstand en contact met een advocaat hebben onthouden? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Zo nee, kunt u hier navraag naar doen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bevestigen dat de Israëlische autoriteiten de Nederlandse docente hebben vastgezet onder erbarmelijke omstandigheden en hebben onthouden van slaap? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen? Zo nee, kunt u hier navraag naar doen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat deze gebeurtenis samenhangt met de recente wetgeving die het mogelijk maakt om toegang tot Israël te ontzeggen in verband met de BDS-beweging (Boycot, Desinvesteringen en Sancties)?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u stappen en maatregelen genomen naar aanleiding van de Kamervragen over twee Nederlanders die om politieke redenen de toegang tot Israël geweigerd zijn?2 Zo ja, welke zijn dat en hoe beoordeelt u de effectiviteit van deze maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Nederland is het gesprek met de Israëlische autoriteiten aangegaan over de twee Nederlanders die eerder de toegang was ontzegd. Tijdens het gesprek met de Israëlische autoriteiten zijn zorgen geuit over de berichten dat de betrokkenen niet goed zouden zijn behandeld en heeft Nederland onderstreept dat het van Israël verwacht dat het internationale regels omtrent consulaire bijstand naleeft. Overigens hebben betrokkenen in dit geval wel contact opgenomen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het blijft een Israëlisch prerogatief om mensen met inachtneming van internationaalrechtelijke verplichtingen de toegang tot het land te onthouden: zoals elk ander land, gaat Israël over het eigen toelatingsbeleid. Het kabinet respecteert dit uitgangspunt, maar betreurt de Israëlische maatregelen en volgt de effecten ervan nauwlettend.
Bent u bereid met de Israëlische autoriteiten contact op te nemen om dit te veroordelen en om de Israëlische regering met klem te verzoeken alle vormen van intimidatie tegen Nederlanders onmiddellijk te staken? Zo ja, wanneer gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Turkse internationaal opererende ontvoeringsteams |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u de uitlatingen van de woordvoerder van de Turkse president Erdogan over de mogelijk wereldwijde inzet van ontvoeringsteams door de Turkse overheid1?
Ja.
Wat gaat de regering doen om de aanwezigheid en inzet van dergelijke Turkse terreurbendes in Nederland tegen te gaan?
Het kabinet heeft op dit moment geen aanwijzingen dat dergelijke teams in Nederland actief zijn. Zoals eerder gemeld zijn de politie en het Openbaar Ministerie extra alert op zaken die voortvloeien uit de spanningen in de Turks-Nederlandse gemeenschap. Personen die menen het slachtoffer te zijn van bedreiging, intimidatie of geweld worden nadrukkelijk opgeroepen om melding en/of aangifte te doen.
Bent u bereid om de Turkse ambassadeur hierover op het matje te roepen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment zie ik, gezien het gestelde hierboven, geen aanleiding om de Turkse ambassadeur te ontbieden.
Het bericht dat de Iraanse regering de Nederlandse ambassadeur heeft ontboden |
|
Sven Koopmans (VVD) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Iran roept Nederlandse ambassadeur ter verantwoording na aanval parade»?1
Ja.
Klopt de bewering van het Iraanse staatspersbureau IRNA dat de Nederlandse ambassadeur te Teheran – net als de ambassadeurs van Denemarken en het Verenigd Koninkrijk – is ontboden omdat Nederland onderdak zou bieden aan Iraanse oppositiegroepen?
Ja.
Hebt u kennisgenomen van de beschuldigingen van de Iraanse Opperste leider Khamenei in de richting van «Amerikaanse marionetten» die volgens hem verantwoordelijk zouden zijn voor de aanval op een militaire parade?
Ja.
Hoe beoordeelt u de verregaande beschuldigingen in de richting van de Verenigde Staten en, zoals uit het bericht blijkt, ook in de richting van Nederland? Is er volgens het kabinet enige feitelijke basis voor dergelijke beschuldigingen en welke gevolgen verbindt u hieraan?
De harde Iraanse retoriek naar aanleiding van de aanslag is schadelijk voor de reeds oplopende spanningen tussen enerzijds de VS, Israël en Saudi-Arabië en anderzijds Iran. Dit is zorgelijk. Iraanse aantijgingen richting Nederland betreffen het onderdak verlenen aan de in Den Haag gebaseerde tak van de Arabische Strijdbeweging voor de Bevrijding van Ahvaz (ASMLA), die is gelieerd aan de groepering die door Iran verantwoordelijk gehouden wordt voor de aanslag. De ASMLA ontkent verantwoordelijkheid en geeft aan de betrokken splintergroep in 2015 uit de organisatie te hebben gezet. Er is vooralsnog geen indicatie dat de in Nederland gevestigde groep betrokken is bij de aanslag. Ik zal aan Iran overbrengen dat aantijgingen aan het adres van Nederland moeten worden onderbouwd met bewijslast.
Hoe beoordeelt u het vermeende besluit om de Nederlandse ambassadeur te ontbieden? Zult u zorg dragen voor een krachtig weerwoord?
De Nederlandse ambassadeur heeft tijdens het gesprek de Nederlandse positie kenbaar gemaakt. Ik zal tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York de zaak tevens bespreken met mijn ambtsgenoot Zarif, waar ik uiteraard mijn medeleven zal uitspreken voor de slachtoffers van de terroristische aanslag, maar ik ook de Nederlandse zorgen zal overbrengen over de destabiliserende rol van Iran in de regio, het ballistische raketprogramma, en de mensenrechtensituatie in Iran.
Deelt u de zorg dat de terroristische aanval op de militaire parade zal worden gebruikt om de rechten van andersdenkenden en andere tegenstanders van het regime verder onder druk te zetten?
Nederland maakt zich zorgen over de mensenrechtensituatie in Iran. Zeker de positie van andersdenkenden en politieke, etnische en religieuze minderheden baart zorgen. Dit zal het kabinet aan de kaak blijven stellen in verschillende fora, zoals de Derde Commissie van de Verenigde Naties, de Mensenrechtenraad en bilateraal bijvoorbeeld tijdens de jaarlijkse politieke consultaties.
Klopt het dat in de VN-Veiligheidsraad wordt gewerkt aan een resolutie over mensenrechtenschendingen in Iran? Zo ja, is Nederland voornemens deze te steunen?
Nee.
Wel heeft de VN-Veiligheidsraad op maandag 24 september met steun van Nederland een persverklaring afgegeven waarin de aanslag veroordeeld wordt. Er wordt ook gewerkt aan een jaarlijkse resolutie in de Derde Commissie van de Verenigde Naties over de mensenrechtensituatie in Iran. Deze resolutie wordt steeds door Nederland ondersteund.
Het bericht dat VNO-NCW is aangesloten bij een machtige lobbygroep die het verhogen van de Europese klimaatambitie actief tegenwerkt |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Strategie bedrijven tegen klimaatactie onthuld»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse werkgeversorganisatie VNO-NCW is aangesloten bij de invloedrijke lobbygroep Business Europe?2
Ja, VNO-NCW is net als 39 andere ondernemersorganisaties uit de Europese landen lid van Business Europe.
Kent u de recent uitgelekte notitie van Business Europe waarin hun lobbystrategie uit de doeken wordt gedaan om een verhoging van de Europese klimaatambitie tegen te werken?3
Ik ben bekend met de notitie waarin Business Europe een standpunt inneemt ten aanzien van de verhoging van de Europese klimaatambitie. Het is van groot belang dat de klimaatambities en bijbehorende nationale en Europese doelstellingen breed worden gedragen door de samenleving. De doelstelling kan immers alleen succesvol worden gerealiseerd als bedrijfsleven, overheden en maatschappelijke organisaties hier gezamenlijk de schouders onder zetten. In Nederland werkt het kabinet met vele partijen, waaronder VNO-NCW, constructief samen om invulling te geven aan 49% broeikasgasreductie in 2030.
Erkent u dat het tegenwerken van een verhoogde Europese klimaatambitie (van 40% naar 45% CO2-reductie in 2030) haaks staat op het in het regeerakkoord benoemde voornemen om op Europees niveau het voortouw te nemen het CO2-reductiedoel op 55% in 2030 te krijgen?4 Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw inzet tot nu toe geweest om het in het regeerakkoord genoemde pleidooi voor 55% CO2-reductie in 2030 in de praktijk te brengen?
Zoals aangegeven in het regeerakkoord, wil dit kabinet in de EU het voortouw nemen om het reductiedoel voor 2030 te verhogen van 40% naar 55% ten opzichte van 1990. Besluitvorming over deze verhoging moet plaatsvinden op basis van unanimiteit. Dit betekent dat we uiteindelijk het gesprek met alle lidstaten aangaan. Insteek daarbij is om uiterlijk in 2020 – als onderdeel van de mondiale ambitiecyclus – te komen tot een meer ambitieuze bijdrage vanuit de EU aan de doelen van het Akkoord van Parijs.
De klimaatonderhandelingen die eind dit jaar in Polen plaatsvinden zijn een eerste stap in dit traject. De faciliterende dialoog die daar zal plaatsvinden (Talanoa-dialoog) is het eerste formele moment om naar de collectieve inzet en die van de EU te kijken.
In 2019 wil ik op basis van het voorstel van de Europese Commissie voor een langetermijnstrategie voor Klimaat een discussie starten over het broeikasgasreductiedoel voor 2030. In mijn streven voor het ophogen van de EU klimaatambities werk ik nauw samen met Frankrijk, Zweden, Finland, Spanje, Portugal en Luxemburg. Nederland wil deze coalitie uitbreiden en zet zich hiervoor in.
Erkent u dat het blokkeren van een verhoging van de Europese klimaatambitie vervolgens door diezelfde tegenkrachten van ambitieus klimaatbeleid gebruikt kan worden als argument om hier in Nederland op de rem te trappen bij het tot stand brengen van Nederlands klimaatbeleid? Zo nee, waarom niet?
Ja. Voor internationaal concurrerende bedrijven zijn de concurrentieverhoudingen met bedrijven in andere lidstaten van belang. Zij zijn daarom gebaat bij een gedeelde Europese ambitie en een gelijk speelveld. Een gedeelde Europese ambitie die in lijn is met het akkoord van Parijs draagt ook bij aan effectief klimaatbeleid. Daarom zet het kabinet zich in voor 55% broeikasgasreductie in 2030. We werken hierin nauw samen met andere lidstaten die zich hier ook voor willen inzetten. Zoals ook bij het antwoord op de vragen 3 en 4 vermeld, werkt het kabinet in Nederland met vele partijen constructief samen om invulling te geven aan 49% broeikasgasreductie in 2030.
Wat is uw boodschap aan de Europese Unie met betrekking tot de door Business Europe gebezigde strategie om de Europese klimaatambitie niet eens naar 45% te tillen? Deelt u de mening dat het juist nu belangrijk is om publiekelijk afstand te nemen van deze doelstelling van Business Europe? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse klimaatboodschap aan de Europese Unie is helder: verhoog het 2030-broeikasgasreductiedoel naar 55%.
Hoe beoordeelt u de woordkeuze van Business Europe zoals het gebruik maken van de «gebruikelijke argumenten» om het proces tegen te werken en «het belang van extra ambitie te minimaliseren»?5
De woordkeuze past niet bij de ambities van het Nederlandse kabinet. Zowel in Nederland als in Europa streeft dit kabinet naar een ambitieus klimaatbeleid.
Is het waar dat Unilever in 2014 uit deze klimaatonvriendelijke lobbygroep is gestapt omdat het zelf voorstander is van strenger klimaatbeleid? Zo nee, hoe zit het dan?
Unilever is een bedrijf dat eigenstandig haar afwegingen maakt om al of niet lid te zijn van een belangenorganisatie. Ik verwijs u voor de beantwoording van deze vraag dus ook naar Unilever zelf.
Kunt u uitsluiten dat VNO-NCW bij de totstandkoming van de hoofdlijnen van het voorlopige Nederlandse Klimaatakkoord gehandeld heeft in lijn met de recent uitgelekte notitie van Business Europe? Zo nee, bent u bereid de specifieke inbreng van VNO-NCW na te gaan? Zo ja, kunt u dat toelichten?
VNO-NCW is een constructief lid aan de klimaattafels. Zoals aangegeven in de kabinetsappreciatie vraagt het kabinet alle partijen aan de tafels in de tweede ronde om tot een akkoord te komen om nadrukkelijker in beeld te brengen welke aanvullende maatregelen nog mogelijk zijn. Dit geldt dus ook voor VNO-NCW. De aanvullende maatregelen zijn van belang zodat we goed zijn voorbereid als de Europese doelstelling wordt aangescherpt. Omdat de uitkomst van de internationale gesprekken in 2019 nog niet vaststaat, kan de uiteindelijke doelstelling voor 2030 afwijken van de 49% waar het kabinet nu van uit gaat.
Bent u bereid om de onderhandelaars van het Klimaatakkoord te waarschuwen voor dergelijke tegenkrachten door hen te wijzen op het specifieke voorbeeld van de genoemde lobbystrategie van Business Europe? Zo nee, waarom niet?
Zowel overheidsvertegenwoordigers die in contact staan met VNO-NCW als de partijen aan de Industrietafel zijn zich bewust van de internationale context waarbinnen de industrie opereert. Over tal van onderwerpen op nationaal en internationaal niveau wordt een lobby gevoerd door diverse maatschappelijke- en belangenorganisaties om invloed uit te oefenen op beleidsvorming.
Bent u bereid om ook alle overheidsvertegenwoordigers die in contact staan met VNO-NCW te wijzen op dergelijke tegenkrachten? Zo nee, waarom mag overheidspersoneel niet worden geïnformeerd over strategieën die niet alleen haaks staan op ambitieus klimaatbeleid, maar zelfs de bescheiden klimaatambitie in het regeerakkoord ondermijnen?
Zie antwoord vraag 11.
Het repressieve optreden van de Venezolaanse autoriteiten tegen jongeren |
|
Sadet Karabulut |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Venezolaanse autoriteiten doden duizenden jonge, arme mannen bij strijd tegen criminaliteit»?1
Hoe beoordeelt u de beschuldiging van Amnesty International dat Venezuela onder het mom van de strijd tegen criminaliteit opzettelijk en op grote schaal jonge mannen uit achterstandswijken doodt?
Het is mij bekend dat Venezuela behoort tot de gevaarlijkste landen van Latijns-Amerika. Volgens de organisatie InSight Crime zouden er in 2017 bijna 27.000 moorden zijn gepleegd in Venezuela. Ik beschik echter niet over voldoende informatie om alle bevindingen uit het rapport van Amnesty International te bevestigen.
Afgelopen jaar zijn naast het rapport van Amnesty International verschillende rapporten gepubliceerd van o.a. een onafhankelijk panel van de Organisatie van Amerikaanse Staten, de Inter-Amerikaanse Commissie en de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN over ernstige mensenrechtenschendingen in Venezuela. Ik deel de zorgen die worden geuit in deze rapporten over het gebrek aan onafhankelijke rechtspraak, toename van geweld en het hoge aantal politieke gevangenen. In scherpe verklaringen van de Europese Unie en in de Mensenrechtenraad spreken we de Venezolaanse autoriteiten hierop aan. Ook wordt Venezuela opgeroepen om de mensenrechten en fundamentele vrijheden te respecteren.
Deelt u de analyse dat het optreden van de Venezolaanse autoriteiten in de praktijk veelvuldig neerkomt op schendingen van het recht op leven?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de constatering dat verantwoordelijken voor ernstige mensenrechtenschendingen van de kant van de Venezolaanse autoriteiten veelal kunnen rekenen op straffeloosheid?
Een goed functionerende rechtstaat is van cruciaal belang om straffeloosheid tegen te gaan. In Venezuela staat de rechtstaat onder grote druk waardoor mensenrechtenschendingen ongestraft kunnen blijven.
Bent u bereid in uw contact met de Venezolaanse autoriteiten aandacht voor deze kwestie te vragen en aan te dringen op het beëindigen van disproportioneel geweldsgebruik en berechting van mensenrechtenschenders?
In de diplomatieke contacten met de Venezolaanse autoriteiten is het schenden van mensenrechten regelmatig onderwerp van gesprek. Tijdens mijn bezoek aan Caracas op 7 april jl. en tijdens het bilaterale onderhoud met de Venezolaanse Minister van Buitenlandse Zaken en marge van de EU-CELAC Top op 16 juli jl. heb ik de mensenrechtensituatie, de ondermijning van de democratie en de humanitaire situatie aan de orde gesteld. Verder kaart Nederland mensenrechtenschendingen in Venezuela niet alleen bilateraal, maar ook in EU en VN verband aan. Nederland heeft o.a. de resolutie in de Mensenrechtenraad gesteund waarin de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten wordt verzocht om op regelmatige basis over Venezuela te rapporteren.