Een nieuwe bètafaculteit van de UvA en VU |
|
Jasper van Dijk |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Wat is uw oordeel over het plan van de UvA en de VU om gezamenlijk een bètafaculteit (Amsterdam Faculty of Science) op te richten die 100 tot 120 miljoen euro gaat kosten?1
Voormalig staatssecretaris OCW, Halbe Zijlstra, heeft beide universiteiten in oktober 2012 al laten weten zich aan te sluiten bij de positieve waardering van de strategische alliantie van UvA en VU door de reviewcommissie, de commissie, die het departement adviseert over de plannen van de instellingen in het kader van de prestatieafspraken. Over de plannen met betrekking tot het bèta-onderwijs en -onderzoek merkte de reviewcommissie op: «De samenvoeging van de twee bètafaculteiten is naar het oordeel van de commissie in het bijzonder een optie die veel perspectief biedt.» Ook ik sluit mij bij dat positieve oordeel aan.
Hoe oordeelt u over het samenvoegen van twee bètafaculteiten in relatie tot de gewenste differentiatie en variatie in het onderwijsaanbod? Kunt u uw antwoord toelichten?
De samenvoeging van beide faculteiten in een «Amsterdam Faculty of Science»(AFS) beoogt de gewenste profilering, zwaartepuntvorming en taakverdeling te bevorderen. De voorgenomen clustering van opleidingen in de thema’s Human Life Science, Science for Sustainability, Fundamentals of Science en Information Science staat differentiatie en variatie niet in de weg; de samenvoeging maakt het juist mogelijk differentiatie en variatie over de volle breedte van de bètawetenschappen in stand te houden.
Op wat voor manier wordt de bestuurlijke samenwerking vormgegeven? Is er sprake van een (bestuurlijke) fusie tussen de VU en de UvA? Kunt u uw antwoord toelichten?
Over de precieze bestuurlijke vormgeving van de samenwerking van UvA en VU in de nieuwe, gezamenlijke faculteit zijn door de instellingen nog geen beslissingen genomen.
Komt dit plan in aanmerking voor de fusietoets? Zo nee, waarom niet?
De beoogde samenwerking is geen bestuurlijke of instellingsfusie in de zin van de wet en komt daarom niet in aanmerking voor een fusietoets. Voor een nadere toelichting op dit punt verwijs ik naar de brief van van 2 september 2011 met kenmerk 314849 van mijn voorganger, aan de Kamer over «Samenwerking tussen HO-instellingen in relatie tot de fusietoets».
Wordt het plan voorgelegd aan docenten en studenten van de betreffende universiteiten? Zo nee, vindt u dat het personeel geen inspraak dient te hebben over een dergelijke ingrijpende beslissing?
Van de UvA en VU heb ik vernomen dat studenten en docenten van meet af aan betrokken zijn en meedenken, zowel inhoudelijk in de faculteiten, als op centraal universitair niveau. Dat gebeurt in gezamenlijkheid tussen UvA en VU. In het kader van het besluitvormingsproces rond de samenwerking, waaronder het samenvoegen van de bèta-faculteiten, zal instemming worden gevraagd aan de medezeggenschapsorganen.
Is het waar dat het aanbod van bacheloropleidingen met een derde wordt verminderd? Wat zijn de gevolgen voor de bestaande masteropleidingen?
Er komen inderdaad minder opleidingen, omdat dubbeling van opleidingen wordt weggewerkt; er zal bijvoorbeeld nog maar één opleiding scheikunde en één opleiding natuurkunde zijn.
Hoe voorkomt u dat middelen voor onderwijs en onderzoek worden gebruikt voor een prestigieus bouwproject waarvan de kosten fors kunnen oplopen?
De instellingsbesturen zijn zelf verantwoordelijk voor de huisvesting van de instellingen. Het doelmatig en rechtmatig omgaan met beschikbare middelen behoort tot de integrale verantwoordelijkheid van de instellingsbesturen; ik treed daar niet in.
Van de UvA en de VU heb ik overigens vernomen, dat er geen substantiële plannen bestaan, om in afwijking van de bestaande huisvestingsplannen van de universiteiten extra nieuwbouw te plegen voor de AFS. Wellicht is de aanduiding «Bouwteam» de aanleiding geweest voor deze vraag. Met het Bouwteam wordt echter gedoeld op het team van de drie betrokken faculteitsdecanen en de vicedecanen, ondersteund door een procesmanager, die in overdrachtelijke zin bouwen aan de AFS.
Problemen met tentamens bij de Hogeschool van Amsterdam (HvA) |
|
Jasper van Dijk |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Wat is uw oordeel over de berichten «HvA weer de fout in met tentamen» en «Tentamen MIC plotseling afgelast»?1
Ik betreur dat ten zeerste. Voor studenten is het onplezierig wanneer een tentamen op het laatste moment wordt uitgesteld vanwege een praktische onhandigheid en zeker wanneer de resultaten van al gemaakte tentamens ongeldig moeten worden verklaard, omdat de tentamenprocedure onzorgvuldig is uitgevoerd.
Hoe kan het gebeuren dat tweedejaars studenten de tentamens van eerstejaars studenten afnemen en beoordelen, terwijl dit wettelijk niet is toegestaan?
In het hoger onderwijs is het niet ongebruikelijk ouderejaars studenten als student-assistent in te schakelen bij organisatorische werkzaamheden rond beoordeling en toetsing van jongerejaars studenten, zoals bijvoorbeeld het surveilleren in tentamenzalen en het nakijken van bepaalde kennistoetsen aan de hand van vooraf vastgestelde antwoordmodellen. Dit dient echter altijd te gebeuren onder verantwoordelijkheid van de examinator. Artikel 7.12c, lid 1 van de Wet op het hoger onderwijs en onderzoek (WHW) bepaalt dat de examencommissie voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan examinatoren aanwijst.
De examencommissie is het orgaan dat uiteindelijk vaststelt of een student voldoet aan de eindkwalificaties voor het verkrijgen van het diploma. Hiervoor is zij afhankelijk van objectieve, deskundige en betrouwbare examinering. Hieruit vloeit voort dat de aangestelde examinatoren vakinhoudelijk deskundig dienen te zijn.
De procedures van de HvA rond toetsing en examinering zijn in 2012 aangescherpt, maar in de praktijk bleek de procedure bij dit tentamen van de opleiding fysiotherapie niet te zijn gevolgd. Op verzoek van de Inspectie van het Onderwijs heeft de HvA aanvullende informatie aangeleverd over de gang van zaken. De examencommissie van de opleiding heeft zelf het probleem gesignaleerd. De interne analyse door de opleiding luidt dat er teveel verschillende mensen betrokken waren bij het proces en dat er teveel is vertrouwd op de waakzaamheid van anderen. Het eigenaarschap van het proces rond examinering op operationeel niveau was niet voldoende helder belegd. De verbetermaatregelen die de opleiding treft, zijn erop gericht dit manco te herstellen.
Het is positief te noemen, dat de examencommissie van de opleiding fysiotherapie van de HvA zelf het probleem heeft gesignaleerd en dit nu probeert te herstellen met verschillende verbetermaatregelen. Het is wel spijtig dat studenten hiervan de dupe zijn geworden.
Welke gevolgen heeft dit voor de circa 350 gedupeerde studenten?
De studenten MIC konden op vrijdag 1 februari jl. opnieuw het tentamen maken. Daarnaast is een extra herkansing aangeboden om de studenten tegemoet te komen. Ook voor de studenten fysiotherapie worden voor de theorie- en praktijktoets nieuwe toetsmomenten ingeroosterd. Voor de theorietoets zijn er 3 toetsmomenten waarvan door de studenten nu nog 2 mogen worden gebruikt. De praktijktoetsen zullen gepland worden in april 2013. Verder worden op verzoek van studenten oefenmomenten georganiseerd.
Wordt deze misstand onderzocht? Hoe wordt voorkomen dat dit opnieuw kan gebeuren?
Zoals ik bij vraag 2 heb aangegeven, heeft de HvA op verzoek van de Inspectie over de gang van zaken aanvullende informatie aangeleverd. De HvA heeft direct intern onderzoek gedaan naar deze beide incidenten. Voor MIC ligt er een voorstel met verbetermaatregelen naar aanleiding van de analyse van wat er is misgegaan. De HvA stelt dat de komende tijd hard wordt gewerkt aan verbetering van de communicatie en samenwerking binnen MIC. Er zullen verschillende procedures schriftelijk worden vastgelegd. Verder wordt er een verbeterd draaiboek tentamenorganisatie ontwikkeld waarin is opgenomen hoe te handelen bij onverwachte gebeurtenissen. Ook naar aanleiding van het incident bij fysiotherapie wordt het proces rond examinering opnieuw ingericht met minder processtappen, een duidelijker eigenaarschap en minder betrokkenen. De Inspectie zal een bestuurlijk gesprek met de HvA voeren om ook vast te stellen of de hogeschool voldoende «in control» is bij het oplossen van deze problemen.
In hoeverre worden genoemde problemen ondervangen door het wetsvoorstel versterking kwaliteitswaarborgen in het hoger onderwijs?2
Genoemde problemen zijn nooit helemaal te voorkomen, ook niet met meer wetgeving op dit vlak. Het is ook een kwestie van een professionele cultuur waarin de verantwoordelijkheden helder worden belegd en ook zo door betrokkenen worden ervaren.
Deze specifieke problemen worden niet geadresseerd met dit wetsvoorstel. Wel richt het wetsvoorstel zich op het verder versterken van de examencommissie wat reeds met de wet versterking besturing in gang is gezet. Immers de examencommissie is een essentieel sluitstuk voor kwaliteit van examinering.
In die zin kan worden vastgesteld dat de examencommissie bij fysiotherapie haar rol goed heeft opgepakt en direct heeft gehandeld na het voorval van het tentamen. Tegelijkertijd moet ik vaststellen dat het proces van examinering op de werkvloer niet goed is belegd en georganiseerd. Daartoe heeft de HvA maatregelen in gang gezet. Het is nu van belang dat het eigenaarschap rondom examinering goed wordt belegd en ook zo wordt ervaren en opgepakt door de betrokkenen.
Hoe verklaart u de reeks van problemen rond de examinering bij de HvA? Hangt dit samen met de chaotische organisatie, waaronder het ruimtegebrek, onduidelijke roosters en de gebrekkige administratie?3
Ik heb geen signalen dat deze twee voorvallen rond examinering samenhangen met de problemen die in het artikel worden gesignaleerd. Wat ik van belang vind is dat de HvA de problemen rond examinering nu probeert te herstellen met verschillende verbetermaatregelen en over de organisatorische problemen het gesprek voert met de studenten en docenten.
Het delen van inlichtingen ten behoeve van drone aanvallen |
|
Harry van Bommel , Jasper van Dijk |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Drone strike prompts suit, raising fears for U.S. allies», dat gaat over een Amerikaanse drone aanval in Pakistan die tot een proces in Groot-Brittannië tegen Britse ambtenaren heeft geleid omdat zij mogelijk inlichtingen over het in de aanval gedode individu aan de Amerikanen hadden verstrekt?1
Ja.
Kunt u bevestigen, zoals het artikel stelt, dat ook door Nederland in de regio verzamelde inlichtingen met de Verenigde Staten worden gedeeld? Indien neen, wat zijn hier dan de feiten? Indien ja, kunt u aangeven wie precies deze informatie verzamelt, met welke Amerikaanse militaire en civiele overheidsorganen dit direct dan wel indirect wordt gedeeld en in welke omvang dit gebeurt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Over de samenwerking met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten kunnen in het openbaar geen mededelingen worden gedaan. Op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002) kan de MIVD samenwerken met partnerdiensten.
Kunnen de door Nederland verzamelde en met de Verenigde Staten gedeelde inlichtingen ook gebruikt worden voor targeted killings, zoals door middel van drone aanvallen? Indien ja, is er een geografische beperking van het gebruik van door Nederland verzamelde en met de Verenigde Staten gedeelde inlichtingen? Is het uitgesloten dat dergelijke inlichtingen gebruikt kunnen worden voor targeted killings buiten Afghanistan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Is het reeds voorgekomen dat door Nederland verzamelde inlichtingen door de Verenigde Staten gebruikt zijn voor targeted killings in Afghanistan dan wel daarbuiten? Indien neen, welke garanties heeft u dat dit niet is gebeurd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe groot acht u de mogelijkheid dat, net als nu in Groot-Brittannië gebeurt, Nederlandse ambtenaren gerechtelijk zullen worden vervolgd vanwege betrokkenheid bij het Amerikaanse beleid van targeted killings? Kunt u uw antwoord toelichten?
De rechtszaak in het Verenigd Koninkrijk betreft geen strafrechtelijke vervolging. Voor het overige zij verwezen naar het antwoord op de vragen 2 t/m 4.
Leeft, net als binnen de Britse inlichtingendiensten, ook bij Nederlandse ambtenaren de angst dat zij door samenwerking met het Amerikaanse beleid van targeted killings mogelijk vervolgd kunnen worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat de cookiemuur van de Publieke Omroep niet rechtsgeldig is |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Jasper van Dijk |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «CBP tikt publieke omroep op vingers om cookiemuur» waarin Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) de publieke omroep op de vingers tikt vanwege de cookiemuur die op alle publieke sites te vinden is?1
OPTA is belast met het toezicht op naleving van de cookiebepaling. Het is dus aan OPTA om een oordeel te vellen over de rechtmatigheid van de handelwijze van de NPO in het licht van de cookiebepaling. OPTA ziet daarbij toe op de eisen die volgen uit artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet dat een ieder die cookies wenst te plaatsen hierover de gebruiker moet informeren en daartoe toestemming moet hebben verkregen.
In het geval er tevens sprake is van de verwerking van persoonsgegevens is daarnaast het CBP als toezichthouder bevoegd, omdat dan ook de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing is. Hierbij speelt het in artikel 11.7a, eerste lid, van de Telecommunicatiewet opgenomen rechtsvermoeden een rol. Het CBP mag aannemen dat er bij de door de Ster geplaatste tracking cookies sprake is van de verwerking van persoonsgegevens, tenzij de NPO, respectievelijk de Ster aantoont dat er in dit geval geen sprake is van de verwerking van persoonsgegevens. Het rechtsvermoeden in de cookiebepaling brengt niet met zich mee dat er bij tracking cookies per definitie sprake behoeft te zijn van verwerking van persoonsgegevens. Het rechtsvermoeden blijft weerlegbaar, het legt alleen de bewijslast bij de cookieplaatser. Alleen als de NPO niet kan aantonen dat de verzamelde gegevens niet herleidbaar zijn tot een identificeerbaar natuurlijk persoon is sprake van verwerking van persoonsgegevens die aan de eisen van de Wet bescherming persoonsgegevens moet voldoen.
Hoe kijkt u naar de reactie van de NPO2 die schetst dat in eerste instantie het probleem in de cookiewet zit en dat daarnaast de verschillende instanties (CBP en Opta) diverse standpunten innemen op dit onderwerp?
Het is duidelijk dat er in de praktijk enige knelpunten zijn met de cookiebepaling. Daarom heb ik de Kamer ook toegezegd te bekijken welke mogelijkheden er zijn om tot een structurele oplossing van deze knelpunten te komen. Ik heb daarbij aangegeven binnen een maand meer duidelijkheid te verschaffen. De discussie over de manier waarop de NPO de wettelijke verplichting om toestemming te vragen heeft geïmplementeerd, ziet echter vooral op de keuze van de NPO om bezoekers geen toegang te verlenen tot de site indien zij geen toestemming geven voor het gebruik van (tracking) cookies. De cookiebepaling dwingt geenszins tot een dergelijke keuze.
OPTA en CBP hebben laten weten intensief onderling overleg te hebben gevoerd ten aanzien van dit onderwerp. Ook hebben zij aangegeven ten aanzien van dit onderwerp intensief te hebben samengewerkt en dat te zullen blijven doen. Van diverse (uiteenlopende) standpunten ten aanzien van dit onderwerp is, aldus OPTA en CBP, geen sprake.
Welke stappen gaat u ondernemen nu het CBP stelt dat er opties zijn om de sites van de NPO wel beschikbaar te maken voor bezoekers zonder cookies in te stellen en gezien de monopoliepositie van de NPO dit door het CBP ook wenselijk wordt geacht?
Het is belangrijk dat de websites van de NPO voor een breed publiek toegankelijk zijn. Daarnaast is het belangrijk dat de NPO voldoende inkomsten kan genereren om een interessant (digitaal) aanbod te kunnen doen zeker in tijden van bezuinigingen. Er zal daarom de komende maand met de NPO worden overlegd of een andere aanpak mogelijk is. Dit doet niet af aan het feit dat het aan de beide toezichthouders is, OPTA en CBP, om te beoordelen in hoeverre de Telecommunicatiewet, respectievelijk de Wet bescherming persoonsgegevens door de NPO wordt overtreden.
Deelt u de mening dat voor de basisfunctionaliteiten van de NPO-sites alsook het vastleggen van generieke gebruiks- en gebruikersgegevens geen tracking cookies nodig zijn en dat voor mensen die hun privacy niet aangetast willen zien de site gewoon bruikbaar moet zijn?
Ja, voor de basisfunctionaliteiten en het vastleggen van gegevens over het gebruik zijn geen tracking cookies nodig. Verder is het ook nadrukkelijk niet de bedoeling van de NPO om mensen in hun privacy aan te tasten. De NPO stelt dan ook dat de door de NPO en Ster gebruikte tracking cookies niet herleidbaar zijn tot individueel identificeerbare personen, en dat het gestelde rechtsvermoeden aldus kan worden weerlegd. De NPO heeft getracht bij de toepassing en het gebruik van cookies een goede balans te vinden tussen toegankelijkheid van publieke audiovisueel materiaal, privacy van gebruikers, de mediawettelijke verplichtingen en de commerciële exploitatie van de Ster op het internet. Gelet op de daaropvolgende maatschappelijke discussie en de verschillende methoden die in het mediaveld worden gebruikt, heeft de NPO na overleg aangegeven de mogelijkheden voor een gedifferentieerde toestemming uitgebreid te zullen onderzoeken.
Bent u bereid deze vragen voor het algemeen overleg Digitale Agenda op 13 februari 2013 te beantwoorden?
Ja.
De toename van het aantal opleidingen met selectie aan de poort |
|
Jasper van Dijk |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «verdubbeling selectie bij studies», waaruit blijkt dat het aantal hogere opleidingen met selectie is toegenomen van 43 naar 74?1
Het artikel geeft correct weer dat het aantal opleidingen dat wil gaan selecteren is toegenomen. De opleidingen hebben hun opleidingscapaciteit voor het komend collegejaar beperkt en willen de plaatsen met decentrale selectie verdelen.
Het artikel suggereert dat opleidingen zelf zullen bepalen welke studenten zij toelaten, nadat ze een maximum aantal studenten hebben vastgesteld. Het is echter nog maar de vraag of deze situatie zich echt zal voordoen. Het is namelijk nog lang niet zeker dat de betrokken opleidingen straks echt meer aanmeldingen krijgen dan het beschikbare aantal plaatsen. Als dat niet gebeurt, hoeft en mag er niet geselecteerd worden en worden alle studenten automatisch geplaatst.
De kans dat er niet geselecteerd wordt is groot, want eigenlijk hebben alleen de bekende numerusfixusopleidingen (m.n. geneeskunde, diergeneeskunde, tandheelkunde, mondzorgkunde, fysiotherapie) altijd veel meer aanmeldingen dan beschikbare plaatsen. Dit blijkt uit het Jaarverslag numerus fixi van DUO. De meeste andere studies hebben genoeg plaatsen en daarbij mag dus uiteindelijk niet geselecteerd worden.
Dat er meer selectie plaatsvindt bij opleidingen met een tekort aan plaatsen is juist de bedoeling. Het is ook in lijn met mijn wetsvoorstel «Kwaliteit in Verscheidenheid» (Kamerstukken II, 2012–2013, 33 519), dat de Tweede Kamer onlangs heeft ontvangen. Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat bij opleidingen met een capaciteitstekort plaatsen alleen nog maar via selectie worden toegewezen. Loting als toewijzingsmiddel verdwijnt.
Hoe oordeelt u over de «sluiproute naar selectie aan de poort» door middel van het instellen van een studentenstop bij gewone opleidingen zonder capaciteitsproblemen? Deelt u de mening dat dit een onwenselijke ontwikkeling is?
Ik vind het goed dat instellingen de capaciteit kunnen beperken als de kwaliteit van het onderwijs bij een ruimere capaciteit onder druk komt te staan. Het is wettelijk ook mogelijk.
De capaciteitsbeperking mag natuurlijk geen sluiproute worden om alleen de beste studenten te selecteren.
Ik merk dat sommige opleidingen de capaciteitsbeperking hanteren om onderlinge afspraken over capaciteitsregulering na te komen of omdat ze bang zijn dat ze anders overspoeld worden door studenten die elders niet terechtkunnen.
Het moet nog maar blijken of selectie in de praktijk nodig is, of er dus meer aanmeldingen zijn dan plaatsen (zie antwoord op vraag 1.)
Ook merk ik dat sommige opleidingen willen selecteren vanwege een bijzonder onderwijsconcept, zoals een international classroom. In het regeerakkoord staat dat deze vorm van selectie toegestaan blijft, zoals bijvoorbeeld voor opleidingen in de kunsten. Er moet wel een objectieve aanleiding voor de selectie zijn. Ik kom met criteria om die aanleiding te kunnen beoordelen, zoals ik heb aangekondigd in het wetsvoorstel «Kwaliteit in Verscheidenheid.
Verder zal ik scherp in de gaten houden of capaciteitsbeperking toch gebruikt wordt om oneigenlijk te selecteren. In dat geval zal ik de VSNU, de HBO-raad en zo nodig individuele instellingen daarop aanspreken.
Deelt u de mening dat deze ontwikkeling in strijd is met het regeerakkoord, waarin staat dat "selectie aan de poort alleen wordt toegestaan voor studies waar het aantal aanmeldingen het aantal opleidingsplaatsen overstijgt»?2
Nee, die mening deel ik niet. De verdubbeling van selectie bij studies met een capaciteitsbeperking is niet in strijd met het regeerakkoord. De selectie mag alleen plaatsvinden als er meer aanmeldingen zijn dan opleidingsplaatsen. Als hieraan niet is voldaan, dient de opleiding alle studenten te plaatsen en wordt er dus niet geselecteerd.
Verder verwacht ik dat bij veel opleidingen met een numerus fixus uiteindelijk niet geselecteerd hoeft te worden (zie antwoord op vraag 1)
Heeft u gezegd: «De numerus fixus is niet bedoeld als sluiproute om selectie aan de poort te kunnen toepassen»? Zo ja, wat gaat u ondernemen tegen opleidingen die dit wel doen?3
Ja, dat heb ik inderdaad gezegd. De huidige situatie zou ik geen «sluiproute» noemen en ik zie dan ook geen aanleiding om maatregelen te nemen. Als capaciteitsbeperking toch als sluiproute wordt gebruikt om de beste studenten te selecteren, dan zal ik daartegen optreden.
Zie ook het antwoord op vraag 2.
Is het waar dat zes universiteiten bij de opleiding rechten onderlinge afspraken hebben gemaakt om het aantal studieplaatsen te beperken, zodat zij zelf hun studenten kunnen selecteren? Is hier sprake van kartelvorming? Wat gaat u doen om dergelijke afspraken te voorkomen?
Ik heb van de VSNU begrepen dat de juridische opleidingen onderling afgesproken hebben een capaciteit vast te stellen. Er zijn geen afspraken gemaakt over aantallen toe te laten studenten en ook niet over de keuze voor toepassing van selectie in plaats van loting.
Ik zie de afspraken niet als kartelvorming, omdat de instellingen juist zijn uitgenodigd tot onderlinge samenwerking (zie de Strategische Agenda «Kwaliteit in Verscheidenheid»). Die samenwerking moet de kwaliteit bij grootschalige opleidingen verbeteren. Afspraken over capaciteitsregulering vallen ook onder die samenwerking. Ik zie dan ook geen aanleiding om tegen dit soort afspraken op te treden.
Het is bovendien begrijpelijk dat de juridische opleidingen gezamenlijk besluiten de capaciteit te beperken. Als maar een deel van de juridische opleidingen een numerus fixus instelt, kan het zgn. waterbedeffect optreden. Studenten trekken dan massaal naar opleidingen zonder beperking. Bovendien hebben de juridische opleidingen hun capaciteit zo hoog vastgesteld dat ik verwacht dat meestal alle studenten kunnen worden geplaatst.
Ik ga in gesprek met de VSNU over de afwegingen bij de landelijke capaciteitsfixus voor de juridische opleidingen en de consequenties voor studenten.
Overigens onderken ik het belang van capaciteitsregulering bij grootschalige opleidingen. De kwaliteit bij die opleidingen staat onder druk en de verwevenheid van onderwijs en onderzoek moet versterkt worden. De commissie-Veerman (Kamerstukken II 2010–11, 31 288, nr. 150) wees daar ook met nadruk op. Uit de accreditatiebesluiten van de NVAO blijkt bijvoorbeeld dat bij de juridische opleidingen te weinig studenten afstudeerden en dat er te weinig onderwijzend personeel was.(Kamerstukken II 2011–2012, 31 288, nr. 286).
Gaan decentrale selectie en collegegelddifferentiatie met de invoering van het wetsvoorstel «Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs» verder toenemen?4
Ja, er komt meer decentrale selectie. Met het wetsvoorstel «Kwaliteit in Verscheidenheid» wordt de centrale loting op termijn afgeschaft. Bij bacheloropleidingen met een beperkt aantal opleidingsplaatsen moet daarom worden geselecteerd. Decentrale selectie zal dus verder toenemen, maar alleen bij opleidingen met meer aanmeldingen dan opleidingsplaatsen. Zie ook mijn antwoord op vraag 1.
Het wetsvoorstel maakt ook collegegelddifferentiatie mogelijk voor bepaalde excellente opleidingen. Collegegelddifferentiatie mag alleen als de NVAO de opleiding excellent vindt en de minister het toestaat. Ik zal dat op korte termijn niet doen, omdat de collegegelddifferentiatie geen afbreuk mag doen aan toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Ik wil de borging van de toegankelijkheid bezien in het licht van het sociaal leenstelsel.
In hoeverre staat u nog voor toegankelijk hoger onderwijs indien men in bezit is van het juiste diploma voortgezet onderwijs? Hoe voorkomt u aantasting van het civiel effect van het diploma voortgezet onderwijs?
Het diploma voortgezet onderwijs blijft toegang bieden tot het hoger onderwijs. Er is geen sprake van selectie over de gehele linie van het onderwijs.
Er zijn wel meer opleidingen die een capaciteit hebben vastgesteld. Het moet echter nog maar blijken of die meer aanmeldingen krijgen dan ze kunnen plaatsen. Veel juridische opleidingen hebben een capaciteit opgegeven die nagenoeg gelijk of hoger is dan het aantal eerstejaars van voorgaande jaren.
Ik onderken het belang van capaciteitsregulering als dit nodig is voor kwaliteitsverbetering. Het is van belang dat de student op de juiste plaats komt en met een diploma het hoger onderwijs verlaat.
Deelt u de mening dat selectie aan de poort omstreden is, omdat moeilijk vooraf kan worden vastgesteld of een student (on)geschikt is voor een opleiding? Op welke onderzoeken baseert u uw mening?
Ik vind niet dat selectie omstreden is voor opleidingen waarvoor bijzondere toelatingseisen nodig zijn, zoals kunstopleidingen en opleidingen met kleinschalig en intensief onderwijs (Wet ruim baan voor talent).
Mijn mening baseer ik op de experimenten met selectie, die zijn begeleid door de Commissie Ruim baan voor talent (eindrapport Wegen voor talent, Kamerstukken II, 2007–2008, 29 388, nr. 15). Deze experimenten vormden de aanleiding voor de Wet Ruim baan voor talent.
Hoe verklaart u de wildgroei aan opleidingen met selectie aan de poort? In hoeverre speelt mee dat instellingen door de prestatieafspraken op rendement en studiesucces worden afgerekend? Hoe voorkomt u dat talentvolle jongeren kansen worden ontnomen door selectie aan de poort?
Wat mij betreft is er geen sprake van wildgroei. De toename van selectie in het wetenschappelijk onderwijs ontstaat grotendeels door juridische opleidingen die hun capaciteit voor het eerst beperken. Ze doen dat om kwaliteit te kunnen realiseren.
De universiteiten hebben al een aantal jaren geleden aangekondigd de instroom te reguleren bij grootschalige opleidingen binnen de alfa- en gammasector. Zie ook mijn antwoord op vraag 5.
In het hoger beroepsonderwijs komt de groei van het aantal opleidingen met selectie aan de poort voort uit de voorkeur voor selectie boven loting bij opleidingen met een capaciteitsbeperking. Dat maakt betere matching van student en studie mogelijk. De hogescholen maken daarbij gebruik van de mogelijkheden van de Wet Ruim baan voor talent, om voor meer studenten decentrale toelating toe te passen in plaats van loting. Zie ook mijn antwoord op vraag 1.
Ik verwacht niet dat instellingen, uitsluitend om hun prestatieafspraken te realiseren, gaan selecteren. De prestatieafspraken zijn namelijk vooraf door de reviewcommissie getoetst op realiteitsgehalte. De instellingen hebben dus geen onredelijke doelen gekozen, die het noodzakelijk maken de beste studenten eruit te pikken. Verder is selectie kostbaar, doordat instellingen de bekostiging van afgewezen studenten mislopen. Instellingen gaan dus niet lichtvaardig over tot selectie en talentvolle jongeren kunnen gewoon instromen in het hoger onderwijs. Zie mijn antwoord op vraag 1.
De Duitse weigering om wapens te vervoeren in verband met de Franse interventie in Mali |
|
Jasper van Dijk |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Duitsland vervoert geen Franse wapens naar Mali»?1
Het klopt dat Duitsland geen wapens of munitie vervoert ter ondersteuning van de Franse operatie in Mali.
Is het waar dat Duitsland geen wapens of munitie wil vervoeren ter ondersteuning van de Franse interventie in Mali?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat Duitsland iemand aanstelt om te controleren of er geen Franse wapens aan boord van Duitse transportvliegtuigen worden geladen?
Ieder land dat deelneemt aan het European Air Transport Command (EATC) heeft een Senior National Representative (SNR) aangewezen. De SNR is verantwoordelijk voor het bij het EATC geplaatste personeel van het betreffende land en voor de naleving van afspraken over de planning en inzet van de nationale vliegtuigen.
Wat is de argumentatie van de Duitse regering om geen wapens te willen vervoeren?
De Duitse regering hanteert net als de Nederlandse regering eigen overwegingen voor besluitvorming over de inzet van militairen en militair materieel in relatie tot Mali. Nederland stelt in dit kader geen beperkingen aan de lading die door Nederlandse vliegtuigen via het EATC mag worden vervoerd.
Deelt u het standpunt van de Duitse regering? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is de lading van de KDC-10 die door Nederland wordt geleverd in verband met de Franse interventie in Mali?
Anders dan aanvankelijk voorzien heeft het EATC de (K)DC-10 nog niet hoeven inzetten om aan de Franse logistieke behoefte in Mali tegemoet te komen.
Is het waar dat u de Kamer informeert indien Frankrijk een nieuw of gewijzigd verzoek doet voor een Nederlandse transportvlucht in verband met de interventie in Mali? Zo nee, wanneer informeert u de Kamer wel?2
Het kabinet heeft ingestemd met de inzet van Nederlandse vliegtuigen voor transportvluchten naar buurlanden van Mali door het EATC. Om veiligheidsrisico’s te voorkomen worden op dit moment Nederlandse vliegtuigen niet ingezet voor vluchten naar Mali (brief van 16 januari jl., kenmerk DVB/CV 0021–2013). Momenteel worden de veiligheidsrisico’s nader onderzocht en wordt bezien of de Nederlandse vliegtuigen ook kunnen worden ingezet voor vluchten naar Bamako, Mali. Bij positief besluit wordt de Kamer nader geïnformeerd.
Steekpenningen bij een fregattendeal met Chili |
|
Jasper van Dijk |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Steekpenningen betaald bij fregattendeal met Chili»?1
In 2004 heeft de Staat met Chili een overeenkomst gesloten over de verkoop van de vier fregatten van de Koninklijke marine. Het betreft twee luchtverdegingsfregatten (L-fregatten) en twee multipurpose-fregatten (M-fregatten). Hierover is de Kamer op 17 maart 2004 commercieel vertrouwelijk geïnformeerd (kenmerk M2004000542).
Nederland verkoopt overtollig defensiematerieel in beginsel rechtstreeks aan andere overheden, zonder de inschakeling van tussenpersonen. Het betreft de verkoop van materieel van government to government.Bij de verkoop van de vier fregatten aan Chili heeft Defensie geen tussenpersoon ingeschakeld.
Nadat de fregatten aan Chili waren verkocht heeft Defensie op verzoek van het land een aanvullend contract gesloten met Koninklijke Schelde. Dit contract had betrekking op de modificatie van de twee M-fregatten. Bij het sluiten van dit contract is door Defensie ook geen tussenpersoon ingeschakeld.
De berichten in de Volkskrant van zaterdag 19 januari 2013 betreffen een interne Chileense aangelegenheid. Het zou gaan om de betaling van steekpenningen door een Chileense tussenpersoon aan Chileense overheidsfunctionarissen. Defensie is hier op geen enkele wijze bij betrokken.
Wat is uw oordeel over het bericht dat marinewerf De Schelde 1,2 miljoen dollar commissie betaalde aan zijn vertegenwoordiger in Chili, die vervolgens circa acht ton smeergeld betaalde aan Chileense officieren, wat resulteerde in een order voor De Schelde om vier verkochte fregatten aan te passen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening van de Chileense officier van justitie dat De Schelde «heeft geprofiteerd» van het werk van Schelde-vertegenwoordiger Ibieta?
Dat De Schelde profijt zou hebben gehad van de inschakeling van Schelde-vertegenwoordiger Ibieta en zo ja, in welke mate, is mij niet bekend.
Bent u op de hoogte van de rechtszaken die hierover in Chili worden gevoerd? Is hierover contact geweest tussen de Nederlandse justitiële autoriteiten en de Chileense? Zo ja, is daarbij informatie uitgewisseld? Wilt u de Kamer op de hoogte stellen van deze informatie?
Door de Rijksrecherche is uitvoering gegeven aan een rechtshulpverzoek van Chili ten behoeve van een Chileens strafrechtelijk onderzoek naar onder meer corruptie en witwassen. In het kader van de uitvoering van dit rechtshulpverzoek zijn op verzoek van de Chileense autoriteiten twee personen in Nederland als getuige gehoord, in aanwezigheid van Chileense opsporingsambtenaren. De resultaten van de uitvoering van dit rechtshulpverzoek zijn verzonden naar de verzoekende Chileense autoriteit. Het is niet mogelijk om deze informatie aan de Tweede Kamer te verstrekken aangezien het een individuele zaak betreft.
Is het waar dat de aanschaf van de vier Nederlandse fregatten in 2004 werd beklonken in aanwezigheid van Schelde-vertegenwoordiger Ibieta en de toenmalige directeur materieel van de Koninklijke Marine?
Zie antwoord vraag 1.
Is uw ministerie op enige wijze betrokken bij de steekpenningen die zijn betaald in verband met verkoop en/of aanpassing van de vier fregatten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat uw relatie met De Schelde door deze zaak wordt beschadigd? Wat voor gevolgen heeft dit voor de toekomstige samenwerking met De Schelde?
Nee, de relatie tussen Damen Schelde Naval Shipbuilding, de rechtsopvolger van De Schelde, en Defensie is sinds de berichtgeving in de Volkskrant niet gewijzigd.
Bent u bereid om (strafrechtelijk) onderzoek te laten doen naar de mogelijke betrokkenheid van De Schelde bij deze zaak? Zo nee, waarom niet?
Het Landelijk Parket kan in deze fase geen uitspraak doen of er een zelfstandig strafrechtelijk onderzoek gaande is of zal worden ingesteld naar de mogelijke betrokkenheid van De Schelde.
De waarde van een diploma naar aanleiding van een LOOT-programma |
|
Renske Leijten , Jasper van Dijk |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Erkent u dat leerlingen die een aangepast programma volgen op het middelbaar onderwijs in het kader van de Landelijke Organisatie Onderwijs en Topsport (LOOT) een volwaardig einddiploma verwerven, ondanks mogelijke vrijstellingen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, erkent u dan tevens dat ieder diploma een entreebewijs is voor een vervolgopleiding in het mbo, hbo of wo?
Ja, dat klopt. Leerlingen die een aangepast programma volgen op het middelbaar onderwijs in het kader van mijn Beleidsregel verstrekking Loot-licentie voortgezet onderwijs1, kunnen een volwaardig einddiploma verwerven. Daarmee voldoen ze aan de vooropleidingseisen op dezelfde wijze als ware het een diploma uit een regulier programma en hebben zij toegang tot het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs.
Wat is uw reactie op de situatie van topturnster L.W. die de toegang tot de opleiding Hoger Toeristisch en Recreatief Onderwijs (HTRO) op de Saxion Hogeschool is geweigerd, omdat de hogeschool een ontheffing in het kader van het LOOT-programma voor een vak gelijk gesteld heeft aan een deficiëntie en op grond daarvan is uitgesloten voor de betreffende studie?1
Voor de opleiding Hoger Toeristisch en Recreatief Onderwijs (HTRO) geldt voor gegadigden met het profiel Cultuur en Maatschappij (C&M) als nadere vooropleidingseis het vak Economie of het vak Management en Organisatie. Dat geldt voor alle studenten met een C&M-profiel, dus ook voor studenten die een Loot-programma hebben gevolgd.
Erkent u dat een ontheffing in het kader van het LOOT-programma mogelijk is, zonder dat dit de waarde van het diploma beïnvloedt? Zo neen, betekent dit dat diploma’s van leerlingen die een (gelegitimeerde) ontheffing – dan wel vrijstelling – voor een vak hebben gehad een andere waarde hebben dan diploma’s van leerlingen die geen ontheffing hebben gehad? Wat betekent dat dan voor de rechtsgeldigheid en uniformiteit van de diplomering door scholen met een LOOT-licentie?
Ontheffing van bepaalde vakken is mogelijk in het kader van de beleidsregel Loot-licenties, maar dit betreft niet alle vakken. Loot-leerlingen3 die ingeschreven zijn op een school met een Loot-licentie kunnen alleen ontheffing krijgen voor de vakken ANW, CKV en LO uit het gemeenschappelijke deel en voor het profielkeuzevak óf het keuze-examenvak. In het havo-profiel C&M is Economie een profielkeuzevak, dus er kan in beginsel op grond van de Beleidsregel verstrekking Loot-licentie VO ontheffing voor verleend worden.
Ontheffingen kunnen per leerling verschillen. Dit gaat in overleg met de school en de leerling. De waarde van het diploma wordt door deze ontheffingen niet beïnvloed, zodat de tweede en derde deelvraag niet van toepassing zijn.
Erkent u tevens dat een ontheffing van het doen van eindexamen in een vak geenszins (of juist niet) betekent dat dit vak niet beheerst wordt door de gediplomeerde in kwestie? Wilt u uw antwoord toelichten?
Daarover is ten principale niet op voorhand en niet categorisch een uitspraak te doen. Of een leerling het betreffende vak al dan niet beheerst, kan zo in elk geval niet aangetoond worden.
Erkent u dat het wegwerken van deficiëntie van een vak de (mede)verantwoordelijkheid is van de vervolgopleiding, omdat deze immers ook kan bestaan bij iemand die wél eindexamen heeft gedaan in een bepaald vak? Wilt u uw antwoord toelichten?
Een gegadigde moet voldoen aan de vooropleidingseis (art.7.24 WHW) en, indien van toepassing, aan de nadere vooropleidingseisen (art.7.25 WHW) om toegelaten te worden tot een opleiding in het hoger onderwijs. De vooropleidingseis heeft betrekking op het niveau en is het diploma vwo, havo of mbo-4. Daarnaast kunnen er nadere vooropleidingseisen zijn, die betrekking hebben op vakken, programmaonderdelen die deel moeten uitmaken van een diploma. Deze zijn erop gericht om de vereiste specifieke kennis, inzicht en vaardigheden te garanderen die nodig zijn voor een bepaalde opleiding. Deze eisen worden opgenomen in de Regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs. Als een gegadigde niet aan de nadere vooropleidingseisen voldoet, is hij deficiënt en kan hij de opleiding niet gaan volgen. Een instelling kan echter besluiten dat een persoon die deficiënt is toch wordt toegelaten tot een opleiding als hij blijkens een onderzoek voldoet aan eisen die inhoudelijk overeenkomen met de nadere vooropleidingseisen. Een dergelijk onderzoek moet voor aanvang van de opleiding hebben plaatsgevonden. Het onderzoek is voor de gegadigde een soort «omweg» om toch aan de eisen te voldoen; daarom is het zijn verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat hij ten tijde van het onderzoek over de benodigde kennis beschikt.
Is de redenering van de Hogeschool ToelatingsCommissie van Saxion geldig en mag zij L.W. weigeren, ondanks het feit dat zij een geldig diploma heeft? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ja, de redenering van de hogeschool is juist. De gegadigde heeft van de VO-school ontheffing gekregen voor het vak Economie (zijnde een keuzevak in het profieldeel of het vrije deel van het profiel Cultuur & Maatschappij (C&M)), terwijl dat vak voor leerlingen met een diploma met het profiel Cultuur en Maatschappij nu juist het vak is waarin eindexamen gedaan had moeten zijn om toelaatbaar te zijn op de betreffende opleiding. Zij heeft dit vak dus niet of in onvoldoende mate gevolgd en daarin geen eindexamen gedaan. Daarmee werd ze deficiënt.
De betreffende Loot-leerling behoeft het vak Economie niet te hebben gevolgd en met een examen afgerond te hebben om recht te hebben om in te stromen in eenvervolgopleiding in het mbo, hbo of wo. Het diploma is – ook met de ontheffingsmogelijkheden in het kader van de Beleidsregel verstrekking Loot-licentie VO – een «entreebewijs» voor het vervolgonderwijs in algemene zin. Er kan echter wel op het niveau van de opleiding om bepaalde vakken gevraagd worden. In dit geval (de opleiding Hoger Toeristisch en Recreatief Onderwijs) wordt door Hogeschool Saxion voor C&M-leerlingen specifiek het vak Economie of het vak Management & Organisatie gevraagd om toelaatbaar te zijn.
Welke gevolgen heeft de afwijzing van Saxion voor het LOOT-programma dat juist topsporters in staat moet stellen om wel een diploma te halen? Wilt u uw antwoord toelichten?
De afwijzing van Saxion heeft geen gevolgen voor het Loot-programma. De Beleidsregel verstrekking Loot-licentie VO stelt topsporters juist in de gelegenheid om een VO- diploma te halen met ontheffingen voor bepaalde vakken, waardoor er een combinatie mogelijk is tussen onderwijs en topsport, zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan het onderwijs en de waarde van het diploma. Het is voor degene die een opleiding wil volgen waarvoor nadere vooropleidingseisen bestaan, van belang tijdig voor aanvang van de opleiding te weten welke dat zijn. Voor de VO-school is het van belang dat men goed geïnformeerd is over de regelgeving omtrent nadere vooropleidingseisen en dat op het moment dat bekend is welke opleiding een topsporter, die op de school zit, wil gaan volgen een juiste afweging en keuze wordt gemaakt ten aanzien van eventuele programmaonderdelen waarvoor ontheffing wordt gegeven.
Hoeveel meer (oud) topsporters hebben te maken gehad met weigering op een vervolgopleiding vanwege een ontheffing van het doen van eindexamen in een bepaald vak? Bent u bereid dit uit te zoeken?
Mij zijn hierover geen andere cases bekend. Ik acht het niet opportuun hier nu nader onderzoek naar te doen.
Is het LOOT-programma inmiddels geëvalueerd? Kan de Kamer de evaluatie ontvangen?2
Naar verwachting is de evaluatie in de zomer van 2013 afgerond en zal deze naar uw Kamer worden verzonden.
Bent u bereid om de beantwoording van deze vragen binnen zeven dagen te beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat de vertrekkend bestuursvoorzitter van het Erasmus MC een zeer royale ontslagregeling heeft getroffen |
|
Jasper van Dijk , Henk van Gerven |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de vertrekkend bestuursvoorzitter van het Erasmus Medisch Centrum, de heer Büller, heeft bedongen dat zijn salaris tot januari 2015 wordt doorbetaald, hij tot zijn pensionering 226 000 euro per jaar krijgt aangevuld met een persoonlijke toelage en bovendien beschikking blijft houden over een mobiele telefoon, laptop en een eerste klas NS-jaartrajectkaart?1
Ik heb in het bericht aanleiding gezien om navraag te doen bij het EMC. Volgens het EMC verlaat de bestuursvoorzitter de dienst bij het EMC niet. Hij legt per 1 juni 2013 de functie van bestuursvoorzitter neer en gaat daarna weer zijn eerdere functie van hoogleraar uitoefenen. Voor zijn nieuwe functie gelden dan volgens het EMC de arbeidsvoorwaarden die de cao voor de UMC’s (universitair medische centra) voorschrijft voor die nieuwe functie. Het EMC bevestigt de aanvulling op het salaris als hoogleraar tot zijn inkomen als bestuurder tot 2015, maar verwijst daarvoor naar de cao waarin het recht van behoud van inkomen bij demotie geregeld is (art. 4.3 lid 6).2
Mijns inziens is dat een onterechte verwijzing. Als bestuurder kan betrokkene daar namelijk geen recht aan ontlenen omdat hij niet onder de cao valt (art. 1a.10, lid 2).3 Pas nadat hij de functie van hoogleraar heeft opgenomen, wordt de cao op hem van toepassing. Daarmee vervalt dus de formele grondslag voor de aanvulling en is het toekennen ervan dus als te ruimhartig te kwalificeren.
Wat houdt de «onbekende persoonlijke toelage» precies in, die de heer Büller heeft bedongen als aanvulling op zijn hoogleraarbezoldiging?2
Zie het antwoord op vraag 1.
Waarom krijgt een vertrekkend bestuursvoorzitter een eerste klas NS-jaartrajectkaart vergoed voor woon-werkverkeer, terwijl hij zelf heeft gekozen om te stoppen met het werk?
Volgens het EMC zijn deze (werknemers)faciliteiten in de cao geregeld. Omdat hij in dienst is van het EMC als hoogleraar kan hij een beroep doen op dergelijke faciliteiten.
Waarom krijgt een vertrekkend bestuursvoorzitter een mobiele telefoon of een laptop mee voor een sabbatical? Kunnen medewerkers van het Erasmus Medisch Centrum ook gebruik maken van dergelijke regelingen als zij met (onbetaald) verlof gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt de vorstelijke regeling van de vertrekkend voorzitter zich tot de tekst van het Erasmus Medisch Centrum zelf dat de jaren 2011 en 2012 in het teken hebben gestaan van (het doorvoeren van) bezuinigingen?3
Gezien het feit dat zijn inschaling boven de BBZ-normen lag en sinds 1 januari 2013 ook boven de WNT-norm, is een relatieve achteruitgang in inkomens van bestuurders naar mijn mening ook wenselijk. Verschillende leden van het kabinet hebben al vaker bestuurders opgeroepen om hun inkomen al vrijwillig terug te brengen naar de nieuwe normen.
Uit de bovenstaande antwoorden kunt u ook afleiden dat ik van mening ben dat in dit geval een soberder afspraak op zijn plaats was geweest.
Bent u van mening dat de bezoldiging en de afgesproken regeling passen binnen de Beloningscode Bestuurders in de Zorg (BBZ), waar het Erasmus Medisch Centrum in 2011 voor heeft gekozen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De arbeidsovereenkomst van de bestuursvoorzitter is van vóór de inwerkingtreding van de BBZ (die is eind 2009 in werking getreden). Wanneer hij bestuurder zou zijn gebleven, zou (zowel onder de BBZ als onder de WNT) gelden dat de bestaande arbeidsvoorwaarden in het kader van het overgangsregime zouden worden gerespecteerd.
In dit geval is de BBZ niet van toepassing op betrokkene vanaf het tijdstip waarop hij geen bestuurder meer is, namelijk 1 juni 2013. Na zijn vertrek als bestuurder valt hij niet onder de BBZ, maar valt hij als hoogleraar onder de cao.
Er bestaat echter nu geen instrument om die hoogleraarsbeloning te normeren, want de WNT voorziet daar niet in. Pas wanneer de in het regeerakkoord opgenomen afspraak voor een verscherping van de WNT wettelijk is geformaliseerd, vallen ook niet-bestuurders onder het normeringsbeleid.
Bent u van mening dat de bezoldiging en de afgesproken regeling passen binnen de Wet Normering Topinkomens die van kracht is? Op welke wijze gaat u deze wet handhaven naar aanleiding van de berichten over deze kwestie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 6.
Vindt u dat hier sprake is van exhibitionistische zelfverrijking waar iets tegen moet worden ondernomen vanwege algemeen maatschappelijk belang? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat hier sprake is van een te ruimhartige regeling.
Het door Red Bull gesponsord onderzoek aan de Universiteit Utrecht |
|
Jasper van Dijk |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Universiteit prijst energiedrank», waaruit blijkt dat de Universiteit Utrecht positieve onderzoeksresultaten over Red Bull publiceerde, terwijl Red Bull dit onderzoek met 300 000 euro heeft gesponsord?1
Zie de antwoorden op de vragen 2 t/m 7.
Wat gaat de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) precies ondernemen om openheid van zaken te krijgen?2 Wat zijn de vervolgstappen indien blijkt dat de sponsor een ontoelaatbare invloed heeft uitgeoefend op de onderzoeksresultaten?
In tegenstelling tot eerdere berichtgeving hierover, heeft de KNAW hierin geen rol. Wel heeft zij binnen het wetenschapsbestel een belangrijke functie op het gebied van wetenschappelijke integriteit. Zo is bij de KNAW het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI) gevestigd, waarbij belanghebbenden klachten op het vlak van integriteit kunnen indienen. Ook is de KNAW door mijn voorganger gevraagd te adviseren over vertrouwen en integriteit in de wetenschap (zie het antwoord op vraag 7). De KNAW heeft eerder dit jaar een advies uitgebracht over zorgvuldig en integer omgaan met onderzoeksgegevens.
Deelt u de mening dat gesponsord onderzoek over commerciële producten de schijn van belangenverstrengeling oplevert en dat dit te allen tijde moet worden voorkomen?
Nee, deze mening deel ik niet. Van belang is dat er openheid is over onderzoek dat universiteiten samen met bedrijven verrichten, of dit nu plaatsvindt op contractbasis of op basis van sponsoring. Om die reden wordt in ieder artikel van onderzoekers van Universiteit Utrecht een zogenaamde «declaration of interest» gepubliceerd waarin wordt vermeld welke rol de financierende partij in het onderzoek heeft gehad. Meer in het algemeen merk ik op dat de universiteiten, naar aanleiding van de fraude-affaires rond Stapel en Poldermans, onlangs het beleid voor wetenschappelijke integriteit hebben verscherpt en de gedragscode wetenschapsbeoefening hebben aangepast. Aan de Nederlandse gedragscode wetenschapsbeoefening is de bepaling toegevoegd dat van elke wetenschapsbeoefenaar wordt verwacht dat hij in zijn wetenschappelijke omgeving handhaving van de code zo goed mogelijk zal bevorderen. Ook zijn wetenschapsbeoefenaars verplicht nevenfuncties te melden. Bij de beoogde herziening van het Standard Evaluation Protocol (SEP) zal aandacht worden besteed aan de beoordeling van het beleid ten aanzien van wetenschappelijke integriteit, in het bijzonder het bevorderen van een klimaat van actieve wetenschappelijke discussies en sociale controle. Verder is besloten dat de universiteiten één landelijk model klachtenregeling zullen hanteren en dat er één landelijke definitie komt van schendingen van wetenschappelijke integriteit. Schendingen die zich in het verleden hebben voorgedaan worden gepubliceerd op de website van de VSNU.
Deelt u de mening dat dit soort berichten slecht zijn voor het aanzien van de wetenschap?
Ik hecht groot belang aan goede samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen, met erkenning van ieders rol en belang. Universiteit Utrecht heeft praktisch nut en valorisatie van onderzoek tot haar speerpunten gemaakt. Omdat de publicaties in de media de indruk hebben gewekt dat wellicht niet aan de normen van integer wetenschappelijk onderzoek is voldaan, heeft het College van Bestuur van Universiteit Utrecht besloten om het door Red Bull gefinancierde onderzoek te laten onderzoeken door de Commissie Wetenschappelijke Integriteit. Universiteit Utrecht acht dit laatste in het belang van de betrokken onderzoekers en van een voortdurende en goede controle op de wetenschappelijke integriteit.
In hoeverre is het Red Bull onderzoek in overeenstemming met de Verklaring van Onafhankelijke Wetenschap van de KNAW, waarin bijvoorbeeld staat dat sponsors genoemd moeten worden in publicaties?
Voor alle onderzoek dat Universiteit Utrecht in samenwerking met bedrijven (waaronder Red Bull) uitvoert is contractueel vastgelegd dat de onderzoekers alle vrijheid hebben in het opstellen en uitvoeren van onderzoek en bij het rapporteren hierover, zonder tussenkomst of invloed van de financier/opdrachtgever. In de betreffende publicaties is de naam van de sponsor genoemd.
Hoe staat het met de uitvoering van de motie van het lid Van Dijk waarin staat dat u bij universiteiten aandringt op gebruikmaking van de Verklaring van Onafhankelijke Wetenschap?3
Over de uitvoering van de moties aangenomen bij de OCW-begroting 2012 is de Kamer in de brief van 10 februari 2012 (Kamerstuk 33 000 VIII, nr. 173) geïnformeerd. Hierin is aangegeven dat wordt gewacht op het advies van de KNAW over vertrouwen en integriteit in de wetenschap en dat het debat met de Kamer zal worden gevoerd op basis van de aanbevelingen van de KNAW in het advies.
Bent u bereid onderzoek te doen naar extra waarborgen voor integer en onafhankelijk onderzoek, mede in het licht van de onderzoeksfraude die de heer Stapel heeft gepleegd?
Ik wacht hiervoor de aanbevelingen van de KNAW af in het advies over vertrouwen en integriteit. Dit advies verschijnt begin 2013.
De rechtmatigheid van en verantwoording over targeted killings |
|
Harry van Bommel , Jasper van Dijk |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Bent u bekend met de antwoorden van de minister van Buitenlandse Zaken op eerdere vragen over de rechtmatigheid van targeted killings?1 Bent u bereid het interne juridische advies met betrekking tot het beleid van targeted killings dat de minister van Buitenlandse Zaken heeft ontvangen, desnoods vertrouwelijk, met de Kamer te delen? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Acht u, los van de vraag of deze al dan niet plaatsvinden, targeted killings op reddingswerkers en begrafenisstoeten en zogenaamde signature strikes in strijd met het internationaal recht?2 Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Deelt u de opvatting van de oud-Special Rapporteur on extrajudicial, summary or arbitrary executions van de Verenigde Naties, Philip Alston, dat «under human rights law, a targeted killing in the sense of an intentional, premeditated and deliberate killing by law enforcement officials cannot be legal because, unlike in armed conflict, it is never permissible for killing to be the sole objective of an operation»?3 Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u ermee bekend dat onder meer Amnesty International, Human Rights Watch, de Special Rapporteur on extrajudicial, summary or arbitrary executions van de Verenigde Naties, Christof Heyns, en de auteurs van het rapport Living under drones, van de Amerikaanse universiteiten Stanford en NYU, vaststellen dat het Amerikaanse beleid van targeted killings, met betrekking tot de juridische aspecten ervan, niet transparant genoeg is en dat meer openheid en verantwoording hierover noodzakelijk is?4 Steunt u de oproep van Human Rights Watch dat «the US government should both clarify its general legal approach to targeted killings and provide information on individual attacks.»? 5 Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Kunt u bevestigen, zoals de auteurs van Living under drones concluderen, dat «by failing to account adequately for their activities in any public forum and even refusing to acknowledge publicly the existence of targeted killing operations for years or to explain sufficiently their legal basis, the US has failed to meet its international legal obligations to ensure transparency and accountability.»?6 Indien neen, kunt u uitleggen hoe de Verenigde Staten in deze tegemoet komen aan de juridische verplichtingen met betrekking tot transparantie en verantwoording? Kunt u uw antwoord toelichten?
Kunt u eveneens bevestigen, zoals Human Rights Watch concludeert, dat «where there is credible evidence that an attack has violated the laws of war, the responsible party is obligated to investigate for possible war crimes and appropriately prosecute the perpetrators, or extradite them for prosecution elsewhere»?5 Indien neen, wat zijn dan de juridische verplichtingen die gelden indien er aanwijzingen zijn voor mogelijke oorlogsmisdaden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Kunt u verder bevestigen, zoals onder andere Human Rights Watch vaststelt, dat er reeds targeted killings hebben plaatsgevonden «where there have been credible allegations of laws-of-war violations»?7 Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u bekend met de targeted killing door de Verenigde Staten in Abyan, in Jemen, in december 2009? Deelt u de opvatting van Amnesty International dat «outside a situation of armed conflict, which did not exist at the relevant place and time in this case, a premeditated military strike targeting people accused of criminal conduct, perpetrated without having first made reasonable attempts to detain them, and in the absence of the individuals targeted posing any specific imminent deadly threat to others, constitutes unlawful killing in violation of the right to life under international law» en dat «in this case, others who were apparently not the targets of the operation, including many women and children, were also killed by the attack, constituting further unlawful killings in violation of their right to life»?8 Indien neen, waarom acht u deze targeted killing geen schending van het recht op leven, zoals onder andere vastgelegd in artikel 3 van de Universele verklaring van de rechten van de mens?9 Kunt u uw antwoord toelichten?
Kunt u aangeven of en zo ja hoeveel individuen zijn berecht in verband met betrokkenheid bij Amerikaanse targeted killings?
Ik beschik niet over dergelijke informatie. In algemene zin geldt het recht op een eerlijk proces voor eenieder die strafrechtelijk wordt vervolgd.
Kunt u verder aangeven of en zo ja in hoeverre de bij vraag 8 genoemde individuen, die door de Amerikaanse aanval zijn gedood, voorafgaande aan de targeted killing enige vorm van proces hebben gehad? Kunt u ook aangeven in hoeverre deze gedode individuen recht hadden op een eerlijk proces? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
Is u bekend dat, omdat de Verenigde Staten weigeren drone aanvallen te onderzoeken, de Special Rapporteur on the promotion and protection of human rights and fundamental freedoms while countering terrorism van de Verenigde Naties, Ben Emmerson, en de Special Rapporteur on extrajudicial, summary or arbitrary executions van de Verenigde Naties, Christof Heyns, in VN verband een onderzoek zullen starten om individuele drone aanvallen te onderzoeken?10 Bent u bereid om medewerking aan dit onderzoek te verlenen, bijvoorbeeld door middel van het aanbieden van volkenrechtelijke expertise? Indien neen, waarom niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Is het waar dat, omdat de Verenigde Staten specifieke targeted killings met drone aanslagen legitimeren met een (impliciet) beroep op artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties, het land de verplichting heeft per direct de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties te rapporteren over de acties die het ter zelfverdediging heeft uitgevoerd?11 Klopt het dat dit tot op heden niet is gebeurd? Indien neen, wat zijn dan de feiten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u bereid om, mede aangezien de minister van Buitenlandse Zaken op eerdere vragen aangaf dat «exacte kennis over concrete gevallen noodzakelijk (is) om een gefundeerd oordeel te formuleren over de rechtmatigheid van het gebruik van drones in een concreet geval,» bij uw Amerikaanse collega’s te wijzen op de juridische verplichtingen met betrekking tot het beleid van targeted killings, met name waar beschuldigingen van oorlogsmisdaden bestaan en aan te dringen op meer transparantie en verantwoording hierover, zowel aangaande het algemene beleid als aangaande specifieke targeted killings? Indien neen, waarom niet? Indien ja, hoe gaat u hier concreet invulling aan geven? Kunt u uw antwoord toelichten?
Problemen die ontstaan als de OV-studentenkaart wordt afgeschaft |
|
Jasper van Dijk |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Wat is uw oordeel over het onderzoek van EenVandaag, waaruit blijkt dat zes van de tien studenten minder college gaan volgen als de OV-studentenkaart voor studenten wordt afgeschaft?1
De reisvoorziening voor studenten wordt niet afgeschaft maar krijgt een andere vorm. Het vrij-reizen verdwijnt vanaf 1 januari 2016 maar studenten krijgen vanaf dat moment korting op hun reizen. Studenten zullen ook in de toekomst bij DUO kunnen lenen, tot een bepaald maximum, voor onder meer de resterende reiskosten die zij moeten maken. Deze lening kent sociale voorwaarden zoals een lange terugbetaalperiode, een lage rente, terugbetaling naar draagkracht en mogelijkheden om een terugbetaalpauze in te lassen.
Deelt u de mening dat het schadelijk is voor de kwaliteit van het onderwijs als studenten minder college gaan volgen?
Ja, voldoende contacturen zijn belangrijk voor de kwaliteit van onderwijs. Om die reden is bij sommige colleges aanwezigheid verplicht. Het is belangrijk dat studenten hun aanwezigheidsplicht serieus nemen en ook wanneer er geen aanwezigheidsplicht is een verantwoorde afweging maken over hun aanwezigheid.
Hoe oordeelt u over het feit dat 58 procent van de scholieren aangeeft dat de verwachte reiskosten een grote rol gaan spelen bij de studiekeuze?
Eerder onderzoek onder scholieren die al een keuze gemaakt hebben, geeft andere uitkomsten. In 2010 gaf 6% van de bevraagde minderjarige mbo’ers aan dat reiskosten de belangrijkste reden voor de uiteindelijke schoolkeuze was. Voor nog eens 23% van de bevraagde minderjarige mbo’ers speelden reiskosten een rol bij schoolkeuze. Voor maar liefst 71% van de minderjarige mbo’ers speelden reiskosten dus geen rol van betekenis bij schoolkeuze.2
De regering wil scholieren/studenten in hun reiskosten tegemoetkomen door hun een kortingskaart voor het openbaar vervoer te verstrekken én hun de mogelijkheid te bieden om te lenen voor het resterende deel van de reiskosten.
Staat u nog steeds achter uw uitspraak dat studenten dan maar «dichter bij huis» moeten gaan studeren? Vindt u dat niet erg makkelijk en heeft u niet liever dat studenten kiezen voor een goede opleiding, in plaats van een opleiding dichtbij huis?2
Wat ik heb gezegd is dat er niets mis mee is om dichter bij huis te gaan studeren, als daar een vergelijkbare opleiding wordt aangeboden. Veel studenten volgen nu al onderwijs in de regio waar zij wonen. Dat neemt niet weg dat bij een verantwoorde studiekeuze de kwaliteit van de opleiding voorop hoort te staan.
Erkent u dat het lastiger wordt om «dichter bij huis» te gaan studeren, aangezien u tevens van plan bent om de studiefinanciering af te schaffen waardoor het duurder wordt om zelfstandig te gaan wonen?
Het is een misverstand dat studiefinanciering wordt afgeschaft. De aanvullende beurs blijft bestaan en de basisbeurs wordt vervangen door een andere vorm van studiefinanciering: een lening tegen lage rente, die wordt terugbetaald naar draagkracht.
Wat is uw reactie op de website «studentenovmoetblijven.nl», waar in korte tijd circa 50 000 handtekeningen zijn opgehaald voor behoud van de OV-studentenkaart? Deelt u de mening dat deze maatregel meer leed veroorzaakt dan goed is?
De waardering van maatregelen kan in de loop der tijd veranderen. Zo waren veel studenten nog tegen de reisvoorziening toen deze in 1991 werd ingevoerd, terwijl de reisvoorziening nu positief wordt gewaardeerd. Het effect van deze maatregel op de student is afhankelijk van het reisgedrag en het uiteindelijke arrangement dat met de vervoersbedrijven overeen wordt gekomen. Voor minderjarige mbo’ers is de maatregel in elk geval positief. Zij ontvangen nu voor het eerst een landelijke reisvoorziening.
Wat zijn de meerkosten voor studenten als zij zelf hun reiskosten moeten gaan betalen? Zijn hier cijfers en scenario’s over beschikbaar?
Op korte termijn, in ieder geval begin volgend jaar, ontvangt u een «procesbrief» waarin ik zal ingaan op de maatregelen die dit kabinet wil nemen in de studiefinanciering inclusief de ov-kaart voor studenten. In deze brief zal ik ondermeer aangeven op welke wijze ik uitvoering geef aan de motie Slob (33 410, nr. 20).
Bent u bereid te onderzoeken wat de gevolgen zijn van afschaffing van de OV-studentenkaart, met name als het gaat om extra kosten voor studenten, invloed op hun studiekeuze en aantasting van de onderwijskwaliteit?
Zie het antwoord op vraag 7.
Het bericht dat de Rijksuniversiteit Groningen schoonmakers uit het zicht wil houden |
|
Jasper van Dijk , Sadet Karabulut |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «RUG wil schoonmakers uit het zicht», over het nieuwe beleid van de universiteit om schoonmakers alleen nog maar te laten werken op uren dat er niemand in het gebouw aanwezig is?1
De Rijksuniversiteit Groningen (RUG) heeft inmiddels een akkoord bereikt met de vakbond FNV en de drie betrokken schoonmaakbedrijven. Kern van dit akkoord is dat de werktijden blijven zoals die zijn, dat het schoonmaakbedrijf de sancties jegens de schoonmaker ongedaan maakt en de RUG de Code Verantwoordelijk Marktgedrag zal ondertekenen. Ik ben verheugd over het feit dat de RUG als opdrachtgever, samen met de andere partners, tot dit akkoord is gekomen.
Deelt u de mening dat het schandalig is om van schoonmakers te verlangen dat zij zichzelf onzichtbaar maken? Wat gaat u ondernemen om de archaïsche opstelling van het RUG-bestuur ongedaan te maken?
Zoals gezegd ben ik verheugd over het feit dat de betrokken partijen tot een akkoord zijn gekomen dat op de instemming van alle partijen kan rekenen.
Deelt u de mening dat het RUG-bestuur per direct moet worden teruggefloten? Zo ja, wanneer gaat u dit doen? Zo nee, waarom neemt u verantwoordelijkheid voor een universiteitsbestuur dat zijn eigen schoonmakers vernedert?
Zie het antwoord op vraag 2.
Past deze hele gang van zaken volgens u in de code Verantwoordelijk Marktgedrag?
Onderdeel van het akkoord is dat de RUG de Code Verantwoordelijk Marktgedrag gaat ondertekenen. In de Code staat onder meer dat de opdrachtgever, in dit geval de RUG, mede verantwoordelijk is voor (het doen realiseren van) goede arbeidsomstandigheden bij de opdrachtnemer, in dit geval de drie bij de opdracht betrokken schoonmaakbedrijven.
Vindt u het getuigen van goed opdrachtgeverschap wanneer een schoonmaker met een staat van dienst van 27 jaar wordt weggestuurd terwijl zijn werkgever tevreden is over hem? Zo nee, bent u bereid alles in werking te stellen opdat deze werknemer zijn werk op de RUG kan voortzetten?
Onderdeel van het akkoord is dat de sancties tegen de schoonmaker ongedaan zijn gemaakt.
Wat gaat u ondernemen als het RUG-bestuur vasthoudt aan dit feodale beleid? Bent u bereid dan (financiële) sancties te ondernemen tegen het bestuur?
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat u ervoor moet zorgen dat schoonmakers met respect worden behandeld op alle onderwijsinstellingen?
Het met respect behandelen van schoonmakers is een verantwoordelijkheid van alle betrokkenen. Dit is een belangrijk onderdeel van de Code Verantwoordelijk Marktgedrag. In de Code wordt bewust aandacht besteed aan verschillen in bejegening tussen de eigen medewerkers en die van de dienstverleners. Het doel is dit zoveel mogelijk tegen te gaan. Met het ondertekenen van de Code Verantwoordelijk Marktgedrag verplicht de ondertekenaar zich om elk jaar een verklaring af te geven dat de Code wordt nageleefd. Dit instrument is een borging voor naleving van de Code in de praktijk.
De bestuursvoorzitter van de Universiteit Leiden die met behoud van salaris met sabbatical gaat |
|
Jasper van Dijk |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Twee ton publiek geld cadeau»?1
Om over dit bericht een uitspraak te kunnen doen, heb ik nadere informatie nodig over de afspraken die hierover met de betrokken bestuursvoorzitter zijn gemaakt in de arbeidsovereenkomst en in de sabbaticalregeling. Overigens ben ik van mening dat twee ton uit publieke middelen een fors bedrag is. Uit berichtgeving in de media maak ik op dat betrokkene heeft afgezien van de regeling. Ik heb de informatie waaruit dit moet blijken opgevraagd bij de Universiteit Leiden. Zodra ik deze informatie heb ontvangen en ik mij een oordeel heb kunnen vormen, zal ik u informeren over mijn besluit.
Vindt u het aanvaardbaar dat de bestuursvoorzitter van de Universiteit Leiden 14 maanden verlof krijgt met doorbetaling van zijn salaris van ruim twee ton?
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) voer ik actief beleid om bezoldiging boven de WNT norm of ontslagvergoedingen te voorkomen. In voorkomende gevallen vorder ik op grond van mijn bevoegdheden bedragen terug, die de WNT-norm overschrijden. Bij ontslagvergoedingen gebruik ik de kantonrechtersformule als uitgangspunt en onderneem ik actie als blijkt dat de vergoeding de kantonrechtersformule overschrijdt. Zie verder mijn antwoord op vraag 1.
Begrijpt u dat dit soort regelingen kwaad bloed zet, zeker als ook nog eens € 15 miljoen wordt bezuinigd op het onderwijs?2
In het licht van alle bezuinigingen die het kabinet in de komende jaren moet doorvoeren, kan ik mij voorstellen dat de regeling waarvan in het artikel sprake is vragen oproept.
Wat gaat u ondernemen om een eind te maken aan dit soort exorbitante sabbatical-regelingen? Bent u bereid een stevig gesprek te voeren met het bestuur?
Mocht uit de nadere informatie blijken dat inderdaad sprake is van een bovenmatige regeling, zal ik mij richten tot de Raad van Toezicht van de instelling en zonodig het teveel betaalde bedrag terugvorderen.
Is het waar dat de bestuursvoorzitter met een salaris van ruim 2 ton meer verdient dan de Balkenendenorm? Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen, aangezien u «versneld wilt voldoen aan de gewenste beloningscodes»?3
Tot het moment van invoering van de WNT vorder ik bedragen terug die de WNT-norm van € 225 348 (niveau 2012) overschrijden.
Bij ontslagvergoedingen gebruik ik de kantonrechtersformule als uitgangspunt en onderneem ik actie als blijkt dat de vergoeding de kantonrechtersformule overschrijdt. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Erkent u dat het onderbrengen van bestuurders onder de normale CAO een oplossing is, omdat bestuurders en toezichthouders dan geen onderlinge deals meer kunnen sluiten?
Met de inwerkingtreding van de WNT worden de beloningen en ontslagvergoedingen van universiteitsbestuurders wettelijk gemaximeerd. Ik ben van mening dat deze wet een voldoende krachtig instrument is.
Kent u de berichten over de constatering van een VN «Group of Experts» dat Rwanda en Oeganda directe militaire steun geven aan de «M23» guerrillastrijders in Congo?1
Ja.
Wat is uw reactie op de constatering van de VN «Group of Experts»?
Op 17 oktober jl. zijn conclusies uit het concept-eindrapport van de VN-Group of Experts uitgelekt in de media. Aangezien wij geen kennis hebben kunnen nemen van het volledige eindrapport, is het op dit moment nog niet mogelijk om tot een afgewogen oordeel over het rapport te komen of om nieuwe maatregelen te overwegen.
Op welke manier weegt u deze nieuwe bevindingen van de «Group of Experts» mee in beoordeling van de relatie met Rwanda en Oeganda, zoals u hebt toegezegd in antwoord op eerdere vragen?2 Geeft het stevige oordeel van de «Group of Experts» aanleiding om de relatie met deze landen te herzien, bijvoorbeeld door de (nu opgeschorte) sectorale steun aan Rwanda definitief stop te zetten?
Zie antwoord vraag 2.
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat rebellen dit jaar ongeveer 5 000 vrouwen hebben verkracht in de oostelijke provincie Noord-Kivu in Congo en dat mensen worden ontvoerd en gedwongen te vechten voor de rebellen?3 Hoe beoordeelt u de huidige mensenrechtensituatie in Congo?
Ja. De mensenrechtensituatie in met name het Oosten van de Democratische Republiek Congo is momenteel zeer verontrustend. Mensenrechtenschendingen zoals vermeld in het door u genoemde bericht vinden op grote schaal plaats. Ook de straffeloosheid die hiermee gepaard gaat is zorgelijk.
Wat is, naast bovenstaande bevindingen over extern gedrag door Rwanda, uw reactie op de inhoud van het rapport van Amnesty International over de interne mensenrechtensituatie in Rwanda, waar onder meer melding wordt gemaakt van het vasthouden van mensen in illegale detentie in geheime gevangenissen, marteling tijdens illegale detentie, gebrek aan toegang tot medische hulp voor gedetineerden en gebrek aan een eerlijke rechtsgang?4 Hoe beschouwt u deze conclusies in het licht van de Nederlandse steun aan de Rwandese justitiesector, die tijdelijk is opgeschort? Geven deze conclusies aanleiding om de steun definitief op te schorten?
De door Amnesty genoemde zaken betreffen deels feiten die reeds in 2010 aan het licht kwamen en die Nederland, mede in EU-verband, bij verschillende gelegenheden bij de Rwandese autoriteiten onder de aandacht bracht. De Nederlandse steun aan de justitiesector heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van deze sector en biedt ruimte om de dialoog aan te gaan over verdere verbeteringen. Het besluit tot aanhouding van de begrotingssteun aan de justitiesector staat hier geheel los van.
Hoe beoordeelt u de zorgen van Amnesty International over het proces tegen de politica Victoire Ingabire, onder meer dat rechters vragen van de verdediging niet hebben toegelaten, dat rechters niet hebben doorgevraagd op de situatie dat medeverdachten belastende verklaringen hebben afgegeven tijdens hun verblijf in Kamp Kami, een militair kamp waar mensen illegaal werden vastgehouden en gemarteld, en dat de bewijslast voor eventuele marteling bij de verdachte ligt? Zet Nederland in op een eerlijk proces voor Victoire Ingabire? Zo ja, op welke manier?
De zorgen van Amnesty over het proces tegen Victoire Ingabire zijn ons bekend. De Nederlandse ambassade in Rwanda heeft het proces tegen Victoire Ingabire samen met partners nauwlettend gevolgd. Vooralsnog is er geen reden om aan te nemen dat het proces als geheel niet eerlijk is verlopen.
Hoe geeft Nederland de relatie vorm met Rwanda, nu dat land onlangs lid is geworden van de Veiligheidsraad? Dringt Nederland aan op naleving van internationale normen en mensenrechtenverdragen, zeker in het licht van bovenstaande schendingen van mensenrechten?
Nederland dringt in de bilaterale relatie met Rwanda regelmatig aan op naleving van internationale normen en mensenrechtenverdragen. Nu Rwanda per 1 januari 2013 toetreedt tot de VN-Veiligheidsraad zullen de ogen van de internationale gemeenschap nog sterker gericht zijn op de naleving van internationale normen en verdragen door dat land.
De aanslag op Denis Mukwege in Congo |
|
Jasper van Dijk |
|
Knapen (CDA) , Uri Rosenthal (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «An attack on one of my heroes, dr. Denis Mukwege»?1
De aanval op de beroemde Congolese gynaecoloog Denis Mukwege wordt terecht afschuwelijk genoemd. Mensenrechtenverdedigers als Mukwege zijn zeldzaam. Hij heeft met zijn werk in het Panzi ziekenhuis in Bukavu duizenden slachtoffers van verkrachting geholpen en hierdoor bijgedragen aan het verlichten van het leed van duizenden vrouwen in Oost-Congo. Mensenrechtenverdedigers moeten in veiligheid en vrijheid hun werk kunnen doen. Overheden moeten zorgdragen voor hun veiligheid, zeker als deze in het gedrang komt.
Bent u bereid de aanslag publiekelijk te veroordelen, ter ondersteuning van dr. Mukwege?
De voormalige Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken heeft op 27 oktober deze aanval scherp veroordeeld.
Bent u tevens bereid onze ambassadeur in Congo te verzoeken een bezoek te brengen aan dr. Mukwege om hem een hart onder de riem te steken?
Dr. Mukwege is inmiddels met zijn gezin op kosten van de Europese Unie in veiligheid gebracht. De Nederlandse ambassade heeft de EU Protection Desk voor bedreigde mensenrechtenverdedigers in Bukavu gevraagd het Panzi Ziekenhuis te helpen bij het beveiligen van hun medewerkers.
Bent u tot slot bereid alles in het werk te stellen om dit soort aanslagen op mensenrechtenverdedigers in Congo tegen te gaan? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u hiertoe?
Nederland zal samen met EU-partners bij de Congolese autoriteiten blijven aandringen op betere bescherming van mensenrechtenverdedigers als Dr Mukwege. Daarnaast dragen de hierboven genoemde EU protection Desk, maar ook de Protection Unit van de MONUSCO actief bij aan de veiligheid van mensenrechtenverdedigers.
De mogelijke ondergang van het Veteranenhuis in Veendam |
|
Jasper van Dijk |
|
Hans Hillen (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het feit dat een huis voor Veteranen in Veendam per 1 januari 2013 mogelijk ten onder gaat door een gebrek aan structurele financiering?1
Ja.
Kunt u aangeven welke mogelijkheden dit Veteranenhuis in Veendam heeft om via het V-fonds in aanmerking te komen voor een vergoeding voor een Veteranen Ontmoetingscentrum, waarvan er in Nederland al 14 zijn?
In de brief van 4 juli jl. (Kamerstuk 30 139, nr. 98) is uiteengezet dat naast de reguliere eerste- en tweedelijnszorg de nuldelijnszorg belangrijk is voor een toereikende hulpverlening aan veteranen. De nuldelijn, dat wil zeggen het netwerk van relaties, vrienden en lotgenoten van de veteraan, is van belang voor het vroegtijdig signaleren van problemen. Ook de ontmoetingscentra voor veteranen, zoals het Veteranenhuis in Veendam spelen een belangrijke rol hierbij. Deze zorg wordt gefinancierd door het Veteranenfonds. Deze zelfstandige stichting hanteert criteria voor de beoordeling van subsidieverzoeken. Het is aan het Veteranenfonds te beoordelen of het Veteranenhuis in Veendam in aanmerking komt voor een vergoeding. Omdat de nuldelijnszorg wordt gefinancierd door het Veteranenfonds is ondersteuning door Defensie niet aan de orde.
Bent u van mening dat Veteranen in de provincies Groningen en Friesland voldoende bediend worden met maar één ontmoetingscentrum in Smilde? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ontmoetingscentra voor veteranen vervullen evenals het netwerk van relaties, vrienden en lotgenoten een belangrijke functie in de nuldelijngszorg. Het Veteraneninstituut, het Veteranenfonds en het Veteranen Platform streven naar een landelijk dekkend en financieel zelfstandig opererend samenwerkingsverband van veteranenontmoetingscentra.
Erkent u dat het Veteranenhuis in Veendam een functie vervult voor veteranen in Groningen? Zo ja, waarom is het onmogelijk om tot een structurele financiering te komen? Zo neen, kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u tevens dat het Veteranenhuis in Veendam een adviesfunctie vervult voor veteranen die tekenen van een posttraumatische stress-stoornis (PTSS) vertonen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Evenals de lotgenoten en de directe omgeving van de veteraan vervult een ontmoetingscentrum een belangrijke functie bij het vroegtijdig onderkennen van signalen van een posttraumatische stress-stoornis.
Bent u bereid te bezien welke mogelijkheden er zijn om het Veteranenhuis in Veendam structureel te financieren? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Kamer op de hoogte te houden van de voortgang?
Zie antwoord vraag 2.
De door FMO gefinancierde Barro Blanco dam in Panama |
|
Jasper van Dijk |
|
Knapen (CDA) |
|
Wat is uw reactie op de uitzending «Barro Blanco» van Holland Doc?1
De reportage schetst naar mijn mening een eenzijdig beeld van de situatie. De reportage is vooral gebaseerd op de mening van enkele activisten en er lijkt geen wederhoor te zijn toegepast bij het bedrijf (Genisa) of de democratisch gekozen vertegenwoordiging van de Ngäbe-Buglé gemeenschap. Voorwaarde voor het verstrekken van een financiering door FMO aan dit soort projecten is dat onderzoek door onafhankelijke experts vaststelt dat de milieu- en sociale effecten, inclusief de belangen van de lokale gemeenschap, goed zijn onderzocht, beheersbaar zijn en goed worden gemanaged.
Bent u op de hoogte van de protesten tegen de bouw van deze dam vanwege de gevolgen voor de bevolking, het gebrek aan inspraak en de schade aan het milieu?
Ik ben op de hoogte van algemene protesten tegen mijnbouw en waterkrachtenergie projecten in Panama, die zich ten dele ook tegen het onderhavige project richten.
Was u op de hoogte van het feit dat de European Investment Bank (EIB) afzag van dit project omdat zij geen toestemming kreeg voor onderzoek ter plaatse? Zo ja, waarom was dit voor de FMO geen reden om deelname aan het project te staken?
Nee, de Staat wordt als aandeelhouder niet betrokken bij individuele investeringsbeslissingen. Dit is een zaak van FMO zelf.
Komt de FMO-financiering van de Barro Blanco dam tot stand met Nederlands ontwikkelingsgeld? Zo ja, om welk bedrag gaat het? Zo nee, hoe is de financiering wel geregeld?
FMO is een ontwikkelingsbank met publieke en private aandeelhouders. Naast de staat (51% van de aandelen) zijn er verschillende private aandeelhouders: Nederlandse banken (35% van de aandelen) en meer dan honderd kleinere partijen (14% van de aandelen). FMO moet als bank (onder toezicht van DNB) financieel op eigen benen staan. Sinds 2006 hebben aandeelhouders geen nieuw kapitaal meer ingebracht, zijn de door FMO behaalde financiële resultaten consistent positief en heeft het een solide balans. Voor de financiering van dit soort projecten trekt FMO geld aan op de internationale kapitaalmarkten.
Hoe verklaart u de tegenstrijdige informatie over het project, bijvoorbeeld over het gebied dat wel of niet onder water komt te staan, het draagvlak onder de bevolking en de schade aan het milieu?
Onder een deel van de lokale gemeenschap leeft de indruk dat het project een belangrijke inbreuk op de Ngäbe-Buglé Comarca zal vormen en hun leefomgeving zal aantasten.
Om de dialoog tussen de betrokken partijen en waarheidsvinding te optimaliseren, hecht FMO, samen met de andere financiers, veel waarde aan de zogenaamde Ronde Tafel Dialoog. Het betreft hier een initiatief, waarbij de lokale VN vertegenwoordiger als mediator optreedt en een vertegenwoordiger van de katholieke kerk als waarnemer. Zowel formele als informele vertegenwoordigers van de Ngäbe-Buglé bevolking, Genisa en de overheid nemen deel. Ten behoeve van waarheidsvinding zijn verschillende veldmissies uitgevoerd, inclusief metingen en observaties. De uitkomsten van deze Ronde Tafel Dialoog worden op korte termijn verwacht.
Bent u bereid de informatie uit de reportage te onderzoeken? Bent u tevens bereid onafhankelijk onderzoek naar de problemen en klachten van lokale stakeholders te steunen? Zo neen, waarom niet?
FMO heeft bij de acceptatie van dit project een onderzoek laten uitvoeren naar de milieu- en sociale aspecten van dit project door een onafhankelijke, internationale partij. Na de goedkeuring van dit project monitort FMO of de voortgang voldoet aan de afspraken die gemaakt zijn. Hierbij wordt ook gekeken naar klachten vanuit de omgeving en informatie die over het project circuleert. Het in het antwoord op vraag 5 omschreven bemiddelingsproces zal een bepalende bijdrage kunnen leveren aan een onafhankelijk oordeel. Alle deelnemers hebben toegezegd geen mededelingen te doen alvorens dit proces is afgerond en dit heeft geresulteerd in een gezamenlijke verklaring. Ik ben daarom van mening dat de uitkomsten van dit proces moeten worden afgewacht.
Deelt u de mening dat (de financiering van) dit project moet worden stilgelegd, in afwachting van onderzoek? Deelt u de mening dat hierbij ook de uitkomst van de Ronde Tafel Dialoog betrokken moet worden? Zo neen, waarom niet?
Alle werkzaamheden voor dit project blijven buiten het leefgebied van de Ngäbe-Buglé gemeenschap. Het bedrijf heeft aangegeven te willen handelen naar de uitkomsten van de Ronde Tafel Dialoog. FMO zal de uitkomsten meenemen in de monitoring van het project; deze kunnen aanleiding zijn voor aanvullende afspraken en zo nodig sancties.
Hoe oordeelt u over het feit dat sprake is van «greenwashing», met andere woorden dat het project veel minder groen is dan wordt voorgesteld? Wat voor gevolgen heeft dit voor het Nederlandse beleid met betrekking tot emissierechten?
Bij de afweging die FMO heeft gemaakt om te investeren in dit bedrijf, speelde het al dan niet uitgeven van certificaten door het bedrijf geen rol. De investering is gedaan na onderzoek (inclusief onderzoek ter plaatse door onafhankelijke experts) aan de hand van alle internationaal geaccepteerde standaarden op milieu- en sociaal gebied. Hierin wordt ook gekeken naar eventuele bijeffecten. FMO blijft daarnaast monitoren op milieu- en sociale aspecten van dit project.
Beschikt de FMO momenteel over een openbaringsbeleid (disclosure policy), zoals ook de Wereldbank hanteert? Zo neen, waarom niet?
FMO beschikt momenteel niet over een openbaringsbeleid zoals de Wereldbank dat hanteert. Wel zal FMO met ingang van januari 2013 gecontracteerde investeringen publiceren op internet, waaronder investeringen van overheidsfondsen die vóór 2013 gecontracteerd zijn. Dit betekent dat klanten hiervan op de hoogte moeten worden gesteld en contracten voor projecten moeten worden aangepast. Op dit moment wordt dit voorbereid.
Deelt u de mening dat openbaringsbeleid van groot belang is, zodat investeringen van de FMO van tevoren en op projectniveau bekend worden gemaakt en daarbij inspraak mogelijk is? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wanneer gaat dit gebeuren?
Ja. FMO gaat onderzoeken hoe haar openbaringsbeleid kan worden ingevuld, rekening houdend met de belangen van haar klanten. FMO werkt met private bedrijven, die concurreren op de markt. Mede vanwege concurrentie- en marktpositie is het voor deze bedrijven niet altijd gewenst om interne bedrijfsoverwegingen publiek te maken. Om effectief het bedrijfsleven te kunnen ondersteunen moet FMO rekening houden met deze belangen.
Hoe functioneert het klachtenmechanisme van de FMO? Deelt u de mening dat klachten onafhankelijk getoetst moeten worden? Zo ja, wat gaat u ondernemen om dit mogelijk te maken?
FMO beschikt over een eigen, goed functionerende klachtenprocedure. Deze staat op de website van FMO. Daarnaast is FMO in Europees verband binnen EDFI (Association of European Development Finance Institutions) het gesprek aangegaan om te kijken wat de mogelijkheden zijn voor een onafhankelijke ombudsman op Europees niveau voor DFI’s gezamenlijk. Het blijkt zeer complex te zijn om dat in Europees verband te realiseren. FMO gaat nu onderzoeken hoe ze op nationaal niveau een onafhankelijk klachtenmechanisme op zou kunnen zetten.
De noodzaak om cookies te accepteren voor bezoekers van NPO websites |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Jasper van Dijk |
|
Marja van Bijsterveldt (CDA), Maxime Verhagen (CDA) |
|
Is het waar dat er afspraken zijn tussen de NPO1 en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap waaraan de NPO zich voor wat betreft zijn websites dient te houden en dat deze afspraken betekenen dat de NPO van bezoekers van de websites toestemming moet eisen om cookies te gebruiken? Zo ja, bent u bereid de Kamer hierover gedetailleerd in te lichten waarbij u ingaat op de functionaliteit waarvan de NPO meent dat deze niet te realiseren is zonder gebruik van cookies?2
Op 1 juli 2012 is artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet – de zogenoemde nieuwe cookiebepaling – van kracht geworden. De Nederlandse Publieke Omroep (NPO) vraagt alle gebruikers voorafgaand aan het bezoek van de websites (eenmalig) om toestemming voor het plaatsen van cookies.
Cookies zijn er in vele soorten en maten. De NPO maakt gebruik van vier verschillende soorten cookies voor verschillende doeleinden. Voor de zogenoemde functionele cookies is op grond van de nieuwe wetgeving geen toestemming vereist. Dit zijn cookies die noodzakelijk zijn voor de werking van de website. Daarnaast maakt de NPO gebruik van analytische cookies die worden gebruikt voor het verzamelen van webstatistieken. De analytische cookies geven de NPO inzicht in het gebruik van de website en de daarop aangeboden audio en video. Deze cookies worden niet gebruikt om het surfgedrag van bezoekers van andere websites te bekijken en zijn geen tracking cookies. Zoals bij het Algemeen Overleg Telecommunicatie van 21 november jongstleden is toegezegd wordt momenteel onderzocht of, en zo ja onder welke voorwaarden, analytische cookies kunnen worden beschouwd als noodzakelijk cookies, zodat ook voor deze cookies toestemming achterwege zou kunnen blijven.
Het verzamelen van gebruikersstatistieken, door middel van plaatsing van analytische cookies, vindt plaats op grond van generieke afspraken over het bereik van de landelijke publieke mediadienst. Deze afspraken zijn vastgelegd in het concessiebeleidsplan en de prestatieovereenkomst en vloeien voort uit art. 2.20 lid 2 a en art. 2.22 lid 2 a Mediawet. De NPO maakt sinds 2012 onderscheid tussen het bereik van audio- en videodiensten en niet langer afzonderlijk voor televisie, radio en internet. Om de bereikdoelstellingen te kunnen toetsen is bereikonderzoek op internet nodig. Hiervoor worden analytische cookies gebruikt. Er zijn op dit moment geen andere technieken die op het huidige detailniveau inzicht bieden in het gebruikersgedrag. Daarnaast maakt de NPO ook aanvullend gebruik van het Internet Bereikonderzoek van de STIR. De analytische cookies worden ook gebruikt voor de eigen bedrijfsvoering.
Er wordt verder gebruik gemaakt van reclamecookies voor de uitvoering van de mediawettelijke taak van de Ster en er zijn cookies voor het gebruik van invoegtoepassingen van sociale media (bijvoorbeeld Facebook en Google+).
De NPO vraagt, mede namens de Ster en eerdergenoemde sociale media, voor het gebruik van al deze cookies vooraf expliciet toestemming.
Ik hecht er tot slot veel waarde aan dat de publieke omroep voldoende inzicht heeft in het gebruik van zijn websites zodat het aanbod kan worden aangepast aan de wensen van de gebruikers.
Is er overleg geweest tussen het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over de cookiewetgeving en de effecten daarvan op de bereikbaarheid van de websites van de NPO?
Er is hierover geen voorafgaand overleg geweest tussen het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het ministerie van Economische Zaken.
Kunt u toelichten of de gegevens, die de NPO ontvangt dankzij de implementatie van cookies, inderdaad uitsluitend de veilige en stabiele werking van de websites zelf ten doel hebben, dan wel nodig zijn om te voldoen aan een eerder genoemde verplichting die is opgelegd door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of dat die gegevens tevens aan derde partijen worden verstrekt voor andere (commerciële) doeleinden?
Het is juist dat de NPO voor het uitoefenen van zijn mediawettelijke taak functionele en analytische cookies nodig acht. Daarnaast genereert de Ster inkomsten met internetreclame. Om hier in het veranderende medialandschap optimaal gebruik van te maken werkt de Ster met advertentiecookies. Deze cookies worden onder meer gebruikt om ervoor te zorgen dat iemand een reclame niet twee keer achter elkaar ziet. Daarnaast kan de reclame worden afgestemd op de bezoeker. Op grond van art. 2.99 Mediawet is de Ster verantwoordelijk voor de inhoud van de reclameblokken en reclame-uitingen voor de landelijke publieke mediadienst. Binnen de Mediawettelijke kaders heeft de Ster de zelfstandige bevoegdheid al datgene te doen dat zij noodzakelijk acht voor de invulling van dit media-aanbod. Zoals bekend vloeien de inkomsten van de Ster terug in de mediabegroting. Overigens zijn al deze gegevens volgens de NPO en de Ster niet herleidbaar tot identificeerbare natuurlijke personen, en wordt vooraf toestemming gevraagd van de gebruiker.
Naast de wettelijke verplichtingen en de toepassing van reclamecookies gebruikt de NPO ook cookies voor de eigen bedrijfsvoering. Trackingcookies zijn geen onderdeel van de analytische cookies die de NPO hanteert.
Voor het gebruik van social media worden door derden via de websites van de NPO op de computers van eindgebruikers cookies geplaatst. Deze cookies kunnen trackingcookies bevatten waarbij de gegevens die worden verzameld ook aan derden kunnen worden verstrekt. Het gebruik van deze gegevens komt voor rekening van de desbetreffende sociale media aanbieder. Gebruikers kunnen op de websites van deze desbetreffende sociale media aanbieders lezen waar de verzamelde gegevens voor worden gebruikt.
Bent u bereid de Kamer de parameters ofwel de datasets, die nu door de cookies op NPO websites worden geregistreerd, – over zowel de gebruikers van de sites als het gebruik zelf – te doen toekomen voor zover deze inderdaad onderdeel zijn van een verplichting opgelegd vanaf de zijde van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap?
De NPO dient zich te houden aan de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en heeft zicht aangesloten bij de Gedragscode voor onderzoek en statistiek. Dit betekent dat de NPO wel geanonimiseerd gegevens verzamelt en kan verspreiden op geaggregeerd niveau ten behoeve van rapportages over de naleving van de prestatieovereenkomst, maar dat de NPO in geen enkel geval datasets kan, mag of zal afstaan aan derden.
Over landroof in Mozambique |
|
Jasper van Dijk , Marit Maij (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Knapen (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het rapport «The human rights impacts of tree plantations in Niassa province, Mozambique»?1
Herinnert u zich de eerdere vragen over dit onderwerp d.d. 09 december 2011? 2
Wat is uw beoordeling van het nieuwe management van het Global Solidarity Forest Fund (GSFF)?
Kunt u zeggen wat de uitkomst is van de Werkgeversraad, dan wel het Verantwoordingsorgaan van het ABP, waarbij u de concrete investering van GSFF in Mozambique heeft geagendeerd?3
Het onderwerp «investeringen van Global Solidarity Forest Fund (GSFF)» is in het Verantwoordingsorgaan aan de orde geweest. In het kader van het Oordeel 2011 van het Verantwoordingsorgaan is gesproken over het door het bestuur gevoerde beleid en het handelen van hetzelfde bestuur.
Het Verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur blijk geeft van zijn groeiend besef inzake de maatschappelijke verantwoordelijkheid als pensioenfonds. Om het belang van verantwoord beleggen te benadrukken brengt ABP jaarlijks een apart verslag verantwoord beleggen uit. Het Verantwoordingsorgaan vindt dit een goede ontwikkeling.
Het Verantwoordingsorgaan verwacht van het bestuur dat het maatschappelijk verantwoord beleggen bevordert en toeziet dat het beleid correct en adequaat wordt uitgevoerd door de uitvoeringsorganisaties, overeenkomstig de door OESO afgekondigde richtlijnen voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO).
Kunt u hierbij tevens aangeven wat de uitkomst is van de discussie over het al dan niet naleven van de herziene OESO-richtlijn multinationale ondernemingen in de Werkgeversraad dan wel het Verantwoordingsorgaan van het ABP?4
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is inzake het initiatief van de Mozambikaanse overheid- gesteund door de Nederlandse ambassade en de Food and Agriculture Organization (FAO)- om samen met de investeerders en de lokale gemeenschappen te komen tot concrete en bindende afspraken over de investeringen?
Bent u bereid – gezien uw zetel in de Werkgeversraad en het Verantwoordingsorgaan van ABP – om de aanbevelingen in het rapport, onder meer over openbaarmaking, geschillenbeslechting en controlemechanismen, in te brengen in deze fora? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wanneer?
Bent u bereid om het controlemechanisme te baseren op de EU-richtlijnen voor mensenrechtenverdedigers?
Welke andere mogelijkheden heeft u om de transparantie over dergelijke investeringen c.q. beleggingsbeleid te bevorderen?