Afgeluisterde EU-diplomaten |
|
Gerard Schouw (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «VS bespioneert EU-diplomaten», waaruit blijkt dat de Amerikaanse National Security Agency de diplomatieke vestiging van de EU in Washington bespioneert en diplomaten in EU-vestigingen in Brussel en New York afluistert?1
Wij hebben met zorg kennis genomen van de berichtgeving over de vermeende spionageactiviteiten. Het is belangrijk om nu eerst meer duidelijkheid te krijgen over de feiten.
Bent u bereid dit in EU-verband aan te kaarten en bilateraal de Amerikaanse vertegenwoordiger aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
De EU heeft de Amerikaanse autoriteiten reeds op hoog niveau en via verscheidene kanalen aangesproken. Zo heeft de EU Hoge Vertegenwoordiger de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken om opheldering gevraagd naar aanleiding van de berichtgeving. Europese en Amerikaanse experts zullen zich gezamenlijk buigen over de problematiek van inlichtingenvergaring en dataprotectie. Nederland steunt deze aanpak. Op basis van de bevindingen zullen wij ons beraden op vervolgstappen.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het algemeen overleg over de «Praktijken, gevolgen en wettelijke kaders bij aftappen van gegevens»?
Ja.
Het PvdA-cliëntalisme inzake Rotterdamse moskee-internaten |
|
Joram van Klaveren (PVV) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Politiek de fout in bij moskee-internaten in Rotterdam»?1
Ja
In hoeverre deelt u de visie dat het PvdA-cliëntalisme schadelijk is (geweest) voor het openbaar bestuur? Zo neen, hoe duidt u deze wantoestanden dan?
Schendingen van de integriteit zijn schadelijk voor het aanzien van en het vertrouwen in het openbaar bestuur. Door het Bureau Integriteit (BING) is onderzoek gedaan naar mogelijke misstanden in de deelgemeente Feijenoord. Het rapport en de bevindingen zijn in de deelgemeente besproken en het heeft geleid tot het aftreden van betrokken bestuurders. In het rapport wordt aangegeven dat voor zover het beeld dat uit het onderzoek naar voren komt, negatief is, dat met name wordt bepaald door het handelen van individuele bestuurders en partijpolitieke aangelegenheden. Een aantal van de integriteitschendingen kunnen worden beschouwd als vormen van cliëntalisme en machtsbederf. Door het gemeentebestuur van Rotterdam wordt de situatie zoals deze naar voren komt in het BING-rapport als ernstig beoordeeld. Daar sluit ik mij bij aan.
Bent u bereid het Rotterdamse stadsbestuur te veroordelen en maatregelen te treffen om deze puinhoop in de toekomst te voorkomen?
Naar aanleiding van het rapport van BING zijn door het gemeentebestuur van Rotterdam ingrijpende maatregelen getroffen. Deze maatregelen hebben tot doel het bestuur in Feijenoord de resterende periode tot de overgang naar het nieuwe bestuurlijke model van de gebiedscommissies zorgvuldig te laten verlopen. Daartoe heeft het gemeentebestuur een zakelijk bestuur voorgesteld bestaande uit twee personen. Hierbij worden voorwaarden gesteld die ertoe leiden dat het deelgemeentebestuur van Feijenoord (dagelijks bestuur en deelraad) onder verscherpt toezicht worden gesteld. De noodzaak van deze maatregelen wordt door mij onderschreven.
Kunt u aangeven of u het Rotterdamse stadsbestuur onder curatele laat stellen? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Ziet u relatie tussen Turkse PvdA-politici in Rotterdam en de (politieke) misstanden bij de moskee-internaten?
Uit de rapportage van BING blijkt dat er bij het onderzochte dossier inzake het moskee-internaat, sprake is geweest van een niet-ordentelijk verloop van de besluitvorming. Door de deelgemeente is gehandeld in strijd met de beginselplicht tot handhaving. Van een overheid mag worden verwacht dat deze zorgvuldig optreedt en een keuze maakt tussen legaliseren of handhaven. In het rapport worden daarbij verbanden gelegd tussen de rol van de bestuurders en de Turkse achterban. Waar het moskee-internaten in algemene zin betreft, heeft het verblijf van kinderen in dergelijke internaten de aandacht van de regering. Het is zorgelijk als er kinderen in religieuze internaten verblijven die hun integratie in de Nederlandse samenleving niet bevorderen, zeker niet als die kinderen tot een achterstandsgroep horen en een zekere afstand tot de samenleving ervaren. Voor dit vraagstuk wil ik verwijzen naar de brief2 van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 26 februari 2013 alsmede naar de beantwoording van over dit onderwerp gestelde schriftelijke vragen.3 Daarbij is ook gewezen op de afspraak dat Rijk en gemeenten in afstemming met de betrokken internaten en eventuele andere partijen zullen komen tot een kwaliteitskader met aandacht voor onder andere het pedagogisch beleid, de veiligheid en het welzijn van kinderen op deze internaten. Mochten er in dit verband of anderszins zich signalen van cliëntalisme of andere misstanden voordoen, dan wordt dit uiteraard nader onderzocht.
Ziet u de noodzaak een landelijk onderzoek te starten naar het (Turks-)etnisch-cliëntalisme inzake moskee-internaten? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
In hoeverre bent u bereid de ambtenaar die deze ellende naar buiten heeft gebracht – en nu op het punt staat ontslagen te worden – te helpen zijn baan te behouden en te bedanken voor zijn dappere daad?
Hiervoor wil ik u verwijzen naar de eerdere beantwoording van schriftelijke vragen van de leden Bisschop en Van Klaveren.4 Over de rechtspositionele situatie van individuele ambtenaren en de afwegingen daarbij kan ik geen mededelingen doen. De uiteindelijke beoordeling van eventuele genomen rechtspositionele besluiten is aan de rechter.
De hoofdelijke aansprakelijkheid van volksvertegenwoordigers |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Pierre Heijnen (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Chipshol dreigt raadsleden met aansprakelijkheid»?1
Ja.
In hoeverre kunnen gekozen volksvertegenwoordigers voor een democratisch genomen besluit hoofdelijk (financieel) aansprakelijk worden gesteld? Wat is de inhoud van de wettelijke bepalingen en jurisprudentie op dit punt?
Dat is niet mogelijk. Volksvertegenwoordigers dienen in hun vergaderingen te kunnen spreken en besluiten zonder de vrees of dreiging daarvoor persoonlijk te worden betrokken in gerechtelijke procedures. Gekozen volksvertegenwoordigers genieten daartoe immuniteit voor al hetgeen zij mondeling of schriftelijk inbrengen in de beraadslagingen van het volksvertegenwoordigend orgaan waarvan zij deel uitmaken. Dat geldt ook voor de wijze waarop zij hun stem uitbrengen. Ze kunnen daarvoor niet strafrechtelijk worden vervolgd of privaatrechtelijk op worden aangesproken. Dit is voor leden van de Staten-Generaal vastgelegd in artikel 71 van de Grondwet. Voor leden van provinciale staten, gemeenteraden, algemene besturen van waterschappen is dit geregeld in overeenkomstige bepalingen in respectievelijk de Provinciewet, de Gemeentewet en de Waterschapswet.2 De weinige jurisprudentie die er is, gaat vooral over de vraag of bepaalde in of buiten de volksvertegenwoordiging gedane uitlatingen onder de immuniteit vallen en over de vraag welke andere personen dan de volksvertegenwoordigers zelf mede deze immuniteit genieten.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat gekozen volksvertegenwoordigers voor een democratisch genomen besluit «persoonlijk financieel» aansprakelijk zouden kunnen worden gesteld? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het Nederlandse staatsbestel gaat uit van politieke verantwoordelijkheid en kent geen persoonlijke financiële aansprakelijkheid van volksvertegenwoordigers. Ook op gemeentelijke niveau ontbreekt privaatrechtelijke financiële aansprakelijkheid. Deze gaat – evenals op landelijk niveau – op in de politieke verantwoordingsplicht. Dat betekent dat volksvertegenwoordigers in hun vergaderingen kunnen spreken en besluiten zonder angst daarvoor persoonlijk en financieel te kunnen worden betrokken in gerechtelijke procedures.
Wie kan er in het geval er door een wijziging van een bestemmingsplan aan een ander financiële schade wordt toegebracht verantwoordelijk worden gesteld voor die schade? Wat is hierin het verschil tussen een privaatrechtelijke en een publiekrechtelijke rechtspersoon?
Schade die geleden wordt als gevolg van een wijziging in het bestemmingsplan (planschade) kan in aanmerking komen voor vergoeding door de gemeente. Ingevolge artikel 6.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening kennen burgemeester en wethouders degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd. De aansprakelijkheid berust dus bij de gemeente en niet bij individuele bestuurders persoonlijk.
In het privaatrecht zal doorgaans de rechtspersoon aansprakelijk worden gesteld. Wanneer dat geen soelaas biedt (bijvoorbeeld bij een faillissement) kunnen daarnaast bestuurders onder bepaalde voorwaarden door derden aansprakelijk worden gesteld voor onrechtmatig handelen van de rechtspersoon. Artikel 2:1, derde lid BW sluit een dergelijke aansprakelijkheid voor bestuurders van publiekrechtelijke rechtspersonen uit.
Kan het Rijk, een provincie of gemeente in het geval zij wordt aangesproken voor een schadevergoeding, regres nemen op volksvertegenwoordigers die bij het nemen van het democratische besluit hebben gehandeld in strijd met de wet (bijvoorbeeld vanwege corruptie)?
De in het antwoord op de eerste vraag genoemde immuniteiten gelden ook ten opzichte van het Rijk, de provincie en de gemeente. Indien er schadevergoeding moet worden betaald naar aanleiding van een door de volksvertegenwoordiging genomen besluit, berust de betalingsplicht bij het desbetreffende overheidsorgaan. Deze overheid kan geen regres nemen op de eigen volksvertegenwoordigers wegens de wijze waarop zij hun stem hebben uitgebracht. Voor ambtsdelicten, zoals bijvoorbeeld het aannemen van steekpenningen, zijn volksvertegenwoordigers uiteraard wel strafrechtelijk vervolgbaar.
De betrokkenheid van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) bij een onderzoek naar de heer De Roy van Zuydewijn |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Hoe zou u als lid van de Tweede Kamer hebben geoordeeld over de kwaliteit van uw antwoord op eerdere vragen?1
Leden van de Tweede Kamer kunnen vragen stellen aan leden van het kabinet die hierop antwoorden.
Is het waar dat prins Bernhard in 2000 de directeur van het Kabinet der Koningin opdracht heeft gegeven om bij de toenmalige Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) inlichtingen op te vragen over de heer De Roy van Zuydewijn?
De brief van 10 maart 2003 bevat het kabinetsstandpunt over dit onderwerp en de gronden waarop het rust (Kamerstukken II 2002/3, 28811, nr.3. Voorts heeft het kabinet leden van de Tweede Kamer informatie en antwoorden gegeven op vragen uit commissies van de Tweede Kamer.
Op 12 maart vond in de Tweede Kamer een debat plaats met leden van het kabinet (de Minister-President, de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties). De Tweede Kamer nam na dit debat op 18 maart enkele moties aan (Kamerstukken II 2002/3, 28 811, nrs. 4 en4 die het kabinet heeft uitgevoerd.
Waarom heeft toenmalig minister-president Balkenende in 2003 niet aan de Tweede Kamer gemeld dat het initiatief voor het BVD-onderzoek naar de heer De Roy van Zuydewijn is uitgegaan van prins Bernhard?2
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw oordeel over de herbevestiging door toenmalig hoofdredacteur van de Volkskrant Broertjes dat prins Bernhard tegen hem over de heer De Roy van Zuydewijn heeft gezegd: «Deze man is een vijandelijk projectiel dat onschadelijk moet worden gemaakt»?3
Uitlatingen van de voormalig hoofdredacteur komen voor diens rekening.
Verschillende berichten over het bestuur op Bonaire |
|
Pierre Heijnen (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de berichtgeving van de afgelopen maanden over de moeizame verhoudingen tussen de gezaghebber van Bonaire, de gedeputeerden en de Rijksvertegenwoordiger?1
Ja, de berichtgeving is mij bekend. Daarmee is niet per definitie gezegd dat alle berichtgeving de feiten adequaat weergeven. Daarom laat ik mij frequent door mijn ambtelijke ondersteuning en door de Rijksvertegenwoordiger informeren over de ontwikkelingen.
Is het waar dat er begin dit jaar een vertrouwensbreuk is ontstaan tussen de gezaghebber en de coalitiepartijen omdat de gezaghebber integriteit in de publieke sector hoog op haar prioriteitenlijst had gezet?2
Zie het antwoord op vraag 1: het is en blijft lastig om met exacte zekerheid uitspraken te doen over motieven van de betrokkenen in Bonaire.
Heeft het feit dat de directie Toezicht en Handhaving door het bestuurscollege uit de portefeuille van de gezaghebber is gehaald, te maken met de strijd voor integriteit door de gezaghebber? Zo ja, hoe kwalificeert u dit? Zo nee, wat is dan de reden geweest om dit deel uit de portefeuille van de gezaghebber te halen?
De portefeuilleverdeling binnen het bestuurscollege is bij uitstek een politieke afweging. Na aantreden stelt het college zijn eigen portefeuilleverdeling vast (met vervangingsregeling). De gezaghebber maakt deel uit van het college en kan, naast zijn wettelijke taken (onder andere artikel 174, 175 en 176 WolBES), met collegeportefeuilles worden belast. Het staat het bestuurscollege vrij om wijzigingen aan te brengen in een eerder vastgestelde portefeuilleverdeling, uiteraard met uitzondering van de wettelijke taken van de gezaghebber.
In hoeverre was de Rijksvertegenwoordiger bij deze kwestie betrokken en hoe heeft hij zich opgesteld?
Op 31 mei jl. heeft de gezaghebber de Rijksvertegenwoordiger schriftelijk geïnformeerd over het besluit van het bestuurscollege.
Kunt u de Tweede Kamer informeren over de voortgang en de voorlopige resultaten van het project om integriteit in de publieke sector van Bonaire te bevorderen, waarvoor de Nederlandse regering – via het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS) – in januari steun gaf aan de gezaghebber?3
De projectkerngroep is recent gestart met haar werkzaamheden en zal in december 2013 een adviesrapport uitbrengen aan de gezaghebber van Bonaire.
Wat vindt u van het feit dat bestuurders op Bonaire, waartegen een strafrechtelijk onderzoek loopt, gewoon in functie blijven?
Mij zijn geen gegevens bekend omtrent verschillen in gewoonte dienaangaande tussen Caribisch Nederland en Europees Nederland. Op grond van artikel 39 van de WolBES gelden voor gedeputeerden de vereisten voor het lidmaatschap van de eilandsraad (men moet Nederlander zijn, ingezetene van het openbaar lichaam, minimaal achttien jaar zijn en niet uitgesloten van het kiesrecht). Soortgelijke eisen gelden in Europees Nederland ook ten aanzien van wethouders. Zolang aan deze eisen wordt voldaan is er geen wettelijke belemmering voor de vervulling van de functie van gedeputeerde.
Bestaan er verschillen tussen de BES-eilanden en Europees Nederland, naar regel of gewoonte, bijvoorbeeld ten aanzien van het in functie blijven van bestuurders tegen wie een strafrechtelijk onderzoek loopt?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat een integer bestuur een belangrijke voorwaarde is voor het aanpakken van de vele andere problemen op de BES-eilanden? Bent u van mening dat op de BES-eilanden dezelfde normen moeten gelden op het gebied van integriteit als in Europees Nederland? Zo nee, waarom niet? Welke stappen heeft u inmiddels ondernomen om de integriteit van bestuur op de BES-eilanden te verhogen?
Ja.
De inzet van BIOS is een stap die ik heb ondernomen en waarbij het eerste initiatief bij de gezaghebber lag. Een ander voorbeeld is dat in de WolBES is opgenomen dat de eilandsraad gedragcodes vaststelt voor gedeputeerden, gezaghebbers en eilandsraadleden. Dit is inmiddels gebeurd op St. Eustatius en Bonaire.
Waarom kiest u er – ondanks de problemen die spelen op Bonaire – bij uw reis naar het Caribisch deel van het Koninkrijk niet voor om een bezoek te brengen aan Bonaire?4
Ik heb eind januari van dit jaar een bezoek gebracht aan Bonaire, Saba en St. Eustatius. Vervolgens heb ik de besturen van alle drie de eilanden ontmoet in maart tijdens de Caribisch Nederland (CN) week. Ook zullen wij elkaar weer ontmoeten tijdens de komende CN week die in oktober zal plaatsvinden. In de tussentijd heb ikzelf evenals mijn ambtenaren regelmatig contact met alle besturen, inclusief op Bonaire, over de gang van zaken. Ik ben dus voldoende op de hoogte van wat er speelt op de eilanden.
Nieuwe fraudemogelijkheden met DigiD en gebrekkige dienstverlening van DigiD bij incidenten |
|
Linda Voortman (GL), Kees Verhoeven (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Klopt het dat wanneer iemand beschikking heeft over BSN-nummers en geboortedata van andere personen, hij/zij een nieuwe DigiD voor een ander persoon dan zichzelf kan aanvragen? Klopt het dat de rechtmatige DigiD-gebruiker zelfs niet via het mobiele nummer, waar DigiD sms-codes op kunnen worden ontvangen, wordt geïnformeerd over de aanvraag?
Het is niet mogelijk om louter met de kennis van iemands BSN en geboortedatum, ook zijn DigiD te verkrijgen. Bij het aanvragen van een DigiD vult de aanvrager BSN, geboortedatum en postcode/huisnummer in op het digitale aanvraagformulier. Hierna wordt een activeringscode verstuurd naar het GBA-adres van degene op wiens BSN een DigiD wordt aangevraagd. Misbruik is dus alleen mogelijk wanneer de kwaadwillende de naar het GBA-adres gestuurde brief met de activeringscode ook onderschept, en met deze code de DigiD activeert. Een DigiD werkt pas na activering.
Het klopt dat de aanvrager niet via zijn mobiele nummer wordt geïnformeerd over de aanvraag. De brief met de activeringscode kan in deze als de bevestiging van de digitale aanvraag worden gezien.
Klopt het dat wanneer de onrechtmatige DigiD-aanvrager ook post kan afvangen van de gedupeerde, hij/zij met behulp van de schriftelijk verzonden activatiecode de nieuwe DigiD kan activeren waarmee het oude DigiD-account wordt geblokkeerd?
Zie het antwoord op vraag 1.
Aanvullend kan nog worden gemeld dat als de nieuwe DigiD wordt geactiveerd, het oude DigiD-account altijd vervalt.
Klopt het dat vervolgens rekeningnummer en inkomen aangepast kunnen worden met resultaat dat bijvoorbeeld zorg- of huurtoeslag aangevraagd kan worden?
Met behulp van DigiD kan een betrokkene via Mijntoeslagen wijzigingen doorgeven. Hij kan ook, nadat hij zich met DigiD heeft geïdentificeerd, zijn rekeningnummer wijzigen. Als er een rekeningnummer wordt gewijzigd, dan ontvangt betrokkene daarvan een bevestigingsbrief van de Belastingdienst.
Klopt het dat pas bij bevestiging van de huurtoeslag, vaak weken later, de rechtmatige persoon met wiens DigiD is gefraudeerd een signaal krijgt dat er iets niet in de haak is?
Betrokkene ontvangt na de wijziging binnen twee weken een aparte brief waarin is aangegeven dat zijn rekeningnummer is gewijzigd.
Kunt u bevestigen dat iets dergelijks heeft plaatsgevonden in de studentenflat Selwerd 3 in Groningen?
Op dit moment loopt een onderzoek door het Openbaar Ministerie naar het gebruik van de onrechtmatig verkregen DigiD’s.
Kunt u bevestigen dat de personen bij wie dit probleem zich heeft voorgedaan geen enkele hulp hebben ontvangen van de organisatie die DigiD uitvoert? Kunt u bevestigen dat zij geen enkele informatie ontvingen over de accounts, maar dat zij enkel werden doorverwezen naar hun bestaande account waar zij niet in konden?
DigiD kent een helpdesk die in desbetreffende gevallen de burger kan helpen en ondersteunen. Daarnaast kent Logius een calamiteitenteam dat in voorkomende gevallen direct en in overleg met betrokken overheidsdienstverleners in werking kan treden. In enkele van de voornoemde gevallen heeft de helpdesk telefonisch contact gehad met de betrokkenen en hebben zij een advies ontvangen over de te nemen stappen. Het betreft een drieledig advies: vraag een nieuw DigiD-account aan, neem contact op met de overheidsdienstverlener waar het probleem zich heeft voorgedaan en doe aangifte bij de politie. Overige betrokkenen zijn per brief geïnformeerd. Kort na de eerste melding is de geschetste fraude calamiteitenprocedure in werking gezet.
Klopt het dat dergelijke incidenten alleen verholpen kunnen worden door opnieuw een nieuwe DigiD aan te vragen, waarbij enkele dagen verloren gaan die door eventuele daders nuttig gebruikt kunnen worden omdat een DigiD-account niet geblokkeerd kan worden? Ook niet bij vermoeden van fraude?
Nee, dit klopt niet. Bij een vermoeden van fraude blokkeert Logius zo spoedig mogelijk het DigiD-account. Wel wordt geadviseerd om een nieuwe DigiD-account aan te vragen (zie antwoord 6).
Welke actie gaat u ondernemen om dergelijke fraude met DigiD aan te pakken en te voorkomen?
De samenwerking tussen de verschillende betrokken ketenpartners op het gebied van fraudebestrijding, zal verder geïntensiveerd worden, met als doel waar mogelijk fraude te voorkomen en indien toch aan de orde, eerder op te sporen en te beëindigen. Daarnaast is de Tweede Kamer op 2 april jl. door middel van een brief geïnformeerd over de «voortgang toekomstbestendigheid identiteitsinfrastructuur». In deze brief is aangegeven dat met het oog op de toekomst en de continue veranderende technologische mogelijkheden (en bedreigingen) er op termijn een nieuw veiliger authenticatiemiddel zal worden geïntroduceerd, met een hoger betrouwbaarheidsniveau: een eID. Een dergelijk middel (bijvoorbeeld op basis van een chip) zal aan hoge veiligheidsnormen moeten voldoen en zal in persoon (bijvoorbeeld aan een balie) uitgegeven moeten worden. Door uitgifte in persoon zal het risico op fraude door het aanvragen van een DigiD-account op naam van een ander worden geminimaliseerd.
Hoe gaat u rechtmatige DigiD-gebruikers op de hoogte brengen dat het ongevraagd ontvangen van een nieuwe activatiecode een risico betekent omdat hoogstwaarschijnlijk hun persoonsgegevens zijn buitgemaakt en dat dit gemeld dient te worden?
Op de website digid.nl staat informatie over hoe burgers dit risico kunnen herkennen en welke maatregelen zij kunnen nemen.
Gaat u contact opnemen met de bewoners van de betreffende studentenflat?
Een burger wordt per brief geïnformeerd over de ontstane situatie als er een vermoeden bestaat dat er fraude is gepleegd met zijn DigiD. Dit heeft ook bij de betreffende bewoners plaatsgevonden.
Wat is de kostenpost van deze fraude?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn er meer incidenten waarbij op deze manier fraude heeft plaats gevonden?
Het probleem dat kwaadwillenden de activeringsbrief onderscheppen komt op een totaal van circa 10 miljoen gebruikers en ruim 75 miljoen transacties per jaar verhoudingsgewijs zeer beperkt voor. Naar aanleiding het genoemde incident heeft nader onderzoek plaatsgevonden, waarbij in totaal 118 gevallen van oneigenlijke DigiD-aanvragen zijn gevonden. Dit heeft geleid tot het laten vervallen van accounts of het verwijderen van aanvragen.
Hoe verhoudt dit zich tot opmerkingen in antwoorden op eerdere vragen dat dergelijke gevallen schaars waren?1
DigiD is een systeem waar circa 10 miljoen burgers gebruik van maken en waarmee op jaarbasis ruim 75 miljoen keer wordt ingelogd. Elke zaak waarbij een vermoeden is van fraude is er een te veel en wordt onderzocht. Echter, als de hoeveelheid vermoedens van fraude wordt afgezet tegen de hoeveelheid transacties dan blijft het beeld dat een vermoeden van fraude relatief weinig voorkomt.
Het bericht ‘2 miljoen Nederlanders slachtoffer identiteitsfraude’ |
|
Klaas Dijkhoff (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «2 miljoen Nederlanders slachtoffer identiteitsfraude»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat honderdduizenden Nederlanders slachtoffer zijn van deze vorm van criminaliteit?
Ja. Daarom heb ik in het AO van 10 april j.l. de toezegging gedaan uw Kamer voor het eind van het jaar te berichten over een brede, samenhangende kabinetsvisie met betrekking tot de aanpak van identiteitsfraude waarin met name wordt ingezet op samenhang en samenwerking in de keten om het probleem structureel aan te kunnen pakken. Aan het eind van het jaar zal ik tevens een identiteitsmonitor overleggen. Deze identiteitsmonitor is een middel om op een gestructureerde wijze gedurende een langere periode cijfers te verzamelen en te monitoren ten aanzien van identiteitsfraude.
Klopt het dat slachtoffers van identiteitsfraude vaak problemen ondervinden met het doen van aangifte en de afwikkeling hiervan?
In algemene zin valt er nog winst te behalen in het realiseren van een adequaat aangifteproces.
De verbetering van de intake en afhandeling van aangiften is dan ook een van de speerpunten van het beleid van de minister van Veiligheid en Justitie. Hij zal u binnenkort informeren over de voortgang die geboekt is bij het verbeteren van de intake en de dienstverlening en zijn ambities bij de behandeling van de aangiftes bij de politie.
Tijdens het AO is er in Uw Kamer op gewezen dat problemen met de aangifte wellicht ook gelegen zouden kunnen zijn in het ontbreken van de zelfstandige strafbaarstelling. Het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de verbetering van de aanpak van fraude met identiteitsbewijzen en wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met verbetering van de regeling van de identiteitsvaststelling van verdachten en veroordeelden, bevat instrumenten om tegen verschillende vormen van identiteitsfraude op te treden. Tijdens de bespreking van het concept wetsvoorstel in de Tweede Kamer heeft de minister van Veiligheid en Justitie opgemerkt dat het misbruik van identificerende persoonsgegevens meer op één lijn wordt gesteld met misbruik van reisdocumenten en identiteitsbewijzen.
Deelt u de mening dat de afwikkeling van aangiftes beter moet?
Zie antwoord vraag 3.
Wat gaat u doen om het voor slachtoffers makkelijker te maken om de gevolgen van identiteitsfraude te herstellen?
Het vervolgonderzoek «Omvang van identiteitsfraude & maatschappelijke schade in Nederland» stelt dat 85% van de slachtoffers tevreden is over de afhandeling van identiteitsfraude en/of foute of onterechte registraties. Zowel het Centraal Meld- en Informatiepunt Identiteitsfraude- en fouten als de Fraudehelpdesk helpen slachtoffers bij alle vormen van identiteitsfraude waarbij het CMI is gespecialiseerd in individuele hulpverlening ingeval van identiteitsfraude terwijl de Fraudehelpdesk het gehele terrein van fraude bestrijkt.
De verdere aanpak omtrent het herstellen van de gevolgen van identiteitsfraude zal onderdeel uitmaken van de kabinetsvisie met betrekking tot identiteitsfraude die, conform de toezegging uit het AO van 10 april jl., voor het eind van het jaar zal worden aangeboden aan uw Kamer.
Bewegende lasers aan windmolenwieken in vogelgebied |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van het kunstproject om lasers te bevestigen aan de windmolens op de zeewering van de Tweede Maasvlakte? Wat vindt u van het plan?1
Ja.
Is er onderzoek gedaan naar de effecten van deze bewegende lasers op de vogeltrekroute langs de kust?
Nee, daar is geen onderzoek naar gedaan.
Deelt u de mening dat belangrijke vogeltrekroutes niet verstoord moeten worden door lasershows? Zo nee, waarom niet?
Ik ben het met u eens dat belangrijke vogeltrekroutes niet verstoord moeten worden; of dat in het geval van het mogelijke lichtkunstwerk aan de orde is komt in een later stadium van de besluitvorming aan de orde.
Bent u bereid om het Rijksvastgoed en Ontwikkelingsbedrijf (RVOB), eigenaar van de zeewering, de opdracht te geven natuurverstorende activiteiten actief te voorkomen, ook als die mogelijk blijken binnen de marges van wet- en regelgeving? Zo nee, waarom niet?
Het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf (RVOB) neemt geen standpunt in ten aanzien van een mogelijk lichtkunstwerk en laat de beslissing daarover aan de exploitant over. Deze zal moeten aantonen dat geen significante nadelige effecten op beschermde natuur ontstaan.
Deelt u de mening van het college van Rotterdam dat de exploitant van de windmolens moet aantonen dat er geen significante effecten op de natuur optreden?2
Ja.
Deelt u de mening dat voor dit kunstproject een ontheffing van de verboden in de Flora- en faunawet voor het verstoren van beschermde diersoorten, zoals de meeuwenkolonie op de Maasvlakte, zou moeten worden verleend en dat er geen goede redenen zijn om dit te doen?
Als het kunstproject doorgaat zal bekeken moeten worden of er een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. De effecten van de windturbines, met of zonder lichtkunstwerk, moeten passen binnen de wettelijke kaders. Daarbij mogen geen significante nadelige effecten op beschermde natuur ontstaan. Onderzoek zal dat moeten aantonen.
Kunt u wetenschappelijk aantonen dat de broedkolonies van vogels in de omgeving, zoals de beschermde lepelaars, geen hinder zullen ondervinden van de lasers?
Hier is tot nu toe voor zover mij nu bekend geen onderzoek naar gedaan.
Is er volgens u voldoende onderzoek gedaan naar de effecten van windmolens op de zeewering van de Tweede Maasvlakte op de verschillende lokale vogels en de vogeltrekroute langs de kust? Zo ja, welke onderzoeken? Zo nee, gaat u dat onderzoek entameren?
Dergelijk onderzoek maakt deel uit van de juridische procedures rond het plaatsen van windmolens op de Tweede Maasvlakte. Zie verder mijn antwoord bij vraag 7.
Het doodmaaien van vogels en verwoesten van nesten |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Overleg gemeente en Provincie over uitmaaien nesten?»1
Ja.
Hoe verhoudt zich het maaien in de broedtijd van inheemse beschermde vogels tot de bepaling in de Flora- en Faunawet die zegt dat het verboden is nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren?
Het verbod van de Flora- en Faunawet strekt ertoe die plaatsen te beschermen waar vogels daadwerkelijk nestelen en of broeden. Daarom dient men zich voorafgaand aan mogelijk verstorende werkzaamheden zoals maaien te vergewissen van de aanwezigheid van vogels, hun nesten, eieren of jongen, teneinde daarmee rekening te houden. Dit geldt met name gedurende de broedtijd.
Bent u bereid een algemeen verbod in te stellen op maai-, snoei- en kapwerkzaamheden én jacht tijdens het broedseizoen? Zo nee, waarom niet en hoe wilt u dan invulling geven aan de wettelijke bescherming zodat ook werkelijke bescherming ontstaat? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Nee, een dergelijk verbod zou een te zware inbreuk vormen op de praktijk van onder andere de agrarische en de houtsector, slechts een zeer minimale meerwaarde hebben ten opzichte van de huidige wettelijke bescherming en daarmee zijn doel voorbij schieten.
Deelt u de mening dat het beschermen van beschermde inheemse diersoorten meer prioriteit zou moeten krijgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
De Flora- en faunawet voorziet in een stevig stelsel van verboden op schadelijke menselijke handelingen ter bescherming van inheemse diersoorten.
Op welke wijze wilt u ervoor zorgen dat jaarlijks terugkerende waarnemingen2 van uitgemaaide nesten leiden tot meer adequate handhaving? Bent u bijvoorbeeld bereid tot overleg met de handhavende provincies vanuit uw verantwoordelijkheid voor de biodiversiteit?
Het bericht «Overleg gemeente en Provincie over uitmaaien nesten?» versterkt mijn overtuiging dat provincies en gemeenten hun handhavende verantwoordelijk-heden in de regel goed oppakken en dat een geval zoals zich in Rhenoy heeft voorgedaan een incident is.
Deelt u de mening dat de regels in de Flora- en faunawet ten aanzien van de bescherming van beschermde inheemse dieren in bosbouw, bouwplannen, bermbeheer en landbouw op gelijke, doch meer adequate wijze ter hand zou moeten worden genomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe rijmt u de inspanningen om weidevogels te beschermen met de achteloosheid waarmee vogels en nesten gemaaid worden en de gebrekkige handhaving daarop?
Zie antwoord vraag 5.
Is er enige vooruitgang in het maken van een gedragscode maaiwerkzaamheden waartoe de minister LTO gestimuleerd heeft en LTO volgens de minister in 2007 aan werkte?3 4
Inzake het project «gedragscode Land- en Tuinbouw» is gebleken dat het instrument gedragscode, zoals bedoeld in de Flora- en faunawet, onvoldoende aansluit op de dagelijkse praktijk en de mogelijkheden van de agrarische sector, om tot een volwaardige gedragscode Flora- en faunawet te komen.
Waar in andere sectoren een gedragscode goed aansluit op de praktijk en organisatiegraad van de betreffende sectoren, zijn agrarische ondernemers in hun dagelijkse praktijk te zeer afhankelijk van onvoorspelbare factoren zoals het weer. Bovendien kunnen agrarische ondernemers niet op vergelijkbare wijze als andere sectoren beschikken over ecologische kennis. Uit pilots is gebleken dat voor een gedragscode onvoldoende draagvlak is bij agrarische ondernemers.
De openbaarheid van jachtgegevens |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Gelderland moet jachtgegevens Veluwe openbaren»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat de provincie Gelderland tegenover de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State ter zitting heeft toegelicht dat uit rapportages van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst volgt dat dierenactivisten gebruik maken van openbare gegevens en in dat kader heeft gesteld dat «Zodra de indeling van de jachtvelden bekend is, gerichte verstoring van faunabeheeractiviteiten kan plaatsvinden», zonder dat de provincie ondersteunend bewijs voor deze laatste stelling heeft overlegd?2
Het is niet aan mij om het handelen van de provincie Gelderland te beoordelen.
Zijn er stukken van de Algemene Inlichtingen – en Veiligheidsdienst (AIVD) die de stelling van de provincie Gelderland dat «Zodra de indeling van de jachtvelden bekend is, gerichte verstoring van faunabeheeractiviteiten kan plaatsvinden» onderbouwen? Zo ja, bent u bereid deze stukken met de Kamer te delen? Zo nee, bent u bereid de provincie Gelderland aan te spreken op het plegen van kennelijk ongegronde verdachtmakingen ten aanzien van groepen burgers, zonder onderbouwing?
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State constateert dat het college van Gedeputeerde Staten van de Provincie geen rapportages van de AIVD heeft overgelegd waaruit blijkt dat dierenactivisten gebruik maken van openbare gegevens. Het is niet aan mij om hierover een oordeel te vellen. Momenteel werkt de AIVD aan een openbare publicatie over extremisme, waaronder dierenrechtenextremisme. Ik verwacht dat deze publicatie in september 2013 zal verschijnen en zal haar dan ook delen met de Kamer.
Bent u bereid naar aanleiding van genoemde uitspraak van de Raad van State alle provincies te verzoeken de jachtvelden in alle gevallen openbaar te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
De relevante overwegingen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zien op de specifieke situatie van de bij de uitspraak betrokken partijen. Er kan niet uit worden afgeleid dat informatie over jachtvelden altijd openbaar gemaakt zou moeten worden. De beoordeling of dergelijke informatie openbaar gemaakt kan worden of niet, is in eerste instantie aan het betrokken bestuursorgaan, dat daarbij per geval het kader van de Wob hanteert.
Het verstrekken van een internationale huwelijksakte aan partners van hetzelfde geslacht |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA), Pierre Heijnen (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Herinnert u zich eerdere de vragen over het verstrekken van een internationale huwelijksakte aan partners van hetzelfde geslacht?1
Ja.
Is het bestaande model van het internationale uittreksel uit de huwelijksakte, dat gebaseerd is op de Overeenkomst van Wenen zoals dat is vastgesteld door de Internationale Commissie voor de Burgerlijke Stand (ICBS), inmiddels wel geschikt om te kunnen gebruiken voor huwelijken van personen van gelijk geslacht? Zo nee, waarom niet en wat gaat u doen om dit alsnog mogelijk te maken?
De huidige Conventie nr. 16 van de Internationale Commissie voor de Burgerlijke Stand over de afgifte van meertalige internationale uittreksels van akten van de burgerlijke stand, gesloten op 8 september 1976 in Wenen en voor Nederland in werking sinds 26 april 1987, kent geen modelformulier voor de afgifte van een uittreksel van de huwelijksakte bij een huwelijk tussen personen van gelijk geslacht. Dat wordt verklaard door het feit dat de conventie nog dateert uit een tijd waarin huwelijken tussen personen van gelijk geslacht niet voorkwamen.
Er zijn inmiddels echter twee hoopvolle ontwikkelingen zowel binnen de ICBS als in EU-kader, waarop Nederland nadrukkelijk heeft aangedrongen. In het kader van de ICBS wordt al enige tijd gewerkt aan een revisie van Conventie nr. 16. Dat gaat Conventie nr. 34 worden, waarin geactualiseerde modelformulieren zijn opgenomen. Modelformulier nr. 3 maakt het uitdrukkelijk mogelijk om een internationaal meertalig huwelijksuittreksel ook af te kunnen geven in geval van een huwelijk tussen personen van gelijk geslacht. Het voornemen is om deze herziene conventie het komend najaar vast te stellen op de Algemene Vergadering van de ICBS. Verder is er inmiddels in EU-kader een Commissievoorstel gepresenteerd over, kort gezegd, de bevordering van een vrij verkeer van bepaalde openbare akten, waarover de Kamer onlangs via het reguliere BNC-fiche is geïnformeerd (COM 213(228) van 24 april 2013, Kamerstukken II 2012/2013, 22 112, nr. 1628). Bijlage III daarvan bevat eveneens een modelformulier voor een internationaal meertalig huwelijksuittreksel dat straks binnen de hele Unie ook bij een huwelijk tussen partners van gelijk geslacht kan worden gebruikt. De onderhandelingen over dit instrument verkeren echter, in tegenstelling tot het ICBS-overleg, nog in een zeer pril stadium.
Heeft de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVvB) inmiddels een voor alle gemeenten uniform model ontwikkeld waarmee de burger in de gelegenheid is om het bestaan van zijn huwelijk in internationaal verband aan te tonen?
Ja, de Nederlandse Vereniging van Burgerzaken heeft inmiddels een voor alle gemeenten uniform model ontwikkeld, dat kan dienen als meertalig internationaal uittreksel waarmee partners van gelijk geslacht het bestaan van hun huwelijk kunnen aantonen. Het betreft hier een aanpassing van het huidige door de Internationale Commissie voor de Burgerlijke Stand ontwikkelde meertalige modelformulier. Bijgevolg mogen autoriteiten van derde landen daaraan bewijskracht toekennen, maar zijn zij daartoe rechtens niet verplicht. De NVvB streeft naar een landelijk gebruik van het modelformulier per 1 oktober as. De Commissie voor advies inzake aangelegenheden betreffende de burgerlijke staat en de nationaliteit heeft daarop omwille van de uniformiteit, laatstelijk in haar vergadering van 4 juni jl., aangedrongen. De ICBS is, conform de suggestie van de adviescommissie, inmiddels geïnformeerd over de ingebruikname van voornoemd modelformulier.
Bestaan er nog verschillen tussen paren van ongelijk en paren van gelijk geslacht als het gaat om het aantonen van hun huwelijk in internationaal verband? Zo ja, waar bestaan die verschillen uit en hoe kunt u die weg nemen?
Het belangrijkste verschil is dat er momenteel op grond van de ICBS Conventie nr. 16 uit 1976 een internationaal aanvaard meertalig modeluittreksel bestaat om huwelijken tussen personen van verschillend geslacht aan te tonen. Voor een huwelijk tussen personen van gelijk geslacht bestaat een dergelijk modelformulier momenteel echter nog niet, zij het dat daaraan zowel binnen de ICBS als in de EU hard wordt gewerkt. In afwachting daarvan moet in deze gevallen vooralsnog worden volstaan met de afgifte van het door de NVvB ontwikkelde modelformulier.
Het afluisteren van internetverkeer |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Wat is het project «Argo 2» en wie is de opdrachtgever van dit project? Wat is het project «Symbolon» en wat is de toekomst van dit project? Wat is «AMS-IX» (Amsterdam Information Exchange)?
Argo II is een project van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) om de bestaande systemen om informatie uit communicatiemiddelen te verwerken tot inlichtingen (Signal Intelligence of Sigint) te vernieuwen. De opdrachtgever is het Ministerie van Defensie. Inlichtingen afkomstig uit Sigint leveren een significante bijdrage aan de bescherming van de troepen in uitzendgebieden. De AIVD is naar aanleiding van de geïntensiveerde samenwerking met de MIVD gaan deelnemen aan het project als medebehoeftesteller.
Het project maakt deel uit van het ICT-Rijksdashboard. Zie ook: https://www.rijksictdashboard.nl/
Het project Symbolon heeft tot doel de sigint- en cyber-capaciteiten van de AIVD en de MIVD te bundelen in een gezamenlijke Sigint-Cyber-eenheid van en voor de beide diensten. Ook de Nationale Sigint Organisatie (NSO) gaat in deze eenheid op. Deze samenvoeging is de meest vergaande vorm van samenwerking tussen de beide diensten tot dusver. Zij is in het belang van de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de inspanningen van de inlichtingenen veiligheidsdiensten. Eind 2012 is een kwartiermakerorganisatie ingesteld, die is samengesteld uit AIVD- en MIVD-medewerkers. Een kwartiermaker van Defensie geeft leiding aan de oprichting van de nieuwe eenheid. U bent hierover geïnformeerd met het jaarverslag van de MIVD (Kamerstuk 29 924, nr. 96) en het jaarverslag van de AIVD (Kamerstuk 30 997 nr. 52).
De Amsterdam Information Exchange (AMS-IX) is het belangrijkste internetknooppunt van Nederland en het op één na grootste ter wereld. Een zeer groot deel van het internetverkeer met het buitenland en het dataverkeer tussen Nederlandse internetproviders wordt afgehandeld via het netwerk van de AMS-IX. De AMS-IX is een onafhankelijke organisatie zonder winstoogmerk. Zie ook: https://ams-ix.net
Waarom is het bedrijf NICE Systems, samen met het Amerikaanse Accenture, na een geheime aanbesteding aangesteld om – middels Nederlandse dochterondernemingen – het internetknooppunt AMS-IX af te tappen? Waarom is het afluisteren van gevoelige informatie uitbesteed aan een commercieel bedrijf, waarvan de aandelen vrij verhandelbaar zijn? Waarom is gekozen voor een bedrijf dat nauwe banden heeft met de Israëlisch geheime dienst?
De Wet in de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 staat het ongericht aftappen van de AMS-IX niet toe. Er is geen betrokkenheid van een leverancier, rechtstreeks of via dochterondernemingen, bij de verwerving van Sigint.
Het aantal potentiële leveranciers voor het Sigint-platform is beperkt. De functionele specificaties voor het nieuwe platform geven inzage in de modus operandi van de MIVD en zijn derhalve staatsgeheim gerubriceerd. Alle potentiële leveranciers werken gezien de aard van de gevraagde dienstverlening veel met overheden samen. De leverancier die het beste voldeed aan de voor de aanbesteding relevante criteria kreeg de opdracht gegund.
De aard van de gebruikte technieken, de relaties, de herkomst en de met het systeem te verwerken informatie maakt dat de omgang met deze bedrijven altijd terughoudend en waakzaam verloopt. In de implementatiefase zijn diverse maatregelen genomen om de veiligheid, vertrouwelijkheid en de integriteit van de informatie te waarborgen. Deze maatregelen gelden voor vele systemen waarmee inlichtingen worden verworven en verwerkt, alsmede voor de daarbij behorende leveranciers.
Over de modus operandi van de AIVD en de MIVD worden in het openbaar geen mededelingen gedaan.
Klopt het dat bij het aftappen van het internetknooppunt AMS-IX gebruik wordt gemaakt van datamining, een middel waarvan u tot nu toe afstand heeft genomen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat deze geheime aanbesteding is uitgegaan van de Nationale Sigint Organisatie (NSO)? Hoeveel geld is met deze aanbesteding gemoeid?
Nee. Zie ook het antwoord op vraag 1. De opdrachtgever is het Ministerie van Defensie. Met de aanbesteding is € 17 miljoen gemoeid.
Wat voor soort informatie stond in de aanvullende briefing die bedrijven kregen die serieuze interesse toonden voor deze aanbesteding? Bent u bereid de Kamer inzage te geven in deze aanvullende briefing?
Het betrof een toelichting en verdieping op de functionele specificaties waar het systeem aan dient te voldoen. De functionele specificaties zijn staatsgeheim.
Het artikel ’Schuld Aruba enorm’ |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van het artikel »Schuld Aruba enorm»?1
Ja.
In hoeverre klopt het dat de tekorten in Aruba gedekt worden door de obligatieleningen met als gevolg dat de totale schuld telkens groter wordt en uitkomt op 71,2%?
Ik heb kennis genomen van de analyse van de Centrale Bank van Aruba, waarin de overheidsschuld voor 2013 wordt gesteld op 71,2%. Op basis van de stukken is de ontwikkeling van de financiën van Aruba zorgelijk. Ik heb recent op Aruba gesproken met de minister-president van Aruba over de financiën. In dat gesprek is mij duidelijk geworden dat Aruba beleid voert ter versterking van de economie, ook ten dienste van haar burgers en tegelijkertijd de risico's onderkent. Die inschattingen en afwegingen zijn ook voorbehouden aan de regering.
Het land Aruba geniet een autonome status en er is geen onafhankelijke toezichthouder op basis van een consensus rijkswet. De waarborgen voor goed financieel beheer liggen dan ook besloten in het openbaar bestuur van Aruba, met instellingen als de Centrale Bank, de Algemene Rekenkamer, de Raad van Advies en niet in de laatste plaats de Staten van Aruba.
In hoeverre voldoet Aruba momenteel aan de voorwaarden op basis van in het Koninkrijk en internationaal gehanteerde criteria voor houdbare overheidsfinanciën?
In het recent gesloten protocol is opgenomen dat Nederland de mogelijkheden voor inschrijving op een openbare aanbieding van een obligatielening van het Land Aruba zal beoordelen aan de hand van in het Koninkrijk en internationaal gehanteerde criteria van houdbare overheidsfinanciën en terugbetalingcapaciteit. Nederland behoudt zich het recht voor niet in te schrijven indien Aruba niet voldoet aan de criteria. Tot op heden is er nog geen aanvraag door Aruba gedaan en heeft er dus ook geen toetsing plaats gevonden. De exacte uitwerking van dit protocol moet overigens nog plaatsvinden alvorens daadwerkelijk een eerste verzoek ter beoordeling kan worden aangenomen tot inschrijving op een openbare aanbieding van een obligatielening van het land Aruba.
Waarom heeft de Nederlandse regering zich ingeschreven voor obligatieleningen ten behoeve van de Arubaanse staatsschuld, terwijl nu blijkt dat zij zich hiermee alleen dieper in de schulden werkt?
Nederland heeft in de afgelopen 20 jaar niet ingeschreven op obligatieleningen van Aruba ten behoeve van de Arubaanse staatsschuld. Met Aruba is in 2011 afgesproken dat de mogelijkheden tot een lopende inschrijving zouden worden onderzocht. Het recent gesloten protocol is een herbevestiging van deze afspraak. Op dit moment is niet bekend wanneer Aruba een verzoek gaat doen aan Nederland voor inschrijving op een openbare obligatielening van Aruba. Aruba maakt daar zelf beleidsmatige financieringskeuzes in.
De regering van Aruba heeft recent wel een verzoek ingediend voor het aangaan van een reguliere buitenlandse lening op de kapitaalmarkt. Dit verzoek vergt nog besluitvorming in de Rijksministerraad op basis van artikel 29 van het Statuut.
Deelt u de mening dat Nederland zich niet moet inschrijven voor deze obligatieleningen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat, zolang artikel 43 lid 2 van het Statuut, de waarborgfunctie, van kracht is en het Koninkrijk eindverantwoordelijk is, dit betekent dat uiteindelijk Nederland financieel eindverantwoordelijk is? Zo nee, waarom niet?
Nee, indien Aruba onverhoopt in financiële problemen komt, zal de regering van Aruba haar verantwoordelijkheid moeten nemen door besparingen te realiseren en hervormingsmaatregelen te treffen.
Het voornemen in Amsterdam om leden van bestuurscommissies exorbitante beloningen te geven |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u bereid afstand te nemen van het voornemen van de gemeente Amsterdam om leden van bestuurscommissies per vergadering 1.373 tot 1.555 euro te geven?1
Ja. Naar aanleiding van de berichtgeving in de media over de voornemens ter zake, treed ik in overleg met de gemeente. Ik zal u van de uitkomsten hiervan berichten.
Waarom heeft de gemeenten Amsterdam de Algemene Werkgeversvereniging Nederland (AWVN) ingehuurd om dit exorbitante bedrag vast te stellen?
Het is aan de gemeente Amsterdam om te bepalen of en door wie zij zich laat adviseren.
Hoeveel heeft dit omvangrijke onderzoek door de AWVN in totaal gekost?
De kosten van het advies zijn mij niet bekend, maar ook dit is een Amsterdamse aangelegenheid.
Hoe verhoudt het voornemen van de gemeente Amsterdam om leden van bestuurscommissies per vergadering 1.373 tot 1.555 euro te geven zich tot de bezuinigingen die de gemeente moet doorvoeren op sociaal beleid?
Ik kan niet in die afweging treden. Ook dit is een zaak voor de lokale politiek, met inachtneming van het wettelijk kader.
In hoeverre voldoen de plannen van de gemeente Amsterdam voor de instelling van bestuurscommissies aan de nieuwe wet waarin de mogelijkheid tot instelling van deelraden (stadsdelen) is afgeschaft?
Het instellen van bestuurscommissies berust op artikel 83 Gemeentewet. De besluitvorming van de gemeente Amsterdam is echter nog niet afgerond. De regeling van de rechtspositie is een wezenlijk onderdeel van de totale besluitvorming, zodat nog geen finaal oordeel kan worden geveld. Zie verder het antwoord op vraag 1.
Nederlandstalige beleidsplannen die niet vertaald worden voor Bonaire, St Eustatius en Saba |
|
Wassila Hachchi (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Is het waar dat het recent aan de Kamer verstuurde Natuurbeleidsplan voor Caribisch Nederland alleen in het Nederlands is verschenen en niet in de andere talen die op de BES-eilanden gesproken worden (Engels en Papiaments)?
Het Natuurbeleidsplan voor Caribisch Nederland zal medio augustus in het Engels verschijnen. Het Ministerie van Economische Zaken zal geen Papiamentstalige versie van het Natuurbeleidplan uitbrengen.
Waarom is er niet voor gekozen om het plan in de lokaal gesproken talen te vertalen, zodat bewoners en natuurbeheerders het ook kunnen lezen?
Er is om die reden voor gekozen het plan in het Engels te vertalen. Overigens is tijdens het afstemmingsproces ook met een Engelstalige versie gewerkt.
Bent u bereid om het Natuurbeleidsplan voor Caribisch Nederland op korte termijn te laten vertalen, zodat de bewoners en natuurbeheerders er kennis van kunnen nemen voordat de parlementaire behandeling plaatsvindt?
Zie vraag 1. De parlementaire behandeling is voorzien na het zomerreces.
Worden andere beleidsplannen die door de vakministers gemaakt worden voor de BES-eilanden, standaard vertaald in Engels/Papiaments? Zo nee, kunt u aangeven waarom dat niet het geval is?
In de Invoeringswet Bonaire, Sint Eustatius en Saba (I-BES) staan regels over het gebruik van Papiaments op Bonaire en Engels op Eustatius en Saba. Dat betreft uitsluitend de communicatie, zowel schriftelijk als mondeling tussen de eilandbewoners en de bestuursorganen, de eilandsraad, de rijksvertegenwoordiger en de personen die werkzaam zijn in de openbare lichamen onder verantwoordelijkheid van de centrale overheid.
In het onderling schriftelijk verkeer maken de bestuursorganen alleen gebruik van het Nederlands (artikel 4f). daarvan mag worden afgeweken als het doelmatiger is in het Papiaments of Engels te communiceren en de belangen van derden daardoor niet worden geschaad.
Er bestaat dus geen wettelijke verplichting dat beleidsplannen die gelden voor Caribisch Nederland in het Engels of Papiaments moeten worden vertaald. Ieder beleidsdepartement dient afzonderlijk die afweging te maken.
Zijn de publicaties van bijvoorbeeld andere Nederlandse overheidsinstanties, Planbureaus, de rechtspraak en hoge colleges van staat als de nationale Ombudsman, naar uw mening voldoende toegankelijk voor inwoners van Bonaire, St. Eustatius en Saba?
Zie antwoord vraag 4.
Het artikel ‘Den Bosch wil snel duidelijkheid verkiezingen’ |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Den Bosch wil snel duidelijkheid verkiezingen»?1
Ja.
Deelt u de mening van de burgemeester van Den Bosch, dat de herindeling Maasdonk «een vrijwillige en eenvoudige herindeling is die breed gedragen wordt»?
In deze fase van de herindelingsprocedure kan ik daar geen antwoord op geven, aangezien ik het herindelingsadvies en provinciale zienswijze nog niet heb ontvangen.
Is het juist, dat er in Den Bosch als gevolg van de herindeling Maasdonk niet in maart 2014 gemeenteraadsverkiezingen worden gehouden, maar herindelingsverkiezingen in november 2014?
Zie antwoord op vraag 5.
Welke gemeenten bevinden zich nog meer in een Arhi-procedure die kan leiden tot herindeling met ingang van 1 januari 2015?
Behalve ’s-Hertogenbosch, Oss en Maasdonk betreft het de gemeenten Millingen aan den Rijn, Ubbergen, Groesbeek, Bernisse, Spijkenisse, Alkmaar, Graft-de Rijp en Schermer. Ook de gemeenten in de Krimpenerwaard, te weten Bergambacht, Ouderkerk, Nederlek, Schoonhoven, Vlist en Krimpen aan den IJssel, bevinden zich in een Arhi-procedure. Ik ben voornemens op korte termijn een besluit te nemen over de bestuurlijke inrichting in de Krimpenerwaard.
Bent u bereid op korte termijn een wetsvoorstel in te dienen, dat verlenging van de zittingsduur van gemeenteraden regelt in gemeenten waarvoor met ingang van 1 januari 2015 een wijziging van de gemeentelijke indeling wordt beoogd?
Een dergelijk wetsvoorstel ligt ter advisering bij de Raad van State. Beoogd wordt om het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk in te dienen bij de Tweede Kamer. Deze «uitstelwet», vergelijkbaar aan de wet uit 2009 (Stb. 2009, 476), zal van toepassing zijn op de gemeenten waarvoor uiterlijk op 31 december 2013 bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel wordt ingediend.
De vertrekregelingen van enkele bestuurders in de gezondheidszorg |
|
Otwin van Dijk (PvdA), Pierre Heijnen (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u de artikelen «Vertrokken bestuurder VUmc kreeg al 7 ton in nog geen acht maanden» en «Ruim vier ton voor bestuurder VUmc»?1
Antwoord Ja.
Is deze berichtgeving over Vrije Universiteit medisch centrum (VUmc) waar? Zo nee, kunt u inzicht geven in de opbouw van de bezoldiging in 2012?
Nee, deze berichtgeving is onjuist. De bestuurder heeft in 2012 salaris ontvangen voor zijn werkzaamheden. Omdat zijn dienstverband in 2012 is geëindigd, heeft hij in 2012 ook de vertrekregeling gekregen die in 1999 in zijn arbeidsovereenkomst is vastgelegd. Zie ook het antwoord op vraag 2 uit de vragenset 2013Z10761 van het kamerlid Klever van de PVV.
Zijn er bij dit vertrek regels overtreden? Zo ja, kunt u (een deel van) het geld terugvorderen van het VUmc, respectievelijk de betrokken bestuurder? Zo nee, kunt u een moreel beroep doen op het VUmc, respectievelijk de betrokken bestuurder om (van een deel) van het bedrag af te zien?
De werkgever van de bestuurder, de wederpartij dus bij de arbeidsovereenkomst met de bestuurder, is de raad van toezicht van het VUmc. Vanuit mijn positie ben ik niet in staat om te beoordelen of er regels zijn overschreden. De vormgeving van het einde van de arbeidsovereenkomst is niet aan de rechter voorgelegd, dus een rechterlijke toetsing heeft niet plaatsgevonden. Beide partijen bij de arbeidsovereenkomst waren van mening dat het eindigen volgens de juiste regels is verlopen.
Voor een terugvordering heb ik geen juridische titel.
Zou een regeling als deze ook in 2013, na de inwerkingtreding van de Wet Normering Topinkomens (WNT) nog mogelijk zijn geweest? Is het waar dat sinds de inwerkingtreding van de WNT nog maximaal € 75.000 aan vertrekregeling mag worden uitgekeerd? Zo nee, wat is hieraan niet waar?
In artikel 2.10 en 3.7 Wnt wordt het werkgevers in de publieke en semipublieke sector verboden een vertrekregeling met een topfunctionaris overeen te komen die hoger is dan € 75.000. Indien de som van de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband dit bedrag te boven gaat, moet het meerdere aan de werkgever worden terugbetaald, tenzij de hoogte van de uitkering voortvloeit uit een rechterlijke uitspraak. Wel geldt hier een overgangsregime, zie het antwoord op vraag 5. Het in een algemeen verbindend verklaarde cao of wettelijk voorschrift opgenomen bovenwettelijk deel van de WW-uitkering telt overigens niet mee voor het maximum van € 75.000.
Geldt in de WNT ook voor de hoogte van de vertrekregeling een overgangsregime? Zo ja, over hoeveel jaar mag nog maximaal € 75.000 als vertrekregeling worden uitgekeerd?
Het overgangsregime geldt zowel voor de bezoldiging als voor de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband (artikel 7.3 WNT). Het overgangsrecht geldt alleen voor op 1 januari 2013 bestaande afspraken omtrent bezoldiging en uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband. Voor de op 1 januari 2013 bestaande afspraken over de hoogte van een uitkering wegens beëindiging van het dienstverband geldt dat deze gedurende een periode van 4 jaar worden gerespecteerd. Bestond er tussen partijen op 1 januari 2013 geen afspraak over een eventuele uitkering wegens beëindiging van het dienstverband, dan is de norm van € 75.000 direct van toepassing. Deze norm geldt overigens niet voor ontslaguitkeringen die voortvloeien uit een algemeen verbindend verklaarde cao of een algemeen verbindend voorschrift.
Deelt u de mening dat deze regeling op gespannen voet staat met het mismanagement van deze bestuurder, blijkend uit het onder verscherpt toezicht plaatsen van het ziekenhuis door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en een kwalijk optreden van de bestuurder rondom het tv-project van EyeWorks?
De vertrekregeling vloeit voort uit afspraken dienaangaande bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst, 13 jaar geleden, zie het antwoord op vraag 2 uit de vragenset 2013Z10761 van het kamerlid Klever van de PVV.
Is de berichtgeving in hetzelfde NRC-artikel over het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) en Erasmus Medisch Centrum (Erasmus MC) waar? Zijn onder de nieuwe WNT de constructie van (1) «buitengewoonverlofregeling», (2) «als adviseur verbonden» en (3) «loonaanvulling» nog mogelijk? Indien deze of één van deze constructies ook nu nog mogelijk zijn, bent u bereid deze «gaten» in de WNT dan spoedig te dichten? Zo nee, waarom niet?
In artikel 2.10 en 3.7 zijn de randvoorwaarden beschreven rond het einde van de arbeidsovereenkomst. In dit verband is met name lid 3 aan de orde: «Partijen komen niet overeen het dienstverband op een later tijdstip te beëindigen dan het tijdstip waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken beëindigt.»
Uiteraard mag de gewezen bestuurder wel een beloning ontvangen van zijn werkgever voor andere werkzaamheden die hij na het beëindigen van zijn functie als bestuurder gaat uitoefenen. Op grond van artikel 4.1 WNT zal de werkgever de bezoldiging van een gewezen bestuurder, ongeacht de hoogte daarvan, wel moeten vermelden in het financieel jaarverslag.
Op grond van het derde lid van de artikelen 2.10 en 3.7 is het niet toegestaan dat een gewezen bestuurder met behoud van bezoldiging vrijgesteld is van werkzaamheden. Een buitengewoon verlof waarbij geen werkzaamheden worden verricht, maar wel bezoldiging wordt ontvangen, is derhalve niet toegestaan. In dat geval is sprake van een verkapte ontslaguitkering waar de wetgever een stokje voor heeft gestoken.
Of een aanvulling van salaris bij de nieuwe werkgever onder de WNT is toegestaan, hangt af van de omstandigheden van het geval. Deze aanvulling dient in principe te worden beschouwd als een uitkering wegens beëindiging van het dienstverband waarbij het totaal van deze uitkeringen het maximum van € 75.000 niet te boven mag gaan. Valt de afspraak onder het overgangsrecht, dan geldt er echter geen wettelijke beperking voor de hoogte van de ontslaguitkering. Is de aanvulling terug te voeren op een algemeen verbindend verklaarde cao, dan is zoals ook reeds in het antwoord op vraag 5 aangegeven het maximum van € 75.000 evenmin van toepassing.
Deelt u de mening dat berichtgeving als deze schadelijk is voor het draagvlak onder burgers voor noodzakelijke en pijnlijke hervormingen in de gezondheidszorg?
Alle negatieve publiciteit, of die nu terecht is of niet, is schadelijk voor het draagvlak onder burgers. Juist met het oog op jaarlijkse negatieve publiciteit over de inkomens in de publieke en de semipublieke sectoren hebben voorgaande kabinetten en dit kabinet toegewerkt naar de inwerkingtreding van de Wnt.
Het artikel “Terugvorderen opbrengst belastingfraude moeilijk” |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel "Terugvorderen opbrengst belastingfraude moeilijk"?1
Ja.
Voor hoeveel had de veroordeelde in de zaak in Deventer gefraudeerd met toeslagen en hoeveel boete moest hij uiteindelijk betalen?
Het strafrechtelijk onderzoek heeft zich gericht op fraude met de inkomstenbelasting van de verdachte zelf en van anderen voor wie hij een voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting verzorgde en op fraude met kinderopvangtoeslag. De rechtbank heeft de verdachte bij vonnis van 8 april 2013 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 300 dagen en een werkstraf van 240 uren. De rechtbank heeft geen boete opgelegd. De Belastingdienst kan geen boete opleggen, omdat de zaak strafrechtelijk is afgedaan (het una via principe).
Het nadeel dat door de onderzochte fraudes is ontstaan is becijferd op ca. € 600.000. Hiervan is naar schatting € 150.000 aan de verdachte zelf ten goede gekomen. Mede als gevolg van een ernstige gokverslaving bezat de verdachte echter geen noemenswaardige vermogensbestanddelen meer. Het Openbaar Ministerie heeft beslag kunnen leggen op een bedrag van € 20.000 en dit bedrag is ontnomen. Gelet op het ontbreken van andere vermogensbestanddelen, was een hoger afpakresultaat via het strafrecht in het onderhavige geval niet mogelijk. De Belastingdienst volgt het beleid van Veiligheid en Justitie rond het terughalen en afpakken.
Hoe vaak is het voorgekomen dat iemand voor toeslagenfraude veroordeeld is, maar dat de boete die hij of zij moest betalen lager was dan de bewezen fraude? Kunt u een overzicht van deze zaken aan de Kamer doen toekomen?
Uitgangspunt bij toeslagenfraude is om de ten onrechte uitbetaalde gelden volledig terug te vorderen. Daar kan nog een boete of andere straf (celstraf of taakstraf) bovenop komen. De rechter kan de omvang van de fraude laten meewegen in de strafmaat, maar de hoogte van de geldboete is niet noodzakelijkerwijs gelijk aan de hoogte van het bedrag waarvoor is gefraudeerd.
De behaalde resultaten in het kader van ontnemingen via het strafrecht zijn door het Openbaar Ministerie in kaart gebracht ten behoeve van het reeds door de Minister van Veiligheid en Justitie aan uw Kamer toegezegde overzicht van de ontnemings- en terugvorderingsresultaten in de 280 toeslagzaken die door de FIOD zijn afgerond. De minister van Veiligheid en Justitie heeft uw Kamer hierover op 11 juli 2013 geïnformeerd.
Klopt het dat toeslagenfraude (waarbij met katvangers gewerkt wordt) geen fiscaal delict is en dat het in de tot nu toe gepresenteerde plannen geen delict is?
De fiscale delicten zijn opgenomen in de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Deze delicten gaan over het niet nakomen van fiscale verplichtingen, zoals het opzettelijk onjuist doen van een belastingaangifte. Het enige dat belastingen en toeslagen in dit opzicht gemeen hebben, is dat de uitvoering ligt bij de Belastingdienst. Toeslagfraude is dus inderdaad geen fiscaal delict, ongeacht of al dan niet met katvangers gewerkt wordt. Toeslagfraude is wel een strafrechtelijk delict, waardoor bij een verdenking van fraude met toeslagen strafrechtelijke vervolging ingesteld kan worden. Die vervolging vindt dan plaats wegens bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of oplichting.
Hoeveel kinderopvangtoeslag wordt betaald aan ouders van kinderen, die in het buitenland worden opgevangen in de jaren 2008, 2009, 2010, 2011 en 2012? Hoeveel procent van deze ouders en kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit?
2008
1.161
913
3,0
79%
2009
1.480
1.156
4,2
78%
2010
1.482
1.150
4,3
78%
2011
1.515
1.172
4,0
77%
2012
1.540
1.277
4,92
83%
In deze bedragen is de anticumulatie door het SVB niet meegenomen.
Zoals in de 10e halfjaarrapportage (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011/12, 31 066 , nr. 131) is aangegeven hebben zich ten tijde van het live gaan van het huidige toeslagensysteem eind 2011 problemen voorgedaan met de beleidsinformatie ten behoeve van de beleidsdepartementen. Het genoemde bedrag over 2012 geeft hierdoor een vertekend beeld: in dit bedrag zijn ook bedragen opgenomen van kinderen die in Nederland zijn opgevangen. Het juiste bedrag is niet te geven.
Zoals in de antwoorden op vragen van het lid Bashir is aangegeven, is het mogelijk om een kinderopvangtoeslag te ontvangen in het buitenland.2 In het antwoord op vraag 6 wordt ingegaan onder welke voorwaarden ouders in het buitenland recht hebben op kinderopvangtoeslag.
Hoeveel erkende kinderopvanginstellingen en gastouders in het buitenland zijn er in elk van die jaren (2008 tot en met 2012) en hoe wordt gecontroleerd of deze instellingen aan de eisen voldoen en of er echt kinderen opgevangen worden voor de in rekening gebrachte uren?
De kwaliteit van de kinderopvang buiten Nederland is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van het desbetreffende land. Een ouder die aanspraak wil maken op Nederlandse kinderopvangtoeslag voor het gebruik van kinderopvang in een andere lidstaat van de Europese Unie, Europese Economische Ruimte of Zwitserland moet de buitenlandse kinderopvangvoorziening laten inschrijven in het register buitenlandse kinderopvang, dat wordt beheerd door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Daarbij moet de ouder één of meer bewijsstukken aanleveren, waaruit blijkt dat de voorziening in het betreffende land door de overheid is erkend. Dit wordt gecontroleerd en tevens wordt aan de hand van de aangeleverde stukken beoordeeld of de kwaliteit van de voorziening naar aard en strekking overeenkomt met de eisen in Nederland. Op grond hiervan wordt beoordeeld of de kinderopvangvoorziening wordt ingeschreven in het register buitenlandse kinderopvang.
De Belastingdienst/Toeslagen maakt gebruik van het register buitenlandse kinderopvang. De Belastingdienst/Toeslagen voert administratieve controles uit op basis van door ouders verstrekte gegevens. Deze controle is gelijk aan de controle waarbij in Nederland opvang plaatsvindt.
In onderstaande tabel is het aantal geregistreerde kinderopvangvoorzieningen in het register buitenlandse kinderopvang opgenomen.
2008
172
32
204
2009
204
52
256
2010
229
56
285
2011
246
60
306
2012
270
62
332
Daarnaast kunnen ouders gebruik maken van een kinderopvangvoorziening die onder een gelijkgestelde categorie valt. Er zijn gelijkgestelde categorieën van kinderopvang in België en Nordrhein-Westfalen, Duitsland. Gastouderopvang is in heel Duitsland gelijkgesteld. Indien een kinderopvangvoorziening onder een gelijkgestelde categorie valt, wordt deze niet ingeschreven in het register buitenlandse kinderopvang, maar kunnen ouders bij de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag aanvragen. De kinderopvangvoorziening moet wel aan de kwaliteitseisen voldoen en de Belastingdienst/Toeslagen kan om een bewijsstuk vragen. In artikel 16a t/m 16d van de Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt voorgeschreven welke kinderopvangvoorzieningen onder een gelijkgestelde categorie vallen en met welk bewijsstuk dit kan worden aangetoond. Als de kinderopvangvoorziening hier niet aan voldoet is inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang wel noodzakelijk om voor kinderopvangtoeslag in aanmerking te kunnen komen.
Hoeveel mensen hebben op dit moment een fiscaal nummer, maar geen burgerservicenummer (BSN)?
Er zijn op dit moment circa 2,3 mln. personen die een sociaal-fiscaalnummer (sofinummer) hebben en derhalve geen BSN (zie ook vraag3.
Hoeveel toeslagen (kinderopvang, zorg en huur, kindgebonden budget) worden er uitbetaald in de periode 2008 tot en met 2012 aan mensen die een fiscaal nummer hebben maar geen BSN?
2008
327
1,2
42
0,06
26.211
9,0
3.925
3,1
27.940
2009
423
1,6
50
0,08
45.742
16,6
6.015
5,7
47.740
2010
440
1,6
35
0,07
64.797
28,0
7.942
8,3
67.034
2011
409
1,4
26
0,06
80.369
43,9
9.717
11,0
82.280
2012
333
1,2
19
0,03
55.447
26,9
8.795
10,3
33.533
Het totaal is lager dan de aantallen van de afzonderlijke toeslagen bij elkaar opgeteld. Het totaal geeft het aantal aanvragers. Een aanvrager kan meerdere toeslagen hebben.
Hoeveel toeslagen (aantal en totaal bedrag) werden in de periode 2008 tot en met 2012 uitbetaald aan mensen die geen registratie in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) hebben?
Zie het antwoord op vraag 8. Personen die geen registratie hebben in de GBA hebben een sofinummer. Derhalve levert deze vraag dezelfde aantallen op als het antwoord op vraag 8.
Om hoeveel ontvangers (aantal mensen) gaat het? Kunt u dat uitsplitsen naar aantallen per nationaliteit?
In het antwoord op vraag 8 zijn ook de aantallen opgenomen. Uitsplitsen naar nationaliteit is echter niet mogelijk. In het systeem van de Belastingdienst is pas recent de mogelijkheid opgenomen om ook de nationaliteit van de persoon aan wie een sofinummer wordt afgegeven op te nemen. Hierdoor is het niet mogelijk om over de afgelopen jaren een juist en volledig beeld te geven.
Kunnen Nederlanders die in de GBA geregistreerd staan als «VOW» (vertrokken onbekend waarheen) in aanmerking komen voor een sofinummer? Zo ja, hoeveel Nederlanders die VOW-geregistreerd staan hebben zo'n nummer? Hoeveel daarvan krijgen een toeslag in 2012 en 2013?
Personen die gedurende zes maanden meer dan tweederde van hun tijd in Nederland zullen verblijven (langer dan 4 maanden), dienen zich ingevolge de Wet GBA als ingezetene in te schrijven in de GBA. Personen die korter dan 4 maanden in Nederland verblijven, kunnen zich niet in de GBA inschrijven. Zij kunnen echter wel contacten hebben met de Belastingdienst en kunnen daarvoor ingevolge de Algemene wet inzake rijksbelastingen een sofinummer aanvragen bij de Belastingdienst. In verschillende wetten is geregeld dat dit sofinummer voor contacten met andere overheidsorganisaties dan de Belastingdienst, gelijk wordt gesteld aan een BSN.
Het is in beginsel4 niet mogelijk dat aan een persoon die is ingeschreven in de GBA (ongeacht of bij zijn gegevens de aantekening VOW is geplaatst) een sofinummer wordt uitgereikt door de Belastingdienst. Indien een persoon bij de Belastingdienst een verzoek doet voor een sofinummer, wordt geverifieerd of hij al eerder ingeschreven was in de GBA en een BSN heeft gekregen. Indien dat zo is, wordt hij doorverwezen naar de gemeente van inschrijving voor uitreiking van zijn BSN, mocht hij daar zelf niet meer over beschikken. Na invoering van de Wet basisregistratie personen en daarin geregelde registratie van niet-ingezetenen zal er geen sofinummer meer worden uitgegeven. Deze wet is recent aangenomen door de Eerste Kamer.
Op welke wijze vindt er controle plaats op uitbetalingen van mensen met een fiscaal nummer? Bestaat er een adequaat register van deze mensen met hun adresgegevens?
In de brief van 10 mei 2013 heeft het kabinet maatregelen aangekondigd om toeslagaanvragen vooraf beter te kunnen controleren, zoals bijvoorbeeld de maatregel om een toeslagenvoorschot in beginsel niet toe te kennen indien de aanvrager bij de Belastingdienst nog niet bekend is.5 Na het reces zal het kabinet en uw Kamer hierover van gedachten wisselen.
Totdat deze maatregelen zijn goedgekeurd heeft de Belastingdienst/Toeslagen op dit moment drie momenten waarop controles plaatsvinden:
Zoals in de antwoorden op de vragen 8 tot en met 11 is aangegeven heeft de Belastingdienst momenteel een eigen administratie waarin deze mensen zijn opgenomen. Na invoering van de Wet basisregistratie personen worden deze mensen opgenomen in de registratie van niet-ingezetenen die onderdeel uitmaakt van de Basisregistratie personen.
Hoeveel mensen met de Poolse nationaliteit – woonachtig in Nederland, Polen en elders – ontvingen een toeslag in de jaren 2009, 2010, 2011 en 2012?
2009
20.171
2.970
164
601
23.906
2010
27.821
4.607
212
760
33.400
2011
36.355
16.849
345
872
54.421
2012
38.370
17.702
301
620
56.993
Het gaat bijvoorbeeld om overledenen of personen met een status VOW.
Hoeveel van de toeslagen die in Polen zijn uitbetaald voor de jaren 2010 en 2011 zijn definitief vastgesteld en hoeveel toeslagen zijn nog niet definitief vastgesteld?
Met betrekking tot 2010 en 2011 zijn respectievelijk 95% (ongeveer 6.650 van de ongeveer 7.000) en 81% (ongeveer 16.500 van de ongeveer 20.500) van de toeslagen definitief vastgesteld.6
Hoeveel geld moet er bij de tot nu toe definitief vastgestelde bedragen terugbetaald worden uit Polen en hoeveel is terugbetaald?
In totaal is er over 2010 en 2011 respectievelijk € 4 mln en € 10 mln aan toeslagen aan mensen die in Polen wonen toegekend. Hiervan moest over 2010 ongeveer € 1,2 mln worden terugbetaald. Hiervan is ruim € 0,8 mln ontvangen. Ten aanzien van 2011 moest ongeveer € 2,2 mln worden terugbetaald. Hiervan is ongeveer € 1,8 mln ontvangen.
Hoeveel teveel betaalde toeslagen aan Polen beschouwt u inmiddels als afgeschreven en hoeveel daarvan zijn al afgeboekt in de begrotingen jaarrekeningen?
Van het totaal aan openstaande bedragen, bijna € 0,4 mln over 2010 en ongeveer € 0,4 mln over 2011, is ongeveer € 0,4 mln buiten invordering gesteld.
Hoeveel Poolse ontvangers van toeslagen heeft u niet weten te traceren?
Over 2010 en 2011 zijn er 233 Polen die niet voldoen aan hun verplichting de onterecht uitbetaalde toeslag terug te betalen. Van hen is geen adres bekend en zij zijn niet te traceren.
Hoe verloopt het incassotraject in Polen? Wie heeft daarover de regie en welke middelen worden ingezet? Welke rol speelt de Nederlandse ambassade in Warschau daarbij? Krijgt u volledige medewerking van de Poolse autoriteiten?
Incasso in Polen is – behoudens voor de huurtoeslag – mogelijk op basis van Verordening (EG) nr. 883/2004 (Europese basisverordening voor sociale zekerheid). Tot nog toe zijn aan de Poolse autoriteiten geen verzoeken tot bijstand bij de invordering gedaan. In lijn met de ingevolge het Regeerakkoord in gang gezette intensivering van het toezicht en de invordering wordt inmiddels tot incasso in het buitenland overgegaan, waaronder in Polen.
Kunt u een indicatie geven van alle incassokosten die gemaakt zijn bij het terugvorderen van teveel betaalde toeslagen in Polen? Wie betaalt die kosten?
Zie het antwoord op vraag 18. Bij verdragsinvordering komen de invorderingskosten in beginsel voor rekening van de aangezochte staat (i.c. Polen).
Hoeveel mensen, die woonachtig zijn in Marokko ontvingen in 2011, 2012 en 2013 zorgtoeslag? Hadden zij recht op deze zorgtoeslag?
Er zijn 670 personen in Marokko die in 2011, 2012 en/of 2013 toeslagbetrokken waren. Het grootste gedeelte van deze personen had recht op de zorgtoeslag, omdat deze personen over de periode waarin ze recht hadden in Nederland woonden. Een persoon die in Marokko woont heeft wel recht op een zorgtoeslag, maar door het toepassen van de woonlandfactor bedraagt het recht nihil. Geconstateerd is dat in deze perioden ongeveer 60 personen ten onrechte zorgtoeslag kregen. De toeslag wordt door de Belastingdienst/Toeslagen teruggevorderd.
Kunt u de brief van de ambassade van Bulgarije van 25 april 2013, waarnaar u verwees in brief aan de Kamer van 4 mei 2013 doen toekomen aan de Kamer, tezamen met het antwoord dat u gegeven heeft?
De correspondentie met de ambassade van Bulgarije is als bijlage bijgevoegd7.
Kan iemand die niet in Nederland woonachtig is maar zzp’er, uitzendkracht of met een nul-urencontract in aanmerking komen voor een zorgtoeslag, kindgebonden budget of kinderopvangtoeslag? Zo ja, onder welke voorwaarden en hoe worden die gecontroleerd?
Een zzp-er, uitzendkracht of iemand met een nulurencontract die niet woonachtig is in Nederland kan (indien aan de andere voorwaarden is voldaan) in aanmerking komen voor zorgtoeslag, kindgebonden budget of kinderopvangtoeslag. Indien men geen ingezetene in Nederland is zal men hiervoor wel arbeid in Nederland moeten verrichten. Het verrichten van arbeid kan zowel in loondienst als in een zelfstandige onderneming zijn of door freelancewerk. Een niet-ingezetene (met uitzondering van inwoners uit de Europese Unie (EU) behalve Roemenen en Bulgaren en sinds 1 juli 2013 Kroaten) heeft voor een dienstverband in Nederland een tewerkstellingsvergunning nodig. Verder zijn er geen voorwaarden die aan een dienstverband worden gesteld. Voor deze aanvragers gelden dezelfde voorwaarden als voor iedereen.
Ook de wijze waarop deze aanvragen worden gecontroleerd is gelijk aan de controle op andere aanvragen, bijvoorbeeld door middel van het gebruik van de risicoprofielen. Daarnaast kunnen hier de maatregelen zoals die in de brief van 10 mei 2013 zijn opgenomen een rol spelen (zie ook het antwoord op vraag8.
Om voor zorgtoeslag in aanmerking te kunnen komen moet men een verzekering voor ziektekosten hebben. De Zorgverzekeringswet legt een verzekeringsplicht op aan iedereen die verplicht AWBZ-verzekerd is. Het recht op kindgebonden budget is gekoppeld aan het recht op kinderbijslag. Om voor kinderbijslag in aanmerking te kunnen komen dient men verzekerd te zijn voor de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). In zijn algemeenheid zijn ingezetenen verzekerd voor de AWBZ en de AKW. Bij niet ingezetenen van Nederland is dat het geval als zij in Nederland arbeid in loondienst of als zelfstandige verrichten.
Het verrichten van arbeid in loondienst of als zelfstandige in Nederland is voor niet-ingezetenen een van de voorwaarden om als ouder in aanmerking te komen voor kinderopvangtoeslag, mits de andere ouder in een lidstaat van de Europese Unie of Europese Economische Ruimte, of in Zwitserland woont en arbeid verricht en de kinderopvang daar plaatsvindt. Voor de kinderopvangtoeslag geldt een koppeling tussen de hoogte van de toeslag en het aantal uren waarop men daadwerkelijk in Nederland heeft gewerkt. Een andere voorwaarde voor het ontvangen van kinderopvangtoeslag is dat er gebruik wordt gemaakt van geregistreerde kinderopvang of van kinderopvang die onder een gelijkgestelde categorie valt en op grond daarvan niet geregistreerd hoeft te worden.
Klopt het dat iemand maar op één plaats in de Europese Unie ingeschreven kan staan in het GBA/bevolkingsregister?
Deze veronderstelling is niet juist. Het is mogelijk dat iemand in meerdere lidstaten van de Europese Unie ingeschreven kan zijn in een bevolkingsregister. Dit kan het gevolg zijn van de toepassing van de wet- en regelgeving van de verschillende lidstaten. Bij de inschrijving in Nederland wordt hier niet op gecontroleerd. Bepalend voor de inschrijving in de GBA in Nederland is de feitelijke vastgestelde woonsituatie, waarbij het gegeven of een persoon in het buitenland geregistreerd is niet relevant is. Overigens biedt ook de Europese richtlijn 2004/38/EG de ruimte aan lidstaten om te verlangen dat voor verblijfsperioden van meer dan drie maanden de burger van de Unie zich laat inschrijven bij de bevoegde autoriteiten van de plaats waar hij verblijft.
Indien het antwoord op de vorige vraag bevestigend is, op welke wijze wordt bij inschrijving in Nederland gecontroleerd of iemand niet elders ook ingeschreven staat?
Zie het antwoord bij vraag 23.
Is het verplicht om bij inschrijving in het GBA in Nederland te bewijzen dat men uitgeschreven is in een ander land? Zo nee, waarom niet?
Er bestaat geen verplichting bij inschrijving in de GBA in Nederland te bewijzen dat men uitgeschreven is in een ander land. De verplichting tot inschrijving in Nederland strekt ertoe dat mensen die hier feitelijk verblijven worden geregistreerd zoals hiervoor in antwoord op vraag 23 aan de orde kwam. Voor de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie is het niet relevant wat er in het land van herkomst al dan niet is geregistreerd over de persoon die zich in Nederland inschrijft. Nederland gaat niet over de registratie en het registratiebeleid van andere landen in de Europese Unie en bovendien is er sprake van vrij verkeer van personen en werk binnen de Europese Unie.
Is het niet urgent om in het kader van de EU-verblijfsrichtlijn 38/2004 te regelen, dat een persoon die zich inschrijft als inwoner in een lidstaat een (EU) bewijs van uitschrijving uit de lidstaat van herkomst overlegt?
De Europese Commissie is de hoeder van de richtlijn en op dat niveau zou het Europees beleid kunnen worden geëvalueerd. Op nationaal gebied is het wat betreft de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie in Nederland komende vanuit een andere EU lidstaat niet relevant om een bewijs van uitschrijving uit de andere lidstaat te vragen. Bepalend voor de inschrijving in de GBA in Nederland is de feitelijke vastgestelde woonsituatie, waarbij het gegeven of een persoon in het buitenland geregistreerd is niet relevant is.
Daarbij zij nog opgemerkt dat er lidstaten binnen de Europese Unie zijn die zich vanuit de nationale wettelijke grondslag verzetten tegen het principe van uitschrijving uit de bevolkingsadministratie van die lidstaat, dan wel tegen het verstekken van uitschrijfbewijzen van die lidstaten. Zo is gebleken dat registratie in Bulgarije deels een permanent karakter heeft. Overigens kent ook Nederland geen verwijdering uit de GBA. Vertrek naar het buitenland wordt eenmalig geregistreerd als geëmigreerd naar het buitenland, waarna de bijhouding van de persoonslijst stopt, totdat de persoon eventueel zich weer in Nederland vestigt.
Klopt het dat iemand die in Nederland werkt, recht heeft op kinderbijslag, kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag, ook als zijn of haar partner in een ander land werkzaam is en daar recht heeft op kindregelingen?
Ja, deze situatie kan zich voordoen. Zie ook het antwoord hierna.
Klopt het dat Nederland het recht heeft (onder EU-recht) om in het buitenland ontvangen kindregelingen in mindering te brengen op de hier uitbetaalde kindregelingen?
Het is inderdaad mogelijk dat er in meerdere lidstaten gedurende hetzelfde tijdvak recht kan bestaan op gezinsbijslagen zoals kinderbijslag, kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag.
De Europese Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels geeft voor deze samenloopsituaties prioriteitsregels. De lidstaat die als prioritair wordt aangewezen kent de gezinsbijslagen toe overeenkomstig zijn wetgeving. De lidstaat die niet als prioritair is aangewezen schorst het recht op gezinsuitkeringen en betaalt het deel van de gezinsuitkering dat hoger is dan dat van de prioritair aangewezen lidstaat uit in de vorm van een aanvullende bijslag.
Welke instelling – de Belastingdienst/Toeslagen en/of de Sociale Verzekeringsbank (SVB) – is belast met de controle respectievelijk de berekeningen van de anticumulatiebepalingen? Is het niet efficiënt om de uitvoering bij een instelling te concentreren?
De beoordeling of er sprake is van een samenloopsituatie is belegd bij de Sociale Verzekeringsbank. In de situatie dat Nederland als prioritair wordt aangewezen informeert de SVB het buitenlandse zusterorgaan over de hoogte van de gezinsbijslagen. De SVB wordt geïnformeerd door Belastingdienst/Toeslagen over de hoogte van de toeslagbedragen. In de situatie dat Nederland dient aan te vullen, informeert de SVB bij het buitenlandse zusterorgaan naar de hoogte van de buitenlandse gezinsbijslag. Tot dit bedrag worden de Nederlandse gezinsbijslagen geschorst. Alleen de aanvulling wordt betaald. De betaling van deze aanvulling wordt door de Sociale Verzekeringsbank uitgevoerd. Conclusie is dat de uitvoering reeds geconcentreerd is bij een instelling: de Sociale Verzekeringsbank.
Voor hoeveel kinderen worden er in 2012 en 2013 kindregelingen uitbetaald in het buitenland (kinderbijslag, kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag) en om welke bedragen gaat het in het totaal?
Zonder internationale gevalsbehandeling (d.w.z. geen samenloop)
9.300
Internationaal, Nederland gaat voor
32.300
Internationaal, buitenland gaat voor, Nederland vult aan. Voor deze gevallen worden rechten verminderd
7.700
De getallen in het bovenstaande overzicht zijn het aantal kinderen in het buitenland waarvoor er door de SVB en/of de Belastingdienst/Toeslagen gezinsbijslag wordt uitbetaald. Deze cijfers omvatten zowel kinderbijslag, als kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag.
Door de SVB werd in 2012 ongeveer € 46 miljoen aan kinderbijslag uitbetaald voor kinderen in het buitenland. Door de Belastingdienst/Toeslagen werd in 2012 ongeveer € 5,3 miljoen aan kinderopvangtoeslag en € 11,2 miljoen aan kindgebonden budget uitbetaald aan aanvragers in het buitenland.
Daarnaast werd in samenloopgevallen door de SVB € 7,7 miljoen aan aanvullende gezinsbijslag (kinderbijslag, kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag) betaald voor kinderen in het buitenland.
De gegevens voor het 1<sup>e</sup> kwartaal van 2013 zijn pas volgend kwartaal beschikbaar.
In hoeveel van deze gevallen wordt er gecontroleerd of er ook sprake is van recht op kindregelingen in het buitenland en op welke wijze wordt dat gecontroleerd?
Voor alle kinderen die in het buitenland wonen wordt gecontroleerd of er samenloop is. Daarnaast wordt er op basis van de GBA of van buitenlandse zusterorganen ook voor kinderen in Nederland onderzocht of er sprake is van samenloop. Hierbij is de SVB afhankelijk van de kwaliteit van de GBA en de zusterorganen.
De controle op samenloop met buitenlandse gezinsbijslagen vindt op verschillende manieren plaats. Wanneer iemand vanuit het buitenland komt en een aanvraag doet voor de Nederlandse kinderbijslag, wordt allereerst vastgesteld of er sprake is van verzekering in Nederland. Indien dat het geval is wordt er bij het buitenlandse zusterorgaan uitgevraagd of er ook nog recht op gezinsbijslagen vanuit het buitenland is. Daarnaast komt het voor dat de SVB een signaal krijgt van het buitenlandse zusterorgaan dat er een aanvraag gedaan is door iemand die tevens een gezinsbijslag ontvangt vanuit Nederland. De SVB bepaalt of er nog sprake is van verzekering. De SVB beoordeelt in bovenstaande situaties of er sprake is van verzekering, vervolgens of er sprake is van een samenloop situatie en tenslotte welk land prioritair is bij het uitbetalen van de gezinsbijslagen. Indien Nederland de buitenlandse gezinsbijslag dient aan te vullen, controleert de SVB in alle gevallen de hoogte van de buitenlandse gezinsbijslagen door deze uit te vragen bij de zusterorganen.
In hoeveel van deze gevallen worden de Nederlandse bedragen ook daadwerkelijk verminderd met rechten die in het buitenland bestaan?
Voor kinderen in het buitenland waarbij samenloop met het buitenland geldt en waarbij het buitenland voor gaat, vermindert Nederland de gezinsbijslag met de rechten die in het buitenland bestaan (dit waren er eind 2012: 7.700).
Daarnaast zijn er kinderen waarvoor de buitenlandse gezinsbijslag hoger is dan de Nederlandse gezinsbijslag. In die gevallen wordt dus geen gezinsbijslag uitbetaald (dit waren er eind 2012: 2.300).
Er studeert een groot aantal studenten in Nederland die op grond van de Nederlandse respectievelijk Europese wetgeving niet sociaal verzekerd zijn in Nederland; indien deze studenten worden ingeschreven in het GBA, wordt er dan gecontroleerd of deze studenten in het buitenland verzekerd zijn tegen ziektekosten? Wordt er aan het College voor zorgverzekeringen (CVZ) en/of aan het CVZ -zijnde het orgaan van het woonland gemeld, dat deze studenten aanspraak hebben op medische zorg ten laste van een ander land? Komen deze studenten niet terecht in de AOW-verzekerdenadministratie?
Er wordt niet gecontroleerd of studenten die ingeschreven staan in de GBA in het buitenland verzekerd zijn tegen ziektekosten. Hieronder wordt daar nader op ingegaan.
Mensen die in Nederland wonen zijn verzekeringsplichtig voor de Zorgverzekeringswet (Zvw). Uitzonderingen daarop vormen de buitenlandse studenten jonger dan dertig jaar die uitsluitend vanwege studieredenen tijdelijk in Nederland wonen. Zij vallen daardoor automatisch buiten de opsporing van onverzekerde verzekeringsplichtigen. Er wordt daarom niet gecontroleerd of studenten die zich hebben ingeschreven in de GBA in het buitenland verzekerd zijn tegen ziektekosten.
Elke diplomastudent wordt bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) ingeschreven.
De Sociale Verzekeringsbank (SVB) wisselt gegevens uit met DUO van personen tussen de 15 en 30 jaar die zich recentelijk hebben ingeschreven in de GBA en die vanuit het buitenland komen en staan ingeschreven als student. De SVB legt in haar verzekerdenadministratie zowel de inschrijving bij de GBA als het studeren vast.
Indien de betrokken persoon geen arbeid verricht in Nederland zal hij aangemerkt worden als niet-verzekerd voor de Nederlandse volksverzekeringen. Niet voor de AOW-opbouw en ook niet voor de AWBZ.
Ten aanzien van de controle op het verzekerd zijn in het buitenland het volgende: op verzoek van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) of een zorgverzekeraar bepaalt de SVB of iemand verzekerd is voor de AWBZ of niet. Indien een buitenlandse student in Nederland werkt, is hij wel verzekerd voor de Nederlandse volksverzekeringen. Indien hij zich dan niet binnen 4 maanden inschrijft bij een zorgverzekeraar meldt de SVB zo’n verzekerde student aan bij het CVZ in het kader van het opsporen van personen die zich ten onrechte niet hebben ingeschreven bij een zorgverzekeraar.
EU-studenten die tijdelijk in Nederland studeren hoeven zich niet bij het CVZ en het orgaan van de woonplaats (zorgverzekeraar CZ) aan te melden. Alleen wanneer er sprake is van wonen in Nederland is inschrijving verplicht.
Bij tijdelijk verblijf, zoals bij EU-studenten het geval is, kan zorg worden verkregen in Nederland op vertoon van een Europese gezondheidskaart oftewel een European Health Insurance Card (EHIC). Op grond van de Europese Verordening 883/2004 hebben EU-studenten dan recht op verstrekkingen conform het in Nederland geldende basispakket. De zorgkosten komen dan ten laste van het land van herkomst (EU-lidstaat). Het orgaan van de verblijfplaats (zorgverzekeraar Agis) regelt de zorg voor mensen die tijdelijk in Nederland verblijven en op grond van Verordening 883/2004 zorg nodig hebben. De declaratie wordt via het Nederlandse verbindingsorgaan (CVZ) doorbelast aan het buitenland.
Hebben de buitenlandse studenten, die niet sociaal verzekerd zijn in Nederland, recht op huurtoeslag? Zo ja, hoeveel buitenlandse studenten ontvangen Nederlandse huurtoeslag?
Ook buitenlandse studenten kunnen recht hebben op huurtoeslag, mits aan de daarvoor geldende voorwaarden wordt voldaan. Het feit dat ze niet sociaal verzekerd zijn staat daar niet aan in de weg. Een buitenlandse student die niet afkomstig is uit een EU-land, Zwitserland, Liechtenstein, Noorwegen of IJsland moet dan wel over een geldige verblijfsvergunning beschikken.
De Belastingdienst kan het exacte aantal niet vaststellen omdat bij de Belastingdienst niet van iedere buitenlandse toeslaggerechtigde bekend is of de persoon studeert.
Kunt u deze vragen voor 25 juni beantwoorden en in elk geval voor het debat over maatregelen van fraudebestrijding in de toeslagensfeer?
Verzending voor 25 juni is helaas niet gelukt, maar er is zorg gedragen dat uw Kamer ruimschoots voor het debat over de fraudemaatregelen kan beschikken over de gevraagde informatie.
De financiële positie van gemeenten |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Klopt de schatting dat gemeenten € 4,4 miljard kunnen verliezen op hun grondaankopen?1 Zo nee, wat is uw schatting?
Deze schatting is gebaseerd op het onderzoek van Deloitte Real Estate, dat in opdracht van o.a. de minister van I&M is verricht. Het rapport van Deloitte Real Estate is 29 oktober 2012 naar uw Kamer gestuurd.
Bent u het eens met de wens van gemeenten om deze verliezen over meer jaren uit te smeren? Zo ja, onder welke voorwaarden kunnen zij dit doen? Zo nee, hoe moeten gemeenten deze verliezen dan nemen?
In de regelgeving, te weten het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV), is duidelijk vastgelegd dat verliezen niet mogen worden geactiveerd en dus direct moeten worden genomen wanneer de verliezen bekend worden. Hiervoor is gekozen omdat de rekening een getrouw beeld moet geven van de werkelijkheid. Dit betekent dat de verliezen in de jaarrekening moeten worden verantwoord en via een eventueel rekeningtekort moeten worden verwerkt. Vaak betekent dit dat (een deel van) de verliezen ten laste van de algemene reserve worden gebracht. Wanneer de algemene reserve hierdoor negatief wordt, moet een gemeente deze negatieve stand van de algemene reserve binnen de termijn van de meerjarenraming wegwerken. Lukt dit niet, dan wordt een gemeente onder preventief toezicht van de provincie geplaatst. De provincie kan dan de gemeente toestemming geven, dit tekort in een langere periode dan 4 jaar te saneren. Hoe lang die periode is, is moeilijk te standaardiseren. Dit is vooral afhankelijk van de oorzaak en de grootte van het tekort. Over de sanering van een negatieve algemene reserve worden afspraken gemaakt met de toezichthouder, die bestuurlijk worden afgestemd én vastgelegd.
In de handreiking artikel 12 Financiële verhoudingswet wordt een termijn genoemd van maximaal 10 jaar. Deze termijn is vastgelegd met als doel om te voorkomen dat gemeenten te snel een beroep moeten doen op de collectiviteit. Immers een aanvullende uitkering ex artikel 12 wordt verstrekt uit het Gemeentefonds. Mocht een gemeente dan nog niet in staat zijn de negatieve algemene reserve weg te werken en is de OZB minimaal 120% van het landelijk gemiddelde, dan kan een gemeente een beroep doen op artikel 12-steun. Omdat tekorten op de grondexploitatie vrijwel altijd worden veroorzaakt door eigen beleidskeuzes, zal de gemeente in een artikel 12-traject eerst nog langer de tijd krijgen om het tekort weg te werken, waarbij de eigen inspanning van de gemeente niet uit het oog wordt verloren. Ook kan worden verplicht het OZB-tarief te verhogen naar 140% van het landelijk gemiddelde.
Weet u dat bij sommige gemeenten onduidelijkheid bestaat over de uitleg van regels en aanbevelingen van de commissie «Besluit begroting en verantwoording» (BBV)? Wat adviseert u gemeenten die door dit verschil in uitleg in problemen komen bij het opstellen van de financiële verantwoording over 2012, zoals de gemeente Breda?2
Ik weet dat sommige gemeenten niet altijd gelukkig zijn met de uitleg van regels en aanbevelingen van de commissie BBV. Gemeenten zijn echter niet door deze regelgeving in de problemen gekomen, maar door hun eigen keuze voor zogenaamd actief grondbeleid en het aanhouden van beperkte reserves ter afdekking van risico’s op het gebied van grondexploitatie. De notitie Grondexploitatie (bijgesteld) van de Commissie BBV van februari 2012 geeft naar mijn mening duidelijk weer hoe gemeenten de financiële consequenties van grondexploitatie in begroting en jaarrekening moeten verwerken. Het feit dat verliezen op de grondexploitatie direct moeten worden genomen, vloeit voort uit het feit dat de rekening een getrouw beeld moet geven van de werkelijkheid. Hierdoor kan geen misverstand ontstaan over de financiële positie van de gemeente en kunnen de juiste maatregelen worden genomen om tegenvallers op te vangen c.q. de financiële positie te verbeteren. De meeste gemeenten nemen in deze ook hun verantwoordelijkheid en handelen conform de regelgeving. Sommige gemeenten proberen nu op een «oneigenlijke» manier de resultaten van hun grondexploitatie te verbeteren door (al dan niet met terugwerkende kracht) sommige investeringen uit de grondexploitatie te halen en deze over een langere periode af te schrijven. Investeringen, die deel uitmaakten van de grondexploitatie en ook in de grondprijs zijn verrekend, mogen niet zomaar alsnog worden geactiveerd. Voorkomen dient te worden dat er sprake is van dubbele verantwoording (zowel in de grondprijs als in de reguliere exploitatie). Wel kan een gemeente beslissen om bepaalde investeringen met een algemeen nut (zogenaamde bovenwijkse voorzieningen) niet langer aan de grondexploitatie toe te rekenen. Dit kan voor nog te maken kosten en voor reeds gemaakte kosten maar is slechts onder voorwaarden toegestaan. Er is dan sprake van een stelselwijziging. Een raadsbesluit tot een stelselwijziging, altijd gevolgd door een begrotingsbesluit of -wijziging, dient administratief verwerkt te worden in het (begrotings)jaar waarin tot de stelselwijziging is besloten.
Naar aanleiding van vragen heeft de commissie BBV haar eigen notitie van februari 2012 en het eerder gegeven antwoord 2013.6 nog nader toegelicht door het op 26 april 2013 publiceren van de notitie «Toerekening kosten van bestedingen in openbare ruimte aan grondexploitaties». Deze notitie is een nadere verduidelijking van het eerder gegeven antwoord 2013.6 en van bestaande regelgeving. Naar de opvatting van de commissie BBV bevat de notitie van 26 april 2013 derhalve geen nieuwe regelgeving. Dit betekent dat een besluit tot het doorvoeren van een stelselwijziging voor het (alsnog) uit de grondexploitatie halen van kosten en activeren daarvan binnen de exploitatie in alle gevallen dient te voldoen aan de voorwaarden, zoals gesteld in de notitie van de commissie BBV van 26 april 2013. Zo moet voor reeds gemaakte kosten onder andere per complex inzichtelijk worden gemaakt:
De begrippen causaliteit, proportionaliteit en profijt zijn uiteen gezet in de eerder genoemde notitie van februari 2012 en het gegeven antwoord 2013.6.
Wanneer op basis van deze criteria blijkt dat de gemaakte (bovenwijkse)kosten toch aan de grondexploitatie zijn verbonden, dan moeten deze kosten toegerekend worden aan de grondexploitatie. Wanneer er geen sprake is van gewijzigde omstandigheden en inzichten mogen er dus ook geen reeds gemaakte kosten uit de grondexploitatie worden gehaald en worden geactiveerd. In de notitie van de commissie BBV van 26 april 2013 staat ook beschreven onder welke voorwaarden het wel is toegestaan om kosten van bestedingen in de openbare ruimte niet meer aan de grondexploitatie toe te rekenen.
Ik adviseer gemeenten eventuele verliezen en in 2012 besloten stelselwijzigingen conform het BBV, inclusief daarop uitgebrachte notities door de commissie BBV, in hun jaarrekening 2012 te verwerken om zo op een transparante wijze hun financiële positie in beeld te brengen. In de begroting 2014 kunnen gemeenten aangeven wat ze gaan doen om hun financiële positie eventueel weer te verbeteren.
De laatste politieke ontwikkelingen op Sint Maarten |
|
André Bosman (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Bent u op de hoogte van de laatste politieke ontwikkelingen op Sint Maarten?1
Ja
Bent u er mee bekend dat er parlementaire steun is voor een regering bestaande uit ministers van UP, DP en het onafhankelijke statenlid Laville, waarbij laatstgenoemde genoemd wordt als Minister van Toerisme, Economische Zaken, Telecommunicatie en Vervoer?
Hoewel ik niet betrokken ben bij het formatieproces van een nieuwe regeringscoalitie op Sint Maarten, ben ik op de hoogte van dergelijke berichten. Het is echter niet aan mij om uitspraken te doen over de integriteit van mogelijke individuele kandidaat-ministers van Sint Maarten. In zijn algemeenheid ben ik van mening dat een zeer strikte toets op integriteit, naar het voorbeeld van Curaçao, zeer wenselijk is. De rijksministerraad heeft dit ook bij herhaling uitgesproken.
Bent u er ook mee bekend dat statenlid Laville nog recentelijk publiekelijk heeft verklaard dat hem door de lijsttrekker van de UP een bedrag van USD 350.000,00 is geboden om weer terug te keren naar de UP?2 Bent u er ook mee bekend dat daarnaast statenlid Laville nog verdacht is van vermeend wapenbezit en bedreiging?3 Heeft u vertrouwen in de integriteit van deze beoogde Minister?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u op de hoogte van het feit dat de vicevoorzitter van de Staten aangifte heeft gedaan van poging tot omkoping door de leider van de UP?4
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de status van het onderzoek naar het kopen van stemmen door de leider van de UP bij de Statenverkiezingen van 2010? Bent u er mee bekend dat het onderzoek hier naar door de Landsrecherche sindsdien nog niet van de grond is gekomen, althans nog niet is afgerond, zoals onder meer blijkt uit publicaties?5
Rechtshandhaving valt onder de autonome bevoegdheden van de landen. Dit betekent dat het aan het Openbaar Ministerie op Sint Maarten is om onderzoeken te verrichten en te bepalen of en zo ja wie vervolgd zou moeten worden. Ik ben als minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van Nederland niet verantwoordelijk voor eventuele strafrechtelijke onderzoeken van het land Sint Maarten.
Deelt u de opvatting dat het kopen van stemmen een ernstig aantasting van de democratie is? Zo nee, waarom niet? Bent u voorts van mening dat een dergelijk onderzoek binnen een redelijke termijn, met het oog op de huidige omstandigheden, dient te zijn afgerond? Zo nee, waarom niet?
Indien er stemmen worden gekocht is dat inderdaad een ernstige aantasting van elke democratie, waar dan ook. Ik ben niet in de positie om uitspraken te doen over redelijke termijnen van strafrechtelijke onderzoeken op Sint Maarten.
Is het vorenstaande al voldoende reden om te twijfelen aan de integriteit van Theo Heyliger, lijsttrekker van de UP en beoogd Minister van Volkshuisvestiging, Ruimtelijke Ordening, Infrastructuur en Milieu? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vragen 2,3,4
Deelt u de mening dat na alle commotie rondom de net afgetreden Minister van Justitie Duncan er goed gelet moet worden op de screening van de nieuwe ministersploeg en dat dit van belang is voor het internationaal aanzien van Sint Maarten en daarmee van het Koninkrijk? Zo nee, waarom niet?
Ja. De screening van aanstaande ministers is een landsaangelegenheid van Sint Maarten, geregeld in de Landsverordening integriteitbevordering ministers. Nederland is hierbij dan ook niet betrokken. Het mag echter als vanzelfsprekend worden beschouwd dat niet alleen Sint Maarten, maar ook het gehele Koninkrijk baat heeft bij een goede screeningsprocedure voor de kandidaat-ministers van Sint Maarten. De rijksministerraad heeft er bij Sint Maarten dan ook op aangedrongen werk te maken van een zorgvuldige screening bij het aantreden van een nieuwe regering. De gouverneur van Sint Maarten heeft in de formatieopdracht aan minister-president Wescot aandacht gevraagd voor het screeningsproces. Daarmee wordt zichtbaar opvolging gegeven aan de uiting van zorg van de Rijksministerraad.
Heeft u er vertrouwen in dat de screening van de beoogde kabinetsleden zorgvuldig zal worden uitgevoerd? Kunt u aangeven of Nederland hierbij zal assisteren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.