De inbeslagname van twee wietplanten voor medicinale cannabis |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u de berichten «De twee wietplanten van Jan (73) moeten weg: «Een ramp voor mijn zieke vrouw» en «Wietplanten Jan en Jannie opeens verdwenen tijdens de boodschappen»?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat patiënten baat kunnen hebben bij medicinaal gebruik van cannabis? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Dat mensen baat kunnen hebben bij het gebruik van medicinale cannabis is mogelijk. Het is niet met wetenschappelijk onderzoek aangetoond, maar uit praktijkervaring blijkt dat medicinale cannabis in geval van sommige ernstige ziekten en aandoeningen voor verlichting kan zorgen. Daarom is medicinale cannabis via de apotheek beschikbaar op medische indicatie en op voorschrift van een arts.
Medicinale cannabis is momenteel in vijf variëteiten beschikbaar. Elk van deze variëteiten is van constante en farmaceutische kwaliteit zodat de arts en patiënt er zeker van kunnen zijn dat de gebruikte variëteit steeds dezelfde inhoudsstoffen en sterkte bevat en vrij is van pesticiden en andere schadelijke stoffen. Het verstrekken via de apotheek is ook van belang om te controleren dat het niet intervenieert met eventuele andere geneesmiddelen die de patiënt gebruikt.
Gebruik van cannabis die niet via de apotheek wordt verkregen kan schadelijk zijn voor de gezondheid doordat deze niet gecontroleerd is geteeld en dus niet van constante en farmaceutische kwaliteit is. Daarnaast kan het problemen opleveren omdat een contra-indicatie niet wordt opgemerkt wat een risico kan opleveren voor de gezondheid.
Deelt u de mening dat sommige patiënten geen of minder baat hebben bij de via apotheken aangeboden medicinale cannabis maar dat wel hebben bij specifieke cannabisproducten die zij of anderen zelf telen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Gelet op de ervaringen van het BMC, wordt met de vijf beschikbare medicinale cannabissoorten grotendeels voorzien in de bestaande behoefte. In het algemeen kan het zijn dat patiënten niet uitkomen met een beschikbaar geneesmiddel. Ook dan kan het niet zo zijn dat het (genees)middel thuis gemaakt wordt en toegestaan wordt omdat het volgens de patiënt beter werkt. Momenteel loopt er een Europese aanbestedingsprocedure voor de teelt van medicinale cannabis; insteek hierbij is onder meer het uitbreiden van het aantal beschikbare variëteiten.
Voor wat betreft medicinale olie, heeft BMC mij aangegeven dat iedere bereidingsapotheek in Nederland cannabisolie mag maken als magistrale bereiding. De apotheken die dit momenteel al doen, zijn in staat om alle soorten verhoudingen te bereiden die de arts, in overleg met de patiënt, voorschrijft.
Daarnaast is het BMC bereid om het gesprek aan te gaan met patiënten en patiëntenverenigingen inzake het aanbod zoals dat nu beschikbaar is en de mogelijke hiaten hierin. Het BMC heeft mij bovendien laten weten bereid te zijn om informatie te verstrekken over het huidige aanbod aan medicinale cannabis. Verder ga ik met het BMC de mogelijkheid bespreken om, rekening houdend met de beschikbare capaciteit en de kosten, indien hiertoe een aanvraag wordt ingediend door het OM, de politie of de burgermeester analyses van cannabisvariëteiten te laten uitvoeren met samples van planten die zij hebben aangetroffen. Het OM, de politie of de burgermeester kunnen hierom verzoeken indien iemand stelt dat de door BMC aangeboden variëteiten niet voldoende zijn. Met dit onderzoek kan deze stelling worden bevestigd of ontkracht. De samples worden op inhoudsstoffen geanalyseerd en voor zover mogelijk vergeleken met het huidige aanbod. Per aangeleverde sample heeft BMC-informatie nodig over de indicaties waarvoor de variëteit wordt gebruikt.
Deelt u de mening dat het bezitten van twee wietplanten voor eigen medicinaal gebruik niemand tot last kan zijn of enige schade kan toebrengen? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Het bezit en het telen van cannabisplanten voor eigen medicinaal gebruik is verboden. Medicinale cannabis kan alleen via de apotheek op doktersrecept worden verkregen. Zelf telen is verboden, aangezien cannabis op lijst II van de Opiumwet staat. Als mensen om medicinale redenen cannabis willen gebruiken, is dat mogelijk via de geëigende medicinale weg. Bij thuisteelt loopt men het risico op inbeslagname. De wet is duidelijk over wat al dan niet is toegestaan.
Heeft de politie binnen het gedoogbeleid ruimte om in het geval zij vijf of minder wietplanten bij een particulier aantreffen, die niet in beslag te nemen? Zo ja, op grond waarvan en waarom is er in dit geval geen gebruik van gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Het gedoogbeleid geldt voor de verkoop van cannabis in coffeeshops. Het bezit en telen van cannabis(planten) valt niet onder het gedoogbeleid, en is in het geheel niet toegestaan. Voor het telen van een kleine hoeveelheid (vijf planten of minder) voor eigen gebruik geldt wel een lage opsporingsprioriteit, wat inhoudt dat planten alleen in beslag worden genomen en dat er in principe geen vervolging plaatsvindt, zoals vermeld in de Aanwijzing Opiumwet 3.2.1. Teelt van hennep (of de cannabis plant) van het Openbaar Ministerie (OM). De politie zal derhalve altijd in beslag nemen.
Deelt u de mening dat de gedoogregels voor patiënten die van medicinale cannabisproducten gebruikmaken zouden moeten toestaan dat voor eigen gebruik tot maximaal vijf planten in bezit mogen blijven? Zo ja, waarom en hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
In het antwoord op vraag drie wordt aangegeven hoe patiënten van medicinale cannabis gebruik kunnen maken, en hoe het aanbod op de vraag wordt afgestemd. Hiermee is er voor mensen die daar baat bij hebben een manier om legaal aan medicinale cannabis te komen.
Tegelijk is het bezitten van cannabisplanten op grond van de Opiumwet verboden. Dit geldt ook voor het telen van vijf planten of minder. Alleen de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) kan hiervan ontheffing verlenen (op grond van artikel 8 Opiumwet). Er is op dit moment geen aanleiding daar verandering in te brengen.
Binnen het landelijk kader dat gesteld wordt door de Opiumwet en de Aanwijzing Opiumwet worden vijf planten of minder gezien als een kleine hoeveelheid voor eigen gebruik en wordt er in principe niet vervolgd. Als een klacht binnenkomt, zal de politie daar echter naar kijken. Bij het aantreffen van planten worden deze in beslag genomen. De uiteindelijke beslissing om in een zaak al dan niet te vervolgen is aan de officier van justitie.
Deelt u de mening dat uit de genoemde berichten opnieuw blijkt dat het huidige gedoogbeleid van cannabis op zijn minst onduidelijk is zo niet hypocriet? Zo ja, waarom en hoe gaat u dit veranderen? Zo nee, waarom niet?
Het gedoogbeleid geldt voor de verkoop van cannabis in coffeeshops. Het bezit van cannabis(planten) valt niet onder het gedoogbeleid.
Teneinde te bezien of en hoe er verandering zou kunnen plaatsvinden in het beleid aangaande cannabis voor recreatief gebruik voert dit Kabinet een experiment uit met een gesloten cannabisketen. Over de voortgang van het experiment wordt uw Kamer periodiek geïnformeerd. Het is aan een volgend Kabinet om naar aanleiding van dit experiment te besluiten over de toekomst van het cannabisbeleid.
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het niet handhaven van het verbod op gezichtsbedekkende kleding in het openbaar vervoer |
|
Harry van der Molen (CDA), Wytske de Pater-Postma (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
Kent u het artikel «Nikabdraagster uit de bus gezet»?1
Ja.
Bent u bekend met de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding van 27 juni 2018, waarvan artikel 1, eerste lid luidt: 'Het is verboden om in het openbaar vervoer en in gebouwen en bijbehorende erven van onderwijsinstellingen, overheidsinstellingen en zorginstellingen kleding te dragen die het gezicht geheel bedekt of zodanig bedekt dat alleen de ogen onbedekt zijn, dan wel onherkenbaar maakt». (Staatsblad 2018, 222)?
Ja.
Bent u bekend met het feit dat de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding op 1 augustus 2019 in werking getreden is in Nederland (Staatsblad 2019, 165)?
Ja.
Kunt u uitleggen waarom een chauffeur in Limburg, die deze wet netjes handhaaft, op de vingers getikt wordt en waarom de politie en de werkgever deze man niet ondersteunen?
De wet gedeeltelijk verbod gezichtsbekkende kleding bepaalt dat de handhaving aan politie en het Openbaar Ministerie is. Deze wet bevat een nieuwe norm. Instellingen waarop het verbod van toepassing is worden geacht de wet na te leven, net als dit bij andere wetgeving het geval is. Op basis van de memorie van toelichting en de wetsbehandeling van deze wet is het uitgangspunt dat op de locatie en in het voertuig eerst op de norm wordt gewezen. In de wetsbehandeling is op basis van de aangedragen zorgen uiteen gezet dat naleving door de instellingen bestaat uit het aanspreken met het verzoek de gezichtsbedekking af te doen of de locatie of het voertuig te verlaten. Een bevoegdheid om te handhaven voor medewerkers van een locatie of in een voertuig is er niet. Bij de uitwerking voor de praktijk is aangesloten bij de wet en de wetsbehandeling in uw Kamer en de Eerste Kamer.
Het openbaar vervoer heeft vanwege haar specifieke kenmerken een bijzondere positie. Achtergrond hiervoor is dat het in het openbaar vervoer gaat om duizenden «bewegende» locaties met veelal een «open-instap-regime». Het openbaar vervoer kent ook bij andere overtredingen een eigen werkwijze. Dit is reden geweest om specifiek contact te hebben met het openbaar vervoer over de werkwijze en de zorgen over escalaties, de veiligheid van personeel en reizigers. Op basis van de wet en de wetsbehandeling is het uitgangspunt dat medewerkers van het openbaar vervoer helpen bij de naleving van de wet door overtredingen bij te houden en afhankelijk van de situatie de reizigers met gezichtsbedekkende kleding aan te spreken. Dan wordt gevraagd om de gezichtsbedekking af te doen of het voertuig te verlaten. Als daar geen gevolg aan wordt gegeven, kan de politie worden ingeschakeld om de overtreding te beëindigen. Daarbij kan een proces-verbaal worden opgemaakt. De overtredingen die worden doorgegeven aan de verkeersleiding worden tussen het openbaar vervoersbedrijf en de lokale gezagsdriehoek besproken. Op basis van deze bijgehouden meldingen kan tussen de lokale gezagsdriehoek en het openbaar vervoer gekeken worden naar specifieke wijzen van handhaving bijvoorbeeld door gecombineerde (preventieve) handhavingsacties van OV personeel en politie. Dit zoals nu ook gebeurt bij het aanpakken van (terugkerende) verstoring van de openbare orde op bepaalde lijnen. In geval van escalatie of verstoring van de orde in het voertuig wordt aangesloten bij de bestaande protocollen in het openbaar vervoer.
In het voorval waarover u vragen stelt heeft de betreffende chauffeur conform deze gedragslijn een mevrouw aangesproken en hierna is, eveneens conform de gedragslijn, de melding bij de verkeersleiding gedaan. Op basis van de personeelsinstructie is het de bedoeling dat de dienstregeling alleen in overleg tussen de chauffeur en de verkeersleiding wordt gestopt. Dit is noodzakelijk om hinder, overlast of escalatie in het voertuig voor reizigers en personeel en onveilige situaties voor andere verkeersdeelnemers te voorkomen. Het openbaar vervoer bedrijf betrokken bij dit voorval heeft binnen het bedrijf contact opgenomen om bij alle medewerkers de gedragslijn onder de aandacht te brengen en er voor te zorgen dat escalaties en onveilige situaties door het stoppen van de dienstregeling wordt voorkomen en tegelijkertijd de wet wordt nageleefd.
Ten aanzien van de politie merk ik op dat op de eerste dag de politiemedewerker overeenkomstig de interne politie instructie heeft gehandeld. Ten overvloede merk ik op dat de tweede dag de verkeersleiding zelf de beslissing heeft genomen om de politie niet in te schakelen.
Wilt u ervoor zorgen dat deze man en andere mensen die gewoon netjes de wet uitvoeren beschermd worden en wilt u de chauffeur persoonlijk bedanken?
Het is belangrijk om zorgvuldig om te gaan met mensen die voor het toepassen van de wet staan. Bij het voorval in een bus in Stein hebben zowel de buschauffeur als de politiemedewerker conform de wet gehandeld.
Het kabinet ondersteunt de naleving van de wet door de instellingen, met aandacht voor de invulling van de werkwijze die rekening houdt met het zorgen voor een veilige publieke taak en de rol die de werkgever en werknemer bij deze wet met betrekking tot de naleving hebben.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze wet effectief gehandhaafd gaat worden in het openbaar vervoer? En wat vindt u ervan dat de politie de tweede keer helemaal niet komt?
Bij de door u genoemde «tweede keer» heeft het openbaar vervoer bedrijf in kwestie aangegeven dat de persoon met gezichtsbedekkende kleding door de chauffeur aangesproken, de keuze is voorgelegd om de gezichtsbedekking te verwijderen of de bus te verlaten en is de verkeersleiding ingeschakeld. De verkeersleiding maakt de inschatting of de politie moet worden ingeschakeld. In dit geval heeft de verkeersleiding op basis van de concrete situatie de inschatting gemaakt de politie niet in te zetten.
Op basis van de wet en de wetsbehandeling die vertaald is in de gedragslijn voor het openbaar vervoer is de inschatting of de politie wordt gebeld aan de medewerkers. Dit is ook zo opgenomen in de gedragslijn voor het openbaar vervoer.
Graag merk ik op dat als de politie gevraagd wordt te komen dit ook gebeurt, zoals in de interne instructie van de politie is aangegeven en specifiek in de overleggen met het openbaar vervoer is afgesproken. De wijze en snelheid van de inzet wordt daarbij afgestemd met het openbaar vervoer bedrijf op basis van de situatie in de praktijk. Op basis van het interne handelingskader van de politie wordt bij een melding van gezichtsbedekkende kleding door een instelling of een vervoerder uitgegaan van een zogenaamde «nu» melding, hetgeen betekent dat de politie binnen maximaal 30 minuten ter plaatse is. Wanneer de melding een escalatie betreft wordt dit aangemerkt als een «spoed» melding, dit betekent dat de politie binnen maximaal 15 minuten ter plaatse is.
De wijze van naleving en handhaving in het openbaar vervoer is opgenomen in mijn antwoord op vraag 4.
Het bericht dat Arriva haar personeel afvalt als zij het boerkaverbod in de bus handhaven |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV), Roy van Aalst (PVV) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht dat de buschauffeur die het boerkaverbod in zijn bus handhaafde door Arriva publiekelijk is afgevallen?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze buschauffeur geen terechtwijzing verdient, maar juist een dik compliment?
Het is belangrijk om zorgvuldig om te gaan met mensen die voor het toepassen van de wet staan. Bij het voorval in een bus in Stein hebben zowel de buschauffeur als de politiemedewerker conform de wet gehandeld.
Het kabinet ondersteunt de naleving van de wet door de instellingen, met aandacht voor de invulling van de werkwijze die rekening houdt met het zorgen voor een veilige publieke taak en de rol die de werkgever en werknemer bij deze wet met betrekking tot de naleving hebben. De specifieke afspraken in het openbaar vervoer staan beschreven in antwoord 3.
Deelt u de mening dat het boerkaverbod ook gewoon in het openbaar vervoer moet worden gehandhaafd?
De wet gedeeltelijk verbod gezichtsbekkende kleding bepaalt dat de handhaving aan politie en het Openbaar Ministerie is. Deze wet bevat een nieuwe norm. Instellingen waarop het verbod van toepassing is worden geacht de wet na te leven, net als dit bij andere wetgeving het geval is. Op basis van de memorie van toelichting en de wetsbehandeling van deze wet is het uitgangspunt dat op de locatie en in het voertuig eerst op de norm wordt gewezen. In de wetsbehandeling is op basis van de aangedragen zorgen uiteen gezet dat naleving door de instellingen bestaat uit het aanspreken met het verzoek de gezichtsbedekking af te doen of de locatie of het voertuig te verlaten. Een bevoegdheid om te handhaven voor medewerkers van een locatie of in een voertuig is er niet. Bij de uitwerking voor de praktijk is aangesloten bij de wet en de wetsbehandeling in uw Kamer en de Eerste Kamer.
Het openbaar vervoer heeft vanwege haar specifieke kenmerken een bijzonder positie. Achtergrond hiervoor is dat het in het openbaar vervoer gaat om duizenden «bewegende» locaties met veelal een «open-instap-regime». Het openbaar vervoer kent ook bij andere overtredingen een eigen werkwijze. Dit is reden geweest om specifiek contact te hebben over de werkwijze en de zorgen over escalaties, de veiligheid van personeel en reizigers. Op basis van de wet en de wetsbehandeling is het uitgangspunt dat medewerkers van het openbaar vervoer helpen bij de naleving van de wet door overtredingen bij te houden en afhankelijk van de situatie de reizigers met gezichtsbedekkende kleding aan te spreken. Dan wordt gevraagd om de gezichtsbedekking af te doen of het voertuig te verlaten. Als daar geen gevolg aan wordt gegeven, kan de politie worden ingeschakeld om de overtreding te beëindigen. Daarbij kan een proces-verbaal worden opgemaakt. De overtredingen die worden doorgegeven aan de verkeersleiding worden tussen het openbaar vervoersbedrijf en de lokale gezagsdriehoek besproken. Op basis van deze bijgehouden meldingen kan tussen de lokale gezagsdriehoek en het openbaar vervoer gekeken worden naar specifieke wijzen van handhaving bijvoorbeeld door gecombineerde (preventieve) handhavingsacties van OV personeel en politie. Dit zoals nu ook gebeurt bij het aanpakken van (terugkerende) verstoring van de openbare orde op bepaalde lijnen. In geval van escalatie of verstoring van de orde in het voertuig wordt aangesloten bij de bestaande protocollen in het openbaar vervoer.
In het voorval waarover u vragen stelt heeft de betreffende chauffeur conform deze gedragslijn een mevrouw aangesproken en hierna is, eveneens conform de gedragslijn, de melding bij de verkeersleiding gedaan. Op basis van de personeelsinstructie is het de bedoeling dat de dienstregeling alleen in overleg tussen de chauffeur en de verkeersleiding wordt gestopt. Dit is noodzakelijk om hinder, overlast of escalatie in het voertuig voor reizigers en personeel en onveilige situaties voor andere verkeersdeelnemers te voorkomen. Het openbaar vervoer bedrijf betrokken bij dit voorval heeft binnen het bedrijf contact opgenomen om bij alle medewerkers de gedragslijn onder de aandacht te brengen en er voor te zorgen dat escalaties en onveilige situaties door het stoppen van de dienstregeling wordt voorkomen en tegelijkertijd de wet wordt nageleefd.
Ten aanzien van de politie merk ik op dat op de eerste dag de politiemedewerker overeenkomstig de interne politie instructie heeft gehandeld. Ten overvloede merk ik op dat de tweede dag de verkeersleiding zelf de beslissing heeft genomen om de politie niet in te schakelen.
Bent u bereid op te treden tegen vervoersbedrijven die weigeren het boerkaverbod te handhaven en desnoods hun concessies in te trekken?
Deze nieuwe wet heeft betrekking op veel instellingen, instanties en vervoerders en hun medewerkers. Ik blijf met de betrokken ministeries, koepels en sectoren contact houden over de uitvoering van deze wet en de daarbij behorende vragen over toepassing en reikwijdte, inclusief de handhaving. Uit de contacten met de openbaar vervoer bedrijven blijkt op dit moment niet dat zij de wet weigeren na te leven. Ook uit andere contacten en de ervaringen van instellingen en de politie van de afgelopen weken leidt ik af dat de wet in het algemeen bekend is en er op basis van de wet werkwijzen zijn aangepast en er gehandeld wordt. Ik vind het nog te vroeg om een beoordeling over de uitvoering en maatschappelijke gevolgen van de wet te geven, maar ik hou de vinger aan de pols.
De verwijdering van twee wietplanten uit de tuin van een ouder echtpaar door de politie |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Tijdens aangifte horen Jan en Jannie dat politie hun wietplanten heeft weggehaald»?1
Ja.
Kunt u aangeven op welke wijze de klokkenluider overlast heeft ervaren van de twee cannabisplanten?
Wij kunnen niet ingaan op de inhoud van een individuele melding bij Meld Misdaad Anoniem.
Kunt u, met het oog op de Grondwet, internationale verdragen, maar ook op bijvoorbeeld het recht op gezond leven, reflecteren op het huidig beleid rondom medicinale cannabis?
Het huidige beleid heeft als doel om binnen de geldende internationale en nationale wettelijke kaders ervoor te zorgen dat medicinale cannabis van farmaceutische en constante kwaliteit via de apotheek op recept beschikbaar wordt gesteld aan patiënten die dit door hun arts voorgeschreven hebben gekregen.
Met het Bureau Medicinale Cannabis (BMC) houdt Nederland zich aan het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 19612. Dit verdrag stelt dat indien een land de teelt van cannabis voor medicinale doeleinden toelaat er een nationaal bureau moet zijn dat alle oogsten opkoopt en het alleenrecht heeft op verkoop. Dit regeringsbureau moet de oogst in bezit nemen. De op deze wijze gecontroleerde kwaliteit komt ten goede aan de gezondheid van de patiënt.
Hoe beoordeelt u het weghalen van twee cannabisplanten bij een ouder echtpaar, van wie de vrouw baat heeft bij het gebruik van cannabisolie voor haar psoriasis, als u kijkt naar proportionaliteit en barmhartigheid?
Het telen van cannabis is op grond van de Opiumwet verboden. Dit geldt ook voor het telen van vijf planten of minder. Alleen de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) kan hiervan ontheffing verlenen (artikel 8 Opiumwet).
Binnen het landelijk kader dat gesteld wordt door de Opiumwet en de Aanwijzing van het Openbaar Ministerie (OM), worden vijf planten of minder gezien als een kleine hoeveelheid voor eigen gebruik en wordt er in principe niet vervolgd. Als een klacht binnenkomt, zal de politie daar echter wel naar moeten kijken. Bij aantreffen van planten worden deze in beslag genomen. De uiteindelijke beslissing om in een zaak al dan niet te vervolgen is aan de officier van justitie.
Realiseert u zich dat de aangeboden medicinale olie en cannabis niet voor iedereen effectief en/of betaalbaar is, aangezien er vele verschillende kruisingen bestaan (waarin niet alleen de gehaltes Tetrahydrocannabinol (THC), Cannabidiol (CBD) en andere cannabinoïden variëren, maar ook het terpenenprofiel), dat medicinale – whole plant – cannabisolie nauwelijks legaal verkrijgbaar is én de zorgverzekeraars gestopt zijn met vergoeden?
Gelet op de ervaringen van het BMC, wordt met de vijf beschikbare medicinale cannabissoorten grotendeels voorzien in de bestaande behoefte. In het algemeen kan het zijn dat patiënten niet uitkomen met een beschikbaar geneesmiddel. Ook dan kan het niet zo zijn dat het (genees)middel thuis gemaakt wordt en toegestaan wordt omdat het volgens de patiënt beter werkt.
Daarnaast is het BMC bereid om het gesprek aan te gaan met patiënten en patiëntenverenigingen inzake het aanbod zoals nu beschikbaar is en de mogelijke hiaten hierin. Het BMC heeft mij bovendien laten weten bereid te zijn om informatie te verstrekken over het huidige aanbod aan medicinale cannabis. Verder ga ik met het BMC de mogelijkheid bespreken om, rekening houdend met de beschikbare capaciteit en de kosten, indien hiertoe een aanvraag wordt ingediend door het OM, de politie of de burgermeester in het kader van een rechtszaak, analyses van cannabis variëteiten te laten uitvoeren met samples van planten waarover de rechtszaak gaat. De samples worden op inhoudsstoffen geanalyseerd en voor zover mogelijk vergeleken met het huidige aanbod. Per aangeleverde sample heeft BMC informatie nodig over de indicaties waarvoor de variëteit wordt gebruikt.
Voor wat betreft medicinale olie, heeft BMC mij aangegeven dat iedere bereidingsapotheek in Nederland cannabisolie mag maken als magistrale bereiding. De apotheken die dit momenteel al doen, zijn in staat om alle soorten verhoudingen te bereiden waar de patiënt om verzoekt. Fysiek ophalen van de producten is niet vereist3.
Voor de effectiviteit van medicinale cannabis bestaat volgens het Zorginstituut onvoldoende wetenschappelijk bewijs. Daarom is medicinale cannabis niet opgenomen in het verzekerde basispakket waardoor zorgverzekeraars het gebruik van dit middel niet standaard vergoeden.
Wel heeft BMC de apotheekinkoopprijs de afgelopen jaren stapsgewijs verlaagd. Daardoor ligt de prijs op dit moment (significant) onder de prijs van door Coffeeshops aangeboden recreatieve cannabis.
Wat betekent de uitspraak van de rechtbank van Middelburg voor het huidige medicinaal cannabis beleid, waarin staat dat de burgemeester ten onrechte het huis van een medicinaal wietkweker voor drie maanden heeft gesloten?2
De uitspraak van de rechtbank betreft het inzetten van een bestuurlijke bevoegdheid door de burgemeester. Het beleid ten opzichte van medicinale cannabis staat hier los van.
Bent u bereid patiënten die baat hebben bij het gebruik van medicinale cannabis en een doktersvoorschrift hebben voor het gebruik ervan een individuele ontheffing te verlenen op basis van artikel 8 van de Opiumwet?
Op grond van artikel 8i van de Opiumwet verleen ik niet meer ontheffingen van het verbod op teelt van hennep dan voor de doeleinden zoals vermeld in artikel 8h van dezelfde wet nodig is. Er wordt op dit moment in Nederland voldoende hennep geteeld om hierin te kunnen voorzien.
Via openbare aanbesteding sluit BMC contracten met telers van medicinale cannabis. Hierbij is van belang dat de teler cannabis kan telen en verder bewerken onder strikte condities zodat het eindproduct steeds de juiste sterkte van werkzame stoffen heeft, het product voldoet aan eisen met betrekking tot vervuiling en het daardoor ook geschikt is voor patiënten met een lage weerstand. Op die manier voorzie ik in de behoefte aan medicinale cannabis.
Gelet op hoge kwaliteitseisen kan er bij thuisteelt per definitie van «medicinale cannabis» geen sprake zijn. Het afleveren van medicinale cannabis moet via de apotheek. De apotheek ontvangt de goedgekeurde medicinale cannabis van BMC. Bij het voorschrijven dan wel afleveren van de medicinale cannabis in de apotheek vindt ook nog controle plaats of de medicinale cannabis gebruikt kan worden met andere geneesmiddelen die de patiënt mogelijk gebruikt.
De sterke groei aan dwangsommen voor de Nationale Politie |
|
Ronald van Raak |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Waarom gaat de politie zo slecht om met haar eigen medewerkers, dat ze vorig jaar ruim 500 agenten een dwangsom moest betalen?1
De politie vindt het van groot belang dat de collega’s de zorg en ondersteuning krijgen die zij nodig hebben. Daarvoor is een deugdelijke en tijdige juridische afhandeling noodzakelijk. De politie doet er alles aan om het besluit tijdig in behandeling te nemen en te zorgen voor deugdelijke afhandeling. Het is voor de politieorganisatie niet altijd mogelijk geweest om binnen de gestelde termijn te reageren. De juridische afdeling heeft een beperkte opschaalbare capaciteit. Bij een piek in het werkaanbod is juridische expertise niet altijd- direct- in te huren. Desalniettemin wordt er door de politie met de beschikbare capaciteit hard gewerkt om binnen de gestelde termijnen te acteren.
Deelt u de mening dat het desastreus is voor het vertrouwen in de organisatie als politiemensen langer dan een jaar op betaling moeten wachten?
Zie antwoord vraag 1.
Is de ruim 770.000 euro aan dwangsommen die nu bekend is ook echt alles? Hoeveel heeft de politie in 2018 in totaal aan dwangsommen of andere vergoedingen aan medewerkers moeten betalen? Wat zijn de te betalen bedragen voor de eerste helft van 2019?
bedrag betreft eerste helft 2019.
Hoe verklaart u de snelle toename van het aantal dwangsommen in de afgelopen jaren? Kunt u uitsluiten dat dit te maken heeft met de groeiende tekorten aan mensen bij de politie? Welke andere oorzaken ziet u voor deze snel verslechterende omgang met de eigen mensen?
De jaren 2017 en 2018 laten een piek zien in aantallen procedures en daarmee ook het uitgekeerde bedrag aan dwangsommen. De implementatie van het Landelijk Functiehuis Nederlandse Politie, de fase na de vorming van de Nationale politie en de invoering van de Regeling aanvraag andere functie (RAAF) hebben geleid tot veel beroeps- en bezwaarprocedures, die de pieken in 2017 en 2018 grotendeels verklaart. Deze zaken zijn inmiddels afgerond.
Welke maatregelen gaat u nemen om de snelle groei aan dwangsommen te stoppen, de opgelegde dwangsommen alsnog direct aan medewerkers te betalen en zo snel mogelijk hervormingen door te voeren bij de politie zodat dwangsommen niet meer nodig zijn?
De politieorganisatie is er veel aan gelegen om als goed werkgever de bezwaren binnen de gestelde termijn te voldoen. Het proces van behandeling is de afgelopen periode sterk verbeterd en dat is vooralsnog terug te zien in de halfjaarscijfers van 2019: een aanzienlijk minder aantal dwangsommen dan voorgaande jaren. De komende jaren zal een verdere optimalisering van de processen plaatsvinden wat bijdraagt aan het beter op kunnen vangen van eventuele pieken van aanvragen in de toekomst.
Het terughalen van Duitse kinderen uit Syrië door Duitsland |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Ook Duitsland haalt IS kinderen terug»?1
Ja.
Hebt u hier voorafgaand aan het terughalen van de Duitse kinderen door Duitsland contact over gehad met uw Duitse ambtsgenoot? Of was Nederland op een andere manier op de hoogte van het Duitse voornemen om deze kinderen naar Duitsland terug te halen?
Nee. Nederland was van tevoren niet op de hoogte van de Duitse actie om kinderen vanuit Syrië naar Duitsland over te brengen. Er zijn weliswaar regelmatige contacten tussen de landen in de Schengen-zone over uitreizigers, maar ieder land neemt eigenstandige beslissingen over het al dan niet terughalen van uitreizigers en/of hun kinderen.
Zo ja, is overwogen om tijdens deze missie ook Nederlandse kinderen op te halen?
Nee. Staand kabinetsbeleid is dat Nederland niet actief uitreizigers en hun kinderen ophaalt uit Syrië. Zoals nader beschreven in de brief aan uw Kamer van 21 februari 2019 (Kamerstuk 29 754 nr. 492) kan een andere afweging worden gemaakt voor Nederlandse weeskinderen die alleen achterblijven in Syrië, omdat hun ouders zijn overleden. In dergelijke gevallen bestudeert het Kabinet of en hoe de kinderen van overleden uitreizigers terug kunnen keren naar Nederland.
Bent u het eens dat het onwenselijk is dat Nederlandse kinderen onder erbarmelijke omstandigheden in Syrië verblijven?
Ja. Zie verder antwoord op vraag 6.
Hoeveel Nederlandse kinderen bevinden zich momenteel in Syrische kampen? Wat is hun leeftijd? En hoeveel verblijven er zonder ouderlijk gezag?
Het is onbekend hoeveel Nederlandse kinderen zich momenteel in Syrische kampen bevinden. Uit cijfers van de AIVD blijkt dat in opvangkampen in Syrian Democratic Forces-gebied zich op dit moment circa 85 kinderen «met een Nederlandse link» bevinden.2 Deze kinderen hebben een of twee ouders met de Nederlandse nationaliteit of ouders die langere tijd in Nederland hebben gewoond. Dat betekent dat niet alle kinderen «met een Nederlandse link» de Nederlandse nationaliteit hebben. Minder dan een kwart van de minderjarigen is door een of beide ouders meegenomen naar het strijdgebied, ruim driekwart is daar geboren. Er zijn op dit moment geen gevallen bekend van Nederlandse (wees)kinderen die «zonder ouderlijk gezag» in Syrië verblijven.
Hoe oordeelt u over de uitspraak van de Duitse Minister van Buitenlandse Zaken, Heiko Maas: «Ze kunnen niet verantwoordelijk worden gesteld voor de daden van hun ouders, en daarom willen we helpen»? Deelt u zijn visie? Zo ja, welke maatregelen neemt u om deze kinderen te helpen? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten?
Kinderen kunnen inderdaad niet verantwoordelijk worden gehouden voor de daden van hun ouders. Daarom beschouwt het kabinet kinderen van uitreizigers in eerste instantie als slachtoffers van de verwerpelijke keuzes van hun ouders. Het terughalen van kinderen kan niet los worden gezien van hun ouders, aangezien het scheiden van kinderen en ouders in beginsel onwenselijk is en juridisch complex ligt. Zoals nader beschreven in de brief aan uw Kamer van 21 februari 2019 (Kamerstuk 29 754 nr. 492) kan een andere afweging worden gemaakt voor Nederlandse weeskinderen die alleen achterblijven in Syrië, omdat hun ouders zijn overleden.
Hoe is het gesteld met de veiligheidssituatie in de kampen waar Nederlandse kinderen verblijven? Is deze in de afgelopen weken verslechterd? Kunt u een toelichting geven over de omstandigheden in deze kampen?
30 humanitaire partners verlenen hulp in deze opvangkampen, waaronder kamp Al Hol. Ondanks dat hulporganisaties doen wat ze kunnen om alle mensen te helpen, zijn er grote tekorten. Uit recente rapporten van de VN (OCHA) blijkt dat de grootste tekorten bestaan in de sectoren gezondheidszorg, water en sanitatie en bescherming. De toegang voor humanitaire hulporganisaties tot die delen van de kampen waar buitenlandse strijders en families in detentie worden gehouden is nog steeds slecht.
Uit VN-rapporten blijkt dat informatie over familieleden in detentie niet/nauwelijks wordt gedeeld, wat leidt tot spanningen in het kamp, inclusief veiligheidsincidenten en demonstraties. Als reactie hierop militariseert de kampleiding het opvangkamp door het plaatsen van hekken en (gewapende) beveiliging. Dit is zorgwekkend. Humanitaire organisaties blijven benadrukken dat Al Hol een ontheemdenkamp is en geen detentiecentrum en roepen op het civiele karakter van het kamp te bewaken daar het voornamelijk bestaat uit kinderen.
Hoe is het gesteld met de lichamelijke gezondheid van deze kinderen?
Er is geen zicht op de kinderen met een Nederlandse link die in de kampen in Syrian Democratic Forces-gebied verblijven. Het is daarom niet mogelijk precieze informatie te geven over de lichamelijke en geestelijke gezondheid van deze kinderen. Zie verder antwoord op vraag 12.
Overweegt u, net als Duitsland, kinderen met ernstige medische problemen terug te halen naar Nederland, ook wanneer zij geen wees zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Het terughalen van kinderen kan niet los worden gezien van hun ouders, aangezien het scheiden van kinderen en ouders in beginsel onwenselijk is en juridisch complex ligt. Zoals nader beschreven in de brief aan uw Kamer van 21 februari 2019 (Kamerstuk 29 754, nr. 492) bestudeert het kabinet of en hoe kinderen van overleden uitreizigers terug kunnen keren naar Nederland.
Hoe is het gesteld met de geestelijke gezondheid van de Nederlandse kinderen in de opvangkampen? Van hoeveel van deze Nederlandse kinderen kan gesteld worden dat ze kampen met trauma’s en psychische problemen als gevolg van hun ervaringen in het detentiekampen? Kunt u een toelichting geven?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bekend met de uitspraak van hoogleraar psychologie Gerrit Loots in een interview in de Volkskrant na diens bezoek aan kinderen in Noord-Syrische kampen: «Niet repatriëren is vragen om aanslagen»?2
Ja.
Hoe oordeelt u over diens waarschuwing dat in de Koerdische detentiekampen kinderen getraumatiseerd raken en daarmee de kans groter is dat ze later wraak zullen nemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is schrijnend dat deze veelal jonge kinderen zijn blootgesteld aan ernstige omstandigheden. Het is waarschijnlijk dat deze kinderen trauma’s hebben opgelopen. Deze kinderen zullen indien zij naar Nederland terugkeren adequate zorg nodig hebben. De aanpak die Nederland bij terugkeer hanteert, is gericht op het verlenen van deze zorg en begeleiding. De Raad voor de Kinderbescherming staat klaar om kinderen uit het strijdgebied bij te staan bij terugkeer in Nederland. Indien een Nederlandse minderjarige mogelijk met zijn of haar ouder(s) uit Syrië of Irak naar Nederland terugkeert is er een landelijk werkend multidisciplinair adviesteam minderjarige terugkeerders (LAT). Dit team van specialistische experts adviseert over opvang, veiligheid, zorg en onderwijs aan lokale partijen.
Terrorismeverdachten die airsoft speelden als mogelijke voorbereiding op een aanslag |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Michiel van Nispen , Antoinette Laan-Geselschap (VVD), Attje Kuiken (PvdA), Monica den Boer (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Wat is uw reactie op het onderzoek van RTL Nieuws waaruit blijkt dat terrorismeverdachten in Nederland de schietsport airsoft speelden en dat de politie dit als een mogelijke training voor een aanslag beschouwt?1
Over individuele casuïstiek doe ik geen mededelingen. Uiteraard staat buiten kijf dat het kabinet het voorbereiden op aanslagen met een terroristisch oogmerk ongewenst acht, in welke vorm dan ook.
Deelt u de mening van terrorisme-onderzoeker Jelle van Buuren dat deelname van terrorismeverdachten aan airsoft ongewenst is omdat dit gezien kan worden als training voor het plegen van een aanslag, om de reden dat allerlei vaardigheden die horen bij het plegen van een aanslag (zoals de omgang met wapens en het oefenen en innemen van posities) geoefend kunnen worden?
Ja, dit is inderdaad zeer ongewenst. Iedere training ten behoeve van een voorbereiding op het plegen van een aanslag wijst het kabinet uiteraard af. In bovengenoemde casus wordt de schietsport airsoft op deze manier misbruikt. Zo zullen er ook andere manieren zijn om vaardigheden op te doen en middelen te vergaren. Dit onderstreept het belang om met de verschillende betrokken partijen continu alert te blijven op tekenen van radicalisering en waar nodig in te grijpen.
Wat vindt u van de wijze waarop deelnemers aan airsoft gecontroleerd worden? Vindt u de eisen van het lidmaatschap van de sportbond, een minimumleeftijd van 18 en een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) voldoende? Waaruit bestaat de VOG-screening voor het spelen van airsoft precies?
Vanwege de sprekende gelijkenis van airsoftapparaten met vuurwapens is ten tijde van de totstandkoming van de regelgeving (in 2013) overwogen dat de beoefening van de airsoftsport slechts onder stringente voorwaarden zou worden toegestaan. Gegeven is echter ook dat airsoft apparaten lucht-, gas- of veerdrukwapens met een beperkte schotkracht zijn die, bij normaal gebruik, geen ernstig letsel kunnen toebrengen. Dit is de reden waarom gekozen is voor een regeling waarbij het bezit van airsoftapparaten onder voorwaarden is vrijgesteld. Een van die voorwaarden is dat de bezitter lid is van een door mij erkende vereniging. Ik acht de wijze waarop toezicht wordt uitgeoefend op deelnemers aan een airsoft evenement, in het licht van de beperkte risico’s die aan het beoefenen van de airsoftsport verbonden zijn, derhalve op dit moment afdoende. Dit geldt eveneens voor de regels waaraan bezitters van airsoft apparaten moeten voldoen, willen zij onder de vrijstellingsregeling van de Regeling wapens en munitie vallen, zoals het lidmaatschap van een door mij erkende vereniging en een verklaring omtrent het gedrag (VOG). Bij de beoordeling van een VOG-aanvraag wordt gekeken naar relevante justitiële documentatie. Bij de VOG-screening voor het spelen van airsoft kan een VOG worden geweigerd wanneer er bijvoorbeeld geweldsdelicten en terroristische misdrijven staan geregistreerd. Hoewel er beperkte risico’s verbonden zijn aan het beoefenen van de airsoftsport kijkt Justis, vanwege het karakter van de sector, bij de beoordeling acht jaar terug in het Justitieel Documentatie Systeem in plaats van de gebruikelijk vier jaar.
Wat vindt u van de regeling dat introducés geen VOG hoeven te overleggen en dat zij maar liefst zes keer mee kunnen doen aan airsoft zonder dat controle op achtergrond of delictgeschiedenis plaatsvindt? Deelt u de mening dat dit een gat in het controlesysteem is, waar iets aan gedaan moet worden?
Ik ben bekend met de regels voor introducés. Het toezichtsmechanisme acht ik op dit moment afdoende. Ik deel de in de reportage van RTL aangehaalde uitlating van een woordvoerder van het Landelijk Parket dat het spelen van airsoft «niet direct als een belangrijke aanwijzing [geldt] voor een training voor een jihadistische aanslag».
Bent u bereid in overleg met de airsoftbond aan te dringen op strengere regels, zodat ook introducés gescreend worden of zij geen (op dit gebied relevante) strafbare feiten hebben gepleegd in het verleden of verdachten zijn in ernstige strafzaken? Zo niet, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Kamer op korte termijn te laten weten wat hierin gewijzigd gaat worden?
Op grond van dit voorval zie ik op dit moment geen aanleiding om de regelgeving voor airsoft aan te passen. Wel ben ik voornemens om met de Nederlandse Airsoft Belangen Vereniging te bespreken op welke wijze het misbruik van de airsoftsport, waardoor onwenselijke situaties zoals getoond in de reportage van RTL Nieuws hebben kunnen ontstaan, beter bestreden kan worden.
Dode dieren die gedumpt zijn in het buitengebied van Haaren |
|
Arne Weverling (VVD), Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kent u de berichten «Dode dieren gedumpt in buitengebied Haaren» en ««Wie doet nu zo iets?»: Dood zwijn en hazen gedumpt in buitengebied Haaren»?1 2
Ja.
Kunt u aangeven of onderzocht zal worden wat de precieze doodsoorzaak van de gevonden dieren, te weten zeven hazen en een wild zwijn, is? Zo ja, kunt u de uitkomsten van dit onderzoek met de Kamer delen? Zo nee, deelt u de mening van een wildbeheerder in het gebied waarin de dieren gevonden zijn dat deze vermoedelijk zijn gebruikt als prooi voor honden tijdens gokwedstrijden?
De plaatselijke politie heeft geen melding ontvangen over de gevonden dieren en heeft het betreffende bericht in eerste instantie uit de media vernomen. Vooralsnog is er in deze zaak bij de politie geen aangifte gedaan. Er heeft geen schouw van de dieren of ander nader onderzoek plaatsgevonden. Er zijn meerdere oorzaken denkbaar voor het aantreffen van deze dode dieren. Ik kan dus geen uitspraken doen over de doodsoorzaak van de gevonden dieren.
Kunt u aangeven of gokwedstrijden waarin honden een prooi moeten vangen vaker georganiseerd worden in Nederland? Is dit toegestaan volgens de wet? Hebben politie en andere handhavingsorganisaties zicht op het aantal van dit soort wedstrijden dat jaarlijks georganiseerd wordt in Nederland?
Het is mij niet bekend hoeveel gokwedstrijden worden georganiseerd waarin honden een prooi moeten vangen. Wettelijk is dit niet toegestaan. Honden mogen onder bepaalde voorwaarden wel worden ingezet bij uitoefening van de jacht, een en ander is geregeld in de Wet natuurbescherming.
Kunt u aangeven of in het recente verleden vaker dode dieren gevonden zijn die vermoedelijk zijn gebruikt bij gokwedstrijden? Zo ja, op welke plaatsen was dit? Zo nee, waarom niet?
Er zijn mij geen recente gevallen bekend van gevonden dode dieren die mogelijk gebruikt zijn bij gokwedstrijden.
Herkent u het geschetste beeld dat er de afgelopen tijd een toename is van illegale activiteiten in het buitengebied van Haaren? Zo ja, om wat voor activiteiten gaat het? Zo nee, waarom niet?
Op basis van de bij politie en Openbaar Ministerie beschikbare gegevens kunnen geen uitspraken worden gedaan over een eventuele toename van illegale activiteiten in het buitengebied van Haaren en in buitengebieden in het algemeen.
Is in Nederland een toename te zien in het aantal illegale activiteiten in buitengebieden? Zo ja, om wat voor activiteiten gaat het en hoe groot is de toename?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat er meer toezicht moet komen in buitengebieden om illegale activiteiten als stroperij en drugsdumpingen te voorkomen?
Met de verdere uitwerking van het plan van aanpak willen we het toezicht en de handhaving in het buitengebied versterken, de illegale activiteiten in het buitengebied terugdringen en de veiligheid van de groene boa’s vergroten.
Momenteel vindt de uitvoering en verdere uitwerking van het plan van aanpak nog volop plaats onder begeleiding van een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de betrokken ministeries (LNV en JenV), de werkgevers van groene boa’s, de Nationale politie, het Openbaar Ministerie en de provincies.
Ik heb de Kamer toegezegd begin 2020 te rapporteren over de voortgang van de uitwerking van het plan van aanpak. Ik kan hier inhoudelijk verder niet op vooruit lopen.
Kunt u aangeven welke vorderingen u heeft gemaakt op basis van het in oktober 2018 gepresenteerde plan van aanpak inzake versterking van handhaving en toezicht in het buitengebied? Kunt u per in dit plan voorgestelde maatregel (capaciteit, opleiding, uitrusting, samenwerking) aangeven welke vorderingen er zijn gemaakt?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat in het in oktober 2018 gepresenteerde plan van aanpak te lezen is dat een aantal voorgestelde maatregelen nog verdere uitwerking behoeft? Om welke maatregelen gaat het hier? Is de uitwerking van deze maatregelen reeds gereed? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Tekort aan politieagenten in Brabant |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Wijkagent uit de wijk door personeelstekort bij politie Brabant»?1
Ja.
Klopt het dat wijkagenten in de zomer maar ook daarbuiten ingezet worden «om de noodhulp draaiende te houden»? Zo nee, wat is niet waar aan het gestelde?
Het signaal dat wijkagenten ook voor andere werkzaamheden worden ingezet, is mij in algemene zin bekend. Vanwege het grote vervangings- en uitbreidingsvraagstuk is er sprake van tijdelijke en plaatselijk druk op de inzetbaarheid van de politie, waaronder ook de aanwezigheid van agenten in de wijk. Het is in die gevallen aan de lokale driehoek om keuzes te maken over de inzet van de beschikbare politiecapaciteit. Dit kan betekenen dat het nodig is dat wijkagenten tijdelijk worden ingezet voor bijvoorbeeld de noodhulp. Hoe lang een dergelijke situatie kan bestaan, is een lokale afweging.
Leidt het inzetten van wijkagenten voor andere taken dan die van wijkagent incidenteel dan wel structureel in de praktijk tot minder wijkagenten dan er volgens de wettelijke norm moeten zijn? Zo ja, in welke mate? Zo nee, waarom niet?
Artikel 38a lid 1 Politiewet 2012 schrijft voor dat er ten minste één wijkagent per 5.000 inwoners is. Dit betreft een landelijke norm die per eenheid wordt toegepast.
Uitgangspunt is dat het op basis van deze norm vereiste aantal wijkagenten in de formatie van de eenheid moet zijn opgenomen. Door het tijdelijk anders inzetten van wijkagenten wordt de samenstelling van de formatie van een eenheid niet gewijzigd.
Deelt u de mening dat de functie van wijkagent essentieel is voor de veiligheid in wijken en niet als sluitstuk van de politieorganisatie gezien moet worden? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Het is belangrijk dat de politie haar aanwezigheid in de wijken kan waarmaken. De wijkagent heeft daarbij een sleutelpositie in het basisteam en bij de oriëntatie op probleem- en wijkgericht werken. Op basis van de Ontwikkelagenda gebiedsgebonden politie wordt ingezet op het vergroten van de aanwezigheid van agenten in de wijk. Dit betreft niet alleen de fysieke aanwezigheid, maar ook de digitale aanwezigheid in de wijk.
Klopt het dat in Oost-Nederland vanwege een personeelstekort agenten gevraagd zijn terug te komen van vakantie? Zo ja, in welke mate is dit gebeurd en wat is uw mening hierover? Zo nee, wat klopt niet?
Nee, volgens de Eenheid Oost-Nederland zijn er geen politiemedewerkers gevraagd terug te komen van vakantie.
Klopt het dat in Brabant sommige teams er vanwege een personeelstekort voor hebben gekozen «om met minder auto’s in de noodhulp rijden om zo de bezetting rond te krijgen»? Zo ja, wat betekent dat voor het kunnen verlenen van noodhulp? Zo nee, wat klopt niet?
Het plannen van de noodhulp heeft absolute prioriteit binnen de Eenheden Oost-Brabant en Zeeland- West-Brabant. Het toenemende aantal prio 1 meldingen legt een steeds grotere druk op het noodhulpproces. Uitgangspunt is dat de noodhulpdienstverlening aan de burger te allen tijde geborgd moet zijn. Ook in tijden van krapte in de roosters. De personele bezetting op sommige basisteams in relatie tot het werkaanbod heeft ertoe geleid dat er de afgelopen tijd keuzes moesten worden gemaakt. Zo zijn er teams waar door de leiding gekozen is om 1) een noodhulpmotor in te zetten in plaats van een noodhulpauto waardoor één medewerker minder ingepland kon worden, 2) wijkagenten in te zetten voor noodhulpdiensten en 3) horecadiensten te beperken ten faveure van noodhulpdiensten.
De ervaring leert dat de eenheden die de noodhulpdiensten binnen de eenheid verzorgen met name binnen de meer landelijke gebieden niet de volledige dienst doende zijn met noodhulpdienstverlening. Dat betekent dat bijvoorbeeld wijkagenten of anderen met een taak op het vlak van gebiedsgebonden politiewerk ook tijdens de noodhulpdiensten gelegenheid hebben om zich op hun dagelijkse taken te richten. Dit worden dan zogenaamde afbreekbare werkzaamheden: de uitvoering van deze taken moet worden afgebroken op het moment dat er een noodhulpmelding is. Daar waar nodig gebeurt dat in overleg met het gezag.
Deelt u de mening van de vicevoorzitter van politievakbond ACP dat «het tekort aan personeel, vooral voor de basisteams (de politie op straat) zorgelijk» is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Er is geen sprake van significante onderbezetting op korpsniveau. Op eenheidsniveau is het beeld diffuser. In sommige eenheden is er nog sprake van overbezetting, terwijl andere eenheden kampen met onderbezetting. Ook op district- en teamniveau kan het beeld wisselen. Waar nodig kunnen teams elkaar bijstaan.
Wel is er sprake van tijdelijke extra druk op de inzetbaarheid van de politie. De komende jaren stroomt er een groot aantal nieuwe medewerkers in om ervaren medewerkers die met pensioen gaan te vervangen en om de operationele sterkte uit te breiden. Vanwege de opleidingsduur wordt het effect van deze instroom pas na enkele jaren volledig merkbaar. Om de tijdelijke inzetbaarheidsproblematiek te overbruggen heeft het kabinet incidenteel € 91 miljoen beschikbaar gesteld voor de jaren 2019–2021.
Is de instroom van nieuwe politiefunctionarissen afdoende om het vertrek van 55-plussers en andere politiefunctionarissen op te vangen en de totale capaciteit van de politie te vergroten? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet en wat gaat u doen om te zorgen dat zowel tijdens de zomermaanden als ook structureel meer politiecapaciteit beschikbaar komt?
Naar verwachting worden de instroomdoelstellingen voor aspiranten en zijinstromers in 2019 volledig gehaald. Er stromen dus voldoende nieuwe medewerkers in om de medewerkers die met pensioen gaan te vervangen en de uitbreiding van de sterkte op termijn te realiseren. In 2019 zijn er meer operationele politiemedewerkers dan in 2018. Zoals toegelicht in mijn brief van 3 september jl.2 stijgt het aantal operationele medewerkers iets minder snel dan voorzien in de begroting van 2019–2023. De verwachting is evenwel dat de formatie en bezetting van operationele functies kort na 2022 in balans komen.
Een onderzoek naar de veiligheid van constructies in publieke gebouwen |
|
Attje Kuiken (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Heeft u kennis genomen van de uitzending van BNR van 12 augustus 2019 over de veiligheid van constructies in publieke gebouwen?1
Ja.
Deelt u de mening dat iedereen er zeker van moet kunnen zijn dat gebouwen veilig zijn? Hoe is dit geregeld?
Ik ben van mening dat gebouwen veilig moeten zijn. Uit de Woningwet volgt dat gebouwen ten minste moeten voldoen aan de veiligheidsvoorschriften van het Bouwbesluit. Bij nieuwbouw is het primair aan de vergunningaanvrager of bouwer te zorgen dat het nieuwe gebouw hieraan zal voldoen. Bij bestaande bouw is dit primair aan de gebouweigenaar. Het is aan de gemeente als bevoegd gezag hierop toe te zien.
Wordt bij grote publieke gebouwen en constructies in Nederland – waaronder bijvoorbeeld treinstations, muziekhallen en bruggen – regelmatig gecontroleerd of ze aan de veiligheidseisen voldoen? Zo nee, bent u bereid een dergelijke APK voor de risicovolle elementen in de constructies van publieke gebouwen in te voeren?
Vanuit de bouwregelgeving is er geen verplichting om periodiek publieke gebouwen of constructie te controleren. De bouwregelgeving kent wel een algemene zorgplicht voor gebouweigenaren om te zorgen dat hun gebouw bij voortduur aan de voorschriften van Bouwbesluit voldoet. Het is aan gebouweigenaren om hier zelf invulling aan te geven. De gemeente is het bevoegd gezag als het gaat om toezicht op bestaande bouwwerken. De wijze waarop een gemeente dit invult, kunnen zij zelf beleidsmatig invullen. Burgemeester en Wethouders leggen hierover verantwoording af aan de gemeenteraad.
Ik ben geen voorstander van een verplichte algemene periodieke keuring voor constructies van publieke gebouwen, omdat dit leidt tot een lastenverzwaring voor eigenaren en omdat zo’n keuring ook gebouwen treft waarbij mogelijk helemaal geen veiligheidsprobleem is. Als er een evident veiligheidsprobleem is bij een eenduidige categorie gebouwen (qua bouwjaar, type, bouwwijze) dan is er sinds 2015 wel de mogelijkheid om per ministeriële regeling een onderzoeksplicht in te voeren (Kamerstuk 33 798, nr. 6) waarmee het veiligheidsprobleem heel gericht kan worden aangepakt. Deze mogelijkheid is in de Woningwet gecreëerd op verzoek van gemeenten ter vereenvoudiging van hun toezicht en handhaving op de staat van bestaande bouwwerken. Deze onderzoeksplicht is al ingezet bij galerijflats en zwembaden. Verder heb ik uw Kamer op 22 mei 2019 gemeld deze onderzoeksplicht ook in te zetten bij gebouwen met breedplaatvloeren (Kamerstuk 28 325, nr. 199). Op dit moment is nog onduidelijk wat de oorzaak is geweest van het instorten van het dak van het AZ-stadion. Dit moeten de onderzoeken van Royal Haskoning/DHV (hierna Haskoning) en de Onderzoeksraad voor Veiligheid (hierna Onderzoeksraad) uitwijzen. Hierna kan pas worden bepaald of er ook problemen bij andere gebouwen zijn te verwachten en of vervolgens maatregelen moeten worden genomen.
Waarom wordt in Nederland geen onderzoek gedaan naar de windbelasting van gebouwen? Bent u bereid daar alsnog onderzoek naar te laten doen? Zo nee, op welke wijze is de veiligheid van constructies bij stormen dan gewaarborgd?
Het Bouwbesluit geeft de voorschriften voor de constructieve veiligheid van bouwwerken en maakt daarbij gebruik gemaakt van bepalingsmethoden uit NEN-normen, waarin ook is opgenomen tegen welke windbelastingen een gebouw bestand moet zijn. Het gaat hierbij om de NEN-EN 1991-1-4 Algemene belastingen – Windbelastingen de hierbij behorende nationale bijlage. Ik heb geen aanwijzingen dat deze norm of nationale bijlage aanpassing of verduidelijking behoeft. Als uit het onderzoek van Haskoning of de Onderzoeksraad blijkt dat dit nodig is, zal ik hierover in overleg treden met het Nederlands Normalisatie Instituut.
Bent u bekend met het onderzoek van het Auditteam Voetbal en Veiligheid van het toenmalige Ministerie van Justitie naar de fysieke veiligheid van voetbalstadions?2
Ja.
Hoe is destijds gereageerd op de conclusies en aanbevelingen van het rapport?
De probleemverkenning van het auditteam past binnen de brede aanpak van «Toegankelijk, Gastvrij en Veilig Voetbal 2020» (TGVV). Een gezamenlijke aanpak van de KNVB, gemeenten, OM, Politie en het Ministerie van JenV. Deze aanpak heeft vijf speerpunten, waaronder «safety». Op de verschillende onderdelen zijn de afgelopen jaren pilots gedraaid om met elkaar te leren en te verbeteren. Pilots die sinds 2018 breder worden opgepakt door de lokale zogenaamde vierhoeken in de gemeenten met een Betaald Voetbalclub (BVO).
De verkenning van het auditteam is en wordt beschouwd als belangrijke steun om awareness te ontwikkelen met betrekking tot de safety in stadions. Tijdens de (minimaal) jaarlijkse (bestuurlijke) bijeenkomsten met de voorzitters van de BVO’s, de burgemeesters, OM en Politie georganiseerd door de Regiegroep Voetbal en Veiligheid onder voorzitterschap van JenV komen alle elementen van TGVV aan bod en dus ook de veiligheid van en in de stadions. Specifiek is in 2018 verdiepend gesproken over de versteviging van de verantwoordelijkheid van gemeenten op het gebied van toezicht en handhaving. Burgemeesters beschouwen dit element, het handhaven op het bouwbesluit, als integraal onderdeel van hun bredere veiligheids- en toezichttaak. Dit is daarmee element van het breder aspect van «safety». De eerste verantwoordelijkheid ligt natuurlijk bij de eigenaar van het stadion. Samen tekenen de clubs en de gemeenten ter versterking van de aandacht voor de veiligheid jaarlijks, aanvullend op de wettelijke normen uit het Bouwbesluit, ook een veiligheidsverklaring, die zij aan de KNVB leveren. Dat is een voorwaarde voor het verkrijgen en behouden van een licentie. Onderdeel van deze verklaring is ook aandacht voor de constructieve veiligheid. Ook deze verklaring sluit aan bij elementen van de verkenning van het auditteam.
In 2018 is ook over safety en het rapport gesproken met medewerkers van de clubs, gemeenten, politie, OM en supporters tijdens een workshop. Destijds bij het ontvangen van het rapport is het overigens ook gepubliceerd en kenbaar gemaakt onder andere op de website van het ministerie.
In de komende bestuurlijke bijeenkomst van 2019 zal verder gesproken worden over TGVV 2020, waaronder «safety» en zullen nogmaals de inzichten uit de probleemverkenning van het auditteam onder de aandacht gebracht worden. Daar zullen ook de dan bekende inzichten over de problematiek bij het AFAS-stadion bij meegenomen worden.
Bent u van mening dat een ongeluk zoals in Alkmaar mogelijk voorkomen had kunnen worden indien de aanbevelingen uit het rapport waren overgenomen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment wordt door AZ ook in samenwerking met de gemeente Alkmaar een onderzoek uitgevoerd. Ook de Onderzoeksraad voor Veiligheid gaat verder onderzoek doen naar de oorzaak van het incident. Pas als de onderzoeksresultaten bekend zijn, kunnen uitspraken worden gedaan over het incident.
Onderschrijft u de conclusie dat de eisen en normen die aan de veiligheidsverklaring ten grondslag liggen, niet altijd aansluiten bij de praktijk van voetbalstadions? Waarom is gegeven deze conclusie de aanbeveling niet overgenomen om een specifieke set eisen voor voetbalstadions op te stellen? Bent u alsnog bereid te onderzoeken of specifieke eisen opgesteld kunnen worden, zodat de veiligheid van voetbalstadions verbeterd kan worden?
De eisen en normen worden primair bepaald door het Bouwbesluit voor alle bouwwerken en dus ook voetbalstadions. Als aanvulling op deze regelgeving werkt de KNVB al geruime tijd met de veiligheidsverklaring. Er is zonder nadere kennis over de oorzaken van het gedeeltelijk instorten van het dak van het AFAS-stadion en over de relatie tussen de oorzaak en specifieke kenmerken van een stadion anders dan alle andere gebouwen in Nederland die onder het Bouwbesluit vallen, geen aanleiding om nog specifieker eisen op te stellen.
Onderschrijft u de conclusie dat experts die belast zijn met de controle van de veiligheid van voetbalstadions over onvoldoende expertise beschikken om die taak naar behoren uit te voeren? Waarom is de aanbeveling niet overgenomen om een specifieke opleiding te ontwikkelen voor deze experts? Bent u bereid de wenselijkheid daarvan alsnog te onderzoeken?
Mijn beeld is dat gemeenten voldoende toegerust zijn om de regelgeving uit het Bouwbesluit adequaat te controleren, al dan niet met behulp van externe deskundigheid. Dat is ook hun taak als bevoegd gezag.
In overleg met gemeenten en BVO’s zal ik onder andere via de bestuurlijke bijeenkomst in 2019 verkennen of er extra maatregelen nodig zijn naast de reeds genomen stappen om de safety van voetbalstadions te vergroten.
Het bericht ‘Apple deelde herleidbare, persoonlijke gegevens bij opnames Siri-gebruikers’ |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Chris van Dam (CDA) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Apple deelde herleidbare, persoonlijke gegevens bij opnames Siri-gebruikers»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Waren de signalen uit het bericht, over vermeende schending van de privacy door Apple, al eerder bekend bij de Autoriteit Persoonsgegevens, die toezicht houdt op het gebruik van persoonsgegevens door organisaties?
Het fenomeen van afluisteren via smart speakers was bij de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP) bekend.
Heeft de Autoriteit Persoonsgegevens actie(s) ondernomen richting Apple nadat vorige maand al naar buiten kwam dat Apple-medewerkers meeluisteren naar persoonlijke informatie van gebruikers, zoals medische gegevens?2 Zo ja, welke actie(s)?
De Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) kent het zogeheten één-loketmechanisme. Dit houdt in dat organisaties die grensoverschrijdende verwerkingen van persoonsgegevens uitvoeren nog maar met één privacytoezichthouder zaken hoeven te doen. Die wordt de «leidende toezichthouder» genoemd. De Ierse privacytoezichthouder is de leidende toezichthouder voor Apple. De AP is zogeheten «betrokken toezichthouder». Ik heb begrepen van de AP dat zij regulier contact heeft met de Ierse privacytoezichthouder, zowel bilateraal als binnen de (European Data Protection Board (EDPB) en dat de Ierse privacytoezichthouder op de hoogte is van deze kwestie (evenals vergelijkbare recente kwesties). De AP heeft overigens de mogelijkheid om kwesties onder de aandacht te brengen van de leidende toezichthouder als deze daarvan nog niet op de hoogte is.
Deelt u de mening dat, indien de berichtgeving klopt, het zeer kwalijk is dat herleidbare, persoonlijke gegevens, afkomstig van gebruikers van in dit geval een spraakherkenningssysteem, worden gedeeld met derden?
Het delen van persoonsgegevens met derden is niet per definitie een kwalijke zaak. Het is van belang dat bedrijven binnen de geldende wet- en regelgeving persoonsgegevens kunnen delen met derde partijen, zodat zij deze gegevens kunnen analyseren om bepaalde producten of bedrijfsprocessen te optimaliseren.
Blijkens de berichtgeving en de reactie die Apple daarop heeft gegeven zijn er, naast de opnamen van de gesprekken, ook gegevens meegestuurd die maken dat de opnames herleidbaar werden tot een specifiek natuurlijk persoon, waardoor er sprake is van verwerking van persoonsgegevens. Indien deze verwerking zonder juiste rechtsgrondslag plaatsvindt -zoals de berichtgeving suggereert- dan is dat niet alleen kwalijk, maar ook onrechtmatig.
Is bij het op deze wijze delen van persoonsgegevens volgens u sprake van inbreuk op de privacy?
De privacy van personen kan worden geraakt wanneer er op onrechtmatige wijze persoonsgegevens worden gedeeld. Het is echter aan de AP om te bepalen of de verwerking van persoonsgegevens in kwestie onrechtmatig was.
Kunt u – in het kader van de juridische bescherming van burgers – uitleggen welke regelgeving hier primair van toepassing is? Is dat de Algemene verordening gegevensbescherming (inclusief alle daarbij behorende wet- en regelgeving) of is dat het Wetboek van Strafrecht, in het bijzonder de artikelen 139a en volgende? Tot welke instantie zouden burgers en/of bedrijven zich primair moeten richten bij (vermeende) situaties van stiekem afluisteren zoals bedoeld in deze Kamervragen, de Autoriteit Persoonsgegevens dan wel de politie en/of het openbaar ministerie?
De AVG betreft de relevante regelgeving om het gedrag van Apple aan te toetsen. De kernvraag daarbij is of Apple zich kan beroepen op een geldige verwerkingsgrondslag als bedoeld in artikel 6, eerste lid van de AVG. De uiteindelijke beoordeling van deze vraag in een feitelijke situatie is aan de bevoegde toezichthoudende autoriteit.
Nederlandse ingezetenen kunnen bij de AP een klacht indienen over de wijze waarop een verwerkingsverantwoordelijke omgaat met jouw persoonsgegevens. De AP is vervolgens op grond van de AVG verplicht om ofwel zelf deze klacht in behandeling te nemen of deze door te sturen naar de leidende toezichthouder in Ierland. De Ierse toezichthouder treedt in overleg met de andere betrokken toezichthouders. Als zij van mening zijn dat er sprake is van onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens, dan kunnen er verschillende maatregelen worden getroffen, waaronder het opleggen van een bestuurlijke boete (waarbij deze boete kan oplopen tot 20.000 euro of voor een onderneming tot 4% van de totale wereldwijde jaaromzet in het voorafgaande boekjaar). De Ierse toezichthouder stuurt vervolgens zijn besluit naar de AP en de AP zorgt voor doorgeleiding aan de Nederlandse klager. Als deze niet tevreden is over de klachtafhandeling of het besluit van de Ierse toezichthouder, dan kan de betrokkene in Nederland in bezwaar gaan en uiteindelijk beroep instellen bij de Nederlandse bestuursrechter.
Het heimelijk afluisteren van gesprekken is in het Nederlandse Wetboek van Strafrecht strafbaar gesteld in de artikelen 139a en verder. Bij de vraag of sprake is van strafbare handelingen is onder meer van belang waar de desbetreffende handelingen hebben plaatsgevonden en of aan alle bestanddelen van de strafbaar gestelde handeling is voldaan. Het is aan het Openbaar Ministerie en in voorkomend geval de strafrechter om hierover te oordelen.
Bent u bereid Apple om een reactie op de berichtgeving te vragen, daar het bedrijf dat afgaande op het artikel van de NOS tot dusver niet heeft willen doen?
Apple heeft inmiddels een reactie op de berichtgeving op zijn eigen website geplaatst. Die houdt, kort gezegd, in dat het bedrijf voorlopig geen audio opnames meer beluistert, maar alleen computer gegenereerde transcripties van gesprekken verwerkt. Na een software-update zal Apple het beluisteren van audiofragmenten voortzetten, maar alleen van betrokkenen die zich hier vrijwillig voor hebben aangemeld. Het beluisteren van de fragmenten zal alleen worden gedaan door medewerkers van Apple. Deze medewerkers zullen onbedoelde Siri-aanvragen direct verwijderen.
Bent u bereid van Apple te eisen dat het bedrijf per direct maatregelen neemt om de privacy van gebruikers van zijn producten/diensten, waaronder spraakherkenning, te waarborgen? Welke (juridische) mogelijkheden hebt u daartoe?
Het is aan de bevoegde privacytoezichthouders in de EU om een onderzoek te starten naar het handelen van Apple. Indien er onderzoek wordt gedaan, is het wederom aan de desbetreffende toezichthouder om op basis van dat onderzoek te bepalen of Apple al dan niet maatregelen dient te nemen. Het is dan ook niet aan het kabinet om een dergelijk verzoek aan Apple te richten, noch om eisen te stellen aan het handelen van Apple.
Overigens heeft Apple in zijn reactie wel aangegeven dat het een aantal maatregelen heeft genomen en nog zal nemen, zie daarvoor het antwoord op vraag 7.
Wijzen incidenten als die bij Apple, maar ook bij andere techbedrijven, volgens u op het bestaan van een «privacyprobleem» in deze sector?
Het feit dat zich een aantal incidenten bij verschillende bedrijven heeft voorgedaan, wijst niet direct op een «privacyprobleem» in de gehele sector.
Specifieke incidenten met het analyseren van spraakgegevens voor productverbetering wijzen er wel op dat er meerdere bedrijven lijken te zijn die hierbij niet binnen de wettelijke kaders zijn gebleven. Gelet op hun onafhankelijkheid, is het aan de verschillende Europese toezichthouders zelf om te bepalen of zij ambtshalve optreden tegen bedrijven die de fout in gaan en hoe zij met eventuele klachten van betrokkenen omgaan.
Bent u van mening dat wet- en regelgeving op dit moment voldoende toereikend zijn om de privacy van consumenten van techproducten en -diensten te beschermen? Waar schiet deze wet- en regelgeving mogelijk nog tekort?
De wet- en regelgeving acht ik op dit moment in het algemeen inderdaad toereikend om de privacy van consumenten van techproducten en -diensten te beschermen.
In lijn met de kabinetsvisie op horizontale privacy ziet het kabinet in dit verband evenwel twee onderwerpen waar het juridisch kader mogelijk nog tekortschiet en die het kabinet aan de orde wil stellen bij de evaluatie van de AVG, die uiterlijk mei 2020 moet zijn afgerond.3
Ten eerste is het kabinet van mening dat grote techbedrijven, ook als zij rechtmatig handelen, enorme hoeveelheden gegevens kunnen verzamelen en gebruiken. Het kabinet wil kijken of de hoeveelheid gegevens die deze bedrijven verzamelen, kan worden beteugeld. Ten tweede wil het kabinet dat wordt geëvalueerd of de normen uit de AVG wel voldoen om de risico’s van profilering tegen te gaan, specifiek wanneer profilering leidt tot prijsdiscriminatie of zelfs tot uitsluiting van bepaalde groepen voor sommige producten of diensten.
Wat kunt u doen om consumenten van techproducten en -diensten beter bewust te maken van de risico’s die zij lopen bij het gebruik ervan ten aanzien van privacy, maar bijvoorbeeld ook spionage (via zogeheten «spyware»)?
Het kabinet vindt het belangrijk om het privacybewustzijn van burgers te vergroten en zal daarom in het voorjaar van 2020 een publiekscampagne starten over de privacyrisico’s bij het gebruik van digitale applicaties. In deze campagne wordt aandacht besteed aan de risico’s die burgers lopen als ze persoonlijke data delen.
Verder werkt Tilburg University aan een rapport over eventuele verdere regulering van «spyware» en de vermindering van de privacyrisico’s die aan deze producten kleven. Dit rapport wordt in het voorjaar van 2020 verwacht en zal hopelijk inzichtelijk maken in hoeverre er verdere maatregelen genomen moeten worden om de privacyrisico’s bij deze producten verder in te dammen.4
Het bericht ‘Gedode Albanees Lato had eigen leger in Gelders dorp’ |
|
Chris van Dam (CDA), Jeroen van Wijngaarden (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Gedode Albanees Lato had eigen leger in Gelders Dorp»?1
Ja.
In hoeverre klopt de berichtgeving De Telegraaf van 2 augustus 2019? Klopt het dat Festim Lato een privéleger had op Nederlands grondgebied?
Ik ben ermee bekend dat er personen rondliepen in legerkledij, niet zijnde uitgerust als militairen. Van een leger in opbouw is mij geen informatie bekend geworden. De door de krant opgenomen kwalificatie «privéleger» onderschrijf ik niet.
Kunt u aangeven of het klopt dat meerdere overheidsinstanties op de hoogte waren van de activiteiten van Lato maar desalniettemin verzuimd hebben in te grijpen? Zo ja, hoe kan dat?
Op basis van signalen uit de buurt heeft de politie regelmatig de woning gecontroleerd. De wijkagent heeft vanaf het eerste signaal nauw contact onderhouden met omwonenden en tevens met de heer Lato zelf. Naar aanleiding van de geconstateerde activiteiten hield de politie het adres nauwlettend in de gaten. Bij een melding over vermeende aanwezigheid van wapens heeft de politie ingegrepen. Bij een doorzoeking in de woning door de politie zijn twee handvuurwapens en een nep vuurwapen aangetroffen en in beslag genomen. Deze (nep-) wapens zijn vernietigd.
Hoe is het mogelijk dat Lato een privéleger had gestationeerd op Nederlands grondgebied terwijl in de Wet op de weerkorpsen een expliciet verbod op privélegers staat? Hoe kunt u dat verklaren? Is er door het Openbaar Ministerie onderzoek gedaan naar dit privéleger en het expliciete verbod daarop? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 3. Gelet op het feit dat er geen verdenking van een privéleger was, is er voor het Openbaar Ministerie geen aanleiding geweest om een onderzoek op te starten.
Kunt u aangeven in hoeverre buurtbewoners of andere personen gevaar hebben gelopen door de aanwezigheid van dit privéleger? Wat heeft u gedaan om deze buurtbewoners of andere personen tegemoet te komen?
Terwijl als gezegd van een leger in opbouw mij geen informatie bekend is geworden, heeft de politie bij vermoeden van gevaar ingegrepen. Op basis van de regelmatige woningcontroles destijds is geen gevaarzetting voor de omgeving geconstateerd. Op meldingen van strafbare feiten is door de politie onderzoek gedaan en aangedragen bij het OM. Er zijn drie mensen aangehouden op verdenking van verboden vuurwapenbezit, maar het betrof niet de inmiddels overleden heer Lato. De zaak is uiteindelijk geëindigd met een sepot wegens onrechtmatig verkregen bewijs. Bovendien waren er geen aanknopingspunten dat de aangetroffen wapens toebehoorden aan de aangehouden personen.
Klopt het dat meerdere buurtbewoners, na het doodschieten van Festim Lato, hun verhaal bij de politie hadden willen en kunnen doen, maar de politie daar geen behoefte aan had? Klopt het dat de politie daarmee -mogelijk essentiële- ooggetuigenverslagen links heeft laten liggen? Zo ja, waarom heeft de politie dat gedaan?
Nee. Ik verwijs naar het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat, indien de berichtgeving klopt, dit een totaal onacceptabele situatie was? Hoe gaat u waarborgen dat de overheid in de toekomst wel tijdig zal ingrijpen bij zulke situaties? Hoe schat u de kans in dat een dergelijke situatie zich nogmaals voordoet?
De berichtgeving klopte niet. Ik deel de mening dat het een onacceptabele situatie zou zijn indien iemand er een (bewapend) privéleger op zou nahouden. Door politie en het OM wordt prioriteit gegeven aan de opsporing en vervolging van wapenbezit. Op concrete signalen wordt op zo kort mogelijke termijn geacteerd.
De gevolgen van lachgas in het verkeer |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA), Anne Kuik (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Toename lachgas-incidenten in verkeer: ballonnetje moet kunnen, zegt bestuurder»?1
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen de zorgwekkende cijfers waaruit blijkt dat er een sterke toename van lachgasgebruik in het verkeer is? Waren deze cijfers bij u bekend?
Deze sterke toename is inderdaad zorgwekkend. Deze specifieke cijfers waren tot op heden niet bij de verschillende ministeries bekend.
Kunt u aangeven hoeveel doden en gewonden er vallen door lachgasgebruik in het verkeer? Zo ja, om welk aantal gaat het? Zo nee, waarom zijn hier geen cijfers over bekend?
Die cijfers zijn niet bekend. Bij de Stichting voor Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) zijn geen specifieke cijfers bekend over lachgasprevalentie of lachgasbetrokkenheid bij ongevallen in het verkeer. De korte werkingsduur en lastige aantoonbaarheid van lachgasgebruik zijn complicerende factoren om dit te registreren.
Kunt u uiteenzetten welke gevolgen lachgasgebruik op de rijvaardigheid kan hebben?
Lachgasgebruik achter het stuur en de perceptie van deze groep jongeren dat gebruik tijdens het rijden moet kunnen is inderdaad zorgwekkend. Lachgas geeft een kortdurende, soms sterke, roes, en een tintelend en ontspannen gevoel. Ook kunnen symptomen als duizeligheid, verwardheid, en desoriëntatie optreden. Nog los van de vraag hoe schadelijk gebruik is voor de gezondheid, gaan lachgas en het verkeer niet samen.
Omdat lachgasgebruik doorgaans maar een korte roes geeft staan veel gebruikers er niet bij stil dat effecten langer kunnen aanhouden en daardoor ook invloed kunnen hebben op deelname aan het verkeer.2 Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft het Trimbos-instituut in 2018 gevraagd een handreiking op te stellen met als doel gemeenten, handhavers en preventieprofessionals bij te staan in de aanpak van onder andere gebruik van lachgas.3 In de handreiking wordt specifiek aandacht besteed aan het risico dat de lachgasroes kan na-ijlen. Voor de vraag welke actie zal worden ondernomen om de risico’s van lachgasgebruik in het verkeer bij de doelgroep onder de aandacht te brengen verwijs ik u naar het antwoord op vraag 6.
Deelt u de mening dat het zorgwekkend is dat de helft van de jongeren die lachgas gebruiken als bestuurder in het NOS-onderzoek aangeeft dat «het moet kunnen»? Kunt u verklaren waarom zoveel van de ondervraagde jongeren vinden dat lachgas achter het stuur «moet kunnen»? Welke actie gaat u ondernemen om onder deze doelgroep de risico’s van lachgasgebruik in het verkeer voor andere weggebruikers en henzelf serieus onder de aandacht te brengen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe kan de bewustwording onder jongeren volgens u worden verhoogd? Kunt u hierbij aangeven hoe de aangekondigde campagne van Veilig Verkeer Nederland (VVN) eruit gaat zien tegen het gebruik van lachgas in het verkeer?
Voor bewustwording is gerichte voorlichting nodig. Hiervoor is het nodig inzicht te hebben in de motieven en belevingswereld van deze groep. TeamAlert gaat in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat campagne voeren om gebruik van lachgas in het verkeer tegen te gaan. Dit jaar worden er focusgroepen georganiseerd om meer inzicht te krijgen in de belevingswereld van jongeren over lachgas en hun motieven. Begin 2020 zal de campagne ontwikkeld worden, medio 2020 wordt de campagne gevoerd. Ook hebben Veilig Verkeer Nederland en sociale media aandacht besteed aan de gevaren van lachgas in het verkeer.
Is het waar dat met de huidige wet- en regelgeving degenen die lachgas gebruiken achter het stuur beboet of vervolgd kunnen worden en dat het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) kan aansturen op een cursus, een onderzoek en of intrekking van het rijbewijs? Zo ja, op welke gronden gebeurt dit nu en hoe gaat dit in zijn werk? Op welke manier kan lachgas in het verkeer worden bewezen?
Het is inderdaad zo dat op basis van huidige wet- en regelgeving strafrechtelijk opgetreden kan worden tegen het gebruik van lachgas in het verkeer. Vanwege de gevaarzetting doet de politie dit ook actief. Handhaving kan plaatsvinden op basis van artikel 5 – veroorzaken gevaar of hinder op de weg – en artikel 8 – onder invloed zijn van een stof waarvan je kunt weten dat het je rijvaardigheid negatief beïnvloedt – van de Wegenverkeerswet 1994 (wvw1994). Het effect van lachgas op de mens is van korte duur en het gebruik ervan is erg lastig via een bloedtest aan te tonen. Niettemin kan een verdenking ontstaan op gebruik van lachgas bij ontdekking op heterdaad, na interpretatie van een psychomotorisch onderzoek of oog- en spraakfunctie onderzoek en/of de aanwezigheid van een lachgasballon en/of een lachgaspatroon in het voertuig van de bestuurder. Voor artikel 5 WVW94 is het geconstateerd afwijkend rijgedrag dat gevaar of hinder veroorzaakt of kan veroorzaken voldoende. Overigens ligt op dit moment het wetsvoorstel aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten voor bij de Eerste Kamer. Met dit wetsvoorstel worden onder andere de maximumstraffen voor overtreding van artikel 5 – veroorzaken gevaar of hinder op de weg – en 8 – onder invloed zijn van een stof waarvan je kunt weten dat het je rijvaardigheid negatief beïnvloedt – van de wvw1994 verhoogd.
Naast de strafrechtelijke handhaving kan de politie ook een mededeling doen bij het CBR met een vermoeden van ontbrekende geschiktheid of rijvaardigheid. Het CBR kan op basis van deze politiemededeling een bestuursrechtelijk onderzoek opleggen en bij gebleken ongeschiktheid volgt de ongeldigheidsverklaring van het rijbewijs.
Tot slot is er de recidiveregeling ernstige verkeersdelicten die het rijbewijs van rechtswege ongeldig maakt bij een tweede onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling voor stoffengebruik in het verkeer binnen vijf jaar.
Deelt u de mening dat een verbod op recreatief gebruik van lachgas de normalisatie van lachgas in het verkeer tegengaat en bijdraagt aan het terugdringen van ongelukken in het verkeer door lachgas? Waarom bent u hier wel of geen voorstander van? Op welke manier denkt u de toename van lachgas-incidenten in het verkeer een halt toe te roepen en terug te dringen?
De toename van oneigenlijk lachgas gebruik is aanleiding geweest om het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM) om een risicobeoordeling te vragen. De risicobeoordeling van het CAM richt zich op (volks)gezondheid, en ook ontwrichting in de samenleving in bredere zin. Hieronder valt ook verkeersveiligheid. De beoordeling wordt dit najaar verwacht en vormt de grondslag om te bezien welke landelijke maatregelen noodzakelijk zijn. In afwachting van de beoordeling worden alle mogelijke beleidsopties bekeken, zodat na de risicobeoordeling snel passend kan worden gehandeld. In het najaar zal ik samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid uw Kamer hierover nader berichten. Zoals onder vraag 7 aangegeven, kan er op basis van de huidige wet- en regelgeving nu al strafrechtelijk worden opgetreden tegen lachgasgebruik in het verkeer.
Kunt u deze vragen binnen drie weken beantwoorden en uiterlijk voor het debat over het Preventieakkoord naar de Kamer sturen?
Nee, dit is niet haalbaar gebleken omdat nadere afstemming nodig was.
De positie van de nieuwe voorzitter van de OVV |
|
Ronald van Raak |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kunt u aangeven of bij het besluit over de benoeming van een nieuwe voorzitter van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) in april binnen het kabinet bekend was dat deze ook kandidaat was voor een functie bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF)?
Op het moment van het besluit over de benoeming van een nieuwe voorzitter van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) in april 2019 was er nog geen sprake van een vacature voor de positie van directeur van het Internationaal Monetair Fonds (IMF).
Vindt u het goed voor het aanzien van de OVV dat een net benoemde voorzitter ook in de race blijkt voor een andere topfunctie?
De voorzitter was en is zeer geschikt. Het feit dat er een internationale functie op een voor Nederland strategische positie beschikbaar kwam, doet daaraan, noch aan zijn positie bij de OVV, niets af.
Deelt u de opvatting dat deze poging tot benoeming bij het IMF van de kort daarvoor benoemde voorzitter van de OVV afbreuk doet aan zijn positie bij deze onafhankelijke onderzoeksraad? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het diversiteitsbeleid bij de politie |
|
Thierry Baudet (FVD), Theo Hiddema (FVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Hoe beoordeelt u het volgende statement op de website van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD): «De politie maakt werk van diversiteit. Een divers samengestelde politie is namelijk een voorwaarde om ons werk goed te kunnen doen»? Deelt u de mening dat alleen een divers samengestelde politie haar werk goed kan doen? Kunt u dit toelichten?1
Sinds de oprichting van de nationale politie op 1 januari 2013 bestaat er geen Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) meer. De opvolger van het KLPD is de Landelijke Eenheid. Het statement dat een divers samengestelde politie een voorwaarde is om politiewerk goed te kunnen doen, staat op de themapagina over diversiteit op politie.nl. Ik deel deze mening zeker. De verbinding van de politie met alle burgers in de samenleving is noodzakelijk voor de legitimiteit van de politie, de informatiepositie van de politie en het vertrouwen van burgers in de politie. De politie streeft daarom naar een korps dat bestaat uit medewerkers met verschillende culturele achtergronden waarin onderling vertrouwen is en ruimte voor verscheidenheid. Meer diversiteit zal leiden tot een betere dialoog binnen het korps en een goede aansluiting op de samenleving.
Hoe wordt diversiteit gedefinieerd? Welke persoonskenmerken worden betrokken bij het beoordelen of de politie voldoende divers is? Gaat het om etniciteit, religie, seksuele voorkeur, lichaamsbouw, politieke opvattingen, vrijetijdsbesteding, IQ, testosterongehalte, het hebben van gescheiden ouders? Kunt u specificeren welke eigenschappen wel en welke niet meetellen voor de diversiteit van een groep mensen? Door wie en op welke wijze worden die kenmerken bepaald? En waarom is gekozen voor specifiek deze kenmerken en niet voor andere?
De korpschef hanteert een streefcijfer van 25% van dubbele culturele achtergrond bij instroom van nieuwe medewerkers. Om het streefcijfer te kunnen halen, komt het voor dat de term diversiteit te veel in verband wordt gebracht met een migratieachtergrond. De korpschef wil steeds meer toe naar het werven op basis van diverse competenties. Het gaat dan niet primair om diversiteit die gebaseerd is op etnische afkomst, maar om diversiteit in kennis, ervaring en talent. Dit kan gepaard gaan met diversiteit in bijvoorbeeld afkomst, religie, seksuele voorkeur en politieke opvattingen. Tegelijkertijd worden door middel van werving op diverse competenties ook diverse doelgroepen aangesproken. De reden om diversiteit op deze manier te interpreteren is dat kennis, ervaring en talent een duidelijker verband hebben met het uitvoeren van werkzaamheden dan objectieve persoonskenmerken. Op deze manier laat diversiteit zich beter doorvertalen in betekenis voor het politiewerk. Bovendien is het eerlijker om te werven op basis van kennis, ervaring en talent dan op persoonskenmerken waar iemand minder tot geen invloed op heeft.
Hoe wordt gemeten en bijgehouden of mensen met bepaalde persoonskenmerken onder- of oververtegenwoordigd zijn binnen de politie? Wilt u in het bijzonder ingaan op de wijze waarop wordt gemeten en bijgehouden of politiefunctionarissen met een bepaalde godsdienst en/of etniciteit zijn onder- of oververtegenwoordigd?
Er is geen wettelijke grondslag om personeelsgegevens te koppelen aan culturele achtergrond. Om toch zicht te krijgen op de culturele diversiteit van het politiepersoneel, heeft het CBS in opdracht van de korpschef onderzoek uitgevoerd naar de diversiteit van het korps op geanonimiseerd niveau. Uit de meting die de politie door het CBS heeft laten uitvoeren, blijkt dat het aandeel medewerkers met een migratieachtergrond in de bezetting (totale korps) zowel in 2017 als in 2018 13% was. De diversiteit in religieuze achtergrond wordt niet geregistreerd.
Kunt u de exacte huidige verdeling van alle in uw ogen relevante diversiteiten aan de Kamer doen toekomen? Kunt u daar ook de rang en het functioneren van de betreffende politiemedewerkers bij betrekken?
Er is geen wettelijke grondslag om personeelsgegevens te koppelen aan culturele achtergrond. De korpschef streeft een diversiteitsbeleid na waarin vacaturehouders zelf formuleren aan wat voor kennis, ervaring en talent zij behoefte hebben bij het werven van nieuw personeel. Dit betekent dat teamchefs binnen hun eigen context formuleren aan welke diversiteit zij met name behoefte hebben en dat er op teamniveau gestuurd wordt op de diverse samenstelling. Dit sluit ook aan bij de wens van het kabinet om meer ruimte te bieden voor lokaal maatwerk binnen het politiekorps.
Zijn er bepaalde diversiteiten die u bij de beoordeling van een sollicitant belangrijker vindt dan andere? Zo ja, welke persoonskenmerken zijn dat en waarom?
In de beoordeling van sollicitanten wordt rekening gehouden met een diverse samenstelling van een team in het algemeen. Specifiek wordt er ook gekeken naar wat de context van het team waarin gewerkt wordt vraagt.
Welke groepen mensen zijn momenteel wegens hun persoonskenmerken onder- of oververtegenwoordigd binnen de politie en in welke mate?
Voor de samenstelling van het korps in leeftijdsopbouw en verhouding man/vrouw verwijs ik u graag naar de Jaarverantwoording 2018 die dit voorjaar met uw Kamer besproken is.
Er is geen wettelijke grondslag om personeelsgegevens te koppelen aan religieuze of culturele achtergrond of geaardheid. Uit een geanonimiseerde meting die de politie door het CBS heeft laten uitvoeren, blijkt dat het aandeel medewerkers met een migratieachtergrond in de bezetting van het totale korps zowel in 2017 als in 2018 13% was.
Welke streefcijfers gelden op basis van het diversiteitsbeleid voor de verschillende persoonskenmerken die momenteel volgens u zijn onder- en oververtegenwoordigd binnen de politie?
De korpschef hanteert een streefcijfer van 25% voor instroom van nieuwe medewerkers met een dubbele culturele achtergrond.
Hoe wordt in het werving- en selectieproces vastgesteld of sollicitanten een of meerdere van de volgens u onder- of oververtegenwoordigde persoonskenmerken bezitten? Worden sollicitanten op enig moment ook expliciet gevraagd naar, of getest op, bijvoorbeeld godsdienst, etniciteit, politieke overtuiging, geaardheid, IQ of welke persoonlijkheidseigenschappen dan ook die volgens u positief of negatief meegewogen dienen te worden?
In het selectieproces wordt getest op diverse kennis en vaardigheden die van belang zijn voor het uitoefenen van de functie. Er wordt niet gevraagd naar godsdienst, etniciteit, politieke overtuiging of geaardheid. De Algemene wet gelijke behandeling verbiedt het om hiernaar te vragen. IQ kan, afhankelijk van de functie, wel worden meegewogen in een selectieprocedure. Dit wordt bijvoorbeeld getest door middel van een capaciteitentest.
Kunt u uitsluiten dat op enig moment de toelatingseisen voor bepaalde functies bij de politie worden versoepeld, om meer mensen die volgens uw maatstaven zijn ondervertegenwoordigd te kunnen aannemen? Zo ja, deelt u de mening dat in dat geval louter kwaliteit moet tellen bij de beoordeling van sollicitanten? Als dit zo is, waarom doen diversiteiten er dan toch toe?
Bij de toelating tot de politieopleiding worden verschillende objectieve toetsen gehanteerd. Deze toetsen moeten gehaald worden. De vereisten gelden voor iedereen. Bij de werving en selectie wordt dus primair gekeken of een sollicitant aan de vereisten voldoet. Vervolgens wordt rekening gehouden met samenstelling van een team op basis van diversiteitsdoelstellingen.
Hoeveel vacatures zijn sinds de start van het diversiteitsbeleid van de politie vrijgekomen en hoeveel mensen solliciteerden voor deze functies? Wilt u uw antwoord splitsen per kalenderjaar?
Het streefcijfer van 25% dubbele culturele achtergrond bij nieuwe instroom wordt gehanteerd sinds 2017. In 2017 had 29% van de nieuwe instroom een dubbele culturele achtergrond. In 2018 had 22,4% van de nieuwe instroom een dubbele culturele achtergrond.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraken van de korpschef van de politie, die zei dat het diversiteitsbeleid zorgt voor spanning binnen de politie en dat dit nu meer dan ooit zichtbaar is? Op wat voor spanning wordt in uw ogen gedoeld? Kunt u daarover uitweiden?2
Ja. Om een inclusieve en veilige werkomgeving te creëren, waarin eenieder zich vrij voelt om zich te uiten, wordt ook geïnvesteerd in het voeren van het goede gesprek, de zorg voor elkaar, naar elkaar luisteren en elkaar beschermen, open staan voor kritiek en daar samen van willen leren. Een dergelijke omgeving is nog niet overal vanzelfsprekend. Dit kan spanning opleveren.
Op welke wijze wordt deze spanning in uw ogen zichtbaar? Hoe denkt u ervoor te kunnen zorgen dat dit soort spanningen in de toekomst niet verder oplopen, nu het diversiteitsbeleid onverminderd wordt voortgezet?
De spanningen worden zichtbaar in kleine en grotere conflicten die leiden tot klachtprocedures, brieven van klokkenluiders of het zwartboek discriminatie waarin medewerkers hun ervaringen hebben opgetekend. Om deze spanningen zoveel mogelijk weg te nemen, wordt er bijvoorbeeld ingezet op het vormen van kleinere teams, of kleinere structuren binnen teams, zodat er meer tijd en aandacht is voor het individu en voor elkaar. Daarnaast bestaan diverse instrumenten en bewustwordingsprocessen om politiemedewerkers weerbaarder te maken en om het goede gesprek te stimuleren. Zo is er een toolbox ontwikkeld met middelen om het goede gesprek te voeren en bewustwording te creëren op goed omgaan met elkaar d.m.v. trajecten als «over de streep», het waarde(n)volle gesprek en geweldloze communicatie. Ook is de theatervoorstelling Rauw ontwikkeld, bedoeld om het onderlinge gesprek te bevorderen. Inmiddels hebben ruim 16.000 collega’s deze voorstelling gezien. De voorstelling loopt ook in 2019 nog door.
De rol van de leidinggevende bij het zorgen voor een veilige en inclusieve werkcultuur is niet te onderschatten. Om de leidinggevenden beter in positie te brengen, worden er tweedaagse cursussen gegeven waarin aandacht wordt besteed aan sociale veiligheid, omgangsvormen en het goede gesprek. In de ontwikkeltrajecten wordt ook aandacht besteed aan hoe om te gaan met culturele verschillen binnen het team. Vorig jaar zijn alle teamchefs naar de tweedaagse cursus geweest, dit jaar gaan alle operationeel experts.
Onderschrijft u het onderzoeksresultaat uit onderzoek dat het WODC heeft laten uitvoeren dat onder meer «43% van de functionarissen die in beeld komen bij de integriteitsschendingen waarin een relatie met georganiseerde criminaliteit is vastgesteld, een migratieachtergrond heeft»? Zo ja, wat zijn in uw ogen de oorzaken voor deze (extreme) oververtegenwoordiging van politiefunctioneren met een migratieachtergrond in corruptiezaken? Zo nee, waarom niet?3
Uit het WODC onderzoek blijkt dat functionarissen met een migratieachtergrond – afgemeten aan hun aandeel in het totale personeelsbestand – zijn oververtegenwoordigd. In een later onderzoek «Het lekken van vertrouwelijke politie informatie» door de Politieacademie, in opdracht de van korpsleiding, blijkt dat er een lichte oververtegenwoordiging (21%) is. Dit onderzoek wijst ook uit dat bij verdenking van een politiemedewerker met een niet Nederlandse achternaam de verdenking vaker wordt weerlegd. De oorzaken hiervan zijn niet specifiek onderzocht. Het beleid van de korpschef is dat corruptie in geen geval toelaatbaar is, ongeacht de achtergrond van de functionaris.
Komt het voor dat politiefunctionarissen die op straat werkzaam zijn, vanwege hun achtergrond in een bepaald gebied worden ingezet? Zo ja, met welke reden, op welke wijze, in welke gebieden en op welke schaal gebeurt dit? Spreken deze politiefunctionarissen de burgers in een andere taal aan? Zo ja, hoe beoordeelt u dit gegeven? Is dit een wenselijke situatie? Hoe zou u het vinden als het Nederlands geleidelijk zou verdwijnen als dominante openbaar gesproken taal?
In de werving en selectie wordt rekening gehouden met een diverse samenstelling van een team in het algemeen. Specifiek wordt er ook gekeken naar wat de context van het team waarin gewerkt wordt vraagt. Dit vind ik een wenselijke situatie. Dat het Nederlands geleidelijk zou verdwijnen als nationale taal, ligt niet op mijn beleidsterrein en lijkt me bovendien niet aan de orde.
Welke aanpassingen aan het aannamebeleid of het personeelsbeleid zijn ingevoerd of zullen nog worden ingevoerd bij de politie rondom de afdeling voor en het beleid tot het bewerkstelligen van diversiteit?
De politie blijft investeren in nieuwe manieren om de diversiteit in de personeelssamenstelling verder te vergroten. De komende periode wordt hier op verschillende manieren aan gewerkt:
Collega zoekt collega: Met een speciale referral-app kunnen wijkagenten en andere collega’s vanuit hun netwerk «meewerven» en direct een geïnteresseerde aanmelden.
Innovaties om de uitval tijdens de selectieprocedure te verminderen, zoals het borgen van het project Blauw Talent in het reguliere selectietraject tot het bieden van extra begeleidingsmogelijkheden voor schaarse en moeilijk te werven doelgroepen.
Het meer zicht krijgen op de diversiteit in migratieachtergrond door geanonimiseerde metingen van het personeelsbestand en de personele stromen met de Barometer diversiteit in samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het CBS.
Lokale samenwerking met bijvoorbeeld (keten)partners op de regionale arbeidsmarkt versterken. Dit kan door bijvoorbeeld gezamenlijke open dagen te organiseren of door partners te vragen de vacatures van de politie te delen binnen hun netwerk.
Waaruit blijkt dat de inwoners van Nederland een «herkenbare» politie willen hebben, zoals in de volgende tekst op de website van de politie te lezen is: «Iedereen die in Nederland woont of verblijft wil een herkenbare, toegankelijke en betrouwbare politie»? Deelt u niet de mening dat elke inwoner gelijk is voor de wet en dat de politie seculier hoort te zijn?4
Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld, zie artikel 1 van de Grondwet en de beginselen van onze rechtsstaat. Het helpt voor de toegankelijkheid dat de politie herkenbaar is voor alle groepen in de samenleving. Overigens is het politiemensen niet toegestaan zichtbare uitingen van godsdienst of geloofsovertuiging te dragen in combinatie met het politie-uniform. Dit is neergelegd in de code lifestyleneutraliteit vastgesteld door mijn ambtsvoorganger.
Kunt u de Kamer inlichten over de prestatiepercentages per «diversiteitscategorie» (welke dat ook zijn)? Kunt u tevens voor elke diversiteit de huidige korpssamenstelling aangeven? Als deze cijfers u niet bekend zijn, waarop baseert de politie dan haar uitlating dat het korps divers is en op basis waarvan concludeert de politie dat het korps nog diverser moet worden? Wanneer is het korps divers genoeg? Wat zijn de streefdiversiteiten?
Politie registreert geen prestatiepercentages per diversiteitscategorie. Voor de samenstelling van het korps in leeftijdsopbouw en verhouding man/vrouw verwijs ik u graag naar de Jaarverantwoording 2018 die dit voorjaar met uw Kamer besproken is.
Er is geen wettelijke grondslag om personeelsgegevens te koppelen aan religieuze of culturele achtergrond of geaardheid. Uit de meting die de politie door het CBS heeft laten uitvoeren, blijkt dat het aandeel medewerkers met een migratieachtergrond in de bezetting (totale korps) zowel in 2017 als in 2018 13% was. Wetenschappelijk sociologisch onderzoek wijst uit dat een politiekorps beter presteert als er een zekere binding, kennis en ervaring is met en over diverse groepen uit de samenleving. Ook stappen de mensen uit verschillende groepen uit de samenleving sneller op de politie af om aangifte te doen of om hulp te vragen als zij zich in de politie herkennen. Daarom streeft de korpschef een korps na dat qua diversiteit een afspiegeling van de samenleving is. Deze overtuiging is sinds de jaren 2000 terug te vinden in de wetenschappelijke literatuur.5
Is het in het kader van de diversiteit dat de politie tegenwoordig deelneemt aan de iftar? Zo ja, welke andere religieuze samenkomsten worden ook door de politie bezocht? Zo nee, wat is dan de reden dat dit gebeurt?
De politie is van en voor iedereen en moet, ook als zij ontmoetingen met bevolkingsgroepen organiseert, haar neutraliteit bewaren. Zoals eerder aangegeven laat ik aan de politie-eenheden zelf om de wijze te bepalen waarop het beleid lokaal het beste vorm gegeven kan worden en met welke activiteiten dat gepaard gaat. De politie-eenheden kennen dan ook een verscheidenheid aan activiteiten waar zij aan deelnemen, dan wel die zij zelf organiseren. Zo heeft de eenheid Oost-Brabant vorig jaar een zogenaamd Feest der Verbinding georganiseerd om op een informele wijze in gesprek te komen over veiligheid met de diverse bewoners uit de regio.
Naast de genoemde iftar-maaltijden sluit de politie aan bij evenementen van allerlei aard, zoals herdenkingen, Pride Amsterdam, kerstvieringen en Keti Koti. Ook worden activiteiten met buurtbewoners georganiseerd met als doel te investeren in een betere verbinding. Daarnaast was ik bijvoorbeeld afgelopen december samen met de politie aanwezig bij de viering van het Joods Chanoeka in Amsterdam. Ik ben van mening dat de deelname van de politie aan dergelijke activiteiten ervoor zorgt dat de politie in verbinding is met de samenleving, en daarmee haar gezag vergroot.
Wanneer is een vergunning aangevraagd, door wie, en onder welke voorwaarden is deze vergunning verleend voor het verkopen van kadavers uit een vrachtwagen op 11 augustus jl. in het kader van een islamitische feestdag, waarbij de politie op Twitter heeft aangegeven dat dit legaal is? Op welke plaatsen heeft dit fenomeen van straatverkoop zich voorgedaan? Is aan de regels van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voldaan? Kunt u de Kamer het verslag dan wel de verslagen van de NVWA toesturen?5
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid komt hier in de beantwoording van Kamervragen van de leden Van Raan (PvdD) en Laan-Geselschap en Lodders (beiden VVD) bij uw Kamer op terug.
Is voor de verkoper(s) van deze kadavers een registratie bekend bij de Kamer van Koophandel? Zo nee, gaat de fiscus hier dan werk van maken? Indien u deze vraag niet kunt beantwoorden, kunt u deze vraag dan voorleggen aan de Staatssecretaris van Financiën?
In het bericht werd gesproken over kadavers, maar gedoeld op de uitgifte van karkassen die in een erkend slachthuis zijn geslacht t.b.v. het Offerfeest en waarvan het vlees is goedgekeurd voor menselijke consumptie. Erkende slachthuizen zijn in het bezit van een registratie van de Kamer van Koophandel.
Wordt volgens u de huidige maatschappelijke trend van het verkopen van kadavers straks min of meer normaal in het Nederlandse straatbeeld? Hoe zal de samenleving zich in uw ogen de komende jaren ontwikkelen? Getuigt het op straat kopen dan wel verkopen van kadavers in uw ogen van een goede integratie in de Nederlandse samenleving? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, wat zegt dit u over de staat van de multiculturele samenleving?
Het verkopen van kadavers op straat is niet aan de orde van de dag en ik zou het dan ook niet duiden als maatschappelijke trend. Wel zou u het kunnen zien als een uiting van de multiculturele samenleving waarin verschillende uitingen van culturele stromingen zichtbaar zijn. Hoe de samenleving zich de komende jaren zal ontwikkelen is moeilijk te voorspellen. Wel ben ik ervan overtuigd dat de samenleving eerder diverser zal worden dan minder divers. De politie zal hoe dan ook mee veranderen met de samenleving. Enerzijds door zich te blijven spiegelen aan verschillende groepen in de samenleving. Anderzijds door nieuwe technieken en werkwijzen te ontwikkelen.
Deelt u de mening dat het verkopen van kadavers vanuit een vrachtwagen de vrije markt verstoort? Zo nee, zou er in uw ogen dan ook met kerst bijvoorbeeld wild zwijn of kalkoen vanuit een vrachtwagen op straat verkocht mogen worden?
Nee, ik deel deze mening niet. Over de voorwaarden voor deze uitgifte informeert de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid uw Kamer in de antwoorden op Kamervragen van de leden Van Raan (PvdD) en Laan-Geselschap en Lodders (beiden VVD). Het is niet toegestaan om dit vlees naar een ander erkend bedrijf ten behoeve van de handel te vervoeren. Dit is een andere situatie dan de reguliere distributie en handel in vlees, zoals dit met kerst aan de orde is.
Op welke wijze wordt rekening gehouden met de nadelen van het diversiteitsbeleid bij de politie?
Op de eventuele kwetsbaarheden die horen bij een divers korps en die uit eerdere studies naar voren zijn gekomen heeft de politie maatregelen genomen. Zo worden bij de werving en selectie verschillende instrumenten gebruikt om de geschiktheid van de kandidaat te beoordelen. Daarnaast wordt gedurende de politieopleiding en trainingen een dubbele loyaliteit en het dilemma van een hoge druk van de omgeving in combinatie met sterke cultuuraspecten meegenomen.
Kunt u de gestelde vragen tijdig en afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
Het ongevraagd ontvangen van seksueel getinte afbeeldingen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Waarom vrouwen ongevraagd dickpics krijgen (en mannen ermee wegkomen)» en kent u de site «Pak de dickpics strafrechtelijk aan»?1 en 2
Ja.
Deelt u de mening dat het ongevraagd aan iemand anders sturen van zogenaamde «dickpics» strafbaar kan zijn op grond van onder andere artikel 240 lid 2 van het wetboek van Strafrecht en dat daartegen aangifte mogelijk moet zijn? Zo nee, waarom niet?
In artikel 240 lid 2 Sr. is het strafbaar gesteld om een afbeelding of voorwerp dat aanstotelijk is voor de eerbaarheid aan iemand, anders dan op diens verzoek, toe te zenden. Onder aanstotelijk voor de eerbaarheid wordt volstaan de in Nederland heersende zeden, de opvattingen van een belangrijke meerderheid van de Nederlandse bevolking.
Op grond van welke andere strafbare bepalingen kan het versturen van dickpics eventueel strafbaar zijn?
Wanneer een dergelijke afbeelding naar een zestienminner wordt verstuurd kan sprake zijn van strafbaarheid. Art. 240a Sr stelt nl. strafbaar het zenden van een schadelijke afbeelding naar iemand die de leeftijd van zestien nog niet heeft bereikt.
Wanneer de verzender van een dergelijke afbeelding de leeftijd van achttien nog niet heeft bereikt, kan o.a. sprake zijn van het vervaardigen en verspreiden van kinderpornografie als bedoeld in art. 240b Sr.
Hoeveel aangiftes zijn er het afgelopen jaar gedaan vanwege het ongevraagd toesturen van dickpics of andere afbeeldingen die aanstotelijk zijn voor de eerbaarheid?
Het ongevraagd toesturen van seksueel getinte afbeeldingen naar volwassenen, die aanstootgevend zijn voor de eerbaarheid van personen (zoals dergelijke afbeelding) wordt bij de politie niet als zodanig bijgehouden.
Deelt u de mening dat het ontmoedigend werkt voor het doen van aangifte en dat het delict onbestraft zal blijven als de politie geen onderzoek zal gaan doen naar een aangifte van één enkele dickpic, zoals gesteld door een woordvoerder van de politie in het genoemde bericht? Zo ja, waarom deelt u die mening en wat vindt u van de uitspraak van die woordvoerder? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Iedere melding van een zedendelict wordt serieus genomen en behoeft maatwerk waarbij in de behandeling ervan onderscheid wordt gemaakt of er sprake is van acuut gevaar voor herhaling of wanneer er zogeheten vluchtige sporen bij een slachtoffer veiliggesteld kunnen worden. Ook misbruikzaken waarbij kinderen of mensen met een verstandelijke beperking slachtoffer zijn, krijgen altijd voorrang. In prioritering van opsporingszaken kan het voorkomen dat een zaak waarbij sprake is van aanstoot voor de eerbaarheid een lagere prioriteit krijgt dan een acute (kinder)misbruikzaak. Hierbij speelt de beoordeling van het OM een grote rol.
Deelt u de mening dat aangiftes wegens het ongevraagd toezenden van afbeeldingen die aanstotelijk zijn voor de eerbaarheid serieus genomen moeten worden en wel zouden moeten kunnen leiden tot onderzoek en eventueel vervolging? Zo ja, waarom, hoe verhoudt zich dat tot de uitspraak van de woordvoerder van de politie en hoe gaat u zorgen dat dergelijke aangiftes wel serieus genomen gaan worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Seksueel misbruik door tantramasseurs |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Herinnert u zich uw antwoorden op de vragen van de leden Kuiken (PvdA) en Buitenweg (GroenLinks) over seksueel misbruik door tantramasseurs (antwoorden ontvangen 1 november 2018)? Kent u het bericht «De vrouwen vertrouwden hun tantramasseur volledig»? Kent u het bericht «Als tantra naar seksueel misbruik neigt: vijf oud-cursisten over The New Tantra»?1 2 3
Ja.
Wat is de stand van zaken van de aangekondigde publiekscampagne om de meldingsbereidheid bij slachtoffers van seksueel misbruik te vergroten en het zoeken van hulp te vergemakkelijken?
Dit najaar start de Minister voor Rechtsbescherming een publiekscampagne gericht op het vergroten van de meldingsbereidheid van slachtoffers van seksuele misdrijven. Naar verwachting zal de campagne drie jaar duren en van start gaan op 25 november 2019, de internationale dag voor de uitbanning van geweld tegen vrouwen.
In de campagne zullen de (anonieme) ervaringen van slachtoffers van seksueel geweld in beeld komen. Momenteel worden gesprekken gevoerd met slachtoffers die bereid zijn ervaringen te delen. De verhalen van deze slachtoffers zullen worden verwerkt in de campagne.
Weet u inmiddels hoeveel meldingen en aangiften er het afgelopen jaar tegen tantramasseurs zijn gedaan wegens delicten die onder seksueel misbruik geschaard kunnen worden? Zo ja, in hoeveel gevallen heeft dit tot vervolging, respectievelijk strafrechtelijke sancties geleid?
Uit gegevens van de politie blijkt dat er sinds 1 januari 2018 vijf keer aangifte is gedaan van seksueel misbruik waarbij een tantramasseur of -therapeut is betrokken. In twee gevallen is het strafdossier ter beoordeling ingezonden naar het OM. In beide gevallen is overgegaan tot vervolging. De twee zaken zijn momenteel onder de rechter.
Weet u inmiddels hoeveel meldingen er bij de Centra voor Seksueel Geweld tegen tantramasseurs zijn gedaan? Zo ja, hoeveel meldingen zijn dit? Zo nee, waarom niet?
Overall zijn er in 2018 3.250 meldingen gedaan bij de Centra voor Seksueel Geweld (CSG). Het is niet bekend of er meldingen zijn gedaan van seksueel geweld door tantramasseurs, omdat de CSG dergelijke informatie niet registreren. De CSG leveren medische en psychische hulp aan slachtoffers van seksueel geweld, en richten zich niet op het registreren van de identiteit van daders.
Acht u het nodig om ter wille van het krijgen van beter inzicht in de problematiek van tantramisbruik meer informatie te krijgen over het aantal meldingen en aangiften? Zo ja, waarom en hoe gaat u hier voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Slachtoffers van seksueel misbruik moeten altijd in staat zijn om melding en aangifte te doen. Zedenmisdrijven hebben doorgaans grote impact op slachtoffers. Slachtsoffers van seksueel misbruik door tantramasseurs kunnen terecht bij een van de Centra voor Seksueel Geweld, en zij kunnen een melding doen bij het Meldpunt Tantramisbruik. Ook kunnen zij aangifte doen bij de politie. Bij de politie zijn gespecialiseerde zedenrechercheurs die goed contact hebben met de oprichters van het Meldpunt Tantramisbruik.
Gelet op het beperkt aantal meldingen en aangiften, zie ik op dit moment geen aanleiding tot additionele maatregelen om de problematiek nog nader in kaart te brengen dan nu al het geval is.
In hoeverre verrichten tantramasseurs therapeutische handelingen met de intieme delen? Zijn deze masseurs altijd (para)medische professionals, zoals artsen, verloskundigen of bekkenfysiotherapeuten die dergelijke handelingen mogen verrichten? Zo nee, wat kunnen de juridische gevolgen voor tantramasseurs zijn die niet tot deze beroepsgroep behoren en deze handelingen toch verrichten?
Het beroep van tantramasseur is geen wettelijk beschermd beroep. Iedereen mag het beroep uitvoeren. Wie tantramassages geeft, moet zich te houden aan de algemene wettelijke normen.
In het verleden is onderzocht of de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) mogelijkheden biedt om toezicht te houden op tantramasseurs (zie: Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 1712). De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft geconcludeerd dat de activiteiten van tantramasseurs niet vallen onder de reikwijdte van de Wkkgz, en daarmee niet onder het toezicht van de Inspectie.
Slachtsoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag door tantramasseurs wordt geadviseerd aangifte te doen bij de politie.
Is het mogelijk dat gemeenten slechts vergunningen aan tantramasseurs verlenen onder de voorwaarde dat het een (para)medische professional is die zich moet houden aan de protocollen van een beroepsgroep? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? En zo nee, acht u het wenselijk en mogelijk dat bij wet wordt geregeld dat het geven van tantramassage, ook buiten de prostitutiesector, vergunningplichtig wordt met als voorwaarde dat er sprake moet zijn van een erkende beroepsvereniging?
Onder de geldende wet- en regelgeving is er geen vergunning vereist voor de uitoefening van het beroep van tantramasseur. Het beroep van tantramasseurs is geen wettelijk beschermd beroep. Het verlenen van een vergunning aan tantramasseurs onder voorwaarde dat zij (para)medische professionals zijn, is dan ook niet mogelijk. Een vergunning is wel vereist als een tantramasseur bedrijfsmatig en uitdrukkelijk seksuele handelingen verricht, omdat er dan feitelijk sprake is van prostitutie.
Ik zie momenteel geen aanleiding om het beroep van tantramasseur wettelijk te reguleren. Slachtsoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag door tantramasseurs wordt geadviseerd aangifte te doen bij de politie. Als een tantramasseur wordt veroordeeld voor seksueel misbruik, kan de rechter een beroepsverbod opleggen.
Beschikt u inmiddels wel over informatie over de aard en omvang van de maatregelen die gemeenten nemen tegen tantramasseurs? Zo ja, kunt u die informatie met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Nee. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft geen signalen ontvangen dat er sprake is van structurele problematiek rondom tantramasseurs.
Deelt u de mening van de in het tweede bericht genoemde vertegenwoordiger van de politie dat «de beschreven gang van zaken bij The New Tantra «ontzettend op het randje»» is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Seksueel grensoverschrijdend gedrag is altijd onacceptabel. Elk geval van seksueel misbruik is er één teveel. Zoals ik heb toegelicht in mijn brief van 24 november 2017 (Kamerstuk 34 843, nr. 1) en in eerdere antwoorden op Kamervragen van het lid Kuiken (Aanhangsel Handelingen 2018–2019, nr. 495), is ongewenst seksueel gedrag tussen volwassenen strafbaar als er sprake is van dwang.
Ik acht het van groot belang dat slachtoffers van seksueel misbruik hiervan melding doen. Het is dan ook goed dat is geadviseerd om melding te doen van mogelijk seksueel misbruik bij The New Tantra. De politie heeft evenwel bevestigd dat zover bekend, de oproep tot op heden niet heeft geleid tot aangiftes.
Heeft het advies om melding te doen van seksueel misbruik bij The New Tantra tot meldingen en/of aangiftes geleid? Zo ja, hoeveel meldingen en/of aangiften betreft dit en wat is de aard daarvan?
Zie antwoord vraag 9.
Het nieuwe record: ministeries geven 25 miljoen euro uit aan inhuur landsadvocaat |
|
Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat ministeries in 2018 een recordbedrag hebben uitgegeven aan het inhuren van de landsadvocaat, namelijk 25 miljoen euro? Hoe verklaart u deze toename?1
Voorop staat dat het de taak van de overheid is om spaarzaam om te gaan met overheidsgelden. In dat licht wordt er ook kritisch gekeken naar de kosten die gemoeid zijn met het inhuren van de landsadvocaat. Het merendeel van de juridische aangelegenheden wordt binnen de ministeries zelf afgehandeld. Niettemin maken alle ministeries ook gebruik van de diensten van de landsadvocaat. Het grootste deel van de zaken waarin de landsadvocaat wordt ingeschakeld, betreft civiele procedures waarin vertegenwoordiging door een advocaat wettelijk verplicht is. Naast deze civiele procedures, wordt de landsadvocaat soms ook ingeschakeld in bestuursrechtelijke zaken. Bijvoorbeeld daar waar de bijzondere expertise van de landsadvocaat gewenst is. Het is moeilijk aan te geven waarom de kosten van inhuur van de landsadvocaat in 2018 hoger zijn uitgevallen dan in voorgaande jaren. Een mogelijke verklaring kan worden gevonden in het feit dat procedures complexer zijn geworden. Daarnaast zijn deze kosten soms ook incident gedreven. Uit het top 10- overzicht van zaken met hoge uitgaven aan de landsadvocaat volgt bijvoorbeeld dat er dit jaar veel kosten gemoeid zijn met het advies voor het project GrIT van Defensie en de herziening Gasgebouw bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Als uitgangspunt geldt echter dat de Staat en zijn bestuursorganen ervoor zorg dragen dat voldoende juridische deskundigheid aanwezig is binnen de rijksoverheid, zodat gepaste terughoudendheid kan worden betracht bij het inschakelen van de landsadvocaat en andere externe juridische bijstandsverleners in zaken waarin bijstand niet in de wet is voorgeschreven. Een aantal ministeries en uitvoeringsorganisaties heeft eigen advocaten in dienst, zodat ook voor de verplichte procesvertegenwoordiging in veel voorkomende civiele zaken niet langer in alle gevallen van externe juridische dienstverlening gebruik gemaakt hoeft te worden. Ook wordt binnen de juridische functie van het Rijk samengewerkt en over en weer een beroep op elkaar gedaan bij sommige gecompliceerde adviesvragen om een onnodig beroep op de landsadvocaat te voorkomen.
Vindt u deze ontwikkeling, dat meer dan ooit is uitgegeven aan de landsadvocaat, niet ongewenst? Zo nee, waarom niet?
Natuurlijk is het belangrijk om de kosten voor inhuur van de landsadvocaat zo laag mogelijk te houden. Daar wordt zoals u bij het antwoord op vraag 1 kunt lezen ook het nodige aan gedaan. Zoals aangegeven betreft het grootste deel van de zaken waarin de landsadvocaat wordt ingeschakeld civiele procedures waarin vertegenwoordiging door een advocaat wettelijk verplicht is. Voor het volledige beeld mag bovendien niet onvermeld blijven dat de Staat in het overgrote deel van de procedures als gedaagde optreedt. In dergelijke procedures wordt het in het belang van Nederland geacht om verweer te voeren.
Hoe kunt u uitleggen dat nu een nieuw record wordt gevestigd aan uitgaven door ministeries aan de landsadvocaat, onder andere om te procederen tegen burgers, terwijl al jaren onvoldoende geld naar de rechtsbijstand van diezelfde burgers gaat?
Zoals ik heb geantwoord op vraag 1 en 2 wordt kritisch gekeken naar de kosten die gemoeid zijn met de inhuur van de landsadvocaat en zijn de kosten met name gemaakt in civiele procedures waarbij vertegenwoordiging door een advocaat verplicht is en waarin de overheid als gedaagde partij optreedt. De inzet van de landsadvocaat enerzijds en het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand anderzijds zijn echter twee in hun aard verschillende zaken. Het stelsel van rechtsbijstand voorziet in een subsidie voor burgers die minder draagkrachtig zijn. Daarvoor geldt een bepaald tarief. Gelet op artikel 42a Wet op de rechtsbijstand en artikel 5 van het Subsidiebesluit Raad voor Rechtsbijstand worden op basis van de begroting van de Raad voor Rechtsbijstand jaarlijks voorschotten verstrekt. Hierbij wordt rekening gehouden met de ontwikkelingen in het volume van de toevoegingen en piketregelingen. Advocaten zijn vrij in hun keuze om voor dit tarief al dan niet hun diensten aan te bieden. De rechtsbijstand die de Staat afneemt van de landsadvocaat is geen subsidie. Het is een dienst die moet worden ingekocht. Daarom wordt de landsadvocaat tegen een marktconform tarief vergoed.
Staat deze toename van uitgaven aan de landsadvocaat daarnaast niet haaks op uw plannen om als overheid juist minder te juridiseren en te procederen, juist een van de onderdelen van uw omstreden plannen voor de stelselherziening van de gesubsidieerde rechtsbijstand die wel op steun kan rekenen?
De kosten voor de inhuur van de landsadvocaat staan gelet op het antwoord op bovenstaande vragen niet haaks op wat ik in de contourennota rechtsbijstand heb aangegeven, namelijk dat het terugdringen van onnodige juridisering begint bij de overheid die zelf het goede voorbeeld moet geven. Daarbij is met name het bestuursrecht een belangrijke inhoudelijke prioriteit. De overheid is wederpartij in circa 60 procent van de zaken waarin gesubsidieerde rechtsbijstand wordt verleend. Deze 60 procent is als volgt opgebouwd: 13 procent asiel- en vreemdelingenzaken, 29 procent strafrechtzaken, 7 procent BOPZ en 11 procent overig bestuursrecht. Het kabinet wil het aantal onnodige procedures in het bestuursrecht, waaronder procedures waarin sprake is van rechtsbijstand, terugdringen. Het aanpassen van procedeergedrag van de overheid en het voorkomen van onnodig procederen vragen om inzicht in de complexe dynamiek en samenhangende factoren die kunnen aanzetten tot het procederen tegen overheidsbesluiten. Dit aanpakken vraagt om een brede samenwerkingscoalitie en om het bundelen van denkkracht. Binnen de aanpak is onder meer sprake van aandacht voor (rijks)beleid en wet- en regelgeving enerzijds en voor procedeergedrag van overheden anderzijds. Daarnaast is er aandacht voor betere communicatie en passend contact. In mijn brief van 12 juli jl. heb ik dit toegelicht.
Hoe verklaart u dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid koploper is als het gaat om het inhuren van de landsadvocaat, namelijk voor 5,5 miljoen euro?
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is met haar zbo’s, agentschappen, diensten en taakorganisaties als het OM en de politie één van de grootste ministeries van Nederland. In dat licht is het niet vreemd dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid meer dan andere departementen uitgeeft aan de inhuur van de landsadvocaat. De uitgaven van het Ministerie van Justitie en Veiligheid aan de landsadvocaat voor het jaar 2018 waren overigens lager dan in voorgaande jaren (2014–2017).
Hoe verklaart u de forse stijging aan uitgaven bij het Ministerie van Defensie, die nu op twee staat?
De forse stijging aan uitgaven bij het Ministerie van Defensie is primair te wijten aan ondersteuning in het kader van de aanbesteding van het project Grensverleggende IT (GrIT), een bijzonder groot en complex IT-project, waarbij de complete IT-infrastructuur van Defensie wordt vervangen. Om alle ontwikkelingen in de IT-markt te kunnen volgen en door te vertalen naar moderne IT heeft Defensie met GrIT gekozen voor een intensieve samenwerking met de markt, waarbij Defensie wel zelf de regie houdt. Deze vorm van publiek- private IT-samenwerking op deze schaal is nieuw in Nederland en vraagt om extra juridische aandacht. Defensie beschikt weliswaar over veel juridische kennis, alleen op dit specifieke vlak is de kennis niet voldoende. Gezien de omvang en het belang van dit project maakt Defensie daarom gebruik van de specifieke kennis van de landsadvocaat. Daarnaast hebben zaken op het gebied van personenschade (bv. chroom-6 zaken, PTSS-zaken veteranen, letselschade), onrechtmatige daad (bv. zaken gerelateerd aan Nederlands Indië en Srebrenica), pensioenrecht (bv. AOW-gat, overgang van eindloonstelsel naar middelloonstelsel) en aan aantal kort gedingen naar aanleiding van aanbestedingen tot extra kosten geleid. De landsadvocaat is ingeschakeld als procesvertegenwoordiger of als adviseur omdat de benodigde kennis en capaciteit niet aanwezig is binnen Defensie.
Klopt het dat het bedrag van 25 miljoen euro dat aan de landsadvocaat wordt uitgegeven nog los staat van de juridische kosten die binnen de ministeries worden gemaakt? Zo ja, hoe hoog zijn deze kosten? Kunnen deze ook in een overzicht per ministerie worden verstrekt, zodat het totaal kan worden vastgesteld?
Naast de kosten die aan de landsadvocaat worden besteed, worden nog overige kosten voor externe inhuur van juridisch advies gemaakt. U kunt een groot gedeelte van deze kosten terugvinden in de bijlagen bij de jaarverslagen van ieder ministerie onder de post externe inhuur juridisch advies.2 Onder deze post valt voor de meeste departementen onder andere de overige advocatenkosten, de inhuur van advisering bij de voorbereiding van (specialistische) wet- en regelgeving en juridisch advies over bestaande regelgeving en het inhuren van juridische capaciteit voor de reguliere processen waar extra personele capaciteit op nodig is. Bijvoorbeeld om achterstanden bij bezwaar weg te werken of tijdelijk een zieke werknemer te vervangen. Voor het jaar 2018 valt het volgende schematische overzicht te geven. De bedragen zijn afgerond op miljoenen euro’s.3
Ministerie
Overige kosten externe inhuur juridisch advies jaarverslagen 2018
Algemene Zaken
0.4
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
2.6
Buitenlandse Zaken
1.2
Defensie
0.3
Economische Zaken en Klimaat
3.21
Financiën
0.52
Infrastructuur en Waterstaat
2.5
Justitie en Veiligheid
2.7
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
-
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
0.23
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
0.2
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
0.3
Totaal
14.1
In het jaarverslag van Economische Zaken bijlage 3 externe inhuur staat dat hierin tevens is opgenomen de kosten voor externe inhuur juridisch advies van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
De kosten van Financiën voor de verplichte procesvertegenwoordiging in invorderingszaken door de Rijksadvocaat en de kosten voor juridisch advies met betrekking tot het Staatsdeelnemingenbeleid (in het bijzonder de kosten voor de juridische afwikkeling van de maatregelen in het kader van de kredietcrisis) worden op de begroting van Financiën verantwoord op het beleidsartikel waarop het betrekking heeft en bedraagt per jaar: € 5.0 mln. (2018), € 5.2 mln. (2017), € 5.8 mln. (2016), € 4.8 mln. (2015) en € 5.6 mln. (2014).
In deze post is voor OCW niet meegenomen de kosten van de huisadvocaat van het agentschap DUO. De kosten hiervoor bedragen in 2018 € 38.089,17.
Hoe hoog zijn de kosten rondom het stopzetten van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst precies? Kunnen daarbij ook de gemaakte kosten in het jaar 2019 tot nu toe worden meegenomen? Hoeveel rechtszaken lopen er nog tegen ouders of gastouderbureaus? Is de landsadvocaat daarbij betrokken? Zo ja, in hoeveel zaken?
Zoals de Staatssecretaris van Financiën op 20 september 2019 heeft geantwoord op vragen van de heer Azarkan (2019Z15262, vragen 18 en 19 en 22) ging het op die datum om 10 procedures in het kader van CAF 11 en om 20 rechtszaken die betrekking hebben op de overige CAF-zaken. Tot medio augustus 2019 is er in CAF 11 zaken circa € 4.600 griffierecht vergoed. De kosten van de landsadvocaat tot en met de maand juni 2019 bedragen € 405.000. Het gaat om het totaal van inzet van de landsadvocaat bij de verschillende afgesloten en nog lopende bestuursrechtelijke procedures, de lopende procedure inzake de civiele schadeclaims en algemene advisering in het kader van CAF 11. Dit bedrag is afgerond op duizenden euro’s en omvat honoraria, kantoorkosten, verschotten en BTW.
Hoe is het mogelijk dat achteraf blijkt dat de Belastingdienst maar door bleef procederen terwijl dossiers onvolledig waren aangeleverd en bewijsstukken werden achtergehouden en de fiscus wist dat er weinig grond was om door te zetten? Kan hier sprake zijn van meineed? Kan onderzocht worden hoe hoog de ten onrechte gemaakte proceskosten in deze zaken rondom het stopzetten van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst zijn?
Zoals de Staatssecretaris van Financiën op 20 september 2019 heeft geantwoord op vragen van mevrouw Leijten (2019Z15127, vraag 21 en 25), heeft hij in zijn brief van 11 juni 2019 aangegeven dat de wens te voldoen aan de maatschappelijke roep tot fraudebestrijding in combinatie met strikte regelgeving naar zijn opvatting heeft geleid tot het ontstaan van een «tunnelvisie». In het spanningsveld tussen fraudebestrijding en dienstverlening heeft de eerste de overhand gekregen. Deze «tunnelvisie» werd gestaafd door de uitkomsten van rechtszaken waarin de (juridische) interpretatie van wetgeving merendeels onderschreven werd. Meineed of valsheid in geschrifte betreft het opzettelijk verstrekken van onjuiste informatie. Er zijn geen aanwijzingen dat medewerkers van Toeslagen zich hieraan schuldig hebben gemaakt.
Hoe hoog zijn de kosten van de afwikkeling van de schadeverzoeken van de gaswinning in Groningen? Om hoeveel zaken ging het in 2018 en om hoeveel zaken tot nu toe in 2019?
De TCMG is in 2018 opgezet en heeft in 2018 een bedrag van € 7,6 miljoen aan schade uitgekeerd. De schade uitkeringen en kosten van ondersteuning worden achteraf verhaald op NAM. De kosten van de TCMG zelf bedroegen in 2018 € 1,6 miljoen; deze kosten worden omwille van de onafhankelijkheid van de commissie gedekt door het Rijk.
In dit kader zijn ook uitgaven gedaan ten behoeve van de inzet van de landsadvocaat. De inzet van de diensten van de landsadvocaat is gericht op juridische ondersteuning bij het tot stand brengen van de organisatie en het uitvoeren van de operatie om de vele duizenden verzoeken op een goede en zo voortvarend mogelijke wijze af te handelen. Het doel is om burgers te ontzorgen bij het afhandelen van aardbevingsschade. Dit betekent onder meer dat de Groningers bij de TCMG terecht kunnen zonder verplichte advocaatstelling, zij geen kosten hoeven te maken voor het inschakelen van deskundigen en kunnen vertrouwen op een rechtvaardige afhandeling van aardbevingsschade. In 2018 bedroegen de in dit verband aan de landsadvocaat betaalde kosten € 966.445 en in 2019 (tot en met 16 september 2019) € 2.134.692.
In totaal zijn er 36.500 schadeverzoeken ingediend bij de TCMG, gedurende 2018: 20.044 en tot 1 september 2019: 16.454. Op de website van de TCMG (https://www.schadedoormijnbouw.nl/cijfers) staat actuele informatie over de schadeafhandeling, met onder meer een online overzicht van de aantallen schadeafhandelingen, schade-opnames, besluiten, het aantal meldingen acuut onveilige situaties (AOS) en de voortgang in afhandeling.
Bij de Rechtbank Noord-Nederland liepen in 2018 5 civiele procedures en in 2019 3 civiele procedures tegen NAM, EBN en de Staat. In 2018 bedroegen de aan de landsadvocaat betaalde kosten voor vertegenwoordiging in deze procedures € 54.406; in 2019 (tot en met 30 augustus 2019) € 56.460.
Wat is de aard van deze zaken? Gaat het om fysieke schade, immateriële schade of waardedaling? Kan dit uitgesplitst worden?
De bij de TCMG ingediende schadeverzoeken betreffen fysieke schade aan gebouwen en/of werken, immateriële gevolgschade en vergoedingen voor overlast aan gedupeerden.
De civiele procedures bij de Rechtbank Noord-Nederland betreffen verscheidene soorten schade met inbegrip van fysieke schade, immateriële schade en waardedaling.
Wat betekenen de excuses van de Minister-President, juist ook vanwege het feit dat bij de afhandeling van de schade door de gaswinning in Groningen de afgelopen jaren te veel nadruk is komen te liggen op juridische zekerheid, nu concreet voor de toekomst?2
De Minister-President heeft in het debat onder andere zijn excuses aangeboden voor het feit dat de nadruk in de afhandeling in het verleden te veel heeft gelegen op de precisie van de juridische zekerheid. Dit is ten koste gegaan van de snelheid.
In de afgelopen periode hebben de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, samen met de betrokken regionale en maatschappelijke partijen, gewerkt aan het publiekrechtelijk verankeren van zowel de schadeafhandeling als de versterkingsoperatie en het op afstand plaatsen van NAM. Voor het definitief op afstand plaatsen van NAM bij schadeafhandeling en de uitvoering van de versterkingsoperatie is een wettelijke regeling noodzakelijk. Het wetsvoorstel Tijdelijke Wet Groningen zoals dat onlangs is ingediend bij uw Kamer geeft invulling aan het eerste deel van de wettelijke regeling: de afhandeling van schade bij een op te richten Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG). Daarbij is voor wat betreft de schadeafhandeling volop ingezet op een versnelling. Zo heeft de TCMG bijvoorbeeld meer deskundigen geworven, het afhandelingsproces geoptimaliseerd en een aannemersvariant doorgevoerd. Daarnaast is in juli 2019 een eenmalige maatregel getroffen om het «stuwmeer» aan schademeldingen dat is ontstaan bij de afhandeling van aanvragen om schadevergoeding door de Commissie zo snel mogelijk weg te werken (Stcrt 2019, 38034).
Wat is de verwachting voor de komende jaren qua aantallen zaken en kosten van de afwikkeling van schadeverzoeken inzake de gaswinning in Groningen?
Het is op voorhand moeilijk in te schatten hoeveel schadeverzoeken door Groningers zullen worden ingediend bij de TCMG en IMG en hoeveel civiele procedures door Groningers zullen worden gestart bij de rechter.
Is steeds hetzelfde uurtarief voor de landsadvocaat gehanteerd? Zo ja, welk uurtarief was dat? Zo nee, wat was dan het gemiddelde gehanteerde uurtarief? En wat was het maximale uitgekeerde uurtarief?
Rijksbreed worden standaarduurtarieven gehanteerd. In 2018 was het laagste uurtarief voor advocaat-stagiaires (tarief II) € 165 en het hoogste uurtarief € 384 (partners). Het gemiddelde tarief in de landspraktijk in 2018 bedroeg € 294,98. Conform het landscontract worden deze tarieven verhoogd met 4,9% kantoorkosten en BTW.
Erkent u dat de Orde van Advocaten gelijk heeft dat «het schuurt dat de overheid steeds meer geld uitgeeft aan rechtszaken onder meer tegen burgers, terwijl er volstrekt onvoldoende budget beschikbaar wordt gesteld voor rechtsbijstand aan diezelfde burger»?3
Zoals ik heb geantwoord onder vraag 3 is er geen verband tussen de kosten die gemaakt worden ten behoeve van de landsadvocaat en het budget voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Het budget voor de rechtsbijstand wordt middels het prognosemodel justitiële ketens (PMJ) ordentelijk geraamd waarbij rekening gehouden wordt met de ontwikkelingen in het volume van de toevoegingen en piketregelingen. In de contourenbrief rechtsbijstand en in het antwoord op vraag 4 heb ik aangegeven dat het terugdringen van onnodige juridisering, op het terrein van bestuursrecht, begint bij de overheid die zelf het goede voorbeeld moet geven.
Vindt u het te rechtvaardigen dat ministeries volop dure advocaten inhuren waardoor een record aan uitgaven aan de landsadvocaat door ministeries is gevestigd, terwijl de toegang tot het recht voor grote groepen mensen onder druk staat, sociaal advocaten zwaar onderbetaald worden en kantoren failliet dreigen te gaan waarvan rechtszoekenden de dupe zijn? Zo ja, hoe rechtvaardigt u dit? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Zoals ik onder vraag 1 en 2 heb geantwoord behoort de overheid kritisch te kijken naar de kosten die gemoeid zijn met het inhuren van de landsadvocaat. Ik heb ook gezegd dat het grootste deel van de zaken waarin de landsadvocaat wordt ingeschakeld civiele procedures betreft waarin vertegenwoordiging door een advocaat wettelijk verplicht is en waarin de overheid veelal als gedaagde partij optreedt. Zoals ik heb geantwoord onder vraag 3 is er geen verband tussen de kosten die gemaakt worden ten behoeve van de landsadvocaat en het budget voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Ik ben het desalniettemin met u eens dat bestuursrechtelijke zaken waarin de overheid vooral procedeert als eisende of verzoekende partij eens goed tegen het licht moeten worden gehouden. Om die reden heb ik dan ook in het programma Rechtsbijstand het onderdeel Overheid in het bijzonder uitgelicht. Goede rechtsbijstand is cruciaal voor het functioneren van onze rechtsstaat. Daarom geven we jaarlijks € 400 mln. uit aan gesubsidieerde rechtsbijstand. Per hoofd van de bevolking behoren we daarmee tot de Europese top. Het is bijvoorbeeld twee keer zoveel als in België en drie keer zoveel als in Duitsland. De commissies Wolfsen en Van der Meer adviseren dat het stelsel beter kan worden georganiseerd. De drempel om informatie over juridische zaken te vragen is te hoog en informatie is voor mensen moeilijk vindbaar. Daarnaast worden problemen gejuridiseerd, terwijl de oplossing vaak niet alleen via de juridische weg wordt bereikt. Ook vergoedingen van advocaten blijven achter. Juist daarom werkt het kabinet aan een plan om de rechtsbijstand te verbeteren. Zo komt er betere informatie online voor iedereen. Er komen spreekuren in de wijken voor juridische vragen. We gaan verder meer doen om problemen aan de voorkant op te lossen om rechtszaken te voorkomen. Daarnaast zetten we dus ook in op het terugdringen van zaken vanuit de overheid, door meer met de menselijke maat te kijken naar problemen van mensen. Als er minder zaken zijn en het werk beter en slimmer georganiseerd wordt, kan de vergoeding per zaak weer omhoog. Zo kunnen sociaal advocaten een betere boterham verdienen voor dit werk.
Kunt u alle vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja. Zie het voorgaande.
De uitgifte van dode dieren vanuit vrachtwagens tijdens het Offerfeest |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Kent u het bericht van de politie-eenheid Den Haag, waarin wordt gemeld dat het «verkopen van kadavers» uit vrachtwagens tijdens het Offerfeest legaal is?1
Ja.
Is voor deze praktijk een ontheffing op wet- en regelgeving gegeven?
In het bericht werd gesproken over kadavers, maar gedoeld op de uitgifte van karkassen die zijn goedgekeurd voor menselijke consumptie. Zoals de Europese regelgeving voorschrijft houdt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) intensief toezicht op het slachtproces, inclusief het keuren van karkassen.
Voor de slacht en het vervoer vanaf het slachthuis geldt de Europese Verordening (EG) 853/2004 op het gebied van slachthygiëne. Deze verordening maakt het ook mogelijk dat de bevoegde autoriteit, in dit geval de NVWA, toestemming verleent voor het vervoer van vlees en aflevering aan burgers via (mini)vrachtwagens. Op grond van die bevoegdheid heeft de NVWA een permanente generieke toestemming verleend voor vervoer van nog niet afgekoelde karkassen tijdens het offerfeest. Dit maakt dat, binnen wat praktisch mogelijk is, kan worden geslacht en gehandeld in lijn met de Europese regels over voedselveiligheid. Het feit dat de karkassen niet zijn gekoeld overeenkomstig de hoofdregel van de verordening, brengt hier geen noemenswaardig risico voor de voedselveiligheid met zich mee omdat het vlees van de karkassen vrij snel wordt bereid en genuttigd en de overige Europese voorschriften inzake de vleeskeuring wel worden toegepast, waaronder de antemortem- en de postmortemkeuring.
Zo ja, wie komt in aanmerking voor een dergelijke ontheffing?
De toestemming was alleen van toepassing op slachthuizen die slachtten ten behoeve van het Offerfeest op de dagen die waren aangewezen voor het Offerfeest.
Geldt een dergelijke ontheffing voor bepaalde of onbepaalde tijd?
De toestemming gold voor bepaalde tijd.
Is per uitgiftepunt een aparte ontheffing nodig of wordt de gehele sector (tijdelijk) ontheven?
Er was geen aparte toestemming per uitgiftepunt nodig, omdat het een generieke toestemming betrof voor een specifieke aangelegenheid. Er was dus geen sprake van een tijdelijke ontheffing voor de gehele sector.
Aan welke (eventueel aanvullende) eisen moeten de aanbieders van het vlees voldoen om op deze manier een uitgiftepunt te vormen?
De toestemming was alleen van toepassing op de afgifte van vlees dat geproduceerd werd in slachthuizen die slachten ten behoeve van het Offerfeest. Dit vlees werd uitgegeven vanuit een distributiepunt. De voor het vervoer van het vlees verantwoordelijke exploitant diende aan alle geldende wettelijke regels voor het hygiënisch vervoer van vlees te voldoen.
Op welke manier wordt door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) gecontroleerd of de dieren in de vrachtwagens conform wettelijke eisen verkocht, vervoerd en geslacht worden?
De dieren zijn geslacht in erkende slachthuizen. De toezichthouders van de NVWA waren hier aanwezig om keuring en toezicht op de wettelijke eisen uit te voeren.
Hoe vaak en wanneer worden deze controles uitgevoerd?
Er zijn in 2018 in totaal 222 steekproefsgewijze inspecties uitgevoerd op vervoersmiddelen die een vlees-of visproduct vervoerden. Er is niet specifiek gecontroleerd op vervoer van vlees ten behoeve van het Offerfeest.
Kunt u uitsluiten dat deze dieren illegaal geslacht werden? Zo nee, waarom niet?2
Ook tijdens de slacht voor het Offerfeest zijn de reguliere wettelijke voorschriften van kracht en de NVWA ziet hierop toe. Er is tijdens het Offerfeest echter vaak sprake van grotere slachtaantallen op een slachterij dan tijdens een reguliere slachtdag. Daarom kiest de NVWA voor een uitgebreider toezichtsregime op de slachthuizen dan tijdens reguliere slacht en zijn de toezichthouders langer en/of vaker op het slachthuis aanwezig. De karkassen vertrekken vanuit een erkend slachthuis dat deelneemt aan het Offerfeest. Een voor menselijke consumptie geschikt karkas wordt voorzien van gezondheidsmerken die het erkenningsnummer van het slachthuis bevat. Op deze wijze is goed te traceren waar het vlees vandaan komt. Tijdens een eventuele vervoerscontrole door de NVWA wordt hier op toegezien.
Op welke manier wordt door de NVWA op de wettelijke eisen rond de uitgifte toegezien?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 2 en 9
Op welke manier wordt op de voedselveiligheidseisen toegezien?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 2 en 9.
Op welke manier is de herkomst van het vlees in de vrachtwagens te herleiden en hoe, waar, wanneer en hoe vaak wordt hierop toegezien?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 9.
Kunt u toelichten waarom de politie een tweet plaatst waarin wordt gemeld dat het «verkopen van kadavers» vanuit vrachtwagens tijdens het Offerfeest legaal is?
Naar aanleiding van binnengekomen meldingen over de verkoop van vlees uit (mini)vrachtwagens in de regio heeft de politie-eenheid Den Haag enkele locaties gecontroleerd. Uit navraag bij de gemeente en de NVWA bleek dat de benodigde toestemming afgegeven was. Het betrof hier afvoer en distributie van vlees van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren ten behoeve van het Offerfeest, waarbij het vlees meteen tijdens het Offerfeest aan de eindconsument wordt verstrekt. De toestemming om nog niet volledig teruggekoeld vlees te vervoeren en af te leveren aan burgers via (mini)vrachtwagens, werd door de NVWA afgegeven op basis van de Europese Verordening (Vo (EG) nr. 853/2004) op het gebied van slachthygiëne.
Vindt u het de taak van de politie mensen te waarschuwen «niet te schrikken» van het lichaam van een dood dier? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, waarom niet?
Om meer duidelijkheid te verschaffen aan de burger over de uitgifte van het vlees en om drukte op het telefoonnetwerk te beperken heeft de meldkamer besloten een twitterbericht te versturen met een toelichting. Het is aan de politie-eenheid om te bepalen in welke situaties dergelijke communicatie wenselijk en gepast is.
Waarom is ervoor gekozen mensen ervoor te waarschuwen «niet te schrikken» en te danken voor hun «begrip»?
Ik verwijs uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 14.
Hoe is het besluit tot dergelijke communicatie tot stand gekomen?
Het is aan de politie zorg te dragen voor het gebruik van sociale media binnen de wettelijke kaders en afspraken. De politie-eenheid weegt af in welke lokale situaties inzet van sociale media gewenst en gepast is.
Bent u of is de NVWA bij dit besluit betrokken geweest? Kunt u dat toelichten?
Ikzelf of de NVWA zijn niet betrokken bij dit besluit. Voor de totstandkoming van dit besluit verwijs ik uw Kamer naar mijn antwoord op vraag 16.
Vindt u dat dit in het vervolg op dezelfde manier kan gebeuren? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de politie zorg te dragen voor het gebruik van sociale media binnen de wettelijke kaders en afspraken. De politie-eenheid weegt af in welke lokale situaties inzet van sociale media gewenst en gepast is.
Klopt het dat de politie haar uitspraak dat het om de verkoop van kadavers zou gaan, in plaats van om uitgifte van karkassen, inmiddels heeft gerectificeerd? Zo nee, waarom niet?
In de tweet wordt gerefereerd aan «de legale verkoop van kadavers», bedoeld werd de legale uitgifte van karkassen. De tweet is voor zover ik op dit moment kan nagaan niet gerectificeerd. Wel heeft de politie laten weten dat de woordkeuze ongelukkig was.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden zonder naar eerdere antwoorden te verwijzen?
Zoals uw Kamer kunt zien in de beantwoording, heb ik ervoor gekozen sommige vragen samen te beantwoorden.
Een bericht van het Operationeel Centrum van de politie-eenheid Den Haag |
|
Antoinette Laan-Geselschap (VVD), Helma Lodders (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Bent u bekend met het bericht van de politie-eenheid Den Haag (@POL_OCDH)?1
Ja.
Kunt u verklaren waarom de politie-eenheid Den Haag via Twitter communiceert dat het verkopen van kadavers uit vrachtwagens een legale actie is?
Naar aanleiding van binnengekomen meldingen over de verkoop van vlees uit (mini-)vrachtwagens in de regio heeft de politie-eenheid Den Haag enkele locaties gecontroleerd. Uit navraag bij de gemeente bleek dat naar aanleiding van het verzoek tot een incidentele standplaats ten behoeve van de verkoop, in dit geval uitgifte van vlees, toestemming was gegeven door de NVWA. Om meer duidelijkheid te verschaffen aan de burger over de uitgifte van het vlees en drukte op het telefoonnetwerk te beperken, heeft de meldkamer besloten een twitterbericht te versturen met een toelichting.
Deelt u de mening dat dergelijke berichten van de politie het gelijkwaardig- en rechtvaardigheidsgevoel van de lezers aantasten aangezien gelijke gevallen niet gelijk worden behandeld? Zo ja, wat gaat u doen om dit te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Of dergelijke berichten van de politie het gelijkwaardigheids- en rechtvaardigheidsgevoel van lezers aantasten kan ik niet beoordelen, maar normaal gesproken is het goed om gelijke gevallen gelijk te behandelen. Er kunnen echter specifieke uitzonderingssituaties voorkomen waar het wenselijk is om andere regels te stellen, waarbij beheersing van mogelijke risico’s leidend is.
Kunt u verklaren waarom verkoop van kadavers normaliter aan meerdere eisen en regels moet voldoen, onder toezicht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) moet staan en waarom dat in dit geval niet wordt nageleefd?
In het bericht werd gesproken over kadavers, maar gedoeld wordt op de uitgifte van karkassen die zijn goedgekeurd voor menselijke consumptie. Zoals de Europese regelgeving voorschrijft houdt de NVWA intensief toezicht op het slachtproces, inclusief het keuren van karkassen. Voor de slacht en het vervoer vanaf het slachthuis geldt de Europese Verordening (EG) 853/2004 op het gebied van slachthygiëne. Deze verordening maakt het ook mogelijk dat de bevoegde autoriteit, in dit geval de NVWA, toestemming verleent voor het vervoer van vlees en aflevering aan burgers via (mini)vrachtwagens. Op grond van die bevoegdheid heeft de NVWA een permanente generieke toestemming verleend voor vervoer van nog niet afgekoelde karkassen tijdens het offerfeest. Dit maakt dat, binnen wat praktisch mogelijk is, kan worden geslacht en gehandeld in lijn met de Europese regels over voedselveiligheid. Het feit dat de karkassen niet zijn gekoeld overeenkomstig de hoofdregel van de verordening, brengt hier geen noemenswaardig risico voor de voedselveiligheid met zich mee omdat het vlees van de karkassen vrij snel wordt bereid en genuttigd en de overige Europese voorschriften inzake de vleeskeuring wel worden toegepast, waaronder de antemortem- en de postmortemkeuring.
Welke controles hebben de NVWA en/of politie uitgevoerd tijdens de verkoop van kadavers? Hoe is de voedselveiligheid gewaarborgd? Kunt u daarvan een uitgebreide analyse doen toekomen?
In het bericht werd gesproken over kadavers, maar gedoeld wordt op de uitgifte van karkassen die zijn goedgekeurd voor menselijke consumptie. De politie heeft navraag gedaan bij de gemeente en de NVWA. Hieruit bleek dat de benodigde toestemming verleend was. De dieren waarvan de karkassen op deze wijze zijn gedistribueerd, zijn geslacht in erkende slachthuizen. Ter borging van voedselveiligheid en dierenwelzijn houden toezichthouders van de NVWA toezicht op het naleven van de hiervoor geldende wettelijke eisen. Op het vervolgproces van uitsnijden en verdere verwerking van vlees wordt, in lijn met de regelgeving, minder intensief toezicht gehouden. Op de verkoop van karkassen en/of vlees aan consumenten wordt steekproefsgewijs toezicht gehouden.
Waarom wordt dit vlees in vrachtwagens aangeboden en niet via de reguliere verkooppunten? Waar komen deze kadavers vandaan? Met andere woorden waar zijn deze kadavers geslacht en welke controle heeft hierop plaatsgevonden?
De afnemers van dit vlees willen dit in het kader van het Offerfeest zo spoedig mogelijk na de slacht afnemen. Verder verwijs ik uw Kamer naar mijn antwoord op vragen 4 en 5.
Deelt u de mening dat verkoop van kadavers in alle gevallen aan de gelijke eisen en regels moeten voldoen? Kan een slagerij ook toestemming krijgen voor de verkoop van vlees uit een vrachtwagen? Zo ja, hoe verloopt die procedure? Zo nee, waarom wordt dit onderscheid gemaakt?
Bij de regels voor de productie, het vervoer en de verkoop van vlees voor menselijke consumptie staat de beheersing van de mogelijke volksgezondheidsrisico’s voorop. Er kunnen situaties zijn waarbij regels worden gesteld, specifiek voor deze situatie, om de mogelijke risico’s te beheersen. Uitgifte van vlees direct aan de eindgebruiker via een distributiepunt wordt tot op heden door de NVWA alleen toegestaan voor een aan het Offerfeest deelnemend slachthuis. Ik verwijs uw Kamer verder naar mijn antwoord op vraag 4.